Bestemmingsplan Woonwijken Roden
Bestemmingsplan Woonwijken Roden
Inhoud: Toelichting en bijlagen Voorschriften Plankaart nr. 160.00.04.53.00.C01 (Blad 1 t/m 4) Functiekaart nr. 160.00.04.53.00.B01
Roden/Assen Projectnummer 160.00.04.53.00 10 augustus 2005
..................................................................
Toelichting
................................................................... 160.00.04.53.00.toe
...................................................................
Inhoudsopgave
1
Inleiding
3
2
Historie 2.1 Ontstaansgeschiedenis van het gebied 2.2 Cultuurhistorie Roden
5 5 6
3
Huidige situatie
9
4
Beleidskader 4.1 Regiovisie Groningen-Assen 4.2 Provinciaal Omgevingsplan II 4.3 Gemeentelijk beleidskader 4.4 Beleid Noorderzijlvest
17 17 17 18 20
5
Juridische vormgeving 5.1 Algemeen 5.2 Afstemming op andere wetten en verordeningen 5.3 Planvorm 5.4 Bestemmingen en afweging van belangen
23 23 23 24 24
6
Milieu 6.1 Inleiding 6.2 Geluidhinder 6.3 Bedrijvigheid 6.4 Bodem 6.5 Water 6.5.1 Algemeen 6.5.2 Beleidskader 6.5.3 Watertoets 6.6 Archeologie 6.7 Externe veiligheid 6.8 Ecologie 6.8.1 Inleiding 6.8.2 Onderzoek 6.8.3 Beleid 6.9 Duurzaamheid
27 27 27 28 29 29 29 29 31 32 36 38 38 39 40 44
7
Economische uitvoerbaarheid
47
................................................................... 160.00.04.53.00.toe
...................................................................
8
Inspraak en overleg 8.1 Inleiding 8.2 Wijzigingen 8.3 Vaststelling door de Raad
49 49 49 49
Bijlagen
................................................................... 160.00.04.53.00.toe
...................................................................
1
Inleiding
Aanleiding en doel
Op dit moment is de gemeente Noordenveld het traject gestart om alle verouderde bestemmingsplannen van alle kernen binnen de gemeente te herzien. Tot de verouderde plannen behoort tevens een aantal vigerende bestemmingsplannen van Roden. Aanleiding voor het opstellen van het bestemmingsplan Woonwijken Roden is dan in eerste instantie ook gelegen in de noodzaak om een aantal verouderde plannen te herzien. Ten tweede is gekozen voor de woonwijken van Roden om eenduidigheid in het plangebied te krijgen. Aangezien Roden een groot gebied is en een verscheiden aantal functies herbergt, welke in en nabij de woonwijken liggen, zijn deze eveneens meegenomen. Hierbij kan worden gedacht aan het zwembad, sportpark, bejaardencentrum, lichte kleinschalige bedrijvigheid et cetera. In deze herziening worden geen grootschalige nieuwe planologische ontwikkelingen voorzien. Het betreft een herziening van een vrijwel "statisch" gebied.
Vigerende bestemmingsplannen
Op dit moment geldt voor de kern Roden een aantal bestemmingsplannen. Op kaart 1, staan deze vigerende plannen weergegeven. Onderhavige herziening heeft betrekking op ruwweg de woonwijken van Roden. Het centrum van Roden, de bedrijventerreinen Noordhoek, Westeres, Bitseveld en Haarveld, zijn van die aard dat, met het oog op eventuele ontwikkelingen in deze gebieden, het opnemen van deze gebieden in een afzonderlijk bestemmingsplan is gewenst.
Opbouw bestemmingsplan
Teneinde een goed beeld te krijgen van Roden is in onderhavig bestemmingsplan, in hoofdstuk 2, dan ook kort ingegaan op de historie van Roden. Daarna is in hoofdstuk 3 de huidige situatie van het plangebied beschreven. Hoewel het hier een actualisatie betreft en de uiteengezette richtlijnen in het provinciaal en gemeentelijk beleid niet direct van invloed zijn op het plangebied, is in hoofdstuk 4 toch volledigheidshalve aandacht besteed aan het beleid. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de juridische vormgeving. In hoofdstuk 6 wordt vervolgens aandacht besteed aan de milieuaspecten, waarna in hoofdstuk 7 de economische uitvoerbaarheid en in hoofdstuk 8 de inspraak en het overleg aan de orde komen.
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
3
...................................................................
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
4
...................................................................
2
Historie 2.1
Ontstaansgeschiedenis van het gebied
De gemeente Noordenveld ligt op het Drents Plateau. Dit keileemplateau omvat tevens delen van Groningen en Friesland. Dit gebied ligt hoger ten opzichte van de omgeving en is ontstaan door verticale bewegingen in de aardkorst nog voor de bedekking van Drenthe met landijs. Dit speelde zich af in het Pleistoceen. Het Pleistoceen werd gekenmerkt door een opeenvolging van koude en warmere tijden, de zogenaamde glacialen en interglacialen. Tijdens de glacialen breidde het landijs zich van het Scandinavische en Baltische gebied over noordwestelijk Europa uit. Voor de uiteindelijke vormgeving van de oppervlakte en de gesteldheid van de bodem zijn de processen tijdens en vooral na de laatste ijstijd van belang geweest. De dekzandafzetting op de verweerde keileem dateert van deze tijd. Stroompjes begonnen, na de laatste ijstijd ongeveer 7500 jaar voor Christus, zich in te snijden in het landschap. Ongeveer 2000 jaar later begon de veenvorming, doordat het klimaat zachter en vochtiger werd. De zeespiegel en het grondwater steeg en alle lagere terreingedeelten vulden zich met water. Hierdoor werden moerassen gevormd. Het noordelijke gedeelte van de gemeente Noordenveld maakte deel uit van het lagere deel van Noord-Drenthe. Hier vormde zich, in de regelmatig overstroomde beekdalen van het Peizer- en Eelderdiep, op uitgebreide schaal laagveen. Ook op het niet door beken ontwaterde deel van het Drents Plateau vormde zich veen. Het Bunnerveense hoogveen ten zuidoosten van het dorp is hiervan een voorbeeld. Hoogveenvorming ging door tot omstreeks het jaar 1300. Het natuurlijke landschap is gevormd onder invloed van geologische en bodemvormende processen. Behalve de ontstaansgeschiedenis van bodem en reliëf is het menselijk ingrijpen van grote invloed geweest op de verschijningsvorm van het landschap. Sinds de occupatie van de mens drukten de bewoners steeds krachtiger op het natuurlandschap. Door het ingrijpen van de mens, zoals ontginning en ontwatering, is het natuurlijk landschap in de loop der eeuwen veranderd in een cultuurlandschap dat de sporen draagt van een lange geschiedenis.
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
5
...................................................................
2.2
Cultuurhistorie Roden
Zoals veel kernen op het Drents plateau is het dorp Roden van oorsprong een agrarische nederzetting aan de rand van een es en in de nabijheid van een beekdal. Vier elementen vormden voor deze agrarische gemeenschap een onmisbare basis. Het achterland (de es), de groen- of madelanden, de heide en het bos. Roden ligt op een plaatselijke verhoging aan de rand van de es met een aan de oostzijde de groenlanden langs het Peizerdiep en de heide en bossen ten zuiden en ten (noord)westen van de huidige kern. De groenlanden en de heide leverden het voedsel voor het schaap en het rund. Het vee zorgde op hun beurt weer voor de voor akkerbouw benodigde mest. De groenlanden werden als hooiland en, waar de waterstand het toeliet, als weidegebied gebruikt. De heide was niet alleen van betekenis als weidegebied voor de schapen, maar het leverde ook strooisel op voor de potstallen en voor de voor mestvorming onmisbare plaggen. De potstallen hadden een verdiepte vloer. In de potstallen werd dus door regelmatige toevoeging van strooisel en plaggen de voor de bemesting van de es zo belangrijke mest gevormd. Om de mest te verzamelen, dreef de herder iedere avond het vee van de heide naar het dorp. Brede schapen- en koeiendriften verbonden het dorp met de heide en de beekdalen. Open ruimten tussen de boerderijen dienden als verzamelplaats voor het vee. De boerderijen lagen met de stalzijde naar deze ruimten, zodat de toegang tot de potstallen makkelijk was. Naast de es, het groenland en de heide was het hout in de vorm van eikenbomen en houtwallen belangrijk. Eikenbomen waren nodig voor de bouw van boerderijen. De houtwallen langs de perceelsgrenzen dienden als wildwal en leverden bovendien brandstof en geriefhout. Open ruimten
Het oorspronkelijke Roden bestond, net als vele andere esdorpen, uit een verzameling boerderijen met de daarbij behorende schuren en schaapskooien. De open ruimten in het dorp werden gebruikt als verzamelplaats. Deze ruimten, aangeduid met de naam "Brink" lagen aanvankelijk aan de rand van het dorp. Aan de brink lag de agrarische bebouwing op redelijke afstanden van elkaar gegroepeerd.
Wegenstructuur
Vanouds liepen de wegen van buiten het dorp van de es, de groenlanden, de heide en het bos naar het centrum van de nederzetting toe. Deze radialen waren op willekeurige plaatsen door smalle wegen met elkaar verbonden. De brink lag daar waar de huidige Brink uitkomt op de Schoolstraat en de Mensingheweg. Hier staan nog de kerk en een aantal oude panden/boerderijen. Vanaf de brink liepen wegen naar het beekdal, de es de heidevelden en de bossen.
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
6
...................................................................
