Jaarverslag 2011
2
Inhoud Bestuursverslag
5
Personalia Kerncijfers Verslag van het Algemeen Bestuur Hoofdlijnen in 2011 Financiële positie Pensioenen Beleggingen Actuariële analyse Uitvoeringskosten Vooruitblik 2012 Verslag van de Beoordelingsraad Reactie van het algemeen bestuur op het verslag van de Beoordelingsraad
7 8 9 9 10 12 16 21 22 25 27 27
Jaarrekening
29
Balans per 31 december 2011 Staat van baten en lasten over 2011 Kasstroomoverzicht over 2011 Toelichting op de jaarrekening Toelichting op de balans Toelichting op staat van baten en lasten
30 31 32 33 38 47
Overige gegevens
55
Bijlage: Bestuur en organisatie
57
Actuariële verklaring
62
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
63
4
Bestuursverslag
5
6
Personalia Algemeen Bestuur Naam mr. J. Volkers, voorzitter R.J. Zijlman, secretaris drs. J. Bout AAG J.C.M. Hendriks RA drs. L.M.H.J. van Hoorn RA mr. I.M. Laan FB
Op voordracht van Werkgever Pensioengerechtigden Werkgever Werkgever Werknemers Werknemers
Lid sinds 2007 2001 2008 2003 2006 2005
Einde zittingsduur 2015 2012 2012 2013 2014 2013
Beoordelingsraad Naam mr. F. Bracht mr. C.E.J. Houwen W.M. de Jong RA
Op voordracht van Werkgever Werknemers Pensioengerechtigden
Lid sinds 2008 2008 2010
Einde zittingsduur 2013 2014 2013
Beleggingscommissie drs. J. Bout AAG, voorzitter mr. I.M. Laan FB R.J. Zijlman drs. T. Berendsen (Deloitte), vanaf 1 maart 2012 drs. A. Pasma (Deloitte), tot 29 februari 2012 Commissie Uitbesteding J.C.M. Hendriks RA, voorzitter drs. L.M.H.J. van Hoorn RA R.J. Zijlman Commissie Communicatie J.C.M. Hendriks RA, voorzitter mr. I.M. Laan FB mr. F. Bakker (HR Deloitte) Jaarwerk Commissie J.C.M. Hendriks RA drs. L.M.H.J. van Hoorn RA Klachten- en Geschillencommissie J.C.M. Hendriks RA drs. L.M.H.J. van Hoorn RA mr. I.M. Laan FB Compliance Officer drs. W. Kievit (Independence Compliance Manager Deloitte Nederland) Actuaris drs. Y. Hauet AAG RBA (Sprenkels & Verschuren B.V.), waarmerkend actuaris dr. R.G.J. den Hertog AAG (Montae Advies B.V.), raadgevend actuaris Accountant A.J.H. Reijns RA (KPMG Accountants N.V.), externe accountant
7
Kerncijfers Kerncijfers Aantal verzekerden Actieve deelnemers -Eindloonregeling Deloitte/Flex regeling -Beschikbarepremieregeling
2011
2010
2009
2008
2007
115 4.448 4.563
118 4.388 4.506
212 4.514 4.726
425 4.994 5.419
4.659
3.850 6.716 10.566
3.912 6.296 10.208
4.050 5.875 9.925
4.149 5.335 9.484
4.719 4.418 9.137
Pensioengerechtigden Totaal
1.464 16.593
1.371 16.085
1.336 15.987
1.248 16.151
1.117 14.913
Premie en pensioenuitkeringen (x € 1.000) Totale premie werkgever en deelnemers Kostendekkende premie Pensioenuitkeringen Toeslagverlening inactieven
28.935 29.000 23.644 1,00%
26.639 25.634 22.717 0,00%
27.681 27.926 20.913 0,00%
26.043 26.043 19.654 1,61%
24.208 24.208 17.851 0,88%
387.689
403.973
392.540
354.963
387.520
133.182
65.011
51.899
92.591
-15.811
520.871
468.984
444.439
447.554
371.709
25.208
24.621
15.655
30.495
37.289
208.267 17.321 771.667
202.903 21.805 718.313
164.289 17.934 642.317
120.402 13.185 611.636
136.132 14.983 560.113
520.871
468.984
444.439
447.554
371.709
8.494
7.851
0
0
0
529.365
476.835
444.439
447.554
371.709
208.267
202.903
164.289
120.402
136.132
2.595 3.962 744.189
6.211 685.949
5.224 613.952
21.161 589.117
13.607 521.448
27.478
32.364
28.365
22.519
38.665
105,2%
106,8%
106,4%
105,0%
110,4%
80,0%
93,2%
94,7%
84,3%
114,7%
Gewezen deelnemers -Eindloonregeling Deloitte/Flex regeling -Beschikbarepremieregeling
Vermogenssituatie pensioenfonds (x € 1.000) Bezittingen Marktwaarde beleggingen verzekerd depot AEGON Vordering pensioenfonds op grond van garantiecontract AEGON* Herverzekeringsdeel technische voorzieningen AEGON Beleggingen voor risico pensioenfonds (vrije depot AEGON) Beleggingen voor risico deelnemers (Robeco) Vorderingen en overlopende activa Totaal bezittingen Verplichtingen Voorzieningen pensioenverplichtingen AEGON (marktwaarde op RTS) Voorzieningen pensioenverplichtingen andere verzekeraars Totaal voorziening pensioenverplichtingen risico fonds Pensioenverplichtingen voor risico deelnemers (Robeco) Overige voorzieningen Schulden en overlopende passiva Totaal verplichtingen Stichtingskapitaal en reserves Solvabiliteit pensioenfonds Dekkingsgraad op basis garantiecontract** Dekkingsgraad als geen sprake zou zijn van garantiecontract*** *
Voorzieningen pensioenverplichtingen AEGON op marktwaarde minus de marktwaarde van de beleggingen in het herverzekeringsdeel technische voorzieningen (verzekerd depot). ** Totaal bezittingen (exclusief beleggingen voor risico deelnemers) minus schulden gedeeld door de voorzieningen pensioenverplichtingen (exclusief voorzieningen pensioenverplichtingen voor risico deelenemers). *** Dekkingsgraad op basis van het garantiecontract waarbij de vordering op de herverzekeraar wordt gewaardeerd tegen de marktwaarde van de beleggingen in het herverzekeringsdeel technische voorzieningen (verzekerd depot AEGON).
8
Verslag van het Algemeen Bestuur Hoofdlijnen in 2011 Het garantiecontract dat Pensioenfonds Deloitte in 2005 met AEGON Levensverzekering N.V. afsloot, heeft in de afgelopen periode van financiële en economische crises zijn waarde bewezen. Ondanks matige beleggingsresultaten en hogere pensioenverplichtingen gebaseerd op marktwaarde, is uitgaande van het garantiecontract de dekkingsgraad van het pensioenfonds in 2011 ten opzichte van 2010 gedaald met 1,6% naar 105,2%. Door het garantiecontract met AEGON zijn kortingen op pensioenaanspraken of pensioenuitkeringen bij Pensioenfonds Deloitte niet aan de orde. In beginsel kan er namelijk bij het pensioenfonds geen sprake zijn van een dekkingsgraad lager dan 100%. Dat zou alleen anders zijn als AEGON onverhoopt niet meer aan haar verplichtingen uit het garantiecontract zou kunnen voldoen. Dat scenario acht het Algemeen Bestuur van het pensioenfonds echter zeer onwaarschijnlijk. Ook in 2011 was AEGON één van de Nederlandse verzekeraars met de hoogste kredietwaardigheid. Cijfermatig kan het belang van het garantiecontract voor het pensioenfonds als volgt worden geïllustreerd. Wanneer het pensioenfonds geen garantiecontract zou hebben gehad, dan was eind 2011 de dekkingsgraad gedaald naar 80%. In dat geval zou dus wel degelijk sprake zijn geweest van een forse onderdekking. Het garantiecontract met AEGON loopt af op 31 december 2014. Gezien het grote belang van het garantiecontract voor het pensioenfonds is het Algemeen Bestuur reeds in 2011 gestart met het in kaart brengen van de mogelijkheden om het garantie-contract tegen de meest gunstige condities voort te zetten danwel premievrij te maken. Door de combinatie van de eurocrisis en lagere economische groei was boekjaar 2011, zoals hierboven al aangegeven, een matig jaar voor de beleggingen van het pensioenfonds. Zowel het belegd vermogen in de eindloonregelingen (Eindloonregeling Deloitte en Flex regeling), als het vrij belegd vermogen hebben in 2011 beperkt positieve beleggingsrendementen behaald; 1,72% respectievelijk 0,10% (beide percentages na kosten). Ten opzichte van 2010 was sprake van een daling van het belegd vermogen met 4,06%. De jaarresulaten van de beleggingen van de diverse beleggingsfondsen in de beschikbarepremieregeling lieten in 2011 een gemengd beeld zien. In de standaard adviesmixen voor deelnemers tot 55 jaar in het Serviceniveau Volledig beheer (mix 1 tot en met mix 5) was per saldo sprake van een negatief rendement. In de standaardadviesmixen voor deelnemers van 55 jaar tot 65 jaar (mix 6 tot en met mix 8) was sprake van een positief rendement. Daarbij dient wel opgemerkt te worden dat in de laatste drie maanden van 2011 alle standaard adviesmixen een fors herstel van rendement lieten zien. De rendementen in Serviceniveau Eigen beheer kunnen per deelnemer verschillen. Een rekenrente van 2,73% heeft eind 2011 geleid tot een hogere voorziening pensioenverplichtingen voor de eindloonregelingen van circa € 51,9 miljoen ten opzichte van 31 december 2010. Ter vergelijking: toen was sprake van een rekenrente van 3,44%. Procentueel namen de totale technische voorzieningen in 2011 ten opzichte van 2010 toe met 11,02%. Hier stond ook een toename van de waarde van het garantiecontract tegenover. Per saldo heeft de hogere voorziening pensioenverplichtingen voor het pensioenfonds dus geen effect gehad. In juni 2011 heeft het Algemeen Bestuur besloten per 1 januari 2011 een gedeeltelijke toeslag toe te kennen van 1%. Deze toeslag is gebaseerd op de stijging van de consumentenprijzen in 2010. Deze zijn gestegen met 1,57%. Op basis van de hoogte van de dekkingsgraad van het pensioenfonds is een gedeeltelijke toeslag verleend. Het jaar 2011 werd uiteindelijk afgesloten met een negatief saldo van € 4,9 miljoen. Dit negatief saldo is ten laste gekomen van de statutaire reserve van het pensioenfonds die daarmee ultimo 2011 daalde naar € 27,5 miljoen. Tot slot heeft het pensioenfonds in 2011, in nauwe samenwerking met Deloitte, A&O en AEGON, het Plan van Aanpak ten aanzien van de verbeteringen van administratieve processen grotendeels afgerond. Naar aanleiding van het Plan van Aanpak, dat vooral gericht was op het opschonen van de
9
administratie van een aantal geïdentificeerde groepen deelnemers, heeft begin 2012 nog een totale controle van de in de systemen opgenomen aanspraken met de fysiek aanwezige dossiers plaatsgevonden. Tevens zijn met AEGON vernieuwde afspraken gemaakt over de wijze waarop aanspraken en voorzieningen worden gecommuniceerd.
Financiële positie Wat betreft de financiële positie van Pensioenfonds Deloitte moet onderscheid gemaakt worden tussen de verplichtingen ten aanzien van de beschikbarepremieregeling in de opbouwfase enerzijds en de verplichtingen ten aanzien van de eindloonregelingen (Eindloonregeling Deloitte en Flex regeling) en de beschikbarepremieregeling in de uitkeringsfase anderzijds. Opbouwfase beschikbarepremieregeling Met betrekking tot de beschikbarepremieregeling is het beleggings-, rente- en langlevenrisico tot de pensioendatum voor rekening van de (gewezen) deelnemer. Het garantiecontract met AEGON is hierbij niet relevant, aangezien geen vaste uitkeringen worden toegezegd. De pensioenverplichtingen uit de beschikbarepremieregeling zijn tijdens de opbouwfase altijd gelijk aan de actuele marktwaarde van de beleggingen. De financiële positie van het pensioenfonds speelt voor de beschikbarepremieregeling in de opbouwfase dus geen rol. Wél heeft de (gewezen) deelnemer in de beschikbarepremieregeling op pensioendatum de mogelijkheid om met zijn opgebouwde pensioenkapitaal tijdens de looptijd van het garantiecontract - op 4% rekenrente - een levenslange pensioenuitkering bij het pensioenfonds (via AEGON) aan te kopen. Als de deelnemer van deze mogelijkheid gebruik maakt is het garantiecontract dus ook in de uitkeringsfase voor (gewezen) deelnemers in de beschikbarepremieregeling van belang. De (gewezen) deelnemer kan er uiteraard ook voor kiezen op pensioendatum bij een andere pensioenuitvoerder levenslange pensioenuitkeringen aan te kopen (‘shoppen’) op grond van de bij deze pensioenuitvoerder geldende voorwaarden en tarieven. Eindloonregelingen De financiële risico’s van het pensioenfonds ten aanzien van de eindloonregelingen, alsmede ingegane levenslange pensioenuitkeringen vanuit de beschikbarepremieregeling, zijn afgedekt door een garantiecontract. In dit contract is vastgelegd dat alle nominale pensioenaanspraken levenslang worden gegarandeerd door de herverzekeraar. Met het garantiecontract is het fonds een volledig herverzekerd fonds. Het langleven risico, het beleggingsrisico en het verzekerings-risico, komen voor rekening van AEGON. Per 1 januari 2005 zijn alle opgebouwde pensioenaanspraken van (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden onder dit contract gebracht. Ook de jaarlijkse opbouw van aanspraken en de inkoop van eventuele toeslagen worden onder de voorwaarden van het contract bij AEGON ingekocht. Het garantiecontract kent geen staartverplichtingen. Na beëindiging van het contract per 31 december 2014 blijven de garanties met betrekking tot de op dat moment opgebouwde nominale aanspraken onverkort gelden. Waarderingsgrondslagen Tot en met 2006 werd een vaste rekenrente van 4% gehanteerd voor de vaststelling van de technische voorzieningen. Vanaf 2007 is het pensioenfonds balanstechnisch overgegaan op actuariële grondslagen conform het Financieel Toetsingkader (FTK). Een belangrijk onderdeel van het FTK is dat zowel de beleggingen als de technische voorzieningen worden berekend op marktwaarde. De technische voorzieningen worden daarbij bepaald met de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. Dit is de termijnstructuur van de actuele nominale marktrente. In samenhang met de duur van de verwachte uitkeringstroom van het pensioenfonds kwam de te hanteren rekenrente eind 2011 overeen met 2,73% (2010: 3,44%) De technische voorzieningen zijn verder vastgesteld op basis van een recente sterftetafel: de prognosetafel 2010-2060 van het Actuarieel Genootschap, verhoogd met een correctiefactor van 3,4% voor ervaringssterfte. In de toelichting op de balans is een volledige opsomming van de gehanteerde grondslagen opgenomen.
10
Tot slot zijn de technische voorzieningen van het pensioenfonds gesplitst in twee posten, te weten de technische voorziening AEGON en de technische voorzieningen overig. De laatste post betreft de bij diverse andere verzekeringsmaatschappijen bestaande polissen van werknemers van accountantskantoren die in de loop van de tijd met Deloitte zijn gefuseerd. Omdat toentertijd nog geen wettelijk recht op waardeoverdracht bestond, heeft het pensioenfonds voor deze deelnemers de pensioenverplichtingen uit het verleden overgenomen en zijn tegelijkertijd de bestaande polissen aan het pensioenfonds gecedeerd. Als gevolg van de verslagleggingsregels voor garantiecontracten worden vanaf boekjaar 2007 de beleggingen die verband houden met het garantiecontract bij AEGON (verzekerd depot) niet langer opgenomen in de balans van het pensioenfonds. Overigens zijn deze beleggingen voor het overzicht wel in de kerncijfers weergegeven. Tegenover de verplichtingen op de passivazijde van de balans staan op de activazijde de vorderingen op de herverzekeraar. Door het gelijkstellen van de vordering op AEGON aan de verplichtingen van het pensioenfonds onstaat de situatie dat het beleggingsrisico niet tot uitdrukking komt in de jaarcijfers van het pensioenfonds. Dit sluit aan op de gedachte achter het met AEGON afgesloten garantiecontract. Het pensioenfonds ontvangt jaarlijks haar aandeel in de (eventueel) behaalde positieve overrente. Wanneer in een jaar een negatieve overrente wordt gerealiseerd, zal een eventuele positieve overrente in het volgende jaar (en eventueel de daarop volgende jaren) in eerste instantie worden gebruikt om het negatieve saldo overrente aan te vullen danwel te verrekenen. Het berekenen van de technische voorzieningen tegen marktwaarde in plaats van de met AEGON overeengekomen grondslagen, waaronder een rekenrente van 4%, heeft voor het pensioenfonds in de praktijk dus geen invloed op het feitelijk beschikbare eigen vermogen van het fonds. De bestedingsruimte van het pensioenfonds blijft voor wat betreft de maximaal beschikbare middelen voor eventuele toeslagverlening beperkt tot het niveau van het stichtingskapitaal, de reserves en eventueel gerealiseerde overrente. Kredietrisico Het Algemeen Bestuur van het pensioenfonds heeft in april 2011 besloten om gebruik te maken van de mogelijkheid die het gewijzigde Besluit FTK per 1 februari 2011 voor herverzekerde pensioenfondsen biedt om bij de berekening van het Vereist Eigen Vermogen (VEV) geen rekening meer te houden met het kredietrisico. Het Algemeen Bestuur heeft het rekening houden met kredietrisico van de herverzekeraar van een pensioenfonds – zoals voorheen werd voorgeschreven in het FTK – altijd principieel onjuist gevonden. Immers het rekening houden met het kredietrisico bij de herverzekeraar leidt dan tot dubbele kosten bij zowel pensioenfonds als herverzekeraar. Daarnaast heeft herverzekeraar AEGON in de praktijk over boekjaar 2011 minimaal een credit rating van AA- gehad. Op grond van het oorspronkelijke FTK voor pensioenfondsen mocht de vordering op AEGON daardoor gelijk gesteld worden met de voorziening pensioenverplichtingen en hoefde er geen afslag plaats te vinden op deze vordering. Tevens hoefde er geen vereist eigen vermogen aangehouden te worden. Los van het kredietrisico geldt er nog wel een minimaal vereist eigen vermogen voor volledig herverzekerde pensioenfondsen. Ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen voor Pensioenfonds Deloitte moet worden uitgegaan van circa 1% van de voorziening pensioenverplichtingen. Deze middelen zijn onderdeel van het vrije vermogen. Dekkingsgraad De financiële positie van het pensioenfonds komt tot uitdrukking in de zogeheten dekkingsgraad. De dekkingsgraad is de verhouding tussen de activa (exclusief beleggingen in de beschikbarepremieregeling) minus kortlopende schulden enerzijds en de pensioenverplichtingen van de eindloonregelingen anderzijds. Anders gezegd: de dekkingsgraad geeft de verhouding weer tussen enerzijds het pensioenvermogen en anderzijds de technische voorzieningen bij AEGON. Het pensioenvermogen is daarbij de som van de technische voorzieningen en het eigen vermogen (stichtingskapitaal en reserves) van het pensioenfonds. De dekkingsgraad kan wijzigen door bijvoorbeeld positieve of negatieve beleggingsresultaten en de ontwikkeling van de marktrente.
