BESTEMMINGSPLAN LEERPARK
Stadsontwikkeling, januari 2005
Toelichting op het bestemmingsplan Leerpark Inhoudsopgave Hoofdstuk 1.
Inleiding 1.1. Algemeen 1.2. Ligging en begrenzing 1.3. Beschrijving van het plangebied 1.4. Geldend bestemmingsplan
Hoofdstuk 2. Beleidsuitgangspunten 2.1. Stadsplan 2.2. Masterplan Leerpark 2.3. Structuurschets knooppunt Dordwijk 2.4. Economisch beleid 2.5. Volkshuisvestingsbeleid 2.6. Verkeer 2.7. Veiligheid 2.8. Openbare ruimte 2.9. Archeologie 2.1Q. Cultuur-historische waarden 2.11. Kabels en leidingen 2.12. Stedelijke Ecologische Structuur 2.13. Water 2.14. Reclamebeleid 2.15. Prostitutiebeleid Hoofdstuk 3.
3 3 4 4 5 7 7 7 8 9 11 13 16 16 16 18 18 18 19 19 19 20 21 22 22 23 24
Programma en stedenbouwkundige opzet 3.1. De scholen 3.2. Overige onderwijsfuncties 3.3. Bedrijven en kantoren 3.4. Sportruimte 3.5; Overige voorzieningen, detailhandel, horeca en niet-comrrierciële voorzieningen 3.6. Overige programmapunten
24
Hoofdstuk 4.
Beschrijving van het plan 4.1. Keuze planmethodiek 4.2. Inhoudelijk 4.3. Regeling
25 25 25 35
Hoofdstuk 5.
Milieu 5.1. Wet geluidhinder 5.2. Bodemkwaliteit 5.3. Luchtkwaliteit 5.4. Externe veiligheid
36 36 36 36 37
Hoofdstuk 6.
Watertoets
52
7.1 Maatschappelijk 7.2. Financieel
57 57 58
Resultaten overleg
59
Hoofdstuk 7. Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8.
1. Inleiding 1.1. Algemeen "De vernieuwing van het beroepsonderwijs en de gelijktijdige vernieuwing van een stadsdeel en een economische impuls voor de regio." Dit noemt het Masterplan Leerpark als kern van de Leerpark-ontwikkeling. Een ontwikkeling waarin het middelbaar beroepsonderwijs grondig vernieuwd wordt, door ónder meer door een andere vakkensamehstelling, een andere didactische aanpak, door een nauwe samenwerking tussen scholen onderling en door inbreng van en samenwerking met het bedrijfsleven. Het Leerpark kan een ontmoetingsplaats tussen onderwijs en bedrijfsleven worden, in de, sfeer van regulier onderwijs, maar ook van bijscholingscursussen en introductie van nieuwe technieken. De onderwijsprogramma 's zullen flexibeler worden en meer óp maatwerk zijn gericht. Door middel van intensieve samenwerking met het bedrijfsleven moet de huidige beroepsopleiding veranderen in één lange stageperiode. Het bedrijfsleven kan hierin bijdragen door binnen het Leerpark bijvoorbeeld een mini-bedrijven te vestigen, door branches uitvoerig te presenteren óf door een winkel op te zetten die gerund wordt door leerlingen. Het beroepsonderwijs bevindt zich grotendeels in verouderde gebouwen, verspreid over de stad, die onvoldoende mogelijkheden bieden voor de modernisering van het onderwijs. Dopr de versnippering kunnen nieuwe voorzieningen niet efficiënt geëxploiteerd worden. Een fysieke vernieuwing en concentratie van de huisvesting in combinatie met andere voorzieningen (onder meer vanuit het bedrijfsleven) is dan ook voorwaarde voor de slagingskans van het Leerparkconcept. Door de centrale ligging en goede bereikbaarheid en het feit dat het gebied al tientallen jaren als scholengebied in gebruik is, leent het scholengebied aan de Maria Montessorilaan en omgeving zich bij uitstek voor een dergelijke fysieke vernieuwing en concentratie/combinatie van functies. Een deel van de bestaande bebouwing zal hiertoe vervangen moeten worden en er is een andere stedenbouwkundige opzet nodig. Daarnaast zal het vigerende bestemmingsplan moeten worden herzien, omdat dit plan zowel de vereiste bebouwing als de gewenste functiecombinatie niet toelaat.
Ligging plangebied in de bebouwde kom
1.2. Ligging en begrenzing. Het plangebied is een gebied van circa 25 ha. dat centraal tussen de verschillende Dordtse wijken ligt en wordt begrensd door: -De Dubbeldamseweg in het noordoosten; ' -De woonwagènlocatie Dubbeldamseweg/Romboutsplantsoen in het oosten; -De N3 met het daarnaast gelegen fietspad in het zuidoosten; -De Laan der Verenigde Naties in het zuidwesten; en -De spoorlijn Dordreeht-Lage Zwaluwe in het westen.
Begrenzing van het plangebied
1.3. Beschrijving van het plangebied. Het plangebied ligt-aan de zuidwe.strand van de wijk "Larid van Valk", waarvan het wordt gescheiden door de Dubbeldamseweg. Het plangebied wordt i p het westen dqor.de spoorlijn Dordrecht-Lage Zwaluwe, gescheiden van de wijk Krispijn. Ten zuidwesten van hét plangebied .bevindt zich een brede verkeerszonè, de Laan der Verenigde Naties, met aansluitend daaraan een sportgebied en een klein bedrijfsterrein. Ten oosten van het plangebied ligt een deel van de Dordwijkzone en met name het parkengebied uit die zone. Het grootste deel van het plangebied wordt in beslag genomen door onderwijsinstellingen. Aan de noordrand bevindt zich woningbouw, deels in gestapelde vorm, deels in de vorm van de oorspronkelijke vrijstaande en twee aaneengesloten landarbeiderswoningen. Verder bevinden zich in het plangebied een opslagterrein van de gemeente, enkele sportfaciliteiten
4
-waaronder twee tennisbanen-, een opvang voor verstandelijk gehandicapten, een schippersinternaat en een .poldergemaal. De bebouwing in het plangebied bestaat overwegend uit 2 tot 3 lagen. Alleen de gestapelde woningbouw langs de Dubbeldamseweg en het schippersinternaat bestaan uit 5 bouwlagen.
Laagbouw en gestapelde bouw aan de Dubbeldamseweg
Binnen het plangebied bevinden zich 5 straten, waarvan de Prof. Waterinklaan/Maria Monetessórielaan de belangrijkste verbinding door het plangebied vormt tussen de wegen die het plangebied aansluiten op het stedelijk verkëersnetwerk. Door de aanwezigheid van een bussluis is deze route niet interessant voor niet-bestemmingsverkeer. De wegen zijn breed en staan vol geparkeerde auto's. De openbare ruimte binnen het plangebied heeft weinig uitstraling. De gebouwen staan op eigen kavels, waarvan de meeste door hagen zijn omgeven. Hierdoor zijn sociaal onveilige plekken ontstaan. Het Prof. Gunnihgplein vormt de grootste openbare groenvoorziening, welke van belang is voor licht en lucht binnen het plangebied. In het algemeen kan gesteld worden dat het geen omgeving is waar de jeugd zich thuis voelt. 1.4.'Geldend bestemmingsplan. Voor het plangebied zijn momenteel drie bestemmingsplannen van kracht, te weten: - "Land van Valk"; - "Woonwagenstandplaatsen"; en - "Herziening van een gedeelte van het uitbreidingsplan in hoofdzaak der gemeente Dordrecht". Voor het grootste deel van het plangebied geldt het bestemmingsplan "Land van Valk", vastgesteld op 21 november 1995 en goedgekeurd op 19 maart 1996. Dit bestemmingsplan is opgesteld voordat de Leerpark-ontwikkeling bekend werd en regelt dan ook vrijwel uitsluitend de huidige situatie. Het grootste deel van de gronden binnen het plangebied -het scholengebied- is in dit bestemmingsplan bestemd voor "Maatschappelijke doeleinden". Voor de bouwhoogte binnen deze bestemming is uitgegaan van de hoogste in het gebied voorkomende bouwhoogte van 1 5 m.
Openbare ruimte aan het Prof. Gunningrjlein
Omdat de aanwezige bebouwing momenteel lager is, zijn hierdoor zijn forse uitbreidingsmogelijkheden ontstaan, maar deze kunnen uitsluitend benut worden indien voldaan kan worden aan de bep'alingen van dé Wet geluidhinder. De woningen ten zuiden van de Dubbeldamseweg hebben de bestemming "Woongebied". De bouwhoogte binnen deze bestemming is afgestemd op de voorkomende bouwhoogten en bedraagt respectievelijk 9 m voor de laagbouw en 1 5 voor de gestapelde bouw. De gemeentelijke opslagplaats, annex bedrijventerrein hééft de bestemming "Bedrijfsdoeleinden", De bouwhoogte, bedraagt hier 16 m. Het tenniscomplex aan de Maria Montessorilaan is bestemd voor "Recreatieve doeleinden" en kent een maximale bouwhoogte van 4 m. Het groen langs de randen van het plangebied zijn bestemd voor "Groenvoorzieningen". De Laan der Verenigde Naties en de Maria Montessorilaan zijn als belangrijkste verkéersaders bestemd voor "Vërkeersdoeleinden". v.
Het facetbestemmingsplan "Woonwagenstandplaatsen", vastgesteld op 22 september 1993, gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 3 mei 1994 en gedeeltelijk goedgekeurd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 20 oktober 1997, geldt voor de woonwagenlocatie aan de Dubbeldamseweg, in het noordoostelijk deel van het plangebied. De betreffende grond heeft overwegend de bestemmingen "woondoeleinden, woonwagens" en "groenvoorzieningen". De toegelaten bouwhoogte bedraagt 5 m, het bebouwingspercentage 40 en er kunnen maximaal 18 woonwagens op deze locatie worden gerealiseerd. Het gebied aan de zuidoostzijde van het plangebied -met name de N3 en het daarnaast gelegen fietspad zijn geregeld in het bestemmingsplan "Herziening van een gedeelte van het uitbreidingsplan in hoofdzaak der gemeente Dordrecht" vastgesteld op 11 juni 1963 ep goedgekeurd op 25 maart 1 964. De betreffende gronden zijn in dit plan bestemd voor "Passieve recreatie" én "Actieve recreatie, volks- en schoolwerktuinen". Dit bestemming bevat geen bebouwingsvoorschriftén. Het plan is in 1977 aangevuld met algemene gebruiksvoorschriften.
2. Beleidsuitgangspunten. 2.1 Stadsplan Het uit maart 2000 daterende Stadsplan geeft richtingen en hoofdlijnen aan voor de ruimtelijke ontwikkeling van stad en eiland van Dordrecht voor de periode 2000-2015. In het Stadsplan wordt omtrent het Leerpark onder meer het volgende vermeld. Dordrecht heeft op het vlak van onderwijsvoorzieningen een centrumfunctie binnen de regio. In het onderwijs doen zich zowel in het voortgezet onderwijs als in het basisonderwijs schaalvergrotingsprocessen voor. In het voortgezet onderwijs leidt dit tot fusies en concentraties van scholen. Dit heeft tot gevolg gehad dat een belangrijk deel van het Hoger Technisch Onderwijs uit Dordrecht is verdwenen naar Rotterdam. In het middelbaar en voorbereidend beroepsonderwijs vindt concentratie plaats. Met de ontwikkeling van het Leerpark speelt de gemeente in op deze trend, Op de punten waar de grootschalige, bovenlokale infrastructuur aansluit op de stad worden knooppunten ontwikkeld. Hier ontstaan concentraties van stedelijke functies met een duidelijke eigen identiteit in de stad. Op de knooppunten aan de N3 toont de stad haar gezicht als centrum van de regio. In het knooppunt Kombipark-Leerpark is een voorzieningenconcentratie in ontwikkeling die regionaal van betekenis is. Het ziekenhuis en het Léerpark zijn hierin twee kernvoorzieningenjn-ontwikkeling. De bestaande sportvoorzieningen en de voorgenomen realisatie van een megauitgaanscentrüm bieden in potentie mogelijkheden voor de ontwikkeling van een sportboulevard of spqrt/uitgaanscentrum. Het knooppunt is goed ontsloten voor de auto, de fiets en het stedelijke en regionale busvervoer. Er is veel studie en ontwerp nodig om van de afzonderlijke onderdelen van dit knooppunt één geheel te maken; anderzijds vergt ook de eigen ontwikkeling van deze voorzieningen nog veel tijd en creativiteit. De ligging van dit knooppunt, in het geografische midden van de stad en aan de stadsautoring en de HOV-regioring, is zonder meer goed. Het gebied biedt buiten gezondheidszorg en onderwijs in potentie mogelijkheden voor sport- en uitgaansvoorzieningen. De bestaande sportvoorzieningen zijn over een aantal jaren aan vernieuwing toe. Maar ook een uitbreiding van de werkfunctie en een geconcentreerde woonfunctie behoren tot de mogelijkheden. De prójectdoelstelling van de gebieden Leerpèrk/Kombipark behelst het realiseren van de uitbreiding van het ziekenhuis op de Kombiparklqcatie en de vestiging van een Leerpark voor het beroepsonderwijs in het gebied rond de Maria Mohtessorilaan. in het Léerpark is de doelstelling verbreed naar een aantrekkelijke en gemengde omgeving, waar ook de bewoners van de aanliggende stadsdelen voorzieningen aantreffen. Ontspanningsvoorzieningen maken deel uit van het programma. In het Kombipark zijn ook stedelijke sportvoorzieningen én (publiekgerichte) bedrijven gevestigd. Inmiddels is een onderzoek naar de samenhang tussen het Kombipark en het Leerpark en naar de gezamenlijke ontsluiting gestart. Het Stadsplan zet de volgende lijnen uit voor de verdere ontwikkeling van dit gebied: 1. In de gebieden is een menging van de beoogde werk- en woonvoorzieningen goed mogelijk. Zo=n menging kan de aantrekkelijkheid en de veiligheid van gebieden ten goede komen. 2. De verkeerssamenhang van deze gebieden is gropt. Bij de ontwikkeling zal rekening gehouden moeten worden mét de onderlinge, relaties. 3. De route Overkampweg-Laan der Verenigde Naties-Nassauweg wordt een stedelijke route van meer belang en moet ook als zodanig bekeken worden bij de vormgeving van de gebieden. 2.2 Masterplan Leerpark Zoals in de inleiding al is aangehaald is er een Masterplan Leerpark opgesteld dat door de raad op 12 december 2000 is vastgesteld. Het Masterplan is een gezamenlijke produktie van het Da Vinci College, het Insula College, het Stedelijk Dalton Lyceum, het Wartburg Lyceum en de Gemeente Dordrecht en geeft onder meer de aanleiding, onderbouwing, het ruimtelijk programma, het (eoncept-)stêdenbpuwkundig masterpfan, het organisatorisch proces en de financiële onderbouwing van de Leerparkontwikkeling aan.
7
De vernieuwing van het beroepsonderwijs is hard nodig. De arbeidsmarkt heeft dringend goed opgeleide en gemotiveerde vakmensen nodig, terwijl anderzijds het aantal voortijdige schoolverlaters verontrustend hoog is. Door onder meer de informatisering van de samenleving ontstaan snelle technologische ontwikkelingen, nieuwe producten en diensten, nieuwe en snellere productieprocessen en nieuwe beroepen en bedrijven. Breed vakmanschap, teamwork, kwaliteitsbesef, samenwerking, .initiatief en klantgericht komen steeds meer centraal te staan. Deze vaardigheden worden de standaardvereisten voor een goede beroepsuitoefening. Feitenkennis (kennen en weten) wordt minder belangrijk dan bekwaamheid (kunnen en doen). Het onderwijs wordt gericht pp het leren Om in teamverband de problemen op te lossen dje zich later in de praktijk ook voor zullen doen en op het succesvol afronden van opdrachten. De noodzaak om adequaat te kunnen blijven functioneren op de arbeidsmarkt vraagt om een continue leerproces. In het onderwijs moeten houding en vaardigheden worden aangeleerd die een goede basis vormen voor een leven lang leren en ondernemend functioneren in het bedrijfsleven. Het onderwijs dient mensen af te leveren die permanente veranderingen aankunnen. Voor leerlingen houdt dit in dat zij zelf geleidelijk verantwoordelijk worden voor de sturing van hun eigen leerproces. De rol van de docent wijzigt van sturend naar begeleidend. Leren leren wordt een vaardigheid die een leerling in staat stelt zijn eigen leerprocedure te ontdekken, te benoemen, te sturen en zonodig bij te stellen. De "school" verandert hierdoor in een "studiehuis". ICT biedt meer mogelijkheden dan ooit om zelfstandig te leren. Door het gebruik van deze technologie heeft de leerling niet alleen meer invloed op de inrichting van zijn leerproces, maar kan het leren óók onafhankelijk van tijd, plaats en docent plaatsvinden. Op rijksniveau heeft de behoefte tot aanpassing van het beroepsonderwijs al tot vernieuwing van het Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs (VMBQ) heeft geleid, |n aansluiting daarop zijn via een gezamenlijke inspanning van onderwijs en gemeente concrete stappen gezet op weg naar een structurele verandering van het beroepsonderwijs. Het VMBO bevindt zich momenteel grotendeels in verouderde gebouwen, die het onaantrekkelijke imago in stand houden en onvoldoende mogelijkheden bieden voor modernisering van het onderwijs. Bovendien is het onderwijs zo versnipperd over de stad dat nieuwe voorzieningen niet efficiënt geëxploiteerd kunnen worden. Er is een fysieke vernieuwing nodig, waarbij het VMBO meer geconcentreerd wordt en waar de ontmoetingsfunctie tussen onderwijs en bedrijfsleven ook feitelijk vorm gegeven kan worden; het Leerpark. Het fysieke programma voor het Leerpark -zoals in het Masterplan genoemd- omvat globaal 65.000 m2 aan onderwijsinstellingen (nieuwbouw, renovatie en te handhaven ruimte), 27.000 m2 aan bedrijven (kantoren, bedrijfsruimte en commerciële ruimte) en de toevoeging van 250 woningen. Daarnaast is een herinrichting van zowel de verkeersvoorzieningen als de openbare ruimte noodzakelijk. 2.3.
Structuurschets knooppunt Dordwijk
Op 1 2 november 2002 nam dé gemeenteraad kennis van de Structuurschets voor het knooppunt Dordwijk, deel a: Integrale visie en'project infrastructuur, van juli 2002. De hoofdlijnen van de visie leenden zich naar de mening van de raad voor verdere uitwerking. De belangrijkste elementen in de visie zijn: 1. De spoorondertunneling van de Laan der VN: dit element heeft hoge prioriteit in de verkeersvoorzieningen van de stad, maar kan niet door de gemeente alleen bekostigd of aangelegd worden. Hierbij is aanzienlijke participatie van het Ministerie van V&W nodig. 2. De verkeersafwikkeling van de Laan der Verenigde Naties bij het kruispunt met de N3 kan op langere termijn, zeker na aanleg van de spoortunnel niet gehandhaafd worden. Herziening is nodig. In de structuurschets is als oplossing gegeven de aanleg van een grote ovale rotonde (ovonde) onder de N3. waardoor de aansluiting van het Leerpark aanzienlijk zal verbeteren en waardoor de aansluiting van het gezondheidspark én het leerpark veel meer inhoud en allure krijgt.
3. Een sterke groen- en waterverbinding van het oosten met het westen van de stad: van het Overkamppark met Nieuw Krispijn. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de gewenste waterstructuur opgenomen in de gemeentelijke "stedelijke waterstructuur", waarmee de gemeenteraad als uitgangspunt eveneens heeft ingestemd. De financiering en uitvoering van deze elementen zijn evenwel nog niet vastgesteld. Daarom zijn deze elementen niet op de bestemmingsplankaart van het Leerpark opgenomen. Wanneer over de uitvoering nadere besluiten zijn genomen - de eerste worden binnenkort verwacht - zal voor het totale verkeersgebied een bestemmingsplanherziening worden voorbereid. Uiteraard zal de auto- en busbereikbaarheid van het Leerpark ook bij gedeeltelijke uitvoering van de visie verzekerd blijven, zoals ook in de visie verwoord is. De visie is in september 2002 om reactie aan het provinciaal bestuur toegezonden. Uit de reactie blijkt dat het provinciaal bestuur niet afwijzend tégenover de gepresenteerde ontwikkeling staat, maar dat veel elementen uit de strüctuurvisie uitgewerkt en/of hard gemaakt zullen moeten worden. Een gewijzigde verkeersfunctie van de N3 wijst de provincie vooralsnog af. De overige elementen zijn sterk afhankelijk van afspraken met derden en de haalbaarheid daarvan zal bij de aanbieding van concrete bestemmingsplannen aan de PPC zowel feitelijk als financieel aangetoond moeten worden. Qua bestemmingsplanaanpak zal de wijziging van de verkeersstructuur de laatste fase gaan vbrmén. Eerst wordt (in het onderhavige bestemmingsplan) een nieuw juridisch-planologisch kader voor het Leerparkgebied ontwikkeld. Vervolgens zal een vergelijkbaar plan voor hét Gezpndheidspark worden opgesteld. Pas daarna komt de ontsluiting van deze gebieden in een bestemmingsplanherziening aan de orde. De eerstgenoemde plangebieden kunnen ook zonder de in'de structuurschets aangegeven ontsluiting functioneren. De in.de structuurvisie aangegeven verkeersstructuur wordt door de gemeente dringend noodzakelijk geacht en zal dan ook worden nagestreefd en uiteraard zal daar intensief overleg met derden aan vooraf moeten gaan, maar als delen van de in dé structuurvisie aangegeven verkeersstructuur niet of niet volledig haalbaar blijken heeft dat geen onoverkomelijke consequenties voor de bereikbaarheid en het functioneren van het, onderhavige plangebied. 2.4 Econpmisch beleid Pe combinatie van onderwijsfuncties en economische activiteiten is van vitaal belang voor het Leerparkconcept, maar mag niet ten koste gaan van het algemene economische beleid van de gemeente. De doelstellingen van de gemeente voor opname van economische activiteiten in het Leerpark zijn versterking van de onderwijsfunctie, kostendrager voor de totale ontwikkeling en ruimte bieden ^aan stedelijke voorzieningen die een centrale plaats in de stad dienen te krijgen of te houden. Het betreft: -commerciële bedrijvigheid, m.n. detailhandel/dienstverlening : 2000 m2; -kantoren: 10.000m2;en -bedrijfsruimten: 10.000 - 20 T ÖOO m2. Voor deze activiteiten geldt dat een relatie met het onderwijs aanwezig moet zijn en blijven. Voor de kantoren geldt bovendien dat zij aangewezen moeten zijn op een centrale functie in de stad. Gelet pp de bovengenoemde doelstellingen en gelet op onder meer de belangen van bestaande ondernemers in de omgeving van het Leerpark zullen de economische activiteiten beperkingen kennen. Met name de detailhandelsvoorziehin.gen binnen het Leerpark zullen gericht moeten zijn op de verzorging/ondersteuning van het Leerpark en eventueel het Kombiparkgebied en geen aantrekkende werking op klanten van buiten deze gebieden mogen hebben. Dit.laatste kan onder meer worden bereikt door de openingstijden synchroon te laten lopen met de lestijden van het onderwijs. Daarnaast dient op bouwplanniveau gestreefd te worden naar een intern karakter van de detailhandel. Ten aanzien van de doelstelling "versterking van het onderwijs" is het van belang dat zowel bij de aanvang van de projectrealisatie als bij de verdere exploitatie, c.q. het verdere beheer deze
doelstelling gewaarborgd wordt. De waarde van economische functies als kostendrager voor de totale ontwikkeling moet gerelativeerd worden. Juist gelet op de vereiste relatie met het onderwijs zal naar verwachting geen opbrengstopdrijvende werking van de economische functies uitgaan. Een ondernemer kan . gebaat zijn bij een vestiging op het Leerpark, maar zal toch beperkt zijn in zijn doorverkoop- en/of . ondêrverhüürmögelijkheden. Wat betreft de doelstelling "ruimte bieden aan stedelijke voorzieningen die een centrale plaats dienen te krijgen/houden" zou èêri onderwijskundige relatie met het Leerpark zeker aangemoedigd moeten worden, maar is een dergelijke relatie geen voorwaarde voor vestiging. De invulling van de economische functies kan zowel publiekrechtelijk als privaatrechtelijk gestuurd worden. Via het bestemmingsplan kunnen voorwaarden gesteld worden aan het type bedrijvigheid dat in het gebied gevestigd kan worden, bijvoorbeeld door de toe te laten milieucategoriën in het plan te regelen. De branchering kan niet via het bestemmingsplan geregeld worden, maar het is wél mogelijk om de totale oppervlakte van de verschillende functies en de oppervlakte per vestiging in het bestemmingsplan te regelen. Vanuit economisch oogpunt wordt dan ook geadviseerd om naast dé milieucategoriën de maximale brutovloeroppervlakten als volgt in het bestemmingsplan vast te leggen: -detailhandel: 1 50 m2 per vestiging; -horeca (exclusief kantines): 200 m2 per vestiging; -supermarkt: 600 m2 per vestiging; -commerciële dienstverlening: 150 m2 per vestiging; -kantoren/zakelijke dienstverlening: 1500 m2 per vestiging; -productiebedrijf: 1500 m2 per vestiging. ! , De,totale brutovloeroppervlakte aan detailhandel (inclusief supermarkt), horeca, en commerciële dienstverlening is in eerste instantie bepaald op maximaal 2000 m2. Het is echter niet de bedoeling dat op het'Leerpark een buurtwinke|céntrum gaat ontstaan. De voorziening moet gericht zijn op de behoefte vanuit de scholen en overige voorzieningen. Om deze reden dient de maximale omvang aan detailhandel beperkt te worden tot maximaal 1000 m2. Aan horeca en commerciële dienstverlening mag gezamenlijk maximaal 1000 m2 BVO worden gerealiseerd. Hoewel de branchering niet in het bestemmingsplan geregeld kan worden verdient het aanbeveling één voorzet voor.een branchering te betrekken bij de verdere uitwerking van plannen. Hierbij kan gedacht worden aan: -een supermarktje/gemakswinkel; -een bakker; -een copyshop; reen boek-tijdschrift en schrijfwarenwinkel; -een kapper; -een reisbureau; een internetcafe; -een bankfiliaal -een bloemëri/cadeauwinkel Twee vormen van gebruik worden echter wel in de voorschriften uitgesloten; de vestiging van koffieshops en speelautomatenhallen, De reden hiervoor is het feit dat dergelijke functies bepaalde risico's voor scholieren, in de leeftijdsgroepen die de schoolvoorzieningen zullen bezoeken, met zich brengen en de vrees voor overlast van deze vormen van horeca en sportieve/recreatieve • dienstverlening voor de woonomgeving. De totale oppervlakte aan kantoren/zakelijke dienstverlening zou 10.000 m2 mogen bedragen. Het |igt voor de hand de kantoren af te zetten bij ondèrwijsgelieerde ondernemingen en instellingen, waarbij een deel van dé kantoren ingevuld kan worden met commerciële cursusfaciliteiten. Hierbij wordt er van uitgegaan dat het reguliere volwassenenonderwijs vooral via de onderwijsruimten van het Leerpark zal worden gefaciliteerd. In principe kan een kantoorhqudend bedrijf uit élke branche interessant zijn voor hét Leerpark, maar wellicht kan worden' gestreefd naar handel, (onderwijs-)instellihgen en creatieve diensten, alsmede eventueel zakelijke dienstverlening. Gezien
10
de gewenste wisselwerking met het onderwijs, dat een breed terrein bestrijkt , is enige pluriformiteit zeker gewenst. Voorkomen moet worden dat de kantoren in het leerpark bevolkt worden door enkele grote instellingen en een groot call-centrum. Voor produktiebedrijven geldt een maximale oppervlakte van in totaal 20.000 m2 BVO. De bedrijven die zich op het Leerpark vestigen mogen vanuit milieuoogpunt geen hinder veroorzaken voor de omgeving. Daarnaast zouden de bedrijven.in principe een redelijke hoeveelheid personeel met een LBO-MBO-opleiding moeten hebben, zodat ook een realistische verwachting kan gelden ten aanzien van stageplaatsen en ujtwisselingsmogelijkheden Dit laatste geldt overigens pok ten aanzien van de kantoren/zakelijke dienstverlening. Qua branchering kan gedacht . worden aan bedrijven met een link naar Shipping Valley (metalelectro) of met een link naar een goedlopende opleiding binnen het Leerpark-aanbod, Maar elk bedrijf dat een interessant produkt voortbrengt kan in principe interessant zijn voor het Leerpark. Privaatrechtelijk dienen ondernemingen die geïnteresseerd zijn in een vestiging op het Leerpark, door een Leerpark-orgaan (bijvoorbeeld een exploitatiemaatschappij waarin onderwijs en ontwikkelaar/beheer vertegenwoordigd zijn) getoetst te worden op hun "Leerpark-relevantie". Indien deze toetsing positief uitvalt kunnen via privaatrechtelijke weg nadere voorwaarden aan de onderneming wórden opgelegd. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen inspannings- en prestatie-afspraken en tussen afspraken van algemene aard en afspraken die voortvloeien uit maatwerk. De afspraken van algemene aard kunnen zoveel mogelijk in standaardvoorwaarden met kettingbeding in de koop- of huurovereenkomst worden opgenomen, Maatwerkafsprakeh worden per bedrijf specifiek benoemd en als bijzondere bepalingen in de koop- of huurovereenkomst opgenomen.. Handhaving van de afspraken is van belang omdat anders de relatie tussen economische activiteiten en het onderwijs onder druk komt te staan. Voorkomen moet worden dat de voor economische activiteiten gereserveerde ruimte in het Leerpark gevuld wordt met óndernemingen die (vrijwel) geen enkele band met het onderwijs hebben. 2.5. Volkshuisvestingsbeleid Woningbouw in het Leerpark maakt van de locatie een gevarieerd en aantrekkelijk gebied. Woningbouw zal zorgen voor extra "ogen" in/op het gebied, wat vooral voor veiligheid belangrijk is. Woningbouw zal er ook jeen functie op zichzelf vervullen rn het kader van de differentiatie van de woningvoorraad in de stad. en regio en specifieke, tekorten ih bepaalde segmenten van de woningmarkt oplossen/ waarbij gedacht moet worden aan ouderenhuisvesting, mensen met een hoger inkomen en woonconsumenten die meer invloed op uiterlijk en inrichting van de woning wensen. In de hele stad is er een tekort aan ouderenhuisvesting -waarvoor jaarlijks 360 woningen moeten worden toegevoegd- wat met het huidige woningbouwprogramma nog niet wordt gehaald. Vooral in de wijk het Reeland is een erristig gebrek aan geschikte huisvesting voor senioren (er zijn ca. 440 woningen extra nodig voor 2010). Ouderenhuisvesting, met name in de vorm van appartementen met lift, senioren-eengezinswoningen, woonzorgcombinaties, een en ander in verschillende prijsklassen en zowel in de huur- als de koopsector op deze locatie kan de genoemde tekorten helpen oplossen. De ligging ten opzichte van voorzieningen, zoals winkels, zorg- en welzijnsvoorzieningen, is niet zeer gunstig, maar omdat het Leerpark qua locatie een van de weinige mogelijkheden tot 2010 voor nieuwbouw in of bij het Reeland is, is het gewenst om deze mogelijkheid te benutten. Door te regelen dat voorzieningen elders goed via het openbaar vervoer : te bereiken zijn en door de voorzieningen in het Leerpark waar mogelijk af te stemmen op gebruik door de bewoners van het gebied, kan het toch een voor ouderen aantrekkelijke locatie worden. Verder is er een sterke behoefte van woonconsumenten aan zeggenschap. Dit is dan ook als doelstelling in regionaal en landelijk beleid opgenomen. De regio Drechtsteden heeft in het "intentiedocument verstedelijking" in 2002 met het Rijk en de provincie afgesproken dat 1/3 van het woningbouwprogramma in particulier opdrachtgeverschap zal worden gerealiseerd. Het uitgeven van vrije kavels aan particulieren wordt in dit plangebied om financiële redenen niet
11
mogelijk geacht. Door in het Leerparkgebied de toekomstige bewoners grote invloed op de ontwikkeling van woningen te bieden, in een vergaande vorm van consumentgericht bouwen, wordt toch in aanzienlijke mate aan de bovengenoemde behoefte tegemoet gekomen. Voor een belangrijk deel zullen mensen met een hoger inkomen in dit soort woningbouw geïnteresseerd zijn. Studentenhuisvesting lijkt -gezien het karakter van het Leerpark- ook een logische doelgroep voor woningbouw binnen het plangebied. Er zijn op dit moment echter voldoende mogelijkheden in de bestaande bouw om studenten in Dordrecht te huisvesten. De betaalbaarheid van de huisvesting voor deze doelgroep is op die manier beter gegarandeerd dan bij nieuwbouw. In het Masterplan Leerpark is uitgegaan van een toevoeging van maximaal 250 woningen in het gebied. Bij de verdere uitwerking van het Masterplan Leerpark is geconcludeerd dat een groter aantal woningen in het Leerparkgebied wenselijk moet worden geacht. De reden hiervoor is het streven om vanuit veiligheidsoverwegingen monofunctionaliteit tegen te gaan en het scholengebied ook buiten schooltijden levendig te houden. Bovendien kan op deze manier een functionele relatie gelegd worden tussen het wonen boven de "Leerboulevard" en het noordelijk woongebied, dat op zichzelf ook versterkt moet worden.
Bëstaafide bebouwing in het'noordelijk woongebied (Gunriingplein)
De veiligheid is de belangrijkste inspirator van dit programmapunt; Het adviesbureau Van Dijk, Van Soomeren én Partners (DSP) wijst jn haar tweede rapport "Veiligheidseffectrapportage Leerpark" uitdrukkelijk op hét belang van een functiemehging van :scholen en woningen, waarbij DSP in belangrijke mate doelt op de periode buiten schooltijden. Essentieel is daarbij, dat de wpningtoegangen op locaties liggen , die van de schooltoegangen (incl. fietsenstallingen en routes) afgescheiden zijn, zodat een ongestoorde tóegang tot de woningen mogelijk is. DSP heeft in dit advies obk aanbevolen Om te trachten pp een aantal plekken op de eerste verdieping het wonen te accommoderen, daar de positieve yeiligheidseffecten van de woonfunctie bij een situering op grotere hoogten sterk afnemen. Het stedenbouwkundig plan voorziet in een toevoeging van 434 eengezinswoningen en appartementen binnen het plangebied. Het woningbouwprogramma verzet zich daar niet tegen.
12
2.6. Verkeer A. Wijkverkeersplan, verkeersstructuur Het plangebied ligt tussen de spoorlijn Dordrecht-Lage Zwaluwe en de N3, de hoofdontsluitingsweg vanuit het noorden en zuiden. Aan de zuidkarit van het plangebied ligt de Laan der Verenigde Naties, de belangrijkste binnenstedelijke óntsluitingsweg. Hiermee ligt het plangebied aan de zogenaamde Stadsring; de stadsverdéélroute, die onder meer van de N3 en de Laan der VN gebruik maakt. Het gebied kent een eenvoudige ontsluitingsstructuur, waarvan de Maria Montessorilaan thans de hoofdroute is. De belangrijkste toegangen tot het gebied zijn de noorden zuidzijde van de: Maria Montessorilaan. In de Maria Mbntessorilaan ligt een bussluis (rising step}, waardoor doorgaand autoverkeer op de meeste tijden niet mogelijk is. Deze voorziening moet in het belang van het openbaar vervoer en s.luipverkeer, zowel door het scholengebied als door de aanliggende wijk, tegen te gaan gehandhaafd worden.
Maria Montessorilaan ter plaatse van het scholengebied
Het gebied kent aan de noord en zuidzijde ook fietstoegangen, deels via vrijliggende fietspaden. De rotonde aan de noordzijde van het plangebied is krap bemeten voor het verwerken van spitsuurverkeer. Er zijn ruimtelijk weinig mogelijkheden om hier verandering in te brengen. In het gehele plangebied zijn langs de straten parkeerplaatsen. Het aantal parkeerplaatsen is op de meeste tijdstippen : : voldoende. ' . De combinatie van gemotoriseerd verkeer en langzaamverkeer is minder gelukkig. Er wordt naar gestreefd om in de toekomst binnen het plangebied het langzaamverkeer te laten domineren en het gemotoriseerde verkeer buiten het hart van plangebied, waar het feitelijke^ scholengebied ligt, om te leiden. .
13
B. Openbaar vervoer Het plangebied grenst aan de spoorlijn Dordrecht-lage Zwaluwe, maar de dichtstbijzijnde haltes zijn het CentraaJ Station en Station Dordrecht-Zuid. De laatstgenoemde halte ligt weliswaar op korte afstand van het Leerpark, maar is van beperkt belang voor het Leerpark. In het kade/ van het project Stedenbaah (metro-achtige voertuigen met een hoge frequentie die snel optrekken en afremmen) waaraan SRR, Haaglanden, Leiden, Dordrecht, de provjncie Zuid-Holland NS en Prorail deelnemen wórden (ondermeer) plannen voor een station Leerpark ontwikkeld. Realisering van een dergelijk station is echter afhankelijk yan een aantal voorwaarden die'naar verwachting pas ver in de toekomst een feit zullen worden. Voorwaarde daarbij is een spoorbaanverdubbeling (van 2 naar 4 sporen). Hoewel bij de planontwikkelihg fysiek rekening wordt gehouden,met een station Leerpark-Gezondheidspark is realisering daarvan na 2014, dus na de planperiode, te verwachten. De spoorlijn Dordrecht-Lage Zwaluwe wordt ter plaatse van de huidige overgang op de Laan de Verenigde Naties ondertunneld. Door deze ondertunneling zal de Maria Mpntessorilaari niet meer aan kunnen sluiten op de Laan der VN. Ermoet dus een nieuwe aansluiting worden ontworpen, waarmee tevens het ten zuiden van het plangebied gelegen industrieterrein kan worden ontsloten. De concentratie van openbaar vervoergebruik bij h.ét Lëerpark biedt mogelijkheden voor het realiseren van bij hét openbaar vervoer behorende voorzieningen. Gezien de löopafstanden eri de doelgroep kan jh het Lëerpark volstaan worden met één centrale opstapplaats, dié de vormgeving kan krijgen die bij het belang van dit opstappunt past. Zo'n halte zal zeker niet alleen bestaan uit een paal met het bekende gele bord, maar zal eruit zien als een mini-busstation. Dit centrale punt, waar meerdere buslijnen gebruik van kunnen maken, kan uit groeien tot een volwaardige wachtruimte met een uitstraling die studenten aanspreekt. Door een centraal opstappunt te ontwikkelen, kan hier ook hoogwaardige iriformatievoprziening en 'een maximale duidelijkheid naar de reiziger geboden worden. Dynamische reisinformatie en persoonlijke reisadviezen op de halte (denk aan de "reiswijzer") worden hierdoor mogelijk. Dit centrale punt kan dok gebruikt worden als opstappunt voor excursie, evenementen en ;qpen dagen, voorzover, de dienstregeling van het reguliere ppéhpaar vervoer hierheen hinder van ondervindt. Binnen het Leerparkgébïed moet er één direptë route tussen de Laan der Verenigde Natie en de Dübbeldarnseweg beschikbaar blijven, als onderdeel van de route tussen het Gezondheidspark en het Centraal Station/Binnenstad. De zogenaamde "rising step" en de. verkeerslicht-beïnvloeding . óp de Maria Mohtessprilaan zijn voorbeelden van de wijze Waarop aan de doorstroming van het openbaar vervoer prioriteit kan worden toegekend. , Het openbaar busvervoer door het Lëerpark maakt onderdeel uit van het zogenaamde HOV-D: Hoogwaardig Openbaar Vervoer Drechtstèden. Dit plan voorziet in de aanleg van zoveel mogelijk vrije businfrastructuur en kwalitatief goede haltes, zodat de bussen snel, betrouwbaar en comfortabel kunnen rijden. Naast stadsüjnen maken ook streeklijnén van/naar de Hoekse Waard en Alblasserwaard gebruik van het tracé door het Lëerpark, hetgeen, onderdeel uitmaakt van een groter traject dat loopt vanaf Zwjjndrecht naar Dordrecht Centrum, Centraal Station,^ Leerp.af k en Dordwijkpark.. Binnen de .regio brëèhtsteden is dit het drukst bereden bustracé (ca. .40 bussen in twee richtingen tijdens de spitsuren). Op zich garandeert deze ontwikkeling veel buslijnen met diverse bestemming en reismogelijkheden en dus een goede openbaar-vervoêrontsluiting van het gebied Leerpark. Ter zijnde tijd is het Stedenbaahstation een goede aanvulling op uitbreiding van de reismogelijkheden. De Stedehbaan is niet concurrerend, voor het busvervoer. C. Parkeervoorzieningen Volgens het Masterplan zijn in de nieuwe situatie -na Verdiscontering van uitwisseling tussen functies- zo'ri 950 parkeerplaatsen in het gebied nodig. ^Deze parkeerbehoefte is gebaseerd op de • normering die in de gemeente gebruikelijk i's en is gebaseerd op ASVV 1996 (CROW).
14
Scholen, woningen, bedrijven en kantoren moeten in principe voor werknemers en bezoekers in het gebied in hun eigen parkeerbehoefte voorzien (op eigen terrein of in de vorm van één of meer gemeenschappelijke parkeergarages). Daarnaast wórden parkeervoorzieningen op de openbare Weg aangebracht. Uitgegaan.dient te worden van de volgende parkeernormen: Onderwijs * leraren vmbo/lo, per klaslokaal 0.5 * leraren mbo, per klaslokaal 0.8 (eigen terrein) * niet-onderwijzend personeel 0.5 * per leerling mbo 0.15 Woningen eengezins 1.4 (eigen terrein) * meergezins-koop 1.2 * meergezins huur/voor ouderen 0.7 Kantoren 0.5/arbeidsplaats/30 m2 Bedrijven 1;4pp/100m2 Winkels • 1.75 pp/100 m2
,.
De behoefte wordt vanwege goede p.v.- en fietsbereikbaarheid verlaagd;.bij de niët-woonfuncties doof te vermenigvuldigen met een factor 0.67; van de woningen met 0.8,6. Hierbij is van uitwisselbaarheid van plaatsen uitgegaan, waardoor per saldo minder parkeerplaatsen nodig zijn. Dit vereist afstemming. De parkeerplaats-inrichting dient te voldoen aan de programma's van eisen verkeer en openbare ruimte. Parkeerregulering dient te worden mogelijk gemaakt. Voorzieningen .en inrichting dienen te worden aangelegd. De parkeerregulering zejf js een zaak voor de [toekomstige) beheerder. De parkeergelegenheid op eigen terrein/dubbel grondgebruik dient uiteraard door de beheerder/eigenaar van de grond te worden beheerd. Indicaties voor parkeerlocati.es zijn: 1. Langs spoor noordzijde; 2. Parkeerterrein zuid: 3. Aan Romboutslaan zuidzijde: 4. Openbare weg overig 5. Dubbel gebruik/garage 6. Op eigen terrein:
ca. 120 (incl. Wartburg) ca. 230 ca. 80 ca. 30 ca. 380-680 eengezinswoningen: 100-150, afhankelijk van het aantal Pa Vihei:.ca. 120-150, afhankelijk van de omvang Bedrijven : 100-200, naar mogelijkheid
Tijdelijke parkeervoorzieningen dienen naar behoefte op het terrein van Stadswerken te worden aangelegd (verwacht vanaf 2006). Hierbij is een (lage) bijdrage van de parkeerders aan de orde. Op openbaar terrein worden mogelijkheden aangeboden voor: leerlingen Da Vinci (geringe vergoeding) bezoekers winkels/kantoren (als overigen) bezoekers woningen werknemers Dalton en Ipsula (regulering of vergoeding, afstemmen met DVC. Op particulier terrein worden mogelijkheden aangeboden voor; -. Werknemers Da Vinci (regulering of vergoeding, afstemmen vmbp) Werknemers Wartburg (regulering of vergoeding, afstemmen vmbo en dvc) Werknemers bedrijven, kantoren en winkels Bewoners woningen De parkeerregulering voor de werknemers van het VMBO en van het Da Vinci dient op elkaar te worden afgestemd. Parkeerplaatsen en parkeergarages zullen betaalde parkeervoorzieningen worden. Daar waar de vraag het grootst is wordt de meeste parkeercapaciteit geboden. De toekomstige functies zullen
15
de parkeervoorzieningen financieel moeten dragen, met name door een afnamecontract bij verkoop/verhuur van gronden. De intensivering van het gebied in functionele zin betekent uiteraard een verhoging van de druk op de parkeerruimte. Het deels betaald maken van parkeervoorzieningen zal een verdere verhoging van de druk op gratis parkeerplaatsen in de omgeving betekenen. Wanneer de bewoners van een groter gebied de gemeente - bijvoorbeeld in een huis-aan-huis-énquête - daarom vragen, zal de gemeente in een groter gebied belanghebbenden parkeren invoeren, waardoor de parkeerruimte in het aanliggende woongebied gereserveerd kan worden voor de bewoners. 2.7 Veiligheid het college van burgemeester en wethouders heeft besloten om voor bestemmingsplanontwikkelingen die daarvoor in aanmerking komen een Veiligheidseffectrapportage (VER) op te stellen. Aan de hand van een dergelijke VER kunnen verantwoorde keuzes ten aanzien van de inrichting van het plangebied, waarbij een zo groot mogelijke sociale veiligheid gecreëerd kan worden. Het opstellen van een VER past pok binnen het streven van het Ministerie van Binnenlandse Zaken om veiligheid pp de bestuurlijke agenda te plaatsen en in planprocessen de aandacht te geven die dit onderwerp verdient. Ook voor het Leerpark is een VER opgesteld. Er spelen concrete veiligheidsrisico's in het gebied en eigenlijk is veiligheid rond scholen per definitie een punt van zorg. Verder zijn concrete en ingrijpende ruimtelijke wijzigingen in het plangebied voorzien, die de mogelijkheid bieden om vanuit een oogpunt van. veiligheid op in te springen en daarnaast is de VER opgesteld in ëeh periode waarin er verschillende scenario's voor de inrichting van het Leerpark mogelijk waren, zodat de alternatieve systematisch getoetst en onderling vergeleken kónden worden. Zoa|s ook in.de paragraaf over volkshuisvestingsbeleid is aangegeven, is functiemenging en dan met name de inpassing van de woonfunctie in het gebied een belangrijke methode om een grotere veiligheid in het Leerpark te bereiken. Daarnaast worden ook andere zaken ingezet, zoals een afgestemd én intensief beheer c.q. parkmanagement, waarbij beheer en toezicht jn een hand worden gebracht. De relatie met de scholen zal gelégd worden door het "Leerbedrijf toezicht" taken op dit vlak te geven. In de fysieke inrichting.van het gebied zijn de volgende zaken van belang: 1. Creëren van logische en korte routes in hét gebied2. Afsluiten van mogelijke restruimtes (bijv. de doorgang tussen de praktijkruimte en VMBO-Dalton). 3. Aanleg van een door water van de eengezinsbouw afgeschermde ruime ontmoetingsplek/groene speelruimte (het vm. Gunningplein}. 4. In het scholengebied plaatsen van een deel van de woningen vanaf de eerste verdieping; zodat de veiligheid op straat extra kansen krijgt. 2.8, Openbare ruimte De belangrijkste openbare ruimte binnen het plangebied is het prof. Gunningplein. Dit plein dat met .bomen en gras is ingericht, zal in het kader van de Leerparköntwikkelirïg worden omgevormd om ook ruimte te bieden aan woningbouw en de aanleg van water. Ook in de toekomst zal het Gunningplein, tezamen met de (verbrede) Maria Montessorilaan het belangrijkste verblijfsgebied vormen. De inrichting van deze ruimten kan op verschillende manieren plaatsvinden; de gronden kunnen zowel een groen als een meer stenen karakter krijgen. 2.9. Archeologie jn opdracht van de gemeente is door bureau RAAP is in samenwerking met het Nederlands Instituut voor Toegepaste Geowetenschappen TNO (NITG-TNQ) een inventariserend archeologisch onderzoek (geo-archêologische verkenning én kartering) uitgevoerd in de plangebieden Leerpark en Gezondheidspark. Het onderzoek diende te worden uitgevoerd omdat
16
realisatie van de plannen voor deze gebieden kan leiden tot aantasting of vernietiging van mogelijk aanwezige archeologische resten. Ten tijde van het onderzoek waren de plangebieden grotendeels bebouwd of voorzien van oppervlakteverharding en pp veel plaatsen zijn in de ondergrond kabels en leidingen aanwezig. Voor delen van het plangebied geldt een hoge verwachting voor het aantreffen van vindplaatsen uit de Ijzertijd tot en met de Middeleeuwen. Het onderzoek bestond uit een geo-archeologisehe verkenning en een karterend onderzoek. De geo-archeologische verkenning (bureauonderzoek en verkennend bodemonderzoek) heeft als doel te bepalen of in de plangebieden landschappelijke vormeenheden aanwezig zijn, waarin archeologische resten te verwachten zijri. Doel van het karterend onderzoek is het opsporen van archeologische resten en het geven van een eerste indruk van de kwaliteit (gaafheid en conservering), aard, datering, omvang en diepteligging van deze resten. Het verkennend onderzoek is in zowel het plangebied Leerpark als het plangebied Gezondheidspark uitgevoerd. Het .karterend onderzoek beperkte zicht tot het Gezondheidspark, in de zone waaraan op grond van de geo-archeologische verkenning een hoge archeologische verwachting werd toegekend. Uit het bureauonderzoek blijkt dat volgens Van der Esch (1996) ter hoogte van de huidige Dubbêldamseweg , langs de noordoostelijke grens van het Leerpark, het veenriviertje de Thuredrith heeft gelopen. Dit riviertje was een zijtak van De Dubbel en heeft een middeleeuwse oorsprong.(Renting, 1993). De exacte ligging ervan is onbekend. Op de CHS, regio Hoekse Waard/lJsselmonde/Dordrecht wordt de Thuredrith het buiten het plangebied gesitueerd. Volgens de verschillende archeologische archieven zijn binnen de plangebieden Leerpark en Gezondheidspark geen archeologisch vindplaatsen bekend. In de directe nabijheid zijn echter meerdere vindplaatsen bekend die wijzen op bewoning in de late Middeleeuwen. Volgens de Indicatieve.Kaart van Archeologische Waarden (IKAW; ROB, 2001) geldt voor beide plangebieden een lage tot middelmatige kans op het aantreffen van archeologische waarden. Tevens is op deze kaart aangegeven dat gróte delen van de plangebieden reeds verstoord zijn. Op de CHS, regio Hoekse Waard/IJsselmonde/Dordrecht hebben de stroomgordelafzettingen van Dé Dubbel én de Thuredrith een zeer grote kans en de gebieden daarbuiten een zeer lage kans op het aantreffen van archeologische sporen. Deze verwachting is gebaseerd op het feit dat de stroomgordels in'het verleden, door hun relatief hoge ligging, aantrekkelijke vestigingsplaatsen zijn geweest. Volgens de CHS geldt de zeer hoge trefkans voor archeologische resten vanaf de Middeleeuwen. Uit de archeologisch inventarisatie blijkt echter dat langs de Dubbel mogelijk ook . in de Romeinse tijd sprake is geweest van bewoning, zodat voor de bovengenoemde stroomgordels één hoge verwachting voor het aantreffen van archeologische resten uit zowel de Romeinse tijd als de Middeleeuwen geldt. Onduidelijk is of beide stroomgordels zich in de plangebieden Leerpark en Gezondheidspark aanwezig zijn. Als dat het geval is, dan zijn ze afgedekt door afzettingen van de St.ElisabethsvIped en/of het Merwedédek. Ten behoeve van de geo-archelpgische verkenning zijn in de plangebieden in totaal 46 boringen uitgevoerd. De boringen zijn verricht óp onbebouwde locaties waar zich geen pppervlakteverharding en kabels/leidingen aanwezig waren. Tijdens het verkennend booronderzoek in het Leerpark zijn geen afzettingen van de Thuredrith aangetroffen. Het valt echter niet uit te sluiten dat resten ervan toch langs de noordgrens van het plangebied aanwezig zijn. Booronderzoek langs de Dubbèldamseweg bleek echter niet mogelijk. Ten aanzien van het Leerpark wordt geadviseerd om eventuele ingrepen ter hoogte van de Dubbèldamseweg, die haaks pp deze weg zijn georiënteerd archeologisch te laten begeleiden. Op die wijze is het mogelijk de ligging van het veenriviertje de Thuredrith in het plangebied of direct ten noorden daarvan vast te stellen. Op de plankaart is in overleg met de gemeentelijke archeoloog een zone mét. de aanduiding archeologisch aandachtsgebied. Voor dat gebied gelden voor graafwerkzaamheden dieper dan 1 m archeologische beperkingen, in die zin dat begeleiding vanuit archeologisch oogpunt noodzakelijk
17
is. Dit is ook in de voorschriften opgenomen. Voor de rest van het gebied geldt dat bij eventuele archeologische vondsten de burgemeester (bevoegd gezag) moet worden ingelicht. 2.10. Cultuur-historische waarden In het plangebied komen geen beschermde monumenten voor. In het kader van het Monumenten Inventarisatjeproject is alleen het pand Dubbeldamseweg Zuid 231 met de gevelsteen De Vier Polders geïnventariseerd. Het betreft één van dé meest karakteristieke panden aan dit ijeel van de Dubbéldamsewèg, zowel qua architectuur als gaafheid. Het pand kwam echter uiteindelijk niet in aanmerking voor rijksbescherming. Langs de zuidkant van de Dubbeldamseweg Zuid bevinden zich nog een aantal panden cultuurhistorisch waardevolle panden, te weten Dubbeldamseweg 201 (met uitzondering van het moderne garagecómplex), 203 en 207, 217, 221/223, 2277229 en 233. Al deze panden zijn behoudenswaardig en naast het pand Dubbeldamseweg 231 komt een aantal van deze banden zeker in aanmerking voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst. Op dit moment is nog niet bekend wanneer dé uiteindelijke selectie van gemeentelijke monumenten in dit gebied plaats kan vinden, maar verwacht wordt dat dit binnen een termijn vari 5 jaarzal zijn. De Dubbeldamseweg is een oude verbinding tussen Dordrecht en Dubbeldam en ais historische • .structuur als zodanig van belang. De Dubbeldamseweg wordt tussen de Eemsteynstraat en Twihtighoevenweg voornamelijk gekarakteriseerd door vrijstaande en twee-onder-een-kapbebouwing ,uit de 19e eeuw en het eerste kwart van de 20e eeuw. De bedrijven aan de zuidzijde van de Dubbeldamseweg verstoren het karakter van deze weg enigszins door situering, schaal, architectuur, materiaal- en kleurgebruik. In het verlengde van de Werkenmondestraat bevindt zich een doorgang tussen de bebouwing, waaraan zich nog wat terugliggendé bebouwing bevindt. Vanaf de Romboutslaan is.sprake vari nieuwe woonbebouwing, die zich echter qua typologie in de sfeer van de Dubbeldamseweg voegt. Een interessant object is nog de hëulbrug uit 1921 op de hoek Dubbeldamseweg/Twintighoevënweg. Er dient gestreefd te worden naar het behoud en versterking van bovengenoemde karakteristieken. Tot slot dient zorgvuldig omgegaan te worden met de nog aanwezige (historische) waterlopen in het gebied. 2.11. Kabels en leidingen Aan de zuid- en zuidoqstzijde van het plangebied liggen belangrijke ondergrondse leidingen die als zodanig bestemd moeten worden. Het betreft: - Een persriool met een doorsnede van 500 mm; - , Twee persriolen met een doorsnede van 400 mm; - Een hogedruk gasleiding met een druk van 40 Bar; en - Een hoogspanningsieiding van 150 kV. Naast de te bestemmen kabels en leidingen komen in het zuidoostelijk deel van het plangebied kabels en leidingen voor, waarvoor.de bestemmingsplicht niet geldt. Het betreft: - Een. waterleiding met een doorsnede van 800 mm; - Twee waterleidingen met een doorsnede van 1025 mm; - Twee waterleidingen met een doorsnede van 1220 mm; - Een hoogspanningsieiding van 50 kV. Deze kabels en leidingen worden dus niet door het bestemmingsplan beschermd. 2-12. Stedelijke Ecologische Structuur In het Beleidsplan Stedelijke Ecologische Structuur van Dordrecht uit september 1997 is ingegaan op.de vraag welke natuur in en rond de stad aanwezig is en wat er gedaan moet worden om deze natuur vóór de lange termijn veilig te stellen. De ontwikkeling van een stedelijke ecologische structuur, een samenhangend netwerk van bron- en leefgebieden voor flora en fauna aansluitend op de natuur in het buitengebied, staat daarin centraal. Hoofddoelstelling daarbij is behoud en ontwikkeling van biodiversiteit.
