Bezoek van Staatssecretaris Van Bijsterveldt
COORNHERT LYCEUM Haarlem, 27 maart 2008
KWALITEITSAGENDA VOORTGEZET ONDERWIJS
Kwaliteitsagenda Voortgezet Onderwijs De focus ligt op zes beleidsprioriteiten: 1. Aantoonbare verbetering taal- en rekenprestaties 2. Goede en betrouwbare examens 3. Excellentie bevorderen, betere ontwikkeling van toptalent 4. Alle leerlingen een passende kwalificatie 5. Voor alle leerlingen een maatschappelijke stage 6. Reductie van het aantal zeer zwakke scholen
Inleiding Kwaliteitsagenda In de Kwaliteitsagenda Voortgezet Onderwijs staan de belangrijkste prioriteiten voor de komende jaren om de kwaliteit van het voorgezet onderwijs te verbeteren. Staatssecretaris Van Bijsterveldt gaat met het veld in gesprek om deze concepttekst te toetsen. Met behulp van de geluiden uit de praktijk zal uiteindelijk een definitieve Kwaliteitsagenda worden opgesteld. Dirck Volkertszoon Coornhert In dit kader brengt de staatssecretaris op donderdag 27 maart 2008 een bezoek aan het Coornhert Lyceum in Haarlem. Zij wordt hartelijk verwelkomd door rector Jan Zuelen en zijn directieteam bestaande uit Paul Golhof (plaatsvervangend rector), Ronald Smink (conrector onderbouw), Bart Oremus (conrector bovenbouw) en Fieke Mandersloot (conrector begeleiding). De rector vertelt enthousiast over de ontstaansgeschiedenis van het Coornhert Lyceum en gaat in op de naamgever van de school, Dirck Volkertszoon Coornhert: “Deze humanist pleitte voor een gelijke behandeling van mensen bij gelijke omstandigheden. Hij geloofde in individuele ontwikkeling en vond dat de verantwoordelijkheid daarvoor bij de mensen zelf lag.” Ook de school hecht veel waarde aan persoonlijke ontplooiing, respect voor elkaar en eigen verantwoordelijkheid.
Schets Coornhert Lyceum Coornhert Lyceum Het zestigjarige Coornhert Lyceum in Haarlem is een openbare school voor voortgezet onderwijs: Gymnasium, Atheneum, Havo en Vmbo-tl. De school telt 1600 leerlingen. Er wordt vrij traditioneel onderwijs, dus klassikaal onderwijs gegeven. Het Coornhert hecht aan duidelijke schoolregels en wil een veilige school zijn waar kinderen zich plezierig voelen. Structuur met ruimte voor ontwikkeling Het Coornhert Lyceum heeft een duidelijke structuur met ruimte voor individuele ontwikkeling. Er zijn twee soorten brugklassen: Havo/Vwo en Vmbo-tl/Havo. Daarna zijn er zes soorten tweede klassen: 2 Gymnasium, 2 Atheneum, 2 Havo, 2 Vmbo-tl, Havo/Vwo 2e klas en Vmbo-tl/Havo 2e klas. Deze laatste twee tussenklassen zijn bedoeld voor leerlingen voor wie het beter is de
“Wij hebben wat voor kinderen over”
keus van het schooltype nog een jaar uit te stellen. Begeleiding van de leerlingen neemt op het Coornhert Lyceum een belangrijke plaats in. Elke klas heeft een eigen klassenleraar, de mentor. Elke schoolafdeling heeft een coördinator en een decaan. Dan zijn er vertrouwenspersonen, mediators, en een conrector begeleiding. Persoonlijke ontplooiing Leerprestaties staan voorop, maar op het Coornhert is ook veel aandacht voor persoonlijke ontplooiing en culturele vorming. Leerlingen kunnen muziek, tekenen of drama als examenvak kiezen op Havo en Vwo. Op het Vmbo-tl kan tekenen en lichamelijke oefening als eindexamenvak gevolgd worden. Leerlingen die dat leuk vinden kunnen ook buiten de lessen aan culturele activiteiten meedoen. Zo zijn er muziekavonden, schoolorkesten en –koren, Open Podium avonden, schooltoneel en sportactiviteiten.
