Bestuursopdracht JGZ 2014 – 2018 1. Inleiding Op 27 juni heeft het pfo sociaal domein de visie op de JGZ vastgesteld. Aanleiding om te komen tot de formulering van een visie op de JGZ is dat het Basis Taken Pakket (BTP) met ingang van 2014 verandert, op basis van het advies van commissie de Winter. De JGZ blijft een vast preventief aanbod voor alle kinderen houden, maar er is meer ruimte voor differentiatie en maatwerk. Een goede inbedding in de omgeving van kinderen (gezin, onderwijs en vrije tijd) en goede netwerken zijn cruciaal. De JGZ krijgt expliciet de opdracht nog meer dan tot nu het geval was tot ‘normaliseren’, dat wil zeggen aangeven wat tot de normale ontwikkeling behoort en de zorg van ouders wegnemen. Een tweede aanleiding vormen de transities binnen het sociaal domein. Met de grotere verantwoordelijkheid voor individuele voorzieningen die gemeente met deze transities krijgen, ligt het voor de hand dat gemeenten zich nader bezinnen op de opdracht die zij geven aan organisaties die verantwoordelijk zijn voor preventie. Deze organisaties kunnen helpen de druk op individuele voorzieningen te verlichten door goed in te spelen op de vragen en behoeften van inwoners. In de vastgestelde visie is aangegeven dat de consequenties nader worden uitgewerkt in de vorm van een bestuursopdracht. Gesteld is dat in de uitwerking van de bestuursopdracht aandacht wordt besteed aan de werkwijze en de hieruit voortvloeiende thema’s. Voorts zullen resultaatbepaling en financiën aan de orde komen. Volgens dit stramien is deze uitwerking van de bestuursopdracht opgebouwd. Bij het komen tot de invulling van de bestuursopdracht is input gebruikt van de JGZ, het transitieteam en het ambtelijk overleg gezondheidszorg. Ook JGZ medewerkers verdienen lof. Via zogenaamde omdenksessies hebben zij laten zien dat het leggen van verantwoordelijkheden laag in de organisatie leidt tot inspirerende en creatieve benadering van vragen en behoeften van ouders en jeugdigen, die – op het eerste gezicht – niet passen binnen de vaste organisatievorm van de JGZ en de strikte eisen van het BTP Jeugdgezondheidszorg. De veranderopgave die met deze bestuursopdracht wordt gevraagd, wordt door de JGZ met kritisch enthousiasme begroet . Het JGZ management onderschrijft de insteek van gemeente en kan met de opdracht goed uit te voeten. Dit neemt niet weg dat de omslag naar vraaggericht werken de nodige training, intervisie en ook supervisie zal vragen. De in deze notie verwoorde opdracht kan door de stuurgroep Jeugd worden vastgesteld. Zij wordt ter info aan de stuurgroep sociaal domein gezonden, maar kan wanneer vastgesteld direct worden uitgevoerd. We vragen van de JGZ om de in de bestuursopdracht verwoorde opgaven te verwerken in een programma van 4 jaar. Parallel aan de uitvoering van het programma wordt voorgesteld dat JGZ met gemeenten een traject aangaat gericht op resultaatbepaling. De eerste stap in dit traject is dat de opdracht nader wordt uitgewerkt en gekoppeld wordt aan heldere resultaten. Dit traject moet er voor zorgen dat de resultaten die gemeenten willen behalen, meer congruent worden met de producten en werkwijze die de JGZ hiervoor inzet. Dit traject kan ingebed worden in het kader van de nadere splitsing tussen beleid en uitvoering, waarbij gemeenten nadrukkelijk verantwoordelijk zijn voor beleid en de GGD/JGZ voor de uitvoering (en geen eigen beleid voert). Alvorens de opdracht uit te werken wordt ingegaan op een drietal recente ontwikkelingen die gevolgen hebben voor de bestuursopdracht.
2.
