Bijlage 3: Beantwoording inspraakreactie Initiatiefgroep Bezwaren tegen de Randweg NR.: 1.
T.A.V. BELEIDSCONFORMITEIT EN PROCEDURES VRAAG: Wat is de juridische status van het ISP? Wat is het verschil met een voor-ontwerp van een bestemmingsplan? Waarom is dit niet nader toegelicht? Is hier op transparante wijze voldaan aan de informatieplicht van de gemeente? ANTWOORD: Het ISP is een structuurplan in de zin van artikel 7, lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Dit artikellid luidt: "de gemeenteraad kan in samenwerking met de raden van aangrenzende gemeenten voor het gebied van de betrokken gemeenten een structuurplan vaststellen, waarin de toekomstige ontwikkeling van die gemeenten wordt aangegeven". Zo'n structuurplan kan ook betrekking hebben op deelonderwerpen, zoals in dit geval de Zuidwestelijke randweg en het bedrijventerrein. Een structuurplan is een beleidsregel in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en bepaalt het gemeentelijk handelen. Aldus heeft het structuurplan geen directe rechtsgevolgen. Het structuurplan vormt een belangrijke bouwsteen voor het straks op te stellen bestemmingsplan voor de Zuidwestelijke randweg. In het bestemmingsplan wordt het ISP doorvertaald in juridische, burgers bindende regelgeving in de vorm van planvoorschriften en een plankaart. Voorts gaat het bestemmingsplan vergezeld van een toelichting op de voorschriften en plankaart. Zie ook de beantwoording bij thema 3 van bijlage 2.
2.
Bent u het met ons eens dat de ligging van Gouda uniek is voor de Randstad? Betekent dit niet dat de zuidelijke stadrand maximale bescherming verdient? Waaruit blijkt dat in de plannen? ANTWOORD: Wij erkennen de bijzondere ligging van Gouda aan de Krimpenerwaard en de bijzondere waarden van dit gebied. Tegelijkertijd is er sprake van groeiend bereikbaarheids- en leefbaarheidsprobleem in het zuiden van Gouda. De m.e.r.-procedure waarborgt dat bij het zoeken naar een adequate oplossing, de milieueffecten een volwaardige plaats in de besluitvorming krijgen.
3.
Is het karakter van het bestemmingsplan voor de gemeente inmiddels veranderd of acht zij dit nog steeds van doorslaggevende betekenis voor de inrichting van het gebied? ANTWOORD: De huidige bestemmingsplannen zullen op onderdelen worden aangepast om aanleg van de weg en het bedrijventerrein mogelijk te maken.
4.
Hoe moeten wij als bewoners dit bestemmingsplan zien? Mogen wij er nu vanuit gaan dat het bestemmingsplan niet langer onaantastbaar is? ANTWOORD: Een bestemmingsplan geeft de ruimtelijke mogelijkheden van dat moment aan in het plangebied. Voor wijziging hiervan zijn procedures afgesproken met mogelijkheden van inspraak en beroep voor belanghebbenden . Onderschrijft de gemeente de principes van transparante beleidsvorming en democratische procedures? Moet er dan niet gezocht worden naar breed gedragen oplossingen, die het daglicht kunnen velen? ANTWOORD: Vanzelfsprekend staat de gemeente achter de genoemde punten. Op diverse momenten in de planprocedure is inspraak mogelijk geweest en zal er nog inspraak mogelijk zijn. Via de klankbordgroep hebben belanghebbenden een extra mogelijkheid gehad om inbreng in het plan te hebben.
5.
6.
Bent u met ons van mening dat het draagvlak voor navolging van beleidsregels en afspraken fundamenteel wordt ondermijnd als de gemeente het beleid toepast op anderen,
maar het zelf schendt? ANTWOORD: Gemeenten kunnen het beleid wijzigen, met inachtneming van de gebruikelijke procedures, als het maatschappelijk belang daarom vraagt. 7.
Acht de gemeente de inspraak slechts geldig voor bepaalde onderdelen van de plannen? Mogen bewoners niet inspreken over bepaalde elementen en over andere wel? ANTWOORD: Conform de Wet op de Ruimtelijke Ordening kan een ieder over elk onderdeel van het plan inspreken.
8.
