Zaaknummer: OLOGYD08 Onderwerp
beslissing op de bezwaren, gericht tegen de kapvergunning De Grassen
Collegevoorstel Inleiding Op 20 juli 2010 is besloten aan de gemeente Heusden een kapvergunning te verlenen voor de kap van in totaal 108 bomen: 1 productiebos (52 populieren), 1 eik, 1 wilg, 4 elzen, 3 berken, middendeel bij woningen langs de Vijfhoevenlaan, 1 atlasceder, 1 wilg, 1 els, 8 dennen, 5 coniferen, 11 haagbeuken noordwestelijk deel langs gebouwen en kassen langs de Vijfhoevenlaan en 1 sierkers, 6 esdoorns, 3 coniferen en 10 haagbeuken. Tegen dat besluit zijn vijf bezwaarschriften ontvangen. Dit voorstel heeft tot doel u te adviseren over het te nemen besluit op de bezwaren.
Feitelijke informatie Er zijn in totaal 5 bezwaarschriften ingediend, waarvan 2 door natuurlijke personen en 3 door rechtspersonen. De bezwaarschriften hebben de normale procedure doorlopen. Een verzoek om voorlopige voorziening, gericht aan de voorzieningenrechter van de Rechtbank ’s-Hertogenbosch, is ingetrokken na de mededeling van de gemeente dat de bomen hangende de bezwaarprocedure niet gekapt worden. Naar aanleiding van de ingediende bezwaarschriften heeft op dinsdag 9 november 2010 een hoorzitting bij de Commissie bezwaarschriften plaatsgehad. Tijdens deze zitting hebben zowel belanghebbenden als vertegenwoordigers van uw college hun standpunt kenbaar gemaakt. In aansluiting op de hoorzitting heeft de commissie op 9 november 2010 advies uitgebracht. Dit advies is op 26 november jl. ontvangen.
Afweging I.
Ontvankelijkheid van bezwaarmakers
Advies bezwaarcommissie De bezwaarcommissie heeft als volgt geadviseerd: - Het bezwaarschrift van bezwaarmaker (e) ontvankelijk te verklaren, omdat bezwaarmaker voor een deel van de kapvergunning voldoet aan het nabijheids- en zichtcriterium, zodat hij als belanghebbende bij de kapvergunning kan worden beschouwd. - Het bezwaarschrift van bezwaarmaker (d) niet-ontvankelijk te verklaren vanwege het overschrijden van de bezwaartermijn. - Het bezwaarschrift van bezwaarmaker (a) niet-ontvankelijk te verklaren, omdat het statutaire doel van deze vereniging niet kan worden beïnvloed door de kapvergunning, omdat de dichtstbijzijnde woning zich op meer dan 200 meter van de te kappen bomen
1
Zaaknummer: OLOGYD08 Onderwerp
-
-
beslissing op de bezwaren, gericht tegen de kapvergunning De Grassen
bevindt en vanuit de dichtstbijzijnde woning slecht zeer beperkt zicht op de betreffende bomen is. Het bezwaarschrift van bezwaarmaker (b) niet-ontvankelijk te verklaren, omdat het kappen van de bomen geen directe invloed heeft op de woon- en leefomgeving van de leden van de vereniging en daardoor geen inbreuk oplevert op hun gemeenschappelijke belangen. Deze belangen onderscheiden zich daardoor niet van andere inwoners. Het bezwaarschrift van bezwaarmaker (c) niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de vereniging – gelet op haar doelstellingen – niet als belanghebbende bij de kapvergunning kan worden beschouwd. Kapvergunningen zijn naar het oordeel van de commissie niet onder te brengen onder behoud van het monumentale en cultuurhistorische karakter van het buurtschap.
Aanvullende reactie van bezwaarmaker (c) Na de advisering door de commissie heeft bezwaarmaker (c) aanvullende informatie ingediend op basis waarvan naar haar oordeel zou blijken dat ze – in tegenstelling tot het oordeel van de commissie – wel ontvankelijk zou zijn. De commissie kon met deze informatie geen rekening meer houden, maar bij de beslissing op bezwaar dient uw college zich nog wel een oordeel over de aanvullende informatie te vormen. Gelet op wat onder de ‘cultuurhistorie’ wordt begrepen kan niet worden volgehouden dat de doelstellingen van deze bezwaarmaker niet mede gericht zijn op behoud van landschappelijke elementen. Aanvulling op/afwijking van advies commissie Voorgesteld wordt het advies van de commissie over de ontvankelijkheid van bezwaarmakers grotendeels te volgen, maar wel – in aanvulling op het advies van de commissie – nog enkele passages over de ontvankelijkheid toe te voegen. Daarnaast wordt voorgesteld in afwijking van het advies van de commissie het bezwaarschrift van bezwaarmaker (c ) ontvankelijk te verklaren op grond van de volgende overwegingen. Deze vereniging heeft ten doel het behoud van het monumentale en cultuurhistorische karakter van het buurtschap de Melie en directe omgeving en voorts al hetgeen met een en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn. In tegenstelling tot het oordeel van de commissie, kunnen kapvergunningen onder deze doelstellingen vallen, omdat cultuurhistorie niet alleen betrekking heeft op bouwwerken, maar kan zien op landschappelijke elementen. Mede in verband met de ligging van het productiebos ten opzichte van het buurtschap betekent dit dat het mogelijk is dat het statutaire doel van de rechtspersoon wordt beïnvloed door dit deel van de kapvergunning. Kortheidshalve wordt voor de inhoud verwezen naar de beslissing op bezwaar.
2
Zaaknummer: OLOGYD08 Onderwerp
beslissing op de bezwaren, gericht tegen de kapvergunning De Grassen
II. Inhoudelijke beoordeling van de bezwaren
Advies bezwaarcommissie De commissie heeft in haar advies geconcludeerd dat u het bestreden besluit in stand kunt laten, mits de motivering wordt verbeterd. Ten aanzien van de inhoudelijke bezwaren heeft de commissie – samengevat – het volgende overwogen. 1) In de kapvergunning is de verkeerde (namelijk de oude) APV-bepaling genoemd als grondslag. Dit kan in de beslissing op bezwaar worden hersteld. 2) De kapvergunning is ingedeeld in drie gebieden. Bezwaarmaker (e) heeft vanaf zijn perceel geen zicht op de bomen gelegen bij het middendeel bij de woningen langs de Vijfhoevenlaan noch op de bomen bij het noordwestelijk deel langs de gebouwen en kassen aan de Vijfhoevenlaan (gebieden 2 en 3 van de kapvergunning). Deze bezwaarmaker woont ook niet dicht bij deze gebieden. Er bestaat daarom geen grond om te veronderstellen dat deze bezwaarmaker als belanghebbende bij deze delen van de kapvergunning kan worden beschouwd. Voor zover de bezwaren zich richten tegen gebieden 2 en 3 van de kapvergunning zijn deze bezwaren om deze reden ongegrond. 3) De bezwaren van bezwaarmaker (e) met betrekking tot het productiebos (deel 1) gegrond te verklaren, in die zin dat het besluit onvoldoende is gemotiveerd.
Aanvulling met betrekking tot inhoudelijke overwegingen Voorgesteld wordt de inhoudelijke overwegingen van de commissie te volgen, in die zin dat de grondslag van het besluit dient te worden aangepast, dat de bezwaren gericht tegen delen 2 en 3 ongegrond zijn, en dat de motivering met betrekking tot deel 1 van de kapvergunning moet worden verbeterd. Omdat in afwijking van het advies van de commissie wordt voorgesteld bezwaarmaker (c) ook te ontvangen in haar bezwaren, moet ook inhoudelijk op deze bezwaren worden ingegaan. Net zoals dat voor bezwaarmaker (e) geldt, wordt wat betreft delen 2 en 3 van de kapvergunning niet voldaan aan het zicht- of nabijheidscriterium, zodat het statutaire doel van deze bezwaarmaker niet door deel 2 en 3 van de kapvergunning kan worden beïnvloed. Voor zover de bezwaren zich richten tegen delen 2 of 3 van de vergunning, wordt voorgesteld om deze reden die bezwaren ook ongegrond te verklaren. Ook hier geldt dat voorgesteld wordt de motivering van deel 1 van de kapvergunning te verbeteren. Voorgesteld wordt de motivering van dit deel van de kapvergunning als volgt aan te passen. Het te kappen productiebos vertegenwoordigt geen bijzondere waarden op grond waarvan het niet gekapt zou mogen worden. Omdat er geen sprake is van een of meer weigeringsgronden van
3
Zaaknummer: OLOGYD08 Onderwerp
beslissing op de bezwaren, gericht tegen de kapvergunning De Grassen
artikel 4:11b APV, is er geen ruimte voor een belangenafweging. Daarom is het niet noodzakelijk te wachten met het beslissen over de kapvergunning, totdat er meer concreet zicht op de uitvoering van het plangebied bestaat. Voor de uitgebreide inhoudelijke overwegingen wordt kortheidshalve verwezen naar het conceptbesluit.