Recente ontwikkelingen
Ten einde de regionale samenwerking te versterken zijn bestuurders in deze regio voornemens de ontwikkeling in te zetten van een dienstenorganisatie naar een programmaorganisatie. Dat wil zeggen dat gekozen wordt voor een meer integrale werkwijze, met een andere rolverdeling voor bestuur en uitvoering. Ten behoeve van deze verandering is een bestuursopdracht geformuleerd die medio oktober door de individuele gemeenten moeten worden bekrachtigd. In deze opdracht wordt ook aandacht gegeven aan de rol van de GGD/JGZ. Aangegeven wordt dat preventie en signalering kerntaken zijn voor de JGZ en dat er aandacht nodig is voor hoe de uitvoering van deze functies in verhouding staan tot de gemeentelijke toegang. Ook staat in de bestuursopdracht dat de kwetsbaarheid van de GGD moet worden verminderd. Dit houdt verband met het besluit om de GGD Gooi & Vechtstreek niet te laten fuseren met GGD Flevoland. Door de opschaling ten gevolge van deze fusie zouden een aantal functies minder kwetsbaar worden. In de uitwerking van de bestuursopdracht voor de JGZ nemen we nadrukkelijk de relatie met de gemeentelijke toegang mee. Waar van toepassing zal het onderwerp kwetsbaarheid aan de orde komen. Een tweede relevante ontwikkeling betreft de visie van het rijk op het zogenaamde contactmoment adolescenten. Hiervoor hebben gemeenten in 2013 extra middelen ontvangen, zonder de nadrukkelijke verplichting dat de JGZ deze middelen zou moeten inzetten om extra aandacht aan adolescenten te besteden. In de brief van 25 juni 2013 heeft staatssecretaris Van Rijn bepaald dat gemeenten verplicht zijn vanuit de JGZ een aanbod te doen voor jongeren vanaf 14 jaar. De JGZ dient dit aanbod in overleg met gemeente(n) en onderwijs vorm te geven. In deze regio heeft het pfo 1 gezondheidszorg op 27 juni 2013 besloten dat gemeenten de middelen naar eigen inzicht kunnen besteden, met de suggestie om middelen te gebruiken voor de continuering van Vangnet jeugd en/of de voortzetting van het project alcoholpreventie. Deze projecten immers komen (deels) ten goede aan adolescenten. Echter met deze keuze voldoen de regiogemeenten niet aan de eisen van het ministerie. Daarom zal in de formulering van deze bestuursopdracht rekening worden gehouden met de eis van het ministerie en een invulling worden voorgesteld die aansluit bij de gestelde wettelijke kaders en goed past bij de vastgestelde visie. Een derde ontwikkeling betreft de wijze waarop de regio om wil gaan met de bezuinigingsopgave. De GGD heeft te maken met een taakstelling van 15 %. Hiervan is inmiddels 10% gerealiseerd. De GGD heeft aangegeven geen winst meer te kunnen behalen door effectiever te werken. Vanuit het pfo gezondheidszorg is op 6 juni 2013 aangegeven dat de taakstelling van 5 % niet zonder meer wordt opgeheven. Een delegatie vanuit dit pfo onderzoekt of er manieren zijn om deze 5 % alsnog te realiseren. Dit voorstel zal via de stuurgroep jeugd in het pfo worden ingebracht. Uit het verslag van de bestuurlijk werkgroep van 6 juli 2013 blijkt dat men bezuinigingsmogelijkheden zoekt in het samenbrengen van beleid van gemeenten, regio en GGD enerzijds en anderzijds naar een integratie van OGGZ en JGZ. De bestuursopdracht die hier wordt voorgelegd, is verenigbaar met deze mogelijkheden. De uitwerking van de bestuursopdracht veronderstelt een nadere splitsing tussen beleid en uitvoering, waarbij GGD meer als uitvoeringsorganisatie opereert en gemeenten nadrukkelijk de verantwoordelijkheid dragen voor beleid. In het voorstel is opgenomen dat gemeenten en GGD een traject aangaan dat moet leiden tot meer resultaat gericht werken. Onderdeel van dit traject kan zijn de differentiatie tussen beleid en uitvoering vorm te geven en nader te bepalen welke beleidsmatige ambtelijk inzet voor dit proces en (breder) het gezondheidsbeleid in de regio nodig is. De integratie van de OGGZ en de JGZ is een andere optie die overwogen wordt. Hierover moet opgemerkt worden dat gemeenten op dit vlak voor een nieuwe opgave staan: de verplichte vormgeving van een (regionaal) AMHK (Algemeen Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling) en in het verlengde hiervan de gemeentelijk verantwoordelijkheid voor jeugdbescherming en jeugdreclassering, die ook aan deze organisatie gekoppeld zou kunnen worden. De wetgever heeft bepaald dat het ASHG
1
Ten tijde van de voorbereiding van het besluit was het standpunt van het ministerie nog niet bekend.