18
Het bovengenoemde netwerk is opgebouwd uit drie deelstructuren: een bosstructuur, een hoojiandstructüur en een waterstructuur. Binhen het plangebied:vormen alleen de bermen van de spoorlijn Dordrecht-Lage Zwaiuwe en de N3 onderdeel, van de Stedelijke Ecologische Structuur. Deze bermen behoren tot de hóöilandstrüctuur. Deze hooilandstructuur is van grote betekenis voor de flora en insectenfauna en met name ruigtkruiden vinden hier een standplaats. De Spoorlijn wordt óver een afstand van vele kilometers begeleid door bermen met ruigtkruiden, verruigd riet, struweel en opslag van houtige vegetaties zoals wilg en vlier. De bermen van de N3 zijn bij een extensief maaibeheer voor de flora van betekenis. Bebouwing of verharding van deze gebieden is ongewenst.' In het bestemmingsplan is om die reden aan de betreffende grond deels een groenbestemming en deels een bestemming "water"gegeven. 2.13. Water In het stedelijk waterplan, waarvan thans de Verkenningennpta (oktober ?001) en de Visiènota (juni 2002) beschikbaar zijn, is ook voor het gebied Reeland, waarvan het plangebied deel uitmaakt aandacht besteed aan aspecten als wateroppervlak voor berging en het vasthouden van regenwater. Het belang van het tot stand brengen van een aansluiting op de watergangen in de wijk Krispijn en in het Overkamppark is van groot belang. In hoofdstuk 6 van de toelichting wordt nader op het stedelijk waterplan ingegaan. 2.14 Reclamebeleid De door de gemeenteraad op 5 januari 1999 vastgestelde beleidsnota geeft sturing aan buiterireclame in de hele stad. Hoofddoelstelling van beleid is bewaking van de kwaliteit van het. stadsbeeld. In dat kader is onder meer vastgelegd dat'voor reclame op particulier onroerend goed en overheidsgebouwen alleen vergunning kan worden verstrekt in er een functionele binding is tussen de reclameboodschap en het onroerend goed waarop of waaraan het reclame object is aangebracht. ' • 2.15. Prostitutiebeleid Na de opheffing van het bordeelverbod is in Dordrecht op 5 september 2000 de notitie Prostitutiebeleid vastgesteld. Uitgangspunt van het beleid is een vergunningsplicht voor seksinrichtingen bp grond van dé Algemene Plaatselijke Verordening en legalisering van de op 1 januari 2000 bestaande seksinrichtingen. Legalisering houdt tevens in een positieve bestemming in hét desbetreffende bestemmingsplan. \ (Vlet betrekking tot "thuiSwerkers"geldt dat de activiteiten worden aangemerkt als "werk in de eigen woning", waarbij het pand de hoofdfunctie "wonen" behoudt. Dergelijk panden behoeven niet positief als seksinrtchting te worden bestemd. Samenvattend kan. gesteld worden dat een seksinriphting alleen binnen het bestemmingsplan is toegestaan indien het betreffende pand als daartoe is bestemd. In het onderhavige plangebied is geen seksinrichting als bedoeld in bovengenoemde notitie gevestigd, zodat een positieve bestemming achterwege kan blijven.
19
3. Programma en stedenbouwkundige opzet. "
De opgave voor het Leerpark, zoals die uit het Masterplan voortvloeit is het maken van een gebied waarin: • • - scholen voor beroepsonderwijs zich kunnen vestigen; zowel degenen die zich daarvoor momenteel aangemeld hebben als eventueel andere gesubsidieerde of commerciële onderwijsvormen; - bedrijvigheid zich kan vestigen, als aanvulling, verbeelding en ondersteuning voor het beroepsonderwijs; - er recreatieve mogelijkheden zijn voor de (in principe oudere) leerlingen rondom de schoolperiöden, evenals voor werkenden; - een veilig en aantrekkelijk verblijfsklimaat geboden wordt; - de verkeerszaken -toegankelijkheid, openbaar vervoer, parkeren, fietsenstalling- op adequate wijze wordt opgelost; en - het verblijf aantrekkelijk is voor bewoners en omwonenden, doof zijn opzet en voorzieningen, die ten dele door leerlingen worden gerund. De opgave vereist één plan dat zoveel mogelijk rekening houdt met de specifieke milieuomstandigheden van het gebied en dat optimale mogelijkheden biedt voor een goed onderwijsmilieu, waar naast aantrekkelijkheid, uitstraling en ontmoetingsmógelijkheden ook geborgenheid en kleinschaligheid in de gebouwde omgeving tot uitdrukking komen. Voorts moet het plan één goede aansluiting bieden op de omgeving en de ontwikkelingen daarin.^ Het. plangebied kent een aantal milieuoitistandigheden waarmee in het ontwerp sterk rekening móet worden gehouden.' Zowel de spoorlijn als de weg, waartussen het gebied gelegen is, zijn vervoersaders voor gevaarlijke stoffen en produceren veel geluid. Veel van de onderwijsfuncties en alle woonfuncties zijn aangewezen op gelüidsluwe situaties, zodat de ligging van deze functies in het gebied en de afscherming van de geluidsbronnen in het gebied veel aandacht vergen. Ook de fasering in de realisering van bebouwing speelt hierbij een belangrijke rol. In veel gevallen kan voor geluidsgevoelige functies pas bouwvergunning worden verleend, c.q. kunnen geluidsgevpejigé functies pas in gebruik genomen worden, wanneer de afschermende nietgeluidsgèvqelige bebouwing of een geluidsscherm is gerealiseerd. De gebruikers van het gebied moeten in het gebied hun eigen plek kunnen vinden; hierbij hoort naar de mening van de scholen voor de lagere leeftijdsgroepen ook een eigen buitenruimte, waardoor zij - de jongeren - niet in pauzes en vrije tijd de openbare ruimte in gestuurd hoeven te worden. Onderdeel van deze beoogde kleinschaligheid is ook de beperking van de bouwhoogte van de gebouwen voor het VMBO tot 2 a 3 bouwlagen. Dit heeft gevolgen voor het grondgebruik: dat neemt toe. Voor andere functies kan een hogere bouwhoogte, wel ruimtelijk acceptabel of zelfs gewenst zijn. In dat kader kan beter gesproken worden van fijnsehaligheid: het werken met kleine én grotere schaal zodanig dat geborgen en overzichtelijke ruimtes ontstaan, mits zorgvuldig gedetailleerd en uitgewerkt. In ontwikkeling is een ontwerp voor de spoorondertunneling, dat tot gevolg heeft, dat de Maria . Montessorilaan op termijn niet meer aansluit op de Laan der VN, omdat deze op de plaats van de huidige aansluiting nog niet op maaiveldhoogte is. Mede om dat aspect te ondervangen en toch een goede aansluiting van het Leerpark aan de zuidzijde te maken is een "ovondë" ontworpen: een ovale rotonde, die zowel de Laan der VN, de afritten van de N3, de aansluiting van het Leerpark als de Overkampweg verbindt. Het bedrijventerrein "Bastipn" moet worden ontsloten via de zuidzijde van het Leerpark, over de tunnelbak heen. De ovondë met de bijbehorende aansluitingen wordt in een andere bestemmingsplanherziéning opgenomen.
20
De huidige buitenruimte in hét scholengebiéd
Het programma, zoals opgenomen in het vastgestelde Masterplan Leerpark, is na de vaststelling met inachtname van het bovenstaande verfijnd. Vooral de scholen hebben in hun eigen ohderwijskundjge opzet en in de afspraken over onderlinge samenwerking vooruitgang geboekt. Ook is verder nagedacht en overlegdhover de functie en plaats van bedrijven in het gebied en de plaats van de sportruimten. 3.1- De scholen De scholen hebben eerder een programma opgesteld waarin hun benodigde/gewenste vloeroppervlakte is opgenomen. In hoofdlijnen zijn de programma's als volgt:
SCHOOL
TOTAAL m2
Da Vinci
22.000 -
Insula
8. 600
Dalton
9.000
Praktijkgebouw
5,000
Wartburg
7.000
|ri dé schoolruimtes is sprake van theorielokalen, praktijkruimtes, mediatheken, en leerbedrijven. Daarnaast zal één deel van de leerbedrijven als commercieel bedrijf binnen de te maken bedrijfsruimte, detailhandelsruimte en ruimte voor dienstverlenende bedrijven worden opgenomen. Voor zover leerbedrijven in de scholen worden ondergebracht zullen ze geen winstoogmerk mogen nastreven. In de te maken schoolgebouwen is niet alleen de benodigde ruimte voor de diverse VMBO-, BE- en
21
basisonderwijsfuncties opgenomen, ook zal ruimte door meerdere scholen gebruikt worden en zal de onderwijsuitoefening sterk qua opzet en overstapmogelijkheden op elkaar afgestemd zijn. Immers, dat is de reden dat de scholen in een gebied gevestigd blijven. 3.2. Overige onderwijsfuncties Naast de hierboven genoemde scholen in de VMBO en MBÖ-sfeer zijn onderwijsfuncties in het gebied gewenst in de commerciële of semi-commerciële sfeer. Hierbij wordt gedacht aan bêdrijfsscholen van grote bedrijven in de regio (bijv. Dupont of IHC) en aan bedrijfsvakopleidingen in bijvoorbeeld de installatietechniek, de bouw, of de metaalsector. Deze onderwijsfuncties kunnen gebruik maken van voorzieningen van het reguliere onderwijs en andersom. Met een aantal instellingen worden momenteel verkennende gesprekken gevoerd. Naast deze vakopleidingen wprdt ook gedacht wij pok aan andere opleidingen als autorijscholen en dansscholen, die zich in beschikbare ruimten binnen het plangebied kunnen vestigen. Dergelijke commerciële onderwijsfuncties kunnen in bestaande of nieuwe onderwijsgebouwen of binnen de bestemming Gemengde doeleinden in het Leerpark worden ondergebracht. 3.3 Bedrijven en kantoren Aan de randen van het gebied, met name |angs het spoor en aan de zuidkant van het gebied zijn mogelijkheden voor de realisering van bedrijfsruimten. De locatie, midden in de stad en langs belangrijke regionale en stedelijke routes, is zeer geschikt voor kleinschalige binnenstedelijke bedrijvigheid: Stedelijk is hiernaar veel vraag/gezien de animo in vergelijkbare gebieden. Hier een symbiose met het beroepsonderwijs ontstaan, als zoveel mogelijk geselecteerd wordt op bedrijven die een meerwaarde zien in en kunnen geven aan het Leerpark. Hierbij denken we onder meer aan leerbedrijven, aan bedrijven die veel van stagiaires gebruik maken, aan minibedrijven van de scholen, aan bedrijven van de leraren en aan bêdrijfsscholen. In het plan is momenteel 20000 m2 b.v.o. als bedrijfsruimte opgenomen. Het is de bedoeling deze oppervlakte in bedrijfseenheden van 500-1 5ÓOm2 gefaseerd op de markt te brengen. De oppervlakte voor kantoren in het gebied is geraamd op ca. 10.000 m2 b.v.o.. Ook hier gaat het om ondernemingen die zoveel mogelijk een aanvulling zijn of een verbinding aangaan met het beroepsonderwijs in het gebied. Daarbij moet men denken aan commercieel onderwijs, aan IT-bedrijfjes, die van de voorzieningen en deskundigheden van de leraren en studenten gebruik willen maken, aan instanties die ondersteuning aan het onderwijs bieden, etc. De geplande bedrijf S- en kantoorruimte dient verschillende doelen. Naast de bovengenoemde relatie met het beroepsonderwijs kan de bedrijfs- en kantoorbëbouwing een geluidwering en tot op zekere hoogte een veiligheidsbuffer voor het geluid en het risico dat door het spoor en de N3 wordt veroorzaakt vormen, Ook levert de grónduitgifté middelen op ter dekking van een (beperkt) deel van de kosten van de ontwikkeling van het Leerpark. Op termijn moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat max. 5000 m2 van de scholen wellicht worden omgebouwd tot ruimte voor andere funpties, als de ruimte voor onderwijs niet meer nodig zou blijken te zijn. Deze functiewijziging zal echter vrijwel zeker ria de planperiode zijn beslag krijgen en wordt dan ook niet in dit bestemmingsplan geregeld. Tot slot moet worden vermeld, dat als gevolg van de eisen op het gebied van externe veiligheid binnen de planperiode het schoolgebouw Rohnbqutslaan 40, van het Da Vinci College, een bédrijfsfunctie zal krijgen, onder meer ten behoeve van leerbedrijven.
22
Opslagterreih Stadswerken
3.4. Sportruimte Hét Leerpark ligt tussen twee sportconcéntraties in: het sportpark Krommedijk met buitenaccommodaties en het Kombipark met binnenaccommodaties, waaronder een ijshal, een zwembad, een tennis- en squashhal en een sporthal. De sporthal in het Kombipark wordt overigens intensief gebruikt door een school buiten het Leerpark, het AVO van het Stedelijk Dalton Lyceum aan de Overkampweg. Voorts is momenteel in het Leerpark een tennisaccommodatie gelegen, die overigens geen functie heeft voor de huidige scholen. Het verplaatsen van deze tennisaccommodatie vormt onderdeel van het-plan. In het gebouwencomplex van het Da Vinci aan de Romboutslaan is een goed uitgeruste fitnesszaal aanwezig. Handhaving van deze zaal of vervanging door een andere op de leerlingen en de medewerkers van het gebied gerichte zaal maakt onderdeel van het programma uit. Wanneer een goede fiets en loopverbinding van het Lee;rpark naar het sportpark Krommedijk wordt aangelegd zijn binnen het plangebied geen nieuwe aécömmpdaties!voor buiten(school-)sport rvo-dig. Enkele;recreatieve sportvoorzïeningen op het Leerpark zelf (bijv. baskétbalveld) zijn wel gewenst. Dé buitenruimte (het huidige Günningplein) kan hierin voorzien. Voor gymnastiek - een vak, dat op het vmbo in het lesrooster zit - zijn volgens berekeningen in totaal 10 gyrnnastiekzalen nodig, eventueel gecombineerd in sporthallen óf -zalen. Er zijn er momenteel 8 in het Leerpark, waarvan er naar verwachting na realisatie van de plannen 2 zullen" blijyen. De overige 8 zalen die op termijn nodig zijn, zullen in het Leerpark worden gerealiseerd. Hierbij wordt uitgegaan van 4 spelzalen, waar steeds de ruimte van 2 gymnastiekzalen in een spelzaal wordt opgenomen. Deze voorziening sluit het best aan naar de vraag naar recreatief . avpndgebruik in Dordrecht en voldoet prima voor schoolsport. Deze zalen zullen ook mogelijkheden moeten bieden voor moderne vormen van lichaamsbeweging, zoals aerobics, fitness, vechtsporten en dans. Wellicht is combinatie met commerciële exploitanten mogelijk. 3.5. Overige voorzieningen, detailhandel, horeca en niet-cömmëeiële voorzieningen Het Leerpark moet ruimte bieden aan winkels en horeca ten behoeve van de leerlingen en medewerkers van de scholen en de gevestigde bedrijven. Hiervoor is (max.) 2000 m2 commerciële ruimte in het programma opgenomen. Hoewel bewoners van het gebied en van aanliggende
23
gebieden (Land van Valk) hiervan uiteraard gebruik zullen maken is de omvang niet gedimensioneerd op een vraag uit andere wijken. Het is niet de bedoeling dat hier een regulier buurtwinkelcentrum gaat ontstaan, maar een centrum, .dat zich richt op de behoeften vanuit de scholen en overige voorzieningen. Realisering van de.maximale omvang van deze commerciële functie moet gefaseerd plaatsvinden, gerelateerd aan de behoefte die vanuit het Leerpark ontstaat. Aan de detailhandelsfunctie wordt in ieder geval een bovengrens gesteld van 1000 m2 b.v.o. De overige 1000 m2 b.v.o. kan afhankelijk van de belangstelling vanuit de markt ingevuld worden met horeca en commerciële dienstverlening. Wat de horecafunctie betreft kan er binnen het plangebied behoefte zijn aan bijvoorbeeld snackbars, hamburger-restaurants, een jongerencafé, een grand café en een restaurant van de horeca-opleidingen. Koffieshops en speelautomatenhallen zijn in dit gebied -mede gelet op de leeftijd van het grootste deel van de bezoekers/gebruikers van dit gebied en de invloed die dergelijke horecavoórzieningen juist- op jongeren in dié leeftijdsgroep kunnen uitoefenenongewenst. Op winkelgebied is vestiging van onder meer een copyshop, een boekwinkel, een winkel voor dagelijkse levensbehoeften, een uitzendbureau en een reiswinkel wenselijk. Een kleine supermarkt van maximaal 600 m2 b.v.o. wordt in dit gebied aanvaardbaar geacht. Voor de hörecavestiging geldt een bovengrens van 200 m2 b.v.o.; voor dienstverlening en overige detailhandel is deze. bovengrens 100 m2 b.v.o. Naast bovengenoemde functies kan binnen het plangebied gedacht worden aan niet-commerciële voorzieningen als kinderopvang (reservering 500 m2), een studiezaal/bibliotheek, voorzieningen in de medische sfeer (bijv. een fysiotherapiepraktijk of een huisarts). 3.6. Overige programmapunten Naast functionele programmapunten zijn de volgende punten essentieel: * veiligheid: het gebied moet veilig beheersbaar zijn; * aantrekkelijk: het gebied moet een aantrekkelijke uitstraling hebben, ni'et alleen voor cursisten en leraren, maar ook voor bezoekers, werkers en omwonenden.
24
4. Beschrijving van het plan 4.1 Keuze planmethodiek Sedert de wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in 1985, in werking getreden op 1 juli 1986, kan qua planmethödiek een keuze worden gemaakt uit drie planvormen, te weten het gedetailleerde bestemmingsplan, het globale bestemmingsplan met uitwerkingsverplichting en het globale bestemmingsplan zonder uitwerkingsverplichting. Deze laatste-vorm is bekend onder de naam "globaal eiridplan". De wetswijziging van 3 april 2000 wijzigt deze mogelijkheden niet. Eén gedetailleerd bestemmingsplan biedt één grote mate van rechtszekerheid en duidelijkheid; met het oog op het beheer van het gebied Leerpark kan een dergelijk plan een stuk maatwerk bieden. Een globaal eindplah biedt meer mogelijkheden om bij de ontwikkeling van de verschillende functies flexibel op de ontwerpen in te.speler). Het Leerpark moet echter meerdere functies herbergen, die onderling nauw samenhangen. Een vergroting van bijvoorbeeld dé bebouwing heeft directe gevolgen voor de parkeersituatie en voor de verblijfsrujmté binnen hét plangebied. Juist vanwege deze onderlinge samenhang, is de bovengenoemde flexibiliteit maar in beperkte mate aanwezig. Om deze redenen is gekozen voor een gedetailleerd bestemmingsplan, met waar nodig zoveel mogelijk flexibiliteit in de vorm van ruime bouwblokken en vrijstelljngsmogleijkheden. Het plan moet voldoende middelen bieden Om via een stringent beheer ongewenste activiteiten in het gebied te voorkomen. De gewenste flexibiliteit zou belemmerd kunnen worden door de werking van de stedenbouw-kundige bepalingen uit de Bouwverordening. Om die reden is de werking van een deel van die bepalingen in het bestemmingsplan uitdrukkelijk uitgesloten. 4.2 Inhoudelijk A. Hoofdstructuur De hoofdstructuur van het .plan bestaat uit: a. Versterking van het woongebied aan de noordzijde; b. Vestiging/uitbreiding van de onderwijsfuncties in het midden van het gebied; c. Een opbouw van het gebied waardoor groei en krimp van onder meer onderwijs en leerbedrijven mogelijk is. De opzet biedt een bepaalde mate van flexibiliteit, binnen de grenzen die onder meer geluidhinder en externe veiligheid toelaten. d. Vorming van een centrale groene ruimte door verbreding van de Maria Montessorilaan met een bus- en'langzaamverkeerszpne met groen en waterpartijen, aansluitend op het groengebied op het Gunnirigpleirï; ' e. De deels verbrede groerizone van de Maria Montessorilaan en het verlengde Gunningplein vormen tevens het centrale toegangsgébied van scholen, commerciële voorzieningen en een deel van de nieuw aan te leggen woonvoorzieningen. f. Toevoeging van de woonfunctie in het noordelijk deel van het plangebied en gemengd met andere functies aan de Maria Montessorilaan en de zuidzijde van het Gunningplein, zoveel mogelijk in woongebouwen of op eenlaagse voorzieningen; g. Situering van de bedrijfsbebouwing zoveel mogelijk langs het spoor en deels langs de N3 om een gelüidsafschermende werking te kunnen bieden; h. Situering van kantoorbebóuwing aan de zuidwest- en zuidoostzijde van het plangebied om een gelüidsafschermende werking te kunhen bieden; i. Aanleg van een weg langs het spoor en langs de bedrijfsbebouwing als ontsluiting van de daar gesitueerde functies; j. Aanleg van water in een aaneengesloten systeem, dat i:n grote lijnen de Rondweg volgt en op termijn aangesloten wordt op de waterstructuren in Krispijn en het Overkamppark; k. Situering van de auto-hoofdtpegang aan dé zuidzijde van het plangebied; l. Optimaliseren van de bereikbaarheid per fiets aan oost-, noord- en zuidzijde van het plangebied; m. Op ver-schillende manieren decentraal voorzien in de behoefte aan parkeren en fietsenstalling;
25
Hieronder worden deze onderdelen waar nodig verder uitgewerkt en toegelicht. B. Woondoeleinden Algemeen
De woonfunctie in het gebied is van groot belang voor het functioneren van het gebied in de stad. Voorgesteld wordt om veel woningen toe te voegen, maar alleen waar het uit een oogpunt van milieu, veiligheid en aantrekkelijk woonmilieu mogelijk is. De redenen, waarom sterk aan het toevoegen van de woonfunctie wordt gehecht, zijn van verschillende aard: 1. Het bestaande woongebied aan de noordzijde, bestaande uit delen van de Waterinklaan, Boekelaan en Romboütslaan kan dóór het toevoegen van woningen op een goede manier worden afgerond. Momenteel lopen het schooi- én hét woongebied in elkaar over, terwijl dé woonfunctie niet !s ingericht op eèh afgeschermd functioneren. Door het toevoegen van nieuwe woonbebouwing kan deze situatie worden' verbeterd. 2. Het bieden van een continu bewoond gebied, waardoor er ook 's avonds, in de weekends en in de schoolvakanties leverren toezicht in het gebied is. Reeds, in 1999 adviseerde Bureau DSP in haar Veiligheidseffectrapportage als meest veilige alternatief een sterk gemengd gebied, met onderwijs, werkfünctiës en wonen in een stedelijke opzet. 3. Het creëren van een aantrekkelijke functiemenging, voor alle functies. 4. Het voorzien in een dekking van de te maken kosten in de grondexploitatie. lp het plan zijn op veel plaatsen, naast de scholen en andere voorzieningen, woningen opgenomen. De woonbebouwing dient zoveel mogelijk aaneengesloten te worden, om samenhang en kracht in de woonfunctie te krijgen. Een probleem daarbij vormt het gegeven dat scholen in de VNG-Brochure "Bedrijven en Milieuzonering" zijn ondergebracht in rnilieueategorie 2 met als richtlijn een afstand van 30 meter tot woningen. Hierbij spelen voornamelijk geluidsaspecten een rol. Met een gunstige oriëntatie (bijv, ingang/schöolplein, praktijklokalen e.d op een ongevoelige plaats) of door bouwkundige maatregelen zijn kleinere afstanden mogelijk. In de bouwkundige uitwerking dient veel aandacht worden besteed aan de toegangen van de woningen, die op enige afstand van de schooltoegangen moeten liggen en aan geluidwerende voorzieningen. Onderscheid tussen meer op het wonen georiënteerde straten en pleintjes en meer op scholen georiënteerde gebieden (waaronder met name de boulevard) zal moeten voorkomen dat overlast van de schoolfunctie gaat ontstaan. Immers, de individuele veilige en ongestoorde toegang tot de. woningen in het gebied is een .absolute voorwaarde voor een aantrekkelijk woonmilieu, Binnen het plangebied kunnen in tptaal 434-450 woningen worden gerealiseerd. Alle binnen het plangebied te realiseren woningen moeten voldoen aan de eisen van de Wet geluidhinder. In het midden van het plangebied zal op en naast scholen en andere voorzieningen woonbebouwing worden gerealiseerd, Voor een deel kan deze woonbebouwing in de vorm van ouderenwoningen met zorgvoorzieningen, mede onder de hoede van de zorgopleidingen van VMBO en MBO worden gebouwd. Overleg met woningcorporaties en zorg- en onderwijsinstellingen is nodig om tot realisering én beheer te komen. Voor-een ander deel zullen appartementen, geschikt voor ouderen, rriaar bedoeld voor alle doelgroepen gebouwd worden. De woonfunctie wordt hier binnen de bestemmingen "Maatschappelijke doeleinden" en "Gemengde doeleinden" (met een afzonderlijke aanduiding óp de plankaart) mogelijk gemaakt. De maixmaal toelaatbare bouwhoogte varieert van 16-22 m Alle woningen in het gebied zullen moeten voldoen aan "de '"Woonkeur", waarin alle milieu- en veiligheidsgaranties zijn verenigd en aan niveau B van dé Checklist Duurzaam Bouwen. Bovendien dienen de te bouwen eengezinswoningen binnen het plangebied op eigen terrein te voorzien in de parkeerbehoefte die deze woningen oproepen en moeten de te bouwen etagewoningen per woning parkeergelegenheid afnemen rn de te bouwen parkeergarages.
26
De woongebieden binnen het plangebied verschillend onderling van karakter en vereisen een afzonderlijke regeling. Woondöeleinden De bestaande bebouwing aan de noordzijde van het plangebied valt onder de bestemming "Woondöeleinden". Binnen deze bestemming is via nadere aanduidingen de stedenbouwkundige karakteristiek van deze bebouwing vastgelegd. Via bpuwvlakken, en via een afzonderlijke aanduiding van tuinen- en erven en met de daarbij behorende bebouwingsregeling is de voorschriften is vastgelegd in welke mate woningen kunnen worden uitgebreid en tot welke omvang bijgebouwen kunnen worden opgericht. De bouwhoogte varieert van 10 m voor de laagbquwwonihgen tot 15 m voor de gestapelde woningbouw.
Bestaand woongebied èari de noordzijde ven hét-plangebied
Woongebied Aan de gronden waarop ingevolge dit plan een nieuwe woningbouwontwikkeling kan worden gerealiseerd is de bestemming "Woongebied" gegeven.• .Deze'.gronden in het noordelijk deel van het plangebied gebied zullen vooral worden ingevuld mét laagbouw in de duurdere sectoren. Gedacht wordt aan geschakelde woningen pp niet te grote kavels (ca. 200m2), waarbij vormen van particuliere keuzen in het ontwerp mogelijk gemaakt moéten worden. De bouwhoogte voor déze woningen bedraagt 12 m. Uitgaande van percelen met een gemiddelde omvang van 200 m2, zouden op de gronden mét deze bestemming maximaal 70 ééngezinswoningen kunnen worden gerealiseerd. • •. : Aan de noordrand van hét Gunningpléin wordt gestapelde bouw tot een hoogte van 21 m voorzien. Aan de rtoordwestrand.van:hët:Gunningplein is een complex Ouderenwoningen met een bouwhoogte van maximaal 16 m gepland. De ligging aan te maken waterpartijen is hier een extra kwaliteitsaspect. Op gronden met de nadere aanduiding "s"(= gestapelde bouw) kunnen 155 appartementen worden gerealiseerd. Bij de gestapelde bouw wordt rekening gehouden met de aanleg van een parkeergarage of een parkeerdek. In de planvoorschriften is een regeling opgenomen voor aan/uitbouwen en bijgebouwen, zoals die
27
ook elders binnen de gemeente geldt
Nieuwbouwlocatie tegenover bestaande bebouwing aan de Romboutslaan
Woöndoeleindën, woonwagenstandplaatsen In de noordoosthöek van het plangebied bevindt zich de woonwagenlocatie Dubbeldamseweg, Vanwege het specifieke karakter van deze woonfunctie is een afzonderlijke subbëst.émming "woonwagenstandplaatsen" opgenomen. Binnen deze subbestemming wordt gewerkt met een maximaal tóegelaten aantal standplaatsen én een maximum oppervlakte daarvan, een maximaal bebouwjngspercerïtage, andere; oppervlaktenvoorbijgebouwen en minimum onderlinge afstandseisert in vérband mét dé;brandyéitigheid..Vercier is dé bouwhoogte voor de • hopfdbe.boi.iwj.ng bepaald pp 5.50 m-. Bij;,deze.wbonwagënlocatié zïjh bpuwvlakken pp de plankaart opgèhorneri, om daarrriee aan te geven dat de thans onbebouwde gedeelten in het centrum 'en aan de randen van de locatie bij het water ook onbebouwd moeten blijven,
C. Maatschappelijke doeleinden De onderwijsvoorzieningen worden in het plan binne.n de bestemming "Maatschappelijke doeleinden" in drje clusters opgenomen: het Da Vinci College, het Daltonrlnsula-cómplex en het complex Watërinklaan 45 voor het Wartburg college. Het Da Vinci College komt aan de oostzijde van de verbrede Maria Montessorilaan (de Leerparkprómenade). Hét Daltön/ïnsulacompiex is ten oosten van het Da Vinci College aan weerszijden van de Rprnbóutslasn gepland. Dé prof. Kohnstaiinmlaan vormt de westelijke grens van dit complex. Aan de oostzijde wordt het complex begrensd door de waterpartij langs de wooriwagenlocatié. Het DaltonTlnsula-complex zal bestaan uit een drietal gebouwen: een gebouw voor het theoriepnderwijs.van het Stedelijk Dalton.Lyceum en theoriégebpuw voor het Insula College, met daartussen een samenwerkingsgebpuw voor beide. Hiervan zullen ook andere scholen, zoals Da Vinci, Wartburg en wellicht ook commerciële onderwijsinstellingen gebruik maken. Het
28
Woönwagenlocatïe Dublpëldarnséweg/Romb.outsplantsoeri
Ten noorden van het. Da Vincï College, op de kruising van het Gunningplein en de Leerparkpromenade is een bijzonder gebouw gepland dat vooral gebruikt wordt voor informatieverstrekking over de opleidingsrichtingen en -mogelijkheden in het Leerpark. Op een deel van de locatie Waterinklaan 45 wordt gebouwd voor het Wartburg college. Met deze locatie realiseert het Wartburg college haar wens: in het Leerpark, maar niet centraal. Hiermee kan zij gebruik maken van de voorzieningen van het Leerpark, maar heeft toch een aparte ligging, waarin zij.haar identiteit optimaal kan beleven. De ds. BogermanschooJ zal te zijner tijd - in principe binnen het plangebied- verplaatst wordenih 2004 verplaatst nioeten zijn, om plaats te maken voor het Dalton-complex. Als nieuwe locatie is een plaats naast Wartburg aangewezen. Het Schippersinternaat kan op de huidige locatie gevestigd blijven, al wordt de locatie geïsoleerd door de weg "achterlangs" en de plannen voor de tunnel t.p.v. de Laan der VN. Uitbreiding op de locatie is niet mogelijk, door de beperkingen van geluidhinder en groepsrisico. Binnen de bestemming "'Maatschappelijke doeleinden" kunnen educatieve-, sociaal-medische-, sociaal-culturele-, levensbeschpuwe.lijke-,.sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningenten behoeve van openbare dienstverlening worden gerealiseerd. Tot de educatieve voorzieningen behoren ook praktijklokalen en leerbedrijven. Voorkomen moet worden dat die leerbedrijven op termijn .uit gaan groeien tot echte commerciële voorzieningen en op die wijze een aanvulling gaan vormen op de binnen de bedrijfsbestremming, de gemengde doeleindenbestemming en de bestepnming bedrijfs-en kantorengebied toegelaten oppervlakte aan commerciële functies. Daardoor zou een ongewenste concurrentie van hét;gebied met ander bedrijfs- of commerciële terreinen ontstaan. Om deze reden is in artikel 1 .van de voorschriften bepaald dat een leerbedrijf een ruimte en/of activiteit binnen een school is -als onderdeel van de opleiding- die uitsluitend gericht is op het opdoen van ervaring, vergelijkbaar rnet de ervaring die die worden opgedaan in een commercieel bedrijf, met dien verstande dat het leerbedrijf.geen winstoogmerk nastreeft. Leerbedrijven binnen de bedrijfs-, kantoor- en gemengde doeleindenbestemming worden niet als zodanig benoemd en mogen dus wel een commercieel karakter hebben.'
29
Naast de zuiver maatschappelijke functies worden tot op zekere hoogte ook woningen toegelaten, omdat een dergelijke vorm van functiemenging bijdraagt aan de sociale veiligheid in het gebied en ook vanuit stedenbouwkundig en financieel oogpunt gewenst wordt geacht. Volgens de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" welke de basis vormt voor de bij dit bestemmingsplan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, vallen scholen in hindercategorie 2. Dat betekent dat rekening moét worden gehouden met een afstand tussen schoollokalen en woningen van 30 m. Irï de praktijk is deze afstand afhankelijk van het soort lokaal. Een praktijklokaal zal in het algemeen een grotere afstand tot woningen vereisen dan'een theorielokaal en bovendien kunnen bouwkundige voorzieningen worden aangebracht, waardoor de hinderafs'tand kan worden beperkt. Voorkomen moet worden dat dpbr de aanwezigheid van woningen de gebruiksmogelijkheden vari schoollokalen wordt beperkt. Binnen'de' bestemming kan het gebruik van een lokaal zonder meer wijzigen van leslokaal in praktijklokaal en als er een woning naast een schoollókaal is gerealiseerd zou dat een belemmering kunnen vormen om dat lokaal als praktijklókaal'in gebruik te hemen. Gelet óp de prioriteit die de onderwijsfunctie in dit plangebied heeft, is een dergelijke beperking ongewenst. Om die reden dienen de woningen dan pok zodahig, gebouwd té worden dat geen hinder kan worden ondervonden van de" meest hinderlijke invullingsmogelijkheid van d.e naastgelegen scholen. Dat zou kunnen leiden tot zwaardere bouwkundige (geluidsisoterende) ingrepen bij de te realiseren wohing(en). Woningen zijn alleen toegestaan waar dat door middel van een aanduiding op de plankaart is aangegeven. In verband met externe veiligheid is het niet toegestaan om functies waarin mensen permanent kunnen verblijven (niét uitzondering van de op de plankaart aangegeven woningen) té realiseren. Om die redep worden ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingshuizen of internaten tegengegaan. Er wordt vanuit gegaan dat de woningen voorzien worden van inpandige bergingen, maar omdat momenteel géén ontwerpen van de scholen én woningen bekend zijn en dus evenmin bekend is of een toekomstig ontwerp zich leent voor hét realiseren, van inpandige bergingen, is tevens een mogelijkheid opgenomen om zowel de bergingen van de woningen als de .parkeervoorzieningen op begane grondniveau binnen het (totale) bouwvlak te realiseren. Voor de maatschappelijke functies wordt het niet nodig geacht om een maximum omvang voor aan/uitbouwen of bijgebouwen vast te leggen. Zolang de hoofdbebouwing in de op de plankaart aangegeven voorgevelrooilijnen, het bouwvlakken en/of het bebouwingspercentage niet wordt overschreden, kan hét binnenterrein worden bebouwd. De 'bouwhoogte binnen deze bestemming varieert tussen 12 m en 22 m. D. Gemengde doeleinden Binnen de bestemming "Gemengde doeleinden" zijn naast woningen maatschappelijke functies zoals huisartsenpraktijken en fysiotherapiepraktijkëri toegestaan. Daarnaast wordt binnen deze bestemming ruimte geboden aan voorzieningen als kinderctagopvang én buitenschoolse opvang, sportscholen, autorijscholen en dansscholen, ateliers en aan commerciële voorzieningen in de sfeer van de detailhandel, dienstverlening en horeca. Bedrijfsfuncties en commerciële kantoorfuncti.es worden niet binnen deze bestemming toegelaten, omdat deze functies mét een relatief geringe bezettingsgraad per m2 met het. oog óp risico en veiligheid én als gëluidsafschermende voorzieningen in andere delen van het plangebied noodzakelijk zijn. Om te voorkomen dat comrhereiee|-dienstverlenende functies, detailhandel en horecavestigingen een te grote omvang zouden kunnen krijgen is vóór deze functies een maximum brutovloeroppervlakte van 2000 rn2 vastgelegd, waarvan maximaal 1000 m2 mag worden benut voor detailhandel. Verder is vóór detailhandel, dienstverlening en horeca een maximum brutovlóeroppervlakte per vestiging vastgelegd. Kinderdagopvang en buitenschoolse opvang, autorijscholen, dansscholen en sportieve- en recreatieve dienstverlening worden in dit kader niet beschouwd als commerciële dienstverlening. Ten aanzien van ateliers kan worden opgemerkt dat wanneer verkoopactiviteiten een wezenlijk
30 .
onderdeel uitmaken van de activiteiten, dergelijke ateliers tot de commerciële functies (detailhandel) gerekend dienen te worden. Ook binnen de bestemming gemengde doeleinden is niet vastgelegd tot welke omvang bijgebouwen ten behoeve van de niet-woonfuncties acceptabel worden geacht. Voor de eommerciële functies vloeit een beperking van die omvang voort uit de maximale omvang die de commerciële functies mogen hebben; er is daar immers sprake van bruto-vloeroppervlakten en bergingen/bijgebouwen vallen onder dat begrip. Binnen de bestemming Gemengde doeleinden wordt ook rekening gehouden met de bouw van een sporthal. Omdat de exacte ligging daavran nog niet bekend is, is op de plankaart een arcering aangegeven, waarbinnen de sporthal kan worden gesitueerd. De sporthal zelf mag een hoogte van 21 rn hebben." E. Bedrijven Binnen de bestemmingen "Bedrijven" wordt ruimte wordt geboden om in totaal 10.000 m2 aan onderwijsfuncties met een min of meer commercieel karakter, maar ook aan commerciële bedrijven die via het bieden van stageplaatsen en/of het verzorgen van specifieke (deel-)opleidingen een band met het onderwijs hebben, te realiseren. Vóór bedrijven die zich in hét plangebied vestigen staat de binding met hét onderwijs centraal, ongeacht of het bedrijf sseholën, leerbedrijven of commerciële bedrijven betreft. De binding met het onderwijs zou geregeld kunnen worden via een bestemming "Maatschappelijke doeleinden" met de subbestemming "bedrijven". Dit beperkt echter de vestigingsmogelijkhéden van meer commerciële bedrijven die op een andere wijze de bjnding met het onderwijs vorm willen geven. Daardoor zouden bedrijven als kostendragér vopr de ontwikkeling van het plangebied, als geluidsafscherming voor geluidsgevpelige functies en als buffer binnen de risicözones- in onvoldoende mate voorhanden kunnen zijn. Om deze reden is gekozen voor afzonderlijke bedrijfsbestemming. De relaties met het onderwijs kunnen binnen déze bestemming onvoldoende worden afgedwongen, maar kunnen wel privaatrechtelijk worden geregeld; de.ze relaties., zullen in de üitgiftevoorwaarden van gronden worden vastgelegd. Daarbij kan gedacht worden aan voorwaarden die arbeidsrelaties voor stagiaires en VMBO/MBO^öpgeléiden regelen, aan onderzoeksrelaties met opleidingen en aan de vestiging van praktijkopleidingen^in de bedrijfsgebouwen. Een toetsingscommissie van verhuurder/projectontwikkelaar, gemeente en scholen, die gegadigden beoordeelt en voorwaarden oplegt aan de hand van te voren opgestelde criteria, zal worden ingesteld. De bedrijven die nieuw binnen het plangebied zullen worden gevestigd, moeten kleinschalige, weinig milieuoverlast veroorzakende bedrijven zijn, die goed in een stedelijke context passen. Vanuit economisch oogpunt wordt uitgegaan van bedrijfseehheden van maximaal 1 500 m2 per vestiging. Aan de hand van de VNG-brochure "Bedrijven en Milieuzonering" is met de Milieudienst Zuid-HoHand-Züid óver de toe te laten bedrijven, ovejegd. De geplande bedrijven nabij de scholen moeten passen binnen de categorieën 1:.en 2 van de bij het plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten. Met vrijstelling is de vestiging van bedrijven uit de categorie 3.A:denkbaar. Voor een deel bevinden zich binnen het plangebied reeds bedrijven. Aan dé Dubbeldamseweg 201 bevindt een autobedrijf dat naast verkoop ook reparaties zonder plaatwerk en spuitwerk verricht. Dit bedrijf valt in milieucategorie 2. Aan de Dubbeldamseweg 225 is een autobedrijf gevestigd dat zicht.uitsluitend bezig houdt met verkoop en daardoor binnen milieucategorie 1 past. In de omgeving van deze bedrijven zijn nieuwe woningen gepland. De afstanden die op. basis van de VNG brochure "Bedrijven en Milieuzonering" tussen de .nieuwe woningen en de bestaande bedrijven aangehouden moeten worden zijn 30 m voor categorie 2-bedrijven en 10 m voor categorie 1 -bedrijven. Door de huidige activiteiten va n het autoverkoopbedrijf specifiek te bestemmen zal de geplande bouw van nieuwe woningen geen problemen opleveren.
31
Ook binnen de bestemming Bedrijven wordt rekening gehouden met de bouw van een sporthal. Omdat de exacte ligging daavran nog niet bekend is, is op de plankaart een arcering aangegeven, waarbinnen de sporthal kan worden gesitueerd. De sporthal zelf mag een hoogte van 21 m .hebben. Door .de ligging aan het spoor is de bereikbaarheid voor bedrijven goed. Bij de bouw van bedrijven en de inrichting van de directe omgeving zal aandacht moeten worden besteed aan parkeergelegenheid voor de deur teneinde het functioneren te bevorderen. Door de opname van achterterreinen is ook bevoorrading door bedienend verkeer in een bufferruimte naar achterliggende functie mogelijk. Vanwege de ligging binnen een risicozone zullen in overleg met de Brandweer de te gebruiken bouwmaterialen moeten bepaald; extra aandacht voor veiligheid in materiaalgebruik is noodzakelijk. Daarnaast is het gewenst om voor de bedrijven op bouwplan niveau rekening te houden met vluchtwegen aan de achterzijde van de bedrijfsbebouwing. De maximale bouwhoogte bedraagt 12 m. F.. Bedrijf s- en kantorengebied. Binnen het plangebied is rekening gehouden met maximaal 10.000 m2 aan kantoren. Vanwege de hogere bezettingsgraad van kantoren (ten opzichte van bedrijven) is het ongewenst om kantoren direct langs het spoor te situeren. Om die reden zijn de kantoren aan de zuidzijde van het plangebied gepland. Het is echter gewenst de kantoren daar te combineren met bedrijven. Om een al te grote detaillering te vermijden, is gekozen voor een verzamelbestemming "bedrijfs- en kantorengebied", waarbinnen de toegelaten hoeveelheid (commerciële) kantoren en 10.000 m2 aan bedrijven kan worden gerealiseerd. i
Net als bij bedrijven staat de binding met het onderwijs staat voor kantoren dié zich in het plangebied vestigen centraal. De binding met het onderwijs zou geregeld kunnen worden via een bestemming "Maatschappelijke doeleinden" met de subbèstemming "kantoren". Dit beperkt echter de vestigingsmogelijkhedén van meer commerciële kantoren die op een andere wijze de binding met het onderwijs vorm willen geven. Daardoor zouden de kantoren als kostendrager voor de ontwikkeling van het .plangebied en tot op zekere hoogte als geluidsafscherming voor geluidsgeVoelige functies in onvoldoende mate voorhanden kunnen zijn. De relaties mét het onderwijs.kunnen binnen de bestemming "bedrijfs- en kantorengebied" onvoldoende worden afgedwongen, maar kunnen wel privaatrechtelijk worden geregeld; deze relaties zullen in de uitgiftevoorwaarden van gronden worden vastgelegd. Daarbij kan gedacht worden aan voorwaarden die arbeidsrelaties voor stagiaires en VMBO/MBO-opgeleiden regelen, aan onderzoeksrelaties met opleidingen én aan de vestiging van praktijkopleidingen in de kantoorgebouwen. Een toetsingscommissie van verhuurder/projectontwikkelaar, gemeente en scholen, die gegadigden beoordeelt en voorwaarden oplegt aan de hand van te voren opgestelde criteria, zal worden ingesteld. Vanuit economisch oogpunt zijn kantoprëenheden van maximaal 1 500 m2 BVO per vestiging aanvaardbaar. De bestemmingen waarbinnen kantoren mogelijk zijn liggen in de omgeving van de Rondweg en de Laan der Verenigde IMaties, waardoor de bereikbaarheid goed is. Als op termijn het mogelijk zou blijken om ter plaatse van het plangebied een NS-station te realiseren draagt het spoor ook bij aan deze bereikbaarheid. In dé parkeerbehoefte die als gevolg van de bedrijfs- en kantoorontwikkeling zal ontstaan wordt op eigen terrein, binnen de verkeersbestemrning of eventueel in de parkeergarage binnen de bestemming "Maatschappelijke doeleinden" voorzien. G. Verkeersdoeleinden De wegen, de spoorlijn, fiets- en voetpaden, de boulevard, het verblijfsgebied, de parkeervoorzieningen (voqr zover niet in gebouwde vorm) en de fietsenstallingen, maar ook geluidschermen vallen onder de bestemming "Verkeersdoeleinden". De verkeersstructuur binrten het plangebied wordt aangepast. Langs het spoor wordt een nieuwe
32
weg aangelegd. Deze weg heeft naast een functie als ontsluitingsweg voor langs het spoor geplande bedrijven ook een functie in het kader van de bereikbaarheid van het spoor bij calamiteiten. Dé busroute zal over de Maria Montessorilaan blijven lopen. De Maria Montessorilaan wordt veranderd in een verblijfsgebied . Zowel van uit het noorden als vanuit het zuiden wordt het gehele gebied ontsloten. Voor het autoverkeer komt de nadruk te liggen op een hoofdontsluiting vanuit zuiden, met een min of meer rechtstreekse aantak op de N3. Doorgaand autoverkeer (uitgezonderd openbaarvervoer) via het Leerpark is ongewenst. Over deze höpfdstuctuur die als gebiedsontsluitingsweg (max. snelheid 50 km/u) ingericht wordt, volgens de richtlijnen van Duurzaam Veilig, vindt.de afwikkeling van bus, auto en fiets plaats. De - rest van het gebied wordt ingericht als verblijfsgebied, met de nadruk pp verblijven (voor motorvoertuigen betekent dit max, 30 km uur., of in geval van een erfinrichting max. l 5 km /uur.) . De parkeerterreinen en voordeuren van de diverse functie zijn zoveel als mogelijk binnen dit Verblijfsgebied te vinden. Door het gebied en aansluitend op het verblijf gebied lopen diverse vrijliggende fietspaden, die een verbindingen geven met het Dordtse fietsnetwerk. Binnen de verkeersbestemming wordt de aanleg van waterverbindingen, zowel onder- als bovengronds mogelijk gemaakt. Daarnaast kunnen geluidschermen tot een hoogte van 4,5 m binnen, deze bestemming worden gerealiseerd. H. Groenvoorzieningen De bermen van de spoorlijn Dordrecht-Lage Zwaluwe en de N3 vormen onderdelen van de Stedelijke Ecologische Structuur. Deze bermen behoren tot de höoilijnstructuur. Deze hooilandstructuur is van grote betekenis voor de flora en insectenfauna en met name ruigtkruiden vinden hier een standplaats. De spoorlijn wordt over een afstand van .vele kilometers begeleid door bermen met ruigtkruiden, verruigd riet, struweel en opslag van houtige vegetaties zoals wilg en vlier. De bermen van de N3 zijn bij een extensief maaibeheer voor de flora van betekenis. Bebouwing of verharding van deze gebieden is ongewenst. In het bestemmingsplan is om die reden aan de betreffende grond de bestemming "Groenvoorzieningen". Daarnaast is de gröenplek ten; zuiden van de woonwagenlocatie en de groenstrook langs de Laan der Verenigde Naties onder deze bestemming gebracht. Binnen de bestemming "Groenvoorzieningen", is de aanleg van groen, waterpartijen, speélgelegenheden, voet-en fietspaden, ondergrondse waterverbindingen en de bouw van binnen de bestemming passende en daarmee verband houdende bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogelijk. De maximaal toegelaten bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 12 m. Daarnaast is het noodzakelijk om ook binnen deze bestemming rekening té houden met de bouw van een geluidsscherm. In principe moet de ksntporbestemming.en de bedrijfsbestemrhing voor een adequate geluidsafscherming voor de.achtergelegeh geluidsgevoelige functies zorgen. Indien ömwat.voor reden dan ook hét niet of in onvoldoende mate mogelijk blijkt de laatstbedoelde geluidsafscherming te realiseren, heeft dat directe gevolgen voor de bouwmogeiijkheden van geluidsgevoelige bestemmingen als scholen en woningen. In een dergelijke situatie kan het noodzakelijk zijn om door middel van een geluidsscherm er voor te zorgen dat de geluidbelasting de toegelaten waarden niet overschrijdt. Een geluidsscherm moet zo dicht .mogelijk bij:de geluidsbron worden gesitueerd, zodat om die reden binnen zowel de verkeersbestemming ais binnen de groenbestemrning rekening wordt gehouden met een dergelijke voorziening. Op een deel van de groenbestemming is de aanduiding "parkeren toegestaan" aangegeven. Deze gronden zijn thans (overwegend) groen ingericht, maar het is denkbaar dat deze gronden in het belang van het goed functioneren van de woon- en schoolomgeving anders worden ingericht, bijvoorbeeld als parkeervoorziening. In het planvoorschrift is een inspraakbepaling opgenomen die van toepassing is als er voorstellen komen om de huidige situatie te veranderen.
