Bewonersenquête Smallingerland 2013
Communicatie Dienstverlening Milieu Sport en bewegen Gezondheid en voeding Vrijwilligerswerk Kinderopvang en peuterspeelzaal Opvoeden en Centrum voor Jeugd en Gezin Inbraakpreventie Verhuiswens en woonperspectief ouderen
Opdrachtgever: Gemeente Smallingerland
Analyse en rapportage: Oostveen Beleidsonderzoek en Advies
Colofon Opdrachtgever: Gemeente Smallingerland Postbus 10.000, 9200 HA Drachten Contactpersoon: Erik Kort Telefoon (0512) 581 234 E-mail:
[email protected] Analyse en rapportage: Oostveen Beleidsonderzoek en Advies Elbertbos 1, 7543 GV Enschede Telefoon (053) 430 5596. Internet: www.oostveen.net E-mail:
[email protected] Enschede / Drachten, april 2014 ISBN 978-90-91681-04-2 Samenstelling: drs. Paul Oostveen Overname uit dit rapport is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld
Inhoudsopgave
1. Inleiding
blz. 4
2. Communicatie
blz. 5
3. Dienstverlening
blz. 9
4. Milieu
blz. 10
5. Sport en bewegen
blz. 13
6. Gezondheid en voeding
blz. 15
7. Vrijwilligerswerk
blz. 17
8. Kinderopvang en peuterspeelzaal
blz. 18
9. Opvoeden en Centrum voor Jeugd en gezin
blz. 20
10. Inbraakpreventie
blz. 22
11. Verhuiswens en woonperspectief ouderen
blz. 23
Bewonersenquête Smallingerland 2013
3
1. Inleiding Ongeveer eens in de twee jaar wordt in de gemeente Smallingerland een Bewonersenquête gehouden. Deze enquête bevat in ieder geval vragen over leefbaarheid en veiligheid, die worden verwerkt in de Wijkatlas Smallingerland. In de Bewonersenquête is ook ruimte voor andere vragenblokken. In 2013 werden extra vragen opgenomen over uiteenlopende onderwerpen. De gemeente wil op die manier een beeld krijgen van de mening en het gedrag van de bevolking met betrekking tot deze onderwerpen. De resultaten van deze andere vragenblokken vindt u in deze rapportage. Uitvoering van het onderzoek De Bewonersenquête 2013 heeft plaatsgevonden in de vorm van een vragenlijst, die op papier of via internet kon worden ingevuld. Begin oktober 2013 kregen 7541 inwoners van 16 jaar en ouder een brief van het College van B&W waarin ze werden uitgenodigd om de enquête in te vullen. Dat kon via internet, maar iedereen die dat een paar weken later nog niet had gedaan ontving ook een papieren vragenlijst. Half november werd een derde brief verzonden met een laatste herinnering aan mensen die de enquête nog niet hadden ingevuld. Onder mensen die aan het onderzoek hebben meegewerkt werd een iPad verloot. Uiteindelijk hebben 4071 mensen de enquête op papier of via internet ingevuld. De respons bedroeg daarmee 54%. Dat is duidelijk hoger dan in 2011 (48%). Onder de respondenten zijn vrouwen en inwoners vanaf ongeveer 50 jaar enigszins oververtegenwoordigd. Meer details over de steekproeftrekking en over de respons zijn te vinden in de Wijkatlas Smallingerland 2014. Over dit rapport Veel vragen uit de bewonersenquête zijn op wijkniveau (en sommige vragen op buurtniveau) gerapporteerd in de Wijkatlas. In dit rapport vindt u de resultaten van andere vragenblokken die niet zozeer per wijk relevant zijn maar wel op gemeenteniveau. De resultaten worden per thema beschreven. Waar mogelijk worden de cijfers vergeleken met de vorige enquêtes in 2008 en/of 2011. Het aantal extra vragen in de bewonersenquête was groter dan bij de vorige enquêtes. Om de vragenlijst niet te lang te maken, waren er in 2013 twee versies van de vragenlijst. De meeste vragen uit deze rapportage kwamen slechts in een van de twee versies voor en zijn dus door ongeveer 2000 mensen beantwoord. Dat is ruim voldoende voor cijfers op gemeenteniveau en het onderscheiden van enkele groepen (zoals naar leeftijd, geslacht en inkomen). De vragen die op wijkniveau worden gerapporteerd (vooral in de Wijkatlas) waren opgenomen in beide versies, omdat daarvoor wel 4000 respondenten nodig waren. De gebruikte vragenlijsten zijn desgewenst opvraagbaar bij Oostveen Beleidsonderzoek en Advies te Enschede.
4
Oostveen Beleidsonderzoek en Advies
2. Communicatie Een goede communicatie tussen gemeente en burgers is van groot belang voor een goed functioneren van het gemeentebestuur. Voor de gemeente is het daarom belangrijk te weten welke media de bewoners gebruiken om zich te informeren over de gemeente, welke van de gemeentelijke informatiekanalen zij kennen en gebruiken en hoe deze worden beoordeeld. De eerste paragraaf gaat over gebruik van lokale en regionale media. Daarna wordt in de tweede paragraaf de bekendheid, gebruik en waardering van specifieke gemeentelijke informatiekanalen besproken. Mediagebruik In de eerste plaats is gevraagd via welke lokale en regionale media bewoners zich vooral laten informeren over de gemeentelijke politiek en over de besluiten van het gemeentebestuur. De gebruikte informatiekanalen worden weergegeven in onderstaande grafiek. Omdat deze vraag ook werd gesteld in eerdere bewonersenquêtes, kunnen de cijfers met 2008 en 2011 worden vergeleken. Waar in deze paragraaf wordt gesproken over bereik, gaat het om het gebruik van media om zich te laten informeren over politiek en besluiten van het gemeentebestuur. Verreweg het grootste bereik hebben de Drachtster Courant (gebruikt door 88%) en Breeduit (71%). Ongeveer half zo groot is het bereik van Omrop Fryslân TV (40%) en de Leeuwarder Courant (36%). Nieuwsbrieven van de gemeente worden gebruikt door 30% en Omrop Fryslân Radio door 24%. Ongeveer 15% gebruikt brochures van de gemeente of de gemeentewebsite www.smallingerland.nl. Minder bekend zijn de specifieke websites www.dwjm.nl (Drachtenwiljemeemaken: 4%) en www.debouwen.nl (1%). Deze laatste website is natuurlijk speciaal gericht op de wijk De Bouwen: van de inwoners van deze wijk zegt 9% er gebruik van te maken. Van alle bewoners laat 17% zich informeren door een wijkraad (via wijkkranten of vergaderingen). Verder maakt 9% gebruik van het Friesch Dagblad en 5% van informatie- en inspraakavonden van de gemeente. Van de voorgelegde media worden (afgezien van www.debouwen.nl) Smelne FM en spreekuren/ inloopavonden het minst gebruikt: elk door 2% van de bewoners.