11
Dit leidt tot de volgende opstelling op marktwaarde per 31 december 2011: Dekkingspositie en dekkingsgraad (x € 1.000)
31.12.2011
Aanwezig balanstotaal Af: Beleggingen voor risico deelnemers Af: Beleggingen voor risico fonds Af: Vordering op AEGON (garantiecontract) Af: Overig Afslag vordering
771.667 -208.267 -387.689 -133.182 -15.051 nihil
Aanwezige solvabiliteit (eigen vermogen) Minimaal vereist eigen vermogen Dekkingspositie VEV -/- MVEV (1) Reservepositie Aanwezige dekkingsgraad Vereiste dekkingsgraad
31.12.2010
0 0 0 0
719.241 -202.903 -403.973 -65.011 -14.990 nihil
27.478 nihil 27.478 nihil 27.478
32.364 nihil 32.364 nihil 32.364
105,2% 101,0%
106,8% 101,0%
(1) VEV betekent vereist eigen vermogen en MVEV betekent minimaal vereist eigen vermogen.
Dekkingsgraad per 31 december, rekening houdend met het garantiecontract, heeft zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld: Dekkingsgraad per 31 december
2011 105,2
2010 106,8
2009 106,4
2008 105
2007 110,4
De minimaal vereiste dekkingsgraad is vastgesteld op 101,0%. De vereiste dekkingsgraad wordt verondersteld gelijk te zijn aan de minimaal vereiste dekkingsgraad. Derhalve is bij Pensioenfonds Deloitte in 2011 sprake geweest van een toereikende solvabiliteit. Het belang van het garantiecontract voor Pensioenfonds Deloitte kan worden geïllustreerd door de waarde van het garantiecontract eind 2011 te vergelijken met de marktwaarde van de beleggingen op datzelfde moment. De technische voorzieningen die vallen onder het garantiecontract met AEGON bedragen circa € 521 miljoen. De onderliggende beleggingen bij AEGON hebben per 31 december echter een marktwaarde van circa € 388 miljoen. De waarde van het garantiecontract overtreft dus de waarde van de beleggingen. Het pensioenfonds heeft daarmee een vordering op AEGON van ruim € 133 miljoen.
Pensioenen Het pensioenfonds voert eind 2011 de volgende pensioenreglementen uit: a. Het reglement Beschikbarepremieregeling. Deze regeling geldt voor werknemers geboren na 31 december 1950 die op 31 december 2000 in dienst van de werkgever zijn en voor werknemers die vanaf 1 januari 2001 in dienst van de werkgever gekomen zijn. De pensioenrichtdatum voor het ouderdomspensioen is 65 jaar. Het partnerpensioen is gedurende het deelnemerschap gedekt op risicobasis. Bij tussentijds ontslag kan de gewezen deelnemer vanuit het dan aanwezige kapitaal een partnerpensioen op risicobasis aankopen. b. Het reglement Eindloonregeling Deloitte dat van toepassing is op de gesloten groep deelnemers geboren vóór 1 januari 1951 die op 31 december 2000 in dienst van de werkgever waren. Voor deelnemers die geboren zijn na 31 december 1950, en die geen waardeoverdracht hebben gedaan naar de beschikbarepremieregeling, zijn de aanspraken premievrij gemaakt (bijzondere slapersrechten). c. Het reglement Flex regeling, gebaseerd op een eindloonsysteem, voor een gesloten groep deelnemers (uit de voormalige VB-groep) geboren vóór 1 januari 1951 die op 31 december 2000 in dienst van de werkgever waren. Voor deelnemers die geboren zijn na 31 december 1950, en die geen waardeoverdracht hebben gedaan naar de beschikbarepremieregeling, zijn de aanspraken premievrij gemaakt (bijzondere slapersrechten).
12
d.
Het reglement ANW-hiaat-verzekering waaraan deelnemers in de beschikbarepremieregeling, de eindloonregeling Deloitte of de Flex-regeling op vrijwillige basis en voor eigen rekening kunnen deelnemen.
Naast bovenstaande regelingen voert het pensioenfonds nog enkele gesloten regelingen uit met ingegane pensioenuitkeringen danwel nog niet ingegane premievrije aanspraken: e. Het pensioenreglement van medewerkers die op 1 januari 1996 niet meer in actieve dienst waren van de voormalige VB-groep, op grond waarvan lopende uitkeringen worden gedaan, respectievelijk premievrije aanspraken bestaan, maar geen actieve opbouw meer plaatsvindt. f. Het reglement Aanvullend Arbeidsongeschiktheidspensioen, met ingegane pensioenen. g. De Overgangsregeling 40-dienstjaren, voor werknemers van de voormalige VB-groep, met ingegane uitkeringen. h. Het reglement arbeidsongeschiktheidsuitkering VB Groep. Kenmerken pensioenregelingen De kenmerken van Eindloonregeling Deloitte, Flex-pensioenregeling respectievelijk Beschikbarepremieregeling ultimo 2011 zijn als volgt: Flex-pensioenregeling
Pensioenrichtleeftijd
Eindloonregeling Deloitte 65 jaar
65 jaar
Beschikbarepremieregeling 65 jaar
Prepensioenrichtleeftijd
60 jaar
61 jaar
n.v.t.
Franchise
€ 20.935
€ 20.914
€ 12.898
Pensioengrondslag
Pensioengevend salaris (middelgrondslag) minus franchise
Pensioengevend salaris (middelgrondslag) minus franchise
Pensioengevend salaris minus franchise
Maximum pensioensalaris € 82.012
n.v.t.
€ 125.000
Ouderdomspensioen
1,75% van de pensioengrondslag (maximum 40 jaar opbouw)
1,94% van de pensioengrondslag (maximum 36 jaar opbouw)
Aankoop met opgebouwd kapitaal op pensioendatum
Partnerpensioen
70% van het ouderdomspensioen
75% van het ouderdomspensioen
Mogelijkheid voor aankoop met gedeelte opgebouwd kapitaal op pensioendatum en bij ontslag*
Wezenpensioen
20% van het partnerpensioen
20% van het partnerpensioen
20% van het partnerpensioen
* Tijdens deelnemerschap in de beschikbarepremieregeling is er een risicodekking van 1,4% van de pensioengrondslag maal bereikbare deelnemersjaren.
Toeslagbeleid Het pensioenfonds heeft de ambitie om jaarlijks de pensioenrechten en pensioenaanspraken aan te passen aan de gestegen prijzen op basis van de door het CBS vastgestelde ‘consumentenprijsindex alle huishoudens’ van oktober van het afgelopen jaar ten opzichte van oktober van het daaraan voorafgaande jaar. Ten aanzien van de beschikbarepremieregeling geldt het toeslagbeleid uiteraard alleen indien en voorzover de pensioenuitkeringen bij het pensioenfonds zijn ingekocht. Het pensioenfonds heeft in zijn interne toeslagenprotocol vastgelegd dat ruimte voor toeslagverlening bestaat indien de feitelijke dekkingsgraad hoger is dan 105%. Randvoorwaarde is, dat na toekenning van een toeslag, de feitelijke dekkingsgraad hoger dan 105% moet zijn. Het Algemeen Bestuur van het pensioenfonds beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en -aanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen bestemmingsreserve gevormd en
13
wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt gefinancierd uit overrendementen, het rendement op het vrije vermogen en/of het vrije vermogen. Voor bijzondere slapersrechten wordt jaarlijks een toeslag verleend ter hoogte van de algemene, voor alle salarisgroepen geldende, stijging van de zogenoemde normsalarissen bij de werkgever. De financiering van de toeslagen voor de groep ‘bijzondere slapers’ komt volledig ten laste van de werkgever. Toeslagverlening 2011 In juni 2011 heeft het Algemeen Bestuur besloten, met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2011, een toeslag te verlenen van 1%. Deze toeslag is gebaseerd op een stijging van de consumentenprijsindex van 1,57%. Conform het interne toeslagenprotocol is op basis van de dekkingsgraad over 2010 (106,8%) een gedeeltelijke toeslag verleend van tweederde gedeelte van de prijsindex. In tegenstelling tot voorgaande jaren waren er medio 2011 volgens het Algemeen Bestuur geen zwaarwegende argumenten om geheel van het intern toeslagenprotocol af te wijken. De onzekerheid rondom de positie van herverzekerde pensioenfondsen (en eventueel door DNB in te stellen maatregelen) is inmiddels weggenomen en de ontwikkeling van de rente leek halverwege 2011 gematigd positief. Inhaaltoeslagen over de jaren 2009 en 2010 is overigens niet aan de orde. Voor de pensioengerechtigden is in juli 2011 de toeslag vanaf 1 januari 2011 uitbetaald. De premievrije aanspraken in de Eindloonregeling Deloitte en de FLEX regeling zijn eveneens met 1% verhoogd. Het besluit over de toeslagverlening 2011 is via de Pensioenkrant van juni 2011 aan alle (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden van het pensioenfonds meegedeeld. Toeslagverlening in de toekomst Op basis van de continuïteitsanalyse die de raadgevend actuaris van het pensioenfonds in april 2011 heeft uitgevoerd is een inschatting gemaakt van de verwachte toeslagverlening over de komende 15 jaar. De gemiddelde verwachte toeslag als percentage van de prijsinflatie over 15 jaar bedraagt 75% (100% betekent volledige compensatie van de inflatie). Wijzigingen in pensioenreglementen Jaarlijks worden alle pensioenreglementen van het pensioenfonds geactualiseerd op gewijzigde weten regelgeving. Tevens worden de reglementen beoordeeld op inconsistenties en onduidelijkheden en (indien wenselijk) aangepast. De belangrijkste wijzigingen die per 1 april 2011 in de reglementen zijn doorgevoerd, waren als volgt. Per 1 januari 2011 is de Pensioenwet gewijzigd waardoor vrijwillige voortzetting uiterlijk negen maanden na beëindiging van de dienstbetrekking moet beginnen. Dit is verwerkt in de diverse reglementen. Tevens is per 1 januari 2011 de instroom in de bijdrageregeling Financiering Voortzetting Pensioenverzekering beëindigd. De bepalingen in de verschillende reglementen over de aanspraken bij beëindiging van het deelnemerschap zijn hierop aangepast. Verder heeft een aanvulling plaatsgevonden op de bepalingen over arbeidsongeschiktheid in de verschillende reglementen. De premievrije voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid wordt gemaximeerd tot de hoogte van de door UWV vastgestelde restverdiencapaciteit (vervangende klasse). Het pensioenfonds verlaagt daarmee het percentage van premievrije voortzetting als de deelnemer meer inkomen uit arbeid geniet dan zijn resterende verdiencapaciteit. Verder is in de reglementen verduidelijkt dat de deelnemer die recht heeft op (gedeeltelijke) premievrije voortzetting van de pensioenopbouw verplicht is het pensioenfonds op de hoogte te stellen van elke wijziging in de arbeidsongeschiktheidsuitkering die van invloed kan zijn op de premievrije voortzetting. Specifiek ten aanzien van het reglement beschikbarepremieregeling zijn de wijzigingen in de adviesmixen in Serviceniveau Volledig beheer van januari en februari 2011 toegevoegd. Ook is een verwijzing gemaakt naar de mogelijkheid voor (gewezen) deelnemers met Serviceniveau Eigen beheer om te kunnen kiezen voor een aantal beleggingsfondsen van derden. Tot slot is de bepaling over aanmelding en acceptatie in het reglement ANW-hiaatverzekering verduidelijkt. Als een deelnemer terugkomt op een eerder gemaakte keuze vindt er een medische
14
beoordeling plaats. Aanmelding binnen zes maanden vindt plaats zonder medische voorwaarden. Bij een aanmelding na zes maanden vindt een medische beoordeling plaats. In de Pensioenkrant van juni 2011 zijn de (gewezen) deelnemers en de pensioengerechtigden over de wijzigingen in de reglementen geïnformeerd. Mutatieoverzicht deelnemers Deelnemers van 21 jaar en ouder (incl. arbeidsongeschikten) Stand 1 januari Bij: nieuwe deelnemers correcties
2011 4.506 844 36
2010 4.726 622 -
880 Af: uitdiensttreding pensionering en overlijden
-797 -26
Stand 31 december
622 -806 -36
-823
-842
4.563
4.506
De eindstand actieve deelnemers ultimo 2011 bestaat uit 115 deelnemers bij AEGON en 4.448 deelnemers bij Robeco. Gewezen deelnemers Stand 1 januari Correcties stand per 1 januari Bij: vertrek met premievrije rechten scheiding/einde samenleving correcties
2011 10.208
2010 9.925
-
17
797 3 -
806 17 800
Af: uitgaande waardeoverdracht pensionering, afkoop, overlijden correcties
-212 -230 -
823 -300 -111 -146
-442 10.566
Stand 31 december
-557 10.208
Uitkeringsgerechtigden met ouderdoms-, partner-, wezen- of arbeidsongeschiktheidspensioen Stand 1 januari Bij: pensionering Af: overlijden afkoop correcties Stand 31 december
2011 1.371
2010 1.336
139
170
-11 -5 -30
-14 -77 -44 -46 1.464
-135 1.371
Deelnemerscommunicatie Medio 2011 zijn na advies van de Commissie Communicatie de teksten van de startbrief en de stopbrief geactualiseerd. In de startbrief is onder meer de formulering van de kosteninhouding op de premie verduidelijkt. Bij de actualisatie is gebruik gemaakt van de ‘Leidraad Communicatie voor Pensioenuitvoerders’ die door de AFM in maart 2011 is gepubliceerd. Verder is in de start- en stopbrief alsmede de website van het pensioenfonds informatie opgenomen over het niet meer rekening houden met het kredietrisico. Hierbij is gebruik gemaakt van de voorbeeldteksten zoals het Ministerie van
15
Sociale Zaken en Werkgelegenheid die heeft gepubliceerd. Ook het Uniform Pensioen Overzicht (UPO) is geactualiseerd aan de laatste modellen van de pensioenkoepels. Eind september 2011 is het UPO verzonden aan alle actieve deelnemers en de slapers in de beschikbarepremieregeling. Op grond van de Pensioenwet zijn pensioenfondsen verplicht om (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden over de toeslagverlening te informeren via onder meer een kwalitatieve en beeldende maatstaf, het zogeheten toeslagenlabel. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft eind januari 2011 echter besloten dat pensioenfondsen, totdat nadere besluitvorming over het voortbestaan van het label heeft plaatsgevonden, niet langer verplicht zijn het toeslagenlabel te gebruiken. Het pensioenfonds is van mening dat het toeslagenlabel meer vragen oproept bij betrokkenen dan het antwoorden geeft. Daarom is in april 2011 besloten het toeslagenlabel niet in te voeren en te communiceren. Het pensioenfonds blijft wel de zogenoemde labelvervangende standaardteksten gebruiken. Deze labelvervangende teksten leiden naar de mening van het pensioenfonds wél tot een verbetering van de informatieverschaffing. Naast het vervaardigen van het jaarverslag 2010 is in 2011 ook een beknopte samenvatting van het jaarverslag gemaakt. Beide exemplaren zijn gepubliceerd op de website van het pensioenfonds. Driemaal per jaar wordt aan deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden een Pensioenkrant verstuurd. In 2011 zijn de Pensioenkranten verschenen in de maanden januari, juni en oktober. De bereikbaarheid van de pensioenplanner van het pensioenfonds bleek in 2011 niet altijd optimaal. Om deze reden heeft het pensioenfonds eind 2011 een externe partij benaderd met het verzoek het huidige excelbestand om te zetten naar een pensioenplanner in HTML.
Beleggingen Algemeen De algemene doelstelling van het pensioenfonds is een zo goed mogelijk rendement behalen binnen de randvoorwaarden van een aanvaardbaar risico. Om de beoogde pensioenuitkeringen op korte en lange termijn veilig te stellen, wenst het Algemeen bestuur de belegde middelen op een verantwoorde en solide wijze te beleggen. Het pensioenfonds belegt vanuit het zogeheten prudent person beginsel. Daarbij moeten de beleggingen gericht zijn op de belangen van de pensioen- en aanspraakgerechtigden en voldoen aan kwalitatieve beginselen van veiligheid, kwaliteit en spreiding van risico’s. Korte terugblik beleggingsjaar 2011 Boekjaar 2011 was een bijzonder beleggingsjaar. De eerste helft van 2011 stond grotendeels in het teken van een verdergaand economisch herstel. Het bijzonder ruime monetaire beleid van centrale banken en de relatief sterke groei in opkomende landen zorgden voor een gematigde, maar positieve groeiontwikkeling. Gaandeweg het jaar zakte het groeimomentum echter weg. De hoofdoorzaak was de Europese schuldencrisis, ontegenzeggelijk hét thema van 2011. In de tweede helft van 2011 raakte de eurocrisis in een stroomversnelling. Waar eerst sprake was van een onhoudbare situatie in de kleinere eurolanden (Griekenland, Ierland en Portugal), verschoof de aandacht vanaf de zomer van 2011 naar de grotere eurolanden Italië en Spanje. De Europese politiek bleek in de ogen van de financiële markten niet doortastend genoeg om de crisis te bezweren. Bovendien hield de Europese Centrale Bank voet bij stuk en weigerde om op grote schaal obligaties van de probleemlanden op te kopen. Enkele kredietbeoordelaars verlaagden de kredietwaardigheid van de Europese probleemlanden, waardoor de rente op staatsleningen fors opliep. Het was niet langer vanzelfsprekend dat deze landen aan hun verplichtingen konden voldoen. Er moet hard worden bezuinigd om de schuldenlast weer in het gareel te krijgen. Bovendien werd de keerzijde van die noodzakelijke bezuinigingen, negatieve economische groei, tegen het einde van 2011 steeds duidelijker zichtbaar.