33
Binnen groen kan ook water worden aangelegd. Dat past binnen de noodzaak om meer oppervlaktewater in het.plangebied aan te leggen. Als echter eenmaal water binnen het groen is aangelegd) mag pij een eventuele herinrichting van het groen en/of water de totale wateroppervlakte niet meer worden verkleind. • L Water Het water is in bestemmingsplannen zo gedetailleerd mogelijk bestemd, teneinde te voorkomen dat de hoeveelheid oppervlaktewater wordt .aangetast. Om toch enige flexibiliteit te hebben is bepaald dat binnen deze bestemming ook groenvoorzieningen zijn toegestaan; voorwaarde is weidat de hoeveelheid water niet wordt verminderd. Door binnen de bestemming water (onder genoemde voorwaarde) ook water toe te staan is bijvoorbeeld een andere vormgeving van groen en water, bijvoorbeeld in de vorm van een meer natuurlijk verloop van oevers, mogelijk. Het plan voorziet in een doorgaande waterstructüur langs het spoor, over het Gunningplein en langs de N3.In principe zal het om waterlopen van, min. 5 m breedte gaan. Vanaf het Gunningplein.zal een watergang met een aantal verbredingen naar de zuidzijde van het gebied lopen en hier zow0l aansluiten op de Qverkampstructuur als de Krispïjnstructuür. Op sommige plaatsen zal dit met duikers moeten worden gerealiseerd. In het verkeersplan "Ondertunneling van : het spoor" zullen de kunstwerken hiervoor worden opgenomen. De waterstructuur zal tevens aantakken op dé spoorwatergang. Op gronden met deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals bruggen, vlonders en poimpvoorzieningen worden gerealiseerd. De maximale bouwhoogte bedraagt 12 m. Binnen,de,bestemming is een inspraakbepaling opgenomen, waarbij in geval van wijziging van de inrichting van, het water het Zuiveringsschap en het Waterschap als belanghebbenden moeten wöpdën geraadpleegd. > J. Leidingenstrook Aan de zuid- en zuidoostzïjde van het plangebied liggen belangrijke ondergrondse leidingen die als zodanig bestemd moeten worden. Het betreft: - Een persrioöl met een doorsnede van 500 mm; - twee persriolen met.een doorsnede van 400 mm; - Een högedruk gasleiding met een druk van 40 Bar; en r Een hobgspahningsleiding van 1 50 kV, De. te beste.mmën leidingen dienen in de planvoorschriften te worden benpemd; de vervoerde stof, de druk en dé diameter van de leiding dienen aangegeven te worden. De strook met de bestemmirïcj leidingen^ dient een bepaalde breedte hebben. De Nota Planbeoordeling2002 van de provincie Zujd^Hplland noemt daarvoor de volgende strookbreedten: - ondergrondse leidingen met een diameter tussen .100 en 400 mm: een strookbreedte van 4 m : aan weerszijden van de Ipiding; - ondergrondse, leidingen met een diameter tussen 400 en 18QOmm: een strookbreedte van 5 m aan weerszijden van de leiding. Ter plaatse van de voor leidingen te bestemmen gronden dienen beperkingen aan het grondgebruik te worden opgelegd. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een aanlegvergunningenstelsel dat van toepassing is bij: - Het uitvoeren van ontgrondingen; - Het aanbrengen vari oppervlakteverhardingen; - Het aanbrengen van diepwortelende beplanting; - Het verrichten van graaf werkzaamheden, anders dan normaal spit- en ploegwerk, waartoe niet gerekend wordt diëpplqegen.en aanleg van drainageleidingen; - Het verrichten van grondóphógingen; en - Het indrijven van voorwerpen.
34
De voor leidingen te bestemmen strook dient vrijgehouden te-worden van bebouwing. Voordat een besluit over het eventueel verlenen van een aanlegvergunning genomen wordt, dient de leidingbeheerder te worden geraadpleegd. Naast de te bestemmen kabels en leidingen komen in het zuidoostelijk deel van het plangebied kabels en leidingen voor, waarvoor de bestemmingsplicht niet geldt. Het betreft: - Een waterleiding met een doorsnede van 800 mm; - Twee waterleidingen met een doorsnede van 1025 mm; - Twee waterleidingen met een doorsnede van 1220 mm; - • Een hoogspanningslèiding van 50 kV. Deze kabels en leidingen worden niet door het bestemmingsplan beschermd. 4.3 Regeling. Bij iedere, bestemming zijn inrichtingsvoorschriften, bouwvoorschriften en mogelijkheden van vrijstellingen opgenomen. De iririchtingsvDorschriften geven aan of gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen (zoals straten, parkeerplaatsen, paden), groenvoorzieningen of water zijn toegelaten., |n feite is dit een gebruikelijke en in de meeste bestemmingsplannen voorkomende bepaling. De bouwvoorschriften en mogelijkheden van vrijstelling bevatten elementen die specifiek zijn gericht op het onderhavige gebied en een direct gevolg zijn van de eerdergenoemde uitgangspunten voor dit bestemmingsplan. Naast dé hiervoor per bestemming geregelde vrijstellingsbepalingen is ook de gebruikelijke algemene vrijstellingsbebaling (voor bouwwerken van openbaar hut, het verschuiven van verschillende grenzen, etc.) opgenomen. De overige voorschriften in het plan, zoals de gebruiksvoorschriften en de overgangsbepalingen, spreken voor zich en behoeven geen nadere toelichting.
35
5. Milieu 5,1 Wet geluidhinder A. Wegverkeers- en spoorweglawaai Ten behoeve van het bestemmingsplan Leerpark is een onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelastingen, die binhen het plangebied optreden, ten gevolge yan het weg-.en ratlverkeer. Daarnaast is voor de buiten het plangebied gelegen woningen aan de Nieuweweg onderzocht wat de gevolgen van de realisatie van het Leerpark zijn voor de geluidsbelastingen, die deze woningen ondervinden ten gevolge van het weg- en railverkeer. Woningen en scholen De geluidsbelasting, ten gevolge van de spoorweg Dordrecht - Lage Zwaluwe, Rondweg (N3) en Laan der Verenigde Naties, overschrijdt op de bestemmirigsgrerizen waar woningen en scholen zijn toegestaan de voorkeursgrenswaarde en deels zelfs de maximale ontheffingswaarde die voor deze geluidsbronnen gejdt. Qp de plaatsen waar sprake is van een overschrijding van de ten hoogste toelaatbare waarde dient te worden voorzien in een zogenaamde "dove" gevel. Overige maatschappelijke doeleinden Ter plaatse van de lokaties Dubbeldamseweg Zuid 187 en Maria Mohtessorilaan 11 is sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde ten gevolge van de spoorweg Dordrecht - Lage Zwaluwe. De ten hoogste toelaatbare waarde wordt echter niet overschreden, Bij de lokatie Maria Montessorilaaiï wordt eveneens de voorkeursgrenswaardë en ten hoogste toelaatbare grenswaarde, ten gevolge van de Rondweg (N3) overschreden. Bij lokatie Romboutslaan 30 overschrijdt de geluidsbelasting ten gevolge van de Rondweg (N3) de voorkeursgrenswaarde. De ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting wordt echter niet overschreden. Geluidsbelasting woningen Nieuweweg De geluidsbelasting, ten gevolg.e van de spoorweg Dordrecht - Lage Zwaluwe, neemt als gevolg van de realisatie van het Leerpark bij de woningen aan de Nieuweweg met maximaal 1,1 tot 1,5 dB(A) toe, afhankelijk van de keuze van het gelüidscherm. Deze toename wordt acceptabel geacht. Hogere grenswaarden Gedeputeerde Staten hebben bij besluit d.d. 1 december 2004 de benodigde hogere grenswaarden vastgesteld. Het besluit van GS met de nadere omschrijving van de vastgestelde hogere grenswaarden js als bijlage toegevoegd. B. Industrielawaai. Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een industrieterrein. 5.2 Bodemkwaliteit Historisch onderzoek wijst uit dat aan de hand van de huidige gegevens en de Bodemkwaiiteitskaart de bodem als schoon tot licht verontreinigd moet worden gekwalificeerd. Er zijn in dit opzicht geen beperkingen voor het beoogde gebruik te verwachten. Voorafgaand aan (her-)ontwikkelingen dient een verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Indien blijkt dat er toch verontreinigingen aanwezig zijn moet de bodem alsnog geschikt worden gemaakt voor het beoogde gebruik. 5.3 Luchtkwaliteit Het wegverkeer van de Rondweg/N3, maar ook van de Laan der Verenigde Naties heeft een negatieve invloed op de luchtkwaliteit. In de planvorming dient hiermee rekening gehouden te worden in die zin dat zo min mogelijk mensen hier last van zullen hebben. In gebieden waar naar
36
verwachting de indicator voor verkeersgerelateerde luchtverontreiniging -40 microgram per m3 stikstofdioxide op jaarbasis- blijvend wordt overschreden, zijn geen gevoelige functies toegestaan. Scholen, woningen, ziekenhuizen, maar ook openlucht recreatiegebieden zijn voorbeelden van gevoelige functies. De doelstelling is om te voldoen aan de Besluiten Luchtkwaliteit voor Stikstofdioxide, Koolmonoxide en Benzeen. Deze zijn aangepast aan de Europese Richtlijnen. De provincie ZuidHolland heeft de zone vóór Stikstofdioxide varï de Rondweg/N3 berekend, die óók maatgevend is voor andere stoffen. De zone van de grenswaarde van 40 micrógram/m3 als jaargemiddelde, bestrijkt voor een groot deel het plangebied. De verwachting wordt uitgesproken dat buiten de zone van 50 meter van de N3 aan de gestelde norm van 40 microgram/m3 wordt vojdaan. Op basis van de provinciale "Zonekaarten luchtkwaliteit langs wegen"wordt geconcludeerd dat deze norm niet wordt overschreden. In het bestemmingsplan worden geen nieuwe gevoelige functies binnen een zone van 50 m mogelijk gemaakt. 5.4
Externe veiligheid
Inleiding .
In het plangebied bevinden zich dé volgende mobile risicobronnen: Randweg (N3) Spoorweg Dordrecht - Lage Zwaluwe Over beide trajecten vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Vervoer van gevaarlijke stoffen brengt risico's met zich mee doordat bij ongevallen de kans bestaat dat gevaarlijke lading vrijkomt. Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg en het spoor is een risiconormering vastgesteld. Een combinatie van verschillende aspecten is bepalend voor het risiconiveau van een transportroute: • De omvang van de vervoersstroom; deze is bepalend voor de kans op ongevallen met effecten op de omgeving; • De soort gevaarlijke stoffen; dit is bepalend voor de effecten op de omgeving; • De veiligheid van de transportroute; dit is bepalend voor de kans op ongevallen; • Het aantal mensen in de omgeving van de route; dit is bepalend voor mogelijk aantal dodelijke slachtoffers. Het externe veiligheidsbeleid hééft tot doel de kans dat mensen in de omgeving van een transportroute overlijden ten gevolge van een ongeval op deze route waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn, binnen aanvaardbare grenzen te houden. Het product van kans en effect (overlijden) wordt aangeduid met het begrip risico. Deze risicobenadering kent een tweetal begrippen om het risiconiveau weer te geven, het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is een maat voor het overlijdensrisico op een bepaalde plaats. Bij het plaatsgebonden risico gaat het om de kans per jaar dat een gemiddelde persoon op een bepaalde geografische plaats in de omgeving van een transportroute overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen op deze transportroute, er van uitgaande dat die persoon onbeschermd en permanent op dié plaats aanwezig is. Anders gezegd, het plaatsgebonden risico is een rekenkundig begrip. Het plaatsgebonden risico kan worden weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (zogeheten risicocpntour). Dergelijke contouren zijn van belang bij de beoordeling of een risicovolle activiteit of een risicogevoêlige bestemming op een bepaalde plaats kan worden toegelaten. Voor het plaatsgebonden risico is door de rijksoverheid voor nieuwe situaties een grenswaarde vastgesteld van 10-6/jaar. Het groepsrisico drukt .de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als.direct gevolg van één ongeval op de transportroute waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. Het Groepsrisico is te beschouwen als een maat voor de maatschappelijke
37
ontwrichting als gevolg van een incident. Dit risico laat zich niet in de vorm van een risicocontour op een kaart weergeven, maar kan wel worden vertaald in een dichtheid van personen per hectare. Hoe meer personen per hectare in het schadegebied van een hier bedoeld ongeval aanwezig zijn, hoe groter het aantal (potentiële) slachtoffers is. Het groepsrisico kan worden weergegeven in een grafiek met op de horizontale as het aantal dodelijke slachtoffers en op de verticale as de cumulatieve kansen per jaar op ten minste dat aantal slachtoffers. Het groepsrisico is in tegenstelling tot het plaatsgebonden risico een oriënterende waarde. Ter bepaling van de 10-6 contour van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico zijn risicostüdies uitgevoerd. Randweg N3 (situatie ten tijde van de ontwikkeling van het voorontwerp bestemmingsplan) Uitgangspunten In het rapport Risico's wegtransport gevaarlijke stoffen Drechtsteden [Risico's wegtransport gevaarlijke stoffen Drechtsteden, AVIV in opdracht van Provincie Zuid-Holland, februari 2002] zijn de risico's van het wegtransport over de N3 door Dordrecht berekend. In aanvulling hierop zijn een tweetal vervolgstudies verricht waarin het groepsrisico voor het leerpark én het gezondheidspark gedetailleerd zijn berekend (AVIV externe veiligheid ontwikkeling leerpark N3 Dordrecht, 8 april 2002, Notitie groepsrisïco voor alternatieven Da Vinci gebouw, 11 juli 2002). transport intensiteit De jaar intensiteiten voor beladen buiktransporten op de N3 zijn weergegeven in tabel 1 en öfgeleid uit de waarnemingen uit het jaar 2000 (tellingen wegtransport gevaarlijke stoffen AVIV 2000). Hoofdcategorie Brandbaar gas
Toxisch gas
' Brandbare vloeistof Toxische vloeistof :
Stof cat GF1 ' GF2 GF3 GT2 GTS GT4 GT5 LF1 LF2 LT1 j LT2 l L.T3 l
Aantal
Voorbeeldstof Ethyleenoxide Butaan Propaan Methylmercaptaan Zwaveldioxide Interpolatie GTS en GT5 Chloor Héptaan Pentaan Acrylnitril Propylamine Aeroleïne
j |
744 1 692 9286 0
_ J 49... —- 28g~ 0
3647' 6105 425 0 0
Tabel 1 Uitstromingsfrequentie In IPORBM zijn standaard waarden opgenomen voor de Uitstromingsfrequentie voor drie type wegen, namelijk autosnelwegen, 80 km/uur wegen buiten de bebouwde kom en 50 km/uur wégen binnen de bebouwde kom. De N3 kan worden getypeerd als een autosnelweg, aangezien er sprake is van gescheiden rijbanen zonder directe kruispunten. De standaard Uitstromingsfrequentie voor autosnelwegen wordt daarom gebruikt. Dichtheden Gegevens over de in de huidige situatie aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied van de gevaarlijke stoffen langs de N3 zijn weergegeven in tabel 2 de positie van de bebouwingsblokken in figuur 1. De getoonde kilometrering in de figuur is specifiek voor deze studie. De kruising van de N3 met de Laan der Verenigde Naties is gemarkeerd op 7600 m.
38
Gelet op de aard van de bebouwing wordt voor de berekening van het groepsrisico onderscheid gemaakt in een aantal situaties, nameirjk naar wel of geen vakantieperiode en naar dag, avond en nacht. Aangenomen is dat er gedurende 12 weken per jaar sprake is van vakantie! Tevens is aangenomen dat de dag de periode van 7.30 tot 18.30 uur beslaat, de avond de periode van 1 8.30 tot 24.30 en de nacht de resterende tijdsduur. Nr
Sub
W 1 1a
1 1a
2 3
2 3 4 5 6 7 8
Niet Niet 9
9 10 11 12 13
11 •13
14
1.4 15 16
Niet 16.
1 2 3
1 2
3 4 5
6 1
Niet
1 2 3 4 5 6
3.
7
2
!
Tabel 1.
Omschrijving
Bestaande woningen Leerpark Da Vinci, Rombputs 4.0 DVC, Rombouts 36 Buitenschöól/A. Schweitzerschool Insula, Kqhnstammlaan 8 DVC, Kohnstammlaan 6 DVC, Kohnstammlaan 2 Insula, Gunningplein 2 DVC, Watêrihklaan 45 Tennisbanen buiten Bogermanschool, Mmlaan 1 Wart burg, Mmlaan 3. Stek, Mmlaan 5 Dalton., Mmlaan 7 Schippersinternaat Kantoor Stadsw., Mmlaan 2 Pompstation Insula, Gunningplein 1 Bastion Driehoek Bedrijf Hotel • Bedrijf Bedrijf Bedrijf l Kantoor Gezondheidspark Ijshal Tennishal Sporthal Zwembad Sauna Disco Tentoonstelling Circle studio's
i Vakantie
Normaal l Avond
Dag 196
280
Nacht Avond
Dag 196
lo
..
280
280
0 0
o
770 66
110 10
100 200 250 165 330 0
0 20 40 24 15 50 0
150 200 175 150 20
0 J20 18 15 80
0 0 0 0 20
J3°
20 0 200
2 0 20
20 0 0
2 0 0
0
30
0
20
j 80
20 20
0 0 0
30 20 20 20 30 130
0 80 0 0 0 0
0 80 0 0 0 0
30 30 30 30 30 0
30 30 30 30 30 0
0 0 0 0 0 . 0
30
0
0
150 .
0 0
0 0 .0 0 '0 0 0
o0
lo 0 0 '0
0
;
0
o 0 0'
o o o
^ l l i
0 0 0 0
ö 0 0 0 80 0 0
.
30 ' 130
' l
30
_,_ 30
30 30 30 30 0
30 30 30 30 0
30
0
o
i
j
• l
Aanwezigen bebouwingsgebieden huidige situatie
i
l
J
,
De onder leerpark beschreven functies hebben betrekking op het plangebied. De overige functies bevinden zich buiten het plangebied. De nummers uit de figuur stemmen overeen met die uit de tabel.
39
Bebouwingsgebieden huidig 500 Laan der Verenigde Naties
O)
l
Q. O w
•p •o c
14
(O *J
W
l
I 1a ,
- 16
=500 -i— 7000
11
13
• :
8000
7500
-H
8500
Afstand langs weg [m]
Gegevens over de in de to'ekomstige situatie aanwezige dichtheid van personen in het inyloedsgebiéd van de gevaarlijke stoffen langs de N3 zijn weergegeven in tabel 3 de positie van de bebouwingsbJokken in figuur 2. IMBr
W 1 .2
13 3 .
4 5 6 ,
.7 10 14 15 16 1 2 3
Sub j Omschrijving
Bestaande woningen l. Leérpark 1 Da Vinci; Robots 40 2a Cfa Vinci nieuw 2b Da Vinci nieuw Kantoren 1 3a 13b Kantoren Q Gemengd 4 Gemengd 5. ,. Insla 6 . - ^Praktijkgebpuw , 7 Dalton 10 Woningen ; 14 . Bedrijven 1.5 ! Bedrijven ie ; Schippersinternaat Bastion Driehoek Bedrijf 1 2 ! Hotel 3 Bedrijf
Vakantie
Normaal Dag 196
Avond
770
1970
l Nacht
Avond ,
280
Dag 196
280;
280
110 376
0 70
0 100
0 100
.
75
0
75
0
o..
228 235 578 275 578 140 50 50 20
53 15 40 0 40 200 0 0 80
228 235 28
53 15
40
28 140 50 .50 20
0 80 0
30 20 20
J 1
40
0;
]
.;
30 20 j 20
40
° ~ i 40 |
'
0 40 2QQ 0 0 80 • 0
0 40 200
o o
i !
80
j
0 80
80 .0
i
'
o
i
1 N Br i
• 1
Sub 4 5 6
5 1 4
2 3 Niet 4 Tabel 3
Normaal 20 30 130
Vakantie ! 20 0 30 .„o 130 o
! Nacht |0
Omschrijving Bedrijf Bedrijf Kantoor Gezondheidspark Kantoor
170
0
170
o
jo
Sport
30
30
30
30
l0
30 0
30 Ó
0
30
0
30
0 0 0
. .p |o
, !
l
Sport Disco :&. i Tentoonstelling Cirkel 7 . l studio's 4
•
30
|
-30 |0 0 l0 ' " 'l '
0
|0
Bebouwingsgebieden toekomst j
i
Laan der Verenigde Naties
i—-i
3
1
0)
o
o.
H
•;
o H*
n T '
4
l
2
n
73
.1 •
f
•n C
2
13
F
i
T
16
i i
d
4
1 3J
^^H
JS
W
3 ;• —
•^•1
S"^-
10
^^v
,
i 1 ÏF >r i
•
6
15
-500 ; 7000
7500
8000
8500
Afstand langs weg [m]
Figuur 2 Berekeningsresultaten Plaatsgebonden risico -^ De berekende afstand van het midden van de N3 tot de 10-6 plaatsgebonden risicocontour ter hoogte van het Leerpark bedraagt 80 meter. Deze afstand wordt bepaald door het transport van brandbare gassen uit de categorie GF3. Dit betreft voornamelijk het transport van LPG. Binnen de 10-6 risicocontour voor het plaatsgebonden risico vindt geen nieuwbouw van gevoelige objecten
41
en/of beperkt gevoelige objecten plaats. Wel bevindt zich binnen deze contour het reeds bestaande schoolgebouw van het Da Vinci college (tabel 1 aangeduid als Da Vinci Rombouts 40). Groepsrisico De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt in de huidige situatie voor de kiiometervakken 6.5-7.5 en 7-8 overschreden. In kilometervak 6.5-7.5 wordt deze overschrijding veroorzaakt door het Da Vinci gebouw. In kilometervak 7-8 is er tevens sprake van een overschrijding bij ca. 150 slachtoffers die wordt veroorzaakt door de buiten het plangebied gelegen bebouwing van de Bastion driehoek. Uit dé berekening van het groepsrisico in de toekomstige situatie voor de kilometervakken 6;5 tot 7.5 en 7.0 tot 8,0 blijkt dat bij invulling volgens het volledige programma uit tabel 3 er een overschrijding van de oriënterende waarde voor het groepsrisico optreed. Om deze overschrijding teniet te doen is het plan als volgt 'aangepast: Het bestaande onderwijsgebouw Da Vinci aan de Romboutslaan 40 (tabel 3-no.1) yerandert naar een combinatie van 50% bedrijfsverzamelgebouw met een veronderstelde aanwezigheid van 30 personen per hectare gedurende de dagperjode en O personen gedurende de avond en nacht periode. En 50% onderwijs volgens het oorspronkelijke programma Het gebouw is ca. 1,2 ha gróót. Daarnaast wordt afgezien van de bouw van een kantoor in het gezondheidspark (tabel 3 no.1) Dit .gebouw ligt buiten het plangebied . Het groepsrisico voor het kilometervak van 6.5-7.5 neemt hierdoor af tot op de oriënterende waarde voor het groepsrisico en dat in kilometervak 7.0-8.0 neemt af tot iets boven de priënterehde waarde. Hier is sprake van de toekomstige situatie Leerpark + Gezondheidspark gereed. Het bestemmingsplan betreft Leerpark er bestaat de mogelijkheid dat Gezondheidspark niet wordt uitgevoerd. Voor risicoparagraaf bestemmingsplan zal de situatie Leerpark nieuw Gezondheidspark'oud berekend moeten worden waarbij er vanuit gegaan wordt dat de resultaten oude situatie overeen komen met de nieuwe situatie. Ranjdweg N3 (voorontwerp bestemmingsplan situatie 2004) In maart en april 2003 is in opdracht van de provincie Zuid-Holland een aanvullend onderzoek gedaan naar de transportintensiteiten voor"het vervoer van gevaarlijke stoffen op de N3. Ten behoeve van dit onderzoek is meerdere dagen gedurende 8 uur geteld en een dag gedurende 24 uur. Naast het onderzoek naar de vervoersintensiteit op de N3 is er eveneens aan de hand van de : ohgevalfrequentie een specifiek op de N3 van toepassing zijnde uitstromingsfrèquentie.bepaald {de kans op een incident waarbij gevaarlijke stoffen vrijkomen). Zowel ;de transportintensiteit als de uitstromingsfrequehtie wordt gebruikt als variabele in de . vèiligheidsanalyse. Plaatsgebonden risico In tegenstelling tot het in 2002 gehouden onderzoek blijken de transportintensiteiten op de N3 licht te zijn gestegen. Ook blijkt dat op grond van de ongevalstatistiek de N3 een hogere uitstroomfrequentie te kennen dan standaard. De hogere transportintensiteiten en uitstroomfrequentie leiden tot een 10~6 contour voor het plaatsgebonden risico van 120 meter op de gehele N3. Dit betekent voor het noordelijk deel van de N3 (A1 5-afslag Werkendam) dat de Zone waarbinnen niet .gebouwd kan worden met 30 meter toeneemt (was 90 meter). Voor het zuidelijke gedeelte van de N3 (onder andere ter hoogte van Leerpark is sprake van een toename met 4.0 meter. pe ligging van de 10"6 contour wordt voornamelijk bepaald dóór het transport van brandbare gassen. Een belangrijke transportstroom brandbare gassen tussen de havens van Rotterdam en Antwerpen vindt.plaats over de weg. Omdat de Drechttunnel niet toegankelijk is voor brandbare gassen vindt dit transport plaats via de route gevaarlijke stoffen (A15- N3). In het najaar van 2003 heeft de aanbieder van .dit transport gekozen voor een andere transportmodaliteit (Water ipv de weg). Dit resulteert in een grote afname van het transport van brandbare gassen over de N3, met als gevolg een kleinere contour voor het plaatsgebonden risico (en hiermee een toename van de veiligheid). De berekende 10"é contour voor het plaatsgebonden risico bij het gereduceerde
42
transport van brandbare gassen ligt op 70 meter uit het hart van de N3 (Noord en zuid). Bij deze contour is rekening gehouden met een hogere uitstroomfrequentie op de N3. Het college van B&W van Dordrecht heeft echter-in april 2004 besloten om een bebouwingsvrije zone van 80 meter aan te houden. Transport intensiteiten zonder LPG transport tussen Rotterdam en Antwerpen. Gombinatiéstofcategorie GF1/GT3 '.. ; GF2 GF2/GT4 GF3 GT3 GT4 , .LF1 .LFS1/LT1. . IF2 LF2/LT1 •LT1 LT2
Aantal
Stofcategorie
49 1203 276 5194 0 75 2480 49 3851 98 221 43
GF1 GF2
49 1479
GF3 GT3 GT4 LF1
5194 10 130 2529
LF2
3949
LT1 LT2.
354 43
Aantal
In tegenstelling tot het oorspronkelijke onderzoek is bij de latere onderzoeken de positie van de b.ebouwihgsgebieden langs de N3 gerelateerd aan de kilometrering volgens het Nationaal Wegen Bestand. Dit resulteert in onderstaand figuur waarop de positie van de huidige bebouwing ten opzichte van de weg is weergegeven, (vergelijk eerder getoonde figuur Bebouwirigsgebieden huidig: Laan der Verenigde Naties is gelegen op 6200m ipv 7600 meter)
Bebouwingsgebieden huidig i
-.0)
2
J
OJ
LU
CL
p 'E
l
• 1
ra
1a
W
•
~n
14 11
16
3 l
• 5500
3
?
1
.
T3 C
21
Laan der Verenigde Naties
1-
. . .
J 1
n *1
3
tl-
•™ 3 "•
22
24
23
65.00
6000
25
70C
Afstand langs weg [m] grpepsrisico Ten behoeve van het Leerpark en het naastgelegen Gezoridheidspark is, rekening houdend met de lagere transportintensiteiten op de N3, in februari 2004 een grpepsrisicoberekening ten behoeve van het Leerpark gemaakt (AVIV 4625). In dit onderzoek zijn de volgende situaties worden beschreven: 43
•
:
'• •
Beschrijving groepsrisico Uitgangssituatie: (situatie zonder leerpark nieuw, zonder gezondheidspark); waarbij in beschouwing is genomen een hoge uitstroomfrequentie .overeenkomstig de specifieke situatie op de N3 en twee variabelen voor het transport van .brandbare gassen (met en zonder GF3 transport LVT). Per september 2003 wordt een substantieel deel van het transport van brandbare gassen via een andere modaliteit vervoerd. Beschrijving tussenfase Leerpark gerealiseerd en Gezondheidspark niet (de situatie behorende bij dit bestemmingsplan); Beschrijving eindsituatie met Leerpark en met Gezondheidspark gerealiseerd;
Uitgangssituatie situatie In de huidige situatie viridt er in kilometervak 5.5-6.5 hij zowel een hoge als lage transport intensiteit .een overschrijding plaats van de oriënterende waarde voor het groepsrisico. Overschrijding vindplaats irï het gebied tussen 100 en 500 slachtoffers. Voor kilometervak 6-7 vindt bij de lage transportintensiteit vopr brandbare gassen geen overschrijding plaats en bij de hoge transportinténsiteit een geringe overschrijding. Tussenfase (de voor dit bestemmingsplan maatgevende situatie) Realisatie van het Leerpark leidt tot een substantiële vermindering van de overschrijdingen in 'kilometervak 5.5-6,5 bij zpwei de hoge als de lage transportintensiteit. De situatie met de hoge tran;spprtintensiteit is beoordeeld'in het kader van het voorontwerp bestemmingsplan Leerpark. .Deze verbetering wordt veroorzaakt dóór de vormgeving van het leerpark. Dé afname van het tfanspört van brandbare gassen op de N3 zorgt voor een verdergaande vermindering. . In kilometervak 6-7 wordt dé oriënterende waarde niet meer overschreden. De realisatie van het Leerpark en het verminderen van het transport van brandbare gassen betekenen een verbetering van de veiligheidssituatie. Eindsituatie . ; ; De eindsituatie geeft ten opzichte van de.tussenfase een verslechtering in kilometervak 5.5-6.5 te zien. De.bouw van het Gezondheidspark heeft een negatieve invloed op de hoogte van het • groepsrisico in het Leerpark. De invloed is echter niet zodanig hoog dat de oriënterende waarde wordt overschreden. Déze klejne verhoging wordt veroorzaakt door: .•••' Eén intensivering in hét sportcomplex • Een verhoging van het te verwachten bezoekersaantal tbv de sportboulevard. * De bebouwing van de ligweide van het huidige zwembad. Ten opzichte van de uitgangssituatie is er in het betreffende kilometervak nog steeds sprake van een vermindering van de overschrijding van de oriënterende waarde voor het groepsrisico. Realisatie van het Gezondheidspark leidt tot een marginale overschrijding van de oriënterende waarde voor het groepsrisico in kilometervak 6-7 bij een lage transportinténsiteit. Momenteel (september 2004) wórdt het ontwerp voor het Gezondheidspark afgerond. Naar . aanleiding van de gevonden overschrijding in kilomëtervak 6-7 zal de eerstelijns bebouwing in het definitieve ontwerp van het Gezondheidspark 15 meter.terug worden geschoven. Het resultaat hiervan. i§ dat de overschrijding van de oriënterende waarde voor het Groepsrisjcp teniet wordt gedaan. Spoorweg Dordrecht - Lage Zwaluwe In het rapport "Risicoberekeningen vervoer gevaarlijke stoffen op de vrije baan en op het emplacement Dordrecht, SAVE januari 2000" zijn de risico's van het vervoer over het spoor door de gemeente Dordrecht berekend. In een aanvullende studie SAVE 021714-M79 is het groepsrisico berekend voor de invulling zoals in tabel 3 is weergegeven. De wijzigingen zoals die ten behoeve van het groepsrisico N3 zijn doorgevoerd zijn eveneens meegenomen.
44
Berekeningsresultaten Plaatsgebonden risico De berekende afstand van het midden van de spoorbaan tot de 10-6 plaatsgebonden risicocontour ter hoogte van het Leerpark bedraagt 32 in kilometervak 3. Deze afstand wordt bepaald door het transport van brandbare vloeistoffen. Binnen deze risicocontour vindt geen nieuwbouw van gevoelige 'objecten en/of beperkt gevoelige objecten plaats. Groepsrisico De oriënterende waarde voor het grpepsrisico in kilometervak 3 wordt in de huidige situatie overschreden. Deze overschrijding wordt veroorzaakt door het transport van brandbare gassen. Ontwikkeling in overeenstemming met het bestemmingsplan Lèerpark in overeenstemming met bovenstaande aanpassing leidt tot een verbetering in deze situatie. Het groepsrisico daalt op vrijwel de oriënterende waarde. Indien in de zuidwest hoek van het plangebied scholen worden geplaatst zal dit leiden tot een toename van het groepsrisico tot ongeveer de^ huidige situatie. Deze ontwikkeling is echter niet voorzien in dit bestemmingsplan. Ontwerp bestemmingsplan 'Met hét voorontwerp bestemmingsplan is er door een 4-tal projectontwikkelaars een definitief ontwerp voor het Leerpark gemaakt, Na selectie resteert een ontwerp. Naar aanleiding van dit ontwerp is een aangepaste plankaart gemaakt. Vppr deze gewijzigde situatie is wederom een veilighejdsanalyse gemaakt. Randweg 1M3 (ontwerp bestemmingsplan) Plaatsgebonden risico In.hét voorontwerp bestemmingsplan is het bestaande onderwijsgebouw Da Vinci aan de Romboutslaan 40 (tabel 3 no.1l opgenomen als een combinatie van 50% bedrijfsverzamelgebouw met een veronderstelde aanwezigheid van 30 personen per hectare gedurende de-.dagperiode en O personen gedurende de avond en nacht periode en 50% maatschappelijke doeleinden. Hiervan lagen de bedrijfsverzamelgebouwen als beperkt gevoelige objecten gedeeltelijk binnen de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico. In het ontwerp* bestemmingsplan is de bebouwing binnen de 10-6 contour komen te vervallen.
Groepsrisico
.
.
, .
•
• .
.
In de zone 0-80 meter is geen bebouwing meer aanwezig. In de zone tussen" 80 en 100 meter zijn de personen dichtheden afgenomen door in deze zone verkeersfuncties op te nemen. In de zone tussen 100 en 110 meter is de personen dichtheid nagenoeg onveranderd. De invloed van de wijzigingen op het groepsrisico zijn neutraal of in lichte mate positief. Spoorweg Dordrecht - Lage Zwaluwe Plaatsgebonden risico . • Dé aangepaste plannen geven geen wijzigingen als het gaat om het plaatsgebonden risico Groepsrisico. Ook nu worden er geen gebouwen geplaatst in de zone binhen de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico. groepsrisico Aan de spporzijde is de essentie van de aangepaste plannen dat in het plangebied meer woningen zijn geprojecteerd en d.e gebouwen-met zeer veel personen (scholen) op grotere afstand van het spoor zijn gesitueerd. Om een vergelijk met het oorspronkelijk ontwerp mogelijk te maken zijn de risicpberekening uitgevoerd voor dezelfde vervoersstroom van gevaarlijke stoffen als beschreven bij de analyse voor het voorontwerp bestemmingsplan, pit is pok het geval voor de gegevens voor de baanvaksnelheid, wissellpcaties, overgangloeaties, de ongevalsscenario's en vpor de meteodata . . Uit de resultaten van de.groepsrisico berekening blijkt dat het aangepaste plan, zoals nu is opgenomen in het ontwerp bestemmingsplan, op het gebied van het groepsrisico beter scoort dan het voorontwerp bestemmingsplan. Van een berekende overschrijding van de oriënterende waarde
45
•
in tiet voorontwerp bestemmingsplan i's nu geen sprake meer. Dit wordt veroorzaakt doordat scholen, waar grote aantallen personen in de dag periode aanwezig zijn, op een grotere afstand van het spoor zijn geprojecteerd. De plaatsing van andere functies met lagere personendichtheden in de nabijheid van het spoor leidt tot een verhoging van het GR bij kleinere slachtoffer aantallen, zij het dat nergens de oriënterende waarde wordt overschreden Toetsingskader externe veiligheid Op initiatief van de Brandweer Dordrecht is in 2002 gestart met het project "VeHigheidsstüdie spoorzöne Dordrecht Zwijndrecht" waarmee de gemeenten Dordrecht en Zwijndrecht op lokaal • niveau een afw:eging willen kunnen maken tussen veiligheid in relatie met transport en economische ontwikkeling en ruimtelijke kwaliteit. Het toetsingskader omvat 5 beoordelingscriteria: • Plaatsgebonden risico • ;Groepsrisico • Zelfredzaamheid , • beheersbaarheid • resteffect De veiligheidsstudie is begin 2004 afgerond waarna het college van burgemeester en wethouders het toetsingskader als beleidsregel hebben vastgesteld. Het ontwerpbestemmingsplan is beoordeeld volgens de criteria uit dit toetsingskader. In de veiligheidsstudie "spoorzöne Dordrecht Zwijndrecht" (TNO R2Q04/104, maart 2004) is een selectie gemaakt van de maatgevende incidenten waarbij de effecten zich niet beperken tot.de directe omgeving van de trein. Uit de studie blijkt dat bij het scenario "vrijkomen van gevaarlijke stoffen" de grootste schade kan ontstaan. Binnen dit scenario zijn een viertal categorieën stoffen te onderscheiden die in grote hoeveelheden over het spoor worden vervoerd: • Brandbare vloeistoffen • Tpxfsche vloeistoffen • Brandbare gassen • Toxische gassen Ook is • • •
onderscheid te "maken in een drietal optredende effecten: Brand Explosie Blootstelling aan toxische vloeistoffen en gassen
Qngeva'lscenario's met bijtende stoffen zijn door hun lokale effecten niet relevant. Zelfredzaamheid Bebouwing in het plangebied Leerpark bestaat uit woningen, bedrijven/kantoren en een aantal onderwijsinstellingen. Over het algemeen zijn de mensen die in het plangebied aanwezig zijn te beschouwen als goed zélfredzaam. Brand De eerstelijns bebouwing bevindt zich óp ca. 38 meter uit het hart van de spoorbaan. De effecten van een plasbrand nemen af met de afstand. Op 34 meter is er sprake van ca. 10%-letajjteit. Het is te verwachten dat dé brandbare vloeistof niet in staat is de geprojecteerde sloot te passeren. In het effect gebied van de plasbrand zijn bedrijfsgebouwen voorzien. Het ontstaan van een plas zal door omstanders/werknemers kunnen worden opgemerkt. Bij ontsteking zal men geneigd zijn te vluchten bij de uitwerking van het bouwplan worden vluchtwegen van de bron af voorzien.
46
Blootstelling aan toxische vloeistoffen en gassen Evenals bij het ontstaan plassen met brandbare vloeistoffen zal ook nu het ontstaan van een plas kunnen worden opgemerkt, Het gevaar.is evenwel minder goed te onderkennen. Dit g.eldt nog meer voor het "pntsnapperi" van toxische gassen. De mogelijkheden tot zelfredzaamheid zijn beperkt. Binnenshuis geniet men over het algemeen de beste bescherming. Zelfredzaamheid is dan ook het best gediend bij een tijdige waarschuwing eh een juiste instructie over hoe te handelen bij calamiteiten. Op gebouwniveau is het noodzakelijk aanvullende maatregelen te treffen. Hierbij valt te denken aan aanpassingen in de meestal aanwezige mechanische ventilatie. Explosie Bij het vrijkomen van een brandbaar gas kan dit gas direct of met enige vertraging worden ontstoken te samen met de verschillende wijzen waarop het brandbaar gas kan vrijkomen zal dit leiden tot een aantal verschillende gebeurtenissen met verschillende effecten op de zelfredzaamheid. Achtereenvolgens komen aan de orde: • Een BLEVE (Boiling Liquid Ëxpanding Vapour Explosion) » Een gaswolkbrand • Een Fakkel BLEVE Een BLEVE kan ontstaan door twee verschillende oorzaken: • Een mechanische impact waarbij de brandstof door bijvoorbeeld vonkvorming direct wordt ontstoken. Een zogenaamde koude BLEVE. Deze gebeurtenis kan ontstaan door het ontsporen van een trein waarin zich brandbare gassen bevinden. Bij dit type incident is geen tijd vóór zelfredzaamheid beschikbaar. Voor een cirkelvormige gebied met een straal van ongeveer 130 m wordt aangenomen dat iedereen die zich hier bevindt overlijdt, zowel degenen binnen als buiten een gebouw. Voor een tweede cirkelvormige gebied met een straal van ongeveer 350 meter liggend buiten de ,eerste cirkel wordt aangenomen dat personen die zich binnen een gebouw bevinden niét zullen overlijden en personen buiten wel en met een kans die afneemt van 1.0 op 130 m tot 0.01 op 350 m. Voor een soortgelijk incident op de N3 gelden afstanden van 105 respectievelijk 245 meter. • Een brand die de druk in de tank doet oplopen totdat deze bezwijkt. Bij dit type incident wordt er vanuit gegaan dat er ca 30 minuten tijd is om het gebied, met een straal van 200 m tot het incident, te ontruimen. Dit betreft de gehele eerstelijns bebouwing alsmede een stuk van de tweedelijns bebouwing. Buiten de 200 meter zone wordt aangenomen dat dat personen die zich binnenshuis bevinden voldoende beschermd zijn. De ruimtelijke structuur van het plan Voorziet in vluchtwegen van het spoor af. Op gebouwniveau zal eveneens aandacht worden besteed aan de speciale gevaarsetting die dé ligging van het bestemmingsplan mét zich mee brengt. Gaswolkbrand Een gaswolkbrand ontstaat indien er bij uitstroming van een gas een wolk ontstaat, die na enige tijd wordt ontstoken. De grootte van de gaswolk is variabel. Door de snelle ontwikkeling van het incident zijn de vlucht mogelijkheden be.perkt en zullen slachtoffers met name vallen in de wolk. De gaswolk stekt zich uit tot over de eerstelijns bebouwing Fakkel Een fak.kelbrand ontstaat op de zelfde wijze als een gaswolkbrand maar nu wordt het uitstromende gas direct ontstoken. Personen die zich binnen het effectgebied van de fakkel bevinden zijn, gelet op de snelle ontwikkeling van het incident niet instaat om té vluchten. De fakkel reikt tot de eerstelijns bebouwing. Beheersbaarheid De beheersbaarheid van het incident wordt mede bepaald door de aard van de betrokken stoffen in samenhang met de snelheid waarmee een incident zich ontwikkeld, bereikbaarheid van de
47
incidentlocatie en de kwaliteit van de blusvoorzieningen. incidenten waarbij brandbare gassen zijn betrokken en waarbij sprake is van een directe ontsteking bieden geen aangrijpingspunten ter verbetering van de beheersbaarheid van het incident. Voor andere type incidenten zijn (ruimtelijke) maatregelen in het plan opgenomen die dé beheersbaarheid van een incident kunnen vergroten. Het Lèerpark is gelegen nabjj het centrum van de stad. De locatie is goed bereikbaar voor hulpdiensten en op' een viertal wijze ontsloten (via de Romboutslaan, de Maria Motesorilaan, de Professor Waterink Laan en de nieuw aan te leggen structuur parallel aan het spoor). Hulpverleningsdiensten zijn hierdoor instaat om snel via een veilige naderingsroute het incident te benaderen. In vergelijk met de huidige situatie wordt door de aanleg van een weg parallel aan het spoor de bereikbaarheid van dit spoor sterk verbeterd. Ook biedt deze weg vanwege zijn breedte voldoende öpstelmogelijkheden voor blusvoertuigen. De weg maakt, door zijn geprojecteerde ligging de inzet van schuim als blusmidddel mogelijk. Daarnaast voorziet het plan in voldoende opstelmogelijkheden voor hulpveleningsdiensten buiten het effectgebied (voor zover dit binnen het plangebied relevant is) van een eventueel incident. De in het plan voorziene waterstructuur waarborgt de aanwezigheid van voldoende bluswater en/of koelwater. Daarnaast zórgt de parallel aan het spoor aangelegde watèrstructuur er voor dat brandbare vloeistoffen niet in staat zijn de eerstelijns bebouwing te bereiken. In de aanleg fase van het plan wordt in ieder geval aandacht besteed aan verspreiding van brandbare vloeistoffen via de watergangen en de passeerbaarheid van de watergangen. Bij de. uitwerking van de bouwplannen zal, gelet op de effecten die gepaard gaan met brand en explosies, in ieder geval aandacht worden besteed aan de gevel detaillering, vluchtwegen. In de gebruiksfase van het Leerpark ligt de nadruk op de procedurele aspecten van de beheersbaarheid zoals alarmering, spanningsvrij maken bovenleiding, ontruiming van gebied en gebouwen. . , Resteffect De omvang van het resteffect wordt door de volgende factoren bepaald : • . Omvang schade gebied van de verschillende maatgevende incidenttypen (brand, explosie, blootstelling aan toxische vloeistoffen en gassen) « Effectiviteit vari voorzieningen en maatregelen op het gebied van zelfredzaamheid • Effectiviteit van voorzieningen en maatregelen op het gebied van beheersbaarheid Voorzieningen en Maatregelen op het gebied van zelfredzaamheid leiden er toe dat mensen tijdig het gebied kunnen ontvluchten om zo zich zelf te redden óf de.ernst van hun verwondingen kunnen beperken. Zelfredzaamheid beïnvloedt hiermee het resteffect. Modelmatig zal dit effect niet altijd kunnen worden gekwantificeerd. Met maatregelen en voorzieningen op het gebied van beheersbaarheid kan escalatie van een incident worden voorkomen. Hierdoor wordt het groepsrisico in positieve zin beïnvloedt, neemt de zelfredzaamheid van personen toe en zal het rest effect ook lager uit kunnen vallen. Incidenten waarbij.brandbare gassen zijn betrokken en waarbij sprake is van een directe ontsteking zullen de grootste rësteffecten met zich mee brengen. Aangenomen wordt dat in het geval van een koude BLEVE alle personen binnen een straal van ca. 130 meter van het incident kprnen te overlijden. Personen die zich buiten gebouwen bevinden kunnen tot op en afstand van 300 meter ernstig gewond raken. Circa de helft van het plangebied bevindt zich binnen deze contour. Ook de schade aan gebouwen zal aanzienlijk zijn. Aangenomen wordt dat in geval van een warme BLÈVE alle gebouwen binnen een straal van 200 meter van het incident volledig moeten worden herbouwd. Tot op 350 meter zal naar schatting de helft van de gebouwen moeten worden herbouwd terwijl de overige gebouwen binnen deze straal reparaties behoeft. De CHAMP-Benadering De Provincie Zuid- Holland heeft, om het begrip groepsrisico en de bijbehorende motivatieplicht 48'
1
(bij overschrijdingen van de oriënterende waarde) inhoud te geven de CHAMP-benadering ontwikkeld. CHAMP is een acroniem voor: Communicatie, Horizon, Anticipatie, j\/[otivatie en Preparatie. Eerder genoemde toetsingskader in een aanvulling op en in sommige gevallen een invulling van de GHAMP plicht. Zoals uit het voorgaande blijkt leidt de ontwikkeling van het Leerpark in haar definitieve vorm voor zowel dé N3 als het spoor tot een aanzienlijke verbetering van de veiligheidssituatie (het groe'psrisico wor.dt niet meer overschreden) ten opzichte van de huidige situatie. De voorgenomen ontwikkeling wordt met behulp van de CHAMP methodiek tegen het licht gehouden. Corrimünicatie Dé huidige en toekomstige gebruikers van het Leerpark zijn actief bij de planvorming betrokken of zijn zelf initiatiefnemer. Daarnaast wórdt over de risico situatie, de in het plan getroffen maatregelen en de ontwikkeling van de risicosituatie in het plangebied in navolging van initiatieven in andere wijken langs de spoorbaan actief gecommuniceerd. Onderwerpen de in dit proces aari de orde komen zijn: : ' • de getroffen maatregelen op het lêerpark (zowel preparatief als preventief) ,• de ontwikkeling van het vervoer Over de spoorbaar in relatie tot de veiligheidssituatie.
Horizon In de risicpstudies N3 zijn de ontwikkelingen in transportvolumes van gevaarlijke stoffen tot het .jaar 2010 meegenomen. De berekende 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico in de huidige situatie is gelegen op 70 meter uit hét hart van de weg. Het plan gaat uit van een bebouwingsvrije zone van '80 meter. Hierdoor is ruimte geschapen voor transport groei. Voor het groepsrisico geld dat de voorziene ruimtelijke vormgeving van het plan samen met wijziging in transportvolumes in brandbare gassen leidt tot een sterke verbetering van de veiligheidssituatie. Ontwikkeling van het Lêerpark leidt niet tot een overschrijding van de oriënterende wéarde van hêt.;grpepsRsico. ten :gevölge de aanwezigheid van het spoor. Voor de ontwikkeling van de externe veiligheidssituatie ter hoogte van het Leerpark tot 2015 zijn een aantal andere aspecten van belang: • De verbreding van het traject tot vier sporen. Deze verbreding is met name noodzakelijk voor een vergroting van de capaciteit ten behoeve van het reizigers vervoer. Viersporigheid geeft de'mogelijkheid goederen treinen op een vast spoor met een minimum aantal wissel passages langs Dordrecht te leiden. De minimalisatie van het aantal wi.ssel leidt, door een vermindering ven de mogelijkheden tot interactie tussen treinen, in het algemeen tot 0en verbetering in de veiligheidssituatie. •
De ontwikkeling van het gezondheidspark. In de risicostudie "Externe veiligheid ontwikkeling N3 Dordrecht" is de situatie waarbij het gezondheidspark tot ontwikkeling is gebracht doorgerekend. De.ontwikkeling van het Gezondheidspark geeft door een intensivering van het gebruikten opzichte van de situatie waarbij Leerp.ark is gerealiseerd een kleine verhoging van het GR in de maatgevende kilometervakken. De grootste ' negatieve effecten worden gecompenseerd door de vermindering van het transport van brandbare gassen. Ten opzichte van de huidige situatie is er sprake van een substantiële verbetering in kilpmetervak 5.5-6.5 en een.gelijkblijvende situatie in kilometervak 6-7. Naar aanleiding van de overschrijding in kilometervak 6-7 is-de eerstelijns bebouwing in het Gezond.heidsparkl 5 meter teruggeschoven het resultaat hiervan is dat er geen sprake meer is van een overschrijding van de oriënterende waarde voor het groepsrisico.
