Bibliotheekinnovatie in de praktijk Vier evaluatiestudies voor de Bibliotheek Kennemerwaard
Sanne Kraijenbosch Sara Homan Steff van Dorp Stella Nelissen
cursus ‘Innovatie van de publieke informatievoorziening’ Universiteit van Amsterdam
Inhoudsopgave
Voorwoord Frank Huysmans
Evaluatiestudie Taaltafel Sanne Kraijenbosch
Evaluatiestudie Medialab voor kinderen Sara Homan
Evaluatiestudie Medialab voor jongeren Steff van Dorp
Evaluatiestudie Groen Informatiepunt Stella Nelissen
Nawoord Erna Winters
Dit werk valt onder een Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationaal-licentie (CC BY 4.0). Op http://creativecommons.org/licenses/by/4.0/ is te lezen welke rechten en verplichtingen gelden bij het delen en bewerken van het materiaal.
2
Voorwoord
De bibliotheek is een van vele instituties en personen die gezamenlijk de publieke informatievoorziening vormen. Archieven, nieuwsmedia, musea, de publieke omroep en onafhankelijke professionals (vrij gevestigde journalisten, schrijvers, ‘makers’, programmeurs en ethische hackers) geven met bibliotheken voeding aan het maatschappelijk debat door het aanbieden van informatie van algemeen belang (Engels: in the public interest). ‘Publiek’ staat in ‘publieke informatievoorziening’ niet noodzakelijkerwijs voor ‘met publieke middelen gefinancierd’. Dag- en opiniebladen worden bijvoorbeeld uitgegeven door bedrijven die zich bewegen op de vrije markt en ook het RTL Nieuws wordt geheel uit advertentiegelden betaald. Verslaggeving vanuit een journalistieke beroepsopvatting kan gerekend worden tot de publieke informatievoorziening, ongeacht of ze met publieke of private middelen is gefinancierd. Omgekeerd mag je wel verwachten dat publiek gefinancierde instellingen volledig in het publieke belang werken. Wat overigens niet uitsluit dat commerciële organisaties ervan meeprofiteren en dat is dik in orde, want ook zij betalen belasting. Publieke informatievoorziening is dus dat deel van de informatievoorziening die een publiek belang dient en daarmee de democratische rechtsorde ondersteunt. Het verschil tussen openbare en andere typen bibliotheken (nationale, universiteits- en hogeschool-, school-, bedrijfs- en specialistische bibliotheken) is dat de openbare altijd voor eenieder toegankelijk zijn. In principe niemand en niemand in principe wordt bij de ingang geweigerd (tenzij aanwezigheid van die persoon het normale gebruik van de voorziening door anderen verstoort). Lidmaatschap, bij andere typen bibliotheken vaak een vereiste voor toegang, is in openbare bibliotheken niet vereist. Reden hiervoor is dat zij, de democratische theorie indachtig, iedereen in staat stellen om informatie te verkrijgen die nodig is om te beoordelen of gekozen volksvertegenwoordigers hun taak goed verrichten. Het verkleinen van sociale verschillen in toegang tot dergelijke informatie op grond van wie je bent (bezit, inkomen, sociale klasse, opleiding) of waar je woont (stad of platteland) is een voornaam doel van het stelsel van openbare bibliotheken. Daarnaast zijn ook cultuurspreiding – met name de literaire cultuur – en ondersteuning van opvoeding en educatie (lees- en taalvaardigheid, informatievaardigheid en mediawijsheid) belangrijke doelen. De digitalisering van media, informatie en communicatie heeft de openbare bibliotheek niet onberoerd gelaten. Als toegangspoort tot de wereld van fysieke media kon de bibliotheekvestiging jarenlang bogen op een gestage toestroom van leden en bezoekers. Met de digitalisering van veel informatie en (recenter) de verkoop en (al dan niet legale) uitwisseling van e-boeken, zijn burgers minder dan voorheen op de gang naar de fysieke vestiging aangewezen. Ook andere instituties in de publieke informatievoorziening worstelen met de overgang naar de nieuwe digitale werkelijkheid. Die heeft ervoor gezorgd dat er grote hoeveelheden informatie – zowel de aan de actualiteit gebondene (nieuws en opinie) als specialistische informatie op tal van professionele- en vrijetijdsgebieden – voor iedereen met internettoegang gratis te verkrijgen zijn. Net als bij de openbare bibliotheek is de ‘komst’ 3
van grote publieksgroepen daardoor veel minder vanzelfsprekend geworden. Dagbladen en tijdschriften worstelen met de zoektocht naar nieuwe ‘verdienmodellen’, terwijl de publieke omroep en openbare bibliotheken in toenemende mate wordt gevraagd om hun maatschappelijke rendement, de ‘(social) return on investment’, onder bewijs te stellen nu er zoveel alternatieven zijn voor hun diensten en producten. In de cursus Innovatie van de publieke informatievoorziening, een keuzevak op masterniveau van de opleiding Culturele Informatiewetenschap van de faculteit Geesteswetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam, bestuderen we deze problematiek. We doen dat vanuit een omvattende optiek, waarin technologische, economische, juridische, politiek-bestuurlijke (beleid, regulering) en sociaal-culturele aspecten worden verkend. In het eerste deel van de cursus (zeven colleges) komt dit brede perspectief aan bod. Het tweede deel (zeven werkgroepen) is de openbare bibliotheek de ‘case’ die in het middelpunt van de belangstelling staat. Het eerder behandelde wordt op de openbare bibliotheek toegepast en we bestuderen welke overeenkomsten en verschillen er zijn met de (deels overlappende) domeinen van publieke omroep en journalistiek. Met een concreet praktijkonderzoek sluiten de studenten de cursus af. In het studiejaar 2013-2014 speelde de cursus zich af in het eerste semester (septemberdecember 2013). Onderdeel van het eerste deel was een excursie naar de hoofdvestiging van de Bibliotheek Kennemerwaard in Alkmaar, alwaar directeur Erna Winters ons deelgenoot maakte van de keuzes die recent waren gemaakt bij de herinrichting van die vestiging. Een gelukkige omstandigheid voor ons was dat er een aantal nieuwe diensten was ingevoerd die in de praktijk nog niet zo goed van de grond waren gekomen en/of doorontwikkeling behoefden. Koren op de molen van het tweede deel van onze cursus. De vier studenten verdeelden de onderwerpen en gingen enthousiast aan de slag. In dit document zijn hun eindpapers samengebracht. Mijn dank gaat in de eerste plaats uit naar de Bibliotheek Kennemerwaard, in het bijzonder Erna Winters, Jan Kaldenbach en Maria Sabel, die ons met veel enthousiasme ontvingen en de jonge onderzoekers met raad en daad bijstonden om de onderzoeken tot een goed einde te brengen. Dank vooral ook aan die onderzoekers zelf: Sanne, Sara, Steff en Stella, in de correspondentie tussen de bibliotheek en mijzelf na verloop van tijd aangeduid als ‘de vier S-en’. Voor de cursus kenden ze elkaar niet of nauwelijks. Toch heb ik in mijn vijftien studiejaren aan de Radboud Universiteit Nijmegen en de Universiteit van Amsterdam niet eerder zo’n positieve atmosfeer, saamhorigheid en collectieve motivatie meegemaakt in een groep studenten. Deze ervaring deed me besluiten om hun werk bijeen te brengen in dit document, dat als visitekaartje mag dienen voor de cursus, de bibliotheek maar zeker ook voor henzelf.
Amsterdam, maart 2014 Frank Huysmans bijzonder hoogleraar bibliotheekwetenschap Universiteit van Amsterdam
4
Sanne Kraijenbosch
1
“Aap -‐ Noot -‐ Mies” 1. De bibliotheek als schakel in lezen, schrijven en leren 1.1 Aanleiding Van het invullen van een formulier bij het postkantoor, het wijzigen van een adres, een bezoekje afleggen bij de dokter tot aan het doen van boodschappen: in het alledaagse leven is geletterdheid belangrijk om deel te kunnen nemen aan de maatschappij. Problemen met lezen en schrijven komen in alle lagen van de bevolking voor (bij zowel mannen als vrouwen, werkenden en niet-‐werkenden, autochtone Nederlanders en allochtonen, mensen met en zonder een (lees)handicap etc.). Hoewel laaggeletterdheid in een diverse doelgroep aanwe-‐ zig is, blijkt uit recent PIAAC-‐ onderzoek dat in het bijzonder de laaggeletterdheid onder de 45-‐plussers stijgt: 61% is 56 jaar of ouder1. In Nederland zijn er ruim 3,5 miljoen laagopge-‐ leide volwassenen van wie er 1,5 miljoen laaggeletterd zijn (bibliotheekenbasisvaardighe-‐ den.nl)2.
Om deze stand van zaken te bestrijden, kunnen openbare bibliotheken een
belangrijke functie vervullen. Bibliotheken zijn immers van oudsher gericht op de bestrijding van analfabetisme en ze zijn er om kwetsbare burgers in de maatschappij te ondersteunen en de middelen te geven om zichzelf te kunnen ontwikkelen, wat tegenwoordig ook wel “empowerment” wordt genoemd (Huysmans en Hillebrink 26). Deze maatschappelijke functie is nu nog steeds belangrijk, vooral in verhouding tot kwetsbare groepen in de 1
PIAAC (Programma For the International Assessment of Adult Competencies) is een internationaal onderzoek dat het gebruik van vaardigheden onder 16 tot 65 jarigen in kaart brengt. Het PIAAC-‐ onderzoek “Kernvaardigheden voor werk en leven” is uitgevoerd door het Expertisecentrum Beroepsonderwijs (ECBO) en het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt. Link: www.piaac.nl 2 In dit onderzoek wordt de term “laaggeletterd” aangehouden, omdat dit onderzoek zich richt op problemen met lezen en schrijven. Het vernieuwde begrip “geletterdheid” omvat luisteren, spreken, lezen, schrijven, gecijferdheid en in dit kader het gebruiken van alledaagse technologie om te communiceren en om te gaan met informatie (Aktieplan Rijksoverheid 1)
2
samenleving die een achterstand hebben in het onderwijs, laaggeletterd zijn of voor inburgeraars. Bibliotheken proberen dan ook te handelen vanuit hun maatschappelijke functie en in te spelen op maatschappelijke vraagstukken. Bijvoorbeeld door mede in opdracht van de gemeente versterkt aandacht te geven “aan de relatie tussen de bibliothecaire dienstverlening en het lokale onderwijs en welzijnswerk” (Huysmans en Hillebrink 90).
Zo is er een programma dat inzet op een “Leven lang leren” om de
kennismaatschappij te versterken, een duurzame economische groei te stimuleren en een hechtere sociale samenhang te ontwikkelen3. Het project richt zich niet alleen op basis-‐ of vervolgonderwijs, maar juist ook op volwasseneneducatie. Bibliotheken kunnen door middel van dit soort innovatieve initiatieven een aangewezen plek zijn waar taalonderwijs in allerlei vormen aanwezig is. Dit kan bijvoorbeeld ook door aan te sluiten op gemeentelijke beleidskaders in het bevorderen van taal en geletterdheid op het gebied van inburgering, re-‐ integratie, zorg en welzijn en educatie.
Bibliotheek Alkmaar Centrum heeft recent vernieuwingen doorgevoerd die betrek-‐
king hebben op het bevorderen van deze aandachtspunten. Zo is er een (fysieke) taaltafel, die beoogt toegang te verschaffen tot alles dat met taal te maken heeft. De taaltafel is er voor iedereen en is erop gericht om mensen uit alle lagen van de bevolking de middelen te geven om deel te kunnen nemen aan de maatschappij. Eén van de kernwaarden voor de bibliotheek is dan ook het eerder genoemde “empowerment”. Dit wil zeggen dat burgers in staat zijn zichzelf te kunnen handhaven, deel te kunnen nemen, te kunnen ontwikkelen en
3
“Leven lang leren” is een Europees subsidieprogramma om internationalisering in het onderwijs te bevorderen. In Nederland wordt dit uitgevoerd door het Nationaal agentschap: https://www.na-‐lll.nl/het-‐ programma/het-‐doel-‐van-‐het-‐lll-‐programma
3
bij te kunnen dragen aan de samenleving (Meerjarenbeleidsplan Kennemerwaard 2011-‐ 2014).
Een belangrijke rol in het empoweren van burgers is weggelegd voor de
ontwikkelingen van het web. In het dagelijks leven wordt namelijk steeds meer informatie digitaal beschikbaar: “Je kunt de radio of tv niet aanzetten of je hoort www.dit en www.dat. Alles gaat over internet. Altijd en overal” (Fouarge, Houtkoop, Van der Velden 2011). Naast een fysieke educatieve plek in de bibliotheek, speelt Alkmaar ook in op een digitale leeromgeving. Digitale vaardigheden zijn een steeds belangrijker middel om mee te kunnen doen in de maatschappij. Het is dan ook belangrijk om als bibliotheek hierop in te kunnen spelen.
Alleen: het empoweren van burgers is moeilijk wanneer zij de weg naar de biblio-‐
theek niet weten te vinden of geen gebruik maken van de bibliotheek als een leeromgeving voor het verbeteren en verder ontwikkelen van de taalvaardigheid. De bibliotheek heeft bij-‐ voorbeeld een omvangrijk bereik in het basisonderwijs, maar het bereik in volwassenenedu-‐ catie is een stuk kleiner. Dit komt mede doordat laaggeletterden niet direct en moeilijk te identificeren zijn (ECBO-‐ onderzoek 28). Het bereiken van laaggeletterde volwassen autochtonen is een probleem waar de bibliotheek van Alkmaar ook mee worstelt. De problematiek van de bibliotheek in het bereiken van laaggeletterden neemt niet weg dat de maatschappelijke dienstverlening van de bibliotheek op het gebied van educatie, alfabetisering en onderwijs nog steeds belangrijk is (UNESCO manifest)4.
Het geeft alleen wel aan dat de maatschappelijke functie van de bibliotheek niet als
vanzelfsprekend te beschouwen is (Huysmans en Hillebrink 26). De maatschappelijke functie
4
Er is kritiek geuit op het UNESCO manifest, omdat de legitimering van openbare bibliotheken niet meer adequaat is in de huidige maatschappelijke context: http://www.bibliotheekblad.nl/nieuws/nieuwsarchief/bericht/1000001078
4
van de bibliotheek hangt bovendien samen met sociaaleconomische vraagstukken. Ontwikkelingen zoals de vergrijzing in Nederland, een diverse culturele bevolking, de veranderde (drukke) tijdsbesteding en de genoemde digitalisering van informatie, zijn ontwikkelingen waar bibliotheken in hun dienstverlening rekening mee moeten houden (Huysmans en Hillebrink 11). Zo ook de bibliotheek in Alkmaar, die bezig is met ingrijpende vernieuwingen om zo goed mogelijk in te kunnen spelen op de uitdagingen waar de bibliotheek in de komende jaren voor komt te staan. Waar vroeger het leesplankje “aap-‐ noot-‐ mies” werd gebruikt als fysiek hulpmiddel, zal er nu op het gebied van educatie zowel fysiek als digitaal ingezet moeten worden. Bij de genoemde problemen in volwasseneneducatie en de mogelijke rol van de bibliotheek hierin, zijn een aantal vragen van belang. 1.2 Probleemstelling: Doel-‐ en vraagstelling De doelstelling van dit onderzoek is aanbevelingen geven over hoe de bibliotheek in Alkmaar haar bereik onder laaggeletterden volwassenen rond de taaltafel kan vergroten. De doel-‐ groep in dit onderzoek zijn mensen voor wie de moedertaal Nederlands is (NT1). Er is hier vanuit de bibliotheek en de gemeente Alkmaar extra aandacht voor, omdat ze aangeven dat deze doelgroep moeilijk te bereiken is. De vraag die centraal zal staan in dit onderzoek is: Hoe kan de bibliotheek in Alkmaar bijdragen aan het oplossen van problemen met lezen, schrijven en leren voor volwassen autochtone Nederlanders (NT1)? Om een antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag zijn er een aantal deelvragen geformuleerd: 1) Wat zijn de specifieke problemen die spelen bij volwasseneneducatie in het algemeen? Hierbij schets ik een context van de problemen die er zijn betreffende volwasseneneducatie. Dit koppel ik vervolgens aan de problematiek met volwasseneneducatie rond laaggeletterd-‐ 5
heid in de lokale samenleving van Alkmaar, waar ook de bibliotheek in Alkmaar op in moet kunnen spelen. 2) Wat is de rol van bibliotheken in volwasseneneducatie van NT1? Deze vraag koppel ik aan deelvraag 1, want de antwoorden uit deelvraag 1 kan ik gebruiken om te onderzoeken hoe bibliotheken in (kunnen) spelen op problemen met volwasseneneducatie van NT1. 3) Hoe kan de bibliotheek in Alkmaar haar dienstverlening vorm geven aan de taaltafel en hoe krijgt ze NT1’ers betrokken bij de taaltafel (zodat ze actief aan de slag gaan met hun problemen)? In deze paragraaf geef ik aanbevelingen over hoe de bibliotheek in Alkmaar haar dienstverlening kan verbeteren. 1.3 Werkwijze en opbouw Om de onderzoeksvragen te beantwoorden is er gericht gezocht naar literatuur over laag-‐ geletterdheid en volwasseneneducatie van NT1. Ik ben in dit onderzoek op zoek gegaan naar informatie uit meerjarenplannen van bibliotheken en verschillende beleidsdocumenten die in verband staan met dit onderwerp. De literatuur is opgezocht via verschillende zoekmachines (Google, UvA scholar, nieuwssites). Verder zijn in dit onderzoek actuele ontwikkelingen en nieuws op het gebied van laaggeletterdheid opgenomen uit bijvoorbeeld informatie van instellingen die zich richten op bibliotheken en taaleducatie (zoals SIOB, Probiblio, Cubiss, Stichting Lezen & Schrijven etc.). Naast het literatuuronderzoek is er ook contact opgenomen met mensen die in de bibliotheekwereld zelf actief bezig zijn met taalonderwijs5.
Het onderzoek is opgebouwd aan de hand van de deelvragen in de volgorde als ze
eerder zijn beschreven. Als eerste zal ik ingaan op de problemen op het gebied van volwas-‐ 5
Op maandag 11 november was er de Landelijke dag Laaggeletterdheid in Den Bosch. Ik heb daar verschillende mensen uit de bibliotheekwereld gesproken en ik mag hun benaderen voor nadere vragen.
6
seneneducatie. Ik koppel deze aan de problemen die er spelen op dit gebied in de gemeente Alkmaar. Hierop volgt de tweede deelvraag, die gericht is op hoe bibliotheken kunnen inspelen op problemen in volwasseneneducatie. De derde deelvraag wordt besproken in een nieuwe paragraaf, waarin ik aanbevelingen geef over hoe de bibliotheek zijn werk zo goed mogelijk kan doen en wat mensen nodig hebben om te participeren aan de (fysieke) leer-‐ omgeving van de taaltafel (zoals advies over een programmering en inrichting van de taal-‐ tafel). Tot slot worden de drie deelvragen gekoppeld aan de vraagstelling en beantwoord in de conclusie. Na de conclusie volgt een discussieparagraaf, waarin ik onder andere eventueel vervolgonderzoek aanbeveel.
2. Een beeld van de problematiek in volwasseneneducatie Wie zijn de deelnemers aan volwasseneneducatie en wat is hun drijfveer? Twee belangrijke vragen waarop het antwoord niet eenduidig is. In deze paragraaf wordt eerst ingegaan op de bredere problematiek betreffende volwasseneneducatie van NT1. Ten tweede wordt er gekeken naar hoezeer de problematiek van volwasseneneducatie speelt in de gemeente Alkmaar en hoe de bibliotheek daarin een (oplossende) rol kan spelen. 2.1 Volwasseneneducatie van NT1 In Nederland zijn er ruim 1,3 miljoen laaggeletterde volwassen Nederlanders (OESO 2013). De omvang van de vraag naar volwasseneneducatie is niet volledig bekend. Er zijn genoeg mensen die mee zouden willen doen, maar de stap niet nemen en de reden waarom is veelal onbekend (Van Dellen en Van der Veer 25). Mensen die problemen hebben met taalvaardig-‐ heden zijn bovendien niet gemakkelijk te herkennen, omdat zij taalproblemen goed weten 7
te verbergen uit angst of schaamte. Laaggeletterden kunnen hierdoor problemen ondervinden in hun alledaagse deelname aan de samenleving, zoals risico op sociale uitsluiting in de werkomgeving. Andere gevolgen van laaggeletterdheid zijn dat mensen vaker meldingen maken van gezondheidsklachten, minder vertrouwen hebben in hun medemens, geïsoleerder leven en een hogere kans hebben op werkloosheid (PIAAC Feiten & cijfers geletterdheid 2013).
Om deze problemen aan te pakken heeft de Rijksoverheid een actieplan opgericht. Ze
beschrijft haar beleid over de aanpak van laaggeletterdheid in het Actieplan Laaggeletterd-‐ heid 2012-‐2015: “Geletterdheid in Nederland”. In het rapport worden zowel positieve als negatieve ontwikkelingen benoemd rondom deze problematiek. Positieve ontwikkelingen aan de ene kant zijn er op het gebied van meer maatschappelijke aandacht voor het probleem: er zijn meer partijen (publiek en privaat) betrokken geraakt bij het vraagstuk, er is een betere infrastructuur van educatieaanbieders (bibliotheken, vrijwilligers en welzijns-‐ organisaties, gezondheidscentra, woningcorporaties) en het probleem is meer bespreekbaar geworden6. Aan de andere kant blijkt er uit het rapport dat 10 procent van de beroepsbevolking laaggeletterd is met de voorspelling dat dit in 2020 nog steeds zo zal zijn (OECD Skilss 106)7. Bovendien is voorspeld dat mensen uit de doelgroep verdwijnen, maar er tegelijkertijd ook een nieuwe instroom van laaggeletterden tot de potentiële beroepsbevolking tot stand zal komen.
In het actieplan van de Rijksoverheid is er veel aandacht voor laaggeletterdheid
onder de beroepsbevolking, want meer dan de helft van de laaggeletterden heeft een baan
6
Link naar het Actieplan: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/volwassenenonderwijs/documenten-‐en-‐ publicaties/richtlijnen/2011/09/08/bijlage-‐1-‐actieplan-‐laaggeletterdheid-‐2012-‐2015-‐geletterdheid-‐in-‐ nederland.html 7 Dit is een internationale trend waarbij volwassenen (leeftijd 45-‐65) in verschillende landen lager scoren op de schaal van geletterdheid dan jong volwassenen (leeftijd 16-‐24).
8
(SIOB Rapport Laaggeletterdheid 48). Daarom wil de Rijksoverheid aandacht voor geletterd-‐ heid als een fundamentele voorwaarde voor duurzame inzetbaarheid op de arbeidsmarkt, zelfredzaamheid van burgers en sociale cohesie ter voorkoming van uitsluiting8. Hierbij geeft de Rijksoverheid aan dat ze zich op zowel sociale als economische vraagstukken richten. Echter, er lijkt meer aandacht uit te gaan naar de economische kanten van laaggeletterdheid. De nadruk op de economische kwesties boven de sociale aspecten rond laaggeletterdheid vormen een probleem in de benadering van volwasseneneducatie. Dit komt ook naar voren in het Leven Lang Leren project, waar economische aspecten de sociale aspecten overvleugelen. 2.2 Het Leven Lang Leren project Laaggeletterdheid komt in Nederland in alle lagen van de beroepsbevolking voor. Zo heeft meer dan 50% van de laaggeletterden een baan: van wie 25% in de zorg en welzijn, 20% in de industrie en energie, 17% in handel en horeca en 12% in de financiële en zakelijke dienst-‐ verlening werkt9. In het actieplan van de Rijksoverheid staat beschreven dat de samenleving een beroep doet op alle aspecten van laaggeletterdheid en dat de beheersing van verschillende aspecten sterk verbonden is met de economische kansen van individuen10. Deze aandachtspunten komen terug in het Europese subsidieprogramma “Leven lang Leren” (LLL-‐project), dat stelt dat een leven lang leren belangrijk is om mensen flexibel in te kunnen zetten op een veranderde arbeidsmarkt (Onderwijsraad 2012).
8
In het rapport wordt ook gereflecteerd op het Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006-‐2010. Link: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/volwassenenonderwijs/documenten-‐en-‐ publicaties/richtlijnen/2011/09/08/bijlage-‐1-‐actieplan-‐laaggeletterdheid-‐2012-‐2015-‐geletterdheid-‐in-‐ nederland.html 9 Link: http://www.alkmaar.nl/eCache/67725/Speciaal_voor_werkgevers_een_werkconferentie_Taal_werkt 10 Dit met het oog op een stijging in de vraag naar arbeid terwijl er een krimp zal zijn in de beroepsbevolking en het risico van sociale uitsluiting en werkloosheid/inactiviteit door krapte op de arbeidsmarkt (Actieplan 1).
9
Een opvallende uitkomst van onderzoek naar problemen met volwasseneneducatie in het kader van het LLL-‐project, is dat de doelstellingen van het project tegenstrijdigheden vertonen. Het doel van het project is namelijk om de kennismaatschappij te versterken, een duurzame economische groei te stimuleren, meer banen te ontwikkelen en tot een hechtere sociale samenhang te komen. Door de nadruk die gelegd wordt bij de Rijksoverheid en het LLL-‐project op hoe laaggeletterden de economie geld kosten (werkloosheid, vaker zichzelf ziek melden), worden de sociale belangen van laaggeletterden onderbelicht. Voor laaggeletterden is het al een hele stap om voor hun probleem uit te komen. Als ze dit al doen, zijn de beweegredenen niet vanuit een economisch oogpunt maar vanuit een maatschappelijk perspectief: deel kunnen nemen aan de samenleving. In het benaderen van laaggeletterden is het belangrijk om dit niet uit het oog te verliezen.
Uit internationaal onderzoek naar de uitkomsten van het LLL-‐project is het probleem
van de benadering van laaggeletterden door ‘professionals’ ook belicht11. De kritiek is dat de stem van degenen die uiteindelijk deelnemen aan volwasseneneducatie niet naar voren komt. Terwijl het juist belangrijk is dat degenen die laaggeletterd zijn en deelnemen aan educatie, een inbreng moeten hebben in hoe en wat er komt kijken bij volwasseneneducatie. De inbreng van professionals en experts aan de ene kant en de deelnemers aan volwasseneneducatie aan de andere kant moeten dan ook in verhouding zijn met elkaar.