Waarom is er in de stukken geen melding gemaakt van de belangen van de gemeente Vlist? Welke rol speelt deze gemeente in de bestaande plannen? ANTWOORD: Van alle tracé-alternatieven ligt de as van de nieuwe weg op het grondgebied van de gemeenten Gouda en Ouderkerk. Volgens het huidige schetsontwerp komt de ventweg bij de rotonde ter hoogte van de Goudse weg vanwege de reconstructie enige meters op het grondgebied van de gemeente Vlist te liggen. De effecten van deze ligging zijn in de aanvulling op de MER meegenomen, ook voor zover deze op het grondgebied van de gemeente Vlist liggen.
9.
Acht de gemeente de startnotitie van 1998 nog van toepassing? Waarom? Waarom niet? ANTWOORD: De startnotitie bakent zowel inhoudelijk als procedureel nog steeds het begin van de m.e.r.procedure af.
10.
Zijn de gemeentes bereid de bevolking en de belanghebbenden rechtstreeks en in partnership te betrekken bij een heroverweging van de plannen of delen ervan? En hoe zal de inspraak zijn bij de nadere uitwerking? Op welke wijze denkt u dat te doen en wanneer? ANTWOORD: Er is procedureel gezien geen sprake van heroverweging van het plan na vaststelling van het tracé. De inspraak op de (aanvulling) MER en het ISP zijn bedoeld om eventuele nieuwe inzichten in de daaropvolgende besluitvorming door het bevoegde gezag te verwerken. Het schetsontwerp van het tracé zal door het bureau Realisatie van de provincie Zuid-Holland nader worden uitgewerkt. Dit zal in samenspraak met de omgeving gebeuren. Hoe dit precies wordt ingevuld is op dit moment nog niet duidelijk
11.
Wat is de stand van zaken m.b.t. het huidige bestemmingsplan en wat zijn de stappen die men denkt te ondernemen terzake? Welke rol voorziet men daarbij voor ons als belanghebbenden? ANTWOORD: De huidige bestemmingsplannen zullen worden gewijzigd om de aanleg van de weg en het bedrijventerrein mogelijk te maken. Voor de weg zal waarschijnlijk eerst een ontheffing van het bestaande bestemmingsplan worden aangevraagd volgens de procedure van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Daarin zijn vaste termijnen voor inspraak, zienswijzen en beroep opgenomen. T.A.V. DE PROJECTDOELSTELLING
12.
Waardoor wordt aangetoond dat met dit ontwerp de leefbaarheid in Korte Akkeren en in ons gebied rond de Stolwijkersluis en de Gouderakse Tiendweg wordt verbeterd? ANTWOORD: De doelstelling van het project met betrekking tot leefbaarheid is in paragraaf 2.3 van de Aanvulling MER weergegeven als “Het verbeteren van de leefbaarheid in de omgeving van de Veerstalroute in termen van verkeersveiligheid, geluidhinder en luchtkwaliteit.” In de effectbeschrijving van hoofdstuk 7 , 8 en 9 van de aanvulling MER is de verbetering ten opzichte van de autonome ontwikkeling weergegeven. Daaruit blijkt ook dat de situatie niet overal verbeterd. Waar deze verslechterd blijven de effecten binnen de vastgestelde normen.
13.
Waaruit blijkt dat de planopstellers het principe en de verplichting hebben gerespecteerd van
minimale ingrepen in een beschermd gebied? ANTWOORD: Dit blijkt uit de gevolgde m.e.r.-procedure die een zorgvuldige afweging waarborgt. Reeds in de fase van de startnotitie zijn alternatieven afgevallen vanwege de effecten op de omgeving. Van de overgebleven alternatieven zijn de milieueffecten in beeld gebracht om een goede onderlinge afweging te kunnen maken. 14.
Waarom zijn weggebruikers prioritair als het gaat om de keuze van geluidsschermen in de polder? Zijn bewoners, recreanten en de natuur van lagere prioriteit? Worden zij ergens genoemd als doelgroep? ANTWOORD: Weggebruikers zijn niet prioritair. Geluidsschermen zijn bedoeld om het geluidsniveau op kwetsbare bestemmingen binnen de normen te houden. De vormgeving van de geluidsschermen zal in de ontwerpfase in samenspraak met de direct belanghebbenden worden uitgewerkt.
15.