De Mensingheweg liep richting het zuiden en ontsloot het dorp richting het bos en Lieveren. De Norgerweg liep door het veld richting de Roder esch. De huidige Heerestraat richting het westen overgaand in de Nieuweweg boog af richting het zuiden het veld in (Ronerveld). Vanuit het centrum liep de huidige Leeksterweg overgaand in de Zulthe richting de Zulter esch en richting Leek. Het dorp werd in noordelijke richting ontsloten door de huidige Kanaalstraat. In noordoostelijke richting werd het dorp ontsloten door de huidige Groningerweg en het Oosteinde. Deze weg liep richting het beekdal en Foxwolde. Deze ontsluitingsroutes zijn nog steeds aanwezig. De historische wegenstructuur is minder duidelijk door de aanleg van de vele kleinere en grotere ontsluitingswegen van de kern, zoals bijvoorbeeld de Ceintuurbaan, de Insteekweg en de Rondweg. Ontwikkeling
Uit kaart 2, de ontwikkeling van Roden, blijkt hoe de verdichting van het dorp en de straatwanden in de loop der jaren heeft plaatsgevonden. In 1850 was het dorp Roden al dicht bebouwd. De hoofdzakelijk uit boerderijen bestaande bebouwing - café, winkel en ambachtelijke bedrijf werden vaak in combinatie met het boerenbedrijf uitgeoefend - concentreerde zich aan de Brink, de Groningerstraat (vroeger Oosteinde), de Heerestraat, het Julianaplein, de Nieuweweg, de Raadhuisstraat en de Schoolstraat. Daarnaast was er enigszins afzijdig van de dorpskern nog sprake van bebouwing aan de Boskamp. Langs de westzijde van de Brink en de noordzijde van de Heerestraat was de dichtheid van de bebouwing dusdanig hoog dat hier in 1850 reeds gesproken kan worden van straatwanden. Tussen 1850 en 1940 maakte Roden vervolgens een zeer sterke groei door, waarbij het dorp een compacter uiterlijk kreeg. Verdichting van de bestaande bebouwing resulteerde in het ontstaan van nieuwe straatwanden aan onder andere: Groningerstraat, de Raadhuisstraat en de Schoolstraat. Daarnaast was er langs alle uitvalswegen in deze periode sprake van uitbreiding. De Leeksterweg, de Nieuweweg en de Kanaalstraat vielen hierbij het meest op. De sterke uitbreiding langs de Kanaalstraat is in belangrijke mate te danken aan het graven van de Rodervaart. Het agrarische karakter van Roden nam in de jaren 1850-1940 sterk af. Woningen in plaats van boerderijen gingen in toenemende mate het uiterlijk van de nederzetting bepalen. Bovendien werden winkels, cafés en andere bedrijven niet langer ondergebracht in boerderijen, maar kregen specifieke onderkomens. Het aan de zuidoostzijde van de dorpskern gesitueerde landgoed Mensinghe bleef in de periode 1850-1940 geheel buiten de bebouwingssfeer.
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
7
...................................................................
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
8
...................................................................
3
Huidige situatie
Vanuit het centrum van Roden is de esdorpstructuur nog zichtbaar. De uitbreiding van Roden heeft de oorspronkelijk wegenstructuur gevolgd, en heeft vooral plaatsgevonden in noordwestelijke, westelijke en zuidwestelijke richting. Aan de noordkant is Roden vooral uitgebreid met bedrijventerreinen. Deze uitbreidingsgebieden liggen relatief hoog. Aan de oostelijke kant van Roden ligt namelijk ook het lagergelegen beekdal van het Peizerdiep. Woongebieden
Het plangebied omvat grofweg gezegd de woongebieden rond het centrum van Roden. Recentelijk is een nieuwe wijkindeling voor het dorp Roden vastgesteld, zoals deze op bijgaande overzichtskaart is weergegeven. De wijken Mensingeveld, Bomenbuurt, Middenveld en Hullenveld liggen rondom het centrum. Meer westelijk liggen de wijken De Hofsteden, Roderveld en de Vijfde Verloting ter weerszijden van de Nieuwe weg. De laatst genoemde twee wijken grenzen beide aan het dorp Nieuw-Roden. In het navolgende wordt een korte beschrijving van de verschillende woonwijken gegeven.
Kern Roden
Zoals gezegd omvatten de wijken Mensingeveld, Bomenbuurt, Middenveld en Hullenveld, een vrij groot gebied rondom het centrum van Roden. Dit grote deelgebied is vanuit het centrum gefaseerd gerealiseerd in de loop der tijd. De typen woningen variëren van rijenwoningen te vrijstaande woningen. Vlak rondom het centrumgebied staan voornamelijk dubbele woningen en rijenwoningen. In de Bomenbuurt staan eveneens een groot aantal dubbele woningen en rijenwoningen met ook nog vrijstaande woningen rond de Hulst op de overgang naar het buitengebied. In de wijken Middenveld en Hullenveld is sprake van een grote verscheidenheid aan woningtypen, waarbij in de wijk Middenveld het accent meer ligt op halfvrijstaande en rijenbouw en in de wijk Hullenveld het accent op vrijstaande woningen op ruime percelen In de wijk Mensingeveld ligt het accent eveneens op vrijstaande en half vrijstaande woningen op ruime percelen. Daarnaast bevinden zich in het gehele gebied een aantal wooncomplexen in de vorm van appartementen. Op de functiekaart is dit duidelijk aangegeven. Het plan Woldzoom Dreesdestraat is een herziening van Kern Roden. In dit deelgebiedje bevinden zich voornamelijk dubbele woningen.
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
9
...................................................................
Geschakelde woningen één bouwlaag Kern Roden De Hofsteden
De wijk De Hofsteden ligt ten westen van De Maatlanden. In deze wijk staan rijenwoningen, dubbele woningen en vrijstaande woningen. Vooral in het noorden is de wijk ruim van opzet met veel groen. Hier staan voornamelijk vrijstaande woningen. De rijenwoningen staan voornamelijk in het oosten en zuiden van deze wijk. De wijk is hier minder ruim van opzet. In de Driehoek tussen de Havezatenlaan, Hofstedenlaan, Kastelenlaan en de Roderweg staan voornamelijk rijenwoningen en dubbele woningen.
Rijenwoningen De Hofsteden
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
10
...................................................................
Roderveld
Roderveld I, II en III zijn respectievelijk na elkaar gerealiseerd. In Roderveld I, II en III staan rijenwoningen, dubbele, geschakelde en vrijstaande woningen. De wijken zijn vrij ruim opgezet en hebben redelijk veel openbaar groen.
Rijenwoningen Roderveld I
Rijenwoningen Roderveld II
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
13
...................................................................
Dubbele woning Roderveld III Vijfde Verloting
De Vijfde Verloting is als laatste wijk gerealiseerd. De laatste kavels zijn uitgegeven. Deze wijk is vrij ruim opgezet en heeft daar waar de wijk al is gerealiseerd, vrij veel groen. In de wijk staan voornamelijk vrijstaande en dubbele woningen. Er is een klein aantal rijenwoningen gebouwd.
Openbaar groen en dubbele en vrijstaande woningen Vijfde Verloting Functies
Het plangebied heeft als hoofdfunctie wonen. Naast het wonen herbergt het gebied enkele andere functies. Daarnaast bevindt zich in het plangebied een aantal monumenten en karakteristieke panden
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
14
...................................................................
van Roden. Op kaart 3 zijn de functies, de Rijksmonumenten en de karakteristieke panden in het plangebied weergegeven (zie bijgevoegde losse kaart). Een apart deelgebied binnen het plan is het zuidwestelijke deel van de wijk Hullenveld. Het gaat hier om een redelijk groot, bijna geheel onbebouwd gebied. In dit gebied bevinden zich voornamelijk recreatieve functies, zoals een camping, zwembad, manege en sportvelden. Ook aan de oostelijke kant van de Norgerweg ligt nog een aantal sportvelden, een kinderboerderij en de ijsbaan. Opvallend is de Noorderkroon aan de Hullenweg. Dit is een bejaardencentrum met aangrenzend seniorenwoningen. Daarnaast is het langgerekte gebied Woldzoom langs De Maatlanden opvallend. Hier is een aantal bedrijfjes gevestigd, zoals een fitnesscentrum, kinderopvang, gezondheidscentrum, een dierenkliniek et cetera. Het gebied tussen De Maatlanden en het noordelijk deel van de Woldzoom is in ontwikkeling. Op dit moment wordt hiervoor een afzonderlijk plan voor dit gebied opgesteld ten behoeve van maatschappelijke doeleinden.
Centrum Noorderkroon Bitsepark
Eveneens is het Bitsepark een onderscheidend gebied in de wijk Bomenbuurt binnen dit plangebied. Het Bitsepark ligt ten noorden van Roden en ten oosten van de Bitse in de overgangszone tussen de noordelijke rondweg Noordholt en de woonbuurten rond de Ceintuurbaan-Noord. Het Bitsepark herbergt een volkstuinencomplex in combinatie met een wijkpark.
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
15
...................................................................
Zwembad
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
16
...................................................................