In Nederlands onderzoek van Van Dellen en Van der Veen (2010) naar het LLL-‐project
wordt als eerste een voorbeeld gegeven van hoe in de werkomgeving, een nadelige benade-‐ ring van laaggeletterdheid te constateren is. Naast teveel sturing vanuit de overheid en LLL-‐ instellingen, is er ook teveel sturing vanuit bedrijven waarin de leiding/werkgever vaak 11
Link naar een evaluatie van het internationale Life Long Learning project: http://www.eucis-‐lll.eu/news/eucis-‐ lll-‐news/international-‐seminar-‐measuring-‐progress-‐in-‐lifelong-‐learning-‐5-‐december/
10
beslist dat medewerkers training en ontwikkeling nodig hebben. Werkenden/niet-‐ werkenden doen dan mee omdat zij daartoe verplicht zijn of zich verplicht voelen (Van Dellen en Van der Veen 22). Het ontwikkelen van taalvaardigheden, onafhankelijk van specifiek beleid, zorgt echter voor positieve resultaten in het verbeteren van geletterdheid onder volwassenen (ECBO 246).
Niet alleen overheidsinstellingen en werkgevers hebben een belangrijke sturende
kracht, maar ook specifiek de taaldocenten in volwasseneneducatie. Uit een onderzoek naar de rol van professioneel opgeleide taaldocenten komt naar voren dat de houding en mate van professionaliteit van volwasseneneducatie ook betrekking heeft op de mate waarin mensen zich aanmelden voor volwasseneneducatie en enthousiast worden voor een leven lang leren (Von Hippel en Tippelt 34). De professionaliteit van de taaldocent beïnvloedt het leerproces op het zogenoemde mesoniveau in verhouding met factoren op micro en macro niveau (zie afbeelding 2). Een mindere mate van professionaliteit in het faciliteren van leren bij volwassenen kan dus een demotiverende uitwerking hebben.
Afbeelding 2: Factoren die betrekking hebben op de mate waarin volwassenen participeren in volwasseneneducatie. Bron: Brüning, 2002: p.19 in Von Hippel en Tippelt p.34.
Wat mij opvalt, is dat de problemen die Van Dellen en Van der Veen bespreken in
hun onderzoek, terug te vinden zijn in de houding van verschillende projecten die (met goede bedoelingen) laaggeletterdheid de wereld uit proberen te helpen. De Stichting Lezen 11
& Schrijven heeft bijvoorbeeld in samenwerking met Stichting ABC het boek Taalverhalen -‐ 17 maskers afgezet (2012) uitgegeven. In dit boekje zijn 17 verhalen van laaggeletterden te vinden waarin ze vertellen wat hun motivatie is om (opnieuw) te leren lezen en schrijven12. In het voorwoord van het boekje schrijft Merel Heimens Visser (algemeen directeur Stichting Lezen & Schrijven) dat laaggeletterdheid jaarlijks vele honderden miljoenen euro’s kost en dat een laaggeletterde maatschappij minder productief is en minder economische groei kan realiseren (zie bijlage 1). De inhoud van het voorwoord van het boekje kan beschreven worden als wat Van Dellen en Van der Veen zien als: “De in overvloed aanwezige, betrekkelijke gebrekkige (deel) theorieën over het leren van volwassenen en de onderbelichting van het ‘motivatie en emotie’ aspect daarbin-‐ nen; het volledig ontbreken in het LLL-‐debat van degene die (moeten gaan) leren, en dat ondanks hun erkende volwassenheid” (23). De nadruk in het voorwoord op empowerment in relatie tot economische groei in een welvarende en duurzame samenleving laat de emotionele aspecten van volwassenen in het uitkomen voor hun taalachterstand onderbelicht. Terwijl in de verhalen juist de persoonlijke kanten naar voren komt. In de benadering van professionals/beleidsmakers zouden de sociale aspecten (zoals benadrukken dat een taalachterstand niet iets is om je voor te schamen) meer belicht moeten worden en niet hoe laaggeletterdheid schade toebrengt aan de kenniseconomie.
Dit neemt niet weg dat economische vraagstukken belangrijk zijn. Uit internationaal
onderzoek komt namelijk naar voren dat taalvaardigheden positief gelinkt zijn aan belangrijke alledaagse vaardigheden, zoals het kunnen participeren op de arbeidsmarkt (OECD Skills 2013). De sociale en economische aspecten moeten in de benadering van 12
Link: http://lezenenschrijven.nl/algemeen/nieuws/taalverhalen-‐17-‐maskers-‐afgezet/
12
laaggeletterdheid dan ook niet los van elkaar gezien worden. De verhouding tussen sociale en economische vraagstukken is ook belangrijk in de benadering van laaggeletterden door bibliotheken, want deze beïnvloedt ook de manier waarop laaggeletterden mensen hun weg naar de bibliotheek weten te vinden. 2.3 De rol van bibliotheken in volwasseneneducatie van NT1 Er zijn verschillende kanalen waarlangs problemen met laaggeletterdheid bestreden kunnen worden, waaronder educatie. Educatie ligt alleen niet voor de hand in het bereiken van laaggeletterden, omdat de lagere participatie in educatie vaak samenhangt met de lage geletterdheid. Toch komen er in de literatuur argumenten naar voren dat scholing een relevant kanaal is om laaggeletterdheid aan te pakken (Fouarge, Houtkoop, Van der Velden 32). De bibliotheek kan hierin een faciliterende plek bieden voor scholing. Er is een lage drempel en bovendien is een deel van de laaggeletterden ook lid van een bibliotheek (Research voor Beleid 2011).
Het SIOB (Sectorinstituut Openbare Bibliotheken) benadrukt de mogelijkheden voor
bibliotheken in de educatie van laaggeletterden. Het SIOB ondersteunt het doel van bibliotheken om de taalvaardigheid te vergroten zodat alle burgers volwaardig in de maatschappij kunnen meekomen. In het SIOB Meerjarenplan 2013-‐2016 staat beschreven dat bibliotheken nog weinig visie hebben op hoe ze effectief kunnen bijdragen aan de scholing en bestrijding van laaggeletterdheid (28). In het SIOB Activiteitenplan 2013-‐2014 staat beschreven hoe de lokale bibliotheek haar rol op het gebied van (volwassenen)educatie zo goed mogelijk kan vervullen. In dit plan komt naar voren dat er gestreefd moet worden naar een integrale aanpak.
13
Een integrale aanpak heeft betrekking op het zogenoemde cross-‐channel model: “de geïntegreerde bibliotheek waar de klant kiest via welk kanaal hij de bibliotheek benadert en mag verwachten dat de dienstverlening via alle kanalen op elkaar is afgestemd” (SIOB Activiteitenplan 2013-‐2014, 22). Een integrale dienstverlening van de bibliotheek houdt dus
Afbeelding 2: Het versterken van informatiekanalen in de lokale samenleving. 13 Bron: SIOB Meerjarenplan 2012-‐2016 .
in dat bibliotheekbezoekers in een open leeromgeving van een breed en complementair aanbod gebruik kan maken en dat burgers in de bibliotheek terecht kunnen voor basisvaar-‐ digheden en participatiedoelen (SIOB Meerjarenplan 2013-‐2016, 27). Bibliotheken moeten dus opzoek gaan naar een mogelijke inzet van diverse producten en diensten waar onder-‐ nemerschap een belangrijk rol bij speelt. De bibliotheek kan bijvoorbeeld, door in te spelen op ontwikkelingen en initiatieven in de gemeente, invulling geven aan een divers taalaan-‐ bod. Dit is ook terug te zien in de gemeente Alkmaar. Eén initiatief dat in het oog springt, en gebruik maakt van een integrale aanpak betreffende volwasseneneducatie, is de aanpak 13
Het SIOB ondersteunt het landelijk Actieplan Laaggeletterdheid 2012-‐2015 van het minister OCW. Link Activiteitenplan 2013-‐ 2014: http://www.siob.nl/over-‐siob/item1495
14
gericht op de bestrijding van laaggeletterdheid bij vrouwen (20-‐50 jaar). De focus op vrouwen is belangrijk, want 57 % van de laaggeletterden is vrouw en bijna 73% is autochtoon (Fouarge, Houtkoop, Van der Velden 23)14.
In Alkmaar ligt de focus op het ontwikkelen van deze vaardigheden op vrouwen in
het “Plan van aanpak Eigen Kracht: Van barrière naar carrière. Startnotitie 2012-‐2015 gemeente Alkmaar”. De gemeente Alkmaar is door het ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap (OCW) uitgekozen als één van de 21 gemeenten die op een innovatieve wijze laagopgeleide vrouwen naar opleiding en werk helpen15. De gemeente Alkmaar heeft met een integrale samenwerking rond het Eigen Kracht programma als doelstelling om laagopgeleide vrouwen te stimuleren om stappen te zetten richting opleiding en werk “waarin wordt nagestreefd dat Alkmaarders zelfstandig en zelfredzaam hun leven kunnen inrichten” (Plan van aanpak Eigen Kracht 4).
Om laaggeletterde Alkmaarders “zelfredzaam” te maken, is een lokaal netwerk in de
vorm van hulpverleners/vrijwilligersorganisaties van belang. Dit idee is terug te vinden in het programma “Taal voor het leven” van Stichting Lezen & Schrijven. Het programma is in het leven geroepen, omdat laaggeletterden moeilijk te bereiken zijn. De stichting benadrukt het belang van vrijwilligers die cursisten vinden, enthousiast maken en verbinden met professionele docenten. Zo is er middenin het centrum vlakbij de bibliotheek de Vrijwilligerscentrale Regio Alkmaar (VCR). De VCR geeft aan dat ze het kenniscentrum is op
14
Er is niet veel verschil in geletterdheid tussen mannen en vrouwen, maar er is wel een sekseverschil in de vaardigheden die ontwikkeld kunnen worden. Mannen scoren bijvoorbeeld hoger wanneer het aankomt op rekenvaardigheden en het oplossen van problemen in technologierijke omgevingen, waar vrouwen meer problemen hebben met het verwerven van educatie op latere leeftijd, het ontwikkelen van rekenvaardigheden en participeren in de werkomgeving (OECD Skills 108-‐109). 15 Het ministerie van OCW, de gemeenten en de landelijke organisatie WomenInc. werken samen aan het programma “Eigen Kracht”. Tijdens de kick-‐off van het project in de beurs van Berlage in Amsterdam is de nieuwe landelijke naam “De tafel van één” en de website van het project gelanceerd. Koningin Maxima heeft zich verbonden aan het project. Link:http://www.alkmaar.nl/gemeente/webcms/site/gemeente/bestuur/com/alg-‐raad/2012/files/p_54470.pdf
15
het gebied van vrijwilligerswerk en het stimuleren van bewonersondernemingen: “een groep actieve bewoners die gezamenlijk in een bepaalde buurt of wijkdiensten en projecten ontwikkelen en uitvoeren, met als doel de bewoners van diezelfde buurt vooruit te helpen” (Cora E. Vonk, coördinator VCR Alkmaar in Genoeg te doen: Het magazine voor Vrijwilligerswerk in Alkmaar, nummer 3 najaar 2013: p.2)16.
Buurtprojecten kunnen effectief zijn in het bereiken van laaggeletterden. Van de
laaggeletterden is namelijk 42% actief in een vereniging en in vrijwilligerswerk (Fouarge, Houtkoop, Van der Velden 32). Anjo van de Ven, wethouder van onder andere Welzijn en Cultuur voor de gemeente Alkmaar, geeft aan dat het belangrijk is om ruimte over te laten voor eigen initiatieven van mensen die laaggeletterd zijn in plaats van alles over te laten aan grote instituten, welzijnsorganisaties, en zorginstellingen (Genoeg te doen: Het magazine voor Vrijwilligerswerk in Alkmaar, nummer 3 najaar 2013: p.5). In het kader van volwasse-‐ neneducatie en een leven lang leren, is het aan de bibliotheek in Alkmaar de taak om ervoor te zorgen dat ze een spil worden in dit interactie proces van een betere samenwerking tussen verschillende partners en de deelnemers aan volwasseneneducatie.
3. Volwasseneneducatie van NT1 in de bibliotheek Alkmaar: “De Taaltafel” Hoe kan de bibliotheek fysiek vorm geven aan de taaltafel en hoe krijgt ze NT1’ers actief betrokken bij de taaltafel (dat ze actief aan de slag gaan)? In deze paragraaf beschrijf ik de problemen waar de bibliotheek Alkmaar tegenaan loopt in hun dienstverlening aan NT1 rond de taaltafel en ik beschrijf hoe deze verbeterd kan worden. 16
Link naar het magazine: http://www.vcra.nl/nieuws/nieuw-‐nummer-‐magazine-‐voor-‐vrijwilligerswerk-‐
16
3.1 Het creëren van verbindingen tussen lokale organisaties en toe-‐ leiders “Binnen het lokale netwerk is de bibliotheek een logische verbindende plek waar mensen aan denken wanneer zij iets met taal willen doen. Een plek waar taal en taalles samen-‐ komen” (Stichting Lezen & Schrijven, projectleider Arjan Beune van Taal voor het Leven). De praktijk is helaas weerbarstiger, want het is namelijk niet vanzelfsprekend of “logisch” dat laaggeletterden hun weg weten te vinden naar de bibliotheek als aanknopingspunt voor het leren van taal. Bovendien, zoals eerder beschreven, zijn bibliotheken zelf ook onzeker over hoe ze effectief problemen met laaggeletterdheid en volwasseneneducatie kunnen bestrijden.
Een eerste stap in het vergroten van het bereik onder NT1 en het bij kunnen dragen
aan oplossingen voor problemen met geletterdheid is het leggen van “verbindingen”. Hierbij kan gehandeld worden vanuit een beoogd resultaat, zoals ervoor zorgen dat laaggeletterden volwassenen volledig kunnen functioneren in de maatschappij. De motivatie ligt dan ook niet op “het aanboren van een nieuwe klantenkring”, maar op het maatschappelijk belang van de bestrijding van laaggeletterdheid (SIOB Rapport Laaggeletterdheid 27). Voor de bibliotheek in Alkmaar is het in eerste instantie wel de vraag over hoe en waar ze laaggeletterden kunnen bereiken, want zonder cursisten kan er niets gedaan worden aan het probleem. Verbindingen met lokale organisaties en aansluiten bij initiatieven in de gemeente Alkmaar kan ervoor zorgen dat er meer laaggeletterden benaderd worden.
Om als bibliotheek een verbindende rol te kunnen spelen tussen laaggeletterden en
organisaties/mensen die willen en kunnen helpen, biedt het actief benaderen en werven van lokale netwerken kansen voor succes. Dit is gerelateerd aan een organisatorisch aspect in de aanpak van laaggeletterdheid, namelijk die van de bibliotheekmedewerkers. Als zij er met een sociale bevlogenheid mee aan de slag gaan, kunnen er successen worden geboekt in het 17
bereiken van laaggeletterden (SIOB Rapport 29). Een actieve benadering houdt in dat bibliotheken ook naar buiten toetreden en “netwerken in de omgeving verstevigen en publiciteit daaraan geven” (Ben Vaske, directeur Stichting Expertisecentrum ETV).
In het Meerjarenplan van de bibliotheek Kennemerwaard wordt hier ruchtbaarheid
aangegeven. De bibliotheekmedewerkers zien in dat als ze een kenniscentrum van taal willen zijn voor laaggeletterden, sociale netwerken en maatschappelijke ontwikkelingen steeds belangrijker worden (6). Zoals beschreven, is de gemeente een belangrijk aanknopingspunt voor de bibliotheek. De gemeente kan zorgen voor een aansluiting van de bibliotheek met lokale, provinciale en landelijke netwerken, zoals in het voorbeeld van Eigen Kracht of bij de ontbijtshow in de Grote Kerk in Alkmaar17.
Dit soort initiatieven en evenementen zijn een bron voor het opdoen van inspiratie
en contacten. Het opdoen van contacten biedt mogelijkheden om laaggeletterden via verschillende kanalen te bereiken. Gedacht kan worden aan de benadering van laaggeletterden
via
scholen,
uitzendbureaus,
huisartsenpraktijken,
buurthuizen,
wijkprojecten, kinderopvangorganisaties, zorginstellingen, gezondheidsorganisaties, de horeca etc.). Andere belangrijke contacten die laaggeletterden kunnen bereiken zijn het UWV en SW-‐bedrijf waar zoals eerder aangegeven, laaggeletterden aanwezig zijn.
Medewerkers van de bibliotheek in Alkmaar hebben (in april 2013) met verschillende
organisaties om de tafel gezeten, maar ze geven aan dat ze helaas nog te weinig aan actieve benadering van NT1 hebben gedaan. Ze zijn nog bezig met het bedenken van hoe specifieke doelgroepen benaderd kunnen worden, door bijvoorbeeld gerichte symposia op te zetten als het invullen van een belastingformulier voor mensen in de schuldhulpverlening of verslavingszorg. Dit loopt zoals ze zelf te kennen geven (nog) niet storm. Het geven van 17
Link: http://www.womeninc.nl/agendaitem/de-‐tafel-‐van-‐n-‐ontbijtshow-‐alkmaar
18
gerichte workshops is een goed plan van aanpak, maar zonder een actieve benadering gebeurt er weinig voor NT1 aan de taaltafel.
Hier moet van beide kanten alleen wel de middelen en tijd voor zijn. Erna Winters,
(directeur bibliotheek Kennemerwaard) benadrukt dan ook dat de bestrijding van laaggelet-‐ terdheid vooral samen gedaan moet worden en dat de bibliotheek kan faciliteren en voor een goede infrastructuur kan zorgen. Echter, wat naar voren kwam bij de landelijke dag van de laaggeletterdheid in Den Bosch, is dat mensen vaak op hun eigen eilandjes blijven zitten (Marja Henssen van Schunk)18. Bij samenwerking komt meer kijken dan alleen samen werken19, de verschillende organisaties moeten ook bij elkaar in de keuken kijken om te zien wat ze voor elkaar kunnen betekenen in de bestrijding van laaggeletterdheid.
In het SIOB-‐ rapport komt naar voren dat de taak voor bibliotheekmedewerkers is om
andere organisaties te enthousiasmeren. Lobbyen en de wil om samen te werken spelen een rol in de bestrijding van laaggeletterdheid (SIOB Rapport laaggeletterdheid 29). Het advies van de SIOB is dat er voortdurend geïnvesteerd moet worden in een draagvlak en dat dit een proces is van de lange adem. Het is zoals eerder beschreven organisatorisch van belang dat bibliotheek medewerkers in Alkmaar voldoende tijd hebben, persoonlijk betrokken zijn en overtuigd zijn van het probleem. Het beleid moet niet van één sociaal bevlogen medewerker afhangen, andere medewerkers kunnen bijvoorbeeld ook vragen krijgen van laaggeletterden (SIOB rapport 29)20.
18
De presentatie van Marja Henssen van Schunk op de landelijke dag van de laaggeletterdheid is terug te vinden op de website van Cubiss, waar ook meerdere presentaties van die dag zijn terug te vinden: http://www.cubiss.nl/http%3A//www.cubiss.nl/sites/default/files/nieuws/Inspiratiedocument%2520laaggelett erdheid_DEF.pdf 19 Zie voor een kritische blik naar samenwerking tussen wijken in Alkmaar het onderzoek van de Rekenkamercommissie Alkmaar “Samenwerken is meer dan alles samendoen”: http://www.alkmaar.nl/gemeente/webcms/site/gemeente/bestuur/com/rekenk/files/1231.pdf 20 Het programma Herkennen en doorverwijzen voor onder andere bibliotheekmedewerkers is behulpvol voor het herkennen van mensen met problemen in geletterdheid.
19
Een andere vraag die de bibliotheek in Alkmaar heeft, is op wie ze zich beter kunnen richten in hun dienstverlening: Op de partners of op de mensen? Hierbij is het geen of maar en. Door middel van partners en laaggeletterden zelf kom je tot een groter bereik van cursisten. Hierbij is een succesvol voorbeeld te geven van de bibliotheek in Utrecht, die ook een pro-‐ bleem had met het bereiken van cursisten van taaleducatie21. De doelstelling van de biblio-‐ theek in Utrecht is om binnen drie jaar meer dan 6000 cursisten te bereiken. Wat bijzonder is, is dat ze voorspellen dat ze dit met gemak gaan halen. Er is namelijk nu al een grotere vraag dan aanbod in de bibliotheek en dit zonder pr. Hoe hebben ze dit voor elkaar gekregen?
Het bereiken van een groot aantal cursisten gaat bij de bibliotheek in Utrecht door
middel van zogenoemde (informele) toe-‐leiders uit een sterk ontwikkeld lokaal netwerk van taalambassadeurs. Taalambassadeurs zijn mensen die zelf problemen hadden met gelet-‐ terdheid en na het aanpakken van hun problemen, zelf ook les zijn gaan geven aan mensen met hetzelfde probleem22. Taalambassadeurs verhogen sociale inclusie onder cursisten en ze belichamen twee belangrijke beweegredenen om mee te doen aan volwasseneneducatie: “zelfsturing en transfer naar de dagelijkse praktijk” (SIOB Rapport 28). Taalambassadeurs kunnen uit eigen ervaring spreken over wat volwasseneneducatie in het dagelijks leven voor hen oplevert. Dit kan voor potentiële cursisten de stap verlagen om weer te gaan leren en ook motiverend werken om uiteindelijk zelf ook als taalambassadeur/taalmaatje aan de slag te gaan.
Belangrijk is dat de bibliotheek in Utrecht wordt ondersteund door professionele
vrijwilligers via het programma in Utrecht “Taal doet meer”. Zoals eerder beschreven kan de
21
Op de landelijke dag van de laaggeletterdheid in Den Bosch heeft Mariëlle van Rooij van de bibliotheek in Utrecht hier een presentatie over gegeven. Haar presentatie is ook terug te vinden op de website van Cubiss. 22 Link naar een voorbeeld van een taalambassadeur: http://www.youtube.com/watch?v=t7EvPuS6edI
20
mate van professionaliteit positieve resultaten teweeg brengen in volwasseneneducatie (Von Hippel & Tippelt 2010). Cursisten worden via dit netwerk doorverwezen naar de bibliotheek waar taalcoaches zijn die ook avondschool geven, zowel groep-‐ als individuele lessen. De verhouding tussen professionals en vrijwilligers is belangrijk voor zowel het goed les krijgen als taalplezier voor deelnemers. Hierbij is taalplezier een middel om te komen tot het eigenlijke doel: dat mensen kunnen deelnemen in de maatschappij van nu.
De bibliotheek Alkmaar zou een soortgelijk project als de bibliotheek Utrecht kunnen
starten. Dit door middel van het creëren van een zogenoemd spin-‐off effect waarbij je vrijwilligers enthousiasmeert en betrekt bij het bedenken van activiteiten en oplossingen. Dit versterkt het samenwerkingsproject en de nadruk komt zo bovendien niet alleen te liggen op de experts en professionals, maar ook op de mensen in de lokale maatschappij van Alkmaar.
Zo is er bijvoorbeeld het eerder beschreven project “Taal voor het Leven”, die de
wereld van vrijwilligers (die cursisten kunnen enthousiasmeren), verbinden met de wereld van professionele docenten (Stichting Lezen & Schrijven.nl). Het Bossche Taalnetwerk gaf tijdens de landelijke dag van de laaggeletterdheid aan dat een spin-‐off effect bijvoorbeeld kan voortkomen uit gratis workshops zoals een open leesclub in de bibliotheek. Het SIOB onderzoek geeft hier bovendien bij aan dat leeskringen aanslaan bij laaggeletterden (28). Een leeskring kan bijvoorbeeld uitgroeien naar meerdere leesclubs van verschillende organisaties in de wijk, die weer in de bibliotheek kunnen samenkomen. Op deze informele manier kunnen zo laaggeletterden benaderd worden waarbij de bibliotheek een faciliterende rol biedt. Een leesclub is dus één van de initiatieven die in de programmering van de bibliotheek Alkmaar opgenomen kan worden.
21
3.2 Programmering Wat zijn de behoeften van mensen bij de taaltafel en hoe krijg je laaggeletterden actief betrokken bij de taaltafel? Dit is een belangrijke vraag waar geen eenduidig antwoord op is. Eén aanknopingspunt is het bieden van een aantrekkelijk aanbod en programmering door bijvoorbeeld podium in de bibliotheek te betrekken bij de Taaltafel. Dit kan ook uitnodigend werken voor andere organisaties/taalaanbieders. Activiteiten, gekoppeld aan taalonderwijs, die georganiseerd kunnen worden zijn bijvoorbeeld voorleesestafettes, thema-‐avonden of specifieke workshops zoals het lezen van een bijsluiter. Het is aan te bevelen om met de Stichting Lezen & Schrijven om de tafel te zitten. Op hun website komen verschillende ideeën voor workshops aan bod (zo ook de conferentie Taal Werkt en de Lezen in de keuken workshop die de bibliotheek heeft gefaciliteerd) 23.
De programmering rond de taaltafel moet laagdrempelig zijn. Door middel van het
geven van workshops op het podium worden de mensen op een aantrekkelijke manier de bibliotheek binnengehaald. Op deze manier kunnen ze zo ook bewust gemaakt worden van wat de bibliotheek nog meer aan taaleducatie te bieden heeft. Om een goed aanbod te maken voor de taaltafel is het ook verstandig om laaggeletterde cursisten zelf mee te laten denken over activiteiten voor de programmering rond de taaltafel. Zo ligt de nadruk niet op het “moeten” leren van de taal, wat zoals in de literatuur naar voren komt, nadelend kan werken.
In plaats daarvan is het op een leuke manier benaderen van wat de voordelen zijn
van beter kunnen lezen en schrijven, zoals een verhoging van lees en digitale vaardigheden en het opdoen van nieuwe sociale contacten, effectiever. Dit past goed bij de visie van 23
Link naar de workshops: http://www.bibliotheekkennemerwaard.nl/nieuws/49415.lezen-‐in-‐de-‐keuken.html http://lezenenschrijven.nl/algemeen/nieuws/eerste-‐masterclass-‐gezondheid-‐in-‐alkmaar/ Een handige website waar bovendien alle informatie gebundeld is over laaggeletterdheid en NT1 is “kennisnet.nl”.