Inzet van Middelen Er zijn geen financiële en/of personele consequenties verbonden aan dit voorstel.
Voorgenomen besluit Wij stellen u voor bijgaand besluit vast te stellen.
4
Zaaknummer: OLOGYD08 Onderwerp
beslissing op de bezwaren, gericht tegen de kapvergunning De Grassen
BESLUIT Het college van Heusden heeft in de vergadering van 4 januari 2011; gelet op: artikel 8:1 jo. artikel 7:1 Algemene wet bestuursrecht en afdeling 4:3 Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Heusden; besloten: 1. Kennis te nemen van het advies van de Commissie bezwaarschriften van 9 november 2010; 2. Bezwaarmakers (a), (b) en (d) niet-ontvankelijk te verklaren in hun bezwaren; 3. Bezwaarmakers (c) en (e) ontvankelijk te verklaren; 4. De bezwaren van bezwaarmakers (c) en (e), voor zover deze zich richten tegen delen 2 en 3 van de kapvergunning, ongegrond te verklaren; 5. De bezwaren van bezwaarmakers (c) en (e), voor zover deze zich richten tegen deel 1 van de kapvergunning (het productiebos) gegrond te verklaren wegens een motiveringsgebrek; 6. In heroverweging de bestreden kapvergunning onder aanpassing van de grondslag en onder verbetering van de motivering in stand te houden.
namens het college van Heusden, de secretaris,
mr. J.T.A.J. van der Ven
5
2
F L O R A E N F A U N A O N D E R Z O E K D E V L I
G R A S J M E N
S
G e m e e n t e
F
L
O
R
A
-
E
N
F
A
U
N
A
O
N
E
N
H e u s d e n
D
E
R
Z
O
E
K
D E H
G R A S S E N
V L I J M E N B
3
C OLOFON Oisterwijk, 19 maart 2009
BTL Advies BV.
Opgesteld door
Parklaan 1 5061 JV Oisterwijk Postbus 385 5060 AJ OISTERWIJK t 013 52 99 555 f 013 52 99 550 e
[email protected]
Opdrachtgever
Gemeente Heusden
Projectnummer
229147
Status
definitief
4
F
L
O
R
A
-
E
N
F
A
U
N
A
O
N
D
E
R
Z
O
E
K
D E
G R A S S E N
V L I J M E N
I NHOUD INHOUD 1
________________________________________________________________ 5
INLEIDING
___________________________________________________________ 7
1 . 1 A a n l e i d i n g _____________________________________________________ 7 1 . 2 P l a n g e b i e d e n h u i d i g e s i t u a t i e ________________________________ 7 1 . 3 T o e k o m s t i g e s i t u a t i e e n p e r i o d e ______________________________ 8 1 . 4 B e s c h e r m i n g s k a d e r ___________________________________________ 8 2
WERKWIJZE
________________________________________________________ 11
2 . 1 B r o n - e n l i t e r a t u u r o n d e r z o e k _________________________________ 11 2 . 2 B i o t o o p t o e t s _________________________________________________ 12 3
MOGELIJK
VOORKOMENDE BESCHERMDE FLORA EN FAUNA
________________ 13
3 . 1 E c o l o g i s c h e s t r u c t u r e n _______________________________________ 13 3 . 2 B e s c h e r m d e s o o r t e n _________________________________________ 14 3.3 Conflicten met de Flora- en faunawet (schade aan beschermde s o o r t e n ) ______________________________________________________ 17 4
CONCLUSIES
LITERATUUR
F
L
O
R
A
-
E
EN AANBEVELINGEN
______________________________________ 18
___________________________________________________________ 19
N
F
A
U
N
A
O
N
D
E
R
Z
O
E
K
D E H
G R A S S E N
V L I J M E N B
5
142-412
143-412
142-411
143-411
© Topografische Dienst, Emmen Kaart plangebied (blauw omcirkeld).
6
F
L
O
R
A
-
E
N
F
A
U
N
A
O
N
D
E
R
Z
O
E
K
D E
G R A S S E N
V L I J M E N
1
I NLEIDING
1. 1
AAN L E I DI NG
De gemeente Heusden is voornemens op de locatie De Grassen te Vlijmen nieuwbouw te realiseren. Omdat bij de realisatie van de nieuwbouw werkzaamheden uitgevoerd gaan worden waar beschermde flora- en fauna mogelijk hinder of schade van ondervinden, is een flora- en faunaonderzoek noodzakelijk. Uitgangspunt bij dit flora- en faunaonderzoek vormt de vigerende Flora- en faunawet (25 mei 1998). In deze wet staat in artikel 1 t/m 18 beschreven dat de verstoring van bedreigde inheemse plant- en diersoorten verboden is. Voor het uitvoeren van ruimtelijke ingrepen, verplicht de Flora- en faunawet de bestaande natuurwaarden in kaart te brengen en indien nodig passende maatregelen te treffen voor het beschermen en in stand houden van bij wet beschermde soorten. Het doel van dit flora- en faunaonderzoek is dan ook het onderzoeken en rapporteren van het voorkomen van beschermde planten- en diersoorten en andere natuurwaarden in het plangebied. Van eventueel voorkomende beschermde soorten is beoordeeld of de soort of populatie door de activiteiten schade ondervindt. Op basis van deze aspecten is de afweging gemaakt of het wel of niet nodig is een ontheffing aan te vragen in het kader van de Flora- en faunawet, artikel 75 lid 5 en lid 6, sub C.
1. 2
PL AN G E BI E D E N HU I DIG E S IT U AT I E
Het plangebied is gelegen in de gemeente Heusden, provincie Noord-Brabant en bevindt zich in de atlashokken 143-412 en 143-413. Het plangebied bevindt zich nabij de bebouwde kom van Vlijmen. Het plangebied De Grassen bevindt zich aan de achterzijde van de woningen die zijn gelegen aan de Voordijk, Meliestraat, Wilhelminastraat, Verdilaan, De Jonglaan, Marijnenlaan en de Hongerenburgweg. Het plangebied bestaat momenteel uit agrarisch gebied, boomkwekerij, sloten en enkele gebouwen. Midden in het plangebied bevindt zich de Vijfhoevenlaan. Meer informatie over het plangebied is te vinden in paragraaf 3.1: ecologische structuren.
F
L
O
R
A
-
E
N
F
A
U
N
A
O
N
D
E
R
Z
O
E
K
D E H
G R A S S E N
V L I J M E N B
7
Plangebied (geaceerd).
1. 3
T O EKO M ST IG E SIT U AT I E EN PE RI O D E
De gemeente Heusden is voornemens op de locatie De Grassen nieuwbouw met de daarbijbehorende infrastructuur te realiseren. De periode waarin de werkzaamheden zullen plaatsvinden was ten tijde van het schrijven van dit rapport nog niet bekend.
1. 4
BE S CH E RM ING SK AD ER
De bescherming van soorten en hun leefgebieden is geregeld in de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn en op nationaal niveau verankerd in de Flora- en faunawet en de vernieuwde Natuurbeschermingswet van 1998. Natuurbeschermingswet De Natuurbeschermingswet 1998, die op 1 oktober 2005 in werking is getreden, richt zich op de bescherming van daartoe aangewezen gebieden, het beheer en het voorkomen van bepaalde schadelijke handelingen. In deze gebieden, bestaande uit Vogel- en Habitatrichtlijngebieden en Beschermde Natuurmonumenten, staat instandhouding van soorten en systemen voorop. In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen Beschermde Natuurmonumenten. Vogelrichtlijn De Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG) richt zich op de bescherming van alle natuurlijk in het wild levende vogelsoorten en in het bijzonder van de leefgebieden van bedreigde en kwetsbare vogelsoorten. Er zijn 77 gebieden aangewezen als speciale beschermingszone. Deze gebieden maken onderdeel uit van Natura 2000, het Europese initiatief van een duurzaam ecologisch netwerk van natuurgebieden in Europa. De richtlijn stelt nadere regels
8
F
L
O
R
A
-
E
N
F
A
U
N
A
O
N
D
E
R
Z
O
E
K
D E
G R A S S E N
V L I J M E N
voor de bescherming, het beheer en de regulering van vogelsoorten. Het plangebied en de directe omgeving behoren niet tot de gebieden die in dit kader zijn aangemeld. Habitatrichtlijn De Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG) richt zich op de instandhouding van natuurlijke habitats en habitats van soorten en de bescherming van plant- en diersoorten, met uitzondering van vogels. In bijlage I van de Habitatrichtlijn worden speciale beschermingszones aangewezen voor kwetsbare, bedreigde of zeldzame habitattypen. Bijlage II van de Habitatrichtlijn vermeldt de kwetsbare, bedreigde of zeldzame dier- en plantensoorten (communautair belang) die beschermd moeten worden door speciale beschermingszones aan te wijzen. Op dit moment staan in totaal 141 gebieden op de nominatie voor aanwijzing als Habitatrichtlijngebied. Het plangebied en de directe omgeving maken geen onderdeel uit van een Habitatrichtlijngebied. Het plangebied en de directe omgeving maken geen onderdeel uit van een Habitatrichtlijngebied. Ten zuiden en zuidoosten van Vlijmen bevindt zich het Habitatrichtlijngebied Vlijmens Ven, Moerputten en Bosche Broek. Flora- en faunawet De soortenbeschermingsaspecten uit de Habitat- en Vogelrichtlijn zijn geïmplementeerd in de Flora- en faunawet. De Flora- en faunawet (Stb. 1998,402) richt zich op de bescherming van planten- en diersoorten binnen en buiten de beschermde natuurgebieden. Uitgangspunt is het nee, tenzij beginsel. Alle inheemse zoogdieren (uitgezonderd bruine rat, zwarte rat en huismuis), alle inheemse vogelsoorten, alle amfibieën en reptielen, een aantal vissen, plantensoorten en andere diersoorten zijn bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) (Stb. 2000,523) beschermd. In februari 2005 is de nieuwe AMvB in het Staatsblad gepubliceerd en daarmee in werking getreden. Hierin zijn onder andere een aantal algemene soorten opgenomen, die onder bepaalde voorwaarden, een vrijstelling hebben gekregen voor artikelen 8 tot en met 12. Vanaf dat moment wordt gewerkt met drie beschermingscategorieën: •
algemene beschermde soorten: voor de meeste activiteiten (bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen) zijn deze vrijgesteld van een ontheffingsaanvraag. Voor andere activiteiten is wel een ontheffing nodig; deze wordt getoetst aan het criterium ‘doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort’ (zg. lichte toets).
