Observatorium voor krediet aan niet-financiële vennootschappen de Berlaimontlaan 14 – BE-1000 Brussel Tel. +32 2 221 26 99 – Fax +32 2 221 31 97 BTW BE 0203.201.340 – RPM Brussel
Links:
2013- 11 -25
kredietobservatorium
Bijdrage van het departement Studiën aan het Observatorium voor krediet aan vennootschappen VOORNAAMSTE RECENTE ONTWIKKELINGEN (trimestriële bijwerking van 25 november 2013) _________________________
Executive summary In het derde kwartaal van 2013 bleven in België de bedrijfskredieten, verleend door de ingezeten banken, toenemen, weliswaar aan een traag tempo. Op jaarbasis werd een groei van 0,2 % geobserveerd tegenover 0,9 % in het vorige trimester. Zodoende daalde het groeitempo van de kredietverlening verder en lag het ver onder de gemiddelden van 2,1 % en 4,2 % voor respectievelijk 2012 en 2011. Deze ontwikkeling bevestigt de weinig dynamische kredietgroei die wordt opgetekend sedert de tweede helft van 2012. De dalende groei wordt verklaard door zowel een vertraging in het groeitempo voor langlopende kredieten (1,4 % tegen 2,1 % in het tweede kwartaal van 2013) als een nieuwe daling van het volume van kortlopende kredieten (-2,5 % tegen -1,8 % tijdens het voorgaande kwartaal). De rentes op nieuwe bancaire kredieten zijn over het algemeen licht gestegen tijdens het derde kwartaal van 2013, met een meer uitgesproken stijging voor de langetermijnrentes. Niettegenstaande de verlaging van de leidinggevende rente van de ECB in mei, lieten de kortetermijnrentes voor bankkredieten een lichte stijging optekenen. De rentes op lange- en middellangetermijnkredieten stegen eveneens, in lijn met de recente stijgingen van de rendementen op de kapitaalmarkten. De Belgische banken hebben te kennen gegeven dat ze in het derde kwartaal van 2013 hun kredietvoorwaarden ongewijzigd hielden, en dit zowel voor de grote ondernemingen als voor de kmo's. De banken differentieerden wel volgens risicotype, meer bepaald voor wat betreft de marges; deze zijn gestegen voor de meer risicovolle ondernemingen en gedaald voor de andere. Tegelijkertijd meldden de banken een verdere daling van de kredietvraag, vanwege kmo's en voor langlopende kredieten. De daling van de vraag wordt verklaard door een zwak investeringsklimaat en de aanwending van alternatieve financieringsbronnen. Voor het vierde kwartaal van 2013 gaan de banken uit van een handhaving van de kredietvoorwaarden en - voor de eerste maal sinds begin 2012 - een stijging van de vraag naar bedrijfskredieten. De ondernemingen blijven de algemene kredietvoorwaarden evenwel als eerder ongunstig beschouwen. In het eurogebied bleef het groeitempo van het bancair krediet in het derde kwartaal van het jaar negatief, het beliep op jaarbasis -2,7 % (een historisch laag niveau). De situatie tussen de landen van het eurogebied onderling blijft echter heterogeen. Voorts maakten de banken van het eurogebied tijdens deze periode gewag van een lichte aanscherping van hun voorwaarden voor bedrijfskredieten en van een verdere daling in de kredietvraag. Voor het vierde kwartaal van 2013 verwachten ze een lichte versoepeling van de kredietvoorwaarden en een kleine stijging in de kredietvraag.
Verloop van het krediet aan de vennootschappen gedurende het derde kwartaal van 2013 _________________________ Kredietvolume De kredieten verleend door de ingezeten banken aan de ondernemingen in België bleven ook in het derde kwartaal van 2013 verder toenemen. Ten opzichte van het voorgaande kwartaal werd er wel een verdere vertraging in het groeitempo vastgesteld. Gecorrigeerd voor het effect van de wisselkoersschommelingen, groeide de kredietverlening op jaarbasis met 0,2 %, tegen 0,9 % in het tweede kwartaal van 2013. Dit groeicijfer bevestigt de weinig dynamische kredietgroei die werd opgetekend sedert de tweede helft van 2012. De recente omslag in de conjunctuurindicator sinds mei 2013 vertaalt zich voorlopig niet in een heropleving van de kredietverlening aan ondernemingen. De weinig dynamische kredietomgeving wordt ook gereflecteerd in de nettokredietstromen die voor het derde kwartaal van 2013 opnieuw negatief waren: seizoengezuiverd kwamen de terugbetalingen € 1,2 miljard hoger uit dan de toekenning van nieuwe kredieten. BANCAIRE KREDIETEN1 AAN ONDERNEMINGEN IN BELGIË Netto trimestriële stromen (in € miljard)
Bancaire kredieten en conjuncturele evolutie
2013
2012
2011
2010
-6 2009
-40 2008
-10
2007
-4
2006
-30
2005
-5
2004
-2
2013
-20
2012
0
2011
0
2010
-10
2009
5
2008
2
2007
0
2006
10
2005
4
2004
10
2003
15
2002
6
2001
20
2000
20
Totaal van de kredieten (jaarlijkse veranderingspercentages) (linkerschaal) Synthetische conjunctuurcurve (afgevlakte indicator) (rechterschaal)
Bron: NBB (Schema A en conjunctuurenquête). ¹ Toegekend door de ingezeten banken.