22
Afbeelding 3: Piramide, stimuleren en activeren van klanten en organisaties. Doel 100% zelfredzaamheid.
zelfredzaamheid, als aangegeven in het Meerjarenplan van de bibliotheek Kennemerwaard (zie afbeelding 3). Naast de programmering, speelt ook de inrichting van volwassenen-‐ educatie in de bibliotheek een rol. 3.2.1 Inrichting van de taaltafel Wat zijn de faciliteiten die mensen nodig hebben om te leren? Wat hebben mensen nodig om mee te doen? Ten eerste, moet de ruimte in de bibliotheek voor lezen en schrijven meer omvatten dan alleen een plein (SIOB Rapport 28). Het is dan ook belangrijk dat de bibliotheek zich openstelt en ruimte biedt aan een collectie en accommodatie waar mensen zich prettig voelen om te komen (geen schaamtegevoelens). Een concept dat wordt gebruikt is het gevoel van: “de tweede huiskamer” (Merel Heimens Visser, directeur van de Stichting Lezen & Schrijven)24. Ten tweede, moet de taaltafel voldoen aan het gevoel van een veilige en sfeervolle omgeving. In de huidige situatie van de Taaltafel in de bibliotheek Alkmaar, is
24
De uitspraak van Merel Heimens Visser is terug te vinden in de inspiratiebrochure van het SIOB, PSO Platform Leven Lang Leren/Laaggeletterdheid en Basisvaardigheden. Link: http://www.siob.nl/thema-‐s/schatkist-‐ nieuwe-‐inspiratiebrochure-‐samenwerken-‐aan-‐laaggeletterdheid/item2517
23
er één hoge tafel aanwezig en een wand waar materialen zijn geplaatst (zie afbeelding 4 en foto’s in de bijlage). De bibliotheek omschrijft dat de taaltafel ruimte biedt aan “koffie en thee, ontmoeting door taal, gebruik maken van elkaars ta(a)lenten, directe taalhulp o.a.
Afbeelding 4: Taalcoaches aan de Taaltafel in de bibliotheek van Alkmaar tijdens het TaalTafel spreekuur die er zijn op maandag (14.00-‐16.00) en op woensdag (09.00-‐11.00). Zie de bijlage voor meer foto’s.
door collectie bibliotheek, digitaal taalaanbod, (Oefenen.nl), fysieke en educatieve collectie, conversatie en samen lezen, kranten, taalspelletjes, voorlezen (ouders met kinderen zijn welkom aan de taaltafel), een productencatalogus van deelnemende organisaties, mogelijk-‐ heid tot inschrijving/doorverwijzing koppeling taalcoaches/taalmaatjes en computerhulp” (Intern verslag van een bijeenkomst over de Taaltafel, april 2013).
Het is voor deze activiteiten wenselijk om een lagere tafel te plaatsen en eventueel in
een aparte ruimte/kamer (een aparte taalkamer zou eventueel ruimte bieden aan een kin-‐ derhoek waar kinderen zichzelf bezig kunnen houden). Bovendien is een (taal)kamer wat intiemer en kan er wellicht een betere vertrouwensband opgebouwd worden met de cursist. 24
De zichtbaarheid van de literatuur en de hulpmiddelen is zoals de bibliotheek zelf aangeeft op het moment nog onoverzichtelijk en wordt nog niet aantrekkelijk gepresenteerd. Er kan gedacht worden om samen met degene die aan de taaltafel komen, zowel cursisten als docenten, in gesprek te gaan en naar hun wensen/suggesties te luisteren.
4. Conclusie De vraag die centraal stond in dit onderzoek is: Hoe kan de bibliotheek in Alkmaar bijdragen aan het oplossen van problemen met lezen, schrijven en leren voor volwassen autochtone Nederlanders (NT1)? Om de vraag te beantwoorden heb ik niet alleen gekeken naar wat, maar ook naar wie er komen kijken bij volwasseneneducatie. Lokale samenwerkingsverban-‐ den kunnen een oplossing bieden voor het oplossen van taalproblemen. Het is aan de bibliotheek de taak om ervoor te zorgen dat verschillende taalaanbieders in de bibliotheek komen en dat de bibliotheek de faciliteiten biedt om laaggeletterden te verbinden met de taalaanbieders. Op deze manier kan ervoor gezorgd worden dat mensen aan de slag gaan met hun problemen.
Het doel van dit onderzoek was om aanbevelingen te geven over hoe de bibliotheek
haar bereik kan vergroten onder NT1, omdat deze doelgroep nauwelijks tot niet hun weg weten te vinden naar de taaltafel. Uit het onderzoek komt naar voren dat het belichten van factoren als een motiverende leeromgeving, stimulerende en professionele docenten, eigen initiatieven en een actieve persoonlijke benadering vanuit de bibliotheek, belangrijke factoren zijn in het bereiken van laaggeletterden. Een aantrekkelijke programmering (zoals het geven van verschillende soorten creatieve workshops) kunnen ervoor zorgen dat mensen geënthousiasmeerd worden voor volwasseneneducatie. Hierbij is het vooral belangrijk dat degene die deelnemen aan volwasseneneducatie ook zelf een inbreng hebben 25
over hoe volwasseneneducatie vorm moet krijgen. Op deze manier kunnen zij vanuit hun eigen overtuigingen en ideeën andere laaggeletterden mensen motiveren en enthousiasmeren om deel te nemen aan volwasseneneducatie.
Tot slot, er zijn geen kant en klare oplossingen voor de problemen van
volwasseneneducatie van NT1. Er moet voortdurend geïnvesteerd worden in volwassenen-‐ educatie. Het is uiteindelijk ook aan mensen zelf om de stap te nemen en iets aan hun taal-‐ problemen te (willen) doen. De bibliotheek kan hierin een motiverende rol spelen en mensen stimuleren om problemen met lezen, schrijven en leren aan te pakken.
5. Discussie In verband met de haalbaarheid van het onderzoek, heb ik de ambitie om te kijken naar vol-‐ wasseneneducatie van NT2 niet kunnen uitvoeren. Dit terwijl er voor NT2 een aantal belangrijke ontwikkelingen plaatsvinden op het moment25. Een ander doel dat ik niet heb bereikt, is het beantwoorden van vragen van de bibliotheek Alkmaar over de digitale aspecten die bij volwasseneneducatie komen kijken. Digitale vaardigheden worden steeds belangrijk om mee te kunnen doen in de maatschappij. Een gebrek aan digitale vaardigheden komt vaak voor bij laaggeletterden, maar laaggeletterden zijn geen digibeten (PIAAC 33). Als aanbeveling aan de bibliotheek voor verder onderzoek, zou ik dan ook adviseren om te kijken naar hoe sociale media als Facebook en YouTube ingezet kunnen worden. Deze kanalen kunnen gebruikt worden om meer laaggeletterden te bereiken en
25
Mensen die verplicht inburgeren moeten dit zelf betalen of lenen. Dit komt doordat DUO verantwoordelijk is geworden voor inburgeringplichten in plaats van de gemeente. Een van de gevolgen is dat de overheid het overzicht kwijt raakt van inburgeraars. Link: http://www.nu.nl/politiek/3621638/overheid-‐overzicht-‐van-‐ inburgeraars-‐kwijt.html
26
bovendien bieden deze kanalen verschillende mogelijkheden om het onderwerp van laaggeletterdheid in de samenleving aan te kaarten.
Tot slot, een advies dat ik de bibliotheek wil meegeven is om te kijken naar een SROI
analyse. Op de landelijke dag van de laaggeletterdheid was er een presentatie over de Social Return on Investment analyse, een interactieve analyse die rendement van maatschappelijke investeringen meet. Er worden heel veel projecten opgestart, maar wat deze precies opleveren is veelal niet bekend. Deze analyse kan bijvoorbeeld inzicht geven aan de bibliotheek over welke projecten effectief zijn in de bestrijding van het probleem en hoe klanten oordelen over de dienstverlening aan de taaltafel.
6. Literatuur Ahl, Helene. “Motivation in adult education: a problem solver or a euphemism for direction
and control”. International Journal of Lifelong Education 25: 4, 2010, 40.
Bakker, Niels. “Digitaal literair lezen – doen we het al?” Amsterdam: Stichting Lezen, 2010. Kuiken, Folkert. “Voortgangsrapportage Aanvalsplan Laaggeletterdheid over het jaar 2009.”
‘s-‐ Hertogenbosch: CINOP, 2010.
Fouarge, Didier. “Laaggeletterdheid in Nederland.” Resultaten van de Adult Literacy and
Life Skills Survey (ALL), eds. Didier Fouarge, Willem Houtkoop en Rolf van der
Velden. Den Bosch/Utrecht: Expertisecentrum Beroepsonderwijs, 2011.
Heijne, Bas. Echt zien. Literatuur in het mediatijdperk. Amsterdam: Athenaeum-‐
Polak & Van Gennep, 2011.
Houtkoop, Willem. “Basisvaardigheden in Nederland: De ‘geletterdheid’ van Nederland:
economische, sociale en educatieve aspecten van de taal-‐ en rekenvaardigheden van
27
de Nederlandse beroepsbevolking.” MGK-‐rapport 00-‐40. Amsterdam: Max Goote
Kenniscentrum voor Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie, 1999.
Huysmans, Frank, Jos De Haan. “Alle kanalen staan open. De digitalisering van
Mediagebruik.” Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, 2010.
Huysmans, Frank, Carlien Hillebrink. De openbare bibliotheek tien jaar van nu. Den Haag:
Sociaal en Cultureel Planbureau, 2008.
Krashen, Stephen. “The Power of Reading. Insights from the Research.” Westport: Libraries
Unlimited, 2004.
Ministerie van OCW, Van A tot Z betrokken. Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006-‐2010. Ministerie van OCW (2007). “Convenant tussen werkgevers, werknemers en overheid:
Structurele aanpak laaggeletterdheid in de samenleving en het bedrijfsleven 2007 –
2015.” Den Haag: Stichting van de Arbeid, ministerie van OCW, ministerie van SZW
en ministerie van VWS.
Mol, Suzanne. “To Read or Not to Read.” Leiden: Mostert & Van Onderen, 2010. OECD. “OECD Skills Outlook 2013: First Results from the Survey of Adult Skills.” OECD
Publishing, 2013 < http://dx.doi.org/10.1787/9789264204256-‐en>.
Research voor Beleid. “De aanpak van laaggeletterdheid door openbare bibliotheken.” Den
Haag: SIBO, 2011.
Rijksoverheid. “Aktieplan Laaggeletterdheid 2012-‐2015.” 19 December 2013.
publicaties/kamerstukken/2011/09/08/aanbiedingsbrief-‐actieplan-‐laaggeletterdheid-‐
2012-‐2015-‐geletterdheid-‐in-‐nederland.html>.
“PISA in Focus 10.” OECD 14 november (2011). http://www.oecd.org/pisa/49012097.pdf.>
Schram, Dick. Waarom zou je (nú) lezen? Delft: Eburon, 2011. 28
Stokmans, Mia. De casus Bazar. Effectmeting van een leesbevorderingsproject. Delft:
Eburon, 2007.
Tellegen, Saskia, Jolanda Frankhuisen. Waarom is lezen plezierig? Delft: Eburon, 2002. Van Dellen, Theo, Ruud van der Veen. “Lifelong Learning in Nederland: Volop problemen. Zijn er ook oplossingen?” 18 December 2013.
. Von Hippel, A. & Tippelt, R. (2010). The role of adult educators towards (potential)
participants and their contribution to increasing participation in adult education –
insights into existing research. European Journal for Research on the Education and
Learning of Adults, Vol, 1, No. 1-‐2, pp. 33-‐51.
Willms, John, Murray, T. “Gaining and Losing Literacy Skills Over the Lifecourse.”
Ottawa: Statistics Canada, 2007.
29
Bijlage 1: Voorwoord Stichting Lezen & Schrijven
30
Bijlage 2: Foto’s van de taaltafel en de voorzieningen rond de taaltafel NL-‐Punt in de bibliotheek bij de Taaltafel.
De Taaltafel in de bibliotheek:
31
De talenten van het kind in Bibliotheek Alkmaar
Sara Homan 1
1. Aanleiding en achtergrond Op woensdag 13 november jongstleden kopt De Volkskrant op de voorpagina: “Het aantal laaggeletterden stijgt snel”. In het artikel dat volgt wordt gesproken over het feit dat het aantal laaggeletterden onder 45-‐plussers onrustbarend stijgt. Er is sprake van een ‘demografische tijdbom’ die binnen vijf jaar grote tekorten op de arbeidsmarkt tot gevolg kan hebben. Hoewel Nederland internationaal gezien relatief weinig laaggeletterden kent, is hun aandeel in de beroepsbevolking de afgelopen zeventien jaar gestegen van 9,4 naar 12 procent, blijkt uit het PIAAC-‐onderzoek van de OESO. “Veel mensen verleren met het ouder worden het lezen en schrijven, omdat ze het na hun schooltijd nog nauwelijks doen”1. Een verontrustend artikel, dat aansluit bij de nieuwe tijdgeest. Mensen lezen veel minder, zeker voor hun plezier. De tijd dat je informatie alleen tot je kon nemen via een boek is al lang verleden tijd. Moderne media, die veelal visueel van aard zijn, verdringen het boek. Boekhandels en uitgeverijen kunnen moeilijk hun hoofd boven water houden en voor bibliotheken dreigt de sluiting van filialen. Toch is het bovenstaande citaat opmerkelijk. Mensen verleren het lezen, omdat ze het na hun schooltijd nog nauwelijks doen. Blijkbaar is hen in hun schooltijd onvoldoende bijgebracht dat lezen iets leuks kan zijn. Naast de grote taak om het analfabetisme onder de 45-‐plussers tegen te gaan, is er ook de taak om het lezen voor kinderen attractief en leuk te maken. Veel kinderdagverblijven, scholen en bibliotheken gaan uit van regels en protocollen. Hoe kan een kind op een zo veilig en verantwoord mogelijke manier zijn lesje leren? Vaak wordt daarin de belevingswereld van het kind aan de kant geschoven of zelfs vergeten. “Wij lijken ons bij de inrichting van ruimtes voor kinderen vooral te laten inspireren door wetten en regelgeving. Waar blijven de kinderen zelf?”2, vraagt Miranda Corbiere, coördinator van bibliotheek Hoorn, zich af. Vanuit deze zienswijze bekeken is het niet verwonderlijk dat het percentage analfabeten stijgt. Het plezier in lezen is weg, omdat het wellicht niet meer aansluit bij de belevingswereld. Een tegenbeweging wordt geboden door het project De bibliotheek van de 100 talenten, dat in 2002 in de bibliotheken van Heerhugowaard, Amsterdam en Roosendaal van start ging. Het uitgangspunt van dit project is dat de bibliotheek wordt ingericht in samenspraak met kinderen, waarbij niet de collectie, maar het kind centraal staat. Het project is geen inrichtingsproject; het is niet de feitelijke ruimte die beslissend is, maar wel het feit dat het ruimte geeft aan kinderen. Het is op de eerste plaats een nieuwe werkwijze3. In De bibliotheek van de 100 talenten worden bibliothecarissen en kinderen uitgedaagd om de nieuwe jeugdbibliotheek gestalte te geven; een bibliotheek die uitgaat van een eigentijdse manier van omgaan met informatie en verbeelding. De jeugdbibliotheek van de toekomst wordt een ideeënfabriek van en voor kinderen, waarbij al hun talenten de ruimte krijgen bij een andere organisatie en werkwijze van de bibliotheek4. In dit onderzoek richt ik me op de manier waarop de Bibliotheek Alkmaar een invulling geeft en kan geven aan De bibliotheek van de 100 talenten. De Noord-‐Hollandse stad Alkmaar is een stad met 1
Gerrits, R. (13 november 2013), p. 1 en p 8-‐9. Corbiere, M. (2011). p. 2. 3 Corbiere, M. (2011), p. 5. 4 Palliser, Nadia “Bibliotheek van de 100 talenten”, p. 1. 2
2
94.515 inwoners5. Alkmaar is het bestuurlijk centrum van Noord-‐Holland Noord. In dit bestuurlijk centrum zijn de gemeentegrenzen vervaagd en men spitst zich toe op bestuurlijke samenwerking en kracht. Het visiedocument, dat de doelen voor de stad voor 2030 beschrijft, gaat uit van Alkmaar als een duurzame, creatieve en innovatieve stad6. Eén van de belangrijke speerpunten is daarbij: “het accommoderen van jongeren en ouderen via verstedelijking en het investeren in de ontmoetingsfunctie van de stad”7. De nieuwe bibliotheek van Alkmaar en haar project De bibliotheek van de 100 talenten past precies in deze beleidsdoelen van de gemeente. Dit creatieve, innovatieve en hopelijk duurzame project is de ultieme manier om mensen samen te brengen en waar kan dat nu beter dan in de bibliotheek waar al zoveel kennis bijeenkomt? Probleemstelling Het doel van dit onderzoek is aanbevelingen te doen over de manier waarop de bibliotheek Alkmaar haar programma omtrent publieksparticipatie van kinderen het best kan inrichten. Ik richt me daarbij op de vraag hoe kinderen, met het oog op De bibliotheek van de 100 talenten, betrokken kunnen worden bij de programmering van het Medialab. Het Medialab is een plek in de bibliotheek waar kinderen op een interactieve manier met nieuwe media kunnen experimenteren. Deelvragen die helpen de hoofdvraag te beantwoorden zijn: -‐Wat zijn de mogelijkheden van het Medialab in de bibliotheek Alkmaar om kinderen van 6-‐9 jaar te betrekken bij de programmering? -‐Wat zijn positieve-‐ en verbeterpunten omtrent de programmering van het Medialab volgens kinderen tussen 6 en 9 jaar? -‐Hoe tevreden zijn de medewerkers van de bibliotheek zelf over het Medialab en de programmering voor kinderen? Werkwijze Mijn aanpak zal voornamelijk bestaan uit receptieonderzoek en observatie, maar ik zal eveneens gebruik maken van teksten over onder andere mediawijsheid en meervoudige intelligentie. Hoofdstuk 2 schetst een theoretisch kader met daarin de stand van zaken omtrent nieuwe media en de rol van de bibliotheek daarin. Hoofdstuk 3 gaat in op de achtergrond van het project De bibliotheek van de 100 talenten. Hoofdstuk 4 geeft een samenvatting van de interviews en toont de resultaten. Tot slot geef ik in hoofdstuk 5 een samenvatting van mijn bevindingen en doe ik aanbevelingen over de manier waarop de bibliotheek Alkmaar haar programma ten aanzien van kinderen het best kan inrichten. 5
Gemeente Alkmaar (2013). “Inwoneraantal Alkmaar in 2012 gestegen”, p. 1. Gemeente Alkmaar (2010). “Alkmaar: een stadsvisie”, p. 17. 7 Gemeente Alkmaar (2010). “Alkmaar: een stadsvisie”, p. 19. 6
3
2. Nieuwe media en de bibliotheek
De toenemende noodzaak van mediawijsheid In een snel veranderende wereld als de onze is het noodzakelijk dat de samenleving ‘mediawijs’ wordt. De ‘nieuwe’ media als internet en mobiele telefonie hebben veel invloed op ons dagelijks leven en hebben de publieke sfeer en het medialandschap ingrijpend veranderd. De Raad van Cultuur stelt dat media steeds meer context, inhoud en bemiddelaars van informatie, kennis en ervaring worden. Van elementen in een omgeving zijn media de omgeving zelf geworden8. Om goed te kunnen functioneren in de huidige maatschappij is het van belang dat burgers mediawijs worden. De Raad voor Cultuur stelt dat mediawijsheid duidt op: Het geheel van kennis, mentaliteit en vaardigheden waarmee burgers zich bewust, kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en fundamenteel gemedialiseerde wereld9. In deze veranderende, gemedialiseerde wereld krijgt burgerschap een nieuwe invulling die zich uitstrekt over democratische instituties. In toenemende mate worden burgers verantwoordelijk voor zichzelf en hun rol in de samenleving10. De overheid wil ervoor zorgen dat burgers over vaardigheden en mentaliteit beschikken om in deze gemedialiseerde wereld hun weg te vinden. Kinderen vormen in dit streven een belangrijke doelgroep, omdat zij vaak vatbaar zijn voor de goede, maar ook voor de slechte kanten van de nieuwe media. Denk bijvoorbeeld aan pornosites of betaalde pokersites. De bibliotheek kan een helpende hand bieden deze kinderen mediawijs te maken. De rol van de bibliotheek in deze gemedialiseerde wereld De rol die de bibliotheek van oudsher had, als toegangspoort tot kennis en informatie, staat volgens Huysmans en Hillebrink (2008) onder druk. Toch geven zij de traditionele expertise van de bibliotheek in het zoeken van betrouwbare bronnen ook in deze tijd van overvloedige informatie en kennis een kans. De bibliotheek kan mensen, en in dit geval specifiek kinderen, helpen hun weg te vinden in deze wirwar en hun mediawijsheid bevorderen11. Doordat een bibliotheek een openbare instelling is, is de toegang laagdrempelig, zeker wanneer de bibliotheek centraal ligt, zoals in Alkmaar het geval is. Door haar brede collectie en algemene associatie met lezen bevindt de bibliotheek zich, volgens Huysmans en Hillebrink, in een goede positie om zich verder te ontwikkelen als kenniscentrum voor lezen en literatuur12. Veel bibliotheken gaan een stap verder dan het zijn van kenniscentrum voor lezen en literatuur. Ook in Alkmaar is er naast aandacht voor boeken aandacht voor culturele uitingen en activiteiten. De bibliotheek van boeken en levenslange lidmaatschappen vormt zich om tot een kenniscentrum waar plek is voor verschillende ontmoetingen. Dit zie je terug in de Richtlijn voor basisbibliotheken (2005), die vijf kernfuncties voor de bibliotheek vermeldt. Naast ‘lezen en literatuur’, ‘kennis en informatie’ en ‘ontwikkeling en educatie’, bestaan de kerntaken ‘kunst en cultuur’ en ‘ontmoeting en debat’13. Herinrichting Bibliotheek Alkmaar Nieuwe inzichten met betrekking tot bibliotheekgebruik hebben geleid tot andere ideeën over dienstverlening en presentatie van de collecties. Er is daarom besloten de grootste vestiging van Kennemerwaard, Alkmaar Centrum, in 2013 te herinrichten en voor de nieuwe bibliotheek een 8
Raad voor Cultuur (2005), ‘Mediawijsheid. De ontwikkeling van nieuw burgerschap’, p. 2. Ibidem. 10 Ibidem. 11 Huysmans, F. & Hillebrink, C. (2008), p. 159. 12 Ibidem. 13 Vereniging Openbare Bibliotheken en Vereniging Nederlandse Gemeenten. ‘Richtlijn basisbibliotheken’ (2005), p. 6-‐7. 9
4
nieuwe dienstverlening te ontwikkelen. De herinrichting steunt op een landelijke retailformule (Whitebox), waarbij de bibliotheek wordt opgezet als een winkel en waarbij de waren tentoongesteld worden. Voor Alkmaar Centrum is deze retailformule uitgebreid en doorontwikkeld. Uit een onderzoek onder klanten van de bibliotheek bleek dat zij voor veel zaken tegenwoordig de digitale weg gebruiken, maar dat ze daarnaast ook graag fysiek naar de bibliotheek komen. De formule is daarom niet alleen gericht op het lenen van boeken, maar ook op leren, werken en cultuurbeleving. Er is gekozen voor een laagdrempelige, publieke ruimte waar mensen elkaar kunnen ontmoeten en van elkaar kunnen leren. Op de begane grond biedt het podium ruimte voor lezingen, boekpresentaties en voorstellingen en de coffeecorner, met aantrekkelijke zitplaatsen aan het raam, nodigt mensen uit om langer dan gewoonlijk te blijven. Daarnaast zijn er op de eerste verdieping stilteplekken gemaakt, waar de bezoeker in alle rust kan studeren of werken. Andere initiatieven zijn de Taaltafel, voor leerders van NT1 en NT2, het Greenpoint, waar lokale organisaties bezoekers informeren over hun initiatieven op het gebied van groen en duurzaamheid, en niet te vergeten het Medialab14. Medialab Passend bij de gemedialiseerde wereld heeft Bibliotheek Alkmaar sinds de herinrichting een fonkelnieuw Medialab, waar bezoekers kunnen experimenteren met apparatuur en nieuwe media op een bruisende en open manier. Op een laagdrempelige manier kan men hier kennismaken, testen en creëren met audio, video en gaming15. Naast tablets, e-‐readers en pc’s is er ook een plek voor muziekbewerking en het maken van films. Bovendien worden er volgens medewerker A, consulent Mediawijsheid, plannen gemaakt om dj-‐workshops te houden in samenwerking met de muziekschool, wordt er samengewerkt met het 3D-‐printerlab ‘De Kaasfabriek’ en huurt de bibliotheek iemand in voor een Facebook-‐workshop voor ondernemers. Bovendien is er het plan om instructiefilmpjes te maken zodat men zelfstandig wegwijs wordt op de tablets16.
17
Plattegrond Bibliotheek Alkmaar Centrum met links het Medialab
14
Bibliotheek Kennemerwaard, ‘Jaarverslag 2012’. Kreuk, J. (2013), ‘Medialab Alkmaar Centrum’. 16 Probiblio (2013), ‘Verslag Kenniscirkel Mediawijsheid 10 september 2013’. 17 Medewerker A (2013), ‘Medialab Alkmaar Centrum’. 15
5
Het opzetten van een Medialab heeft nogal wat voeten in de aarde. Dat heeft ook Bibliotheek Alkmaar gemerkt. Zo is er bijvoorbeeld sprake van lawaai van spelende jongeren en medewerkers blijken vaak nog niet goed met de apparatuur te kunnen omgaan. Medewerker A geeft de sterke en zwakke punten in onderstaand schema weer. In de rest van dit onderzoek komen we op veel van deze punten terug.
18
Sterke en zwakke punten van het Medialab
18
Medewerker A (2013), ‘Medialab Alkmaar Centrum’.