•
overige beschermde soorten: Voor de meeste activiteiten (bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen) zijn deze soorten vrijgesteld voor een ontheffingsaanvraag, mits activiteiten worden uitgevoerd op basis van een goedgekeurde gedragscode. Voor andere activiteiten is wel een ontheffing nodig; deze wordt getoetst aan het criterium ‘doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort’ (zg. lichte toets). Geen gedragscode betekent geen vrijstelling voor deze categorie.
•
streng beschermde soorten: Dit zijn alle soorten van de Europese Habitatrichtlijn (bijlage IV) van de Europese Vogelrichtlijn (bijlage 1) en de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen inheemse dier- en plantsoorten. Negatieve effecten op streng beschermde soorten moeten door middel van compensatie teniet worden gedaan. Voor uitvoering van werkzaamheden die strijdig zijn met de Flora- en faunawet kan ontheffing worden aangevraagd (artikel 75, lid 5 & lid 6, sub C en artikel 2, derde lid van het Besluit vrijstelling beschermde plant- en diersoorten).
F
L
O
R
A
-
E
N
F
A
U
N
A
O
N
D
E
R
Z
O
E
K
D E H
G R A S S E N
V L I J M E N B
9
Vogelsoorten zijn niet in de tabellen opgenomen. Alle inheemse broedvogels zijn in Nederland beschermd. Voor het verstoren van broedende vogels kan geen ontheffing worden verkregen. Werkzaamheden mogen alleen worden uitgevoerd, wanneer geen in gebruik zijnde nesten aanwezig zijn. Rond in gebruik zijnde nesten geldt een rustzone waarbinnen geen werkzaamheden mogen worden uitgevoerd totdat de vogels hun nest vanzelf weer hebben verlaten, d.w.z. nadat het broedsel is afgerond of de jongen zijn groot gebracht. Voor het verwijderen van vaste verblijfplaatsen, zoals kolonies of bomen met regulier in gebruik zijnde holten (spechten en uilen) is een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet nodig. Rode Lijst soorten Voor de soortengroepen planten, vogels, amfibieën en reptielen, zoogdieren, zoetwatervissen, dagvlinders, libellen, sprinkhanen, korstmossen en paddenstoelen zijn lijsten vastgesteld met daarop vermeld de met uitsterven bedreigde en kwetsbare soorten, de zogenaamde Rode Lijsten. Deze zijn per soortgroep gepubliceerd in de Staatscourant. Echter, op dit moment heeft plaatsing op de Rode Lijst geen juridische beschermde status. Voor Rode Lijstsoorten geldt zodoende geen ontheffingsplicht, tenzij de Flora- en faunawet op de soort van toepassing is en zodoende de bescherming van de Flora- en faunawet geldt. In de uit te voeren werkzaamheden wordt met de algemeen geldende zorgplicht voor planten- en dieren -voor zover dat mag worden verwacht- rekening gehouden. Op iedere burger rust de zorgplicht om binnen vermogen deze soorten te beschermen en te behouden.
10
F
L
O
R
A
-
E
N
F
A
U
N
A
O
N
D
E
R
Z
O
E
K
D E
G R A S S E N
V L I J M E N
2
W ERKWIJZE
Dit flora- en faunaonderzoek bestaat uit: •
bron- en literatuuronderzoek (2.1)
•
biotooptoets (2.2)
2. 1
BRO N- E N L IT E R AT U URO ND E RZ O E K
Het bron- en literatuuronderzoek omvat een literatuur- en kaartstudie naar de actuele waarden en betekenis van het plangebied. Hierbij zijn zowel de eigen waarden van het plangebied als ook de waarden van het plangebied voor de wijdere omgeving beschouwd. Hierbij is onder andere gebruik gemaakt van flora en fauna-atlassen. Deze atlassen geven een beeld van de verspreiding van soorten in een bepaald gebied op basis van 5 bij 5 kilometerhokken. Daarnaast is met behulp van een topografische atlas en andere bronnen een inzicht verkregen in het plangebied en de omgeving, waarna een inschatting is gemaakt welke soorten mogelijk in het plangebied voor kunnen komen. Alle beschermde soorten, die mogelijk in het plangebied kunnen voorkomen, zijn in tabellen per soortgroep opgenomen (zie hoofdstuk 3.2). Een uitzondering hierop vormen de algemeen voorkomende broedvogels. Hiervan zijn alleen de jaarrond beschermde soorten opgenomen, waaronder spechten, roofvogels en uilen. Voor alle andere broedvogels geldt dat alleen in gebruik zijnde nesten zijn beschermd en is geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet mogelijk. Tevens zijn in de tabel de vogels opgenomen die tijdens het veldbezoek zijn waargenomen. Om te komen tot een goed inzicht in mogelijk voorkomende soorten zijn voor het onderzoek de volgende informatiebronnen geraadpleegd: Flora- en fauna-atlassen •
Atlas van de Nederlandse broedvogels (2002);
•
Atlas van de Nederlandse zoogdieren (1992);
•
Atlas van de Nederlandse vleermuizen (1997);
•
Atlas van de Nederlandse Zoetwatervissen (2007);
•
Werkatlas amfibieën en reptielen in Noord Brabant (2005);
•
De dagvlinders van Nederland (2006);
•
De actualisatie van de verspreiding van de Nederlandse libellen (2008);
•
De wespen en mieren van Nederland (2004).
Jaarverslagen •
Ravon Jaarverslag 2006 (2007).
Internet •
F
L
O
R
www.waarneming.nl
A
-
E
N
F
A
U
N
A
O
N
D
E
R
Z
O
E
K
D E H
G R A S S E N
V L I J M E N B
11
2. 2
BIO T O O PT O ET S
Tijdens de biotooptoets, die is uitgevoerd op 4 maart 2009, zijn de uitkomsten van het bronen literatuuronderzoek in het veld gecontroleerd en getoetst. In het bijzonder is de mogelijkheid van het voorkomen van (streng) beschermde soorten onderzocht. Het doel van de biotooptoets is om een inschatting te maken van de ecologische kwaliteiten van het plangebied. Beschermde soorten, die tijdens de biotooptoets zijn aangetroffen, zijn geregistreerd. Op het moment dat de biotooptoets is uitgevoerd zijn veel diersoorten nog niet of minder actief zijn. Daarom zijn de eisen die soorten en soortengroepen aan hun leefomgeving stellen met betrekking tot schuil- en verblijfplaatsen, winterverblijven en voedselgebieden, vergeleken en getoetst met de situatie in het veld. Op die manier is ook de geschiktheid van het plangebied meegenomen voor flora en fauna die mogelijk in het plangebied voorkomen en die niet tijdens het veldwerk zijn waargenomen. Tijdens de biotooptoets is de lijst welke tijdens het bron- en literatuuronderzoek is opgesteld, gecontroleerd en bijgewerkt. Wat betreft planten is voornamelijk gelet op de vegetatiestructuur, abiotische omstandigheden en biotopen. Voor het onderzoeken van de aanwezige fauna zijn de eventuele schuil- en verblijfplaatsen, overwinteringslocaties en foerageergebieden nader bekeken. Ook hier kan men veel afleiden uit de aanwezige vegetatiestructuren en abiotische kenmerken van de omgeving.