Op basis van welk onderzoek wordt aangetoond dat de ZWR geen additioneel verkeer, verkeersoverlast en onveiligheid zal aantrekken? ANTWOORD: Door het aanleggen van een nieuwe weg met betere doorstroming zal naar verwachting in zijn totaliteit meer verkeer een route door of langs Gouda kiezen. Uit het m.e.r.-onderzoek blijkt dat de effecten van het wegverkeer op de omgeving (geluid en lucht) over het geheel positief zijn. Lokaal kan er sprake zijn van negatieve effecten. Uit tabel 7.6 van de Aanvulling MER kan worden afgelezen dat de verkeersveiligheid in het voorkeursalternatief in zijn totaliteit zal toenemen.
16.
Waarom stelt u dat het gekozen alternatief de ENIGE oplossing is? Waar wordt dat uiteen gezet? Analyseert de MER geen alternatieven? Hoe onderbouwt u de stelling dat het verkeersprobleem in de komende decennia daadwerkelijk zal worden opgelost ANTWOORD: Er zijn meerdere reele alternatieven onderzocht. Daarbij is eerst nagegaan welk tracé het beste voldoet aan de doelstelling (probleemoplossend vermogen). Vervolgens is bepaald van welk alternatief de optredende negatieve effecten het geringst zijn en welke mogelijkheden er zijn om deze effecten te mitigeren, dan wel te compenseren. Tenslotte geldt de randvoorwaarde dat een alternatief in financieel opzicht realistisch moet zijn. Alternatief 3 is volgens deze afweging niet de enige oplossing, maar wel de beste.
17.
Waar treft de lezer een definitie aan van het genoemde verkeersprobleem? Is er naast de aantallen weggebruikers ook onderzoek gedaan naar de afkomst en bestemming van deze? ANTWOORD: Het verkeersprobleem staat beschreven in de paragrafen 2.1 en 7.1. Er is onderzoek gedaan naar herkomsten en bestemmingen in de huidige situatie, autonome ontwikkeling en alternatieven. Zie hiervoor paragraaf 2.2 van de nota van beantwoording. T.A.V. DE CULTUURHISTORISCHE WAARDEN
18.
Hoe waardeert u het feit dat het buurtschap Stolwijkersluis een periurbaan karakter heeft met opvallende cultuurhistorische en landschappelijke elementen van waarde? Waaruit blijkt dat in de plannen? Hoe is e.e.a. afgewogen in de plannen? ANTWOORD: Het buurtschap Stolwijkersluis wordt in de plannen zoveel mogelijk ontzien. Om die reden zijn in een eerdere fase alternatieve afgevallen die aansluiten op de bestaande rotonde Stolwijkersluis. Cultuurhistorische waarden zijn geïnventariseerd en vanwege de negatieve effecten op dit punt is een tracé dat de Gouderakse Tiendweg kruist niet meegenomen in de procedure. Tenslotte zijn cultuurhistorische waarden afgezet tegen andere aspecten. Zie hiervoor hoofdstuk 11 van de Aanvulling MER.
19.
Acht u het gebied rond de Gouderakse Tiendweg van betekenis gezien vanuit cultuurhistorisch, natuurlijk milieu, recreatief en landschappelijk oogpunt? Waaruit blijkt dat in de afweging?
ANTWOORD: De waarden van het gebied rond de Gouderakse Tiendweg worden erkend. Bij de keuze van realistische alternatieven is geprobeerd dit gebied zoveel mogelijk te ontzien. In het m.e.r.onderzoek zijn de alternatieven op alle door u genoemde aspecten getoetst. Het maatschappelijk belang legitimeert een aantasting die zo beperkt mogelijk is geprobeerd te houden. 20.
Acht u de waarde van de Gouderakse Tiendweg dusdanig dat zij dient te vallen onder de bescherming van het cultuurhistorisch beleid? ANTWOORD: Dit aspect heeft betrekking op de uitvoering van het cultuurhistorisch beleid en valt buiten de scope van het project.
21.
Acht u de in de plannen voorgestelde aantasting van de gezichtsbepalende woonboerderij overeenkomstig de intentie en de letter van het cultuurhistorisch beleid? ANTWOORD: Het betreffende pand heeft de status van gemeentelijk monument en blijft als zodanig onaangetast.
22.
En wat vindt u in dit verband van de geplande afslag naar de Gouderakse Tiendweg en de versperring voor autoverkeer van de monumentale ophaalbrug? ANTWOORD: In de nieuwe situatie is een verkeersveilige toerit naar de Gouderakse Tiendweg via de ophaalbrug voor autoverkeer niet mogelijk. Om de ontsluiting van de woningen ter plaatse te waarborgen is een alternatieve toegang ontworpen.
