Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs Guimardstraat 1, 1040 Brussel
FLITSBERICHT VVKSO 2015-04-24
Bijkomende besparingsmaatregelen voor het secundair onderwijs vanaf 2015 Op 24 april beslist de Vlaamse regering om een “voorontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2015” in te dienen bij het Vlaams parlement. Met dit zgn. Programmadecreet wil de overheid de besparingen realiseren die ze zich ten doel had gesteld voor (o.a.) de sector Onderwijs. Deze maatregelen komen bovenop degene waarover we u reeds eerder hadden geïnformeerd (zie o.m. het bericht “Werkingstoelagen 2014-2015” in de Flits van 2014-12-18, en “VSKO niet akkoord met Programmadecreet” in die van 2014-10-17). Zoals wettelijk voorgeschreven had de regering over dit nieuwe voorontwerp voorafgaandelijk onderhandeld met de vakorganisaties en de onderwijskoepels, waaronder het VSKO. Daarbij bleken de onderhandelingspartners echter uiterst weinig marge te krijgen: aan de initiële voorstellen konden slechts minieme wijzigingen worden aangebracht. Een aantal maatregelen hebben zo’n grote impact op de organisatie van de scholen dat het VSKO enkel een protocol van niet-akkoord kon indienen. Vooral de inperking van de vervangingsmogelijkheid is voor het katholiek onderwijs onaanvaardbaar. Dit voorontwerp zal nu worden behandeld door het Vlaams parlement, dat er eventueel nog wijzigingen kan in aanbrengen. De besparingen raken niet aan de prestatieregeling voor het onderwijzend personeel: de prestatienoemers blijven in 2015-2016 dus dezelfde als voorheen. Het is niet uitgesloten dat een wijziging daaraan opnieuw wordt overwogen, doch pas vanaf het schooljaar 2016-2017. Hieronder bieden we u een overzicht van de maatregelen die betrekking hebben op het secundair onderwijs. Ten behoeve van de schoolbesturen die ook instellingen van een ander onderwijsniveau organiseren, vermelden we er telkens bij of de maatregel ook elders geldt; maatregelen die uitsluitend andere niveaus betreffen maar niet het secundair onderwijs, zijn hier niet opgenomen. Het moge in elk geval duidelijk zijn dat het feit dat we u over deze maatregelen informeren, hoegenaamd niet impliceert dat we ermee akkoord gaan, laat staan dat we ze zouden verdedigen. We beperken dit overzicht tot de wijzigingen die door het programmadecreet worden aangebracht aan de bestaande reglementering. Deze wijzigingen zullen we binnenkort verwerken in het geheel van de respectieve Mededelingen (over vaste benoeming, vacantverklaring, tijdelijke vervangingen, ondersteunend personeel e.a.). Een aantal concrete toepassingen van onderstaande wijzigingen zijn nog niet volledig duidelijk; we beperken ons nu tot de zekerheden, en zullen de modaliteiten binnenkort uitklaren in overleg met de overheid.
1
Vaste benoeming in wervingsambten in het kalenderjaar 2015
Deze maatregel gaat in op 1 mei 2015 en geldt voor alle onderwijsniveaus.
2 2015-04-24
De schoolbesturen moeten tegen 15 mei 2015 de vacante betrekkingen meedelen aan alle personeelsleden van de scholengemeenschap, en dit overeenkomstig de toestand op 15 april 2015. Hierbij moeten ook worden vacant verklaard: de betrekkingen die in scholen voor buitengewoon of gewoon so of in centra voor deeltijds bso zijn ingericht met •
de uren-leraar die zijn overgenomen van het voorgaande schooljaar (d.w.z. uren-leraar die de school in 2013-2014 heeft overgedragen of “gebufferd” naar 2014-2015);
•
de uren-leraar die zijn overgenomen van een andere school van het eigen schoolbestuur (“herverdeling”) of overgenomen van een ander schoolbestuur binnen hetzelfde net (d.w.z. urenleraar die in 2014-2015 zijn overgedragen vanuit een andere school voor katholiek secundair onderwijs).