4
Beleidskader 4.1
Regiovisie Groningen-Assen
De gemeente Noordenveld is in het kader van de regiovisie een samenwerkingsverband met omliggende gemeenten aangegaan om mee te werken aan de versterking van de economische kernregio Groningen -Assen. De Regiovisie Groningen - Assen 2030 richt zich met name op de versterking van de woon-, werk-, recreatie-, en voorzieningenfunctie van de belangrijkste kernen, die liggen langs de hoofdinfrastructuur. Daarnaast dient op een aantrekkelijke wijze stedelijkheid en landelijkheid te worden gecombineerd. Binnen de economische kernregio Groningen-Assen hebben Roden en Leek samen een ondersteunende functie voor de stad Groningen. Het gaat om de bouw van minimaal 1.500 woningen in en tussen de kernen Roden en Leek voor het hogere en het midden segment. Het accent ligt hierbij op vrijstaande woningen en twee-onder-eenkapwoningen. De woningbouw is voorzien in een gebied dat voor een grote verscheidenheid in het aanbod kan zorgen, met als verbindend thema 'het open en besloten landgoed'. Woningbouw vanuit Roden vindt plaats in met groen gevulde, besloten ruimten. Tegelijkertijd moet de samenhang tussen beide kernen worden versterkt door het leggen van verkeersrelaties en het afstemmen van voorzieningen. Op dit moment wordt gewerkt aan plannen met betrekking tot woningbouw voor Roden. Voor onderhavig bestemmingsplan heeft dit geen gevolgen. De richtlijnen in de regiovisie hebben geen invloed op het onderhavig plangebied. 4.2
Provinciaal Omgevingsplan II
In het Provinciaal omgevingsplan Drenthe II is, net als in POP I, ervoor gekozen het zwaartepunt van het verstedelijkingsbeleid te leggen bij de versterking van zeven kernen die langs de hoofdinfrastructuur en in twee economische kerngebieden in Noorden Zuid-Drenthe liggen. Vier van deze kernen gelden als "streekcentrum". Roden behoort tot de overige drie en is aangemerkt als "substreekcentra”. De verstedelijkingsopgave (wonen en werken) is bij de "substreekcentra" lager dan bij de streekcentrum.
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
17
...................................................................
Het ontwikkelen van hoogwaardige woonlocaties en bedrijvigheid in samenhang met het behouden en versterken van de omgevingskwaliteit is als doelstelling verwoord in het POP. Roden en Leek dienen een schragende functie voor de stad Groningen te vervullen. Dit betekent dat deze kernen de stad Groningen ondersteunen door aanvullende woon- en werkmilieus te bieden. Met betrekking tot uitbreidingen beperkt de provincie zich ertoe om met behulp van een contourlijn rondom een kern aan te geven welke waardevolle gebieden van bebouwing dienen te worden gevrijwaard. Dit betekent dat hier niet mag worden gebouwd. Het gebied ten westen van Roden is gevrijwaard van een contourlijn. Dit betekent dat woningbouw, afhankelijk van het aantal woningen, hier eventueel mogelijk is. Landschappelijke inpassing en stedenbouwkundige afronding spelen hierbij tevens een rol. In de gebieden welke zijn opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan vinden geen ontwikkelingen plaats waarvoor het geformuleerde beleid een direct afwegingskader vormt. De geformuleerde richtlijnen in het provinciaal beleid hebben dan ook geen gevolgen voor de herziening van de bestemmingsplannen. 4.3
Gemeentelijk beleidskader
Zoals genoemd, is de gemeente begonnen met een herzieningentraject. De verouderde bestemmingsplannen worden geactualiseerd. Voor Roden is de keuze gemaakt om te beginnen met de herziening van de "woonwijken". Dit betekent dat de gebieden met woonfunctie worden meegenomen, met uitzondering van het centrumgebied. Gebieden die deel uitmaken van de woonomgeving en buiten het centrum liggen, worden ook meegenomen. Onderhavig bestemmingsplan is hier het resultaat van. Noordenveld, een gemeente om te wonen
In de nota "Noordenveld, een gemeente om te wonen", waarvan het ontwerp in februari 2000 uitkwam, is het volkshuisvestingsbeleid uiteengezet. De gemeente acht dit beleid richtinggevend. In deze nota is een duidelijke voorkeur uitgesproken voor het scenario "Zorgvuldig behoud en beheer en selectieve groei". Wel moet de gemeente rekening houden met de 'schragende functie' die zij binnen de regio dient te vervullen. In de beleidsnota wordt gestreefd naar het opheffen van het heersende vertrekoverschot van de gemeente en naar een geleidelijke groei, onder andere door het tijdig ontwikkelen van voldoende nieuwe bestemmingsplannen en een geleidelijke marktconforme uitgifte van de grond. Het accent ligt op de binnendorpse locaties van de hoofdkernen Roden, Peize en Norg als
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
18
...................................................................
het gaat om de bouw van niet-grondgebonden levensloopbestendige woningen (woningen geschikt voor elke leeftijd). Gestreefd wordt naar een evenwichtige bevolkingsopbouw van alle woonwijken. Op uitbreidingslocaties dient 70% te worden gebouwd in de vrije sector en 30% in de sociale sector. Structuurvisie Noordenveld
Op dit moment wordt gewerkt aan een structuurvisie voor de gemeente Noordenveld. De gemeente wil ten aanzien van het landschap, het water en het milieu zichzelf en andere ruimtegebruikers bepaalde randvoorwaarden opleggen waarbinnen nieuwe ontwikkelingen kunnen worden opgezet. Nieuwe uitbreidingslocaties kunnen gelijktijdig worden ontwikkeld als de volkshuisvestingsvraag daartoe aanleiding geeft. Bij Roden zal op korte termijn de ontwikkeling van de regiovisielocatie een aanvang nemen. Tegelijkertijd zal worden doorgebouwd op enkele reeds geplande woningbouwlocaties. Een van deze woningbouwlocaties betreft Roderveld IV. Om tot een evenwichtige bevolkingsontwikkeling te komen is het noodzakelijk voor meerdere doelgroepen gelijktijdig te bouwen. De andere uitbreidingslocaties bij Peize en Norg zal vooral getemporiseerd worden gebouwd, om gedurende langere tijd op de vraag te kunnen inspelen.
Welstandsnota
Om te kunnen voldoen aan de eisen van de op 1 januari 2003 in werking getreden wijzigingen van de Woningwet op het gebied van het welstandstoezicht, heeft de gemeente Noordenveld op 28 november 2002 een welstandsnota vastgesteld. Deze nota is verplicht indien de gemeente ook in de toekomst ten aanzien van bouwplannen een welstandsbeleid wil voeren. Op deze manier geeft het bestemmingsplan de stedenbouwkundige kaders, zoals de functie en omvang (massa) van de bebouwing en inrichtingsmaatregelen met betrekking tot het openbaar gebied, en gaat de welstandsnota in op de detaillering, materiaalkeuze en kleur van bebouwing. Hiermee is er aandacht voor alle aspecten die van invloed zijn op de ruimtelijke kwaliteit.
Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan Noordenveld
In 1999 is het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan opgesteld. Dit rapport geeft de algemene beleidslijn met betrekking tot verkeer en vervoer weer. Daarnaast gaat het rapport in op specifieke deelgebieden van de verkeers- en vervoerssituatie binnen de gemeente Noordenveld. Binnen de bebouwde kom staat het creëren van verblijfsgebieden centraal. Dit zijn gebieden waar een snelheidsregime geldt van 30 km/uur. Het autoverkeer dient zoveel mogelijk gebruikt te maken van het hoofdwegennet. Voor de kern Roden zijn in hoofdlijnen in
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
19
...................................................................
ieder geval de volgende gebiedsontsluitingswegen (50 km/uur) aangegeven: Kastelenlaan; Hofstedenlaan; Insteekweg; Oosteind; Ceintuurbaan-Noord. De inprikkers vanaf de rondweg ter ontsluiting van het industrieterrein
Voor de kern Roden zijn twee varianten betreffende de ontsluiting mogelijk. De eerste variant is een fijnmazig netwerk van verbindende wegen. De omvang van de verblijfsgebieden is beperkt door de vele gebiedsontsluitingswegen. De tweede variant heeft een grover netwerk van verbindende wegen. Hierdoor worden autoluwe gebieden gecreëerd die leiden tot een structurele verbetering van de leefbaarheid in de woonwijken. Door de gemeente is besloten een mix toe te passen van de twee voorgestelde varianten. Bij de uitwerking van de mix van de varianten zal moeten worden aangegeven op welke logische plek het omslagpunt naar de 30 km/uur-zone zal worden gesitueerd. Invoering van deze maatregelen heeft geen gevolgen voor het opstellen van onderhavig bestemmingsplan. 4.4
Beleid Noorderzijlvest
In het kader van “Waterbeleid 21ste eeuw, anders omgaan met water“ staat duurzaam omgaan met water centraal. Het gaat om het waarborgen van voldoende veiligheid en het zo klein mogelijk houden van de kans op wateroverlast. De trits vasthouden-bergen-afvoeren is het uitgangspunt. De uitwerking verschilt per gebied. Met betrekking tot stedelijke gebieden en uitbreidingen hanteert het waterschap een aantal uitgangspunten. Het waterschap geeft aan dat, indien van toepassing aandacht geschonken dient te worden aan riolering, grondwater, waterberging, infiltratiemogelijkheden, diffuse bronnen, water aan- en afvoer en peilbeheer. Het waterschap geeft aan dat het aan te leggen rioleringssysteem een verbeterd gescheiden systeem dient te zijn. Bij een verbeterd gescheiden rioolstelsel wordt het afvalwater en het regenwater afzonderlijk afgevoerd. Het eerst gevallen regenwater gaat met oppervlaktevervuiling naar het riool. Het daarna gevallen regenwater wordt afgekoppeld. Door regenwater van het riool af te koppelen wordt tevens een hoger zuiveringsrendement van rioolwaterinstallaties bereikt en wordt de riooloverstortproblematiek verminderd. Dit doel kan worden bereikt door een combinatie van vermindering van de oppervlakte aan verharding, afkoppeling van regenwater en drainagewater van het riool, infiltratie van dit water in de bodem en meer oppervlakte berging.