Rondleiding door de school Lege school Na het welkomstwoord volgt een rondleiding door de school. Omdat de Projectweek plaatsvindt, zijn veel leerlingen bezig met activiteiten buiten de school. In een uitzonderlijk rustig
schoolgebouw neemt Marja van Bijsterveldt een kijkje bij Frans (voor Vmbo-tl) en een gecombineerde les biologie en gymnastiek. In de Franse les werken de leerlingen terwijl er Franse chansons door het
lokaal klinken. In een ontspannen sfeer laat de staatssecretaris zich voorlichten door de lerares en praat ze geanimeerd met de leerlingen. Bij biologie zijn de leerlingen onder andere in de weer met onderwerpen op het gebied van EHBO.
Ook hier maakt Marja van Bijsterveldt geïnteresseerd een praatje met lerares en leerlingen.
“Achteraf was iedereen zeer enthousiast over de Projectweek”
Gesprek over de Kwaliteitsagenda met de directie Goed onderwijs bepaalt de kwaliteit van de samenleving In een gesprek tussen de directie van het Coornhert Lyceum (rector Jan Zuelen, plaatsvervangend rector Paul Golhof, conrector onderbouw Ronald Smink, conrector bovenbouw Bart Oremus en conrector begeleiding Sophie Mandersloot) en de staatssecretaris en haar medewerkers, opent gesprekleidster Alma Boender-Feenstra de discussie. Is de school het eens met de zin ‘Goed onderwijs bepaalt de kwaliteit van de samenleving’? Een open deur, vinden de aanwezigen. Goed onderwijs moet kinderen niet alleen op de juiste manier vormen (normen aanleren), maar ook voorbereiden op verder studeren. De Kwaliteitsagenda spitst zich inhoudelijk vooral toe op rekenen en taal, maar er gebeurt meer op school waar keuzes gemaakt moeten worden. Moet je bijvoorbeeld het vreemde talen onderwijs en de exacte vakken niet meer praktisch maken? Zo voorkom je dat leerlingen deze vakken laten vallen en zorg je ervoor dat ze aansluiten bij toekomstig gebruik. Ook ‘maatwerk’ wordt gepromoot: door het huidige ‘middenmootsysteem’ worden
leerlingen op het Vwo soms overbeladen (teveel snuffelen aan vakken), en moeten Vmbo-tl-ers soms te diep in de materie duiken (meer achtergrond). Creatief met minder uren Het doel van de Kwaliteitsagenda is het verbeteren van de kwaliteit van het voortgezet onderwijs. De staatssecretaris wil weten of er op het Coornhert behoefte bestaat om meer een beroep te doen op de professionaliteit van de leraar: “Verbeteren we de kwaliteit van het onderwijs door docenten minder uren les te laten geven waardoor ze meer creatieve ruimte hebben om hun vak inhoudelijk uit te diepen? Of is het beter gewoon lesuren te draaien?” De voorkeur van het Coornhert Lyceum gaat uit naar minder uren en meer creatieve ruimte. Er gaat nu zoveel tijd in de lestaak zitten, dat men niet toekomt aan het creëren van inhoudelijke meerwaarde. En om het vak ook in de toekomst aantrekkelijk te laten zijn, is minder uren zeker aan te bevelen. “Stel dat we het voorschrijven, wordt die creatieve ruimte dan ook genomen?”, stelt Marja van Bijsterveldt als gewetensvraag. Er wordt beaamd dat
“Een docent moet er in zijn hoofd de ruimte voor krijgen”
er een grote groep docenten bestaat die gewoon wil lesgeven. Toch zal de meerderheid de creatieve ruimte oppakken, is de overtuiging. Toen vorig jaar op het Coornhert de Projectweek werd geïntroduceerd, was het lastig om draagvlak te vinden. Maar achteraf waren docenten zeer positief en pleitten ervoor dit vaker te doen. Uren in de praktijk “Door het aantal leraren te verhogen zou de kwaliteit van het onderwijs verhoogd kunnen worden zonder afbreuk te doen aan de 1040 uren. Een docent moet vooral ook in zijn hoofd ruimte krijgen om zijn vak inhoudelijk te verdiepen”, meent conrector Bart Oremus. De staatssecretaris informeert of er op deze school al minder dan 25 uur lesgegeven wordt. Het antwoord luidt dat in de praktijk de meeste Coornhert-leerkrachten 25 uur lesgeven. Degenen die minder werken, hebben uren ingewisseld voor begeleidingstrajecten etc, maar dat is niet voor iedere leerkracht weggelegd.