16
De combinatie van de eurocrisis en lagere economische groei zorgde voor een tegenvallend jaar voor aandelen. Amerikaanse aandelen onderstreepten hun status als relatief veilige belegging. De koersen gingen voorzichtig omhoog. Europese aandelen en aandelen in opkomende markten bleven juist achter bij de wereldindex. Voor wat betreft de laatstgenoemde regio had dit vooral te maken met de lagere risicobereidheid onder beleggers. De obligatiemarkt had in 2011 twee gezichten. Enerzijds liepen de rentes op obligaties van probleemlanden scherp op met flinke verliezen als gevolg. Anderzijds vluchtten veel beleggers naar veilige havens als Amerikaanse en Duitse staatsobligaties. De rente zakte tot een historisch laag niveau van onder de 2%. Beleggingen Eindloonregeling Deloitte en Flex regeling (AEGON) Beleggingen in het verzekerd depot De beleggingen van het vermogen waar pensioenverplichtingen uit de eindloonregelingen tegenover staan, worden door AEGON beheerd in het verzekerd depot. Op dit gedeelte rust het garantiecontract tussen Pensioenfonds Deloitte en AEGON. AEGON is dan ook juridisch en economisch eigenaar van dit depot. Een groot deel van het verzekerd depot wordt door AEGON belegd in zogenoemde Strategic Allocation Funds: SAF Equity en SAF Fixed Income, waarbij strategisch 24% wordt belegd in aandelen en 58,5% in vastrentende waarden. Naast de beleggingen in Strategic Allocation Funds heeft het pensioenfonds in het verzekerd depot ook van oudsher nog een portefeuille onderhandse leningen. Deze worden in tegenstelling tot het Strategic Allocation Fund Fixed Income aangeduid met ‘vastrentende waarden’. Het betreft hier langjarige onderhandse leningen aan bijvoorbeeld gemeenten en woningbouwcorporaties met op zichzelf een hoge kredietwaardigheid. Er wordt op deze portefeuille geen actief beleid gevoerd. De laatste onderhandse lening loopt in 2025 uit. Eventuele gerealiseerde overrente uit het verzekerd depot (na verrekening van eventuele eerder gerealiseerde onderrendementen) wordt jaarlijks toegevoegd aan het vrije depot. Het Algemeen Bestuur van het pensioenfonds kan het beleggingsbeleid in het verzekerd depot slechts in beperkte mate beïnvloeden. AEGON staat immers garant voor de uitkeringen nu en in de toekomst. Aangezien het economische risico van deze beleggingen bij AEGON ligt, voert AEGON ook het strategisch en tactisch beleggingsbeleid van het verzekerd depot. De strategische beleggingsmix, realisatie en benchmarks in het verzekerd depot over 2011 kunnen als volgt worden samengevat (in%): Voorziening pensioenverplichtingen
Strategische allocatie
Feitelijke allocatie per
Performance Pensioenfonds
31-12-2011
2011
Performance benchmark 2011 -4,34
Strategic Allocation Fund Equity
24,00
23,40
-3,41
Strategic Allocation Fund Fixed Income Onderhandse leningen (vastrentende waarden) Liquiditeiten
58,50
60,70
-4,61
17,50
16,00
-0,22
0,00
-0,10
0,00
0,00
Totaal (gewogen)
100,00
100,00
2,00
2,83
4,40 7,43
De beleggingen in het verzekerd depot bleven in 2011 ongewijzigd in de Strategic Allocation Funds. Het totaalresultaat over het hele jaar voor het Verzekerd depot is 2,00% (voor kosten). Iets lager op totaalniveau dan de benchmark Nederlandse staatsleningen met een opslag. Dit matige resultaat is volledig toe te rekenen aan de de portefeuille onderhandse leningen. De underperformance over 2011 hierop is meer dan 7%. Onderhandse leningen hebben in 2011 veel meer de ontwikkeling gevolgd die ook bij bedrijfsobligaties en bij hogere risico categorieën obligaties heeft plaatsgevonden. Dit terwijl Nederlandse staatsleningen in 2011 een performance hebben laten zien van 7,4%. De portefeuille onderhandse leningen en de benchmark liepen daarmee in 2011 sterk uiteen.
17
De ontwikkelingen in de beleggingsportefeuille van het verzekerd depot in 2011 ten opzichte van 2010 zijn als volgt weer te geven: Beleggingsportefeuille AEGON (bedragen x € 1.000,-) 31-12-2011
31-12-2010
Verzekerd depot Vastrentende waarden
61.594
62.427
SAF Aandelen
90.671
100.155
SAF Vastrentende waarden
235.424
241.391
Totaal
387.689
403.973
Beleggingsrendement (in % voor kosten)
2,00%
9,10%
Beleggingsrendement (in % na kosten)
1,72%
8,84%
Benchmark (in % voor kosten)
2,83%
8,52%
Beleggingen in het vrije depot Het vermogensdeel waar geen pensioenverplichtingen tegenover staan, wordt separaat door AEGON beheerd in een vrij depot. Het daarop gerealiseerde rendement komt geheel ten goede aan het pensioenfonds en kan bijvoorbeeld worden aangewend voor toeslagverlening. Het Algemeen Bestuur bepaalt, na advies van de Beleggingscommissie, het te voeren beleggingsbeleid binnen het vrije depot op basis van een neutraal risicoprofiel en streeft binnen dat profiel naar een rendement boven de benchmark. Naast staatsobligaties en aandelen wordt onder meer belegd belegd in bedrijfsobligaties, vastgoed en grondstoffen. De strategische beleggingsmix, realisatie en benchmarks in het vrije depot over 2011 kunnen als volgt worden samengevat: Vrije depot
Strategische allocatie
Feitelijke allocatie per 31-12-2011
Aandelen
30,00
31,40
Vastrentende waarden
Performance Pensioenfonds 2011 -4,77
Performance benchmark 2011 -6,06
60,00
58,40
3,54
3,92
Vastgoed
5,00
5,30
-2,21
-8,60
Grondstoffen
5,00
4,90
-0,56
-2,16
0,00 100,00
0,00 100,00
0,00 0,40
0,00
Liquiditeiten Totaal (gewogen)
0,20
De beleggingen in het vrije depot hebben in 2011 minder rendement behaald dan die in het verzekerd depot. Het resultaat is uiteindelijk 0,4% (voor kosten). Bij de beleggingen in het vrije depot is het risicoprofiel hoger dan in het verzekerd depot.
18
De ontwikkelingen in de beleggingsportefeuille van het vrije depot in 2011 ten opzichte van 2010 zijn als volgt weer te geven: Beleggingsportefeuille AEGON (bedragen x € 1.000,-) 31-12-2011
31-12-2010
Vrije vermogen Aandelen
7.246
7.827
15.597
14.992
Vastgoed (fondsen)
1.215
1.172
Grondstoffen
1.139
625
11
5
Totaal
25.208
24.621
Beleggingsrendement (in % voor kosten)
0,40%
11,82%
Beleggingsrendement (in % na kosten)
0,10%
11,50%
Benchmark (in % voor kosten)
0,20%
10,97%
Vastrentende waarden
Liquiditeiten
AEGON rapporteert maandelijks de beleggingsresultaten in het verzekerde en vrije depot aan de Beleggingscommissie. Tevens vindt per kwartaal overleg plaats tussen de Beleggingscommissie en AEGON. Jaarlijks verstrekt de vermogensbeheerder een beleggingsverslag aan het Algemeen Bestuur. Beleggingen beschikbarepremieregeling (Robeco) De (gewezen) deelnemers aan de beschikbarepremieregeling beleggen tot de pensioendatum voor eigen rekening en risico volgens gestandaardiseerde, aan de leeftijd verbonden, adviesmixen (Serviceniveau Volledig beheer). De adviesmixen zijn zo samengesteld dat naarmate de pensioendatum nadert, het beleggingsrisico wordt verminderd. Per 31 december 2011 luidt deze verdeling op grond van het reglement beschikbarepremieregeling als volgt: Leeftijdscategorie Beleggingsfonds Aandelen Robeco Emerging Markets Equities Robeco Property Equities Robeco European Conservative Equities SAM Sustainable European Equities Robeco Alternatieve beleggingen Robeco Commodities Obligaties Robeco High Yield Bonds Robeco All Strategy Euro Bonds Liquiditeiten Roparco Flexioen Totaal
<25
25-35
35-45
45-50
50-55
55-59
59-63
>63
Mix 1
Mix 2
Mix 3
Mix 4
Mix 5
Mix 6
Mix 7
Mix 8
15 10 25 30
15 10 5 20 25
15 10 5 15 20
15 10 5 10 15
5 5 5 10 15
5 5 15
10
5
5
5
5
5
5
5
5
5
10 5
10 10
10 20
10 30
5 50
70
40
20
100
100
100
100
100
100
40 100
70 100
5
Een deelnemer heeft de mogelijkheid een zelf gekozen beleggingsmix samen te stellen (Serviceniveau Eigen beheer). Dit is mogelijk door actief een keuze te maken uit andere Robeco beleggingsfondsen dan de bovenstaande, maar ook passief door bij overgang naar een hogere leeftijdsklasse de uitstaande beleggingen niet te rebalancen. Een deelnemer die opteert voor andere beleggingsmixen dient daar expliciet voor te kiezen. In het kader van de wettelijke zorgplicht van pensioenfondsen bij beschikbarepremieregelingen met beleggingsvrijheid ontvangen de betrokken deelnemers jaarlijks een
19
monitorbrief waarin wordt aangegeven in hoeverre hun feitelijke beleggingen afwijken ten opzichte van de standaarsadviesmix die behoort bij de leeftijd van de deelnemer. Veruit de meeste (gewezen) deelnemers in de beschikbarepremieregeling beleggen tot de pensioendatum volgens gestandaardiseerde, aan de leeftijd verbonden, adviesmixen in Serviceniveau Volledig beheer. In 2011 maakte gemiddeld ongeveer 4,5% van alle (gewezen) deelnemers in de beschikbarepremieregeling gebruik van het Serviceniveau Eigen beheer. Van deze groep had 10,6% een zeer offensief beleggingsprofiel en 7,5% een zeer defensief beleggingsprofiel. Van het totaal belegd vermogen per 31 december 2011 bij Robeco behoort 60% (2010: 59%) toe aan gewezen deelnemers. Het belegd vermogen en het rendement per adviesmix in 2011 ten opzichte van 2010 was als volgt: Adviesmix
2011
Mix 1 (<25 jaar) Mix 2 (25-34 jaar) Mix 3 (35-44 jaar) Mix 4 (45-49 jaar) Mix 5 (50-54 jaar) Mix 6 (55-58 jaar) Mix 7 (59-62 jaar) Mix 8 (>63 jaar) Eigen beheer mix
Belegd vermogen (x € 1.000,-) 553 29.519 59.046 28.921 25.138 22.211 13.275 766 28.838
Totaal
2010 % Rendement -/-/-/-/-/-
6,36% 5,59% 4,59% 3,59% 1,32% 0,52% 1,21% 1,65% Individueel
Belegd vermogen (x € 1.000,-) 717 30.515 57.874 29.594 24.269 21.579 7.792 1.712 28.850
208.267
% Rendement 17,9% 16,8% 15,3% 13,8% 10,0% 6,6% 5,0% 3,8% Individueel
202.903
Geconstateerd kan worden dat er in 2011 aanmerkelijk minder rendement is behaald dan in 2010. In de eerste vijf standaardadviesmixen is zelfs sprake van een negatief rendement. De rendementen van de onderliggende Robeco beleggingsfondsen, waaruit de leeftijdsafhankelijke adviesmixen zijn opgebouwd, kunnen in 2011 ten opzichte van 2010 als volgt worden weergegeven: Rendement Robeco beleggingsfondsen Robeco Emerging Markets Equities D EUR shares Robeco Property Equities D EUR shares Robeco European Conservative Equities D EUR Robeco European Equities D EUR shares Robeco Robeco Commodities Robeco High Yield Bonds B EUR shares Robeco Global Bonds B EUR shares Roparco Flexioen
2011 Rendement Benchmark -/- 16,8% -/- 15,7% -/- 2,5% -/- 2,4% -/- 1,6% n.v.t. -/- 8,0% -/- 8,1% -/- 5,6% -/- 1,8% -/- 8,3% n.n.b. 3,5% 3,9% 3,2% n.n.b. 2,4% n.v.t.
2010 Rendement Benchmark 25,1% 27,1% 30,2% 30,0% 10,6% n.v.t. 15,4% 11,1% 21,0% 20,1% 17,3% n.v.t. 16,1% 12,9% 3,5% 4,7% 2,3% n.v.t.
Vanaf 1 januari 2011 kan belegd worden in een groot aantal niet-Robeco-beleggingsfondsen die overigens wel door Robeco ten behoeve van Pensioenfonds Deloitte worden geadministreerd. Beleggen in deze fondsen is zowel mogelijk voor actieve deelnemers in de beschikbarepremieregeling als voor gewezen deelnemers. Deelnemers die willen beleggen in derdenfondsen of extra Robeco fondsen dienen wel voor Serviceniveau Eigen beheer te kiezen, of daar reeds aan deel te nemen. De derdenfondsen maken immers geen onderdeel uit van de leeftijdsafhankelijke adviesmixen in Serviceniveau Volledig beheer welke door het pensioenfonds vastgesteld worden. Naast de door het pensioenfonds gecreëerde mogelijkheid om te beleggen in derdenfondsen is in 2011 door Robeco een aantal wijzigingen in Robeco beleggingsfondsen doorgevoerd. De gevolgen voor de adviesmix van deelnemers in Serviceniveau Volledig beheer waren beperkt. Binnen de adviesmix is per 15 januari 2011 de naam van het beleggingsfonds Robeco European Equities veranderd in: SAM Sustainable European Equities. Verder is het beleggingsbeleid en het beheerteam bij Robeco binnen
20
dit beleggingsfonds gewijzigd. Per 18 februari 2011 is in de adviesmix het beleggingsfonds Robeco Global Bonds vervangen door Robeco All Stategy Euro Bonds. De hierboven beschreven wijzigingen zijn automatisch doorgevoerd voor deelnemers in Serviceniveau Volledig beheer. Voor deelnemers in Serviceniveau Eigen beheer kunnen naast bovenstaande wijzigingen ook nog andere veranderingen hebben plaatsgevonden. Het betreft hier aanpassingen en samenvoeging van Robeco beleggingsfondsen die geen onderdeel uitmaken van de standaard adviesmixen, maar wel individueel gekozen kunnen zijn door deelnemers in Serviceniveau Eigen beheer.
Actuariële analyse Premie In de pensioenregelingen van het pensioenfonds waarin nog premie wordt betaald is de totale premie betaald over 2011 als volgt: 2011 aantal actieve deelnemers Beschikbarepremie-/Flex-regeling Eindloonregelingen Anw-hiaatverzekering
4.448 115 544
2010 premie (x € 1.000) 20.081 170 188
aantal actieve deelnemers 4.388 118 482
premie (x € 1.000) 19.548 1.188 192
De kostendekkende premie, de feitelijke premie en de gedempte premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt: (x € 1.000) Feitelijke premie Kostendekkende premie Gedempte premie
2011
2010
28.935 29.000 28.847
26.639 25.634 25.445
De feitelijke premie voor de eindloonregelingen is gelijk aan de bruto actuariële premie volgens de grondslagen van herverzekeraar AEGON en de uitvoeringskosten. Onder de bruto actuariële premie worden de netto premies ter financiering van de jaarinkoop, de inkoop over verstreken dienstjaren en de premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid verstaan alsmede de overige kostenopslagen in rekening gebracht door de herverzekeraar AEGON. Deze premie wordt bij de werkgever in rekening gebracht. Er wordt eveneens getoetst of de premie tenminste gelijk is aan de gedempte kostendekkende premie. De kostendekkende premie wordt vastgesteld op basis van een gedempte disconteringsvoet van 4% en de sterftekansen die zijn ontleend aan de generatietafel 2010-2060 waarop de correctiefactoren CRC-7 worden toegepast. De kostendekkende premie is verder de som van de volgende componenten: De actuarieel benodigde koopsom voor pensioenopbouw en risicodekking tijdens het boekjaar in verband met de aangroei van pensioenverplichtingen; De opslag voor het bij de aangroei van de pensioenverplichtingen behorende (minimaal) vereist eigen vermogen; De opslag van de bij de aangroei van de pensioenverplichtingen behorende uitvoeringskosten. De verzekering van ANW-hiaatpensioen wordt gefinancierd door betaling van een jaarlijks per 1 januari vast te stellen risicopremie welke afhankelijk is van de leeftijd van de deelnemer en het geslacht van de deelnemer en zijn of haar partner en wordt geheel gefinancierd door de deelnemer. Uitkomsten van de solvabiliteitstoets Een belangrijk risico voor het pensioenfonds is dat het op een bepaald moment niet beschikt over
21
voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen van de eindloonregelingen na te kunnen komen. Dit wordt ook wel solvabiliteitsrisico genoemd. De solvabiliteit van een pensioenfonds wordt afgeleid van de hoogte van de dekkingsgraad. De vermogenspositie van het pensioenfonds kan worden gekarakteriseerd als toereikend. Hierbij is van belang dat het herverzekeringscontract met AEGON loopt tot 1 januari 2015. Ten aanzien van het kredietrisico wordt verwezen naar hetgeen hierover in het hoofdstuk over de financiële positie van het pensioenfonds is gezegd. Oordeel van de certificerend actuaris over de financiële positie De financiële positie van het pensioenfonds is naar de mening van de waarmerkend actuaris voldoende. Bij handhaving van het tot dusverre gevoerde beleid zal het pensioenfonds waarschijnlijk – uitgaande van de door de actuaris op het beoordelingsmoment relevant en realistisch geachte veronderstellingen – kunnen voldoen aan de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum. Daarbij is in aanmerking genomen dat de mogelijkheden tot het realiseren van de beoogde toeslagen beperkt zijn.