23.
Waarom wilt u het tracé zo dicht mogelijk op de Gouderakse Tiendweg leggen? Is dit niet onnodig schadelijk? ANTWOORD: De huidige ligging van het tracé is het resultaat van de keuze om noch Stolwijkersluis, noch de Gouderakse Tiendweg te doorsnijden.
24.
Waar komt het aspect van bescherming en versterking van de cultuurhistorische waarden intrinsiek en als geheel tot uiting? ANTWOORD: Zoals reeds eerder is aangegeven bij vraag 18 hebben cultuurhistorische waarden een rol gespeeld bij het bepalen van de alternatieven en bij de afweging tussen deze alternatieven. T.A.V. DE TRACE KEUZE
25.
Waarom is het zoekgebied van de studie voor de ZWR beperkt tot het gebied tussen de Gouderaksedijk en de Gouderakse Tiendweg? Is de keuze gebaseerd op historische gronden of is er ook naar de toekomst gekeken? ANTWOORD: Het gebied ten zuiden van de Gouderakse Tiendweg is onder meer afgevallen als plangebied vanwege de aantasting van de natuurwaarden. Vanwege cultuurhistorische waarden is de Gouderakse Tiendweg zelf ontzien. Daarmee resteert het huidige zoekgebied.
26.
Wat is de visie van de gemeente Gouda op de toekomstige verkeersontwikkelingen in Gouda-West met name vanwege de bouw van de woonwijk Westergouwe? Waar wordt die visie uiteengezet? ANTWOORD: Bij de analyse van de toekomstige verkeersontwikkelingen zijn relevante ruimtelijke ontwikkelingen meegenomen. Het extra verkeer van en naar Westergouwe is hierin meegenomen. Alle uitgangspunten zijn beschreven in bijlage 4 van de Aanvulling MER.
27.
Waarom is er geen integrale lange termijn analyse gemaakt van de groeiontwikkeling van het verkeer in en rond Gouda? Kan dat alsnog? ANTWOORD:
Het gebruikte verkeersmodel is een integrale lange termijn analyse van het verkeer in en rond Gouda. 28.
Waarom is het Belvedère beleid niet toegepast in de analyse van het tracé? Zo ja, waar blijkt dat uit? ANTWOORD: Dit beleid is wel toegepast bij de bepaling van de milieueffecten. De nota Belvedere is beschreven in paragraaf 2.4 van de Aanvulling MER, de effecten op cultuurhistorische bouwkundige objecten en cultuurhistorische landschapselementen in de paragrafen 4.6 en 4.7.
29.
Hoe zwaar weegt voor u het drievoudige monument Tiendweg-ophaalbrug en woonboerderij? Waaruit blijkt dat? Wat is de reden om het tracé onmiddellijk tegen deze percelen te leggen? ANTWOORD: De genoemde monumenten zijn afzonderlijke monumenten die intact blijven. Voor wat betreft de ligging van het tracé wordt verwezen naar het antwoord op vragen 18 en 23.
30.
Waarom is er geen aanwijzing dat u oog hebt voor het gecombineerde effect van het licht,veiligheids-, kleur- en luchtvervuilende aspect van het gekozen tracé in het betreffende gebied? ANTWOORD: De effecten in de MER zijn voor een groot aantal punten in beeld gebracht waardoor lokale verschillen zichtbaar zijn. Bij de afweging tussen de alternatieven is uitgegaan van de effecten in het gehele studiegebied.
31.
Waaruit blijkt dat bij de tracékeuze een juiste balans is gezocht en gepoogd is een midden te zoeken bij de belangenafweging? Acht u dit evenwichtig beleid? Waarom? ANTWOORD: In hoofdstuk 11 is de eindafweging van het bevoegd gezag beschreven.
32.
Waarom moet de rotonde in de N207 op die plaats? En waarom dit type? Zijn alternatieven overwogen? Zo ja, welke? En zo nee, waarom niet? ANTWOORD: Zoals reeds eerder is aangegeven waren de bestaande rotonde bij Stolwijkersluis en aansluitpunten ter hoogte van de Gouderakse Tiendweg of nog zuidelijker geen optie. De exacte locatie van de huidige rotonde ten opzichte van de monumentale boerderij, de ligplaats van de woonboten en de woonbebouwing langs de Goudse weg zal tijdens de planuitwerking worden vastgelegd. Vanwege de omvang van de verkeersstromen is gekozen voor een zogenaamde “turbo-rotonde”. Verkeerslichten of een enkelvoudige rotonde voldoen hier niet aan de eisen die aan de verkeersdoorstroming worden gesteld.