Spijbelen “Is er een verschil op te merken tussen Vmbo-tl en Vwo als het gaat om de hoeveelheid uren die de leerlingen op school doorbrengen?”, vraagt Marja van Bijsterveldt. Omdat er op het Coornhert Lyceum veel menging is van de verschillende afdelingen, zijn het aantal spijbeluren van Vwo-ers of Vmbotl-ers ongeveer gelijk. Het hangt vooral af van de leraar en de kwaliteit van het onderwijs. Wel benadrukt de school dat op het Vmbo-tl de sociale problematiek groter is waardoor kinderen niet meer op school komen. Een goede opleiding zou een betere sociale positie opleveren. De openingsstelling ‘Goed onderwijs bepaalt de kwaliteit van de samenleving’ wordt hiermee nogmaals onderstreept. “Kan de maatschappelijke stage hieraan bijdragen? Daar heb ik wel verwachtingen van”, zegt staatssecretaris Van Bijsterveldt. Ook de school verwacht dat de maatschappelijke stage zal bijdragen aan de oplossing van deze problematiek. Als vindplaats van kinderen die niet goed
in hun vel zitten, heeft de school een signaleringsfunctie. Bij het Coornhert staat welzijn hoog in het vaandel en hebben ze een goed netwerk opgebouwd: “We zorgen hier voor begeleiding in de vorm van counselors, psychologen, etc. Onze dienstverlening werkt volgens een bepaalde methode, maar we verwijzen ook door. Een Zorgadviesteam bestaat nog niet: gebrek aan mankracht bij RIAGG, politie etc vormt hiervoor de belemmering. Het is heel belangrijk om dit integraal aan te pakken en snel actie te ondernemen.” Niet alles op schoolbord Tot slot brengt de staatssecretaris het beeld aan de orde dat de ‘buitenwereld’ via de media van docenten en ook het Ministerie van Onderwijs heeft. Het Coornhert pleit ervoor de scholen iets te ontzien: “In dit stuk – de Kwaliteitsagenda – schuilt het gevaar dat er teveel bij de scholen op korte termijn naar binnen wordt geschoven. We hebben ook al de maatschappelijke stage, het boekenpakket. Pas op dat er niet teveel op het bord van de scholen terechtkomt.”
Gesprek over ‘talentontwikkeling’ met docenten en leerlingen Extra dimensie Voor het volgende onderwerp voegen zich een aantal docenten (Patrick Wildenburg, Piet Spee, Alan Nicolas, Caroline Roozen en Joris van den Beld) en een achttal leerlingen bij de discussiegroep. Eerst
vertelt iedereen wat hij of zij onder talentontwikkeling bestaat. Oude talendocente Caroline Roozen vindt de term ongelukkig gekozen: “Talent heb je, dat hoeft alleen gestimuleerd te worden. Ontwikkeling vind ik een verkeerde
“De sfeer op school is beter, er is meer onderling respect en leerlingen durven te laten zien wat ze kunnen.”
