Jaarverslag Stichting Vitras JGZ 2013
Inhoudsopgave
1.
Bestuur
3
2.
Juridische structuur
3
3.
Algemeen beleid verslagjaar
3
4.
Activiteitenverslag 2013
4
5.
Beleid, ontwikkelingen Jeugd en Maatschappelijke Dienstverlening 2013 en 2014
33
6.
Jaarrekening Stichting Vitras JGZ 2013
36
2
1. Bestuur De stichting wordt bestuurd door de Raad van Bestuur van Stichting Vitras/CMD. Het toezicht op het bestuur wordt uitgeoefend door de Raad van Toezicht van Stichting Vitras/CMD. Voor gegevens van Stichting Vitras/CMD, waaronder de organisatiestructuur, de samenstelling van de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht, en de honorering van de leden wordt verwezen naar de Jaarstukken van Stichting Vitras/CMD. Zie de site van jaarverslagenzorg.nl
2. Juridische structuur De werkorganisatie VitrasCMD omvat vier juridische entiteiten: de stichting Vitras/CMD, de stichting Vitras JGZ, de stichting Vitras JMD en Vitras/CMD Thuis B.V. Deze juridische ordening garandeert de scheiding van de financiering waar het de exploitatie en verantwoording betreft. Tegelijkertijd biedt de organisatorische eenheid VitrasCMD de benodigde ruimte om de interne structuur ten bate van samenwerking en integraliteit in te richten, over de schotten van de diverse financieringen heen.
3. Algemeen beleid verslagjaar Voor 2013 geldt als hoofddoelstelling: continuïteit op lange termijn. Om dat te bereiken is nodig: Een positief financieel resultaat; Voldoende en gekwalificeerd personeel; Methodisch invoegen in de Centra voor Jeugd en Gezin. We kunnen vaststellen dat 2013 een goed jaar is geweest. Het risicovermogen is verder op peil gebracht. Verdere stappen naar een lokaal aangesloten organisatie zijn gezet. De lokaal belangrijke werkprincipes: met name één gezin één plan, eigen kracht waar het kan, professionele inzet tijdelijk en alleen als het moet, zijn op meerdere plaatsen ingevuld en vertaald naar nieuwe kaders voor de structurering van onze activiteiten. Het jaar 2014 staat bij de aanvang vooral in het teken van de keuzes die onze gemeenten gaan maken over de toekomstige structurering van de jeugdzorg in de eigen gemeente, en de daarvoor benodigde regionale samenhang.
3
4. Activiteitenverslag 2013 Inleiding VitrasCMD biedt Jeugdgezondheidszorg (JGZ) aan alle kinderen van 0 - 4 jaar in 12 gemeenten: Bunnik, De Bilt, Houten, IJsselstein, Lopik, Nieuwegein, Renswoude, Rhenen, Utrechtse Heuvelrug, Veenendaal, Wijk bij Duurstede en Zeist. De JGZ volgt de lichamelijke, psychische, sociale en cognitieve ontwikkeling van kinderen en geeft informatie aan ouders en kinderen over een gezonde ontwikkeling van het kind op al deze gebieden. Daarnaast signaleert de JGZ vroegtijdig mogelijke gezondheidsproblemen zoals groeistoornissen, overgewicht, motoriek- en spraak-/taalstoornissen, problemen met het gehoor en het gezichtsvermogen en ook psychosociale problemen zoals angst, depressie, agressie en contactstoornissen. Waar nodig biedt de JGZ adequate ondersteuning of doorverwijzing. Digitaal Dossier Jeugdgezondheidszorg (DD JGZ) Alle kinderen bij de Jeugdgezondheidszorg van VitrasCMD hebben een digitaal dossier, waarin contactregistraties zowel op afspraak als op inhoud bijgehouden wordt. Het DD JGZ Regio Midden-Nederland wordt in de provincie Utrecht gebruikt ten behoeve van de zorg voor kinderen in 25 gemeenten. Cijfers voor de beleidsrapportages halen we uit het DD JGZ. Het DD JGZ is er in eerste instantie als hulpmiddel voor de zorgverlening aan kinderen en hun ouders en in tweede instantie voor rapportages en het zo mogelijk verzamelen van epidemiologische gegevens. Uitgangspunt bij de gegevensverzameling in het DD JGZ is, dat alleen de geconstateerde bijzonderheden hierin worden genoteerd. Alles dat niet bijdraagt aan de zorg voor het kind hoeft er ook niet ingezet te worden. Onderstaande alinea is uit de brief van de staatssecretaris van VWS van 19 januari 2012: ‘In het DD JGZ wordt aangegeven dat een screening is uitgevoerd en welke vragenlijst door ouders/jeugdigen is ingevuld. Daarbij wordt aangegeven welke bijzonderheden zijn opgemerkt en welk gevolg hieraan is gegeven. Uitgangspunt is dat alleen de bijzonderheden die zijn geconstateerd worden genoteerd in het DD JGZ. Dit is conform de afspraken die zijn gemaakt tijdens de behandeling van het wetsvoorstel aangaande de digitaliseringspicht met de toenmalige minister voor Jeugd en Gezin. Ook daarmee in overeenstemming is dat tijdens een consult alleen de bijzondere bevindingen van dat moment in het digitale dossier worden ingevuld. Tijdens een consult komen immers alleen die onderwerpen aan bod die op de leeftijd van het kind en in zijn/haar specifieke situatie relevant zijn.’ Niet alle gegevens zullen dus terug te vinden zijn in het DD JGZ. Bij het verzamelen van gegevens lijkt het een kleine moeite voor de JGZ professional om naast een controle ook statistische gegevens te registreren. Iedere invoer kost echter tijd en deze gaat af van de directe zorg voor kind en ouders. Een wijziging in de verzameling van gegevens is pas beschikbaar na verloop van enige tijd van de gegevensverzameling (zie handreiking management en beleidsrapportage Actiz/GGD Nederland). Vanaf een implementatie van een nieuwe registratiewijze tot aan het kunnen rapporteren van betrouwbare cijfers verloopt een lange tijdsperiode (minimaal 2 jaar). Voor epidemiologische cijfers is de GGD Atlas beschikbaar. De cijfers komen uit onderzoek van externe bronnen, waarin ook de populatie kinderen van 0 - 4 jaar is betrokken van VitrasCMD.
4
Werkgroep Beleidsinformatie DD JGZ Sinds 2011 bestaat een werkgroep in regio Midden Nederland, die tot doel heeft de beleidsrapportages te uniformeren. De werkgroep wordt gevormd door beleidsmedewerkers uit de gemeenten Leusden, Ronde Venen, Zeist, Renswoude en Nieuwegein, managers en stafmedewerkers van de JGZ organisaties 0-19 in regio Midden Nederland en de centraal applicatiebeheerder DD JGZ. Er werd een onderscheid gemaakt tussen de terminologie ‘verantwoording’ versus ‘rapportage’. De verantwoording is op basis van financiële afspraken en de beleidsrapportage kan dienen als input voor beleid. Aangegeven werd welke wensen realiseerbaar waren, en wat de ‘waarde’ was van de gegevens qua betrouwbaarheid. Sommige gegevens zijn harde feiten (bijv. de gemeten lengte en gewicht van een kind), terwijl andere gegevens afkomstig zijn van de gegeven antwoorden van ouders. Over het jaar 2012 werd voor het eerst in de hele regio Midden Nederland aan alle gemeenten gerapporteerd middels het afgesproken format. Na een schriftelijke evaluatie in 2013 onder alle gemeenten werd, op basis van de resultaten, de opzet van de rapportage bijgesteld. Tijdens een evaluatiebijeenkomst in november 2013 van bovengenoemde werkgroep beleidsinformatie werd het bijgestelde format besproken en nogmaals op enkele punten aangepast. In het voorjaar van 2014 zal een bijeenkomst volgen waarin de rapportage over 2013 geëvalueerd wordt. Hieronder treft u de beleidsrapportages aan van uw gemeente. De VVE-activiteiten worden in het maatwerkdeel verantwoord. Inhoud beleidsrapportage: Kinderen in zorg Bereik volgens definiëring IGZ Opkomst Ouder(s) met psychologische/psychiatrische problemen Inschatting medisch professional risicokind Tienermoeders Roken in ruimten waar het kind verblijft Opleidingsniveau ouders Kinderen met een spraak-/taalachterstand Kinderen die alleen een niet-Nederlandse taal spreken Overgewicht en obesitas Problemen gescoord bij contactmomenten op indicatie Verwijzingen
5
Inhoudelijke JGZ ontwikkelingen/projecten Gedurende 2013 hebben meerdere projecten binnen de JGZ plaats gevonden, waaronder: Flexibilisering JGZ, Meeleefgezin, Diagnostiek vanuit het CJG, Rechtstreeks Verwijzen en Kopgroep Jeugd. Flexibilisering JGZ Het project flexibilisering JGZ heeft tot 1-7-2013 in de gemeenten Bunnik, Wijk bij Duurstede en Rhenen plaatsgevonden. Per gemeente vindt u hierover informatie terug. Het project Flexibilisering JGZ is gestart met een Focusgroep van ouders uit betreffende gemeenten. De aanbevelingen van de ouders zijn aanleiding geweest voor de inrichting van de vorm van flexibilsering. Het project heeft als resultaat: tevreden ouders die een 8 of hoger scoren op de klantevaluatie. Daarnaast is er meer betrokkenheid van en afstemming op ouders bij de uitvoering van de JGZ, zijn er enthousiaste en innovatieve professionals en uitgewerkte materialen voor ouders van kinderen tussen 6 en 12 maanden. Een derde van de ouders koos een andere route dan het consult van 8 maanden. Alternatieven die geboden werden: het inloopspreekuur, e-mail- of telefonisch contact en een themabijeenkomst. Ook kregen alle ouders een informatiebulletin toegestuurd met informatie over onderwerpen die in de leeftijd van een kind van 6 tot 11 maanden van belang zijn. Uit begeleidend onderzoek blijkt dat er geen signalen overgeslagen lijken te zijn en dat ouders die meer zorg behoeven in beeld zijn. Het project flexibilisering kent als neveneffect dat er een meer klantgerichte en open benadering is ontstaan. Meeleefgezin In gemeente Veenendaal is gestart met het project Meeleefgezin: vrijwillige ondersteuning van gezinnen met een kind tot 4 jaar waarvan de ouders kampen met psychiatrische problematiek. De begeleiding van deze gezinnen is in handen van jeugdverpleegkundigen en thuisbegeleiders van VitrasCMD. Voor de opleiding van Meeleefgezinnen wordt samengewerkt met Indigo Gelderland en samen met hen wordt de werving van vraaggezinnen en de matching van beide gezinnen bepaald. Diagnostiek vanuit het CJG Het project diagnostiek vanuit het CJG is gestart met een pilot in gemeente IJsselstein. Het project beoogt het opzetten van de mogelijkheid van laagdrempelige diagnostiek en vroege hulp in het CJG voor kinderen van 0 - 6 jaar met meervoudige ontwikkelingsproblemen. Het CJG Diagnostisch-team brengt samen met de ouders het probleem in kaart, verzamelt de benodigde informatie en komt tot een adviesplan voor hulp en eventuele nadere diagnostiek. Het CJG diagnostisch team bestaat uit professionals van JGZ 0 - 4 jaar, JGZ 4 - 19 jaar en AMW, die werkzaam zijn in CJG IJsselstein, en een gedragswetenschapper. Eén van de mogelijkheden binnen dit adviesplan is het ‘erbij halen’ van een Expertteam, dat ook spreekuur houdt in het CJG IJsselstein. Voor de pilot wordt intensief samengewerkt met de CJG coördinator, de Integrale Vroeghulp, Altrecht, Reinaerde en Youké. Youké is de nieuwe naam van Trajectum na fusie met Zandbergen. Middels het project willen we deskundigheid van de 2e lijn naar de 1e lijn halen en zorgen dat de hulp zoveel mogelijk dicht bij huis in de 1e lijn plaatsvindt.