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
20
...................................................................
De afvoer van water uit het gebied mag niet groter zijn dan de huidige afvoer. Is er wel sprake van toename van de afvoer van water, door uitbreiding van verhard oppervlak, dan dienen er op het terrein zelf waterbeheersingsmogelijkheden gecreëerd te worden. Tevens wordt in het algemeen ten aanzien van het beleid van het Waterschap verwezen naar de notitie “Stedelijk waterbeheer”. Het betreft hier een bestemmingsplanherziening. Er vinden geen nieuwe ontwikkelingen plaats die van invloed zijn op het waterhuishoudkundige systeem.
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
21
...................................................................
5
Juridische vormgeving 5.1
Algemeen
Het plan is overeenkomstig artikel 12 van het Besluit op de ruimtelijke ordening vervat in: a. één plankaart bestaande uit vier bladen, schaal 1:2.000, met bijbehorende verklaring, waarop de bestemming van de in het plan begrepen gronden is aangewezen; b. een omschrijving van de bestemming, waarbij het toe te kennen doel of de doeleinden is aangegeven; c. voorschriften omtrent het gebruik van de in het plan begrepen grond en van de zich daarop bevindende opstallen. 5.2
Afstemming op andere wetten en verordeningen
Met het oog op de duidelijkheid, dan wel om een dubbel vergunningstelsel te voorkomen, is ten aanzien van een aantal wetten en/of verordeningen aangegeven hoe het gemeentebestuur bij de toepassing van de daarin opgenomen regelingen rekening houdt met het ruimtelijk beleid zoals dat met het bestemmingsplan wordt nagestreefd. Dit betreft: de Wet op de openluchtrecreatie; de Woningwet (aanvullende werking Bouwverordening). Wet op de openluchtrecreatie In de Wet op de openluchtrecreatie is voor bijzondere vormen van kamperen een vrijstelling of ontheffing mogelijk van het verbod om buiten een kampeerterrein te mogen kamperen. Deze vrijstelling of ontheffing is alleen mogelijk indien het bestemmingsplan zich daar niet tegen verzet. In het plangebied zijn dergelijke vormen van kamperen ongewenst. Met het oog op de duidelijkheid is aangegeven dat het bestemmingsplan zich verzet tegen deze bijzondere vormen van kamperen. Woningwet Aanvullende werking Bouwverordening In gevolge de Woningwet (artikel 9) blijven, bij strijdigheid tussen de voorschriften uit de Bouwverordening en die van het bestemmingsplan, de voorschriften uit de Bouwverordening buiten toepassing. Regelt het bestemmingsplan niets over het betreffende onderwerp dan blijven de voorschriften uit de Bouwverordening wel
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
23
...................................................................
van toepassing, tenzij het bestemmingsplan anders bepaalt. Onduidelijkheid kan ontstaan indien het bestemmingsplan een algemene regel geeft, bijvoorbeeld ten aanzien van de hoogte van andere bouwwerken. De vraag is dan of de specifieke regeling uit de Bouwverordening over bijvoorbeeld erfscheidingen buiten toepassing blijft. Met het oog op het geven van duidelijkheid is aangegeven welke stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening van toepassing blijven. Naast deze afstemmingen is er ook een artikel opgenomen waarin wordt ingespeeld op de verwijdering van het bordeelverbod uit het Wetboek van Strafrecht. In dit artikel is aangegeven dat het bestemmingsplan zich verzet tegen het gebruik als seksinrichting. 5.3
Planvorm
Voor het plangebied is gekozen voor een overwegend gebiedsgerichte bestemming. Daarbij zijn de op de plankaart aan te geven juridisch harde begrenzingen tussen de verschillende functies beperkt tot een aantal essentiële onderdelen. Ten aanzien van de bebouwing is sprake van een vrij grote mate van detaillering in de voorschriften. Hierbij is het bestaande bebouwingsbeeld uitgangspunt. Ten aanzien van de afmetingen van de gebouwen zijn voorschriften gegeven met betrekking tot de goot- en bouwhoogte, de afstand tot de erfscheiding en dergelijke. 5.4
Bestemmingen en afweging van belangen
Een eerste afweging met betrekking tot de toelaatbaarheid van functies en de omvang en plaats is gemaakt bij de voorbereiding van het plan. Dit heeft geresulteerd in de volgende bestemmingen: woongebied; maatschappelijke doeleinden; sportieve/recreatieve doeleinden; kampeerboerderij; agrarische doeleinden; bedrijfsdoeleinden; begraafplaats; verkeersdoeleinden; archeologische waarden (dubbelbestemming). Binnen deze bestemmingen is in de voorschriften de plaats en omvang van de bebouwing aangegeven. Bij de voorbereiding is uitgegaan van het algemene (bebouwings)beeld. De dubbelbestemming regelt een specifiek bestemmingsgrensoverschrijdend belang. In dit geval gaat het om een aanlegvergunningsstelsel voor
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
24
...................................................................
het beschermen van archeologische (verwachtings)waarden. Ten aanzien van onderdelen kan achteraf wellicht de conclusie worden getrokken dat sprake is van een beperking die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Het is dan gewenst om in de concrete situatie ten aanzien van de noodzaak, omvang en dergelijke opnieuw een afweging te maken ten opzichte van de overige belangen. Deze afweging wordt mogelijk door, en vindt plaats op grond van, de in het plan opgenomen vrijstellings- en wijzigingsbevoegdheden en het kunnen stellen van nadere eisen. Vrijstelling
De toepassing van de vrijstellingsbevoegdheid is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van in de bestemming begrepen doeleinden niet wezenlijk wordt aangetast. In de afweging staat het voorkomen van een onevenredige aantasting van het bebouwingsbeeld, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de verkeersveiligheid centraal. Gelet op deze belangen dient het verlenen van een vrijstelling beperkt te blijven tot die situaties waarbij een strikte toepassing van het voorschrift leidt tot een beperking van een doelmatig gebruik overeenkomstig de bestemming die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Vrijstelling oppervlakte bijgebouwen
Meer specifiek wordt hier nog gewezen op de opgenomen vrijstellingsbevoegdheid voor bijgebouwen bij woningen. In beginsel is een grotere oppervlakte aan bijgebouwen alleen toegestaan indien het perceel van een bepaalde omvang is. Zo kan vrijstelling worden verleend tot een maximale oppervlakte van 80 m² indien het bouwperceel minimaal 500 m² bedraagt en tot een maximale oppervlakte van 100 m² indien het perceel minimaal 1.000 m² bedraagt. Ten aanzien van de eerste vrijstellingsmogelijkheid wordt echter een uitzondering gemaakt. Er kan ook vrijstelling worden verleend tot een oppervlakte van 80 m² voor percelen met een oppervlakte kleiner dan 500 m² indien de vergroting vanuit de woonfunctie noodzakelijk is. Hierbij kan in eerste instantie worden gedacht aan het levensloopbestendig maken van woningen. Levensloopbestendig maken wil zeggen dat veranderingen worden aangebracht om een persoon in alle fasen van zijn of haar leven een woning te kunnen laten bewonen. Ook aanpassing van een woning vanwege de verminderde validiteit van de bewoner kan met deze vrijstellingsbepaling worden toegestaan. In meer algemene zin kan de bepaling tenslotte ook worden gehanteerd voor aanpassingen aan woningen die, gelet op de eisen van de huidige tijd wat betreft woonoppervlakte, niet meer voldoen.
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
25
...................................................................
Nadere eisen
De mogelijkheid voor het kunnen stellen van nadere eisen mag de realisering van de activiteit als zodanig niet onmogelijk maken. De afweging bij een vrijstelling of wijziging kan leiden tot een weigering. Bij een nadere eis kan wel aan een onderdeel van een gebouw of aan de plaats ervan een voorwaarde worden gesteld, maar het gebouw als zodanig moet kunnen worden gerealiseerd.
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
26
...................................................................
6
Milieu 6.1
Inleiding
Voorzover een bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, dient een aantal milieuaspecten nader onderzocht te worden. Hierbij gaat het ondermeer om de verplichte toetsing aan de Wet geluidhinder en de milieuhygiënische gesteldheid van de bodem. Daarnaast dient er eventueel rekening gehouden te worden met nabijgelegen bedrijvigheid. Een en ander kan vergaande ruimtelijke consequenties hebben voor nieuwe ontwikkelingen, maar aangezien het hier een herziening betreft en er geen feitelijke verandering van de huidige situatie is voorzien, zullen vorengenoemde aspecten geen consequenties hebben. Het aspect “externe veiligheid” vormt hierop enigszins een uitzondering. In paragraaf 6.7 komt dit aan de orde. Volledigheidshalve worden bovengenoemde aspecten meegenomen in onderhavige herziening. 6.2
Geluidhinder
In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones met uitzondering van die wegen waar een maximum snelheid van 30 km/uur geldt en die wegen waar op grond van een door de gemeenteraad vastgestelde geluidsniveaukaart vaststaat dat de geluidsbelasting op 10 m uit de as van de meest nabij gelegen rijstrook 50 dB(A) of minder bedraagt. In geval van nieuwe geluidsgevoelige bebouwing binnen deze zone dient akoestisch onderzoek plaats te vinden. Op dit moment vinden geen nieuwe planologische ontwikkelingen plaats. Nader onderzoek hoeft niet plaats te vinden. Voor de volledigheid en duidelijkheid zijn in het kaartje op de volgende bladzijde de gegevens van de geluidsniveaukaart van de gemeente Noordenveld voor Roden weergegeven. Hierop staan zowel de zoneplichtige wegen als het gebied waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt, aangegeven.