woordkeuze.” Op het Coornhert Lyceum komen alle leerlingen in aanraking met de culturele vakken. Dertig procent van de leerling is actief op creatief of sportief gebied. “Biedt dit een extra dimensie op het gewone
onderwijs?”, wil de staatssecretaris weten. De leraren en leerlingen vinden dat het hun relatie ten goede komt en daarmee ook het uiteindelijke leerresultaat. De leerlingen vinden het leuk dat een leraar weet waar hun andere talenten liggen en
stellen de belangstelling op prijs. De sfeer op school is beter, er is meer onderling respect en leerlingen durven te laten zien wat ze kunnen. Leerlingen die niet actief deelnemen voelen zich betrokken bij het medeleerlingen. Die stellen zich immers kwetsbaar op. Durven excelleren Bij de aandachtsgebieden drama, lichamelijke opvoeding, muziek en tekenen worden leerlingen uitgedaagd iets van zichzelf te laten zien. Als ze hierin excelleren, is dat ook merkbaar in andere vakken. Door hun toegenomen zelfvertrouwen participeren ze beter. Ook bij leervakken worden leerlingen uitgedaagd. Zo stimuleert de school de leerlingen mee te doen aan de Nederlandse Wiskunde Olympiade. Met succes: het Coornhert Lyceum is doorgedrongen tot landelijk niveau. Een jongen gaat een politieke discussie met Marja van Bijsterveldt aan: “In de politiek hebben ze bepaald dat in een aantal uren alle vakken moeten worden gegeven. Volgens mij is het beter om minder eisen aan het aantal vakken te stellen. Dan heb je meer uren per vak en kun je dat beter uitdiepen. Op die manier kan talent per vak naar voren komen.”
De opmerking van de staatssecretaris dat het onderwijs niet alleen bezig is met verbreding maar zeker ook met verdieping, wordt door de leerling gepareerd: “Daar is nu niet zoveel ruimte voor, met name door het salaris van de leraren!” Inspiratie wederzijds Op het Coornhert wordt door gepassioneerde docenten de mogelijkheid gecreëerd om met talent iets te doen. Buiten school en binnen school. Voor veel leerlingen is de interactie tussen leraar en leerling een reden om voor deze school te kiezen. Docenten worden op hun beurt geïnspireerd door de leerlingen, omdat zij uit zichzelf met vragen op de leerkrachten afstappen. Daarnaast spreken ze leerlingen aan die uit zichzelf niet durven: “Het is leuk om alles uit een kind te halen”. Marja van Bijsterveldt plaatst de kanttekening dat deze situatie zich eerder voordoet in Haarlem dan bijvoorbeeld Amsterdam-West. Het Coornhert is van mening dat iedere school hetzelfde kan bereiken als er maar veel interactie is tussen leraar en leerling: “En je moet er
veel moeite instoppen en ervoor waken dat de extra dingen van hoge kwaliteit zijn.” De discussie verlegt zich naar het kostenplaatje. “Past de financiering van activiteiten op het gebied van muziek, drama, etc binnen de middelen van de school of komt het uit de ouderbijdrage?”, vraagt de staatssecretaris. “Past binnen de middelen”, bevestigt rector Zuelen. “Maar als je alle uren die er vrijwillig in worden gestoken ook zou meetellen, zou het onbetaalbaar zijn.”
“Talent wordt door jezelf en anderen altijd te laat ontdekt”
Gesprek over ‘taal en rekenen’ en ‘de menselijke maat’ met coördinatoren, leerlingen en ouders Niveau taal en rekenen Om over de laatste onderwerpen mee te praten, meldt zich een aantal ouders dat ook zitting heeft in de Ouderraad. “Hoe zit het met taal en rekenen op school?”, vraagt Alma Boender-Feenstra aan de leerlingen. Op het Coornhert Lyceum checken docenten van andere vakken dan Nederlands wel op spelling en zinsopbouw, maar er vindt geen puntenaftrek plaats. De ouders vinden in algemene zin het taalniveau zorgwekkend. Zij vinden dat er meer aan gedaan moet worden, met name op de basisschool. Omdat er op de middelbare school geen aandacht aan taal en rekenen wordt besteed, gaat het niveau verder naar omlaag. Het Coornhert probeert hier iets aan te doen door kinderen met taal- en rekenachterstand extra lessen buiten de roosteruren om aan te bieden. “Is het nodig om aan leerlingen de eis te stellen minimaal een voldoende te scoren op wiskunde, Nederlands en Engels?”, vraagt de staatssecretaris aan de ouders. Zij vinden deze eis te zwaar: “Een 5 is
