Bijlage 6: Overige nieuwe ontwikkelingen
Documentnr. Dossiernr.
11/03730/V/M/PO
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING - het oprichten van een berging op de schutterswei te Strucht, Schin op Geul -
Datum
: 15 september 2011
Opdrachtgever
: Schutterij Sint Mauritius Strucht
Opdracht is verstrekt aan
: Aelmans ROM
Adres opdrachtnemer
: Kerkstraat 2 / Kerkstraat 4 6095 BE Baexem / 6367 JE Voerendaal
De opdracht is uitgevoerd door : mr. P.H.J. Soogelee
INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING ............................................................................................... 4 2. PLANGEBIED EN PLANONTWIKKELING..................................................... 5 2.1 Ligging plangebied ............................................................................................... 5 2.2 Beoogde planontwikkeling ..................................................................................... 5 2.3 Ruimtelijke effecten ............................................................................................. 6
3. BELEIDSKADERS/PLANOLOGISCHE SITUATIE .......................................... 7 3.1 Rijksbeleid .......................................................................................................... 7 3.2 Provinciaal beleid ................................................................................................. 8 3.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg................................................................................... 8 3.2.2 Perspectieven ................................................................................................................. 8 3.2.3 Provinciale waarden....................................................................................................... 10 3.2.5 Conclusie provinciaal beleid ............................................................................................ 12
3.4 Gemeentelijk beleid............................................................................................. 12 3.4.1 Vigerend bestemmingsplan............................................................................................. 12
4. MILIEUTECHNISCHE ASPECTEN .............................................................. 13 4.1 Bodem ............................................................................................................... 13 4.2 Geluid................................................................................................................ 13 4.3 Milieuzonering .................................................................................................... 13 4.4 Luchtkwaliteit ..................................................................................................... 14 4.5 Externe veiligheid ............................................................................................... 14
5. OVERIGE RUIMTELIJKE ASPECTEN ......................................................... 16 5.1 Archeologie ........................................................................................................ 16 5.1.1 Archeologische monumentenzorg (Monumentenwet 1988) ................................................. 16 5.1.2 Archeologische verwachtingswaarden .............................................................................. 16
5.2 Kabels en leidingen ............................................................................................. 17 5.3 Verkeer en parkeren ............................................................................................ 17 5.3.1 Verkeersstructuur ......................................................................................................... 17 5.3.2 Parkeren ...................................................................................................................... 17
5.4 Waterhuishouding ............................................................................................... 17 5.4.1 Vierde Nota Waterhuishouding ........................................................................................ 17 5.4.2 Provinciaal beleid .......................................................................................................... 18 ∙
∙
5.4.3 Watertoets Waterschap Roer en Overmaas ....................................................................... 18
5.5 Natuur en landschap ........................................................................................... 19 5.5.1 POL-herziening op onderdelen EHS .................................................................................. 19 5.5.2 Landschapsplan ............................................................................................................ 19
5.6 Flora en fauna .................................................................................................... 20 5.6.1 Algemeen ..................................................................................................................... 20 5.6.2 Natuurgegevens provincie Limburg .................................................................................. 20 Uit bestudering van de provinciale natuurgegevens blijkt dat op de projectlocatie geen beschermde broedvogels zijn aangetroffen. Wel is in de nabijheid van de schutterswei een broedende kneu aangetroffen (2010). ............................................................................................................. 20 5.6.3 Gebiedsbescherming...................................................................................................... 21 5.6.5 Conclusie flora en fauna ................................................................................................. 21
5.7 Duurzaamheid .................................................................................................... 21
6. UITVOERBAARHEID ................................................................................ 22 6.1 Planschade ......................................................................................................... 22
7. AFWEGING VAN BELANGEN EN CONCLUSIE ............................................ 23
∙
∙
1. INLEIDING
Schutterij Sint Mauritius Strucht is voornemens een berging op te richten op de schutterswei te Strucht, gemeente Valkenburg aan de Geul. De berging dient ter vervanging van 2 oude ‘schaftketen’ die momenteel als toiletvoorziening en berging dienen. Vanwege de slechte staat van de toiletwagens is de wens ontstaan een representatieve en duurzame berging te bouwen. Het vigerende bestemmingsplan staat de bouw van een dergelijke berging niet toe. De schutterswei heeft de bestemming ‘Agrarisch met waarden’. Ingevolge de bestemmingsplanregels mag op gronden met de bestemming ‘agrarisch met waarden’ niet worden gebouwd. Realisatie van een berging is aldus alleen mogelijk door de uitgebreide procedure voor het afwijken van het bestemmingsplan te volgen, of door een (postzegel)bestemmingsplan op te stellen.
Figuur 1: uitsnede topografische kaart met aanduiding projectlocatie
Aangezien de gemeente Valkenburg aan de Geul bezig is met een nieuw bestemmingsplan voor het buitengebied, is van gemeentewege aangeboden om de mogelijkheid voor het oprichten van een berging op te nemen in het in ontwikkeling zijnde bestemmingsplan ‘Buitengebied’. Dit is mogelijk door het toekennen van de bestemming ‘Sport’ aan de schutterswei en door het opnemen van het benodigde bouwvlak op de verbeelding. Per brief van 13 mei 2011 heeft de gemeente aangegeven dat een bestemmingswijziging alleen mogelijk is na ontvangst van een voldoende concreet bouwplan, waaruit blijkt dat medewerking aan een bestemmingsherziening getuigt van een goede ruimtelijke ordening. De brief van de gemeente Valkenburg van 13 mei 2011, zaaknr. 190, is bijgevoegd in bijlage 1. Voorliggend document voorziet in een ruimtelijke onderbouwing voor de bestemmingsplanherziening en zal door de gemeente Valkenburg intern worden gebruikt bij de afweging voor het toekennen van een sportbestemming.
∙
∙
2. PLANGEBIED EN PLANONTWIKKELING
In dit hoofdstuk worden het plangebied, de huidige situatie en het project beschreven. Tevens wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de ruimtelijke effecten van het project.
2.1 Ligging plangebied Het plangebied is gelegen aan het Geveldvoetpad te Strucht, Schin op Geul. Het perceel is kadastraal bekend als gemeente Schin op Geul, sectie C, nummer 1917. De omgeving van het plangebied kan worden omschreven als agrarisch/landelijk. Ten noorden van de projectlocatie ligt de N595 met de lintbebouwing van Strucht. Ten westen, oosten en zuiden van het plangebied ligt een glooiend agrarisch landschap, bestaande uit weilanden en kleinschalige landschapselementen, zoals graften en hoogstamfruitboomgaarden.
Figuur x: luchtfoto met aanduiding plangebied
2.2 Beoogde planontwikkeling Schutterij Sint Mauritius wenst een berging te realiseren waar de volgende zaken in worden ondergebracht: -
toiletvoorzieningen bergruimte opslag voor schietpalen schuilgelegenheid
De gevelaanzichten en plattegrond van de op te richten berging zijn weergegeven op de in bijlage 2 bijgevoegde (bouw)tekening. Vanwege de smalle ontsluiting van het perceel is het niet mogelijk de berging ter plekke van de huidige schaftketen op te richten. Aangezien tevens enige beschutting tegen de wind uit de richting van het Gerendal gewenst was en toeschouwers van onder de overkapping zicht
∙
∙
moeten hebben op de schietpalen, is besloten de berging aan de noordwestkant van het plangebied te projecteren.
2.3 Ruimtelijke effecten De bouw van een berging in het buitengebied gaat onmiskenbaar gepaard met ruimtelijke effecten. Vanwege diverse redenen worden de ruimtelijke effecten aanvaardbaar geacht. De bouw van de berging betekent dat de twee toiletwagens, die op de schutterswei staan gestald, worden verwijderd. Tevens wordt een berging, waarin buiten het schietseizoen schietpalen worden opgeslagen, verwijderd. De nieuw op te richten berging wordt landschappelijk ingepast. Hiervoor is een landschapsplan opgesteld door tuin- en landschapsarchitect Guido Paumen. Door de landschappelijke inpassing wordt de berging aan het zicht onttrokken en wordt de schutterswei aangekleed met voor de streek typerende bomen en haagbeplanting. Verder dient opgemerkt te worden dat ter plekke van de schutterswei reeds een vergunde kogelvanger en schietbomen aanwezig zijn. Met name de stalen mast van de kogelvanger is duidelijk herkenbaar en aanwezig in het landschap. De ruimtelijke effecten van de op te richten berging zijn veel minder ingrijpend dan de effecten op het landschap van deze mast.
∙
∙
3. BELEIDSKADERS/PLANOLOGISCHE SITUATIE
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het Rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid. Het Rijksbeleid wordt besproken aan de hand van de Nota Ruimte. Voor de beschrijving van het provinciale beleid is gebruik gemaakt van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL). Het gemeentelijke beleid is ontleend aan het bestemmingsplan Buitengebied 1994 van de gemeente Valkenburg aan de Geul.
3.1 Rijksbeleid Het voorliggende plan is, voor zover mogelijk, getoetst aan de in de Nota Ruimte omschreven beleidslijnen. De Nota Ruimte is de visie van het kabinet op de inrichting van Nederland. Op 27 februari 2006 is de Nota Ruimte, welke geldt als deel 4 van de planologische kernbeslissing (PKB-procedure), formeel in werking getreden. De Nota Ruimte is een nota van het Rijk, waarin de principes voor de ruimtelijke inrichting voor Nederland zijn vastgelegd. In de Nota Ruimte gaat het daarbij om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland (RHS) een belangrijke rol speelt. De Nota Ruimte bevat niet alleen de ruimtelijke uitspraken zoals die eerder in de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening waren opgenomen, maar ook die uit het Tweede Structuurschema Groene Ruimte (SGR2) en uit het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan (NVVP). Daarnaast zijn in de Nota Ruimte ook de Gebiedsgerichte Economische Perspectieven (GEP) opgenomen. De Nota Ruimte is derhalve een integraal product die uitspraken doet die een specifiek nationaal ruimtelijk belang dienen of die zorgen voor een gegarandeerde basiskwaliteit voor alle inwoners van Nederland. Het Rijk heeft landelijk de beleidslijnen uitgezet, maar laat de verdere invulling over aan de provincies en gemeenten. Daarmee beoogt het Rijk starheid in de ontwikkelingen en een teveel aan regels te voorkomen. In de Nota Ruimte wordt gekozen voor een dynamisch, op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid. ‘Ontwikkelingsplanologie’ komt in de plaats van ‘toelatingsplanologie’. Het beleid van het Rijk is niet langer het signaleren van beperkingen maar juist het stimuleren van nieuwe ontwikkelingen. Beperkingen stelt het Rijk alleen nog maar wanneer het nationaal belang in het geding is. De centrale aanpak van ontwikkelingsplanologie is een gebiedsgerichte aanpak, met als doel de ruimtelijke kwaliteit van het gebied vanuit de verschillende deelbelangen te verbeteren. Op een bepaald gebied liggen vaak meerdere ‘ruimteclaims’, met ieder hun eigen doelstelling. Ten aanzien van bebouwing in het buitengebied, is in de Nota Ruimte aangegeven dat de mogelijkheden voor enerzijds hergebruik en anderzijds nieuwbouw in het buitengebied verruimd worden. In de Nota Ruimte staat aangegeven dat het doel hiervan het vergroten van het economisch draagvlak en de vitaliteit. Een belangrijk ruimtelijk afwegingspunt is de kwaliteit van het landschap.
∙
∙
In de Nota Ruimte staat over Zuid-Limburg de volgende beleidsuitspraak: ‘het Heuvelland is aangeduid als nader te begrenzen nationaal landschap. De kernkwaliteiten van dit gebied zijn het schaalcontrast van zeer open naar besloten, het groene karakter en reliëf’. In de Nota Ruimte staat verder beschreven dat er wordt ingezet op sterke steden en een vitaal platteland, waarbij ook expliciet gekozen is voor een ruimtelijk beleid dat bijdraagt aan de versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland: -
méér ruimte voor ondernemen, wonen en recreëren, en; méér ruimte voor infrastructuur en water.
Het behoud van landschapspatronen wordt gezien als een cultuuropgave. Er dient derhalve een halt te worden toegeroepen aan de aantasting van het landschap. De bestaande contrasten tussen stad en land dienen aantrekkelijker te worden gemaakt. Bij eventuele veranderingen dienen bestaande waarden te worden gerespecteerd. Tevens dient optimaal te worden bijgedragen aan de versterking van de vitaliteit van netwerken, steden en dorpen. Intensief ruimtegebruik is een belangrijk uitgangspunt. In de nota wordt in dat kader gesteld, dat benutting van het bestaand bebouwd gebied de voorkeur geniet boven nieuwe uitbreiding. De bouw van een berging met een oppervlakte van nog geen 100 m² wordt niet gezien als een aantasting van het landschap. Twee landschapsontsierende ‘schaftketen’ en de berging voor het opslaan van schietmasten worden verwijderd. Hiervoor in de plaats wordt één berging teruggebouwd. Tevens worden zowel de berging als de schutterswei landschappelijk ingepast. Door de uitvoering van het landschapsplan van landschapsarchitect Guido Paumen worden de bestaande waarden van het gebied gerespecteerd.
3.2 Provinciaal beleid
3.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg Op 29 juni 2001 is door Provinciale Staten van Limburg het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) vastgesteld. Dit POL is een integraal plan voor het omgevingsbeleid voor het grondgebied van de Provincie Limburg. Dit houdt in dat het POL zowel een streekplan, een milieubeleidsplan, een waterhuishoudingsplan, een verkeers- en vervoersplan alsook een grondstoffenplan is. Op 22 december 2006 is een integrale herziening van het POL in werking getreden. Het POL2006 is in 2008, 2009 en 2010 op onderdelen geactualiseerd. Voorliggende planontwikkeling dient te worden getoetst aan het provinciale beleid zoals dit is opgenomen in het geactualiseerde POL2006. 3.2.2 Perspectieven Afhankelijk van de aanwezige kwaliteiten en ontwikkelingsmogelijkheden is het grondgebied van de provincie Limburg opgedeeld in verschillende perspectieven. Het onderhavige plangebied is gelegen in het perspectief P1: Ecologische hoofdstructuur.
∙
∙
Figuur x: uitsnede POL-perspectievenkaart toevoegen met aanduiding projectlocatie
Ten aanzien van het perspectief P1 geeft de provincie het navolgende aan. De ‘Ecologische hoofdstructuur’ (EHS, P1) omvat bestaande bos- en natuurgebieden, te ontwikkelen nieuwe natuur- en beheersgebieden, ecologisch water (Maasplassen) en beken met een specifiek ecologische functie (SEF-beken). Erbinnen liggen bijzondere natuurgebieden zoals Nationale Parken, Natuurbeschermingswetgebieden, waardevolle bossen en de gebieden die zijn aangewezen (of aangemeld) als Vogel- en Habitatrichtlijngebied. Het gaat in alle gevallen om gebieden van nationale of Europese betekenis. De EHS maakt onderdeel uit van de Ruimtelijke hoofdstructuur volgens de Nota Ruimte. Het provinciale beleid voor de EHS is gericht op het beschermen en realiseren van deze samenhangende robuuste structuur van grotere natuur- en bosgebieden en verbindingen daartussen. Bescherming, ontwikkeling en verbetering van de (grensoverschrijdende) biodiversiteit en natuurlijke ecosystemen via milieubescherming, natuurbeheer en herstel van natuurlijke watersystemen, zoals beken en (grond)waterafhankelijke natuurgebieden, staat hier voorop. Voor ontwikkelingen die de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden aantasten of de nagestreefde natuurontwikkeling belemmeren geldt het ‘nee, tenzij’ regime. Als dergelijke activiteiten toch worden toegestaan, moet compensatie plaatsvinden. Onder strikte condities kunnen voor knelpuntsituaties oplossingen worden gecreëerd mits dit tevens leidt tot een versterking van de ecologische structuur. De gebieden van de EHS dienen goed toegankelijk te zijn voor recreatief medegebruik en voorzien van (recreatieve) routestructuren binnen de ecologische randvoorwaarden. Het beheer is in handen van particulieren, landbouw, overheden zoals waterschappen en terreinbeherende beschermingsorganisaties. Naast behoud en ontwikkeling van natuurwaarden speelt in deze gebieden ook behoud en ontwikkeling van landschappelijke waarden zowel visueel-ruimtelijk als cultuurhistorisch. De schutterswei ligt in de Ecologische hoofdstructuur. Aangezien recreatief medegebruik is toegestaan, vormt dit geen probleem voor het behalen van de doelstellingen van de EHS. De bouw van een berging op de schutterswei betekent dat mogelijk de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden worden aangetast. Er treedt immers een beperkt oppervlakteverlies op. Aangezien de twee toiletwagens en de berging voor het opslaan van ∙
∙
schietmasten worden verwijderd, betekent dit dat het daadwerkelijke oppervlakteverlies kleiner is. Tevens wordt de schutterswei landschappelijk ingepast. Door de uitvoering van het landschapsplan van landschapsarchitect Guido Paumen worden de natuurwaarden ter plekke van de projectlocatie versterkt. Gelet op deze compenserende maatregelen kan gesteld worden dat de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied niet worden aangetast. 3.2.3 Provinciale waarden Naast de indeling in perspectieven is tevens sprake van diverse provinciale waarden binnen de provincie Limburg. Hierna wordt ingegaan op de kristallen, groene en blauwe waarden. - Kristallen waarden Gelet op de POL-kaart ‘kristallen waarden’ (4a) is onderhavig plangebied binnen dergelijke waarden gelegen.