6
Rechtstreeks verwijzen door de jeugdarts Het project rechtstreeks verwijzen, waarmee we in 2012 zijn gestart, had een uitloop in 2013. De verwijsindicaties waarvoor door de jeugdarts rechtstreeks werd verwezen, werden uitgebreid. Onlangs is ook landelijk geregeld dat jeugdartsen rechtstreeks kunnen verwijzen naar specialisten. Bij VitrasCMD waren we dus koploper en hiermee de eersten in de provincie Utrecht. Het voordeel van de landelijke regeling is dat nu ook echt alle zorgverzekeraars en ziekenhuizen meedoen, zonder dat elke JGZ organisatie dit afzonderlijk met hen hoeft te regelen. Het is landelijk gezien ook een goede ontwikkeling vanwege de transitie van de Jeugdzorg en de centrale rol die de jeugdarts daarin heeft als schakel tussen de gezondheidszorg en het sociale domein. In de nieuwe Jeugdwet worden jeugdartsen en huisartsen de verwijzers naar jeugdhulp. Kopgroep Jeugd De kopgroep jeugd was breed samengesteld en bestond uit diverse professionals jeugd van VitrasCMD, managers, staf/beleidsmedewerkers en een extern adviseur. De kopgroep ontwikkelde een position paper Jeugd en organiseerde twee bijeenkomsten rondom de zorg voor de jeugd. De eerste bijeenkomst was voor alle medewerkers van de teams Jeugd & Gezin. Doel van deze bijeenkomst was het verkennen van de invloed van de huidige externe ontwikkelingen op het werk van de Jeugd & Gezin-teams, zoals onder meer die van de transitie van de Jeugdzorg die in 2015 moet gaan plaatsvinden. De tweede bijeenkomst was voor wethouders en beleidsmedewerkers van de VitrasCMD gemeenten. Voor VitrasCMD is de zorg voor de jeugd een kerndienst. Om die reden meende VitrasCMD zich actief te mogen mengen in de discussie over de herinrichting van het jeugddomein. Dit deed zij vanwege de overtuiging, dat de door haar geleverde diensten, al dan niet gemoderniseerd, toegevoegde waarde leveren aan een herontworpen (gemeentelijke) sector jeugd.
Overige ontwikkelingen en scholing Mazelen In mei 2013 kregen wij in ons werkgebied te maken met een mazelenuitbraak. In onze gemeenten Renswoude en Rhenen ligt de vaccinatiegraad onder de 90%. In deze gemeenten wonen vrij veel gezinnen die om geloofsredenen hun kinderen niet laten vaccineren. We hebben de kinderen in die gemeenten vervroegd gevaccineerd tegen mazelen en ook extra spreekuren georganiseerd. In de rest van ons werkgebied zijn de kinderen vervroegd gevaccineerd als ze een verhoogd risico liepen op het krijgen van mazelen, of als ze in contact waren gekomen met mazelenpatiënten. We hebben hiervoor nauw samengewerkt met de GGDMN en het RIVM. Er werden extra vergaderingen georganiseerd van de regionale werkgroep Bevordering Vaccinatiegraad, waaraan VitrasCMD deelneemt.
De eerste jeugdartsen studeren af bij VitrasCMD In 2009 werd VitrasCMD opleidingsinstelling voor jeugdartsen. Sindsdien kunnen we artsen in de praktijk opleiden tot jeugdarts. Het theoretisch deel volgen ze bij de NSPOH of bij TNO. In december 2013 studeerden de eerste twee jeugdartsen af. De officiële titel die de afgestudeerde artsen mogen voeren is ‘Jeugdarts KNMG’. Momenteel hebben we nog vier artsen die in opleiding zijn. De opleiding wordt volledig gesubsidieerd door het ministerie van VWS.
7
JGZ scholingen Voor onze JGZ professionals zijn twee scholingen besteed aan de implementatie van nieuw uitgekomen JGZ Richtlijnen: JGZ richtlijn ‘Huid’ en de multidisciplinaire richtlijn ‘excessief huilen’. Jeugd & Gezin teams JGZ van VitrasCMD is per september 2013 samen met het (jeugd)maatschappelijk werk en de thuisbegeleiding officieel overgegaan in het Jeugd & Gezin team. Deze werkwijze levert al positieve resultaten op in het kader van samenwerken rond een gezin. Gedurende 2014 zal de werkwijze van zelfstandige teams verder vorm krijgen.
Jeugdgezondheidszorg Uniforme deel Basistakenpakket In het uniforme deel JGZ verantwoorden wij eerst het aantal kinderen in zorg, vervolgens de specifieke kind gegevens en tot slot de risicosignalering, observaties en interventies. Wij tonen u de cijfers per gemeente en over ons hele werkgebied. Rapportages betreffende risicoregistratie en bereik 2013 zijn in de eerste week van januari 2014 uit het DD JGZ gegenereerd.
Kinderen in zorg Het overzicht toont het aantal kinderen in zorg op 1 juli 2013.
Aantal zuigelingen & peuters in zorg
Gemeente Bunnik De Bilt Houten IJsselstein Lopik Nieuwegein Renswoude Rhenen Utrechtse Heuvelrug Veenendaal Wijk bij Duurstede Zeist Totaal
Zuigelingen 0 – 1 jaar 2013 117 358 522 382 136 659 83 211 348 685 187 611 4.299
Zuigelingen 0 – 1 jaar 2012 117 333 530 370 119 657 73 205 325 729 213 653 4.324
Peuters Peuters 1 jaar en ouder 1 jaar en ouder 2013 2012 461 480 1.152 1.263 1.959 2.242 1.260 1.327 483 499 1.996 2.183 266 215 705 726 1.270 1.298 2.437 2.611 660 699 2.111 2.077 14.720 15.620
Totaal in zorg 1 juli 2013 578 1.510 2.481 1.642 619 2.655 309 916 1.618 3.122 847 2.722 19.019
8
Toelichting We hebben alle kinderen in zorg die woonachtig zijn of zorg ontvangen in ons werkgebied. Gegevens van de kinderen komen hoofdzakelijk van de Gemeentelijke Basis Administratie en van de Asielzoekerscentra. Zuigelingen: Op 1 juli 2013 hadden we 4.299 zuigelingen van 0 - 1 jaar in zorg, ten opzichte van 4.324 in 2012. Dit betekent een afname van 25 kinderen en dus een geringe daling van 0,6% (in 2012 was de daling 5% t.o.v. 2011). Niet in alle gemeenten daalde het aantal zuigelingen, want in sommige was er zelfs sprake van een stijging. Dalingen waren vooral in gemeenten Veenendaal, Wijk bij Duurstede en Zeist. De grootste percentages stijgingen waren o.a. in de gemeenten De Bilt, Utrechtse Heuvelrug, Lopik en Renswoude. Peuters Het aantal peuters van 1 jaar en ouder daalde in 2013 met 900 kinderen, dat wil zeggen een percentage van bijna 5,8%. De daling van het aantal peuters was in vrijwel alle gemeenten te zien, behalve in gemeenten Renswoude en Zeist. De daling was het grootst in de voormalige groeigemeente Houten. De daling is deels veroorzaakt doordat we de kinderen na hun laatste contactmoment van 3 jaar en 9 maanden zo snel mogelijk overdragen aan de GGDMN.
Specifieke kindgegevens Bereik per gemeente Inleiding Om het bereik te berekenen, maken we gebruik van definitie van de Inspectie voor de Gezondheids-zorg (IGZ). Bij het bereik wordt uitgegaan van twee leeftijdscohorten, te weten de kinderen die in het betreffende kalenderjaar 1,1 jaar of 3,4 jaar zijn geworden. Voor de 1,1 jarigen geldt dat deze kinderen in het betreffende jaar minimaal 4 keer gezien zijn tijdens een regulier contactmoment. Voor de 3,4 jarigen geldt dat zij minimaal gezien zijn op het reguliere contactmoment van 3 jaar. In het RIVM rapport ‘Standpunt Bereik’ uit 2010 staat een eenduidige definiëring van de begrippen ‘in beeld’ en ‘bereik’. Het bereik wordt bepaald door het aantal kinderen dat woonachtig is in de gemeente af te zetten tegen het aantal kinderen dat woonachtig is én zorg krijgt in de gemeente, vermeerderd met het aantal ‘uitbestede’ kinderen. ‘Uitbestede’ kinderen zijn kinderen die wonen in de gemeente, maar in zorg zijn in een andere gemeente of bij een andere organisatie. Voor de ‘Inbestede’ kinderen geldt het omgekeerde. Zij wonen niet in de gemeente, maar zijn daar in principe wel in zorg. Het ‘in beeld’ hebben van kinderen betreft het totale aantal kinderen dat woonachtig is in het werkgebied, waarvan bekend is of zij in zorg zijn bij de eigen organisatie of elders in zorg zijn. Bereikpercentages zeggen dus niet alles, omdat we veel meer kinderen in beeld hebben dan de bereikcijfers laten zien. Als een kind bijvoorbeeld in het eerste levensjaar (deels) elders in zorg is, bijvoorbeeld bij het couveuse nazorgbureau of de kinderarts vanwege een extreme
9
vroeggeboorte, hebben wij dit kind mogelijk op minder dan 4 contactmomenten gezien, terwijl wij dit kind toch in beeld hadden. Dit geldt ook voor kinderen die naar onze regio zijn verhuisd (de ‘inverhuisde’ kinderen) en in hun vorige woonplaats wel alle overige reguliere contactmomenten hebben gehad. Eveneens geldt dit voor kinderen die in de loop van het kalenderjaar naar een andere gemeente buiten onze regio zijn verhuisd. In ons systeem kunnen wij precies zien welke kinderen in het systeem staan als ‘niet bereikt’. De dossiers van deze kinderen worden regelmatig gelicht om te bezien of nadere actie gewenst is. Het is van uitermate belang dat we juist deze kinderen goed in beeld hebben. Bereik 1,1 jaar Gemeente
Bunnik De Bilt Houten IJsselstein Lopik Nieuwegein Renswoude Rhenen Utrechtse Heuvelrug Veenendaal Wijk bij Duurstede Zeist Totaal
Aantal kinderen van 1,1 jaar, woonachtig in de gemeente 138 388 582 385 132 676 80 208 380 731 211 665 4.576
Aantal kinderen van 1,1 jaar in zorg in de gemeente
Aantal kinderen Inbesteed
Aantal kinderen Uitbesteed
Bereik in percentage
123 354 544 372 121 640 77 196 316 702 198 604 4.247
1 4 5 6 1 4 0 9 6 15 1 7 59
5 4 4 0 5 5 1 8 18 3 3 28 84
92,8 92,3 94,2 96,6 95,5 95,4 97,5 98,1 87,9 96,4 95,3 95,0 94,6
Toelichting Het bereik bij de kinderen van 1,1 jaar in ons werkgebied is bijna 95%, en is ten opzichte van vorig jaar ongeveer gelijk gebleven. De meerderheid van onze gemeenten zit boven de 95%. In de gemeente Utrechtse Heuvelrug is het percentage bij deze leeftijdscategorie het laagst. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door het grote aantal kinderen dat is verhuisd naar deze gemeente (o.a. ook de asielzoekerskinderen), of is verhuisd naar een andere gemeente. Deze kinderen zijn daarom maar gedurende een deel van het 1e levensjaar bij ons in zorg, waardoor ze minder dan 4 contact-momenten bij ons hebben gehad. Volgens de officiële definitie van de inspectie zouden we deze kinderen dan niet hebben bereikt. We hebben ze echter wel in zorg gehad gedurende de periode waarin ze in onze gemeente woonden. Hierdoor geven de bereikcijfers een vertekend beeld van de werkelijkheid. Het zijn de minimale cijfers van de kinderen die we in zorg hebben of hebben gehad. We hebben dus veel meer kinderen in beeld dan de bereikcijfers laten zien.
10
Bereik 3,4 jaar Gemeente
Aantal kinderen van 3,4 jaar, woonachtig in de gemeente
Aantal kinderen van 3,4 jaar in zorg in de gemeente
Aantal kinderen Inbesteed
Aantal kinderen uitbesteed
Bereik in percentage
Bunnik De Bilt Houten IJsselstein Lopik Nieuwegein Renswoude Rhenen Utrechtse Heuvelrug Veenendaal Wijk bij Duurstede Zeist Totaal
161 397 688 423 162 710 57 235 483 797 224 714 5.051
145 359 661 357 146 664 54 219 428 745 217 611 4.606
1 3 4 3 0 2 0 7 2 6 0 3 31
7 7 9 1 7 5 0 11 25 7 2 42 123
94,4 92,2 97,4 84,6 94,4 94,2 94,7 97,9 93,8 94,4 97,8 91,5 93,6
Toelichting De bereikcijfers in 2013 bij de kinderen van 3,4 jaar zijn ten opzichte van 2012 ongeveer gelijk gebleven en gemiddeld is het bereik bijna 94%. De meerderheid van onze gemeenten heeft een bereik van boven de 94%. We hebben uiteraard veel meer kinderen in beeld dan onze bereikcijfers laten zien (zie hierboven bij toelichting bereik 1,1 jaar). De JGZ professionals bekijken regelmatig de dossiers van de ‘niet bereikte’ kinderen om te bezien of en welke actie noodzakelijk is. Ter verduidelijking van het verschil tussen het ‘bereik’ en ‘in beeld’ geven we u hieronder een voorbeeld van de niet bereikte kinderen van 1,1 jaar in de gemeente Utrechtse Heuvelrug, waar de bereikcijfers het laagste waren.