Een uitsplitsing naar looptijd toont aan dat de groei van de kredieten nog steeds wordt ondersteund door de langlopende kredieten (met een looptijd van meer dan een jaar) waarvan het jaar-op-jaar groeitempo positief is gebleven, terwijl het volume van de kortlopende kredieten (met een looptijd van minder dan een jaar) opnieuw is afgenomen. Er dient evenwel opgemerkt te worden dat het groeitempo van de langlopende kredieten sedert midden juni 2012 verder vertraagt. In het derde 2
kwartaal van 2013 bedroeg het twaalfmaands groeitempo van kredieten met een looptijd van minder dan een jaar -2,5 % (tegen -1,8 % tijdens het voorgaande kwartaal), terwijl dat van de langlopende kredieten op 1,4 % uitkwam (tegen 2,1 % in het tweede kwartaal van 2013). De groeivertraging van de totale kredietverlening ten opzichte van het voorgaande kwartaal (van 0,9 % tot 0,2 % in het derde kwartaal van 2013) wordt dus verklaard door enerzijds een groeivertraging van langetermijnkredieten en anderzijds een nieuwe terugval in de kortetermijnkredieten. BANCAIRE KREDIETEN¹ AAN ONDERNEMINGEN IN BELGIË (jaarlijkse veranderingspercentages) Opsplitsing naar looptijd van het krediet 25 20 15 10 5 0 -5 -10 -15
2013
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
-20
Kortetermijnkredieten2 Langetermijnkredieten3 Bron: NBB (Schema A). 1
Toegestaan door de ingezeten banken. Voor ten hoogste een jaar. 3 Voor meer dan een jaar. 2
In het eurogebied bleef de kredietverlening ook in het derde kwartaal van 2013 verder slinken. De jaar-op-jaar groei van de bancaire kredieten bleef er onder die welke in België werd opgetekend. In september bedroeg de groei op jaarbasis -2,7 %, een daling met 40 basispunten ten opzichte van het groeipeil aan het einde van het voorgaande kwartaal. De groei van de bancaire kredietverlening in het eurogebied bevindt zich hiermee op een historisch minimum. Het gemiddelde voor het eurogebied verhult echter nog steeds een grote heterogeniteit en een sterke fragmentatie van de kredietmarkten tussen de landen: terwijl de jaar-op-jaar groei van het bankkrediet aan de bedrijven in sommige landen nog steeds sterk negatief blijft (zoals in Spanje (-9,4 %), Griekenland (-3,8 %), Ierland (-4,8 %) en Portugal (-3,8 %)), is hij in een beperkt aantal landen positief. Dat is enkel nog het geval in België (0,2 %), Estland (5 %), Finland (4 %), Frankrijk (0,5 %), Nederland (1,3 %) en Slowakije (0,4 %). 3
BANCAIR KREDIET AAN NIET-FINANCIELE ONDERNEMINGEN
BANCAIR KREDIET AAN ONDERNEMINGEN IN BELGIË: GEOGRAFISCHE OPSPLITSING VAN DE VERSTREKKERS
1
(veranderingspercentages op jaarbasis) 20
20
(bijdrage aan de jaarlijkse groei, procentpunten; tenzij anders vermeld) 15
15
10
10
25 20 15
5
5
0
0
10 5 0
België Eurogebied
2013
2012
2011
2010
2009
2008
2007
-10
2006
-10
-5 2005
2013
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
-10
-5
2004
-5
Belgische banken Banken van het eurogebied Banken buiten het eurogebied
Bronnen: ECB, NBB. ¹ Toegestaan door ingezeten banken, inclusief geëffectiseerde kredieten. (enkel vanaf januari 2010 voor het eurogebied).
Jaarlijkse groei (%) Bron: NBB (Financiële rekeningen en Schema A).
Om zich te financieren, kunnen de Belgische ondernemingen tevens een beroep doen op buitenlandse banken1. Aan de hand van de financiële rekeningen die door de Bank worden opgesteld, op basis van onder meer de betalingsbalansstatistieken2, kunnen de kredietstromen afkomstig van niet-ingezeten banken in kaart worden gebracht. Ten opzichte van het jaar voordien evolueerde het uitstaande bedrag van de door buitenlandse banken verstrekte kredieten verschillend, afhankelijk van de geografische origine van de kredietverstrekker: jaar-op-jaar steeg het door de banken uit het eurogebied aangeboden kredietvolume met € 0,3 miljard, terwijl het uitstaande bedrag van de kredietverlening door de overige buitenlandse banken tijdens dezelfde periode met € 0,8 miljard daalde. Als gevolg van deze daling bleef de jaar-op-jaar groei van het bancaire krediet, waarin alle aan de Belgische ondernemingen toegekende kredieten zijn meegerekend, in het tweede kwartaal van 2013 nauwelijks positief (0,3 %). De statistieken van de Kredietcentrale, die zowel betrekking hebben op de kredietopeningen als op de opgenomen kredieten bij de ingezeten banken, geven een beeld van het verloop van het krediet op basis van de grootte van de kredietnemende ondernemingen, maar ook van de bedrijfstak en 1
2
Het begrip buitenlandse (of niet-ingezeten) bank berust op het territorialiteitsbeginsel. De dochterondernemingen en bijbanken van buitenlandse banken die in België een stabiele vestiging bezitten, zijn in het begrip ingezeten bank vervat. De kredietverlening door buitenlandse banken bestaat dus enkel uit de kredietverstrekking door in het buitenland gevestigde instellingen. Deze gegevens zijn later beschikbaar dan die betreffende de door de ingezeten banken verleende kredieten: ze zijn momenteel beschikbaar tot het tweede kwartaal van 2013.