33.
Waarom is de gemeente Vlist niet in de plannen zichtbaar? Zijn er geen betrokkenen woonachtig in deze gemeente? ANTWOORD: Zoals ook in de beantwoording van vraag 8 is aangegeven zijn alle effecten van de weg op het grondgebied van de gemeente Vlist in de studie meegenomen.
34.
Heeft u de effecten van de verkeerslus Stolwijkersluis onderzocht en waar blijkt dit uit? Hoe kan het karakter van de Goudse Weg behouden blijven na deze ingreep? En hoe rijmt u dit met het dempen van de sloot aan de Goudse weg en de aantasting van de huidige groenvoorziening? ANTWOORD: De gekozen oplossing voor het afsluiten van de Goudse weg zal als onderdeel van de aansluiting van de Zuidwestelijke Randweg op de N207 nog nader worden onderzocht. Het bureau Realisatie van de provincie Zuid-Holland is hiervoor verantwoordelijk. Zij zullen de direct belanghebbenden in dit proces betrekken.
35.
Is het alternatief van een echte Rondweg bestudeerd? Waarom, waarom niet? Is het
materiaal van studie en beoordeling c.q. besluitvorming terzake beschikbaar en toegankelijk? ANTWOORD: Een rondweg die ten zuiden van de Krimpenerwaard loopt is in het kader van de startnotitie afgevallen als te onderzoeken alternatief. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 25. 36.
Loopt de ZWR alleen op Goudse en Ouderkerkse grond? ANTWOORD: Zie het antwoord op vraag 8.
37.
Is de ZWR een vervolg van de N207? Zo nee, waarom niet en waar gaat de N207 verder? Zo ja, is de ZWR dan een bovengemeentelijke zaak? Maar betekent dat niet dat onderhandse intergemeentelijke convenanten opnieuw bekeken moeten worden? ANTWOORD: De Zuidwestelijke Randweg maakt onderdeel uit van de N207. Het vaststellen van het tracé is een taak van de betrokken gemeenten. De provincie Zuid-Holland is verantwoordelijk voor ontwerp en aanleg van de weg.
38.
Zijn de volkstuinders bij de inspraak betrokken? Hoe denkt men de toegang van de volkstuinders tot hun domein te realiseren? Is dit de meest geschikte keuze gelet op de waarde van de Gouderakse Tiendweg? ANTWOORD: De volkstuinders zijn via de Klankbordgroep op de hoogte gehouden van het plan en hebben kunnen inspreken tijdens de inspraakperiode. De toegang tot het volkstuinencomplex zal in beginsel gehandhaafd blijven op de huidige locatie aan de Gouderakse Tiendweg.
39.
Waarom eist de gemeente een afslag op de Gouderakse Tiendweg als er een alternatief bestaat? ANTWOORD: Zie het antwoord op vraag 22.
40.
Waarom eindigen alle 3 alternatieven met een enkele oplossing v.w.b. het gebied Stolwijkersluis? Waarom is er niet gekeken naar alternatieven die rekening houden met onze bezwaren en zorgen? ANTWOORD: Zie het antwoord op vraag 18 en de beantwoording bij thema 1 uit bijlage 2.
41.
Waarom ontbreekt in de analyse de samenhang met de toekomstige ontsluiting- en doorstromingsproblematiek in Gouda West? ANTWOORD: Zie hiervoor paragraaf 2.2 van de nota van beantwoording.
42.
Waarom zijn alternatieven voor afslagen en rotondes buiten beeld gebleven? ANTWOORD: Een uitgangspunt bij het zoeken naar oplossingen was dat deze sober en doelmatig waren en noodzakelijk voor een goede verkeersafwikkeling.
43.
Zijn minder schadelijke alternatieven overwogen? ANTWOORD: Binnen de huidige alternatieve tracés zijn minder schadelijke alternatieve afslagen en rotondes in het oosten van het plangebied onbekend. Alternatieve aansluitingen als onderdeel van alternatieve tracé’s zijn in de procedure sinds de Startnotitie afgevallen.