Gebruikte media t.a.v. gemeentelijke politiek en besluiten van het gemeentebestuur Drachtster Courant
88%
Breeduit
71%
Omrop Fryslân TV Omrop Frysân radio
40% 24%
Leeuwarder Courant
36%
Nieuwsbrieven gemeente Brochures gemeente Website gemeente Website dwjm.nl Website debouwen.nl
Wijkraad (wijkkrant/vergad.) Friesch Dagblad
Info-/inspraakavonden gem. Smelne FM Spreekuren/inloopmomenten 0%
30% 17% 14% 4% 1%
2008
17%
2011
9%
2013
5% 2% 2% 20%
40%
60%
80%
100%
Bij veel informatiekanalen liggen de percentages uit 2011 en 2013 dicht bij elkaar. Bij enkele media liep het bereik terug: De Drachtster Courant (van 90 naar 88%), Leeuwarder Courant (van 40% naar 36%), brochures van de gemeente (van 20 naar 17%) en de gemeentelijke website (van 19% naar 14%). Bij de Drachtster Courant en gemeentelijke brochures was het bereik tussen 2008 en 2011 ook al teruggelopen. Het bereik van de gemeentelijke site was tussen 2008 en 2011 gestegen van 14% naar 17% maar ligt nu weer op het niveau van 2008.
Bewonersenquête Smallingerland 2013
5
Niet alle bevolkingsgroepen gebruiken de verschillende media even veel. In het buitengebied maken meer inwoners gebruik van de Leeuwarder Courant, Friesch Dagblad en de radio-uitzendingen van Omrop Fryslân dan in Drachten. Het verschil is daarbij ongeveer 7 procentpunt. Veel groter is het verschil bij Omrop Fryslân TV (51% in buitengebied; 27% in Drachten) en de wijkraden of verenigingen van dorpsbelang (42% in het buitengebied en 11% in Drachten). Aan de andere kant maken in Drachten meer mensen gebruik van nieuwsbrieven en brochures van de gemeente, van de websites en van Smelne FM. Diverse media worden door oudere bewoners (vanaf 60 jaar) aanzienlijk vaker gebruikt dan door jongere bewoners (tot 40 jaar) zoals blijkt uit de bovenste figuur hiernaast. Dat geldt het sterkst voor Omrop Fryslân radio, maar is ook duidelijk te zien bij Omrop Fryslân TV, de Leeuwarder Courant, het Friesch Dagblad en brochures van de gemeente. Bij de websites, de Drachtster Courant, Breeduit en de nieuwsbrieven van de gemeente zijn de verschillen naar leeftijd zeer beperkt.
Gebruikte media t.a.v. gemeentelijke politiek en besluiten van het gemeentebestuur (naar leeftijd en opleidingsniveau) naar leeftijd Drachtster Courant Breeduit Omrop Fryslân TV Omrop Frysân radio Leeuwarder Courant Nieuwsbrieven gemeente Brochures gemeente Website gemeente
Website dwjm.nl Website debouwen.nl Wijkraad… Friesch Dagblad
16-39 jaar 40-59 jaar
Info-/inspraakavonden… Smelne FM Spreekuren/inloopmom… 0%
20% 40% 60% 80% 100%
naar opleiding Drachtster Courant
De onderste grafiek laat de verschillen zien naar opleidingsniveau. De verschillen naar opleiding zijn veel minder groot dan naar leeftijd. Hoger opgeleiden maken echter wat vaker gebruik van Breeduit en de website van de gemeente, terwijl lager opgeleiden vaker gebruik maken van de radio- en TVuitzendingen van Omrop Fryslân.
Breeduit Omrop Fryslân TV Omrop Frysân radio Leeuwarder Courant
Nieuwsbrieven gemeente Brochures gemeente Website gemeente Website dwjm.nl Website debouwen.nl
Wijkraad (wijkkrant/vergad.) Friesch Dagblad
max.vmbo mbo/havo/vwo
Info-/inspraakavonden gem.
hbo/univers.
Smelne FM Spreekuren/inloopmomenten 0%
6
20%
40%
60%
80%
100%
Oostveen Beleidsonderzoek en Advies
Informatieverstrekking door de gemeente Deze paragraaf beperkt zich tot de informatiekanalen die de gemeente zelf inzet om informatie te verstrekken. Aan de respondenten is gevraagd of zij deze kanalen kennen, of ze er gebruik van maken en hoe zij deze beoordelen. Het meest bekend en het meest gebruikt zijn Breeduit en de Gemeentegids. Ruim 90% van de bewoners kent deze media. De meeste van de genoemde media zijn bekend bij 60 tot 75% van de bewoners: de publieksbalie, brochures en nieuwsbrieven, de website, wijkbeheer, informatie- en inspraakavonden en spreekuren/ inloopmomenten. Minder bekend zijn stukken voor de raads- en commissievergaderingen (48%) en de regiomanagers (30%). Het aantal bewoners dat deze informatiekanalen daadwerkelijk gebruikt is natuurlijk lager. Het minst sterk geldt dat voor de twee meest gebruikte bronnen: 77% gebruikt Breeduit en 65% de Gemeentegids. Groepen van 26% gebruiken de publieksbalie in het gemeentehuis of de nieuwsbrieven; 22% gebruikt brochures of de website van de gemeente en 18% wijkbeheer. De andere kanalen worden door 2% tot 8% gebruikt.
Bekendheid en gebruik gemeentelijke informatiekanalen bekendheid Breeduit
92%
Gemeentegids
92%
Publieksbalie gemeentehuis
74%
Nieuwsbrieven gemeente
59%
Brochures gemeente
66%
Website gemeente
75%
Wijkbeheer in eigen wijk
68%
Info-/inspraakavonden
69%
Spreekuren/inloopmomenten
Regiomanagers gemeente
30%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
gebruik Breeduit
Publieksbalie gemeentehuis Nieuwsbrieven gemeente
Brochures gemeente Website gemeente Wijkbeheer in eigen wijk
Info-/inspraakavonden
77%
65% 26% 26%
22% 22% 18%
2008
8%
2011
Spreekuren/inloopmomenten Stukken raads/comm.vergad.
Regiomanagers gemeente 0%
Bewonersenquête Smallingerland 2013
2013
48%
Gemeentegids
In vergelijking met 2011 is de bekendheid van gemeentelijke brochures (van 71 naar 66%) en van de regiomanagers (van 38 naar 30%) afgenomen. Tussen 2008 en 2011 was de bekendheid van deze twee kanalen juist toegenomen, maar deze daalde nu weer naar het niveau van 2008. Als we kijken naar het feitelijke gebruik wordt vooral de Gemeentegids minder gebruikt dan in 2011 (door 65% in plaats van 76%). Maar ook Breeduit, de Publieksbalie en de brochures en website van de gemeente worden door iets minder mensen gebruikt dan in 2011.
2011
60%
Stukken raads/comm.vergad.
2008
5%
2013
4% 2% 20%
40%
60%
80%
100%
7
Aan de mensen die bepaalde informatiekanalen kennen is ook gevraagd om deze (met een rapportcijfer) te beoordelen. De rapportcijfers voor de verschillende kanalen worden getoond in de grafieken hiernaast. Daarbij worden de cijfers twee keer weergegeven: boven voor iedereen die het kanaal kent (ongeacht of ze er gebruik van maken) en daaronder alleen voor mensen die er gebruik van maken. De kanalen worden weergegeven in de volgorde van het gebruikspercentage, net zoals in de grafieken op de vorige bladzijde. Uit de bovenste grafiek blijkt dat de kanalen die het meest worden gebruikt over het algemeen ook de hoogste rapportcijfers krijgen (van iedereen die de kanalen kent): een 7,5 voor de Gemeentegids en een 7,4 voor Breeduit. De kanalen die door 18-26% worden gebruikt krijgen cijfers tussen de 6,6 en 7,0. De laatste vier kanalen, die door minder dan 10% worden gebruikt, krijgen cijfers tussen 5,7 en 6,0.