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
27
...................................................................
6.3
Bedrijvigheid
In de beschrijving is duidelijk geworden dat in het plangebied bedrijvigheid aanwezig is. Dit is eveneens op de als bijlage bijgevoegde functiekaart aangegeven. Het betreft hier met name kleinschalige, lichte bedrijvigheid. Opvallend in het plangebied is de al eerder genoemde bedrijvigheid aan de Insteekweg (Woldzoom). Eveneens bevindt zich ten westen van de Insteekweg aan de noordkant van de Roderweg een aantal bijzondere functies, zoals een huisartspraktijk, apotheek, makelaarskantoor et cetera. Daarnaast bevindt zich ten oosten van de Insteekweg langs de Roderweg een aantal bedrijven zoals het postkantoor/distributiecentrum, een makelaarskantoor een benzinepomp et cetera. De locatie van de benzinepomp met betrekking tot de verkoop van autogas en de daarmee samenhangende externe veiligheid komt zoals gezegd nog aan de orde. De huidige situatie is niet aan verandering onderhevig. De aanwezige bedrijvigheid in het plangebied en de bedrijventerreinen in Roden hebben geen gevolgen voor de herziening.
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
28
...................................................................
Postkantoor
6.4
Bodem
Er zijn op dit moment geen nieuwe planologische ontwikkelingen voorzien, zodat op dit moment een onderzoek naar de milieuhygiënische gesteldheid van de bodem niet noodzakelijk is. 6.5
Water
6.5.1 Algemeen Op grond van artikel 12 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In die paragraaf dient te worden uiteengezet wat voor gevolgen het plan in kwestie heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: "het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten". 6.5.2 Beleidskader Het kader voor de watertoets is het vigerend beleid (Vierde Nota Waterhuishouding, Waterbeleid 21ste eeuw, Europese Kaderrichtlijn
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
29
...................................................................
water, Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening en de beleidslijn Ruimte voor de Rivier). De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. Een aantal relevante beleidsdocumenten wordt hieronder kort besproken. Rijksbeleid
Vierde Nota Waterhuishouding De Vierde Nota Waterhuishouding van december 1998 verwoordt de regeringsbeslissing. Een van de speerpunten is een duurzaam stedelijk waterbeheer, met als belangrijke elementen: waterbesparende maatregelen in de woning; het afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering; het infiltreren van regenwater in de bodem; het bergen van regenwater in vijvers; herwaardering van watersystemen bij de ruimtelijke inrichting van (nieuwe) woongebieden. Waterbeleid 21ste eeuw Met het Waterbeleid 21ste eeuw wordt ingespeeld op toekomstige ontwikkelingen die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder andere de klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelrijzing. Het Waterbeleid 21ste eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd, te weten de tritsen: vasthouden, bergen en afvoeren; schoonhouden, scheiden en zuiveren. De trits vasthouden, bergen en afvoeren houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd. Bij de trits schoonhouden, scheiden en zuiveren gaat het erom dat het water zoveel mogelijk wordt schoongehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.
Provinciaal beleid
In het Provinciaal Omgevingsplan II is het landelijk gebied ingedeeld in zes zones. Het gaat om een integrale functietoekenning. Dat betekent dat zowel de ruimtelijke als de waterhuishoudkundige functies en de gewenste milieukwaliteit worden aangegeven. Het beleid ten aanzien van de waterhuishoudkundige situatie is gekoppeld aan de zonering en de daarmee aangegeven functies. Naast deze zonering van het landelijk gebied zijn er de kernen. In dit geval gaat het om stedelijk gebied. Ten aanzien van stedelijk gebied wordt in het Provinciaal Omgevingsplan II aangegeven dat indien er sprake is van
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
30
...................................................................
herstructurering, prioriteit wordt gegeven aan duurzaam bouwen en duurzaam stedelijk waterbeheer. Beleid waterschap
Voor het beleid van het waterschap wordt verwezen naar paragraaf 4.3. Hierin is al aan de orde geweest wat in het algemeen de richtlijnen en uitgangspunten van het waterschap zijn. 6.5.3 Watertoets De waterhuishoudkundige situatie is op dit moment niet aan verandering onderhevig. Nadere voorzieningen of maatregelen treffen ten behoeve van de waterhuishoudkundige situatie is dan ook niet aan de orde. Volledigheidshalve wordt in het onderstaande een aantal aspecten kort behandeld.
Waterretentie en waterinfiltratie
Aspecten zoals waterretentie en infiltratie om water in het gebied langer vast te houden, zijn eveneens niet aan de orde.
Riolering
In het plangebied blijft het huidige rioolstelsel gehandhaafd. Op korte termijn wordt niet gestreefd naar het verbeteren van het rioleringsstelsel.
Duurzaam stedelijk waterbeheer
In relatie tot duurzaam stedelijk waterbeheer is bij de inrichting van de wijken niet expliciet rekening gehouden met de te gebruiken materialen in de te realiseren gebouwen of bouwwerken en verhardingen. Er werd in het verleden niet gestreefd naar het gebruik van duurzame bouwmaterialen om schoon regenwater in het gebied te conserveren. Mochten in de loop der tijd herstructurering of daar waar mogelijk inbreiding plaatsvinden dan wordt de nadruk gelegd op het gebruik van duurzame bouwmaterialen. De gemeente heeft immers de uitgangspunten van het convenant Duurzaam bouwen onderschreven.
Wateraanvoer en waterafvoer
De toekomstige afvoer van water uit het gebied mag niet groter zijn dan de huidige afvoer. Op dit moment wordt bij de afvoer van water aangesloten bij het bestaande waterhuishoudkundige systeem. Deze situatie blijft gehandhaafd.
Toekomstige wijzigingen
Indien in de toekomst wijzigingen plaatsvinden die van invloed zijn op de waterhuishoudkundige situatie, dan zal in overleg met het waterschap worden gekeken naar de juiste oplossing. De wijzigingen en effecten zullen in overleg met het waterschap worden vastgesteld. Dit vergt verder geen nadere regeling in het bestemmingsplan. Bij toekomstige wijzigingen, zoals herinrichtings- en ontwikkelingsplannen dient te worden onderzocht of de bestaande
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
31
...................................................................
waterstructuur kan worden verbeterd binnen de grenzen van het betreffende plan. Dit geldt zowel voor de afvalwaterstructuur, de oppervlaktewaterstructuur als de grondwaterstructuur. Bij toekomstige planvorming dient aandacht te worden besteed aan de heersende grondwatersituatie en het effect hierop bij realisatie van de betreffende plannen. Voorts dient onderzoek te worden gedaan naar een mogelijk herstel van de oude verstoorde oppervlaktewater-afvoerstructuren. Hierbij kan worden gedacht aan de voormalige Rhonerbitse, Zultherbitse en een verbetering van het verloop van de Loop. De Rodervaart kan worden uitgebreid met extra waterbergingsvoorzieningen. Deze gebieden bieden kansen om het afkoppelen van hemelwater in veel gevallen haalbaar te maken. Ten aanzien van de waterlossing ter hoogte van de Vijfde Verloting richting Natuurschoon dient te worden vermeldt dat de totale afvoer van dit systeem niet verder mag worden opgevoerd. Advies waterschap
Het waterschap heeft per brief aangegeven in te kunnen stemmen met de opgenomen waterparagraaf. Bedoelde brief is als bijlage opgenomen. 6.6
Archeologie
Verdrag van Malta
Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta/Malta. Daarmee heeft de zorg voor het archeologisch erfgoed een prominentere plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunten van het verdrag zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse) en de introductie van het zogenaamde "veroorzakerprincipe". Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden. De uitgangspunten van het verdrag krijgen hun beslag in de ophanden zijnde wijziging van de Monumentenwet (in werking 2004). Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. Voor de bekende waarden kan de Archeologische Monumentenkaart (AMK) worden geraadpleegd. Voor de te verwachten waarden wordt gebruikgemaakt van de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW).
Nota Belvedere
Aanvullend op het archeologisch beleid is ook de nota Belvedere (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, 1999) van belang. Doelstelling van deze nota is het versterken en benutten van de cultuurhistorische identiteit en de daarvoor bepalende kwaliteiten
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
32
...................................................................
van de cultuurhistorisch meest waardevolle gebieden van Nederland, de zogenaamde Belvedere-gebieden. Het Noordenveld is een dergelijk gebied en is een goed bewaard gebleven voorbeeld van het esdorpenlandschap dat kenmerkend is voor alle zandgebieden van Het Drents Plateau. Roden wordt niet specifiek genoemd in deze nota. Provinciaal archeologiebeleid
AMK
Uitgangspunt bij de zorg voor archeologische waarden is behoud in de bodem ter plekke en van planologische bescherming van waardevolle archeologische vindplaatsen. Naar gelang de waarde van de archeologische vindplaatsen groter is, zal bij de bescherming van de vindplaatsen meer aandacht dienen te worden geschonken aan de ruimtelijke samenhang met de omgeving, aan restauratie en aan verantwoord beheer. Waar mogelijk dient de planvorming voor andere doeleinden voor gebieden met archeologische waarden zodanig plaats te vinden, dat ongestoorde handhaving is verzekerd. Wanneer dit niet mogelijk is, zal de gelegenheid voor onderzoek door middel van opgraving dienen te worden geboden. Kaart archeologische waarden Op de kaart archeologische waarden is de waardering van de in het plangebied gelegen archeologische monumenten weergegeven (AMK staat voor Archeologische Monumentenkaart). Deze waardering is opgesteld door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek. Binnen het plangebied worden de volgende waarderingscategorieën onderscheiden. Terreinen van zeer hoge archeologische waarde Het betreft terreinen van nationaal belang die deels wettelijk zijn beschermd of voor bescherming in aanmerking kunnen komen. Op grond van de door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek gehanteerde criteria kwaliteit, zeldzaamheid en contextwaarde zijn deze terreinen aangewezen als behoudenswaardig. Terreinen van hoge archeologische waarde Deze archeologische monumenten hebben een lagere score op de criteria kwaliteit, zeldzaamheid en contextwaarde dan de terreinen van zeer hoge archeologisch waarde. Voor een aantal terreinen geldt echter dat de exacte kwaliteit en omvang van het monument nog niet vaststaat. Op grond van een vervolgonderzoek zou een dergelijk terrein alsnog bij een hogere categorie kunnen worden ingedeeld. Een aantal terreinen kan worden
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
33
...................................................................