“Je komt heus niet in een ander land waar je niemand kent” acceptabel wanneer een kind andere talenten heeft. Daarbij is wiskunde iets anders dan rekenen. Een kind kan goed zijn in wiskunde, maar slecht in talen. En omgekeerd.” Blijven trainen Marja van Bijsterveldt: “Zouden de PABO-toetsen ook beschikbaar gesteld moeten worden aan scholen?” Nee, menen de docenten. De PABO toetst niet de uitkomst, maar de methode. Het zou wel handig zijn om op de hoogte te zijn van de ontwikkelingen. Er wordt gefilosofeerd of taal en rekenen een plaats moet krijgen in het curriculum van het voortgezet onderwijs. Het ‘stampen’ op de basisschool wordt niet onthouden; leerlingen moeten het blijven trainen. Tegelijkertijd wordt geconstateerd dat leerlingen op dit moment schijnbaar heel goed het voortgezet onderwijs doorkomen zonder taal en rekenen: “Met een rekenmachine red je het toch wel!” De staatssecretaris zegt dat er gekeken zal worden hoe de kennis van taal en rekenen kan worden bijgehouden. Daarnaast moet er in de eindtermen worden vastgelegd wat leerlingen
precies moeten weten. Aan landelijke meetmomenten wordt ook gedacht. Menselijke maat De gesprekleidsters roert het volgende onderwerp aan en vraagt aan de leerlingen: “Hoe zit het met de kleinschaligheid op een school met 1600 leerlingen?” De leerlingen vonden het als brugklassers best even wennen op zo’n grote school. Ze hadden echter niet het gevoel dat ze in het diepe werden gegooid. “Je komt heus niet in een andere wereld waar je niemand kent”, zegt een jongen. Ze werden goed begeleid. De school kent vaste mentorenteams die er belang aan hechten ieder kind te leren kennen. Daarnaast is de Brugklasweek een belangrijk instrument om op school in te burgeren. De ouders vinden de kleinschaligheid ook erg belangrijk. Zo werd een ouder gebeld door de mentor over het rapport. Niet vanwege slechte prestaties, maar vanwege het contact. “Ongelooflijk goed.” Op school is geen peersupport. “Dat mag in het kader van de maatschappelijke stage”, geeft de staatssecretaris als tip. De leerlingen zien in peersupport
wel voordelen, want je stelt toch gemakkelijker en andere vragen aan een medeleerling dan aan een docent. Andere leerlingen zien het niet als een toevoeging: “Het is persoonsgebonden”.
Wat kunnen we leren van grote scholen? “Kunnen jullie goed jezelf zijn op zo’n grote school?”, vraagt de staatssecretaris zich af. De leerlingen zijn blij met de
ruimte en keuzemogelijkheden. “Je kunt er goed jezelf zijn en je thuis voelen. Iedereen vindt zijn plekje wel. En het voordeel van een grote school met veel diversiteit is dat je een goede
voorbereiding op de maatschappij krijgt. Op een kleine school draai je rond in een bepaald kringetje”, antwoordt een meisje. De leraren vinden dat alles goed geregeld is qua structuur en organisatie. Zij hebben zeggenschap en voelen zich gekend. Het Coornhert heeft een tweetal tips voor andere grote scholen. Door overzichtelijke afdelingen te maken, houd je zicht op de prestaties en het welbevinden van leerlingen. En als je in de directie zit, moet je ook voor de klas staan in verband met feedback: “Dat is heel belangrijk. Je moet de kinderen en de sfeer van de school kennen.” Beeld in pers Tot slot wordt de vraag gesteld of de aanwezigen het kritische beeld van de leraar herkennen zoals dat in de pers komt. De ouders en de leerlingen herkennen dat beeld niet. Zij merken niets van gedemotiveerde leraren en wat er verder in lerarenland aan de hand is. In tegendeel: zij vinden dat leraren buiten het lesgeven om juist veel extra dingen doen.
Gespreksleiders Alma Boender-Feenstra [mvc.nl] Tekst Annelies Kant [kantekst.nl] Fotografie en lay out Rolf Resink [hetismooiwerk.nl]