Figuur x: uitsnede POL-kaart ‘kristallen waarden’ met aanduiding projectlocatie
Ook op de POL-kaart Kristallen waarden is de projectlocatie aangeduid als Ecologische hoofdstructuur. Het beleid ten aanzien van de kristallen waarden is aldus gelijk aan het beleid zoals beschreven onder paragraaf 3.2.2. - Groene waarden Gelet op de POL-kaart ‘groene waarden’ (4b) is onderhavig plangebied binnen dergelijke waarden gelegen. De projectlocatie ligt in het Natura-2000 gebied ‘Geuldal’. Het Natura 2000-gebied Geuldal is een verzameling van een groot aantal gevarieerde en soortenrijke natuurgebieden, die met elkaar worden verbonden door het Geuldal. Het is een doorsnede van Zuid-Limburg waarin alle kenmerkende landschappen aanwezig zijn. De totale oppervlakte van dit Natura-2000 gebied betreft 2.472 hectare. De bouw van een berging met een oppervlakte van 100 m² in dit Natura-2000 gebied betekent dat een beperkt oppervlakteverlies optreedt. Aangezien de twee toiletwagens en de berging voor het opslaan van schietmasten worden verwijderd, betekent dit dat het ∙
∙
daadwerkelijke oppervlakteverlies kleiner is. Tevens wordt de schutterswei landschappelijk ingepast. Door de uitvoering van het landschapsplan van landschapsarchitect Guido Paumen worden de natuurwaarden ter plekke van de projectlocatie versterkt.
Figuur x: uitsnede POL-kaart ‘groene waarden’ met aanduiding projectgebied
- Blauwe waarden Gelet op de POL-kaart ‘blauwe waarden’ (4c) is onderhavig plangebied binnen dergelijke waarden gelegen.
Figuur x: uitsnede POL-kaart ‘blauwe waarden’ met aanduiding projectlocatie
Met VHR-gebieden worden de Vogel- en Habitatrichtlijn gebieden bedoeld. Vogel- en Habitatrichtlijn gebieden met hydrologisch gevoelige natuurwaarden zijn onderdeel van de EHS. Deze gebieden zijn (inter)nationaal van belang in het kader van de realisatie van Natura
∙
∙
2000 en vormen voor de Kaderrichtlijn Water een belangrijk ordenend kader: geen achteruitgang van de natte natuurwaarden en herstel in 2015. Deels vallen deze VHRgebieden samen met de prioritaire en kansrijke verdroogde natuurgebieden. Samen vormen ze de natte natuurparels die voorrang hebben bij herstel van de natte natuurwaarden. De begrenzing is indicatief en wordt door het Rijk exact begrensd. Vanwege de compenserende maatregelen in de vorm van een landschappelijke inpassing en het verwijderen van een drietal bestaande bergingen is reeds geconstateerd dat per saldo geen aantasting van de wezenlijke kenmerken van het gebied aan de orde is. 3.2.5 Conclusie provinciaal beleid Ondanks de ligging in de Ecologische hoofdstructuur vormt het realiseren van een berging op de schutterswei geen probleem voor de te realiseren doelstellingen binnen de EHS. De schutterswei ligt aan de rand van de EHS en wordt al sinds jaar en dag recreatief gebruikt. Dit heeft nooit problemen voor de aanwezige natuurwaarden opgeleverd en is in overeenstemming met het feit dat recreatief medegebruik in de EHS-gebieden is toegestaan. Na realisatie van de nieuwe berging worden tevens 3 bestaande bergingen op de schutterswei verwijderd. Ook wordt het plangebied landschappelijk ingepast volgens het in de bijlage opgenomen landschapsplan. Hierdoor nemen de natuurwaarde van de locatie toe en wordt voorkomen dat de berging als een storend element in het landschap zichtbaar is.
3.4 Gemeentelijk beleid 3.4.1 Vigerend bestemmingsplan Momenteel is het bestemmingsplan ‘Buitengebied 1994’ van kracht ter plekke van de Schutterswei. Het perceel is in dit bestemmingsplan bestemd als ‘Agrarisch gebied met hoge landschappelijke waarde’. Ingevolge artikel 9 van het bestemmingsplan is op gronden met deze bestemming bebouwing niet toegestaan, behoudens bouwwerken geen gebouw zijnde. Voor de berging zal aldus van het bestemmingsplan moeten worden afgeweken, of een (postzegel)bestemmingsplan worden opgesteld. De gemeente Valkenburg aan de Geul is op dit moment echter bezig een nieuw bestemmingsplan voor het buitengebied op te stellen. In het voorontwerp van het bestemmingsplan is de locatie van de schutterswei opgenomen als ‘agrarisch met waarden’. Door in het nieuwe bestemmingsplan aan de locatie de bestemming ‘Sport’ toe te kennen, worden geringe bouwmogelijkheden geschapen, waardoor een berging alsnog vergund kan worden.
∙
∙
4. MILIEUTECHNISCHE ASPECTEN
Bij de realisering van een planontwikkeling moet in de eerste plaats rekening worden gehouden met aspecten uit de omgeving die een negatieve invloed kunnen hebben op het plangebied. Dit geldt omgekeerd ook voor de uitwerking die het project heeft op zijn omgeving. Voor de locatie zijn in dit hoofdstuk de milieuaspecten bodem, geluid, milieuzonering, luchtkwaliteit en externe veiligheid onderzocht.
4.1 Bodem De functiewijziging van agrarisch met waarden naar Sport maakt de bouw van beperkte opstallen, zoals de gewenste berging, mogelijk.
Een bodemonderzoek is noodzakelijk voor bouwactiviteiten, maar alleen als dit verblijfsruimten betreft. Voor opslagruimten is geen bodemonderzoek noodzakelijk, omdat het niet nodig is dat in dergelijke ruimten een ‘goed woon- en leefklimaat’ gewaarborgd moet zijn. De berging die de schutterij wenst te realiseren zal bestaan uit een berging voor materialen en een dames- en herentoiletruimte. Het dak wordt groter, zodat de mogelijkheid bestaat buiten voornoemde ruimten te schuilen of materialen op te bergen. Ondanks dat niet alleen sprake is van opslag, is het aannemelijk dat ook in de overige ruimten geen 2 uur per dag mensen gaan verblijven. In samenspraak met de gemeente Valkenburg aan de Geul is dan ook besloten dat voor onderhavige ontwikkeling geen bodemonderzoek noodzakelijk is. Gelet op vorenstaande vormt het aspect bodem geen belemmeringen voor de beoogde planontwikkeling.
4.2 Geluid Voor het realiseren van een berging op de schutterswei te Strucht speelt het aspect geluid geen rol, omdat geen sprake is van een geluidsgevoelig object. Er worden immers geen verblijfsruimten gecreëerd. Het is immers aannemelijk dat mensen gedurende meer dan 2 uur per dag gebruik maken van de toiletruimten, berging en overkapping. Gelet op vorenstaande vormt het aspect geluid geen belemmeringen voor de beoogde planontwikkeling.
4.3 Milieuzonering Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en dat (andersom) nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden. Aangezien de op te richten berging op de schutterswei geen onderdeel vormt van een bedrijf of woning, speelt het aspect milieuzonering geen rol.
∙
∙
Het aspect milieuzonering vormt dan ook geen belemmering voor het project.
4.4 Luchtkwaliteit Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste bepalingen inzake de luchtkwaliteit opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna ook: Wmb). Omdat de luchtkwaliteitseisen op zijn genomen in titel 5.2 van de Wmb, staat deze ook wel bekend als de ‘Wet luchtkwaliteit’. Met de inwerkingtreding van de Wet luchtkwaliteit is het besluit luchtkwaliteit 2005 komen te vervallen. Het doel van titel 5.2 Wm is om de mensen te beschermen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging op hun gezondheid. In de wet- en regelgeving zijn de richtlijnen uit de Europese regelgeving opgenomen, waaraan voorgenomen ontwikkelingen dienen te voldoen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen de luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid van een bestuursorgaan ex. artikel 5.16 Wm: -
er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde; een project leidt al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit; een project draagt ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit; een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) of een regionaal programma van maatregelen.
Aangezien de berging wordt opgericht ter vervanging van drie reeds bestaande bergingen, leidt het project niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Ook zal het project niet leiden tot een dusdanig aantal toenemende verkeersbewegingen dat de grenswaarde van de luchtkwaliteit daarmee wordt overschreden. - Besluit gevoelige bestemmingen Dit besluit is gericht op de beperking van de vestiging in de nabijheid van provinciale en rijkswegen van gevoelige bestemmingen, zoals gebouwen voor kinderopvang, scholen, verzorgings- of verpleegtehuizen. Het besluit gevoelige bestemmingen is niet van toepassing op onderhavige ontwikkeling. Gelet op vorenstaande vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen voor onderhavige planontwikkeling.
4.5 Externe veiligheid In onderhavig geval is geen sprake van het realiseren van een zogenaamd kwetsbaar object. Aangezien geen kwetsbaar object wordt gerealiseerd, hoeft geen afweging te worden gemaakt of de planontwikkeling ertoe leidt dat er een onaanvaardbaar risico ontstaat in het kader van de externe veiligheid.
∙
∙
Ook indien een dergelijke afweging wel zou moeten worden gemaakt, biedt de risicokaart Limburg voldoende zekerheid dat de bouw van een berging op de schutterswei in het kader van externe veiligheid niet op overwegende bezwaren stuit. Van de provinciale weg N595 is een rapport opgesteld. Hieruit blijkt dat zowel het plaatsgebonden risico als het groepsrisico geen belemmering vormen voor onderhavige ontwikkeling.
- Conclusie externe veiligheid Als gevolg van het realiseren van een berging op de schutterswei in Strucht ontstaan er geen (extra) risico’s in het kader van externe veiligheid. Gelet op vorenstaande vormt het aspect externe veiligheid geen belemmeringen voor onderhavig project.
∙
∙
5. OVERIGE RUIMTELIJKE ASPECTEN
Naast de diverse milieutechnische aspecten, zoals uiteengezet in hoofdstuk 4, dient tevens te worden gekeken naar de overige ruimtelijke aspecten. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de aspecten archeologie, kabels en leidingen, verkeer en parkeren, waterhuishouding, natuur- en landschap, flora en fauna en duurzaamheid.
5.1 Archeologie 5.1.1 Archeologische monumentenzorg (Monumentenwet 1988) Archeologische waarden zijn bij wet beschermd. Daaromtrent zijn in de Monumentenwet 1988 onder hoofdstuk vijf (‘Archeologische monumentenzorg’) bepalingen opgenomen die de gemeenteraad in acht moet nemen. Artikel 41a van de Monumentenwet 1988 bepaalt dat de artikelen 39, 40 en 41 niet van toepassing zijn op projecten met een oppervlakte kleiner dan 100 m². De gemeenteraad kan een hiervan afwijkende andere oppervlakte vaststellen. De gemeente Valkenburg heeft de oppervlakte van 100 m² ongewijzigd overgenomen. In casu is sprake van een berging met een oppervlak van minder dan 100 m². Vorenstaande impliceert dat ten behoeve van voorliggend bouwplan geen archeologisch onderzoek behoeft te worden verricht, aangezien het oppervlak van de te realiseren uitbreiding kleiner is dan 100 m². 5.1.2 Archeologische verwachtingswaarden Voor onderhavig plangebied is ten aanzien van het aspect archeologie de Archeologische monumenten- en trefkanskaart van de gemeente Valkenburg aan de Geul geraadpleegd.
Figuur x: uitsnede Archeologische monumenten- en trefkanskaart van de gemeente Valkenburg aan de Geul met aanduiding plangebied
∙
∙
Uit bestudering van deze kaart blijkt dat ter plekke van het onderhavige plangebied sprake is van een hoge en een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Vanwege de ondergrens van 100 m² is een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. Gelet op vorenstaande vormt het aspect archeologie geen belemmeringen voor onderhavige planontwikkeling.
5.2 Kabels en leidingen Door het plangebied lopen geen boven- en/of ondergrondse leidingen. Er is op dat gebied derhalve geen sprake van bijbehorende (planologische) beschermingszones en/of belangen van derden op dit punt. Door het plangebied lopen tevens geen kabels en leidingen met betrekking tot nutsvoorzieningen.
5.3 Verkeer en parkeren Met betrekking tot onderhavige planontwikkeling dienen de (eventuele) gevolgen voor de verkeersstructuur alsmede het parkeren inzichtelijk te worden gemaakt. 5.3.1 Verkeersstructuur De planontwikkeling heeft geen gevolgen voor de verkeersstructuur. De schutterswei is bereikbaar via een onverhard weggetje. Behalve leden van de schutterij maken ook enkele agrariërs en recreanten beperkt gebruik van deze weg. Bij schietoefeningen wordt het onverharde deel van de Heggeweg aan beide zijden afgesloten, omdat deze in het schootsveld van de schietmasten ligt. 5.3.2 Parkeren Bij schietoefeningen wordt gebruik gemaakt van de parkeerplaats bij café Weerts aan de Heggeweg. Voor schietoefeningen is de capaciteit van deze parkeerplaats voldoende. Verkeershinder treedt niet op, omdat het vervolg van de Heggeweg bij schietoefeningen wordt afgesloten. Voor feesten op de schutterswei is meer parkeercapaciteit noodzakelijk. Hiervoor zijn in het verleden afspraken gemaakt met agrariërs, die omringende weilanden als parkeerplaats openstellen.
5.4 Waterhuishouding In deze paragraaf wordt beschreven op welke wijze bij het project rekening is gehouden met de ruimtelijk relevante aspecten van (duurzaam) waterbeheer. Allereerst wordt ingegaan op het Rijks- en provinciale waterbeleid.
5.4.1 Vierde Nota Waterhuishouding In de Vierde Nota Waterhuishouding (NW4) is aangegeven dat het waterbeheer in Nederland gericht moet zijn op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik gegarandeerd blijft. Voor wat betreft het buitengebied stelt de Vierde Nota, dat met name aspecten als verdroging en beperking van
∙
∙
emissies van bestrijdingsmiddelen van belang zijn. Waterkwaliteit staat daarmee in het buitengebied voorop.
5.4.2 Provinciaal beleid De provincie Limburg kent ook als uitgangspunt dat verdroging zo veel mogelijk moet worden tegengegaan en dat de waterkwaliteit, met het oog op een duurzaam gebruik in de toekomst, erg belangrijk is. Verder sluit de provincie aan bij het beleid van de Vierde Nota Waterhuishouding om infiltratie van water in de bodem te bevorderen en water meer terug te brengen in stedelijk gebied. Binnen de waterbeheersplannen van Limburg is integraal waterbeheer een belangrijk begrip. Ook hier speelt verdroging en waterkwaliteit een belangrijke rol in het beleidsproces. Ter invulling van (specifiek) ecologische functies stelt het Waterschap onder andere dat, ter voorkoming van verdroging, grondwaterstanden (daar waar dat mogelijk is) verhoogd moeten worden door peilbeheer. Ook dient het rioleringsbeheer door gemeenten op en aan de aan watergangen en -plassen toegekende functies, afgestemd te worden. Naast die ecologische functie dienen er ook mensgerichte hoofdfuncties ten behoeve van industrie of drinkwater ingepast te worden. Tevens dient er plaats te zijn voor mensgerichte nevenfuncties.