2
(Algemeen Steunpunt Huiselijk Geweld) moet samengaan met het AMK (Algemeen Meldpunt Kindermishandeling) in de nieuwe organisatie AMHK. Dit samengaan moet op 1 januari 2015 gerealiseerd zijn. Het AMHK lijkt het natuurlijk onderkomen voor de functies die de OGGZ uitvoert. Door op dit front te kiezen voor het in elkaar schuiven van diverse diensten en organisaties (AMK, OGGZ waaronder ASHG, Vangnet en advies, Vangnet jeugd, jeugdreclassering, jeugdbescherming en crisisdiensten) is efficiency winst te behalen. Het samengaan van JGZ en OGGZ wordt hier niet verder uitgewerkt. Als zo’n verkenning aan de orde is, moet daarbij ook de ontwikkeling rond het AMHK worden meegenomen. In het licht van het feit dat gemeenten zoeken naar bezuinigingsmogelijkheden, ligt het niet voor de hand om voor de uitwerking van de bestuursopdracht voor de JGZ extra middelen te claimen. De insteek zal zijn om tot een opdracht te komen die budgettair neutraal kan worden gerealiseerd. In de paragraaf over financiën wordt ingegaan op de financiële aspecten rond de opdracht.
3. Opdrachten aan de JGZ: werkwijzen en thema’s. Opdracht in hoofdlijnen In lijn met het nieuwe Basisaanbod preventie jeugd en de gewenste vernieuwende preventieve inzet van de JGZ in relatie met de transities op het sociaal domein, wordt aan de JGZ gevraagd de (nadere) omslag te maken naar een vraaggerichte medisch – pedagogische organisatie. De JGZ stelt de vraag centraal en ondersteunt vraaggericht. Kortom de vraag van de ouders en opvoeders staat centraal. Laagdrempelig, goed bereikbaar en een passende bejegening moeten de kern worden van de organisatie. In de visienotitie is in grote lijnen aangegeven wat dit betekent voor de JGZ: De JGZ biedt geen jeugdhulp, maar richt zich op het ondersteunen bij vragen op het terrein van opvoeden, ontwikkelen en opgroeien en beoogt te voorkomen dat (ingrijpende) opvoed- en opgroeiproblemen ontstaan. Het realiseren van de omslag naar een vraaggerichte organisatie vraagt van de JGZ dat zij aansluit bij de vragen van ouders en kinderen. En dit vereist dat de JGZ langdurig contact kan opbouwen met kinderen en ouders in hun gemeenten. De JGZ ondersteunt ouders in hun rol als opvoeder en richt zich op vragen van deze inwoners die te maken hebben met een ervaren gebrek aan zelfmanagement 2 en regie op het fysieke, psychologische en sociale vlak.
2
Hier wordt gerefereerd aan de definitie van gezondheid: Gezondheid is het vermogen zich aan te passen en eigen regie te voeren, in het licht van de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven. Deze definitie is ontwikkeld door een Nederlandse arts (Matcheld Huber) en is voorgelegd aan de WHO, ter vervanging van de definitie uit 1948.
3
Om dit te realiseren moet de JGZ:
zo vroeg en zo dicht mogelijk bij ouders en kinderen worden georganiseerd
toegankelijk zijn voor ouders en jeugdigen
binnen het basistakenpakket zo veel mogelijk werken naar de behoefte van ouders en jeugdigen
de vraag centraal stellen
informatie en advies over opvoeden, ontwikkeling en opgroeien zoveel mogelijk richten op de gezinssituatie
zorg verminderen door sneller te handelen
investeren in continuïteit van contacten
en dit alles binnen het kader van ontzorgen en normaliseren
Overzicht van de veranderopgave Inhoudelijke opgave JGZ
Huidige situatie
Gewenste situatie
Opdracht
Ondersteunen bij opvoeden en opgroeien
Binnen BTP aandacht voor vragen over opvoeden en opgroeien (alle jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen zijn Triple P geschoold)
JGZ verantwoordelijk voor ondersteunen bij opvoeden, ontwikkeling en opgroeien;
Opdracht 1 – 2.
Gemeenten hebben laagdrempelige advies en organisatiepunten
Vraaggericht vormgeven van ondersteuning Coördinerende rol bij Triple P.
Aandacht voor pedagogisch klimaat/pedagogische civil society
GGD inspecteert kinderopvang.
JGZ heeft rol in faciliteren pedagogische civil society.
Opdracht 3 – 4
JGZ adviseert over pedagogisch klimaat, inclusief kinderopvang. (Inspectie taak blijft bij GGD/Team Toezicht Kinderopvang)
Preventieve zorg voor lichamelijke en
JGZ: BTP uitvoeren conform richtlijnen.
BTP uitvoeren. BTP biedt in 2014 meer
Opdracht 5 – 6
4
psychosociale gezondheid
Werken volgen triage principes: meer ruimte en tijd voor zorgelijke situaties.
ruimte voor maatwerk en differentiatie naar vraag en behoefte; normaliseren en ontzorgen als opgave. Extra investering door JGZ voor vragen en behoeften ouders 0 – 4 jarigen. Duidelijk partners van het onderwijs bij 4 – 19 jarigen.