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
34
...................................................................
geselecteerd met de bedoeling deze voor te dragen voor bescherming op grond van de Monumentenwet. Terreinen van archeologische waarde Dit zijn terreinen die op grond van de door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek gehanteerde criteria kwaliteit, zeldzaamheid en contextwaarde zijn aangewezen als archeologisch waardevol. De archeologische informatie van deze terreinen is veelal aangetast door natuurlijke erosie en/of door grondwerkzaamheden. Toch is niet uit te sluiten dat er nog belangrijke archeologische resten aanwezig kunnen zijn. Terreinen van archeologische betekenis Naast de gewaardeerde terreinen bestaat er nog een categorie ongewaardeerde vindplaatsen. Deze zijn op de kaart aangegeven als terreinen van archeologische betekenis. Het betreft terreinen waar op grond van gedane vondsten en/of waarnemingen (meer) archeologische sporen en vondsten kunnen worden verwacht. IKAW
Archeologische waarden zijn in Nederland veelal onzichtbaar. Ze liggen grotendeels verborgen in de bodem, waardoor ze niet eenvoudig zijn te karteren. Om greep te krijgen op deze nog onbekende informatie is door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek de IKAW uitgegeven. Deze kaart geeft een beeld van het bodemarchief dat complementair is aan de Archeologische Monumentenkaart. De legenda-eenheden van de kaart geven de trefkans op of de verwachtingswaarde voor het aantreffen van archeologische resten in de bodem weer. Vertaling naar het bestemmingsplan Het onderhavige plan is in essentie een conserverend plan. Uit de kaart archeologische waarden blijkt dat een deel van een gedeelte van een AMK-terrein in het plangebied valt. Het betreft een AMK-terrein van zeer hoge archeologische waarde. Het plangebied zelf is niet volledig gekarteerd en kent deels middelhoge en hoge verwachtingswaarden op basis van de IKAW. De omliggende en aangrenzende gebieden kennen voornamelijk een middelhoge tot hoge verwachtingswaarde op basis van de IKAW. Dit betekent dat wanneer bodemingrepen worden gepland in deze gebieden de betreffende initiatiefnemer inventariserend veldonderzoek moet laten uit voeren. Weliswaar geldt dit alleen voor onbebouwde gronden. Los hiervan is in algemene zin voor het gebied een aanlegvergunningsstelsel opgenomen om de voorkomende (verwachtings)waarden te beschermen.
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
35
...................................................................
6.7
Externe veiligheid
Bij beslissingen op het gebied van ruimtelijke ordening spelen risico's van een inrichting voor haar omgeving een belangrijke rol. Daarom zijn normen voor externe veiligheid opgesteld. Deze normen zijn opgesteld voor twee risicomaten: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico geeft burgers in hun directe woonomgeving een minimum beschermingsniveau. Het groepsrisico heeft tot doel dat de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers expliciet wordt afgewogen en verantwoord. Plaatsgebonden risico Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten de inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof is betrokken. Het plaatsgebonden risico wordt aan de hand van risicocontouren rondom een inrichting weergegeven. Een risicocontour is een geografische lijn die punten met een gelijk plaatsgebonden risico met elkaar verbindt. Volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) gelden normen voor het plaatsgebonden risico. Deze normen hebben de status van een grenswaarde of een richtwaarde. De grenswaarden gelden ten aanzien van kwetsbare objecten zoals woningen terwijl de richtwaarden gelden voor beperkt kwetsbare objecten zoals bedrijven. De grenswaarden moeten altijd en de richtwaarden zoveel mogelijk in acht worden genomen. Op deze wijze wordt aan de bevolking een minimum beschermingsniveau geboden. De PR-norm die voor nieuwe situaties wordt gehanteerd, bedraagt in beide gevallen één op de miljoen per jaar (10-6 per jaar). Groepsrisico Onder het groepsrisico wordt de kans per jaar verstaan dat in één keer een groep van een bepaalde grootte dodelijk slachtoffer wordt van een ongeval, bij een risicovolle activiteit. Bij dit risico wordt rekening gehouden met het aantal mensen rond de inrichting: hoe meer mensen in de omgeving van de inrichting, des te groter het groepsrisico. Voor het groepsrisico gelden nog geen wettelijke normen. Wel is een zogeheten buitenwettelijke oriëntatienorm opgenomen voor het groepsrisico. Verder geldt een verantwoordingsplicht bij de motivering van besluiten die op het groepsrisico van invloed zijn. De oriëntatienorm die voor inrichtingen wordt gehanteerd, bedraagt: tien of meer doden: kans van eenmaal per honderdduizend jaar (10-5 per jaar); 100 of meer doden: kans van eenmaal per tien miljoen jaar (10-7 per jaar);
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
36
...................................................................
-
1.000 of meer doden: kans van eenmaal per miljard jaar (10-9 per jaar).
Bij de normstelling voor het groepsrisico wordt geen onderscheid gemaakt tussen kwetsbare en minder kwetsbare objecten. Daarnaast worden bij het hanteren van de norm slachtoffers betrokken in zowel de woonomgeving als in andere kwetsbare functies.
Tankstation met gasverkoop Gevolgen voor het plangebied
Binnen het plangebied zijn vanuit oogpunt van externe veiligheid twee LPG-verkooppunten van belang. Gelet op de doorzet van beide stations liggen de 10-6-en de 10-5-risicocontour op respectievelijk 45 m en 25 m vanuit het vulpunt. Vanuit het ondergronds reservoir liggen de contouren op respectievelijk 25 m en 15 m. Voor het afgiftepunt geldt alleen een 10-6-risicocontour welke op 15 m uit het afgiftepunt ligt. Het station aan de 1e Energieweg 17 valt buiten het plangebied. De contouren liggen voor een klein gedeelte echter net binnen de plangrenzen. Op de gronden gelegen binnen de binnen het plangebied gelegen delen van de contouren komt geen bebouwing voor. Het station gelegen aan de Nieuweweg heeft wel bebouwing binnen de contouren. Binnen 25 m vanuit het vulpunt bevinden zich een gedeelte van een advocatenkantoor en een gedeelte van een makelaardij. In beide gevallen gaat het om beperkt kwetsbare objecten. Het advocatenkantoor en de makelaardij zijn in het geheel binnen de contour van 45 m gelegen.
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
37
...................................................................
Aangezien in beide gevallen geen kwetsbare objecten binnen de risicocontouren voorkomen is geen sprake van een acuut veiligheidsprobleem. Wel zal moeten worden gekeken of het mogelijk is voor het station aan de Nieuweweg het risico voor de beperkt kwetsbare objecten terug te dringen. Dit zal in ieder geval niet leiden tot een sanering van het LPG-verkooppunt op korte termijn. Gelet hierop is het verkooppunt in voorliggend plan positief bestemd. Het invloedsgebied waarbinnen het groepsrisico moet worden afgewogen is gelegen binnen 150 m gemeten vanuit het vulpunt. Aangezien binnen dit gebied geen nieuwe ontwikkelingen in het plan mogelijk worden gemaakt, is een nadere afweging op dit punt niet aan de orde. 6.8
Ecologie
6.8.1 Inleiding In het kader van dit geactualiseerde maar vooral conserverend bestemmingsplan is het van belang te kijken naar het al dan niet voorkomen van en eventuele effecten op de Ecologische hoofdstructuur, speciale beschermingszones en natuurmonumenten. Tevens dient een inschatting te worden gemaakt van het voorkomen van beschermde soorten in het kader van de Flora- en faunawet en eventuele overtreding van de verbodsbepalingen en de mogelijkheid daar ontheffing voor te verkrijgen. Met het plan worden geen grootschalige nieuwe planologische ontwikkelingen voorzien. Het plangebied heeft als voornaamste functie woongebieden. Uit hoofdstuk 2 valt op te maken dat het plangebied tot 1950 nog niet bebouwd was. Het dorp Roden bestond uit het kerngebied met verder voornamelijk bossen (Boschkamp, Hooghout, De Zulthe, Mensinge of Starrenbosch), akkers (essen) met bosjes en weilanden met houtwallen (Steenbergerloop, Lieversche Diep en Peizerdiep). Het daarbuiten gelegen veld (woeste of heidegronden) is in de loop van de twintigste eeuw grotendeels ontgonnen en was bij de ontwikkeling van Roden al toegevoegd aan het agrarische productiegebied. Bodem en water
Roden is ontstaan en grotendeels uitgebouwd op een terreinhoogte waarvan de massa bestaat uit potklei en in mindere mate keileem. Met name waar de potklei aan de oppervlakte ligt, ontstaan bijzondere vegetaties die ruimte geven aan te beschermen natuurwaarden. In grote delen van het plangebied ligt echter een deklaag van enigszins lemig fijn zand aan het oppervlak. Daarin hebben zich podzolprofielen ontwikkeld, wat algemeen is voor de Drentse hoogvlakten. Op de
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
38
...................................................................