Uitvoeringskosten Mede naar aanleiding van een AFM-rapport over uitvoeringskosten bij pensioenfondsen in april 2011 heeft de Pensioenfederatie op 10 november 2011 aan haar leden aanbevelingen gedaan over uitvoeringskosten. De aanbevelingen betreffen de mate waarin en de manier waarop pensioenfondsen hun uitvoeringskosten in beeld brengen en daarover moeten gaan rapporteren. De Pensioenfederatie onderscheidt drie soorten uitvoeringskosten: 1. kosten van het pensioenbeheer 2. kosten van het vermogensbeheer 3. transactiekosten De Pensioenfederatie komt uiteindelijk tot een drietal aanbevelingen: 1. Rapporteer de kosten van pensioenbeheer in euro per deelnemer. Het aantal deelnemers is gedefinieerd als het aantal actieve deelnemers en pensioengerechtigden gezamenlijk. De slapers tellen dus niet mee; 2. Rapporteer de kosten van het vermogensbeheer in % van het gemiddeld belegd vermogen. Bekijk deze kosten ook in relatie tot: a. de gekozen beleggingsmix en de bijbehorende benchmarkkosten; b. het rendement over een langere termijn. 3. Rapporteer separaat (eventueel geschatte) transactiekosten in % van het gemiddeld belegd vermogen. Naar de mening van het pensioenfonds zijn de aanbevelingen van de Pensioenfederatie een goede aanzet voor meer transparantie over uitvoeringskosten bij pensioenfondsen. Uitgangspunt is dan ook dat het pensioenfonds reeds over het boekjaar 2011 – waar mogelijk - wil voldoen aan de aanbevelingen van de Pensioenfederatie. Daarbij constateert het pensioenfonds dat nog niet alle aanbevelingen rondom kostentransparantie concreet zijn uitgewerkt. Dat betreft vooral classificatie van de vermogensbeheerkosten. Zo sluit de Pensioenfederatie niet aan bij een veel in de vermogensbeheerwereld gehanteerd begrip als Total Expense Ratio (TER), de afslag op brutorendementen van beleggingsfondsen. Zowel bij AEGON als bij Robeco is in de beleggingsfondsen sprake van verschillende TER-afslagen. Wat betreft inzicht in transactiekosten is de medewerking nodig van de betrokken vermogensbeheerders. Hierover bestaat op dit moment in de pensioenmarkt nog veel verwarring. Verwacht wordt dat hierover de komende jaren meer duidelijkheid komt en dat er best-practices gaan ontstaan waar pensioenfondsen zich in hun rapportages bij aan kunnen sluiten.
22
Voor een goed overzicht van de totale uitvoeringskosten maakt het pensioenfonds in dit jaarverslag onderscheid tussen: -kosten pensioenbeheer: administratiekosten, externe advieskosten en toezicht -vermogensbeheerkosten AEGON -vermogensbeheerkosten Robeco Kosten pensioenbeheer: administratiekosten, externe advieskosten en toezicht Bedragen x € 1.000 Administratiekosten A&O Administratiekosten Robeco Administratiekosten AEGON Totaal administratiekosten Externe accountant (KPMG) Actuariële kosten Advieskosten Contributies en bijdragen heffing DNB heffing AFM Stichting OPF Pensioenregister Totaal contributies en bijdragen Overige beheerkosten pensioenkrant Visitatiecommissie Vacatiegelden (Bestuur en Beoordelingsraad) Diversen Totaal beheerskosten Totaalkosten extern advies en toezicht
33 14 8 3 31 11 19 78
2011 747 16 229 992
2010 741 16 224 986
47 45 50
96 26 28
58
139 339
37 10 8 4 33 70 18 37
59
158 367
In de post diversen onder overige beheerkosten zitten onder meer de kosten van de studiemiddag, FTK-rapportage, juridische proceskosten, drukwerk UPO 2011 en onderzoekskosten FVP. Evenals de Pensioenfederatie merkt ook het pensioenfonds op dat de laatste jaren de uitvoeringskosten mede zijn gestegen door vele nieuwe wet- en regelgeving vanuit de overheid. Eisen aan goed pensioenfonds bestuur en invoering van het pensioenregister leiden tot extra kosten. Ook de aan pensioenfondsen doorberekende kosten van DNB en AFM zijn de laatste jaren fors gestegen. Deze kosten staan buiten de invloedsfeer van een pensioenfondsbestuur. Volgens de definitie van de Pensioenfederatie worden pensioenbeheerkosten in euro per deelnemers berekend door de totale pensioenbeheerkosten te delen door het totaal aantal actieve deelnemers en gepensioneerden (6.027). Hiermee komt het pensioenfonds uit op € 220,- per deelnemer. Het pensioenfonds is van mening dat pensioenbeheerkosten mede in het licht van het totaal aantal slapers moet worden bezien. Niet alleen heeft Pensioenfonds Deloitte relatief veel slapers (10.566), de uitvoeringskosten ten aanzien van slapers zijn in de praktijk voor het pensioenfonds ook niet siginificant lager dan die voor actieve deelnemers en pensioengerechtigden. Zo ontvangen alle slapers periodiek een pensioenkrant en krijgen slapers in de beschikbarepremieregeling jaarlijks een UPO. Inclusief slapers komen de totale pensioenbeheerkosten per deelnemer over 2011 uit op € 80,- euro per deelnemer. Overigens bedraagt over 2011 de totale bijdragen van de werkgever en werknemers in de pensioenbeheerkosten € 1.399.000,- (zie toelichting op staat van baten en lasten, onder premiebijdragen). Dit bedrag is hoger dan de feitelijke pensioenbeheerkosten over 2011. Daarmee hebben de pensioenbeheerkosten over 2011 geen negatieve gevolgen gehad voor de vermogenspositie van het pensioenfonds danwel de hoogte van aanspraken of uitkeringen.
23
Vermogensbeheerkosten Het grootste deel van de beleggingskosten van AEGON en Robeco wordt niet rechtstreeks bij het pensioenfonds in rekening gebracht, maar ingehouden op de bruto rendementen van de beleggingsfondsen. Beleggingskosten AEGON Overeenkomstig de aanbevelingen van de Pensioenfederatie heeft AEGON de vermogensbeheer- en transactiekosten over 2011 gerapporteerd in verhouding tot het gemiddeld belegd vermogen. Het gemiddeld belegd vermogen is hierbij het gemiddelde van het totale belegde vermogen per eind van elke kalendermaand. Vermogensbeheer – en transactiekosten verzekerd depot AEGON 2011 Bedragen x € 1.000 Vaste beheerfee verzekerd depot Kosten onderhandse leningen verzekerd depot Beheerfee SAF fondsen verzekerd depot Restitutie beheerfee verzekerd depot
Kosten 12 72 1.132 -/- 246
n.v.t. 62.398 329.788 409.360
% kosten van gemiddeld belegd vermogen 0,00 0,12 0,34 -0,06
970
391.114
0,25
67
391.114
0,02
Gemiddeld belegd vermogen
% kosten van gemiddeld belegd vermogen 0,31 0,16
Kosten vermogensbeheer verzekerd depot totaal Transactiekosten verzekerd depot
Gemiddeld belegd vermogen
Kosten vermogensbeheer- en transactiekosten vrij depot AEGON 2011 Bedragen x € 1.000 Kosten vermogensbeheer vrij depot Transactiekosten vrij depot
Kosten 70 37
22.613 22.613
Het verzekerd en vrije depot worden binnen AEGON apart behandeld wat betreft kosten. In het vrije depot worden geen vaste kosten gerekend, alleen de (variabele) beheerkosten die binnen de fondsen zelf worden ingehouden. De transactiekosten bevatten per beleggingscategorie de op- en afslagen die in 2011 uit hoofde van aan- en verkooptransacties in beleggingsfondsen zijn betaald. Beleggingskosten Robeco Kosten vermogensbeheer Robeco Bedragen x € 1.000 Beheerfee Omvangskorting Saldo feitelijke kosten vermogensbeheer Robeco
2011
1.996 -799 1.197
2010
1.872 -756 1.134
Robeco brengt geen aankoopkosten, switchkosten en kosten voor onttrekking, waardeoverdracht of pensionering in rekening. Wel is sprake van jaarlijkse beheerfee die per beleggingsfonds kan variëren.
24
De beheerfee van de de beleggingsfondsen in serviceniveau Volledig beheer en serviceniveau Eigen beheer over 2011 zijn als volgt nader te specificeren: Kosten per Robeco beleggingsfonds (x € 1.000) Robeco Emerging Markets Equities Robeco Property Equities Robeco European Conservatieve Equities SAM Sustainable European Equities Robeco Robeco Commodities Robeco High Yield Bonds Robeco All Strategy Euro Bonds Roparco Flexioen Overige Robeco-fondsen (Serviceniveau Eigen beheer) Totaal kosten (netto)
Gemiddeld belegd vermogen 19.397 14.766 9.065 22.428 39.605 9.491 14.179 58.188 10.130 5.293 202.542
Beheerfee % 1,50 1,50 1,00 1,25 1,00 1,50 0,90 0,70 0.00 0,70-1,50
Kosten 291 221 91 280 396 142 128 407 40 1.996
Het gemiddelde belegd vermogen is hierbij het gemiddelde van het totale belegde vermogen per eind van elk kwartaal. De overige beleggingsfondsen bestaan uit zeventien andere Robeco fondsen waaruit deelnemers in serviceniveau Eigen beheer kunnen kiezen. Het totale belegd vermogen in deze fondsen is relatief klein. De totale netto beleggingskosten van Robeco ten opzichte van gemiddeld belegd vermogen dat zij voor het pensioenfonds onder beheer heeft, komt in in 2011 uit op 0,59%
Vooruitblik 2012 Het valt moeilijk te voorspellen hoe de financiële markten zich in 2012 zullen ontwikkelen. De eerste maanden van 2012 werden wederom gedomineerd door de Europese schuldencrisis. Het economisch herstel is broos en de grote overheidstekorten in de westerse wereld, met het daarmede gepaard gaande gevaar voor oplopende inflatie, zijn een punt van toenemende zorg. Tegelijkertijd heeft de Europese Centrale Bank het Europese bankwezen door middel van een 3-jarige faciliteit voor bijna € 1.000 miljard aan liquide middelen voorzien. Hierdoor is het systeemrisico van financiële instellingen in Europa verminderd en zijn de financiële markten in rustiger vaarwater terecht gekomen. In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat de financiële resultaten van de beleggingen binnen het pensioenfonds de laatste jaren volatieler zijn geworden. Het Algemeen Bestuur gaat er vanuit dat de beleggingsinkomsten de komende jaren beperkt zullen zijn. Het garantiecontract met AEGON loopt door tot eind 2014. Het pensioenfonds gaat, samen met externe adviseurs, in 2012 verder met het vinden van het antwoord op de vraag hoe vanaf 2015 hiermee verder te gaan. Eén ding is daarbij zeker: ook als het garantiecontract niet zou worden verlengd, blijven, zolang AEGON haar verplichtingen nakomt, alle op dat moment bestaande pensioenuitkeringen in de hierbij verzekerde regelingen in de toekomst gegarandeerd. Het contract wordt in dat geval premievrij gemaakt. Twee belangrijke onderwerpen spelen een rol bij de eventuele verlenging van het garantiecontract vanaf 2015. Ten eerste de toeslagverlening over pensioenuitkeringen in de toekomst. Toeslagverlening wordt binnen het pensioenfonds uit de beleggingsrendementen boven de vaste rekenrente van 4% (de zogenoemde overrente) gefinancierd alsmede uit het vrije vermogen. Door de wettelijke verplichting om de contante waarde van de pensioenverplichtingen te berekenen op basis van de rentetermijnstructuur, zijn de pensioenverplichtingen anno 2012 fors hoger dan de beleggingen van het pensioenfonds. Vanwege het garantiecontract heeft het pensioenfonds voor de nominale pensioenuitkeringen daarom een vordering op AEGON. Daarnaast moeten echter de beleggingsresultaten boven het garantierendement van 4% eerst worden gebruikt om rendementen onder de 4% uit het verleden in te lopen. Tevens moet worden bezien of de marktrente (2,73% per 31 december 2011) de komende jaren zal oplopen, waardoor de vordering op AEGON eveneens zal
25
afnemen. Het is de vraag of er ultimo 2014 zodanige rendementen zijn behaald, danwel de marktrente zodanig is gestegen, dat de verhouding tussen pensioenverplichtingen en beleggingen weer in evenwicht is en daarmee een realistische kans bestaat op toeslagverlening. Ten tweede is er de inkoopmogelijkheid van pensioenuitkeringen voor deelnemers in de beschikbarepremieregeling. Zij kunnen immers nu met hun bij Robeco opgebouwd pensioenkapitaal, op grond van het garantiecontract bij AEGON, op pensioendatum levenslange pensioenuitkeringen aankopen met een garantierendement van 4%. Zo’n hoog garantierendement zal vanaf 2015 waarschijnlijk niet meer mogelijk zijn. Er is het Algemeen Bestuur van het pensioenfonds veel aan gelegen om ook in de toekomst aan deelnemers in de beschikbarepremieregeling een aantrekkelijke inkoopmogelijkheid te kunnen blijven bieden. 2012 wordt een jaar waarin duidelijkheid komt over belangrijke wijzigingen voor het Nederlandse pensioensysteem voor de komende jaren. Dat geldt zeker ten aanzien van verschillende aspecten van het Pensioenakkoord dat in juni 2011 door sociale partners en kabinet is afgesloten. Een belangrijk aspect van het akkoord is dat pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen een meer voorwaardelijk karakter krijgen. Door de val van het kabinet Rutte eind april 2012 en het daaropvolgende “Lente akkoord” over de begroting 2013, lijken vergaande maatregelen op korte termijn ten aanzien van de AOW en aanvullende pensioenen niet uitgesloten. Zo wordt een stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd voorgesteld tot 67 jaar in 2023 die reeds start op 1 januari 2013. Eerder was de Tweede Kamer al akkoord gegaan met een kabinetsvoorstel tot verhoging van de fiscale pensioenrichtleeftijd. Dat is de pensioendatum zoals die in het pensioenreglement is opgenomen en waarop de fiscaal maximale premiestaffel in de beschikbarepremieregeling is berekend. Deze pensioenrichtleeftijd wordt per 1 januari 2014 in één keer met twee jaar verhoogd van de huidige 65 jaar naar 67 jaar. Daarnaast is in het Lente akkoord afgesproken om de maximale jaarlijkse fiscale opbouwpercentages voor het aanvullend pensioen met ongeveer 5% neerwaarts bij te stellen. Dit alles leidt er in de nabije toekomst toe dat langere pensioenopbouw nodig is voor eenzelfde pensioenresultaat. Bovendien ontstaat er een structureel verschil tussen de fiscale pensioenleeftijd en de AOW-leeftijd. Alleen al vanuit communicatief oogpunt richting deelnemers wordt dit een hele uitdaging. Het is aan het arbeidsvoorwaardenoverleg binnen Deloitte – Ondernemingsraad en Raad van Bestuur – om te besluiten hoe met een wijziging van de pensioenrichtleeftijd in de beschikbarepremieregeling om te gaan. Rotterdam, 21 juni 2012 Stichting Pensioenfonds Deloitte namens het Algemeen Bestuur
J. Volkers voorzitter
R.J. Zijlman secretaris
26
Verslag van de Beoordelingsraad Naar aanleiding van het concept Jaarverslag 2011 van het pensioenfonds en het daarbij behorende accountantsverslag en het rapport van de certificerend actuaris, maakt de Beoordelingsraad de volgende opmerkingen: -
De Beoordelingsraad constateert een sterke volatiliteit in de rendementen van de Robeco beleggingsfondsen en de op basis daarvan samengestelde leeftijdsafhankelijke adviesmixen, in de jaren 2010 en 2011. De Beoordelingsraad verzoekt het overzicht van twee jaren te vergroten naar bijvoorbeeld vijf jaren, zodat het voor (gewezen) deelnemers aan de beschikbarepremieregeling beter mogelijk is om zich een oordeel te vormen over de performance van hun beleggingsportefeuille.
-
Het huidige garantiecontract met AEGON loopt eind 2014 af. De verplichtingen met betrekking tot de oude VB en Deloitte reglementen, alsmede andere ingegane pensioenuitkeringen zijn onder dit contract bij AEGON volledig herverzekerd. In januari 2012 heeft er een gezamenlijke studiemiddag plaatsgevonden met het Algemeen Bestuur, de Beoordelingsraad en externe deskundigen waarin uitgebreid is stilgestaan bij het garantiecontract. De Beoordelingsraad heeft met instemming kennis genomen van de intensieve aandacht voor dit onderwerp, die ook tot uiting komt door de continuïteitsanalyse die in 2011 is uitgevoerd.
-
Het jaarverslag 2011 is fors ingekort en daarmee naar de mening van de Beoordelingsraad inzichtelijker. Voorts is meer transparantie aangebracht in de administratie- en beheerkosten. De Beoordelingsraad ziet in het jaarverslag 2012 graag een nadere uitwerking van de transactiekosten bij de externe vermogensbeheerders.