4
het gewest waartoe ze behoren. Volgens de nieuwe methodologie worden deze statistieken voortaan opgesteld op dezelfde basis als die voor de financiële rekeningen (voor meer details, zie de website van het Kredietobservatorium): een soortgelijke identificatie van de niet-financiële sector en een betere coherentie met de gegevens uit het Schema A van de banken. Als gevolg van deze methodologische aanpassingen, ingevoerd in april 2012, vertonen de nieuwe gegevens tussen het eerste en het tweede kwartaal van 2012 evenwel een reeksbreuk3 in de uitstaande bedragen en in de aanwendingsgraad van de kredieten, zowel voor de geaggregeerde cijfers als voor de opsplitsingen naar ondernemingsgrootte, naar bedrijfstak of naar gewest. In totaal bereikten de door de kredietinstellingen aan niet-financiële vennootschappen toegestane kredietlijnen eind september 2013 een bedrag van € 173,4 miljard. Het daadwerkelijk door de ondernemingen aangewende kredietvolume beliep, volgens de statistieken van de Kredietcentrale, € 120,5 miljard. Die leningen werden grotendeels verstrekt aan kleine ondernemingen die, eind september, samen € 66,3 miljard toegestane kredieten en € 56,0 miljard opgenomen kredieten lieten optekenen. Grote ondernemingen hadden respectievelijk voor € 53,4 miljard toegestane kredieten en voor € 27,2 miljard opgenomen kredieten uitstaan. Ten slotte werd aan de middelgrote ondernemingen een kredietbedrag van € 42,7 miljard toegestaan waarvan ze € 28,5 miljard opnamen4. Het gemiddeld bedrag van de opgenomen kredieten - berekend voor de bedrijven die effectief leningen aangingen - bedroeg € 14,4 miljoen voor de grote ondernemingen, € 2,5 miljoen voor de middelgrote ondernemingen en € 0,2 miljoen voor de kleine ondernemingen. Op jaarbasis, tussen eind september 2012 en eind september 2013, liep voor de grote ondernemingen zowel het uitstaande bedrag van de toegestane als dat van de aangewende kredieten terug (met respectievelijk € 5,4 en € 1,8 miljard). Het uitstaande bedrag van de aan kleine ondernemingen toegestane kredieten daalde met € 0,2 miljard ten opzichte van eind september 2012, terwijl de aangewende kredieten stegen met € 0,3 miljard. Het volume van de aan middelgrote ondernemingen toegestane kredieten nam met € 1,4 miljard toe en dat van de aangewende kredieten met € 1,9 miljard. Wat het verloop van de kredietverlening in het derde kwartaal van 2013 betreft, is zowel het volume van de toegestane kredieten als dat van de aangewende kredieten voor alle ondernemingscategorieën teruggelopen. Deze daling is evenwel sterker voor grote ondernemingen (-€ 1,2 miljard tussen eind juni 2013 en eind september 2013, zowel wat de toegestane als wat de aangewende kredieten betreft, tegen respectievelijk -€ 0,7 en -€ 0,4 miljard voor de kleine ondernemingen en -€ 0,6 en -€ 0,5 miljard voor de middelgrote ondernemingen).
3
4
De grafieken met betrekking tot de Kredietcentrale bevatten echter gegevens betreffende de periode maart 2010 tot september 2013. Voor de periode vanaf het tweede kwartaal van 2012 tot september 2013 is de informatie conform met de nieuwe methodologie. Wat de periode vóór april 2012 betreft, werden geretropoleerde gegevens gebruikt door de nieuwe identificatiefilter toe te passen op de oude gegevensbank. De som van de aan de kleine, middelgrote en grote ondernemingen verstrekte leningen is kleiner dan het totaal van de opgetekende toegestane of aangewende kredieten. Een bepaald aantal ervan wordt immers verleend aan ondernemingen waarvoor geen informatie over de grootte beschikbaar is (omdat deze hun balans nog niet hebben neergelegd). De aan deze ondernemingen verstrekte kredieten bedroegen in september 2013 in totaal € 11,1 miljard voor de toegekende kredieten en € 8,7 miljard voor de opgenomen kredieten.
5
KREDIETEN VAN DE INGEZETEN BANKEN AAN ONDERNEMINGEN IN BELGIË: OPSPLITSING NAAR GROOTTE VAN DE ONDERNEMINGEN ¹ (uitstaande bedragen, in € miljard) Toegestane kredieten
Opgenomen kredieten
70
70
60
60
50
50
40
40
30
30
20
20
10
10
0 2010
2011
2012
2013
Kleine
0
2010
Middelgrote
2011
2012
2013
Grote
Bron: NBB (Centrale voor kredieten aan ondernemingen). 1 Bedrijven die een verkort schema van de jaarrekeningen hebben neergelegd worden als kleine ondernemingen beschouwd. Bedrijven die een volledig schema hebben neergelegd, worden als groot of middelgroot beschouwd, al naar gelang de omzet van twee opeenvolgende jaren meer dan wel minder dan € 37,2 miljoen bedroeg.
De aanwendingsgraad van de kredieten, die het bedrag van de opgenomen kredieten relateert aan dat van de toegestane kredieten, geeft de intensiteit weer waarmee de ondernemingen hun kredietlijnen opnemen. Algemeen beschouwd is de aanwendingsgraad omgekeerd evenredig met de bedrijfsgrootte. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat er, voor kleine ondernemingen, geen of nagenoeg geen alternatieve financieringswijzen bestaan, maar ze kan ook wijzen op een negatief verband tussen de omvang van het kredietnemende bedrijf en de beoordeling van het risico door de kredietinstellingen. Eind september 2013 beliep de aanwendingsgraad van de kredieten 84,5 % voor de kleine, 66,8 % voor de middelgrote en 51,0 % voor de grote ondernemingen. In vergelijking met eind september 2012 kwam dit neer op een stijging van de aanwendingsgraad voor alle types van ondernemingen, met respectievelijk 1,5 procentpunt voor de grote ondernemingen, 2,3 procentpunt voor de middelgrote ondernemingen en 0,6 procentpunt voor de kleine ondernemingen.
6
AANWENDINGSGRAAD VAN DE TOEGESTANE KREDIETEN DOOR DE INGEZETEN BANKEN (in %) Opsplitsing naar grootte van de ondernemingen1
Opsplitsing naar bedrijfstak 2
90
100
80
90
70
80
60
70
50
60
40
50 40
30 2010
2011
2012
2013
2010
2011
Klein
Verwerkende industrie
Middelgroot
Bouwnijverheid Handel
Groot
2012
2013
Horeca Bron: NBB (Centrale voor kredieten aan ondernemingen).
Diensten i.v.m. vastgoed
1
Bedrijven die een verkort schema van de jaarrekeningen hebben neergelegd worden als kleine ondernemingen beschouwd. Bedrijven die een volledig schema hebben neergelegd worden als groot of middelgroot beschouwd, al naar gelang de omzet van twee opeenvolgende jaren meer dan wel minder dan € 37,2 miljoen bedroeg. 2 De selectie van sectoren is niet-exhaustief.