6
3. Het project van de 100 talenten en de meervoudige intelligentie De achtergrond van De bibliotheek van de 100 talenten De bibliotheek van de 100 talenten steunt op de theorie van de meervoudige intelligentie van Howard Gardner en de filosofie van Reggio Emilia. De theorie van de meervoudige intelligentie stelt dat het vruchtbaarder is om iemands cognitieve vermogen te beschrijven in termen van een aantal relatief onafhankelijke, maar interacterende cognitieve capaciteiten, dan te spreken in termen van een ‘algemene’ intelligentie19. Gardner onderscheidt verschillende soorten intelligenties: Verschillende intelligenties20 Kenmerken21 Verbaal/linguïstische intelligentie (woordknap) Gevoelig voor taal, goed in spreken/luisteren/lezen, functioneel taalgebruik, goed in grammatica. Logisch/mathematische intelligentie (rekenknap) Logisch nadenken, abstractie, onderzoekend, motivatie om de fysieke wereld te verklaren. Visueel/ruimtelijke intelligentie (beeldknap) Goed geheugen voor beelden, leren door te kijken, sterk ontwikkeld topografisch gevoel, goed in staat emoties en ervaringen te visualiseren Muzikaal/ritmische intelligentie (muziekknap) Gevoelig voor geluid, toonhoogte en ritmevast, koppeling van emotie en geluid, goed geheugen voor muziek. Lichamelijke/kinesthetische intelligentie Sterk besef van eigen lichaam, sterke motorische (beweegknap) beheersing, behoefte aan beweging, leren door te doen. Interpersoonlijke intelligentie (mensknap) Begrijpen van anderen, gevoelig voor stemming van anderen, in staat anderen te motiveren, sterk vermogen tot empathie. Intrapersoonlijke intelligentie (zelfknap) Zelfkennis, nadenken over eigen handelen, aanpassingsvermogen, persoonlijk ontwikkelen. Natuurgerichte intelligentie (natuurknap) Belangstelling voor de natuur, observatie en herkenning, verzamelen en ordenen, omgang met planten en dieren. Existentiële intelligentie (denkknap) Het vermogen om verschijnselen of vragen te overwegen die voorbijgaan aan zintuigelijke gegevens, zoals het oneindige. De psycholoog Howard Gardner stapt met zijn theorie van de meervoudige intelligentie af van het gebruikelijke denken over intelligentie. In De bibliotheek van de 100 talenten, waarbij de focus ligt op de verschillende talenten en dus intelligenties van kinderen, is deze theorie erg bruikbaar als basis. Ieder kind kan zo zijn eigen ‘knapten’ inzetten. Naast de theorie van de meervoudige intelligentie is De bibliotheek van de 100 talenten uitgevoerd op basis van de pedagogische filosofie en werkwijze van de scholen van Reggio Emilia, een stad in Noord-‐Italië. Het uitgangspunt van deze pedagogische filosofie is dat kinderen worden geboren met een enorm potentieel. Het zijn krachtige en intelligente wezens die op een nieuwsgierige en ondernemende manier naar de wereld om zich heen kijken. Kinderen kunnen zich uitdrukken in honderd talen. Naast spreektaal uiten ze zich bijvoorbeeld in bewegingen, met kleur en 19
Moran, S., Kornhaber, M. en Gardner, H. (2006), p. 23. Moran, S., Kornhaber, M. en Gardner, H. (2006), p. 25. 21 Leraar 24 (2009) ‘Dossier meervoudige intelligentie’. 20
7
klank, dromen en herinneringen. Volgens de filosofie van Reggio Emilia heeft het onderwijs de taak deze talen, met al hun mogelijkheden, aan te spreken en te versterken22 . Tot nu toe was de bibliotheek voornamelijk gericht op taal als manier van expressie. Wil de bibliotheek er voor iedereen zijn, dan zijn de theorieën van Reggio Emilia en Howard Gardner erg dienstbaar om van de bibliotheek ook een interessante plek voor niet-‐talige kinderen te maken. Zo verbreed je het aanbod enorm.
22
Hillebrand, S. en Fluitman, S. (2011), p. 2.
8
4. Onderzoek en resultaten Aanpak Op woensdag 4 december ben ik van 10 uur ’s ochtends tot ’s middags half 5 in de bibliotheek van Alkmaar aanwezig geweest om medewerkers en kinderen te vragen naar hun wensen en bevindingen omtrent het Medialab. Woensdag was een geschikte dag omdat de scholen ’s middags vrij zijn en ik op deze manier veel kinderen in de leeftijdscategorie van 6 tot 9 jaar kon spreken. Bovendien waren er veel medewerkers aanwezig die ook op de overige dagen van de week werken, daarmee vormen zij een goede afspiegeling van het gehele medewerkersbestand. In totaal heb ik 18 kinderen en 7 medewerkers uit Alkmaar gesproken. Daarnaast heb ik voor het complete beeld gesprekken gevoerd met Jan Kaldenbach, sectormanager innovatie en ontwikkeling van Bibliotheek Kennemerwaard; medewerker B, mediaconsulent Bibliotheek Kennemerwaard; en Karen Bertrams, bibliotheekinnovator bij ProBiblio. Ook sprak ik met medewerker G die in Heerhugowaard al zeer succesvol bezig is met het project De bibliotheek van de 100 talenten onder de naam ‘Biebkidz’. Omdat het talentenproject in Alkmaar nog in de opstartfase zit, leek het me goed om te kijken naar een bibliotheek waar dit project al verder gevorderd is. Voor de medewerkers uit Alkmaar heb ik er voor gekozen om alleen medewerkers op de vloer te spreken, omdat zij in tegenstelling tot de medewerkers die de plannen maken, van dichtbij meemaken hoe het Medialab onder kinderen en medewerkers leeft. Ik heb alle medewerkers dezelfde vragen gesteld. Om ze niet te lang te storen bij hun werkzaamheden, heb ik me beperkt tot een klein aantal vragen die voor mijn onderzoek van belang waren. Ten eerste of ze bekend waren met het project De bibliotheek van de 100 talenten. Ten tweede of ze bekend waren met de verschillende mogelijkheden van het Medialab en met de verschillende functies konden omgaan. Tot slot vroeg ik ze of ze ten aanzien van het Medialab positieve punten en verbeterpunten konden noemen. Ook alle kinderen in de leeftijd van 6 tot 9 jaar heb ik dezelfde vragen gesteld. Zo vroeg ik of ze het leuk vonden in de bibliotheek, wat ze er zoal deden, of ze het Medialab kenden en of ze wisten wat je daar allemaal kon doen. Tot slot vroeg ik wat ze graag wilden leren van de bibliotheek en wat ze graag zouden willen doen wanneer ze niet beperkt werden in hun keuze. (“Wat zou je graag in de bibliotheek willen doen als álles zou mogen”). Omdat De bibliotheek van de 100 talenten uitgaat van de wil, de wensen en de intelligentie van het kind, heb ik getracht bij het interviewen zo dicht mogelijk bij de belevingswereld van het kind te blijven en sturende vragen te vermijden. Daarnaast heb ik het kader van de reactiviteit de interviews op ooghoogte gehouden. Door op mijn hurken te gaan zitten probeerde ik de reserves die een kind bij een volwassene heeft weg te nemen. Ook bij het interviewen van de medewerkers heb ik getracht alle eventuele reserves weg te nemen door meteen duidelijk te maken wat het doel van het onderzoek is en aan te geven dat ik een onafhankelijke student van de UvA ben. Hieronder volgt een samenvatting van de gesprekken die ik met de kinderen en de medewerkers uit Alkmaar gevoerd heb. De overige gesprekken die ik bijvoorbeeld met Jan Kaldenbach en Karen Bertrams had, waren erg interessant en nuttig, maar minder relevant voor mijn onderzoeksvraag die zich echt op kinderen (en medewerkers) richt. De gesprekken met hen zal ik verwerken in de rest van mijn verhaal. Interviews kinderen 6-‐9 jaar Hieronder volgen samenvattingen van de gesprekken die ik met de bibliotheekbezoekers in de leeftijdscategorie van 6 tot 9 jaar heb gehad. Het eerste kind dat ik interviewde was Joey van 8 jaar. Hij was één van de kinderen die ik sprak terwijl hij aan het spelen was op de pc’s. Hij baalde dat hij achter een ‘verkeerde’ computer zat. Op die van hem zat geen Minecraft, een digitaal lego-‐spel dat hij graag wilde spelen. Hij vindt het leuk in de bibliotheek en komt er zo’n één keer per week een uurtje, vertelde hij. Meestal komt hij om te lezen en om spelletjes op de computer te spelen. Hij weet dat je in het Medialab spelletjes kunt spelen, maar is niet op de hoogte van de verdere mogelijkheden van het Medialab. Hij is wel erg benieuwd naar de camera’s en het mengpaneel die in de ruimte van het lab staan. “Kunnen we daar 9
ook iets mee?”, was zijn vraag. Hij zou daarnaast graag hulp van de bibliotheek willen krijgen bij zijn werkstuk over nieren en willen weten hoe de aarde is ontstaan. David is 9 jaar en speelt net als zijn vriendje Joey op de computer. Ze hebben elkaar ontmoet tijdens het gamen. Hij heeft geluk en wist wel een computer met Minecraft te bemachtigen. Hij komt hier bijna elke dag na schooltijd een uurtje en speelt dan Minecraft, schietspelletjes en heeft contact met zijn vrienden via Facebook. Hij vindt het over het algemeen leuk in de bibliotheek, behalve als hij moet wachten op een computer, wat nogal vaak is. Verder vindt hij het goed dat er op de televisies boven de computers instructiefilmpjes worden vertoond van mensen die mooie Minecraft bouwwerken hebben gemaakt. Daar kan hij veel van leren. Van de bibliotheek wil hij graag leren hoe je dingen downloadt. Verder zou hij graag meer over het maken van muziek willen weten en geeft hij als tip dat er computers speciaal voor kinderen moeten komen, omdat er nu zo weinig plek voor hen is. Nu verwijderen volwassenen vaak Minecraft van de computer om te voorkomen dat er steeds kinderen zitten te spelen. Ariëlle is 7 jaar en houdt erg van de bibliotheek. Ze komt hier vaak om boeken te lenen. Hoewel ze weet van het bestaan van het Medialab, is ze er niet bekend mee en weet ze niet wat je er kunt doen. Veranderingen zijn voor haar niet nodig, zij wil vooral de boeken lenen en daarvan leren. Mylaine is 6 jaar en komt graag in de bibliotheek. Ze kent de computers, omdat haar oudere broertje (Joey) daar vaak speelt, maar zij speelt liever in de speelhoek op de eerste etage. Dat wil ze vooral blijven doen, naast het lenen van boeken over paarden. Tijo van 6 jaar komt af en toe met zijn moeder naar de bibliotheek om boeken te lezen en door haar voorgelezen te worden. Hij kent het Medialab zeker. Meteen bij binnenkomst gaat hij altijd even bij de computers kijken, naar de spelletjes die de jongens daar spelen. Hij vindt net als David de schermen waarop te zien is hoe de mooiste Minecraft bouwwerken worden gemaakt erg leuk en kan niet wachten tot hij oud genoeg is om zelf op de computers te mogen spelen. Het is Mirza’s eerste keer in de bibliotheek. Ze is 6 jaar en kijkt haar ogen uit. Ze wil hier vooral naar toe om boeken te lenen. Ze zou graag willen leren computeren op de computers van het Medialab. Daarnaast wil ze leren rekenen. Op de vraag wat ze het liefst wil doen antwoordt ze dat ze wil spelen in de speelhoek. Erin is 8 jaar en staat met zijn zus en broer tussen de boeken als ik met hem kom praten. Hij komt in de bibliotheek om boeken te lenen. Hij kent het Medialab, maar hoewel hij graag zou willen, speelt hij er niet. Als ik hem vraag of hij weet wat er in het lab mogelijk is, antwoordt hij dat hij dat niet weet. Hij ziet kinderen spelen en zou dat ook wel graag willen. Daarnaast wil hij van de bibliotheek leren hoe hij keersommen moet maken, want die vindt hij moeilijk. Zakaria is 9 jaar en komt altijd alleen naar de bibliotheek. Hij vindt het er erg leuk en is bedreven in het zoeken van de juiste boeken. Vooral de spannende boeken weet hij zo aan te wijzen. Het Medialab kent hij: hij komt er om te kijken naar de spellen die er gespeeld worden en speelt er zelf ook wel eens. Hoewel hij weet dat je er spelletjes kunt spelen, is hem niet duidelijk wat je er nog meer kunt doen. Daarnaast zou hij graag dingen willen uitzoeken en willen uitvinden. Josha is 9 en komt net als Zakaria alleen naar de bibliotheek. Ze komt hier om boeken te lenen, ze leest namelijk heel snel. Josha is bekend met het Medialab, maar doet er niets mee. Ze weet namelijk niet wat er mogelijk is. Ze vindt het een beetje eng om bij de jongens die daar spelen te kijken. Van de bibliotheek zou ze graag wat meer over geschiedenis willen weten, dat vindt ze erg interessant en ze vindt het leuk dat je in de bibliotheek meer geschiedenisboeken hebt dan op school. Op de vraag wat ze het liefst zou willen doen weet ze niet goed een antwoord te geven. “Misschien iets met de computers”. Nynke (I) is 9 jaar en komt graag in de bibliotheek. Ze komt er vooral om boeken te lenen en er te lezen aan de grote tafel op de eerste verdieping. Ze kent het Medialab goed en weet dat je er films kunt maken, kunt X-‐box’en, muziek kunt maken en met de tablets kunt spelen. Ze is erg tevreden en zou niets anders willen doen of leren dan nu al kan. De programmering is goed. Renske is 9 jaar en komt ook graag in de bibliotheek. Ze leest en computert er en leent boeken. Lezen is haar hobby. Ze weet dat je met het Medialab kunt internetten en met de tablets kunt spelen, maar doet het weinig. Ze is verder erg tevreden over de bibliotheek en vindt het er 10
gezellig. Jules is 8 en is vaak te zien bij het Medialab. Hij speelt er spelletjes op internet en weet dat je er filmpjes kunt maken. Hij zou graag meer met de mixtafel willen doen. Lezen doet Jules ook graag, hij leent regelmatig boeken. Jules zou weinig aan programmering van de bibliotheek willen veranderen. Hij is tevreden. Hassan is 7 en komt alleen in de bibliotheek om boeken te lenen. Hij komt hier graag, ze hebben hier mooie boeken. Het Medialab heeft hij gezien, maar hij komt er niet en weet behalve internetten niet wat je er kunt doen. In een utopische bibliotheek zou hij er willen voetballen. Jelmer is 8 en doet moeite om een computer voor zichzelf te bemachtigen. Hij wil graag een spelletje spelen en surfen op het internet. Hij vertelt me dat er te weinig computers zijn voor kleine kinderen en dat hij niet op kan tegen de grote jongens. Op de vraag wat hij het liefst wil leren in de bibliotheek zegt hij dat hij wil leren Minecraften. Hij ziet nu steeds Minecraft op de televisieschermen voorbij komen, maar kan het zelf niet spelen. Dat zou hij willen leren. Line is 7 jaar en komt graag in de bibliotheek. Ze leent er boeken en komt er lezen. Het Medialab kent ze niet. Ze wil niets anders doen of leren in de bibliotheek dan ze nu al doet. Ze is tevreden. Ik praat met Nynke (II) van 9 als ze op een tablet aan het spelen is. Ze zet het spelletje dat ze aan het doen is even op pauze om met me te praten. Ze speelt vaak en graag op de tablets, zegt ze. Af en toe bekijkt ze er ook YouTube-‐filmpjes op. Nynke leest snel en makkelijk, dat hoeft ze niet meer zo te leren. Het liefst zou ze willen leren dammen met een paar kinderen. Roos is 9 en vindt het leuk in de bibliotheek. Ze zoekt er vaak boeken uit om te lenen en speelt soms even op een tablet. Ze kent het Medialab omdat ze er vaak langsloopt, maar meer dan af en toe een spelletje spelen doet ze niet, ze komt vooral voor de boeken. Roos zou graag meer over de natuur willen leren en vraagt of dat mogelijk is. Over het algemeen is ze erg tevreden. Nelis van 9 komt graag in de bibliotheek om er te spelen en te lezen. Spelen doet hij vooral op de computers. Minecraft is zijn favoriete spel. Wat je verder in het Medialab kunt doen weet hij eigenlijk niet. Nelis is tevreden en wil niets anders leren of doen dan nu al mogelijk is. Resultaten kinderen Over het algemeen kunnen we stellen dat alle 18 kinderen redelijk tot zeer positief zijn over de bibliotheek. Geen van de ondervraagden vond de bibliotheek vervelend of bijvoorbeeld een must van ouders. Ze komen er graag om te spelen, te lezen of boeken te lenen. Er is een lichte scheiding te zien tussen kinderen die graag in de bibliotheek komen en af en toe ook wel eens een boek lenen en kinderen (vooral meisjes) die vooral voor de boeken komen. Sommigen van de laatste groep talen ook niet naar de mogelijkheden van het Medialab. Het is interessant om te zien dat ook hier de verschillende behoeftes en talenten van het kind naar boven komen. De bibliotheek voorziet duidelijk in die verschillende behoeften. Op de vraag wat ze graag zouden willen leren of doen werd dan ook vaak door de kinderen geantwoord dat ze dat niet wisten. Ze waren tevreden. Enkele kinderen wisten iets te noemen als voetballen, downloaden, Minecraften, dammen of rekenen. Medewerker G vertelde me ze vaker terug ziet dat kinderen het moeilijk vinden hun wensen aan te geven. Het lijkt zo gemakkelijk aan een kind te vragen wat hij wil wanneer hij alles mag doen, maar kinderen willen graag eerst op de hoogte zijn van de mogelijkheden, zegt medewerker G. Ditzelfde zie ik ook terug bij de kinderen die ik spreek. Daarnaast wordt duidelijk dat het beleid ten opzichte van de computers rammelt. Er zijn kinderen die graag van de pc’s gebruik willen maken, maar het niet durven om dat het moeilijk is om tussen de grote jongens je plek te bemachtigen. Enkele kinderen poneren dan ook de vraag of het mogelijk is dat er computers voor kinderen komen. Opvallend is ook dat er veel onbekendheid is over de verschillende mogelijkheden van het Medialab. Veel kinderen weten dat je kunt spelen op de tablets en de computers, maar daar houdt het bij op. 11
Interviews medewerkers Hieronder volgen samenvattingen van de gesprekken die ik met de medewerkers heb gehad. Medewerker H vindt het Medialab in potentie heel erg leuk. Er zijn ontzettend veel mogelijkheden waarmee de bibliotheek echt iets nieuws kan bieden, maar in deze vorm is het Medialab volgens haar een totale mislukking. De pc’s zijn continu bezet met jonge kinderen of volwassenen die niet meer weggaan. Er is zelfs een aantal jongeren de toegang voor drie maanden ontzegd omdat de situatie onhoudbaar werd. Ze waren erg brutaal, trokken kasten open en hadden een grote mond. Haar voorstel is om het internet te beperken met een pasje of om ervoor te laten betalen. Daarnaast moet er meer georganiseerd worden en moet de bibliotheek laten zien wat er aan activiteiten mogelijk is. Bovenal aan de medewerkers zelf, want die weten vaak ook niet wat er in huis is. Medewerker H heeft gehoord van het project De bibliotheek van de 100 talenten, maar is er niet mee bekend. Medewerker I is blij dat de Bibliotheek Alkmaar ervoor heeft gekozen een Medialab in de hernieuwde bibliotheek te creëren. In onze huidige tijd kan aandacht voor media niet gemist worden. Verbeterpunten zijn er ook. Ten eerste zou de aandacht tussen kinderen en volwassenen beter verdeeld moeten worden. Die is nu vaak ongelijk: op dit moment zijn het vooral kinderen die gebruik maken van het Medialab, maar volgens medewerker I moeten ook de volwassenen een mogelijkheid krijgen om van de faciliteiten gebruik te maken. Ten tweede weten de medewerkers te weinig over het Medialab om er goed mee om te gaan. Verder dan het aan en uit zetten van de apparatuur komen ze vaak niet. Er zijn twee medewerkers gespecialiseerd in het Medialab, maar dat zouden er eigenlijk meer moeten zijn. Medewerker I heeft gehoord van het project De bibliotheek van de 100 talenten, maar is er niet mee bekend. Medewerker J vindt het Medialab erg leuk en prijst de vele mogelijkheden. Toch zijn er volgens haar ook een aantal verbeterpunten. Zo zouden er computers voor leden moeten komen, waarbij je via je je pasje speciaal op jou afgestemde programma’s krijgt. Het gevaar is namelijk nu dat er vaak 6 jarigen zitten die alles kunnen bekijken, dus ook sites die niet voor kinderogen bestemd zijn. Daarnaast zitten sommige volwassen bezoekers er de hele dag films te kijken. Dat zou niet meer moeten mogen, volgens medewerker J. Het is volgens haar jammer dat er nu zo’n negatieve sfeer rond het Medialab hangt en daar zou een oplossing voor moeten komen, want er is zoveel leuks mogelijk. Daarmee komen we aan bij haar derde punt: medewerkers zijn niet op de hoogte van de mogelijkheden van het Medialab en kunnen er slecht mee omgaan. Medewerker J: “Het Medialab is op 15 juli opgestart en er is nog steeds niets veranderd, dat duurt te lang”. Zij is bekend met De bibliotheek van de 100 talenten. Het lijkt haar goed om meer vanuit de wensen van het kind naar het Medialab te kijken en hierop de programmering aan te passen. Medewerker K is een bijzondere medewerker om dat ze een ‘springer’ is, ze werkt in alle bibliotheken in Kennemerwaard. Over de opzet van het Medialab is ze erg positief. Het is een feit dat kinderen met nieuwe media opgroeien en daarom is het van belang dat de bibliotheek daar aansluiting bij vindt. Op deze manier kan een bibliotheek zoveel meer bieden. Het punt is wel dat zij (en andere medewerkers) moeten meegroeien met die nieuwe trend. Ze zou zelf meer willen weten en leren over de nieuwe mogelijkheden. Medewerker K is bekend met De bibliotheek van de 100 talenten. Omdat ze een springer is, kent ze de bibliotheek van Heerhugowaard goed, waar het project al in volle gang is. Ze vindt het mooi dat de hele bibliotheek daar is opgebouwd vanuit de wensen van het kind. Het project is daar erg goed gelukt. Medewerker L heeft gemengde gevoelens bij het Medialab. Het is positief dat er zoveel verschillende mogelijkheden zijn, maar op deze manier voldoet het Medialab niet aan de behoefte van de klant. Zo is het bijvoorbeeld vreemd dat er een discrepantie bestaat tussen de vrije en betaalde computers en is het jammer dat de pc’s niet worden gebruikt waarvoor ze bedoeld zijn. Op woensdagmiddag blijven kinderen de hele middag spelletjes spelen en bezetten ze de computers. Bovendien staan niet alle neuzen in dezelfde richting als het om het handhaven van de regels gaat, er zou meer een lijn getrokken moeten worden. Medewerker L heeft gehoord van het project van De bibliotheek van de 100 talenten in Heerhugowaard, maar is er niet goed mee bekend. Medewerker B werkt op de vloer en is net als medewerker A consulent mediawijsheid. 12
Samen met medewerker M is zij gespecialiseerd in het Medialab. Medewerker A maakt de plannen en medewerkers B en M zijn vooral betrokken bij de uitvoering. Medewerker B is vooral gespecialiseerd in foto-‐ en filmbewerking en medewerker M in muziek en games. Medewerker B vindt het Medialab fantastisch. Ze spreekt vol enthousiasme als het over het lab gaat. De nieuwe mogelijkheden zijn enorm. Waar de bibliotheek nu mee te maken heeft zijn de opstartproblemen. Ze zijn nog maar net begonnen, en hoewel medewerkers vaak anders verlangen, moet alles zich nog een beetje voegen. Beheersmatig geeft dat wel eens problemen. Zo zijn er wat technische problemen en is er ICT-‐matig toch maar besloten de 8 gratis pc’s achter een inlog te plaatsen, waarmee het gebruik niet helemaal vrijblijvend meer wordt. Medewerker B vertelt dat de stad Alkmaar met problemen te maken heeft. Er is geen dagopvang, waardoor daklozen hun onderkomen zoeken in een openbare instelling. Er zijn daarin twee groepen: de harde thuislozen en de jongere thuislozen. Er is een jongerenwerker ingeschakeld om te inventariseren wat voor vlees ze in de kuip hebben. Het gratis internet moet namelijk voor iedereen veilig zijn, ook voor de mensen die langs de computers lopen. Op dit moment trekt dit nog het verkeerde publiek. Een ander probleem is dat niet alle medewerkers optreden als ze iets onbehoorlijks zien. Er wordt niet altijd streng opgetreden en sommige medewerkers doen alsof ze de pornosites niet hebben gezien. Er is hierin geen sprake van het trekken van één lijn. Medewerker B is zeker bekend met De bibliotheek van de 100 talenten en is hierover zeer enthousiast. Het lijkt haar leuk wanneer kinderen cursussen Minecraft aan leeftijdgenoten gaan geven. Er zijn een paar jongens heel bedreven in het spel en het zou leuk zijn als zij tips en trucs aan andere kinderen gaan geven. Daarnaast vertelt ze dat het Centrum voor de Kunsten kortgeleden een cursus remix heeft gegeven. Ineens kwamen er allemaal mensen kijken wat ze daar aan het doen waren. Het is daarmee gebleken dat het goed is om te laten zien wat er mogelijk is. Medewerker N vertelt dat ze over een paar jaar met pensioen gaat. Ze vertelt dat daarom zoiets als het Medialab haar minder kan boeien. Ze kan de ontwikkelingen niet bijhouden en raakt het contact met kinderen kwijt, terwijl ze daar vroeger zo goed in was. Ze kan zich nog herinneren dat ze 40 jaar geleden de eerste computer zag. Iets waarover iedereen in die tijd nogal sceptisch was, maar nu een revolutie is gebleken. Medewerker N is ervan overtuigd dat kinderen op dieet moeten: op mediadieet. Ze maakt zich zorgen over de mate waarin kinderen tegenwoordig met media bezig zijn. Er moet een betere verdeling van tijd komen, zodat kinderen niet hele middagen achter de computer zitten. Ouders hebben geen idee wat kinderen doen, zien en tegenkomen op het net. Zij moeten striktere regels maken, vindt medewerker N. Net als dat zij vroeger 1 uur per dag piano moest spelen, moeten kinderen van nu stoppen na 2 uur computeren. Tegenwoordig kunnen kinderen geen huiswerk meer maken omdat ze afgeleid worden door hun mobieltjes en computers, zegt ze. Resultaten medewerkers Over het algemeen kunnen we stellen dat de medewerkers overtuigd zijn van de noodzaak van het Medialab, maar dat op dit moment de ongemakken de boventoon voeren. Er is sprake van veel overlast, beleidsmatig schort het aan gelijkgestemdheid en veel van de medewerkers weten te weinig af van de mogelijkheden om de klant goed van dienst te kunnen zijn. Verder dan het aan-‐ en uitzetten van de apparatuur komen ze vaak niet. De beloofde cursus die verheldering zal bieden laat te lang op zich wachten. Ten opzichte van het Medialab heerst er onder de medewerkers een negatieve sfeer die de boventoon voert door het gebrek aan beleid en structuur. 13
5. Conclusie en aanbevelingen Concluderend kan ik zeggen dat het project De bibliotheek van de 100 talenten de potentie heeft om van Alkmaar een nog betere bibliotheek te maken dan het al is. De herinrichting is mijns inziens een goede stap geweest. De bibliotheek leeft en is als kenniscentrum van alle markten thuis. De bibliotheek van de 100 talenten zou hier een extra dimensie aan kunnen geven door de programmering, van met name het Medialab, in te richten vanuit de perceptie van de jonge bezoeker. Ook al blijken deze kinderen vaak erg tevreden over de bibliotheek te zijn en komen er weinig duidelijke wensen naar boven, blijken zij toch erg goed in staat te verwoorden wat nodig is in een bibliotheek en waarvoor zij graag zouden terugkomen. Daarmee kan ik antwoord geven op mijn eerste deelvraag: wat zijn de mogelijkheden van het Medialab in de bibliotheek Alkmaar om kinderen van 6-‐9 jaar te betrekken bij de programmering? De mogelijkheden zijn eindeloos, maar er wordt alleen op dit moment nog weinig mee gedaan. Medewerker B gaf al aan dat kinderen elkaar cursussen Minecraft kunnen gaan geven, maar er moet meer mogelijk zijn. Hieronder zal ik een lijst van 10 mogelijkheden voor de programmering aanbieden. Mijn tweede deelvraag was: wat zijn positieve-‐ en verbeterpunten omtrent de programmering van het Medialab volgens kinderen tussen 6 en 9 jaar? Zoals al eerder gezegd, zijn de kinderen erg tevreden over de bibliotheek. Wat echter duidelijk opvalt, is dat zij weinig van de programmering voor het Medialab afweten. Vaak weten ze niet beter dan dat je er kunt gamen. Het lijkt mij verstandig om op verschillende manieren ‘rond te bazuinen’ dat er veel meer mogelijk is in het Medialab. Het is jammer dat het gebruik zich nu vaak beperkt tot het spelen van spelletjes. Daarnaast kwam er van kinderen enkele keren de vraag naar speciale kindercomputers en dit lijkt me wellicht een goede optie. Kleinere kinderen zijn vaak angstig een plek te veroveren tussen de grote jongens. De hiërarchie die er op deze manier op kleine schaal ontstaat lijkt me onwenselijk en het lijkt me goed daaraan iets te doen. De oplossing die de kinderen zelf aangeven, het realiseren van computers speciaal voor kinderen, lijkt me daarom geen slechte optie. Met name omdat die computers gemakkelijk kindvriendelijk te programmeren zijn, waarmee je twee vliegen in één klap slaat. Ik heb me in deelvraag 3 gefocust op de positieve-‐ en verbeterpunten volgens de medewerkers en ik ben bang dat de bibliotheek hier nog een grote hobbel moet nemen. Een hobbel die daarentegen niet onneembaar is. Karen Bertrams vertelde me al dat bibliotheekmedewerkers vaak nog denken vanuit het oude idee dat een bibliotheek er vooral voor bedoeld is om boeken uit te lenen en dat het vaak lang duurt voor nieuwe, innoverende ideeën door het personeel geaccepteerd worden. Dit is ook iets dat ik gemerkt heb tijdens de gesprekken met de medewerkers uit Alkmaar. Er is een scheiding tussen Medialab-‐enthousiastelingen (vaak jongere medewerkers) en medewerkers die er sceptisch over zijn. Die laatste houding valt te verklaren vanuit het feit dat de medewerkers weinig scholing hebben gekregen over de mogelijkheden van het Medialab en de technische vereisten. Het lijkt mij goed dat die scholing er zo snel mogelijk komt, wellicht met de insteek van het project van De bibliotheek van de 100 talenten. In mijn ogen wordt er namelijk door de medewerkers vaak nog te weinig vanuit het kind gedacht. In de inleiding werd aan de hand van het artikel uit de Volkskrant gesproken over het terugkrijgen van het plezier in lezen en in de bibliotheek zelf. Ik denk dat De bibliotheek van de 100 talenten de uitgelezen kans is om dat plezier te creëren en terug te krijgen. In de interviews kwam naar voren dat de wat oudere medewerkers de binding met de fast, kicking, new en loud kinderen van nu verliezen. Het project van De Bibliotheek van de 100 talenten leert medewerkers op een andere manier met kinderen om te gaan. Hans Lastdrager, directeur 14
bibliotheek Hoorn, zegt dat je op deze manier ‘bezielde medewerkers krijgt’23. Erna Winters, directeur bibliotheek Kennemerwaard voegt hieraan toe: “Ja, wij als bibliothecarissen vinden het soms lastig om los te laten. Dat vraagt veel zelfinzicht, dat is geen nadeel maar het kost soms wel moeite”24. Ik hoop dat de medewerkers die moeite willen nemen, dan is Bibliotheek Alkmaar in staat een prachtige bibliotheek te worden. Ideeën voor de programmering Naar aanleiding van de gesprekken die ik met medewerkers en de jonge bezoekers van de bibliotheek heb gehad, volgen hieronder wat ideeën voor de programmering, die mijns inziens zullen bijdragen aan een vriendelijke, veilige en actieve sfeer in het Medialab. 1. Kalender Er is heerst onwetendheid over de verschillende mogelijkheden van de bibliotheek. Ontwerp met tekentalenten, computertalenten en opmaaktalenten een aantrekkelijke kalender met aankomende cursussen en things to do. Het lijkt me goed op de kalender een onderdeel voor volwassenen te maken en een onderdeel voor kinderen. 2. www.uploadcinema.nl Upload Cinema brengt de beste internetvideo’s naar het witte doek. Elke twee maanden presenteert Upload Cinema een nieuw thematisch programma van enerverende webfilms, door leden ingezonden en geselecteerd. Wellicht is het iets om deze films te vertonen op de televisieschermen in het Medialab. Een uitgelezen kans is dat, wanneer je lid bent, je ook je eigen video’s kunt insturen. Het Medialab kan kinderen leren films te maken en te bewerken, die wanneer ze klaar zijn kunnen worden ingestuurd. De talenten van het regisseren, filmen, bewerken en schrijven komen zo samen. 3. Boekenbabbels.nl Op deze site vertellen kinderen in korte YouTube-‐filmpjes over hun favoriete boek. Ontroerend en enthousiasmerend. Wellicht is het iets om ook van deze filmpjes in de bibliotheek te maken. De talenten van het regisseren, lezen en verhalen vertellen komen op deze manier samen. 4. Maak een bibliotheekkrant Media is meer dan digitale media. Zoek kinderen die het leuk vinden om te schrijven en maak een wekelijkse of maandelijkse bibliotheekkrant. De opmaak kan verzorgd worden door kinderen die goed zijn met bijvoorbeeld Photoshop. Journalistjes in de dop kunnen de wijk in op zoek naar nieuws. Misschien is het leuk om die krant in de coffeecorner op de tafels neer te leggen. 5. Tentoonstelling Maak een tentoonstelling van de werken van de schildertalenten van de bibliotheek. Late kinderen een tentoonstelling organiseren met een catalogus, naambordjes en natuurlijk schilderijen. Nodig daarnaast een prominent iemand uit die de tentoonstelling feestelijk opent. 23
Probiblio (2011), p. 61-‐63. Ibidem.