11
Zoals in de cirkel te zien is, waren 46 kinderen niet bereikt. Dat was 12,1% van de kinderen van 1,1 jaar. Hierdoor was het bereik 87,9%. Van de 46 kinderen waren 29 kinderen in de regio komen wonen (inverhuisd), waardoor ze minder dan vier contactmomenten bij ons hadden in hun eerste levensjaar. Hierdoor telden ze mee als ‘niet bereikt’. Ditzelfde gold ook voor de 12 kinderen die waren verhuisd. Van de overige 5 kinderen die we niet hadden bereikt hebben we de dossiers nagetrokken: 1 kind was een schipperskind, 2 kinderen bezochten het antroposofisch bureau Utrecht, 1 kind maakte geen gebruik van het consultatiebureau (ouders hadden er geen behoefte aan, het was hun 6e kind. Dit is doorgegeven aan de huisarts), 1 kind woonde voor langere tijd in het buitenland en kwam af en toe op het consultatiebureau als ouders in Nederland waren. We hadden dus op papier 87,9% van de kinderen bereikt volgens de definitie van de inspectie, terwijl we 100% van de kinderen in beeld hadden!
Opkomst per gemeente Elk kind heeft recht op preventieve gezondheidszorg. Om de JGZ goed uit te kunnen voeren is een minimaal aantal contactmomenten nodig op vastgestelde leeftijden van het kind. De JGZ professionals kunnen zo samen met de ouders de ontwikkeling en gezondheid van het kind volgen, en indien noodzakelijk ook tijdig acties ondernemen. ‘Niet verschenen met bericht’ en ‘niet verschenen zonder bericht’ wordt geregistreerd in het digitaal dossier. Soms is het kind bekend met bepaalde problematiek, waardoor het extra van belang is, dat het kind regelmatig gezien wordt. Soms hebben JGZ professionals een ‘niet pluis gevoel’ bij een kind/gezin. Achter een ‘legitieme’ reden om niet naar het consultatiebureau te komen (griep, auto stuk) kan toch een ander probleem zitten, dat van belang is om boven water te krijgen. Elke afzegging kan een signaal zijn. Bij NVZB treedt ons ‘protocol NVZB’ in werking. Diverse acties zijn dan mogelijk zoals bijvoorbeeld nogmaals oproepen per brief of telefoon, op huisbezoek gaan etc. Als er zorgen blijken te zijn rondom het gezin, wordt samen met hen een zorgtraject op maat uitgezet. Als ouders geen gebruik maken van de JGZ wordt dit gemeld aan de huisarts. Bij een risicogezin kan er reden zijn advies te vragen aan, of een aanmelding te doen bij het AMK. Het is in de JGZ wel eens nodig om ‘bemoeizorg’ toe te passen als de gezondheid of veiligheid van een kind in gevaar is en ouders geen hulp willen aanvaarden. In onderstaande tabel staat het aantal opgeroepen kinderen per gemeente en per cliëntsoort. Van de opgeroepen aantallen staat beschreven welk percentage is verschenen, te laat heeft afgezegd, of niet verschenen is zonder bericht (NVZB). Onder ‘te laat afgezegd’ wordt verstaan dat de afspraak door ouders/verzorgers minder dan 48 uur van tevoren is afgezegd. OPKOMST Percentages ‘verschenen’ en ‘niet verschenen zonder bericht’ (NVZB) Gemeente Clientsoort Opgeroepen Verschenen Te laat afgezegd NVZB Bunnik Jeugdige 14 64,3% 7,1% 28,6% Peuter 751 84,8% 5,7% 9,5% Zuigeling 1.038 90,4% 4,9% 4,7% Totaal 1.803 87,9% 5,3% 6,9% De Bilt Jeugdige 29 72,4% 3,4% 24,1% Peuter 2.032 82,1% 5,3% 12,6% Zuigeling 3.248 90,7% 3,3% 6,0% Totaal 5.309 87,3% 4,0% 8,7% Houten Jeugdige 28 78,6% 10,7% 10,7% Peuter 3.384 84,5% 5,2% 10,3% Zuigeling 4.693 92,3% 3,9% 3,8% Totaal 8.105 89,0% 4,4% 6,6% 12
IJsselstein
Jeugdige Peuter Zuigeling Totaal Lopik Jeugdige Peuter Zuigeling Totaal Nieuwegein Jeugdige Peuter Zuigeling Totaal Renswoude Jeugdige Peuter Zuigeling Totaal Rhenen Jeugdige Peuter Zuigeling Totaal Utrechtse Heuvelrug Jeugdige Peuter Zuigeling Totaal Veenendaal Jeugdige Peuter Zuigeling Totaal Wijk bij Duurstede Jeugdige Peuter Zuigeling Totaal Zeist Jeugdige Peuter Zuigeling Totaal Totaal
23 2.016 3.236 5.275 15 658 1.166 1.839 47 3.645 5.713 9.405 6 330 699 1.035 4 1.094 1.817 2.915 38 2.104 2.997 5.139 73 3.871 6.298 10.242 22 1.079 1.660 2.761 52 3.265 5.510 8.827 62.655
56,5% 81,7% 91,7% 87,7% 66,7% 83,0% 93,3% 89,4% 76,6% 80,7% 90,0% 86,4% 66,7% 86,4% 92,3% 90,2% 100,0% 83,4% 89,2% 87,0% 78,9% 79,9% 90,7% 86,2% 71,2% 83,0% 90,9% 87,8% 81,8% 84,7% 92,3% 89,3% 59,6% 80,5% 89,0% 85,7% 87,4%
0,0% 5,2% 3,3% 4,0% 13,3% 5,3% 2,9% 3,9% 4,3% 5,7% 4,1% 4,7% 16,7% 5,8% 2,7% 3,8% 0,0% 5,6% 5,0% 5,2% 2,6% 5,9% 3,6% 4,6% 4,1% 5,6% 4,0% 4,6% 0,0% 4,4% 2,7% 3,4% 3,8% 5,7% 4,7% 5,1% 4,5%
43,5% 13,1% 5,0% 8,3% 20,0% 11,7% 3,8% 6,7% 19,1% 13,6% 5,9% 8,9% 16,7% 7,9% 5,0% 6,0% 0,0% 11,1% 5,8% 7,8% 18,4% 14,1% 5,7% 9,2% 24,7% 11,4% 5,1% 7,6% 18,2% 10,8% 4,9% 7,4% 36,5% 13,8% 6,4% 9,3% 8,1%
13
Gemeente Bunnik De Bilt Houten IJsselstein Lopik Nieuwegein Renswoude Rhenen Utrechtse Heuvelrug Veenendaal Wijk bij Duurstede Zeist Totaal
2009 5,1% 8,8% 5,6% 6,5% 5,4% 7,9% 6,9% 7,0% 7,4% 5,9% 9,9% 6,9%
2010 5,4% 8,3% 4,9% 7,3% 5,2% 6,9% 5,5% 7,0% 6,2% 6,7% 6,6% 6,4%
2011 5,0% 7,3% 5,6% 7,3% 5,4% 7,2% 6,0% 7,3% 6,7% 6,2% 6,8% 6,4%
2012 6,2% 9,6% 7,0% 8,7% 7,2% 9,2% 6,1% 8,9% 9,2% 8,2% 6,4% 9,2% 8,4%
2013 6,9% 8,7% 6,6% 8,3% 6,7% 8,9% 6,0% 7,8% 9,2% 7,6% 7,4% 9,3% 8,1%
Toelichting Het totale percentage zuigelingen en peuters dat zonder bericht niet is verschenen, was licht gedaald ten opzichte van 2012. Bovengemiddelde percentages NVZB hadden de gemeenten Zeist, Utrechtse Heuvelrug, Nieuwegein en De Bilt. De opkomst was het hoogst in de gemeenten Renswoude, Lopik, Wijk bij Duurstede en Houten. Bij NVZB treedt on NVZB protocol in werking.
Risicosignalering, observaties en interventies Landelijk is bepaald dat alleen afwijkende zaken geregistreerd worden in het DD JGZ. Dit betekent dat risicofactoren alleen geregistreerd worden indien ze relevant zijn voor de zorg voor het specifieke kind. Indien de professional op grond van de vergaarde informatie en deskundigheid geen noodzaak ziet tot registratie van observaties, signalen en interventies, zal dit achterwege gelaten worden. Bij de onderstaande rapporten wordt daarom aangegeven bij hoeveel kinderen er geregistreerd is op het betreffende onderwerp. Dit aantal kan dus lager zijn dan het totale aantal kinderen in zorg. Scores op de onderwerpen: Ouder(s) met psychische/psychiatrische problemen Inschatting medisch professional risicokind Tienermoeders Roken Opleidingsniveau ouders Kinderen met een spraak-/taalachterstand Kinderen die alleen niet-Nederlandse taal spreken Overgewicht en obesitas Problemen gescoord bij contactmomenten op indicatie Verwijzingen
14
Ouder(s) met psychologische / psychiatrische problemen Zorg gemeente
Bunnik De Bilt Houten IJsselstein Lopik Nieuwegein Renswoude Rhenen Utrechtse Heuvelrug Veenendaal Wijk bij Duurstede Zeist Totaal
Ouder(s) met psychologische/psychiatrische problemen 2013 Totaal Aantal Aantal Beide ouders Aantal in zorg in % met psychisch/ beiden in % psychiatrische probleem 1 0,2% 0 0,0% 578 35 2,3% 2 0,1% 1.510 23 0,9% 3 0,1% 2.481 28 1,7% 0 0,0% 1.642 11 1,8% 0 0,0% 619 51 1,9% 1 0,0% 2.655 6 1,9% 0 0,0% 309 12 1,3% 0 0,0% 916 25 1,5% 2 1,5% 1.618 68 2,2% 0 0,0% 3.122 847 3 0,4% 2 0,4% 47 0,2% 2 1,7% 2.722 311 1,6% 12 0,1% 19.019
Toelichting Een ouder met psychiatrische problematiek is een ouder die ten minste 1x opgenomen is geweest in een psychiatrische instelling of bij wie een psychisch/psychiatrisch ziektebeeld is geconstateerd door een professional en die een behandeling ondergaat of heeft ondergaan. De hoogste percentages (≥ 1,5 %) registreerden we in de gemeenten De Bilt, IJsselstein, Lopik, Nieuwegein, Renswoude, Utrechtse Heuvelrug en Veenendaal. De JGZ professional is afhankelijk van de informatie die ouders hen geven en of zij melden dat zij psychisch/psychiatrisch problemen hebben (gehad). De registratie start bij het eerste huisbezoek maar de waarde kan aangepast worden wanneer de medisch professional besluit dat dit item opnieuw bevraagd moet worden, omdat e.e.a. invloed heeft op de zorg. In dit overzicht wordt de laatst geregistreerde waarde getoond. De psychiatrische diagnose wordt in Nederland vooral in het cohort ouders in de leeftijd tussen de 30 en 40 jaar gesteld. Naar schatting 39% van de kinderen onder de 24 jaar heeft een ouder met psychische problemen (NEMESIS, 2006). Kinderen van ouders met psychische problemen vallen onder de categorie kinderen van 'langdurig zieke ouders'. De zorgen en verantwoordelijkheden die de langdurige ziekte van een ouder meebrengen, kunnen voor kinderen grote gevolgen hebben. Soms komen die gevolgen pas op latere leeftijd aan het licht. De ziekte van de ouder kan kinderen belemmeren in het volledig kind zijn en daardoor negatief uitwerken. Deze kinderen lopen het risico om zelf ook een psychische aandoening of verslaving te ontwikkelen. Of dat gebeurt, hangt af van kind-, ouderen omgevingsfactoren. Het Trimbos-instituut geeft aan dat het belangrijk is om risico's goed in kaart te brengen en positieve, beschermende factoren te stimuleren. Voor kinderen van ouders met psychische problemen zijn dat de versterking van de positieve onderlinge relatie, bespreekbaar maken van de klachten van de ouder, sociale steun van buiten het gezin en versterken van het zelfvertrouwen van het kind. Er zijn daarom speciale programma's voor deze kinderen ontwikkeld (NJI dossier ‘Langdurig zieke ouders’, geraadpleegd 22 januari 2013).