Rapportcijfers gemeentelijke informatiekanalen iedereen die kanalen kent Breeduit
7,4
Gemeentegids
7,5
Publieksbalie gemeentehuis
7,0
Nieuwsbrieven gemeente
6,9
Brochures gemeente
6,8
Website gemeente
6,6
Wijkbeheer in eigen wijk
6,7 2008
Info-/inspraakavonden Spreekuren/inloopmomenten
8
2013
6,0
Stukken raads/comm.vergad.
5,7
Regiomanagers gemeente
5,9 1
Als we echter alleen de rapportcijfers bekijken van mensen die gebruik maken van de kanalen lopen de cijfers veel minder uiteen. Dat komt mede omdat de gebruikers over het algemeen hogere rapportcijfers geven dan mensen die geen gebruik maken van een bepaald kanaal. Onder deze gebruikers zijn de rapportcijfers het hoogst voor de Gemeentegids (7,7), de publieksbalie in het gemeentehuis (7,5) en Breeduit (7,5). Het laagst is het cijfer voor de inspraak- en informatieavonden (6,7). Uit de bovenste grafiek (van iedereen die de kanalen kent) blijkt dat bij enkele informatiekanalen de cijfers in 2013 wat lager waren dan in 2011. Vooral voor de stukken voor raads- en commissievergaderingen en de regiomanagers worden lager gewaardeerd. Kijken we echter uitsluitend naar het oordeel van mensen die de betreffende kanalen gebruiken (onderste grafiek), dan zijn de cijfers uit 2013 vrijwel exact gelijk aan die uit 2011.
2011
6,0
2
3
4
5
6
7
8
9
alleen mensen die er gebruik van maken Breeduit
7,5
Gemeentegids
7,7
Publieksbalie gemeentehuis
7,5
Nieuwsbrieven gemeente
7,2
Brochures gemeente
7,3
Website gemeente
6,9
Wijkbeheer in eigen wijk
7,2 2008
Info-/inspraakavonden
2011
6,7
Spreekuren/inloopmomenten
2013
7,0
Stukken raads/comm.vergad.
6,9
Regiomanagers gemeente
6,9 1
2
3
4
5
6
7
8
Oostveen Beleidsonderzoek en Advies
9
3. Dienstverlening Deze pagina gaat over de tevredenheid van bewoners over de dienstverlening in het gemeentehuis. Het jaar voorafgaand aan de enquête heeft 60% persoonlijk een bezoek gebracht aan het gemeentehuis (waarvan 39% één keer, 34% twee keer en 26% vaker dan 2 keer). In het voorjaar van 2011 had nog 73% het afgelopen jaar een bezoek gebracht aan het gemeentehuis, dus het fysieke bezoek aan het gemeentehuis is afgenomen. Aan de mensen die het gemeentehuis bezochten zijn vragen gesteld over de tevredenheid bij hun laatste bezoek.
De meeste mensen zijn tevreden over alle genoemde aspecten van hun laatste bezoek: 15 tot 30% is zeer tevreden en nog eens 68 tot 79% is ‘gewoon’ tevreden. Aan de andere kant is 3 tot 9% ontevreden en nog eens 0 tot 2% zeer ontevreden. Het grootst is de tevredenheid over de manier van doorverwijzen: 30% is zeer tevreden en nog eens 68% tevreden; slechts 2% is ontevreden. Het aantal ontevreden of zeer ontevreden bewoners is het grootst bij de bereikbaarheid van het gemeentehuis (samen 10%) en de wachttijd bij het loket van de afdeling waar men moest zijn (6%). In vergelijking met 2011 is het aantal mensen dat zeer tevreden is op verschillende aspecten toegenomen: -
Tevredenheid over dienstverlening bij laatste bezoek aan gemeentehuis
bereikbaarheid gemeentehuis
19%
manier van doorverwijzen
71%
30%
68%
wachttijd loket van afdeling 15%
79%
belangstelling ambtenaar
19%
78%
deskundigheid ambtenaar
18%
77%
toereikendheid informatie
17%
79%
uiteindelijke resultaat
21%
0%
zeer tevreden
tevreden
74%
20%
40%
ontevreden
60%
80%
100%
zeer ontevreden
wachttijd loket afdeling: van 11 naar 15%. belangstelling ambtenaar: van 15 naar 19%. deskundigheid ambtenaar: van 15 naar 18%. toereikendheid van informatie: van 14 naar 17%.
Bij de bereikbaarheid van het gemeentehuis is juist het aantal mensen dat ontevreden is toegenomen sinds 2011 (van 6 naar 9%). Bij de manier van doorverwijzen en bij het uiteindelijke resultaat zijn de verschillen tussen 2011 en 2013 niet significant.
Bewonersenquête Smallingerland 2013
9
4. Milieu Hoe oordelen bewoners over het milieu en milieuvoorzieningen? Wat vinden zij van de afvalstoffenheffing en ervaren ze wateroverlast? Daarover gaat deze paragraaf. In de eerste plaats werden rapportcijfers gevraagd voor verschillende afvalvoorzieningen en -aspecten. Het meest tevreden zijn bewoners over de huis-aan-huis afvalinzameling (8,3), de ECO-stations aan De Boeg en De Hemmen (8,1) en de informatie van Regon Milieu-service (8,1). Voor deze aspecten gaf slechts 2 of 3% een onvoldoende (5 of lager). Niet veel lager zijn de rapportcijfers voor de contacten met medewerkers van Regon (7,9), de glas-/kleding containers (7,8) en de ondergrondse containers voor restafval/GFT (7,7). Duidelijk lager zijn de rapportcijfers voor de onkruidbestrijding (6,0) en gladheidsbestrijding (5,6) in de eigen buurt. Veel van de bewoners geven dan ook onvoldoendes aan de onkruidbestrijding (31%) en gladheidsbestrijding (42%) in de buurt. In vergelijking met 2011 zijn bewoners tevredener over de huis-aan-huis afval-
Tevredenheid over milieuzaken gemiddelde rapportcijfers Huis-aan-huis afvalinzameling
8,3
Ondergrondse containers
7,7
ECO-stations
8,1
Glas-/kleding containers
7,8
Contacten medewerkers Regon
7,9
Informatie Regon Milieuservice
8,1
Onkruidbestrijding in buurt
6,0
Gladheidbestrijding in buurt
2011
5,6 1
2013
2
3
4
5
6
7
8
9
verdeling rapportcijfers (2013) Huis-aan-huis afvalinzameling Ondergrondse containers ECO-stations Glas-/kleding containers Contacten medewerkers Regon Informatie Regon Milieuservice
Onkruidbestrijding in buurt Gladheidbestrijding in buurt
0-5
6-7
8 - 10
0%
25%
50%
75%
100%
inzameling (van 8,1 naar 8,3) en over contacten met medewerkers van Regon (van 7,5 naar 7,9). De tevredenheid over de onkruidbestrijding is juist gedaald (van 6,4 naar 6,0). Bij de gladheidsbestrijding is een vergelijking niet mogelijk: in 2011 werd gevraagd naar gladheidsbestrijding in de gemeente (6,5) maar in 2013 naar die in de eigen buurt (5,6). Buiten de eigen buurt zullen bewoners vaker over hoofdwegen rijden waar meer gestrooid wordt. De rapportcijfers over onkruid- en gladheidsbestrijding zijn ook per wijk bekend. Over de onkruidbestrijding zijn de bewoners van De Wiken en Noord-Oost het minst tevreden (5,7). De hoogste cijfers geven de bewoners van Fennepark (6,8), Himsterhout (6,7), De Singels (6,5) en Centrum (6,5). Over de gladheidsbestrijding zijn mensen vooral ontevreden in Drachtstervaart (4,7), Burmaniapark/Vrijburgh (4,8), De Wiken (5,1) en De Venen (5,1). Het meest tevreden over de gladheidsbestrijding zijn bewoners van Centrum (6,5), Buitengebied West (6,4) en Fennepark (6,4).