»
Vervoer brandbare gassen. Het vervoer van brandbare gassen en alle andere gevaarlijke stoffen door Dordrecht die als eindbestemming Duitsland.hebben, kunnen in de toekomst over de Betuweroute worden geleid. Hierdoor kan het vervoer met gevaarlijke stoffen door Dordrecht afnemen na aanleg van de Betuweroute, immers alleen de stroom naar het zuiden zou dan nog door Dordrecht gaan. Indicatieve berekeningen laten zien dat de veiligheidssituatie substantieel verbeterd. Er bestaat het gevaar dat transportstromen van
49
de "Brabantroute" naar de Betuweroute worden geleid waardoor het vervoer weer toeneemtRegulering vervoer per rail. Het kabinet heeft de intentie uitgesproken om te komen tot een regulering van het vervoer van het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor (Brief minister van VROM april 2002). Hierbij worden vrijwaringszones langs verschillende sporen voorgesteld. De spoorbaanvakken worden door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat in verschillende klassen ingedeeld, .zoals aangegeven in de brief van minister van V&W, juni 2002. Over de verschillende typen baanvakken mag een verschillende hoeveelheid vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvinden.: Voor elk van deze categorieën worden verschillende beperking opgelegd aan dé ruimtelijke inrichting langs het spoor. Het karakter, zoals in concept gestuurd aan^de Tweede Kamer, .van de verschillende .categorieën zijn/als weergegeven in dé onderstaande tabel: /BegrerizinIS; Planologische kenmerken
Categorie
•
1
j
•
•
2a
j
•
•
2b
PR-veiligheidszone tot 30 m. uit hart spoor en toetsing aan GR binnen 200 meter-zone uit hart i spoor PR-veiligheidszone tot 30 m. uit hart spoor; geen GRtoetsing nodig
•
Geen PRvèilighejdszone, wél toetsing aan GR binnen 200 meterzone uit hart spoor
•
• •
3a
•
Geen .belemmeringen
•
3b
•
Geen belemmeringen
j
•
Geen beperking
•
Begrenzing hoeveelhede n/jaar, vooral van brandbare gassen [ • Begrenzing hoeveelhede n/jaar, vooral . . van | brandbare vloeistoffen • Begrenzing hoeveelhede ' n/jaar, van alle soorten gevaarlijke stoffen l • Geen regulier vervoer van gevaarlijke stoffen toelaten |
De coneeptindeling van het ministerie geeft aan dat het spoor door Dordrecht een primaire trahsportas zal worden., pit betekent een vrijwaringszone van 30 meter en toetsing aan het groepsrisico. Momenteel wordt in samenwerking met Prorail gewerkt aan de planvorming voor de ondertunneling van de Laan der Verenigde Naties (gelegen direct naast het plangebied binnen het in de risicoanalyse beschouwde kilometervak). De samenwerkende partijen zijn
50
voornemens de tunnel op de op de middellange termijn aan te leggen. Het weg nemen van een gelijkvloerse kruising resulteert in een ca. 25% lagere waarde voor het groepsrisico. De ondertunneling wordt tevens aangegrepen om de watersystemen ten westen en ten oosten van het spoor met elkaar te verbinden. Het watersysteem in het Leerpark staat in directe verbinding met het stedelijk systeem. Hiermee wordt de blus en koelwater voorziening binnen het Leerpark verder geoptimaliseerd.
Anticipatie Dit onderdeel is aan de orde gekomen in bij de beschrijving van het toetsingskader en blijft nu buiten beschouwing
Motivatie in de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening 2000-2001 zet hét rijk een nieuwe koers uit voor stedelijke netwerken in urbane regio's in Nederland: Het gaat hierbij om centraal gelegen, goed bereikbare stedelijke knooppunten die zich lenen voor intensivering van meervoudige stedelijke programma's. Het "Lêerpark" maakt deel uit van het Knooppunt Dordwijk en ontstaat door intensivBring, .versterking en vernieuwing van een reeks bestaande stedelijke voorzieningen. Door het tot ontwikkeling brengen van "Lêerpark" zal in dit gebied een aanzienlijke schaalsprong plaatsvinden in zowel kwalitatieve als kwantitatieve zin. Deze groei levert een sterke stimulans op voor de stadsregionale en stedelijke economie. Ten behoeve van hét project zijn een zevental speerpunten van beleid opgesteld. Een van deze .speerpunten is het verbeteren van de veiligheid van de stad. Realisatie van hiet "Leerpark"moet een bijdrage leveren aan deze doelstelling. Daarnaast zal het plan een verbetering geven in de kwaliteit van het openbaar vervoer en het langzaam verkeer, Preparatie In 2002 is in de gemeente Dordrecht het Rampenplan geactualiseerd. In het vernieuwde rampenplan aandacht voor zaken als waarschuwing en voorlichting, opvang en verzxjrg.ing, registratie- enJnlichtingenbureau, operationele ondersteuning, en nazorg. De operationele diensten (Brandweer, Politie én Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR)) zijn nog bezig met het herschrijven van hun deélplartnen. Die worden begin 2003 verwacht. Conclusie Ürt c)e;Vpór het project gehouden risicostudie's blijkt dat:de in dit.ontwerp bestemmingsplan vöprgehprnën ontwikkeling van het Leerpark leidt tot.een zeer geringe overschrijding van de oriënterende waarde voor het groepsrisico (Kilométervak 5.5-6.5), veroorzaakt door de aanwezigheid de N3. Er is evenwej sprake van een substantiële verbetering ten opzichte van de uitgangssituatie.. Dit wordt veroorzaakt door: • Vermindering van het transport van-brandbare gassen door het wegvallen van LPG transporten als gevolg van een door Exxon Mobil getroffen maatregel • De vormgeving van het Leerpark. Verder wordt de nu. aanwezige bebouwing binnen de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico gesaneerd. Voor het transport per rail g.eld dat er geen sprake is van bebouwing binnen de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico en dat er geen sprake is van één overschrijding van de oriënterende waarde voor het groepsrisico. De beschreven resteffecten die optreden indien er daadwerkelijk een incident optreedt zijn grootIn deze zin komen de risico analyses en de effect beschrijvingen overeen. De voorgenomen ontwikkeling is met. behulp van de CHAMP methodiek van de provincie ZuidHolland tegen het licht gehouden. Uit deze beschouwing blijkt dat de gebruikers van het terrein op
51
actieve wijze zullen worden benaderd in het kader van risico communicatie. Ook worden er fysieke maatregelen getroffen op het terrein zelf (zowel in de preventieve als preparatieve sfeer). Daarnaast is met de vernieuwing van hét rampenplan met bijbehorende deelplannen een aanzienlijke verbeterslag op het gebied van de fysieke veiligheid bereikt. Met de ingebruikname van de Betuweroute en de realisatie van viersporigheid in Dordrecht zal op de middellange termijn de veiligheidssituatie naar verwachting licht verbeteren. Ook de ontwikkeling van het "Gezondheidspark" in overeenstemming met het aangepaste programma is mogelijk zonder overschrijdingen van het groepsrisico. Ontwikkeling van het "Leerpark" zal in combinatie met de ontwikkeling van het "Gezondheidspark" een impuls geven aan de lokale en regionale economie. Voorts levert het plan een bijdrage aan duurzaam (intensief en efficiënt) ruimte gebruik en aan de verbetering van het openbaar vervoer en langzaam verkeer. Dit samen met de bereikte verbetering op het gebied Van externe veiligheid (het saneren van de bebouwing binnen de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico het sterk reduceren van de overschrijding van de oriënterende waarde voor het groepsrisico ten gevolge van de N3) en de verwachtingen rondom de ontwikkelingen van het spoorvervoer op de middellange termijn maken dat de ontwikkeling van het Leerpark in onze visie doorgang kan vinden.
6. Watertoets 1. Ruimte voor dé Rivier Het plangebied ligt niet aan een rivier, zodat geen rekening behoeft te worden gehouden met het rijksbeleid "Ruimte voor de Rivier". 2. Waterkeringen Binrieh het plangebied bevinden zich geen waterkeringen. 3. Stedelijk Waterplan De gemeente Dordrecht, het Waterschap de Gropte Waard en het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden hebben gezamenlijk het Stedelijk Waterplan Dordrecht opgesteld. Het Stedelijk Waterplah Dordrecht gaat over het oppervlaktewater. In de verkenningenfase is de bestaande situatie van het water in beeld gebracht. Er zijn daarbij de volgende-drie uitgangspunten en randvoorwaarden geformuleerd: Veilige waterkeringen: vóór het stedelijk waterplan moeten veilige waterkeringen als randvoorwaarde worden gezien. Ambities die in het waterplan worden gesteld en maatregelen die uit die ambities voortvloeien mogen geen afbreuk doen aan de landelijke normen voor de primaire èh de secundaire waterkeringen. Dit geldt voor de korte termijn, maar ook voor de lange termijn (met klimaatsverandering, bodemdaling etc.) Duurzaamheid en toekomstwaarde: Uitgangspunt in het waterplan voor alle thema's is dat de stad en het eiland toekomstwaarde moeten hebben: dat stad en eiland plaatsen blijven waar Dordtenaren graag wonen en leven, waar bezoekers graag verblijven. Per thema dient het beleid afgestemd te zijn op duurzaamheid en toekomstwaarde. Optimaliseren beheer en onderhoud: beheer en onderhoud wordt vaak onderbelicht, maar : , is van groot belang voor het slagen van het waterplan. Tijdens de visievorming is een streefbeeld ontwikkeld voor het water op de lange termijn (periode tpt.2Q50). Daarbij zijn de. volgende thema's onderscheiden; 1. Water vasthouden en bergen inclusief: - beperken van overlast oppervlaktewater en riolering; - alleen zuiveren van verontreinigd afvalwater; 2. Schoon oppervlaktewater én gezonde flora en fauna 3. Water en ruimtelijke ontwikkeling versterken elkaar, inclusief gebruik en beleving. Per thema is aangegeven wat er rond 2050 moet zijn gerealiseerd; hierbij zijn zoveel mogelijk meetbare normen gebruikt. Bewust wordt gewerkt met meetbare normen, omdat daarmee in de
52
maatregelenfase zo concreet mogelijk de benodigde acties kunnen worden gedefinieerd en er kan worden gemonitoord of het streefbeeld is gehaald. In de maatregelenfase is -de visie uitgewerkt tot een concreet maatregelenplan. De verkenningennota, de visienota en het maatregelenplan vormen gezamenlijk het eerste stedelijk waterplan waarvan het laatste deel in september 2003 bestuurlijk is vastgesteld. Dit waterplan heeft dan een planperiode tot 2007. Een daaropvolgend waterplan omvat naast een evaluatie een njeuw flnaatregélenplan, Daarnaast kan het nodig zijn de normen voor de lange termijn aan te passen ten gevolge van ontwikkelingen in klimaat e.d. Deze procedure kan elke 5 jaar worden herhaald. ' Water vasthouden en bergen In de bestaande situatie in Dordrecht wordt het grootste deel van het regenwater dat valt op verharde oppervlakken (daken, wegen, parkeerplaatsen) via gemengde riolering afgevoerd naar de afval waterzuiveringsihrichting. Het beleid van het Rijk, zoals verwoord jn de Vierde Nota Waterhuishouding, is er op gericht dat het s.chóhé regenwater van verharde oppervlakken meerde natuurlijke kringloop van het water gaat volgen en zo min mogelijk paar de afvalwaterzuiveringsinrichting wordt afgevoerd. Hierbij dient er voor te worden gezorgd dat schone en vuile stromen worden gescheiden. In de Vierde Nota Waterhuishouding staan voor nieuwe bebouwing de. volgende normen vermeld: het regenwater van 60% van de verharde oppervlakken wordt geloosd in de bodem of rechtstreeks op oppervlaktewater; het regenwater van overige verharde oppervlakken wórdt geloosd op een verbeterd gescheiden regenwaterriool. Deze normen worden voor Dordrecht overgenomen. In de Vierde Nota Waterhuishouding staat als norm voor bestaande bebouwing vermeld: het regenwater van 20% van de verharde oppervlakken die nu zijn aangesloten op een gemengd rioolstelsel moet worden afgekoppeld. Het betreft schoon regenwater dat in de bodem of direct op oppervlaktewater kan wórden geloosd. In Dordrecht wordt een norm van 40% gehanteerd, hetgeen gelet op de looptijd van 50 jaar, haalbaar moet wórden geacht (Vierde Nota Waterhuishouding heeft looptijd van 25 jaar). Kwaliteit van water en waterbodem . landelijk gezien geldt £ls gewenste .kwaliteit voor oppervlaktewater de streefwaarde (Vierde Nota .Waterhuishouding), Wanneer de streefwaarde is bereikt zal in de watergangen in Dordrecht veel minder dan in de bestaande situatie het geval is, sprake zijn van stank, vissterfte en botulisrrïe. De doorstroombaarheid van water speelt hierbij een grote rol. Waterbodems worden gekwalificeerd van schoon naar vuil met klasse O tot klasse 4. De bagger van waterbodems van klasse O en 1 is schoon genoeg om vrij gebruikt te worden en op de waterkant te wórden verwerkt. Voor Dordrecht is uitgangspunt dat waterbodems alleen van klasse Q en klasse 1 mogen zijn. Qê.v.erinrichting Oevers zijn belangrijk voor de ontwikkeling van watergebonden flora en fauna. Belangrijk is dat oevers'een doorgaand stelsel vormen met zo min mogelijke barrières. Daarom dient bij elke watergang tenminste één oever natuurvriendelijk te worden ingericht. Uitzonderingen zijn watergangen in intensief bebouwd stedelijk gebied. Hópfdwatergangen hebben een flauw hellende oever met één talud van 1:3 of flauwer. Het talud verloopt zowel onder als boven water flauw. Door variatie in dwars- en lengteprofiel ontstaat een grillige waterlijn en een breed scala aan natte oevermilieus. In de SES-gebieden worden bij voorkeur beide oevers natuurvriendelijk uitgevoerd.
53
De overige vyatergangen hebben een oever met beplanting en een plas- en draszone. Waterdiepte Voor een gezonde flora en fauna is het van belang dat er voldoende water in de watergangen staat. In Dordrecht worden de watergangen aangelegd met een waterdiepte van 2.0 meter. Visie op plangebied In de visjenota is over het onderhavige plangebied, dat deel uitmaakt van het deelgebied Reeland, het volgende opgemerkt: . , Opdracht In hét Reeland dient 1 % van het oppervlak te worden omgezet in oppervlaktewater. Daarnaast moet een verbinding worden gerealiseerd met de Dordwijkzone. /FIV u//m g h'het Reeland is relatief weinig wateroppervlak aanwezig. In de wateren die er zijn worden peilen gehandhaafd van NAP -2,00 m, NAP -1,50 m en NAP -1,20 m. De peilfluctuaties die thans kunnen worden toegestaan zijn niet groter dan 0,10 m vanwege de hoogteligging van de overstortdrempels. Zeker gezien de funderingsproblematiek dient in dit gebied elke mogelijkheid te worden aangegrepen om meer water vast te houden en te bergen. Specifieke mogelijkheden zijn: infiltratie van schoon regenwater (van verharde oppervlakken) in de bodem. De zandige weg- en rioolcurietten en andere zandophogingen kunnen hierbij wellicht van pas komen; creëren van meer oppervlaktewater in het gebied; . .. aanpassen van de te handhaven óppervlaktéwaterpeilen in het gebied. In het verleden (begin 20e eeuw) was het zömerpeil in delen van Reeland rond NAP -1,80 m, Thans wordt in die delen het gehele jaar een peil gehandhaafd van NAP -2,00 m! Wellicht kunnen ook nieuwe pejlvakken worden geïntroduceerd; aanpassen van het rioolstelsel zodanig dat overstortdrempels verhoogd kunnen worden. Een resterend tekort aan waterberging van Reeland wórdt gecompenseerd in het lage deel van de Dordwijkzone. Het water van Reeland kan daar komen via de rietkragen langs de N3.
4. Veiligheid tegen Inundatie en wateroverlast h.de visienota van het stedelijk waterplan Dordrecht is aangegeven dat.in Reeland, waarvan Midden Reeland deel uit maakt, 1 % van de oppervlakte aan open water kan worden gerealiseerd boven de. reeds aanwezige 5%. Uk berekeningen is gebleken dat dit percentage niét voldoende is om jn extreme neerslagomstandigheden wateroverlast te vóórkomen. In de ten oosten van het Lee/park gelegenDofdtwijkzone^is meer open water aanwezig dan strikt noodzakelijk. Door'het maken van verbinding tussen beide gebieden kan het tekort aan waterberging in Krispijn voldoende worden gecompenseerd. Nadere studie dj.ent te worden verricht naar de benodigde capaciteit. Desnoods moet dé wateroppervlakte worden uitgebreid. De. voor open water benodigde ruimte wordt gevonden in de toevoeging van een waterloop centraal in het plangebied en door verbreding van het water bij :de woonwagenlocatië en op andere locaties in het plangebied. In het,onderhavige'bestemmingsplan was 14.69,5 m2 ingericht a|s water. Door toevoeging van een .waterloop centraal in het plangebied en door verbreding van het water bij' de woonwagenlocatië en op.andere plekken.in het plangebied wordt de hoeveelheid water uitgebreid tot 25.192 m2 (een toename van 10.497 m2). 5. Riolering In hét zuidelijk deel van het plangebied bevindt zich het hoofdrioolgemaa! (HRG); het zenuwstelsel van het Dordtse rioolstelsel. In het HRG komt de rioolafvper van geheel Dordrecht, met uitzondering van de wijken Stadspqlder en Staart/Merwedepolder, samen. De wijken Sterrenburgen Dubbeldam voeren hun rioolwater af via persleidingen. De persleiding van èterrehüufg injecteert ia de riolering in de Laan der Verenigde Naties; die van Dubbeldam injecteert reqhtstreëks in het HRG.. De overige wijken zijn" op het HRG aangesloten via vrijveryalriolen.
54
Het in het HRG verzamelde rioolwater wordt middels een persleiding met een diameter van 1,30 afgevoerd naar de AWZI aan de Baanhoekweg. De'hoof daf voer van het Reeland is een betonriool met een diameter van 1,25 m, die onder vrij verval, via de Prof. Waterinklaari/Maria Montessprilaan aansluit op het HRG. Op ditzelfde riool loost, eveneens onder vrij verval, de riolering van het gebied zelf. In de Dubbeldamseweg, direct ten westen van de rotonde, bevindt zich een gemaalk. De functie van djt gemaal is het voorkomen van opstuwing van rioolwater, vanaf het HRG naar de wijk 'Reeland, in geval van zware belasting van het stelsel. Het gebied is voorzien van één overstort. Deze loost op de vijverpartij ten zuiden van de Romboutslaan. Deze vijverpartij zal als gevolg van de planontwikkeling moeten verdwijnen, maar zal gedeeltelijk weer iets zuidelijker worden gecompenseerd.
. Het hoÖfdrioolgemaal
Binnen het plangebied moet een verbeterd gescheiden rioleringsstelsel of een stelsel dat qua vuiluitworp daaraan gelijkwaardig is'moet worden aangelegd. Aan de marktpartij die het bestemmingsplan uiteindelijk zal gaan uitvoeren is dan ook opgelegd dat afkoppeling moet . plaatsvinden en een verbeterd gescheiden rioleringsstelsel moet worden aangelegd. 6. Bestemmingsplan De bestaande watergangen hebben de bestemming water. Om 'enige flexibiliteit te hebben is bepaald, dat binnen de bestemming "water" ook groenvoorzieningen zijn toegestaan; voorwaarde is wel dat de hoeveelheid water niét Wordt verminderd. Doordat binnen de bestemming "groenvoorzieningen" óók water is toegestaan is bijvoorbeeld een andere vormgeving van groen, dan wel water mogelijk. 7. Overleg met waterbeheerders Het stedelijk waterplah is tot stand gekomen in samenwerking met het waterschap en het zuiveringsschap1. Over de aanpak van. bestemmingsplannen en de doorvertaling daarin van het stedelijk Waterplan is structureel overleg niet deze waterbeheerders. Er zijn onder meer afspraken
55
gemaakt over vormgeving en inhoud van het hoofdstuk "watertoets" in het bestemmingsplan. Op 18 mei 2004 heeft naar aanleiding van de artikel 10 BRO-reacties, voor zover die betrekking hebben op de waterparagraaf, een nader overleg plaatsgevonden tussen het Waterschap, het Zuiveringsschap en de gemeente plaatsgevonden. Dit heeft geleid tot enkele aanpassingen in de bovenstaande tekst. Het waterschap en het zuiveringsschap kunnen zich met de tekst van de watertoets verenigen.
56
7. Uitvoerbaarheid 7.1 Maatschappelijk Het voorontwerp-bestemmingsplan is met ingang van 28 mei tot 26 juni 2003 onderwerp geweest van inspraak. In het kader van de inspraakronde zijn zienswijzen ingediend door: 1. Bewoners van de Nieuweweg 2, Stichting tot vestiging van internaten voor schippersjeugd .3. Bestuur ds. J. Bogermanschool 4. Albërt Schweitzerziekenhuis, R. Laeijendecker 5. NS Vastgoed De in het kader van de inspraakronde ingediende zienwijzen van de bewoners van de Nieuweweg hebben met name betrekking op de handhaving van het woongenot van en de beperking van gêluidoverlast voor de bewoners aan de Nieuweweg. Voorts wordt verzocht de hoogte van de bebouwing te beperken tot hetgeen in de huidige situatie aanwezig is, wordt verzocht het grone aan de zijde van het spoor te handhaven en wordt gepleit voor het afzien van uitbreidingen van het spoor en het afzien van de eventuele aanleg van een station. Door wijzigingen in het stedenbouwkundig plan, die geleid hebben tot aanpassingen in het bestemmingsplan wordt in beperkte mate tegemoet gekomen aan de wensen va de bewoners van de Nieuweweg. Ondermeer is dat het geval bij de hoogte van de eerste lijnsbebouwing langs het spoor en de ligging van de busbaan. De overige zienswijzen hebben geen aanleiding gegeven het plan aan te passen. De Stichting tot vestiging van internaten voor schippersjeugd wil uitbreidingsmogelijkheden voor hun internaat. Gezien de ligging van het internaatsgebouw dicht bij het spoor, de Laan der Verenigde Naties en de N'3 vormt zowel de geluidssituatie als externe veiligheid een probleem voor uitbreiding van het gebouw. Om die reden wordt niet aan het verzoek van de Stichting voldaan. Het bestuur van de Bogermansehool geeft feitelijk geen inspraakreactie, maar stelt meer een aantal praktische vragen, die onder meer betrekking hebben op de omvang van de kavel waarop de school is gepland, het tijdstip van verhuizing van de school, de afscherming van het schoolgebouw door bedrijfsfuncties, de parkeergelegenheid binhen het plangebied en in/uitstapmogelijkheden voor leerlingen. Verder heeft stelt het bestuur enkele algemene vragen t.a.v. geluidhinderprocedures. .De inspraakreactie van het bestuur van de Bogermanschool leidt niet tot aanpassing van het plan. De heer Laeijendecker van het Albërt Schweitzerziekenhuis pleit voor een ander beleid dan voor momenteel voor het Leerpark wordt gevoerd. In het Leerpark wordt gekozen voor een grote concentratie van onder meer scholen op een kleiner gebied. Volgens inspreker druist dat in tegen het rijksbeleid dat juist kleinere scholen, kleinere klassen en minder concentratie voorstaat. Inspreker verwacht een toegenomen onveilig gevoel bij de kinderen en hun ouders, een toename van .anonimiteit en een vermindering van geluk en prestatieniveau. Bovendien blijkt uit onderzoek dat ook ouders om bovengenoemde reden hun kinderen op kleinere compacte scholen doen. In de toelichting op het bestemmingsplan staat uitvoerig aangegeven waarom tot een concentratie :van onderwijsvoorzieningen in het VMBO wil .Komen."Het genoemde Rijksbeleid speelt eerder bij het basisonderwijs een rol. Basisscholen worden slechts in zeer beperkte mate in het plangebied ondergebracht. c
NS vastgoed heeft geen opmerkingen over het plan. Wel wil NS Vastgoed als artikel 10overlegpartner aangemerkt worden. In het kader van het artikel 10 BRO-overleg wordt Prorail, Regio Randstad-Zuid afd. Milieu en Juridisch Beheer ingeschakeld. Met Prorail is afgesproken dat zij voor coördinatie met onder meer NS Vastgoed zorgt als in ontwerp-bestemmingsplan belangen van het spoor aan de orde zijn.
57
7.2 Financieel Het bestemmingsplan Leerpark wordt op een niet-traditionele wijze uitgevoerd. Zowel de .gemeente als het Da Vinci college heeft eigendommen In dit gebied. Aangezien het van belang is dat daadwerkelijk een Leerpark gerealiseerd wordt hebben partijen besloten samen te werken. Ten behoeve van de ontwikkeling en realisatie van de bouwopgaye hebben partijen een Coöperatie opgericht. Het Leerpark, als zijnde een integrale gebiedsontwikkeling, is in één project aanbesteed. Dit betekent dat zowel het vastgoed als de openbare ruimte met haar infrastructuur tezamen zijn aanbesteed. . Deze aanbestedingsprocedure is inmiddels afgerond. Vanaf 2004 worden de stedenbouwkundige en architectonische uitwerkingen vorm gegeven. Bovenstaande methodiek betekent dat zowel.de gemeente als Da Vinci gelden beschikbaar stellen voor de ontwikkeling van het Leerpark. Binnen d^ gemeente is sprake van een tweetal geldstromen. De dienst Wélzijn beheert het door de gemeenteraad beschikbaar gestelde budget voor de bouw van de scholen. Het Grondbedrijf verwerft gronden en geeft bouwrijpe grond uit ten behoeve van woningen, kantoren, bedrijven, voorzieningen etc. Tevens heeft het Grondbedrijf gelden gereserveerd voor het inrichten van het openbaar gebied. Het Da Vinci college beschikt óver haar eigen budget ten behoeve van de bouw van haar scholen. Zij neemt een tweetal schoolgebouwen over van de gemeente, Voorts deelt zij mede in de grondopbrengsten van geplande woningbouw op hun eigendommen. Da Vinci betaalt een bijdrage aan de gemeente voor de inrichting van het openbaar gebied in het Leerpark. Het Grondbedrijf heeft in haar Prognose (reeds in 2001) rekening gehouden met een exploitiatierisico voor de ontwikkeling van het Leerpark. Mét behulp van deze gelden kan gesteld worden dat het bestemmingplan Leerpark economisch uitvoerbaar is.
58
8. Resultaten overleg In het kader van het overleg ex artikel 10 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening is aan de volgende overlegpartners verzocht desgewenst op het voorontwerp-bestemmingsplan "Leerpark"te reageren: 1.
PPC, Postbus 90602, 2509 LP Den Haag
2.
KPN Telecom, Afd. Straalverbindingen, Postbus 9107, 7300 HR Apeldoorn
3.
Ministerie van Economische Zaken, Postbus 29013, 3001 GA Rotterdam
4.
Regionale Inspectie Volksgezondheid, Postbus 5312, 2280 HH Rijswijk
5.
Rijkswaterstaat, Directie Zujd-Holland, Postbus 556, 3000 AN Rotterdam
6.
Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Postbus 1001, 3700 BA Zeist
J,
Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek, Postbus, 1600, 3800 BP AMERSFOORT
8.
Waterschap de Gropte Waard, Postbus 7010, 3286 ZG Klaaswaal
9.
VROM-Inspectie, Postbus 5312, 2280 HH RIJSWIJK
10. Ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij, Postbus 1167, 3300..BD DORDRECHT 11. N.V. EZH / B.V. TZH, Postbus 329, 2270 AH VOORBURG 12. N.V. Nederlandse.Gasunie, Postbus 444, 2740 A.K Waddinxveen 13. Zuiveringschap Hollandse Eilanden en Waarden, Postbus 469, 3300 AL Dordrecht 14. Ned. Spoorwegen, Postbus 2038, 3500 GA UTRECHT Van KPN Telecom, de Regionale Inspectie Volksgezondheid en de VROM-inspectie is geen reactie ontvangen, . Het Ministerie van Economische Zaken, de Rijksdienst voor Monumentenzorg het Ministerie van LNV en de NV. EZH/BV.TZH hebben te kennen gegeven geen opmerkingen naar aanleiding van het plan te hebben. Hierna zijn de reacties van de. volgende instanties opgenomen: Provinciale Planologische Commissie; . Rijkswaterstaat, Directie Zuid-Hollahd; Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek; , Waterschap De Groote Waard; NV. Nederlandse Gasunie; Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden; NS/Prorail : Aansluitend is op .de gemaakte opmerkingen ingegaan.
59
.
PROVINCIALE PLANOLOGISCHE COMMISSIE
P
ZUID
£0/03/^^
HOLLAND
[
-•
l k SEr- ".l? Burgemeester en Wetffiöïïa^TO van Dordrecht
De PPC is het overleg- en adviesorgaan zoals bedoeld
—
in. artikel 53 WRO
i
AFHANDELIfJCi PPC-SECRTTARIAAT
CONTACTPERSOON ing. Hl. de Lange DOORKIESNUMMER
070-4417465
ONS KENMERK
UW KENMERK
BIJLAGEN
DATUM
DRM/PPC/2003/8344
E-MAIL
[email protected]
ONDERWERP Overleg ex artikel 10 BRO,
PROVINCIEHUIS
voorontwerpbestemmingsplan "Leerpark"
f
Zuid-Hollandplein i Postbus 90602 2 509 LP Den Haag TEIEIOON 070-4416611
Geacht college, Onze commissie besprak bovengenoemd plan in de vergadering van 4 september 2003. Hierbij berichten wij u onze opmerkingen. .
FAX 070-4417836
1.
INLEIDING
WEBSITE www.pzhjü
Tram i en g en bus 18.67. 88 en 90 stoppen bij het provinciehuis. Vanaf station Den Haag CS is het tien minuten lopen. De parkeerruimte voor auto's is beperkt.
ndv-obp-hl-oi 0900
Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van scholen, bedrijven, kantoren, gemengde functies en woningen. Het Leerpark is een ambitieus project waarin uw gemeente, een viertal onderwijsinstellingen en het bedrijfsleven samenwerken aan de vernieuwing van het beroepsonderwijs. Samengevat is de vernieuwing erop gericht om de leerlingen dichter bij de praktijk te brengen en het bedrijfsleven dichter bij het onderwijs. Daarnaast beogen de voorgenomen ontwikkelingen de vernieuwing van een bestaand stadsdeel en een economische impuls van de regio. Het fysieke programma voor het Lèerpark omvat globaal 65.000 m2 aan onderwijsinstellingen (nieuwbouw, renovatie en te handhaven ruimte), 27.000 m2 aan be- ' drijven (kantoren, bedrijfsruimte en commerciële ruimte) en de toevoeging van maximaal 400 woningen. Daarnaast is een herinrichting nodig van zowel de verkeersvoorzieningen als de openbare ruimte. Voor de economische activiteiten geldt uitdrukkelijk dat er een relatie met het onderwijs aanwezig moet zijn en blijven. Door het in de toelichting op het plan gestelde in dit verband worden eventuele negatieve neveneffecten voorkomen. De bedrijven en kantoren worden mede gerealiseerd om als geluidsafschenning (vanwege de spoorlijn en de NS) te dienen. Uitbreiding van de woonfunctie is, naast het bieden van een gevarieerde en aantrekkelijke locatie, mede van belang ter verhoging van zowel de (sociale) veiligheid alsook van de woningdiffërentiatie.
O
ONS KENMERK
2.
BEOORDELING
2.1
Algemeen
DRM/PPC|2003/8344
PAGINA 2/5
Het project Leerpark is een belangrijke ontwikkeling voor de Drechtsteden in het algemeen en voor Dordrecht in het bijzonder. Het project is onderdeel van het "Strategisch Economisch Profiel Drechtsteden". Onze commissie stemt op hoofdlijnen in met deze ontwikkeling. Over een aantat deelaspecten hebben wij ten behoeve van de verdere planvorming nog de volgende opmerkingen. 22 Externe veiligheid 2.2.1 Groepsrisicó (N3) hi de toeh'chting op het plan is een analyse opgenomen over aanpassing van bebouwing in relatie met groepsrisicó door de NS. De analyse is ons inziens goed uitgevoerd en daarmee zou, als er geen twijfels óver en hernieuwd onderzoek naar het transport over de NS waren, zonder meer kunnen worden ingestemd: Er is op dit moment een conceptrapport op basis van nieuwe tellingen, die gedurende een week zijn uitgevoerd. In.dit rapport komen vier mogelijke scenario's met verschillende contouren voor. Déze zijn gerangschikt naar een hoog en laag LPGtransport en naar een hoge en lage ongevalskans. De keuze voor een hoog of laag LPG-transport hangt samen rneteeen specifieke transportstroom, die nu nog over de wegvaft Rotterdam naar Antwerpen gaat, maar die met vrij grote stelligheid per schip.zaf gaan plaatsvinden, te verwachten vanaf het eerste kwartaal 2004. Wat de ongevalskans betreft is de hogere berekende ongevalskans op de NS in overeensternming met het beeld van relatief grote verkeersonveiligheid op de NS. Onze instemming heeft derhalve een voorlopig karakter en is afhankelijk van het . daadwerkelijk plaatsvinden van de beoogde ïnodal shift. De uiteindelijke beoordeling van het aspect externe veiligheid voor wat betreft de NsJsjpasLmogeh'jk als zeker is hoe de transportstropm gaat lopen (G2). 2J2.2 Relatie Leerpark versus spoorlijn Dordrecht - Lage Zwaluwe De externe veüigheidsparagraaf van het bestemmingsplan spreekt van een verlaging van het groepsrisicó door het voorliggende plan met toch nog een - zij het zeer geringe - overschrijding. Deze zal wellicht op termijn verdwijnen doordat het transport (van brandbare gassen) vanaf Kïjfhoek via de Betuwelijn naar Duitsland zal gaan. Gezien de ontwikkeling en het doel van de Betuwelijn achten wij dit een redelijk argument, zodat het groepsrisicó door toedoen van het spoor ons inziens geen grond kan zijn de ontwikkeling van het Leerpark te frustreren. De veiligheid langs het spoor krijgt in ander verband (Spoorzone en ROBEL) al veel aandacht. 2.3 Geluidhinder Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarden van 57 dB(A) voor spoorweglawaai en 50 dB(A) voor wegverkeerslawaai worden overschreden. Hiervoor dienen dan ook hogere grenswaarden te worden aangevraagd bij Gedeputeerde Staten. De procedure hogere grenswaarden dient doorlopen te zijn voor de vaststelling van het bestemmingsplan door uw raad (G2).
ONS KENMERK DRM/PPC/2003/8344 PAGINA 3/5
2.4 Luchtkwaliteit In het zuidelijke deel van het plangebied bevindt zich een hoofdrioolgemaal, het zenuwstelsel van het Dordtse rioolstelsel. Dit gemaal is vergunnifigplichtig vanwege de Wet milieubeheer. Uw gemeente zelf is vergunningverlenende instantie. Er kan sprake zijn van een bepaalde hinder naar de omgeving. In het bestemmingsplan dient aangegeven te worden of er sprake is van bepaalde geurcontouren en zo ja: of deze belemmerend kunnen zijn voor de geplande woningbouw in de nabije omgeving (G2). 2.5 Water 2.5.1 Algemeen Volgens het gedachtegoed van de watertoets moet de initiatiefnemer van een . ruimtelijk plan de waterbeheerders) vroegtijdig informeren en betrekken bij het initiatief. Belangrijk is dat in het bestemmingsplan wordt aangegeven hoe het procesinstrument watertoets voor dit plan is ingevuld. Wij verzoeken u om in het bestemmingsplan een verslag van het overleg met de waterbeheerder(s) op te nemen conform het hiertoe gestelde in. de Nota planbeoordeling 2002 (G2). 2.5J2 Veiligheid, inundatie en duurzaam watersysteem In de toelichting wordt vermeld dat er sprake is van een bestaand stedelijk gebied en dat de noodzaak tot onderzoek naar de veiligheid tegen inundatie en wateroverlast niet aan de orde is. Onze commissie is van oordeel dat uw gemeente zich niet kan onttrekken aan een dergelijk onderzoek. In de Nota planbeoordeling 2002 is niet voorgeschreven dat de watertoets uitsluitend voor nieuw te ontwikkelen stedelijke gebieden moet worden uitgevoerd, ook voor bestaand stedelijk gebied zal een dergelijke veiligheidstoets aan de orde moeten komen. Wij vinden zo'n onderzoek nodig om de knelpunten voor dit stadsdeel inzichtelijk te maken en om te bezien of ein in hoeverre dit noopt tot het nemen van maatregelen. Uitgangspunt daarbij dient te zijn de uitgangspunten van de Commissie Waterbeheer 2iste Eeuw en de normering zoals die wordt vastgelegd in het Nationaal Bestuursakkoord Water. Een en ander zal in nauw overleg met de betrokken waterbeheerder(s) moeten worden uitgevoerd. Dit klemt hier te meer daar met grote waarschijnlijkheid in het plangebied problemen zijn te verwachten gelet op de beperkte peilvariatie van slechts ip centimeter en het gegeven dat de 10% oppervlaktewater lang niet wordt gehaald. Als principe wordt gehanteerd: niet afwentelen. Gelet op de uitbreiding van de bebouwing in het gebied moet worden gevreesd dat de toename van het open water ternauwernood voldoende is om dit te compenseren. In het plan wordt aangegeven dat compensatie voor het tekort aan waterberging gezocht wordt in de aanliggende gebieden, met name in het Overkamppark. Onduidelijk is hoe hieraan gestalte wordt gegeven in het juridisch en financieel kader van het voorliggende bestemmingsplan. In de financiële paragraaf van het plan komt dit aspect niet terug. Wij verzoeken u het plan op voornoemde aspecten aan te passen (G2). 2.6 Viersporig railtracé In het hoofdstuk Beleidsuitgangspunten wordt gesteld dat, hoewel een nieuw station Leerpark - Gezondheidspafk met mogelijk een viersporig railtracé niet voor 2015 te verwachten is, bij de planontwikkeling er fysiek rekening mee gehouden is. Uit de tekst en de plankaart wordt echter niet duidelijk hoe dat gebeurd is. Ook na
C";
ONS KENMERK DRM/PPC/2003/8344 PAGINA 4/5
eventuele bestemmingswijziging van niet-bebouwde gedeelten (groen, water en wegverkeer) langs het spoor lijkt er geen adequate ruimte aanwezig om een vierspong railtracé, station en stationsplein(tie) te kunnen realiseren. Wij verzoeken u een en ander te verduidelijken (G2). 2.7 Mobiliteitsparagraaf De gevolgen van de ruimtelijke ontwikkeling voor de verkeersafwikkeling zijn niet helder in beeld gebracht. Vanwege het ontbreken van de mobiliteitsparagraaf kan onze commissie niet beoordelen of de capaciteit van de ontsluiting van de NS toe reikend is. Derhalve verzoeken wij u de mobiliteitsparagraaf verder uit te werken. Hierin dient u de verkeerseffecten en de eventueel benodigde maatregelen te verwerken (G2).
ƒ • .v.
2.8 Archeologie Het archeologisch beleid van uw gemeente is vastgelegd in de in de plantoelichting genoemde nota "Stevige grond onder de voeten" van 1996. Volgens deze nota verplicht uw gemeente zich archeologisch onderzoek te verrichten voorafgaande aan bodemverstorende activiteiten. Bodemverstorende activiteiten hebben echter in een aanzienlijk deel van het plangebied plaatsgevonden, zodat eventuele archeologische sporen in die gebieden vrijwel verloren zijn. tn hoeverre in het plangebied nog sprake van ongestoorde en dus potentieel nog archeologisch interessante locaties blijkt niet uit de toelichting. De nieuwbouw in het plan is in ieder geval niet zodanig gesitueerd dat uitsluitend gebouwd wordt op reeds verstoorde bodems. Wel is aangegeven dat er in het gebied geen archeologisch waardevolle structuren bekend zijn en dat nooit onderzoek heeft plaatsgevonden. Op basis van historische contexten wordt het vermoeden geuit dat het hier niet gaat om archeologisch waardevol gebied. Derhalve is niet getoetst door middel van verkennend onderzoek bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan. Daarmee is de voorgestelde nieuwbouw niet gebaseerd op medeafweging van archeologische aspecten in het plangebied. Het in de toelichting aangegeven onderzoek kan nu slechts leiden tot eventueel opgraven van archeologische sporen en niet tot behoud ter plekke, hi de voorschriften is onder Bijzondere Bepalingen voorzien in de aanduiding Archeologisch onderzoeksgebied. De tekst van het artikel suggereert dat in het gehele plangebied, voorafgaande aan verstorende activiteiten dieper dan i meter beneden maaiveld, archeologisch onderzoek verricht zal worden. Onderzoek in specifieke delen van het plangebied voorafgaande aan het aangeven van de bouwvlakken is meer conform het Europees Verdrag van Valletta (Malta) en de wijze waarop de planvorming conform deze regelgeving dient plaats te vinden. Dit zou niet alleen uit een oogpunt van archeologische monumentenzorg maar ook uit kostenoverwegingen effectiever en efficiënter zijn geweest. Op de plankaart is overigens de aanduiding Archeologisch onderzoeksgebied niet van een symbool voorzien waardoor in het ongewisse blijft of de aanduiding voor het gehele plangebied geldt of juist geheel niet geldt. Wij verzoeken u op de bovenvermelde punten nader in te gaan en waar nodig het bestemmingsplan aan te passen (G2), 23 Luchtkwaliteit hi hoofdstuk 5 wordt de verwachting uitgesproken dat buiten de zone van 50 meter van de NS aan de gestelde norm van 40 microgram/ms wordt voldaan. Op basis van de provinciale "Zonekaarten luchtkwaliteit langs wegen" komen wij tot de
ONS KENMERK DRM/PPC/2003/8344 PAGINA 5/5
conclusie dat deze norm niet wordt overschreden. Wij adviseren u om de betreffende tekst hierop aan te passen (A). 2.10 Plankaart Behalve het ontbreken van de aanduiding Archeologisch onderzoeksgebied, zoals hierboven vermeld, is bij een aantal bestaande functies in het plangebied (bedrijfsdoeleinden en maatschappelijke doeleinden) de maximale bouwhoogte niet aangegeven. Wij adviseren u de plankaart nog eens kritisch te bezien (A). 2.11 Duurzaamheid Wij geven u in overweging er naar te streven om tijdens het bouwrijp maken te werken met een gesloten grondbalans. Ook bevelen wij u aan om in het plangebied ondergrondse ruimte te reserveren voor gescheiden afvalinzameling (glas, papier en textiel) (A). 3.
ADVIES
Wij verzoeken u met de gemaakte opmerkingen rekening te houden. Voor het overige stemmen wij met het plan in. Wij stemmen niet in met de afgifte van een specifieke verklaring van geen bezwaar door Gedeputeerde Staten, dit in verband met de in deze brief gemaakte G2opmerkrngen. Dit advies van de PPG wordt door het college van Gedeputeerde Staten betrokken hij de verdere besluitvorming over het plan. Hoogachtend, namens de PPC, de secretaris van de subcommissie GemeentelHke Plannen,
Hl. de Lange
Tussen haakjes hebben wij aangegeven welke hardheid aan de gemaakte opmerkingen moet worden toegekend. Gl: bij ongewijzigde vaststelling zullen wij aan Gedeputeerde Staten adviseren aan dit onderdeel van het plan goedkeuring te onthouden; G2: idem, maar afhankelijk van een door uw college geleverde nadere argumentatie in de vorm van een onderzoek, onderbouwing, volgen van een procedure of-plegen van overleg, kan bij het vastgestelde plan het advies worden bij-. gesteld; A: een aanbeveling: aanpassing dan wel onderbouwing, zo mogelijk met 'concrete voorstellen en maatregelen is gewenst.
Reactie op de brief van de Provinciale Planologische Commissie, d.d. 23-9-2003. 1. Externe veiligheid De transportsituatie op de N3, gewijzigd door het wegvallen van een belangrij-k deel van het transport van LPG, is onderzocht op de consequenties voor externe veiligheid. De 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico ligt op 70 meter uit de as van de weg. Bestuurlijk is besloten de in 2000 gevonden contour'van 80 meter te handhaven. Dé groepsrisicosituatie is eveneens verbeterd. Naast de gewijzigde transportsituatie is eveneens de invloed van de ontwikkeling van het Gezondheidspark op de veiligheidssituatie van het Leerpark onderzocht.Ten opzichte van het begin van de planvorming (2000) verbetert de veligiheidssituatie door de vermindering van het transport van LPG over de weg, maar ook door de vormgeving van het Leerpark en het gezondheidspark. 2..Geluidhinder . De hogere grenswaardenprocedure is inmiddels gestart en zal afgerond worden voordat het bestemmingsplan zal worden vastgesteld. 3. Luchtkwaliteit rioolgemaal Uit dé VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering blijkt dat de afstand die tussen een rioolgemaal en gevoelige bebouwing dient te worden aangehouden 30 m bedraagt. Deze afstand wordt met name bepaald door geurhinder. In het bestemmingsplan wordt binnen deze afstand geen woonbebouwing of andere gevoelige bebouwing mogelijk gemaakt. Na de aanpassing van het plan die het gevolg is van onder meer een gewijzigd stedenbouwkundig plan wordt de afstand tussen de geplande woonbebouwing en het rioolgemaal nog groter. De dichtst bij het gemaal gelegen bebouwing is de bebouwing van het Schippersinternaat en die ligt minimaal op ca. 50 m .afstand Bij de Milieudienst Zuid-Holland Zuid zijn een paar klachten van stankhïnder van het hoofdrioolgemaal bekend.'Deze stankhindér wordt veroorzaakt door hetzij één ontluchting op het dak van het gemaal, hetzij een gebrekkige filtering in de toren van het gemaal. In de destijds verleende milieuvergunning, is bepaald dat het hqofdrióolgemaal geen overlast voor de omgeving op mag leveren. Indien dus maatregelen nodig zijn om de stankhindér in de praktijk te beperken, zullen die pp basis van de verleende milieuvergunning moeten worden getroffen. ..
i
4.. Water Naar aanleiding van de artikel 10 BRO-reacties heeft een overleg met de waterbeheerders plaatsgevonden op 18 mei 2004. De resultaten van dat overleg zijn in de waterparagraaf , De tekst is op het onderdeel "veiligheid tegen inundatie én wateroverlast" aangepast. In de financiële onderbouwing yan d.it bestemmingsplan zijn geen gereserveerd voor de aanleg van waterberging in aangrenzende gebieden. Wel is de compensatie voor het tekort aan waterberging een onderdeel van het Stedelijk Waterplan dat bij de juridisch-planologische aanpak van het gebied Qverkamppark zal worden uitgevoerd. • 5. Viérsporig railtracé Vplgeris studies, van Prorail is het mogelijk om binnen de bestemmingsgrens een viersporig railtracé aan te leggen. Voor het station ligt dit anders. Daarvoor zal inderdaad een beroep moeten worden gedaan op gronden met de bestemmingen Groen en water". Er is rekening gehouden met een toekomstig station door de bedrijfsbebouwing en de daarvoor gelegen weg op voldoende afstand te plannen. Qga bestemmingen is nog geen rekening gehouden met het station, met name omdat realisering van een station binnen de planperiode niet waarschijnlijk wordt geacht. 6. Mobiliteitsparagraaf Toekomstige ontwikkelingen op het gebied van verkeer en vervoer worden vooral beïnvloed door de ruimtelijke en economische ontwikkelingen van Dordrecht en de regio, door de maatschappelijke ontwikkelingen en door geplande infrastructurele ontwikkelingen. Samen dragen deze ontwikkelingen bij aan de totstandkoming van een toekomstig verkeersbeeld.
65
Dordrecht is een.stad met ambities, gelegen in een regio met ambities. Deze ambities vertalen zich in diverse ruimtelijke ontwikkelingen op verschillend gebied: er zijn ontwikkelingen voor zowel wonen, werken, leren als recreëren. Voor Dordrecht gaat het dan vooral om Stadswerven, Gezondheidspark, Leerpark, Oostpoort, Amstelwijck Oost, Dordtse Kil III en IV, Spoorzone en Hofkwartier. Voor de verkeerstoename op lange termijn wordt rekening gehouden met deze plannen. Al deze ontwikkelingenzijn opgenomen in het regionaal verkeersmodel. Hierdoor kan het verkeersmodel voor 201 5 de ontwikkeling van het verkeer ten gevolge van de ontwikkelingen in inwoners en arbeidsplaatsen weergeven. Om de verkeerseffecten van het Leerpark te kunnen beoordelen is gebruik gemaakt van het ontwerp-bestemmingsplan Leerpark uit september 2004. Als input voor het Leerpark geldt: Het project Leerpark leidt volgens de plannen niet tot meer onderwijzend personeel. Wel worden extra , ar beidsplaatsen verwacht ten gevolge van 10.000 m^ kantoorruimte en 20.000 m^ bedrijfsruimte. In totaal gaat het daarbij om circa 1.000 arbeidsplaatsen. Verder wordt in de plannen rekening gehouden met de bouw van circa 300 woningen. Hierdoor komen ongeveer 660 inwoners extra in het gebied terecht. Naast ruimtelijke ontwikkelingen hebben ook maatschappelijke ontwikkelingen effect op het verkeer en vervoer. Vanwege de aard van deze effecten wordt vaak gesproken over autonome groei, Beter is het echter om te spreken over autonome ontwikkelingen: ook een vermindering kan het gevotg zjjn. Onder autonome ontwikkelingen worden die ontwikkelingen verstaan die niet door het gemeentelijk verkeersbeleid te beïnvloeden zijn. De ontwikkelingen hebben vooral betrekking op een toenemende ruimtebehoefte en een toenemende mobiliteitsbehoefte. Dé maatschappelijke ontwikkelingen kunnen door de gemeente Dordrecht niet of nauwelijks beleidsmatig worden gestuurd. Dit betekent dat de gevolgen van deze ontwikkelingen als autonoom optredend worden beschouwd. Deze autonome groei in 2015 ten opzichte van 2002 wordt voor de Drechtsteden geschat op circa 9% in de spitsen en 12 % buiten de spitsen. De autonome groei van het vrachtverkeer ligt nog hoger, namelijk circa 15 % in de spitsen en 21 % buiten de spitsen. Het Leerpark is in het verkeersmodel opgenomen, verdeeld over twee zones (nummer 178 en 179). Dit is gedaan vanwege de "knip" in de Maria Montessorilaan. In figuur 1 staat weergegeven hoe de zones aan het netwerk zijn verbonden. In het verkeersmodel (2003 - 2015) is de socio-economische vulling voor het Leerpark als volgt opgenomen: figuur 1 verschi!2002_2015
2002
2002
2015
,2015
ZONE
Wijk
Gebied specifiek
INWONER
ARBTOT
INWONER
ARBTOT
•INWONER
178 179 Totaal
Reëland Reëland
Leerpark Leerpark
114
328
443
674
329
346
310
419
1019
328
600
424
747
638 1081
1693
657
946
Sociaal-economische data
ARBTOT
Dit leidt tot de volgende aantallen aankomsten en vertrekken: . ZONE 178 179 Totaal
Wijk SGB Reëland Rèèland
Gebied specifiek Leerpark Leerpark
Vertrek 254 581 836
2003 Aankomst 260 577 837
Totaal 514 1.158 1.672
Vertrek 1.099 1.844 2.943
2015 Aankomst 1.120 1.810 2.930
Totaal 2.219 3.654 5.873
2015tov2002 Absoluut Procentueel 1,705 332% 2.496 216% 4.201 251%
Zoals uit de tabel te zien valt, leidt het Leerpark in relatieve zin weliswaar tot veel extra verkeer, maar is dat in absolute zin beperkt. Voor het knooppunt N3 - Laan der VN is een uitsnede gemaakt van de herkomstbestemmingsmatrix. Hieruit valt af te leiden hoeveel extra verkeer (personen- en vrachtverkeer)
66
ten gevolge van de komst van het Leerpark gebruik gaat maken van de route N3 - Leerpark. In onderstaande tabellen is deze extra hoeveelheid (dus ook inclusief de autonome groei) weergegeven voor een 2-uurs ochtendperiode en een 2-uurs avondperiode. Motorvoertuigen Ochtendperiode 7-9 uur
NAAR
VAN
Oprit N3 naar Papendrecht
Oprit N3 naar Breda
M. Montesorilaan
Afrit N3 van Papendrecht
O
O
98
98
Afrit N3 van Breda
O
O
117
117
Totaal
M. Montesorilaan
38
59
O
97
Totaal
38
59
215
312
Oprit N3 naar Breda
M. Montesorilaan
Totaal
•Motorvoertuigen Avondperiode 16-18 uur
NAAR
VAN
Oprit N3 naar Papendrecht
Afrit N3 van Papendrecht
O
O
49
49
Afrit N3 van Breda
O
O
61
61
M. Montesorilaan Totaal
.111
74
O
185
111
74
110
295
Ujt de hier getoonde tabellen valt af te lezen dat de groei in het aantal autobewegingen in relatie tot het Leerpark zeer beperkt is. Alleen deze groei zal niet leiden tot problemen met de verkeersafwikkeling op de (op- en afritten van de) N3. 7. Archeologie ln'2003 heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in samenwerking met het Nederlands Instituut voor Toegepaste geowetenschappen van TNO in opdracht van de gemeente een inventariserend archeologisch onderzoek (geo-archeologische verkenning en kartering) uitgevoerd in de plangebieden Leerpark en Gezondheidspark- Het onderzoek diende plaats te vinden omdat realisatie van de plannen van (onder meer) het Leerpark kan leiden tot aantasting of vernietiging van mogelijk aanwezige archeologische resten. Uit het verkennend onderzoek blijkt dat in het plangebied van het Gezondheidspark geulafzettingen van de Dubbel aanwezig zijn. In de aangrenzende komafzëttingen zijn graafsporen aangetroffen die mogelijk verband houden met agrarische activiteiten. Op grond van de resultaten van de onderzoeken in de omgeving van de Burgermeester Jaslaan kunnen de graafsporen een aanwijzing zijn voor de aanwezigheid in het plangebied Gezondheidspark van menselijke bewoning in de Romeinse :tijd en de Middeleeuwen op of nabij De Dubbel. Voor de verder van De Dubbel afgelegen, relatief laag gelegen komafzëttingen is de kans op het aantreffen van archeologische resten laag, hoewel de aanwezigheid van off-site sporen (m.n. greppeltjes) niet valt uit te sluiten. Tijdens hét verkennend booronderzoek in het Leerpark zijn geen afzettingen van de Thuredrith aangetroffen. Het valt echter niet uit te sluiten dat resten ervan toch langs de noordgrens van het plangebied Leérpark aanwezig zijn. Booronderzoek langs de Dubbeldamseweg .bleek echter niet mogelijk.Ten aanzien van het plangebied Leerpark wordt geadviseerd om eventuele ingrepen ter hoogte van de Dubbêidamseweg, die haaks op deze weg zijn georiënteerd, archeologisch te laten begeleiden in verband met de mogelijke aanwezigheid van het veenriviertje de Thuredrith. Dit zal in de toelichting en de voorschrfiten worden verwerkt. Op de plankaart zal het noordelijk deel van het plangebied de aanduidig "Archeologisch begeleidingsgebied" krijgen. 8. Luchtkwaliteit De tekst is aangepast 9. Plankaart De bouwhoogte wordt op de plankaart aangegeven. De aanduiding "Archeologisch begeleidinggebied" wordt voor het noordelijk deel van het plangebied op de plankaart aangegeven.