12
F
L
O
R
A
-
E
N
F
A
U
N
A
O
N
D
E
R
Z
O
E
K
D E
G R A S S E N
V L I J M E N
3 M OGELIJK
VOORKOMENDE
BESCHERMDE FLORA EN FAUNA 3. 1
EC O L O G I SC H E ST RU CT UR EN
Het plangebied bevindt zich in directe nabijheid van de bebouwde kom van Vlijmen. Het plangebied bestaat voor een groot gedeelte uit agrarisch gebied, bestaande uit graslandpercelen en maïsakkers. Ten noorden van de Vijfhoevenlaanbevinden zich enkele grote percelen, vooral bestaande uit maïsakkers. Hiertussen bevinden zich ook enkele graspercelen, waarvan één perceel zeer intensief wordt beheerd. In het noordoosten bevindt zich een perceel met prei. Tussen de percelen door lopen enkele watergangen met steile oevers. In het noorden van het plangebied bevind zich een tuin met daarin een vijver. In de bomen rondom deze tuin is een roekenkolonie aanwezig. Ten zuiden van de Vijfhoevenlaan zijn de percelen kleiner. Ook hier bevinden zich enkele maïsakkers. Op een aantal percelen worden dennen gekweekt. Verder is een weiland aanwezig en een voormalige boerderij. Aan de Vijfhoevenlaan bevindt zich een gebouwencomplex bestaande uit bedrijfspanden, loodsen en kassen. Ten zuidwesten van dit gebouwencomplex bevindt zich een bosperceel. Langs de Voordijk is een populierenrij aanwezig. Tevens bevinden zich ook langs de wegen Vijfhoevenlaan en Hongerenburgstraat boombeplantingen.
F
Bomen met Roekenkolonie (achtergrond)
Perceel met dennen.
Gebouwencomplex nabij de Vijfhoevenlaan.
Maïsakker.
L
O
R
A
-
E
N
F
A
U
N
A
O
N
D
E
R
Z
O
E
K
D E H
G R A S S E N
V L I J M E N B
13
Omgeving Het plangebied bevindt zich nabij het centrum van Vlijmen. Ten zuiden en zuidoosten van Vlijmen bevindt zich onder andere het natuurgebied de Moerputten wat is aangewezen als Habitatrichtlijngebied. Vanwege de afstand hebben de geplande werkzaamheden geen significant negatief effect op dit gebied.
3. 2
BE S CH E RM DE S O O R T EN
De combinatie van het bron- en literatuuronderzoek en de biotooptoets leidt tot de onderstaande tabellen van de soortgroepen zoogdieren, vleermuizen, vogels en amfibieën en dagvlinders. Uit de soortengroepen vaatplanten, libellen, mieren, slakken, kreeftachtigen en tweekleppigen zijn geen beschermde exemplaren aangetroffen of te verwachten. In de onderstaande tabellen is per soortgroep voor iedere soort aangegeven of de soort bescherming geniet en waarop deze gebaseerd is. Bescherming op basis van de Flora- en faunawet staat in de kolom flora en fauna. Hierbij is tevens aangegeven of de soort is aangemerkt als algemeen, overig of streng beschermde soort. Vermelding op de Rode Lijst is weergegeven in de kolom Rode Lijst. Bescherming op basis van de Habitat- of Vogelrichtlijn is weergegeven in de kolom habitat of vogel. In dat geval wordt vermeld of de soort is opgenomen in bijlage IV van de Habitatrichtlijn of bijlage I van de Vogelrichtlijn. zoogdieren (excl. vleermuizen) SOORT
1 2
FLORA EN FAUNA
aardmuis bosmuis bunzing dwergspitsmuis egel haas hermelijn huisspitsmuis konijn mol ree rosse woelmuis veldmuis waterspitsmuis wezel woelrat
RODE LIJST
algemeen algemeen algemeen algemeen algemeen algemeen algemeen algemeen algemeen algemeen algemeen algemeen algemeen streng algemeen algemeen
HABITAT
BRON
OPMERKING
2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
x
Biotooptoets 4 maart 2009 Atlas van de Nederlandse zoogdieren, 1992 gegevens 1988
In de literatuur wordt melding gedaan van de streng beschermde waterspitsmuis. Het gaat hier om een braakbalvondst van voor 1988. De verspreidingskaart van de soort op de site van www.waarneming.nl toont aan dat de soort tegenwoordig niet in de nabije omgeving van het plangebied voorkomt. Op het hogere deel in Nederland komt de soort meer in beek- en rivierdalen voor. Dit habitat komt niet voor binnen het plangebied, waardoor het niet waarschijnlijk is dat deze soort hier voorkomt. Ook de aanwezige sloten in het plangebied vormen geen geschikt habitat voor de waterspitsmuis, onder andere vanwege het ontbreken van een uitgebreide watervegetatie en brede oeverzones met riet. Buiten de waterspitsmuis en vleermuizen wordt in de literatuur alleen melding gedaan van algemeen beschermde soorten. Tijdens het veldbezoek zijn geen zoogdieren waargenomen. In het plangebied komen mogelijk wel algemeen beschermde zoogdieren voor als konijn, egel en muizen.
14
F
L
O
R
A
-
E
N
F
A
U
N
A
O
N
D
E
R
Z
O
E
K
D E
G R A S S E N
V L I J M E N
vleermuizen SOORT
1 2 3
FLORA EN FAUNA
gewone dwergvleermuis laatvlieger meervleermuis rosse vleermuis ruige vleermuis watervleermuis
RODE LIJST
HABITAT
BRON
IV IV II, IV IV IV IV
3 3 3 3 3 3
streng streng streng streng streng streng
Biotooptoets 4 maart 2009 Atlas van de Nederlandse zoogdieren, 1992, gegevens 1988 Atlas van de Nederlandse vleermuizen, 1997
OPMERKING
In de literatuur worden voor het plangebied en omgeving een zestal vleermuissoorten vermeld. Alle soorten vleermuizen zijn streng beschermd volgens de Flora- en faunawet. Tijdens de biotooptoets zijn geen sporen van vleermuizen aangetroffen. Hierbij dient te worden opgemerkt dat ten tijde van het bezoek (4 maart 2009) deze soorten nog gedeeltelijk in winterrust zijn. Afhankelijk per soort maken vleermuizen gebruik van openingen in oudere gebouwen en bomen om te gebruiken als vaste rust- en verblijfplaats. De bedrijfsgebouwen in het plangebied zijn voor vleermuizen niet geschikt, doordat ze voor deze dieren ontoegankelijk zijn. Wel bevind zich een voormalige boerderij in het plangebied. Deze heeft een rietendak en is sterk vervallen. Tevens staat deze ook in het open gebied. Naar verwachting zijn in de boerderij geen verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig. De aanwezige bomen in het plangebied zijn nog relatief jong en bevatten geen openingen in de vorm van holtes, spleten etc. Hierdoor is de aanwezigheid van vaste rust- en verblijfplaatsen in het plangebied niet waarschijnlijk. Wel is het mogelijk dat de aanwezige bomenrijen onderdeel uit kunnen maken van migratieroutes en foerageergebieden voor vleermuizen. vogels SOORT
1 2
FLORA EN FAUNA
RODE LIJST
overige overige overige overige overige overige overige overige overige overige overige overige overige overige
x
boomvalk buizerd groene specht grote bonte specht havik houtduif kauw kerkuil ransuil sperwer spreeuw steenuil torenvalk roek
VOGEL
BRON
2 2 2 2 2 1 1 2 2 2 1 2 2 1
x
x
x
Biotooptoets 4 maart 2009 Atlas van de Nederlandse broedvogels 1998 – 2000
OPMERKING
7 nesten
Uit de tabel blijkt dat in de uurhokken waarin het plangebied valt ook enkele jaarrond beschermde vogelsoorten voorkomen. Door de afwezigheid van holtes in de aanwezige bomen is het voorkomen van broedende roofvogels en uilen niet waarschijnlijk. Wel kan het plangebied onderdeel maken van het jachtgebieden van deze vogelgroepen. Ook voor broedende spechten zijn de aanwezige bomen niet geschikt, doordat deze nog te jong zijn. Tijdens de biotooptoets is een kolonie roeken aangetroffen in het noordoosten van het plangebied. Nesten van koloniebroeders zijn jaarrond beschermd. Verder komen in het plangebied algemeen voorkomende broedvogels voor. Tijdens de biotooptoets zijn buiten de roek ook de houtduif, kauw en de spreeuw waargenomen.