24
15
6. Begin een posterfabriek Maak in de stad bekend dat je in de bibliotheek terecht kunt voor zeer originele posters, geboortekaartjes en briefpapier, door kinderen ontworpen. 7. Hou een spreekbeurtenuurtje Creëer een regelmatig terugkomend spreekbeurtenuurtje waarin kinderen hun kennis over een bepaald onderwerp kunnen delen. Ik kan me voorstellen dat dit te eng is om dit op het grote podium in de coffeecorner te doen, dus er moet gezorgd worden voor een veilige en vriendelijke omgeving. Wellicht op de 1e verdieping bij de kinderboeken. Powerpointpresentaties of Prezi’s kunnen beneden in het Medialab gemaakt worden. Toegang alléén voor kinderen. Ouders verboden! 8. Maak een eigen kinder/jongeren Facebook De Facebookpagina van de bibliotheken van Kennemerwaard is vooral op volwassenen gericht. Zorg dat een aantal kinderen de verantwoordelijkheid krijgt voor de kinder-‐Facebook en een aantal jongeren voor de jongeren-‐Facebook. Zo kunnen zij zelf aan hun leeftijdsgenoten laten weten wat er te doen is in de bibliotheek. 9. Cursussen door kinderen Medewerker B gaf al aan dat het haar een goed idee leek om cursussen Minecraft voor en door kinderen te gaan geven. Wellicht is het leuk om dit door te trekken en je niet alleen te focussen op computerspellen, maar ook bijvoorbeeld cursussen te geven over filmbewerking, muziekmaken en schrijven. Door de kinderen zelf natuurlijk! 10. Ontwerp een website of een online magazine Naast een eventuele Facebookpagina is het wellicht een idee om een eigen website of een online magazine te maken. Er zijn vast jongeren die weten hoe ze een website moeten maken. Schakel die in en richt een groep van internettalenten op die het Medialab op internet vertegenwoordigen. Als laatste zou ik willen opmerken dat mijns inziens al deze mooie ideeën alleen kans van slagen hebben wanneer ze in een veilige, geborgen omgeving uitgevoerd kunnen worden, met name voor de kinderen. De medewerkers van de bibliotheek zijn onvoldoende getraind en worden ontoereikend begeleid om nieuwe veranderende sociale aspecten in de bibliotheek te redigeren. Trainingen, bijscholing en bewaking zijn belangrijke peilers voor het slagen van de bibliotheek in de nieuwe stijl. Reflectie Hoewel ik getracht heb voldoende rekening te houden met zaken als representativiteit en reactiviteit, ben ik me ervan bewust dat ik vanuit mijn eigen referentiekader heb gekeken naar de bibliotheek en de mensen die ik heb geïnterviewd. Het zou daarom goed zijn wanneer een andere onderzoeker zich zou richten op dit project om een vergelijking tussen onze bevindingen te maken. Daarnaast is er een kans dat de geïnterviewden een wenselijk antwoord hebben gegeven. Zo zei Joey bijvoorbeeld dat hij één keer per week één uurtje op de computers speelde, maar ik hoorde hem even later praten over het spelletje dat hij gisteren in het lab speelde. Bovendien interviewde ik hem aan het begin van de middag en zat hij er aan het eind van de middag nog. Het is goed mogelijk dat hij bang was weggestuurd te worden als hij zou aangeven dat hij er hele middagen zit. Daarnaast lijkt het me goed in een volgend onderzoek een vergelijking te maken tussen Medialabs in andere bibliotheken. Wellicht spelen daar dezelfde problemen en kan men door van elkaar te leren tot een oplossing voor de heersende problematiek komen. 16
Bibliografie Bibliotheek Kennemerwaard. ‘Jaarverslag 2012’. Internet: Geraadpleegd op 15 december 2013. Copeland, C.A. ‘School Librarians of the 21st Century: Using Resources and Assistive Technologies to Support Students Differences and Abilities’. In: Knowledge Quest 39 (3) (2011), p.64-‐69 Corbiere, Miranda. ‘Ruimte voor kinderen’. In: Probiblio. 100x. Amersfoort: Drukkerij Wilco, 2011, p. 2-‐5. Gemeente Alkmaar (2013). “Inwoneraantal Alkmaar in 2012 gestegen”. Internet: Geraadpleegd op: 14-‐ 11-‐2013. Gemeente Alkmaar (2010). “Alkmaar: een stadsvisie”. Internet: Geraadpleegd op: 14-‐11-‐2013. Gerrits, Robin. “Aantal laaggeletterden stijgt snel”. De Volkskrant (13 november 2013), p. 1 en p. 8-‐9. Hillebrand, S. en Fluitman, S. ‘Hoe je kinderen laat meedenken. Kijken, vragen stellen en luisteren’. In: Probiblio. 100x. Amersfoort: Drukkerij Wilco, 2011, p. 12-‐17. Huysmans, F. en Hillebrink, C. De openbare bibliotheek tien jaar van nu. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), 2008. Leraar 24 (2009). ‘Dosier meervoudige intelligentie’. Internet: Geraadpleegd op 16-‐12-‐2013. Medewerker A (2013). ‘Medialab Alkmaar Centrum’. Internet: Geraadpleegd op 16-‐12-‐2013. Moran, S., Kornhaber, M. en Gardner, H. ‘Orchestrating Multiple Intelligences’. In: Educational Leadership 64(1) (2006), p. 22-‐27. Palliser, N. ‘Bibliotheek van de 100 talenten’. Internet: Geraadpleegd op 14-‐11-‐2013. Probiblio (red. Thea à Nijeholt). 100x. Amersfoort: Drukkerij Wilco, 2011. Probiblio (2013), ‘Verslag Kenniscirkel Mediawijsheid 10 september 2013’. Internet: Geraadpleegd op 16-‐ 12-‐2013. Raad voor Cultuur (2005), ‘Mediawijsheid. De ontwikkeling van nieuw burgerschap’. Internet:
Dy0UtWoEqSw0QW85IHADg&usg=AFQjCNFFGJr5WXzdPGEeTuKfZGzNCHQLrw&sig2=LffvIIDcHRHjgIU EHlOzdQ&bvm=bv.58187178,d.d2k >Geraadpleegd op: 20-‐12-‐2013. Vereniging Openbare Bibliotheken en Vereniging Nederlandse gemeenten (2005). ‘Richtlijn basisbibliotheken’. Internet: Geraadpleegd op: 20-‐12-‐2013.
18
Innovatie van het Medialab Project Bibliotheek Kennemerwaard Alkmaar Centrum Steff van Dorp
Inleiding Bibliotheek Kennemerwaard is een overkoepelende naam voor verschillende openbare bibliotheken in Noord-‐Holland. Er zijn vestigingen in Bergen, Castricum, Limmen, Egmond, Schoorl, Akersloot en er zijn zes vestigingen in Alkmaar. De bibliotheek in Alkmaar centrum is recent verbouwd en biedt de bezoeker, naast literatuur (verschillende genres vanuit de hele wereld) ook de mogelijkheid om dvd’s en cd’s te lenen. Daarnaast is er in de vernieuwde bibliotheek de mogelijkheid verschillende kranten te lezen, er zijn stilteruimtes, een taaltafel waar aandacht wordt besteed aan laaggeletterdheid en de bevordering van inburgering van immigranten, en een Medialab. De bibliotheek is dus meer dan een voorziening waar men boeken kan lenen. Dit kan voor de bezoekers een omschakeling zijn, omdat dit nieuwe imago niet strookt met het traditionele beeld dat zij hebben van de openbare bibliotheek, namelijk: ‘De openbare bibliotheek, de plaatselijke toegangspoort tot kennis, schept een essentiële voorwaarde voor levenslang leren, onafhankelijke besluitvorming en de culturele ontwikkeling van individuen en maatschappelijke groeperingen’ (UNESCO 1994). Uit gesprekken met de medewerkers van de bibliotheek blijkt dat de bezoekers niet altijd begrijpen hoe de nieuwe voorzieningen hen deze kennis kan verschaffen, met andere woorden, wat de toegevoegde waarde van de nieuwe voorzieningen is. Het kan nodig zijn om (nieuwe) leden te ondersteunen en te begeleiden bij het ontdekken van deze nieuwe mogelijkheden. De nieuwe technologieën met betrekking tot media komen samen in het Medialab van de bibliotheek. Het initiatief voor het creëren van een Medialab in de bibliotheek is ontstaan doordat langzaam steeds meer mensen hun informatie via internet verkrijgen, en er steeds meer multimediale mogelijkheden worden gecreëerd om deze manier van informatievoorziening te realiseren: de krant lezen vanaf de computer of tablet is eerder regel dan uitzondering aan het worden, en ook het lezen van e-‐books komt langzaam in opmars (Huysmans & De Haan 2010:52). Het doel van het Medialab is dan ook om de klanten zoveel mogelijk kennis te laten maken met deze toepassingen en hen leren hiermee om te gaan. De bibliotheek heeft de ambitie om het Medialab van de modernste middelen te voorzien, en een cursusaanbod rond het toepassen van deze nieuwe technieken aan te bieden. Dit laatste eventueel in samenwerking met externe partners. Het Medialab beschikt over verschillende apparatuur. Zo is er een audiowand waar gebruikers muziek kunnen maken en uit kunnen mixen, een filmwand met camera’s en bewerkingsprogramma’s, een video/fotowand, een zogenaamde ‘gamehoek’ met allerlei nieuwe spellen en pixeleilanden (twee tafels met per tafel vier computers en twee ei-‐vormige stoelen met een muziekinstallatie). De medewerkers van de bibliotheek beschikken over voldoende kennis om de apparatuur te gebruiken en zijn dus in staat de gebruikers te helpen als er vragen zijn. Er is echter geen mankracht en budget om een fulltime begeleider in het Medialab te plaatsen, dus het Medialab
2
staat onder toezicht van de medewerker die op dat moment in de bibliotheek staat ingeroosterd. Er is daarom geen vaste contactpersoon of centraal aanspreekpunt. Probleemstelling De bibliotheek merkt dat de komst van het Medialab niet geheel zonder problemen is. Doordat er gratis internet in het Medialab beschikbaar is, trekt de bibliotheek met deze nieuwe voorzieningen ook gebruikers aan die het lab niet gebruiken waar het voor bedoeld is, namelijk: experimenteren met nieuwe technologieën, om op deze manier zowel de kennis als de creativiteit van de bezoekers te bevorderen. De bibliotheek hecht waarde aan het bevorderen van de kennis van de nieuwe media en technologieën, maar ziet dat het Medialab ook bezoekers trekt die de voorzieningen voor andere doeleinden gebruiken. Zo zien de medewerkers van de bibliotheek dat er veel gebruik gemaakt wordt van het gratis internet door jongeren. De bibliotheek zien dit als een probleem, omdat het doel van de innovatie en het beschikbaar stellen van de computers en I-‐pads niet is gratis internet te verschaffen, maar de gebruikers iets te leren over nieuwe media en te voorzien van informatie door middel van het online lezen van kranten en (gedeeltes van) boeken. Zij vinden het wel belangrijk om verschillende leeftijdsgroepen naar de bibliotheek te blijven trekken. Daarom is het van belang de mogelijkheden voor deze groep te onderzoeken, en kijken hoe zij gemotiveerd kunnen worden om de voorzieningen op een nuttige manier te gebruiken. De doelgroep zou op deze manier de bibliotheek als een leerplek kunnen ervaren, in plaats van een plek waar zij gratis het internet kunnen gebruiken en spellen te kunnen spelen. De jongeren zouden gebaat kunnen zijn bij een programmering die hen op weg helpt bij het gebruik van digitale media en hen leert om, bijvoorbeeld, informatie te verkrijgen die zij kunnen gebruiken voor werkstukken en onderzoeken op school.
Daarnaast merkt de bibliotheek dat veel jongeren zonder doel naar de bibliotheek komen,
omdat hun thuissituatie hen niet de mogelijkheid geeft om naar huis te komen. Er is echter weinig begeleiding voor deze jongeren, zodat zij makkelijk voor overlast zorgen en soms verwijderd moeten worden. Omdat de bibliotheek voor iedereen open en toegankelijk wil blijven, is het van belang een oplossing voor deze problemen te bedenken. Door de jongeren een programmering aan te bieden waarmee zij informatie en vaardigheden krijgen over de mogelijkheden in de bibliotheek en de mogelijkheden van nieuwe ontwikkelingen op het digitale vlak, kunnen zij de mogelijkheden die het Medialab biedt op een manier benutten die hen verder helpt in de toekomst, en daarmee in de maatschappij: een van de traditionele doelstellingen van de bibliotheek (Huysmans & Hillebrink 2008:33). Veel van de bezoekers zien de bibliotheek niet als een plaats waar zij kunnen leren, en die hen verder kan helpen. Door de doelgroep hier bewust van te maken, draagt de bibliotheek bij aan
3
hun ontwikkeling en werken zij tegelijk aan het verminderen van de problemen die zij ondervinden met hun recente innovaties. Het doel van dit onderzoek is het doen van aanbevelingen aan de bibliotheek, die hen kunnen sturen bij het creëren van een oplossing voor de problemen die zij ervaren met de jongeren in het Medialab. Door de interesses en de tijdsbesteding van de jongeren in de doelgroep van 12 tot 18 jaar te onderzoeken, en door gesprekken met medewerkers en gebruikers van de bibliotheek zelf, is het mogelijk om het probleem in kaart te brengen en op een creatieve manier aan te pakken. De aanbevelingen zullen van belang zijn voor de oplossing die de bibliotheek zoekt om de negatieve gevolgen van de komst van het Medialab aan te pakken. Deze oplossing(en) moet(en) er voor zorgen dat de jongeren hun tijd in het Medialab productiever zullen besteden en voor minder overlast zorgen. Vraagstelling: Op welke manier kan de bibliotheek inspringen op de tijdsbesteding en wensen van de doelgoep die zij wensen te bereiken met het Medialab? Om een programmering te kunnen maken is er een antwoord nodig op de volgende vragen: 1. Wat is de precieze doelgroep en wat doet deze groep in hun vrije tijd? 2. Welke problemen ervaart de bibliotheek door de komst van het Medialab? 3. Welke mogelijkheden biedt de bibliotheek bij het creatief oplossen van de problemen? Werkwijze en opzet Om het probleem aan te pakken, is het belangrijk om een beeld te krijgen van de vrijetijdsbesteding en interesses van de doelgroep. Omdat de jongeren de voorzieningen in de bibliotheek niet gebruiken waar zij voor bedoeld zijn, zorgen zij voor overlast. Om erachter te komen waar de doelgroep geïnteresseerd in is en wat zij eventueel zelfs zouden willen leren, zullen er personen die aan de kenmerken van de doelgroep voldoen worden geïnterviewd over hun interesses en ambities, en wat zij zouden willen leren in het Medialab van de bibliotheek. Voor informatie over de mogelijkheden die er zijn, worden er jaarplannen en een overzicht van de eisen geraadpleegd waaraan het Medialab van de bibliotheek moet voldoen. Tevens zullen er gesprekken plaatsvinden met medewerker A, consulent Mediawijsheid van de bibliotheek Kennemerwaard, en Jan Kaldenbach, sectormanager innovatie en ontwikkeling bij deze bibliotheek. Ook medewerker B, van de afdeling Informatie en Advies in de bibliotheek, wordt geïnterviewd omdat zij veel praktische ervaring heeft in het Medialab en ook heeft meegewerkt aan de film-‐ en fotografievoorzieningen.
4
Voor de opzet van het onderzoek is het belangrijk om eerst de doelgroep nauwkeurig te beschrijven. Welke jongeren zorgen voor de overlast, in welke leeftijdscategorie vallen zij? Waar stoort de bibliotheek zich precies aan? Wat zijn mogelijke oorzaken van het gedrag van de doelgroep? Vervolgens is het van belang erachter te komen waar de doelgroep voor open staat. Het is immers niet vruchtbaar om een programmering te ontwikkelen, als de doelgroep hier niet in geïnteresseerd is en niet zal willen participeren. Daarnaast zal aandacht worden besteed aan de vrijetijdsbesteding van jongeren in deze leeftijdsgroep, en hoeveel tijd zij gemiddeld in de bibliotheek doorbrengen. Om een goed advies te kunnen geven is het tot slot ook belangrijk om te kijken naar de mogelijkheden in de bibliotheek en dan vooral in het Medialab. Door de recente innovaties is het beleid van de bibliotheek veranderd en het kan lastig zijn om hier direct op te anticiperen, zowel voor de bezoekers als voor de medewerkers. Het doel is om te onderzoeken wat de bibliotheek kan doen om de ontwikkeling van de jongeren te stimuleren. Dit wordt gebaseerd door te kijken naar wat de jongeren beweegt, en wat hun interesses zijn. Daarom wordt in hoofdstuk 1 uiteengezet waar de doelgroep uit bestaat en wat deze groep zoal doet in hun vrije tijd. In hoofdstuk 2 worden de problemen in de bibliotheek met betrekking tot het Medialab aan de hand van interviews met de medewerkers van de bibliotheek beschreven. In hoofdstuk 3 zal er informatie worden gegeven over de mogelijkheden van het Medialab. Door de informatie te verzamelen worden er in hoofdstuk 4 op interpretatieve wijze aanbevelingen gedaan die de bibliotheek kan gebruiken voor het aanpakken van het probleem. Vervolgens zullen er eventuele discussiepunten en suggesties voor verder onderzoek worden gedaan, om te besluiten met een conclusie.
5
1. De doelgroep De bibliotheek geeft aan dat sinds de verbouwing en het openen van het Medialab, de bibliotheek naast hun vaste klantenkring een voor hen nieuw publiek aantrekt, namelijk meer jongeren tot 18 jaar. De bibliotheek merkt dat sinds de bibliotheekvernieuwing en de komst van het Medialab er leden met andere interesses dan de vaste klanten van voor de vernieuwingen op de bibliotheek af komen, en dan voornamelijk op de digitale voorzieningen. Medewerker A omschrijft deze doelgroep als ‘tussen de 9 en 18 jaar, voornamelijk middelbare scholieren en kinderen die zich veelal zonder toezicht van ouders in het Medialab bevinden’. De reden dat dit nieuwe publiek voor problemen zorgt, is dat er te weinig supervisie is om de jongeren goed te begeleiden. Zoals omschreven in de probleemstelling is er vaak geen ouderlijk toezicht, en het Medialab heeft niet continu een medewerker die toezicht kan houden. Het gebrek aan toezicht zorgt ervoor dat de jongeren geluidsoverlast veroorzaken en de apparatuur onnodig bezet houden. Daarnaast gebruiken zij de voorzieningen niet optimaal. De medewerkers zijn niet gewend om met deze bezoekers om te gaan, dus kan de communicatie soms lastig zijn. Om de aanbevelingen voor de bibliotheek zo specifiek mogelijk te formuleren, is het van belang om het hier bestudeerde deel van de doelgroep enigszins te beperken. Een bibliotheekbezoeker van 9 jaar gaat anders met de apparatuur om dan een bezoeker van 18 jaar, en daarom is het onmogelijk om aanbevelingen te doen die voor beide leeftijden van belang zijn.