67
10. Duurzaamheid Uitgangspunt voor de planontwikkeling en -uitvoering is een gesloten grondbalans. Dit is ook opgenomen in de contractvoorwaarden voor de uitvoering van het project. Het plan bevat een vrijstellingsbevoegdheid voor het oprichten van gebouwen van openbaar nut. Daarbij is er van uitgegaan dat die vrijstellingsbevoegdheid ook voor ondergrondse bouwwerken van openbaar nut toereikend is.
68
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Directie Zuid-Holland
Aan
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Dordrecht Postbus 8 3000 AA DORDRECHT
1 5 AU G 2003 AFCL-LiNCi
'f
rzzl Contactpersoon mw. L.N. Willems Datum
C
Poorkiesnummer (01 0) 402 62 67
Ons kenmerk
Uw kenmerk
RXS/2003.9245
3965-IS
Onderwerp
Vooroverleg voorontwerp-bestemmingsplan 'Leerpark'.
Geacht College, Het voorontwerp-bestemmingsplan 'Leerpark'. dat u mij toezond in het kader van het vooroverleg ex artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening, geeft mij aanleiding het volgende op te merken. A/3 In het voorontwerp geeft u aan dat de Provincie vooralsnog afziet van een wijziging van de verkeersfunctie van de N3. Als beheerder van de N3, neemt ook Rijkswaterstaat het standpunt in dat de N3 haar stroomfunctie blijft behouden. Verkeer en Vervoer
..
.
De gevolgen van de ruimtelijke ontwikkeling voor de verkeersafwikkeling zijn niet helder in beeld gebracht. Vanwege het ontbreken van de mobiliteitsparagraaf kan ik niet beoordelen of de capaciteit van de ontsluiting van de N3 toereikend is. Derhalve verzoek ik u de mobïliteitsparagraaf verder uitte werken. Hierin dient u de verkeerseffecten en de eventueel benodigde maatregelen te verwerken. Externe Veiligheid
,
In mei 2003 is het aanvullend rapport 'Risico's wegtransport gevaarlijke stoffen N3 Dordrecht van AVIV verschenen. Aangezien dit rapport enkele nieuwe inzichten naar voren heeft gebracht omtrent de externe veiligheid in de omgeving van de N3, acht ik het van belang dat u dit rapport bij de verdere procedure betrekt. Anticiperend op de ontwikkelingen inzake de afname van de LPG-stroom kan ik instemmen met de uitgangspunten voor externe veiligheid die in het plan zijn opgenomen. Wel adviseer ik u, gelet op het ALARA-principe (meest waarschijnlijk haalbare scenario) om aan de uitgangspunten, zoals deze in het huidige voorontwerp zijn vastgelegd, vastte houden.
Postadres postbus 556, 3000 AN Rotterdam Bezoekadres Boompjes 200-
Telefoon(010)4026200 Telefax (010)404 79 27
Bereikbaar met metro station Leuvehaven vanaf station CS en NS station Blaak; per auto volg havennummer 160-170
RXS/2003.9245
Ik verzoek u het vorenstaande bij de verdere procedure tot vaststelling van het bestemmingsplan 'Leerpark1 te betrekken.
Hoogachtend, DE M! NISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT, namens deze, DE HOOFDINGENIEUR-DIRECTEUR, namens deze, het plv. hoofd van de afdeling Ruimtelijke Ordening, Bestuur en Strategie,
ir. PJ.MTvan der Ham
Reactie op de brief van Rijkswaterstaat, Directie Zuid-Holland, d.d. 13-8-2003 Verwezen wordt naar hetgeen als reactie op de brief van de PPC onder 1. Externe veiligheid en 6. Mobiliteitsparagraaf is vermeld.
71
DiV TEAM 1 1 6 JÜL iüÜ3 ACT l!'
ArT.lr.LiNG
F-AKAAt
Rijksdienst voor hef Oudheidkundig Bodemonderzoek
f~ T.TTTv ,,- ^ Gemeente Dordrecht i ' ' 'JG College van B & W Postbus 8 3300 AA DORDRECHT
Datum 14-07-2003
Briefnummer U03-852/GK
Ondeiwerp
Contactpersoon \ doorkiesnummer
vobp 'Leerpark'
[email protected] / 033-4227632
Geacht College, Hartelijk dank voor het toezenden van het voorontwerp-bestemmingsplan 'Leerpark'. Ik verzoek u deze brief te beschouwen als een reactie ex art. 10 BRO. Hierbij ga ik uit van het rijksbeleid ten aanzien van archeologie zoals verwoord in de Monumentenwet (1988), de interdepartementale Nota Belvédère (1999) en de Cultuurnota 2001-2004 (OC&W). Het rijksbeleid voor de archeologie is mede gebaseerd op-het Verdrag van Malta (1992). Met waardering heb ik kennisgenomen van de aandacht die in dit plan besteed is aan het aspect archeologie. De tekst van paragraaf 2.9 (archeologie) roept echter enige vragen op; enerzijds wordt gesteld dat er op de oeverwallen van de Thure bewoningssporen kunnen worden aangetroffen, anderzijds dat er geen aanleidingen zijn te vermoeden dat het hier een archeologisch waardevol gebied betreft. Inmiddels heb ik vernomen dat er verkennend archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd. Ik vertrouw erop, dat de paragraaf over archeologie met de resultaten van dit onderzoek zal worden aangevuld, en dat naar aanleiding van de uitkomsten van dit onderzoek bezien zal worden of verder onderzoek nodig is. Hierbij stuur ik u het exemplaar van het plan onder dankzegging voor inzage retour. Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd en wens u veel succes met de verdere procedure Hoogachtend, De Directeur, namens deze,
.Korf Beleidsmedewerker Planvorming en RO, Regio West cc.
de heer drs. R. H. P. Proos, provinciaal archeoloog secretariaat Provinciale Planologische Commissie
Bijlagen: vobp 'Leerpark1
Kerkstraat i - 3811 cv Amersfoort Postbus 1600 - 3800 BP Amersfoort
tel 033 422 77 77 • fax 033 422 77 99 http://www.archis.nl •
[email protected]
Reactie op de brief van de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek, d.d. 14-7-2003 Verwezen wordt naar hetgeen als reactie op de brief van de PPC onder 7. Archeologie is vermeld. De paragraaf over archeologie is aangepast en de plankaart is aangevuld met een aanduiding "archeologisch begeleidingsgebied".
73
Waterschapshuis . Rijksstraatweg 3b Klaaswaal
Waterschap DE GROOTE WAARD
Postbus 7010 3286 ZG Klaaswaal Telefoon 0186-577222
GESCAND Stadsontwikkeling Dordrecht t.a.v. de heer F. Sieuwerts Spuiboulevard 3 3311 GR DORDF ™Sö/o3/6(. 3/f
afdeling
DlV TEAM
1
l 6 AUG 200 3 AFDELING
tSO / i<5
AC IE
.•
Fax 0186 -57 35 26
BJZH
E-post
[email protected]
contactpersoon P.C. de Jong
Postbank 27 81 59
telefoonnummer 0186-577275
Ned. Waterschapsbank 63 67 53 085
onderwerp ArtlO BRO-overleg bestemmingsplan Leerpark
uw brief van 2S.05.2003
bijlage(n)
uw kenmerk 3965-IS
datum 20 augustus 2003
ons kenmerk U03.03232
PARAAI'
AFHANDELING
Geachte heer Sieuwerts,
Waterschap de Groote Waard heeft op uw verzoek van 26 mei 2003 het bestemmingsplan Leerpark Dordrecht beoordeeld in het kader van het artikel 10 BRO overleg. Wij hebben naar aanleiding van het plan één opmerking. Deze heeft betrekking op punt 6.4 Veiligheid tegen inundatie en wateroverlast. In de visienota van het stedelijk waterplan Dordrecht is aangegeven dat in Reeland, waar het Leerpark deel van uit maakt, 1 % van de oppervlakte aan open water kan worden gerealiseerd boven de reeds aanwezige oppervlakte van 5,0%. Uit berekeningen is gebleken dat dit percentage niet voldoende is om in extreme neerslagomstandigheden wateroverlast te voorkomen. In de ten oosten van het Leerpark gelegen Dordwijkzone is meer open water aanwezig dan strikt noodzakelijk. Door het maken van een verbinding tussen beide gebieden wordt het tekort aan waterberging in Krispijn voldoende gecompenseerd. De voor open water benodigde ruimte wordt gevonden in de toevoeging van een waterloop centraal in het plangebied en door verbreding van het water bij de woonwagenlocatie en op andere gebieden in het plangebied.
Vragen, opmerkingen, klachten of suggesties?
1/2
Ons servicemeldpunt is elke werkdag russen 3 en 12 uur bereikbaar op nummer: D1B6 ~ 577 233.
De Groote Waard
onderwerp Art.10 BRO-overleg bestemmingsplan Leerpark
pagina 212
datum 20 augustus 2003
ons kenmerk U03.03232
Hiermee kan de eerste alinea van 6.6 Bestemmingsplan vervallen. De tweede alinea kan hier blijven staan.
Dijkgraaf en heemraden van het Waterschap De Groote Waard namens dezen
Jager hoofd afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken en Handhaving
O.
O.
Reactie op de brief van Waterschap De Groote Waard, d.d. 20-8-2003 De bedoelde tekst is aangepast. Bovendien is de plankaart naar aanleiding van een meer concreet uitgewerkt stedenbouwkundig plan nader gedetailleerd, waarbij meer water op de plan kaart is aangegeven. De ligging en vormgeving van de waterpartijen kan in de praktijk nog wijzigen, mits er niet minder oppervlakte aan water zal resteren.
76
So/öV^tKj• | : ' — A^Dh l !N(.i
Het college van Burgeme ster en SST^ wethouders der gemeenti Dordrecht Postbus 8 , 3300 AA DORDRECHT >; ? r -^" "-
,
[GESCAND ! i—
. ..--GastransDort Servië
l ' »•- ' • ' I '•'^HHJv
' tM J i 1 - Di:j trict West i Po tbus444 :j-— -jj
iOAK Waddïnxveen
c
iï"-i
°
:necoop 7
Fax (0182) 62 33 99 www.gastransportservices.nl BTW-nummer NL007239348B01 Handelsregister Groningen 02029700
Ons kenmerk: Uw kenmerk:
3965-IS
Onderwerp:
Voorontwerp-bestemmingsplan Leerpark
OW-S 03.B.1737
Datum: 16 juli 2003 Doorkiesnr.: (0182)623430
Geacht college, Naar aanleiding van uw brief van 26 mei jongstleden, waarmee u ons het bovengenoemd ontwerp-bestemmingsplan in het kader van het vooroverleg zoals bedoeld in artikel 10 Bro 1985 deed toekomen, delen wij u mee dat het ontwerp ons aanleiding geeft tot het maken van de volgende opmerkingen. Zoals, middels een aanduiding Kabels en leidingenstrook, op de plankaart is aangegeven, . ligt in het gebied waarop dit plan betrekking heeft een aardgastransportleiding van onze maatschappij. Op de plankaart is de aanduiding "kabels en leidingenstrook" niet overal voldoende breed. Deze aanduiding dient namelijk in ieder geval, met een breedte van 4 meter ter weerszijde van de hartlijn van de leiding, over de leiding te worden geprojecteerd. Wij doen u hierbij de plankaart weer toekomen waarop de ligging van de leiding in rood is aangegeven. Wij verzoeken u de aanduiding "kabels en leidingenstrook" hierop aan te passen. In artikel 13 "Ondergrondse leidingen", lid 1. "Doeleindenomschrijving" van de voorschriften staat aangegeven dat de op de plankaart als zodanig aangewezen gronden bestemd zijn voor ondergrondse leidingen en verbindingen. Op de plankaart wordt echter gesproken over "kabels en leidingstrook". Wij verzoeken u het artikel en de plankaart redactioneel op elkaar aan te passen. In lid 4. "Aanlegvergunning", sub 2. wordt het verbod als bedoeld in lid 4., sub 1. niet van toepassing verklaard voor zover het indrijven van voorwerpen betreft, wat gelet op de diepte van de ligging van de leiding(en) van ondergeschikte betekenis moet worden geacht. Ons inziens is dit een minder juiste regeling omdat de diepteligging van de leiding(en) niet overal gelijk is en de wijze van uitvoeren van het indrijven van voorwerpen van invloed kan zijn op de veilige ligging van de leiding(en). In lid 5. "Medebestemming" is waarschijnlijk een zinsnede weggevallen. Wij vragen uw aandacht hiervoor.
irl .SVrpirpj IA ovdci'tlri'l vent \.l". NrAerlantl.tr (ötsnnir. 2002626 (002.01)
Datum: 16 juli 2003 Ons kenmerk: OW-S 03.B.1737 Blad : 2
Mocht een en ander nog vragen oproepen dan kunt u zich voor nadere informatie met betrekking tot de technische aspecten wenden tot de heer W. Rijneveld van onze afdeling Operations West, tel. (0182) 62 34 55. Voor planologische en juridische aspecten kunt u zich wenden tot ondergetekende, tel (0182) 62 34 30. Hoogachtend,
Dhr. M.W. Roest, Tracébeheer en Grondzaken Operations West
Bijlage: tekening S2-23-70
2002426 (002.01)
Reactie op de brief van NV Nederlandse Gasunie/ Gastransport Services, d.d. 16-7-2003
1. Breedte Ieidingenstroók Het verschil in .breedte had te maken met de zuidelijke begrenzing van het plangebied, welke op de grens van hét fietspad langs de Laan der VN was gelegd. Hierdoor viel een deel van de ieidingenstroók buiten het bestemmingsplan. Inmiddels is de zuidelijke begrenzing op hét hart van de Laan der Verenigde Naties gelegd, waardoor er een^ logischer planbegrenzing ontstaat en de Ieidingenstroók overal een breedte van minimaal 8 m heeft. 2. Verschil in benaming De naamgeving van de bestemming op de plankaart is gewijzigd in "ondergrondse leidingen". 3.. Aanlegvergunning H.et indrijven van voorwerpen wordt in artikel 13, lid 4 onder 1d wel degelijk aan een aanlegvergunning gekoppeld. In lid 4 onder 2 wordt daarop een uitzondering gemaakt in gevallen waarin het indrijven van voorwerpen iri de grond, gelet op de dieptëligging van de leidingen nooit een gevpar voor de leiding op zou kunnen leveren. Dat betekent wënneer nagegaan is hoe diep de leidingen liggen en het indrijven van voorwerpen voor die leidingen geen gevaar kan opleveren, er .geen aanlegvergunning wordt geëist. Er moet dus vooraf goed nagegaan worden of door het (geplande) indrijven van voorwerpen in dé grond de leiding niet beschadigd kan worden. 4. Medebestemming De tekst van het betreffende artikellid is aangevuld.
79
-^a^-j-rw»— » • * , , . . • • ;,,_;
| GESCAND l
Zuiveringsschap
Hollandse Eilanden en Waarden t).'- u A!
Aan het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Dordrecht Postbus 8 3300 AA DORDRECHT
Ons kenmerk Uw kenmerk Behandeld door Doorkïesnummer Onderwerp
1 P StP T.-3
Bijlage(n) Dordrecht mevrouw ir. J. Brand (078) 639 72 14 ontwerpbestemmingsplan "Leerpark"
8 SEP 2003
Geacht college, Onlangs ontving ik van u, als onderdeel van het vooroverleg ex artikel 10 van het Besluit op ruimtelijke ordening, het voorontwerpbestemmingsplan "Leerpark". Op dit plan willen wij het volgende opmerken. Wij betreuren het dat we de plankaart niet voorafgaand aan dit vooroverleg gezien hebben, waarbij wij van de gelegenheid gebruik hadden kunnen maken om hierover vragen te stellen en onze opmerkingen kunnen maken. In het kader van de watertoets verwachten wij dat we inhoudelijk op een plan kunnen reageren voordat het plan het officiële vooroverleg in gaat. Op de plankaart hebben wij de volgende opmerkingen. Er staan twee indicatieve waterverbindingen aangegeven in oostwestelijke richting. Wij verzoeken u de twee indicatieve verbindingen te vervangen door twee duikers op de plankaart. Het woord indicatief suggereert namelijk dat de verbindingen mogelijk niet tot stand worden gebracht. Deze verbindingen zijn daarentegen essentieel voor de waterkwaliteit in het plangebied. In de tekst wordt wel aangegeven dat de waterstructuur zal aantakken op de spoorwatergang. Wij gaan er dan ook van uit dat deze wijzigingen op de plankaart kunnen worden aangebracht. s
Er wordt in de tekst aangegeven, dat er overstort loost op de vijver ten zuiden van Romboutslaan. Deze vijver wordt gedempt en verder naar het zuiden weer gecompenseerd. Het is onduidelijk of deze overstort kan worden gesaneerd samen met de toekomstige ontwikkelingen in het gebied of dat de overstort blijft zitten en loost op de watergang waar die dan op uit komt. Het is de vraag of de capaciteit van deze watergang wel groot genoeg is om de vuiluitworp te kunnen verwerken zonder dat de waterkwaliteit hier te veel onder lijdt. In de waterparagraaf wordt verder niet ingegaan op het toekomstige rioleringsstelsel. Het zuiveringsschap gaat ervan uit dat het gemengde rioleringstelsel dat er nu ligt, wordt vervangen door een verbeterd gescheiden stelsel of een stelsel dat qua vuiluitworp hieraan gelijkwaardig is. Er wordt ook niets vermeld over eventueel af te koppelen verharding van de riolering.
Johan de Wittstraat 40 e Postbus 469 «' 3300 AL Dordrecht telefoon: (078) 639 71fOO e telefax: (078) 631 18 71 o www.zhew.nl
Het zuiveringsschap is voornemens dit jaar nieuw beleid vast te stellen, waarin wordt aangegeven op welke manier er verantwoord met schoon hemelwater kan worden omgegaan. Wij verzoeken u de waterparagraaf op deze punten aan te vullen en deze ter advisering wederom naar het zuiveringsschap op te sturen. Graag willen wij bij de uitwerking van dit plan betrokken worden om u te adviseren over de inrichting van de watergangen en de uitwerking van het rioleringsplan. Mocht u over het bovenstaande nog vragen en/of opmerkingen hebben dan kunt u contact opnemen met mevrouw ir. J. Brand, telefoonnummer (078) 639 72 14. Hoogachtend, namens het dagelijks bestuur,
ir. W.G. werumeus Buning productmanager Oppervlaktewater
f.
r
OW/03/322
Reactie op de.brief, van-het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden, d.d. 8-9-2003 1... Indicatieve waterverbindingen De reden waarom de verbinding indicatief is aangegeven is het feit dat nog niet exact beken is waar de verbinding wordt gesitueerd; Om dit duidelijker aan te geven is de verklaring van de aanduiding op de plankaart gewijzigd in "indicatieve locatie waterverbinding". 2. Overstort De overstort is na de invoering van een verbeterd gescheiden rioleringsstelsel alleen nog nodig als lozingspuht voor schoon water. 3. Verbeterd gescheiden rioleringsstelsel In de tekst van de waterparagraaf is inmiddels opgenomen dat er een verbeterd gescheiden rioleringsstelsel of een stelsel dat qua vuiluitworp daaraan gelijkwaardig is moet worden 'aangelegd. 4. Afkoppelen verharding Met de marktpartij die het bestemmingsplan uiteindelijk zal gaan uitvoeren is contractueel overeengekomen-dat afkoppeling moet plaatsvinden en een verbeterd gescheiden rioleringsstelsel moet worden aangelegd.
82
DiV TEAM 1
"GESCAND C 1 SEP 2003
T IE | PARAAF
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Dordrecht • ta.v. de afdeling Inrichting Stadsdelen Postbus 8 3300 AA Dordrecht
AFHANDELING
^ Datum
28 augustus 2003
Ons kenmerk
PRZ/MJB/HL/20323858
Faxnummer Ë-mail
Bijlage(n) Onderwerp
Behandeld door Telefoonnummer
Uw kenmerk
H.J. Langendam 010 282 4 7 84 010282 48 19 henk-lanaendamOtprorail
Ontwerp-bestemmingsplan Leerpark'
Bezoekadres Katshoek HeerBokehveg 161
Geacht College,
3032 AD Rotterdam
Postadres Postbus 2B25
Naar aanleiding van het van u in het kader van artikel 10 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening ontvangen ontwerp-bestemmingsptan "Leerpark" doen wij u hierbij onze opmerkingen toekomen.
3000 CP Rotterdam
Algemeen In het plan wordt er regelmatig uitgegaan van de verdubbeling van het spoor. Wij wijzen u erop dat dit standpunt echter niet doorfeiten of concrete planontwikkelingen wordt gerechtvaardigd. bladzijde 15: Ondertunneling Laan der Verenigde Naties Wij verzoeken u bij deze ondertunneling maatregelen te treffen tegen het gebruik van deze onderdoorgang als onderdeel van een sluiproute. (Zie ook onze opmerking met betrekking tot deze ondertunneling onder het kopje "Plantekening') bladzijde 37: Geluidsbelasting woningen Nieuweweg Onder dit kopje geeft u de toename aan voor de geluidbelasting als gevolg van de realisatie van het Leerpark voor deze woningen; niet duidelijk is echter wat deze toename betekend voor de totale gevelbelasting. Wij verzoeken u hier aandacht aan te besteden. bladzijde 44: Spoorweg Dordrecht- LageZwaluwe Bij "Berekeningsresultaten/Plaatsgebonden risico" noemt u voor de berekende afstand van het midden van de spoorbaan tot de 10-6 plaatsgebonden risicocontour ter hoogte van het Leerpark een getal van 32 in kilometervak 3: Naar wij aannemen wordt hiermee 32 meter bedoeld.
Pagina 2/2 Ons kenmerk
PRZ/MJB/HL/20323858
Plantekening Op de plantekening is de uitmonding van een van de wegen op de Laan der Verenigde Naties geprojecteerd. Bij realisatie van de onderdoorgang onder het spoor zal deze uitmonding niet mogelijk zijn. Hier zal nader overleg over moeten plaatsvinden.
ichtend,
Jhr. M.J.H. van~Asch van Wijck directeur
Reactie, op de brief van Prorail d.d. 28-8-2003 1, Spoorwegverdubbeling Spporwegverdubbeling is destijds door NS zelf aangedragen en tot pp heden is niet gebleken dat er op termijn geen behoefte aan een spoorwegverdubbeling zou bestaan. Om die reden is ruimte voor de lange termijn gereserveerd. 2..Ondertunneling kennelijk wordt gedoeld op een sluiproute via hét Leerpark tussen Land van Valk en de toekomstige tunnel in de Laan der VN. In het Leerpark blijft een bussluis gehandhaafd, zodat een dergelijk sluiproute niet zal ontstaan. Overigens wordt ook in Dubbeldam een verkeerscirculatieplan uitgewerkt dat een sluiproute tussen Stadspolders/Qudelandshoek en de Laan der VN'moet voorkomen. 3. Geluidsbelasting woningen Nieuweweg Naar verwachting zal de plaatsing van een geluidscherm noodzakelijk zijn om de geluidgevoelige bestemmingen in het Leerpark te kunnen realiseren. Voor de woningen aan de Nieuwewég 16-24, 44-56 en 62-82 is een vergelijking gemaakt tussen de geluidbelastingen in de bestaande en de toekomstige situatie, waarin een geluidscherm aan de zijde van het Leerpark wordt aangebracht. Daarbij is uitgegaan van: 1. een scherm langs de bestaande spoorweg met een hoogte van 1,5 en een geiuidabsorberende werking; 2. een scherm op de weg langs het spoor met een hoogte van 4,5 m en een reflecterende werking;' 3. een scherm op de weg langs het spoor met een hoogte van 4,5 m en een absorberende werking. In de huidige situatie varieert de geluidbelasting van 59,3 tot 77,4 dB(A), afhankelijk van het waarneempunt. Bij het onder 1 genoemde scherm ligt de geluidbelasting tussen 60,4 een 77,5 dB(A) Bij het onder 2 genoemde scherm ligt de geluidbelasting tussen 60,8 en 79,3 dB(A). Het onder 3genoemde scherm geeft een beeld tussen 60,4 en 78 dB(A)..De voorkeur gaat uit naar het realiseren van het onder 1 genoemde scherm, maar daavroor is medewerking van NS, c.q. Prorail noodzakelijk. Als plaatsing Van het onder 1 genoemde scherm niet mogelijk is, zal het onder 3 genoemde scherm moeten worden gerealiseerd. 4. Berekeningsresultaten/Plaatsgebonden risico Daarrnee wordt inderdaad 32 meter bedoeld. De tekst wordt aangepast. 5. Plantekening Als de plannen voor de onderdoorgang verder uitgewerkt zijn en de Ovonde haalbaar is zal een deel van het onderhavige bestemmingsplan moeten worden herzien om de aansluitingen op de laap der Verenigde Naties en/of de Ovonde mogelijk te maken.
85
BIJLAGE
RESULTATEN AKOESTISCH ONDERZOEK
AKOESTISCH ONDERZOEK BESTEMMINGSPLAN LEERPARK C ;
ƒ=*•
GEMEENTE DORDRECHT
Opdrachtgever: Stadsontwikkeling Gemeente Dordrecht Contactpersoon opdrachtgever De heer P.A. Bekkers tel. 078 - 639 64 28 fax 078 - 639 64 24 MILIEUDIENST ZUID-HOLLAND ZUID Kantoor: Weizigtweg 33 Postadres: Postbus 550 3300 AN Dordrecht tel. 078 - 648 05 00 fax 078-6480501 Afdeling Milieu en Ruimte ing. A.T. de Hek 15 september 2004
Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Leerpark
SAMENVATTING Ten behoeve van het bestemmingsplan Leerpark is een onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelastingen, die de binnen het plangebied geprojecteerde geluidsgevoelige functies (woningen en scholen) in de toekomst ondervinden, ten gevolge van weg- en railverkeer. Daarnaast is voor de buiten het plangebied gelegen woningen aan de Nieuweweg onderzocht wat de realisatie van het Leerpark voor gevolg heeft voor de geluidsbelastingen, die deze woningen ondervinden ten gevolge van het railverkeer. Woningen (functie: Woondoeleinden, Gemengde doeleinden en Maatschappelijke doeleinden) De geluidsbelasting, ten gevolge van de spoorweg Dordrecht - Lage Zwaluwe, Rondweg (N 3), Laan der Verenigde Naties en Professor Waterinklaan/Maria Montessorilaan, overschrijdt ter plaatse van de gevels van de woningen de voorkeursgrenswaarde die voor deze geluidsbronnen geldt. De geluidsbelasting, ten gevolge van de spoorweg Dordrecht - Lage Zwaluwe en de Rondweg (N3), overschrijdt op een beperkt aantal gevels eveneens de voor deze geluidsbronnen geldende ten hoogste toelaatbare waarde. Scholen (functie: Maatschappelijke doeleinden) De geluidsbelasting ten gevolge van de spoorweg Dordrecht - Lage Zwaluwe en de Rondweg (N3) overschrijdt zowel de voorkeursgrenswaarde. De geluidsbelasting ten gevolge van de Rondweg (N3) overschrijdt eveneens de ten hoogste toelaatbare waarde. De overschrijding van de ten hoogste toelaatbare waarde blijft beperkt tot twee gevels (één gebouw). Voor de andere geluidsbronnen wordt de voorkeursgrenswaarde niet overschreden. Geluidsbeperkende en -reducerende maatregelen In het onderzoek is rekening gehouden met de door de bouwer van het Leerpark te treffen geluidsbeperkende maatregelen in de vorm van een geluidscherm langs de en de aanleg van tweelaags geluidsarmasfalt (type fijn) op een. gedeelte van de Rondweg (N3). Afhankelijk van de medewerking van de spoorweg beheerder zal een scherm direct langs het spoor worden geplaatst of op de lokatie. Een verdere beperking van het spoorweglawaai kan gevonden worden in het verhogen en/of verlengen van het geplande geluidscherm. Het wegverkeerslawaai van de Rondweg (N3) kan verder worden gereduceerd door het verhogen en/of verlengen (vervangen) van het bestaande geluidscherm. Voor de Laan der Verenigde Naties en, Professor Waterinklaan/Maria Montessorilaan kan gedacht worden aan de aanleg van een enkellaags geluidsarmasfalt (dunne open deklaag). Het reduceren van de geluidsbelasting (tot de voorkeursgrenswaarde) is op financiële gronden niet haalbaar en om stedenbouwkundige redenen ongewenst. In verband hiermee dient een hogere grenswaarde te worden aangevraagd bij Gedeputeerde Staten om het plan te kunnen realiseren. De overschrijding van de ten hoogste toelaatbare waarde wordt op bouwplanniveau weggenomen door het toepassen van een bijzondere gevelconstructie (een "dove" gevel of een afgeschermde gevel door bijvoorbeeld een coulissenscherm). Gezien de geringe mate van overschrijding van de ten hoogste toelaatbare waarde zijn hiervoor zeker mogelijkheden. Bij de aanvraag van dé bouwvergunning zal dóór de bouwer moeten worden aangetoond dat aan de ten hoogste toelaatbare waarde wordt voldaan. Geluidsbelasting woningen Nieuweweg De geluidsbelasting die de woningen aan de Nieuweweg ondervinden ten gevolge van de spoorweg Dordrecht - Lage Zwaluwe wijzigt als gevolg van de realisatie van het Leerpark. Door de plaatsing van een absorberend geluidsscherm langs het spoor is er zelfs sprake van een geringe afname van de geluidsbelasting bij de woningen Nieuweweg 66 t/m 82. Bij de overige woningen is sprake van een toename. De toename bedraagt maximaal 1,1 tot 1,5 dB bij de woningen Nieuweweg 16 t/m 24.
MZHZ, rapportnummer DM 04.7106 r 15 september 2004
Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Leerpark
1.
INLEIDING
Het bestemmingsplan Leerpark voorziet in de mogelijkheid voor (her-)ontwikkeling van het grootste deel van het plangebied. In het noordelijk, noordoostelijk en zuidelijk deel van het plangebied gaat het om het vastleggen en reguleren van bestaande functies. In opdracht van Heijmans/Proper Stok is een bouwplan ontwikkeld voor het Leerpark. Dit plan gaat uit van de realisatie van woningen, scholen, bedrijven/leerbedrijven, kantoren en gemengde functies. De leerbedrijven/bedrijven en kantoren doen hierbij mede dienst als geluidsafscherming. Het bouwplan vormt de basis voor het, in opdracht van Stadsontwikkeling van de gemeente
(^
Dordrecht, door de Milieudienst Zuid-Holland Zuid uitgevoerde akoestisch onderzoek naar de geluidsbelastingen, die in de toekomst (2015) te verwachten zijn. In het onderzoek zijn de geluidsbelastingen bepaald, ten gevolge van: het railverkeer op de spoorweg Dordrecht - Lage Zwaluwe; het wegverkeer op de Rondweg (N3), Laan der Verenigde Naties, DubbeldamsewegZuid (gedeelte Eemsteynstraat - Mariastraat) en Professor Watefinklaan/Maria Montessorilaan. Het akoestisch onderzoek heeft tot doel vast te stellen binnen welke randvoorwaarden de geluidsgevoelige bestemmingen, getoetst aan de Wet geluidhinder, gerealiseerd kunnen worden. Het onderzoek omvat: - het berekenen van de geluidsbelasting ten gevolge van het weg- en railverkeer; - het toetsen van de geluidsbelastingen aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en het Besluit geluidhinder spoorwegen; - het aangegeven van mogelijke gelüidbeperkende maatregelen bij overschrijding van de grenswaarden uit de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en het Besluit geluidhinder spoorwegen; - het vaststellen van te volgen procedures op grond van de Wet geluidhinder, indien geluidbeperkende maatregelen op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke en/of financiële aard stuiten. In hoofdstuk 2 van deze rapportage wordt ingegaan op het wettelijk kader. Vervolgens worden in hoofdstuk 3 de uitgangspunten voor het onderzoek besproken. In hoofdstuk 4 worden de resultaten en conclusies van het akoestisch onderzoek behandeld.
MZHZ, rapportnummer DM 04.7106 -15 september 2004
^
Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Leerpark
2. WETTELIJK KADER
In artikel 1, eerste lid van de Wet geluidhinder is (per 1 februari 1999) de volgende definitie ' opgenomen voor het begrip gevel: de bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak, met uitzondering van een constructie zonder te openen delen en met een in de NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en de wettelijke binnenwaarde (Wet geluidhinder en Bouwbesluit). 2.1 Wegverkeerslawaai Op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) heeft elke weg een geluidszone, met uitzondering van de volgende wegen: - wegen gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied; - wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt; - wegen waarvan op grond van een geluidsniveaukaart vaststaat dat de geluidsbelasting op 10 meter uit de as van de meest nabij gelegen rijstrook 501 dB(A) of minder bedraagt. In dit onderzoek zijn de geluidsbelastingen bepaald ten gevolge van wegverkeer op de Rondweg (N3), Laan der Verenigde Naties, Dubbeldamseweg-Zuid (Mariastraat - Eemsteynstraat) en Professor Waterinklaan/Maria Montessorilaan, Voor de Dubbeldamseweg-Zuid (Eemsteynstraat - Twintighoevenweg) en Romboutslaan geldt een maximumsnelheid van 30 km/uur. Op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder hebben deze wegen geen geluidszone en is onderzoek naar de geluidsbelastingen niet vereist. Het gaat hierbij om wegen die geen doorgaande functie hebben. Gezien de functie van de wegen en de verwachte verkeersintensiteiten mag worden aangenomen dat de geluidsbelasting ten gevolge van deze wegen de 50 dB(A) niet overschrijdt.
1 Het equivalente geluidsniveau met toepassing van de aftrek ingevolge artikel 103 Wet geluidhinder. Deze aftrek is geregeld in artikel 6 van het Reken- en meetvoórschrift wegverkeerslawaai 2002 en bedraagt: - 2 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt; - 5 dB voor overige wegen; - O dB bij de toepassing van artikel 22, eerste en tweede lid, of artikel 194, eerste en tweede lid, van het Bouwbesluit en bij toepassing van artikel 111, tweede en derde lid, en 111 a, 112 en 113 van de Wet geluidhinder.
MZHZ, rapportnummer DM 04.7106 -15 september 2004
Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Leerpark
Op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder is de breedte van de zone van een weg afhankelijk van de ligging in stedelijk1 of buitenstedelijk2 gebied en van het aantal rijstroken. De Rondweg (N3) heeft ter hoogte van het plangebied 4 en 6 rijstroken en is gelegen in buitenstedelijk gebied. De breedte van de zone bedraagt respectievelijk 400 en 600 meter. De overgang tussen zones met een verschillende breedte is geregeld in 'Regeling bepaling geluidszones langs wegen 1993'. Uit deze regeling volgt, dat ter plaatse van de overgang van 6 naar 4 rijstroken de zonebreedte van 600 meter over een afstand van 200 meter doorloopt ter plaatse van de 4 rijstroken. Voor de Laan der Verenigde Naties, die uit 4 tot 6 rijstroken bestaat en gelegen is in stedelijk gebied, bedraagt de zonebreedte 350 meter aan beide zijden van de weg. De Dubbeldamseweg-Zuid, Professor Waterinklaan en Maria Montessorilaan bestaan uit 2 rijstroken en hebben een zonebreedte van 200 meter. Woningen Op grond van artikel 82 van de Wet geluidhinder bedraagt de maximale geluidsbelasting 503 dB(A) (voorkeursgrenswaarde) voor woningen die binnen de zone van een weg liggen. Gedeputeerde staten kunnen bij algemene maatregel van bestuur ex artikel 82 t/m 86 Wet geluidhinder (Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen (Bgw)) per weg, per gevel en per verdieping van nieuw te realiseren woningen, een hogere grenswaarde vaststellen. Deze waarde bedraagt ten hoogste 553 (ten hoogste toelaatbare waarde) dB(A) voor de Rondweg (N3) en 653 dB(A) (ten hoogste toelaatbare waarde) voor de overige wegen. Voor nieuwe woningen in combinatie met een nieuwe weg bedraagt de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting 603 dB(A).
1 0nder stedelijk gebied wordt verstaan, het gebied binnen de bebouwde kom, doch, voor de toepassing van hoofdstuk VI (Zones langs wegen) van de Wet geluidhinder, met uitzondering van het gebied binnen de bebouwde kom, voor zover liggend binnen de zone langs een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens. 2 Onder buitenstedelijk gebied wordt verstaan, het gebied buiten de bebouwde kom alsmede, voor toepassing van hoofdstuk VI (Zones langs wegen) van de Wet geluidhinder, het gebied binnen de bebouwde kom, voor zover liggend binnen de zone langs een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Regiement verkeersregels en verkeerstekens. 3 Het equivalente geluidsniveau met toepassing van de aftrek ingevolge artikel 103 Wet geluidhinder. Deze aftrek is geregeld in artikel 6 van het Reken- en meetvoorschrift wegverkeerslawaai 2002 en bedraagt: - 2 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt; - 5 dB voor overige wegen; - O dB bij de toepassing van artikel 22, eerste en tweede lid, of artikel 194, eerste en tweede lid, van het Bouwbesluit en bij toepassing van artikel 111, tweede en derde lid, en 111 a, 112 en 113 van de Wet geluidhinder.
MZHZ, rapportnummer DM 04.7106 - 15 september 2004
Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Leerpark
Scholen Op grond van artikel 1 , tweede lid, van de Wet geluidhinder mag bij de bepaling van de waarde van de geluidsbelasting voor scholen worden uitgegaan van de het equivalente geluidsniveau gedurende de dagperiode (07.00-19.00 uur), voorzover de school gedurende de avond- (19.00-23.00 uur) en nachtperiode (23.00-07.00 uur) niet in gebruik is. N.B. Voor de nieuwbouw van het Da Vinci College wordt ook getoetst aan de avond-
periode, omdat dit gebouw ook in beperkte mate 's-avonds wordt gebruikt. Op grond van artikel 4 van het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen bedraagt de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege een weg 501 dB(A) (voorkeursgrenswaarde). Gedeputeerde staten kunnen, op grond van artikel 5 van het Besluit grenswaarden
• vC • •
binnen zones langs wegen, met toepassing van artikel 85 van de Wet geluidhinder, een hogere waarde vaststellen dan 501 dB(A). Deze waarde bedraagt ten hoogste 551 (ten hoogste toelaatbare waarde) dB(A) voor de Rondweg (N3) en 651 dB(A) (ten hoogste toelaatbare waarde) voor de overige wegen. Voor nieuwe scholen in combinatie met een nieuwe weg bedraagt de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting 601 dB(A). Hogere grenswaarde Het toekennen van een hogere grenswaarde kan alleen in die gevallen waarin toepassing van maatregelen gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting tot de voorkeursgrenswaarde onvoldoende doeltreffend zal zijn, dan wel op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard stuit.
r-
Binnenwaarden Indien op grond van het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of Besluit geluidhinder spoorwegen door gedeputeerde staten een hogere toelaatbare geluidsbelasting wordt vastgesteld, dienen met betrekking tot de geluidwering van de gevel zodanige. maatregelen te worden getroffen dat de geluidsbelasting vanwege de weg binnen de verblijfsruimten van woningen niet hoger zal zijn dan 351 dB(A).
1
Het equivalente geluidsniveau met toepassing van de aftrek ingevolge artikel 103 Wet geluidhinder. Deze aftrek is geregeld in artikel 6 van het Reken- en meetvoorschrift wegverkeerslawaai 2002 en bedraagt: - 2 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt; - 5 dB voor overige wegen; - O dB bij de toepassing van artikel 22, eerste en tweede lid, of artikel 194, eerste en tweede lid, van het Bouwbesluit en bij toepassing van artikel 111, tweede en derde lid, en 111 a, 112 en 113 van de Wet geluidhinder. MZHZ, rapportnummer DM 04.7106 - 15 september 2004
7
Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Leerpark
Voor het voortgezet onderwijs en hoger beroepsonderwijs geldt binnen de theorie- en theorievaklokalen een maximale toelaatbare geluidsbelasting van respectievelijk 301 en 351 dB(A) bedraagt. Voor leslokalen in basisscholen geldt een maximaal toelaatbare geluidsbelasting van 301 dB(A).
Bij de bepaling van de geluidsbelasting binnen de verblijfsruimten en lokalen, dient te worden uitgegaan van de geluidsbelasting ten gevolge van alle wegen samen. 2.2 Railverkeerslawaai Het bestemmingsplan Leerpark is vrijwel geheel gelegen binnen de zone van de spoorweg Dordrecht - Lage Zwaluwe (traject 619/620/621 volgens het Akoestisch Spoorboekje). De breedte van de zone bedraagt (sinds 1 september 2003) maximaal 1.000 meter (traject 620) aan weerszijden van het spoor. Woningen In de Wet geluidhinder wordt onder hoofdstuk VII "Zones lang spoor-, tram- en metrowegen", artikel 105-107 en het daarbij behorende Besluit geluidhinder spoorwegen (Bgs) bepaald, dat voor woningen gelegen binnen de wettelijk vastgestelde zone van een spoorweg, de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van de gevel van een woning vanwege de spoorweg 57 dB(A) (voorkeursgrenswaarde) bedraagt (artikel 7, eerste lid van het Bgs). Indien er sprake is van een bestemmingsplanwijziging kunnen Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland voor nieuwe woningen vanwege een spoorweg een hogere grens-
e,
waarde vaststellen van ten hoogste 70 dB(A) (artikel 8, eerste lid van het Bgs). Scholen In de Wet geluidhinder wordt onder hoofdstuk VII "Zones lang spoor-, tram- en metroWegen", artikel 105-107 en het daarbij behorende Besluit geluidhinder spoorwegen (Bgs) bepaald, dat voor scholen (artikel 2, eerste lid, van het Bgs) gelegen binnen de wettelijk vastgestelde zone van een spoorweg, de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van de gevel vanwege de spoorweg 55 dB(A) (voorkeursgrenswaarde) bedraagt (zie artikel 7, tweede lid, van het
Bgs).
1
Het equivalente geluidsniveau met toepassing van de aftrek ingevolge artikel 103 Wet geluidhinder. Deze aftrek. is geregeld in artikel 6 van het Reken- en meetvoorschrift wegverkeerslawaai 2002 en bedraagt: - 2 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt; r 5 dB voor overige wegen; - O dB bij de toepassing van artikel 22, eerste en tweede lid, of artikel 194, eerste en tweede lid, van het Bouwbesluit en bij toepassing van artikel 111, tweede en derde lid, en 111a, 112 en 113 van de Wet geluidhinder. MZHZ, rapportnummer DM 04.7106 -15 september 2004
8
Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Leerpark
Indien er sprake is van een wijziging van het bestemmingsplan kunnen Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland voor scholen vanwege een spoorweg een hogere grenswaarde vaststellen van ten hoogste 70 dB(A) (artikel 9, eerste lid, van het Bgs). Hogere grenswaarde Het toekennen van een hogere grenswaarde kan alleen in die gevallen waarin toepassing van maatregelen gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting tot de voorkeursgrenswaarde onvoldoende doeltreffend zal zijn, dan wel op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard stuit. f--
Binnenwaarden •'
Als het verzoek om een hogere toelaatbare geluidbelasting door gedeputeerde staten wordt gehonoreerd, dienen met betrekking tot de geluidwering van de gevel(s) van woningen zodanige maatregelen te worden getroffen dat de geluidbelasting in de verblijfsruimten de waarde van 37 dB(A) (artikel 13, eerste lid van het Bgs) niet overschrijdt. Op grond van het Bouwbesluit, dient de karakteristieke geluidwering (Ga k) gelijk te zijn aan het verschil in geluidsbelasting en een binnenniveau van 35 dB(A). Voor wat betreft het voortgezet onderwijs en hoger beroepsonderwijs geldt binnen de theorielokalen en theorievaklokalen een maximale toelaatbare geluidsbelasting van respectievelijk 30 en 35 dB(A) bedraagt. Voor leslokalen in basisscholen geldt een maximaal toelaatbare geluidsbelasting van 30 dB(A) (artikel 13, derde lid van het Bgs).
MZHZ, rapportnummer DM 04.7106 -15 september 2004
Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Leerpark
3. UITGANGSPUNTEN ONDERZOEK
3.1 Algemeen Het bestemmingsplan Leerpark wordt begrensd door de spoorweg Dordrecht - Lage Zwaluwe, Dubbeldamseweg-Zuid, Rondweg (N3) en Laan der Verenigde Naties. De ligging van het bestemmingsplan ten opzichte vaa genoemde geluidsbronnen is weergegeven in bijlagel.1. Het bestemmingsplan Leerpark voorziet in de mogelijkheid voor (her-)ontwikkeling van het grootste deel van het plangebied. In het noordelijk, noordoostelijk en zuidelijk deel van het plangebied gaat het om het vastleggen en reguleren van bestaande functies. In opdracht van Heijmans/Proper Stok is een bouwplan ontwikkeld voor het Leerpark. Dit plan gaat uit van de realisatie van woningen, scholen, bedrijven/leerbedrijven, kantoren en gemengde functies. De leerbedrijven/bedrijven en kantoren doen hierbij dienst als geluidsafscherming. Het bouwplan vormt de basis voor het akoestisch onderzoek. Het bouwplan is in de rekenmodellen opgenomen op basis van door de gemeente aangeleverde (3D) tekeningen. De hoogte van de in de rekenmodellen ingevoerde bebouwing is weergegeven in bijlage
1.2. Binnen het bouwplan/bestemmingsplan zijn de volgende geluidsgevoelige functies te onderscheiden: -
Woondoeleinden (W): binnen deze functie worden eengezinswoningen gerealiseerd met een bouwhoogte tot maximaal 10 meter en gestapelde woningen met een bouwhoogte tot respectievelijk 12 en 21 meter;
-
Gemengde doeleinden (GD): binnen deze functie mogen (boven/naast) bedrijven eveneens woonfuncties gerealiseerd tot een bouwhoogte van maximaal 16 meter;
-
Maatschappelijke doeleinden (M): binnen deze functie mogen (boven/naast) scholen, met een maximale bouwhoogte tot 16 meter, eveneens woonfuncties worden gerealiseerd tot een bouwhoogte van maximaal 22 meter.
Voor een ligging van de geluidsgevoelige functies wordt verwezen naar bijlage 1 .3.
MZHZ, rapportnummer DM 04.7106 -15 september 2004
10
Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Leerpark
Voor de genoemde geluidsgevoelige functies zijn de geluidsbelastingen per ontvanger berekend op de volgende waarneemhoogten:
(--,
-
Woondoeleinden (bouwhoogte 10 m): 1,5/4,5/7,5 m;
-
Woondoeleinden (bouwhoogte 12 m): 1,5/4,5/7,5/10,5 m;
-
Woondoeleinden (bouwhoogte 15 m): 1,5/4,5/7,5/10,5/13,5 m;
-
Woondoeleinden (bouwhoogte 1 8 m): 1 ,5/4,5/7,5/1 0,5/1 3,5/1 6,5 m;
-
Woondoeleinden (bouwhoogte 21 m): 1 ,5/4,5/7,5/13,5/16,5/19,5 m;
-
Gemengde doeleinden (wonen - bouwhoogte 12 m): 1,5/4,5/7,5/10,5 m;
-
Gemengde doeleinden (wonen - bouwhoogte 10 m): 5,5/8,5 m;
-
Gemengde doeleinden (wonen - bouwhoogte 13 m): 5,5/8,5/1 1,5 m;
-
Gemengde doeleinden (wonen - bouwhoogte 16 m): 5,5/8,5/1 1 ,5/14,5 m;
-
Maatschappelijke doeleinden (wonen - bouwhoogte 1 3 m): 2,0/5,5/8,5/1 1 ,5 m;
-
Maatschappelijke doeleinden (wonen - bouwhoogte 16 m): 2,0/5,5/8,5/1 1 ,5/14,5 m;
-
Maatschappelijke doeleinden (wonen - bouwhoogte 19 m): 2,0/5,5/8,5/1 1 ,5/14,5/17,5 m;
-
Maatschappelijke doeleinden (wonen - bouwhoogte 22 m): 2,0/5,5/8,5/14,5/17,5/20,5 m;
-
Maatschappelijke doeleinden (scholen - bouwhoogte 12/13/14 m): 2,0/5,0/8,0/1 1 ,0 m;
-
Maatschappelijke doeleinden (scholen - bouwhoogte 16 m): 2,0/5,0/8,0/1 1,0/14,0 m.
Voor de bestaande woningen aan de Nieuweweg zijn de geluidsbelastingen bepaald per bouwlaag. Afhankelijk van hét aantal bouwlagen zijn de geluidsbelastingen bepaald op 1,5 meter (begane grond), 4,5 meter (1e verdieping) en 7,5 meter (zolderverdieping). Een overzicht van de ontvangerpunten, waarop de geluidsbelastingen zijn bepaald, is (
opgenomen in bijlage 4. 3.2 Wegverkeerslawaai 3.2.1 Rekenmethode De in deze rapportage opgenomen geluidsbelastingen 2015 zijn berekend volgens standaard- rekenmethode II uit het "Reken- en Meetvoorschrift Wegverkeerslawaai 2002" (RMW 2002), als bedoeld in artikel 102 van de Wet geluidhinder. Bij de berekening van de geluidsbelastingen volgens standaard-rekenmethode II is gerekend met één reflectie en een sectorhoek van twee graden.
MZHZ, rapportnummer DM 04.7106 -15 september 2004
11
Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Leerpark
Het effect van de geluidarme wegdekverhardingen is in de berekeningen verwerkt op basis van de coëfficiënten volgens CROW publicatie 200. "De methode Cwegdek 2002 voor wegverkeersgeluid" zoals deze in april 2004 is gepubliceerd. In het onderzoek is voor de berekeningen gebruik gemaakt van het door DGMR Raadgevende Ingenieurs B.V. ontwikkelde computerprogramma "GEONOISE", versie 4.03. 3.2.2 Rekenmodel Ten behoeve van de berekening van de geluidsbelastingen 2015, volgens standaard rekenmethode II, is een computermodel opgesteld. Voor het opstellen van het computermodel is gebruik gemaakt van door de gemeente Dordrecht beschikbaar gestelde ondergronden (digitaal).