De ingangsdatum voor benoeming in een wervingsambt is voortaan niet meer 1 januari, maar reeds 1 juli, d.w.z. in het schooljaar waarin de vacantverklaring heeft plaatsgevonden. Dit brengt mee dat het schoolbestuur als datum voor de kandidaatstelling voor vaste benoeming 1 een datum dient te kiezen die gelegen is tussen 15 mei (verspreiding van het bericht van vacantverklaring) en 1 juli (ingangsdatum van de benoeming). Naast de ingangsdatum 1 juli volgt er nog een tweede mogelijke ingangsdatum: zie hieronder. Bovendien is op 1 juli 2015 (en enkel op die datum) benoeming ook mogelijk en dan ook verplicht in uren die de school in 2014-2015 heeft overgenomen van het schooljaar 2013-2014 (“gebufferde uren”) en in de uren die ze heeft overgenomen van een andere school van hetzelfde schoolbestuur of van een andere katholieke secundaire school. Om op 1 juli benoemd te kunnen worden, moet het personeelslid op 30 juni voorafgaand (m.a.w. op de vooravond van de benoeming; de referentiedatum is dus niet langer op 31 december) binnen de scholengemeenschap aangesteld zijn voor doorlopende duur in het ambt waarin het een benoeming wenst; een leraar moet bovendien op 1 juli recht hebben op tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur in het vak waarin hij wenst te worden benoemd. Benoeming op 1 juli is ook mogelijk als de betrokkene op 30 juni een verlof voor tijdelijk andere opdracht geniet of gereaffecteerd / wedertewerkgesteld is. Indien de betrekking nog vacant is op 1 oktober, gaat de benoeming in op die datum. In dat geval moet het personeelslid op 30 september voorafgaand (dus op de vooravond van de benoeming) aangesteld zijn voor doorlopende duur in het ambt waarin het voor benoeming gekandideerd heeft; een leraar moet bovendien op 1 oktober recht hebben op tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur in het vak waarin hij wenst te worden benoemd. Benoeming op 1 oktober is ook mogelijk als de betrokkene op 30 september een verlof voor tijdelijk andere opdracht geniet of gereaffecteerd / wedertewerkgesteld is. Een benoeming op 1 oktober gebeurt op basis van de procedure van vacantverklaring die reeds in april-mei is gevoerd en van de kandidaatstelling die toen werd ingediend binnen de termijn die het schoolbestuur daarbij had meegedeeld. Het gaat dus maar om één enkele procedure van vacantverklaring en kandidaatstelling. De tweede ingangsdatum van de benoeming maakt het mogelijk dat bv. personeelsleden die pas op 30 juni de dienstanciënniteit bereiken die vereist is voor een tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur en dergelijke aanstelling dus pas vanaf het volgende schooljaar kunnen verkrijgen, toch nog benoemd kunnen worden - uiteraard voor zover de betrekking nog vacant is op 1 oktober. De anciënniteitsvoorwaarde van 720 dagen in de scholengemeenschap waarvan 360 in het bedoelde ambt moet voortaan op 30 juni vervuld zijn voor alle wervingsambten, ook voor de administratief medewerker (voor wie voorheen 31 augustus gold als referentiedatum). Deze anciënniteitsvoorwaarde is in elk geval vervuld indien het personeelslid in dat ambt is aangesteld voor doorlo-
1
NB De datum voor kandidaatstelling voor tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur is vastgelegd in het Decreet Rechtspositie Personeelsleden Gesubsidieerd Onderwijs, en kan dus niet worden gewijzigd door het schoolbestuur.