Aandacht voor een gezonde leefstijl (roken, alcohol, drugs e.d.)
Binnen BTP, op projectbasis en op verzoek
Geen separate projecten. Aanwezig op scholen met effectief aanbod. Inzetten op verzoek van scholen. JGZ wel eigen verantwoordelijkheid.
Opdracht 7
Toeleiding naar zorg
JGZ participeert in ZAT, signalerings-overleggen, onderhoud contacten en leidt toe.
Voorbereiden op 2015: gemeente leidt toe naar zorg; JGZ is gesprekspartner van toegang. Ruimte voor JGZ om in overleg met toegang (preventief) ondersteuningstraject voor te stellen.
Opdracht 8
JGZ beschikt over ddJGZ met info over kind en gezin, dat ook zorg in kaart brengt die kind ontvangt. Deze info van belang ikv signalering en toeleiding.
JGZ aanwezig op scholen (niet louter als gesprekspartner bij periodiek overleg).
5
Opdrachten aan de JGZ Algemeen: Aan de JGZ wordt gevraagd voor de onderstaande deelopdrachten een plan te maken dat zich uitstrekt van 2014 – 2018. Hierdoor heeft de JGZ de tijd om de verandering naar een vraaggerichte organisatie vorm te geven en de rol ten opzichte van onderwijs op te tuigen. Door gelijktijdig een traject te starten van gemeenten en JGZ over resultaatbepaling voeren gemeenten regie, heeft de JGZ de nodige ruimte voor het beantwoorden van de vragen en is afstemming en dialoog binnen een gedeeld kader. Opdracht 1: informatie, advies over opvoeden en opgroeien; het bieden van lichte opvoedondersteuning onderbrengen bij de JGZ. De taken van het huidige Centrum voor Jeugd en Gezin zijn het bieden van informatie, advies over opvoeden en opgroeien en het bieden van lichte opvoedondersteuning. Deze taken worden op dit moment uitgevoerd onder gemeentelijke coördinatie met de inzet van personeel van de GGD en Versa Welzijn. Vanuit de visie op de JGZ om naar een vraaggerichte organisatie te komen ligt het binnen de mogelijkheden om deze taken bij de GGD onder te brengen. Aan de JGZ wordt gevraagd om in de uitwerking van deze bestuursopdracht op te nemen op welke wijze zij de functie van informatie en advies en lichte opvoedondersteuning willen invullen. Hiervoor is het nodig dat er in nauw overleg met de gemeenten die een eigen informatie en adviespunt hebben een verkenning te starten. Het is aan de lokale gemeenten om te bepalen of zij de coördinatie willen beleggen bij de JGZ. Aandachtspunten hierbij kunnen zijn:
Gemeenten vinden de multidisciplinaire insteek in het huidige CJG van waarde en willen deze behouden. (Dit kan betekenen dat de JGZ moet gaan werken met ‘onderaannemers’, zoals bijvoorbeeld Versa Welzijn, die nu in het CJG deels de opvoedondersteuning bieden).
Bewoners waarderen het laagdrempelige van het CJG en het gegeven dat hier geen dossiers worden bijgehouden. Ook dit willen gemeenten behouden.
Tenslotte hebben de huidige CJG’s een rol in het stimuleren en faciliteren van activiteiten van ouders (‘stimuleren van de pedagogische civil society’). Ook deze rol moet behouden blijven (zie opdracht 3).