5.4.3 Watertoets Waterschap Roer en Overmaas Onderhavige ontwikkeling is gelegen binnen het werkgebied van het Waterschap Roer en Overmaas . Op de kaarten van de gemeente Valkenburg aan de Geul van het Waterschap Roer en Overmaas blijkt dat het plangebied is gelegen binnen een infiltratiegebied. Infiltratiegebieden betreffen veelal hoger gelegen gebieden waar het neerslagoverschot per saldo in de grond wegzakt, waardoor de grondwatervoorraad wordt aangevuld. In deze gebieden geldt dat er gestreefd dient te worden naar minimaal 60% afkoppeling van hemelwater van bestaande bebouwing en minimaal 80% afkoppeling van hemelwater bij nieuwe bebouwing. Op welke wijze wordt omgegaan met het afval- en hemelwater binnen het onderhavige plangebied wordt hierna uiteengezet. - Afvalwater Het afvalwater als gevolg van onderhavige planontwikkeling zal worden geloosd op de gemeentelijke riolering van de gemeente Valkenburg aan de Geul. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt is het afvoeren van afvalwater via de gemeentelijke riolering vereist en daarmee tevens de beste optie. - Hemelwater van onverhard en semi-verhard terrein Het hemelwater dat valt op de onverharde en semi-verharde terreindelen binnen het plangebied zal, zonodig na beperkte oppervlakkige afstroming, rechtstreeks infiltreren in de bodem. - Hemelwater (dak)verhardingen Het hemelwater dat valt op de nieuwe (dak)verharding zal oppervlakkig worden afgevoerd. Aangezien de berging op een weide wordt gerealiseerd, zorgt de grasbedekking en beperkte helling van het terrein voor infiltratie binnen het plangebied. Hierdoor wordt 100% afkoppeling
∙
∙
van hemelwater gerealiseerd, en dus ruimschoots voldaan aan de eisen die gelden in infiltratiegebieden. Van wateroverlast voor derden zal, gelet op de ligging en beperkte oppervlakte van de dakverharding, geen sprake zal zijn. - Conclusie Gelet op vorenstaande vormt het aspect waterhuishouding geen belemmeringen voor onderhavige planontwikkeling.
5.5 Natuur en landschap 5.5.1 POL-herziening op onderdelen EHS Gelet op de kaart van de POL-herziening op onderdelen EHS blijkt onderhavig plangebied te zijn gelegen in één van de door de provincie te beschermen natuur- en landschapswaarden.
Figuur x: uitsnede kaart POL-herziening op onderdelen EHS met aanduiding projectlocatie
De schutterswei ligt binnen de (rode) begrenzing van de speciale begrenzingszone Vogel- en Habitatrichtlijn. Het gebied is echter niet nader aangeduid als, Bos- en natuurgebied, Nieuwe natuur of beheersgebied. Gelet op het gebruik als schutterswei, het verwijderen van de bestaande bergingen en de landschappelijke inpassing van de locatie zal het oprichten van een berging geen negatieve gevolgen hebben voor het gebied of de beschermde flora en fauna. Gesteld kan dan ook worden dat het aspect natuur en landschap geen belemmeringen oplevert voor onderhavige planontwikkeling 5.5.2 Landschapsplan Met betrekking tot voorliggende planontwikkeling is een landschapsplan opgesteld. Het landschapsplan is opgesteld op verzoek van de gemeente en bijgevoegd in bijlage 3. Het landschapsplan omvat de realisatie van een Elzenscherm achter de op te richten berging, een beukenhaag rondom de schutterswei en twee rijen essen in de perceelsgrens. Het
∙
∙
landschapsplan zorgt voor een toename van de natuurwaarden en een beperking van het zicht op de berging.
5.6 Flora en fauna 5.6.1 Algemeen De schutterswei is gelegen direct achter de lintbebouwing van Strucht en afgerasterd met prikkeldraad. Alleen in de zuidwesthoek van het terrein is een Elzenscherm aanwezig. Vanwege het recreatieve gebruik wordt het gras kort gehouden. Op deze locatie zijn op dit moment geen beschermde flora en fauna te verwachten. 5.6.2 Natuurgegevens provincie Limburg De provincie Limburg heeft in 2008 de haar beschikbare natuurgegevens geactualiseerd.
Figuur x: kaart natuurgegevens provincie Limburg met aanduiding projectlocatie
Uit bestudering van de provinciale natuurgegevens blijkt dat op de projectlocatie geen beschermde broedvogels zijn aangetroffen. Wel is in de nabijheid van de schutterswei een broedende kneu aangetroffen (2010). Voor wat betreft beschermde plantensoorten zijn geen meldingen bekend. De projectlocatie is aangeduid met het vegetatietype ‘grasland’. De graftvegetatie ten westen van de projectlocatie is omschreven als een graft met veel struiken en alleen Lage-kwaliteitindicerende soorten. Uiteraard geldt altijd dat de algemene zorgplicht ex artikel 2 van de Flora- en Faunawet van toepassing is. Dit houdt in, dat handelingen die niet noodzakelijk zijn met betrekking tot de
∙
∙
voorgenomen ingreep en die nadelig zijn voor de in en om het plangebied voorkomende flora en fauna, achterwege moet blijven.
5.6.3 Gebiedsbescherming De projectlocatie ligt in het Natura-2000 gebied ‘Geuldal’. Het Natura 2000-gebied Geuldal is een verzameling van een groot aantal gevarieerde en soortenrijke natuurgebieden, die met elkaar worden verbonden door het Geuldal. Het is een doorsnede van Zuid-Limburg waarin alle kenmerkende landschappen aanwezig zijn. De totale oppervlakte van dit Natura-2000 gebied betreft 2.472 hectare. De bouw van een berging met een oppervlakte van 90 m² in dit Natura-2000 gebied betekent dat een beperkt oppervlakteverlies optreedt. Aangezien de twee toiletwagens en de berging voor het opslaan van schietmasten worden verwijderd, betekent dit dat het daadwerkelijke oppervlakteverlies kleiner is. Tevens wordt de schutterswei landschappelijk ingepast. Door de uitvoering van het landschapsplan van landschapsarchitect Guido Paumen worden de natuurwaarden ter plekke van de projectlocatie versterkt. Per saldo worden de natuurwaarden van de locatie dan ook niet aangetast. 5.6.5 Conclusie flora en fauna Gelet op de beschikbare gegevens en het gebruik van de projectlocatie als schutterswei is het onwaarschijnlijk dat er binnen de projectlocatie beschermde soorten voorkomen. Mochten er toch diersoorten voorkomen dan zullen dit algemene soorten zijn waarvoor de lichtste vorm van bescherming geldt (bosmuis, spitsmuis, veldmuis, etc.). De bouw van de berging zal, indien deze soorten zich in het plangebied bevinden, een schadelijk effect hebben daarop. Aangezien de activiteiten zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkeling, geldt een vrijstelling van de verboden opgenomen in artikel 8 t/m 12 van de Flora en faunawet. Voor de activiteit hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd.
5.7 Duurzaamheid Duurzame stedenbouw verbreedt de aandacht naar meer aspecten dan alleen de verkaveling en ontsluiting. Duurzaamheid gaat ook om een zuinig ruimtegebruik, milieuvriendelijkheid, veilig verkeer en vervoer en natuur en rekening houden met het waterhuishoudingsysteem, omgevingsinvloeden, landschapsstructuren en landschapselementen. Dit betekent in de praktijk dat gelet moet worden op het materiaalgebruik, de vormgeving, gebruik van alternatieve energiebronnen, compact bouwen, intensief ruimtegebruik en flexibel bouwen (levensloopbestendig). Duurzaam bouwen heeft een volwaardige plaats in het ontwerp, het bouwen en beheren van de bebouwing. Tijdens de bouw kan door zuinig om te gaan met bouwmaterialen worden voorkomen dat er onnodig afval ontstaat. In onderhavig plan zijn met name de bouwkundige aspecten van belang. Deze zullen verder worden uitgewerkt in de aanvraag van de omgevingsvergunning.
∙
∙
6. UITVOERBAARHEID
De uitvoerbaarheid van de planontwikkeling dient in relatie tot de gemeentelijke financiën te zijn gewaarborgd. Daarbij dient ook te worden onderzocht of en in hoeverre de voorgenomen afwijkingen ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan aanleiding kunnen geven tot aanspraken om planschade als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening.
6.1 Planschade Artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening biedt de grondslag voor de vergoeding van zogenoemde planschade. Deze schadevergoeding wordt (in beginsel) door het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente toegekend aan degene die als gevolg van een planontwikkeling schade lijdt. Artikel 6.4a Wro bepaalt dat de gemeente de mogelijkheid heeft om met een initiatiefnemer van een planontwikkeling een overeenkomst te sluiten. De strekking van dergelijke planschadeovereenkomst is dat de door derden geleden schade geheel (of gedeeltelijk) voor rekening komt van de initiatiefnemer, omdat de schade voortvloeit uit het op zijn of haar verzoek ten behoeve van een planontwikkeling wijzigen van het bestemmingsplan of verlenen van een omgevingsvergunning. De gemeente Valkenburg aan de Geul zal met de initiatiefnemers een planschadeovereenkomst afsluiten.
∙
∙
7. AFWEGING VAN BELANGEN EN CONCLUSIE
Het bouwen van een berging op de schutterswei van scutterij Sint Mauritius in Strucht is strijdig met het vigerende bestemmingsplan ‘Buitengebied’. De gemeente heeft echter kenbaar gemaakt in het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan ‘Buitengebied’ ter plekke van de schutterswei de bestemming ‘Sport’ op te nemen en een bouwvlak, waardoor de bouw van een berging ter plekke is toegestaan. Ten behoeve van de afwijkingsprocedure is aldus een ruimtelijke onderbouwing vereist. Voorliggend document voorziet daarin. Tegen de realisering van de bestemmingswijziging en het bouwplan bestaat vanuit ruimtelijk en stedenbouwkundig oogpunt geen bezwaar aangezien aan de volgende uitgangspunten c.q. randvoorwaarden wordt voldaan:
het bouwplan is niet strijdig met het Rijks-, provinciale en regionale beleid; het bouwplan past binnen het gemeentelijke beleid en voldoet aan de door de gemeente gestelde randvoorwaarden; door de realisering van het plan treden er geen conflicterende belangen op ten aanzien van bedrijven en woningen in de omgeving; de milieuaspecten bodem, geluid, milieuzonering, luchtkwaliteit en externe veiligheid vormen geen beletsel voor de realisatie van het plan; het plan heeft geen negatieve invloed op de aspecten archeologie, kabels en leidingen, verkeer en parkeren, waterhuishouding, flora en fauna en natuur en landschap; de financiële consequenties van het plan worden volledig gedragen door de initiatiefnemers.
Op grond van vorenstaande overwegingen kan worden geconcludeerd dat de bestemmingswijziging van ‘Agrarisch gebied met landschappelijke en natuurwaarden’ naar de bestemming ‘Sport’ ,ter realisatie van het bijgevoegde bouwplan voor een berging, niet bezwaarlijk is.
Ubachsberg, 15 september 2011
P.H.J. Soogelee
∙
∙
Landschappelijke inpassing ‘Terrein Schutterij St. Mauritius Strucht’ Strucht ongenummerd, PNR 6305AG75-060911 LIGGING
plangebied
bebouwing en beplanting op erven van Strucht
Het plangebied betreft het terrein van Schutterij St. Mauritius uit Strucht. Het terrein is gesitueerd in het Geuldal, aan de voet van een lange, tamelijk flauwe helling, ten zuidwesten van de kern Strucht. In westelijke richting bevindt zich het Gerendal. Zie de markering in de uitsnede van de topografische kaart hieronder.
Kader Het ruimtelijk kader wordt gevormd door; de bebouwing en beplanting op de erven van Strucht, de recenter ten westen gerealiseerde boomgaard, de beplanting op de ten westen gelegen graft, de beplantings langs de ten oosten gelegen holle weg, de Heggeweg.
boomgaard
beplanting op de ten westen gelegen graft
beplanting langs de holle Heggeweg
Ir Guido W.F.M. Paumen, Tuin- & landschapsarchitect Bnt, Pastoorswal 4, 6041 CP Roermond, T 0475-430684 F 0475-430685 M 06-51852937
www.guidopaumen.nl
[email protected]
Landschappelijke inpassing ‘Terrein Schutterij St. Mauritius Strucht’ Strucht ongenummerd, PNR 6305AG75-060911 KADASTRALE CONTOUREN Het plangebied omvat het kadastraal perceel 1917 in de sectie C van de kadastrale gemeente Schin op Geul.
plangebied kadastraal
ligging in het veld Ir Guido W.F.M. Paumen, Tuin- & landschapsarchitect Bnt, Pastoorswal 4, 6041 CP Roermond, T 0475-430684 F 0475-430685 M 06-51852937
www.guidopaumen.nl
[email protected]
Landschappelijke inpassing ‘Terrein Schutterij St. Mauritius Strucht’ Strucht ongenummerd, PNR 6305AG75-060911 AANWEZIGE ELEMENTEN
Elzenscherm
“schaftketen” met voorzieningen
In het plangebied bevinden zich momenteel; een tweetal ‘schaftketen’ met voorzieningen, een aantal rekken voor het opslaan van schietmasten in de winterperiode, een drietal schietmasten, een vaste schietstelling. Zie de aanduiding in de luchtfoto rechts en de foto hieronder. Opgaande beplanting De aangetroffen opgaande beplanting is beperkt tot een Elzenscherm in de zuidwesthoek van het terrein. Het scherm is aangeplant om de rekken voor het opslaan van schietmasten aan het zicht te onttrekken.
elzenscherm
rekken voor het opslaan van schietmasten
een drietal schietmasten en een vaste schietstelling
Ir Guido W.F.M. Paumen, Tuin- & landschapsarchitect Bnt, Pastoorswal 4, 6041 CP Roermond, T 0475-430684 F 0475-430685 M 06-51852937
www.guidopaumen.nl
[email protected]
Landschappelijke inpassing ‘Terrein Schutterij St. Mauritius Strucht’ Strucht ongenummerd, PNR 6305AG75-060911 3-D Het plangebied is verscholen gesitueerd; vanuit noordelijke richting wordt het zicht afgeschermd door de bebouwing van Strucht. De wegen in het ten oosten en zuiden gelegen weidegebied zijn grotendeels ingesneden waardoor weinig of geen zicht op het plangebied mogelijk is. Hoogstam en graften Aan de westkant kan het plangebied worden waargenomen vanaf de N595 en de Gerendalsweg. De recenter gerealiseerde boomgaard op het ten westen gelegen perceel beperkt over enkele jaren het zicht op het plangebied vanaf de Gerendalsweg; zie de bovenste foto. Het zicht vanaf de N595 wordt normaliter vrij sterk beperkt door de beplanting op de ten westen van het plangebied gelegen graft. Omdat deze recent is afgezet (teruggesnoeid) is tijdelijk wat meer inkijk mogelijk; zie de middelste foto. Vanaf het ten oosten van de Heggeweg gelegen voetpad wordt het zicht beperkt door de langs pad gelegen boomgaarden en graften. Zie de markering in de luchtfoto hieronder.
zicht vanaf de Gerendalsweg met de recenter gerealiseerde boomgaard
zicht vanaf de N595 op de ten westen gelegen graft en het achtergelegen plangebied
zicht tussen de graften en de hoogstam door vanaf het ten oosten van de Heggerweg gelegen voetpad Ir Guido W.F.M. Paumen, Tuin- & landschapsarchitect Bnt, Pastoorswal 4, 6041 CP Roermond, T 0475-430684 F 0475-430685 M 06-51852937
www.guidopaumen.nl
[email protected]
Landschappelijke inpassing ‘Terrein Schutterij St. Mauritius Strucht’ Strucht ongenummerd, PNR 6305AG75-060911 BOUWPLAN Het bouwplan omvat de realisatie van een overkapping waaronder navolgende zaken zullen worden ondergebracht; een ruimte voor de opslag van schietmasten, een wintervaste berging en sanitaire voorzieningen, een ruimte om tijdens regenweer te kunnen schuilen, Ten behoeve van de toegankelijkheid, de gewenste kijkrichting en de beschutting tegen de elementen is de overkapping aan de noordwestkant van het plangebied geprojecteerd; zie de situatietekening en de uitsnede van het door Stephan Groven getekende bouwplan hieronder.