15
JGZ van VitrasCMD kan door de verloskundige en huisarts ingeschakeld worden voor prenatale huisbezoeken zodat ouders vanaf de zwangerschap al ondersteund kunnen worden of een steunend netwerk rondom ouders opgebouwd kan worden. In gemeenten waar dit geboden wordt, kunnen ouders ook gebruik maken van Stevig Ouderschap. VitrasCMD kent de programma’s die in de regio actief zijn en overlegt met ouders ten aanzien van en eventuele verwijzing (bijv. moeder-baby interventie, IMH). Ter ondersteuning kan aan ouders ook kortdurende video hometraining (VHT) geboden worden en zijn er korte lijnen Algemeen Maatschappelijk Werk en Thuisbegeleiding. In gemeente Veenendaal kunnen ouders vrijwillige ondersteuning aangeboden krijgen via het project Meeleefgezin, dat begeleid wordt door jeugdverpleegkundigen en thuisbegeleiders van VitrasCMD. Alle gezinnen zijn gebaat bij een adequate ondersteuning.
Inschatting medisch professional risicokind Onderstaande geeft aan bij hoeveel kinderen de JGZ professional inschatte dat het om een risicokind ging. Dit kunnen ook andere factoren zijn van het kind of van de ouders. Voorbeelden hiervan zijn: prematuriteit, verstandelijke beperking ouders (zie ook de opsomming hieronder). In dit overzicht wordt de laatst geregistreerde waarde per leeftijdscategorie getoond.
Inschatting JGZ professional risicokind Gemeente
Bunnik De Bilt Houten IJsselstein Lopik Nieuwegein Renswoude Rhenen Utrechtse Heuvelrug Veenendaal Wijk bij Duurstede Zeist Totaal
Totaal aantal kinderen 0-15 mnd
Inschatting risico kind 0-15 mnd
% inschatting risico kind bij 0-15 mnd op basis van totaal aantal kinderen 0-15 mnd
Totaal aantal kinderen 15 mnd4 jr 3 mnd
Inschatting risico kind 15 mnd4 jr 3 mnd
Totaal aantal kinderen 0-4 jr 3 mnd per 31-12
Totaal Inschatting risico kind
156 429 618 455 167 802 103 262 411 921 267 737 5.328
0 9 7 7 0 10 1 3 2 13 0 9 61
0% 2,1% 1,1% 1,5% 0% 1,2% 1,0% 1,2% 0,5% 1,4% 0% 1,2% 1,1%
421 1.087 1.735 1.196 397 1.930 212 671 1.115 2.262 619 1.942 13.587
0 4 8 6 2 6 1 1 4 13 1 3 49
577 1.516 2.353 1.651 564 2.732 315 933 1.526 3.183 886 2.679 18.915
0 13 15 13 2 16 2 4 6 26 1 12 110
Toelichting In de tabel staan de aantallen en percentages kinderen die bij de contactmomenten door de JGZ professional zijn ingeschat als risicokind. Bij het eerste huisbezoek is het nog niet altijd duidelijk of er sprake is van een risicokind. Dat wordt vaak in de loop van de baby- en peuterperiode duidelijk. Bovendien kunnen kinderen die in het begin nog geen risicokind zijn het later nog worden. Daarom is de registratiemogelijkheid in het DD JGZ eind 2013 uitgebreid, zodat ook tijdens een later contact-moment dit item is in te vullen. Vanwege de aanpassing aan het einde van 2013, is er dus nog sprake van een onder registratie. Daarom kunnen we nog geen
16
betrouwbare cijfers aanleveren over de gehele leeftijdscategorie 0 - 4 jaar. Het aantal gezinnen met een JA-score op Stevig Ouderschap, vanuit het maatwerk, kan hier nog bij worden opgeteld. Bij het ontwikkelen van specifiek beleid voor kinderen in achterstandssituaties is van belang dat duidelijk omschreven wordt wat precies de doelgroep is. In dit kader wordt vaak gesproken over risicogroepen. Risicogroepen zijn echter heel vaak geen groep, althans ze gedragen zich niet als zodanig en zijn ook niet als groep aanspreekbaar. Er is veel meer sprake van een verzameling van individuen die bepaalde gemeenschappelijke kenmerken (risicofactoren) hebben wat zich vertaalt in draagkracht en draaglast. In alle contactmomenten wordt met ouders ingeschat of de draagkracht van het gezin de draaglast kan compenseren. Kortom of dit gezin specifieke ondersteuning nodig heeft. Het tot stand brengen van vervolgcontacten kan extra inspanningen vragen. Kinderen die risico lopen zijn kinderen waarvoor één of meerdere van risicofactoren van toepassing zijn. Dit kunnen zowel ouder- als kindfactoren zijn. Enkele voorbeelden van ouderfactoren zijn o.a.: 1. tienermoeder/alleenstaande moeder 2. ontbreken sociaal netwerk 3. ouders met medische en/of psychosociale problematiek 4. ouders met psychische problematiek en/of verslavingsproblematiek 5. ouders die als kind mishandeld zijn 6. ouders met een bijzondere status in de samenleving zoals asielzoeker/illegaal 7. ouders waarbij financiële en materiële armoede speelt of huisvesting problematiek 8. ouders waarvan een kind tijdens een eerdere zwangerschap is overleden Enkele kindfactoren zijn o.a.: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Pré- en/of dysmaturitas Ernstige aangeboren afwijking(en) Roken in het gezin Allochtoon kind Adoptiekind uit buitenland Kind van asielzoekers/vluchtelingen
De gemeenten die op of boven het gemiddelde percentage van 2,0% liggen zijn: De Bilt, Houten, IJsselstein, Nieuwegein en Veenendaal. In de gemeenten Houten, IJsselstein en Nieuwegein kan preventief extra ondersteuning geboden worden in het kader van Stevig Ouderschap. Voor gemeenten Veenendaal en De Bilt zou het een overweging zijn om dit aan te gaan bieden. In alle gemeenten is Video Home Training beschikbaar. Daarnaast is in elke gemeente op verzoek van ouders een kort ondersteuningstraject van gemiddeld 3 contactmomenten mogelijk. Indien de risico’s tot problematiek leiden wordt intern intensief samengewerkt met AMW en Thuisbegeleiding en extern met diverse ketenpartners.
17
Tienermoeders Het overzicht toont het aantal en percentage tienermoeders, jonger dan 20 jaar ten tijde van de bevalling, per gemeente. Gemeente
Zuigelingen 0 - 1 jaar
Aantal tienermoeders bij zuigelingen 0 - 1 jaar
% tienermoeders bij zuigelingen 0 - 1 jaar
Bunnik De Bilt Houten IJsselstein Lopik Nieuwegein Renswoude Rhenen Utrechtse Heuvelrug Veenendaal Wijk bij Duurstede Zeist Totaal
117 358 522 382 136 659 83 211 348 685 187 611 4.299
0 8 9 7 1 19 5 5 19 10 83
0,0% 2,2% 1,7% 1,8% 0,7% 2,9% 0,0% 2,4% 1,4% 2,8% 0,0% 1,6% 1,9%
Aantal tienermoeders bij kinderen in zorg 0 - 4 jaar 1 12 15 10 1 29 6 13 31 1 16 135
% tienermoeders bij kinderen in zorg 0 - 4 jaar 0,9% 3,4% 2,9% 2,6% 0,7% 4,4% -
2,8% 3,7% 4,5% 0,5% 2,6% 3,1%
Toelichting Tienermoeders zijn moeders die voor hun 20e een kind krijgen. Landelijk werd in 2011 een drastische daling van het aantal tienermoeders geconstateerd. Het percentage lag op 0,5%, terwijl het daarvoor nog op 1,4% lag. Het aantal tienermoeders onder Antilliaanse meisjes onder de 20 jaar is ruim zes keer zo hoog als dat voor autochtone meisjes. Voor Turkse meisjes ligt dit lager dan autochtone meisjes (CBS 2012). Het krijgen van kinderen op jonge leeftijd gaat vaak samen met een verhoogd risico op problemen. Soms door fysieke onvolgroeidheid van de moeder. Vaak levert ook de beperkte levenservaring van de moeder of beide ouders (de vader is vaak ook nog in de tienerleeftijd) problemen op met de opvoeding of zijn de ouders nog niet economisch zelfstandig. In veel gevallen is er bij de opvoeding en opvang ondersteuning door grootouders. Kinderen van tienermoeders blijken vaker ernstige kind- en opvoedproblematiek te hebben (16,1%) (Terecht in de jeugdzorg, SCP, Den Haag, januari 2013). Aanbeveling In de gemeenten binnen het werkgebied van VitrasCMD liggen de percentages hoger dan het landelijk gemiddelde. Tienermoeders kunnen, in gemeenten die hierin voorzien, door JGZ ondersteund worden vanuit het programma Stevig Ouderschap. In Houten wordt daarin samengewerkt met Timon. Ook werken we samen met diverse andere interventies in de regio, zoals de inzet van ervaren vrijwilligers vanuit Home-start. In gemeente Veenendaal wordt geen Stevig Ouderschap uitgevoerd. Het percentage tienermoeders in gemeente Veenendaal geeft aanleiding om ter ondersteuning van deze moeders ook hier Stevig Ouderschap aan te bieden.
18
Voor het gehele werkgebied van VitrasCMD zou het een overweging zijn om de interventie Voorzorg te implementeren. Voorzorg levert betere ontwikkelingskansen voor kinderen van tienermoeders. VitrasCMD is bereid onder tienermoeders een onderzoek te doen naar hun behoefte aan ondersteuning.
Roken Het overzicht toont het aantal kinderen met een registratie op het item ‘roken’ en ‘roken in ruimten waarin het kind verblijft’. In de tabel betekent ‘ja’ dat er gerookt wordt als het kind erbij is. De tabel toont dus het aantal kinderen, waarbij geregistreerd is dat er gerookt wordt in de ruimten waarin het kind verblijft, al dan niet in aanwezigheid van het kind. Roken in ruimten waar het kind verblijft Ja, er wordt in het gezin gerookt
Gemeente Bunnik De Bilt Houten IJsselstein Lopik Nieuwegein Renswoude Rhenen Utrechtse Heuvelrug Veenendaal Wijk bij Duurstede Zeist Totaal
Aantal % 2013 2 12 24 12 5 31 13 6 2 18 3 19 147
0,5% 1,0% 1,1% 0,9% 1,0% 1,2% 4,9% 1,2% 0,4% 0,6% 0,5% 1,1% 1,0%
Ja, er wordt in het gezin gerookt, maar nooit als het kind erbij is
% 2012
Aantal
% 2013
0,3% 1,5% 1,4% 0,9% 1,7% 1,2% 9,1% 1,3% 0,0% 1,1% 0,3% 0,9% 1,2%
62 157 306 225 123 688 35 69 58 667 112 318 2.820
14,4% 13,5% 13,4% 17,4% 25,4% 27,5% 13,3% 13,5% 13,0% 21,6% 20,2% 18,2% 19,1%
Totaal % 2012 geregistreerd 2013 16,1% 432 14,9% 1.164 12,9% 2.280 16,8% 1.292 24,4% 485 28,7% 2.506 9,6% 264 14,2% 512 13,6% 446 21,5% 3.092 19,9% 555 18,4% 1.752 19,2% 14.780
Toelichting Meeroken is zeer schadelijk voor kinderen. Al tijdens het eerste huisbezoek van de jeugdverpleeg-kundige komt het onderwerp ’roken in het gezin’ aan de orde. In het DD-JGZ registreren wij of er gerookt wordt in de ruimten waar het kind verblijft. Hierbij wordt tevens genoteerd of dit wel gebeurt, maar nooit als het kind erbij is. Bij de gesprekken met ouders wordt in kaart gebracht in welke mate hun kind wordt blootgesteld aan tabaksrook. Daarna wordt voorlichting gegeven over de gevaren voor hun kind en worden de maatregelen besproken die ouders kunnen nemen om meeroken te voorkomen. Alle JGZ medewerkers van VitrasCMD zijn getraind in ‘Rookvrij Opgroeien’. De gezondheidswinst van niet roken is op langere termijn erg groot. Daarom dient de voorlichting vanuit de JGZ naast de publiekscampagnes voortgezet te worden, de vraag is hoe dit gecontinueerd gaat worden nu STIVORO zijn werkzaamheden heeft moeten beëindigen. Stoppen met roken programma’s worden vanaf 2013 weer vergoed uit de zorgverzekering. STIVORO geeft in de laatste cijfers aan dat na spectaculaire daling in 2011 nu weer meer mensen roken, van 25 naar 27%.