De aanwendingsgraad varieert ook aanzienlijk volgens de bedrijfstak. Zo beschikken de ondernemingen uit de verwerkende nijverheid over de grootste marges inzake 'niet-aangewend' krediet, zoals de structureel lage aanwendingsgraad doet vermoeden. De ondernemingen uit de horeca of de vastgoedsector - zeer vaak kmo's - wenden daarentegen meestal een groter gedeelte van de hun ter beschikking gestelde kredietlijnen aan. Eind september 2013 bedroeg de aanwendingsgraad van de kredieten 90,5 % voor de ondernemingen uit de horeca en 86,9 % voor die uit de vastgoedsector. Hij had een middelgrote waarde voor de ondernemingen uit de handel (70,6 %) en was het laagst in de bouwnijverheid en in de industrie (respectievelijk 60,0 % en 56,9 %). Ten opzichte van eind september 2012 bleef de aanwendingsgraad stabiel in de verwerkende nijverheid (0,0 procentpunt), of quasi onveranderd in de horeca (0,2 procentpunt) en in de handel (-0,1 procentpunt). Hij steeg daarentegen in de bouwnijverheid (1,5 procentpunt), in de vastgoedsector (2,1 procentpunt) en in de industrie (0,6 procentpunt). In de gewesten ligt de aanwendingsgraad in Wallonië gemiddeld beschouwd hoger. Eind september 2013 bedroeg hij er 74,8 %, wat evenwel dicht in de buurt komt van het peil in Vlaanderen (73,5 %). Hij ligt daarentegen lager in Brussel, waar hij eind september 54,1 % beliep, voornamelijk als gevolg van de concentratie van hoofdzetels van grote ondernemingen op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
7
Rentetarieven en andere kredietvoorwaarden De rentetarieven die de Belgische banken en de banken van het eurogebied op de nieuwe bedrijfskredieten toepassen, behoren tot de voornaamste indicatoren van de kredietkosten die de ondernemingen worden aangerekend. Ze worden verzameld via de MIR-enquête (zie http://www.mfiir.be). Op de geldmarkt bleven de referentietarieven nagenoeg stabiel gedurende het derde kwartaal van 2013. De driemaands Euribor fluctueerde rond het niveau van 0,22 % en de leidinggevende rente van de ECB bleef, na de neerwaartse herziening in het tweede kwartaal, gehandhaafd op 0,50 % tijdens het derde kwartaal. Op de kapitaalmarkten en vooral op de markten voor overheidsobligaties bleven de rendementen op het hogere niveau dat tijdens het tweede kwartaal werd bereikt. Eind september 2013 bedroeg het rendement op de Belgische vijfjaars overheidsobligaties 1,42 %, wat historisch gezien een zeer laag niveau blijft.
RENTEVOETEN OP DE GELD- EN KAPITAALMARKTEN EN TARIEVEN OP BANCAIRE KREDIETEN (in %) Rentevoeten op nieuwe kredieten België
OLO 5 jaar
Kredieten variabel < 1 jaar, < € 1 miljoen
Leidinggevende basisrentevoet van de ECB
Kredieten variabel < 1 jaar, > € 1 miljoen
Euribor 3 maanden
2012
2013
0 2011
0
2010
0
2009
1
2008
1
2007
1
2006
2
2012
2
2013
2
2011
3
2010
3
2009
3
2008
4
2007
4
2006
4
2005
5
2004
5
2012
5
2013
6
2011
6
2008 2009 2010
6
2006 2007
7
2004 2005
7
2005
Eurogebied
7
2004
Rentevoeten op de geld- en kapitaalmarkten
Kredieten vast 1-5 jaar, < € 1 miljoen Kredieten vast > 5 jaar, < € 1 miljoen
Bronnen: ECB, NBB (MIR-enquête).
Ondanks de neerwaartse herziening in het tweede kwartaal van 2013 van de leidinggevende rente door de ECB, zijn in België de rentetarieven voor nieuwe bankkredieten over het geheel genomen gestegen gedurende het derde kwartaal van 2013. Ten opzichte van het voorgaande kwartaal liepen de rentetarieven op kortlopende leningen met 3 en 11 basispunten op, naargelang hun waarde respectievelijk minder of meer dan € 1 miljoen bedroeg. In september 2013 beliepen ze 2,07 % voor de bedragen van minder dan € 1 miljoen en 1,85 % voor de grotere bedragen. De kosten voor kredieten op middellange termijn (kredieten met een rentevaste periode van 1 tot 5 jaar en een waarde van minder dan € 1 miljoen) en op lange termijn (met een rentevaste periode van meer dan 5 jaar en een waarde van minder dan € 1 miljoen) stegen eveneens, met respectievelijk 17 en 27 basispunten. In september beliep de rente op kredieten met een middellange looptijd 3,14 % en die op langlopende kredieten 3,77 %. 8
In het eurogebied veranderden de rentes slechts weinig ten opzichte van het voorgaande kwartaal. De rente op kortlopende kleine leningen (minder dan € 1 miljoen) steeg met 3 basispunten en kwam aldus uit op 3,76 %; die op grotere kredieten (meer dan € 1 miljoen) daalde met 1 basispunt tot 2,15 %. De tarieven van de banken voor de kredieten met een rentevaste periode tussen een en vijf jaar en een waarde van minder dan € 1 miljoen zijn met 7 basispunten gedaald (tot 3,99 %) en die op de kredieten met een rentevaste periode van meer dan vijf jaar en een waarde van minder dan € 1 miljoen met 3 basispunten (tot 3,26 %). Door deze ontwikkelingen bleef de rente op de kortlopende kredieten (met een looptijd van ten hoogste een jaar) in België relatief lager dan het gemiddelde van het eurogebied: in september 2013 waren de kredieten van minder of meer dan € 1 miljoen respectievelijk 169 en 30 basispunten goedkoper. Er zij opgemerkt dat de tarieven op kleinere kortlopende kredieten in het eurogebied, gemiddeld beschouwd, relatief hoog zijn onder invloed van de bijzonder hoge tarieven die voor dat type kredieten gelden in onder meer Spanje, Italië, Portugal, Griekenland en Ierland. De langlopende