plattegrond en situatietekening ‘Groven”
overkapping, met opslag, berging, sanitair en schuilgelegenheid Ir Guido W.F.M. Paumen, Tuin- & landschapsarchitect Bnt, Pastoorswal 4, 6041 CP Roermond, T 0475-430684 F 0475-430685 M 06-51852937
www.guidopaumen.nl
[email protected]
Landschappelijke inpassing ‘Terrein Schutterij St. Mauritius Strucht’ Strucht ongenummerd, PNR 6305AG75-060911 CONCEPT INPASSING
Geen opslag van schietmasten meer
scherm
Onderdeel van het plan is dat de aanwezige “schaftketen” zullen worden verwijderd en geen schietmasten meer in de zuidwesthoek zullen worden opgeslagen. Elzenscherm, haag en bomenrij Zoals eerder beschreven zijn het plangebied en het te realiseren afdak verscholen gesitueerd. Het gebied wordt in beperkte mate waargenomen vanaf de N595 en de Gerendalsweg. Normaliter schermt de beplanting op de ten westen gelegen graft het plangebied vrij sterk af. Om deze afscherming ook te kunnen garanderen als de beplanting op de graft is afgezet wordt voorgesteld om; het te realiseren afdak aan de westkant af te schermen met een scherm (een meer dan manshoge haag). het plangebied aan de westkant in te ramen met een haag en een bomenrij. Haag en bomen Om het zicht op het te realiseren afdak vanaf de rand van Strucht, vanaf het ten oosten gelegen wandelpad en de ten zuiden gelegen weides te verfraaien wordt voorgesteld; het plangebied aan de zuid- en oostkant in te ramen met een haag, enkele bomen aan de oostkant aan te planten. Zie de markering in de luchtfoto rechts.
hagen
bomenrijen
Ir Guido W.F.M. Paumen, Tuin- & landschapsarchitect Bnt, Pastoorswal 4, 6041 CP Roermond, T 0475-430684 F 0475-430685 M 06-51852937
www.guidopaumen.nl
[email protected]
schaftketen verwijderen
Landschappelijke inpassing ‘Terrein Schutterij St. Mauritius Strucht’ Strucht ongenummerd, PNR 6305AG75-060911 BEPLANTINGSPLAN - 1:500
S1 Elzenscherm
Op grond van het voorafgaande omvat het beplantingsplan de realisatie van; S1 een Elzenscherm, H1 een Beukenhaag, B1 twee rijen Essen. Zie de plantekening rechts en de aanzichten hieronder.
doorsnede-aanzicht noordoost/noordwest
met Elzenscherm, Beukenhaag en Essen
Infiltratie Het afdak zal “gootloos’ worden uitgevoerd. Het vrijkomende hemelwater zal op eigen terrein infiltreren.
H1 Beukenhaag
B1 Essen
Ir Guido W.F.M. Paumen, Tuin- & landschapsarchitect Bnt, Pastoorswal 4, 6041 CP Roermond, T 0475-430684 F 0475-430685 M 06-51852937
www.guidopaumen.nl
[email protected]
Landschappelijke inpassing ‘Terrein Schutterij St. Mauritius Strucht’ Strucht ongenummerd, PNR 6305AG75-060911 PLANTLIJST Aan te planten soorten en aantallen, omvang bij aanplant en plantverbanden zijn vastgelegd in de lijst rechts. In totaal zijn 13 meter scherm, 150 meter haag en 7 bomen aan te planten. Soortkeuze De soortkeuze is gebaseerd op lokale groeiplaatsfactoren en wensen met betrekking tot beeld en beheer. Met betrekking tot het scherm is gekozen voor de toepassing van traditioneel hiervoor gebruikte Els. Ten aanzien van de haag is gekozen voor de Beuk omdat deze als boom- en haagvormer wordt aangetroffen in de ten noorden van het plangebied gelegen tuinen en hierdoor een duidelijke relatie met de bebouwing van Strucht wordt geïndiceerd. Wat de bomenrijen betreft is het van belang dat deze geen overlast door vruchtval, overhangende takken op de naastgelegen weg, takbreuk etc. veroorzaakt wordt. Op grond hiervan is gekozen voor de windvaste, taaie en goed te snoeien, gebiedseigen Es.
Omvang bij aanplant Code Wetenschappelijke naam Acer campestre Acer pseudoplatanus Aesculus hippocastanum Alnus glutinosa Alnus incana Amelanchier lamarckii Betula pendula Betula pubescens Carpinus betulus Castanea sativa Cornus mas Cornus sanguinea Corylus avellana Crateagus monogyna Euonymus europaeus Fagus sylvatica Fraxinus excelsior Juglans regia Ligustrum vulgare Pinus sylvestris Platanus x acerifolius Populus alba Populus canescens Populus nigra Populus tremula Populus trichocarpa Prunus avium hedelfinger Prunus padus Prunus spinosa Quercus petraea Quercus robur Rhamnus catharticus Rhamnus frangula Robinia pseudoacacia Rosa canina Rosa rubiginosa Salix alba Salix aurita Salix caprea Salix cinerea Salix fragilis Sorbus aucuparia Tilia cordata Tilia platyphyllos Viburnum opulus Totaal
Nederlandse naam veldesdoorn esdoorn paardekastanje zwarte els witte els drents krenteboompje ruwe berk zachte berk haagbeuk tamme kastanje kornoelje, gele kornoelje, rode hazelaar meidoorn kardinaalsmuts gewone beuk es okkernoot liguster grove den plataan witte populier grauwe populier zwarte populier ratepopulier balsempopulier zwarte kers vogelkers sleedoorn wintereik zomereik wegedoorn vuilboom acacia hondsroos egelantier roos schietwilg geoorde wilg boswilg grauwe wilg kraakwilg lijsterbes winterlinde zomerlinde gelderse roos
80/100 S1 3 p/m
60/80 H1 4 p/m
14/16 B1 st
40
600 7
40
600
7
Ir Guido W.F.M. Paumen, Tuin- & landschapsarchitect Bnt, Pastoorswal 4, 6041 CP Roermond, T 0475-430684 F 0475-430685 M 06-51852937
www.guidopaumen.nl
[email protected]
Ruimtelijke onderbouwing Plaatsing schietmast met kogelvanger op sportcomplex De Kromme Steeg Putweg in Houthem
Definitief Datum: 14 maart 2012
1
1. Inleiding De Beheerstichting Schutterslocatie Houthem-Valkenburg heeft bij de gemeente Valkenburg aan de Geul een plan ingediend om een schietmast met kogelvanger op een gedeelte van het sportcomplex De Kromme Steeg aan de Putweg in Houthem op te richten. Het gaat hier om de uitvoering van een wettelijke verplichting. Alle schutterijen in Nederland moeten op hun schietlocatie een kogelvanger aanbrengen. Zo’n kogelvanger vangt de verschoten kogels op en voorkomt zo dat het lood in de bodem achterblijft. Voor bestaande schutterijen is in bepaalde gevallen tot uiterlijk 2012 een ontheffing voor het gebruik van een kogelvanger mogelijk. Zo kunnen schutterijen oplossingen en alternatieven in beeld brengen. In deze context hebben de schutterijen, St. Martinus Houthem – St. Gerlach en De Jonge en Oude Nobele Schutterij Valkenburg, onderzocht of door nauwere samenwerking voordelen zijn te behalen. Op dit moment heeft de schutterij St. Martinus Houthem een schietlocatie naast Chateau St. Gerlach, dicht tegen de Geul aan. Ten oosten van de tuin, die grenst aan een van de horecagebouwen van Chateau St. Gerlach, staan twee schietbomen die deze schutterij gebruikt. Schutterij De Jonge en Oude Nobele Schutterij Valkenburg heeft de schietlocatie ten zuiden van de Plenkerstraat 59. Aan de achterkant van hotel Koningswinkelhof, achter de tuin/parkeerplaats van het hotel, staan de twee schietbomen van deze schutterij. Beide schietlocaties beschikken over twee schietbomen zonder kogelvangers. Het resultaat van het overleg van beide schutterijen is het besluit om een gezamenlijke schietlocatie te realiseren op het sportcomplex De Kromme Steeg in Houthem. Het voordeel van een gezamenlijke schietlocatie is een efficiëntere investering (de aanschaf van 1 in plaats van 2 kogelvangers) en een lagere milieubelasting door het gebruik van één kogelvanger op één locatie in plaats van twee.
luchtfoto schietlocatie Plenkertstraat 59
luchtfoto schietlocatie St. Gerlach
Het plaatsen van een kogelvanger is in strijd met de bestemming ‘sportaccommodatie’ die op basis van het bestemmingsplan ‘Buitengebied 1994’ voor de locatie geldt. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenburg aan de Geul heeft op 6 maart 2012 naar aanleiding van de ingekomen zienswijze (in de zienswijzennota opgenomen onder nummer 33) besloten om mee te werken aan het realiseren van het plan door dit rechtstreeks mogelijk te maken in het nog vast te stellen bestemmingsplan ‘Buitengebied gemeente Valkenburg aan de Geul 2012’. De gemeenteraad heeft op 2 april 2012 ingestemd met het voorstel van burgemeester en wethouders en het bestemmingsplan op de volgende onderdelen gewijzigd vastgesteld.
2
Verbeelding Op het perceel, kadastraal bekend HHM00, sectie A, nummer 2874 (dat deel uitmaakt van het sportcomplex Houthem) een bouwvlak opnemen met een oppervlakte van ongeveer 15 x 25 meter met de aanduiding: ‘Specifieke vorm van sport – schietboom’. Toelichting In bijlage 6 (Overige ruimtelijke ontwikkelingen) van de toelichting opnemen de ruimtelijke onderbouwing ‘Plaatsing schietmast met kogelvanger op sportcomplex De Kromme Steeg, Putweg in Houthem. Dit rapport voorziet in de ruimtelijke onderbouwing die noodzakelijk is om het bestemmingsplan gewijzigd te kunnen vaststellen. In deze ruimtelijke onderbouwing vindt toetsing plaats van het plan aan stedenbouwkundige, verkeerskundige, milieuhygiënische, juridische en beleidsmatige randvoorwaarden. Leeswijzer Het rapport is als volgt opgebouwd: Hoofdstuk 2 bevat de omschrijving en situering en begrenzing van het plangebied. Hoofdstuk 3 bevat per beleidsveld het relevante rijksbeleid, provinciaal beleid en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 4 komen de verschillende uitgangspunten en (milieuhygiënische) randvoorwaarden aan bod. In hoofdstuk 5 vindt integrale beoordeling van het plan plaats en volgt de conclusie daarvan. Hoofdstuk 6 gaat in op de economische uitvoerbaarheid en hoofdstuk 7 tenslotte geeft uitleg over de procedure.
3
2. Situering en begrenzing plangebied
2.1 Bestaande situatie, ligging en begrenzing plangebied Het plangebied ligt op een perceeltje in de noord-oosthoek van het sportcomplex De Kromme Steeg aan de Putweg (ong.) in Houthem. Het gaat om het perceel, kadastraal bekend HHMOO sectie A, nummer 2874 dat deel uitmaakt van het sportcomplex. Het perceel vormt de hoekbegrenzing van het sportcomplex aan de noordoost kant. Aan de westkant van het perceel ligt het parkeerterrein. Aan de zuidkant begrenst een bossage, met daarachter de tennisvelden, het perceel. Het perceel is in eigendom van de gemeente Valkenburg aan de Geul en het is op dit moment (nog) in erfpacht bij de tennisclub Iason die van het sportcomplex gebruik maakt. Iason gebruikt het perceel op dit moment niet, het ligt braak. De tennisvereniging is, onder andere daardoor, bereid af te zien van de erfpacht en heeft schriftelijk aangegeven de privaatrechtelijke eigendomsverhoudingen in die zin te wijzigen. De Geul vormt aan de zuidkant de begrenzing van het sportcomplex. Aan de noordkant begrenst een agrarisch terrein het perceel en daaraan grenst de Krommesteeg. De Krommesteeg vormt, vanaf de Putweg, de toegangsweg tot het sportcomplex. Het complex is aan alle kanten omgeven door agrarische landbouwgronden. In de huidige situatie ligt het perceel braak. Het is toegestaan om het te gebruiken voor voorzieningen en/of gebouwen of andere bouwwerken voor sport en spel.
luchtfoto toekomstige locatie schietmast Krommesteeg
4
2.2 Beschrijving van het plan Het is de bedoeling van de twee samenwerkende schutterijen om op het perceel een permanente schietmast te plaatsen met een opbouw kogelvanger. Deze kogelvanger wordt alleen tijdens schietoefeningen in positie gebracht. Dat gebeurt heel snel (binnen enkele minuten) met behulp van een elektrisch bedienbare lift. Gemiddeld 4 uur per week zijn er schietoefeningen tijdens het schietseizoen. Alleen dan zal de schietmast plus kogelvanger zijn totale hoogte bereiken, namelijk 18,3 meter. Als de kogelvanger niet is opgebouwd, is de hoogte van de permanente schietmast 15,7 meter. De kogelvanger, een bak van 4 bij 2 meter, hangt dan aan de voet van de schietmast. De kleur van de kogelvanger is donkergroen. Het perceel waarop de schietmast komt te staan is circa 15 bij 25 meter. In de westelijke kant ervan wordt verharding aangebracht over de volle breedte en lengte van het terrein. Hier is ruimte gereserveerd voor enkele zitbanken en demontabele oplegpalen. Ook is hier, in de uiterste noordwesthoek één van de twee toegangspoorten tot het schietterrein gepland. De verharding loopt naar het oosten toe smaller verder tot circa 4 meter van de perceelsgrens. Binnen deze verharding komt, op 7 meter van de oostelijke perceelsgrens, een betonnen voet waarop de mast wordt geplaatst. Daaromheen komt een hekwerk van 5 bij 5 meter met een hoogte van ca. 1 meter Aan de rand van het perceel, aan de noord- en oostkant, zijn een achttal, nieuw aan te planten, bomen gepland. Tussen het perceel, waarop de schietmast komt te staan, en de bestaande tennisvelden is een grasveld gepland met enkele zitjes. De bestaande bossage wordt gebruikt om het terrein een groene uitstraling te geven. Drie zijden van het terrein, inclusief het deel waar het grasveld met zitjes is gepland, wordt omzoomd door een meidoornhaag met daarachter een afrastering van circa 1,5 meter hoogte. De tweede toegangspoort is gepland aan de uiterste zuid-westkant van het terrein, grenzend aan de tennisvelden.
5
3. Beleidskader 3.1 Inleiding Dit hoofdstuk behandelt de verschillende (ruimtelijke) beleidsaspecten die relevant zijn voor het plan om een schietmast plus kogelvanger te plaatsen. Het gaat om het beleid van centrale en decentrale overheden zoals Rijk en Provincie.