10
Oostveen Beleidsonderzoek en Advies
Oordeel over afvalscheiding
Aan de bewoners werd ook gevraagd in hoeverre zij het normaal vinden dat bewoners hun afval zoveel mogelijk scheiden. Het overgrote merendeel is het daarmee helemaal eens (55%) of gewoon eens (38%). Slechts 2% is het daarmee oneens of helemaal oneens. De laatste 6% is het niet eens en niet oneens. Dat bewoners gemotiveerd zijn hun afval te scheiden blijkt ook uit de volgende vraag. Aan de bewoners werd gevraagd wat voor henzelf de belangrijkste reden was om afval te scheiden. De meeste bewoners noemen dat goed voor het milieu (59%) of vinden het vanzelfsprekend (30%). Voor 8% is de belangrijkste reden dat het de afvalstoffenheffing verlaagt en de laatste 3% scheidt het afval niet.
Stelling: “Het is normaal dat bewoners hun afval zo veel mogelijk scheiden” Helemaal mee eens
55%
Mee eens
38%
Niet eens, niet oneens 6% Mee oneens
1%
Helemaal mee oneens
1%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
Belangrijkste reden om afval te scheiden Goed voor het milieu
59%
Vanzelfsprekend
30%
Verlaagt afvalstoffenheffing 8% Scheidt afval niet 0%
3% 10% 20% 30% 40% 50% 60%
Vervolgens konden bewoners aangeven wat voor hen het meest belangrijk was bij de inzameling van afval. In de eerste plaats werden drie opties voorgelegd: Het op vaste dagen huis-aan-huis inzamelen van gescheiden afvalstromen (meest belangrijk voor 77%). De mogelijkheid om 7 dagen per week, 24 uur per dag, gescheiden afval te brengen naar een voorziening in de buurt (meest belangrijk voor 8%). Geen voorkeur/weet niet (15%). De meeste bewoners prefereren de huis-aan-huis inzameling op vaste dagen dus boven de mogelijkheid om op elk gewenst moment afval te kunnen inleveren in de buurt. Daarna werd de mening van bewoners gevraagd over mogelijke opties voor de toekomst van de afvalstoffenheffing. Eerst werd uitgelegd dat bewoners € 174 of € 205 per perceel betalen voor een uitgebreide dienstverlening met onder meer wekelijks ophalen van GFT in de zomer, gratis ophalen van grof afval, gratis wegbrengen, bladkooien, rolemmer voor oud papier en gescheiden inzameling van afval. Bewoners konden daarna kiezen uit vier toekomstopties: 24% is bereid elk jaar een beetje meer afvalstoffenheffing te betalen, mits de dienstverlening uitgebreid blijft. 14% is bereid elk jaar een beetje meer afvalstoffenheffing te betalen, mits er maximaal aandacht is voor hergebruik en recycling. 24% vindt dat de afvalstoffenheffing wel iets lager mag; zij accepteren het gevolg dat de dienstverlening standaard wordt en dat mensen moeten bijbetalen voor bijvoorbeeld ophalen/wegbrengen van grofvuil of het wekelijks legen van de groene rolemmer in de zomer. 39% heeft geen voorkeur of weet het niet.
Bewonersenquête Smallingerland 2013
11
Wateroverlast
Wateroverlast Van alle bewoners geeft ruim de helft aan dat er wel eens water op straat blijft staan bij hevige regenval. Bij 32% van alle bewoners gebeurt dat maximaal een keer per jaar, bij 16% 2-4 keer per jaar en bij 9% meer dan 4 keer per jaar. Volgens 44% van de bewoners blijft er bij hen nooit water op straat staan. In Drachtstervaart, Burmaniapark/ Vrijburgh en Himsterhout ervaren bewoners relatief veel wateroverlast: volgens ruim 20% van de bewoners gebeurt dat meer dan 4 keer per jaar. In De Singels en De Venen zijn er veel bewoners (rond de 30%) die melden dat er 2-4 keer per jaar water blijft staan.
Komt het tijdens hevige regenval voor dat er water bij u op straat blijft staan? nee, nooit
44%
ja, max. 1x per jaar ja, 2-4 keer per jaar
ja, >4 keer per jaar 0%
32% 16%
9% 10%
20%
30%
40%
50%
60%
50%
60%
Komt het voor dat er water bij u in de kruipruimte staat? ja
22%
nee, nooit
34%
weet ik niet
geen kruipruimte 0%
30% 14% 10%
20%
30%
40%
Daarnaast is er een vraag gesteld over water in de kruipruimte. Volgens een kwart van de bewoners staan er wel eens water in de kruipruimte; bij 34% is dat nooit het geval en 30% zegt het niet te weten of nooit in de kruipruimte te kijken. Nog eens 14% heeft geen kruipruimte. Van de mensen bij wie wel eens water in de kruipruimte staat kan 75% niet aangeven hoe lang en in welke periode dat is. Van de mensen die het wel weten (5% van alle respondenten) zegt een kwart dat dit maximaal 10 weken per jaar is, bij een kwart 12 tot 20 weken, bij een kwart 22 tot 50 weken en bij het laatste kwart het hele jaar door. Behalve de duur konden bewoners ook aangeven wanneer er water in de kruipruimte staat. De meest genoemde antwoorden zijn in herfst en winter (35%), alleen in herfst (7%) of winter (11%), in voor- en najaar (7%), bij slecht weer/veel regen (10%), altijd (23%) of bijna het hele jaar (5%).
12
Oostveen Beleidsonderzoek en Advies
5. Sport en bewegen Deze paragraaf gaat over sportdeelname en de mate van bewegen door inwoners van de gemeente Smallingerland. Sportdeelname Van alle respondenten vanaf 16 jaar zegt 56% op de een of andere manier aan sport te doen. Dat zijn er net zo veel als in 2011. Die sportdeelname is niet in alle bevolkingsgroepen even groot zoals blijkt uit de grafiek hiernaast. In 2011 was er nog een aanzienlijk verschil tussen de jongste en oudste leeftijdsgroep, maar dat verschil is kleiner geworden. Het aandeel sporters in de jongste groep (1624 jaar) daalde namelijk van 66 naar 57%, terwijl het in de oudste groep (vanaf 70 jaar) juist steeg van 33 naar 41%. De deelname is nu het hoogst in de groep 25-39 jaar: 67%. Het verschil tussen mannen en vrouwen is heel beperkt. Wel is er een duidelijk verschil naar opleidingsniveau en inkomen: van de mensen met een hoger opleidingsniveau en een hoger inkomen doet een groter aandeel aan sport. Dat staat overigens niet helemaal los van elkaar: er is een verband tussen opleiding en inkomen, terwijl oudere inwoners vaker een laag opleidingsniveau en een laag inkomen hebben. Daarnaast is er een verschil tussen de wijken. Relatief weinig sporters zijn er in Noord-Oost (44%), De Wiken (44%), De Swetten (47%) en De Bouwen (48%). Relatief hoog is de sportdeelname juist in Himsterhout (74%), Drachtstervaart (73%), Fennepark (70%) en De Drait (67%). Deze verschillen worden in ieder geval deels verklaard door verschillen tussen de wijken wat betreft leeftijdsopbouw, opleiding en inkomen. Mensen kunnen op verschillende manieren sporten: bij een vereniging (17% van alle bewoners), sportschool (20%) of anders georganiseerd (3%), maar ook ongeorganiseerd (27%). In vergelijking met 2011 sporten bewoners vaker ongeorganiseerd (van 22 naar 27%) en minder vaak bij een vereniging (van 19 naar 17%).