19
Stoppen met roken geeft de beste bescherming tegen meeroken, maar is niet voor alle ouders haalbaar. Dan is buiten roken een goed alternatief om de kinderen te beschermen. Kinderen die blootgesteld worden aan omgevingsrook, ademen dezelfde giftige en kankerverwekkende stoffen in als rokers. Door meeroken wordt het risico op wiegendood bijna verdubbeld. Er blijkt een sterk verband te zijn tussen meeroken en ziekten zoals longontsteking, bronchitis en middenoorontstekingen. Op lange termijn kan meeroken longkanker veroorzaken en de kans op hartaandoeningen vergroten. In ons werkgebied werd in 2013 in 19,1% (2011: 19,4%, 2012: 19,2%) van de gezinnen gerookt, maar nooit als het kind erbij was. Dit komt overeen met het landelijke gemiddelde. Bij 1,0% (2011: 1,4%, 2012: 1,2%) van de kinderen werd gerookt in ruimten waarin het kind verblijft en dat is ver onder het landelijke gemiddelde van 10%. Ten opzichte van 2012 en 2011 zijn beide percentages wederom licht gedaald. Mede dankzij onze inspanningen is het percentage roken in ruimten waarin het kind verblijft erg laag. Net zoals in 2012 en 2011 vinden wij de hoogste percentages rokers in de gemeenten Lopik en Nieuwegein. Het percentage rokers in aanwezigheid van het kind is in Renswoude met bijna de helft gedaald (4,9%) ten opzichte van 2012 (9.1%), het jaar waarin we deze gemeente in zorg kregen. Kinderen van ouders die roken hebben een grotere kans om zelf in de toekomst te gaan roken. Meeroken verhoogt bij kinderen het risico op hyperactiviteit en aandachtsproblemen, en op externaliserende gedragsproblemen Bron: Kabir et al., 2011; Tiesler et al., 2011
Opleidingsniveau ouders In onderstaande tabel zijn de registraties verwerkt van het hoogst genoten opleidingsniveau van beide ouders. Opleidingsniveau ‘Laag’ betreft de opleidingen, waarbij op basis van de gewichtenregeling een indicatie bestaat voor de Vroeg- en Voorschoolse Educatie (VVE). Een buitenlandse opleiding die niet vergelijkbaar is met het Nederlandse systeem, staat geregistreerd onder ‘Anders’. Middel/Hoog zijn alle overige opleidingsniveaus, vanaf VMBO GL & TL t/m wetenschappelijk onderwijs. Op verzoek van de gemeenten hebben we deze opleidingen samengevoegd, en niet meer afzonderlijk in een tabel gezet.
20
Hoogst genoten opleiding van één van beide ouders van alle kinderen van 0 – 4 jaar die in 2013 in zorg zijn geweest in aantallen en percentage Gemeente Opleidingsniveau Aantal Percentage Bunnik Laag 12 1,8% Middel/hoog 628 91,7% Anders 45 6,6% De Bilt Laag 81 4,6% Middel/hoog 1.637 92,9% Anders 45 2,6% Houten Laag 60 2,1% Middel/hoog 2.719 96,8% Anders 30 1,1% IJsselstein Laag 92 5,0% Middel/hoog 1.735 94,5% Anders 9 0,5% Lopik Laag 51 8,2% Middel/hoog 567 91,0% Anders 5 0,8% Nieuwegein Laag 216 6,8% Middel/hoog 2.947 92,3% Anders 31 1,0% Renswoude Laag 14 4,1% Middel/hoog 252 74,1% Anders 74 21,8% Rhenen Laag 98 9,5% Middel/hoog 897 87,3% Anders 33 3,2% Utrechtse Heuvelrug Laag 96 5,7% Middel/hoog 1.467 87,1% Anders 121 7,2% Veenendaal Laag 186 5,1% Middel/hoog 3.394 92,9% Anders 75 2,1% Wijk bij Duurstede Laag 38 3,7% Middel/hoog 960 94,0% Anders 23 2,3% Zeist Laag 226 7,7% Middel/hoog 2.631 89,2% Anders 92 3,1% Totaal 21.587 100,0%
Toelichting Dit overzicht toont de hoogst genoten opleiding van ouder 1 en ouder 2 samen. Bij het eerste huisbezoek van de jeugdverpleegkundige wordt het opleidingsniveau van beide ouders apart geregistreerd. Bij latere contactmomenten kan dit item, indien van toepassing, nog worden aangepast. Bij de JGZ 0 - 4 jaar komt dit niet zo vaak voor. In de tabel staat de laatst ingevoerde waarde.
21
In het DD JGZ zijn de opleidingsniveaus zodanig gespecificeerd, dat hieruit ook de Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) indicering kan plaatsvinden volgens de gewichtenregeling. Gewichtenregeling Kinderen komen in aanmerking volgens de gewichtenregeling in aanmerking voor VVE als beide ouders/verzorgers laag zijn opgeleid. Beide ouders/verzorgers hebben dan één van onderstaande opleidingsniveaus gevolgd: Geen onderwijs Basisonderwijs LBO of VBO VMBO basis- of kader beroepsgerichte leerweg Maximaal twee klassen/leerjaren onderwijs in een andere schoolopleiding in het voortgezet onderwijs afgerond. De hoogste percentages ouders met lagere opleidingsniveaus, waarbij de kinderen in aanmerking komen voor VVE, registreerden we in de gemeenten Rhenen, Lopik, Zeist en Nieuwegein. Een laag opleidingsniveau van ouders kan zorgen voor meer problemen met de opvoeding. In gezinnen met een laag opleidingsniveau is de kwaliteit van de opvoeding over het algemeen minder goed. In vergelijking met hoger opgeleide ouders ervaren laag opgeleide ouders meer opvoedingsstress en hebben zij een minder positieve beleving van de opvoeding. Ook maken lager opgeleide ouders meer gebruik van autoritaire disciplinering strategieën (zoals straffen, belonen en negeren) en zijn zij minder voorspelbaar en consistent in hun gedrag dan de andere ouders. Bovendien vertonen lager opgeleide moeders minder liefdevol gedrag dan hoger opgeleide moeders. Een laag opleidingsniveau van ouders hangt dan ook samen met een minder gunstige ontwikkeling van kinderen, zoals leerproblemen en emotionele problematiek. Bron: Terecht in de jeugdzorg, SCP, Den Haag, januari 2013
22
Spraak-/taalachterstand Het overzicht toont het aantal kinderen met een registratie op het item 'Beoordeling spraak- en taalontwikkeling Nederlands' met als registratie ‘Vertraagd’. Vertraagde spraak-/taalontwikkeling Zorggemeente Bunnik De Bilt Houten IJsselstein Lopik Nieuwegein Renswoude Rhenen Utrechtse Heuvelrug Veenendaal Wijk bij Duurstede Zeist Totaal
Aantal kinderen 14 16 137 59 27 154 25 14 51 139 25 163 824
% t.o.v. kinderen in zorg van 2 – 4 jaar 3,0% 1,4% 7,3% 4,7% 6,1% 7,7% 12,9% 2,1% 4,1% 5,7% 3,7% 8,2% 5,6%
Toelichting In 2013 werd in ons werkgebied bij 824 kinderen een vertraagde spraak-/taalontwikkeling geregistreerd. Dat is in totaal bij 5,6% van het totaal aantal 2 - 4 jarige kinderen in zorg. Regionaal is afgesproken dat de cijfers nu afgezet worden tegen het aantal 2 - 4 jarige kinderen, omdat het item pas vanaf het tweede jaar wordt geregistreerd. Vorig jaar werd het afgezet tegen het totaal aantal kinderen in zorg, waardoor dit cijfer niet meer vergelijkbaar is met die van 2012. Als we het aantal hadden afgezet tegen het totaal aantal kinderen in zorg van 0 - 4 jaar, zouden we uitkomen op een percentage van 4,3%. In 2012 was dit percentage 4,4%, dus de cijfers zijn vergelijkbaar met die van vorig jaar. Aandacht blijft wenselijk voor het stimuleren van de spraak-/taalontwikkeling. Kinderen met lagere taalvaardigheid kunnen meer gedragsproblemen ontwikkelen, omdat zij moeilijker een band opbouwen met klasgenoten. Bron: Vrij Universiteit Amsterdam, proefschrift Barbara Menting, december 2012 Kinderen met een risico op een spraak-/taalachterstand in de Nederlandse taal kunnen naar de Voor- en Vroegschoolse Educatie( VVE) worden verwezen, afhankelijk van de met de gemeente gemaakte afspraken over de indicaties VVE. Hiermee kan een spraak-/taalachterstand mogelijk worden voorkomen (primaire preventie). Kinderen met een reeds ontstane achterstand in de spraak-/ taalontwikkeling moeten echter niet (direct) naar de VVE worden verwezen. Eerst zal de oorzaak van de achterstand moeten worden opgespoord en moeten medische oorzaken worden uitgesloten (secundaire preventie). Hierbij is de deskundigheid van de jeugdarts van belang en zal het kind, afhankelijk van de mogelijke oorzaak, worden doorverwezen naar bijvoorbeeld KNO-arts (keel, neus en oor), logopedist, audiologisch centrum of kinderpsychiater. Niet alleen kinderen van laag opgeleide ouders hebben een risico op een spraak-/taalontwikkeling achterstand. Bij de VVE is, naast de indicering op basis van opleidingsniveau, de indicatie ‘risico op een achterstand in de Nederlandse taal’ eveneens wenselijk. Dit risico wordt niet alleen gevormd indien in een gezin geen Nederlands wordt gesproken, maar kan ook 23
ontstaan door onderstimulering. Om een achterstand op school te voorkomen, kan een kind door de JGZ naar de VVE worden verwezen. Indien er sprake is van een voor het kind onvoldoende stimulerende taalomgeving, is een interventie door de jeugdverpleegkundige wenselijk. Zij kan hiervoor ook indicatieconsulten of huisbezoeken verrichten, waarbij ze de ouders adviseert over de wijze waarop de spraak/taalontwikkeling kan worden gestimuleerd, bijvoorbeeld door voor te lezen, lid te worden van de bibliotheek, gesprekken te voeren met het kind over de dagelijkse belevenissen, etc. Aanbeveling Indien in uw gemeente alleen indicering plaatsvindt op basis van het opleidingsniveau van ouders, is bovengenoemde aanvullende tweede indicatie zeker aan te bevelen. Kinderen die alleen een niet Nederlandse taal spreken Dit overzicht toont het aantal kinderen met een registratie op item 'Meertaligheid'. Dit wordt geregistreerd bij kinderen tussen de 2 en 4 jaar. Kinderen die alleen een niet Nederlands taal spreken
Gemeente
Bunnik De Bilt Houten IJsselstein Lopik Nieuwegein Renswoude Rhenen Utrechtse Heuvelrug Veenendaal Wijk bij Duurstede Zeist Totaal
Aantal kinderen
Totaal geregistreerd
% t.o.v. de meertalige kinderen
% t.o.v. kinderen in zorg van 2 – 4 jaar
1 5 21 7 6 60 1 0 3 13 1 36 164
9 27 733 111 27 361 3 10 36 138 9 257 1.718
16,7% 18,5% 2,9% 6,3% 22,2% 16,6% 33,3% 0,0% 36,1% 9,4% 11,1% 14,0% 9,5%
0,2% 0,4% 1,1% 0,6% 1,4% 3,0% 0,5% 0,0% 1,1% 0,5% 0,1% 1,8% 1,1%
Toelichting Sommige kinderen worden vanaf hun geboorte meertalig opgevoed. In het DD JGZ wordt meertaligheid geregistreerd in twee vormen: de simultane en de successievelijke meertaligheid. Bij simultane meertaligheid is er in het primaire opvoedingsmilieu van het kind een permanent aanbod van twee talen. Bij successievelijke meertaligheid is er in het primaire opvoedingsmilieu een aanbod van één taal en leert het kind later (meestal elders) de tweede taal. Als deze laatste groep kinderen een buitenlandse taal spreekt, kan een risico ontstaan op een achterstand in de Nederlandse taal op het moment dat deze kinderen naar de basisschool gaan. Ter voorkoming hiervan kunnen deze kinderen naar de VVE worden verwezen, in gemeenten waar we dit als indicatiecriterium hebben afgesproken.
24
In 2013 sprak van de kinderen die we in ons werkgebied in zorg hadden 1,1% (in 2012 0,7%) alleen een buitenlandse taal. De grootste aantallen kinderen die alleen een niet-Nederlandse taal spraken waren woonachtig in de gemeenten Nieuwegein, Zeist en Houten. Van onze meertalige kinderen sprak 9,5% alleen een buitenlandse taal.