3.2 rijksbeleid/ruimtelijk beleid De bemoeienis van de rijksoverheid is gericht op de nationale ruimtelijke hoofdstructuur (RHS) die bestaat uit de belangrijkste gebieden in Nederland op het terrein van economie, infrastructuur en verstedelijking, water, natuur en landschap. Voor deze RHS gebieden heeft het Rijk beleid geformuleerd in de Nota Ruimte (27-01-2006). Nota Ruimte In de Nota Ruimte gaat het om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020 met een doorkijk naar 2030. Deze nota geeft de hoofdlijnen van het (Rijks)beleid aan, waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland (RHS) een belangrijke rol speelt. Een van de speerpunten van dat beleid is dat het Rijk zich richt op gebieden en netwerken die van nationaal belang zijn. Daarnaast geeft het Rijk meer ruimte aan lagere overheden, maatschappelijke organisaties, marktpartijen en burgers. Het motto “Decentraal wat kan, centraal wat moet” is hierbij een belangrijk uitgangspunt. De nota bevat generieke regels om de algemene basiskwaliteit (de ondergrens voor alle ruimtelijke plannen) te waarborgen. Op het gebied van economie, infrastructuur en verstedelijking gaat het bijvoorbeeld om het bundelingbeleid, locatiebeleid, een goede balans tussen rode en groen/blauwe functies, milieuwetgeving en veiligheid. Op economisch gebied verwacht het Rijk dat elke regio vestigingsmogelijkheden biedt voor bedrijven en voorzieningen om dorpen en steden te versterken. Op het gebied van water, natuur en landschap geldt de basiskwaliteit op punten als de watertoets, functiecombinaties met water en het groen in en om bebouwde (stedelijke) gebieden. Daarnaast geeft de nota aan welke kwaliteiten voor de RHS worden nagestreefd. In de regel betekent dit meer dan de basiskwaliteit. Het Rijk zal uitsluitend beperkingen aan ontwikkelingen opleggen als het nationale belang, zoals de bundeling van verstedelijking en economische activiteiten, de borging van milieukwaliteit en externe veiligheid, de zorg voor regionale watersystemen en behoud en versterking van landschappelijke kwaliteit, in het gedrang dreigt te komen. Het plan om een schietmast met kogelvanger op te richten vormt geen bedreiging van zo’n nationaal belang. Het Rijksbeleid legt daarom geen nadere eisen op aan dit planinitiatief. Waterbeleid Een ander belangrijk onderwerp in het rijksbeleid is duurzaam waterbeheer. De Europese Kaderrichtlijn Water, die sinds 2000 van kracht is, speelt hierbij een belangrijke rol. De richtlijn moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlaktewater en grondwater in Europa in 2015 op orde is. Dit betekent dat de rijksoverheid streeft naar een watersysteem dat zoveel mogelijk de natuurlijke situatie (zonder ingrepen van de mens) benadert. Het streven is onder andere gericht op het behouden en vergroten van de ruimte voor water, waar mogelijk vasthouden van water en verbetering van de waterkwaliteit. Waterbeheerders spelen hierbij een belangrijke rol. Ruimtelijke plannen, waaronder het bestemmingsplan, moeten een waterparagraaf bevatten. De waterparagraaf omvat tenminste (in relatie tot de waterhuishouding): motivering van de locatiekeuze, globale beschrijving van het watersysteem en eventueel een onderbouwd advies van de waterbeheerder over waterkwaliteit en waterberging. Het planinitiatief bevat de aanleg van verharding rondom schietmast plus kogelvanger dicht bij de Geul. Het gaat om een perceel van 330 m2, dat nu braak ligt, en dat voor circa ¾ deel verhard
6
wordt in een gebied in de invloedszone van een waterkering. Een onderbouwd advies van de waterbeheerder, Waterschap Roer en Overmaas, zal daarom deel uitmaken van de waterparagraaf (paragraaf 4,6).
3.3 Provinciaal beleid Het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL 2006), vastgesteld door de Provinciale Staten op 22 september 2006, geactualiseerd in juli 2008, december 2009 en januari 2011, is een integraal plan dat de bestaande plannen voor de fysieke omgeving integreert. Het gaat dan om plannen met de beleidsgebieden milieu, water, ruimte, mobiliteit, cultuur, welzijn en economie. Het POL is opgesteld in samenspraak met diverse publieke en maatschappelijke organisaties en vormt het beleidskader voor de toekomstige ontwikkeling voor Limburg. Het POL is een streekplan, waterhuishoudingplan en een provinciaal milieuplan tegelijk en bevat hoofdkaders van het provinciaal verkeersplan en vervoersplan. Het vormt op hoofdlijnen ook een economisch beleidskader en een welzijnsplan voor zover het gaat om cultuur, sociale ontwikkelingen en fysieke aspecten van zorg. Bij de doorwerking van het POL in het huidige ruimtelijke ordeningsbeleid gaat het om provinciale ruimtelijke belangen. Deze belangen zijn opgenomen in een Belangenstaat die ervoor dient om te bepalen of een provinciaal belang is betrokken bij een bestemmingsplan of een projectbesluit, zoals hier het geval is. Als er provinciale belangen spelen dan moet er over het plan vooroverleg met de provincie plaatsvinden. Perspectievenkaart Het POL heeft aan het grondgebied van de provincie Limburg verschillende soorten perspectieven toegekend. Deze geven voor een bepaald type gebied de gewenste ontwikkeling binnen dat gebied aan. Het plangebied ligt in een gebied dat deel uitmaakt van perspectief P1. Op de kaart is te zien dat het gaat op een uitloper van het EHS gebied dat grenst aan de oostkant van het sportcomplex De Kromme Steeg. Om onbekende redenen is het grootste gedeelte van het sportcomplex buiten de EHS, die ten westen van het sportcomplex doorloopt, gelaten, echter met uitzondering van de percelen waarop de tennisvelden liggen, het perceel waarop de parkeerplaats ligt en het ‘hoekje’ daartussen waarop de schietmast moet komen. Huidige schietlocaties De huidige schietlocaties van beide schutterijen liggen op landschappelijk gevoelige plekken. De schietmasten van de schutterij St. Martinus staan in Houthem op de schietlocatie naast Chateau St. Gerlach, dichtbij de Geul. Ten oosten van een terras-tuin, die grenst aan een van de horecagebouwen van Chateau St. Gerlach, staan twee schietbomen van deze schutterij. Deze locatie ligt binnen het P3 gebied, ten oosten daarvan ligt een klein P2 gebiedje en daarachter, de plek waar op dit moment tijdens schietoefeningen de kogels terecht komen, de EHS, P1 gebied dus. Het gevolg hiervan is dat in dit gebied aantasting van landschappelijke en ecologische kenmerken en waarden plaatsvindt, een ongewenste situatie. Het opheffen van deze schietlocatie is vanuit het oogpunt van het behoud en ontwikkeling van landschappelijke waarden toe te juichen. De schietlocatie van schutterij De Jonge en Oude Nobele Schutterij Valkenburg ligt net buiten het centrum van de kern Valkenburg, ten zuiden van Plenkerstraat 59. Aan de achterkant van hotel Koningswinkelhof, achter de tuin/parkeerplaats van het hotel, staan de twee schietbomen van deze schutterij. Deze locatie ligt in de EHS, P1 gebied. Het hotel met de bijbehorende parkeerplaats en het achterterrein liggen in P2 gebied. Verder is de hele omgeving EHS gebied. Dat betekent dat deze schietlocatie op een nog gevoeligere plaats ligt en dus een grote inbreuk maakt op de waarden die het provinciale beleid voor dit gebied nastreeft. Op de kaart hieronder zijn de toekomstige en de huidige schietlocaties (rood omcirkeld) te zien. De meest westelijk locatie is de planlocatie op het sporterrein de Kromme Steeg. Ten oosten daarvan ligt de huidige schietlocatie van schutterij St. Martinus, naast Chateau Sint Gerlach, in Houthem. Het meest naar het oosten ligt de schietlocatie van schutterij De Jonge en Oude Nobele Schutterij Valkenburg, ten zuiden van de Plenkertstraat.
7
Uitsnede POL kaart 1 Perspectieven
legenda POL kaart 1
EHS – P1 De Ecologische hoofdstructuur (EHS, P1) omvat bestaande bos- en natuurgebieden, te ontwikkelen nieuwe natuur- en beheersgebieden, ecologisch water (Maasplassen) en beken met een specifiek ecologische functie (SEF-beken) (zie POL-herziening op onderdelen EHS, 2005). Erbinnen liggen bijzondere natuurgebieden zoals Nationale Parken, Natuurbeschermingswetgebieden, waardevolle bossen en de gebieden die zijn aangewezen (of aangemeld) als Vogel- en Habitatrichtlijngebied. Het gaat in alle gevallen om gebieden van nationale of Europese betekenis. De EHS maakt onderdeel uit van de Ruimtelijke hoofdstructuur volgens de Nota Ruimte. Binnen de EHS komen hier en daar op bestemmingsplanniveau andere bestemmingen en functies voor variërend van infrastructuur, landbouwgronden tot militaire terreinen, woningen en toeristische voorzieningen e.d. Het provinciaal beleid voor de EHS is gericht op het beschermen en realiseren van deze samenhangende robuuste structuur van grotere natuur- en bosgebieden en verbindingen daartussen, Voor ontwikkelingen die de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden aantasten of de nagestreefde natuurontwikkeling belemmeren geldt het “nee, tenzij” regime. Het toch toestaan van dergelijke activiteiten kan alleen als er natuurcompensatie plaatsvindt. Onder strikte condities
8
kunnen voor knelpuntsituaties oplossingen worden gecreëerd mits dit tevens leidt tot een versterking van de ecologische structuur, aldus het POL. Naast behoud en ontwikkeling van natuurwaarden speelt in deze gebieden ook behoud en ontwikkeling van landschappelijke waarden zowel visueel-ruimtelijk als cultuurhistorisch. P2 en P3 gebied De Provinciale ontwikkelingszone groen (POG, P2 gebied) vormt overigens samen met de EHS de ecologische structuur in Limburg. Anders dan de EHS omvat de POG vooral landbouwgebieden. Binnen de POG geldt een ontwikkelingsgerichte basisbescherming. Behoud en ontwikkeling van natuur en landschapswaarden zijn richtinggevend voor ontwikkelingen in de POG. Het perspectief Veerkrachtige watersystemen (P3 gebied) heeft betrekking op de meer open delen van beekdalen, winterbed van de Maas en steilere hellingen, voor zover deze geen deel uitmaken van P1 (EHS) of P2 (POG). Deze gebieden hebben een relatief open karakter en zijn ingericht voor gebruik door vooral grondgebonden landbouw. De veerkrachtige watersystemen vormen een belangrijke continuïteit in het landschap zowel visueel-ruimtelijk als cultuurhistorisch, en bieden een goed houvast voor investeringen in landschapsontwikkeling in aanvulling op de perspectieven 1 en 2. De verwevenheid van functies, kenmerkend voor deze gebieden, wordt zo behouden en versterkt. Afweging Voor nieuwe initiatieven in het buitengebied binnen P1 of P2 gebieden, moet, op basis van het Limburgs Kwaliteitsmenu, de gemeente de afweging maken of meewerken aan het initiatief, dat niet past in het vigerende bestemmingsplan, wenselijk is. Bij de planologische afweging moet de gemeente de rijks- en provinciale belangen betrekken. Uitgangspunt daarbij is dat de voorgenomen ontwikkeling altijd met voldoende kwaliteit wordt uitgevoerd. Dat wil zeggen inpassing en eventuele compensatie van verlies van omgevingskwaliteit. Alleen in combinatie met de kwaliteitsverbeteringen is de ontwikkeling aanvaardbaar. De kwaliteitsverbeteringen maken daarmee onderdeel uit van de ruimtelijke afweging. Omdat het hier gaat om een nieuwe ontwikkeling binnen P1 gebied heeft de gemeente in een vroeg stadium overleg gepleegd met de provincie. Na bestudering van luchtfoto’s uit verschillende periodes heeft de provincie geconcludeerd dat op de planlocatie onterecht een kleine uitloper van de EHS is gelegd over terreinen die ten tijde van de opstelling van de perspectievenkaart destijds al tot het sportcomplex behoorden. De provincie heeft eind 2011 een procedure in gang gezet om deze kennelijke kaartfout recht te trekken. Op 19 december 2011 ontving de gemeente per brief (kenmerk 2011/69859) de bevestiging van Gedeputeerde Staten van Limburg dat de foutieve EHS-begrenzing hersteld wordt. Op het kaartje dat als bijlage bij deze brief is gevoegd, is de herbegrenzing van de EHS te zien. Het gehele sportcomplex valt hierdoor in P2 gebied. Het plaatsen van een schietmast op een terrein binnen een sportcomplex is een initiatief dat past binnen de gebruiksbepalingen. Vanuit functioneel oogpunt gaat het om een gebiedseigen activiteit. Het uitoefenen van het traditioneel schieten is immers een activiteit die valt onder de categorie sport- en spel en is daardoor het best op zijn plaats is binnen een dergelijke bestemming. Niet alleen de activiteit zelf, ook de bijkomende zaken zijn goed te reguleren op een sportcomplex. Zo is er een parkeerplaats aanwezig, een kantine, ruimtes waar de schutterij spullen kan opbergen, enz. De enige afwijking van de bestemmingsplanvoorschiften is hier de hoogte van de schietmast. Toegestaan zijn, zoals gesteld, bouwwerken met een maximale hoogte van acht meter. De schietmast, inclusief opgebouwde kogelvanger, bedraagt 18,3 meter. Binnen de bestemming is het echter zonder meer toegestaan om bij alle sportvelden lichtmasten en ballen-vangnetten tot een hoogte van 8 meter aan te brengen. Bij maximale benutting van deze mogelijkheden (denk aan het plaatsen van 4 of 8 lichtmasten) is de overlast voor de omgeving, op landschappelijk en ecologisch gebied, vele malen groter dan bij het plaatsen van 1 schietmast die de maximale hoogte overschrijdt. Bovendien zijn straks de twee, landschappelijk/ecologisch zeer ongewenste situaties verleden tijd als op de planlocatie de schietmast is geplaatst. De huidige schietlocatie in Houthem in P3 gebied, zonder kogelvanger waardoor belasting van het achterliggende P2 en P3 gebied plaatsvindt, verdwijnt dan. Ook de huidige schietlocatie in Valkenburg, middenin P1 gebied, gaat verdwijnen. Deze positieve gevolgen, opgeteld bij de geringe inbreuk op omliggend gebied die gaat plaatsvinden op de planlocatie, maken dat de gemeente in dit geval mag afzien van de compensatieverplichting.
9
3.4 Gemeentelijke beleid Bestemmingsplan De projectlocatie is thans planologisch-juridisch geregeld in het vigerende bestemmingsplan ‘Buitengebied 1994’ (vastgesteld door de raad d.d. 6 juli 1994 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Limburg d.d. 14 februari 1995 ). Binnen dit bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming ‘sportaccommodatie’(artikel 36). Het is toegestaan om het hele sportcomplex, en dus ook het perceel waar de schietmast is gepland, te gebruiken voor voorzieningen en/of gebouwen of andere bouwwerken voor sport en spel. In het kaartje hieronder is de locatie plus bestemming met groen/blauwe kleur aangegeven in het gebied onder uitsnede 6 en boven uitsnede 4.
De hoogte van de schietmast bedraagt 15,7 meter. Als de kogelvanger ook is opgebouwd, hetgeen alleen gebeurt tijdens schietoefeningen, is de totale hoogte 18,3 meter. In beide gevallen is sprake van een ruime overschrijding van de maximaal toegestane hoogte van 8 meter voor bouwwerken geen gebouw zijnde, die het vigerende bestemmingsplan voorschrijft. Conform het vigerende bestemmingsplan mag op deze locatie dus geen schietmast met kogelvanger worden gebouwd. Deze locatie zal echter worden meegenomen in het nieuwe bestemmingsplan ‘Buitengebied gemeente Valkenburg aan de Geul 2012’. Ter onderbouwing van de op te nemen (rechtstreekse) bouwtitel voor de schietmast (met kogelvanger) is deze ruimtelijke motivering opgesteld. Overig beleid De Gemeente Valkenburg aan de Geul profileert zich al sinds 1833 als toeristenstad en is daarmee de oudste toeristenstad van Nederland. Jaarlijks worden diverse (wieler)evenementen georganiseerd waardoor Valkenburg regelmatig in het middelpunt van de belangstelling staat. Valkenburg aan de Geul is de laatste jaren sterk in ontwikkeling. Zo heeft de gemeente in 2005 de Retailstructuurvisie Valkenburg, het Mobiliteitsplan en het Raamplan Openbare Ruimte Centrum Valkenburg vastgesteld. Daar is in 2010 het bestemmingsplan ‘Centrum’ bijgekomen, een belangrijke basis om het centrum te kunnen opwaarderen. In de Toeristische visie ‘Valkenburg leeft’ 2001 beschrijft Valkenburg hoe de kernkwaliteiten van het toerisme in het Heuvelland onder druk staan en dat deze hersteld en versterkt moeten worden. Structurele oplossingen in de richting van een duurzaam herstel zijn nodig. Ínterpretatie van de beleidsnota’s, plannen en visies levert de conclusie op dat het planinitiatief, dat in deze ruimtelijke onderbouwing centraal staat, de uitgangspunten, ambities en doelstellingen die in deze documenten zijn beschreven, niet in de weg staat. Het initiatief komt bovendien tegemoet aan de doelstelling om in de toeristisch-recreatieve sfeer meer aanbod te scheppen. De samenwerkende schutterijen zullen, bij het realiseren van de gezamenlijke nieuwe schietlocatie, op de eerste plaats voor de dorpsgemeenschap een functie vervullen op het gebied van het verenigingsleven. Op de tweede plaats zullen zij door het organiseren van jaarlijks terugkerende schutterij-evenementen ook een rol spelen in het aantrekken van bezoekers/toeristen die interesse hebben in het
10
folkloristische – historische erfgoed dat de schutterij uitdraagt. Op de derde plaats geven de samenwerkende schutterijen aan dat zij – op termijn – arrangementen voor doelgroepen in de toeristisch-recreatieve sfeer willen aanbieden waarmee zij hopen een duurzame exploitatie te vergroten. Conclusie: het planinitiatief belemmert geen gemeentelijke ambities, uitgangspunten en/of doelstellingen, maar schept op toeristisch recreatief gebied extra aanbod dat het aantrekken van extra bezoekers/toeristen bevordert.