Bewonersenquête Smallingerland 2013
Sportdeelname naar kenmerken 16-24 jaar
57%
25-39 jaar
67%
40-54 jaar
62%
55-69 jaar
52%
70 jaar en ouder
41%
2011 2013
man
54%
vrouw
56%
lo/vmbo/lbo/mavo
42%
mbo/havo/vwo
58%
hbo/universiteit
72%
laag inkomen
39%
midden inkomen
61%
hoog inkomen
79%
totaal
56% 20%
0%
60%
40%
80%
100%
Manier van sporten in % van alle respondenten (meer antwoorden mogelijk) bij een vereniging bij een sportschool anders georganiseerd ongeorganiseerd
17%
2013
3%
27%
totaal 0%
2011
20%
56% 20%
40%
60%
80%
100%
13
Van alle mensen die aan sport doen doet 42% dat een of twee uur per week en 35% drie of vier uur per week. Een groep van 5% sport meer dan 8 uur in de week. Gemiddeld besteden sporters ruim 3½ uur per week aan sport. In de bovenste grafiek hiernaast worden de cijfers weergegeven in procenten van alle respondenten (dus ook niet-sporters). Uit deze grafiek blijkt dat ruim 30% van alle bewoners minstens 3 uur in de week sport. Bijna de helft (46%) sport helemaal niet of minder dan een uur per week. Bewegen Sporten is natuurlijk niet de enige manier om te bewegen. Je kunt ook bewegen door bijvoorbeeld wandelend of fietsend naar het werk te gaan, boodschappen te doen of tijdens het (huishoudelijk) werk. De tweede grafiek toont het aantal uren dat mensen in totaal bewegen (inclusief sport). Dan blijkt dat slechts 1% minder dan een uur per week beweegt. De helft van de bewoners beweegt meer dan 8 uur per week en nog eens 31% 5-8 uur. Deze cijfers zijn vrijwel gelijk aan die uit 2011. Waarom niet sporten? Aan mensen die niet sporten werd gevraagd naar de reden daarvan. Voor 34% van de nietsporters zijn ouderdom en/of gezondheid reden om niet te sporten; 28% heeft geen belangstelling en nog eens 28% te weinig tijd. Een groep van 20% zegt niet te sporten omdat de kosten te hoog zijn. Slechts 1% noemt als reden dat men nergens terecht kan. Onder ‘anders namelijk’ kon men nog andere reden invullen, waarbij 8% van de niet-sporters aangeeft dat zij al genoeg bewegen (privé of op het werk) en nog eens 4% uiteenlopende andere redenen noemt. Geen van deze cijfers is significant hoger of lager dan in 2011.
14
Tijdsduur sport en bewegen Sporten (in % van alle respondenten) 0 uur
46%
1-2 uur 3-4 uur 5-8 uur 9 uur of meer
23% 19% 2011
10%
2013
3%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Bewegen totaal (in % van alle respondenten, inclusief sport) 0 uur
1%
1-2 uur
7%
3-4 uur
13%
5-8 uur
2011
31%
2013
9 uur of meer
49%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Reden om niet te sporten in % van respondenten die niet sporten (meer antwoorden mogelijk) gezondheid/ouderdom
34%
tijdgebrek
28%
geen belangstelling
28%
te duur
20%
beweeg genoeg
8%
kan nergens terecht
1%
anders
4%
0%
2011 2013
20%
40%
60%
80%
100%
Oostveen Beleidsonderzoek en Advies
6. Gezondheid en voeding In de bewonersenquête van 2013 was voor het eerst een vragenblok opgenomen over gezondheid en voeding. Ervaren gezondheid De meeste bewoners ervaren de eigen gezondheid als goed (62%) of zeer goed (14%). Een groep van 19% zegt dat het wel gaat. Tot slot vindt 4% de eigen gezondheid niet zo best en 1% ronduit slecht. In de bovenste grafiek worden de resultaten naar bevolkingskenmerken weergegeven. De grafiek laat zien dat er een verband bestaat met leeftijd, opleidingsniveau en inkomen. Het sterkst is het verband met inkomen. Het aandeel mensen dat de eigen gezondheid heel goed noemt loopt op van 6% bij een laag inkomen tot 32% bij een hoog inkomen. Het aantal mensen van wie de gezondheid niet zo best of slecht is of ‘wel gaat’, loopt uiteen van 43% bij een laag tot 4% bij een hoog inkomen. Bij etniciteit is het verschil niet significant (mede omdat de groep allochtonen die deze vraag beantwoordde niet zo hoog is).
Ervaren gezondheid naar kenmerken 16-39 jaar
22%
40-59 jaar
16%
60 jaar en ouder 7% autochtoon 13%
allochtoon
20%
lo/vmbo/lbo/mavo 9% mbo/havo/vwo
15%
hbo/universiteit
20%
laag inkomen 6% midden inkomen 14% hoog inkomen
32%
totaal 14% 0%
heel goed
20%
goed
40%
60%
gaat wel
80%
100%
niet zo best/slecht
Beperking sociale contacten
Beperking sociale contacten In totaal een kwart van de bewoners geeft aan dat zij de afgelopen vier weken wel eens werden gehinderd bij sociale contacten door hun lichamelijke gezondheid of emotionele klachten. Bij de meesten van hen (20% van alle bewoners) was dat af en toe het geval, bij 4% vaak en bij 2% voortdurend. De andere 75% werd afgelopen vier weken niet gehinderd. Er is niet of nauwelijks verband met leeftijd of opleidingsniveau, maar wel met inkomen. Van mensen met een laag inkomen werd 42% beperkt in de sociale contacten (waarvan 5% voortdurend en 7% vaak). Van de mensen met een midden of hoog inkomen werd 19% resp. 11% gehinderd in de sociale contacten (waarvan afgerond 0% voortdurend en 3% resp. 1% vaak).