Overgewicht en obesitas We kunnen overgewicht of obesitas vaststellen bij kinderen vanaf twee jaar. Bij kinderen is er, in tegenstelling tot volwassenen, geen vaste BMI-grens waarboven we spreken van overgewicht of obesitas. Bij kinderen zijn de BMI-afkapwaarden afhankelijk van de leeftijd en het geslacht van het kind. Het onderstaande overzicht toont het aantal registraties van kinderen die tijdens de verschillende contactmomenten in 2013 zijn gezien, en het aantal tijdens deze contactmomenten geregistreerde kinderen met overgewicht of obesitas.
Gemeente Bunnik Contactmoment 2 jaar Contactmoment 3 jaar Contactmoment 3,9 jaar Totaal De Bilt Contactmoment 2 jaar Contactmoment 3 jaar Contactmoment 3,9 jaar Totaal Houten Contactmoment 2 jaar Contactmoment 3 jaar Contactmoment 3,9 jaar Totaal IJsselstein Contactmoment 2 jaar Contactmoment 3 jaar Contactmoment 3,9 jaar Totaal Lopik Contactmoment 2 jaar Contactmoment 3 jaar Contactmoment 3,9 jaar Totaal Nieuwegein Contactmoment 2 jaar Contactmoment 3 jaar Contactmoment 3,9 jaar Totaal Overig (overdrachtsplaats) Contactmoment 2 jaar
Overgewicht & Obesitas Aantal Overgewicht Aantal Obesitas Aantal Percentage Aantal Percentage
Gezien Aantal
7 8 13 28
5,5% 5,4% 7,3% 6,2%
0 0 3 3
0,0% 0,0% 1,7% 0,7%
128 148 178 454
16 17 14 47
4,8% 5,0% 3,4% 4,3%
2 2 7 11
0,6% 0,6% 1,7% 1,0%
335 338 416 1.089
42 36 33 111
7,2% 5,5% 5,0% 5,8%
5 3 3 11
0,9% 0,5% 0,5% 0,6%
582 655 664 1.901
21 15 17 53
6,5% 4,1% 4,4% 4,9%
4 5 8 17
1,2% 1,4% 2,1% 1,6%
323 367 385 1.075
3 4 7 14
2,8% 3,4% 5,5% 4,0%
1 1
0,0% 0,0% 0,8% 0,3%
107 118 128 353
30 48 48 126
5,1% 7,0% 7,0% 6,4%
5 6 11 22
0,9% 0,9% 1,6% 1,1%
583 687 684 1.954
5
16,7%
0
0,0%
30
25
Contactmoment 3 jaar Contactmoment 3,9 jaar Totaal Renswoude Contactmoment 2 jaar Contactmoment 3 jaar Contactmoment 3,9 jaar Totaal Rhenen Contactmoment 2 jaar Contactmoment 3 jaar Contactmoment 3,9 jaar Totaal Utrechtse Heuvelrug Contactmoment 2 jaar Contactmoment 3 jaar Contactmoment 3,9 jaar Totaal Veenendaal Contactmoment 2 jaar Contactmoment 3 jaar Contactmoment 3,9 jaar Totaal Wijk bij Duurstede Contactmoment 2 jaar Contactmoment 3 jaar Contactmoment 3,9 jaar Totaal Zeist Contactmoment 2 jaar Contactmoment 3 jaar Contactmoment 3,9 jaar Totaal Totaal geselecteerde items
2 1 8
3,3% 5,3% 7,3%
0 0 0
0,0% 0,0% 0,0%
61 19 110
11 7 6 24
14,5% 13,2% 11,3% 13,2%
1 2 0 3
1,3% 3,8% 0,0% 1,6%
76 53 53 182
12 17 14 43
7,1% 7,4% 6,7% 7,1%
0 4 3 7
0,0% 1,7% 1,4% 1,2%
169 231 208 608
11 30 36 77
3,4% 7,6% 8,5% 6,8%
3 6 5 14
0,9% 1,5% 1,2% 1,2%
321 394 423 1.138
26 41 42 109
3,9% 5,5% 5,4% 5,0%
8 12 9 29
1,2% 1,6% 1,2% 1,3%
666 746 772 2.184
9 7 14 30
4,2% 3,4% 6,1% 4,7%
0 0 2 2
0,0% 0,0% 0,9% 0,3%
212 204 229 645
31 43 39 113 783
6,6% 7,0% 6,3% 6,6% 5,8%
7 11 10 28 148
1,5% 1,8% 1,6% 1,6% 1,1%
469 613 620 1.702 13.395
Toelichting In ons werkgebied was in 2013 6,7% van de 2 - 4 jarige peuters te zwaar. Overgewicht kwam voor bij 5,8% en obesitas (ernstig overgewicht) bij 1,1%. Dit betekent dus dat ruim 16% van de te dikke 2 - 4 jarigen al ernstig overgewicht heeft! Het percentage van 6,7% overgewicht en obesitas is ten opzichte van 2012 en 2011 nog verder gedaald, toen de percentages 7,8% resp. 8,6% bedroegen. Het percentage kinderen met overgewicht en obesitas is dus met 14% gedaald ten opzichte van 2012 en met 22% t.o.v. 2011! De hoogste percentages overgewicht en obesitas vinden we, net als in 2012, in de gemeenten Renswoude, Rhenen, Utrechtse Heuvelrug, Zeist, Nieuwegein en Bunnik, maar in al deze gemeenten zijn de percentages gedaald. De objectieve cijfers zeggen niet alles, aangezien de JGZ-professional niet alleen aan de hand van de BMI beoordeelt of een kind overgewicht heeft. De professional houdt onder andere ook rekening met de bouw van het kind en de etniciteit.
26
Overgewicht blijft nog steeds een toenemend probleem voor de volksgezondheid, met grote risico’s op chronische ziekten, zoals hart- en vaatziekten, diabetes, sommige vormen van kanker en aandoeningen van het bewegingsapparaat. Op onze consultatiebureaus besteden we veel aandacht aan primaire preventie, aan het voorkomen van overgewicht, door advisering vanaf de zuigelingenleeftijd. Hiermee kunnen we voorkomen dat kinderen te dik worden. We schenken veel aandacht aan advisering over voeding, opvoeding en beweging. Het zo lang mogelijk geven van borstvoeding proberen wij ook te bevorderen, aangezien dit van positieve invloed is op het voorkomen van overgewicht op latere leeftijd. Onze secundaire preventie van overgewicht bestaat uit het zo vroeg mogelijk signaleren van (dreigend) overgewicht, het doen van interventies, zoals die zijn beschreven in de JGZ richtlijn overgewicht, en het verwijzen van kinderen met obesitas. Bij overgewicht spelen ook de pedagogische aspecten en leefstijl een rol. Kinderen met overgewicht hebben een slechtere gezondheid dan kinderen met een gezond gewicht. Ze hebben een hogere bloeddruk, ongunstige cholesterolconcentraties en vaker astmasymptomen. Ongunstige cholesterolconcentraties blijken, naast het eigen overgewicht, ook beïnvloed te worden door overgewicht van de moeder voor de zwangerschap. Ook roken van de moeder tijdens de zwangerschap en snelle gewichtstoename in het eerste levensjaar van het kind beïnvloeden de cholesterolconcentraties. Overgewicht wordt door meerdere factoren bepaald. De aanpak van overgewicht zal zich daarom niet op slechts één oorzaak kunnen richten.
Problemen gescoord bij contactmomenten op indicatie Op het moment dat de contactmomenten voor ouder of kind niet toereikend zijn, wordt een extra contactmoment op indicatie ingepland om het consult te verdiepen, te vervolgen of aan te vullen. Het is mogelijk dat er tijdens een contactmoment meerdere indicaties zijn voor het consult. In dit rapport staat weergegeven wat de reden of redenen zijn waarom een kind extra gezien is. In onderstaande tabel zijn, op verzoek van de gemeenten, de indicatieredenen geclusterd. Problemen gescoord bij contactmomenten op indicatie Gemeente
Bunnik De Bilt Houten IJsselstein Lopik Nieuwegein Renswoude Rhenen Utrechtse Heuvelrug Veenendaal Wijk bij Duurstede Zeist Totaal
1. Lichamelijke problemen
2. Gewicht
3. 4. Ontwikkelings Psychosociale problemen en psy(chiatr)ische problemen
5. Opvoedingsproblematiek
6. Vaccinaties
Anders
13 38 195 82 48 101 29 38 30
1 45 91 33 21 24 8 12 27
0 12 99 55 13 56 8 25 16
1 4 12 6 1 10 2 4 5
0 0 2 4 1 0 0 1 2
4 17 86 61 31 50 34 71 31
5 21 59 17 6 17 7 10 11
190 37
51 18
68 8
13 3
9 0
135 16
86 10
130 931
110 441
39 399
28 89
5 24
53 589
53 302
27
Toelichting Het totaal aantal contactmomenten op indicatie bedroeg 2.775. Contactmomenten op indicatie zijn extra consulten tijdens het spreekuur op het consultatiebureau. Opvoedingsproblematiek wordt doorgaans niet als extra consult tijdens het spreekuur besproken, maar elders op locatie of bij ouders thuis. Daarom is de score voor dit onderwerp vrij laag bij de consulten op indicatie. De hoogste scores zien we bij lichamelijke problemen, gewicht en vaccinaties. Ouders weten de weg naar het consultatiebureau goed te vinden. De hoge score bij vaccinaties heeft te maken met binnenlopende ouders die een uitgestelde vaccinatie komen inhalen of uitgestelde vaccinaties op afspraak. VitrasCMD biedt op sommige plaatsen de mogelijkheid deze inhaalvaccinaties ook tijdens het inloopspreekuur te kunnen krijgen. Dit lijkt een goede ontwikkeling. Lichamelijke problemen en ontwikkelingsproblemen zijn met name onderwerpen die in de jongste jaren frequent voorkomen. Het is dan ook logisch dat deze scores hoog zijn. Wat betreft gewicht blijkt de inzet op preventie van overgewicht goed te scoren. Hierbij wordt de JGZ richtlijn overgewicht gehanteerd.
Verwijzingen In de volgende tabel staan, per gemeente, het aantal geregistreerde verwijzingen per interventiegroep.
28
Utrechtse Heuvelrug
-
1
-
-
-
-
1
-
1
6
Groei
3
12
16
3
2
6
-
3
1
3
25
3
9
86
Voeding Opvoedingsproblematiek Psychosociale/ emotionele ontwikkeling Spraak-/taal ontwikkeling Motorische ontwikkeling motoriek Uitstraling indruk
-
8
12
8
4
1
-
2
2
2
14
1
5
59
4
2
69
14
5
51
-
3
2
6
56
22
36
270
-
-
19
-
-
5
-
1
-
-
1
-
1
27
-
11
42
40
4
44
1
4
7
1
47
-
22
223
2
10
17
9
2
3
-
14
4
3
18
4
12
98
-
-
1
-
5
-
-
-
-
-
7
-
-
13
1
11
10
10
2
10
-
7
1
1
19
5
10
87
17
33
80
45
28
52
-
11
13
10
124
24
61
498
3
25
12
12
4
4
-
1
2
1
24
5
7
100
21
66
106
43
31
36
-
18
20
14
141
28
35
559
Genitalia Ouder / omgevingsfactoren
1
7
6
2
-
7
-
1
-
-
5
2
2
33
-
5
14
22
16
25
-
4
26
35
32
7
6
192
Anders
-
2
3
4
6
1
-
-
1
-
2
1
4
24
11
47
-
73
36
27
-
11
5
10
32
1
14
267
63
240
409
285
145
273
1
80
84
86
548
103
225
2.542
Huid Hoofd / hals / zintuigen Romp Extremiteiten / houding
Onbekend Totaal aantal toewijzingen
Zeist
Veenendaal
Lopik
Houten
De Bilt
Totaal
Rhenen
-
Wijk bij Duurstede
Renswoude
2
Nieuwegein
1
IJsselstein
-
Bunnik
Vaccinaties
Gemeente
Overig
Verwijzingen per interventiegroep
29
Toelichting In de tabel staan de geregistreerde verwijzingen per interventiegroep. Net als vorig jaar waren de meeste verwijzingen noodzakelijk voor de interventiegroepen extremiteiten(=ledematen)/houding, hoofd/hals/zintuigen, opvoedingsproblematiek, spraak-/taalontwikkeling, ouder/omgevingsfactoren, en motorische ontwikkeling/motoriek. Ook bij romp, huid en groei waren er veel verwijzingen.*
Om u een idee te geven van de soort verwijzingen per interventiegroep geven we hierbij een aantal voorbeelden per interventiegroep, zoals ze in het digitaal dossier worden geregistreerd: - Groei: lengte, overgewicht, ondergewicht - Opvoedingsproblematiek: overmatig huilen, eten, slapen, temperament, gedrag, zindelijkheid etc. - Ouder-omgevingsfactoren: ondersteuningsbehoefte, indicatie Stevig Ouderschap, VVE of Prenatale zorg, onveilige situatie, (vermoeden van)kindermishandeling etc. - Psychosociale/emotionele ontwikkeling: sociale interactie, kinderpsychiatrische aandoeningen, psychosociale -emotionele ontwikkeling. - Extremiteiten/houding: heupdysplasie, houdingsafwijkingen, rugafwijkingen etc. - Romp: hartafwijkingen, luchtwegproblemen, maag/darmproblemen, neurologische afwijkingen etc. - Voeding: voedingsstoornissen, voedselallergie etc. - Spraak/taal: diverse problemen op spraak en/of taalgebied, gehoor, mondgedrag etc. - Hoofd/hals/zintuigen: gehoor of visuele problemen, lui oog, keel/neus/oorproblemen etc. - Huid: eczeem, pigmentvlekken, haemangiomen (aardbeigezwellen) etc. Voor sommige indicaties verwijzen onze jeugdartsen rechtstreeks naar de medische specialisten in de ziekenhuizen, GGZ en audiologische centra. Het is klantvriendelijker voor ouders en voorkomt onnodige vertraging. Er wordt alleen rechtstreeks verwezen bij verwijsindicaties waarbij de huisarts geen aanvullende diagnostiek en/of behandeling kan verrichten. Deze werkwijze voerden wij in 2012 in, en heeft de samenwerking bevorderd tussen de jeugdgezondheidszorg, de huisartsen en de specialisten. Wij hadden hiervoor speciale afspraken gemaakt met de zorgverzekeraars in ons werkgebied. Per 1 januari 2014 is inmiddels door de Zorgverzekeraars Nederland (brancheorganisatie van de zorgverzekeraars) landelijk geregeld dat de jeugdartsen rechtstreeks mogen verwijzen. Screening door de JGZ op bijvoorbeeld oogafwijkingen is gericht op het vroegtijdig ontdekken en behandelen van scheelzien en lui oog. Een dergelijk systeem is slechts in enkele landen aanwezig. Het VUmc en OLVG deden in 2012 een onderzoek onder ruim 1000 leerlingen van basisscholen er werd gekeken naar hoe vaak scheelzien en lui oog voorkwamen. Dit bleek bij 1% van de scholieren het geval te zijn, terwijl dat in een niet gescreende populatie drie keer zo hoog is. Screening door de JGZ levert dus een belangrijke bijdrage aan het vroegtijdig ontdekken van scheel zien en lui oog. Bron: VUmc, april 2012.