3 2015-04-24
pende duur, maar moet nog worden geverifieerd wanneer de benoeming gebeurt op basis van een tijdelijk andere opdracht of een reaffectatie / wedertewerkstelling. Personeelsleden die de leeftijd van 55 jaar bereikt hebben en verzoeken om benoeming in een vacante betrekking (die niet noodzakelijk voorafgaandelijk vacant hoeft te zijn verklaard) en aan de overige benoemingsvoorwaarden voldoen, moeten benoemd worden op 1 juli ofwel op 1 oktober op voorwaarde dat ze vanaf 1 oktober voorafgaand aan de datum van benoeming in dienst waren in de instelling waar de betrekking te begeven is. Wanneer de samenstelling van een scholengemeenschap wijzigt na de datum van vacantverklaring (bv. doordat een school tot de scholengemeenschap is toegetreden), wordt de procedure niet opnieuw gevoerd: ook dan worden betrekkingen enkel volgens de situatie van 15 april 2015 vacant verklaard en tegen 15 mei 2015 meegedeeld aan de personeelsleden van alle scholen die op die datum tot de scholengemeenschap behoren (en dus niet aan de personeelsleden van de school die pas op 1 september nadien tot de scholengemeenschap zullen toetreden). De vervroeging van de ingangsdatum van de benoeming wordt in de Memorie van toelichting gemotiveerd met het feit dat voor een vastbenoemd personeelslid [door de Vlaamse overheid] minder RSZ-bijdragen moeten worden betaald [aan de federale overheid], wat volgens deze Memorie zou resulteren in een recurrente minderuitgave op de onderwijsbegroting. Voorbeeld 1. Op 15 april 2015 wordt een halftijdse betrekking van opvoeder niveau bachelor vacant verklaard. Hierop kandideert één personeelslid (niveau bachelor) voor vaste benoeming. Indien dit personeelslid op 30 juni 2015 in een van de scholen van de scholengemeenschap is aangesteld voor doorlopende duur in het ambt van opvoeder en ook aan de andere voorwaarden voldoet, moet het schoolbestuur de benoeming toekennen op 1 juli. Indien dit personeelslid nog niet op 30 juni maar pas op 30 september een TADD-aanstelling als opvoeder heeft in de scholengemeenschap, moet het schoolbestuur de benoeming toekennen op 1 oktober 2015. 2. Op 15 april 2015 zijn er in een school in het ambt van godsdienstleraar slechts 10 uur vacant. Die 10 uur zijn allemaal overgenomen van het schooljaar 2013-2014 en/of van een andere school. Het schoolbestuur moet deze 10 uur allemaal vacant verklaren. Personeelslid A is reeds 16/20 vastbenoemd, en kandideert slechts voor uitbreiding in 4 van de 10 uur die vacant zijn verklaard; er zijn geen andere personeelsleden die op dat ogenblik voldoen aan de benoemingsvoorwaarden. Als A op 30 juni 2015 aangesteld is voor doorlopende duur in het ambt van godsdienstleraar én voldoet aan de overige benoemingsvoorwaarden, is het schoolbestuur verplicht om hem deze benoeming toe te kennen op 1 juli 2015, ook al gaat het om overgenomen uren. Ook personeelslid B had na de vacantverklaring van 15 april / 15 mei gekandideerd voor vaste benoeming; B had op 30 juni 2015 echter geen tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur als godsdienstleraar, en kon dus nog niet worden benoemd op 1 juli 2015. Op 1 september 2015 wordt B echter wel aangesteld voor doorlopende duur, en hij heeft dergelijke aanstelling nog steeds op 30 september 2015. Indien er op 1 oktober 2015 nog vacante uren zijn die niet zijn overgenomen van het voorgaande schooljaar of van een andere school, is het schoolbestuur verplicht om B daarin te benoemen. Op die datum kan geen benoeming meer worden uitgesproken in overgenomen uren, doch enkel in eigen uren van de school voor dat schooljaar.
2
Vaste benoeming in wervingsambten vanaf het kalenderjaar 2016
Deze maatregel gaat in op 1 september 2015 en geldt voor alle onderwijsniveaus. Vanaf het schooljaar 2015-2016 (en dus ook nadien) moeten de schoolbesturen tegen 1 april de vacante betrekkingen meedelen aan alle personeelsleden van de scholengemeenschap, en dit overeenkomstig de toestand op 1 maart. De overgenomen uren (gebufferde / geleende / gekregen
4 2015-04-24