F
L
O
R
A
-
E
N
F
A
U
N
A
O
N
D
E
R
Z
O
E
K
D E H
G R A S S E N
V L I J M E N B
15
Vissen SOORT
1 2 3
FLORA EN FAUNA
RODE LIJST
HABITAT
BRON
overige streng overige
x
II II
3
bermpje bittervoorn kleine modderkruiper
Biotooptoets 4 maart 2009 Atlas van de Nederlandse zoetwatervissen (1997) Ravon jaarverslag 2006 (2007)
OPMERKING
Voor beschermde vissoorten is binnen het plangebied geen geschikt water aanwezig. In de aanwezige watergangen is vrijwel geen watervegetatie aanwezig. Ook ontbreken hier uitgebreide oeverzones met de daarbijbehorende vegetatie. Ook de vijver in het noorden is niet geschikt. Deze vijver is door de bewoners zelf gegraven. De aanwezigheid van beschermde vissen is hiermee uit te sluiten. amfibieën SOORT
1 2 3
FLORA EN FAUNA
bruine kikker gewone pad heikikker kleine watersalamander
RODE LIJST
algemeen algemeen streng algemeen
HABITAT
x
IV
Biotooptoets 4 maart 2009 Ravon jaarverslag 2006 (2007) Werkatlas amfibieën en reptielen in Noord-Brabant (2005)
BRON
2,3 2,3 2,3 2
OPMERKING
Moerputten
Voor de meeste soorten amfibieën zijn de open wateren in het plangebied niet geschikt om te kunnen dienen als voortplantingswater. Bij de watergangen zijn de oevers steil en is watervegetatie niet voldoende aanwezig. De vijver in het noorden is meer geschikt voor amfibieën. Mogelijk komen de bruine kikker en de gewone pad in het plangebied voor. Deze soorten zijn algemeen beschermd. Waarnemingen van de streng beschermde heikikker hebben betrekking op de Moerputten. De heikikker is meer een soort van voedselarme en zuurdere vennen. Dit habitat komt ontbreekt in het plangebied. Hiermee is het voorkomen van deze soort binnen het plangebied uit te sluiten. reptielen SOORT 1 2 3
FLORA EN FAUNA
levendbarende hagedis
RODE LIJST
HABITAT
overige
BRON
2,3
Biotooptoets 4 maart 2009 Ravon jaarverslag 2006 (2007) Werkatlas amfibieën en reptielen in Noord-Brabant (2005)
OPMERKING
Moerputten
Vanwege het ontbreken van geschikt habitat (structuurrijke heide, bermen en ruigten) is het voorkomen van beschermde reptielen niet waarschijnlijk. Waarnemingen van de levendbarende hagedis hebben betrekking op het Habitatrichtlijngebied de Moerputten. Dagvlinders SOORT 1 2
FLORA EN FAUNA
RODE LIJST
HABITAT
BRON
streng
x
II, IV
2
pimpernelblauwtje
Biotooptoets 4 maart 2009 Atlas van de Nederlandse dagvlinders, 1989
OPMERKING
Moerputten
Vanwege het ontbreken van geschikt habitat is het voorkomen van beschermde dagvlinders niet waarschijnlijk. Waarnemingen van het streng beschermde pimpernelblauwtje hebben betrekking op het Habitatrichtlijngebied de Moerputten. Het pimpernelblauwtje is afhankelijk van extensief beheerde graspercelen met onder andere de waardplant grote pimpernel. Deze zijn niet aanwezig binnen het plangebied.
16
F
L
O
R
A
-
E
N
F
A
U
N
A
O
N
D
E
R
Z
O
E
K
D E
G R A S S E N
V L I J M E N
3. 3
CO NF L I CT EN M ET D E F L O R A- EN F AU N AW ET ( SC H AD E AAN B E S CH E RM DE S O O RT E N)
Uitvoering van de geplande activiteiten in het plangebied kan schade aanrichten aan populaties van beschermde soorten. Een aanvullend onderzoek in het kader van de Floraen faunawet is nodig. De soortengroepen zoogdieren, vleermuizen, vogels en amfibieën ondervinden mogelijk hinder van de activiteiten die gaan plaatsvinden. zoogdieren De conflicten met de Flora- en faunawet treden op voor de kleine zoogdieren als het konijn, egel en muizen. Voor de zoogdieren, met uitzondering van vleermuizen, die mogelijk schade ondervinden van de werkzaamheden, geldt dat het alleen algemeen beschermde soorten betreft, waarvoor geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet hoeft te worden aangevraagd. vleermuizen Voor vaste rust- en verblijfplaatsen zijn binnen het plangebied geen geschikte gebouwen en bomen aanwezig. Ook de voormalige boerderij is niet geschikt vanwege het rietdak en de ligging van het gebouw. De aanwezige bomen bevatten geen openingen in de vorm van holtes en spleten. Wel is het mogelijk dat de aanwezige beplanting van bomen onderdeel uitmaakt van migratieroutes en foerageergebieden. Belangrijke potentiële migratieroutes zijn de straatbeplantingen langs de Vijfhoevenlaan en de Hongerenburgstraat. Indien deze worden verwijderd zijn voor vleermuizen geen alternatieve migratieroutes in de directe omgeving aanwezig om het plangebied te kunnen overbruggen. Wanneer deze worden verwijderd, moet aanvullend onderzoek aantonen of deze routes gebruikt worden door vleermuizen. Wanneer deze in gebruik zijn als migratieroute is een ontheffing nodig. vogels In het plangebied bevindt zich een kolonie roeken. Nesten van koloniebroeders zijn jaarrond beschermd en mogen niet zomaar worden verwijderd. Indien werkzaamheden plaats gaan vinden waarvoor de nestbomen moeten worden verwijderd of voor de vogels zodanig storend zijn dat deze de in gebruik zijnde nesten verlaten, is hiervoor een ontheffingsaanvraag nodig. Voor andere jaarrond beschermde vogelgroepen, als roofvogels en spechten, is het plangebied niet geschikt om te broeden. Wel kan het plangebied onderdeel uitmaken als jachtgebied. Na de uitvoer van de werkzaamheden blijft er nog voldoende jachtgebied aanwezig in het plangebied en directe omgeving. Een ontheffing hiervoor is niet nodig. Amfibieën In het plangebied komen mogelijk de soorten bruine kikker en gewone pad voor. Hiervoor geldt dat het alleen algemeen beschermde soorten betreft, waarvoor geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet hoeft te worden aangevraagd. Uit de soortengroepen vaatplanten, vissen, reptielen, dagvlinders, libellen, mieren, kevers, en geleedpotigen zijn geen algemene, overige of streng beschermde soorten in het plangebied aangetroffen of te verwachten. Deze soortengroepen zullen dan ook geen soorten schade ondervinden van de activiteiten die uitgevoerd gaan worden ten behoeve van de realisatie van de plannen.
F
L
O
R
A
-
E
N
F
A
U
N
A
O
N
D
E
R
Z
O
E
K
D E H
G R A S S E N
V L I J M E N B
17
4
C ONCLUSIES
EN
AANBEVELINGEN In het plangebied zijn soorten aanwezig of te verwachten, die in de Flora- en faunawet zijn aangemerkt als overige en streng beschermde inheemse soort en door de ingreep mogelijk schade ondervinden. Aanvullend onderzoek en eventueel een ontheffingsaanvraag in het kader van de Flora- en faunawet is nodig. Onderstaand worden nogmaals per soortgroep de belangrijkste conclusies genoemd. Daarnaast zijn aanbevelingen opgenomen waaraan de werkzaamheden moeten voldoen om schade aan mogelijk aanwezige beschermde soorten te voorkomen. Zoogdieren In het plangebied komen alleen algemeen voorkomende soorten voor, als konijn en muizen. Voor deze soorten zal voldoende beschikbare leefruimte overblijven na de uitvoer van de geplande activiteiten. Voor algemeen beschermde soorten geldt dat geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet hoeft te worden aangevraagd. vleermuizen In het plangebied zijn voor vleermuizen geen potentiële vaste rust- en verblijfplaatsen aanwezig. Zowel de aanwezige gebouwen als bomen zijn hiervoor niet geschikt. Een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is niet nodig. Migratieroutes in de vorm van bomenrijen kunnen mogelijk aanwezig zijn langs de Vijfhoevenlaan en de Hongerenburgstraat. Indien deze worden verwijderd zijn voor vleermuizen in de directe omgeving geen alternatieve migratieroutes en is een aanvullend onderzoek nodig, om het gebruik te bevestigen dan wel uit te sluiten. Amfibieën In het plangebied komen alleen algemeen voorkomende soorten voor, namelijk de bruine kikker en de gewone pad. Voor deze soorten zal voldoende beschikbare leefruimte overblijven na de uitvoer van de geplande activiteiten. Voor algemeen beschermde soorten geldt dat geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet hoeft te worden aangevraagd. vogels In het plangebied is een kolonie roeken aanwezig. Nesten van koloniebroeders zijn jaarrond beschermd. Voor werkzaamheden die schade toebrengen aan de kolonie is een ontheffing nodig. Voor andere jaarrond beschermde vogelgroepen, als roofvogels en spechten, is het plangebied niet geschikt om te broeden. Hiervoor is geen ontheffing nodig. Voor de vogels geldt dat wanneer in gebruik zijnde nesten worden aangetroffen, rond deze nesten een rustzone moet worden aangehouden, waarbinnen geen werkzaamheden mogen worden uitgevoerd. De werkzaamheden mogen pas worden uitgevoerd wanneer de vogels hun nesten vanzelf weer hebben verlaten.