leningen (met een vaste rente en een looptijd van meer dan vijf jaar) bleven in België echter duurder dan het gemiddelde in het eurogebied, met een spread van 51 basispunten. Resultaten van de SAFE-enquête (Survey on the Access to Finance of small and medium-sized Enterprises in the euro area) In haar halfjaarlijkse SAFE-enquête ondervraagt de ECB ondernemers - voornamelijk kmo's - over met name veranderingen in hun financieringsbehoeften en in de beschikbaarheid van verschillende financieringsbronnen1. In dit Kader wordt voornamelijk ingegaan op de resultaten van de Belgische kmo's en meer specifiek op hun behoefte aan en toegang tot bankleningen; de enquête bevat echter ook informatie over kaskredieten, handelskredieten, aandelen en schuldbewijzen. Volgens de SAFE-enquête bleven de financieringsbehoeften van de Belgische kmo's ook tijdens de huidige rapporteringsperiode (van april tot september 2013) relatief stabiel. In nettotermen zagen ietwat meer Belgische kmo's hun financieringsbehoefte afnemen, terwijl er tijdens de vorige periode (van oktober 2012 tot maart 2013) netto iets meer waren die hun financieringsbehoefte zagen toenemen. Voor beide periodes zijn de nettopercentages evenwel zeer laag (respectievelijk -1 % en 3 % voor bankleningen). Tegenover die vrijwel constante vraag naar externe financiering rapporteerden de Belgische kmo's een verdere verslechtering van de beschikbaarheid van externe financieringsbronnen, vooral van bankleningen. Terwijl 45 % van de kmo's meedeelt dat de beschikbaarheid van bankleningen ongewijzigd gebleven is, vindt 36 % dat de situatie verslechterd is, tegen slechts 14 % die vindt dat de beschikbaarheid verbeterd is2. De verdere verslechtering van toegang tot financiering heeft volgens
_________________________ 1
2
De recentste enquête vond plaats tussen 28 augustus en 4 oktober 2013 en heeft betrekking op veranderingen tijdens de periode van april tot september 2013. 5 % van de kmo's antwoordde dat de vraag niet op hen van toepassing was of dat ze het antwoord niet kenden.
9
de kmo's vooral te maken met de economische en bedrijfsspecifieke vooruitzichten en met de bereidheid van de banken om leningen te verstrekken, terwijl positieve ontwikkelingen in termen van eigen kapitaal en kredietwaardigheid (credit history) enig tegenwicht vormen. De slechtere kredietvoorwaarden betreffen vooral strengere eisen inzake onderpand en hogere niet-rentekosten. De resultaten voor het eurogebied als geheel zijn vergelijkbaar, hoewel de gepercipieerde verslechtering van de beschikbaarheid van bankleningen er minder uitgesproken is (-11 % tegen -22 % in België). Deze cijfers worden evenwel genuanceerd wanneer wordt gekeken naar de uitkomst van BELEMMERINGEN TEN AANZIEN VAN BANKLENINGEN de werkelijke kredietaanvragen. Slechts een (in %) vierde van de Belgische kmo's heeft tijdens de 12 periode van april tot september 2013 een 10 banklening aangevraagd. De overige kmo's 8 deden dat niet, ofwel omdat ze over voldoende eigen middelen beschikten (52 %), ofwel omdat 6 ze dachten toch niet in aanmerking te zullen 4 komen (6 %) ofwel om andere redenen (17 %). Van de 25 % die een aanvraag indienden, 2 ontving 71 % het totale bedrag en nog eens 7 % 0 meer dan driekwart van het gevraagde bedrag. 2010 2012 2013 2011 Daartegenover werd 8 % van de aanvragen door Geweigerd de banken geweigerd, terwijl 2 % door de kmo's Minder dan 75% zelf werd geweigerd omdat ze de kostprijs te Te hoge kostprijs hoog vonden. Tot slot kenden de banken in 7 % Ontmoedigd van de gevallen minder dan 75 % van het 3 gevraagde krediet toe . Dit betekent dat, net als Bron: ECB. tijdens de vorige enquêteronde, ongeveer 4 % van de Belgische kmo's geen krediet of minder dan 75 % van het benodigde krediet heeft gevonden. Wordt ook rekening gehouden met de kmo's die geen banklening hebben gevraagd omdat ze dachten toch niet in aanmerking te zullen komen - de zogeheten ontmoedigde kmo's -, dan ondervond 10 % van de Belgische kmo's problemen om een banklening te bemachtigen, een lichte stijging ten opzichte van 9 % tijdens de voorgaande enquêteronde. Voor het eurogebied als geheel lag dat percentage iets hoger, namelijk op 12 %.
_________________________ 3
4 % van de kmo's die een aanvraag hadden ingediend, wist nog niet wat de uitkomst was.
10
Om een vollediger beeld te krijgen van het aandeel van de kmo's die onvoldoende externe financiering hebben gevonden, berekent de ECB de wijziging in de externefinancieringskloof. Deze indicator meet het verschil tussen de wijziging in de behoefte aan externe financiering en die in de beschikbaarheid ervan. Deze berekening gebeurt op bedrijfsniveau en voor iedere externe financieringsbron afzonderlijk; deze resultaten worden vervolgens geaggregeerd tot een algemene indicator van de wijziging in de externefinancieringskloof 4. Deze kloof is sedert 2010 steeds groter geworden, zij het niet steeds in dezelfde mate. Tijdens de periode van april tot september 2013 is de kloof voor de Belgische kmo's weliswaar verder verwijd, maar duidelijk minder sterk dan tijdens het vorige halfjaar of dan in het eurogebied.
VERANDERING IN DE GEPERCIPIEERDE EXTERNEFINANCIERINGSKLOOF (nettopercentages) 16 14 12 10 8 6 4 2 0 2010
2011
2012
2013
België Eurogebied Bron: ECB.