30
Verwijzingen Extern Geregistreerde externe verwijzingen voor een aantal items Groei OpvoedingsPsychosociale/ Ouder/omgevings problematiek emotionele factoren ontwikkeling Bunnik 3 0 0 0 De Bilt 12 1 0 0 Houten 16 1 15 7 IJsselstein 3 1 0 4 Lopik 2 0 0 9 Nieuwegein 6 0 5 4 Renswoude 3 3 1 1 Rhenen 1 0 0 1 Utrechtse Heuvelrug 2 0 0 2 Veenendaal 18 4 1 3 Wijk bij Duurstede 3 2 0 1 Zeist 9 5 1 4 Totaal 78 17 23 36 Gemeente
Toelichting Voor het onderwerp ‘Groei’ werden 78 externe verwijzingen geregistreerd, en waren er zoals in de vorige tabel te zien was, 86 verwijzingen. Bij het onderwerp ‘Opvoedingsproblematiek’ waren 17 externe verwijzingen, terwijl er 270 verwijzingen waren voor dit onderwerp. Bij ‘psychosociale/ emotionele ontwikkeling’ zijn er 23 externe verwijzingen geregistreerd op het totaal van 27 verwijzingen. Op het item ‘Ouder/omgevingsfactoren’ werden 36 externe verwijzingen geregistreerd bij 192 verwijzingen. Conclusie De verwijzingen voor ‘Groei’ en ‘Psychosociale/emotionele ontwikkeling’ werden voornamelijk naar extern gedaan. Voor ‘Opvoedingsproblematiek’ en ‘Ouder/omgevingsfactoren’ konden de verwijzingen grotendeels intern blijven. Dit is ook begrijpelijk. Bij afwijkende groei (lengte of gewicht) zal verwijzing veelal plaatsvinden naar o.a. diëtist of kinderarts. De verwijzingen bij ‘psychosociale/emotionele ontwikkeling’ vonden vooral naar de 1e lijn plaats o.a. naar psycholoog, logopedist en kinderfysiotherapeut, maar ook naar de GGZ. De verwijzingen voor ‘Opvoedingsproblematiek’ en de ‘Ouder/omgevingsfactoren’ lijken grotendeels intern in de 1e lijn opgelost te kunnen worden door te verwijzen naar o.a. interventieverpleegkundigen ‘Stevig Ouderschap’, Video Home Training, maatschappelijk werk. De externe verwijzingen voor deze onderwerpen gingen o.a. naar GGZ, opvoedbureau, MEE/integrale vroeghulp, huisarts en audiologisch centrum. De nadruk bij JGZ ligt op de preventie en op het voorkomen dat een verwijzing noodzakelijk wordt. Het tijdens de reguliere contactmomenten adviseren van ouders, het geven van een goede voorlichting en het ‘normaliseren’ kan veel problemen voorkomen, en op de lange termijn veel kosten besparen. Vroegtijdig signaleren en interveniëren levert naast de impact op de kwaliteit van leven van de betreffende persoon, een kostenbesparing op voor de gezondheidszorg.
31
Inwoners van Nederland hebben één jaar gezondheidswinst te danken aan de jeugdgezondheidszorg. Bovendien levert iedere euro die jaarlijks in de jeugdgezondheidszorg wordt geïnvesteerd € 11,- op. Het gewonnen aantal gezonde levensjaren is in Nederland per jaar ruim 200.000. Dit bleek uit een in 2012 verschenen rapport van het onderzoek naar de kosteneffectiviteit van JGZ in Nederland, dat in opdracht van ActiZ werd uitgevoerd door adviesbureau Verdonck, Klooster & Associates. Als vervolg op dit rapport verscheen in 2013 het rapport ‘Investeren in opvoeden en opgroeien loont’. Hierin staan voorbeelden beschreven van effectieve preventieprogramma’s in het land. In het rapport wordt de vraag gesteld: Kan een preventieve aanpak door de gemeenten meer opleveren? Het gegeven antwoord is: Ja, dat kan. Wanneer gemeenten bij alle grote jeugdproblemen altijd eerst zouden kiezen voor inzetten van preventieve aanpakken -individueel en collectief- leidt dat op termijn tot een rendabeler zorgsysteem. Zo kan de instroom vanuit basisvoorzieningen naar de (gespecialiseerde) zorg voor jeugd worden ingedamd. Het rapport is te downloaden op: www.actiz.nl/jeugd , www.ggd.nl , www.opvoedzaak.nl of www.vka.nl
32
5. Beleid, ontwikkelingen Jeugd en Maatschappelijke Dienstverlening 2014 We bereiden ons voor op de toekomst: deze begint immers vandaag De jeugdgezondheidszorg, het algemeen maatschappelijk werk en de thuisbegeleiding hebben zich in 2012 en 2013, samen met verpleging en verzorging, voorbereid op de komende transities. Dit heeft geresulteerd in de vorming van Jeugd & Gezin teams, waarin de medewerkers JGZ zijn ondergebracht, samen met hun collega’s van algemeen maatschappelijk werk en thuisbegeleiding welke op jeugd en gezin gericht zijn. Generalisten in de Wmo Voor onze medewerkers betekent de toekomst een andere manier van (samen)werken. Zelfregie, participatie en sociale samenhang zijn kernbegrippen in de uitvoering van de Wmo. Sociale professionals staan daarom voor een pittige opgave; van hen worden andere vaardigheden gevraagd. In 2014 zal in de bijscholing hier extra aandacht aan worden besteed: outreachend werken, doorpakken in problematische situaties, werken met de Wmo-competenties. De branche organisatie MOVISIE heeft 10 Wmo-competenties voor welzijn en maatschappelijke dienstverlening geformuleerd. Een veldonderzoek in acht gemeenten en 87 initiatieven om sociaal werkers opnieuw te profileren, hebben geleid tot de totstandkoming hiervan. De competenties zijn opgesteld in nauwe samenwerking met brancheorganisaties, vakbonden, beroepsverenigingen en het beroepsonderwijs. Cliëntpad Tevens hebben we het cliëntpad ingevoerd: dat wil zeggen dat we gerichter kijken naar wat de cliënt en zijn/haar omgeving zelf kan en hoe de zorg/hulpverlening weer kan worden afgebouwd. Ook dit vraagt om een andere werkwijze van onze professionals en aanvullende scholing. Lokale aansluiting Lokale aansluiting doen we niet alleen, we doen dit samen met gemeente, de cliënt, ketenpartners en met onze collega’s. We gaan integraal en multidisciplinair werken, zowel intern als extern. We zijn lokaal zichtbaar via onze diensten én aanspreekpunt in de wijk: via onze professionals bij de gezinnen thuis, in de Centra voor Jeugd en Gezin, op de scholen en in multidisciplinaire samenwerking in de diverse ketens. We organiseren ons werk zo licht mogelijk. Door afstemming en samenwerking hebben we goed zicht op ons totale aanbod in de gemeente, afgestemd op de vraag van de cliënt. Onnodige overlap in ons aanbod én onnodige doorverwijzing naar de 2e lijn wordt zo voorkomen. Zo werken we samen aan een nieuwe stijl van werken. Kenmerkend voor lokale zorg en hulp is dat maatschappelijke en individuele vragen het meest effectief worden beantwoord met de inzet en inzichten van meerdere disciplines. In de jaren die achter ons liggen is dit in de breedte doorontwikkeld, passend bij het overheidsbeleid en hedendaagse kwaliteitscriteria. Zo zijn o.a. gerealiseerd de Centra voor Jeugd en Gezin, de woonservicezones, de ketens dementie, de ketens thuisgeweld en OGGZ. Bij al die onderwerpen zetten wij steeds alle disciplines in. Niet langer is smalle monodisciplinaire zorg en hulpverlening de praktijk: cliënten kunnen rekenen op één gezin één plan, zowel in de zorg voor jeugd als voor volwassenen. Dit is het integrale denken en werken waar de cliënt en de financierende partner behoefte aan hebben. 33
Andere tijden, andere werkwijze Professionals zijn vanaf 2012 voorbereid op de veranderingen in hun werk. De vraag en de eigen kracht van de burgers staat nu centraal. Wat kan men zelf? Kan het sociale netwerk ingezet of versterkt worden; is het mogelijk om een beroep te doen op vrijwilligerswerk of mantelzorg? Is er een collectieve voorziening nodig? Professionele inzet volgt pas als informele of collectieve inzet niet voldoende of mogelijk is. Daarbij is het van belang dat we het proces rond de cliënt (wrap around care) organiseren. Met meer regelruimte voor de professional. Bij meerdere betrokkenen wordt het maken van één gezinsplan overwogen en wordt afgestemd of ondersteuning via coördinatie van de zorg aan de orde is. Transitie Jeugdzorg We zijn kernpartner in de Centra voor Jeugd en Gezin, de centra die een prominente rol in de transitie jeugdzorg gaan innemen. Via de jeugdgezondheidszorg zien wij minstens 90% van de kinderen en hun ouders en opvoeders in de eerste jonge jaren. Via het schoolmaatschappelijk werk zijn we meer en meer aanwezig in het basis- en voortgezet onderwijs. VitrasCMD heeft de afgelopen jaren actief bijgedragen aan de ontwikkeling van de lokale jeugdnetwerken, opvoedondersteuning en samenwerking in het CJG. In 2005 is de samenwerkingsovereenkomst met Bureau Jeugdzorg getekend en stonden we aan de basis van de handreiking Coördinatie van zorg die nu in de provincie Utrecht wordt gebruikt. In 2012 hebben we een aantal speerpunten uitgewerkt: De cliënt staat centraal. Dit hebben we tot uiting gebracht in de ontwikkeling van cliëntpaden, klanttevredenheidsonderzoeken en door het houden van focusgroepen onder ouders. We zijn een pilot gestart waarin we laagdrempelige multidisciplinaire diagnostiek in het CJG mogelijk willen maken. We zijn lokaal stevig ingebed en werken nauw samen met gemeenten en lokale ketenpartners zoals onderwijs, GGD, welzijnsorganisaties, huisartsen etc. In het CJG Houten hebben we met een multidisciplinaire groep medewerkers gewerkt aan andere werkwijzen (one stop shop) en een proef met een CJG team geïnitieerd. We hebben een training “coördinatie van zorg” ontwikkeld. We hebben middels de kennis van onze gezinscoaches de methodiek van netwerkberaad/ familieberaad tot onze beschikking. We schoolden onze medewerkers de afgelopen jaren extra met diverse trainingen, o.a. de vijfdaagse CJG scholing: Ouder schap & Opvoeding. We zetten informele zorg in, bijvoorbeeld “Meeleefgezin” en “Samen Oplopen”.