uren-leraar) komen dan enkel nog in aanmerking voor vacantverklaring, maar niet meer voor benoeming. Het schoolbestuur kan desgewenst ook de betrekkingen vacant verklaren die tussen 1 maart en 1 september vacant zullen worden door pensionering of terbeschikkingstelling voorafgaand aan het rustpensioen. De ingangsdatum voor benoeming in een wervingsambt blijft dan 1 juli, d.w.z. in het schooljaar waarin de vacantverklaring heeft plaatsgevonden. Naast de ingangsdatum 1 juli volgt er nog een tweede mogelijke ingangsdatum: zie hieronder. Om op 1 juli benoemd te kunnen worden, moet het personeelslid op 30 juni voorafgaand (dus op de vooravond van de benoeming) binnen de scholengemeenschap aangesteld zijn voor doorlopende duur in het ambt waarin het een benoeming wenst; een leraar moet bovendien op 1 juli recht hebben op tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur in het vak waarin hij wenst te worden benoemd. Benoeming op 1 juli is ook mogelijk als de betrokkene op 30 juni een verlof voor tijdelijk andere opdracht geniet of gereaffecteerd / wedertewerkgesteld is. Indien de betrekking nog vacant is op 1 oktober, gaat de benoeming in op die datum. In dat geval moet het personeelslid op 30 september voorafgaand (dus op de vooravond van de benoeming) aangesteld zijn voor doorlopende duur in het ambt waarin het voor benoeming gekandideerd heeft; een leraar moet bovendien op 1 oktober recht hebben op tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur in het vak waarin hij wenst te worden benoemd. Benoeming op 1 oktober is ook mogelijk als de betrokkene op 30 september een verlof voor tijdelijk andere opdracht geniet of gereaffecteerd / wedertewerkgesteld is. Een benoeming op 1 oktober gebeurt op basis van de procedure van vacantverklaring die reeds in maart-april is gevoerd en van de kandidaatstelling die toen werd ingediend binnen de termijn die het schoolbestuur daarbij had meegedeeld. Het gaat dus maar om één enkele procedure van vacantverklaring en kandidaatstelling. De tweede ingangsdatum van de benoeming maakt het mogelijk dat bv. personeelsleden die pas op 30 juni de dienstanciënniteit bereiken die vereist is voor een tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur en dergelijke aanstelling dus pas vanaf het volgende schooljaar kunnen verkrijgen, toch nog benoemd kunnen worden - uiteraard voor zover de betrekking nog vacant is op 1 oktober. De anciënniteitsvoorwaarde van 720 dagen in de scholengemeenschap waarvan 360 in het bedoelde ambt moet voortaan op 30 juni vervuld zijn voor alle wervingsambten, ook voor de administratief medewerker. Deze anciënniteitsvoorwaarde is in elk geval vervuld indien het personeelslid in dat ambt is aangesteld voor doorlopende duur, maar moet nog worden geverifieerd wanneer de benoeming gebeurt op basis van een tijdelijk andere opdracht of een reaffectatie / wedertewerkstelling. Personeelsleden die de leeftijd van 55 jaar bereikt hebben en verzoeken om benoeming in een vacante betrekking (die niet noodzakelijk voorafgaandelijk vacant hoeft te zijn verklaard) en aan overige benoemingsvoorwaarden voldoen, moeten benoemd worden op 1 juli ofwel op 1 oktober op voorwaarde dat ze vanaf 1 oktober voorafgaand aan de datum van benoeming in dienst waren in de instelling waar de betrekking te begeven is. Wanneer de samenstelling van een scholengemeenschap wijzigt na de datum van vacantverklaring (bv. doordat een school tot de scholengemeenschap is toegetreden), wordt de procedure niet opnieuw gevoerd: ook dan worden betrekkingen enkel volgens de situatie van 1 maart vacant verklaard en tegen 1 april meegedeeld aan de personeelsleden van alle scholen die op die datum tot de scholengemeenschap behoren (en dus niet aan de personeelsleden van de school die pas op 1 september nadien tot de scholengemeenschap zullen toetreden).
5 2015-04-24
3
Vervangingen
3.1
Vervanging van directeur of beheerder
In het ambt van directeur en van beheerder (internaat) kan een vervanger nog steeds worden gesubsidieerd voor elke kalenderdag waarop de titularis een dienstonderbreking neemt, ook in de zomervakantie. Let wel: dit geldt niet voor de adjunct-directeur of andere selectie- en bevorderingsambten.
3.2
Vervanging van opvoeder, administratief medewerker of van leraar / godsdienstleraar aangesteld in BPT- of IPB-uren
Deze maatregel gaat in op 1 september 2015, en tot de datum die kan worden bepaald door de Vlaamse regering. Hij geldt enkel voor: •
de opvoeder en administratief medewerker in de categorie van het ondersteunend personeel,
•
de opdrachten BPT- en IPB-uren in het (gewoon of buitengewoon) secundair onderwijs (het gaat dus niet om de andere “uren die geen lesuren zijn” zoals klassenraad, klassendirectie, nascholing, inhaalles, Seminaries, GOK, Leren en werken, taak- en functiedifferentiatie, uren op basis van punten van ICT-coördinatie e.d.),
•
en verder voor de administratief medewerker in de categorie van het ondersteunend personeel in de centra voor volwassenenonderwijs, de coördinatie-uren in het volwassenenonderwijs en de uren pedagogische coördinatie in het deeltijds kunstonderwijs.