4. Uitgangspunten en randvoorwaarden 4.1 Bodem De Wet bodembescherming (Wbb) stelt regels om de bodem te beschermen in het algemeen en in het bijzonder om bodemverontreiniging te voorkomen en om ontstane verontreinigingen te saneren. Voor het planinitiatief om een schietmast plus kogelvanger te plaatsen op een perceel op het sportcomplex De Kromme Steeg is geen bodemonderzoek op basis van de Wbb vereist. Er is namelijk geen sprake van functiewijziging naar een (meer) gevoelige bestemming. Wellicht is er wel bodemonderzoek nodig op basis van het besluit bodemkwaliteit. Als er voor de aanleg van de verharding rondom de schietmast (zie voor een uitgebreide beschrijving van het plan par 2.2) grondverzet plaatsvindt, dan zal de initiatiefnemer moeten aantonen dat de af te voeren grond van voldoende schone kwaliteit is. Daartoe moet hij een bodemonderzoek op basis van het besluit bodemkwaliteit overleggen.
4.2 Geluid Voor verkeerswegen en spoorwegen is een wettelijk kader (Wet geluidhinder – Wgh) ontwikkeld om het aantal geluidgehinderden door weg- en of spoorweglawaai te voorkomen en/of zo veel mogelijk te beperken. De feitelijke geluidzone is het creëren van een minimum afstand tussen geluidsbron (bijvoorbeeld een weg of een spoorweg) en het geluidgevoelige object (bijvoorbeeld een woning). Als de gevelbelasting van een geluidgevoelig object door (spoor)wegverkeer hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, zijn extra bouwkundige voorzieningen nodig om te voorkomen dat het geluidniveau binnenshuis te hoog wordt. Dit zal een akoestisch onderzoek moeten uitwijzen. In het geval van geluidproductie door het zogenaamde ‘traditioneel schieten’ door schutterijen of schuttersgilden is er geen wet- en regelgeving die soortgelijke normen stelt. Door de wijziging van het Activiteitenbesluit op 1 januari 2010 is het traditionele schieten namelijk niet langer vergunningplichtig. Traditioneel schieten is in het Activiteitenbesluit gedefinieerd als: “door schutterijen of schuttersgilden schieten met buksen ofwel geweren vanaf een vaste standplaats op een stilstaand doel in de buitenlucht”. Het geluid van traditioneel schieten door schutterijen of schuttersgilden blijft bij de beoordeling aan de grenswaarden van het Activiteitenbesluit buiten beschouwing tenzij en voor zover daar op basis van een gemeentelijke verordening regels voor zijn gesteld. Dat is in de gemeente Valkenburg aan de Geul niet het geval. Dat betekent dat voor de melding op basis van het Activiteitenbesluit een akoestisch onderzoek niet noodzakelijk is en het aspect geluid bij de melding niet wordt beoordeeld. Om toch voldoende inzicht te hebben in de geluidsbelasting die het schieten op de nieuwe locatie oplevert voor de omliggende woonomgeving, heeft de gemeente geluidmetingen en analyses laten uitvoeren. Bureau Geluid heeft opdracht ontvangen om metingen uit te voeren in overeenstemming met de handreiking Traditioneel Schieten. Het onderzoeksrapport van 11 mei 2011 is als bijlage bijgevoegd. De gemeten geluidsniveaus geven inzicht in het geluid van schieten met gedempte en ongedempte buks en het geluid van de kogel tegen de kogelvanger. Daarbij is ook een onderscheid aan te geven tussen een enkelvoudige knal en meervoudige knallen. Het onderzoeksbureau heeft de
11
metingen uitgevoerd op de schutterslocatie van schutterij St. Sebastianus, Cortenbach 1 in Voerendaal. Voor deze locatie is gekozen omdat de schutterij in Voerendaal met vergelijkbare buksen schiet, er een vergelijkbare kogelvanger is opgesteld en het omliggende terrein het beste overeenkomt met de geplande locatie in Houthem vooral wat betreft de schietrichting en de richting tot de dichtstbijzijnde woning. De conclusie van het onderzoek luidt als volgt. De geluidsbelasting op de omliggende woonbebouwing is beoordeeld, in overeenstemming met de nu geldende Handreiking Traditioneel Schieten, op basis van de enkelvoudige knal. Bij het gebruik van een gedempte buks voldoet de situatie aan de toetsingsnorm. De Handreiking Traditioneel Schieten kent geen grenswaarden meer voor herhaalde knallen op voorwaarde dat het aantal schoten is beperkt tot 120 per uur. Dat is het geval op de geplande locatie. Samenvattend is de conclusie dat de geluidsbelasting op de dichtstbijzijnde omliggende woonbebouwing voldoet aan de toetsingsnorm uit de Handreiking Traditioneel Schieten echter zowel op voorwaarde dat de schutterij gebruik maakt van gedempte buksen als op voorwaarde dat het gaat om enkelvoudige knallen. Bij meervoudige knallen mag het aantal schoten niet meer bedragen dan 120 per uur.
4.3 Luchtkwaliteit Op 1 augustus 2009 is de wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (implementatie en derogatie luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. Dat heeft o.a. tot gevolg dat aan de huidige grenswaarden voor stikstofdioxide (uurgemiddelde en jaargemiddelde) en fijnstof (24-uursgemiddelde en jaargemiddelde) respectievelijk pas op 1 januari 2015 en 1 juni 2011 hoeft te worden voldaan. Daarnaast draagt een ontwikkeling 'niet in betekende mate' bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit wanneer de maximale toename als gevolg van de ontwikkeling niet meer bedraagt dan 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide/fijn stof (=1,2 µg/m3) in plaats van de 1% (=0,4 µg/m3) die voor 1 augustus 2009 geldt. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. De 3% grenswaarde komt overeen met de realisatie van 1500 woningen. Omdat het hier niet om woningbouw gaat, valt het planinitiatief onder de Regeling NIBM ('niet in betekenende mate bijdragen') opgenomen categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties). Deze gevallen dragen niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Deze categorieën van gevallen zijn daarom uitvoerbaar zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit. Kortom, de luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor doorgang van het planinitiatief.
4.4 Bedrijfshinder/milieuzonering Een goede ruimtelijke ordening voorziet ook in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door omliggende bedrijven. Met andere woorden, bij een planinitiatief moet ook rekening worden gehouden met de milieuzone van de voorgenomen activiteiten ten opzichte van omliggende bedrijven. In op in de buurt van het plangebied liggen geen bedrijven en worden geen activiteiten ontplooid die op basis van de richtafstanden uit de brochure ‘Bedrijven en Milieuzonering’ een belemmering kunnen vormen voor de planvorming. Andersom moet de geplande activiteit (traditioneel schieten) schade, gevaar of hinder voor de omgeving voorkomen of zoveel mogelijk beperken. Hiertoe heeft de Beheerstichting Schutterslocatie Houthem-Valkenburg een melding op basis van artikel 1.10 Barim ingediend. Inrichtingen die zijn bedoeld voor traditioneel schieten vallen onder categorie 17 van het Inrichtingen en Vergunningenbesluit milieubeheer (IVB). Dit betekent dat op basis van artikel 8.1 lid 1 van de Wet milieubeheer (Wm) de inrichtingen van schutterijen zijn aangewezen als een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer
12
(Barim) en de daarbij horende regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Rarim) zijn daarom van toepassing. De inrichting is aan te merken als een inrichting van het type B (traditioneel schieten) zoals bedoeld in het Barim onder artikel 1.2 (meldingsplicht). Toetsing van de melding aan artikel 4.116 Barim en artikel 4.111 Rarim wees uit dat de activiteiten op de geplande locatie voldoen aan de normen die zijn gesteld in de artikelen die hiervoor zijn genoemd als de schutterij voldoet aan de uitgangspunten die zij in de melding heeft aangegeven. Dat zijn de volgende zaken: het schietseizoen loopt van 1 maart tot 1 oktober; de wekelijkse schietoefening vindt plaats op zaterdag, waarbij eventueel wordt uitgeweken naar dinsdagavond of woensdagavond als op het sportcomplex bijzondere sportactiviteiten plaatsvinden; de wekelijkse oefening vindt plaats tussen 17.00 en 20.30 uur; het gemiddelde aantal schoten per wekelijkse oefening bedraagt circa 35 schoten per uur; speciale schietwedstrijden of evenementen vinden bij uitzondering plaats op andere weekdagen in overleg met de andere gebruikers van het sportcomplex en omwonenden; de gebruikte buksen zijn voorzien van een speciale geluidsdemper evenals de grote speciale geluidskap op de kogelvanginstallatie voor minimale geluidsbelasting. De conclusie luidt dat de activiteiten van de samenwerkende schutterijen op de geplande locatie voldoen aan de normen en eisen die de Wet milieubeheer op basis van Barim en Rarim aan de activiteiten stelt en schade, gevaar of hinder voor de omliggende woningen daarom niet wordt verwacht. Het aspect milieuzonering vormt dus geen verdere randvoorwaarde bij de geplande ontwikkeling.
4.5 Externe veiligheid Een integrale afweging van risico’s voor de omgeving die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen bij inrichtingen of het vervoer daarvan is bij functiewijzigingen noodzakelijk en verplicht. Om externe veiligheidsproblematiek in ruimtelijk beleid goed mee te wegen is in de wet de zogenaamde verantwoordingsplicht opgenomen die eisen stelt aan gegevens over het groepsrisico (artikel 13 Bevi). Op basis hiervan is het opstellen van een schriftelijke verantwoording mogelijk waarin onderbouwd wordt waarom een bepaald risico aanvaardbaar wordt geacht. Deze verantwoordingsplicht geldt op het moment dat de nieuwe ontwikkeling voorziet in het toevoegen van extra personen binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit (risicobron). Risico’s doen zich voor rondom risicovolle bedrijven, maar ook bij transportassen per spoor, weg, water en buisleidingen waarover of waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Om deze risico’s zoveel mogelijk te reguleren is in 2004 het Besluit externe veiligheid (Bevi) in werking getreden. Het Bevi verplicht het bevoegd gezag om veiligheidsafstanden aan te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven (in artikel 2 van het Besluit). Over het algemeen gaat het om bedrijven die (zeer) grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen opslaan of bewerken. Daarnaast is sinds 1 januari 2011 het Besluit externe veiligheid buisleidingen milieubeheer in werking getreden (Bevb). Risico wordt uitgedrukt in een plaatsgebonden risico (PR) en een groepsrisico (GR). Bij het plaatsgebonden risico gaat het om de kans dat een persoon overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen als deze persoon zich een jaar lang permanent en onbeschermd in de nabijheid van een risicovolle bron bevindt. Het groepsrisico is de kans dat een groep personen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. De Limburgse gemeenten en de Provincie hebben de meest risicovolle activiteiten in beeld gebracht. Er is ook een landelijke kaart samengesteld (www.risicokaart.nl) van alle activiteiten die een bepaald (extern) risico met zich meebrengen. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven gevestigd die risicovolle activiteiten uitoefenen. Met andere woorden, de geplande schietlocatie valt niet binnen de risicocontour van een risicovolle activiteit van een bedrijf. Uit de gegevens van de Risicoatlas wegtransport, de Risicoatlas Spoor en de Risicoatlas Hoofdvaarwegen Nederland blijkt dat het plangebied niet ligt binnen het invloedsgebied van een (water-, spoor-)weg die deel uitmaakt van een vastgestelde route voor gevaarlijke stoffen.
13
Volgens de risicokaart zijn er ook geen bedrijven/buisleidingen die onder het Bevi vallen en/of op het gebied van externe veiligheid beperkingen aan het planinitiatief kunnen opleggen. De planlocatie ligt niet binnen het invloedsgebied van een inrichting waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is of het Besluit externe veiligheid buisleidingen milieubeheer. Op basis hiervan is de conclusie gerechtvaardigd dat externe veiligheid bij het planinitiatief geen aspect is dat meegewogen moet worden.
4.6 Waterhuishouding De watertoets is het procesinstrument dat ruimtelijke plannen toetst op de mate waarin zij rekening houden met het beleid om water in Nederland meer ruimte te geven. Zowel de Nota Waterhuishouding NW4, 1998 als het POL 2006 en de actualisaties leggen de nadruk op duurzaam waterbeheer in de bebouwde omgeving. Dat kan door in te zetten om het solidariteitsbeginsel (niet afwentelen), brongerichte aanpak en het vooraf betrekken van water bij ruimtelijke ontwikkelingen. Met als doel: behoud en herstel van ecologisch gezonde en veerkrachtige watersystemen die water op een natuurlijke manier opvangen. In het Nationaal bestuursakkoord water (WB21, 2003) is het waterbeleid 21e eeuw vastgelegd. Dit beleid is gericht op het voorkomen van wateroverlast. De WB21 heeft als belangrijk uitgangspunt dat afvoer- en andere waterhuishoudkundige problemen niet mogen worden afgewenteld op bovenof benedenstroomse watergangen. Gekozen is voor de strategie om overtollig water op te vangen daar waar dit ontstaat. Dus niet zo snel mogelijk afvoeren maar zo lang mogelijk op de locatie waar het water vrijkomt bufferen, bijvoorbeeld door tijdelijke opvang/buffering of door infiltratie in de bodem. De provincie Limburg heeft in het POL invulling gegeven aan deze strategie door te kiezen voor binnen de doelmatigheidsgrens te streven naar een maximale afkoppeling van regenwater. Dat betekent regenwater scheiden van afvalwater. Hierdoor vermindert bovendien de overstort van vuil rioolwater op het oppervlaktewater en kan dit een bijdrage leveren aan het herstel van een natuurlijk functionerend watersysteem. Het beleid van de gemeente Valkenburg aan de Geul sluit aan op dit gedachtegoed en gaat er van uit dat bij (nieuwbouw)projecten 100% van het vallende regenwater op bebouwing en andere oppervlakteverhardingen van de gemeentelijke riolering afgekoppeld moet worden. Als het noodzakelijk is, en ook mogelijk, moet de initiatiefnemer daarvoor voorzieningen treffen op eigen terrein. Bijvoorbeeld de aanleg van infiltratiekratten. Het gaat hier om de aanleg van verharding op het terrein waar de schietmast komt te staan. Van het perceel dat 330 m² groot is, en nu braak ligt, wordt circa ¾ deel verhard. Om het regenwater af voeren zijn er voldoende mogelijkheden ter plekke. Milieubeschermingsgebied/watergang Volgens het POL maakt de planlocatie geen deel uit van bijzondere ecologische en/of waterhuishoudkundige waarden. Het plan ligt niet binnen een grondwater beschermingsgebied, wel binnen het bodembeschermingsgebied Mergelland. Binnen dit bodembeschermingsgebied zijn boringen dieper dan 3 meter beneden maaiveld in beginsel niet toegestaan om de diepe grondwatervoorraad te beschermen. Voor de uitvoering van het plan vindt op de planlocatie geen boringen dieper dan 3 meter beneden maaiveld plaats. Het plangebied ligt op circa 100 meter afstand van een watergang, de Geul, op basis van de gegevens die het Waterschap Roer en Overmaas hanteert, is die binnen de invloedszone van een waterkering. Om die reden is het noodzakelijk om het plan aan te melden bij het Waterschap voor de watertoets. Dit is gebeurd op 27 september 2011. Uit het pre-wateradvies van het Waterschap van Roer en Overmaas van 13 december 2011 blijkt dat de voorkeur uitgaat naar een bovengrondse infiltratievoorziening. Het is bijvoorbeeld mogelijk het hemelwater te laten afvloeien naar het omliggende groen of een aan te leggen greppel. Het is ook mogelijk om halfverharding te realiseren. De infiltratiemogelijkheid is afhankelijk van de waterdoorlatend van de bodem.