C
Rondweg (N3) De hoogteligging van de Rondweg (N3) tussen de aansluiting Provincialeweg en Rijksweg 16 is ontleend aan kaartmateriaal, dat is gebruikt voor de aanleg van de Rondweg (N3). De hoogteligging van de Rondweg (N3) van de brug over de Merwede tot de aansluiting Provincialeweg is bepaald door inventarisatie ter plaatse. De hoogte van de geluidschermen langs de Rondweg (N3) is ontleend aan akoestische onderzoeken (geluidscherm ter hoogte van Oudelandshoek en de woonwagenlokatie Dubbeldamseweg) en van kaartmateriaal (geluidschermen ter hoogte van Sterrenburg). De hoogte van de schermen is ter plaatse gecontroleerd. De wegdekverharding van de Rondweg (N3) bestaat grotendeels uit zeer open asfaltbeton (1 LZOAB). Op de volgende gedeelten bestaat de wegdekverharding uit dicht asfaltbeton: - gedeelte Merwedebrug tot en met Wantijbrug (inclusief op- en afritten); - viaduct over de Groene Zoom, Provincialeweg en spoorweg Dordrecht - Gorinchem; - op- en afritten Provincialeweg (gedeeltelijk ook SMA 0/6), Overkampweg/Laan der Verenigde Naties en Copernicusweg. De maximumsnelheid bedraagt,op het gedeelte van de Rondweg (N3) tussen Rijksweg 15 en de wijk Oudelandshoek 80 km/uur. Vanaf de wijk Oudelandshoek tot Rijksweg 16 bedraagt de maximumsnelheid 100 km/uur. De overgang van 80 naar 100 km/uur bevindt zicht ter hoogte van km 3,65 (ca. 250 meter ten zuiden van de brug over het Wantij). MZHZ, rapportnummer DM 04.7106 - 15 september 2004
12
Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Leerpark
In de berekeningen is, voor het gedeelte waarvoor een maximumsnelheid 80 km/uur geldt, voor alle voertuigcategorieën uitgegaan van deze snelheid. Voor het gedeelte waarvoor de maximumsnelheid 100 km/uur'bedraagt, is voor het personenverkeer (lichte motorvoertuigen) uitgegaan van deze snelheid. Voor het vrachtverkeer (middelzware- en zware motorvoertuigen) is uitgegaan van een snelheid van 80 km/uur. Op de op- en afritten is rekeningen gehouden met een oplopende dan wel aflopende snelheid van/naar 50 km/uur. Lokale wegen De verharding van de Laan der Verenigde Naties, Dubbeldamseweg Zuid (gedeelte Mariastraat- Eemsteynstraat), Professor Waterinklaan/Maria Montessorilaan bestaat uit
C
dicht asfaltbeton (DAB). De maximumsnelheid bedraagt voor de lokale wegen 50 km/uur. In de berekeningen is voor alle voertuigcategorieën uitgegaan van deze snelheid Voor de overige wegen in het plangebied bedraagt de maximumsnelheid 30 km/uur. De overige voor het opstellen van de computermodellen benodigde gegevens, zoals de hoogte van de aanwezige bebouwing, zijn in het veld geïnventariseerd. In de computermodellen zijn voor de berekening van de bodemdemping de akoestisch harde bodemgebieden (verhardingen en waterpartijen) opgenomen. Voor de omvang van het rekenmodel wordt verwezen naar bijlage 1.4. 3.2.3 Verkeersgegevens Voor de berekening van de geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeerslawaai is het noodzakelijk de samenstelling van het verkeer (lichte-, middelzware- en zware motorvoertuigen) en de verdeling van het verkeer over de dag- (07.00 -19.00 uur) en de nachtperiode (23.00 - 07.00 uur) te kennen. In de toelichting op artikel 1 van het Reken- en Meetvoorschrift Wegverkeerslawaai 2002 is aangegeven, dat bij een wisselend verkeersbeeld over de verschillende dagen van een week uitgegaan dient te worden van een weekdaggemiddelde. Voor de Rondweg (N3) en voor vrijwel elke weg is hiervan in de praktijk sprake. De gegevens voor de jaargemiddelde weekdag in 2015 zijn daarom gehanteerd als uitgangspunt voor de berekening van de geluidsbelastingen. MZHZ, rapportnummer DM 04.7106 -15 september 2004
13
Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Leerpark
Rondweg (N3) De in het onderzoek gebruikte verkeersgegevens voor het jaar 2015 zijn verstrekt door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat, Directie Zuid-Holland. De in het onderzoek gebruikte verkeersgegevens voor de Rondweg (N3) en de op- en afritten zijn opgenomen in bijlage 2.1. Uit de verkeersgegevens volgt dat de nachtperiode maatgevend is voor de etmaalwaarde1. Lokale wegen De verkeersgegevens voor de lokale wegen zijn gebaseerd op het verkeersmodel 2015 dat is opgesteld in het kader van het project Regionale VerkeersMilieuKaart (RVMK) Drechtsteden. In 2003/2004 zijn in het kader van dit project verkeersmodellen opgesteld voor het basisjaar 2002 en het prognosejaar 2015. De gegevens voor de jaargemiddelde weekdag
i
zijn gebaseerd op de werkdagetmaalintensiteiten 2015. De omrekening van de werkdagnaar weekdagintensiteit en de verkeerssamenstelling en -verdeling voor de gemiddelde weekdag is gebaseerd op telcijfers (periode 2001 t/m 2003). De verkeersgegevens zijn opgenomen in bijlage 2.2. Een gedeelte van de Professor Waterinklaan/Maria Montessorilaan wordt bestemd als verblijfsgebied. De bussen mogen nog wel gebruikmaken van dit weggedeelte. In het onderzoek is rekening gehouden met het volgende aantal bussen (middelzware voertuigen): -
gemiddeld daguur:
16 bussen;
-
gemiddeld avonduur:
8 bussen:
-
gemiddeld nachtuur:
2 bussen.
e
Uit de verkeersgegevens in bijlage 2 kan worden afgeleid, dat de nachtperiode de maat-
?
gevend periode is voor de etmaalwaarde ten gevolge van de Laan der Verenigde Naties, Professor Waterinklaan/Maria Montessorilaan en de Dubbeldamseweg Zuid.
1
De etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau met betrekking tot een weg is de hoogste van de volgende twee waarden: - de waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 07.0CH9.00 (dagperiode); - de met 10 dB(A) verhoogde waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode van 23.00-07.00 (nachtperiode). MZHZ, rapportnummer DM 04.7106 -15 september 2004
14
Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Leerpark Wtöütaoita., •JZuiit?
3.2.4 Tweelaags zoab (fijn) - Rondweg (N3) Door de gemeente Dordrecht is aangegeven dat een gedeelte van de Rondweg (N3) door de bouwer van het Leerpark (Heijmans/Proper Stok) voorzien zal worden van tweelaags zoab. In het akoestisch onderzoek is bepaald op welk gedeelte van de Rondweg (N3) tweelaags zoab (type fijn) dient te worden aangebracht, om bij de geluidsgevoelige bestemmingen (woningen en scholen) zoveel mogelijk te kunnen voldoen aan de ten hoogste toelaatbare waarde van 55 dB(A). Door Heijmans wordt het dubbellaags geluidsarmasfalt met de merknaam Twinlay-M op de markt gebracht. Door M+P Raadgevende ingenieurs bv zijn de coëfficiënten, bepaald volgens CROW publicatie 200 "De methode Cwegdek 2002 voor wegverkeersgeluid", die (
benodigd zijn voor de berekening van de geluidsreductie van Twinlay-M beschikbaar gesteld. Omdat dé coëfficiënten op dit moment nog niet officieel zijn goedgekeurd, is alleen beoordeeld of Twinlay-M een vergelijkbare geluidsreductie oplevert als tweelaags zoab (type fijn). Uit de berekeningen volgt dat Twinlay-M een 0,0 tot 0,2 dB hogere geluidsreductie oplevert dan het in de berekeningen gehanteerde tweelaags zoab (type fijn). Het gedeelte van de Rondweg (N3) waar tweelaags zoab (type fijn) dient te worden aangelegd is weergegeven in bijlage 5. 3.3 Railverkeerslawaai 3.3.1 Rekenmethode
-
De in deze rapportage gepresenteerde geluidsbelastingen 2010-15 zijn berekend volgens standaard-rekenmethode II uit "Reken- en Meetvoorschriften Railverkeerslawaai 1996", als bedoeld in artikel 105 van de Wet geluidhinder. Bij de berekening van de geluidsbelastingen volgens standaard-rekenmethode II is gerekend met één reflectie en een sectorhoek van twee graden. In het onderzoek is voor de berekeningen gebruik gemaakt van het door DGMR Raadgevende Ingenieurs B.V. ontwikkelde computerprogramma "GEONOISE", versie 4.03.
MZHZ, rapportnummer DM 04.7106 -15 september 2004
15
Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Leerpark
3.3.2 Rekenmodel Ten behoeve van de berekening van de geluidsbelastingen 2010-2015, volgens standaard rekenmethode II, is een computermodel opgesteld. Het .computermodel is een kopie van het model voor de berekening van het wegverkeerslawaai. Aan het model is de spoorweg Dordrecht- Lage Zwaluwe toegevoegd. De hoogte van de geluidschermen langs de spoorbanen is overgenomen uit het Akoestisch Spoorboekje (ASWIN 2003). De hoogte van de geluidschermen is ter plaatse gecontroleerd. Voor de omvang van het rekenmodel wordt verwezen naar bijlage 1 .5. 3.3.3 Railverkeersgegevens De gegevens (intensiteiten, snelheden, remfracties en bovenbouw), die noodzakelijk zijn voor de ten aanzien van het spoorweg lawaai zijn gebaseerd op het akoestisch spoorboekje ASWIN 2003, prognose 201 0-1 5 (v1 1/03). Uit de gegevens volgt, dat de nachtperiode maatgevend is voor de etmaalwaarde1. De gegevens voor traject 619, 620 en 621 zijn opgenomen in bijlage 3. 3.2.4 Geluidscherm spoorweg Dordrecht - Lage Zwaluwe Door de gemeente Dordrecht is aangegeven dat langs de spoorweg Dordrecht - Lage Zwaluwe door de bouwer van het Leerpark (Heijmans/Proper Stok) een geluidscherm zal worden geplaatst, om bij de geluidsgevoelige bestemmingen (woningen) zoveel mogelijk te kunnen voldoen aan de ten hoogste toelaatbare waarde van 70 dB(A). De bouwer heeft hierbij twee mogelijkheden aangegeven, te weten: -
een scherm met een hoogte van 1 ,5 meter + BS (bovenkant spoorstaaf) op 4,5 meter uit de as van het meest nabij gelegen spoor;
-
een scherm met een hoogte van 4 meter op de lokatie.
1
De etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau met betrekking tot een spoorlijn is de hoogste van de volgende drie waarden: - de waarde van het equivalente geluidniveau over de periode 7.00-19.00 (dagperiode); - de met 5 dB(A) verhoogde waarde van het equivalente geluidniveau over de periode van 19.00-23.00 (avondperiode); - de met 10 dB(A) verhoogde waarde van het equivalente geluidniveau over de periode van 23.00-7.00 (nachtperiode). MZHZ, rapportnummer DM 04.7106 -15 september 2004
16
Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Leerpark
Scherm direct langs spoorweg Indien de beheerder van de spoorweg (Prorail) hieraan medewerking verleend, zal aan de oostzijde van het spoor een scherm worden geplaatst, dat aansluit op het reeds aanwezige geluidscherm. Uit het onderzoek volgt dat het geluidscherm een hoogte dient te bezitten van 1,5 meter ten opzichte van de bovenkant spoorstaaf (bs). De lengte van dit scherm bedraagt 360 meter. Het scherm loopt door tot de spoorwegovergang in de Laan der Verenigde Naties. Vanwege het vrije zicht dat de machinist van een trein dient te hebben op een overweg is het alleen mogelijk dit geluidscherm te realiseren indien de overweg wordt opgeheven. In verband met de plannen om de overweg op (korte) termijn te vervangen door een tunnel lijkt het plaatsen van het scherm op termijn een haalbare zaak. De plaats van het scherm is weergegeven in bijlage 6.1. Scherm op lokatie Het is eveneens mogelijk om een scherm te realiseren binnen de lokatie. Het scherm bevindt zich aan de oostzijde van de sloot langs het spoor en heeft een beperkte overlap met het bestaande geluidscherm langs het spoor. Uit het onderzoek volgt dat het geluidscherm een hoogte dient te bezitten van 4,5 in plaats van 4 meter ten opzichte van het lokale maaiveld (mv). De lengte van dit scherm bedraagt 350 meter. De plaats van het scherm is weergegeven in bijlage 6.2.
MZHZ, rapportnummer DM 04.7106 -15 september 2004
17
Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Leerpark
4. RESULTATEN EN CONCLUSIES
In het onderzoek zijn de geluidsbelastingen bepaald, die in 2010/2015 naar verwachting zullen optreden, ten gevolge van de spoorweg Dordrecht - Lage Zwaluwe, Rondweg (N3), Laan der Verenigde Naties, Professor Waterinklaan/Maria Montessorilaan en de Dubbeldamseweg-Zuid.
4.1 Geluidsbelasting spoorweg Dordrecht - Lage Zwaluwe De uitkomsten van de berekeningen met het geluidscherm langs het spoor (hoogte 1,5 meter+bs en lengte 360 meter) zijn opgenomen in bijlage 7.1 (tabel) en 7.1.1 t/m 7.1.5 (plots). De geluidsbelastingen met het geluidscherm op lokatie (hoogte 4,5 meter+mv en lengte 350 meter) zijn opgenomen in bijlage 7.2 (tabel) en 7.2.1 t/m 7.2.5 (plots). Uit een vergelijking van de resultaten volgt dat er nauwelijks verschil bestaat in de geluidsbelastingen tussen beide schermvarianten. Het grootste verschil treedt op ter plaatse van de eerstelijnsbebouwing (functie Gemengde doeleinden) langs het spoor. Het scherm op de lokatie geeft hierbij een betere afscherming dan het scherm langs de spoorweg. Hierna worden de resultaten behandeld met het geluidscherm langs de spoorweg. De geluidsbelastingen ter plaatse van de verschillende bestemmingsgrenzen zijn hieronder samengevat: -
Woondoeleinden:
42 t/m 59 dB(A);
-
Gemengde doeleinden (wonen):
49 t/m 72 dB(A);
-
Maatschappelijke doeleinden (wonen):
39 t/m 61 dB(A);
-
Maatschappelijke doeleinden (scholen):
35 t/m 54 dB(A) (dagwaarden); 40 t/m 59 dB(A) (avondwaarden + 5).
Woondoeleinden Bij de functie Woondoeleinden wordt de voorkeursgrenswaarde van 57 dB(A) met maximaal 2 dB overschreden. De ten hoogste toelaatbare waarde van 70 dB(A) wordt niet overschreden. De voorkeursgrenswaarde wordt overschreden ter plaatse van de westgevel op de 4e bouwlaag van het appartementencomplex (4 bouwlagen) op de hoek van de Professor Waterinklaan en het park/Leérboulevard en op de 5e en 6e bouwlaag van het appartementencomplex (6 bouwlagen) op de hoek van de Kees Boekelaan en het park/Leerboulevard. Voor een overzicht van de berekende geluidsbelastingen wordt verwezen naar bijlage 7.1.1 en 7.1.1a respectievelijk 7.2.1 en 7.2.1a. MZHZ, rapportnummer DM 04.7106 -'15 september 2004
18
Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Leerpark
Gemengde doeleinden (wonen) Bij de functie Gemengde doeleinden is sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde vanaf de 2e bouwlaag. Omdat op de begane grond veelal geluidsongevoelige functies zijn geprojecteerd, betekent dit dat er voor vrijwel alle geprojecteerde woningen sprake is van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde. Bij de kopgevel van de woningen in de eerstelijnsbebouwing (ter plaatse van de opening in de bedrijfsbebouwing) wordt eveneens de ten hoogste toelaatbare waarde van 70 dB(A) met maximaal 2 dB overschreden. Deze overschrijding zal op bouwplanniveau moeten worden weggenomen door het toepassen van een bijzondere gevelconstructie. Hierbij kan worden gedacht aan een "dove" gevel of een afgeschermde gevel (bijv. coulissenscherm). Voor een overzicht van de berekende geluidsbelastingen wordt verwezen naar bijlage 7'.1..2/7.2.2. De gevel waar sprake is van een overschrijding van de ten hoogste toelaatbare waarde is opgenomen in bijlage 13. Maatschappelijke doeleinden (wonen) Bij de functie Maatschappelijke doeleinden (wonen) is sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 57 dB(A) ter plaatse van de westgevel op de 4e t/m 7e bouwlaag van de geprojecteerde bebouwing op de hoek van de Maria Montessorilaan en de Leerboulevard. De overschrijding bedraagt maximaal 4 dB op de T bouwlaag. Voor een overzicht van de berekende geluidsbelastingen wordt verwezen naar bijlage 7.1.3 en 7.1.3a respectievelijk 7.2.3 en 7.2.3a. Maatschappelijke doeleinden (scholen) Bij de functie Maatschappelijke doeleinden (scholen) is, indien de gebouwen alleen worden gebruikt gedurende de dagperiode (07.00 -19.00 uur), nergens sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 55 dB(A). Voor een overzicht van de berekende geluidsbelastingen wordt verwezen naar bijlage 7.1.4/7.2.4.
Indien de scholen eveneens worden gebruikt in de avondperiode (19.00 - 23.00 uur) dan wordt de voorkeursgrenswaarde van 55 dB(A) overschreden met maximaal 4 dB bij de bebouwing van het Da Vinci College. De voorkeursgrenswaarde wordt overschreden op de 4e bouwlaag aan de westzijde en de 5e bouwlaag aan de oostzijde. Voor een overzicht van de berekende geluidsbelastingen wordt verwezen naar bijlage 7.1.4a/7.2.4a.
MZHZ, rapportnummer DM 04.7106 -15 september 2004
19
Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Leerpark
Woningen Nieuwe weg Voor de woningen aan de Nieuweweg (nr. 16 t/m 24, 44 t/m 56 en 62 t/m 82) is onderzocht wat de bouw van het Leerpark voor invloed heeft op de hoogte van de geluidsbelasting ten gevolge van het railverkeer op de spoorweg Dordrecht -Lage Zwaluwe. Hierbij is een vergelijking gemaakt tussen de geluidsbelastingen met de bestaande bebouwing en de geluidsbelastingen met de toekomstige bebouwing (inclusief geluidscherm). De volgende situaties zijn vergeleken met de bestaande situatie: a. situatie met geluidscherm langs de bestaande spoorweg (materiaal = geluidsabsorberend, lengte = 360 meter, hoogte 1,5 meter + BS); b. situatie met geluidscherm op lokatie (materiaal = geluidsabsorberend, lengte = 350 meter, hoogte = 4,5 meter); c. situatie met geluidscherm op lokatie (materiaal = geluidsreflecterend, lengte = 350 meter, hoogte = 4,5 meter). Situatie a De wijziging van de geluidsbelasting varieert van -0,8 dB tot +1,1 dB. Bij de woningen NieUweweg 16 t/m 24 (voorgevel) en 66 t/m 82 is sprake van een afname van de geluidsbelasting. Deze afname heeft te maken met het feit dat de huidige geluidreflectie tegen de bestaande scholen in de toekomst voor een groot deel wordt afgeschermd door het absorberende geluidscherm. Bij de woningen Nieuweweg 16 t/m 24 (achtergevel) en 44 t/m 64 is er sprake van een toename van de geluidsbelasting. De toename is het grootste bij de woningen Nieuweweg 16 t/m 22 en 44. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat in de bestaande situatie ter plaatse geen bebouwing aanwezig is (tennisvelden). De uitkomsten van deze berekeningen (vergelijkingstabel) is voor het geluidscherm langs het spoor respectievelijk op de lokatie opgenomen in bijlage 7.1 b. De toekomstige geluidsbelastingen zijn weergegeven in bijlage 7.1.5. Situatie b De wijziging van de geluidsbelasting varieert van -0,4 dB tot +1,5 dB. Bij de woningen Nieuweweg 68 t/m 82 is sprake van een afname van de geluidsbelasting. Deze afname heeft te maken met het feit dat de huidige geluidreflectie tegen de bestaande scholen in de toekomst voor een groot deel wordt afgeschermd door het absorberende geluidscherm. MZHZ, rapportnummer DM 04.7106 -15 september 2004
20
Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Leerpark
Bij de woningen Nieuweweg 16 t/m 24 (achtergevel) en 44 t/m 64 is er sprake van een toename van de geluidsbelasting. De toename is het grootste bij de woningen Nieuweweg 16 t/m 24 en 44. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat in de bestaande situatie ter plaatse geen bebouwing aanwezig is (tennisvelden). De uitkomsten van deze berekeningen (vergelijkingstabel) is voor het geluidscherm langs het spoor respectievelijk op de lokatie opgenomen in bijlage 7.2b. De toekomstige geluidsbelastingen zijn weergegeven in bijlage 7.2.5. Situatie c De wijziging van de geluidsbelasting varieert van +0,3 dB tot +4,0 dB. De toename is het grootste bij de woningen Nieuweweg 16 t/m 24. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat in de "
bestaande situatie ter plaatse geen bebouwing aanwezig is (tennisvelden). De uitkomsten van deze berekeningen (vergelijkingstabel) is voor het geluidscherm langs het spoor respectievelijk op de lokatie opgenomen in bijlage 7.2c. Naar aanleiding van het voorgaande wordt geconcludeerd, dat het plaatsen van een absorberend geluidscherm langs de spoorweg (situatie a) de voorkeur heeft. Het reflecterende geluidscherm op de lokatie (situatie c) levert een te grote toename op. 4.2 Geluidsbelasting Rondweg (N3) De uitkomsten van de berekeningen zijn opgenomen bijlage 8 (tabel) en weergegeven in bijlage 8.1 t/m 8.4 (plots). De geluidsbelastingen (met toepassing van de aftrek ex artikel 103 Wet geluidhinder1) ter plaatse van de verschillende bestemmingsgrenzen zijn hieronder samengevat: -
Woondoeleinden:
34 t/m 54 dB(A);
-
Gemengde doeleinden (wonen):
34 t/m 55 dB(A);
-
Maatschappelijke doeleinden (wonen):
35 t/m 56 dB(A);
-
Maatschappelijke doeleinden (scholen):
33 t/m 57 dB(A) (dagwaarden);
1
De aftrek ingevolge artikel 103 Wet geluidhinder is.geregeld in artikel 6 van het Reken- en meetvoorschrift wegverkeerslawaai 2002 en bedraagt: - 2 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt; - 5 dB voor overige wegen; - O dB bij de toepassing van artikel 22, eerste en tweede lid, of artikel 194, eerste en tweede lid, van het Bouwbesluit en bij toepassing van artikel 111, tweedeen derde lid, en 111a, 112 en 113 van de Wet geluidhinder. MZHZ, rapportnummer DM 04.7106 -15 september 2004
21
Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Leerpark
35 t/m 59 dB(A) (avondwaarden + 5).
Woondoeleinden Bij de functie Woondoeleinden is sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 501 dB(A) tot 4 dB. De ten hoogste toelaatbare waarde van 551 dB(A) wordt niet overschreden. De voorkeursgrenswaarde wordt overschreden op de 3e bouwlaag van de geprojecteerde eengezinswoningen aan de Romboutslaan. Daarnaast wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden bij de gestapelde woningen op de hoek van de Romboutslaan en het park/Leerboulevard en op de hogere verdiepingen (4e bouwlaag en hoger) van de woningen aan het park. Voor een overzicht van de berekende geluidsbelastingen wordt verwezen naar bijlage 8.1 en
8.1a. Gemengde doeleinden (wonen) Bij de functie Gemengde doeleinden is sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 501 dB(A) tot 5 dB. De ten hoogste toelaatbare waarde van 551 dB(A) wordt niet overschreden. De voorkeursgrenswaarde wordt overschreden op het zuidelijk deel van de geprojecteerde bebouwing aan de Maria Montessorilaan (tegenover het schippersinternaat). Voor een overzicht van de berekende geluidsbelastingen wordt verwezen naar bijlage 8.2.
Maatschappelijke doeleinden (wonen) Bij de functie Maatschappelijke doeleinden (wonen) is sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 501 dB(A) tot 6 dB. Dit betekent dat de ten hoogste toelaatbare waarde van 551 dB(A) eveneens met 1 dB wordt overschreden.
1
De aftrek ingevolge artikel 103 Wet geluidhinder is geregeld in artikel 6 van het Reken- en meetvoorschrift wegverkeerslawaai 2002 en bedraagt: - 2 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt; - 5 dB voor overige wegen; - O dB bij de toepassing van artikel 22, eerste en tweede lid, of artikel 194, eerste en tweede lid, van het Bouwbesluit en bij toepassing van artikel 111, tweede en derde lid, en 111a, 112 en 113 van de Wet geluidhinder. MZHZ, rapportnummer DM 04.7106-15 september 2004
22
{"
Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Leerpark
De voorkeursgrenswaarde wordt overschreden op de 4e bouwlaag en hoger. De ten hoogste toelaatbare waarde wordt alleen overschreden op de 6e bouwlaag van de woningen bij het Stedelijk Daltonlyceum. Deze overschrijding is niet weg te nemen door het toepassen van tweelaags geluidsarmasfalt op een groter deel van de Rondweg (N3) en zal daarom op bouwplan niveau moeten worden weggenomen door het toepassen van een bijzondere gevelconstructie. Hierbij kan worden gedacht aan een "dove" gevel of een afgeschermde gevel (bijv. coulissenscherm). Voor een overzicht van de berekende geluidsbelastingen wordt verwezen naar bijlage 8.3 en
8.3a. De gevel waar sprake is van een overschrijding van de ten hoogste toelaatbare waarde is opgenomen in bijlage 13. Maatschappelijke doeleinden (scholen) Bij de functie Maatschappelijke doeleinden (scholen) is, indien de gebouwen alleen worden gebruikt gedurende de dagperiode (07.00 - 19.00 uur), sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 501 dB(A) tot 7 dB. Dit betekent dat de ten hoogste toelaatbare waarde van 551 dB(A) eveneens met 2 dB wordt overschreden. De voorkeursgrenswaarde wordt overschreden op de 2e bouwlaag en hoger. De ten hoogste toelaatbare waarde wordt overschreden op de 2e t/m 5e bouwlaag (oostgevel Da Vinci College). Voor een overzicht van de berekende geluidsbelastingen wordt verwezen naar bijlage 8.4. Indien de scholen eveneens worden gebruikt in de avondperiode (19.00 - 23.00 uur) dan wordt de voorkeursgrenswaarde van 501 dB(A) overschreden met maximaal 9 dB en de ten hoogste toelaatbare waarde van 551 dB(A) met maximaal 4 dB (oostgevel Da Vinci College). De overschrijding doet zich voor op alle bouwlagen. Voor een overzicht van de berekende geluidsbelastingen wordt verwezen naar bijlage 8.4a.
De overschrijding van de ten hoogste toelaatbare waarde zal op bouwplanniveau moeten worden weggenomen door het toepassen van een bijzondere gevelconstructie. Hierbij kan worden gedacht aan een "dove" gevel of een afgeschermde gevel (bijv. coulissenscherm). De gevel waar sprake is van een overschrijding van de ten hoogste toelaatbare waarde is opgenomen in bijlage 13.
MZHZ, rapportnummer DM 04.7106 -15 september 2004
23
Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Leerpark
4.3 Geluidsbelasting Laan der Verenigde Naties De uitkomsten van de berekeningen zijn opgenomen bijlage 9 (tabel) en weergegeven in bijlage 9.1 t/m 9.4 (plots). De geluidsbelastingen (met toepassing van de aftrek ex artikel 103 Wet geluidhinder1) ter plaatse van de verschillende bestemmingsgrenzen zijn hieronder samengevat: -
Woondoeleinden:
23 t/m 40 dB(A);
-
Gemengde doeleinden (wonen):
26 t/m 53 dB(A);
-
Maatschappelijke doeleinden (wonen):
26 t/m 45 dB(A);
-
Maatschappelijke doeleinden (scholen):
21 t/m 44 dB(A) (dagwaarden); 24 t/m 47 dB(A) (avondwaarden + 5).
C Woondoeleinden Bij de functie Woondoeleinden is geen sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 501 dB(A). Voor een overzicht van de berekende geluidsbelastingen wordt verwezen naar bijlage 9.1. Gemengde doeleinden (wonen) Bij de functie Gemengde doeleinden is sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 501 dB(A) tot 3 dB. De ten hoogste toelaatbare waarde van 651 dB(A) wordt niet overschreden. De voorkeursgrenswaarde wordt overschreden op het zuidelijk deel van de geprojecteerde bebouwing aan de Maria Montessorilaan (tegenover het schippersinternaat). Voor een overzicht van de berekende geluidsbelastingen wordt verwezen naar bijlage 9.2. Maatschappelijke doeleinden (wonen) Bij de functie Maatschappelijke doeleinden (wonen) is geen sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 501 dB(A). Voor een overzicht van de berekende geluidsbelastingen wordt verwezen naar bijlage 9.3 en
9.3a.
1
De aftrek ingevolge artikel 103 Wet geluidhinder is geregeld in artikel 6 van het Reken- en meetvoorschrift wegverkeerslawaai 2002 en bedraagt: - 2 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt; - 5 dB voor overige wegen; - O dB bij de toepassing van artikel 22, eerste en tweede lid, of artikel 194, eerste en tweede lid, van het Bouwbesluit en bij toepassing van artikel 111, tweede en derde lid, en 111 a, 112 en 113 van de Wet geluidhinder. MZHZ, rapportnummer DM 04.7106 -15 september 2004
24
Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Leerpark
Maatschappelijke doeleinden (scholen) Bij de functie Maatschappelijke doeleinden (scholen) is, zowel bij gebruik in de dagperiode (07.00 - 19.00 uur) als avondperiode (19.00 - 23.00 uur), geen sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 501 dB(A). Voor een overzicht van de berekende geluidsbelastingen wordt verwezen naar bijlage 9.4 (dagwaarden) en 9.4a (avondwaarden). 4.4 Geluidsbelasting Professor Waterinklaan/Maria Montessorilaan De uitkomsten van de berekeningen zijn opgenomen bijlage 10 (tabel) en weergegeven in bijlage 10.1 t/m 10. 4 (plots). v
'
De geluidsbelastingen (met toepassing van de aftrek ex artikel 103 Wet geluidhinder1) ter plaatse van de verschillende bestemmingsgrenzen zijn hieronder samengevat: -
Woondoeleinden:
16t/m52dB(A);
-
Gemengde doeleinden (wonen):
13t/m53dB(A);
-
Maatschappelijke doeleinden (wonen):
19t/m49dB(A);
-
Maatschappelijke doeleinden (scholen):
1 2 t/m 48 dB(A) (dagwaarden); 1 5 t/m 50 dB(A) (avondwaarden + 5).
Woondoeleinden Bij de functie Woondoeleinden is sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 501 dB(A) met maximaal 2 dB. De ten hoogste toelaatbare waarde van 651 dB(A) wordt niet overschreden. ..(
.:
De voorkeursgrenswaarde wordt overschreden ter plaatse van de westgevel op de 1e t/m 3e bouwlaag van het appartementencomplex (4 bouwlagen) op de hoek van de Professor Waterinklaan en het park/Leerboulevard. Vooreen overzicht van de berekende geluidsbelastingen wordt verwezen naar bijlage 10.1.
1
De aftrek ingevolge artikel 103 Wet geluidhinder is geregeld in artikel 6 van het Reken- en meetvoorschrift wegverkeerslawaai 2002 en bedraagt: - 2 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt; - 5 dB voor overige wegen; - O dB bij de toepassing van artikel 22, eerste en tweede lid, of artikel 194, eerste en tweede lid, van het Bouwbesluit en bij toepassing van artikel 111, tweede en derde lid, en 111a, 112 en 113 van de Wet geluidhinder. W1ZH2, rapportnummer DM 04.7106 -15 september 2004
25
Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Leerpark
Gemengde doeleinden (wonen) Bij de functie Gemengde doeleinden is sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 501 dB(A) met maximaal 3 dB. De ten hoogste toelaatbare waarde van 651 dB(A) wordt niet overschreden. De voorkeursgrenswaarde .wordt overschreden ter plaatse van de oostgevel op de 1e t/m 4e bouwlaag van de geprojecteerd woningen aan de noordzijde (tegenover de bestaande woningen Professor Waterinklaan 18 t/m 24) van het bouwplan. Voor een overzicht van de berekende geluidsbelastingen wordt verwezen naar bijlage 10.2. Maatschappelijke doeleinden (wonen) Bij de functie Maatschappelijke doeleinden (wonen) is geen sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 501 dB(A).
v
Voor een overzicht van de berekende geluidsbelastingen wordt verwezen naar bijlage 10.3. Maatschappelijke doeleinden (scholen) Bij de functie Maatschappelijke doeleinden (scholen) is, zowel bij gebruik in de dagperiode (07.00 -19.00 uur) als avondperiode (19.00 - 23.00 uur), geen sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 501 dB(A). Voor een overzicht van de berekende geluidsbelastingen wordt verwezen naar bijlage 10.4 (dagwaarden) en 10.4a (avondwaarden). 4.5 Geluidsbelasting Dubbeldamseweg-Zuid De uitkomsten van de berekeningen zijn opgenomen bijlage 11 (tabel) en weergegeven in bijlage 11.1 t/m 11.4 (plots).
-p
1 De aftrek ingevolge artikel 103 Wet geluidhinder is geregeld in artikel 6 van het Reken- en meetvoorschrift wegverkeerslawaai 2002 en bedraagt: - 2 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt; - 5 dB voor overige wegen; - O dB bij de toepassing van artikel 22, eerste en tweede lid, of artikel 194, eerste en tweede lid, van het Bouwbesluit en bij toepassing van artikel 111, tweede en derde lid, en 111 a, 112 en 113 van de Wet geluidhinder.
MZHZ, rapportnummer DM 04.7106 -15 september 2004
26
Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Leerpark
De geluidsbelastingen (met toepassing van de aftrek ex artikel 103 Wet geluidhinder1) ter plaatse van de verschillende bestemmingsgrenzen zijn hieronder samengevat: -
Woondoeleinden:
1 5 t/m 36 dB(A);
-
Gemengde doeleinden (wonen):
12 t/m 37 dB(A);
-
Maatschappelijke doeleinden (wonen):
12 t/m 32dB(A);
-
Maatschappelijke doeleinden (scholen):
9 t/m 24 dB(A) (dagwaarden); 14 t/m 30 dB(A) (avondwaarden + 5).
Woondoeleinden Bij de functie Woondoeleinden is geen sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 501 dB(A). ^
.
•
-
-
Voor een overzicht van de berekende geluidsbelastingen wordt verwezen naar bijlage 11.1. Gemengde doeleinden (wonen) Bij de functie Woondoeleinden is geen sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 501 dB(A). Voor een overzicht van de berekende geluidsbelastingen wordt verwezen naar bijlage, 1 1 .2. Maatschappelijke doeleinden (wonen) Bij de functie Maatschappelijke doeleinden (wonen) is geen sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 501 dB(A). Voor een overzicht van de berekende geluidsbelastingen wordt verwezen naar bijlage 11.3.
/~
Maatschappelijke doeleinden (scholen) Bij de functie Maatschappelijke doeleinden (scholen) is, zowel bij gebruik in de dagperiode (07.00 - 19.00 uur) als avondperiode (19.00 - 23.00 uur), geen sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 501 dB(A). Voor een overzicht van de berekende geluidsbelastingen wordt verwezen naar bijlage 1 1 .4 (dagwaarden) en 1 1 .4a (avondwaarden).
De aftrek ingevolge artikel 103 Wet geluidhinder is geregeld in artikel 6 van het Reken- en meetyoorschrift wegverkeerslawaai 2002 en bedraagt: - 2 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt; - 5 dB voor overige wegen; - O dB bij de toepassing van artikel 22, eerste en tweede lid, of artikel 194, eerste en tweede lid, van het Bouwbesluit en bij toepassing van artikel 111, tweede enderde!id,en111a,112en113vande Wet geluidhinder. MZHZ, rapportnummer DM 04.7106 -15 september 2004
27
Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Leerpark
4.6 Cumulatie
4.6.1 Milieukwaliteitsmaat (MKM) Leerpark Op grond van artikel 157 van de Wet geluidhinder is een beoordeling gemaakt van de milieukwaliteitsmaat (MKM). Deze beoordeling is gemaakt door cumulatie van de geluidsbelastingen van de Rondweg (N3), de lokale wegen samen (Laan der Verenigde Naties/Overkampweg, Professor Waterinklaan/Maria Montessorilaan en DubbeldamsewegZuid) en de spoorweg Dordrecht - Lage Zwaluwe volgens de'methode Miedema. Voor het wegverkeer zijn daarbij de geluidsbelastingen gebruikt met toepassing van de aftrek ingevolge artikel 103 Wet geluidhinder1. De berekening van de MKM per geluidsgevoelige functie is opgenomen in bijlage 12.
(_
De uitkomsten van de MKM zijn hieronder samengevat per functie: -
Woondoeleinden:
redelijk tot matig;
-
Gemengde doeleinden (wonen):
matig tot slecht;
-
Maatschappelijke doeleinden (wonen):
goed tot tamelijk slecht;
-
Maatschappelijke doeleinden (scholen):
goed tot matig.
Bestaande woningen Nieuweweg Voor de woningen aan de Nieuweweg is een beoordeling gemaakt van de milieukwaliteitsmaat voor de situatie met de bestaande bebouwing (tabel bijlage 12a) en na realisatie van het Leerpark (tabel bijlage 12b). Uit een vergelijking van de milieukwaliteitsmaat (mkm) voor beide situaties volgt: -
de bouw van het Leerpark zorgt voor een wijziging van de mkm met -0,7 tot +1,1 dB;
-
de grootste toename (1,1 dB) treedt op ter plaatse van de zolderverdieping bij de
^";
woningen Nieuweweg 20/22. Bij deze woningen is echter op de begane grond sprake van een afname van de mkm met -0,2 dB; -
per saldo neemt de mkm ongeveer bij evenveel woningen toe als af.
1
De aftrek ingevolge artikel 103 Wet geluidhinder is geregeld in artikel 6 van het Reken- en meetvoorschrift wegverkeerslawaai 2002 en bedraagt: - 2 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt; - 5 dB voor overige wegen; - O dB bij de toepassing van artikel 22, eerste en tweede lid, of artikel 194, eerste en tweede lid, van het Bouwbesluit en bij toepassing van artikel 111, tweede en derde lid, en 111a, 112 en 113 van de Wet geluidhinder. MZHZ, rapportnummer DM 04.7106 -15 september 2004
28
Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Leerpark
4.6.2 Toetsing binnenwaarden Wet geluidhinder en Bouwbesluit De totale geluidsbelastingen ten gevolge van alle wegen samen zijn opgenomen in bijlage 12 (tabel) en weergegeven in bijlage 12.1 t/m 12.4 (plots). Deze geluidbelastingen dienen te worden gebruikt voor de toetsing van de geluidwering van de gevel bij vaststelling van hogere grenswaarden door Gedeputeerde Staten en de toetsing van de binnenwaarden op grond van het Bouwbesluit bij de aanvraag van een bouwvergunning.
MZHZ, rapportnummer DM 04.7106 -15 september 2004
29.'
;
Bestemmingsplan Leerpark geluidsbelasting spoorweg Dordrecht - Lage Zwaluwe
Bijlage 7.1. l met geluidschenn langs spoor: 1,5 m + BS
C.
•••• • • ..j
/J
.7 711
J- f-J
Bestemmingsplan Leerpark geluidsbelasting spoorweg Dordrecht - Lage Zwaluwe
Bijlage 7.1.la met geluidscherm langs spoor: 1,5 m + BS
Bestemmingsplan Leerpark geluidsbelasting spoorweg Dordrecht - Lage Zwaluwe
Bijlage 7.1.2 met geluidscherm langs spoor: 1,5 m +BS LEGENDA periode:
Etmaal
groep:
Dordrecht-Lage Zwaluwe 2010/15 met geluidscherrn 1,5 m (lang
423800
schaal = 1 : 2000 oorsprong = 105900,423400
72/53/52 f i „67,870 , ./51/53/53/53
4236001—
4235DDI—
423400 105900
106000
106100
106200
Railverkeerslawaai - RLM2. Leerpark (augustus 2004) - model -2010/15 met geluidscherm 1,5 m (langs spoor) [D:\BACKUP~1\GEONOI~1\LEERPA-3\LEERPA-1], Geonoise V4.03
Milieudienst Zuid-Holland Zuid
Bestemmingsplan Leerpark geluidsbelasting spoorweg Dordrecht - Lage Zwaluwe
Bijlage 7.1.3 met geluidschenn langs spoor: 1,5 m + BS
Bestemmingsplan Leerpark geluidsbelasting spoorweg Dordrecht - Lage Zwaluwe
Bijlage 7.1.3a met gelui dscherm Jangs spoor: 1,5 in + BS
t
Bestemmingsplan Leerpark geluidsbelasting spoorweg Dordrecht - Lage Zwaluwe
Bijlage 7.1.4 met geluidscherm langs spoor: l ,5 m + BS
LEGENDA periode:
Avond periode
groep:
Dordrecht - Lage Zwaluwe 2010/15 met geluidscherm 1,5 m (lang
schaal = 1 :1500 oorsprong = 106150, 423400
423500 -
423400
108200
106300
' Railv'erkeerslawaal - RLM2, Leerpark (augustus 2004) - model - 2010/15 met geluidscherm 1,5 m (langs spoor) [D:\BACKUP~1\GEONOI-1\LEERPA~1\LEERPA-1], Geonolse V4.03
Milieudienst Zuid-Holland Zuid
108400
?= •GO 4^
A
.-W M
Bestemmingsplan Leerpark geluidsbelasting spoorvveg Dordrecht - Lage Zwaluwe
C
c
Bijlage 7.2. l met geluidscherm op lokatie: 4,5 m + mv
Bestemmingsplan Leerpark geluidsbelasting spoorweg Dordrecht - Lage Zwaluwe
Bijlage 7.2.1a met geluidscherm op lokatie: 4,5 m + mv
l
Bijlage 7.2.2 met geluidscherm op lokatie: 4,5 ra + m)
Bestemmingsplan Leerpark geluidsbelasting spoorweg Dordrecht - Lage Zwaluwe
LEGENDA periode:
Etmaal
groep:
Dordrecht - Lage Zwaluwe
423800
schaal = 1 : 2000 oorsprong = 105900,423400
423700 H-
/
FUUf.UCJ .
t
/52/53,?54/5< —• f
j
•
423600
C
4235D
V
N N.
x
4234
10°590t)
106000
1CS100
106200
Railverkeerslawaai - RLM2, Leerpark (augustus 2004) - model - 2010/15 met abs. scherm 4,5 m (op lokalie) [C:"VA DH\GeoNOI~1y-EERPA~2V-EERPA-1l • Geonoise V4.03
Milieudienst Zuid-Holland Zuid
Cg CO
.LEGENDA
423700
periode:
Etmaal
groep:
Dordrecht - Lage Zwaluwe 2010/15 met abs. scherm 4,5 m (op lol
schaal =1 :1250 oorsprong = 106180, 423500 ' — ...„
'*M"""l*>ft|„lw
42350
106200
... ••
\ ƒ
,^'* '*•••—,._
"""*""•»-.,. >*""~*"1~™*"*-...».,
„,..••••*"""
106300
Rallverkeerslawaal - RLM2, Leerparfc (augustus 2004) - model - 2010/15 met abs. scherni 4,5 m (op lokatie) [C:\ADH\GEONOI~1\LEERPA-2\LEERPA~1], Geonolse V4.03
Milieudienst Zuid-Holland Zuid
"'"*"•-•.
***"'••.....
tro tö JL nf E u
LEGENDA periode:
Etmaal
groep:
Dordrecht - Lage Zwaluwe
§1 £L Ë.
2010/15 met abs. scherm 4,5 m (op lol
H- w 3'-8 tra 5l?-
S S < -3
Om
Railverkeerslawaai - RLM2, Leerpark (augustus 2004) - model - 2010/15 met abs. scherm 4,5 m (op lokatle) [D:\BACKUP-1\GEONOI~1\LEERPA~1\LEERPA-1], Geonolse V4.D3
Milieudienst Zuid-Holland Zuid
<S ia ^ o
schaal = 1 : 500 oorsprong = 106200, 423540
423600
10B200
10m
106300
ft IJ) Ji.'S:
'"•cB 3
+^
3^ < B>
7
7
/
/ / / /
'
:' / /
i
l
i .' /
j
l /
/
I
!
/ / •
:
f''-.»
W .'
"""-r
; ''
'
"•-... f™
"-
'i
—*— .~._
::r"f-
/
/
i
/
""
"
periode:
Dag periode
groep:
Dordrecht - Lage Zwali
^^,
. schaal = 1 :1500 oorsprong = 106150,423400
töfflli /
423400
108200
108300
Rallverkeerslawaal - RLM2, Leerpark (augustus 2004) - model - 2010/15 met abs. scherm 4,5 m (op lokatie) [C:\ADH\GEONOI~1U-EERPA~2\LEERPA-1]. Geonolse V4.03
Milieudienst Zuid-Holland Zuid
T
Bestemmingsplan Leerpark geluidsbelasting spoorweg Dordrecht - Lage Zwaluwe
Bijla.ge 7.2.4a met geluidscherm op lokatie:45m + mv
i
Bijlage 7.2.5 met geliiidscherm op lokatie: 4,5 m + mv
Bestemmingsplan Leerpark geluidsbelasting spoorweg Dordrecht - Lage Zwaluwe
LEGENDA
,pf
/x /
periode:
Etmaal
groep:
Dordrecht - Lage Zwaluwe 2010/15 met abs. scherm 4,5 m (op lo
f'vf ,--*>^'
423800
\ i.
H
io. • \ a,v
Om
schaal = 1 :1250 oorsprong = 105850,423550
V \ \ s\ \ . v
423700 -
423600
105900
.
.
10SOOO
Railverkeerslawaai - RLM2, Leerpark (auguslus 2004) - model - 2010/15 met abs. scherm 4,5 m (op lokatie) [C:\ADH\GEONOI--i\LEERPA~2\LEERPA-1], Geonoise V4.03
Milieudienst Zuid-Holland Zuid
30 m
Geluidsbelastingen t.g.v. Rondweg (N3) Waarden incl. 2 dB aftrek ex artikel 103 Wgh
Bijlage 8.
LEGENDA periode:
Etmaal
groep:
Rondweg (N3) Inclusief groepsreductles 2015 (DLZOAB-fiJn conform CROW pu
schaal = 1 : 750 oorsprong = 106280, 423620
9/43/47/48/47/46
.41/45^49
423700
40/43/46/48/47/46 0/43/47/49/48/47
.43/44/48/50/49/48
, 7/39/41/46
44/45/48/50/49 43/44/48/49/49/48
50/51 45/46/49/50/49/49 45/49/49/49/49
106300
106400
Wegverkeerslawaal - SRM2-2002. Leerpark (augustus 2004) - model - 2015 (DLZOAB-fljn conform CROWpubl. 200) [D:\BACKUP~1\QEONOI-1\LEERPA-1\LEERPA-1], Geonolse V4.03
Milieudienst Zuid-Holland Zuid
era n
Bijlage 8.2
Geluidsbelastingen t.g.v. Rondweg (N3) Waarden incl. 2 dB aftrek, ex artikel 103 Wgh LEGENDA periode:
Etmaal
groep:
Rondweg (N3) Inclusief groepsreducties 2015 (DLZOAB-fijn conform CROW pi
423BDO
schaal = 1 : 2000 oorsprong = 105900, 423400
x '
y
A\ >& \ s\ <« •\iï* i
f:'
423600
r
423SOO -
..45 ^53/53/55 / 53:' •' 4/55/55 /
423400 105900
106000
106100
108200
Wegverkeersiawaai - SRM2-2002, Leerpark (augustus 2004) - model - 2015 (DLZOAB-fijn conform CROW publ. 200) [C:\ADH\6EONOI-t\LEERPA~2\LEERPA-1], Geonoise V4.03
Milieudienst Zuid-Holland Zuid
Geluidsbelastingen t.g.v. Rondweg (N3) Waarden incl. 2 dB aftrek ex artikel 103 Wgh
™™ "S! l3 s
S e w a: ? £
^^ 47
:•
'
/
i
2 i
/ i i >/ mr\
•...../.
/
'r—
Bijlage 8.3
Cl
LEGENDA periode:
Etmaal
groep:
Rondweg (N3) Inclusief groepsreducties
w
2015 (DLZOAB-fi]n conform CROWpL
!
ro a
/
O m
Wsgverkeerslawaal - SRM2-2002, Leerpark (augustus 2004) - model - 2015 (DLZOAB-fIJn conform CROW publ. 200) [D:\BACKUP~1\GEONOI-1\LEERPA~1\LEERPA-1], Geonolse V4.03
Milieudienst Zuid-Holland Zuid
QJ
schaal = 1 : 500 oorsprong = 106200, 423540
423600 -i
108200
10m
106300
03
Geluidsbelastingen t.g.v. Rondweg (N3) Waarden incl. 2 dB aftrek ex artikel 103 Wgh
Bijlage 8.4
l l l l l l d l l l
i i €* 'k-j.
l l l l l l l
.o LEGENDA periode: groep:
Avond periode Rondweg (N3) .Inclusief groepsreduclies 201 5 (DLZOAB-fIJn conform CROW pu
schaal = 1 :1500 oorsprong = 106170, 423420
423600 -
V\\\ vv\\ \ * \ -V ^ \
423500
106200
106300
106400
Wegverkeerslawaal - SRM2-2002, Leerpark (augustus 2004) - model - 2015 (DLZOAB-fI]n conform CROW publ. 200) [D:\BACKUP~1\GEONOI~1M-EERPA~1\LEERPA~1], Geonolse V4.03 Milieudienst Zuid-Holland Zuid
106500
Geluidsbelastingen tgv Laan der Verenigde Naties/Overkampweg Waarden incl. 5 dB aftrek'ex artikel 103 Wgh
Bijlage 9.l
l2
Bijlage 9.'.
Geluidsbelastingen tgv Laan der Verenigde Naties/Overkampweg Waarden incl. 5 dB aftrek ex artikel 103 Wgh LEGENDA periode:
Etmaal
groep:
Laan der VN/Overkampweg Inclusief groepsreducties 2015 (DLZOAB-fijn conform CROWpi
423800
schaal = 1 : 2000 oorsprong = 105900, 423400
r 423700
423600
C-
423500
105900
106000
106100
106200
Wegverteerslawaai - SRM2-2002. Leerpark (augustus 2004) - model - 2015 (DLZCMB-Jijn conform CROWj).,ubl. 200) [C:\ADH\GEONOI~1\LEERPA-2\LEERPA~1], Geonoise V4.03
Milieudienst Zuid-Holland Zuid
l i
Geluidsbelastingen tgv Laan der Verenigde Naties/Overkampweg Waarden incl. 5 dB aftrek ex artikel 103 Wgh
Bijlage 9.3
Geluidsbelastingen tgv Laan der Verenigde Naties/Overkampweg Waarden incl. 5 dB aftrek ex artikel 103 Wgh
r
Bijlage 9.4
Geluidsbelastingen t.g.v. Laan der Veren igdeNaties/«Owerkamp Waarden incl. 5 dB aftrek ex artikel 103 "Wal
Bijlage 9.4a
LEGENDA psriods:
Etmaal
groep:
Prof. Waterinklaan/Maria Montessorila Inclusief groepsreductles 2015 (DLZOAB-filn conform CROW pi
423800
schaal = 1 :1250 oorsprong = 106200, 423640
:4/25/2B/28/2S73-K... •WUQft^8/28/29/30/31" ^ 8/28/28/29/3T/3a-
ÜHSÏ16/16/17/ /19
106200
106300
106400
Wegverkeerslawaai - SRM2-2002, Leerpark (augustus 2004) - model - 2015 (DLZOAB-fl]n conform CROWpubl. 200) [C:\ADH\GEONOI~1\LEERPA~2\LEERPA~1], Geonolse V4.03
Milieudienst Zuid-Holland Zuid
/
l
Geluidsbelastingen Prof. Waterinklaan/Maria MontessorilaaJ Waarden incl. 5 dB aftrek ex artikel 103 Wgh
Bijlage 10.2
LEGENDA periode:
Etmaal
groep:
Prof. Waterinklaan/Maria Montess Inclusief groepsreducties 2015 (DLZOAB-fijn conform CROW
.--"•\ \ 423800F-
r-y
\! rl Y."% schaal = 1 : 2000 oorsprong = 105900, 423400
423700
423600
423500
./4%46/47/4/ ^47/47/48 / 48/48 /
4234 0
1 0°5900
106000
'
«S1DO
10B200
Wegverkeerelawaai - SRM2-2002, Leerpark (augustus 2004) - model - 2015 (DLTOWHj,, C0ll„form CROWpubl. 200) [C:\ADH\6EONOI~1\LEERPA-2\LEERPA-1]. Geonoise V4.03
Milieudienst Zuid-Holland Zuid
ï
Geluidsbelastingen Prof. Waterinlclaan/Maria Montessorilaan Waarden incl. 5 dB aftrek ex artikel 103 Wgh
Bijlage 10.3
LEGENDA periode:
Dag periode
groep:
Prof. Waterlnklaan/Marla Montessortla Inclusief groepsreducties 2015 (DLZOAB-fi]n conform CROWp
423600
"7
_31/30/31/31
schaal = 1 :1500 oorsprong = 106170, 423420
423500 -i
5/15/14/14/14 2/33 / 106200
106300
106400
Wegverkserslawaal - SRM2-2002, Leerpark (augustus 2004) - model - 2015 (DL2OAB-fi|n conform CROWpubl. 200) [C:\ADHW3EONOM\LEERPA~2\LEERPA~1], Geonolse V4.03
Milieudienst Zuid-Holland Zuid
/•—s
A.WCI penods .»r«( WaiennWgan/mona !««i8iaf groepsreduetras 2C1S lDi.ZOA8.fijn eoiifomi CROWpi
schaal» 1:1600 oorsprong « 106170, 423420
«123800 —
2/13/13/12/12 8/20/22/26/30 2/13/12/12/12 ./30/31
108200 wagvarhearslawaai - SRM2-2002
sl Zukl-HoHand Zuid
106300 s 2013
106-100
jft csnlam CROW pub! WO] (D \SACKUP- nGEONOl~(H,EERPA-1iLEERpA~1| .