Bewonersenquête Smallingerland 2013
“Hebben uw lichamelijke gezondheid of emotionele klachten u de afgelopen 4 weken wel eens gehinderd bij uw sociale contacten?” ja, voortdurend
2%
ja, vaak
4%
ja, af en toe
20%
nee, nooit 0%
75% 20%
40%
60%
80%
100%
naar inkomen laag inkomen
58%
midden inkomen
81%
hoog inkomen
89%
totaal 0%
nooit
75% 20%
af en toe
40%
vaak
60%
80%
100%
voortdurend
15
Water drinken In het kader van het project JOGG (Jongeren op gezond gewicht) wordt het drinken van water in Smallingerland gestimuleerd, onder meer met nieuwe drinkwaterpunten. Daarom waren hierover drie vragen opgenomen in de enquête. Van alle respondenten (bewoners vanaf 16 jaar) zegt 85% regelmatig water te drinken. Aan bewoners met thuiswonende kinderen tot 21 jaar werd ook gevraagd of hun (nog thuiswonende) kinderen regelmatig water drinken. Bij 71% was dat (voor al hun kinderen) het geval en bij nog eens 7% voor een deel van de kinderen. Voor 22% drinkt geen van de thuiswonende kinderen regelmatig water. Tot slot vulde 18% van de bewoners in de drinkwaterpunten in de gemeente te kennen; 82% kende deze niet (in oktober/november 2013). Gezonde voeding Bewoners konden via stellingen hun mening geven over gezonde voeding. Bij alle stellingen (over betaalbaarheid, beschikbaarheid, keuze, aantrekkelijkheid, variatie en versheid) was ongeveer een kwart het met de stelling ‘helemaal eens’ en nog eens ongeveer 60% ‘eens’. Over het algemeen kleurt de grafiek dan ook vrij groen, maar er zijn wat verschillen. In totaal 92% vindt dat gezonde voeding voldoende beschikbaar is en in ruime keuze; 87% vindt gezonde voeding gevarieerd en rond de 80% vindt deze betaalbaar, aantrekkelijk en vers. Het aantal bewoners dat het oneens of helemaal oneens is, bedraagt in totaal 6% bij betaalbaarheid en 2 of 3% bij de andere aspecten. Buitenactiviteiten Zes van de tien bewoners vinden dat hun woonomgeving zeker voldoende uitnodigt tot buitenactiviteiten (bijvoorbeeld wandelen, joggen of – voor de kinderen – buiten spelen). Volgens 30% is dat enigszins het geval en volgens 9% helemaal niet. In het Buitengebied zijn de cijfers nog gunstiger: daar vindt 74% de woonomgeving zeker voldoende uitnodigend, 23% enigszins en 3% helemaal niet. In de wijk Centrum zijn de cijfers juist veel ongunstiger: 28% vindt de woonomgeving daar voldoende uitnodigend, 43% enigszins en 29% helemaal niet.
16
Gezonde voeding Stellingen: gezonde voeding is … voor mij betaalbaar
25%
56%
voldoende beschikbaar
28%
64%
ruime keuze
28%
64%
aantrekkelijk
21%
gevarieerd
24%
vers
25%
0%
20%
57% 63% 55% 40%
helemaal eens
eens
oneens
helemaal oneens
60%
80%
100%
niet eens/oneens
Buitenactiviteiten “Vindt u dat uw woonomgeving voldoende uitnodigt tot buitenactiviteiten?” ja, zeker
61%
enigszins
30%
nee, helemaal niet 9% 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Oostveen Beleidsonderzoek en Advies
7. Vrijwilligerswerk Deze paragraaf gaat over deelname aan vrijwilligerswerk (bijvoorbeeld bij een vereniging, op school of bij een kerk) en de bekendheid van de Vrijwilligerscentrale. Een op de drie bewoners is actief als vrijwilliger. Naar leeftijdsgroep neemt het percentage vrijwilligers langzaam toe van 23% in de groep 16-24 jaar tot rond de 35% tussen de 40 en 70 jaar. Onder 70-plussers is het aandeel weer lager: 26%. Er is geen verschil tussen mannen en vrouwen. Mensen met een hoger opleidingsniveau en hoger inkomen zijn vaker actief als vrijwilliger. Daarnaast is het aandeel vrijwilligers in het buitengebied hoger (39%) dan in Drachten (30%). Op wijkniveau is het aandeel vrijwilligers het hoogst in De Folgeren (43%), Buitengebied Noord (40%) en Oost (40%) en Fennepark (38%). Het totaal aantal vrijwilligers in de gemeente is sinds 2011 niet significant veranderd. Onder enkele specifieke groepen daalde het aantal vrijwilligers wel: in de leeftijdsgroep 55-69 jaar (van 40 naar 34%) en in het buitengebied van Drachten (van 46 naar 39%). Vooral in de wijk Buitengebied Noord daalde het aantal vrijwilligers. Aan de vrijwilligers werd ook gevraagd in welke sector zij actief zijn. De belangrijkste sectoren zijn religieuze/politieke organisaties (40%) en sport/hobby/recreatie (31%). Ongeveer 22% is actief in de zorg en welzijn en 13% in onderwijs of schoolvereniging. Kleinere groepen doen vrijwilligerswerk voor ouderen-, jongeren-, migranten- of vrouwenorganisaties (doelgroepen), kunst en cultuur, wijkraad/buurtvereniging of een ander soort activiteit. De Vrijwilligerscentrale ondersteunt vrijwilligers bij het vinden van vrijwilligerswerk en andere zaken. Het aandeel vrijwilligers dat de Vrijwilligerscentrale kent daalde van 60% in 2011 naar 52% in 2013. Een groep van 7% van de vrijwilligers maakte er gebruik van.
Vrijwilligerswerk naar kenmerken 16-24 jaar
23%
25-39 jaar
30%
40-54 jaar
36%
55-69 jaar
34%
70 jaar en ouder
26%
man
31%
vrouw
32%
lo/vmbo/lbo/mavo
25%
mbo/havo/vwo
32%
hbo/universiteit
42%
laag inkomen
24%
midden inkomen
34%
hoog inkomen
45%
Drachten
30%
buitengebied
2013
totaal
32% 60%
40%
20%
0%
80%
100%
Sector van vrijwilligerswerk in % van vrijwilligers religieuze/politieke org.
40%
sport, hobby en recreatie
31%
zorg en welzijn onderwijs/schoolveren.
22% 13%
doelgroepen
9%
kunst en cultuur
7%
wijkraad/buurtvereniging
6%
anders
2011 2013
13%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Bekendheid Vrijwilligerscentrale in % van vrijwilligers ja, gebruikt
7%
ja, maar niet gebruikt
2011
45%
nee 0%
Bewonersenquête Smallingerland 2013
2011
39%
2013
48% 20%
40%
60%
80%
100%
17
8. Kinderopvang en peuterspeelzaal Kinderopvang Aan huishoudens met kinderen werd gevraagd of men gebruik maakt van enige vorm van kinderopvang. Het moet daarbij gaan om regelmatige opvang van minimaal enkele uren per week. Van alle respondenten in de enquête had 9% in het huishouden een of meer kinderen jonger dan 4 jaar. Van deze huishoudens met kinderen tot 4 jaar maakt 19% gebruik van formele kinderopvang voor deze kinderen, 20% van opvang via gastouders en 29% van onbetaalde opvang door familie of een bekende. In totaal 68% gebruikt een of meer van deze mogelijkheden; bij 32% wordt geen gebruik gemaakt van opvang voor de kinderen tot 4 jaar. Het aantal ouders met kinderen tot 4 jaar dat gebruik maakt van kinderopvang is sinds 2011 gedaald van 76% naar 68%. Vooral formele kinderopvang wordt minder gebruikt (in 2011 door 27%; in 2013 door 19%). Van de huishoudens met kinderen van 4 tot en met 12 jaar (15% van alle respondenten) maakt 13% voor deze kinderen gebruik van buitenschoolse opvang, 12% van opvang via een gastouderbureau en bij 25% worden de
Gebruik van kinderopvang huishoudens met kinderen jonger dan 4 jaar kinderopvang
via gastouderopvang
19% 20%
familie of een bekende
2008
29%
nee
2011 2013
32%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
huishoudens met kinderen 4 t/m 12 jaar buitenschoolse opvang
via gastouderopvang familie of een bekende
13% 12% 2008
25%
nee 0%
2011 2013
54% 20%
40%
60%
80%
100%
kinderen regelmatig onbetaald opgevangen door familie of bekenden. In totaal 46% gebruikt voor kinderen van 4-12 jaar een van deze vormen van opvang; dat percentage is sinds 2011 niet veranderd. Wanneer beide groepen worden gecombineerd is het mogelijk om te bekijken of er verschillen zijn naar kenmerken van de huishoudens. Inwoners uit het buitengebied maken iets vaker dan in Drachten gebruik van opvang bij familie of vrienden en gastouderopvang. Huishoudens met kinderen waarvan de respondent een hoog opleidingsniveau heeft maken vaker gebruik van formele kinderopvang/buitenschoolse opvang (23%) dan bij een middelbaar (12%) of laag (11%) opleidingsniveau. Van de laag opgeleide bewoners met kinderen tot en met 12 jaar maakt 63% geen gebruik van enige vorm van opvang voor de kinderen; bij zowel middelbaar als hoog opgeleiden is dat 42%. In 2008 maakten mensen met een (naar eigen zeggen) hoog inkomen relatief vaak gebruik van kinderopvang of buitenschoolse opvang. In 2011 was dat verschil veel kleiner geworden en niet meer significant, maar in 2013 was er wel weer een duidelijk verband. De deelname loopt op van 7% bij een laag naar 17% bij een gemiddeld en 24% bij een hoog inkomen. Van mensen met een naar eigen zeggen laag inkomen maakt 77% geen gebruik van enige vorm van opvang; onder mensen met een middeninkomen 38% en onder mensen met een hoog inkomen 37%.