oude akkerbouwgebieden zijn dit Loo- en Holtpodzolen. Door het intensieve gebruik zijn hier zelden bijzondere vegetaties te vinden. De beekdalen kennen Beek- en Gooreerdgronden in lemig fijn zand. Hierop ligt grasland en staan houtsingels, waarin afhankelijk van de waterstanden, wel bijzondere soorten kunnen voorkomen. Het plangebied is een grotendeels infiltratiegebied. Dat gaat in het algemeen samen met diepliggende grondwaterstanden. Door de waterstagnerende potklei en keileem kan er echter plaatselijk het gevallen hemelwater lang blijven staan. Het plangebied is een deel van het voedingsgebied voor de aangrenzende beeklopen. Dat zorgt voor beïnvloeding van gebieden buiten het plangebied wanneer aan de infiltratiecapaciteit wat verandert. Het huidige plangebied
Uit de topografische atlas (2001) blijkt dat binnen het plangebied momenteel maar weinig grotere groene gebieden meer aanwezig zijn. Op wat gazon en vijvers na ligt het opgaande groen vooral langs de rand van het plangebied. De hiervoor genoemde bossen en beken vormen feitelijk de fysieke begrenzing van de bebouwing. Wel biedt Roden een uitermate groene omgeving met veel randen openbaar groen en een grotendeels ruime opzet met weelderige tuinen. De gronden in de directe omgeving van het plangebied worden volgens kaart 7 "De Ecologische hoofdstructuur" uit het Provinciaal omgevingsplan (juli 2004) aangeduid als gebied met soortenrijke loofbosjes en met relatief veel bosjes en houtwallen. Delen van het plangebied en de directe omgeving worden aangeduid als gebied met relatief veel bosjes en houtwallen. Volgens de ontwikkelingskaart 3 uit het Provinciaal omgevingsplan worden de gronden van en in de omgeving van het plangebied aangeduid als infiltratiegebied (wegzijging van hemelwater). 6.8.2 Onderzoek Ten behoeve van dit bestemmingsplan is geen formeel vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet uitgevoerd. Indien in de toekomst in het gebied ingrepen zullen plaatsvinden zal op dat moment onderzoek worden gedaan. Wel zijn voor deelgebieden direct grenzend aan het plangebied in 2003 en 2004 onderzoeken uitgevoerd (Golfbaan Holthuizen, Groenstrook Woldzoom, Bedrijventerreinen, Padkamp, Vrijetijdsboulevard, Wilhelmina- en Kanaalstraat, Hullenweg en Kern Nieuw Roden) waaruit conclusies kunnen worden geëxtrapoleerd naar het onderhavige plangebied. Voor de beschermde gebieden en voor de beschermde soorten op het detailniveau van een kilometerhok zijn de conclusies zo goed mogelijk overgenomen.
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
39
...................................................................
Bij deze onderzoeken zijn in elk geval ook de gegevens uit de Milieukartering van de Provincie Drenthe (1974-1978) en de provinciale werkgroepen voor planten, broedvogels, amfibieën, reptielen en dagvlinders en in een aantal gevallen gegevens van de landelijke particuliere gegevensbeherende organisaties betrokken. 6.8.3 Beleid
Natura 2000-beleid
Gebiedsbescherming Natura 2000 is een initiatief in natuurbescherming op Europees niveau om te komen tot een netwerk van beschermde natuurgebieden. Deze gebieden bestaan uit de speciale beschermingszones voor natuurlijke habitatten op grond van de Europese Habitatrichtlijn (1992) en de vogelrichtlijngebieden aangewezen op grond van de Europese Vogelrichtlijn (1979).
Ecologische hoofdstructuur
De Ecologische hoofdstructuur is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland. Het vormt de basis voor het natuurbeleid. De Ecologische hoofdstructuur is opgebouwd uit kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden, begrensde beheergebieden en robuuste verbindingszones.
Natuurbeschermingswet
In 1968 is de Natuurbeschermingswet van kracht geworden. Op grond hiervan zijn natuurgebieden aangewezen als beschermd natuurmonument (of staatsnatuurmonument). Op deze manier worden deze kwetsbare of bedreigde natuurgebieden beschermd. Een ruimtelijke ingreep in of een externe activiteit met effecten op beschermde gebieden uit het Natura 2000-beleid en natuurmonumenten uit de Natuurbeschermingswet mag niet plaatsvinden, tenzij het gaat om dwingende redenen van zwaarwegend maatschappelijk belang. Er moet worden aangetoond dat er geen redelijk alternatief bestaat en dat alle schade wordt gecompenseerd. In of in de nabijheid van beschermde natuurgebieden geldt het “nee, tenzij”-regime. Nieuwe plannen, projecten of handelingen zijn niet toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten. Hiervan kan alleen worden afgeweken als er geen reële alternatieven zijn én sprake is van redenen van groot openbaar belang. In dat geval moet de initiatiefnemer maatregelen treffen om de nadelige effecten weg te nemen of te ondervangen. Waar dat niet volstaat, moet de initiatiefnemer compenseren door het realiseren van gelijkwaardige gebieden. Dat moet het liefst in of nabij het aangetaste gebied. Het bevoegd gezag ziet erop toe dat dit ook werkelijk gebeurt.
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
40
...................................................................
Conclusie gebiedsbescherming
Het plangebied is geen onderdeel van en grenst niet aan een in het kader van de Vogelrichtlijn of de Habitatrichtlijn aangewezen gebied. Het meest nabijgelegen Vogelrichtlijngebied is het Leekstermeer (ongeveer 4 km). De meest nabijgelegen Habitatrichtlijngebieden betreffen de Bakkeveense duinen en het Norgerholt (beide ongeveer 10 km afstand). Het plangebied is ook geen onderdeel van de Ecologische hoofdstructuur (Structuurschema Groene Ruimte). Het gebied grenst wel aan de Ecologische hoofdstructuur. Hieronder vallen de bosstroken met weilanden aan de noordkant van het plangebied (De Zulte) en de oostkant (Parkwijk-Holthuizen-Hooghout). Bij ruimtelijke ingrepen in de directe omgeving moet rekening worden gehouden met de externe werking die uitgaat van deze ingrepen op de gebieden die behoren tot de Ecologische hoofdstructuur. Er ligt verder Ecologische hoofdstructuur in de nabijheid, namelijk het gehele stroomdal van het Peizerdiep inclusief de bossen van Mensinge op ongeveer 500 m ten zuidoosten van het plangebied. Ten noordwesten van het plangebied ligt ook het natuurmonument het Elsbroek (ongeveer 1 km). Dit betreft een loofbosje kleiner dan 250 ha. Uit de ligging van het plangebied vloeit geen directe gebiedsbescherming voort. Gezien de al bestaande grote mate verharding en verstening is ook de invloed via infiltratie van hemelwater in het plangebied op het beekdal verwaarloosbaar. Wel dient er bij ruimtelijke ingrepen in de directe omgeving ervan rekening te worden gehouden met de externe werking die uitgaat van ingrepen op de beschermde gebieden. Het hangt van de aard van uiteindelijke plannen in de wijzigingsgebieden af of daarvan invloed op de beschermde gebieden kan worden verwacht. Gezien de beperkte ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, de afstanden, de al aanwezige infrastructuur tussen het plangebied en de beschermde gebieden, zijn er geen negatieve effecten te verwachten voor de beschermde gebieden.
Flora- en faunawet
Soortbescherming Met ingang van 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Het soortenbeleid uit de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992 van de Europese Unie is hiermee in de nationale wetgeving verwerkt. Achter de Flora- en faunawet staat het idee van de zorgplicht voor in het wild levende beschermde dieren en planten en hun leefomgeving. Deze soorten worden opgesomd in de "lijsten beschermde inheemse planten- en diersoorten". Deze zorgplicht betekent dat een ontheffing van het verbod op verstoren (of erger) alleen kan worden verleend, als geen afbreuk wordt gedaan aan de goede staat van
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
41
...................................................................
instandhouding van de soort. Deze voorwaarde geldt voor alle beschermde soorten. In een concept-AMvB ex artikel 75 van de Flora- en faunawet (oktober 2002) is voorlopig een driedeling voorgesteld voor het beschermingsniveau van planten- en diersoorten. Een definitieve tekst voor de AMvB is nog niet gepubliceerd, wel is in april 2004 een uitwerking op hoofdlijnen bekendgemaakt. In de concept-AMvB is een lijst opgenomen van licht beschermde soorten. Dit zijn algemeen voorkomende soorten, waarvoor de goede staat van instandhouding niet in het geding is. Onderhavig bestemmingsplan heeft bij vaststelling voor eventuele planologische ontwikkelingen hoogstwaarschijnlijk nog te maken met een overgangsmaatregel, maar tijdens de planperiode zal de nieuwe AMvB gelden. In de overgangsmaatregel zal voor de licht beschermde soorten standaard een ontheffing worden verleend. Voor activiteiten en werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting gaat de vrijstelling na invoering van de nieuwe AMvB 2004 gelden voor “algemene soorten en overige beschermde soorten”, onder voorwaarde dat wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode. De vrijstelling geldt niet voor de bedreigde en zeldzame soorten (respectievelijk bijlage IV Habitatrichtlijn en bijlage 1 bij de AMvB 2004). Voor bedreigde en zeldzame soorten blijft voor deze werkzaamheden de zogenaamde Habitattoets in het kader van ontheffingverlening noodzakelijk. Voor soorten met een gemiddeld beschermingsniveau kan onder de overgangsregeling een ontheffing worden verleend als sprake is van een in het maatschappelijke verkeer gebruikelijke activiteit. In dat geval moet worden aangetoond dat er geen redelijk alternatief voor de ingreep bestaat en dat de schade wordt gecompenseerd. Kennis van de locaties en het aantal waarin de soort voorkomt, is hierbij noodzakelijk. Enkele soorten van bijlage II van de Habitatrichtlijn, die niet tevens op bijlage IV staan, vallen in deze categorie. Voor een deel worden de middelzwaar beschermde soorten in de hoofdlijnen voor de AMvB 2004 aangeduid als “bedreigde en zeldzame soorten”. Die zijn opgenomen in bijlage 1 bij de AMvB 2004. Voor een deel daarvan geldt straks de regel van gedragscode en vrijstelling. Voor de zwaar beschermde soorten kan slechts ontheffing worden verleend in geval van een activiteit van groot maatschappelijk belang. De voorwaarden van afwezigheid van een redelijk alternatief en compensatie van alle schade gelden ook hier. Locaties en aantallen moeten bekend zijn voor de ontheffingsaanvraag. Onder de zwaarste bescherming vallen de door de Flora- en faunawet beschermde soorten, die op de Rode lijsten als “bedreigd”, “ernstig bedreigd” of “uit
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
42
...................................................................