Opdracht 2: de JGZ is coördinator van Triple P Triple P is het bewezen effectieve opvoedondersteuningsprogramma dat in de regio m.b.v. provinciale middelen en onder coördinatie van de GGD is ingevoerd ( 2008 – 2012). Dankzij Triple P beschikt de regio over een inhoudelijk programma dat zorgt voor een gezamenlijke taal en positieve insteek, die aansluit bij vraaggericht werken. Maatschappelijk werk, kinderopvang, jeugdartsen, jeugdverpleegkundigen e.a. zijn getraind en werken met Triple P; ook jeugdhulp organisatie werken meer en meer op basis van Triple P. Vanuit Triple P worden effectieve programma’s ontwikkeld rond thema’s als echtscheiding, die in de regio (kunnen) worden ingezet. Organisaties hebben een eigen verantwoordelijkheid om er voor te zorgen dat medewerkers gecertificeerd blijven, intervisie volgen en zich voegen naar de uitvoeringsregels. Gezamenlijke inkoop van trainingen en het regelen van intervisie, het zorg dragen voor communicatie, vraagt om coördinatie van één organisatie. De JGZ heeft ten tijde van de implementatie de coördinatie van Triple P gedaan. In dec. 2012 heeft het pfo sociaal domein besloten om de coördinatie (bewaking) van Triple P voorlopig bij het transitieteam te leggen, in afwachting van de ontwikkelingen van een regionale back-office. Met de keuze om de JGZ vraaggericht te laten werken en ook verantwoordelijkheid te geven voor de ondersteuning bij
6
opvoeden en opgroeien, ligt het voor de hand dat de coördinatie van Triple P weer bij de JGZ onder te brengen. Aan de JGZ wordt gevraagd om inzichtelijk te maken uit welke onderdelen deze coördinerende werkzaamheden bestaan. De gemeenten zullen echter bepalen wat de reikwijdte en benodigde inzet van deze coördinatie omvat. Opdracht 3: de pedagogische civil society faciliteren en stimuleren De pedagogische civil society wordt gevormd doordat ouders en opvoeders zelf activiteiten en initiatieven oppakken en uitvoeren. De huidige CJG’s functioneren behalve als laagdrempelig informatie en advies centrum ook als facilitator/stimulator van contacten tussen ouders, maar laat het initiatief bij de ouders zelf. Dit wordt vormgegeven door middel van themabijeenkomsten, door te werken met ouders als klankborggroep en op verzoek van ouders activiteiten te organiseren. Dit onderdeel van het CJG willen de gemeenten graag behouden en zo mogelijk versterken. Door het mogelijk als opgave voor de JGZ mee te geven, vergroten gemeenten de reikwijdte van initiatieven op dit vlak. De aard en omvang van de activiteiten en initiatieven kunnen per gemeente verschillen. Een aandachtspunt is ook dat gemeenten op dit vlak het nodige investering in communicatie. Ook dit onderdeel moet binnen de JGZ goed worden opgepakt. Aan de JGZ wordt gevraagd in aansluiting op bestaande initiatieven vanuit het CJG, het stimuleren en faciliteren van de pedagogische civil society vorm te geven. Opdracht 4: de JGZ geeft adviezen op het terrein van het pedagogisch klimaat Om zich te profileren als pedagogische organisatie vragen gemeenten van de JGZ (in het verlengde van de opdracht aandacht te besteden aan de pedagogische civil society) om een intermediaire rol te spelen als het gaat om het pedagogisch klimaat. Onder pedagogisch klimaat wordt verstaan dat er een prettige sfeer is waarin kinderen en professionals zich veilig en vertrouwd voelen. Het realiseren van een ondersteunend pedagogisch klimaat is een verantwoordelijkheid van scholen, kinderopvang en sportverenigingen. Omdat de JGZ een rol heeft ten aanzien van scholen en opvang, zijn zij in de gelegenheid om op basis van observaties op verzoek van scholen/kinderopvang e.a. te adviseren. Deze adviesfunctie past bij de rol van informatie en advies aan professionals die het CJG moet vormgeven. In de uitvoering van deze taak zal de JGZ korte lijnen moeten hebben met de Samenwerkingsverbanden WSNS en andere deskundigen op dit terrein. Aan de JGZ wordt gevraagd organisaties te adviseren over het pedagogisch klimaat, cq hiervoor als intermediair op te treden (verwijzen naar organisaties, goede programma’s en initiatieven). Opdracht 5: vormgeving rol JGZ 0 – 4 jaar: initiatief rijke vraaggerichte ondersteuning Van de JGZ wordt gevraagd vraaggericht ondersteunen vorm te geven. We maken daarbij een onderscheid tussen de rol van de JGZ bij de 0 – 4 jarigen en bij de 4 – 19 jarigen. Voor de 0 – 4 jarigen geldt dat de JGZ deze 15 in principe maal ziet en de mogelijkheid heeft een vertrouwensbasis op te bouwen van waaruit vraaggericht ondersteunen gerealiseerd kan worden. Van de JGZ wordt gevraagd de taken vanuit het BTP die de 0 – 4 jarigen betreffen flexibel vorm te geven. Dat wil zeggen dat meer ruimte wordt ingebouwd voor het opbouwen van contact en het bieden van ondersteuning voor ouders ten behoeve van zelfmanagement en regie op het fysieke, psychologische en sociale vlak. Deze ruimte zal er met name moeten zijn voor ouders die van deze ondersteuning kunnen profiteren. Dit kan ook betekenen dat voor ouders die geen vragen hebben op dit vlak, de ondersteuning minder intensief kan zijn, cq beperkt blijft tot controle.