-
In deze verslagperiode is de deskundigheid van de Beleggingscommissie bevorderd door participatie van een extern beleggingsdeskundige. De Beoordelingsraad heeft met instemming kennis genomen van het grote belang dat het Algemeen Bestuur hecht aan een optimale beoordeling van alle beleggingen van het pensioenfonds.
-
Het door het Algemeen Bestuur opgestelde Plan van Aanpak is in 2011 formeel afgerond. Een juiste en volledige administratie bij zowel het pensioenfonds als haar uitvoeringsorganisaties is van essentieel belang. De Beoordelingsraad ziet graag dat de onder het Plan van Aanpak ingeslagen weg voortvarend wordt gecontinueerd.
-
De Beoordelingsraad heeft geconstateerd dat, hoewel de dekkingsgraad van het pensioenfonds in 2011 is verslechterd, de solvabiliteit nog steeds toereikend is.
De interactie tussen het Algemeen Bestuur en de Beoordelingsraad is in de verslagperiode op een positieve wijze voortgezet. De Beoordelingsraad waardeert de openheid van zaken zoals deze door het Algemeen Bestuur wordt gegeven. Reactie van het algemeen bestuur op het verslag van de Beoordelingsraad Het Algemeen Bestuur kan zich goed vinden in de constructieve opmerkingen van de Beoordelingsraad over het verslagjaar 2011. De suggestie van de Beoordelingsraad om de performance van de Robeco-beleggingsfondsen en de hieruit samengestelde adviesmixen in de beschikbarepremieregeling over een langere tijdspanne in het jaarverslag zichtbaar te maken, neemt het Algemeen Bestuur graag over. Vanaf het jaarverslag 2012 zal zij hier uitvoering aan geven. In dit kader kan het Algemeen Bestuur melden dat reeds in de Beleggingscommissie van het pensioenfonds met Robeco is gesproken over de kwaliteit van de rapportages. Robeco heeft toegezegd de komende periode hierin verbeteringen aan te brengen. Het Algemeen Bestuur zoekt daarbij tegelijkertijd naar wegen om ook gedurende het jaar te communiceren over de (meerjarige) performance van de beleggingsfondsen bij Robeco.
27
Mede naar aanleiding van de door de Beoordelingsraad gememoreerde studiemiddag werkt het Algemeen Bestuur de komende periode verschillende aspecten ten aanzien van het garantiecontract met AEGON inhoudelijk nader uit. Hiermee staat dit onderwerp elke bestuursvergadering op de agenda. Evenals de Beoordelingsraad is ook het Algemeen Bestuur benieuwd hoe externe vermogensbeheerders de komende jaren invulling gaan geven aan het inzichtelijk maken van transactiekosten. Het Algemeen Bestuur is in ieder geval blij verrast dat AEGON reeds over 2011 een overzicht van transactiekosten heeft kunnen verstrekken. Het pensioenfonds gaat er vanuit dat vanaf 2012 ook Robeco inzage zal kunnen geven in eventuele transactiekosten conform de aanbevelingen van de Pensioenfederatie. Een correcte en volledige administratie van aanspraken en rechten blijft ook in 2012 een belangrijk aandachtspunt van het Algemeen Bestuur . De aanbevelingen die de Nederlandsche Bank daarover in april 2012 aan pensioenfondsen heeft gedaan naar aanleiding van het sectorbrede onderzoek naar de kwaliteit van pensioenadministraties (Quinto-P) zijn daarbij voor het Algemeen Bestuur leidend. Tot slot spreekt het Algemeen Bestuur zijn waardering uit voor de tijd en aandacht die de Beoordelingsraad het afgelopen jaar aan haar werkzaamheden ten behoeve van het pensioenfonds heeft besteed.
28
Jaarrekening
29
Balans per 31 december 2011 Na verwerking saldo van baten en lasten (x € 1.000)
31.12.2011
31.12.2010
toelichting Activa
Beleggingen voor risico pensioenfonds
4
25.208
24.621
Beleggingen voor risico deelnemers
5
208.267
202.903
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
6
520.871
468.984
Vorderingen en overlopende activa
7
17.321
22.733
771.667
719.241
Passiva Stichtingskapitaal en reserves
8
27.478
32.364
Technische voorzieningen AEGON
9
520.871
468.984
Technische voorzieningen overige verzekeringsmaatschappijen Overige voorzieningen
10
8.494
7.851
11
2.595
-
Pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
12
208.267
202.903
Schulden en overlopende passiva
13
3.962
7.139
771.667
719.241
30
Staat van baten en lasten over 2011 (x € 1.000)
2011
2010
toelichting Baten Premiebijdragen (van werkgever en werknemers) Premiebijdragen voor risico deelnemers
14 15
6.280 20.081
5.845 19.548
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
16
107
1.878
Beleggingsresultaten voor risico deelnemers
17
-9.962
22.976
22.139 51.887
23.701 24.545
4.663
2.806
95.195
101.299
19
51.887
24.545
Mutatie technische voorzieningen overige verzekeringsmaatschappijen Pensioenuitkeringen
20
643
7.851
21
23.644
22.717
Pensioenuitvoeringskosten
22
940
1.010
Saldo overdracht van aanspraken
23
-10
-322
5.364
38.614
Baten uit herverzekering Mutatie vordering herverzekeringsdeel technische voorzieningen Overige baten Lasten Mutaties in de technische voorziening AEGON
18
Mutatie voorziening voor risico deelnemers Overige mutaties voor risico deelnemers
24
5.063
3.910
Herverzekeringen
25
947
1.033
Lasten uit herverzekering
26
6.328
-3.440
Overige lasten
27
5.275
1.382
100.081
97.300
-4.886
3.999
Saldo van baten en lasten
31
Kasstroomoverzicht over 2011 (x € 1.000)
2011
2010
1.082 19.064 -6
661 5.849 -5
-35.914 -15.774
-29.518 -23.013
29.912 1.166 30.121 -86
27.322 630 24.404 745
-23.636 -940 -6.832 -14.140 15.565
-22.783 -994 -4.087 -2.530 22.707
Totale mutaties
-209
-306
Verloop liquide middelen Stand per 1 januari Mutaties liquide middelen Stand per 31 december
924 -209 715
1.230 -306 924
Kassstroom uit beleggingsactiviteiten Ontvangsten Beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen van beleggingen Mutaties liquiditeiten Uitgaven Aankopen en verstrekkingen beleggingen Totaal kasstroom beleggingsactiviteiten Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangsten Bijdragen van werkgevers en werknemers Overgenomen pensioenverplichtingen Uitkering herverzekering Overige Uitgaven Uitkeringen Pensioenuitvoeringskosten Overgedragen pensioenverplichtingen Premies herverzekering Overgeboekt uit vrije depot Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten
32
Toelichting op de jaarrekening 1 Inleiding Het doel van Stichting Pensioenfonds Deloitte, statutair gevestigd te Rotterdam is uitvoering te geven aan door Deloitte Holding B.V. en haar dochtermaatschappijen en/of de Stichting gesloten pensioenovereenkomsten, die door het pensioenfonds zijn aanvaard, door het verlenen van pensioenaanspraken aan deelnemers en hun na te laten betrekkingen. De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Alle bijdragen zijn vermeld in euro’s. In de balans en de staat van baten en lasten zijn referenties opgenomen, waarmee wordt verwezen naar de nummering van de toelichting. 2 Grondslagen voor de waardering Algemeen Beleggingen en pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op marktwaarde. Overige activa en passiva worden gewaardeerd op de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Indien geen specifieke waarderingsgrondslag is vermeld, vindt waardering plaats tegen de verkrijgingsprijs. Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben. Vergelijking met voorgaand jaar De gehanteerde grondslagen voor de waardering en resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande verslagjaar. Schattingen en veronderstellingen Bij toepassing van de grondslagen en de regels voor het opstellen van de jaarrekening vormt het Algemeen Bestuur van het pensioenfonds zich verschillende oordelen en maakt schattingen die essentieel kunnen zijn voor de in de jaarrekening opgenomen bedragen. Indien voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de betreffende jaarrekeningposten. Opname van een actief, verplichting, bate of last Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een passief, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een passief, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op
33
deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Belastingen De activiteiten van het pensioenfonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting. Beleggingen voor risico pensioenfonds De beleggingen zijn gewaardeerd tegen actuele waarde. De actuele waarde is de beurswaarde per balansdatum. Beleggingen voor risico deelnemers De grondslag voor de waarderingen van de beleggingen voor risico deelnemers zijn gelijk aan die voor de beleggingen die voor rekening van het pensioenfonds worden aangehouden. Het betreft hier de pensioenkapitalen uit de beschikbarepremieregeling. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Vorderingen uit herverzekeringscontracten die classificeren als garantiecontracten worden gelijkgesteld aan de hiertegenover staande voorziening voor pensioenverplichtingen. In de toelichting op de balans dient, indien sprake is van een herverzekeringscontract waarvoor een gesepareerd beleggingsdepot wordt aangehouden, het verloop van de beleggingen zichtbaar worden gemaakt. Voor de grondslagen van die verloopoverzichten gelden de grondslagen zoals hierna opgenomen. Algemeen Alle beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde. Slechts indien de actuele waarde van een belegging niet betrouwbaar kan worden vastgesteld, vindt waardering plaats op basis van geamortiseerde kostprijs. Participaties in beleggingsinstellingen die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort belegging worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort beleggingen. Alle gerealiseerde en ongerealiseerde resultaten worden direct in de staat van baten en lasten verantwoord. Mix-fondsen De onderliggende participatiewaarden van de Strategic Allocation Funds van AEGON kennen een verdeling 58,5/24 voor wat betreft vastrentende en zakelijke waarden. De overige 17,5% bestaat uit een portefeuille onderhandse leningen. Deze worden in tegenstelling tot het Strategic Allocation Fund Fixed Income aangeduid met ‘vastrentende waarden’ De betreffende waarderingsgrondslagen worden onderstaand nader toegelicht. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoersen. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige nettokasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel (kredietrisico; oninbaarheid) en de looptijd. Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoersen. Niet-beursgenoteerde aandelen en participaties in niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen worden gewaardeerd tegen de door de beleggingsinstelling gerapporteerde intrinsieke waarde (zijnde de marktwaarde van de participaties op basis van de onderliggende intrinsieke waarden).
34
Onderhandse leningen Onderhandse leningen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. De actuele waarde wordt berekend op basis van de contante waarde van de toekomstige kasstromen, tegen de geldende marktrente, rekening houdend met mogelijk vervroegde aflossingen. Vorderingen en overlopende activa Het betreft hier onder meer de bij diverse verzekeringsmaatschappijen bestaande polissen voor deelnemers van in het verleden met Deloitte gefuseerde partijen. De aanspraken uit de bestaande polissen bij diverse verzekeringsmaatschappijen zijn aan het fonds gecedeerd (voordat er een wettelijk recht op waardeoverdracht bestond) en worden gewaardeerd op basis van de grondslagen van het pensioenfonds. Vorderingen uit hoofde van winstdelingsregelingen in herverzekeringscontracten worden verantwoord op het moment van toekenning door de verzekeringsmaatschappij. Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. Technische Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen bij AEGON en overige verzekeringsmaatschappijen wordt gewaardeerd op marktwaarde. De marktwaarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toeslag)toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van de op de balansdatum geldende pensioenreglementen en van de over de verstreken deelnemersjaren toegekende aanspraken. Jaarlijks wordt door het Algemeen Bestuur besloten of op de opgebouwde pensioenaanspraken en de pensioenrechten toeslag wordt verleend. Alle per balansdatum bestaande toeslagbesluiten zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen per 31 december 2011 zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële uitgangspunten en veronderstellingen: De rekenrente 2,73% (2010:3,44%) komt overeen met de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur per 31 december 2011; De sterftekansen zijn ontleend aan de, door het Actuarieel Genootschap gepubliceerde, prognosetafel 2010-2060; Op de overlijdenskansen worden correctiefactoren CRC-7 toegepast, zoals vastgesteld door CRC (Commissie Referentietarief Collectief). Er behoeft daardoor geen leeftijdsterugstelling te worden toegepast; In verband met toekomstige uitkerings- en administratiekosten wordt een opslag van 1,75% gelegd op de netto voorziening.
35
Pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Dit betreft de verplichtingen uit hoofde van de voor de deelnemers gestorte premies in de beschikbarepremieregeling. Het beleggingsrisico ligt bij de deelnemers. De waardering van de pensioenverplichting voor rekening en risico deelnemers wordt bepaald volgens dezelfde grondslagen die gelden voor de corresponderende beleggingen voor risico deelnemers. Schulden en overlopende passiva Deze worden gewaardeerd tegen nominale waarde. 3 Grondslagen voor de bepaling van het resultaat Algemeen De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de waarderingsgrondslagen van de in de balans opgenomen posten met betrekking tot beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtsteeks verantwoord in het resultaat. Premiebijdragen (van werkgever en werknemers) Onder premiebijdragen van werkgever en deelnemers wordt verstaan de in rekening gebrachte bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde personen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Voor die deelnemers die op 1 januari 2001 onder de eindloonregelingen verzekerd blijven, is de bijdrage gelijk aan de bruto actuariële premie. Premiebijdragen voor risico deelnemers Het bijdragesysteem (premies) is gebaseerd op een leeftijdsafhankelijk percentage van de pensioengrondslag (basispensioenregeling) en van het jaarsalaris (prepensioenregeling). Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van de beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Beleggingsresultaten voor risico deelnemers De grondslagen voor de bepaling van het resultaat zijn gelijk aan de grondslagen voor de bepaling van het resultaat betreffende de beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds. Mutatiedeel herverzekeringsdeel technische voorzieningen De mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen betreft de wijziging in de waarde van het herverzekeringsdeel technische voorzieningen. Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen betreffen de aan de deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Saldo overdracht uit aanspraken Het betreft hier uitgaande waardeoverdrachten, voortvloeiende uit de eindloonregelingen. De berekening heeft plaatsgevonden conform de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling. Inkomende waardeoverdrachten kunnen gezien het gesloten karakter van de eindloonregeling niet meer plaatsvinden.
36
3a Kasstroomoverzicht Algemeen Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten en beleggingsactiviteiten. Kasstroom uit pensioenactiviteiten De bijdragen van de werkgever en werknemers bestaan uit bijdragen in dat jaar. De pensioenuitvoeringskosten zijn de kosten van A&O, AEGON, Robeco en de certificerend accountant, raadgevend actuaris en waarmerkend actuaris. Kasstroom uit beleggingsactivteiten De beleggingsopbrengsten bestaan uit ontvangen rente op obligaties, deposito’s en liquide middelen. De aankopen, verkopen en aflossingen van beleggingen worden onder de toelichting bij de balans nader gespecificeerd.