Hij geldt niet voor het basisonderwijs.
Vanaf 1 september 2015 kunnen een opvoeder, administratief medewerker en een leraar / godsdienstleraar die is aangesteld in uren bijzondere pedagogische taken (BPT) of interne pedagogische begeleiding (IPB) pas worden vervangen door een gesubsidieerd personeelslid vanaf de 31ste kalenderdag van hun afwezigheid, en dit ongeacht de reden of de totale duur van de afwezigheid. Tot en met de 30ste kalenderdag van diens afwezigheid wordt geen salaristoelage toegekend aan een vervanger in de genoemde ambten of opdrachten. Zie bovendien ook punt 3.4 van dit overzicht voor wat betreft de puntenwaarde van een vervanger in het ondersteunend personeel. Voorbeelden 1. Een opvoeder neemt een gedeeltelijke loopbaanonderbreking voor een volledig schooljaar die ingaat op 1 september 2015. Pas vanaf de 31ste kalenderdag, d.w.z. vanaf 1 oktober zal een vervanger een salaris ontvangen, wat betekent dat hij voordien ook niet kan worden aangesteld. 2. Een leraar neemt een dienstonderbreking vanaf 1 september 2015 die doorloopt tot en met 30 oktober 2015. Hij is aangesteld in 18 lesuren en 2 uur BPT of IPB. In de BPT of IPB-uren kan een vervanger pas worden aangesteld en gesubsidieerd vanaf de 31ste kalenderdag, d.w.z. vanaf 1 oktober. In de 18 lesuren kan reeds vanaf 1 september een vervanger worden gesubsidieerd, aangezien de dienstonderbreking méér dan 10 schooldagen duurt én bovendien meer dan 14 dagen voor de herfstvakantie aanvangt (zie punt 3.3 van dit overzicht). 3. Een administratief medewerker neemt een verlof voor tijdelijk andere opdracht tot het einde van het schooljaar. Hij kan pas vanaf de 31ste kalenderdag worden vervangen door een gesubsidieerde interimaris.
6 2015-04-24
3.3
Vervanging bij afwezigheid die aanvangt binnen de 14 dagen voor een vakantieperiode
Onderstaande maatregel gaat in op 1 september 2015, en tot de datum die kan worden bepaald door de Vlaamse regering. Hij geldt voor de scholen voor (gewoon of buitengewoon) secundair onderwijs, voor instellingen voor deeltijds kunstonderwijs of voor volwassenenonderwijs, en voor centra voor leerlingenbegeleiding (en dus niet voor het basisonderwijs noch voor de internaten). De maatregel geldt echter niet voor •
de directeur (zie punt 3.1 van dit bericht),
•
het ondersteunend personeel (zie punt 3.2 van dit bericht),
•
opdrachten bijzondere pedagogische taken (BPT) of interne pedagogische begeleiding (IPB) in het gewoon of buitengewoon secundair onderwijs (zie punt 3.2 van dit bericht).
Voor de vervangingen buiten de opdrachten die zijn vermeld in punt 3.1 of 3.2 hierboven geldt vanaf 1 september 2015 de volgende beperking: indien de afwezigheid van een gesubsidieerd personeelslid aanvangt in een periode van 14 dagen vóór, of tijdens de herfst-, kerst-, krokus- of paasvakantie, kan een vervanger pas aangesteld en gesubsidieerd worden vanaf de eerste dag na deze vakantieperiode. NB Wettelijk gezien vangen de genoemde vakantieperiodes steeds aan op een maandag: •
De herfstvakantie 2015 bv. loopt van maandag 2 t.e.m. zondag 8 november. De periode van 14 kalenderdagen die daaraan voorafgaat begint dus op maandag 19 oktober 2015.
•
De kerstvakantie van 2015-2016 loopt van maandag 21 december t.e.m. zondag 3 januari. De periode van 14 kalenderdagen die daaraan voorafgaat begint dus op maandag 7 december 2015.
•
de krokusvakantie 2016 loopt van maandag 8 t.e.m. zondag 14 februari. De periode van 14 kalenderdagen die daaraan voorafgaat begint dus op maandag 25 januari 2016.
•
de paasvakantie 2016 loopt van maandag 28 maart (paasmaandag) t.e.m. zondag 10 april. De periode van 14 kalenderdagen die daaraan voorafgaat begint dus op maandag 14 maart 2016.