14
Bij de daadwerkelijke keuze van het watersysteem zullen door De Beheerstichting Schutterslocatie Houthem-Valkenburg de gementelijke uitgangspunten duurzaam bouwen en stedelijk waterbeheer worden gevolgd, die aansluiten op het beleid van het Waterschap. Hieraan zal in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning worden getoetst.
4.7 Archeologie en cultuurhistorie De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is op 1 september 2007 in werking getreden. Deze wet is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta. De wet is een raamwet die regelt hoe het rijk, provincies en gemeenten bij ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de (Limburgse) bodem. De gemeente is, op basis van deze wet, bevoegd gezag en moet de archeologische belangen op een goede manier verweven in het ruimtelijke beleid. Nieuwe ontwikkelingen mogen archeologische waarden niet bedreigen. In 2009 heeft de gemeente Valkenburg aan de Geul een archeologische beleidskaart opgesteld. De beleidskaart bestaat uit 3 delen, een set kaarten met vindplaatsen, een set trefkansenkaarten met monumententrefkansenkaart en een set met beleidsadvieskaarten. Aan terreinen binnen de gemeente, waar archeologische waarden bekend zijn, of waar archeologische waarden in de bodem worden verwacht, wordt sindsdien in de bestemmingsplannen een dubbelbestemming ‘waardearcheologie’ toegekend Op basis van dit archeologiebeleid valt de planlocatie in categorie 5 (zones met een middelhoge trefkans; zones met een lage trefkans maar met een mogelijk bijzondere dataset). Archeologisch onderzoek is in dit geval nodig als de verstoringsdiepte groter is dan 40 cm en het totaal te vergraven oppervlak groter is dan 1000m2. Dat is hier niet het geval. De diepte van de betonnen voet is 80 cm diep en de lengte is 2,8 meter net als de breedte. De verharding die wordt aangelegd is ca. 270 m². Er vindt dus geen overschrijding van de ondergrens plaats en archeologisch (voor)onderzoek is daarom niet nodig. Wat de aanwezigheid van groeven betreft, valt het gebied in categorie 5 (lage verwachting). Hiervoor geldt een algehele vrijstelling wat onderzoeksverplichting betreft. Met andere woorden, ook voor dit onderdeel is geen archeologisch (voor)onderzoek nodig. Tenslotte, er bestaat een kleine kans op een bijzondere vondst aangezien het om een locatie in de beekdalen gaat. De initiatiefnemer is daarom verplicht om de eventuele archeologische sporen die hij aantreft tijdens de realisatie van het plan, ongemoeid te laten en deze direct bij de gemeente Valkenburg aan de Geul te melden.
4.8 Ecologie Op basis van de Flora- en Faunawet, die sinds 1 april 2002 van kracht is, en de Natuurbeschermingswet, moet een initiatiefnemer bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening houden met de eventuele aanwezigheid van natuurwaarden zoals beschermde planten en dieren. Uitgangspunt van de wet is dat geen schade mag ontstaan aan beschermde planten en diersoorten. Sinds 1983 verzamelt de provincie Limburg gegevens over de toestand van de natuur in het buitengebied. Hierbij vindt onderzoek van flora, vegetatie en broedvogels plaats. Elk jaar vindt inventarisatie van een deel van de provincie plaats zodat de gegevens actueel blijven. Om de eventuele negatieve gevolgen voor flora en fauna van het planinitiatief te onderzoeken, heeft bureau Arcadis een quickscan ecologie uitgevoerd . De resultaten daarvan zijn verwoord in het rapport Quickscan Flora-en Faunawet, Sportcomplex De Kromme Steeg van 18 november 2011. Uit deze quickscan blijkt dat de planlocatie mogelijk leefgebied vormt voor beschermde soort(en) reptielen en dat de voorgenomen herinrichting knelpunten met zich mee kan brengen in het kader
15
van de Flora- en Faunawet. Om deze knelpunten te ondervangen, adviseert Arcadis om een mitigatieplan op te stellen om te zorgen dat deze wettelijke overtredingen worden voorkomen. Op 9 december 2011 heeft Arcadis opdracht ontvangen voor het opstellen van een mitigatieplan. Concreet betekent dit het opstellen van zowel maatregelen ten behoud van het leefgebied (inrichtingsschets en toelichting) als een ecologisch werkprotocol over de manier waarop en wanneer de ingreep uitgevoerd moet worden. De eventueel overige (beschermde) diersoorten die Arcadis aantreft binnen het plangebied worden in de rapportage vermeld en – als dat nodig is – betrokken in het advies. Het mitigatieplan maakt als bijlage deel uit van deze ruimtelijke onderbouwing. De maatregelen en het werkprotocol maken straks deel uit van de te verlenen omgevingsvergunning.
4.9 Ondergrondse infrastructuur Het is niet waarschijnlijk dat op de planlocatie kabels en leidingen liggen. Binnen het plangebied liggen in ieder geval geen leidingen van de Gasunie, energieleveranciers of Defensie. Voordat de werkzaamheden (aanleg verharding en plaatsen mast) gaan starten op de planlocatie moet een Klicmelding uitgevoerd worden om eventuele kabels en leidingen in kaart te brengen.
4.10 Verkeer, infrastructuur en parkeerbeleid Verkeer De enige toegangsweg tot het sportcomplex is de Putweg. Op deze weg geldt een maximum snelheid van 50 km per uur. De Putweg is een smalle straat waar nauwelijks voldoende ruimte is voor twee rijbanen. Er zijn plannen om deze weg te reconstrueren. De bewoners van de Putweg signaleerden namelijk vooral tijdens de weekends een toegenomen parkeerdruk die tot gevolg had dat zij, met name in de wintermaanden, niet/nauwelijks meer de hoofdweg, Vroenhof, per auto konden bereiken. Door het parkeren aan de ‘bewoonde’ kant van de weg, was uitrijden langs de drassige berm/sloot, aan de andere kant van de weg, praktisch onmogelijk geworden. De gemeente Valkenburg aan de Geul heeft, op basis van een parkeernorm onderzoek voor het sportcomplex, geconcludeerd dat de oorzaak van de problematiek vooral ligt in het parkeergedrag van de bezoekers van het verzorgingstehuis Vroenhof (op de hoek Vroenhof, Putweg). De gemeente heeft daarom een parkeerarrangement opgesteld dat in het najaar van 2011 wordt uitgevoerd. De weg Vroenhof krijgt een parkeerverbod, op de Putweg wordt parkeren verboden behalve in de, nog aan te leggen, parkeervakken en het verzorgingstehuis realiseert een aantal extra parkeerplaatsen. Parkeren In principe mag de parkeerbalans in de directe omgeving van een planinitiatief niet onevenredig worden beïnvloed. Op basis van het gemeentelijke beleid (bouwverordening) moet het plan, als er sprake is van extra parkeerbehoefte, voorzien in de eigen parkeerbehoefte. Met andere woorden: een eventueel parkeerprobleem moet binnen de planlocatie worden opgelost. In de ‘Beleidsnota Parkeernormen Valkenburg aan de Geul 2007’ staan de parkeernormen die van toepassing zijn op nieuwbouw-, verbouwplannen en plannen voor het wijzigingen van de functies. Tijdens het parkeernorm onderzoek, dat hiervoor is genoemd, heeft de gemeente Valkenburg aan de Geul onderzocht of het sportcomplex De Krommesteeg beschikt over voldoende parkeerplaatsen. Volgens de parkeernorm die hier geldt (gebied 3) moeten buitensportvelden 13 tot 27 parkeerplaatsen bevatten per ha. netto terrein. Het gaat hier om een bestaan sportcomplex van ca. 2 ha. Dat betekent dat er minaal 26 en maximaal 52 parkeerplaatsen aanwezig moeten zijn. Het parkeerterrein bevat ca. 65 parkeerplaatsen. Dat betekent dat in de bestaande situatie er ruim voldoende plaatsen zijn. De planlocatie is 330 m² groot (dit is 0,033 ha.). De toevoeging van dit oppervlak aan het sportcomplex betekent dat er net 1 extra parkeerplaats nodig is, uitgaande van de maximale norm (27 plaatsen per ha.). De conclusie is dat, bij realisatie van het planinitiatief, het sportcomplex ruimschoots voldoet aan de normen uit de ‘Beleidsnota Parkeernormen Valkenburg aan de Geul 2007’.
16
Bij incidentele activiteiten, zoals schuttersfeesten (en ook voetbal- of tennistoernooien), die grote aantallen bezoekers trekken, is de bestaande parkeerplaats natuurlijk onvoldoende van omvang. Dat is nu ook het geval als één van de sportverenigingen grootschalige evenementen organiseert. Tijdens dit soort evenementen maakt het sportcomplex, in overleg met de gemeente, gebruik van de zogenaamde overloopterreinen. Het gaat hierbij om 4 percelen landbouwterrein die aan de westkant grenzen aan de Putweg en aan de zuidkant aan de Krommesteeg. In totaal gaat het om 3 ha. terrein. De conclusie luidt dat er geen onevenredige negatieve beïnvloeding plaatsvindt van de parkeerbalans in de omgeving van de planlocatie. Het planinitiatief brengt immers nauwelijks extra parkeerbehoefte (1 plaats) met zich mee. Het bestaande parkeerterrein voldoet, nu al, ruim aan de parkeernorm. Voor incidentele evenementen is er voldoende parkeerplaats op de overloopterreinen. Aanpak van de huidige verkeer/parkeerproblematiek in de Putweg vindt momenteel plaats.
5. Integrale afweging De in deze ruimtelijke motivering beschreven toevoeging van een rechtstreekse bouwtitel voor een schietmast op het perceel wordt in ruimtelijk en planologisch opzicht aanvaardbaar geacht. In deze onderbouwing is duidelijk geworden dat het initiatief past binnen het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleidskader. Ook blijkt uit de voorgaande hoofdstukken dat er vanuit ruimtelijk, functioneel en stedenbouwkundig oogpunt geen zwaarwegende belemmeringen aanwezig zijn. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt is duidelijk dat er voor de aspecten bedrijfshinder, water, ecologie en archeologie geen belemmeringen bestaan en dat er voldoende voorzieningen worden getroffen om eventuele (milieu)schade zoveel mogelijk te voorkomen en/of te beperken. Daarnaast heeft het initiatief geen negatieve ruimtelijke effecten op de omgeving. Op basis van de onderwerpen die in de onderbouwing zijn beschreven en de conclusies die daaraan zijn verbonden, is het oordeel te rechtvaardigen dat door het realiseren van dit initiatief de belangen van derden niet worden geschaad.
6. Economische uitvoerbaarheid De kosten van het initiatief zijn voor rekening van de Beheerstichting Schutterslocatie HouthemValkenburg. Voor de gemeente Valkenburg aan de Geul zal de nieuwe ontwikkeling geen financiële gevolgen hebben met uitzondering van de belasting van het gemeentelijke apparaat om tot opstelling en vaststelling van het (digitale) projectbesluit te komen. Uit de voorgaande hoofdstukken blijkt dat er geen significante bezwaren bestaan op het gebied van veiligheid, infrastructuur en de verschillende milieuaspecten. Het initiatief is in de omgeving prima inpasbaar. Gezien de maatschappelijke functie van het initiatief, op het gebied van verenigingsleven, leefbaarheid en vitaliteit van de dorpsgemeenschap, is er ook sprake van een wenselijke duurzame ontwikkeling. Zoals uit de onderbouwing blijkt, is de verwachting dat het initiatief geen negatieve ruimtelijke effecten op de omgeving heeft. Als er op termijn door het plan toch enige vorm van schade optreedt, zullen de kosten daarvan voor de rekening van de initiatiefnemer komen. Daartoe hebben de initiatiefnemer en de gemeente Valkenburg aan de Geul een planschade verhaalsovereenkomst gesloten.
17
7. Overleg en procedures De voorbereidingen voor het herzien van bestemmingsplannen maken het in bepaalde gevallen noodzakelijk om overleg te plegen met andere overheidsinstanties die ook zijn belast met de inrichting van de openbare ruimte en de zorg op het onderhoud daarvan (artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening). Plannen van ondergeschikt belang vallen buiten deze overlegverplichting. Het initiatief van de Beheerstichting Schutterslocatie Houthem-Valkenburg om een schietmast met kogelvanger op een gedeelte van het sportcomplex De Krommesteeg aan de Putweg in Houthem te plaatsen is een plan dat in beginsel geen provinciaal overleg behoeft. Gezien de ligging van de planlocatie in de (uitloper) van de EHS heeft toch overleg met de provincie plaatsgevonden. Het resultaat daarvan is te lezen in paragraaf 3.3. Deze ruimtelijke onderbouwing wordt als bijlage bij het vast te stellen bestemmingsplan Buitengebied 2012 gevoegd. Op basis van deze ruimtelijke onderbouwing wordt het plaatsen van de schietmast rechtstreeks mogelijk in het bestemmingsplan Buitengebied 2012. De gemeenteraad stelt uiteindelijk het bestemmingsplan vast.
18
Bijlagen Mitigatieplan Planschadeverhaalsovereenkomst
19
MITIGATIEPLAN LEVENDBARENDE HAGEDIS SPORTPARK DE KROMME STEEG GEMEENTE VALKENBURG AAN DE GEUL
14 maart 2012 076339770:0.1 - Definitief B02043.000193.0200
Mitigatieplan Levendbarende hagedis sportpark De Kromme Steeg
Inhoud 1
Inleiding ____________________________________________________________________________________________ 2 1.1
1.2 2
Inleiding ____________________________________________________________________________________ 2 1.1.1
Inrichtingsschets planlocatie
1.1.2
Habitateisen Levenbarende hagedis __________________________________________ 4
__________________________________________________
4
Soortenstandaard Dienst Regelingen (ministerie van EL&I) _________________________ 5
Maatregelen Kromme Steeg
___________________________________________________________________
7
2.1
Maatregelen uit ontwerpschets __________________________________________________________ 7
2.2
Aanvullende inrichtingsadviezen
2.3
Algemene voorwaarden __________________________________________________________________ 8
2.4
Garantie gunstige staat van instandhouding ___________________________________________ 9
2.5
Conclusie Flora-en faunawet _____________________________________________________________ 9
Bijlage 1
_______________________________________________________
7
Inrichtingsschets met aanvullingen __________________________________________________ 10
076339770:0.1 - Definitief
ARCADIS
1
Mitigatieplan Levendbarende hagedis sportpark De Kromme Steeg
HOOFDSTUK
1.1
1
Inleiding
INLEIDING De Beheerstichting Schutterslocatie Houthem-Valkenburg heeft het voornemen om een schietmast met kogelvanger op een gedeelte van het sportcomplex De Kromme Steeg aan de Putweg in Houthem op te richten. Vanwege de hoogte van de kogelvanger (18,3 meter) is het noodzakelijk het bestemmingsplan op dit punt aan te passen. Op onderstaande luchtfoto is de planlocatie afgebeeld.
Foto 1
N
Globale begrenzing planlocatie
Om het bestemmingsplan aangepast te krijgen was het noodzakelijk om een ecologisch onderzoek uit te voeren. ARCADIS heeft eind 2011 dit onderzoek uitgevoerd en de resultaten ervan gerapporteerd (ARCADIS kenmerk: 075850977:0.2, 18-11-2011).