Het totaalbeeld dat uit de SAFE-enquête naar voren komt, is dus een verdere verslechtering van de beschikbaarheid van externe financiering voor de kmo's, wat in tegenspraak lijkt met de Bank Lending Survey waarin de banken aangaven de kredietvoorwaarden voor kmo's tijdens het tweede kwartaal van dit jaar te hebben versoepeld. Deze tegenstelling vloeit mogelijkerwijs voort uit het feit dat de kredietvoorwaarden sterk verschillen afhankelijk van de gepercipieerde risicograad van de kmo die de lening aanvraagt. Zo werd de versoepeling door de banken ingegeven door de verhoogde concurrentiedruk (voor standaardkredieten) alsook door de verbeterde liquiditeitspositie en toegang tot marktfinanciering. Tegelijkertijd gaven de banken aan dat de toegenomen risico-inschatting bleef wegen op de kredietvoorwaarden (voor risicovollere kredieten). Dit verklaart ook waarom de banken vooral hun marges op standaardkredieten hebben verlaagd, terwijl dat minder het geval was voor risicovolle kredieten. Uit de SAFE-enquête blijkt bovendien dat het aandeel van de kmo's die het volledige bedrag van het gevraagde krediet hebben ontvangen, gestegen is (van 66 %, tijdens de periode van oktober 2012 tot maart 2013, tot 71 % tijdens de periode van april tot september 2013). Daarnaast is het percentage geweigerde bankleningen licht gedaald (van 9 % tot 8 %), maar zijn er iets meer kmo's die zelf besloten hebben de stap naar de bank niet te zetten omdat ze dachten toch niet in aanmerking te zullen komen. Dit alles wijst erop dat de voorwaarden voor de minder risicovolle kredieten weliswaar werden versoepeld, maar dat de kmo's met meer risicovolle projecten of posities - waar bijvoorbeeld weinig eigen kapitaal aanwezig is - meer moeilijkheden ondervonden in hun zoektocht naar externe financiering. _________________________ 4
Voor meer informatie over de berekening van de externefinancieringskloof, zie ECB (2013), "The perceived external financing gap indicator for small and medium-sized enterprises in the euro area", Monthly Bulletin, August, 19-24.
11
De enquête van het Eurosysteem naar de bancaire kredietverlening (zie http://www.nbb.be/doc/DQ/BLS/nl/BLS_home.htm) verschaft kwalitatieve informatie over het verloop van de toekenningsvoorwaarden, de vraag naar bankkredieten en de verklarende factoren die aan deze ontwikkelingen ten grondslag liggen. In het derde kwartaal van 2013 rapporteerden de vier Belgische grootbanken die bij deze enquête werden bevraagd, dat in het algemeen de kredietvoorwaarden voor ondernemingen onveranderd bleven, zowel voor grote bedrijven als voor kmo's en zowel voor kortlopende als voor langlopende kredieten. De kredietinstellingen van het eurogebied daarentegen maakten voor het derde kwartaal van 2013 opnieuw gewag van een lichte aanscherping van de toekenningscriteria, en dit in vergelijkbare mate voor de grote ondernemingen en de kmo’s. Het gemiddelde verhult echter heterogeniteit tussen de verschillende landen van het eurogebied. In een beperkt aantal landen, waaronder Italië en Nederland, hebben de banken hun kredietvoorwaarden in het derde kwartaal van het jaar nog verscherpt, terwijl deze voorwaarden in de meeste andere landen van het eurogebied over het algemeen ongewijzigd bleven. Voor het vierde kwartaal van 2013 verwachten de Belgische banken dat ze hun toekenningsvoorwaarden al met al zullen handhaven, dit voor zowel kmo's als grote ondernemingen. Ook in het eurogebied gaan de banken ervan uit dat hun kredietverleningsvoorwaarden zullen worden gehandhaafd. KREDIETVOORWAARDEN VAN EN VRAAG NAAR BEDRIJFSKREDIETEN: GLOBALE BEOORDELING DOOR DE BANKEN (netto gewogen percentages1)
2013
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
-75 2013
-75 2012
-50
2011
-50
2010
-25
2009
-25
2008
0
2007
0
2006
25
2005
25
2004
50
2004
Eurogebied
België 50
Toekenningscriteria door de banken Door de respondenten opgetekende evolutie Door de respondenten verwachte evolutie Kredietaanvragen uitgaande van de ondernemingen Door de respondenten opgetekende evolutie Door de respondenten verwachte evolutie Bronnen: ECB, NBB (Bank Lending Survey). 1 Een positief (negatief) percentage komt overeen met een versoepeling (verstrakking) van de kredietvoorwaarden of met een toename (afname) van de kredietvraag.
De banken beschikken over verschillende instrumenten om het kredietaanbod aan ondernemingen aan te passen. Ze kunnen dat aanbod bijvoorbeeld verhogen door de marges te verlagen, maar ook door de niet-monetaire voorwaarden te versoepelen, meer in het bijzonder de diverse kosten die eigen zijn aan de kredietopname, de waarborgvereisten of de andere contractuele clausules. 12
De onveranderde kredietcondities voor het derde kwartaal van 2013 verbergen tegengestelde ontwikkelingen in de interestmarges van de rapporterende banken. De marges op de meest risicovolle kredieten zijn, over het algemeen, licht gestegen, terwijl de marges op de standaardkredieten verder zijn gedaald. Deze differentiatie in marges kan verklaard worden door twee factoren. Enerzijds blijft de risicoperceptie wegen op de kredietverlening, in het bijzonder voor de meer risicovolle bedrijven. Hoewel de risicoperceptie over het algemeen onveranderd bleef, steeg deze voor de grotere ondernemingen licht en bleef, voor het tweede kwartaal op rij, onveranderd voor kmo's. Anderzijds gaven de banken aan dat de verhoogde concurrentiedruk alsook de verbeterde liquiditeitspositie en toegang tot marktfinanciering opnieuw hebben bijgedragen tot een versoepeling van hun toekenningscriteria. KREDIETVOORWAARDEN VAN BEDRIJFSKREDIETEN IN BELGIË: VOORNAAMSTE VERKLARENDE FACTOREN EN AANGEWENDE TOEKENNINGSCRITERIA (netto gewogen percentages1)
Financieringskosten en balansbeperkingen
Marges op de standaardkredieten
Concurrentiedruk
Marges op de meest risicovolle kredieten
Risicoperceptie
Andere toekenningscriteria
2013
2012
2011
2010
2009
-200 2008
-250
2007
-150
2006
-200
2005
-100
2013
-150
2012
-50
2011
-100
2010
0
2009
-50
2008
50
2007
0
2006
100
2005
50
2004
150
2004
Voornaamste toekenningscriteria
Voornaamste verklarende factoren 100
Bronnen: ECB, NBB (Bank Lending Survey). Een positief (negatief) percentage komt overeen met een factor die heeft bijgedragen tot een versoepeling (verstrakking) van de kredietvoorwaarden of met een criterium waarin die versoepeling (verstrakking) tot uiting is gekomen.