In dit onderzoek zal de focus liggen op de middelbare scholieren, oftewel de jongeren van 12
tot 18 jaar. Dit, omdat volgens de medewerkers het merendeel van de voor overlast zorgende jongeren zich in deze leeftijdsgroep bevindt en zich in groepen naar de bibliotheek komen, buiten schooltijd om. Het gaat hier om zowel jongens als meisjes, allochtone en autochtone kinderen en zowel jongeren in groepsverband als individueel. De kinderen in de leeftijd van 9 tot 12 worden op deze manier niet betrokken bij het interpreteren van de informatie en bij het doen van de aanbevelingen, maar kunnen hier wel van profiteren als zij naar de middelbare school gaan. Bovendien zegt de bibliotheek dat de kinderen jonger dan 12 jaar wel voor overlast kunnen zorgen, maar niet veel tijd in de bibliotheek doorbrengen omdat zij wellicht nog meer verantwoording moeten afleggen dan de iets oudere bibliotheekbezoekers.
Nu de doelgroep is beschreven, is het van belang om te kijken hoe deze groep jongeren zich
landelijk gedragen met betrekking tot bibliotheekbezoek. Het lijkt erop dat deze groep niet aan het beeld van de traditionele bibliotheekbezoeker voldoet, omdat de problemen die de bibliotheek beschrijft, nieuwe problemen zijn. Uit een recent onderzoek van de Europese Commissie naar het culturele gedrag van Europeanen, blijkt dat Nederland hoog scoort op het gebied van bibliotheekbezoek (European
6
Commission 2013:9). Uit dit onderzoek blijkt dat van de ondervraagde Nederlanders maar liefst 45% het afgelopen jaar een bibliotheek heeft bezocht. Er zijn echter over het algemeen minder Nederlanders betaald lid van de bibliotheek: tussen 2000 en 2005 is het ledenaantal gedaald van 4,31 naar 4,04 miljoen leden, terwijl de Nederlandse bevolking blijft groeien. In 2011 is 24,1% van de Nederlanders lid van de bibliotheek. Opvallend is dat de daling van het aantal leden vooral terug te brengen is naar het bibliotheekbezoek van volwassenen. Van de jongeren tot 18 jaar is 62,4% lid van de bibliotheek. In 2000 was dit nog 58,6%. Er is dus een stijging onder het aantal lidmaatschappen te zien, wat volgens De Leesmonitor, een initiatief van Stichting Lezen, kan worden verklaard doordat bibliotheken zich over het algemeen intensiever zijn gaan richten op de jongeren tot 18 jaar, door onder andere leesbevorderingprojecten (Leesmonitor.nu, geraadpleegd op 16 december 2013).
Het aantal lidmaatschappen van de Nederlandse jongeren mag dan wel gegroeid zijn sinds
2000, het aantal uitgeleende boeken is gedaald. Volgens de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek is er tussen 2000 en 2011 ruim een kwart minder boeken geleend. In 2000 leende een jong bibliotheeklid nog 200 boeken per jaar, in 2011 nog maar 20. Wel zijn de boeken nog steeds de meest uitgeleende materialen in de bibliotheek (goed voor 93%). In afbeelding 1 is de afname van het aantal geleende boeken geïllustreerd.
Afbeelding 1. Bron: Leesmonitor.nu
Een mogelijke verklaring voor het afname van uitgeleende boeken zou de veranderende vrijetijdsbesteding kunnen zijn door de opkomst voor nieuwe media. Het ontstaan van internet voor het raadplegen van informatie zou ook een rol kunnen spelen. Ook de innovatie van de bibliotheken, waarbij er naast aan boeken, ook aandacht aan nieuwe ontwikkelingen in de informatievoorziening wordt gefocust, kan een reden zijn. Door deze veranderingen in de bibliotheken zijn de collecties kleiner en zijn er meer mogelijkheden in de bibliotheek zelf.
7
Door naar deze recente cijfers te kijken, kan er worden geconcludeerd dat het aantal
volwassen bibliotheekbezoekers terugloopt en het aantal jongere bibliotheekbezoekers landelijk is gestegen. Ondanks deze groei van leden is het aantal boeken dat werd uitgeleend gedaald; de jonge bezoekers spenderen meer tijd in de bibliotheek zonder daadwerkelijk een boek te lenen, een voorziening waar de bibliotheek traditioneel om bekend staat (UNESCO 1994). Op basis van deze gegevens is het niet ondenkbaar dat de jongere bezoekers vanwege de nieuwe ontwikkelingen in de openbare bibliotheken bezoeken, zoals de openbare bibliotheek Kennemerwaard al heeft ondervonden. Sinds 2000 zijn veel bibliotheekorganisaties gaan samenwerken om, door te fuseren, ervoor te zorgen dat zij voorbereid zijn op de digitale informatiemaatschappij (Centraal Bureau voor de Statistiek 2012). De bibliotheekvernieuwingen zijn vonden plaats in opdracht van de overheid, zodat de bibliotheken mee gaan met de maatschappelijke ontwikkelingen en hun bezoekers met deze ontwikkelingen om kunnen leren gaan, om er op deze manier voor te zorgen dat zij in deze maatschappij kunnen blijven functioneren. 1.2 Jongeren en problemen in Bibliotheek Kennemerwaard Het aantal bibliotheekbezoeken in cijfers als gemeld door het Centraal Bureau voor de Statistiek onder de jongeren die in dit onderzoek worden beschreven, laat zien dat zij de bibliotheek nog steeds waarderen als openbare plek voor het verkrijgen van informatie, of deze in de vorm van boeken te vinden is of op de digitale manier te raadplegen valt. Over deze ontwikkeling is de bibliotheek Kennemerwaard zeer tevreden: doordat de Nederlandse bevolking minder is gaan lezen (Huysmans 2004:42) en meer gebruik is gaan maken van het internet, is de bibliotheek voor veel mensen van minder groot belang. Voor de meeste informatie surfen mensen immers op het internet, iets dat vaak binnen handbereik is en waarvoor je als gebruiker dus niet ergens anders naar toe hoeft te gaan voor gebruik, zoals een bibliotheek. Medewerker A geeft aan dat er sinds de komst van het Medialab onder de nieuwe jonge bezoekers opvallend meer jongens te vinden zijn, terwijl die voor de vernieuwingen veel minder frequent in de bibliotheek aanwezig waren. Dit is een positieve ontwikkeling en om deze nieuwe bezoekers tevreden te houden is het van belang hen niet al te veel restricties op te leggen, maar de bibliotheek aantrekkelijk voor hen te houden.
Zoals al eerder genoemd is, heeft de bibliotheek door de vrij plotselinge komst van deze
nieuwe groep weinig ervaring met hoe zij met deze leeftijdsklasse kunnen omgaan. Uit gesprek met medewerker B komt naar voren dat niet alle medewerkers die dagelijks in contact komen met de jongeren, bekend zijn met de manier waarop deze jongeren moeten worden aangesproken. Doordat zij niet weten wat zij met de overlast aanmoeten, laten zij de groep voor wat ze zijn, waardoor het soms uit de hand kan lopen. Het gebeurt het ongeveer 1 à 2 keer per jaar dat een bezoeker de
8
toegang tot de bibliotheek wordt ontzegd. Dit verbod geldt voor een jaar. Voor een openbare bibliotheek is dit een situatie die voorkomen moet worden, want: ‘De diensten die de openbare bibliotheek aanbiedt, zijn voor iedereen in gelijke mate toegankelijk, ongeacht leeftijd, ras, geslacht, godsdienst, nationaliteit, taal of sociale status’ (UNESCO 1994). 2. Observaties van problemen bibliotheek Kennemerwaard De problemen die de bibliotheek ondervindt bij het opstartproces van het Medialab en die in de gesprekken naar voren komen, zijn gebaseerd op de ervaringen van de medewerkers. Voordat het Medialab werd gecreëerd is er door de bedenkers rekening gehouden met medewerkers die moeite zouden hebben met deze nieuwe vorm van media in de bibliotheek. De SWOT-‐analyse van de bibliotheek laat zien dat er bedreigingen zijn voor de bibliotheek door het opstarten van het Medialab. Er is in deze analyse onder andere rekening gehouden met het beeld dat de traditionele bibliotheekbezoeker van de bibliotheek heeft, en dat er binnen de organisatie nog weinig kennis is met betrekking tot de nieuwe voorzieningen. Daarnaast wordt het als een zwakte gezien dat het Medialab afhankelijk is van culturele instellingen buiten de bibliotheek. Zij zien dit als een zwakte omdat ze het succes van het Medialab niet helemaal zelf in de hand kunnen houden, maar zijn overgeleverd aan de tijd en motivatie van een externe partij. Dit kan zorgen voor onzekerheid over de programmering van het Medialab. De kansen die er worden genoemd zijn aandacht voor de jongere doelgroep en het bevorderen van media-‐educatie.
De bibliotheek geeft tegen verschillende problemen aan te lopen bij het opstarten van het
Medialab. In de volgende paragrafen zullen deze nader worden omschreven. De informatie is gebaseerd op gesprekken met medewerkers A en B en sectormanager Jan Kaldenbach. 2.1 Overmatig internetgebruik De bibliotheek merkt dat de computers in het Medialab voornamelijk worden gebruikt voor internet. Met de opkomst van het World Wide Web in de jaren negentig werd internet een technologie waar ook in huishoudens gebruik kon worden gemaakt (Huysmans e.a. 2004) in plaats van alleen in bedrijven en op universiteiten. De doelgroep van dit onderzoek, geboren in de jaren negentig, is dus opgegroeid in de periode van de opkomst van het internet. Jongeren besteden gemiddeld 8 uur per week op internet en dan vooral aan online games, sociale media en Youtube, blijkt uit een onderzoek onder middelbare scholieren uit 2011 (van Rooij 2011). Omdat het Medialab het mediagebruik van de bezoekers wil bevorderen, is er voor gekozen om onbeperkt en gratis internet aan te bieden in het Medialab. Dit zorgt ervoor dat computers bezet worden gehouden en dat er voornamelijk tijd wordt besteed aan de eerder genoemde sociale media, zoals Facebook en Twitter.
9
Dit gedrag zorgt voor irritaties bij andere bezoekers, omdat zij de computers niet kunnen gebruiken. Door de gebruikers in het Medialab te observeren gedurende enkele uren, wordt dit al duidelijk1. Op de betreffende middag waren alle computers continu bezet. Twee gebruikers van 14 jaar vertellen dat zij uit school naar de bibliotheek komen om spelletjes te spelen. Zij gebruiken hiervoor niet altijd het internet maar weten wel dat zij onbeperkt van het internet gebruik kunnen maken op deze computers, als ze dat zouden willen. Op de vraag of zij de mogelijkheid hebben om thuis op internet te gaan, reageren zij bevestigend. Ze vertellen dat ze naar de bibliotheek komen omdat ze dat gezelliger vinden en omdat ze dan tegen elkaar kunnen spelen.
Een andere gebruiker (15) geeft aan dat zij de computer voornamelijk gebruikt om Facebook
te bekijken en dingen voor school op te zoeken. Ook kijkt zij soms series op internet. 2.2 Begeleiding De medewerkers van de Bibliotheek Kennemerwaard zijn gedurende de hele dag aanwezig op de vloer. Tijdens de drukke uren (voornamelijk in de middag) zijn er ongeveer vijf medewerkers in de bibliotheek. Deze medewerkers zijn niet op een vaste plek te vinden maar worden geacht zich te verspreiden en te verplaatsen binnen de bibliotheek, zodat de gehele omgeving in de gaten kan worden gehouden. Voor het Medialab geldt dus dat er geen vast contactpersoon aanwezig is. Wel zijn alle medewerkers min of meer thuis in de basisvaardigheden van de apparatuur. Medewerker B vertelt dat ze veel van de bezoekers bij gezicht of naam kent, omdat het vaak dezelfde kinderen zijn die naar de bibliotheek komen. Ze vermoedt dat dit te maken heeft met hun thuissituatie, maar ze geeft ook toe dat de bibliotheek hier niet optimaal mee om kan gaan doordat de medewerkers niet getraind zijn voor dergelijke problemen van de bezoekers. Omdat de kinderen geen juiste begeleiding krijgen, zorgen zij voor overlast doordat ze zich vervelen of juist heel luidruchtig zijn. 2.3 Te weinig informatie over het Medialab Het probleem van het internetgebruik laat zien dat het voor veel bezoekers niet helemaal duidelijk is wat de bedoeling is van het Medialab en wat de mogelijkheden zijn. Er zijn in het Medialab mogelijkheden om muziek te maken en films te monteren, maar van deze voorzieningen wordt tot op heden nog niet veel gebruik gemaakt. Het zou kunnen dat er onwetendheid is over deze mogelijkheden omdat de bibliotheek de nieuwe voorzieningen nog niet optimaal heeft gepromoot.
1 Hierbij moet worden vermeld dat de observaties op een dinsdagmiddag plaats vonden, waarbij de medewerkers bevestigen dat dit representatief is voor een doordeweekse dag. Alleen op woensdagmiddag en in de schoolvakanties is het aantal bezoekers van het Medialab significant hoger.
10
De reden voor de tot dusver geringe promotie van het Medialab is dat de bibliotheek merkt dat nog niet alle voorzieningen optimaal werken. 3. Het Medialab 3.1 De technische voorzieningen Om aanbevelingen te kunnen doen aan de bibliotheek zodat zij ervoor kunnen zorgen dat de bezoekers het Medialab efficiënter en zonder overlast te veroorzaken gebruiken, is het van belang uiteen te zetten wat de mogelijkheden in het Medialab zijn. Onderstaande afbeelding laat zien dat het Medialab een groot deel van de bibliotheek inneemt. Het Medialab is op een opvallende plek gesitueerd, namelijk meteen bij het betreden van de bibliotheek op de begane grond links.
Bron: Bibliotheek Kennemerwaard
De bibliotheek ziet het Medialab vooral als een dienst waar idealiter de bezoekers van de bibliotheek kunnen experimenteren en kennis kunnen delen over de toepassingen. Op deze manier zet de bibliotheek zich in als een ‘provider van kennis en vaardigheden’ (Bron: rapport Bibliotheek Kennemerwaard). Het Medialab bestaat uit de volgende onderdelen: •
Audiowand: Bij de Audiowand kunnen klanten en bezoekers zich bezig houden met alles wat met muziek te maken heeft. Zij kunnen hier muziek opnemen, bewerken, mixen en beluisteren.
11
•
Filmwand: In het Medialab is het mogelijk om high definition en 3D filmopnamen te maken. Een oprolbaar green screen en white screen van elk 2 meter breed zijn geïntegreerd in bovenstaande wandafbeelding.
•
Twee ‘Pixeleilanden’: ‘Pixeleiland’ 1 is een eiland waar klanten en bezoekers ervaring op kunnen doen met Tablet pc’s. ‘Pixeleiland’ 2 is een eiland waar beeld, geluid, videobewerking, gamebewerking e.d. mogelijk is.
•
Gaming: In de bibliotheek is het mogelijk om onder andere gebruik te maken van een Xbox, het spelen van online spellen door gebruik te maken van WIFI. Ook kunnen de bezoekers het spel Minecraft spelen, het virtueel bouwen van werelden met een soort digitale Lego. Vooralsnog is het nog niet mogelijk om de gemaakte werelden langer dan een dag op te slaan.
•
In het Medialab zijn ook hoge tafels met daarop 8 iPads aanwezig. Op de I-‐Pads kan het nieuws over Alkmaar en omstreken gelezen worden en de bibliotheek heeft een online krantenabonnement.
3.2 Budget en mankracht In het rapport van de bibliotheek over de voorzieningen en het doel van het Medialab wordt vermeld dat het de ‘ambitie van Bibliotheek Kennemerwaard is om het Medialab te voorzien van de modernste middelen. De bibliotheek is echter beperkt in haar middelen en streeft ernaar om zoveel mogelijk invulling te geven aan de ambitie’. Omdat de bibliotheek veel nieuwe apparatuur heeft aangeschaft en rekening moet houden met subsidies zijn er weinig tot geen opties voor extra personeel in het Medialab.
12
4. Aanbevelingen voor de bibliotheek In dit hoofdstuk zal er op basis van de gesprekken met de medewerkers, het inventariseren van informatie over het gedrag van middelbare scholieren en het bekijken van de mogelijkheden die het Medialab biedt aanbevelingen worden geformuleerd, waar de bibliotheek de keuzes voor het verbeteren van het Medialab op kan baseren. De aanbevelingen zullen betrekking hebben op de drie eerdergenoemde problemen die de bibliotheek heeft aangegeven te ervaren in het Medialab. Gebaseerd op het doel dat zij voor ogen hebben bij het creëren van het Medialab, worden in de volgende paragrafen enkele aanbevelingen gegeven voor het verbeteren van het Medialab. 4.1 Aanbevelingen voor het verminderen van overmatig internetgebruik Om het langdurig gebruik van internet tegen te gaan, zijn er verschillende opties die de gebruikers ervan zullen weerhouden onbeperkt van het internet gebruik te maken. In de meeste openbare bibliotheken is het internet een uur lang gratis, en daarna een bepaald bedrag per uur. Voor de jongere doelgroep die het Medialab bezoekt, zal het lastig zijn om voor het internet te gaan betalen, al is het een redelijke optie om het misbruik van de computers tegen te gaan. De jongeren zullen minder lang de apparaten bezet houden, omdat ze weten dat het ze geld kost. Het is echter in strijd met de visie van het Medialab, die voor deze doelgroep open en laagdrempelig wenst te zijn. Er zijn daarom nog andere oplossingen te bedenken, die deze laagdrempeligheid bevorderen. Een andere optie voor niet-‐leden of jongeren die alleen in de bibliotheek komen voor het gebruiken van het internet, is om een ledenpas aan te bieden speciaal voor het Medialab. Deze pas kan worden opgeladen in de bibliotheek en geeft toegang tot het internet voor een lagere prijs, maar ook tot andere activiteiten in het Medialab, zoals workshops. Door de jongeren een pas aan te bieden en deze te laten registreren is het bijvoorbeeld ook mogelijk om een nieuwsbrief speciaal voor het Medialab rond te sturen, om hen op de hoogte te houden van activiteiten. De jongeren zullen op deze manier meer waarde hechten aan het groepsgevoel dat het Medialab op deze manier schept en dit zou kunnen leiden tot meer waardering voor het Medialab in het algemeen. Nog een idee waar de bibliotheek aandacht aan zou kunnen besteden bij het hervormen van de internetregels is het verdienen van gratis internet. Er kunnen bijvoorbeeld wedstrijden worden georganiseerd die gespeeld kunnen worden op de voorzieningen van het Medialab. Voorbeelden van wedstrijden kunnen zijn het monteren van filmbeelden of het maken van muziek, maar ook voor beginners op het computervlak kunnen er wedstrijden worden georganiseerd, zoals het maken van de beste presentatie of het schrijven van een blog op internet. Door een wedstrijdelement te verbinden aan workshops, zullen de bezoekers gedrevener zijn bij het participeren en ook meer mensen vertellen over de activiteiten. De winnaar van een
13
wedstrijd zou bijvoorbeeld zelf een demonstratie kunnen geven en een periode gebruik kunnen maken van gratis internet. 4.2 Aanbevelingen voor een intensievere begeleiding in het Medialab De begeleiding in het Medialab wordt bemoeilijkt doordat niet alle bezoekers naar het Medialab komen om gebruik te maken van de voorzieningen. Er komen volgens medewerker B ook veel kinderen die niet naar huis kunnen, en niet zozeer geïnteresseerd lijken in het gebruiken van de computers. Voor deze kinderen is het lastig een oplossing te bedenken omdat de bibliotheek niet genoeg getraind is in het omgaan met deze kinderen, en omdat de taak van de bibliotheek ergens anders ligt: niet deze groep jongeren op te vangen, maar hen een openbare gelegenheid te bieden waar zij vrij aan informatie kunnen komen (UNESCO 1994).
De bibliotheek kan echter wel externe instanties inschakelen om de bezoekers de
gelegenheid te geven een deel te zijn van een activiteit buiten school. Vanwege de beperkte financiële middelen zouden zij voor deze doeleinden stagiaires of studenten van maatschappelijke studies kunnen inschakelen. Deze studenten kunnen in opdracht van de bibliotheek een programma bedenken voor tijdens de schoolvakanties of de uren na school, waar de kinderen met een onwenselijke thuissituatie aan mee kunnen doen. Op deze manier raken deze jongeren meer betrokken bij de activiteiten van de bibliotheek en kunnen zij gemotiveerd raken zelf iets te ondernemen, in de bibliotheek of daarbuiten. De studenten van de maatschappelijke opleidingen krijgen hier vaak studiepunten voor, dus zijn gemotiveerd om iets te ontwikkelen waar zowel de bibliotheek als de studie van profiteren. Voorbeelden van studies die geïnteresseerd kunnen zijn in een samenwerking: •
Culturele en Maatschappelijke vorming (Hogeschool van Amsterdam) ‘Bij Culturele en Maatschappelijke vorming leren de studenten hoe je mensen stimuleert om maatschappelijk betrokken te zijn en deel te nemen aan culturele en sociale activiteiten in hun buurt of stad. Je ondersteunt mensen in hun persoonlijke ontwikkeling en stimuleert hen op te komen voor hun belangen’ (Hogeschool van Amsterdam 2013).
•
Sociaal Pedagogische Hulpverlening (Inholland Alkmaar, Hogeschool van Amsterdam) ‘Bij Sociaal Pedagogische Hulpverlening gaat het over de kwetsbare groepen in onze samenleving en mensen die anders zijn. Mensen van jong tot oud die, soms tijdelijk, begeleiding en ondersteuning nodig hebben’ (Hogeschool van Amsterdam 2013).
•
Maatschappelijk werk en Dienstverlening (Inholland Alkmaar, Hogeschool van Amsterdam)
14
‘Tijdens de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD) leer je hoe je mensen op verschillende manieren kunt begeleiden, passend bij hun problemen. Je leert goed te kijken naar de cliënten, naar hun achtergrond en naar het probleem’ (Hogeschool van Amsterdam 2013). •
Lerarenopleiding Maatschappijleer ‘Als leraar maatschappijleer leer je jongeren anders te kijken naar de wereld om hen heen. Kritisch, met meer begrip en inzicht, en vanuit verschillende perspectieven. Zo maak je bewuste wereldburgers van ze’ (Hogeschool van Amsterdam 2013).
4.3 Aanbevelingen voor het verbeteren van mediavaardigheden en mediawijsheid Naast het begeleiden van de jongeren genoemd in paragraaf 2 van dit hoofdstuk, is meer begeleiding bij het gebruiken van de voorzieningen in het Medialab nodig. De bibliotheek geeft aan dat veel van de bezoekers al wel de basisvaardigheden kennen, maar dat de medewerkers zelf hier nog niet altijd mee bekend zijn. Dit is dus geen goede basis voor de jonge bezoekers, omdat zij niet meer iets kunnen leren. Daarom is het een idee om wederom studenten van opleidingen te vragen een programma te ontwikkelen, maar een programma gericht op de voorzieningen in het Medialab. Voorbeelden van opleidingen die hiervoor in aanmerking komen zijn: •
Mediacollege Amsterdam
Het Mediacollege in Amsterdam is een op de praktijkgerichte mediaopleiding met zowel creatieve als technische richtingen. Voorbeelden van deze opleidingen zijn Game developing, interactief vormgeven, grafisch vormgeven en audiovisueel vormgeven. De studies zijn zeer praktijkgericht met verschillende projecten en stages. •
Media, Creatie en informatie (Hogeschool van Amsterdam)
De opleiding Media, Creatie en informatie verzorgt verschillende richtingen binnen de ICT en mediaproductie. De opleidingen gericht op game-‐ en website ontwikkeling, zoals Informatie, zouden workshops kunnen geven en de jongeren kunnen helpen met het bouwen van een website. De studenten Mediadesign zouden een workshop kunnen geven die zich richt op het schrijven blogs of korte verhalen. Ook zouden deze studenten geschikt zijn om voorlichting te geven over mediawijsheid. Conclusie en suggesties voor verder onderzoek Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor een productiever gebruik van het Medialab is er voornamelijk gebruik gemaakt van informatie uit gesprekken met medewerkers en enkele bezoekers van het Medialab. De aanbevelingen zijn daarom voornamelijk gebaseerd op deze kennis en de
15
mogelijkheden die het Medialab biedt. Voor verder onderzoek suggereer ik een grote inventarisatie van meningen van de bezoekers van het Medialab, zodat er een duidelijk beeld komt van wat de bezoeker van het Medialab verwacht. Omdat dit onderzoek zich voornamelijk richt op de problemen die de bibliotheek ervaart met het Medialab is er nog veel ruimte voor onderzoek naar de mening en verwachtingen van de bezoeker van het Medialab. Daarnaast is er in dit onderzoek geen aandacht besteed aan een eventuele samenwerking tussen de bibliotheek en de middelbare scholen in Alkmaar en omstreken. Het Medialab is zeer geschikt voor lessen in informatica en eventuele zelfstudieactiviteiten, of voor cursussen op het gebied van media die vanuit de school worden georganiseerd. Een eventuele samenwerking verhoogt de bekendheid van het Medialab en de waardering van de leerlingen voor de bibliotheek en het Medialab. De mogelijkheden voor een (eventueel vaste) samenwerking tussen deze partijen kan van belang zijn om onderzocht te worden. De conclusie van dit onderzoek is dat er aanbevelingen zijn gevormd, gericht op de verschijnselen waarvan de bibliotheek heeft aangegeven deze als storend te ervaren. Deze aanbevelingen zijn gevormd op basis van kennis over de doelgroep, de mogelijkheden van het Medialab en de wetenschap dat de bibliotheek beperkt is in haar financiële middelen. De aanbevelingen zijn dus creatief op het gebied van kosteloze samenwerking met externe partijen, namelijk studenten van verschillende opleidingen die het Medialab kunnen helpen met het maken van een programmering en het vergroten van het cursusaanbod. Door studenten deze programmering te laten invullen is het leeftijdsverschil tussen de ‘docenten’ en de jongeren in het Medialab niet heel groot en zullen zij geen groot verschil in kennis van de voorzieningen ervaren. Door deze samenwerking en het aanbieden van een omgeving als het Medialab zorgt de bibliotheek ervoor dat de nieuwe, jonge bibliotheekbezoekers zoveel mogelijk kennis en ervaring op doen met nieuwe vormen van informatievoorziening en zich zodoende staande houden in de maatschappij.