18
Oostveen Beleidsonderzoek en Advies
Peuterspeelzaal In de enquête van 2013 was voor het eerst ook een vraag opgenomen over peuterspeelzalen. Van alle respondenten met kinderen in de betreffende leeftijdsgroep maakt 57% gebruik van peuterspeelzalen en de andere 43% niet. Dat komt ongeveer overeen met de cijfers uit de Wijkatlas op basis van gegevens van MOS: 53% van alle kinderen van 2½-4 jaar bezoekt een peuterspeelzaal. De respondenten hebben ook aangegeven waarom hun kinderen wel of juist niet een peuterspeelzaal bezoeken. Van ouders waarvan kinderen wel naar de peuterspeelzaal gaan noemde 39% geen reden. Van de ouders die wel een reden noemden, zei ongeveer 80% dat dit goed was voor de ontwikkeling van hun kind. Kleinere groepen gaven als reden dat hun kind het leuk vond, voor de sociale contacten, ter voorbereiding op de basisschool of noemden specifieke persoonlijke redenen. Van de ouders die wel kinderen in deze leeftijdsgroep hebben maar hen niet naar de peuterspeelzaal laten gaan noemde 9% geen reden. Van de ouders die wel een reden noemen, geeft de helft aan dat kun kind al naar de kinderopvang gaat. Groepen van bijna 15% zeggen dat de kosten te hoog zijn of dat hun kind op de wachtlijst staat. Andere redenen worden door kleinere groepen genoemd: men ziet geen toegevoegde waarde, een van de ouders is thuis, ze willen nog even wachten of vinden de tijden ongelukkig.
Bewonersenquête Smallingerland 2013
19
9. Opvoeden en Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) Met alle vragen over opvoeden en opgroeien kunnen ouders én kinderen terecht bij het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) Smallingerland. Daarom zijn in de enquête van 2013 vragen opgenomen over opvoeden en over het CJG. De vragen werden alleen gesteld aan mensen die in het dagelijks leven regelmatig contact hebben met jongeren van 0-23 jaar. Dat is ruim de helft van alle respondenten in de enquête: 30% als ouder/verzorger, 11% als professional of vrijwilliger en 18% anderszins (bijvoorbeeld als familie of in de woonbuurt). Vragen over opvoeden Van de ouders van kinderen van 0-23 jaar heeft 40% nooit vragen over het opvoeden van kinderen. De anderen hebben wel eens vragen: 56% soms, 3% regelmatig en 1% vaak. Onder professionals en vrijwilligers zijn de percentages vergelijkbaar. Van mensen die alleen op andere manieren regelmatig contact hebben met jeugdigen heeft 67% nooit vragen, 30% soms en 3% regelmatig.
Vragen over opvoeden Wel eens vragen over opvoeden kinderen? 40% 56% nooit soms professionals/vrijwilligers 37% 56% regelmatig anderen 67% 30% vaak ouders/verzorgers
0%
20% 40% 60% 80% 100%
Kan men in eigen omgeving terecht met vragen over opvoeden? ouders/verzorgers
92%
professionals/vrijwilligers
93%
anderen
77%
0%
Als ouders/verzorgers of professionals/ vrijwilligers vragen hebben over opvoeden kan 92% bij iemand in de eigen omgeving terecht. Voor anderen die regelmatig contact hebben met jongeren is dat 77%. De derde grafiek laat zien bij wie ze dan terecht kunnen (in % van alle bewoners die regelmatig contact hebben met jongeren). Dat is in de eerste plaats bij familie (65%) en/of bij vrienden (46%). Kleinere groepen doen een beroep op collega’s (25%), buren of buurtgenoten (16%) of iemand anders (3%). In totaal 19% heeft niemand in de privé omgeving bij wie men terecht kan. Uiteraard kan men ook een beroep doen op beroepskrachten. Bewoners denken dan in de eerste plaats aan de huisarts: 32% zou daar een beroep op doen. Ook regelmatig genoemd werden een psycholoog of opvoedkundige (20%), leerkracht (20%) of medewerker van het consultatiebureau (18%). Groepen van ongeveer 10% noemen schoolarts/wijkverpleegkundige, (school-) maatschappelijk werk, CJG of een leidster van kinderopvang of peuterspeelzaal. In totaal 37% zou geen beroep doen op een beroepskracht met eventuele vragen over opvoeden.
20
20%
40%
60%
80%
100%
80%
100%
namelijk: bij familie
65%
bij vrienden
46%
bij collega's
25%
bij buren/buurtgenoten
16%
bij anderen
3%
bij niemand
19%
0%
20%
40%
60%
Welke beroepskracht zou men eventueel raadplegen met vragen over opvoeden? (totaal) huisarts psycholoog/opvoedkund. leerkracht consultatiebureau schoolarts/wijkverpleegk. (school)maatschapp.werk Centrum Jeugd en Gezin leidster kinderopvang/psz andere beroepskracht niemand 0%
32% 20% 20% 18% 11% 10% 9% 9% 4% 37% 20%
40%
60%
80%
100%
60%
80%
100%
idem, alleen ouders huisarts psycholoog/opvoedkund. leerkracht consultatiebureau schoolarts/wijkverpleegk. (school)maatschapp.werk Centrum Jeugd en Gezin leidster kinderopvang/psz andere beroepskracht niemand 0%
43% 23% 25% 21% 14% 12% 10% 9% 3% 24% 20%
40%
Oostveen Beleidsonderzoek en Advies
Indien we uitsluitend kijken naar ouders is dat percentage lager: 24% van hen zou geen beroep doen op een beroepskracht. Ouders zouden relatief vaker de huisarts raadplegen (43%). Centrum voor Jeugd en Gezin Van de ouders van kinderen van 0-23 jaar heeft 67% wel eens gehoord van het Centrum voor Jeugd en Gezin. Onder bewoners die als professional of vrijwilliger regelmatig te maken hebben met kinderen van 0-23 jaar is dat 71% en onder anderen die te maken hebben met kinderen 42%. De meeste mensen die van het CJG hebben gehoord weten ook waarvoor het bedoeld is.