37
Toelichting op de balans 4 Beleggingen voor risico pensioenfonds (vrij depot) Deze beleggingen betreffen de middelen van het pensioenfonds waar geen pensioenverplichtingen tegenover staan. (x € 1.000) Beleggingen Liquide middelen
31.12.2011 25.197 11 25.208
31.12.2010 24.616 5 24.621
Vastrentende waarden 9.943 5.605 -374 -182 14.992 11.899 -10.940 -354 15.597
Totaal
Het verloop van deze post is als volgt: (x € 1.000) Stand 01.01.2010 Aankopen Verkopen Herwaardering Stand 31.12.2010 Aankopen Verkopen Herwaardering Stand 31.12.2011
Aandelen
Vastgoed
4.918 3.307 -710 937 8.452 2.287 -1.828 -526 8.385
794 396 -193 175 1.172 174 -68 -63 1.215
15.655 9.308 -1.277 930 24.616 14.360 -12.836 -943 25.197
Aandelen en Vastgoed
De samenstelling van deze post is als volgt: (x € 1.000)
31.12.2011 aantal
Aandelen AEAM North America Equity Fund AEAM Europe Equity Fund AEAM Emerging Asia Equity Fund AEAM Japan Equity Fund AEAM Global Commodity Fund Vastgoed AEAM Global Real Estate Fund Totaal
31.12.2010 aantal
301.514 382.981 60.057 212.617 91.085
2.232 2.905 1.087 1.022 1.139
325.326 369.264 53.135 222.167 49.225
2.415 3.026 1.164 1.222 625
169.063
1.215 9.600
152.908
1.172 9.624
Vastrentende waarden
De samenstelling van deze post is als volgt: (x € 1.000)
31.12.2011 aantal
Beleggingsfondsen AEAM Euro AAA Bond Fund AEAM ABS Fund AEAM Emerging Market Debt Fund AEAM Euro AAA Bond Index Fund AEAM Euro Tactical Interest Rate Overl AEAM European Credit Fund AEAM Global High Yield Fund Overige beleggingen ING (v/h Het LOO REIT)
31.12.2010 aantal
93.908 45.641 448.123 13 1.159.743 98.260
903 488 5.038 74 6.078 879 13.460
585.600 802.964 110.536
7.464 4.322 1.069 12.855
1
2.137 15.597
1
2.137 14.992
38
(x € 1.000) Totaal Beleggingen voor risico pensioenfonds
31.12.2011
31.12.2010
25.197
24.616
De vastrentende waarden bestaan, behoudens v/h HET LOO REIT, volledig uit obligatiefondsen. De aandelen en vastgoed betreffen participaties in beleggingsfondsen van AEGON. Het fonds belegt in indirecte beleggingsfondsen , waarbij er sprake is van afgeleide markwaarderingen (niveau 2). Binnen de beleggingsfondsen kan sprake zijn van: Beleggingen met een marktwaardering (niveau 1) Beleggingen met een afgeleide marktwaardering (niveau 2) Beleggingen wiens waardering door middel van modellen of netto contante waardering is bepaald (niveau 3) De waardering van het LOO REIT is gebaseerd op een netto contante waardering. Hierbij is rekening gehouden met het bij ING afgesloten valutaderivaat. 5 Beleggingen voor risico deelnemers (beschikbarepremieregeling) (x € 1.000) Stand per 1 januari Premiebijdragen Herverzekerde premiebijdragen Inkomende waardeoverdrachten Waardeoverdrachten en aankopen pensioen Beleggingsresultaten voor risico deelnemers Stand per 31 december
31.12.2011
31.12.2010
202.903 20.081 307 1.166 -6.228 -9.962 208.267
164.289 19.548 32 630 -4.572 22.976 202.903
39
(x € 1.000)
Robeco Robeco Dynamic Mix Rolinco Robeco Hollands Bezit Robeco Lux-o-rente Robeco Global Bonds (B) Robeco Commodities Robeco Emerging Stars Equity Robeco European Stars Robeco European MidCap Equity Robeco Property Equity Robeco Natural Resources Equity Robeco Emerging Markets Equity SAM Sustainable European Equity Robeco European Equity Robeco Asia Pacific Equity Robeco Chinese Equity SAM Sustainable Water Fund Rorento Robeco Eur. Conservative Equity Robeco AQ Emerging Markets Robeco Afrika Fonds Robeco Agribusiness Equity SAM Sustainable Agribusines Robeco Global Stars Equity Robeco IG Corporate Bonds Robeco High Div Property Equity Robeco High Yield Bonds BH Robeco AS Eur Bond BH Robeco AS Eur Bond 40DH Robeco AS Eur Bond 10DH Delta lloyd Deelneming Fd Delta lloyd Rente Fonds DWS Invest Top 50 Asia LC ING North America Fund ING Hoog Dividend Obl Fonds ING Global Opportunities FU ING Global Real Estate Fund ING Utilities ING Luxury Cons Goods Fd ING hoog Dividend Aandelen ING Basis Materials Fund Triodos Sustainable Equity Robeco Euro Bonds B EUR Roparco Robeco Duurzaam Aandelen
aantal
31.12.2011 bedrag
%
aantal
31.12.2010 bedrag
%
1.906.723 72 4.689 14 117 372.866 196 -
40.766 3 83 0 15 8.754 27 -
19,57 0,00 0,04 0,01 4,20 0,01 -
1.790.549 71 3.832 534.080 358.890 92 263
42.293 3 81 49.504 9.277 7 22
20,84 0,00 0,04 24,40 4,57 0,00 0,01
165.147 1.833
14.820 152
7,12 0,07
174.329 1.653
16.404 179
8,08 0,09
153.304
19.189
9,21
146.878
22.557
11,12
750.043
22.201
10,66
-
-
-
716 2.224 2 95.291 123.235
59 106 0 4.741 9.293
0,03 0,05 2,28 4,46
705.314 539 1.861 95.069 106.518
23.311 49 104 4.539 8.674
11,49 0,02 0,05 2,24 4,27
19 89 269 10 2.065
2 9 25 1 26
0,00 0,00 0,01 0,00 0,01
208 14 3 1.895
23 2 0 27
0,01 0,00 0,01
627.824 669.718 8 9 899 912 2 81 4 1.592 85 8 163 1.718 167 216 11.237.377 1.052
14.427 62.150 1 1 31 12 0 2 0 33 5 0 6 36 8 4 11.238 41 208.267
6,93 29,84 0,00 0,00 0,01 0,01 0,00 0,02 0,00 0,00 0,02 0,00 0,00 5,40 0,02 100,00
577.815 129.779 9.043.562 919
13.787 2.978 9.044 38 202.903
6,79 1,47 4,46 0,02 100,00
40
6 Herverzekeringsdeel technische voorzieningen (x € 1.000) Stand per 31 december
31.12.2011
31.12.2010
520.871
468.984
De in het garantiecontract opgenomen beleggingen kunnen als volgt worden weergegeven: Aandelen
Vastgoed
Derivaten
Vastrentende
Mix
Overig
Totaal
58.459 190 -56.873 -1.776 -
24.066 450 -26.833 2.317 -
280 3 4 -287 -
waarden 303.291 21.561 -257.234 -7.508 2.317 62.427 -3.095 63 2.199 61.594
fondsen 343.720 -9.354 7.180 341.546 12.269 -16.889 -4.055 -6.776 326.095
6.444 140 -5.968 -616 -
392.540 366.064 -356.258 -7.508 9.135 403.973 12.269 -16.889 -3.095 -3.992 -4.577 387.689
(x € 1.000) Stand 01.01.2010 Aankopen Verkopen Aflossing Herwaardering Stand 31.12.2010 Aankopen Verkopen Aflossing Koersresultaat Herwaardering Stand 31.12.2011
Vastrentende waarden (x € 1.000) Leningen op schuldbekentenis
31.12.2011 61.594 61.594
31.12.2010 62.427 62.427
31.12.2011 90.671 235.424 326.095
31.12.2010 100.155 241.391 341.546
Mix fondsen (x € 1.000) AEGON SAF Equity AEGON SAF Fixed Income
Het fonds belegt in indirecte beleggingsfondsen, waarbij er sprake is van afgeleide markwaarderingen (niveau 2). Binnen de beleggingsfondsen kan sprake zijn van: Beleggingen met een marktwaardering (niveau 1) Beleggingen met een afgeleide marktwaardering (niveau 2) Beleggingen wiens waardering door middel van modellen of netto contante waardering is bepaald (niveau 3) 7 Vorderingen en overlopende activa (x € 1.000) Vorderingen op herverzekeringsmaatschappijen Herverzekering Waardeoverdrachten Vorderingen uit hoofde van herverzekering Overige vorderingen Liquide Middelen
31.12.2011 10.340 4.948 49 1.269 715 17.321
31.12.2010 9.217 7.902 80 1.606 3.004 924 22.733
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar, behoudens de vorderingen op herverzekeringsmaatschappijen. Het betreft hier in het verleden aan het pensioenfonds gecedeerde polissen bij andere verzekeringsmaatschappijen. Deze gecedeerde polissen zijn gewaardeerd op marktwaarde.
41
Vorderingen op herverzekeringsmaatschappijen
(x € 1.000)
31.12.2011
31.12.2010
4.695 2.749 141 752 1.289 714 10.340
4.218 2.425 138 701 1.121 614 9.217
31.12.2011
31.12.2010
4.948 4.948
7.902 7.902
AEGON ASR Achmea Delta Lloyd Nationale Nederlanden Zwitserleven Totaal
Herverzekeringen
(x € 1.000) AEGON
Onderdeel van de vordering op AEGON is onder andere het positieve technisch resultaat gerealiseerd binnen het garantiecontract. De winstdelingsperiode loopt van op 1 januari 2005 tot 1 januari 2015. Is het saldo van de opgerente resultaten aan het einde van deze periode positief, dan wordt 60% van dit saldo aan het fonds uitgekeerd. Een eventueel negatief saldo is voor rekening van de verzekeraar. Ultimo 2011 is een vordering opgenomen van € 1.220.000, zijnde 60% van het technisch resultaat. Het technische resultaat ultimo 2011 is als volgt opgebouwd: (x € 1.000)
Verslagjaar Verslagjaar Verslagjaar Verslagjaar Verslagjaar Verslagjaar Verslagjaar
2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
Intrest%
-750 -526 2.396 993 811 -646 -575
3,22 3,74 4 3,93 3,23 2,49 2,16
Intrest
Opgerent resultaat -157 -107 436 122 53 -16 0
-907 -633 2.832 1.115 864 -662 -575 2.034
31.12.2011
31.12.2010
799 103 134 40 24 169 1.269
756 145 167 25 1.642 110 159 3.004
31.12.2011
31.12.2010
29 686 715
182 742 924
Overige vorderingen
(x € 1.000) Beheer fee Robeco (kick back fee) Transitorische intrest Dividendbelasting Pensioenen AEGON Premies Overige vorderingen Totaal
Resultaat
Liquide Middelen
(x € 1.000) Roparco Rekening-courant banken
42
Onder de overige activa worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. 8 Stichtingskapitaal en reserves (x € 1.000) Stand per 01.01.2010 Uit bestemming saldo van baten en lasten 2010
28.365 3.999
Stand per 31.12.2010 Uit bestemming saldo van baten en lasten 2011
32.364 -4.886
Stand per 31.12.2011
27.478
Solvabiliteit De vermogenspositie van het pensioenfonds is toereikend. Het minimaal vereist eigen vermogen is vastgesteld op 101,0%, te weten € 5,3 miljoen. Het vereist eigen vermogen wordt verondersteld gelijk te zijn aan het minimaal vereist eigen vermogen. De dekkingsgraad van het pensioenfonds op basis van het garantiecontract met AEGON bedraagt per 31 december 2011 105,2% (2010: 106,8%) 9 Technische voorzieningen AEGON In de technische voorzieningen zijn de volgende pensioenregelingen opgenomen: Pensioenreglement Eindloonregeling Deloitte Pensioenreglement Flex-regeling Pensioenreglement beschikbarepremieregeling, voor de pensioengerechtigde die op pensioendatum met het aanwezige pensioenkapitaal pensioenuitkeringen heeft ingekocht bij AEGON Voor een beschrijving van de pensioenregelingen wordt verwezen naar het hoofdstuk pensioenen in het bestuursverslag. (x € 1.000) Stand per 1 januari Mutaties in het jaar Stand per 31 december
31.12.2011
31.12.2010
468.984 51.887 520.871
444.439 24.545 468.984
De samenstelling van de mutaties in de technische voorzieningen AEGON kan als volgt worden weergegeven: (x € 1.000) Koopsommen pensioenopbouw Vrijval gecedeerde polissen Koopsommen toeslagverlening Toeslagverlening Benodigde intrest Uitkeringen Afkopen Technisch resultaat Wijziging marktrente Aanpassing overlevingstafels
2011
2010
2.935 3.444 15.674 -22.351 -157 575 51.767 51.887
2.883 -6.154 15.932 -23.039 -1.856 646 26.487 9.646 24.545
43
De voorziening voor pensioenverplichtingen AEGON is naar categorieën van deelnemers als volgt samengesteld: (x € 1.000) Actieve deelnemers Gewezen deelnemers Pensioengerechtigden Nettopensioenverplichtingen Toekomstige kosten uitvoering pensioenregeling
31.12.2011
31.12.2010
50.708 144.417 316.822 511.947 8.924
49.823 129.268 281.860 460.951 8.033
520.871
468.984
De methode voor de berekening van de pensioenverplichtingen is zodanig toegepast dat er geen sprake is van een financieringsachterstand. Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter.
Toeslagverlening
Het toeslagbeleid van het pensioenfonds is uitgebreid beschreven in het hoofdstuk pensioenen van het bestuursverslag. In juni 2011 heeft het Algemeen Bestuur besloten, met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2011, een toeslag te verlenen van 1%. Deze toeslagverlening is ten laste gekomen van het vrij vermogen van het pensioenfonds. Inhaaltoeslagen over voorgaande jaren is niet aan de orde. 10 Technische voorzieningen overige verzekeringsmaatschappijen (x € 1.000)
31.12.2011
31.12.2010
Stand per 1 januari Mutaties in het jaar
7.851 643
7.851
Stand per 31 december
8.494
7.851
De technische voorzieningen overige verzekeringsmaatschappijen betreft de voorziening pensioenverplichtingen van de aanspraken gecedeerde polissen. 11 Overige voorzieningen
Voorziening garantiekosten
(x € 1.000) Stand per 1 januari vorming voorziening garantiekosten vrijval voorziening garantiekosten Stand per 31 december
31.12.2011
31.12.2010
3.476 -881 2.595
-
Op dit moment neemt het fonds jaarlijks circa € 0,9 miljoen van de door AEGON in rekening gebrachte garantiekosten voor haar rekening. In 2011 is besloten is om vanaf 1 januari 2011 tot het eind van de contractperiode per 31 december 2014 een voorziening garantiekosten te vormen. Jaarlijks valt uit deze voorziening het bedrag dat voor rekening komt van het fonds vrij.
44
12 Pensioensverplichtingen voor risico deelnemers (x € 1.000) Stand per 1 januari Wijziging voorziening voor risico deelnemers Stand per 31 december
31.12.2011 202.903 5.364 208.267
31.12.2010 164.289 38.614 202.903
31.12.2011 2.479 542
31.12.2010 3.965 928 519
5 936 3.962
5 1.722 7.139
31.12.2011 -
31.12.2010 3.965
-
3.965
31.12.2011 77 358 58 443 936
31.12.2010 75 1.109 538 1.722
Voor de verloopstaat zie toelichting 5 Beleggingen voor risico deelnemers. 13 Schulden en overlopende passiva (x € 1.000) Herverzekering Schuld aan werkgever Belastingen en premies sociale verzekeringen Vooruitontvangen activa Overige schulden
Herverzekering
(x € 1.000) Algemene Levensherverzekering Maatschappij
Overige schulden (x € 1.000) Pensioenbeleggingsplan AEGON Waardeoverdrachten Overige schulden Totaal
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen Niet toegekende toeslag: inhaaltoeslag Het Algemeen Bestuur kan besluiten over een eventuele inhaaltoeslag. Er bestaat geen recht op inhaaltoeslag. Het Algemeen Bestuur van het pensioenfonds heeft toegezegd om elk jaar een specificatie te geven van het verschil tussen de volledige en de werkelijk toegekende toeslag. Voor de premievrije deelnemers en de pensioengerechtigden is deze specificatie in de volgende tabel opgenomen. Volledige toeslagverlening
Toegekende toeslagverlening
Verschil
1,57 0,71 2,78 1,61 0,88 1,60 1,35 2,03
1,00 0,00 0,00 1,61 0,88 1,60 1,35 1,25
0,57 0,71 2,78 0,78
(in %) Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar
2011 2010 2009 2008 2007 2006 2005 2004
45
Langlopende contractuele verplichtingen
(x € 1.000) overeenkomst A&O Pensioen Services NV
Looptijd
Jaarbedrag
2
747
Verbonden partijen Er is sprake van een financiële relatie tussen het pensioenfonds, Deloitte Holding B.V. en haar dochtermaatschappijen alsmede hun bestuurders. Er zijn noch leningen verstrekt aan noch is er sprake van vorderingen op (voormalige) bestuurders. Bestuurders nemen op basis van de voorwaarden in het pensioenreglement deel aan de persioenregeling. Inzake de uitvoeringsovereenkomst tussen pensioenfonds en werkgever met betrekking tot de financiering van de aanspraken en de uitvoering van de regeling zijn geen aanvullende afspraken gemaakt.
46
Toelichting op staat van baten en lasten 14 Premiebijdragen (van werkgever en werknemers) (x € 1.000) Werkgeversgedeelte: Risicopremie overlijden Eindloonregeling Risicopremie premievrijstelling Eenmalige koopsommen Administratiekosten Werknemersgedeelte: Anw-hiaatverzekering
2011
2010
1.681 170 807 2.035 1.399
1.570 1.188 767 737 1.391
188 6.280
192 5.845
2011 19.963 85 33 20.081
2010 19.208 42 269 29 19.548
15 Premiebijdragen voor risico deelnemers (x € 1.000) Beschikbarepremieregeling Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) Compensatieregeling Aanvullende pensioenregeling
De compensatieregeling is per 31 december 2010 beëindigd. De kostendekkende premie, de feitelijke premie en de gedempte premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt: (x € 1.000) Feitelijke premie Kostendekkende premie Gedempte premie
2011 28.935 29.000 28.847
2010 26.639 25.634 25.445
De feitelijke en de gedempte premie zijn berekend op basis van een disconteringsvoet van 4% terwijl de kostendekkende premie van de relatief kleine groep die nog deelneemt in de eindloonregeling bij AEGON gebaseerd is op de werkelijke marktrente op basis van de rentetermijnstructuur. Aangezien dit percentage iets lager dan 4% was, is de kostendekkende premie iets hoger dan de feitelijke premie. 16 Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Directe beleggingsopbrengsten (x € 1.000) 2011 Aandelen Vastgoed Vastrentende waarden Overige beleggingen Interestresultaat vrije vermogen in depot
2010 Aandelen Vastgoed Vastrentende waarden Overige beleggingen Interestresultaat vrije vermogen in depot
Indirecte beleggingsopbrengsten
totaal
134 34 656 27 4 855
-541 -64 -143 -748
-407 -30 513 27 4 107
218 16 635 -62 65 872
978 196 -168 1.006
1.196 212 467 -62 65 1.878
47
De directe beleggingsopbrengsten hebben betrekking op interest- en dividendopbrengsten. De indirecte beleggingsopbrengsten hebben betrekking op de gerealiseerde en ongerealiseerde koersresultaten. 17 Beleggingsresultaten voor risico deelnemers (x € 1.000)
Directe beleggingsopbrengsten
Indirecte
Totaal
beleggingsopbrengsten
2011
4.678
-14.640
-9.962
2010
4.418
18.558
22.976
18 Overige baten (x € 1.000) Afwikkeling winstdeling WAO-hiaat/excedent Afwikkeling winstdeling Alhermij 2006-2010 Gecedeerde polissen Restitutie beheer fee Robeco Diversen
2011
2010
2.706 1.123 799 35 4.663
1.576 441 741 48 2.806
2011
2010
51.887
24.545
51.887
24.545
19 Mutatie in technische voorzieningen AEGON (x € 1.000) Mutatie in de voorziening herverzekerde pensioenverplichtingen
20 Mutatie technische voorzieningen overige verzekeringsmaatschappijen (x € 1.000) Gecedeerde polissen
2011
2010
643
7.851
643
7.851
Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijd opbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Toeslagverlening De toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op toeslagverlening bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst toeslagverlening kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de toeslagverlening kan in principe worden ingehaald. Het pensioenfonds streeft er naar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de prijsindex. Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen De pensioenverplichtingen zijn gewaardeerd tegen de rentetermijnstructuur (RTS) per 31 december 2011.
48
Onttrekking uit voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitkeringen Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode. Onttrekking uit voorziening pensioenverplichting voor pensioenuitvoeringskosten Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorzieningen betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode. 21 Pensioenuitkeringen (x € 1.000) Ouderdomspensioen Partnerpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen 40-dienstjaren pensioen Overbruggingspensioen ANW-hiaatpensioen Wezenpensioen Afkoop Overige uitkeringen Totaal
2011
2010
19.694 2.618 863 63 175 67 145 19 23.644
18.711 2.584 955 89 208 73 87 10 22.717
De post Afkoop betreft o.a. de afkoop van pensioenen die lager zijn dan de afkoopgrens van € 427,69 (2010: € 420,69) per jaar overeenkomstig artikel 65 tot en met 68 Pensioenwet. 22 Pensioenuitvoeringskosten (x € 1.000) Administratiekosten Accountant Actuariële kosten Advieskosten Contributies en bijdragen Overige beheerkosten
2011
2010
601 47 45 50 58 139 940
627 96 26 28 59 174 1.010
2011
2010
-162 16 747 601
-130 16 741 627
2011
2010
71 11 57 139
55 70 49 174
Administratiekosten (x € 1.000) Administratiekosten: - AEGON kosten Vermogensbeheer - Robeco - A&O Pensioen Services B.V.