1
Wat de vraag naar bankleningen betreft, meldden de Belgische banken dat de vraag van de ondernemingen naar krediet in het derde kwartaal van 2013 algemeen is blijven afnemen, hoewel minder uitgesproken dan vorig kwartaal. De ondervraagde kredietinstellingen maakten gewag van een afname van de vraag naar bancair krediet, vanwege de kmo's en voor langlopende kredieten. De vermindering van de financieringsbehoeften is voornamelijk toe te schrijven aan het beroep van de bedrijven op alternatieve financieringsbronnen (interne financiering en uitgifte van schuldbewijzen). De vermindering van de financieringsbehoeften die verband houden met de investeringen, het voorraadbeheer en dat van het bedrijfskapitaal hebben bijgedragen tot de dalende vraag naar bedrijfskredieten. Herstructureringen van de schulden en de ondernemingen zouden daarentegen de dalende vraag gecompenseerd hebben. Voor het vierde kwartaal van 2013 verwachten de Belgische banken een stijging van de kredietvraag voor alle categorieën (korte- en langetermijnleningen en door grote ondernemingen en kmo's).
13
De banken uit het eurogebied meldden voor het derde kwartaal van 2013 een verdere verzwakking van de kredietvraag, die meer uitgesproken bleek voor de kmo's en langlopende leningen dan voor de grote ondernemingen en kortlopende leningen. Ook hier hebben het beroep dat wordt gedaan op andere vormen van financiering en de daling van de financieringsbehoeften die verband houden met de investeringen een rol gespeeld in de verzwakking van de kredietvraag. Net als de Belgische banken verwachten ook de kredietinstellingen uit het eurogebied een licht stijgende kredietvraag voor het vierde kwartaal van 2013. VRAAG NAAR BEDRIJFSKREDIETEN IN BELGIË: VOORNAAMSTE VERKLARENDE FACTOREN (netto gewogen percentages1)
100 50 0 -50 -100 -150 2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Bruto-investeringen in vaste activa Voorraden en bedrijfskapitaal Fusies/overnames en herstructurering van de onderneming Herstructurering van schulden Alternatieve financieringsbronnen Bronnen: ECB, NBB (Bank Lending Survey). 1 Een positief (negatief) percentage komt overeen met een factor die heeft bijgedragen tot een toename (afname) van de vraag naar kredieten.
Uit de in oktober 2013 door de Bank uitgevoerde enquête5 blijkt dat de bedrijfsleiders op dat ogenblik de algemene toekenningsvoorwaarden voor bankkrediet als ongunstig blijven beschouwen. 23 % van de vennootschappen uit de verwerkende nijverheid, de bouwnijverheid en de diensten aan ondernemingen oordeelde dat de toegangsvoorwaarden voor nieuwe bancaire kredieten niet gunstig waren. Het aandeel van de ondernemingen dat de voorwaarden als gunstig inschatte, beliep dan weer 14 %. Al met al kwam het saldo van de antwoorden van de bedrijfsleiders op -9 % uit (tegen -10 % in het voorgaande kwartaal). Dit saldo ligt iets onder het gemiddelde van -5 % dat het afgelopen jaar werd opgetekend. Deze negatieve beoordeling van de algemene kredietvoorwaarden is het resultaat van een gepercipieerde verdere verslechtering van de rentevoorwaarden gedurende de drie maanden voorafgaand aan de enquête. Voor de niet-monetaire kredietvoorwaarden (kosten,
5
In deze enquête wordt de ondernemingen verzocht twee vragen te beantwoorden. De eerste vraag heeft betrekking op de kredietvoorwaarden op het ogenblik van de enquête ('Lijken de voorwaarden om bij de banken krediet op te nemen u momenteel: gunstig, neutraal of ongunstig'). In de toelichting worden de antwoorden op die vragen behandeld onder de titel 'Algemene voorwaarden'. De tweede vraag gaat over de tijdens het kwartaal vóór de enquête vastgestelde ontwikkelingen (verbetering, stabilisatie of verslechtering van de voorwaarden) en de antwoorden worden uitgesplitst volgens specifieke criteria (rentetarieven, andere bankkosten, kredietvolume, gevraagde waarborgen). De antwoorden op die vraag worden criterium per criterium toegelicht.