7
Voor medewerkers van de JGZ betekent dit dat meer flexibiliteit, een vraaggerichte houding gevraagd wordt, maar ook meer keuzevrijheid en verantwoordelijkheid. De organisatie zal medewerkers, moeten, ondersteunen om meer vraaggericht te werken en te werken vanuit geïnformeerd vertrouwen. Van de JGZ wordt gevraagd ouders van 0 – 4 continuïteit te bieden (bijvoorbeeld door ouders te koppelen aan een vaste jeugdarts/verpleegkundige). Dit geldt met name voor de groep ouders die meer ondersteuningsvragen hebben. JGZ medewerkers hebben de ruimte preventieve ondersteuning te bieden: in de vorm van advies, aanwijzingen e.d. Wanneer bepaalde vragen veelvuldig voorkomen, kan de JGZ een collectief aanbod ontwikkelen. We geven de JGZ ook de ruimte om binnen de ruimte van het vraaggericht ondersteunen lichte (preventieve) ondersteuning te bieden. De JGZ kan in overleg met de toegang, in dat kader een voorstel, eventueel met andere partijen, doen voor een (licht) ondersteuningstraject. Voor met name de 0 – 4 jarigen vragen we de JGZ hierin een coördinerende rol spelen. Opdracht 6: vormgeving rol JGZ 4 – 19 jaar: gerichte aanwezigheid op scholen In de fase 4 – 19 heeft de JGZ minder frequent contact met jeugdigen en hun ouders en zijn zij in een minder goede positie om als eerste vragen en behoeften op het terrein van opvoeden en gezondheid te signaleren. Gemeenten zien de school als organisatie die hiertoe bij uitstek in staat is. Bovendien zal de school, gegeven hun de opgave passend onderwijs te bieden, ook moeten kijken naar de zorgbehoeften van leerlingen. Om hierop te kunnen acteren zullen scholen moeten investeren in de relatie met zorgpartners. Dit is van belang om passend individuele onderwijs- ondersteuningsplan voor leerlingen te ontwikkelen, maar is ook relevant ten behoeve van meer algemene preventieve programma’s, bijvoorbeeld rondom leefstijl, veiligheid en echtscheiding; programma’s die gericht zijn op het voorkomen van de noodzaak stevig te moeten investeren in kostbare individuele arrangementen. We vragen van de JGZ goed aangehaakt te zijn bij de signalen rondom lichamelijk en psychosociale gezondheid en leefstijl. Dit aangehaakt zijn kan de vorm aannemen van ‘gerichte aanwezigheid’. Dit kan bij voorbeeld op afroepbasis zijn, als het gaat om individuele vragen, maar ook in de vorm van een consultatie uur of op basis van een vaste rol in een preventief programma dat de school wil opzetten rond een specifieke vraagstelling, zoals bijvoorbeeld roken of alcohol. De JGZ zet haar kennis, advies, preventieve programma’s in op basis van de gesignaleerde behoefte van het onderwijs. Dit betekent dat de JGZ moet beschikken over een aantal kernmodulen die zij naar behoefte kan inzetten. Dit maakt het mogelijk dat de JGZ snel kan inspelen op vragen en behoeften. Het zal het hier moeten gaan om programma’s die zich richten op de meeste voorkomende vragen rondom thema’s als leefstijl en psychische gezondheid alcohol, die elders hun nut hebben bewezen, maar die ook makkelijk aan te passen zijn aan variaties in behoeften. Het ligt voor de hand om te werken met een specifieke bandbreedte waarbinnen inzet van de JGZ gevraagd kan worden. Overigens geldt dat ook andere, nauw met gemeenten verbonden maatschappelijke organisaties, naast de JGZ een vergelijkbare rol hebben, met name Versa en het RBL. Afstemming met deze organisaties is noodzakelijk. Opdracht 7: aandacht voor gezonde leefstijl adolescenten De JGZ moet vormgeven aan een zogenaamd adolescenten contactmoment. Daarbij moet de JGZ in overleg met scholen en gemeenten treden. Dat wil zeggen dat de kennis en kunde van de JGZ ook benut moet worden voor een contactmoment met leerlingen tussen 14 – 19 jaar. De onderwerpen die daarbij centraal moeten staan zijn thema’s en rond leefstijl en psychische gezondheid, kortom: alcohol, overgewicht, bewegen, drugs, faalangst, depressie, gameverslaving, etc. Dit is, kort gezegd, de opdracht die het ministerie aan gemeenten en JGZ meegeeft. We willen de vormgeving van het adolescenten contact moment nadrukkelijk vormgeven in lijn met opgave 6. Dit komt er op neer dat niet wordt gekozen voor het oproepen van alle jongeren om in een
8