Overige beheerskosten
(x € 1.000) Overige beheerkosten: - kantoorkosten - visitatiecommissie - diversen
49
Honorarium Algemeen Bestuur Op grond van artikel 5 lid 12 statuten van het pensioenfonds hebben bestuursleden, tenzij hun kosten reeds door Deloitte worden gedragen, recht op vergoeding van reis- en verblijfkosten in hun functie uitgegeven, maar niet op enige andere vergoeding voor hun werkzaamheden, behoudens vacatiegeld (€ 16.775) volgens een door het Algemeen Bestuur vastgestelde regeling. Honorarium accountant Het honorarium voor het jaar 2011 van € 47.000 heeft uitsluitend betrekking op de wettelijke controle van de jaarrekening 2011 door KPMG Accountants N.V. 23 Saldo overdracht van aanspraken (x € 1.000) Uitgaande overdracht van aanspraken
2011
2010
-10
-322
Waardeoverdracht betreft de overdracht aan pensioenfonds of pensioenverzekeraar van de nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. 24 Overige mutaties voor risico deelnemers (x € 1.000)
2011
2010
1.472 68 3.523 5.063
3.316 594 3.910
2011
2010
Inkomende waardeoverdrachten
-1.166
-630
Uitgaande waardeoverdrachten Totaal
2.638 1.472
3.946 3.316
Saldo overdrachten Overlijden Inkoop pensioenaanspraken
Saldo overdrachten
(x € 1.000)
Waardeoverdracht betreft de overdracht van pensioenfonds of pensioenverzekeraar van de oude werkgever dan wel de overdracht aan pensioenfonds of pensioenverzekeraar van de nieuwe werkgever voor deelnemers aan de beschikbarepremieregeling van Deloitte. 25 Herverzekeringen (x € 1.000) Premies herverzekering Uitkeringen herverzekering Totaal
2011 2.942 -1.995 947
2010 2.566 -1.533 1.033
2011 2.740 3.444 6.184 2.163 -1.306 -881 271 11 -114 6.328
2010 1.787 -6.154 -4.367 2.151 -1.246 213 17 -208 -3.440
26 Lasten uit herverzekering (x € 1.000) Premies en koopsommen AEGON Toeslagverlening Vrijval gecedeerde polissen actie Totaal premies en koopsommen Garantiekosten AEGON Bijdrage werkgever in garantiecontract Vrijval voorziening garantiekosten Administratiekosten AEGON Accountantskosten AEGON Interest AEGON
50
27 Overige lasten (x € 1.000) Pensioenpremies WAO-/WIA-ers Arbeidsongeschiktheidspensioen Plan van aanpak Correctie winstdeling Alhermij 2001-2005 Alhermij (inkoop PVI) Afwikkeling premies koopsommen 2006-2011 in het kader van het plan van aanpak Vorming voorziening garantiekosten Overig Andere lasten
2011
2010
8 103 1.672
275 13 177 112 685 88
3.476 16 5.275
32 1.382
Risicoparagraaf Het pensioenfonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico´s. In deze paragraaf wordt ingegaan op het beleid van het pensioenfonds ten aanzien van de verschillende risico’s die het fonds bij de uitvoering van zijn taken loopt. Basis voor dit beheersbeleid is een risicoanalyse waarbij de voor het pensioenfonds bestaande risico’s in kaart zijn gebracht. Deze risicoanalyse is uitgevoerd volgens het door DNB aangereikte risicomanagement model (FIRM). Er is daarbij sprake van financiële risico’s en niet-financiële risico’s. Het Algemeen Bestuur heeft zijn beleid met betrekking tot risicobeheersing tevens verwoord in de actuariële en bedrijfstechnische nota. Jaarlijks vindt een evaluatie van het huidige risicomanagement plaats waarbij het Algemeen Bestuur kan besluiten het risicobeleid bij te stellen. Financiële risico’s In de actuariële analyse is al aangegeven dat één van de belangrijkste risico´s voor het pensioenfonds het solvabiliteitsrisico betreft. Gezien het feit dat het pensioenfonds een garantiecontract heeft met AEGON, is dit risico voor nominale pensioenaanspraken afgedekt. Indien de solvabiliteit van het pensioenfonds zich negatief ontwikkelt, bestaat wel het risico dat er minder ruimte beschikbaar is voor eventuele toeslagverlening. Het solvabiliteitsrisico kan verder worden onderverdeeld in de de volgende categorieën financiële risico´s. Matchingrisico Matchingrisico is het risico dat de looptijden van de passiva en activa van het pensioenfonds onvoldoende gematcht zijn waardoor er een verschil in waardeontwikkeling als gevolg van rente bestaat. Het matchingrisico is voor het pensioenfonds niet aan de orde gezien het garantiecontract voor het verzekerd depot met AEGON. Voor het vrije depot is eveneens geen sprake van een matchingrisico aangezien hiertegenover geen onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen staan. Ook ten aanzien vain de (opbouwfase van de) beschikbarepremieregeling is er een geen matchingrisico, de verplichtingen worden immers bepaald door de ontvangen premies en behaalde rendementen. Marktrisico Marktrisico is het risico als gevolg van prijsvolatiliteit (inclusief vreemde valuta), marktliquiditeit en concentratie en correlatie. Het marktrisico is voor het pensioenfonds met betrekking tot het verzekerd depot niet rechtreeks aan de orde gezien het garantiecontract met AEGON. De beleggingsrendementen in het verzekerd depot vormen (via de overrentedeling) echter wel mede de basis voor het toeslagbeleid voor de pensioengerechtigden en de gewezen deelnemers in de eindloonregelingen. Marktrisico’s zijn er wel voor het vrije depot. Door een brede spreiding over de beleggingscategorieën en regio’s in zowel het verzekerd als het vrije depot wordt het risico van koersdalingen beperkt. Per beleggingscategorie is een strategische weging aangegeven en zijn de bandbreedtes aangegeven. Specifiek ten aanzien van het liquiditeitsrisico kan nog worden opgemerkt dat dit risico door het pensioenfonds wordt beheerst door in het stragische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte
51
aan te houden voor liquiditeitsposities. Tevens wordt de rekening-courant verhouding met AEGON maandelijks gemonitord. De koersverschillen van buitenlandse valuta’s ten opzichte van de euro zijn van invloed op het vermogen van het pensioenfonds. In het verzekerd depot is het valutarisico afgedekt. In de beschikbarepremieregeling zijn de marktrisico’s voor rekening van de deelnemers en niet voor het pensioenfonds. Via de life-cycle beleggingsfondsen in Serviceniveau Volledig beheer wordt het marktrisico voor de individuele deelnemer lager naarmate de pensioendatum nadert. Kredietrisico Kredietrisico is het risico als gevolg van de waarschijnlijkheid van default, verlies als gevolg van default, concentratie en correlatie. Het pensioenfonds heeft het kredietrisico geminimaliseerd door een garantiecontract aan te gaan met een gerenommeerde herverzekeraar met creditrating van AA- of hoger. Door de wijziging van de Pensioenwet (Besluit FTK) in februari 2011 hoeft een pensioenfonds overigens wettelijk geen rekening meer te houden met een afslag voor kredietrisico. Desondanks houdt het pensioenfonds wel het kredietrisico van tegenpartijen in de gaten. Het Algemeen Bestuur is van mening dat AEGON een voldoende solide herverzekeraar is, en heeft geen aanleiding om te veronderstellen dat de creditrating in de nabije toekomst lager wordt dan AA-. Het pensioenfonds baseert zich hierbij op periodieke gesprekken met het hoger management van AEGON en hun verwachtingen van de toekomst alsmede de schriftelijke uitingen van AEGON over dit onderwerp aan hun herverzekerde pensioenfondsklanten. Uiteraard kan het pensioenfonds later altijd anders besluiten wanneer de financiële situatie bij AEGON fundamenteel wijzigt. Met betrekking tot de Algemene Levensherverzekering Maatschappij N.V. kan hetzelfde worden gezegd. Deze herverzekeraar heeft een credit rating van AA-. Ook hierbij is het Algemeen Bestuur van Pensioenfonds Deloitte van mening dat sprake is van een voldoende solide herverzekeraar. Bovendien is de financiële schade voor het fonds bij een evetueel faillissement van deze herverzekeraar veel beperkter. Verzekeringstechnische risico´s De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden en arbeidsongeschiktheid. Uitgangspunt voor Pensioenfonds Deloitte is dat alle risico’s voor het fonds volledig worden herverzekerd. Wijziging van de actuariële grondslagen met betrekking tot het verzekerd depot worden opgevangen door het garantiecontract met AEGON. Zo is door de invoering van nieuwe sterftegrondslagen (AG prognosetafel 2010-2060) met ingang van boekjaar 2010 de hoogte van Voorziening pensioenverplichtingen, en daarmee de vordering van het pensioenfonds op AEGON, toegenomen. Hetzelfde geldt voor de risico´s van overlijden en arbeidsongeschiktheid in de eindloonregelingen. Tot slot zorgt het pensioenfonds voor een adequate en tijdige actuariële advisering door de raadgevend actuaris. Risico’s van overlijden en arbeidsongeschiktheid in de beschikbarepremieregeling zijn herverzekerd bij de Algemene Levensherverzekering Maatschappij. Inflatierisico Inflatierisico is het risico dat door inflatie de koopkracht van het opgebouwde pensioen vermindert. Het risico bestaat dat de beleggingsrendementen en de daarmee samenhangende ontwikkeling van de dekkingsgraad niet toereikend zijn om invulling te geven de toeslagambitie van het pensioenfonds. Eerder in het bestuursverslag is aangegeven dat uit de meest recente continuïteitsanalyse van het pensioenfonds blijkt dat de gemiddelde verwachte toeslag als percentage van de prijsinflatie voor inactieven over 15 jaar 75% bedraagt. Het financiële risico voor het pensioenfonds is echter beperkt doordat de financiering van de toeslagen voor de groep ‘bijzondere slapers’ volledig ten laste komt van de werkgever. Het toeslagbeleid voor gewezen deelnemers in de eindloonregelingen en de pensioengerechtigden heeft een strikt voorwaardelijk karakter (zie paragraaf toeslagbeleid in het bestuursverslag). De conclusies uit de
52
continuïteitsanalyse van 2011 worden door het Algemeen Bestuur van het pensioenfonds meegenomen bij de beoordeling van de consistentie tussen verwachting, financiering en realisatie van voorwaardelijke toeslagen. Tevens worden de conclusies gebruikt bij de beleidskeuzes van het pensioenfonds met betrekking tot inhaaltoeslagen in de toekomst. Systeemrisico Systeemrisico is het risico dat het mondiale systeem (de internationale financiële markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van beleggingsfondsen waarin het pensioenfonds participeert, niet langer verhandelbaar zijn en zelfs al dan niet tijdelijk, hun waarde verliezen. Dit risico is voor het pensioenfonds, evenals voor andere marktpartijen, niet beheersbaar. Niet financiële risico’s Omgevingsrisico Omgevingsrisico is het risico als gevolg van concurrentie, afhankelijkheid, reputatie en ondernemingsklimaat. Gezien de historie van Deloitte (en haar rechtsvoorgangers) en de markt waarin Deloitte opereert, is de verwachting van de continuïteit groot. Verder wordt geen structurele inkrimping van het deelnemersbestand voorzien. Operationeel risico Het operationele risico is het risico als gevolg van inadequate of foutieve interne processen, mensen en systemen of als gevolg van externe gebeurtenissen. Door middel van een ISAE3402 verklaring met betrekkking tot vermogensbeheer geven AEGON en Robeco aan dat deze organisaties ‘in control’ zijn over hun processen. Het Algemeen Bestuur heeft er bij A&O op aangedrongen met een ISAE3402rapportage (type II) te komen specifiek voor de pensioenadministratie van het pensioenfonds. Uitbestedingsrisico Het uitbestedingsrisico is het risico als gevolg van de continuïteit van de bedrijfsvoering, integriteit en kwaliteit van de externe dienstverleners. Vanwege het feit dat het pensioenfonds de uitvoering van de pensioenregeling en het vermogensbeheer heeft uitbesteed aan derde partijen, is het van belang om extra te letten op het uitbestedingsrisico. Het fonds beschikt ten aanzien van elke externe dienstverlener over een uitbestedingsovereenkomst die voldoet aan de wettelijke regels op het gebied van uitbesteding. Met uitvoerende organisaties zijn nadere afspraken omtrent procedures, processen, informatieverschaffing en te leveren diensten vastgelegd in een Service Level Agreement. Het Algemeen Bestuur en de Commissie Uitbesteding worden door middel van periodieke rapportages van de externe uitvoeringsorganisaties in staat gesteld de risico´s voor het pensioenfonds goed te monitoren. De door AEGON aangehouden herverzekeringen en uitgevoerde actuariële berekeningen worden jaarlijks gecontroleerd door de externe actuaris die over zijn bevindingen rapporteert aan het Algemeen Bestuur. Integriteitsrisico Integriteitsrisico is het risico als gevolg van benadeling van derden, voorwetenschap, witwassen, terrorismefinanciering en onoorbaar handelen. Het pensioenfonds kent een gedragscode pensioenfondsen met algemene gedragsregels voor verbonden personen en aanvullende regels voor insiders. Naast de gedragscode pensioenfondsen zijn de individuele leden van het algemeen bestuur uit hoofde van hun dienstbetrekking of partnerschap bij Deloitte Holding B.V. onderworpen aan de naleving van het Global Independence Monitoring System (GIMS) van Deloitte en het Deloitte Onafhankelijkheidsbeleid. IT-risico Informatietechnologie is een belangrijke risicocategorie voor het pensioenfonds. Omdat het pensioenfonds de administratie en het vermogensbeheer volledig heeft uitbesteed, is dit risico tot een uitbestedingsrisico verworden.
53
Bij A&O zijn procedures vastgelegd voor toegankelijkheid van het gebouw en netwerk, autorisaties, continuïteitsplan met noodmaatregelen met betrekking tot essentiële systemen en procedures voor back-up en herstel. Juridisch risico Juridisch risico is het risico als gevolg van wet- en regelgeving, naleving, aansprakelijkheid en afdwingbare contracten. Bovengenoemde risico´s worden door het pensioenfonds beheerst met structurele bestuursondersteuning door personen met gedegen pensioenjuridische opleiding en monitoring van de ontwikkelingen op het gebied van regelgeving, zodat hierop pro-actief kan worden ingespeeld. Wat betreft contracten die het pensioenfonds met derden heeft afgesloten is sprake van een contractenregister dat jaarlijks wordt gemonitord. Voor het aansprakelijkheidsrisico ten behoeve van de bestuursleden en leden van andere organen binnen het pensioenfonds is een aansprakelijkheidsverzekering afgesloten. Modelrisico Het pensioenfonds werkt bij het ontwikkelen en uitvoeren van haar beleid met allerlei modellen bij het waarderen van financiële instrumenten en pensioenverplichtingen. Een ander voorbeeld is het opstellen van de continuïteitsanalyse. Modellen zijn een benadering van de werkelijkheid en de uitkomsten dienen met voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden. Het pensioenfonds tracht het modelrisico te beheersen door een gedocumenteerde vastlegging van de toegepaste modellen, een onafhankelijke toets van modellen door de raadgevend actuaris en het het gebruik van ‘common sense’. De externe beleggingsdeskundige kijkt namens het pensioenfonds in de Beleggingscommissie kritisch naar de achtergrond van de gehanteerde benchmarks en de gerapporteerde rendementen vanuit de externe vermogensbeheerders. Sponsorrisico Het pensioenfonds heeft een directe en economische en contractuele band met Deloitte als sponsor van het pensioenfonds. Deze afhankelijkheid van de sponsor vertaalt zich in risico’s voor het pensioenfonds. Voorbeelden van sponsorrisico’s zijn faillissementsrisico, betalingsonmacht van de sponsor en het opzeggen door de sponsor van de pensioenregelingen van Deloitte in de huidige vorm. De sponsorrisico´s worden door het pensioenfonds beheerst door goede contacten met partijen binnen het arbeidsvoorwaardenoverleg Deloitte en heldere (procedure) afspraken in de uitvoeringsovereenkomst bij wijziging of stopzetting van de uitvoering van de pensioenregeling door het pensioenfonds.
Rotterdam, 21 juni 2012
Stichting Pensioenfonds Deloitte namens het Algemeen Bestuur
J. Volkers voorzitter
R.J. Zijlman secretaris
54
Overige gegevens
55
Bestemming van het saldo van baten en lasten Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het pensioenfonds. Ook is de bestemming niet nader uitgewerkt in de actuariële en bedrijfstechnische nota. Het negatief saldo over 2011 van € 4,9 miljoen is ten laste gekomen van de statutaire reserve van het pensioenfonds die daarmee ultimo 2011 daalde naar € 27,5 miljoen.
Gebeurtenissen na balansdatum Er zijn geen gebeurtenissen te melden na de balansdatum die de balans per ultimo 2011 en de staat van baten en lasten over 2011 beïnvloeden. Medio juni 2012 heeft het algemeen bestuur nog geen besluit genomen over eventuele toeslagverlening over 2012. Zij wil daartoe eerst een nadere analyse maken van het vrije vermogen van het pensioenfonds en de verwachte ontwikkelingen daarin voor de komende jaren.