44.
Waarom is er geen alternatief gepresenteerd van het tracé tussen de Julianasluis en de N207? ANTWOORD: Zie hiervoor paragraaf 2.1 van de nota van beantwoording.
45.
Is er een studie gemaakt van een rondweg die een grotere lusverbinding maakt ten zuiden van de Tiendweg en die rekening houdt met de oplevering van Westergouwe en het
functioneren van het bedrijventerrein? Wat zijn de details en de conclusies? ANTWOORD: Alternatieven en varianten die zuidelijker dan de Gouderakse Tiendweg door de Krimpenerwaard lopen zijn in de fase van de Startnotitie afgevallen vanwege de aantasting van de natuur- en landschappelijke waarden. Zie pargraaf 2.1 van de nota van beantwoording. In alle alternatieven is overigens rekening gehouden met de oplevering van Westergouwe en het bedrijventerrein Veerstalblok. 46.
Houdt de studie rekening met de groei van kleinere woonkernen in de Krimpenerwaard als gevolg van de verruimde mogelijkheid om ruraal te bouwen? ANTWOORD: Nee, hiermee is in de verkeersberekeningen niet expliciet rekening gehouden.
47.
Is er rekening gehouden met het fietsverkeer Stolwijk richting Gouda en vice versa? Waaruit blijkt dat? ANTWOORD: Ja, er is een vrijliggend fietspad langs de oostkant van de N207.
48.
Waarom is bij de tekening van het tracé geen rekening gehouden met het middeleeuwse ontginningspatroon van de polder? ANTWOORD: Het ontginningspatroon van de polder is terug te vinden in de ontwateringsloten die haaks op de Gouderaksedijk als ontginningsbasis zijn gegraven tot aan de Gouderakse Tiendweg die als waterscheiding fungeerde. In het schetsontwerp van het tracé is zoveel mogelijk aangesloten bij dit patroon door de weg waar mogelijk parallel aan de Gouderaksedijk en Gouderakse Tiendweg te tekenen.
49.
Is de afsluiting van de Goudse weg niet riskant in geval van calamiteiten nu en in de toekomst? Wat is het alternatief? ANTWOORD: Afsluiting van de Goudse weg heeft nadelen in het geval van calamiteiten. Dit is ook door de brandweer aangegeven. In de planuitwerking zal dit aspect worden meegenomen. Zie ook het antwoord op vraag 34. T.A.V. DE MER STUDIE
50.
Zijn er metingen verricht in het gebied langs de Gouderakse Tiendweg? En waarom niet op verschillende cruciale tijdstippen en weersomstandigheden? Zo ja, waaruit blijkt dat? ANTWOORD: Voor het berekenen van het effect op luchtkwaliteit en geluid is een groot aantal meetpunten vastgesteld. Deze zijn gekoppeld aan geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen. In de Aanvulling MER zijn deze terug te vinden in de tabellen van hoofdstuk 9, en de bijlagen 6 en 7. Zie tevens het bijlagenrapport Geluid en Trillingen. Voor een toetsing van de effecten aan de normen zijn modelberekeningen afdoende.
51.
Hoe wordt de uitspraak dat het gebied een beperkte natuurwaarde heeft objectief onderbouwd? Is het niet vreemd dat de gemeente minder waarde toekent aan haar grondgebied dan haar burgers? ANTWOORD: Uit de vraag blijft onhelder op welke tekstpassage uit de aanvulling MER wordt gedoeld. In hoofdstuk 6 zijn ecologische waarden beschreven. Daarin worden (deel)gebieden onderling vergeleken. Bij het herlezen van deze tekst hebben wij geen onwaarheden opgemerkt.
52.
Zijn onafhankelijke milieuorganisaties geraadpleegd bij de evaluatie van het projectgebied op zijn natuurwaarde? ANTWOORD: Ja, de natuurwaarden zijn onder meer gebaseerd op het onderzoek dat Bureau Waardenburg heeft uitgevoerd in opdracht van het Zuid Hollands Landschap. In dit rapport zijn alle waarnemingen die in het gebied gedaan zijn, opgenomen en is dit het meest
complete en recente overzicht van de aanwezige beschermde soorten in de polder Veerstalblok. 53.