individueel contactmoment genoemde thema’s de revue te laten passeren. We kiezen voor een meer flexibel insteek, in lijn met de vraaggerichte benadering. We opteren voor de gerichte aanwezigheid van de JGZ op het voortgezet onderwijs, dit kan zoals aangegeven aanwezigheid op afroepbasis zijn, als het gaat om individuele vragen, een consultatie uur, voorlichtingsbijeenkomst, of op basis van een vaste rol in een preventief programma dat de school wil opzetten rond een specifiek thema. De JGZ professional beschikt over de recente inzichten rondom gezonde leefstijl en kan deze kennis op structurele basis (natuurlijk binnen een bepaalde bandbreedte) naar behoefte binnen het voortgezet onderwijs inzetten. Het onderwijs kan op basis van zorgelijke trends (zoals bijvoorbeeld cyberpesten) een vraag aan de GGD stellen. De GGD kan dan adviseren en eventueel een product inzetten of materialen ter beschikking stellen. Met deze keuze past de vormgeving van het zgn. adolescenten contactmoment bij de invulling die in opdracht 6 is bepleit. De kernmodule ten behoeve van adolescenten zullen zich richten op de meeste voorkomende vragen van adolescenten (alcohol, relaties, depressie). Ook hier gelden weer dezelfde eisen: deze modules moeten elders hun nut hebben bewezen, en moeten makkelijk aan te passen zijn naar variaties in behoeften. Deze keuze maakt het mogelijk om de aandacht voor leefstijl thema’s en voor psychische gezondheid bij adolescenten (maar ook voor andere leeftijdsgroepen) structureel te borgen, door te zorgen dat de JGZ voor scholen beschikbaar is om hun kennis en expertise vraaggericht in te zetten. Een consequentie van deze keuze zou kunnen zijn is dat opnieuw naar de vormgeving van projecten wordt gekeken. Besloten is bijvoorbeeld om in de periode 2014 - 2016 op projectbasis aandacht te besteden aan met name overmatig alcoholgebruik onder de jeugd, door aandacht te besteden aan bewustwording en educatie. Ook diverse gemeenten besteden op grond van hun speerpunten op het terrein van gezondheid op basis van projecten (extra) aandacht aan overgewicht, roken en drugsgebruik. Extra aandacht voor deze onderwerpen op projectbasis staat niet op gespannen voet met de onderhavige opdracht. De crux van deze opdracht is vooral dat gemeenten zorgen voor een structurele aandacht voor onderwerpen rondom leefstijl en psychosociale gezondheid. We menen dat een aanwezigheid ’in de loop van‘ het onderwijs, ertoe leidt dat vragen van zowel leerlingen als zorgen van scholen, aandacht krijgen. Het nadeel van projecten is toch dat de aandacht zich beperkt tot de duur van het project. Bovendien gaat veel tijd en energie zitten in het verwerven van draagvlak voor het project en het verkrijgen van medewerking bij de uitvoering. Investeren in gerichte aanwezigheid op scholen met informatie, projecten, modules, zou basaal moeten zijn. Bovendien biedt dit voor separate projecten en initiatieven een goed aanknopingspunt. Opdracht 8: toeleiding naar zorg; relatie met toegang Gemeenten zullen met ingang van 1 januari 2015 de toegang tot nagenoeg alle individuele ondersteuning vorm moeten geven. Gemeenten streven naar een integrale uitvoering waarbij ondersteuning wordt geboden volgens het principe ‘één gezin (klant) – één plan – één consulent’. De gemeente bepaalt in een zogeheten ‘keukentafelgesprek’ wat de cliënt nodig heeft om passend te participeren. Voor het goed functioneren van de toegang is samenwerking met preventief werkende organisaties belangrijk. Dit geldt met name voor de GGD, als uitvoeringsdienst van gemeenten. Wij vragen aan de JGZ om ouders toe te leiden naar de gemeentelijk toegang wanneer zij constateren dat individuele ondersteuning geboden is ter wille van het gezond en veilig opgroeien van de betrokken jeugdige. Toegang en JGZ zullen hierover afspraken moeten maken. Aandachtspunten hier zijn: toeleiding vindt zoveel mogelijk plaats vanuit geïnformeerd vertrouwen, dus met instemming van de cliënt. Verder zal de rol van het DDJGZ in de toeleiding nader moeten worden geëxpliciteerd. We geven de JGZ de ruimte om binnen de ruimte van het vraaggericht ondersteunen lichte (preventieve) ondersteuning te bieden. De JGZ kan in overleg met de toegang, in dat kader een voorstel, eventueel met andere partijen, doen voor een (licht) ondersteuningstraject. In lijn met
9
opdracht 5 en 6, zien we voor de JGZ voor de 0 – 4 jarigen een actieve rol (initiërend en coördinerend) en voor de 4 – 19.