18
F
L
O
R
A
-
E
N
F
A
U
N
A
O
N
D
E
R
Z
O
E
K
D E
G R A S S E N
V L I J M E N
L ITERATUUR Atlas van de Nederlandse broedvogels, Nederlandse Fauna 5, SOVON Vogelonderzoek Nederland, Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden, 2002. Atlas van de Nederlandse vleermuizen, KNNV Uitgeverij, Utrecht, 1997 Atlas van de Nederlandse zoogdieren, Stichting Uitgeverij Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, Utrecht, 1992 Bekendmaking lijsten beschermde inheemse soorten, nummer 201, 13 november 2001 Besluit aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet, Stb. 2000, 523 Besluit vrijstelling beschermde dier en plantensoorten, Stb. 2000-525, Stb. 2001,499 Besluit Rode lijsten flora en fauna, Stb. 11 november 2004, 218. De actualisatie van de verspreiding van de Nederlandse libellen, Brachytron jaargang 11 (2), Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie, Stichting EIS en De Vlinderstichting, augustus 2008. De dagvlinders van Nederland, Nederlandse Fauna 7. De Vlinderstichting. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate SurveyNederland, Leiden, 2006. De wespen en mieren van Nederland, Nederlandse Fauna 6. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden, 2004. Flora- en faunawet, wetnummer 402, staatsblad, 1998 Flora- en faunawet, wetnummer 656, staatsblad, 2001 Beschermde soorten: bijlage I en II van de Flora- en faunawet (Stb. 1998,402). Habitatrichtlijn, (Richtlijn 92/43/EEG). Natuurbeschermingswet, wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 in verband met Europeesrechtelijke verplichtingen, Stb. 2005, 195. Ravon jaarverslag 2006, RAVON Tijdschrift 24 jaargang 9 nummer 3, december 2007. Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG). Werkatlas amfibieën en reptielen in Noord-Brabant, RAVON, mei 2005. Internet www.waarneming.nl
F
L
O
R
A
-
E
N
F
A
U
N
A
O
N
D
E
R
Z
O
E
K
D E H
G R A S S E N
V L I J M E N B
19
Beslissing op bezwaar
1. Onderwerp
a. Het bezwaarschrift van 27 augustus 2010, ontvangen op 30 augustus 2010, ingediend door C.M.M.L. Gouwy, namens Bewonersvereniging Vijfhoevenlaan, gevestigd te (5252 HJ) Vlijmen aan Schubertlaan 17; b. Het bezwaarschrift van 27 augustus 2010, ontvangen per e-mail op 27 augustus 2010, ingediend mevrouw J. Janssen-Rubens namens Buurtvereniging Verdilaan, gevestigd te (5251 EV) Vlijmen aan Verdilaan 20 c. Het bezwaarschrift van 24 augustus 2010, ontvangen per e-mail op 26 augustus 2010, ingediend dhr. J. van Dooren namens Vereniging Behoud Buurtschap de Melie, gevestigd te (5251 EG) Vlijmen aan Meliestraat 43; d. Het bezwaarschrift van 14 september 2010, per fax ontvangen op 15 september 2010 en per aangetekende post op 16 september 2010, van dhr. Q.G.H.J.M. Kelders, wonende te (5251 VD) Vlijmen aan Voordijk e. Het bezwaarschrift van 27 augustus 2010, ontvangen op 31 augustus 2010, van dhr. F.W. Rozendaal, wonende te (5251 EG) Vlijmen aan Meliestraat 41;
De bezwaarschriften zijn gericht tegen het besluit van het college van Heusden van 20 juli 2010, verzonden op 20 juli 2010 en gepubliceerd in ‘De Scherper’ van 21 juli 2010, inhoudende het verlenen van een vergunning voor het rooien van in total 108 bomen in een plangebied aangeduid als De Grassen en gelegen aan de oostzijde van Vlijmen.
2. Regelgeving
Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Heusden Afdeling 3. Het bewaren van houtopstanden Artikel 4:10 Begripsbepalingen 1. In deze afdeling wordt verstaan onder: a. houtopstand: hakhout, een houtwal of een of meer bomen; b. hakhout: een of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen; c. dunning: velling ter bevordering van het voortbestaan van de houtopstand; d. bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld in artikel 1, vijfde lid van de Boswet; e. iepziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostima ulmi (Buism.) Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi (Buism.) C. Moreau); f. iepenspintkever: het insect, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus scolytus (F.) en Scolytus multistriatus (Marsh) en Scolytus pymaeus. 2. In deze afdeling wordt onder vellen mede verstaan: rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben. Artikel 4:11 Kapvergunning 1. Het is verboden zonder vergunning van het college een houtopstand te vellen of te doen vellen. 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor: a. wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op en langs landbouwgronden, beide voorzover bestaande uit niet-geknotte populieren of wilgen; b. vruchtbomen en windschermen om boomgaarden; c. fijnsparren, niet ouder dan 12 jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen; d. kweekgoed; e. houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld; f. houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en gelegen is buiten een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die: - ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are; - ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen;
g. houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving of last van het college, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 4:11d 3. Het college kan in een openbaar bekend te maken besluit andere houtopstanden aanwijzen, waarvoor het in het eerste lid genoemde verbod niet geldt. Artikel 4:11a Aanvraag vergunning 1. De vergunning moet worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken. 2. Wanneer de directeur Bos- en Landschapsbouw van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van het college een afschrift heeft toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwt het college dit afschrift mede als een vergunningaanvraag. Artikel 4:11b Weigeringsgronden De vergunning kan worden geweigerd op grond van: a. de natuurwaarde van de houtopstand; b. de landschappelijke waarde van de houtopstand; c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon; d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand; e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand; f. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand. Artikel 4:11c Bijzondere vergunningvoorschriften 1. Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het college te geven aanwijzingen moet worden herplant. 2. Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste lid gegeven, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen. 3. Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kan tevens behoren het voorschrift dat de vergunning pas van kracht wordt met ingang van de dag na de dag waarop de bewaartermijn afloopt en dat indien gedurende de bezwaartermijn een verzoek om een voorlopige voorziening is gedaan, de vergunning niet van kracht wordt voordat op dat verzoek is beslist. Artikel 4:11d Herplant-/instandhoudingsplicht 1. Indien houtopstand, waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het college is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van
voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn. 2. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen. 3. Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, ernstig in het voortbestaan wordt bedreigd, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen. 4. Degene aan wie een verplichting als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid is opgelegd, alsmede zijn rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen. Artikel 4:11e Schadevergoeding Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende door de toepassing van artikel 4.11, artikel 4.11c of artikel 4.11d, schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te komen en waarvan de vergoeding niet anderszins is verzekerd, kent het college hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe. Artikel 4:11f Bestrijding iepziekte 1. Indien zich op een terrein een of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn: a. indien de iepen in de grond staan, deze te vellen; b. de iepen te ontschorsen en de schors te vernietigen; c. of de niet-ontschorste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen. 2.a. het is verboden gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren. b. het verbod is niet van toepassing op geheel ontschorst iepenhout en op iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 cm. c. Het college ontheffing verlenen van het onder a van dit artikel gestelde verbod. Artikel 4:12 Vergunning van rechtswege De vergunning wordt geacht te zijn verleend, wanneer niet binnen de in artikel 1:2 genoemde termijn een beslissing is genomen op de aanvraag voor een vergunning.
3. Hoorzitting Ten behoeve van de voorbereiding van de beslissing op bezwaar is een onafhankelijke Commissie bezwaarschriften (de commissie) ingesteld. Tijdens een op 9 november 2010 gehouden hoorzitting heeft de commissie bezwaarmakers en het college in de gelegenheid gesteld de standpunten over en weer mondeling toe te lichten. Van deze gelegenheid hebben diverse bezwaarmakers en vertegenwoordigers van het college gebruik gemaakt, zoals blijkt uit het verslag van de hoorzitting, dat als bijlage (A) wordt meegezonden met dit besluit.
4. Advisering door Commissie bezwaarschriften De commissie heeft op 9 november 2010 advies uitgebracht, dat op 26 november 2010 door ons college is ontvangen. Een afschrift van het advies van de commissie is toegevoegd aan dit besluit (bijlage B).
5. Afweging
I.