14
kredietvolume en gevraagde waarborgen) rapporteerden de ondernemers een gelijkaardige verstrakking als deze in de vorige maanden. BEOORDELING VAN DE KREDIETVOORWAARDEN DOOR DE ONDERNEMINGEN: ALGEMENE RESULTATEN Op het moment van de enquête waren de voorwaarden: Neutraal
Ongunstig
%
Gedurende het kwartaal vóór de enquête is de specifieke voorwaarde:
Gunstig
Verbeterd
Onveranderd
Verslechterd
100
80
60
40
Kosten
2013-II
2013-III
2013-I
2012-IV
2012-III
2013-III
2013-I
2013-II
2012-III
2012-IV
2013-III
2013-I
2013-II
2012-III
Rentevoet
Algemene voorwaarden
2012-IV
2013-II
2013-III
2013-I
2012-IV
2012-III
2013-III
2013-I
2013-II
2012-III
2012-I
2012-II
2011-III
2011-IV
0
2012-IV
20
Gevraagde waarborgen
Kredietvolume
Saldo1
% 40
20
0
Algemene voorwaarden
Rentevoet
Kosten
2013-III
2013-II
2013-I
2012-IV
2012-III
2013-II
Kredietvolume
2013-III
2013-I
2012-IV
2012-III
2013-III
2013-II
2013-I
2012-IV
2012-III
2013-III
2013-II
2013-I
2012-IV
2012-III
2013-III
2013-II
2013-I
2012-IV
2012-II
2012-III
2012-I
2011-IV
-40
2011-III
-20
Gevraagde waarborgen
Bron: NBB (Trimestriële enquête naar de kredietvoorwaarden). 1 Saldo van de antwoordpercentages gunstig/verbeterd (+) en ongunstig/verslechterd (-).
De resultaten naar bedrijfstak wijzen voor oktober 2013 op een ongunstige beoordeling van de algemene kredietvoorwaarden door alle betrokken sectoren. Het saldo van de antwoorden bedroeg -18 % in de bouwnijverheid, -14 % in de diensten aan ondernemingen en -6 % in de industrie. Tijdens het derde kwartaal van 2013 werd in alle sectoren een verdere verslechtering van de rentevoorwaarden gerapporteerd. Bovendien blijven, volgens de ondernemers, de voorwaarden inzake de gevraagde waarborgen, het kredietvolume en de bijkomende kosten voor alle beschouwde sectoren (industrie, bouwnijverheid en diensten) ook verslechteren. Vooral de bedrijfsleiders in de bouwnijverheid gaven opnieuw ongunstigere algemene kredietvoorwaarden aan ten opzichte van het voorgaande kwartaal, dit ten gevolge van een meer uitgesproken verslechtering van zowel de monetaire als de niet-monetaire kredietverleningsvoorwaarden.
15
BEOORDELING VAN DE KREDIETVOORWAARDEN DOOR DE ONDERNEMINGEN: OPSPLITSING NAAR BEDRIJFSTAK (netto percentages¹) 40
20
0
-20
-40
-60
Algemene voorwaarden op het moment van de enquête Industrie
Rentevoet
2011-IV 2012-I 2012-II 2012-III 2012-IV 2013-I 2013-II 2013-III
2011-IV 2012-I 2012-II 2012-III 2012-IV 2013-I 2013-II 2013-III
2011-IV 2012-I 2012-II 2012-III 2012-IV 2013-I 2013-II 2013-III
2011-IV 2012-I 2012-II 2012-III 2012-IV 2013-I 2013-II 2013-III
2011-IV 2012-I 2012-II 2012-III 2012-IV 2013-I 2013-II 2013-III
-80
Kosten Kredietvolume Gevraagde waarborgen ontwikkeling gedurende het kwartaal vóór de enquête Bouwnijverheid
Diensten aan ondernemingen
Bron: NBB (Trimestriële enquête naar de kredietvoorwaarden). ¹ Saldi van de antwoordpercentages gunstig/verbeterd (+) en ongunstig/verslechterd (-).
Wat de verschillen in de kredietvoorwaarden volgens bedrijfsgrootte betreft, werden de algemene kredietvoorwaarden in oktober 2013 door zowel de kleine (1 tot 49 werknemers), de middelgrote (50 tot 249 werknemers) als de grote ondernemingen (250 tot 499 werknemers) als ongunstig beoordeeld: het saldo van de antwoorden bedroeg -14 % voor de eerste groep, -4 % voor de tweede groep en -5 % voor de derde groep. De bedrijfsleiders van zeer grote ondernemingen (500 werknemers of meer) beschouwden de kredietvoorwaarden daarentegen als nagenoeg neutraal (1 %). Voornamelijk grote ondernemingen werden voor het derde opeenvolgende kwartaal minder pessimistisch, terwijl, in dezelfde periode, zeer grote ondernemingen net minder optimistisch werden. De kleine ondernemingen blijven daarentegen gewag maken van algemeen ongunstige kredietvoorwaarden. Opgesplitst naar bedrijfsgrootte maakte elke categorie ook gewag van een verdere verstrakking van de toekenningscriteria. Bedrijfsleiders van grote en zeer grote ondernemingen rapporteerden, vergeleken met het tweede kwartaal van 2013, evenwel een minder uitgesproken verkrapping van de gevraagde waarborgen. Alle andere kredietvoorwaarden verslechterden ongeveer zoals in het voorgaande kwartaal.
16
BEOORDELING VAN DE KREDIETVOORWAARDEN DOOR DE ONDERNEMINGEN: OPSPLITSING NAAR GROOTTE VAN DE ONDERNEMING¹ (netto percentages²) 40
20
0
-20
-40
-60
Algemene voorwaarden op het moment van de enquête
Rentevoet
2011-IV 2012-I 2012-II 2012-III 2012-IV 2013-I 2013-II 2013-III
2011-IV 2012-I 2012-II 2012-III 2012-IV 2013-I 2013-II 2013-III
2011-IV 2012-I 2012-II 2012-III 2012-IV 2013-I 2013-II 2013-III
2011-IV 2012-I 2012-II 2012-III 2012-IV 2013-I 2013-II 2013-III
2011-IV 2012-I 2012-II 2012-III 2012-IV 2013-I 2013-II 2013-III
-80
Kosten Kredietvolume Gevraagde waarborgen ontwikkeling gedurende het kwartaal vóór de enquête
Klein
Groot
Middelgroot
Zeer groot
Bron: NBB (Trimestriële enquête naar de kredietvoorwaarden). ¹ Klein = 1-49 werknemers; middelgroot = 50-249 werknemers; groot = 250-499 werknemers; zeer groot = 500 werknemers of meer. ² Saldi van de antwoordpercentages gunstig/verbeterd (+) en ongunstig/verslechterd (-).
17