Is de MER procedure recent gebruikt bij de analyse van het bedrijventerrein? Waarom niet? Indien wel, wat is de uitkomst? ANTWOORD: Nee, een bedrijventerrein van deze omvang is niet MER-plichtig. Overigens zijn bij de verkeersberekeningen de verkeersstromen van en naar het bedrijventerrein wel meegenomen en is bij de effectbepaling uitgegaan van de autonome ontwikkeling zonder bedrijventerrein.
54.
Waarom is de verkeersoverlast in Stolwijkersluis en omgeving niet expliciet genoemd? Is deze überhaupt onderzocht? Is er met name gelet op het cumulatieve effect van de overlast van N207 en ZWR? ANTWOORD: In het MER zijn de geluidseffecten van de ZWR op Stolwijkersluis meegenomen. Zie ook het bijlagenrapport geluid en trillingen. Hierbij is ook de overlast van de N207 meegenomen. Uit de wet volgt overigens dat er per bron getoetst moet worden aan de geluidsnormen. Voor iedere bron zijn indien nodig geluidsreducerende maatregelen geformuleerd. Alleen bij hogere grenswaarde aanvraag moet ook gekeken worden naar de cumulatieve effecten aan de gevel. T.A.V. HET BEDRIJVENTERREIN
55.
Waarom wordt de uitbreiding met hoogbouw van de waterzuivering overwogen, terwijl eerder wordt gesteld dat dit strijdig is met het beleid van bescherming van de stadsrand? ANTWOORD: Deze vraag valt buiten de scope van dit project.
56.
Wat is in de visie van de twee betreffende gemeentes de betekenis van het nieuwe industrieterrein Gouwepark voor de lokale en regionale industrie? Waarom wordt hiervoor niet gekozen m.b.t. de reallocatie van sommige (kennelijk niet alle) Ouderkerkse bedrijven, en m.b.t. de Asfaltcentrale? ANTWOORD: Zie paragraaf 2.3 van de nota van beantwoording.
57.
Hoe kan de keuze voor alternatief worden gerechtvaardigd als hierbij een tracé wordt gekozen dat dwars door een zwaar beschermd zellingengebied gaat? ANTWOORD: Van een wettelijk beschermde status van het zellingengebied is geen sprake. De zellingen zijn kenmerkend voor de Hollandsche Ijssel. In het kader van het project Hollandsche Ijssel blijft de zelling Middelblok-Groot bedrijventerrein met de ambitie om deze te herstructureren.
58.
Hoe is dat te rijmen met een reallocatie van industrie juist vanwege het vrij maken van beschermde zellingen? Maakt de keuze voor alternatief dit streven niet juist weer ongedaan? ANTWOORD: Door de ZWR is minder ruimte beschikbaar op de zelling Middelblok-Groot voor bedrijventerrein. Bedrijven die hierdoor elders ruimte zoeken kunnen terecht op het bedrijventerrein Veerstalblok. Daarnaast kan de ZWR juist een impuls geven aan de herstructurering van deze zelling.
59.
Hoe tonen de gemeentes aan dat hiermee wordt voldaan aan de eis van clustering en het tegengaan van verrommeling? Is er deskundig onderzoek gedaan terzake? ANTWOORD: Met het Hollandsche IJssel project wordt verrommelling langs de Hollandsche IJssel tegengegaan door hier watergebonden bedrijvigheid te concentreren. Dit vraagt verplaatsing van andersoortige bedrijven. Deze kunnen geclusterd terecht op het bedrijventerrein Veerstalblok.
60.
Waarom is deze vorm van compensatie te prefereren boven installeren in het Gouwepark? Welke motieven maken dat natuur- en landschap nu geen prioriteit zijn? Is de gepretendeerde verbeterde doorstroming ten gevolge van de aanleg van een eventuele ZWR geen reden om de industriebedrijven te vestigen waar zij horen: op het regionale bedrijventerrein? ANTWOORD: Er is behoefte aan de opvang van bedrijven in de Krimpenerwaard. Het streekplan ZuidHolland Zuid biedt hiervoor de mogelijkheid. Daarbij wordt aangesloten op het bestaande terrein van de AWZI. Zie ook paragraaf 2.3 van de nota van beantwoording.
61.