Nederland verdwenen” worden vermeld. Ook de bijlage IV-soorten van de Habitatrichtlijn vallen onder dit regime. De bescherming van deze soorten is aangemerkt als van belang voor de gehele Europese Unie. Deze soorten moeten daarom strikt worden beschermd. Vogels zijn al volgens de Vogelrichtlijn absoluut beschermd, wat is overgenomen in de Flora- en faunawet. De absolute bescherming geldt tijdens de voortplanting (broedseizoen) en voor vogels die het hele jaar op hun nest blijven zoals ooievaar en havik. Gegevens
Bij het Natuurloket is een rapportage opgevraagd voor de kilometerhokken waarin het plangebied is gelegen. Dit geeft alleen weer of het kilometerhok voor een bepaalde soortgroep is onderzocht en met welke volledigheid. Daarbij wordt dan tevens het aantal waargenomen beschermde en bedreigde soorten aangegeven (niet het aantal individuen). Het plangebied ligt in negen kilometerhokken. De soortgroepen zoogdieren, reptielen, vissen en libellen zijn niet of nauwelijks onderzocht. Beschermde soorten 7 7 42 5
Soorten bijlagen Habitatrichtlijn 1 7
Soorten op Rode lijst 18
Onderzochte kilometerhokken Vaatplanten 9 Zoogdieren 2 Vogels 1 6 Amfibieën 2 1 5 Reptielen 0 Vissen 0 Dagvlinders 2 4 9 Libellen 2 Overigen 0 Tabel 1. Waarnemingen soortengroepen in en rond het plangebied. Het grootste aantal dat in een kilometerhok is gevonden, is genoemd als aantal.
Verder is van deze bekende gegevens op te maken dat er in deze negen kilometerhokken tenminste 63 beschermde soorten voorkomen. Van het kilometerhok 225-573 met Parkwijk zijn de meeste beschermde soorten bekend, zonder de vogels mee te tellen. Dat aantal beschermde soorten betreft waarschijnlijk niet de bebouwde kom. Tevens is bekend dat er tenminste 24 rode lijstsoorten voorkomen in de kilometerhokken. De meeste rode lijstsoorten komen voor in kilometerhok 223-573 waarin het gebied Zulte ligt met bosjes en houtsingels. De (beschermde) soortenrijkdom zal vooral buiten het plangebied voorkomen, maar kan wel uitzwermen naar het bebouwde gebied. In de tabel is telkens gekeken naar het maximum aantal beschermde en rode lijst-soorten van een bepaalde groep de zes onderzochte kilometerhokken; in het andere kilometerhok kan het zowel om dezelfde als om andere beschermde soorten gaan.
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
43
...................................................................
Niet bedreigde waarden
Conclusie soortbescherming Gezien de aard van het plangebied, het betreft bijna geheel bebouwd terrein en het feit dat er geen grootschalige ontwikkelingen plaatsvinden, worden de eventueel voorkomende beschermde soorten waarschijnlijk niet bedreigd. Het lijkt gezien het gebruik van het plangebied in de verwachting dat voornamelijk licht beschermde dieren en planten hier voorkomen. In de soortengroepen reptielen, vissen, en libellen zijn geen beschermde soorten in het plangebied bekend en waarschijnlijk aanwezig die worden bedreigd als gevolg van de geplande werkzaamheden.
Risicogroepen voor het plangebied
De zwaarbeschermde groep van vleermuizen kunnen mogelijk vleermuizenkolonies in bomen en gebouwen hebben. Ook Steenmarter kan in bouwwerken voorkomen. Van Rugstreeppad is bekend dat die soort snel braakliggende gebieden met open zand koloniseert.
Niet te ontheffen waarden
Alle vogelsoorten zijn beschermd en een ontheffing is niet mogelijk. De verstoring van enkele exemplaren door de bouwactiviteiten is voor geen enkele soort als geheel bedreigend. De goede staat van instandhouding is niet in het geding. Volgens de afwegingssystematiek kunnen de activiteiten worden uitgevoerd, mits verstorende activiteiten buiten het broedseizoen plaatsvinden of verstoring voor de aanvang van het broedseizoen is begonnen (15 maart) en er continue werkzaamheden plaatsvinden zodat verstoringsgevoelige vogelsoorten niet alsnog tot broeden komen. Tot slot zijn de volgende aanbevelingen te doen. Door bij herinrichting en verbouw mede rekening te houden met het behoud en bevorderen van natuurwaarden met water en begroeiing, kan een soepele ontheffingsprocedure worden bevorderd. Bij de bebouwing zou gedacht kunnen worden aan het bieden van verblijfsmogelijkheden voor vleermuizen en vogels. Dit kan door gebruik van speciale dakpannen en stenen. 6.9
Duurzaamheid
Normaliter dient in verband met de nieuwe ontwikkelingen aandacht besteed te worden aan duurzaamheid. Ondanks dat onderhavig bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen omvat, wordt volledigheidshalve een aantal aspecten betreffende duurzaamheid, die de gemeente normaal gesproken meeneemt in het opstellen van een bestemmingsplan, meegenomen.
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
44
...................................................................
Een kwalitatief hoogwaardig leef- en woonmilieu creëren is het streven van de gemeente. Hierbij wordt zeker gedacht aan het milieu, de veiligheid van de leefomgeving en het behouden en versterken van de ruimtelijke omgeving. Duurzaam bouwen
De provincie vraagt van de gemeenten en de waterschappen bij voorbereiding en uitvoering van hun plannen voor nieuwbouw en herstructurering uit te gaan van de principes van duurzaam bouwen. De gemeente Noordenveld hecht veel waarde aan een duurzame ontwikkeling van woon- en werkgebied en heeft dan ook de uitgangspunten van het Convenant duurzaam bouwen onderschreven. Bij de stedenbouwkundige invulling van een nieuwbouwlocatie, met inachtneming van de technische, verkeerskundige en financiële randvoorwaarden, wordt dan ook gestreefd naar een optimale wijze van integreren van milieudoelstellingen. Ten aanzien van de inrichting van een nieuwbouwlocatie kunnen bezonning (energiebesparing), spaarzaam drinkwatergebruik, verantwoord materiaalgebruik, duurzaam gescheiden rioleringsstelsel, opvang en buffering van daken verhardingswater worden genoemd.
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
45
...................................................................
7
Economische uitvoerbaarheid
Aangezien het slechts om een actualisatie van het plan gaat en niet om de daadwerkelijke nieuwe ontwikkelingen, is een exploitatieopzet niet aan de orde.
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
47
...................................................................
8
Inspraak en overleg 8.1
Inleiding
Het voorontwerp-bestemmingsplan heeft met ingang van 6 augustus 2003 tot 1 oktober 2003 ter inzage gelegen. Tevens is het plan verzonden voor het overleg ex artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening. Het eindverslag van de inspraak en de resultaten van het overleg zijn, inclusief de binnengekomen reacties, als bijlage aan het plan toegevoegd. Voor de duidelijkheid worden in paragraaf 8.2 de wijzigingen, die naar aanleiding van de reacties en ambtshalve in het plan zijn aangebracht, opgesomd. 8.2
Wijzigingen
Het bestemmingsplan is naar aanleiding van de binnengekomen reacties en ambtshalve op de volgende onderdelen aangepast: de toelichting is op een aantal punten geactualiseerd, verduidelijkt en aangevuld; in de toelichting is meer aandacht besteed aan de onderwerpen water, ecologie en archeologie waarbij ten aanzien van de in het gebied voorkomende archeologische verwachtingswaarden een aanlegvergunning is opgenomen. 8.3
Vaststelling door de Raad
Bij de vaststelling door de Raad is de gebruiksregeling voor het perceel Nieuwe weg 10c aangescherpt, het bebouwingsvlak rond de gymzaal op het Nijlandspark gewijzigd, de kampeerboerderij Molenweg 3 overeenkomstig het huidige planologisch regiem bestemd en in de wijk Vijfde Verloting de bestemming voor het westelijk deel van Sieland tussen Driegraas en Terheijlsterweg gewijzigd van verkeersdoeleinden in woongebied.
.................................................................... 160.00.04.53.00.toe
49
..................................................................
Bijlagen
...................................................................