16
Literatuur en bronnen Centraal Bureau voor de Statistiek, Cijfers Openbare bibliotheken. Den Haag/Heerlen, 06 december 2013. Internet, geraadpleegd op 18 december 2013: http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=D&DM=SLNL&PA=70763ned&D1=37-‐ 39&D2=a&HD=131218-‐1338&HDR=T&STB=G1 De Leesmonitor. Bibliotheekcijfers. Een initiatief van Stichting Lezen. Internet, geraadpleegd op 16 december 2013: http://www.leesmonitor.nu/page/10001/bibliotheekcijfers European Commission. Cultural access and participation. Fieldwork: april-‐may 2013. Publication: november 2013. Internet: http://ec.europa.eu/public_opinion/index_en.htm, geraadpleegd op 12 december 2013. Hogeschool van Amsterdam. Media, informatie en Communicatie en Maatschappij en Recht. Internet: http://www.hva.nl/maatschappij-‐recht/mr-‐onderwijs/, http://www.hva.nl/media-‐creatie-‐ informatie/mci-‐onderwijs/, geraadpleegd op 19 december 2013. Huysmans, F. en Hillebrink, C. De openbare bibliotheek, tien jaar van nu. Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, 2008. Huysmans, F., Haan, J. de, & Broek, A. van den. Achter de schermen. Een kwart eeuw lezen, luisteren, kijken en internetten. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, 2004. Huysmans, F. en de Haan, J. Alle kanalen staan open. De digitalisering van mediagebruik. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), 2010. Huysmans, F. Openbare bibliotheken in Nederland: Een beknopte beleidsgeschiedenis. Licht gewijzigde versie van een bijdrage aan: Q.L. van den Hoogen et al. (red.), Handboek cultuurbeleid, band 4. Amsterdam/Doetinchem: Reed Business, 2012. Mediacollege Amsterdam. Internet: http:/www.ma-‐web.nl, geraadpleegd op 19 december 2013. Rooij, A. van e.a. Nederlandse jongeren op internet: applicaties, (overmatig) gebruik en de relatie met middelengebruik. IVO, Center For Behavorial Internet Science, 2011. Internet: http://www.ivo.nl/UserFiles/File/Publicaties/2011-‐ 08%20Factsheet%20Nedederlandse%20jongeren%20op%20internet.pdf, geraadpleegd op 11.12.2013.
17
UNESCO: ‘Manifest voor de openbare bibliotheek’. Internet: http://archive.ifla.org/VII/s8/unesco/dutch.htm geraadpleegd op 08-‐12-‐2013.
18
Stella Nelissen
Het GreenPoint Een onderzoek naar het duurzame informatiepunt in de openbare bibliotheek Alkmaar
1
“The only thing that you absolutely have to know, is the location of the library.” -‐ Albert Einstein-‐1
Hoofdstuk 1. Werkwijze en onderzoeksvragen De laatste jaren sluiten steeds meer bibliotheekvestigingen hun deuren. Gemeentelijke subsidies worden teruggeschroefd of zelfs helemaal opgeheven, met consequenties voor vestigingen, boeken en personeel. Volgens de VOB, de Vereniging van Openbare Bibliotheken, zal zelfs een op de drie bibliotheken de komende jaren verdwijnen.2 Dat betekent strijd voor de nog overgebleven bibliotheken in Nederland. Strijd voor bestaansrecht en strijd tegen het stoffige imago dat veel bibliotheken vandaag de dag de das omdoet. Stichting Bibliotheek Kennemerwaard is deze strijd aangegaan. De stichting heeft verschillende initiatieven genomen om het takenpakket van zijn veertien vestigingen uit te breiden, en de Kennemer bibliotheken weer op de kaart te zetten. Onder de bibliotheken van de Kennemerwaard valt onder andere de vestiging in Alkmaar. Ook in Alkmaar zijn verschillende initiatieven genomen om de bibliotheek tot een onmisbaar deel van de gemeente om te toveren. Ten eerste is de bibliotheek aan een grondige metamorfose onderworpen. Maar er is meer nodig om de bibliotheek weer op de kaart te zetten. Bibliotheek Alkmaar heeft daarom nog een aantal andere initiatieven genomen, zoals de taaltafel, het medialab en het GreenPoint. Ik zal mij in dit onderzoek verder alleen richten op de ontwikkeling van het GreenPoint, een initiatief dat in november 2013 van start is gegaan. GreenPoint Het doel van het GreenPoint is het bevorderen van het milieubewustzijn van de inwoners van de gemeente Alkmaar, en aandacht besteden aan duurzaamheid. In de bibliotheken van Castricum en Heerhugowaard zijn vergelijkbare projecten gestart. Zo bestaat er in de bibliotheek van Castricum sinds 2011 het GRIP, het Groene Informatie Platform, en is de bibliotheek van Heerhugowaard in datzelfde jaar begonnen met het initiatief Natuur-‐ en Milieueducatie Heerhugowaard (NME).3 Beide initiatieven zijn tot nu toe zeer succesvol.4 Om het nog kersverse GreenPoint in Alkmaar net zo succesvol te laten worden, of zelfs nog succesvoller dan zijn voorlopers, zal er nog het een en ander moeten worden aangepast en uitgebreid. Tot nu toe bestaat het GreenPoint uit een opvallende etalage met verschillende informatiefolders en boeken over duurzaamheid, en het GreenPointcafé, waar de bezoekers van de bibliotheek kunnen genieten van een hapje en een drankje. Daarnaast wil het GreenPoint gaan samenwerken met verschillende bedrijven uit de regio, die om de beurt thema-‐ avonden en lezingen kunnen houden in het GreenPointcafé. Er is een wekelijks inloopspreekuur voor prangende vragen en iedere maand staat er een nieuw thema centraal. Tot slot is er nog een online platform waarop alle informatie die het GreenPoint verstrekt terug te vinden is.5 De bibliotheek wil zich met het GreenPoint onmisbaar maken in Alkmaar. Het moet een platform worden dat mensen en bedrijven samenbrengt en dat waarde toevoegt aan de gemeente. Deze toegevoegde waarde zou de bibliotheek zijn bestaansrecht en bezoekersaantallen garanderen. Daarnaast winnen de deelnemende bedrijven klandizie en bekendheid en betekent het GreenPoint voor de inwoners van Alkmaar een belangrijke ontmoetingsplaats en een mogelijkheid tot verbetering van de leefomgeving. Ondanks het zeer uitgebreide programma en de gelijksoortige initiatieven in Castricum en Heerhugowaard, moet de tijd nog uitwijzen of het GreenPoint in Alkmaar aan zal slaan bij de
2
gebruikers van de bibliotheek, én bij potentiële nieuwe gebruikers, want daar is het de bibliotheek en betrokken bedrijven grotendeels om te doen. Uit de pilot in Castricum blijkt dat sommige verenigingen die samenwerken met het GRIP en het NME ledenaantallen tot in de honderden hebben, maar ook dat wanneer deze verenigingen lezingen in de bibliotheek organiseren er zelfs in het positiefste geval maar een twintigtal mensen op komt dagen. De beoogde doelgroep wordt dus niet zo goed bereikt als werd gehoopt en verwacht. Probleemstelling Om van het GreenPoint een succesvol en onmisbaar onderdeel van de bibliotheek van Alkmaar te maken moet er zoals gezegd nog het een en ander gebeuren. Ik beoog met dit onderzoek een aantal aanbevelingen te kunnen doen ter verbetering van het GreenPoint, op basis van een onderzoek naar de samenwerking van de bibliotheek met de partnerbedrijven. Ik zal me daarbij richten op de communicatie tussen de bibliotheek en de betrokken bedrijven en verenigingen, maar ook op de PR van de bibliotheek Kennemerwaard zelf. Beide kanten zijn belangrijk. De betrokken bedrijven en verenigingen hebben leden die als potentiële nieuwe bibliotheekbezoekers binnengehaald kunnen worden, maar dan moet de bibliotheek ze daar wel op attent maken. De groene initiatieven in Castricum en Heerhugowaard kunnen als voorbeeld dienen voor Alkmaar. Ik zal de volgende hoofd-‐ en deelvragen als uitgangspunt nemen voor mijn onderzoek: Hoofdvraag: -‐ Hoe kunnen de duurzaamheidinitiatieven in Castricum en Heerhugowaard als voorbeeld dienen voor het GreenPoint in Alkmaar? Deelvragen hierbij zijn: -‐ Hoe kan de bibliotheek Alkmaar zorgen voor een betere PR van het GreenPoint? -‐ Hoe verloopt de samenwerking tussen de huidige partners van het Groene Informatie Platform en de bibliotheek Kennemerwaard? -‐ Op welke manieren wordt met de groene initiatieven getracht om meer bezoekers naar de bibliotheek Kennemerwaard te halen? -‐ Op welke manier kan het GRIP in Castricum en Heerhugowaard als voorbeeld dienen voor het GreenPoint in Alkmaar? Werkwijze Omdat het GreenPoint pas kortgeleden van start is gegaan en er nog weinig data beschikbaar is, zal ik eerst de al langer lopende initiatieven in Castricum en Heerhugowaard belichten, om vervolgens te kunnen bekijken in hoeverre het GRIP in Castricum en het NME en GRIP in Heerhugowaard als voorbeeld kunnen dienen voor het GreenPoint in Alkmaar. Naar de huidige partners van het GreenPoint zal een enquête verstuurd worden, evenals naar de partners van het GRIP in Castricum en Heerhugowaard. In deze enquête zal ik de bedrijven een aantal vragen stellen over de samenwerking tussen hen en de bibliotheken, en de resultaten hiervan. Uit deze enquêtes zal een beeld ontstaan over de positieve en/of negatieve aspecten van de samenwerking tussen de bedrijven en de bibliotheken. Hieruit kan worden opgemaakt welke elementen er moeten worden overgenomen in het GreenPoint en welke niet. Daarnaast zal ik informeren of de partners van het GRIP en NME bereid zijn om ook partner te worden van het GreenPoint.
3
De visie van de verschillende bedrijven is belangrijk, omdat een groot deel van de beoogde nieuwe bezoekers van de bibliotheek afkomstig zou kunnen zijn uit de ledenbestanden van deze betrokken bedrijven. Naast de visie van de verschillende partnerbedrijven is ook de visie van het bibliotheekpersoneel van belang. Het personeel in de verschillende vestigingen heeft overzicht over het hele functioneren van het GreenPoint of het GRIP (terwijl de bedrijven voornamelijk hun eigen activiteiten zullen beoordelen), en kan op een ander niveau signaleren wat er goed gaat en wat niet. Het personeel van het GRIP in Castricum en Heerhugowaard zal met twee jaar ervaring waarschijnlijk een aantal nuttige observaties hebben gedaan, die kunnen bijdragen aan de opbouw van het GreenPoint. Opbouw In dit eerste hoofdstuk heb ik mijn onderzoeksvraag toegelicht en het onderzoek kort ingeleid. Het tweede hoofdstuk zal nader ingaan op het ontstaan en het succes van de groene initiatieven in Castricum en Heerhugowaard. Ik zal toelichten waarom er besloten is om te beginnen met het GRIP, en hoe de uitbreiding van het initiatief in zijn werk ging. Daarnaast zal ik kort belichten hoe het GreenPoint er als jongste project voorstaat, na de eerste actieve maand in de bibliotheek Alkmaar. Hoofdstuk 3 zal ingaan op de onderzoeksresultaten van de enquêtes die verstuurd zijn naar de partnerbedrijven van het GRIP in Castricum en Heerhugowaard. Ik zal hierin de gestelde vragen toelichten en de antwoorden van de verschillende bedrijven bespreken. Daarnaast zullen ook de enquêtes die ik verstuurd heb naar de huidige partners van het GreenPoint aan bod komen. In hoofdstuk 4 bespreek ik vervolgens de visie van het bibliotheekpersoneel van de drie vestigingen over de verschillende groene initiatieven. Hoofdstuk 5 zal een conclusie-‐ en discussieparagraaf van mijn onderzoek bevatten. Ook zal ik een aantal aanbevelingen doen ter verbetering van het GreenPoint, en reflecteren op mijn werkwijze.
4
Hoofdstuk 2. Duurzaamheid in bibliotheek Kennemerwaard. Sinds 2009 vallen de openbare bibliotheken van Alkmaar, Castricum en Heerhugowaard onder de noemer ‘Bibliotheek Kennemerwaard’. Onder deze overkoepelende organisatie vallen nu veertien vestigingen. In het beleidsplan voor 2011 tot 2014 wordt de wens geuit om de bibliotheek Kennemerwaard binnen vier jaar door te laten stomen tot in de top 5 openbare bibliotheken van Nederland.6 Maar daarvoor is veel innovatie nodig. De aandacht voor duurzaamheid in de bibliotheken van Castricum, Heerhugowaard en Alkmaar komt voort uit deze innovatiedrang. Rijst de vraag waarom nu juist duurzaamheid zo veel aandacht krijgt van de bibliotheken. Een antwoord daarop is te vinden in het overkoepelend beleid van de regio Alkmaar, waaronder ook de gemeenten Castricum en Heerhugowaard vallen. Het onderwerp duurzaamheid is in deze regio een belangrijk speerpunt.7 Er zijn in de afgelopen jaren veel initiatieven genomen op het gebied van duurzaamheid, zoals de gezamenlijke aanschaf van zonnepanelen en het terugdringen van de CO2-‐uitstoot. Het doel is om toe te werken naar een energieneutrale regio Alkmaar, met als streefjaar 2030. De initiatieven op het gebied van duurzaamheid in de bibliotheek Kennemerwaard sluiten dus aan op een breder beleid en algehele aandacht voor duurzaamheid in de regio Alkmaar. Naast het volgen en versterken van het regionale beleid, heeft de bibliotheek Kennemerwaard ook een interne drang naar (nog) meer aandacht voor duurzaamheid. In 2012 is de bibliotheek namelijk genomineerd voor de titel ‘Meest duurzame bibliotheek van Nederland’.8 Deze nominatie was te danken aan de initiatieven op het gebied van duurzaamheid in Castricum en Heerhugowaard. De titel is uiteindelijk naar de openbare bibliotheek van Groningen gegaan, tot grote spijt van het team Kennemerwaard. In 2013 is de bibliotheek Alkmaar genomineerd voor een landelijke bibliotheekprijs, en wel voor de ‘beste bibliotheek van Nederland’.9 Opnieuw ging de prijs echter aan de Kennemer neus voorbij. De bibliotheek Alkmaar verwierf net als zijn twee voorgangers de tweede plaats. Door verdere innovatie en het uitbreiden van verschillende initiatieven, waaronder op het gebied van duurzaamheid, hoopt de bibliotheek volgend jaar een eerste prijs in de wacht te slepen. Het GreenPoint in de centrale bibliotheek van Alkmaar is een uitbreiding van de al eerder genoemde duurzame initiatieven van de bibliotheek Kennemerwaard. Het werd voorgegaan door het GRIP in Castricum (sinds 2011) en het NME en GRIP in Heerhugowaard (respectievelijk sinds 2011 en 2012). Het GreenPoint is van start gegaan in november 2013. Er is in deze maand al een aantal evenementen georganiseerd, zoals een cursus bonbons maken voor kinderen, een fair trade proeverij, een filmvertoning en een cursus ‘hooked zpaghetti’ (haken met gerecycled materiaal). Deze evenementen bieden echter nog te weinig houvast om een vergelijkend onderzoek met de vestigingen Castricum en Heerhugowaard aan op te hangen. Om toch aanbevelingen te kunnen doen voor het GreenPoint, zal ik daarom eerst aandacht besteden aan de totstandkoming en groei van de initiatieven in Castricum en Heerhugowaard. Deze twee initiatieven zouden kunnen dienen als blauwdruk voor het GreenPoint. Positieve aspecten die uit het onderzoek naar voren komen kunnen worden overgenomen in Alkmaar, en negatieve aspecten of beginnersfouten kunnen juist worden vermeden. De groei van het GRIP
5
Het GRIP (afkorting van Groen Informatie Platform) zag het levenslicht in juni 2011. Voorafgaand aan de officiële opening van het GRIP werden verschillende mogelijke partners benaderd en werd een doelstelling uitgedacht, die mooi aansloot bij de doelstelling van de bibliotheek Kennemerwaard. Deze overkoepelende doelstelling van de bibliotheek Kennemerwaard bestaat uit een drietal punten. Ten eerste moet er ‘betrouwbare, laagdrempelige, en blikverruimende informatie en ontspanning’ geboden worden; ten tweede moet de bibliotheek op lokaal niveau een ‘onmisbare partner in educatie, leesbevordering en maatschappelijke initiatieven’ zijn; en tot slot moet er ‘een aantrekkelijk en drukbezocht podium voor cultuur, ontmoeting en maatschappelijk debat’ gevormd worden.10 Het GRIP-‐initiatief nam alle drie de doelstellingen op in zijn beleidsplan. Ten eerste wilde het laagdrempelige informatie over duurzaamheid aanbieden, zowel via internet als via het fysieke informatiepunt in de bibliotheek. Daarnaast zou er worden samengewerkt met verschillende lokale bedrijven en verenigingen, om op lokaal niveau een onmisbaar centrum te worden voor samenkomst en debat in de gemeente Castricum. Naast een aanvulling op de doelstellingen van bibliotheek Kennemerwaard, zou het GRIP ook zorgen voor een groei van bezoekers aan de bibliotheek Castricum. Het nieuwe programma zou veel aandacht moeten trekken en zorgen voor een beetje reuring in de bibliotheek. En dat bleek succesvol: uit de huidige documentatie over het eerste jaar van het GRIP (2011-‐2012)komt een zeer positief beeld naar voren.11 Door de oprichting van het GRIP werd de collectie van de bibliotheek Castricum versterkt en geactualiseerd, en de betrokken instanties reageerden enthousiast. Daarnaast spraken de lokale besturen van verschillende andere vestigingen van de bibliotheek Kennemerwaard zich positief uit over het GRIP, en werd er in Bergen en Alkmaar zelfs gesproken over het overnemen van het concept in Castricum. Daarom werd na een jaar besloten om de GRIP-‐pilot inderdaad uit te breiden naar meer bibliotheekvestigingen van de Kennemerwaard. Ongeveer gelijktijdig met de start van het Grip in 2011, is in Heerhugowaard het NME-‐ platform (Natuur-‐ en Milieueducatie) van start gegaan. Het NME-‐platform is een online platform voor informatie en educatie over allerlei ‘groene’ thema’s. Aan het NME werd vanaf het najaar van 2012 ook een fysiek informatiepunt gekoppeld: een tweede GRIP. Het GRIP werd geplaatst in de gezamenlijke hal van het gemeentehuis en de bibliotheek in Heerhugowaard, en kreeg zo een centrale locatie. Het GRIP in zowel Castricum als Heerhugowaard bestaat uit een uitstalkast met verschillende boeken, folders en posters over uiteenlopende onderwerpen met duurzaamheid als thema. Denk bijvoorbeeld aan onderwerpen als natuur, dieren, tuinen, landschap, toerisme, energie en klimaat. Naast de informatie worden ook activiteiten georganiseerd. Nu, eind 2013, is besloten tot een nieuwe uitbreiding van het duurzame informatiepunt, ditmaal in de bibliotheek van Alkmaar: het GreenPoint. De fysieke uitvoering van het GreenPoint is ongeveer hetzelfde als het GRIP in Castricum en Heerhugowaard, met als uitbreiding daarop een aantal computers en het GreenPoint-‐ café. Ook in Alkmaar staat dus een etalage met informatiefolders en boekjes over verschillende duurzame thema’s, naast een aantrekkelijke plek voor bezoekers om een drankje te drinken en te discussiëren over duurzame thema’s. In dit GreenPoint-‐café is ook een podium voor het houden van lezingen, en de organisatie van activiteiten. Onderzoeksaanpak Of het GreenPoint volgens hetzelfde format vormgegeven moet worden als het GRIP in Castricum en het NME-‐platform en GRIP in Heerhugowaard, zal ik op verschillende manieren onderzoeken. Ten eerste is het belangrijk om na te gaan of de bedrijven die betrokken zijn bij het GRIP en GreenPoint tevreden zijn met de samenwerking met de bibliotheek Kennemerwaard, en of ze tevreden zijn over
6
de drie informatiepunten. De partners van de bibliotheken zijn verantwoordelijk voor een groot deel van de programmering van de informatiepunten, en hebben wellicht andere belangen dan de bibliotheek zelf. Het is daarom ook noodzakelijk om te analyseren of het bibliotheekpersoneel van de drie vestigingen zelf ook tevreden is met de invulling van de duurzame initiatieven. De doelstellingen die de bibliotheek heeft opgesteld kunnen hierbij als uitgangspunt worden genomen. Om een compleet overzicht te krijgen van het functioneren van het GreenPoint zou ook gekeken moeten worden naar de receptie van de gebruikers van het GreenPoint. Wegens het beperkte tijdsbestek van dit onderzoek zal ik me echter alleen richten op het bibliotheekpersoneel en de betrokken bedrijven en verenigingen. In het volgende hoofdstuk zal ik beginnen met een analyse van de enquêtes die verstuurd zijn naar de betrokken bedrijven en verenigingen in Alkmaar, Castricum en Heerhugowaard.
7
Hoofdstuk 3. Analyse van de enquêtes. Ik heb gestreefd naar een zo compleet mogelijk beeld van de samenwerking tussen de bibliotheek Kennemerwaard en de betrokken bedrijven en verenigingen. Daarom heb ik zowel enquêtes verstuurd naar partnerbedrijven in Alkmaar als naar de partners van Heerhugowaard en Castricum. In totaal zijn er zestien enquêtes verstuurd, waarvan er uiteindelijk tien zijn ingevuld. Voor het maken van de enquêtes heb ik de website FormDesk.nl gebruikt.12 Ik heb voor de bibliotheekvestigingen in Castricum en Heerhugowaard eenzelfde enquête gebruikt. In de enquête zijn onder andere vragen opgenomen over de tevredenheid over de invulling van het GRIP, de locatie ervan, de mogelijk sterke en zwakke punten, het online platform en de promotie van het GRIP voor de leden van de bedrijven en verenigingen.13 Voor de partnerbedrijven van het GreenPoint, vier in getal, heb ik een tweede enquête gemaakt, met vergelijkbare vragen, maar dan toegespitst op het GreenPoint in Alkmaar.14 Om de onderlinge relatie tussen de bibliotheek en de ondervraagde bedrijven en verenigingen niet te schaden, zal ik zo veel mogelijk vermijden om de namen van de respondenten te noemen. Alleen als de partners hebben aangegeven aanvullende informatie te willen ontvangen of overwegen partner te worden van het GreenPoint ben ik genoodzaakt de betreffende bedrijven wel te noemen, zodat aan hun wensen voldaan kan worden. Uitkomst enquête GRIP Over bepaalde vragen van de GRIP-‐enquête was veel instemming onder de betrokken bedrijven en verenigingen in Castricum en Heerhugowaard. Alle bedrijven gaven aan dat ze deelnemen aan het GRIP omdat het platform dat hen geboden wordt van toegevoegde waarde is voor hun bedrijf. Daarnaast werd het bereiken van de doelgroep verschillende keren genoemd als reden voor deelname. De fysieke ruimte in de bibliotheek werd in alle enquêtes genoemd als een van de grootste voordelen die het GRIP biedt. Ook de verschillende lezingen en evenementen werden als een sterk punt beschouwd. Daarmee heeft de bibliotheek Kennemerwaard in ieder geval voldaan aan één van de drie doelstellingen van de bibliotheek, namelijk het bieden van een aantrekkelijk podium. Over de invulling van de uitstalkast was minder tevredenheid. Door één respondent werd aangegeven dat er meer foldermateriaal moet komen dat gericht is op het lokken van klanten. Als voorbeeld werd het aanbieden van kortingsbonnen op duurzame goederen als spaarlampen en tochtwering genoemd. Een vraag die ook eenduidig, maar minder positief werd beantwoord ging over het online platform van de groene informatiepunten. Maar één van de deelnemende bedrijven was bekend met het online platform van het GRIP. Dit bedrijf noemde de website vervolgens wel als een van de sterkste punten van het GRIP. Vooral in Heerhugowaard zouden de betrokken bedrijven op de hoogte moeten zijn van het online platform, dat in deze gemeente wordt verzorgd door het NME-‐ platform. Het NME-‐platform bestond al eerder dan het informatiepunt in de bibliotheek zelf, en op de website is veel aanvullende informatie beschikbaar. Omdat deze informatie gemist wordt door de meeste deelnemende bedrijven en verenigingen, kan er op het gebied van de eerste doelstelling van de bibliotheek Kennemerwaard, namelijk het bieden van betrouwbare, laagdrempelige en blikverruimde informatie, nog enig terrein gewonnen worden.