Voorbeelden 1. Een adjunct-directeur neemt een dienstonderbreking vanaf maandag 19 oktober t.e.m. woensdag 18 november 2015. Zijn afwezigheid duurt dus meer dan 10 schooldagen, maar omdat ze aanvangt in de periode van 14 kalenderdagen voor de herfstvakantie, kan een vervanger pas aangesteld en bezoldigd worden vanaf de eerste dag na die vakantie, d.w.z. vanaf maandag 9 november. 2. Een leraar die uitsluitend met lesuren belast is, neemt een dienstonderbreking vanaf zondag 18 oktober t.e.m. vrijdag 30 oktober 2015. Omdat zijn afwezigheid 10 schooldagen beslaat en méér dan 14 dagen voor de herfstvakantie aanvangt, kan een vervanger worden aangesteld vanaf zondag 18 oktober. 3. Een godsdienstleraar die is belast met lesuren en met een uur voor klassenraad neemt een dienstonderbreking vanaf 1 januari tot en met 31 augustus 2016. Omdat zijn dienstonderbreking aanvangt tijdens de kerstvakantie, kan een interimaris pas aangesteld en bezoldigd worden vanaf de eerste dag na de kerstvakantie, d.w.z. vanaf maandag 4 januari. 4. Een leraar is belast met 18 lesuren en met 2 BPT-uren. Hij neemt een dienstonderbreking vanaf maandag 19 oktober t.e.m. vrijdag 18 december. In de lesuren kan een gesubsidieerde vervanger worden aangesteld vanaf de eerste dag na de herfstvakantie, d.w.z. vanaf maandag 9 november. In de BPT-uren kan echter pas een vervanger worden gesubsidieerd vanaf de 31ste dag van de dienstonderbreking, d.w.z. vanaf woensdag 18 november.
7 2015-04-24
3.4
Puntenwaarde van de vervanger in het ondersteunend personeel
Deze maatregel gaat in op 1 september 2015, en tot de datum die kan worden bepaald door de Vlaamse regering. Hij geldt voor het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs en voor de centra voor volwassenenonderwijs. In punt 3.2 is toegelicht dat een vervanger in het ondersteunend personeel pas kan worden aangesteld en gesubsidieerd vanaf de 31ste kalenderdag van de afwezigheid van het personeelslid dat moet worden vervangen. Bovendien is het ook zo dat ter vervanging van een opvoeder of administratief medewerker enkel een personeelslid kan worden aangesteld met dezelfde puntenwaarde. Voorbeeld Een administratief medewerker met diploma HSO (63 punten) neemt een loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof van 1 september t.e.m. 18 december. Een vervanger zal pas vanaf 1 oktober worden gesubsidieerd (zie punt 3.3). Bovendien kan enkel een vervanger met het diplomaniveau “ten minste HSO” worden aangesteld, en géén vervanger met een diploma van het niveau bachelor of master, zelfs niet indien die recht op tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur kunnen laten gelden.
4
Loopbaanonderbreking voor medische bijstand
Deze maatregel gaat in op 1 september 2015 en tot de datum die kan worden bepaald door de Vlaamse regering. Hij geldt voor alle onderwijsniveaus. Als een periode van loopbaanonderbreking voor medische bijstand (LBO/MB) eindigt binnen een periode van 7 kalenderdagen vóór een herfst-, kerst-, krokus- of paasvakantie of eindigt gedurende die vakantie, en het personeelslid een nieuwe periode van loopbaanonderbreking voor medische bijstand neemt gedurende diezelfde vakantie of binnen een periode van 7 kalenderdagen na diezelfde vakantie, dan wordt de tussenliggende vakantieperiode (of een deel ervan) beschouwd als een terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden (TBSPA). Deze dagen TBSPA komen wel in aanmerking voor de berekening van de geldelijke anciënniteit; ze worden echter niet meegerekend om de duur te bepalen van de periode van TBSPA waarop het personeelslid nog recht heeft. NB.1 Zie onder punt 3.3 van dit overzicht voor de exacte aanduiding van begin- en einddatum van de herfst-, kerst-, krokus- en paasvakantie. NB.2 Naast deze wijziging zullen er nog andere wijzigingen worden aangebracht in de stelsels van loopbaanonderbreking, en dit zowel vanuit de federale als vanuit de Vlaamse overheid. Over die andere wijzigingen is bij de publicatie van dit bericht (24 april 2015) echter nog steeds niets bekend. Dat we momenteel nog geen informatie hebben over andere wijzigingen, betekent dus zeker niet dat er geen andere wijzigingen zullen volgen. Voorbeeld Een leraar neemt een volledige LBO/MB van 1 september t.e.m. de laatste schooldag vóór de herfstvakantie (vrijdag 30 oktober), en dan opnieuw vanaf de eerste schooldag nadien (maandag 9 november). De tussenliggende periode wordt beschouwd als een voltijdse TBSPA. Deze periode komt echter niet in mindering van het recht op TBSPA van dit personeelslid (maximaal 60 maanden over het geheel van de loopbaan), maar komt wel in aanmerking voor de berekening van zijn geldelijke anciënniteit.