Zal hoogbouw op het bedrijventerrein worden toegestaan? Vindt de gemeente de overkapping van de asfaltcentrale conform het beleid? Waarom? ANTWOORD: De goothoogte van de bedrijfsgebouwen mag en hoogste 7 meter en de nokhoogte 10 meter bedragen. De exacte vaststelling van deze maten zal plaatsvinden bij het bestemmingsplan. Zie ook paragraaf 2.? van de nota van beantwoording. De overkapping van de asfaltcentrale is geen onderdeel van het plan.
62.
Hoe wordt het Rijksbeleid van clustering van bedrijventerreinen toegepast? ANTWOORD: Het bedrijventerrein Veerstalblok is opgenomen in het vastgestelde uitvoeringsprogramma bedrijventerreinen van de provincie Zuid-Holland 2004-2007. Dit wordt als provinciale uitwerking van het rijksbeleid gezien.
63.
Hangt de toestemming van de gemeente Ouderkerk samen met de installatie van het bedrijventerrein? Wat zegt dit over de kwaliteit van de plannen? En hoe wordt daarbij gelet op de toekomst en de aanwezigheid van alternatieven. ANTWOORD: Begin jaren ’90 was de gemeente Ouderkerk op zoek naar een alternatieve locatie voor bedrijven die in het kader van het Hollandsche Ijssel project verplaatst zouden moeten worden. Gouda zocht een oplossing voor de bereikbaarheid van Gouda en de Krimpenerwaard. Die oplossing kon alleen gevonden worden op het grondgebied van haar buurgemeente Ouderkerk. Dit resulteerde in 1994 in een convenant polder Veerstalblok waarin een gemeenschappelijk standpunt over het tracé van de weg en het bedrijventerrein is opgenomen. Definitieve besluitvorming over het bedrijventerrein vindt plaats in het kader van het bestemmingsplan. In de plannen van de Zuidwestelijke Randweg wordt het bedrijventerrein Veerstalblok niet onmogelijk gemaakt.
64.
Is het toegestaan het uitzicht van het Rijksmonument de Watertoren te versperren met het bedrijventerrein? Waarom hier wel en waarom elders niet? ANTWOORD: Het uitzicht vanaf de Watertoren wordt door het bedrijventerrein niet versperd. T.A.V.DE WATERWEGEN
65.
Waarom moeten sloten worden verbreed ten koste van individueel eigendom? En waarom rond een monumentale boerderij? Wat heeft dit te maken met de aanleg van het bedrijventerrein? ANTWOORD: Het ontwerp van de weg bestaat onder meer uit een weglichaam en bermsloten. Voor dit gehele ruimtebeslag zullen gronden verworven worden. Dit staat los van het bedrijventerrein en is niet specifiek voor de situatie rond de monumentale boerderij. Ter plaatse van de monumentale boerderij is overigens geen sprake van verbreding van bestaande sloten.
66.
Waarom is er een aparte waterdoorgang getekend bij de woonboerderij aan de Tiendweg? Hoe kunt u argumenteren dat hier sprake is van extra verrommeling en het vermijden van onnodige ingrepen in een zeer kwetsbaar natuurlijk milieu? ANTWOORD: Vanwege de overkluizing van de Stolwijkse Vaart voor de Zuidwestelijke Randweg is een
alternatieve route noodzakelijk voor vaartuigen van de waterbeheerder. 67.
Is het openen van de Stolwijkersluis te rijmen met het elimineren van en onderdoorgang door de Goudse Vaart? Acht u schaatsen en kanoën een belangrijke recreatieve bezigheid? Verdienen activiteiten ondersteuning in dit gebied? ANTWOORD: Over het heropenen van de Stolwijkersluis is geen beslissing genomen. Dit maakt derhalve geen onderdeel uit van de autonome ontwikkeling. Voor de bevaarbaarheid van de watergangen is uitgegaan van de eisen van het waterschap Krimpenerwaard om een doorvaarthoogte van 1,20 meter te hebben. Dit is naar verwachting geen belemmering voor roeiboten, kano’s en schaatsers.
68.
Heeft men bij het tracé rekening gehouden met de studie van Vink m.b.t.oude waterlopen? ANTWOORD: Deze studie is niet bekend bij het bevoegde gezag.
69.
Waarom is er geen rekening gehouden met de beoogde verbreding van de Goudse vaart vanwege de geplande komst van een nieuw watergemaal? ANTWOORD: Het ontwerp van het watersysteem is afgestemd met het Hoogheemraadschap Krimpenerwaard. Daarin is expliciet rekening gehouden met de komst van een nieuw hoofdgemaal.