8
In de gemeente Castricum werd gewezen op de nuttige samenwerking tussen de bibliotheek en de bedrijven, maar er werd ook aangegeven dat er meer uit de samenwerking te halen was. De frequentie van evenementen en lezingen werd nog te laag bevonden. Wel werd er positief gereageerd op de geplande evenementen voor 2014, zowel in Castricum als Heerhugowaard. De betrokken bedrijven en verenigingen geven alle aan dat er onder de leden weinig tot geen reclame gemaakt wordt voor deelname aan lezingen of evenementen van het GRIP. Redenen voor het uitblijven van promotie werden door de meeste bedrijven niet genoemd. Eén respondent geeft aan maar een zeer klein klantenbestand te hebben, de rest van de respondenten laat de ruimte voor uitleg leeg. De doelstelling van het trekken van nieuwe klanten komt in de praktijk dus niet volledig van de grond. De bibliotheek trekt zelf mogelijk wel nieuwe klanten met de internet promotie van het GRIP en de verschillende activiteiten, maar vanuit de betrokken bedrijven wordt op dit punt weinig hulp geboden. Kortom, het GRIP is voor de betrokken bedrijven en verenigingen een bron van nieuwe klanten, maar andersom wordt de bibliotheek door de bedrijven niet van extra klanten te voorzien. Tot slot hebben twee partners van het GRIP aangegeven ook geïnteresseerd te zijn in samenwerking met het GreenPoint. Deze twee bedrijven zijn Landschap Noord-‐Holland, huidige partner van het GRIP in Castricum, en For A Fair World, partner van het GRIP in Heerhugowaard. De andere bedrijven gaven aan dat ze niet geïnteresseerd zijn in samenwerking omdat hun doelgroep alleen bestaat uit de inwoners van Heerhugowaard of Castricum. Alkmaar ligt simpelweg buiten hun werkterrein. Tot nu toe is de derde doelstelling, het worden van een onmisbare partner voor maatschappelijke initiatieven op lokaal niveau, nog niet bereikt. Door het verbeteren van de kritiekpunten en het aanhouden van de positieve aspecten die uit de enquêtes naar voren zijn gekomen, kan worden toegewerkt naar het behalen van deze doelstelling. Ik zal hier het laatste hoofdstuk concreter op ingaan. Uitkomst enquête GreenPoint De enquête over het GreenPoint is naar de vier huidige partnerbedrijven gestuurd. Meer partners zijn er na de eerste functionele maand nog niet. Drie van de vier respondenten hebben de enquête vervolgens ingevuld. Ook uit deze enquêtes kwam naar voren dat het platform dat de bibliotheek Alkmaar biedt als een waardevolle aanvulling wordt gezien door de betrokken bedrijven. In deze enquête is verder wel minder overeenstemming in antwoorden. Eén respondent geeft aan dat de locatie van het GreenPoint in de bibliotheek beter kan. De uitstalkast is nu geplaatst onder een trap, een plek die de respondent niet opvallend genoeg vindt. Over de beschikbare informatie zijn de bedrijven en verenigingen wel tevreden. Ook onder de partners van het GreenPoint is het online platform echter niet altijd bekend. Opnieuw was er maar één respondent wel bekend met de website. Deze website werd ook hier genoemd als een van de sterkste punten van het GreenPoint. De respondent geeft wel aan dat nog niet alle samenwerkingspartners van het GreenPoint vermeld staan op de website, hierover is minder tevredenheid. Het GreenPoint in Alkmaar beslaat naast de uitstalkast in de bibliotheek en het online platform ook het GreenPointcafé. Dit element is uniek in de bibliotheek Alkmaar. De vestigingen van het GRIP in Heerhugowaard en Castricum beschikken (nog) niet over een café of koffiehoek bij de uitstalkasten. De partners van het GreenPoint spreken zich zeer positief uit over het café. In Alkmaar wordt hiermee ook voldaan aan de doelstelling van het bieden van een podium. Wat de aangeboden informatie betreft voldoet de bibliotheek van Alkmaar volgens de partnerbedrijven ook aan de
9
doelstelling. Opnieuw is de derde doelstelling het knelpunt. Ook het GreenPoint is nog geen onmisbare partner voor maatschappelijke initiatieven op lokaal niveau. Al met al zijn er duidelijke plus-‐ en minpunten uit de enquêtes naar voren gekomen, die zowel in de vestigingen in Castricum en Heerhugowaard als in Alkmaar gesignaleerd worden. Het grootste verschil in de uitkomsten van de twee enquêtes is de (positieve) toevoeging van het GreenPointcafé in Alkmaar. Het meest negatieve punt was de onbekendheid van de partners met het online platform. Dit geldt voor zowel de respondenten van de GRIP-‐enquête als de respondenten van de GreenPoint-‐enquête. De aanbevelingen die gedaan kunnen worden op basis van de uitkomst van de verschillende enquêtes zullen in hoofdstuk 5 besproken worden. In het volgende hoofdstuk zal ik eerst ingaan op de visie van het bibliotheekpersoneel van de bibliotheek Kennemerwaard. Zo wordt het functioneren van het GreenPoint ook vanuit een andere invalshoek belicht.
10
Hoofdstuk 4. Visie van het bibliotheekpersoneel Voor dit deel van het onderzoek heb ik de contactpersonen van de drie groene initiatieven van de bibliotheek Kennemerwaard benaderd. Dat was voor de bibliotheekvestiging in Alkmaar medewerker C, voor het Grip in Castricum medewerker D, en voor het GRIP en NME-‐platform in Heerhugowaard medewerker E. Haar collega medewerker F werd ook geconsulteerd. Daarnaast heb ik gesproken met de algemeen coördinator van de drie punten, Maria Sabel. Medewerkers E en F hebben via e-‐mail antwoord gegeven op een aantal vragen. Met Maria Sabel en medewerkers C en D heb ik telefonisch contact gehad. Maria Sabel, coördinator van het GRIP en het GreenPoint, gaf aan dat zij redelijk tevreden is over de huidige stand van zaken van het GreenPoint. De grootste aantrekkingskracht is volgens haar de objectieve en laagdrempelige informatie die aangeboden wordt, en dan ook nog in de eigen regio. Dat is meteen ook de grootste aanvulling van het GreenPoint op de twee informatiepunten in Castricum en Heerhugowaard volgens Sabel. De bezoekers van de bibliotheek blijven volgens haar het liefst in het eigen dorp of de eigen stad. Met een nieuw platform bereikt de bibliotheek Kennemerwaard dus meer mensen. Ondanks de nauwe samenwerking tussen de verschillende regio’s in de Kennemerwaard blijft het beleid van de vestigingen dus sterk gericht op de eigen gemeente. Door het aanbieden van herkenbare, locale informatie komt het GreenPoint dichterbij de gebruikers te staan, aldus Sabel. En hoe dichterbij, hoe meer de mensen betrokken raken. Ondanks dat de bibliotheek nog niet zo veel bezoekers trekt als werd gehoopt, merkt Sabel wel dat er steeds meer beweging in komt. Het tijdperk van duurzaamheid is volgens haar pas net begonnen. Het is een kwestie van een lange adem. Minder positief is medewerker C. Zij stelt dat het GreenPoint nog erg in de kinderschoenen staat, en dat er ook nog zeer veel verbeteringen nodig zijn om de reuring die Sabel voorspelt werkelijkheid te laten worden. Problematische aspecten zijn volgens medewerker C voornamelijk de plaats van het informatiepunt in de bibliotheek, en de invulling daarvan. Medewerker C geeft aan dat de twee computers van het GreenPoint, die bedoeld zijn voor het raadplegen van de website, voornamelijk voor andere doeleinden worden gebruikt. De website wordt daardoor duidelijk minder goed op de kaart gezet. Volgens medewerker C werkt het concept dat in Castricum wordt aangehouden, namelijk het aanbieden van folders, beter dan het neerzetten van een computer. De drempel om achter een computer plaats te nemen is volgens haar hoger dan voor het meenemen van een folder. Als mogelijke verbetering noemt medewerker C het vergrendelen van de computers voor overig gebruik, zodat bezoekers niet anders kunnen dan de website van het GreenPoint bezoeken. Ook over de naam van het informatiepunt is medewerker C minder tevreden. Wel is het een goede aanvulling op de bestaande informatiepunten in Castricum en Heerhugowaard. Het zorgt voor eenheid in de collecties van de vestigingen van de bibliotheek Kennemerwaard. De verschillende vestigingen kunnen daarnaast van elkaar leren en zouden met samenwerking een eind vooruit kunnen komen. Dat laatste beaamt ook medewerker D, woordvoerder voor het GRIP in Castricum. Inmiddels is in Castricum bijvoorbeeld gestart met de opbouw van het zogenoemde ‘repair-‐café’, naar aanleiding van het GreenPointcafé in Alkmaar. De verschillende groene initiatieven kunnen van elkaar leren en elkaar versterken, stelt medewerker D, al moeten de activiteiten wel sterk gemeentegebonden blijven. Over de samenwerking met de betrokken bedrijven is medewerker D ook positief. Ze kaart wel aan dat sommige bedrijven of verenigingen actiever zijn dan andere, maar over het algemeen wordt volgens haar gezorgd voor een goede invulling van het GRIP. Het is wel
11
zaak om creatief te blijven met de invulling van het informatiepunt, zodat ook de bezoekers geïnteresseerd blijven. De themakalender, waar ook het GreenPoint mee werkt, is medewerker D minder goed bevallen. De partners bleken het volgens haar lastig te vinden om invulling te geven aan een vastgesteld thema. Meer vrijheid werkt beter voor het verzinnen van leuke en leerzame activiteiten. Op de vraag wat de grootste aantrekkingkracht van het GRIP op bezoekers was, had medewerker D geen direct antwoord. Ook zij stelt dat het thema duurzaamheid momenteel veel aandacht krijgt, en dat het daarom logisch is dat de bibliotheek hier ook iets mee doet. De bibliotheekbezoekers komen over het algemeen niet speciaal voor het GRIP naar de bibliotheek, maar beleven wel een moment van herkenning op het moment dat zij binnenkomen. De promotie van het GRIP in Castricum vindt vooral plaats in het fysieke informatiepunt van de bibliotheek, dat volgens medewerker D redelijk veel aandacht trekt. Verder wordt er geen nieuwsbrief gestuurd of posters opgehangen. Ook met de betrokken bedrijven zijn geen afspraken gemaakt hierover. Wel wordt zo nu en dan informatie doorgestuurd van beide kanten. Twee keer per jaar is er een bijeenkomst met alle partners, waarbij de neuzen weer even dezelfde kant op gedraaid worden. Daar wordt ook de website onder de aandacht gebracht, stelt medewerker D. De bibliotheekvestiging in Heerhugowaard heeft te maken met een bijzondere opstelling van het GRIP, namelijk in de gedeelde aankomsthal van de bibliotheek en het gemeentehuis. Deze opstelling zorgt volgens medewerkers E en F voor veel aandacht. Het informatiepunt bestaat uit een kast met informatiefolders en boeken over duurzame thema’s. Medewerkers E en F geven aan dat ze het jammer vinden dat het GRIP in Heerhugowaard niet interactief is. Het is nu wel mooi ingericht, maar nog erg statisch. Een beeldscherm zou volgens hen meer aandacht genereren. Dit standpunt is interessant omdat medewerker C juist het tegenovergestelde beweert. Ook medewerkers E en F vinden het lastig om contact met de partners te onderhouden. Daarnaast worden niet alle afspraken altijd nagekomen. Wel zijn de partners heel enthousiast en wordt er door hen een uitgebreid assortiment aan folders geleverd. De bibliotheek van Castricum promoot zijn GRIP via de lokale krant, de website van de bibliotheek en via verschillende sociale media. Er wordt door de bibliotheek dus redelijk veel aandacht besteed aan promotie. De antwoorden van de contactpersonen van de verschillende vestigingen zijn redelijk divers, al beschrijven zij allemaal het probleem van het contact met de partners. Wel hebben alle personen zich ook expliciet positief uitgesproken over de samenwerking. Vooral over de invulling van het fysieke punt in de bibliotheek is geen eenstemmigheid. In het volgende hoofdstuk zal ik de gevonden antwoorden van de enquêtes en interviews vertalen in een conclusie en een aantal aanbevelingen.
12
Hoofdstuk 5. Conclusie en reflectie Uit de verschillende enquêtes en vraaggesprekken zijn een aantal conclusies te trekken over het functioneren van het GreenPoint in Alkmaar, en de rol die het GRIP kan spelen bij de opbouw hiervan. Ik zal in dit hoofdstuk bespreken welke antwoorden ik gevonden heb op de hoofd-‐ en deelvragen die ik in hoofdstuk 1 gesteld heb. De hoofdvraag luidde: Hoe kunnen de duurzaamheidinitiatieven in Castricum en Heerhugowaard als voorbeeld dienen voor het GreenPoint in Alkmaar? In de enquêtes en interviews kwamen een aantal positieve elementen van het GRIP naar voren, maar er zijn ook een aantal negatievere aspecten te benoemen. Bij de opbouw van het GreenPoint kunnen deze elementen worden ingezet of juist worden vermeden. In dit hoofdstuk zal ik proberen uitkomst van het onderzoek te verwoorden in een aantal do’s en don’ts voor het GreenPoint, met daarnaast nog een overkoepelende aanbevelingen. Do’s Als eerste aanbeveling moet de samenwerking met lokale partners genoemd worden. Alle respondenten hebben zich hier positief over uitgelaten. De algemene opvatting is dat er een prikkelend programma kan worden aangeboden door bedrijven en verenigingen uit de eigen regio of gemeente. Zeer kleine verenigingen kunnen op een goedkope en laagdrempelige manier hun diensten aanbieden, maar ook bedrijven met een grotere reikwijdte worden aan het woord gelaten. Hierdoor wordt de doelgroep van deze bedrijven en verenigingen beter bereikt, en wordt de lokale bevolking geprikkeld. Mijn aanbeveling voor het GreenPoint is dan ook: breid het huidige partnerbestand uit. Een tweetal partners van het GRIP heeft in hun enquête al aangegeven dat ze geïnteresseerd zijn in samenwerking met het GreenPoint, maar ook buiten het huidige partnerbestand kan worden gezocht naar nieuwe inbreng. Ten tweede worden de georganiseerde lezingen en activiteiten zeer positief beoordeeld. Alle respondenten en medewerkers zijn blij met de verschillende groene programma’s. Er werd zelfs aangegeven dat de frequentie van activiteiten in de bibliotheek Kennemerwaard mag worden opgeschroefd. Dit is voor het GreenPoint goed nieuws. Ook in Alkmaar is een begin gemaakt met de organisatie van activiteiten door lokale partners. Als aanvulling op mijn vorige aanbeveling raad ik aan om naast het partnerbestand ook het programma van het GreenPoint verder uit te breiden. Een derde aanbeveling betreft het GreenPointcafé. Dit onderdeel van het GreenPoint is zeer positief beoordeeld, en er is zelfs een begin gemaakt met de opzet van een soortgelijk café in de bibliotheek van Castricum. Naar mijn mening is het slim om dit GreenPointcafé meer onder de aandacht te brengen. Het is duidelijk een klantenvanger. Door de positieve elementen van het GreenPoint extra te belichten kunnen de minder goed functionerende elementen wellicht worden meegetrokken in het succes. Daarvoor zijn echter wel nog enkele veranderingen nodig. Een mogelijkheid is het starten van een nieuwsbrief die automatisch naar alle leden van de partnerbedrijven en -‐verenigingen wordt gestuurd. Ook contractueel vastleggen hoe de promotie in zijn werk moet gaan is een optie. Don’ts De bibliotheek Kennemerwaard werkt zoals ik hierboven al aangaf samen met een aantal bedrijven en verenigingen om de twee GRIP’s en het GreenPoint vorm te geven. Er werd in de enquêtes en interviews verschillende keren gewezen op de ontstane win-‐winsituatie: de betrokken bedrijven en hun achterban zouden een belangrijke bron van nieuwe klanten van de bibliotheek bieden, en
13
andersom zouden de bibliotheekbezoekers een nieuw publiek vormen voor de partners. De betrokken bedrijven geven echter aan dat er door hen weinig tot geen aandacht besteed wordt aan de promotie van het GRIP en het GreenPoint onder hun leden. Van een echte win-‐winsituatie is daarom geen sprake. De duurzame initiatieven zijn voor de bedrijven wel een bron van extra aandacht (en mogelijk klandizie), maar andersom niet. De bibliotheek maakt op dit moment dus een grotere investering dan de betrokken bedrijven. Het GRIP werkt inmiddels al een aantal jaar op deze zeer vrijblijvende manier samen met de partners, en dit systeem is overgenomen door het GreenPoint. Om de gewenste win-‐winsituatie toch te creëren wil ik aanbevelen om duidelijkere afspraken te maken over de promotie van de groene informatiepunten door de partnerbedrijven. Dit heb ik in de vorige paragraaf ook al aangestipt. Een punt waarover geen instemming is, is de invulling van de groene initiatieven. De themakalender en de interactiviteit worden zeer divers beoordeeld. De woordvoerder van het GRIP in Castricum had negatieve ervaring met het werken met een kalender, terwijl enkele bedrijven aangaven hier tevreden mee te zijn. Het GreenPoint maakt op dit moment ook gebruik van een themakalender. Het is interessant om nader te onderzoeken of werken zonder kalender gunstiger uitpakt en mogelijk meer productiviteit oplevert. Ook het gebruik van computerschermen bij de GRIP-‐ en GreenPointetalages wordt zowel positief als negatief beoordeeld. Nader onderzoek zou kunnen uitwijzen wat de succesvolste invulling voor het GRIP en GreenPoint is. Tot slot is gebleken dat de huidige partnerbedrijven niet goed genoeg op de hoogte zijn van het online platform dat het GRIP aanbiedt. Maar twee van de tien partnerbedrijven die de enquête invulden hadden voordien al van de website gehoord. Via de website is naar mijn idee een groter publiek te bereiken, omdat de informatie op een nog laagdrempeliger manier kan worden aangeboden. Vooral een jongere doelgroep kan worden aangetrokken door een website. Ik stel dan ook voor om het webbeleid ingrijpend te veranderen. Op dit moment hebben de partners van het GRIP en het GreenPoint geen toegang tot de website, maar moeten zij hun content doorsturen naar de webmaster van de bibliotheek Kennemerwaard. Door de partners (gedeeltelijke) toegang te verschaffen tot het online platform zal hun inbreng op dit vlak sterk uitbreiden. Op het moment dat de partners zelf informatie kunnen posten op de website is voor hen de drempel voor deelname namelijk een stuk lager. Ook hier kan eventueel contractueel vastgelegd worden wat wel en niet op de website geplaatst mag worden. Een regiobreed GRIP-‐orgaan Tot slot wil ik nog een laatste overkoepelende aanbeveling doen. Naar mijn mening is het functioneel om de drie groene initiatieven sterker aan elkaar te koppelen. Op dit moment hebben het GRIP en het GreenPoint al een gezamenlijke website, gekoppeld aan de website van de bibliotheek Kennemerwaard. Dit zou de basis kunnen vormen van een nauwere samenwerking tussen de informatiepunten. Samenwerken biedt verschillende voordelen: het GRIP zou een vast (en verder uit te breiden) onderdeel van de bibliotheek Kennemerwaard kunnen worden, dat herkenbaar is voor alle leden van de bibliotheek, ongeacht hun woonplaats. Deze ontwikkeling ligt naar mijn mening in de in de lijn der verwachting, omdat de bibliotheken zelf ook onder een overkoepelend orgaan geschaard zijn. De invulling van de drie informatiepunten staat nu geheel los van elkaar, en is erg gericht op de verschillende gemeenten. Dit is bewust zo doorgevoerd omdat dat meer aanspraak uit de eigen gemeente opwekt. Meer samenwerking hoeft deze gemeentelijke invulling echter niet tegen te gaan, maar kan een nuttige en aansprekende uitbreiding bieden. Succesvolle lezingen kunnen bijvoorbeeld herhaald worden in verschillende bibliotheekvestigingen,
14
wat organisatietijd en kosten scheelt, en meer publiciteit kan genereren. Daarnaast kan de promotie van de bibliotheek bij samenwerking sterk uitbreiden. De programma’s van de verschillende vestigingen kunnen bijvoorbeeld worden doorgespeeld naar alle leden van de gezamenlijke partnerorganisaties van de bibliotheek Kennemerwaard. Zo wordt de bibliotheek Kennemerwaard als geheel duidelijker op de kaart gezet, en wordt naar mijn mening een duidelijke stap gemaakt in de richting van onmisbaarheid. Een aanvullende aanbeveling is om dan ook één overkoepelende naam te gebruiken voor de groene initiatieve in de deelnemende bibliotheken. Dit maakt de samenwerking ook duidelijk voor bibliotheekbezoekers. Reflectie Gedurende acht weken heeft het vak ‘Innovatie van de publieke informatievoorziening’ van de UvA in het teken gestaan van de bibliotheek Alkmaar. In die acht weken, waarvan er zes beschikbaar waren voor het daadwerkelijke onderzoek, ben ik een heleboel te weten gekomen over het GreenPoint in Alkmaar, en de zusterinitiatieven in Castricum en Heerhugowaard. In eerste instantie wilde ik drie elementen opnemen in mijn onderzoek: de visie en ervaringen van de partnerbedrijven van de bibliotheek Kennemerwaard, de visie van het bibliotheekpersoneel en de receptie van de bezoekers van de bibliotheek. Dit was echter een te fanatiek streven. Binnen de gestelde tijd heb ik alleen aandacht kunnen besteden aan de partners van de groene initiatieven en het bibliotheekpersoneel zelf. Een klanttevredenheidsonderzoek heb ik achterwege moeten laten. Het besluit om juist dat deel van het onderzoek te schrappen heb ik genomen omdat een dergelijk onderzoek nogal tijdrovend is. Daarnaast heeft het naar mijn mening meer zin om een receptieonderzoek te doen op het moment dat meer mensen afweten van het GreenPoint. Over een aantal maanden is een receptieonderzoek echter zeer interessant, omdat dan gekeken kan worden of de aanbevelingen die ik in dit hoofdstuk gedaan heb ook daadwerkelijk succesvol zijn gebleken. Het werken met enquêtes is mijn enerzijds goed bevallen, omdat er op een relatief snelle manier duidelijke en bruikbare antwoorden gegenereerd kunnen worden. Wel is mijn ervaring dat enquêtes die via e-‐mail verstuurd zijn vaak niet worden ingevuld. In dit onderzoek heeft ook maar een deel van de betrokken bedrijven gereageerd op mijn (herhaaldelijke) e-‐mails. Ik heb daarmee een iets minder compleet beeld kunnen schetsen van de ervaringen van de betrokken bedrijven en verenigingen dan ik had gehoopt. Ook dit heeft deels te maken met de korte tijdspanne waarin het onderzoek moest worden uitgevoerd. Al met al ben ik zeer tevreden over het resultaat. Naar mijn mening heb ik niet alleen voor het GreenPoint een aantal nuttige aanbevelingen kunnen doen, maar zijn deze ook van toepassing op het GRIP in Castricum en Heerhugowaard. Wie weet zit er volgend jaar dan eindelijk een eerste prijs in voor de Bibliotheek Kennemerwaard. 1
Goodreads.com. 2007. Goodreads. 13-‐11-‐2013 2 ‘Een op de drie bibliotheken verdwijnt’ Trouw. 23-‐10-‐2010. Trouw. 13-‐11-‐2013 en “Gemeentelijke bezuinigingen op openbaar bibliotheekwerk”. Sectorinstituut openbare bibliotheken. 25-‐11-‐2013
15
3
Reijk de, Patricia. “Kennemerwaard maakt duurzaamheid toegankelijk voor brede doelgroep”. Bibliotheekblad.nl, NBD Biblion. 4-‐10-‐2012 Bibliotheekblad. 13-‐11-‐2013 4 Persoonlijke communicatie met Jan Kaldenbach en Maria Sabel, 07-‐11-‐2013 5 ‘Plan van eisen Greenpoint Alkmaar’. Onbekende datum. 12-‐11-‐2013, en “Greenpoint november 2013”. Informatiefolder Bibliotheek Alkmaar. 12-‐11-‐2013 6 ‘Meerjarenbeleidsplan 2011-‐2014’. Website bibliotheek Kennemerwaard. 15-‐12-‐2013 7 ‘Duurzaamheid’ Website regio Alkmaar. 13-‐11-‐2013 Gemeente Alkmaar. 8 ‘Genomineerden meest duurzame bibliotheek bekend’, Bibliotheekblad.nl 04-‐09-‐2012 Bibliotheekblad, NBD Biblion. 17-‐12-‐2013 9 ‘Finalisten beste bibliotheek van Nederland’ Bibliotheekblad.nl 03-‐06-‐2013 Bibliotheekblad, NBD Biblion 17-‐ 12-‐2013 10 ‘Groen Informatie Platform (GRIP)’ onbekende datum 17-‐12-‐2013, en ‘Projectomschrijving GRIP lokaal’ onbekende datum 17-‐12-‐2013 11 ‘Groen en Duurzaam (GRIP en NME) in bibliotheek Kennemerwaard’. Onbekende datum, eind november 2013. 17-‐12-‐2013 12 Formdesk.com 13 GRIP. Formdesk.com gemaakt op 04-‐12-‐2013 14 GreenPoint. Formdesk.com. Gemaakt op 04-‐12-‐2013
16
Nawoord
Hoe vaak krijg je de kans om vier jonge studenten los te laten in je organisatie en ze met een frisse blik naar een aantal projecten te laten kijken? Ik zou bijna zeggen: “A once in a lifetime opportunity”, die wij natuurlijk met beide handen hebben aangegrepen. Met zeer veel plezier heb ik de vier papers gelezen. Uit alle vier de stukken spreekt waardering voor bibliotheekwerk. Er wordt een duidelijke link gelegd naar de maatschappelijke waarde die de bibliotheek vertegenwoordigt. De manier waarop wij in Kennemerwaard invulling aan die taak proberen te geven wordt door de studenten positief-kritisch beoordeeld. Een viertal van onze projecten waarmee we de afgelopen jaren van start zijn gegaan zijn onder de loep genomen door Sanne, Sara, Steff en Stella. Projecten waarmee we de bibliotheek een nieuwe plek en nieuwe rol in de samenleving willen geven. Projecten op de toekomst van de bibliotheek gericht. Projecten die een meerwaarde moeten creëren voor de gebruikers en voor onszelf. In de analyses van deze vier studenten kwam haarfijn naar voren dat wat een kracht is van Kennemerwaard, maar tegelijkertijd ook een valkuil. We beginnen vol enthousiasme aan projecten, vanuit een visie dat we er toe willen doen. Dat we met onze gebruikers samen willen ontdekken wat de bibliotheek van de toekomst kan zijn. En dan vergeten we soms in ons enthousiasme om na de start goed te borgen wat er nodig is om voor een langdurig succes te zorgen. Dat is wat duidelijk naar voren is gekomen uit de onderzoeken van Sanne, Sara, Steff en Stella. De ideeën van Kennemerwaard spreken aan en de uitvoering is meestal goed. Waar we als organisatie nog een stevige slag in kunnen en moeten maken is voor gebruikers nóg duidelijker maken wat de bibliotheek voor hen kan betekenen. Tegelijkertijd kunnen gebruikers meer voor de bibliotheek betekenen en moeten we ook daarin een verbeterslag maken. En dat alles staat of valt natuurlijk bij begrip van en kennis bij onze medewerkers van wat we voor ogen hebben met de (nieuwe) rol van de bibliotheek. Zij moeten de vraag kunnen beantwoorden wat een project bijdraagt aan de bibliotheek, en het enthousiast uit kunnen dragen, ook als zij zelf niet direct betrokken zijn. De aanbevelingen zijn helder en daar gaan we mee aan de slag. We hebben huiswerk gekregen van deze studenten!
Erna Winters directeur Bibliotheek Kennemerwaard