8 2015-04-24
Het personeelslid kan deze periode van TBSPA vermijden door de tweede periode van LBO/MB te laten aansluiten op de eerste, en dus te laten aanvangen op zaterdag 31 oktober.
5 5.1
Terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking Referentiedatum voor “hetzelfde ambt” voor een leraar
Deze maatregel gaat in op 1 mei 2015, en geldt voor alle onderwijsniveaus. Tot “hetzelfde ambt” behoren voor een vastbenoemd leraar o.a. de vakken waarvoor een leraar een vereist of een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs heeft, en waarvan hij vastbenoemd titularis was op 30 juni van het voorafgaande schooljaar. Deze referentiedatum wordt nu verschoven naar “het einde van het voorafgaande schooljaar”, en dit omwille van de benoemingsmogelijkheid op 1 juli (zie reeds punten 1 en 2 van dit overzicht).
5.2
Opschorting Vlaamse reaffectatiecommissie voor scholen binnen een scholengemeenschap
Voor de scholen van (gewoon en buitengewoon) basis- of secundair onderwijs die behoren tot een scholengemeenschap, wordt met ingang van 1 september 2015 de werking van de Vlaamse reaffectatiecommissie opgeschort. Dit betekent dat reaffectaties en wedertewerkstellingen voor deze scholen enkel nog gebeuren op niveau van het schoolbestuur (binnen de scholen die tot dezelfde scholengemeenschap behoren) en op niveau van de scholengemeenschap. Voor de andere instellingen (scholen die niet tot een scholengemeenschap behoren; internaten; centra voor volwassenenonderwijs …) blijft de Vlaamse reaffectatiecommissie echter actief. Ter beschikking gestelde personeelsleden van scholen die tot een scholengemeenschap behoren maar binnen hun scholengemeenschap die geen reaffectatie of wedertewerkstelling kunnen verkrijgen, worden door de reaffectatiecommissie van de scholengemeenschap toegewezen aan één of meer scholen binnen de scholengemeenschap, en dit in een niet-organieke betrekking in het ambt waarin ze ter beschikking zijn gesteld. •
Indien deze betrekking door de reaffectatiecommissie van de scholengemeenschap wordt aangezien als “hetzelfde ambt”, kan de betrokkene ze niet weigeren.
•
Indien ze door de reaffectatiecommissie wordt aangezien als een “ander ambt”, kan het personeelslid ze weigeren. In dat geval wordt het personeelslid door de reaffectatiecommissie tewerkgesteld als administratieve ondersteuning van de scholengemeenschap, met de daarbij horende prestatie- en vakantieregeling (d.w.z. dezelfde regeling als het ondersteunend personeel).
Zodra een reaffectatie of wedertewerkstelling in een organieke betrekking mogelijk is binnen de scholengemeenschap, wordt de R/W in de niet-organieke betrekking verplicht opgeschort.
6
Detacheringen
Deze maatregel gaat in op 1 september 2015, en geldt voor alle onderwijsniveaus. Bij een verlof wegens opdracht (“detachering met terugbetaling van salaris”), verlof voor vakbondsopdrachten, verlof om een ambt uit te oefenen in een ministerieel kabinet, of verlof voor prestaties ten behoeve van in de wetgevende vergaderingen erkende politieke groeperingen of hun voorzitters kan de Vlaamse overheid van de tewerkstellende organisatie een financiële bijdrage vragen voor de administratieve kosten.
9 2015-04-24
Indien een verlof wegens opdracht geen volledig schooljaar beslaat, moet de tewerkstellende organisatie niet enkel het salaris voor de verlofperiode terugbetalen, maar daarenboven ook voor 1/5de van het aantal dagen van het genoten verlof wegens opdracht.