076339770:0.1 - Definitief
ARCADIS
2
Mitigatieplan Levendbarende hagedis sportpark De Kromme Steeg
Uit het onderzoek is geconcludeerd dat:
De planlocatie geschikt is als leefgebied voor in de omgeving voorkomende soorten Levendbarende hagedis en Hazelworm (NHGL, 2009). Ondanks de beperkte omvang kan de planlocatie dienst doen als onderdeel van leefgebied en als onderdeel van een migratieroute langs het sportveld. Binnen de locatie is afdoende dekking aanwezig en er zijn opwarmplekken en schuilgelegenheid.
Een negatief effect op een reptielensoort kan op voorhand niet uitgesloten worden, zij het dat effecten wel beperkt zijn. De ingreep kan daardoor mogelijk leiden tot een wetsovertreding (Artikel 9 en 11 Ffwet). Er zijn in de quickscanrapportage twee opties voorgesteld om zodoende een wetsovertreding te kunnen voorkomen. Optie 1 De eerste betreft het laten uitvoeren van een veldecologisch onderzoek in de periode maartoktober van 2012 (op zijn vroegst). Als daaruit blijkt dat er reptielen zitten dienen er maatregelen getroffen te worden om het leefgebied te behouden en individuen niet te verstoren. Als er geen reptielen zitten hoeven er geen specifieke maatregelen getroffen te worden. Optie 2 Vanwege de beperkte omvang van het aanwezige geschikte biotoop kan er ook van uit worden gegaan dat de planlocatie onderdeel is van leefgebied. Door vervolgens in het plan rekening te houden met het behoud en ontwikkeling van geschikt biotoop kan verstoring van reptielen worden voorkomen. Bij optie 2 wordt geadviseerd om een goedgekeurde Gedragscode (bijvoorbeeld de Gedragscode Ruimtelijke ordening en inrichting van gemeenten) te hanteren. Advies op basis van twee bovenstaande opties Vanwege de beperkte omvang van de planlocatie en het bestaande voornemen om een deel van het plangebied een groene invulling te geven adviseren wij om mitigerende maatregelen te treffen om zodoende geen individuen onnodig te verstoren en afdoende geschikt biotoop aan te bieden binnen het plangebied. Hiermee kunnen negatieve effecten op reptielen (Levendbarende hagedis en Hazelworm) afdoende voorkomen worden en is aanvullend onderzoek niet noodzakelijk. De maatregelen passen ons inziens gemakkelijk in de voorgenomen inrichting en behoeven geen drastische wijzigingen tot gevolg te hebben. De te treffen maatregelen zijn met name gericht op ontwikkeling en behoud van leefgebied voor Levendbarende hagedis, omdat er geen optimaal ontwikkeld leefgebied (qua kwaliteit en oppervlakte) voor Hazelworm in de huidige situatie aanwezig is. De soort is wel bekend uit de omgeving, waar groot aaneengesloten habitat aanwezig is. De soort kan de planlocatie sporadisch aandoen om te foerageren Door het treffen van mitigerende maatregelen wordt voorkomen dat er negatieve effecten optreden en daarmee wordt de kans op overtredingen van verbodsbepalingen voorkomen.
076339770:0.1 - Definitief
ARCADIS
3
Mitigatieplan Levendbarende hagedis sportpark De Kromme Steeg
1.1.1
INRICHTINGSSCHETS PLANLOCATIE Door de Gemeente Valkenburg aan de Geul is een inrichtingsschets aangereikt, zie afbeelding 1.
De inrichting voorziet in behoud van bestaande vegetatie (bomen en struiken) en in nieuwe aanplant van bomen (met name aan de noordoostkant). Het gehele terrein, met uitzondering van de zuidkant (verhard deel tussen tennisveld en schietterrein), wordt afgeschermd met een meidoornhaag.
In de bestaande vegetatiestructuur (bomen en struiken) zijn twee zithoeken beoogd; een zithoek met zicht op het tennisveld en een zithoek met zicht op de schietboom. Een slingerpaadje zorgt voor een doorloop van tennisveld naar schietterrein. Uit het schetsontwerp is niet af te leiden welke verhardingsmaterialen gebruikt worden en hoe de overige, niet te verharden, delen ingericht worden.
Ook de hoogte van de te planten meidoornhaag wordt niet duidelijk uit de schets, evenals de soort bomen die aangeplant worden. Het hekwerk wordt 1,5 meter hoog, wat zou betekenen dat ook de haag die hoogte gaat krijgen.
De open delen zullen als gras/gazon worden ingericht en beheerd.
Afbeelding 1 Ontwerpschets Schietterrein (aangeleverd door de Gemeente)
1.1.2
HABITATEISEN LEVENBARENDE HAGEDIS Beschrijving habitat Levendbarende hagedissen komen in diverse habitats voor. De soort heeft op en in de directe nabijheid van de planlocatie de beschikking uit open en meer gesloten bosgebieden, met braamstruweel of anderzijds laagblijvende vegetatierijke bosranden, bezonde en kruidenrijke taluds van de Geul en schrale vegetatiestroken verspreidt in de omgeving. De soort is afhankelijk van structuurrijk habitat met zon beschenen en snel opwarmende plekken in de nabijheid van dekkingsmogelijkheden, om zich te kunnen beschermen tegen predatie en uitdroging.
076339770:0.1 - Definitief
ARCADIS
4
Mitigatieplan Levendbarende hagedis sportpark De Kromme Steeg
Levendbarende hagedissen zijn meestal vanaf maart al actief (soms februari). Paring vindt plaats vanaf april tot en met juni en de jongen worden half juli tot begin augustus geboren. De soort gaat vanaf half oktober, afhankelijk van de temperatuur in winterslaap. Levendbarende hagedissen zijn gebaat bij een structuurrijk landschap met veel dekkingsmogelijkheden, omdat de soort een groot aantal predatoren kent; vooral roofvogels, fazanten, wild zwijn, egels, bunzing, hermelijn en wezel. Huiskat en loslopende kippen vormen ook een dreiging voor de soort. Jonge dieren vallen veelal ten prooi aan lijsterachtigen (Merel, Zanglijster), kikkers en padden. Functionele leefomgeving Het range van hun leefgebied is doorgaans beperkt tot enkele tientallen vierkante meters tot ruim 500m². Dit staat nauw in verband met de lokale populatiestructuur. Specifieke migratieroutes heeft de soort niet, maar hij is wel min of meer gebonden aan vegetatiegrenzen die voor de oriëntatie zorgen. Het succes van de voortplantingsplaats hangt sterk af van de samenhang van de omgeving. Populatiegrootte en dispersie Levendbarende hagedissen leven in netwerkpopulaties die maximaal bestaan uit zo’n 500 adulte dieren. De populatie is vooral opgebouwd uit meerdere kleine deelpopulaties verspreidt over onderlinge afstanden tot 1 km (indien met elkaar verbonden).Verplaatsing van dieren vindt tot maximaal 2 km per jaar plaats, langs bosranden en open mantelzones. Huidige situatie van de soort ter plekke In de huidige situatie is niet met 100% zekerheid vastgesteld dat de soort er voorkomt. Het veldonderzoek ter plekke is in de winterperiode van de soort uitgevoerd en daarmee is de trefkans nihil. Op basis van het aanwezige habitat en omdat de locatie nu niet actief in gebruik is, hebben we zekerheidshalve aangegeven dat het gebied geschikt is als leefgebied voor Levendbarende hagedis. Effecten van te ingreep op de soort (of populatie) is daarmee niet geheel uit te sluiten. Effecten op populatieniveau van Hazelworm zijn niet te verwachten omdat het aanwezige habitat te klein is voor een duurzame populatie. De soort komt in de omgeving wel voor en zal met de inrichting van het terrein ten gunste voor de Levendbarende hagedis ook voordelen hebben (met name als jachtgebied, voor beschutting en verspreidingsmogelijkheid naar andere populaties).
1.2
SOORTENSTANDAARD DIENST REGELINGEN (MINISTERIE VAN EL&I) Uit de Soortenstandaard Levendbarende hagedis (opgesteld door Dienst Regelingen, onderdeel van het ministerie van Economische zaken, Landbouw & Innovatie), wordt invulling gegeven aan het mitigeren van effecten en het voorkomen van aantasting op de gunstige staat van instandhouding van de soort. In een soortenstandaard worden algemene maatregelen beschreven die in normale gevallen een positief effect hebben op de instandhouding van de bedreigde soort of individuen. De lokale situatie bepaald echter altijd het effect van de ruimtelijke ingreep op de betrokken beschermde soort. Op basis van dit beeld zijn de specifieke gebiedseisende maatregelen
076339770:0.1 - Definitief
ARCADIS
5
Mitigatieplan Levendbarende hagedis sportpark De Kromme Steeg
samen te stellen, die overtredingen van verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet kunnen voorkomen, zodat een ontheffingsprocedure in het kader van de Flora- en faunawet voorkomen wordt. In de soortenstandaard is een stappenplan opgenomen waarmee een ingreep ten aanzien van effecten op de soort beoordeeld moet worden. Stap 1
Onderzoek naar aan-en afwezigheid van de soort. Dit onderzoek is uitgevoerd tijdens het quickscan onderzoek, waarbij geconcludeerd is dat er in op de locatie geschikt habitat aanwezig is waar mogelijk Levendbarende hagedis voorkomt.
Stap 2
Bepaling van aantasting van de functionaliteit van vaste voortplantings- of verblijfplaats. De beperkte omvang en de kans of mogelijkheden om leefgebied te behouden en nieuw aan te leggen beperken te mate van aantasting van het gebied. De te treffen maatregelen zijn afdoende om te kunnen garanderen dat de ingreep geen negatief effect zal hebben op de functionaliteit van het leefgebied of op individuen.
Stap 3
Zicht geven op de gunstige staat van instandhouding van de soort In stap 3 van de soortstandaard is het zaak om zicht te geven op het effect van de ingreep op de gunstige staat van instandhouding. Hierbij geldt de gunstige staat van de landelijke populatie. Omdat dit zeer lastig te beoordelen is wordt er gekeken naar de lokale situatie, waarbij gesteld wordt dat wanneer er een stelsel van verschillende habitats/leefgebieden verstoord of vernietigd worden, of een schakel wordt onbruikbaar, de gunstige staat in het geding is. Omdat het niet met zekerheid uitgesloten kan worden dat de soort er zit is geadviseerd deze mogelijke gebiedsschakel te behouden door middel van mitigerende maatregelen: lees verbetermaatregelen (inrichting en planning) om de functionaliteit van het gebied voor Levendbarende hagedis te behouden.
Stap 4
Uitwerking maatregelen In stap 4 van de soortenstandaard wordt gevraagd om een uitwerking van de maatregelen om deze functionaliteit te behouden. Het gaat hierbij met name om het behoud en versterking van structuurrijke vegetatiestroken (bij voorkeur schrale kruidenrijke stroken, met voldoende dekking van struiken). En voorzieningen die het behoud van voldoende rust garanderen en een beperking van betreding van bepaalde gebiedsdelen (door het treffen van zoneringsmaatregelen). Deze maatregelen zijn uitgewerkt in hoofdstuk 2.
076339770:0.1 - Definitief
ARCADIS
6
Mitigatieplan Levendbarende hagedis sportpark De Kromme Steeg
HOOFDSTUK
Steeg 2.1
2
Maatregelen Kromme
MAATREGELEN UIT ONTWERPSCHETS Het plan Kromme Steeg, zoals in afbeelding 1 weergegeven zijn een aantal voorzieningen getroffen die gunstig zijn voor de Levendbarende hagedis:
2.2
Aanplant meidoornhaag om het grootste deel van het terrein (alleen aan zuidkant niet).
Behoud van de huidig aanwezig begroeiing bomen en struiken.
Gras/gazon.
AANVULLENDE INRICHTINGSADVIEZEN Om binnen het plangebied afdoende te kunnen garanderen dat de gunstige staat van instandhouding niet in het geding komt en om het behoud van rust en betredingsbeperking te voorzien stellen we de volgende maatregelen voor:
Betredingsbeperking van het zuidelijke deel (beboste deel met de zithoeken), zodat dit deel de “rust” hoek wordt voor de soort. Betreding mag alleen toegestaan worden op het pad en ter plekke van de zithoeken. Dit ter borging van het behoud van het functionele leefgebied van de soort.
Aanbrengen van mergelmuurtjes (zie doorsnede afbeelding 2) rondom de zithoeken, die dienst doen als rustplek, winterverblijf en schuilgelegenheid.
Afbeelding 2 Doorsnede afschermmuur zithoek
076339770:0.1 - Definitief
ARCADIS
7
Mitigatieplan Levendbarende hagedis sportpark De Kromme Steeg
De beoogde open stroken nabij de schietpaal en in het gebied van de zithoeken zo te beheren dat hier een bloemrijke en zonrijke vegetatiestrook ontstaat. Uit het Stimuleringsplan Zuid-Limburg-Zuid blijkt dat er een ontwikkeling van een droog kruidenrijk grasland gewenst is voor de Ecologische Hoofdstructuur ter plekke van het gebied (Doeltype 8.09 Rj). Ook het beheer dient hierop afgestemd te worden, wat inhoudt dat de eerste twee jaar vrij intensief gemaaid dient te worden (8 keer in jaar 1, 5 keer in jaar 2) en daarna 2 keer per jaar maaien en afvoeren.
Op diverse plekken dienen takkenrillen en/of gestapelde boomstammen of puinheuvels aangebracht te worden die voor dekking en schuilgelegenheid zorgen (zie afbeelding 3).
Afbeelding 3 Uitsnede aanzicht groenstrook
Het aanwezige puin kan ook gebruikt worden als opvulling voor de mergelmuurtjes om de zithoeken, of als aanvulling van de begroeide stroken, met als doel het bieden van dekking (wegkruipmogelijkheid).
2.3
ALGEMENE VOORWAARDEN Overige, algemene voorwaarden:
De aanwezige begroeiing dient zoveel mogelijk gehandhaafd te blijven.
De werkzaamheden dienen uitgevoerd te worden in de minst gevoelige periode (gefaseerd in de actieve periode van de dieren april- oktober), of onder de voorwaarden van een gedragscode (Gedragscode Ruimtelijke ordening en inrichting van Gemeenten).
Door de strook tussen de bomen en de tennisbaan geheel in te richten voor reptielen plus de randstrook blijft afdoende leefgebied beschikbaar voor reptielen. Ontwikkeling, beheer afgesteld op creëren van bloemrijke vegetatie (schraal, zonnig).
076339770:0.1 - Definitief
ARCADIS
8
Mitigatieplan Levendbarende hagedis sportpark De Kromme Steeg
De aangewezen stroken mogen tijdens de aanlegwerkzaamheden niet benut worden voor opslag of dergelijke. Door de afscherming met meidoornhaag eerst aan te leggen wordt voorkomen dat de stroken tijdens de bouw gebruikt worden.
Door de aangewezen stroken gefaseerd in te richten in het actieve seizoen (vanaf circa april tot oktober) wordt voorkomen dat al het actuele geschikte leefgebied in 1 keer op de schop gaat.
De werkzaamheden dienen bij voorkeur niet tijdens de winterperiode plaats te vinden. Vanaf maart worden reptielen weer actief en kunnen bij verstoring door de activiteiten zelfstandig een tijdelijk veilig heenkomen zoeken.
2.4
GARANTIE GUNSTIGE STAAT VAN INSTANDHOUDING Met het pakket aan maatregelen, waarbij aangegeven moet worden dat het grootste deel puur eisen en wenen zijn met betrekking tot de wijze van uitvoer en niet zozeer gericht op zaken die kosten met zich meebrengen, wordt voldaan aan de voorwaarden van de soortenstandaard Levendbarende hagedis. Met deze maatregelen wordt dan ook de gunstige staat van instandhouding van de soort (en de lokale populatie) gewaarborgd.
2.5
CONCLUSIE FLORA-EN FAUNAWET Met de bovenbeschreven mitigerende maatregelen wordt afdoende geborgd dat de ingreep niet zal leiden tot overtreding van verbodsbepalingen in het kader van de Flora- en faunawet en dat daarmee ook de gunstige staat van instandhouding van de soort gewaarborgd blijft.
076339770:0.1 - Definitief
ARCADIS
9
Mitigatieplan Levendbarende hagedis sportpark De Kromme Steeg
BIJLAGE
1
Inrichtingsschets met aanvullingen
076339770:0.1 - Definitief
ARCADIS
10