Ontvankelijkheid van bezwaarmakers
Algemeen Voor een inhoudelijke beoordeling van de bezwaren is vereist dat een bezwaarmaker door het bestreden besluit rechtstreeks in zijn belang(en) wordt getroffen. Met betrekking tot een kapvergunning is hiervan slechts sprake, als hij een persoonlijk, rechtstreeks en objectief bepaalbaar belang heeft, dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen. Hiervan is in de regel sprake, als de bezwaarmaker op geringe afstand van de bomen woont of vanuit zijn woning daarop zicht heeft, zodat de kap een directe invloed zou hebben op zijn woon- en leefomgeving. Ingevolge artikel 1:2, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen, die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van rechtspersonen geldt daarnaast de eis dat de bedrijfsvoering of het statutaire doel van de rechtspersoon wordt beïnvloed door de kapvergunning. Advies bezwaarcommissie De commissie heeft – samengevat - geadviseerd: - Het bezwaarschrift van dhr. F.W. Rozendaal ontvankelijk te verklaren, omdat bezwaarmaker voor een deel van de kapvergunning voldoet aan het nabijheidsen zichtcriterium, zodat hij als belanghebbende bij de kapvergunning kan worden beschouwd. - Het bezwaarschrift van dhr. Q.G.H.J.M. Kelders niet-ontvankelijk te verklaren vanwege het overschrijden van de bezwaartermijn. - Het bezwaarschrift van Bewonersvereniging Vijfhoevenlaan niet-ontvankelijk te verklaren, omdat het statutaire doel van deze vereniging niet kan worden beïnvloed door de kapvergunning, omdat de dichtstbijzijnde woning zich op meer dan 200 meter van de te kappen bomen bevindt en vanuit de dichtstbijzijnde woning slecht zeer beperkt zicht op de betreffende bomen is. - Het bezwaarschrift van Buurtvereniging Verdilaan niet-ontvankelijk te verklaren, omdat het kappen van de bomen geen directe invloed heeft op de woon- en leefomgeving van de leden van de vereniging en daardoor geen inbreuk oplevert op hun gemeenschappelijke belangen. Deze belangen onderscheiden zich daardoor niet van andere inwoners. - Het bezwaarschrift van Vereniging Behoud Buurtschap de Melie nietontvankelijk te verklaren, omdat de vereniging – gelet op haar doelstellingen – niet als belanghebbende bij de kapvergunning kan worden beschouwd. Kapvergunningen zijn naar het oordeel van de commissie niet onder te brengen onder behoud van het monumentale en cultuurhistorische karakter van het buurtschap. Aanvullende reactie van Vereniging Behoud Buurtschap De Melie Na de advisering door de commissie heeft Vereniging Behoud Buurtschap De Melie aanvullende informatie ingediend op basis waarvan naar haar oordeel zou blijken dat ze – in tegenstelling tot het oordeel van de commissie – wel ontvankelijk zou zijn. De commissie kon met deze informatie geen rekening meer houden, maar bij deze beslissing op bezwaar heeft het college zich een oordeel over de aanvullende informatie gevormd.
Oordeel college over ontvankelijkheid Het college besluit het advies van de commissie over de ontvankelijkheid van bezwaarmakers grotendeels te volgen. Voor de overwegingen van de commissie wordt kortheidshalve verwezen naar het advies dat aan dit besluit is gevoegd. In aanvulling en deels in afwijking van het advies van de commissie overweegt het college als volgt. - Buurtvereniging Verdilaan Dit betreft een zogenaamde ‘informele’ vereniging, die – voor zover hier van belang ten doel heeft het behartigen van de gemeenschappelijke belangen van de bewoners met betrekking tot de wijk. De leden van de vereniging zijn allen woonachtig in de Verdilaan. Zij wonen geen van allen op geringe afstand van de bomen en slechts enkele bewoners hebben hooguit beperkt zicht op een deel van de bomen. Hieruit wordt afgeleid dat het kappen van de betreffende bomen geen directe invloed heeft de woon- en leefomgeving van de leden van de vereniging en daardoor geen inbreuk oplevert op hun gemeenschappelijke belangen. Hun belangen onderscheiden zich daardoor niet van andere inwoners en daarom kan de vereniging niet als belanghebbende worden aangemerkt. - Bewonersvereniging Vijfhoevenlaan Deze vereniging stelt zich – voor zover hier van belang - ten doel het in stand houden en bevorderen van het woon- en leefklimaat rondom de Vijfhoevenlaan. Zij tracht dit doel onder andere te bereiken door gebruikmaking van alle overige middelen die het doel van de vereniging bevorderen. De dichtstbijzijnde woning in de Vijfhoevenlaan bevindt zich op meer dan 200 meter van de te kappen bomen en er is van daaruit zeer beperkt zicht op een deel van de te kappen bomen. Ook wat betreft deze vereniging kan het kappen van de bomen daarom geen directe invloed hebben op de woon- en leefomgeving van de leden van de vereniging en daardoor geen inbreuk opleveren op hun gemeenschappelijke belangen. Hun belangen onderscheiden zich daardoor niet van andere inwoners en daarom kan de vereniging niet als belanghebbende worden aangemerkt. - Vereniging Behoud Buurtschap De Melie Deze vereniging heeft ten doel het behoud van het monumentale en cultuurhistorische karakter van het buurtschap de Melie en directie omgeving en voorts al hetgeen met een en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn. Gelet op wat onder de ‘cultuurhistorie’ wordt begrepen kan niet worden volgehouden dat de doelstellingen van deze bezwaarmaker niet mede gericht zijn op behoud van landschappelijke elementen. In tegenstelling tot het oordeel van de commissie, kunnen kapvergunningen onder deze doelstellingen vallen, omdat cultuurhistorie niet alleen betrekking heeft op bouwwerken, maar kan zien op landschappelijke elementen. Mede
in verband met de ligging van het productiebos ten opzichte van het buurtschap betekent dit dat het mogelijk is dat het statutaire doel van de rechtspersoon wordt beïnvloed door een deel van de kapvergunning. In afwijking van het advies van de commissie besluit het college het bezwaarschrift van deze vereniging om deze reden ontvankelijk te verklaren.
II. Inhoudelijke beoordeling van de bezwaren Advies bezwaarcommissie De commissie heeft in haar advies geconcludeerd dat het college het bestreden besluit in stand kan laten, mits de motivering wordt verbeterd. Ten aanzien van de inhoudelijke bezwaren heeft de commissie – samengevat – het volgende overwogen. 1) In de kapvergunning is de verkeerde (namelijk de oude) APV-bepaling genoemd als grondslag. Dit kan in de beslissing op bezwaar worden hersteld. 2) De kapverguning is ingedeeld in drie gebieden. Dhr. Rozendaal heeft vanaf zijn perceel geen zicht op de bomen gelegen bij het middendeel bij de woningen langs de Vijfhoevenlaan noch op de bomen bij het noordwestelijk deel langs de gebouwen en kassen aan de Vijfhoevenlaan (gebieden 2 en 3 van de kapvergunning). Deze bezwaarmaker is ook niet woonwachtig dicht bij deze gebieden. Er bestaat daarom geen grond om te veronderstellen dat deze bezwaarmaker als belanghebbende bij deze delen van de kapvergunning kan worden beschouwd. Voor zover de bezwaren zich richten tegen gebieden 2 en 3 van de kapvergunning, zijn deze ongegrond. 3) De bezwaren van dhr. Rozendaal met betrekking tot het productiebos (deel 1) gegrond te verklaren, in die zin dat het besluit onvoldoende is gemotiveerd.
Inhoud bezwaren van dhr. F.W. Rozendaal en van Vereniging Behoud Buurtschap De Melie Omdat het college in afwijking van het advies van de commissie besluit naast dhr. F.W. Rozendaal ook Vereniging Behoud Buurtschap De Melie te ontvangen in haar bezwaren, moet inhoudelijk op de bezwaren van beide bezwaarmakers worden ingegaan. De bezwaren kunnen als volgt worden samengevat. Dhr. F.W. Rozendaal
-
Bezwaarmaker heeft vanuit zijn achtertuin zicht op de populieren, die het woongenot verhogen. Kap leidt tot direct zicht op de schuren van Inno Seeds. De populieren houden wind tegen en beschermen bomen in de eigen tuin tegen stormschade. De populieren zijn nestelplaatsen voor vogels en hebben een functie voor uilen, vleermuizen etc. Door de recessie zijn de plannen omtrent huizenbouw niet realistisch. Kaalslag van het terrein, voordat er met bouwactiviteiten wordt begonnen, leidt tot verpaupering. Concluderend: het kappen van oude bomen, die een duidelijke functie hebben voor omwonenden en flora en fauna is op dit moment onverstandig en onnodig.