Centrum voor Jeugd en Gezin Had u wel eens gehoord van het Centrum voor Jeugd en Gezin? ouders/verzorgers
54%
professionals/vrijwilligers anderen 0%
13%
62%
34% 20%
9%
9% 40%
33% 29%
58% 60%
80%
100%
ja, en ik wist ook waarvoor het bedoeld is ja, maar ik wist niet waarvoor het bedoeld is nee, daar had ik nooit van gehoord
Van alle mensen die wel eens hebben gehoord van het CJG heeft 7% wel eens contact opgenomen met het centrum: 3% telefonisch, 1% per mail en 4% op een andere manier (bijvoorbeeld via het werk, via een cursus, via internet of via een andere instantie). Op de vragenlijst stond ook de antwoordmogelijkheid ‘via de facebookpagina’, maar die werd door geen van de respondenten ingevuld. Onder uitsluitend ouders zijn de percentages vrijwel gelijk: 8% van de ouders die wel eens van het CJG gehoord hadden nam er wel eens contact mee op. Van de mensen die daadwerkelijk contact hebben opgenomen met het CJG zegt 73% dat ze ook anderen (vrienden, familie enz.) zouden adviseren contact op te nemen met het CJG Smallingerland; 27% zou dat niet doen. Ook deze percentages zijn vrijwel identiek als we uitsluitend de ouders bekijken.
Bewonersenquête Smallingerland 2013
21
10. Inbraakpreventie De enquête bevatte in 2013 twee vragen over inbraakpreventie. Deze vragen zijn niet eerder gesteld in de enquête, zodat een vergelijking met eerdere jaren niet mogelijk is. Twee van de drie bewoners (65%) zeggen in en/of rond het huis maatregelen te hebben genomen tegen inbraak. De verschillen naar leeftijd of tussen Drachten en het buitengebied zijn niet groot. Wel zijn er verschillen naar opleiding en inkomen: hoe hoger die zijn hoe meer mensen maatregelen tegen inbraak hebben genomen. Aanzienlijk groter is het verschil naar etniciteit: waar 66% van de autochtonen maatregelen heeft genomen geldt dat maar voor 36% van de allochtonen. De tweede grafiek laat zien welke maatregelen er dan zijn genomen. Bijna de helft van alle bewoners (48%) heeft extra veiligheidssloten of grendels op deuren/ramen en 44% heeft buitenverlichting. Ongeveer een derde van de bewoners laat anderen extra opletten als ze langer afwezig zijn (bijvoorbeeld bij vakanties) en een even grote groep heeft een hek of schutting rond de woning of achtertuin. Veel kleinere groepen bewoners hebben een alarminstallatie (7%) of (rol)luiken voor ramen en deuren (2%). Een groep van 5% liet weten deze vraag liever niet te beantwoorden.
In en rond het huis maatregelen genomen tegen inbraak? 16-39 jaar
58%
40-59 jaar
68%
60 jaar en ouder
66%
autochtoon
66%
allochtoon
36%
lo/vmbo/lbo/mavo
58%
mbo/havo/vwo
67%
hbo/universiteit
72%
laag inkomen
53%
midden inkomen
69%
hoog inkomen
78%
totaal
65%
0%
20%
60%
80%
100%
Welke maatregelen genomen in % van alle respondenten (meer antwoorden mogelijk) veiligheiddsloten/grendels
48%
buitenverlichting
44%
anderen laten opletten
35%
hek of schutting
33%
alarminstallatie
7%
rolluiken
2%
anders
4%
0%
22
40%
20%
40%
60%
80%
100%
Oostveen Beleidsonderzoek en Advies
11. Verhuiswens en woonperspectief ouderen Op oudere leeftijd worden mensen soms minder mobiel. In hoeverre zijn woningen geschikt om dan toch in te blijven wonen? En wat voor verhuiswensen hebben bewoners eigenlijk? Aan alle respondenten in de enquête (van jong tot oud) werd gevraagd of hun woning geschikt is om tot op oudere leeftijd in te blijven wonen. Volgens 58% van de mensen is dat zonder meer het geval. Nog eens 30% vindt dat het niet zo is, maar dat de woning is aan te passen (bijvoorbeeld met een traplift of extra toilet). De laatste 12% vindt dat hun woning niet geschikt is en ook niet is aan te passen. Van de bewoners van een bungalow of etagewoning met lift vindt 92% dat deze nu al geschikt is om te blijven wonen. In een (half) vrijstaande woning is dat 60% en in een rijtjeswoning 47%. Van de bewoners van een etagewoning zonder lift vindt slechts 22% deze geschikt om te blijven wonen; 61% zegt dat dat niet zo is en ook niet aangepast kan worden. Naar leeftijd zijn de verschillen beperkt. In de leeftijdsgroepen 16-24 en 25-39 jaar zegt 22% dat de woning niet geschikt is en niet is aan te passen, in de groepen 40-54 en 55-69 jaar is dat ongeveer 10% en onder mensen vanaf 70 jaar 6%. Van de bewoners vanaf 70 jaar vindt wel een relatief groot deel dat de woning al geschikt is: 72%. In de andere leeftijdsgroepen is dat 50 tot 60%. Aan alle respondenten is gevraagd of zij overwegen in de toekomst te gaan verhuizen. Bijna 30% van de 55plussers en 50% van de inwoners tot 55 jaar overweegt nog ooit te gaan verhuizen. Van alle ouderen vanaf 55 overweegt 13% een appartement in het centrum, 11% een kleinere woning en 7% een aanleunwoning. Voor jongere bewoners met verhuiswensen spelen natuurlijk andere overwegingen: ze willen bijvoorbeeld een grotere woning (19%), wonen nog bij ouders of vrienden (10%), gaan samenwonen, trouwen of scheiden (5%) of zoeken een kleinere woning (6%), woning dichterbij werk of opleiding (5%) of woning in een andere plaats of wijk (8%).
Bewonersenquête Smallingerland 2013
Woning geschikt om tot op oudere leeftijd in te blijven wonen? 16-24 jaar
59%
25-39 jaar
19%
50%
22%
29%
22%
40-54 jaar
56%
32%
11%
55-69 jaar
56%
35%
9%
70 jaar en ouder
72%
rijtjes-/hoekwoning
47%
vrijstaande/2-onder-1-kap
22% 6%
36%
60%
17%
33%
7%
bungalow
92%
7%
etagewoning/appart.met lift
92%
6%
etagewoning/appart.zond.lift
22%
17%
totaal
58%
0%
ja
61%
20%
30% 40%
nee, maar aan te passen
60%
12%
80%
100%
nee, niet aan te passen
Verhuiswens “Overweegt u in de toekomst te gaan verhuizen?” (meer antwoorden mogelijk) 50%
Nee, ik wil hier blijven wonen Ja, woon nu bij ouders/vrienden
Ja, samenwonen/trouwen/scheid Ja, naar een grotere woning
0%
5%
0%
19%
0%
Ja, naar een kleinere woning
6%
Ja, dichterbij werk/opleiding
5%
Ja, dichterbij familie/vrienden
11%
0%
3%
2%
Ja, naar appartement in centrum
2%
Ja, naar aanleunwoning
1%
Ja, naar vorm van groepswonen
1%
Ja. naar andere gemeente/wijk Ja, anders 0%
71%
10%
13%
7% t/m 54 jaar
2% 5%
55+
1%
8%
5%
20%
40%
60%
80%
100%
23
De categorie ‘anders’ omvat uiteenlopende antwoorden: bijvoorbeeld een goedkoper huis, een huis met grotere of kleinere tuin, een koop- of juist huurhuis, een seniorenwoningen of een appartement buiten het centrum. Anderen vulden hier in dat ze het nog niet weten of dat dit afhankelijk is van de gezondheid.
24
Oostveen Beleidsonderzoek en Advies