4. Resultaatbepaling Met bovenstaande opdrachten wil de gemeente dat de JGZ vraaggericht ondersteuning vormgeeft. Het achterliggende idee is dat bijdragen aan gezondheid en welzijn van inwoners om een nieuwe benadering vraagt: gericht op vragen van inwoners, gericht op meer participatie, gericht op meer ‘regie’. Het beoogde resultaat daarvan is bijdragen aan een gezondere gemeente. Aansluitend op nieuwe definitie van gezondheid betekent dit: een vergroting van vermogen van inwoners zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven. Het is voor gemeente cruciaal om na te kunnen gaan of de uitvoering van de opdrachten, zoals boven uitgewerkt, een bijdrage leveren aan dit doel. Door dit systematisch bij te houden en als gemeente meer te sturen op dit resultaat, kan een cyclus naar resultaat gericht beleid worden ingezet. Dit levert gemeenten meer sturing op en een JGZ die zich systematisch oriënteert op resultaten. Dit vraagt zowel van de JGZ als de gemeente een nadere inspanning. De opdracht zoals hierboven uitgewerkt vraagt nog om nadere uitwerking en invulling naar SMART geformuleerde resultaten. Dit vraagt om een overleg en afstemming met de JGZ. De JGZ zal op haar beurt moeten aangeven of zij deze resultaten kan bereiken en welke zij producten zij hiervoor wil inzetten. Gemeenten en JGZ zullen samen moeten bepalen hoe resultaten worden gemeten. We stellen voor dat gemeenten en GGD/JGZ een traject aangaan met resultaatbepaling als gezamenlijke noemer. De inrichting van dit traject vraagt om meer nadrukkelijk splitsing tussen beleid en uitvoering. We stellen daarom voor om werk te maken van de omvorming van overlegvormen, in de richting van een herverdeling van verantwoordelijkheden van beleid en uitvoering.
5. Begroting De insteek is dat de opdrachten voor de JGZ budgettair neutraal uitgevoerd worden. Daarbij passen drie kanttekeningen:
De realisatie van het ‘adolescenten contact moment’ (opdracht 7) vraagt om investering. De middelen die gemeenten hiervoor ontvangen worden op dit moment niet aan de JGZ ter beschikking gesteld. Budgettair neutraal wil ook zeggen dat deze middelen niet alsnog aan de JGZ ter beschikking worden gesteld. Gezien deze insteek lijkt het redelijk dat de bestuurlijke werkgroep die binnen de GGD naar verdere bezuinigingsmogelijkheden zoekt, dit meeweegt. Extra bezuinigingen bij de JGZ bovenop de 5%, maakt uitvoering van de bestuursopdracht lastig.
De opdracht 1 tot en met 4 betreffen taken die grotendeels onder Centrum voor Jeugd en Gezinvlag werden uitgevoerd en die uit budgetten komen die niet op de begroting van de GGD staan. Als de JGZ deze taken overnemen betekent dit dat het budget hiervoor aan de JGZ ter beschikking moet worden gesteld.
10
Voor de uitvoering van de bestuursopdracht wordt een periode van 4 jaar gekozen. Op grond van bevindingen kan aanpassing in beschikbare middelen nodig zijn.
Gegeven de insteek dat de uitvoering van de bestuursopdracht budgettair neutraal kan worden uitgevoerd, volstaan we hiermee met een overzicht van de belangrijkste consequenties.
Opdracht
Beschikbare middelen
Tekort / bezuinigingsmogelijkheden
Consequenties
1. Uitvoering opvoedingsondersteuning
GGD begroting
Bezuinigingsmogelijkheden (5%)
Uitvoeringsmiddelen voor CJG’s naar JGZ
2. Triple P coördinatie
Zie boven
Zie boven
Zie boven
3. Ped. Civil society
Zie boven
Zie boven
Zie boven
4. Pedagogische klimaat
Zie boven
Zie boven
Zie boven
5. JGZ 0 – 4 jarigen
GGD begroting
neutraal
Ruimte door flexibilisering; inzet uitvoeringsmiddelen CJG van gemeenten mogelijk
6. JGZ 4 – 19 jarigen
GGD begroting
Neutraal
Verschuiving van taken
7. Adolescenten contact moment vormgeven
GGD begroting
Neutraal
Gemeenten zetten projectgelden in.
8. Toegang
GGD begroting
Neutraal
Ruimte door flexibilisering
CJG middelen gemeenten
Project gelden gemeenten
11
12