Vereniging Behoud Buurtschap De Melie - Er is nog geen bestemmingsplan voor de woonwijk gepubliceerd. - Het huidige economische klimaat is zodanig dat geen kijk is op directe uitvoering van de projectontwikkeling. - Kap van de bomen is daarom nu prematuur. - Het productiebos kan niet worden beschouwd als een productiebos, maar is veel meer een afscheidingslijn voor zicht en percelen. - De kap tast direct het algemene groengevoel aan en daarmee de landschappelijke waarde van het gebied. - Een deel van de bomen is beeldbepalend en kunnen dat blijven, totdat er duidelijke plannen voor een kwalitatieve vervanging zijn. - Behoud van de bomen heeft een positief effect op de nu daar levende uilen, vleermuizen, vogels en andere fauna en geeft een grotere kans tot latere migratie naar de geplande natuurontwikkeling. - De huidige flora dempt geluidsoverlast voor de bewoners rondom het gebied.
Oordeel college over bezwaren Het college besluit het advies van de commissie te volgen in die zin dat de grondslag van het besluit dient te worden aangepast, dat de bezwaren gericht tegen delen 2 en 3 van de kapvergunning ongegrond zijn en dat de motivering met betrekking tot deel 1 van de kapvergunning moet worden verbeterd. In aanvulling hierop overweegt het college het volgende. Net zoals dat voor dhr. Rozendaal geldt, wordt ook wat betreft Vereniging Behoud Buurtschap De Melie niet voldaan wordt aan het zicht- of nabijheidscriterium, zodat het statutaire doel van deze bezwaarmaker niet door delen 2 en 3 van de kapvergunning
kan worden beïnvloed. Voor zover haar bezwaren zich richten tegen delen 2 of 3 van de vergunning, zijn ze om deze reden ook ongegrond. Ook hier geldt dat de motivering met betrekking tot deel 1 van de kapvergunning moet worden verbeterd. Het college besluit de motivering van dit deel van de kapvergunning als volgt aan te passen. Ingevolge artikel 4:11 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Heusden (hierna de APV) is het verboden zonder vergunning van het college een houtopstand te vellen of te doen vellen. Ingevolge artikel 4:11b APV kan de vergunning worden geweigerd op grond van: a. de natuurwaarde van de houtopstand; b. de landschappelijke waarde van de houtopstand; c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon; d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand; e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand; f. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand. Om de hierna genoemde redenen is het college van oordeel dat de bomen in het productiebos (deel 1 van de kapvergunning) geen bijzondere waarden vertegenwoordigen op grond waarvan ze niet gekapt zouden mogen worden. Er is sprake van een productiebos, bestaande uit 52 populieren, 1 eik, 1 wilg, 4 elzen en 3 berken. Het is als productiebos aangeplant. Met een `productiebos` wordt een bos bedoeld dat gedurende een aantal jaren kan groeien, totdat het bijvoorbeeld geschikt is voor de papierfabricage, of een wat ouder bos voor de meubelindustrie. Bossen met het produceren van hout als voornaamste doel. Meestal wordt maar één soort aangeplant. In dit geval zijn dat populieren. De bomen zijn op korte afstand van elkaar geplant om in de hoogte te groeien, zodat wordt voorkomen dat het hout grote noesten gaat vertonen. Door de gebrekkige lichtinval komt er weinig onderbegroeiing voor. Zo’n bos kenmerkt zich door een strakke aanplant, de bomen staan geordend op een rij en op korte afstand van elkaar. Door bezwaarmakers wordt weliswaar bestreden dat sprake zou zijn van een productiebos, maar ze hebben hier geen steekhoudende argumenten voor aangevoerd. De bomen bezitten geen cultuurhistorische of landschappelijke waarde. Het zijn geen bomen, die van oudsher in dit landschap thuishoren. Omdat het als productiebos is aangeplant, staan er alleen bomen, die nog een beperkte levensverwachting hebben. Het bos heeft geen waarde voor stads- en dorpsschoon: de omschrijving van het productiebos spreekt wat dat betreft voor zich. De bomen bezitten geen beeldbepalende waarde. Ze maken geen deel uit van een groenstructuur en zijn niet of maar zeer beperkt zichtbaar vanaf de openbare weg. De
bomen zijn hooguit gedeeltelijk zichtbaar vanaf sommige achtertuinen aan de Meliestraat. Het zijn geen solitairbomen. De bomen staan niet dominant in het landschap. Omdat ze daar als groep staan, hebben sommige omwonenden daar zicht op. Het is te begrijpen dat men liever naar groen dan naar de gebouwen kijkt, maar dit wil niet zeggen dat de bomen daarom beeldbepalend zijn. Daarbij moet bedacht worden dat er alleen zicht is op de stam van de bomen en niet op het groen/de kroon. De natuurwaarde in het productiebos is vrijwel nihil. Het gaat om hakhout, dat niet veel waarde voor flora en fauna heeft. Het zijn bomen, die niet van nature in dit landschap thuishoren, niet duurzaam of waardevol zijn. Voorts zijn geen bijzondere diersoorten aanwezig. Migratieroutes in de vorm van bomenrijen kunnen mogelijk aanwezig zijn langs de Vijfhoevenlaan en de Hongerenburgweg. Dit betreft geen bomen die in de kapvergunning zijn opgenomen. In het plangebied is een kolonie roeken aanwezig. Hierbij gaat het niet om bomen, die in deze kapvergunning zijn opgenomen. Ter onderbouwing wordt verwezen naar het Flora- en Faunaonderzoek van BTL d.d. 19 maart 2009. De beoordeling van de hiervoor beschreven waarden is gemaakt door een deskundige, in dienst van de gemeente en wordt wat betreft natuurwaarde verder onderbouwd door een terzake uitgebracht advies van BTL. Niet betwist is dat het onderzoek door BTL zorgvuldig is uitgevoerd noch is een tegenrapport overgelegd, waaruit blijkt dat de in het rapport getrokken conclusies onjuist zouden zijn Concluderend met betrekking tot dit deel van de kapvergunning is er geen sprake van dat deze bomen bijzondere waarden hebben op grond waarvan ze niet gekapt zouden mogen worden. Nu gelet op wat hiervoor is overwogen zich geen van de in artikel 4:11b APV genoemde weigeringsgronden voordoet, is het college gehouden de vergunning te verlenen. Bij het ontbreken van een weigeringsgrond laat de bepaling geen ruimte voor een belangenafweging. Hierdoor is het - in tegenstelling tot wat bezwaarmakers aanvoeren niet nodig dat had moeten worden gewacht met het beslissen over de kapvergunning, totdat er sprake was van publiekrechtelijke besluitvorming over de invulling van het plangebied c.q. van direct zicht op de uitvoering van de plannen. Nu een weigeringsgrond ontbreekt, staat de beoordeling of een kapvergunning kon worden verleend los van besluitvorming over de invulling van het plangebied. Gelet op het voorgaande behoeven de overige bezwaren geen verdere bespreking. Het betoog van Vereniging Behoud Buurtschap de Melie inhoudende dat er na de kap zodanige extra geluidsoverlast zal zijn dat deswege de vergunning zou moeten geweigerd is niet onderbouwd en is door de ligging van de bomen ten opzichte van de A59 niet waarschijnlijk. Bovendien vormt het geen criterium waarop de vergunning had
moeten worden geweigerd, nu het college niet aan een belangenafweging toekomt. Ook de overige bezwaren kunnen deswege niet leiden tot het oordeel dat de kapvergunning niet verleend had mogen worden. Concluderend acht het college de bezwaren, voor zover ontvankelijk, ongegrond.
6. Beslissing op bezwaar Het college van Heusden heeft in de vergadering van 4 januari 2011; gelet op: artikel 8:1 jo. artikel 7:1 Algemene wet bestuursrecht en afdeling 4:3 Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Heusden; gelet op de hiervoor opgenomen overwegingen: besloten: 1. Kennis te nemen van het advies van de Commissie bezwaarschriften van 9 november 2010; 2. Bewonersvereniging Vijfhoevenlaan, Buurtvereniging Verdilaan en dhr. Q.G.H.J.M. Kelders niet-ontvankelijk te verklaren in hun bezwaren; 3. Vereniging Behoud Buurtschap De Melie en dhr. F.W. Rozendaal ontvankelijk te verklaren; 4. De bezwaren van Vereniging Behoud Buurtschap De Melie en dhr. F.W. Rozendaal, voor zover deze zich richten tegen delen 2 en 3 van de kapvergunning, ongegrond te verklaren; 5. De bezwaren van Vereniging Behoud Buurtschap De Melie en dhr. F.W. Rozendaal , voor zover deze zich richten tegen deel 1 van de kapvergunning (het productiebos) gegrond te verklaren wegen een motiveringsgebrek; 6. In heroverweging de bestreden kapvergunning onder aanpassing van de grondslag en onder verbetering van de motivering in stand te houden.
Heusden, 4 januari 2011 Namens het college van Heusden, Manager Team Ondersteuning Leefomgeving,
Drs. Y.T. Vos