56
Bijlage: Bestuur en organisatie Profiel Stichting Pensioenfonds Deloitte, statutair gevestigd te Rotterdam, is opgericht op 4 november 1968. De laatste statutenwijziging was op 28 juli 2010. Het pensioenfonds is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41201190. Het fonds is een ondernemingspensioenfonds en is via de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen aangesloten bij de Pensioenfederatie. Het pensioenfonds heeft tot doel uitvoering te geven aan de pensioenregelingen van Deloitte Holding B.V. zoals die zijn verwoord in diverse pensioenreglementen. Hiertoe wordt per 31 december 2011 voor 16.593 deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden ruim € 621 miljoen vermogen belegd. Deloitte Holding B.V. is de coördinerende vennootschap. Alle in Nederland gevestigde (dochter) vennootschappen met in dienstbetrekking werkzame werknemers met wie een pensioenovereenkomst is aangegaan, ressorteren onder door het pensioenfonds uitgevoerde pensioenregelingen. Bestuur Algemeen Bestuur Het Algemeen Bestuur van het pensioenfonds bestaat uit zes leden. Drie leden worden benoemd door de Raad van Bestuur van Deloitte, twee leden worden worden benoemd door de Ondernemingsraad van Deloitte en één lid wordt benoemd door de Vereniging van Pensioengerechtingden Deloitte na een verkiezing van de vertegenwoordiger door en uit de pensioengerechtigden. Het Algemeen Bestuur is in 2011 viermaal bij elkaar geweest. Besproken zijn onder andere het beleggingsbeleid van het pensioenfonds, de aspecten rondom de volledige herverzekering, de pensioenadministratie, wijzigingen in reglementen, risicomanagement en de continuïteitsanalyse. Daarnaast is het jaarverslag 2010 alsmede het accountantsverslag 2010 en actuarieel verslag 2010 aan de orde geweest. Dagelijks Bestuur Het Dagelijks Bestuur van het pensioenfonds wordt gevormd door de voorzitter en de secretaris. Het Dagelijks Bestuur heeft uitsluitend bevoegdheden conform de statuten en reglementen van het fonds, overeenkomstig de vastlegging in de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). Het Dagelijks Bestuur bereidt de in de vergadering van het Algemeen Bestuur aan de orde komende agendapunten voor. Het Dagelijks Bestuur is in 2011 viermaal bij elkaar geweest. Commissies Beleggingscommissie De Beleggingscommissie heeft als mandaat het monitoren van de vermogensbeheerders van het pensioenfonds (AEGON en Robeco), het voeren van een beleggingsbeleid ten opzichte van de strategische benchmark en het opstellen van het beleggingsplan. De Beleggingscommissie adviseert het Algemeen Bestuur over bovengenoemde onderwerpen. De leden van de Beleggingscommissie worden benoemd door het Algemeen Bestuur van het pensioenfonds. De Beleggingscommissie bestaat uit drie vertegenwoordigers van het Algemeen Bestuur waarvan tenminste één van werkgevers- en één van werknemerszijde. In 2011 is de Beleggingscommissie uitgebreid met een externe beleggingsdeskundige. De Beleggingscommissie is in 2011 viermaal bij elkaar geweest. Tijdens elke vergadering is gesproken met vertegenwoordigers van AEGON en Robeco over de kwartaalrapportages alsmede specifieke beleggingscategorieёn en beleggingsinstrumenten van het pensioenfonds. Om sneller te kunnen reageren op actuele ontwikkelingen wordt vanaf eind 2011 ook maandelijks een telefonische vergadering gehouden. Specifiek zijn hier aanpassingen van de beleggingen in het vrije depot en instrumenten ter afdekking van renterisico´s aan de orde geweest.
57
Commissie Uitbesteding De Commissie Uitbesteding heeft als taak zowel A&O Pensioen Services (A&O) als de herverzekeraars en vermogensbeheerders (AEGON, Robeco en Algemene Levensherver-zekeringsmaatschappij) te monitoren op de tussen het pensioenfonds en genoemde partijen gemaakte afspraken. Hierbij besteedt de Commissie Uitbesteding nadrukkelijk aandacht aan de risico’s en risicobeheersingsmaatregelen behorende bij de uitbesteding van werkzaamheden. De bevindingen van de Commissie Uitbesteding worden gerapporteerd aan het Algemeen Bestuur. De Commissie Uitbesteding heeft in 2011 viermaal vergaderd. Besproken zijn onder meer het Plan van Aanpak verbetering administratie, de Service Level Agreement rapportages van A&O en het fraudebeheersingsbeleid van de uitvoeringsorganisaties waaraan het pensioenfonds taken heeft uitbesteed. Commissie Communicatie De Commissie Communicatie adviseert het Algemeen Bestuur over de interne en externe communicatie van het pensioenfonds. De Commissie Communicatie draagt onder meer bij aan de totstandkoming van standaardbrieven aan de deelnemers en de inrichting en invulling van de website. De Commissie Communicatie bestaat uit twee vertegenwoordigers uit het Algemeen Bestuur, waarbij één vertegenwoordiger van werkgeverszijde is. Tevens neemt een vertegenwoordiger van Deloitte HR aan de Commissie Communicatie deel. In 2011 hebben twee bijeenkomsten plaatsgevonden van de Commissie Communicatie. Gesproken is over de pensioencalculator op de website, de teksten van de start- en stopbrief, de Uniforme Pensioenoverzichten en de voorgenomen aanpassingen in de brochures van het pensioenfonds. Jaarwerkcommissie De Jaarwerkcommissie bereidt de totstandkoming van het jaarverslag (jaarrekening en bestuursverslag) van het pensioenfonds voor. Uitgangspunt is een tijdige en correcte vaststelling van het jaarverslag door het Algemeen Bestuur van het pensioenfonds. Indien nodig overlegt de Jaarwerkcommissie gedurende het proces van totstandkoming van het jaarverslag met de externe accountant en de waarmerkend actuaris. De Jaarwerkcommissie is begin juni 2011 bijeen geweest in het kader van de review van de conceptjaarwerkstukken. Klachten- en Geschillencommissie De Klachten- en Geschillencommissie is bevoegd tot het doen van een uitspraak in klachten en geschillen tussen een (gewezen) deelnemer, pensioengerechtigde of een ander, die naar het oordeel van de Klachten- en Geschillencommissie rechtstreeks in zijn belang is getroffen. Voordat de Klachtenen Geschillencommissie een uitspraak kan doen, dient de klacht of het geschil eerst door uitvoeringsorganisatie A&O te zijn behandeld. De Klachten- en Geschillencommissie bestaat uit drie leden van het Algemeen Bestuur die worden benoemd door het Algemeen Bestuur. De leden van de Geschillencommissie mogen geen persoonlijk belang hebben bij de partijen in te behandelen geschillen. De Klachten- en Geschillencommissie is in 2011 niet bij elkaar gekomen, aangezien er geen klachten of geschillen zijn voorgelegd aan de commissie. Intern toezicht, Beoordelingsraad en Compliance Officer Intern toezicht: Visitatiecommissie Het pensioenfonds heeft gekozen voor de instelling van een Visitatiecommissie, die eens in de drie jaar de beleids- en bestuursprocedures, de ‘checks and balances’ en de wijze waarop het fonds wordt bestuurd, beoordeelt. Tevens oordeelt de Visitatiecommissie op welke wijze wordt omgegaan met de risico’s op de lange termijn voor het pensioenfonds. De eerste visitatie bij het pensioenfonds heeft plaatsgevonden van september 2010 tot en met februari 2011. De visitatie werd uitgevoerd door een Visitatiecommissie die bestond uit drie
58
deskundige onafhankelijke personen. De bevindingen van de Visitatiecommissie zijn vervolgens op 1 april 2011 besproken met het Algemeen Bestuur. In het Jaarverslag 2010 zijn de conclusies van de Visitiatiecommissie reeds opgenomen geweest. Beoordelingsraad Het pensioenfonds heeft een wettelijk vereist verantwoordingsorgaan in de vorm van een Beoordelingsraad. De Beoordelingsraad bestaat uit drie leden, waarvan één lid wordt benoemd door de Raad van Bestuur Deloitte, één lid door de Ondernemingsraad van Deloitte en één lid door de Vereniging van Pensioengerechtigden Deloitte. Conform het adviesrecht van de Beoordelingsraad heeft zij in maart 2011 een reactie aan het Algemeen Bestuur gegeven op de beoogde wijzigingen van de pensioenreglementen van het pensioenfonds. In mei 2011 heeft de Beoordelingsraad vergaderd over het concept jaarverslag 2010 van het pensioenfonds. De bevindingen van de Beoordelingsraad zijn opgenomen in het jaarverslag 2010. Een reactie van het het Algemeen Bestuur van het pensioenfonds op het oordeel van de Beoordelingsraad is tevens in het Jaarverslag 2010 opgenomen. Ten aanzien van het huidige jaarverslag 2011 is dezelfde procedure gevolgd. De bevindingen van de Beoordelingsraad alsmede de reactie van het Algemeen Bestuur zijn in het jaarverslag opgenomen. Compliance Officer De Independence Compliance Manager Deloitte Nederland is aangesteld als Compliance Officer van het pensioenfonds. De Compliance Officer houdt toezicht op de deugdelijkheid en effectiviteit van interne regels en procedures. Naleving wet- en regelgeving en gedragscode Op basis van de ontvangen informatie van de uitvoeringsorganisaties, externe accountant, waarmerkend actuaris en de Compliance Officer van het pensioenfonds is het Algemeen Bestuur over 2011 niet bekend met overtredingen van de op het pensioenfonds betrekking hebbende wet- en regelgeving. Het pensioenfonds kent een gedragscode pensioenfondsen met algemene gedragsregels voor verbonden personen en aanvullende regels voor insiders. Het doel van de gedragscode is het waarborgen en handhaven van het vertrouwen in het pensioenfonds door belanghebbenden, alsmede het voorkomen van integriteitsrisico’s. Jaarlijks wordt door de leden van het Algemeen Bestuur de gedragscode getekend. In april 2012 heeft de Compliance Officer het Algemeen Bestuur geraporteerd dat over 2011 geen handelingen of activiteiten hebben plaatsgevonden in strijd met de gedragscode. Deskundigheidsbevordering Het Algemeen Bestuur hanteert een deskundigheidsplan. Op ieder afzonderlijk kennisgebied dienen tenminste twee bestuursleden minimaal kennisniveau 4 of 5 te bezitten. Verder hebben de leden van het Algemeen Bestuur op ieder afzonderlijk kennisgebied tenminste kennisniveau 3. Ook aan de wettelijke eis dat tenminste twee bestuursleden meerjarige ervaring hebben in het besturen van een organisatie, wordt voldaan. Door bestuursleden wordt regelmatig geparticipeerd in themabijeenkomsten die georganiseerd worden door marktpartijen, verzekeraars, DNB en OPF. Deelname aan bijeenkomsten wordt tussen de bestuursleden afgestemd. In december 2011 is de zelfevaluatie van het Algemeen Bestuur aan de orde geweest. Aan de hand van de bevindingen van de Beoordelingsraad, het actuarieel verslag 2010 en accountantsverslag 2010 heeft het Algemeen Bestuur haar eigen functioneren in een open gesprek bezien. Het Algemeen Bestuur is van mening dat het bestuur als geheel voldoende functioneert. Gezien de professionele achtergrond van de bestuursleden binnen Deloitte (accountants, administrateurs, fiscalisten, pensioenadviseurs en actuarissen) kan de deskundigheid van de individuele bestuursleden als hoog worden beschouwd.
59
Toezichthouders In 2011 is verschillende malen schriftelijk en telefonisch contact geweest met zowel de Nederlandsche Bank (DNB) als met de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Met DNB is contact geweest over de wijzigingen in de pensioenreglementen waaronder de voorwaardelijkheidsverklaring. Verder heeft het Algemeen Bestuur schriftelijk bij DNB aangegeven dat zij als volledig herverzekerd pensioenfonds wettelijk gezien geen financieel crisisplan hoeft op te stellen. Ook ten aanzien van de beschikbarepremieregeling is het opstellen van een financieel crisisplan - gezien de aard van een premieovereenkomst - naar de mening van het Algemeen Bestuur niet aan de orde. Met de AFM is gesproken over de nadere invulling van de zorgplicht ten behoeve van deelnemers in de beschikbarepremieregeling die zelf beleggen in Serviceniveau eigen beheer. In 2011 zijn door DNB en de AFM geen boetes of dwangsommen aan het pensioenfonds opgelegd, noch aanwijzingen gegeven. Ook was geen sprake van het aanstellen van een bewindvoerder en was er geen korte of lange termijn herstelplan van toepassing. Uitbesteding Het pensioenfonds heeft de pensioenadministratie, de bestuursondersteuning, de deelnemerscommunicatie, de werkzaamheden inzake actuariële berekeningen en de beleggingen van het vermogen van het fonds uitbesteed aan externe deskundigen. Bij uitbesteding handelt het Algemeen Bestuur conform de eisen van de Pensioenwet. Uitbesteding is alleen geoorloofd indien voldoende waarborgen kunnen worden verkregen voor het handhaven van een beheerste en integere bedrijfsvoering. Administratie, bestuursondersteuning en communicatie Het pensioenfonds heeft de administratie (inclusief financiële verslaglegging), de bestuursondersteuning en de deelnemerscommunicatie van het pensioenfonds uitbesteed aan A&O Pensioen Services N.V. (hierna te noemen A&O), te Rijswijk. In de uitbestedingsovereenkomst tussen het pensioenfonds en A&O is een Service Level Agreement (SLA) opgenomen. In deze SLA zijn normen vastgelegd waarop de kwaliteit van de uitvoering van de pensioenregeling wordt getoetst en gestuurd. Indien de normen niet worden gehaald en de afwijking meer bedraagt dan 5% worden maatregelen genomen om de uitvoering te verbeteren. Naast een kwartaalrapportage wordt ook een jaarrapportage opgesteld. Het Algemeen Bestuur heeft daarmee een totaaloverzicht van de geleverde prestaties over het gehele voorafgaande jaar. In de herverzekeringsovereekomst met AEGON is een dienstverleningsovereenkomst opgenomen. Indien AEGON mutatieverwerking, waardeoverdrachten en het beleggings- en depotverslag niet binnen de afgesproken termijnen afhandelt/oplevert, verplicht zij zich tot betaling van een boete aan het pensioenfonds. In 2011 heeft verschillende malen overleg plaatsgehad met AEGON inzake de kwaliteit van bestandsgegevens en controle van mutaties. Vermogensbeheer Het beheer van de belegde middelen van de beschikbarepremieregeling is bij Robeco Institutional Asset Management B.V. ondergebracht. Het vermogensbeheer van de aanwezige middelen van de deelnemers voor wie respectievelijk de eindloonregeling van Deloitte en de Flex regeling van de VB Groep van toepassing is, wordt uitgevoerd door AEGON Investment Management B.V. Jaarlijks worden de ISAE3402 rapportages van de organisaties waaraan activiteiten zijn uitbesteed door het pensioenfonds opgevraagd en beoordeeld. Herverzekering De verplichtingen van het pensioenfonds met betrekking tot de eindloonregelement, alsmede andere ingegane pensioenuitkeringen, zijn bij AEGON Levensverzekering N.V. herverzekerd op basis van een garantiecontract. Kenmerk daarvan is dat de herverzekeraar uitbetaling van de uitkeringen garandeert, ook in het geval dat negatieve overrente (rendement lager dan de rekenrente) niet wordt goed gemaakt door positieve overrente in latere jaren. Het pensioenfonds draagt verder aan het einde
60
van de contractsperiode niet de kosten die voortvloeien uit de actualisering van sterftegrondslagen. De herverzekeringsovereenkomst is aangegaan tot 1 januari 2015. Een technische winstdeling maakt onderdeel uit van het garantiecontract met AEGON. Na een periode van 10 jaar vindt verrekening van het technische resultaat plaats. Een negatief resultaat komt ten laste van AEGON en een positief resultaat komt voor 40% ten gunste van AEGON en voor 60% ten gunste van het pensioenfonds. De premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid vormt tevens onderdeel van de herverzekering bij AEGON. Met betrekking tot de beschikbarepremieregeling zijn de langleven-, rente- en beleggingsrisico’s tot de pensioendatum voor rekening van de deelnemer. Het overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico is herverzekerd bij Algemene Levensherverzekering Maatschappij N.V. Bij Elips N.V. is een ANWhiaatpensioenregeling op risicobasis verzekerd. Deze verzekering heeft een looptijd tot 31 december 2012 en kan jaarlijks worden verlengd. Corporate governance Uitgangspunten van het corporate governance beleid zijn algemeen geaccepteerde richtlijnen zoals die van de OESO en de Nederlandse Corporate Governance Code. Deze richtlijnen zijn voor zover toepasbaar door de externe vermogensbeheerders van het pensioenfonds onderschreven. Het pensioenfonds is geen directe aandeelhouder in beursgenoteerde ondernemingen maar belegt in aandelen bij beleggingsfondsen via externe vermogensbeheerders. De aandelen in deze beleggingsfondsen zijn juridisch geen eigendom waardoor het pensioenfonds geen stemrecht kan uitoefenen. Om deze reden is het geven van inzicht ten aanzien van het stembeleid of stemgedrag niet aan de orde.
61
Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Pensioenfonds Deloitte te Rotterdam is aan Sprenkels & Verschuren B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2011. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoor-dingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnfor-meerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot de balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel Ik heb geconstateerd dat de verplichtingen van het pensioenfonds volledig zijn herverzekerd door middel van een garantiecontract en dit betrokken in mijn oordeel. De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum ten minste gelijk aan het wettelijk vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een toereikende solvabiliteit. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Deloitte is naar mijn mening voldoende. Daarbij is in aanmerking genomen dat de mogelijkheden tot het realiseren van de beoogde toeslagen beperkt zijn. Amsterdam, 21 juni 2012 Drs. Y. Hauet AAG RBA verbonden aan Sprenkels & Verschuren B.V.
62
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het bestuur van Stichting Pensioenfonds Deloitte Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2011 van Stichting Pensioenfonds Deloitte te Rotterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2011 en de staat van baten en lasten over 2011 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de Stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risicoinschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de Stichting . Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de Stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds Deloitte per 31 december 2011 en van het resultaat over 2011 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag , voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Rotterdam, 21 juni 2011 KPMG Accountants N.V. A.J.H.Reijns
63