De jeugdgezondheidszorg flexibiliseert. We gaan zorg en hulp, binnen de wettelijke grenzen, zodanig inrichten dat deze beter past bij de huidige behoefte van kind en ouders, zonder de signalerende taak uit het oog te verliezen. We houden alle kinderen in beeld, want ook een niet-risicokind kan later een risicokind worden door veranderde (gezins-) omstandigheden. Onze jeugdartsen kunnen rechtstreeks verwijzen naar specialisten in de 2e lijn, incl. de GGZ.
Flexibilisering JGZ In 2011 is door de jeugdgezondheidszorg de aanzet gemaakt naar flexibilisering van zorg. Wij onderzoeken hoe de contactmomenten flexibel kunnen worden ingezet om aan te sluiten bij wensen van huidige ouders, professionals en de gemeente. We willen alle kinderen in beeld te
34
hebben en binnen het besteedbare budget tijd vrij maken voor ouders die meer aandacht nodig hebben. In 2012 zijn we gestart in drie gemeenten; Bunnik, Rhenen en Wijk bij Duurstede. De nieuwe aanpak Gedurende de consulten van 0 - 6 maanden leggen medewerkers samen met de ouders een basis voor het vervolgcontact. Bij het consult van 6 maanden gaan medewerkers met de ouders in overleg hoe ze het komende halve jaar gebruik willen maken van het consultatiebureau of op welke andere manier ze gebruik willen maken van kennis over bijvoorbeeld eten, slapen, gedrag en opvoeding. Voor een aantal gemeenten wordt het aanbod vanaf de leeftijd van 6 maanden breder waardoor ouders meer keus hebben. Zoals bijvoorbeeld informatiebijeenkomsten, een informatiebrief voor kinderen vanaf 6 maanden, een mamacafé en de mogelijkheid tot rechtstreeks, persoonlijk contact met de jeugdverpleegkundige. Rechtstreeks verwijzen Per 1 januari 2012 is de JGZ gestart met ‘rechtstreeks verwijzen’. Jeugdartsen verwezen in 2012 bij de aandoeningen heupdysplasie, kleine lichaamslengte en visusafwijkingen rechtstreeks naar de specialist. Na evaluatie bleek deze nieuwe werkwijze succesvol te zijn voor zowel ouders, jeugdartsen, huisartsen als specialisten, en is besloten in 2013 de verwijsindicaties verder uit te bereiden. Rechtstreeks verwijzen is cliëntvriendelijker en geeft tijdsbesparing voor ouders en huisartsen. Verwijzingen worden altijd met de huisarts gecommuniceerd. Het bevordert de samenwerking tussen jeugdartsen, huisartsen en specialisten Orde op zaken bij schulden Het project ‘Orde op zaken bij schulden’ van het Budget Advies Centrum te Veenendaal biedt cliënten een budgetcursus aan en vergroot zo hun financiële zelfredzaamheid. Ook koppelt het centrum cliënten aan vrijwilligers, de zogenoemde schuldhulpmaatjes. Indicatievrije trajecten In de regio Food Valley is het experiment ‘Ambulante jeugdzorg zonder indicatie’ van start gegaan. Het doel is om meer samenhang te brengen tussen het ambulante aanbod van provinciale jeugdzorginstellingen en lichtere vormen van pedagogische ondersteuning aan ouders en jeugdigen. In de regio Lekstroom is er de pilot ‘Voorlopersaanpak jeugdzorg- passend onderwijs’. Doel is met een aantal samenwerkingsverbanden passend onderwijs (in oprichting) en gemeenten al werkend te ontdekken hoe scholen en gemeenten tot een optimale integrale zorg voor hun jeugdigen kunnen komen
35
6. Jaarrekening Stichting Vitras JGZ 2012
36
Stichting Vitras JGZ (Enkelvoudig)
ENKELVOUDIGE JAARREKENING 2013
1
Stichting Vitras JGZ (Enkelvoudig)
ENKELVOUDIGE BALANS PER 31 DECEMBER 2013 (na resultaatsbestemming) Ref.
31-dec-13 €
31-dec-12 €
1
84 84
85 85
2 3
8.232 49 8.281
2.020 68 2.088
8.365
2.173
31-dec-13 €
31-dec-12 €
0 1.350 1.350
0 1.323 1.323
ACTIVA
Materiële vaste activa Totaal vaste activa Vlottende activa Vorderingen en overlopende activa Liquide middelen Totaal vlottende activa Totaal activa
Ref. PASSIVA
Eigen vermogen Collectief gefinancierd gebonden vermogen Niet collectief gefinancierd vrij vermogen Totaal eigen vermogen
4
Voorzieningen
5
313
321
Kortlopende schulden Kortlopende schulden en overlopende passiva
6
6.702
529
8.365
2.173
Totaal Passiva
2
Stichting Vitras JGZ (Enkelvoudig)
ENKELVOUDIGE RESULTATENREKENING OVER 2013
Ref.
2013 €
2012 €
6.928
7.086
6.928
7.086
BEDRIJFSOPBRENGSTEN: Overige bedrijfsopbrengsten
6
Som der bedrijfsopbrengsten
BEDRIJFSLASTEN: Personeelskosten
7
4.450
4.923
Afschrijvingen materiële vaste activa
8
9
16
Overige bedrijfskosten
9
2.442
1.877
Som der bedrijfslasten
6.901
6.816
BEDRIJFSRESULTAAT
27
270
RESULTAAT BOEKJAAR
27
270
2013 €
2012 €
0 27
111 159
27
270
RESULTAATBESTEMMING Het resultaat is als volgt verdeeld: Toevoeging/(onttrekking): Reserve Jeugdgezondheidszorg Bestemmingsreserve transitie lokaal gericht
3
Stichting Vitras JGZ (Enkelvoudig)
GRONDSLAGEN VAN WAARDERING EN RESULTAATBEPALING ENKELVOUDIGE JAARREKENING Algemeen De grondslagen van waardering en resultaatbepaling voor de enkelvoudige balans zijn gelijk aan de grondslagen die worden vermeld in de toelichting op de geconsolideerde jaarrekening van Stichting Vitras/CMD. Indien geen toelichting is opgenomen van een post wordt hiermee automatisch verwezen naar de toelichting op de geconsolideerde jaarrekening
4
Stichting Vitras JGZ (Enkelvoudig)
TOELICHTING OP DE ENKELVOUDIGE BALANS ACTIVA 1. Materiële vaste activa De specificatie is als volgt :
31-dec-13 €
31-dec-12 €
Installaties Overige Inventaris
0 32 52
0 34 51
Totaal materiële vaste activa
84
85
2013 €
2012 €
Boekwaarde per 1 januari Bij: investeringen Af: afschrijvingen Af: bijzonder waardeverminderingsverlies Af: desinvesteringen
85 8 9 0 0
89 12 16 0 0
Boekwaarde per 31 december
84
85
31-dec-13 €
31-dec-12 €
Vorderingen op debiteuren Vorderingen op groepsmaatschappijen Vorderingen op participanten en maatschappijen waarin wordt deelgenomen Overige vorderingen Vooruitbetaalde bedragen: Voorschotten personeel Belastingen en premies sociale verzekering Overige vooruitbetaalde bedragen Nog te ontvangen bedragen: Subsidie gemeente Entgelden Nog te ontvangen rente Uitkering UWV Overige Overige overlopende activa Nog te factureren WMO subsidie
7 8.011 0 1
12 1.944 0 0
79 0 8
80 0 8
41 0 0 0 85
-115 0 0 0 91
0
0
Totaal vorderingen en overlopende activa
8.232
2.020
31-dec-13 €
31-dec-12 €
Bankrekeningen Kassen Deposito's Kruisposten
49 0 0 0
68 0 0 0
Totaal liquide middelen
49
68
Het verloop van de materiële activa in het verslagjaar is als volgt weer te geven :
2. Vorderingen en overlopende activa De specificatie is als volgt :
3. Liquide middelen De specificatie is als volgt :
5
Stichting Vitras JGZ (Enkelvoudig)
TOELICHTING OP DE ENKELVOUDIGE BALANS PASSIVA 4. Eigen vermogen De specificatie is als volgt :
31-dec-13 €
31-dec-12 €
Niet collectief gefinancierd vrij vermogen
1.350
1.323
Totaal eigen vermogen
1.350
1.323
Niet collectief gefinancierd vrij vermogen Saldo per 1-jan-2013 €
Resultaatbestemming €
Overige mutaties €
Saldo per 31-dec-2013 €
Reserves en Bestemmingsreserves: Reserve Jeugdgezondheidszorg Bestemmingsreserve transitie lokaal gericht
1.164 159
0 27
0
1.164 186
Totaal niet-collectief gefinancierd vrij vermogen
1.053
27
0
1.350
Saldo per 1-jan-2013 €
Dotatie
Onttrekking
€
€
Saldo per 31-dec-2013 €
Reservering Jubilea Tweede ziektejaar Persoonlijk Levensfase Budget
30 7 284
0 16 0
1 0 23
29 23 261
Totaal voorzieningen
321
16
24
313
Het verloop is als volgt weer te geven:
5. Voorzieningen Het verloop is als volgt weer te geven:
Toelichting in welke mate (het totaal van) de voorzieningen als langlopend moet worden beschouwd: 31-dec-2013 Kortlopend deel van de voorzieningen (< 1 jr.) Langlopend deel van de voorzieningen (> 1 jr.) Hiervan langlopend (> 5 jaar)
64 249 100
6. Kortlopende schulden en overlopende passiva De specificatie is als volgt :
31-dec-13 €
31-dec-12 €
Crediteuren Belastingen en sociale premies Nog te betalen salarissen Vakantiegeld Vakantiedagen Overige schulden Nog te betalen kosten Vooruitontvangen opbrengsten
81 0 -124 162 196 6.369 0 18
95 30 -17 162 203 0 31 25
Totaal kortlopende schulden en overlopende passiva
6.702
529
6
Stichting Vitras JGZ (Enkelvoudig)
TOELICHTING OP DE ENKELVOUDIGE RESULTATENREKENING BATEN 6. Toelichting overige bedrijfsopbrengsten De specificatie is als volgt :
2013 €
2012 €
Subsidie Jeugdgezondheidzorg Overige opbrengsten
6.120 808
6285 801
Totaal
6.928
7.086
7
Stichting Vitras JGZ (Enkelvoudig)
TOELICHTING OP DE ENKELVOUDIGE RESULTATENREKENING LASTEN 7. Personeelskosten De specificatie is als volgt :
2013 €
2012 €
Lonen en salarissen Sociale lasten Pensioenpremie Andere personeelskosten: Sub-totaal
3.594 286 294 130 4.304
3686 512 328 204 4.730
146
193
4.450
4.923
Jeugdgezondheidzorg
63
82
Gemiddeld aantal personeelsleden op basis van full-time eenheden
63
82
2013 €
2012 €
- materiële vaste activa
9
16
Totaal afschrijvingen
9
16
De specificatie is als volgt :
2013 €
2012 €
Algemene kosten Patiënt- en bewonersgebonden kosten Dotaties en vrijval voorzieningen Doorbelasting vanuit Stichting Vitras/CMD
146 0 -7 2.303
118 18 -39 1780
Totaal bedrijfskosten
2.442
1.877
Personeel niet in loondienst Totaal personeelskosten Specificatie gemiddeld aantal personeelsleden (in FTE's) per segment:
8. Afschrijvingen materiële vaste activa De specificatie is als volgt :
9. Overige bedrijfskosten
8
Stichting Vitras JGZ (Enkelvoudig)
5.1.8 ONDERTEKENING DOOR BESTUURDERS EN TOEZICHTHOUDERS
Ondertekening door bestuurders en toezichthouders
Raad van Bestuur Stichting Vitras/CMD: Vastgesteld per 24 maart 2014, te Nieuwegein Ondertekening per 24 maart 2014, te Nieuwegein
A.A.M. (Dinie) van der Linden directeurbestuurder
Raad van Toezicht Stichting Vitras/CMD:
P. (Daniëlla) Buis
A.G.J. (Ton) Strien
E.R. (Erwin) Capitain
M.J.R. (Mary) Groenewoud
A.R.A. (Lex) van den Ham
9