109SOO
201S (DLZOAB.ffln wferffl CRO W po
schaal M : 1250 oorsprong * 106200,423540
«123700 -
106200
1D8300
108400
VWguarM&nltwim - SRM2-2C02. LeorpMk (augustus 2QM) • moaal - KHS (DUOAB-fijn contomi CROW putti, aw [C:\ADHM^ONOI-«LEERPA»att,EE«PA-1), 6eonols« V^l 03
Milieudienst Zuid-Ho l land Zuid
Bijiage 11,2,
Geluidsbelastingen t.g.v. Dubbeldamseweg-Zuid Waarden 'mei. 5 dB aftrek ex artikel 103 Wgh
422800 -
schaai = 1:200Q oorsprong = 105900,423400
423SGB -
42S4SO
• SRSS2.2aoa. l.serpafü javigustus 2t?ü45 . modd - 2Q-S5 (üZOAB^jn OOTfem CROW p\ibi JOO) (C WOVSOEOMOt- 1MEERPft-aa.£ERPA- 1 f . Gaj^oiss V4 03
Milieudienst ?.uid-Hollantl Zuid
2015 (DLZOAS^Ijft eonform CROWpv
achaa!=1 :1250 oorsprong »106180,423600
"123600 -
4335
106200
Wegvs*«WW» - SRM2-2002. Leêrpark (augusdus 200*) -
Milieudienst Zuïd-Holiand Zuid
1D53CQ wntom CROW pi*!. 260) IC'.V«)H«360NOM«.EERPA~2«.EERPA-1].
{.ïeluadsbïïlastingen i.g.v. Dtibbddamseweg-Zuid Waarden incl. 5 dB aflrrfc ex attikei 103 Wgh
il.4
LEGENDA pratoda
Avond penoas
grap
Oubh8ld«miïsw«9 Zuie
201S (DLZDAB-fi|n conform CROW pi
423800
«3500
108200
10830(3
•
1DS4DO
Waa»«*e»rei«*88t - SWI2.a002. LeBrpa/k (augustus 2004). model-. 2D1S (OUOAS^jn contofm CROW pub). ZOO) (D^SACKUP-1\aEONDi-1\U6ERPA-'l\UEERPA-1l. Gs
Milieudienst Zuid-HolSand Zuid
123800
SChaa!= 1 :1250 oorsprong » 108200,423640
423760 h
5M7/50/52/S1731 6/47/50/S2/S1
• SKW!2-200^ Ueetpartt («usuatus 20(M) - madal - 2015 (OLZQAB-lijn «Mtdm CROW puoi 200) [CMDHVQKONOl-HLEÊRPA-au,EERPA~1] QBtmmsc v/d.oa
MtUeitdiensc Zuid-Hofland Zuid
GeUdsbebsSingcn t.g.v. alle wegea samen VVaarden exd. aftrek ex artike! 103 Wgh
Bijlage 12.2 f
201S (DLZQAB-Sn sonfiam CSOW !3t
423800
Milieudienst Zwid-UoHand ZuW
schaa! - 1 r 2QOO oorsprong -105300,423400
Geluidsbelastingen t.g.v.ajk» wegen sausen Waarden exci. aftrek ex artikci f03 Wgh
C:
Bijlage 12.3
LEGENDA nartode
Oog pettaite Z01S {OUOAB-fljn contofm CROW pu
schaal * 1 : 1QOO oorsprong -108170,423420 .42M4M5M6 7/39MÏM4
42SSOO "-'
1/55 /30/S9/S9/59
108300
ÏÜ84DO
«gRM2-2Öttó, Isswis (augustus 2CHW) - mödef • 20) S (DL20AB.(l|n cantom CROW pubi: KJO) [C \ADH\@EONOi~1U,1sERPA~2(UeËRPA-1], QütónoHHs V4 03
Miiiflttdienst Zuid-Hölland Zuid jï««J«<J««««*»
ff«SB«S¥»WW5
fftvaumf~ S v »
f
r~-.. K»*«W(#Kttfl3u
Smw™™»*^»
:;D
fa™„
B*
at„„ - ™«^
GEDEPUTEERDE STATEN
Burgemeester en Wet! ouders van DORDRECHT
DIRECTIE GROEN, WATER EN
1 4 b i. L iA,^
AFDÉÖNG
MILIEU
, .
i!'.;
afdeling Milieu CONTACTPERSOON mw.J. Föllings
l
DOORKIESNUMMER
070-4416535 E-MAIL
[email protected]
ONS KENMERK
. BIJLAGEN
UW KENMERK
DATUM
DGWM/2004/ig822A 6895-SO/IS
PROVINCIEHUIS Zuid-Hollandplein i
BESLUIT van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van i december 2004
Postbus 90602 2509 LP Den Haag TELEFOON 070-441 6611
FAX 070-441 7815
Op 29 oktober 2004 hebben wij van Burgemeester en Wethouders van Dordrecht een verzoek ontvangen om hogere grenswaarden Wet geluidhinder vast te stellen voor 385 nieuw te bouwen woningen en vijf scholen in de zone van de Rondweg NS, de Laan der Verenigde Naties, de M. Montessorüaan/Watermklaan en het spoortraject Dordrecht-Lage Zwaluwe (trajecten 619 tot en met 621). De woningen en de scholen behoren tot het ontwerp bestemmingsplan Leerpark.
WEBSITE www.zuid-holland.nl
Het verzoek voldoet aan alle wettelijke bepalingen en past bovendien binnen ons beleid. Wij hebben dan ook besloten de hogere grenswaarden conform het verzoek vast te stellen. Besluit Gelet pp het voorgaande en gelet op de Hoofdstukken VI en VII van de Wet geluidhinder, hebben wij de hogere grenswaarden als volgt vastgesteld. Bestemming Omschrijving
Hogere
Geluidsbron
grenswaarde in
Aantal
dB(A) Woningen Gunningplein
22
Rondweg N3
Woningen Gunningplein
.
55
5
Rondweg NS
54
Woningen Gunningplein
42
Rondweg Nj
53
Woningen Gunningplein
8
Rondweg NS
52
Tram 9 en
Woningen Gunningplein
14
Rondweg Na
. 51
bus 65 en 88 stoppen
Woningen Romboutslaan
15
Rondweg NS
55
bij het provinciehuis.
Woningen Romboutslaan
6
Rondweg NS
51
Vanaf station Den Haag CS
Woningen M. Montessorilaan
17
Rondweg NS
55
is het tien minuten Jopen.
Woningen M. Montessorilaan
6
Rondweg NS
51
Woningen Kohnstammlaan
5
Rondweg NS
51 52
De parkeerruimte voor auto" s is beperkt.
beslui t/2oo4/i9822A
School M. Montessorilaan
1
Rondweg NS
School Kohnstammlaan
1
ïondweg NS
55
School Kohnstammlaan
1
tondweg NS
54
Bestemming
ONS KENMERK
DGWM/2004/19822A
Geluidsbron
Hogere grenswaarde in
Aantal
Omschrijving
PAGINA 2/3
dB(A) School Romboutslaan- NS
i
Rondweg NS
55
School Romboutslaan
i
RondwegNs
53 53
Woningen M. Montessorilaan
12
Laan der Verenigde Naties
Woningen M. Montessorilaan
4
Laan der Verenigde Naties
51
Woningen Gunningplein
8
M. Montesorrilaan/
52
Waterinldaan Woningen M. Montessorilaan
10
M. Montesorrilaan/
53
Waterinklaan
Aan dit besluit verbinden wij de voorwaarde, dat de geluidsbelasting van de gevel ter plaatse van ten minste één van de tot de woning behorende buitenruimten een waarde van 50 dB(A) niet mag overschrijden. Bestemming Omschrijving
Geluidsbron
Hogere grenswaarde
Aantal
indB(A) , 8
Dordrecht-Lage Zwaluwe
59
Woningen M. Montessorilaan
Woningen Gunningplein
33
Dordrecht-Lage Zwaluwe
70
Woningen M. Montessorilaan
8
Dordrecht-Lage Zwaluwe
69
Woningen M. Montessorilaan
12
Dordrecht-Lage Zwaluwe
67
Woningen M. Montessorilaan
20
Dordrecht-Lage Zwaluwe
66
Woningen M. Montessorilaan
12
Dordrecht-Lage Zwaluwe
65
Woningen M. Montessorilaan
5
Dordrecht-Lage Zwaluwe
62
Woningen M. Montessorilaan
25
Dordrecht-Lage Zwaluwe
61
Woningen M. Montessorilaan
60
29
Dordrecht-Lage Zwaluwe
Woningen M. Montessorilaan
5
Dordrecht-Lage Zwaluwe
59
Woningen M. Montessorilaan
5
Dordrecht-Lage Zwaluwe
58
Woningen M. Montessorilaan/
10
Dordrecht-Lage Zwaluwe
61
12
Dordrecht-Lage Zwaluwe
59
1
)ordrecht-Lage Zwaluwe
59
Gunningplein Woningen M. Montessorilaan/ Gunningplein School M. Montessorilaan
Kanttekeningen Bij dit besluit plaatsen wij de volgende kanttekeningen: - de planvoorschriften en/of de plankaart van het eventueel hiermee samenhangende bestemmingsplan diehen voldoende waarborgen te bevatten tegen het overschrijden van de (hogere) grenswaarden; - wellicht ten overvloede merken wij op dat wij bij de totstandkoming van dit besluit alleen aspecten hebben mogen betrekken die rechtstreeks voortvloeien uit de toepassing van de Wet geluidhinder. Aan dit besluit kunnen dan ook geen rechten worden ontleend met betrekking tot eventuele andere door ons te nemen besluiten over bijvoorbeeld bouw- en bestemmingsplannen.
ONS KENMERK DGWM/2004/19822A PAGINA 3/3
Bezwaar Belanghebbenden kunnen op grond van artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij ons een gemotiveerd bezwaarschrift indienen tegen dit besluit. Het bezwaarschrift dient te worden ingediend binnen zes weken na de dag van verzending van het besluit, onder vermelding van 'Awb-bezwaar' in de linkerbovenhoek van de enveloppe en het bezwaarschrift. Het bezwaarschrift moétworden gericht aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, ta.v. het Awbsecretariaat, Postbus 90602, 2509 LP Den Haag.
deputeerde Staten van Zuid-Holland,
ir. P.J.C.M. Murk hoofd bureau Lokale Milieukwaliteit en Geluid
Verzonden:
1 3 DEC
AFSCHRIFT AAN
VROM-Inspectie Regio Zuid-West, Postbus 29036, 3001 GA Rotterdam; ProRail, afdeling Grondverwerving en Juridische Zaken/Planologie, Postbus 2038, 3500 GA Utrecht. .
VOORSCHRIFTEN
BESTEMMINGSPLAN VOORSCHRIFTEN
Inhoudsopgave
pag.
2 2
Hoofdstuk l
Algemene bepalingen artikel 1 Begripsbepalingen artikel 2 Wijze van meten artikel 3 Overschrijding van bouwgrenzen
Hoofdstuk II
Bestemmingsvoorschriften artikel 4 Woondoeleinden artikel 5 Woongebied artikel 6 Woondoeleinden - wponwagenlocatie artikel 7 Maatschappelijke doeleinden artikel 8 Gemengde doeleinden artikel 9 Bedrijfs- en Kantorengebied artikel 10 Bedrijfsdoeleinden artikel 11 Verkeersdoeleinden-wegverkeer artikel 12 Verkeersdpeleinden-spoorwegverkeer artikel 13 Groenvoorzieningen artikel 14 Water artikel 1 5 Ondergrondse leidingen
8 8 12 16 T8 20 22 24 27 29 30 31 32
Hoofdstuk III
Bijzondere bepalingen artikel 1 6 Vrijstellingsbevoegdheid Anti - dubbeltelbepaling artikel 17 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening artikel 18 Verwijzing naar andere wetten en regelingen artikel 19 artikel 20 Archeologisch onderzoeksgebied
33 33 33 33 34 34
Hoofdstuk IV
Algemene gebruiksbepaling artikel 21 Gebruik van gronden en opstallen
35 35
Hoofdstuk V
Overgangs-, straf- en slotbepalingen artikel 22 Bestaand gebruik van gronden en opstallen artikel 23 Vernieuwing of verandering bestaande bebouwing artikel 24 Strafbaarstelling artikel 25 Naam •
37 37 37 37 37
Bijlage: Staat van Bedrijfsactiviteiten
HOOFDSTUK l
Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen 1.
het plan het bestemmingsplan Leerpark, zoals vervat in de sub 2 bedoelde plankaart en deze voorschriften.
2.
de plankaart de kaart (tekeningnr. S2-23-70) met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen.
3.
bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
4.
bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect mét de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
5.
gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. /
6.
bebouwing één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.
bouwvlak een op de plankaart aangegeven vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten.
8.
bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
9.
bestemmingsvlak een op de plankaart door bestemmingsgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangegeven met éénzelfde bestemming.
10.
bebouwingspercentage een in de voorschriften of op de plankaart aangegeven percentage, dat de grootte van het deel Van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
11. ~~
bestemmingsgrens een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak.
12.
hoofd'gebouw een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
13.
bijgebouw een gebouw dat zowel in bouwkundig als functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
14.
aanbouw een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat als een uitbreiding van dat hoofdgebouw te beschouwen is, zoals een bijkeuken, serre, berging, magazijn. Onder een aanbouw wordt mede verstaan een uitbouw.
15.
bouwlaag een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
16.
eerste verdieping de tweede bouwlaag van de woning of het woongebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen.
17.
peil a. b. c.
voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang; voor bouwwerken die op of boven water worden gebouwd: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende weg; in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte maaiveld.
18.
woning een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.
19.
woonwagen een wagen die voortdurend of nagenoeg voortdurend als woning wordt gebezigd of daartoe is bestemd (indien aan een woonwagen voorzieningen zijn getroffen ten gevolge waarvan deze niet langer kan worden voorbewogen, blijft een dergelijke wagen als woonwagen aangemerkt).
20.
standplaats een bouwperceel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die óp het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van de gemeente kunnen worden aangesloten.
21.
vrij beroep een beroep uitgeoefend op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied.
22.
aan huis verbonden beroep een dienstverlenend beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
23.
groothandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
24.
detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden -hieronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen- aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
25.
dienstverlening dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak een winkelkarakter heeft en daarbinnen passende diensten verleent gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, makelaars, videotheken, banken, reis- en uitzendbureau's e.d.
26.
horeca het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of spijzen, zoals een café, een restaurant, een croissanterie, een snackbar, een koffiehuis. Onder horeca wordt mede verstaan een afhaalwinkel/-centrum. het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, dranken en/of spijzen, zoals een hotel.
27.
maatschappelijke doeleinden educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening.
28.
leerbedrijf een ruimte en/of activiteit, als onderdeel van een opleiding, gericht op het opdoen van praktijkervaring, met dien verstande dat het leerbedrijf geen winstoogmerk nastreeft.
29
cultuurhistorische waarde de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.
30
archeologische waarde de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
31
prostitutie het zich beschikbaar stellen tot het tegen betaljng verlenen van seksuele diensten aan anderen.
32
prostitué(e) degene, die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
33
raamprostitutie een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door houding, gebaren, kleding of anderszins, vanuit een vitrine de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden.
34.
seksinrichting een voor publiek toegankelijk, besloten ruimte (hieronder wordt mede begrepen een voerof vaartuig), waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam) prostitutiebedrijf (waaronder begrepen een seksclub), een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, al dan niet in combinatie met elkaar.
35.
Staat van bedrijfsactiviteiten de Staat van bedrijfsactiviteiten die onderdeel uitmaakt van deze voorschriften.
36.
zone een zone als bedoeld in artikel 41, 53 of 74 van de Wet geluidhinder of artikel 3 van het Besluit geluidhinder spoorwegen.
Artikel 2 A.
Wijze van meten
Voor de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten: 1.
B.
de (bouw)hoogte/de nokhoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot het hoogste punt van het bouwwerk, voor wat betreft gebouwen worden antennes, schoorstenen en andere ondergeschikte bouwdelen niet meegerekend.
2.
de lengte breedte diepte van een bouwwerk tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren), loodrecht gemeten op 1 m hoogte boven peil.
3;
de oppervlakte van een bouwwerk tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren..
4.
de inhoud van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de gemeenschappelijke scheidsmuren en de dakvlakken, zulks met inbegrip van erkers én dakkapellen en boven peil
5.
de afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelgrens.
6.
de bedrijfsvloeroppervlakte binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfs- of kantooractiviteiten of gemengde doeleinden .
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsviakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,50 m wordt overschreden.
Artikel 3
Overschrijding van bouwgrenzen
1.
De op de plankaart, aangegeven bouwgrenzen mogen uitsluitend worden overschreden door tot gebouwen behorende ondergeschikte bouwdelen als standleidingen voor hemelwater, schoorstenen, gevel-en kroonlijsten, mits: a. de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,50 m; b. bij overschrijding van de bestemming openbare ruimten bouwdelen, behoudens stoepen en stoeptreden, niet lager worden aangebracht dan 4,20 m boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 0,50 m langs een rijweg en niet lager dan 2,20 m boven voetpaden e.d. voorzover deze geen deel uitmaken van de hierboven bedoelde strook; stoepen en stoeptreden zijn slechts toegestaan, mits een voetpad ter breedte van tenminste 2 m beschikbaar blijft.
2.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen yan het . bepaalde in het eerste lid voor overschrijding van bouwgrenzen met tot gebouwen behorende bouwdelen als erkers, balkons, galerijen, hijsinrichtingen, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame, luifels, mits: a. de overschrijding niet meer bedraagt dan 2 m; b. bij overschrijding van de bestemming openbare ruimten de bouwdelen niet lager worden aangebracht dan 4,20 m boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 0,50 m langs een rijweg en niet lager dan 2,20 m boven voetpaden e.d. voorzover deze geen deel uitmaken van de hierboven bedoelde strook; c. de overschrijding niet meer dan 10% van de beschikbare straatbreedte bedraagt.
HOOFDSTUK II
Bestemmingsvoorschriften
Artikel 4
Woondoeleinden
1.
Doeleindenomschrijving De op de plankaart als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor woqndoeleinden.
2.
Inrichting Toegelaten zijn: a. hoofdgebouwen; b. aan^- en bijgebouwen; c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; d. tuinen en erven; e. parkeervoorzieningen; f. verhardingen, zoals straten, pleinen, woonerven, fiets/voetpaden; g. speelvoorzieningen; i. waterverbindingen; j. groenvoorzieningen
3.
Bouwvoorschriften 1. Woningen mogen, indien ze gesitueerd worden in een geluidszone, uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van: a. de ingevolge de artikelen 82, 82a, 83, 85, 100 en 100a van de Wet geluidhinder aan te merken ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege de weg behorende bij.de betreffende zone; b. de ingevolge de artikelen 8,9,10 en 11 eerste, tweede, derde, vijfde en zesde lid van. het Besluit geluidhinder spoorwegen aan te merken ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege de spoorweg behorende bij de betreffende zone.
:
2.
Woningen mogen slechts worden gebouwd met inachtneming van het op de plankaartper bouwvlak ingeschreven aanduiding: W : niet gestapelde woningen alsmede boven-en benedënwoningen W(v) : vrijstaande woning W(tw): twee onder een kap woning W(s) : gestapelde woning
3.
Ter plaatse van het op de plankaart met W, W(v) en W(tw) aangegeven bouwvlak zijn. toegestaan: a. woningen, aan- én bijgebouwen en overkappingen tot de op de plankaart aangegeven hoogte; b. bouwwerken geen gebouwen zijnde in de vorm van vlaggenmasten tot 9 nVen in de vorm van antennemasten tot een hoogte van 1 'm boven de nokhoogte van het hoofdgebouw op het desbetreffende perceel.
4.
Ter plaatse Van de op de plankaart bij W, W)v) en W(tw) behorende met ' "tuin" aangeduide gronden gelden per perceel de volgende regels: Toegestaan zijn: a. aanbouwen in de vorm van een overkapping voor de voorgevel ter plaatse van de toegang tot de woning met dien verstande dat:
8
b.
c. d.
5.
de breedte niet meer dan 1, 5 m mag bedragen; . de diepte vanuit de voorgevel niet meer dan 1,25 m mag bedragen; de overkapping, de voorgevel niet meegerekend, maximaal aan één zijde gesloten mag zijn; erfafscheidingen tot een hoogte van 1 m, met dien verstande dat: de hoogte van een direct aan de voorgevel geplaatste erf af scheiding tot een afstand van ten hoogste 1,5 m voor de voorgevel niet meer dan 1, 80 m mag bedragen de hoogte achter de voorgevel 2 m mag bedragen; vlaggenmasten tot een hoogte van 9 m; bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen en erfafscheidingen tot een hoogte van maximaal 3 m.
Ter plaatse van de op de plankaart bij W, W(v) en W(tw) met "erf" aangeduide gronden gelden de volgende regels: a. toegestaan zijn aan- en bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;. b. het gezamenlijk oppervlak van bouwwerken mag niet meer bedragen dan 50 % van de met "erf" aangeduide gronden, met een maximum van 50 m2, met dien verstande dat als de oppervlakte van de met "erf" aangeduide van een perceel minder dan 30 m2 bedraagt, deze oppervlakte voor 100% mag worden bebouwd; c. de hoogte van aan- ep bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m; d. in afwijking van het bepaalde onder c zijn aan- en bijgebouwen en overkappingen aan de achterkant van de woning tot een diepte van maximaal 2,5 m buiten het bouwvlak, alsmede aan de zijkant van de woning, een hoogte is toegestaan van 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping tot een maximum van 4 m of als de woning lager is tot de hoogte van de .woning; e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan in de vorm van vlaggenmasten .tot een hoogte van 9 m en ih.de vorm van antennéhnasten tot een hoogte van 1 ni boven de nokhoogte van het hoofdgebouw op het desbetreffende' perceel.
6.
Ter plaatse van het op de plankaart met W(s) aangegeven bouwvlak zijn toegestaan: . i a. .woningen, aan- en bijgebouwen en overkappingen tot de op de plankaart aéngegeven hoogte; b. bouwwerken geen gebouwen zijnde in de vorm van vlaggenmasten tot 9 m én in de vorm van antennëmasten tot een hoogte van 1 m boven de nokhoogte van het hoofdgebouw op het desbetreffende perceel.
7.
Ter plaatse van de op de plankaart bij W(s) behorende met "tuin" aangeduide gronden zijn toegestaan: a. erfafscheidingen tot een hoogte van 1 m b. vlaggenmasten tot een hoogte van 9 m; c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen en erfafscheidingen tot een hoogte van maximaal 3 m.
8.
4.
De overeenkomstig het bepaalde in lid 2 onder e aangelegde of gebouwde parkeervoorzieningen mogen alleen voor parkeerdoeleinden worden gebruikt.
Vrijstelling Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in: a. ' het derde lid onder 4 voor een aanbouw in de vorm van een erker met dien verstande dat: de hoogte niet meer mag bedragen dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping tot een maximum van 4 m of als de woning lager is tot de hoogte van de woning; de breedte maximaal 50% van dé gevel mag bedragen; dé diepte vanuit de voorgevel niet meer dan 1,25 m mag bedragen. b. het derde lid onder 4 voor een aanbouw in de vorm van een balkon, met dien verstande dat: de hoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 m boven de vloer van de eerste verdieping erï . de diepte vanuit de voorgevel niet meer dan 1,25 m mag bedragen. c. het derde lid, onder 5 b voor het-toestaan van een maximum oppervlakte van 75 m2 met dien verstande dat het bebouwingspercentage van 50 niet wordt overschreden. d. het derde lid, onder 5 c voor het bouwen van een kap op een aan- of bijgebouw met dien verstande dat de hoogte niet meer dan 3,50 m rtiag bedragen, waarbij dé hoogte vanaf de perceelsgrens tussen woningen schuin moet oplopen: de hoogte van 3 m mag worden vermeerderd met maximaal de kortst gemeten horizontale afstand tot de bedoelde grens e. het vorige lid voor het op of binnen een afstand van 0,5 m vanaf de perceelsgrens bouwen van een 'kap op een aan- of bijgebouw tot een hoogte van maximaal 3,5 m indien: dat gelijktijdig op het naastgelegen perceel geschiedt; of óp het naastgelegen perceel al bebouwing hoger dan 3 m aanwezig is; f. het derde lid onder 5 d voor het bouwen van hogere aanbouwen en overkappingen, met dien verstande dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 0,25 m boven de vloer van de tweede verdieping tot een maximum van 7 m of als de wpning lager is tot de hoogte van de woning. Indien een tweede verdiepingsvloer ontbreekt, mag de hoogte niet meer bedragen dan noodzakelijk is voor voldoende stahoogte, met dien verstande dat de hoogt van 7.m niet mag worden overschreden. g. het derde lid onder 7 voor aanbouwen in de vorm van een erker met djeh verstande dat: de hoogte niet meer mag bedragen dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping; de breedte maximaal 50 % van de geve! van de woning mag bedragen; de diepte vanuit de voorgevel niet meer dan 1,25 m mag bedragen. h. het derde lid onder 7 voor een aanbouwen in de vorm van een balkon, met dien verstande dat:
10
de hoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 m boven de vloer van de verdieping waartoe het balkon behoort; de diepte vanuit de voorgevel niet meer dan 1,25 m mag bedragen. het derde lid onder 7 voor aanbouwen in de vorm van entreepartijen met dien verstande dat per entreepartij: de oppervlakte niet.meer mag bedragen dan'10 m2; en de hoogte maximaal gelijk is aan de hoogte van de bebouwing, waaraan wórdt aangebouwd. het derde lid onder 8 mits op eigen terrein op een andere wijze in de parkeerbehoefte kan worden voorzien.
11
Artikel 5
Woongebied
1.
Doeleindenomschrijving De op de plankaart als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor woondoeleinden
2.
Inrichting Toegelaten zijn: a. hoofdgebouwen; b. aan- en bijgebouwen; c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; . d. tuinen én erven; ' : e. parkeervoorzieningen; f. verhardingen, zoals straten, pleinen, woonerven, fiets/voetpaden; g. groen- en speelvoorzieningen en water; •i. ondergrondse waterverbindingen
3.
Bouwvoorschriften ï. Woningen mogen, indien ze gesitueerd worden in een geluidszone, uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van: a. de ingevolge de artikelen 82,'82a, 83, 85, 100 en 10Öa van de Wet geluidhinder aan te'merken ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege de weg behorende bij de betreffende zone; b. de ingevolge dé artikelen 8,9,10 en Ï1 eerste, tweede, derde, . vijfde en zesde lid van het Besluit geluidhinder spoorwegen aan te fherken ten hoogste'toelaatbare geluidsbelasting vanwege de spoorweg behorende bij de betreffende zone. 2.
woningen mogen worden gebouwd met dien verstande dat: ter plaatse van dé op de plankaart ingeschreven aanduiding WG maximaal 70 niet.gestapelde of boven én benedehwöningen mogen worden gerealiseerd; ter plaatse van de pp de plankaart ingeschreven aanduiding WG(s) maximaal 155 gestapelde woningen mogen worden gerealiseerd.
3.
De bouwhoogte van woningen mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.
4.
Op een bij een niet gestapelde woning of een beneden en bovenwoning behorend erf zijn aan- en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, met dien verstande dat: a. het gezamenlijk oppervlak van bouwwerken mag niet meer bedragen dan'50 % van het erf, met een maximum van. 50 m2, met dien verstande dat als de oppervlakte van het erf minder dan 30 rri2 bedraagt; deze oppervlakte voor 100% mag worden bebouwd; b. de hoogte van aan- en bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m; c. in afwijking van het bepaalde onder b zijn aan- en bijgebouwen en overkappingen aan de achterkant van de woning tot een diepte van maximaal 2,5 m, alsmede aan de zijkant van de woning; een hoogte is toegestaan van 0,25 in boven de vloer van de eerste
12
d,
5.
6.
verdieping tot een maximum van 4 m of als de woning lager is tot de hoogte .van de woning; bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan in de vorm van vlaggenmasten tot een hoogte van 9 m en jn de vorm van antennemasten tot een hoogte van 1 m boven de nokhoogte van het hoofdgebouw op het desbetreffende perceel.
Op een bij een niet gestapelde woning of een beneden en bovenwoning behorende tuin, gelegen voor de voorgevel van de woning en/of gelegen naast de zijgevel, voor zover de betreffende grond niet als erf dient te worden aangemerkt, zijn toegestaan: a. aanbouwen in de vorm van een overkapping voor de voorgevel ter plaatse van de toegang tot de woning met dien verstande dat: dé breedte niét meer dan 1, 5 m mag bedragen; de diepte vanuit de voorgevel niet meer dan 1,25 m mag bedragen; • de overkapping, de voorgevel niet meegerekend, maximaal aan één zijde gesloten mag zijn; b. erfafscheidingen tot één hoogte van 1 m, met dien verstande dat: de hoogte van een direct aan de voorgevel geplaatste erfafschëidirig tot een afstand van ten hoogste 1,5 m vóór de voorgevel niet meer dan 1, 80 m mag bedragen de hoogte achter de voorgevel 2 m mag bedragen; c. vlaggenmasten tot een hoogte van 9 m; d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, en erfafscheidingen tot een hoogte van maximaal 3 m. Qp een bij gestapelde woningen behorend erf zijn aan- en bijgebouwen en bouwwerken, .geen gebouwen zijnde toegestaan, met dien verstande dat: a. het gezamenlijk oppervlak van aan- en bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 50.% van het erf; b. de hoogte van aan- en bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m; c. aan- én bijgebouwen en overkappingen zijn aan de achterkant van de woning toegestaan tot één diepte van 2,5 m en tot een hoogte van 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping, met een maximum vön 4. m; d. bouwwerken geen gebouwen zijnde in de vorm van antennemasten en vlaggenmasten zijn toegestaan tot een hoogte van 9 m.
•7.
Op een bij ge$tapelde woningen behorende tuin zijn toegestaan: a. erfafscheidingen tot een hoogte van 1 m. b. vlaggenmasten tot een hoogte van 9 m; c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mét uitzondering van overkappingen en erf afscheidingen, tot een hoogte van maximaal 3 m.
8.
De overeenkomstig het bepaalde in lid 2 onder e aangelegde of gebouwde parkeervoorzieningen mogen alteen voor parkeerdoeleinden worden gebruikt.
13
4.
Vrijstelling Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in: a. het derde lid, onder 4a voor het toestaan van een maximum oppervlakte van 75 m2 met dien verstande dat het bebouwingspercentage van 50 niet wordt overschreden. b. het derde lid, onder 4b voor het bouwen van een kap op een aan- of bijgebouw met dien verstande dat de hoogte niet meer dan 6 m mag bedragen, waarbij de hoogte vanaf de përceelsgrëns tussen woningen schuin moet oplopen; de hoogte van 3 m mag worden vermeerderd met maximaal de kortst gemeten horizontale afstand tot de bedoelde grens c. hét vorige lid voor het op of binnen een afstand van 0,5 m vanaf de përceelsgrëns bouwen van een kap op een aan- of bijgebouw tot een hoogte van maximaal 3,5 m indien: dat; gelijktijdig op het naastgelegen perceel geschiedt; of op het naastgelegen perceel al bebouwing hoger dan 3 m aanwezig is; d. het derde lid onder 4c voor hét bouwen van hogere aanbouwen en overkappingen, met dien verstande dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 0,25 m.boven de vloer van de tweede verdieping tot een maximum van 7 m of als de woning lager is tot de hoogte van de woning. Indien een tweede verdiepingsvloer ontbreekt, mag de hoogte niët:meer . bedragen dan noodzakelijk is voor voldoende stahoogte, met dien verstande dat de hoogte van 7 m niet mag worden overschreden, a. het derde |id onder 5 voor een aanbouw in de vorm van een erker met dien verstande dat: de hoogte niet meer mag bedragen dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping tot een maximum van 4 m of als de woning lager is tot de hoogte van de woning; de breedte maximaal 50% van de gevel mag bedragen; de diepte vanuit de voorgevel niet meer dan 1,25 m mag bedragen. e. het derde lid onder 5 voor een aanbouw in de vorm van een balkon, met dien verstande dat: de hoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 m boven de vloer van de eerste verdieping en de diepte, vanuit de voorgevel niet meer dan 1,25 m mag bedragen. f. het derde lid onder 6 en 7 voor het bouwen van een parkeerdek tot een hoogte van maximaal 4 rn, waarbij de gronden volledig met ,dat parkeerdek mogen worden bebouwd en de overige bepalingen als bedoeld in het derde lid onder 6 en 7 en het vierde lid onder g, h en i gehandhaafd blijven met dien verstande dat de hoogtematen van aan- en uitbouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde gemeten worden vanaf de bovenkant van dat parkeerdek. g. het derde lid onder 6 onder b voor het bouwen van een kap op een aanöf bijgebouw met dien verstande dat: de hoogte niet meer.dan 3,5 m mag bedragen; de hoogte vanaf de përceelsgrëns tussen woning schuin moet oplopen: de hoogte van 3 m mag worde vermeerderd met maximaal de kortst gemeten horizontale afstand tot de bedoelde grens, h. het vorige lid voor het op of nabij de përceelsgrëns bouwen van een kap
14
i.
j.
k.
l.
op een aan- of bijgebouw tot een hoogte van maximaal 3,5 m indien: dat gelijktijdig op het naastgelegen perceel geschiedt; of op het naastgelegen perceel op een afstand van maximaal 0,5 m vanaf de desbetreffende perceelsgrens al bebouwing hoger dan 3 m aanwezig is. het derde lid onder 7 voor aanbouwen in de vorm van een erker met dien verstande dat: de hoogte niet meer mag bedragen dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping; de breedte maximaal 50 % van de gevel van de woning mag bedragen; de diepte vanuit de voorgevel niet meer dan 1,25 m mag bedragen. het derde lid onder 7 voor een aanbouwen in de vorm van een balkon, met dien verstande dat: dé hoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 m boven de vloer van de verdieping waartoe het balkon behoort; de diepte vanuit de voorgevel niet meer dan 1,25 m mag bedragen. het derde lid onder 7 voor aanbouwen in de vorm van entreepartijen met dien verstande dat per entreepartij: de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 10 m2; en de hoogte maximaal gelijk is aan de hoogte van de bebouwing, waaraan wordt aangebouwd.: het derde lid onder 8 mits op eigen terrein op een andere wijze in de parkeerbehoefte kan worden voorzien.
15
Artikel 6
Woondoeleinden - woonwagenlocatie
1.
Doeleindenomschrijving De op de plankaart als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen in de vorm van maximaal 18 standplaatsen aan het Romboutsplantsoen b. groen en speelvoorzieningen c. straten, openbare verbindingen en andere voorzieningen ten behoeve van het verkeer
2.
3.
Inrichting Toegelaten zijn: a. gebouwen b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde c. erven en tuinen d. geiuidwerende voorzieningen e. verhardingen, zoals straten, parkeerplaatsen, paden . f. groenvoorzieningen als bedoeld in artikel 12 van deze voorschriften. Bouwvoorschriften 1. Woonwagens mogen, indien ze gesitueerd worden in een geluidszone, uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van: a. de ingevolge de artikelen 82, 82a, 83, 85, 100 en 100a van de Wet geluidhinder aan te merken ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege de weg behorende bij de betreffende zone; b. de ingevolge de artikelen 8,9,10 en 11 eerste, tweede, derde, vijfde en zesde lid van het Besluit geluidhinder spoorwegen aan te merken ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege de spoorweg behorende bij de betreffende zone. 2.
Per standplaats mag maximaal65% worden bebouwd.
3.
De hpofdbebouwing dient te Worden gesitueerd aan de straatzijde en het bijgebouw aan de achterzijde van de standplaats.
4.
De hoogte van de hoofdbebouwing mag niet méér bedragen dan op de plankaart is ingeschreven.
5.
Per standplaats mogen bijgebouwen worden opgericht met een oppervlakte van in totaal 30 m2 en een hoogte van maximaal 3m.
6.
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, waarbij de hoogte van erf afscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 m, tenzij de erfafscheiding grenst aan de openbare weg, in welk geval een hoogte van 1 m geldt.
7.
De hoogte van geiuidwerende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 8 m.
8.
Per standplaats dient binnen de bestemming tenminste 1 parkeerplaats te worden aangelegd en instandgehouden.
16
4.
Vrijstelling Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in het derde lid, onder 5 tot een oppervlakte van in totaal 40 m2, onder de voorwaarde dat het maximum bebouwingspercentage niet wordt overschreden en plaatsing aan de achterzijde van de kavel plaatsvindt.
17
Artikel 7 1.
2.
3.
Maatschappelijke doeleinden Doeleindenomschrijving De op de plankaart als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke doeleinden, waaronder praktijkiokalen en leerbedrijven, alsmede ter plaatse van de op de plankaart aangegeven.nadere aanduiding "wonen toegestaan" voor wóondoeleinden. Inrichting Toegelaten zijn: a. hoofdgebouwen; b. aan- en bijgebouwen; c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; d. tuinen en erven; : e. parkeervoorzieningen, waaronder parkeergarages en fietsenstallingen; f. verhardingen, waaronder openbare verbindingen en schoolpleinen; g. groenvoorzieningen; h, water en waterverbindingen; i. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen . Bouwvoorschriften 1. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid mag in totaal niet meer dan 60.000 m2 brutovloeroppervlakte (b.v.o.) voor onderwijsfuncties, inclusief praktijklokalen en leerbedrijven, worden gerealiseerd. 2.
In afwijking van het bepaalde in het éérste lid zijn geen ziekenhuizen, . verpleeghuizen, verzorgingshuizen of internaten -anders dan het ter plaatse van het op de plankaart met een * aangegeven internaattoegestaan, .
3.
Woningen en andere geluidsgevoelige objecten rhogen, indien ze gesitueerd worden in een geluidszone, uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van: a, de ingevolge de artikelen 82, 82a, 83, 85, 100 en 10Qa van de Wet geluidhinder aan.te merken ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege de weg behorende bij de betreffende zone; b. de ingevolge de artikelen 8,9,10 en 11 eerste, tweede, derde, vijfde en zesde lid.van het Besluit geluidhinder spoorwegen aan te merken ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege de spoorweg behorende bij de betreffende zone.
4.
Ter plaatse van het op dé plankaart aangegeven bouwvlak zijn toegestaan: . a. : hoofdgebouwen, aan- en bijgebouwen en overkappingen tot de op plankaart aangegeven bouwhoogte; b. bouwwerken geen gebouwen zijnde tot een hoogte van maximaal 3 m, alsmede in de vorm van: -vlaggenmasten tot d m; -antennémasten tot een hoogte van 1,jm boven de nokhoogte van het hoofdgebouw op het betreffende perceel;
5.
Buiten het op de plankaart aangegeven bouwvlak zijn toegestaan: a. erfafscheidingen tot een hoogte van 1 m met dien verstande dat achter de voorgevelrooilijn de hoogte 2 m mag bedragen;
18
b.
4.
vlaggenmasten tot een hoogte van 9 m.
6.
Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen zijn toegestaan tot een oppervlakte van 20 en een hoogte van 3 m2.
7.
De overeenkomstig het bepaalde in lid 2 onder e aangelegde of gebouwde parkeervoorzieningen mogen alleen voor parkeerdoeleinden worden gebruikt.
Vrijstelling Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in: a. het derde lid onder 5 voor: aanbouwen in de vorm van entreepartijen, met dien verstande dat per entreepartij: de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 10 m2; dfe hoogte maximaal gelijk is aan de hoogte van de bebouwing waaraan wordt aangebouwd; aan- en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mét dien verstande dat dé hoogte en oppervlakte niet meer dan respectievelijk4 m en 50 m2 mag bedragen. b. het derde lid ónder 6 voor grotere nutsgebouwen tot een oppervlakte van •50 rrv2; c. het derde lid onder 7 mits op eigen terrein op een andere wijze in de park-eerbehoefte kan worden voorzien.
19
Artikel 8 1.
Gemengde doeleinden Doeleindenomschrijving De op de plankaart als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor Gemengde doeleinden, te onderscheiden in: a. wonen b. dienstverlening c. horeca d. detailhandel e. kantoren f. ateliers g. maatschappelijke doeleinden h. sportieve- en recreatieve dienstverlening i. leerbedrijven • j. parkeervoorzieningen/waaronder parkeergarages en fietsenstallingen k. verkeersdoeleinden en/of openbare ruimten, waaronder openbare verbindingen en pleinen; l. groenvoorzieningen m. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen alsmede ter plaatse van de op de plankaart aangegeven arcering een sporthal.
2.
Inrichting Toegelaten zijn: a. hoofdgebouwen; b: aan- en bijgebouwen; c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; d. tuinen en erven; e. parkeervoorzieningen, waaronder parkeergarages en fietsenstallingen; f. verhardingen, waaronder openbare verbindingen en schoolpleinen; g. groenvoorzieningen; h. ondergrondse waterverbindingen
3.
Bouwvoorschriften 1.
Woningen en andere geluidsgevoelige objecten mogen, indien ze gesitueerd wórden in een geluidszone, uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van: .• . a. de ingevolge de artikelen 82, 82a, 83, 85, 100 en lOÖa van de Wet geluidhinder aan té merken ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege de weg behorende bij de betreffende zone; b. dé ingevolge dé artikelen 8,9,10 en 11 eerste, tweede, derde, vijfde en zesde lid van het Besluit geluidhinder spoorwegen aan té merken ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege de spoorweg behorende bij de betreffende zone.
2.
a.
Ter plaatse van het op de plankaart aangegeven böuwvlak zijn toegestaan: 1. hoofdgebouwen, aan-en bijgebouwen en overkappingen tot de op plankaart aangegeven bouwhoogte; 2. bouwwerken geen gebouwen zijnde tot een hoogte van maximaal 3 m, alsmede in de vorm van: -vlaggenmasten tot 9 m; -antennerriasten tot een hoogte van 1 m boven de nokhopgte van het hoofdgebouw op het betreffende
20
b.
3.
a.
b.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid mogen de in dat lid onder b tot en met m genoemde functies uitsluitend pp de eerste bouwlaag van de bebouwing, gerekend vanaf maaiveld worden gerealiseerd. B en W kunnen vrijstelling verlenen voor het realiseren van de in het eerste lid onder b tot en met m genoemde functies op de tweede bouwlaag, mits daardoor het woonklimaat voor naastgelegen woningen niet wordt aangetast. Bij de afweging of vrijstelling zal worden verleend dient in ieder geval het oordeel van de Milieudienst Zuid-Holland-Zuid te worden betrokken.
4
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid onder c zijn geen koffieshops en/of speelautomatenhallen toegestaan.
5.
De in het eerste lid onder b,c en. d ge.noemde functies mogen een gezamelijke brutovloeroppervlakte van maximaal 2000 m2 hebben, waarvan maximaal 1000 m2 BVO VQÖP detailhandel mag worden benut.
6.
a.
b. c.
4.
perceel; |n afwijking van het bepaalde onder 2a is ter plaatse van de op de plankaart aangegeven arcering voor een sporthal een bouwhoogte van maximaal 21 m toegestaan.
De oppervlakte van een vestiging van een.commercieel dienstverlenend •. bedrijf als bedoeld in het eerste lid onder p mag maximaal 150 m2 BVO bedragen. De oppervlakte van een hörecavestigihg als bedoeld in het eerste lid onder c rnag maximaal 200 m2 BVO bedragen. De oppervlakte van een detailharidelsvestjging als bedoeld in het eerste lid onder d mag maximaal 150 m2 BVO bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte van een supermarkt maximaal 600 BVO m2 per vestiging mag bedragen.
7.
Gebouwen ten behoeve van.nutsvoorzieningen zijn toegestaan tot een oppervlakte vari 20 en een hoogte van 3 m2.
8.
De overeenkomstig het bepaalde in lid 2 onder e aangelegde of gebouwde parkeervoorzieningen mogen alleen voor.parkeerdoeleinden worden gebruikt.
Vrijstelling Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in: • a. het:derde lid onder 7 voor grotere nutsgebouwen tot een oppervlakte van 50 m2; b. het derde lid,onder 8 mits op eigen terrein op een andere wijze in de parkeerbehoefte kan worden voorzien.
21
Artikel 9
Bedrijfs- en Kantorengebied
1.
Doeleindenomsohrijving De op de plankaart als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven, die behoren tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten met bijbehorende bedrijfskahtoren, alsmede voor zelfstandige kantoren en leerbedrijven.
2.
Inrichting Toegelaten zijn: a. hoofdgebouwen; b. aan- en bijgebouwen; c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; d. tuinen en erven; ë. parkeervoorzieningen, waaronder parkeergarages én fietsenstallingen; f. verhardingen; g. groenvoorzieningen; h. straatmeubilair; i gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen.
3.
Bouwvoorschriften 1. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid mag: in totaal niet meer dan 10,000 rrï2 brutovloeröppervlakte (b.v.o.) voor zelfstandige kantoren en 10,000 m2 voor bedrijven worden gerealiseerd; het kahtoörpppefvlak van bedrijfskantoreri niet meer dan 50% van de totale bedrijfsvlóeröppervrakte vaiï het betreffende bedrijf, met een maximum van 2000 m2 b.v.o. bedragen.
4.
2,
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid zijn bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 41 Wgh en artikel 4.2 van het Inrichtingen en Vergunningenbesluit Wet Milieubeheer niet toegestaan.
3.
Ter plaatse van het op de plankaart aangegeven bouwvlak zijn toegestaan: ' ' : a. hoofdgebouwen, aan- eh'bijgebouwen en overkappingen tot de op plankaart aangegeven bouwhoogte; b. bouwwerken géén gebouwen zijnde tot een hoogte van maximaal 3 m, alsmede in de vorm van: -vlaggenmasten tot 9 m; -antennemasten tot een hoogte.van 1 m boven de nokhoogte van het hoofdgebouw op het betreffende perceel;
4.
Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen zijn toegestaan tot een oppervlakte van 20 en een hoogte van 3 m2.
5.
Dé overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid onder e aangelegde of gebouwde parkeervoorzieningen mogen alleen voor parkeërdoèleïnden worden gebruikt. ' ' ' . ' .
Vrijstelling Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling vrijstelling te verlenen van hét bepaalde in: a. het eerste lid ten behoeve van bedrijven die niet in de Staat van
22
b. c.
5.
Bedrijfsactiviteiten zijn vermeld, alsmede ten behoeve van bedrijven die in categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn ingedeeld. Deze vrijstelling mag alleen worden verleend als gebleken is dat het bedrijf blijkens door de aanvrager van de vrijstelling verstrekte gegevens naar aard en inrichting kan worden gelijkgesteld met bedrijven, genoemd in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten. Alvorens op het verzoek om vrijstelling te beslissen, winnen burgemeester en wethouders advies in van de Milieudienst Zuid-Holland-Zuid. het derde lid onder 4 voor grotere nutsgebouwen tot een oppervlakte van 50 m2; hét derde lid, onder 5 mits op eigen terrein pp een andere wijze in de parkeerbehoefte kan worden voorzien
Wijziging 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening het plan zodanig te wijzigen dat de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt gewijzigd als gevolg van technologische ontwikkelingen. Alvorens toepassing wordt gegeven aarï de wijzigingsbevoegdheid winnen burgemeester en wethouders het advies in van deJVIilieudienst Zuid-Holland-Zuid. 2.
Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn een wijzigingsbevoegdheid tóe te passen, wordt de volgende procedure gevolgd: • • • . . . a. het ontwerp-besluit tot wijziging ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken voor een ieder ter inzage; b. de .burgemeester maakt', de ter inzage legging tevoren bekend in één óf meer dag- of nieuwsbladen, .die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze; c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid van belanghebbenden tot hét schriftelijk,indienen van zienswijzen bij burgemeester en 'wethouders gedurende de termijn als onder a bedoeld; d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen hebben ingediend, de beslissing daaromtrent mede; e. bij de indiening ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten worden de ingediende zienswijzen meegezonden; f. burgemeester en'wethouders zenden een afschrift van het besluit van Gedeputeerde Staten aan hen die bezwaren hebben ingediend.
23
Artikel 10
Bedrijfsdoeleinden
1.
Doeleindenomschrijving De op de plankaart als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven, die behoren tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten met bijbehorende bedrijfskantoren, alsmede voor leerbedrijven en ter plaatse van de op de plankaart aangegeven arcering voor een sporthal.
2.
Inrichting Tóegelaten zijn: a. hoofdgebouwen; b. aan- en bijgebouwen; 'C. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder gelüidwerende voorzieningen; d. parkeervoorzieningen, waaronder parkeergarages en fietsenstallingen; e. verhardingen; f. groenvoorzieningen g. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen.
3.
Bouwvoorschriften 1. In afwijking van het bepaalde in het eerste Ijd mag: in totaal niet meer dan 10.000 m2 brutovloeroppervlakte (b.v.o.) voor bedrijven worden gerealiseerd; het kantooroppervlak van bedrijfskantoren niet meer dan 50% van de totale bedrijfsvloerOppêrvlakte van het betreffende bedrijf, met een maximum van 2000 m2 b.v.o. bedragen. 2.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid zijn bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 41 Wgh.en artikel 4.2 van het Inrichtingen en Vergunningenbesluit Wet Milieubeheer njet toegestaan.
3.
a.
b.
Ter plaatse van het op de plankaart aangegeven bouwvlak zijn toegestaan: ' ' , . ' . 1, 'hoofdgebouwen, aan-en bijgebouwen, overkappingen en tot de op.plankaart aangegeven bouwhoogte; 2. bouwwerken geen gebouwen zijnde tot een hoogte van maximaal 3 m, alsmede in de vorm van: vlaggenmasten tot 9 m; antennemasten tot een hoogte van 1 m boven de nokhppgte van het hoofdgebouw op het betreffende perceel; . geluidwerende voorzieningen tot de op dé . . . - . , . . plankaart aangegeven bowuhoogte. In afwijking van het bepaalde, onder 3a is ter plaatse van de pp de plankaart aangegeven arcering'voor een sporthal een bouwhoogte van maximaal 21 m.toegestaan.
4.
Buiten het op de plankaart aangegeven bouwvlak zijn toegestaan: a. erfafseheidingen tot een hoogte van 1 m met dien verstande dat achter de voorgevelrpóilijn de hoogte 2 m mag bedragen; b. vlaggenmasten tot een hoogte van 9 m.
5.
Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen zijn toegestaan tot een
'
2
4
oppervlakte van 20 en een hoogte van 3 m2. 6.
4.
Vrijstelling Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in: a. het eerste lid ten behoeve van bedrijven die niet in de. Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn vermeld, alsmede ten. behoeve van bedrijven die in categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn ingedeeld. Deze vrijstelling mag alleen worden verleend indien is gebleken dat het bedrijf blijkens door de aanvrager van de vrijstelling verstrekte gegevens naar aard en inrichting kan worden gelijkgesteld met bedrijven, genoemd in toegestane categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Alvorens op het verzoek om vrijstelling te beslissen, winnen burgemeester en wethouders advies in van de Milieudienst Zuid-Hölland-Zuid; b. het derde lid, onder 4 voor: aanbouwen jn de vorm van entreepartijen, met dien verstande dat per entreepartij: -: de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 10 m2; de hoogte maximaal gelijk is aan de hoogte van : de bebouwing waaraan wordt aangebouwd; aan- en bijgebouwen én bouwwerken, géén gebouwen zijnde, met dien verstande dat de hoogte en oppervlakte niet meer dan respectievelijk 4 m en 50 m2 mag bedragen. c. het derde lid onder 5 voor grotere nutsgebouwen tot een oppervlakte van 50 m2; d.
5.
De overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid onder d aangelegde of gebouwde parkeervoorzieningen mogen alleen voor parkeerdoeleinden worden gebruikt; •
het derde lid onder 6 mits op eigen terrein op een andere wijze in de parkeerbehoefte kan worden voorzien
Wijziging • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening het plan zodanig te wijzigen dat de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt gewijzigd als gevolg van technologische ontwikkelingen. Alvorens toepassing wordt gegeven aan de wijzigingsbevoegdhe.id winnen burgemeester en wethouders riet advies'in van dejvlilieudienst Zuid-Holland-Zuid. 2.
Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn een wijzigingsbevoegdheid töé te passen, wordt de volgende procedure gevolgd: a. het qntwerp-besluït tot wijziging ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken voor een ieder ter inzage; b. de. burgemeester maakt de ter inzage legging tevoren bekend in één óf meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts, op dé gebruikelijke wijze; c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid van belanghebbenden tot het schriftelijk indienen van zienswijzen bij burgemeester eri wethouders gedurende de termijn als onder a bedoeld; d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen hebben ingediend, de beslissing daaromtrent mede;
25
e. f.
bij de indiening ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten worden de ingediende zienswijzen meegezonden; burgemeester en wethouders zenden een afschrift van het besluit van Gedeputeerde Staten aan hen die bezwaren hebben ingediend.
26
Artikel 11
Verkeersdoeleinden - wegverkeer
1.
Doeleindehomschrijving De op de plankaart als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor verkeer en verblijf in de vorm van straten, wégen, paden, verblijfsgebieden en parkeervoorzieningen.
2.
Inrichting Toegelaten zijn a. verhardingen; b. groenvoorzieningen; c. geluidwerende voorzieningen, waaronder geluidschermen; d. water en waterpartijen; e. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen; f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; g. ondergrondse-waterverbindingen.
' 3.
Bouwvoorschriften 1. Binnen de op de plankaart aangegeven aanduiding "verblijfgebied" dient de nadruk te liggen op de aanleg varï verblijfgebieden, zonder daarbij de overige verkeersfuncties uit te sluiten. 2.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is binnen de op de plankaart aangegeven, zone met de aanduiding "overbouwing" een overbouwing ten behoeve van maatschappelijke doeleinden toegestaan, met d;fen verstande dat deze niet lager mag worden aangebracht dan 4,2 m boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 0,5 m langs een rijweg en niet lager dan 2,2 m boven voetpaden voor zover die geen deel uitmaken van de hierboven bedoelde strook.
3.
De oppervlakte en hoogte van de in het tweede lid, onder e genoemde bebouwing mag niet meer bedragen dan respectievelijk 20 m2 en 3 m per gebouw;
4.
De hoogte van dé in het tweede lid onder c genoemde bebouwing mag niet meer den 4,5 m bedragen.
5.
De hoogte van de in het tweede lid, onder f genoemde bebouwing mag niet meer bedragen dan 12 m.
4.
Vrijstelling Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in het derde lid onder 3 voor grotere nutsgebouwen tot een oppervlakte van 50 m2;
5.
Inspraak Alvorens over te gaan tot herinrichting van de in het eerste lid bedoelde gronden, plegen burgemeester en wethouders overleg met dé direct-belanghebbenden en de betrokken (raads-)commissïe.
6.
Medebestëmming Voorzover de .in het eerste lid bedoelde gronden mede zijn bestemd voor "Ondergrondse leidingen"" als bedoeld in artikel 15 van de voorschriften, is het
27
bepaalde in dit artikel slechts van toepassing met inachtname van de voor de bestemming "Ondergrondse leidingen" geldende bepalingen.
28
Artikel 1 2
Verkeersdoeleinden - spoorwegverkeer
1.
Doeleindenomschrijving De op de plankaart als zodanig .aangewezen gronden zijn bestemd voor spoorwegvoorzieningen, inclusief overwegen en onderdoorgangen.
2.
Inrichting Toegelaten zijn a. verhardingen; b. groenvoorzieningen; e. water d. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen; e. bouwwerken, geen gebouwen zjjride, waaronder geluidswallen en/of schermen; f. ondergrondse waterverbindingen
3.
Bouwvoorschriften 1. De oppervlakte en hoogte van de in het tweede lid, onder d genoemde bebouwing mag niet meer bedragen dan respectievelijk 20 m2 en 3 m per gebouw; 2. De hoogte van de in het tweede lid onder e genoemde bebouwing mag niet meer bedragen dan 12 m, gemeten vanaf de spoorbaan.
4.
Vrijstelling Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het • bepaalde in het derde lid onder 1 voor grótere nutsgebouwën tot een oppervlakte van 50 m2;
5.
Medebestemming Voorzover de in het eerste lid bedoelde gronden mede zijn bestemd voor : "Ondergrondse leidingen"" als bedoeld in artikel 15 van de voorschriften, is het bepaalde in dit artikel slechts van toepassing met inachtname van de voor de bestemming "Ondergrondse leidingen" geldende bepalingen.
29
Artikel 13
Groenvoorzieningen
1.
Doeleindenomschrijving De op de plankaart als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de nadere aanduiding "p" tevens parkeervoorzieningen zijn toegestaan.
2.
Inrichting Toegelaten zijn: a. groenvoorzieningen; b. verhardingen in de vorm van voet- en fietspaden en andere verblijfsruimten, alsmede ter plaatse van de op de plankaart met "p"aangeduide gronden in de vorm van parkeerplaatsen; c. voet- en fietsbruggen; d. waterpartijen met bijbehorende taluds; e. speelterreinen; f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde passend in de bestemming , zoals zit- en speelgélegenheden, speèlwerktuigen en lichtmasten; g. geluidwerende voorzieningen, waaronder geluidschermen; h. ondergrondse waterverbindingen,
3.
Bouwvoorschriften 1. De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 12 m. 2.
Wanneer binnen in Üd 1 bedoelde gronden waterpartijen zijn aangelegd mag bij herinrichting de totale, oppervlakte aan water niet afnemen.
4.
Inspraak Alvorens óver te gaan tot herinrichting van de iri het eerste lid bedoelde gronden, plegen burgemeester en wethouders overleg met de dirëct-belanghebbendeh en de betrokken (raads-)comrnissie.
5.
lyiedebestemhning Voorzover de in het eerste lid bedoelde gronden mede zijn bestemd voor "Ondergrondse leidingen"" als bedoeld in artikel 15 van de voorschriften, is het bepaalde in dit artikel slechts van toepassing met inachtname van de voor de bestemming "Ondergrondse leidingen"geldendë bepalingen.
30
Artikel 14
Water
1.
Doeleindenomschrijving De'op de plankaart als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor water.
2.
Inrichting Toegelaten zijn: a. waterpartijen en watergangen; b. bouwwerken,; geen gebouwen zijnde, zoals bruggen en vlonders; c. groenvoorzieningen, echter uitsluitend-indien daardoor de hoeveelheid oppervlaktewater niet wordt verminderd, d. verkeersdoêleihden, echter uitsluitend indien daardoor de hoeveelheid oppervlaktewater niet wordt verminderd.
3.
Bouwvoorschriften De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 12 m.
4.
Inspraak Alvorens over te gaan tot herinrichting van de in het eerste lid bedoelde gronden, plegen burgemeester en wethouders overleg met dé direct-pelanghebbenden en de betrokken (raads:)commissië.
5.
-
Medebestemming Voorzover de in het eerste lid bedoelde gronden mede zijn bestemd voor "Ondergrondse leidingen"" als bedoeld in artikel T5 van de voorschriften, is hét bepaalde' in dit artikel slechts van toepassing mét inachtname van de voor de . bestemming "Ondergrondse leidingen"geldende bepalingen.
31
Artkel 1 5
Ondergrondse leidingen
1.
Doeleindenomschrijving De op de plankaart als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor ondergrondse leidingen en verbindingen in de vorm van: Een persriool met een doorsnede van 500 mm; Twee persriolen met een doorsnede van 400 mm; Een hogedruk gasleiding met een druk van 40 Bar; en Een hoogspariningsleiding van 1 50 kV.
2.
3.
4.
5.
Inrichting Toegelaten zijn: 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; . 2. verhardingen; 3. groenvoorzieningen; 4,: water .
.
Bouwvoorschriften De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 12m. Aanlegvoorschriften 1. Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke 'vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. het aanleggen van ges.loten pppervlakteverhardingèn; b. het afgraven óf ophogen van de grond; c. het beplanten van gronden met diepwortelende beplanting; d. het indrijven van voorwerpen. 2.
Het verbpd als bedoeld in lid 4, onder 1 is niet van toepassing óp werkzaamheden als bedoeld in lid 4 onder 1d, voor zover deze gelet op dé diepte van de ligging van de leidingfen) van ondergeschikte betekenis •moet worden geacht. : .'•• '
3.
De werken of werkzaamheden als bedoeld in |id 4 onder 1 zijn slechts toelaatbaar, indien èh vóór zover het lëidingenbelang hierdoor niet onevenredig wordt benadeeld.
Mèdebèstemhninp, Voor zover de in het eerste |id bedoelde gronden mede zijn bestemd voor a. Verkeersdoeleindèn-wegverkeer, als bedoelden artikel 11 van deze voorschriften, b. Verkeérsdöeleinden-spoprwëgverkeer, als bedoeld in artikel 12 van deze voorschriften, c. Groenvoorzieningen, als bedoeld in artikel 13 van deze voorschriften, d. Water, als bedoeld in artikel-14' van deze voorschriften, '/ mogen dé krachtens de artikelen 11, 12, 13 en 14 en de met vrijstelling van burgemeester en wethouders ingevolge artikel 16 toelaatbare bouwwerken en werken uitsluitend worden gebouwd en aangelegd, indien en voorzover;dë bij de bescherming van de leidingen betrokken belangen dit gedogen. Alvorens omtrent de aanvrage om vergunning te beslissen horen burgemeester en wethouders de leidingbeheerder.
,
32
Bijzondere bepalingen
HOOFDSTUK Artikel 16 1.
:
Vrijstellingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van: 1. Het bepaalde in deze voorschriften voor wat betreft de bouw van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals een transformatorstation, één gasregelstatipri, kabelverdeelkasten e.'d., met dien verstande dat de oppervlakte niet meer dan 20 hn2 en dé .hoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen; 2. Het bepaalde in deze voorschriften voor wat betreft de bouw van bouwwerken geen gebouwen zijnde in openbaar gebied, zoals reclameborden en dergelijke, mét dien verstande dat de hoogte en de breedte respectievelijk niet meer dan 6 m en 4 m mogen bedragen; 3. De op de kaart dan wel in de voorschriften aangegeven maten en getallen, mits: 1. de afwijking niet meer dan 10% bedraagt; 2. de bestemmlrigsgrëns niet wórdt overschreden; 4. De plaats êri richting van bouwgrenzèn, voor hét aanbrengen van geringe veranderingen tot niet méér dan 5 m indien dit redelijk gewenst of noodzakelijk is voor een juiste aanpassing van het plan 'aan de wérkelijke toestand van hét terrëirh 5. De plaats én richting van de scheidingslijn der bouwhoogten, voor het aanbrengen van geringe veranderingen tot niet meer dan 5 m.
2.
De in het eerste lid bedoelde vrijstellingen wprden slechts verleend indien daardoor geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke structuur én de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en opstallen. ' ,
Artikel 17
Anti-dubbertelbepaling Grond welke eenmaal |n aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
'Artikel 18
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening t>e voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard'b|ijveh overeenkomstig hét gestelde in 'artikel 9, lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende qnde.rwërpen:' a. , de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening; b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer; c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
33
Artikel 1 9
Verwijzing naar andere wetten en regelingen Waar in dit bestemmingsplan verwezen wordt naar andere wetten en regelingen wordt daarmee de wet of regeling bedoeld zoals die gold op het moment van tervisjèlegging van het ontwerp van dit plan.
Artikel 20
Archeologisch onderzoeksgebied Binnen het plangebied dient, alvorens grondwerkzaamheden worden verricht, al dan niet ter voorbereiding van bouwactiviteiten als bedoeld in de Woningwet welke dieper reiken dan 1 m onder maaiveld, gelegenheid te worden geboden tot het verrichten van archeologisch (voor-) onderzoek.
34
HOOFDSTUK IV
Gebruiksbepaling
Artikel 21
Gebruik van gronden en bebouwing
1.
Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken voor een doel of op één wijze in strijd met de daaraan bij het plan gegeven bestemming. Ónder een strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan: verstaan: a. het uitoefenen van een vrij beroep of een aan huis verbonden beroep in'een woning; b. het gebruik als seksinrichting; c. het duurzaam gebruik van onbebouwde gronden als afvalstortplaats of ppslagterrein; d. het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten binnen de bestemming Woondoeleinden-woqnwagenlocatie.
2.
In afwijking van het bepaalde onder lid 1 onder a wordt het gebruik van ruimten binnen een woning ten behoeve.van de uitoefening van een vrij beroep en/of een aan huis verbonden beroep, als een gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dat gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: a. maximaal 25% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van aan- en uitbouwen tot een maximum van 50 m2 mag worden gebruikt voor het vrije beroep of het aan huis verbonden beroep; b. degene die de beroepsactiviteit in de woning uitvoert dient tevens bewoner van de woning te zijn. c. verguhnihgspïichtigë of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan; d. óp eigen terrein dient te worden voorzien in dé parkeer- en stallingbehoefte die hét vrije beroep of het aan huis verbonden beroep oproept; e. de activiteit dient qua aard, pmvang en uitstraling te passen in een woonomgeving; f. er mag geen detailhandel plaatsvinden; g. aan de buitenzijde van de woning of elders Op het bouwperceel mogen geen uiterlijke kenmerken ten behoeve van het vrije beroep of het aan huis verbonden beroep worden aangebracht.
3.
Burgemeester en wèthouderis kunnen vrijstejling verlenen van het bepaalde in het tweede lid ónder: het hebben yan meer dan één arbeidsplaats; voor meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer voor zover dié activiteiten btijkens een advies van de Milieudienst Zuid-Holland Zuid geen onevenredige hinder voor de omgeving zullen véroorzaken eri vanuit planologisch oogpunt ter plaatse acceptabel kunnen worden geacht; voor het parkeren op de openbare weg voor zover dat niet leidt tot een onevenredige aantasting van de Vèrkeers-en parkeersituatie ter plaatse; : voor een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit,
35
uitsluitend in verband met het vrije beroep en/of het aan huis verbonden beroep dat in de woning wordt uitgeoefend. 4.
Burgemeester en wethouders verlenen van het bepaalde in het eerste lid vrijstelling, indien strikte toepassing van dat voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
36
1.
HOOFDSTUK V
Artikel 22
Bestaand gebruik van gronden en bebouwing
1,
Het ten tijde van het vari kracht worden van het plan bestaande en met het plan strijdige gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken mag worden voortgezet en/pf gewijzigd, mits door die wijziging de strijdigheid met het plan niet wordt vergroot.
2.
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op gebruik .als daar bedoeld, dat reeds in strijd was met het tot het daar genoemde tijdstip ter plaatse geldende bestemmingsplan en dat tot op 3 maanden voor dat •tijdstip nog niet bestond.
Artikel 23
Vernieuwing of verandering bestaande bebouwing
1.
Een bouwwerk, dat op het tijdstip van tervjsielegging van het ontwerp van dit plan bestond of jn uitvoering was, dan wel is of kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend, dan wel een bouwmelding heeft plaatsgevonden, en dat afwijkt van het in dit plan bepaalde ten aanzien van de toelaatbaarheid van bebouwing mag, mits dé bestaande afwijkingen ook naar hun aard niet worden vergroot en behoudens onteigening gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, mits dit geen algehele vernieuwing of verandering van het bouwwerk tot gevolg heeft.
2.
In geval van verwoesting door een calamiteit mag een bouwwerk geheel worden veranderd óf vernieuwd, rhits de afwijking van het plan niet wordt vergroot en mits binnen twee jaar na de datum van verwoesting een aanvraag om bouwvergunning zal zijn ingediend,
3.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde bouwwerken vrijstelling te verlenen voor het vergroten van maximaal 15% van de bestaande inhoud, mits daarbij de bestaande afwijkingen naar hun aard niet worden vergroot.
Artikel 24
Strafbaarstelling
Overgangs-, straf- en slotbepalingen
Overtreding van artikel 21, eerste lid, is een strafbaar feit in de zin van artikel 59 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Artikel 2.5
Naam Het plan kan worden aangehaald als bestemmingsplan "Leerpark".
37
BIJLAGE
c: STAAT VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN
G
Korte toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten fiet bestemmingsplan is bij uitstek hét instrument waarin een belangenafweging plaatsvindt ten aanzien van de inrichting van het gemeentelijk grondgebied of delen daarvan. Eén van die belangen betreft de zorg voor de kwaliteit van de omgeving. Naast het uitgebreide instrumentarium van de milieuwetgeving dat zich specifiek richt op de individuele milieubelastende activiteiten, kan het bestemmingsplan door middel van milieuzonering een ruimtelijke vertaling geven aan de belangenafweging tussen de verschillende vormen van grondgebruik.
(
Bij de voorschriften van dit plan is een Staat van Bedrijfsactiviteiten gevoegd welke is gebaseerd op de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Deze uitgave, die in 1992 voor het laatst is herzien, bevat een systeem om milieubelastende en miliéugevoelige bestemmingen op elkaar af te stemmen, door middel van een "lijst van bedrijfstypen". Deze lijst bevat een opsomming van alle denkbare bedrijfsactiviteiten, gerangschikt volgens zgn. SBI-code (Standaardbedrijfsindeling) en deelt deze in 6 milieucategorieën in. Bij het vaststellen van deze indeling is uitgegaan van situering ten opzichte van een "rustige woonwijk", dat wil zeggen een woonwijk met weinig verkeer en praktisch geen winkelcentra en/of bedrijven. Wijkt het gevoelige gebied hiervan af, bv. landelijk gebied, drukke woonwijk of gemengd gebied, dan moet rekening worden gehouden met eventuele aanpassing van de indeling in milieucategorieën.
(~f
De indeling van bedrijfsactiviteiten in categorieën is gebaseerd op de hinderaspecten geur, stof, geluid, gevaar, lucht, water, bodem, verkeer en visueel (bouwmassa). De eerste 4 aspecten worden vertaald in (indicatieve) afstanden, die zodanig zijn bepaald dat, uitgaande van een gemiddeld modern bedrijf, geen aanzienlijke hinder vanwege dat hinderaspeet meer is te verwachten. Dé aspecten die niet geschikt zijn voor vertaling in een afstand, worden beoordeeld op de mate van uitstraling of emissie te onderscheiden in' 3 klassen te weten: 1. potentieel geen of geringe emissie 2. potentieel aanzienlijke emissie 3. potentieel zeer ernstige emissie. De ontwikkelde methodiek is bedoeld als leidraad. Per concreet geval moet beoordeeld worden in hoeverre de lijst van bedrijfsactiviteiten bruikbaar is, danwei aanpassing behoeft. De Milieudienst Zuid-Holland Zuid heeft vanuit haar werkveld in de regio de lijst van bedrijf stypen uit de VNG-uitgave getoetst aan de regionale situatie en waar nodig de categorieindeling van bedrijfsactiviteiten aangepast. Ten behoeve van dit bestemmingsplan is door de Milieudienst, op basis van de haar bekende gegevens met betrekking tot het plangebied, advies uitgebracht omtrent de wijze waarop en de
Staat-van bedrijfsactiviteiten (categorie 1 t/m 3) SBI-kode Omschrijving
MilieuCat.
01.3 HOVENIERSBEDRIJVEN, PLANTSOENENDIENSTEN 1 1NCL. OPSLAG BESTRIJDINGSMIDDELEN 1 OPSLAG KD 500KG 01.3 HOVENIERSBEDRIJVEN, PLANTSOENENDIENSTEN 1 excl. opslag bestrijdingsmiddelen 01.4 AGRARISCHE DIENSTVERLENENDE BEDRIJVEN 1 KANTOORFUNCTIE 01.4 AGRARISCHE DIENSTVERLENENDE BEDRIJVEN 2 INCL.MACHINEVERHUUR 01.4 AGRARISCHE DIENSTVERLENENDE BEDRIJVEN 3 LOONSPUITERS 1 BESTRIJDINGSMIDDELEN OPSLAG KD 500KG 01.4 AGRARISCHE DIENSTVERLENENDE BEDRIJVEN 4 KI-STATIONS 20.1 SLACHTERIJEN EN VLEESWARENINDUSTRIE 1 ALGEMEEN 1 P.O.K.D. 200M2
C
20.1 SLACHTERIJEN EN VLEESWARENINDUSTRIE 1 ALGEMEEN 2 P.O. TUSSEN 200 EN 1000 M2 20.21 ZUIVELPRODUKTENFABRIEKEN 3 ALGEMEEN 1 P.O.K.D. 500M2 20.22 CONSUMPTIEMELK- EN MELKPRODUKTENFABRIEKEN 1 ALGEMEEN 1 P.C.K.D. 1000 T/J 20.22 CONSUMPTIEMELK- EN MELKPRODUKTENFABRIEKEN 1 ALGEMEEN 2 P.C. TUSSEN 1000 EN 10000 T/J 20.23 CONSUMPTIE-IJSFABRIEKEN 1 ALGEMEEN . 1 P.O.K.D. 20Q M2 20.23 CONSUMPTIE-IJSFABRIEKEN 1 ALGEMEEN 2 P.O. TUSSEN 200 EN 1000 M2 20.3
VISBEWERKINGSINRICHTINGEN 1 EXCL. DROGERIJ 1 P.O.K.D. 250 M2
20.71 GROENTE- ÉN FRUITCONSERVENFABRIEKEN 1 EXCL. VERWERKING KOOLSOORTEN OF DROGERIJ 20.71 GROENTE- EN FRUITCONSERVENFABRIEKEN 4 JAM 20.71 GROENTE- EN FRUITCONSERVENFABRIEKEN 5 FRUIT 20.72 GROENTE-INMAKER1JEN, -INLEGGERIJEN .1 EXCL. UIENCONSERVERING
f-
Staatj/an bedrijfsactiviteiten (categorie 1 t/m 3) 20.8
20.8
20.8
BROOD-, BESCHUIT-, KOEK- EN BISCUITFABRIEKEN 1 ALGEMEEN 1 P.O.K.D. 200 M2 OF BAKOPP. K.D.. 20 M2
BROOD-, BESCHUIT-, KOEK- EN BISCUITFABRIEKEN 1 ALGEMEEN 2 P.O.G.D 200 M2 EN K.D. 1000 M2
2
•
3
BROOD-, BESCHUIT-, KOEK- EN BISCUITFABRIEKEN 1 ALGEMEEN
3 P.O.G.D. 1000 M2
f~~'
20.91 CACAO- EN CHOCOLADEFABRIEKEN 1 VERVAARDIGING VAN UITSLUITEND CHOCOLADEWERK
3
20.92 SUIKERWERKFABRIEKEN 1 EXCL. SUIKERBRANDEN
3
21.31 DEEGWARENFABRIEKEN 1 ALGEMEEN
3
21.32 KOFFIEBRANDERIJEN EN THEEPAKKERIJEN 1 EXCL. KOFFIEBRANDERIJ
3
21.36 SOEP-EN SOEPAROMAFABRIEKEN E.D. 1 ZONDER POEDERDROGEN
3
21.7
^_ ':•
3
TABAKVERWERKENDE INDUSTRIE 2 SIGAREN
3
22.11 WOLVEZELBEWERKENDE FABRIEKEN 1 ALGEMEEN
3
22.12 WOLSPINNERIJEN, -TWIJNERIJEN EN HANDBREIGARENFABRIEKEN 1 ALGEMEEN
3
22.13 WOLSPINNERIJEN-WEVERIJEN 1 AANTAL WEEFGETOUWEN < 50
3
22.14 WOLWE^ÉRÜEN (ZONDER EIGEN SPINNERIJ) 1 ALGEMEEN 1 AANTAL WEEFGETOUWEN < 50
3
22.21 KATOENVEZELBEWERKENDE FABRIEKEN 1 ALGEMEEN
3
22.22 KATOENSPINNERIJEN 1 ALGEMEEN
3
22.23 KATOENTWIJNERIJEN, -SPOELERIJEN, NAAIGARENFABRIEKEN 1 ALGEMEEN
-
3
22.24 KATOENSPINNERIJEN-WEVERIJEN 1 ALGEMEEN 1 AANTAL WEEFGETOUWEN < 50
3
22.25 KATOENWEVERIJEN {ZONDER EIGEN SPINNERIJ) 1 ALGEMEEN 1 AANTAL WEEFGETOUWEN < 50
3
22.31 TRICOTSTUKGOEDEREN 1 ALGEMEEN
3
FABRIEKEN
22.32 KOUSEN- EN SOKKENFABRIEKEN 1 ALGEMEEN
3 .
22.33 TRICOT ONDER- EN NACHTKLEDINGFABRIEKEN 1 ALGEMEEN
3
Staatiran bedrijfsactiviteiten (categorie 1 t/m 3) 22.34 TRICOT BOVENKLEDINGFABRIEKEN 1 ALGEMEEN
3
22.39 TRICOTFABRIEKEN N.E.G. 1 ALGEMEEN
3
22.4
TEXTIELVEREDELINGSINDUSTRIE 2 BLEKEN 1 ALS NEVENACTIVITEIT
2
TEXTIELVEREDELINGSINDUSTRIE 2 BLEKEN 2 ALS HOOFDACTIVITEIT
3
TEXTIELVEREDELINGSINDUSTRIE 3 VERVEN 1 ALS NEVENACTIVITEIT
2
TEXTIELVEREDELINGSINDUSTRIE 4 BEDRUKKEN EN/OF BESPUITEN 1 ALS NEVENACTIVITEIT
3
22.4
22.4
22.4
22.71 HUISHOUD-EN WONINGTEXTIELFABRIEKEN 1 ALGEMEEN
f 3
22.72 DEKENSTIKKERUEN, SPREIENFABRIEKEN E.D. 1 ALGEMEEN
.
3
22.73 ZEILEN-, TENTEN- EN DEKKLEDENFABRIEKEN 1 ALGEMEEN
3
22.79 TEXTIELWARENINDUSTRIE (EXCL. KLEDING) N.E.G. 1 ALGEMEEN
3
22.91 BAND-, VLECHT-, KANT- EN PASSEMENTFABRIEKEN 1 ALGEMEEN
3
22.92 VILT- EN VEZELVLIESFABRIEKEN 1 ALGEMEEN
3
22.93 TOUWSLAGERIJEN 1 ALGEMEEN
3
22.94 JUTESPINNERIJEN-WEVERUEN 1 ALGEMEEN 1 AANTAL WEEFGETOUWEN < 50
3
22.99 TEXTIELINDUSTRIE N.E.G. 1 COATEN, CACHEREN, IMPREGNEREN
3
23.1
23.2
23.3
CONFECTIEKLEDINGINDUSTRIE 1 ALGEMEEN LOONCONFECTIE-INDUSTRIE 1 ALGEMEEN
MAATKLEDINGBEDRIJVEN 1 ALGEMEEN
2
.
2
1
23.41 PELSBEREIDERIJEN (EXCL. ONTHUIDEN) 1 ALGEMEEN
3
23.42 BONTFABRIEKEN EN BONTWERKERIJEN 1 ALGEMEEN
1
23.5
24.2
HOEDEN-, PETTEN- EN MODE-ARTIKELENINDUSTRIE 1 ALGEMEEN
1
LEDERWARENINDUSTRIE (EXCL. KLEDING EN SCHOEISEL) 1 ALGEMEEN
3
Staat-van bedrijfsactiviteiten (categorie 1 t/m 3) 24.3
SCHOENINDUSTRIE 1 ALGEMEEN
25.21 TRIPLEX- EN FINEERFABRIEKEN 1 ALGEMEEN 25.23.1 HOUTCONSERVERINGSBEDRUVEN (EXCLVERF EN LAK) 4 VACUUM-/DRUKMETH. MET ZOUT OPLOSSINGEN 25.23.1 HOUTCONSERVERINGSBEDRUVEN (EXCLVERF EN LAK) 5 VACUUMMETH.MET IN OVERIGE ORG. VLOEIST.OPGEL. MIDDELEN 1 P.C.K.D. 1000M3 HOUT/J 25.23.1 HOUTCONSERVERINGSBEDRUVEN (EXCL.VERF EN LAK) 6 BEHANDELEN MET IN ORG.VLOEIST. OPGEL.' MIDD. TEEROLIEN 1 P.C.K.D. 500 M3 HOUT/J 25.23.1 HOUTCONSERVERINGSBEDRUVEN {EXCLVERF EN LAK) 6 BEHANDELEN MET IN ORG.VLOEIST. OPGEL. MIDD. TEEROLIEN 2 P.C.G.D. 500 M3 EN K.D. 2000 M3 HOUT/J
{""":. V •;.
25.23.1 HOUTCONSERVERINGSBEDRUVEN (EXCLVERF EN LAK) 7 BESPUITEN MET IN ORG.VLOEIST.OPGEL.MIDD. IN GESL SYST. 1 P.C.K.D. 500 M3 HOUT/J 25.23.1 HOUTCONSERVERINGSBEDRUVEN (EXCL.VERF EN LAK) 7 BESPUITEN MET IN ORG.VLOEIST.OPGEL.MIDD. IN GESL. SYST. 2 P.C.G.D. 500 M3 EN K.D. 2000 M3 HOUT/J 25.23.1 HOUTCONSERVERINGSBEDRUVEN (EXCL.VERF EN LAK) 8 BESPUITEN MET IN ORG.VLOEIST. OPGEL. MIDD. OPEN SYST. 1 P.C.K.D. 500 M3 HOUT/J 25.23.1 HOUTCONSERVERINGSBEDRUVEN (EXCLVERF EN LAK) 9 BEHANDELEN IN/OF MET ZOUTOPLOSSINGEN' 1 P.C.K.D. 500 M3 HOUT/J 25.23.1 HOUTCONSERVERINGSBEDRUVEN (EXCLVERF EN LAK) 9 BEHANDELEN IN/OF MET ZOUTOPLOSSINGEN 2 P.C.G.D. 500 M3 EN K.D. 2000 M3 HOUT/J 25.23.1 HOUTCONSERVERINGSBEDRUVEN (EXCL.VERF EN LAK) 9 BEHANDELEN IN/OF MET ZOUTOPLOSSINGEN 3 P.C.G.D. 2000 M3 HOUT/J
(
25.23.2 HOUTVERF- EN LAKBEDRIJVEN (EXCL.CONSERVEREN) 1 SPUITINR. ZONDER IN ORG. VLOEIST. OPGEL.VERVEN/LAKKEN 1 VERF/LAK VERBRUIK K.D. 3500 LTR/J 25.23.2 HOUTVERF- EN LAKBEDRIJVEN (EXCL.CONSERVEREN) 1 SPUITINR. ZONDER IN ORG. VLOEIST. OPGEL.VERVEN/LAKKEN 1 VERF/LAK VERBRUIK G.D. 3500 LTR/J 25.23.2 HOUTVERF- EN LAKBEDRIJVEN (EXCL.CONSERVEREN) 2 SPUITINR. MET IN ORG. VLOEIST. OPGEL. VERVEN/LAKKEN 1 VERF/LAK VERBRUIK K.D. 3500 LTR/J 25.23.2 HOUTVERF-EN LAKBEDRIJVEN (EXCL.CONSERVEREN) 2 SPUITINR. MET IN ORG. VLOEIST. OPGEL. VERVEN/LAKKEN 2 VERF/LAK VERBRUIK G.D. 3500 LTR/J 25.23.2 HOUTVERF^ EN LAKBEDRIJVEN (EXCL.CONSERVEREN) 3 HOUTVERF- EN LAKBEDR. EXCL SPUITINRICHTINGEN 1 VERF/LAK VERBRUIK K.D. 5000 LTR/J 25.23.2 HOUTVERF- EN LAKBEDRIJVEN (EXCL.CONSERVEREN) . 3 HOUTVERF- EN LAKBEDR. EXCL. SPUITINRICHTINGEN 2 VERF/LAK VERBRUIK G.D. 5000 LTR/J
Staat -van bedrijfsactiviteiten (categorie 1 t/m 3) 25.31 TIMMERFABRIEKEN 1 ALGEMEEN 25.4
3
HOUTEN EMBALLAGE-INDUSTRIE1 ALGEMEEN
3
25.5 OVERIGE HOUTWAREN1NDUSTR1E 1 ALGEMEEN 1 O.V.K.D. 50 KW
3
25.5 OVERIGE HOUTWARENINDUSTRIE 1 ALGEMEEN 2 O.V.G.D. 50 KW
'
3
25.62 BORSTELWARENFABRIEKEN 1 ALGEMEEN
3
25.63 MANDENMAKERIJEN (NIET VAN PLASTIC OF METALEN) 1 ALGEMEEN
2
25.69 RIET- EN VLECHTWARENFABRIEKEN N.E.G. 1 ALGEMEEN
2
25.71 MEUBELFABRIEKEN (HOUTEN) 1 ALGEMEEN
(_ s
3
25.72 GRAFKISTENFABRIEKEN E.D. 1 ALGEMEEN
3
25.73 RIETMEUBELFABRIEKEN 1 ALGEMEEN
3
25.74 MATRASSENFABRIEKEN (GEEN STAALDRAAD) 1 ALGEMEEN (BEWERKEN) .
3
25.75 WONINGSTOFFEERDERIJEN E.D. 1 ALGEMEEN ' 26.1
26.2
c
PAPIER- EN KARTONINDUSTRIE 1 ALGEMEEN 1 P.C.K.D. 3 T/U
'
PAPIERWARENINDUSTRIE 1 EXCL. GEBITUMINEERDE PAPIERWAREN
f
.
26.32 KARTONNAGEFABRIEKEN 1 ALGEMEEN GRAFISCHE INDUSTRIE 2 HOOGDRUKKERIJEN (KLEIN) KOPIERINR. EXCL.ROTATIEPERSEN
27.1 GRAFISCHE INDUSTRIE 4 OFFSET-ROTATIE-DRUKK.(GROOT THERM.DROGERIJ MET NAVERBR. 27.1
27.1
GRAFISCHE INDUSTRIE 6 ROTATIE DIEPDRUKK. MET TERUGWINNING OPLOSMIDDEL
GRAFISCHE INDUSTRIE 7 CHEMIGRAFISCHE BEDRIJVEN
27.1 GRAFISCHE INDUSTRIE 8 LOONZETTERIJ 27.1
27.1
GRAFISCHE INDUSTRIE 9 ZEEFDRUKK.ZONDER IN ORG.MIDD. OPGELOSTE INKTEN GRAFISCHE INDUSTRIE
3
3
26.31 GOLFKARTONFABRIEKEN 1 ALGEMEEN 1 P.C. < 3T/U
27.1
1
'
Staat-van bedrijfsactiviteiten (categorie 1 t/m 3) 10 ZEEFDRUKK. MET IN ORG. MIDD. OPGELOSTE INKTEN 1 MINDER DAN 6 PRODUKTIEMEDEWERKERS 27.1 GRAFISCHE INDUSTRIE 10 ZEEFDRUKK. MET IN ORG. MIDD. OPGELOSTE INKTEN 2 MEER DAN 5 PRODUKTIEMEDEWERKERS 27.1 GRAFISCHE INDUSTRIE 11 DRUKKERIJEN N.E.G. 27.2 UITGEVERIJEN 1 UITSLUITEND KANTOORFUNCTIE 1 VLOEROPP. K. D. 500 M2 27.2 UITGEVERIJEN 1 UITSLUITEND KANTOORFUNCTIE 2 VLOEROPP. G.D. 500 M2 27.3 BINDERIJEN 1 ALGEMEEN 28.24 SMEEROLIEN- EN -VETTENFABR.fGEEN ONDERDEEL RAFFINADERY) 1 ALGEMEEN 29.52 DRUKINKTFABRIEKEN 1 ALGEMEEN 29.61 GENEESMIDDELENFABRIEKEN 1 FORMULERING EN AFVULLEN GENEESMIDDELEN 29.61 GENEESMIDDELENFABRIEKEN 2 FABRICAGE VAN GENEESMIDDELEN 29.62 VERBANDMIDDELENFABRIEKEN 1 ALGEMEEN 29.91 LIJM- EN PLAKM1DDELENFABRIEKEN 1 EXCL. DIERLIJKE GRONDSTOFFEN 29.92 CHEMISCHE KANTOORBENODIGDHEDENFABRIEKEN 1 ALGEMEEN 29.93 POETSMIDDELENFABRIEKEN 1 ALGEMEEN (~ -
29.94 FOTOCHEMISCHE PRODUKTENFABRIEKEN 1 ALGEMEEN 31.12 RUBBERARTIKELENFABRIEKEN 1 ALGEMEEN 31.2 LOOPVLAKVERNIEUWINGSINDUSTRIE 1 ALGEMEEN 1 P.O.K.D. 100M2 31.31 KUNSTSTOFVER- EN BEWERKENDE BEDRIJVEN 1 ALG. (EXCL.GRAVEREN/VERW.POLYSTYREENSCH. POLYESTERHARS 1 MINDER DAN 10 PRODUCTIE MEDEWERKERS 31.31 KUNSTSTOFVER- EN BEWERKENDE BEDRIJVEN 1 ALG. (EXCL.GRAVEREN/VERW.POLYSTYREENSCH. POLYESTERHARS 2 MEER DAN 10 PRODUCTIE MEDEWERKERS 31.31 KUNSTSTOFVER- EN BEWERKENDE BEDRIJVEN 2 KUNSTSTOFGRAVEERINRICHTINGEN 31.31 KUNSTSTOFVER- EN BEWERKENDE BEDRIJVEN 4 VERW. POLYESTERHARSEN. MET FUNCTIONELE,MECH. AFZUIGING 1 P.C.K.D. 1000 T/J 32.2
AARDEWERKINDUSTRIE
Staat -va/7 bedrijfsactiviteiten (categorie 1 t/m 3) 1 ALGEMEEN 1 ELECT. OVENS K.D. 40 KW TOTAAL 32.31 KALKZANDSTEENFABRIEKEN 1 ALGEMEEN 1 P.C. < 100.000 T/J 32.52 ASBESTCEMENTWARENFABRIEKEN 1 ALGEMEEN 1 P.C. < 100 T/D 32.53 BETONMORTELCENTRALES 1 ALGEMEEN 1 P.C.K.D. 100 T/U 32.54 MINERAALGEBONDEN BOUWPLATENFABRIEKEN 1 ALGEMEEN 32.61 NATUURSTEENBEWERKINGSBEDRIJVEN 1 ZONDER BREKEN ZEVEN EN DROGEN 32.71 SLIJP- EN POLIJSTMIDDELENFABRIEKEN 1 ALGEMEEN 32.79
MINERALE PRODUKTENFABRIEKEN N.E.G.
32.81 GLASFABRIEKEN 1 GLAS EN GLASPRODUKTEN 1 P.C. < 5000 T/J 32.82 GLASBEWERKINGSINRICHTINGEN 1 ALGEMEEN (GRAVEREN, ETSEN ETC.) 32.83 GLAS-IN-LOODZETTERUEN 1 ALGEMEEN 34.02 NON-FERROMETAALGIETERUEN 1 ALGEMEEN 1 P.C. < 4000 T/J 34.12 STAMP-, PERS-, DIEPTREK- EN FORCEERBEDRIJVEN 1 ALGEMEEN 34.2 SCHROEVEN-, MASSADRAAIWERK-, VEREN- E.D. INDUSTRIE 1 ALGEMEEN 34.4 OVERIGE CONSTRUCTIEWERKPLAATSEN EN PLAATWERKERIJEN 1 PRODUKTIË IN EEN GOED GEÏSOLEERD GESLOTEN GEBOUW 34.5 METALEN MEUBELINDUSTRIE E.D. (EXCL. LAKKEN EN MOFFELEN) 1 ALGEMEEN 34.6 METALEN EMBALLAGE-INDUSTRIE (EXCL. LAKKEN EN MOFFELEN) 1 ALGEMEEN 1 P.O. < 2000 M2 34.7 VERWARMINGS- EN KOOKAPPARATENiNDUSTRIE (EXCL. ELEKTR.) 1 ALGEMEEN (EXCL. MOFFELEN) . 34.8 OVERIGE METAALWARENINDUSTRIE 1 ALGEMEEN 34.91 SMEDERIJEN, LASINRICHTINGEN, BANKWERKERIJEN, 1 ALGEMEEN EXCL. GRAVEERINRICHTINGEN 34.91 SMEDERIJEN, LASINRICHTINGEN, BANKWERKERIJEN, 2 GRAVEERINRICHTINGEN 34.92 REP.BEDR.VOOR LANDB,WEGENB^VERZET. EN GRAAFMACH.EN WERKT 1 ALGEMEEN 34.93
METAALOPPERVLAKTEBEHANDELINGSBEDRIJVEN
f
Staat-van bedrijfsactiviteiten (categorie 1 t/m 3) 2 MECHANISCH (VOOR)BEHANDELEN D.M.V. SCHUREN/POLIJSTEN 34.93 METAALOPPERVLAKTEBEHANDELINGSBEDRIJVEN 4 MECHANISCH VOORBEHANDELEN D.M.V. DROOQSTRALEN 1 IN KASTEN OF KLEINE AUTOMATEN 34.93 METAALOPPERVLAKTEBEHANDELINGSBEDRIJVEN 5 MECHANISCH VOORBEHANDELEN D.M.V. NATSTRALEN 34.93 METAALOPPERVLAKTEBEHANDELINGSBEDRIJVEN 7 THERMISCH VOORBEHANDELEN D.M.V. VLAMSTRALEN 34.93 METAALOPPERVLAKTEBEHANDELINGSBEDRIJVEN 8 VOORBEH. D.M.V. CHEM. REINIGEN INCL. DAMPONTVETTING 34.93 METAALOPPERVLAKTEBEHANDELINGSBEDRIJVEN 9 VOORBEH. D.M.V.CHEM. REINIGEN,BEITSEN EXCL.DAMPONTVETT. 34.93 METAALOPPERVLAKTEBEHANDELINGSBEDRIJVEN 10 OPPERVLAKTE SLIJPERIJEN (GEEN VOORBEH,) C' -: i
34.93 METAALOPPERVLAKTEBEHANDELINGSBEDRIJVEN 11 HET AANBRENGEN VAN CONVERSIELAGEN 34.93 METAALOPPERVLAKTEBEHANDELINGSBEDRUVEN 12 HET CHEMISCH AANBRENGEN VAN METAALLAGEN 34.93 METAALOPPERVLAKTEBEHANDELINGSBEDRIJVEN 13 ELEKTROLYTISCH AANBRENG. VAN METAALLAGEN (GALVANISEREN) 34.93 METAALOPPERVLAKTEBEHANDELINGSBEDRUVEN 14 THERMISCH VERZINKEN 1 KLEINE PRODUKTEN 34.93 METAALOPPERVLAKTEBEHANDELINGSBEDRIJVEN 15 PLASMASPUIT-/SC(HO)OPEER INRICHTINGEN 34.93 METAALOPPERVLAKTEBEHANDELINGSBEDRIJVEN 16 METAALHARDERIJEN 34.93 METAALOPPERVLAKTEBEHANDELINGSBEDRIJVEN 17 AANBR.VAN IN ORG. VLOEIST.OPGEL. VERVEN/LAKKEN/COATING 1 VERBRUIK K.D. 1000 KG/J
{ , ""' ••••'
34.93 METAALOPPERVLAKTEBEHANDELINGSBEDRIJVEN 17 AANBR.VAN IN ORG. VLOEIST.OPGEL. VERVEN/LAKKEN/COATING 2 VERBRUIK G.D. 1000 KG/J EN K.D. 4000 KG/J 34.93 METAALOPPERVLAKTEBEHANDELINGSBEDRIJVEN 18 AANBR.ZONDER ORG.VLOE1ST. OPGEL. VERVEN/LAKKEN/COATING 35
MACHINE-INDUSTRIE 1 EXCL. MACHINAAL SMEDEN 1 P.O.K.D. 2000 M2
36.91 ACCUMULATOREN- EN BATTERIJENFABRIEKEN 1 ALGEMEEN 36.93 ELEKTROTECHNISCHE INDUSTRIE N.E.G. 1 ALGEMEEN 36.97 HUISHOUDELIJKE ELEKTRISCHE APPARATENFABRIEKEN 1 ALGEMEEN 36.98 ELEKTRISCHE APPARATENFABRIEKEN N.E.G. 1 ALGEMEEN 36.99 ELEKTRISCHE INSTALLATIEBEDRIJVEN 1 ALGEMEEN 37.3
AUTO-ONDERDELENINDUSTRIE
'
Staat-van bedrijfsactiviteiten {categorie 1 t/m 3) 1 ALGEMEEN 37.4
-.
SCHEEPSBOUW- EN SCHEEPSREPARATIEBEDRIJVEN 2 HOUTEN SCHEPEN
3
'
3
37.4 SCHEEPSBOUW- EN SCHEEPSREPARATIEBEDRIJVEN 3 KUNSTSTOF SCHEPEN 37.5
3
WAGONBOUW EN SPOORWEGWERKPLAATSEN 1 ALGEMEEN
3
37.6 RIJWIEL- EN MOTORRIJWIELINDUSTRIE 1 ALGEMEEN 37.9
38
39
39.3
•
3
OVERIGE TRANSPORTMIDDELENINDUSTRIE 1 ALGEMEEN
3
INSTRUMENTEN- EN OPTISCHE INDUSTRIE l ALGEMEEN
2
OVERIGE INDUSTRIE 1 ALGEMEEN
s_ 2
FOTO- EN FILMLABORATORIA 1 ALGEMEEN
2
39.41 SPEELGOEDFABRIEKEN 1 ALGEMEEN 39.42 SPORTARTIKELENFABRIEKEN (EXCL. KLEDING EN SCHOEISEL) 1 ALGEMEEN
3
-
3
39.51 SOCIALE WERKPLAATSEN 1 ALGEMEEN
3
39.99.1 COMPOSTBEDRIJVEN 2 GESLOTEN
3
39.99.2 ZWARTE GROND-PRODUKTIEBEDRIJVEN 1 ALGEMEEN
3
39.99.3 OVERIGE BE- EN VERWERKENDE INDUSTRIE N.E.G. 1 ALGEMEEN
3
40 . 1 2 ELEKTRICITEITSDISTRIBUTIEBEDRIJVEN 1 UITSLUITEND KANTOORFUNCTIE 1 VLOEROPP. K.D. 2000 M2.
2
40.12 ELEKTRICITEITSDISTRIBUTIEBEDRIJVEN 1 UITSLUITEND KANTOORFUNCTIE 2 VLOEROPP. G. D. 2000 M2.
2
40.12 ELEKTRICITEITSDISTRIBUTIEBEDRIJVEN 2 TRANSFORMATORSTATIONS. 1 K.D. 10 MVA.
2
40.1 2 ELEKTRICITEITSDISTRIBUTIEBEDRUVEN 2 TRANSFORMATORSTATIONS. 2 TUSSEN 10 EN 100 MVA.
3
40 . 1 2 ELEKTRICITEITSDISTRIBUTIEBEDRIJVEN 2 TRANSFORMATORSTATIONS. 3 TUSSEN 100 EN 200 MVA.
3
40.21 GASDISTRIBUTIEBEDRIJVEN 1 UITSLUITEND KANTOORFUNCTIE 1 VLOEROPP. K.D. 2000 M2.
2
Staat-van bedrijfsactiviteiten (categorie 7 t/m 3) 40.21 GASDISTRIBUTIEBEDRIJVEN 1 UITSLUITEND KANTOORFUNCTIE 2 VLOEROPP. G.D. 2000 M2. 40.21 GASDISTRIBUTIEBEDRIJVEN 2 GASDRUKREGEL- EN MEETINSTALLATIES 1 CATEGORIE B EN C. 40.21 GASDISTRIBUTIEBEDRIJVEN 2 GASDRUKREGEL- EN MEETINSTALLATIES 2 CATEGORIE D 40.31 WATERWINNINGSBEDRIJVEN 1 UITSLUITEND KANTOORFUNCTIE
,
40.31 WATERWINNINGSBEDRIJVEN 2 DRINKWATERBEREIDING ZONDER CHLOORGAS 40.32 WATERDISTRIBUTIEBEDRIJVEN 1 POMPSTATIONS 1 K.D. 1 MW 40.32 WATERDISTRIBUTIEBEDRIJVEN 1 POMPSTATIONS 2 TUSSEN 1 EN 15 MW 40.4
WARMTEVOORZIENINGSBEDRIJVEN 1 BLOKVERWARMING
40.4
WARMTEVOORZIENINGSBEDRIJVEN 2 STADSVERWARMING
40.51 GEMENGDE PROD.-DISTR. V. ELEKT.,GAS,WATER,WARMTEVOORZ. 1 PROD.-DISTR.BEDR. WARMTE/ELEKTR. MBV WARMTEKRACHTKOPPEL 51
BOUWNIJVERHEID 1 ALGEMEEN 1 T.O.K.D.. 500 M2
51
BOUWNIJVERHEID 1 ALGEMEEN 2 T.O. TUSSEN DE 500 EN 2500 M2
51
BOUWNIJVERHEID 2 MET TIMMERWERKPLAATS 1 O.V.K.D. 50 KW
51
BOUWNIJVERHEID 2 MET TIMMERWERKPLAATS 2 O.V.G.D. 50 KW
51
BOUWNIJVERHEID 3 BETONIJZERVLECHTEN OP EIGEN TERREIN
51
BOUWNIJVERHEID 4 BITUMINEUZE DAKBEDEKKINGSBEDRIJVEN
51
BOUWNIJVERHEID 5 SCHILDERSBEDRIJVEN MET OPSLAG PRODUKTEN
51
BOUWNIJVERHEID 6 BOUWMACHINEVERHUURBEDRIJF (MET BEDIENEND PERSONEEL)
51
BOUWNIJVERHEID 7 KUNSTSTOF/-HARSVLOERLEGGERSBEDRIJVEN (EXCL. BEREIDING)
52
BOUWINSTALLATIEBEDRIJVEN E.D. 1 ALGEMEEN 1 T.O.K.D. 250 M2
52
BOUWINSTALLATIEBEDRIJVEN E.D.
C
10
Staat -van bedrijfsactiviteiten (categorie 1 t/m 3) 1 ALGEMEEN 2 T.O.G.D. 250 M2 EN K.D. 1000 M2
3
61.11 GRHNLIN AKKERB.PROD. 1 ALGEMEEN
3
61.12 GROOTHANDEL IN GRANEN 1 ALGEMEEN
3
61.13 GROOTHANDEL IN ZAAIZAAD EN POOTGOED 1 ALGEMEEN
3
61 .14 GROOTHANDEL IN FIJNE ZADEN EN PEULVRUCHTEN . 1 ALGEMEEN 1 T.O.K.D. 250 M2.
2
61.14 GROOTHANDEL IN FIJNE ZADEN EN PEULVRUCHTEN 1 ALGEMEEN 2 T.O.G.D. 250 M2.
3
61.15 GRHNL.IN HOOI, STRO E/O RUWVOEDER IN COMB.MET HOOI/STRO 1 ALGEMEEN
3
61.16 GRHNL. IN MENG/KRACHT/EN RUWVOEDER (NIET MET HOOI/STRO) 1 ALGEMEEN
3
61.17 GRHNLIN BLOEMEN/PLANTEN Ê.A. SIERTEELTPRODJU1NBENODIG 1 ALGEMEEN 1 T.O.K.D. 500 M2.
2
61.17 GRHNL.1N BLOEMEN/PLANTEN E.A. SIERTEELTPROD.TUINBENODIG 1 ALGEMEEN 2 T.O.G.D. 500 M2. '
3
61.18 GROOTHANDEL IN MESTSTOFFEN 3 BEWERKTE DIERLIJKE MESTSTOFFEN 1 T.O.K.D. 1000M2.
3
61.18 GROOTHANDEL IN MESTSTOFFEN 3 BEWERKTE DIERLIJKE MESTSTOFFEN 2 T.O.G.D. 1000 M 2.
3
61.18 GROOTHANDEL IN MESTSTOFFEN 4 KUNSTMEST 1 T.O.K.D. 1000 M2
3
:
61.18 GROOTHANDEL IN MESTSTOFFEN 4 KUNSTMEST 2 T.O.G.D. 1000M2.
3
61 .1 9 GROOTHANDEL IN AKKERBOUWPRODUKTEN N.E.G. 1 ALGEMEEN 1 T.O.K.D. 500 M2.
2
61.19 GROOTHANDEL IN AKKERBOUWPRODUKTEN N.E.G. 1 ALGEMEEN 2 T.O.G.D. 500 M2.
3
61.21 GROOTHANDEL IN LEVEND VEE (EXCL. PLUIMVEE) 1 ALGEMEEN
3
61 .22 GROOTHANDEL IN WILDE DIEREN, SIERVISSEN, SIERVOGELS E.D 1 ALGEMEEN
3
61.31 GROOTHANDEL IN TEXTIELGRONDSTOFFEN EN -HALFFABRIKATEN 1 ALGEMEEN
3
61.32 GROOTHANDEL IN HUIDEN EN VELLEN 1 EXCL. DROGERU 61 .33
GROOTHANDEL IN LEDER EN -HALFFABRIKATEN
_
ï
.
3
Staat-van bedrijfsactiviteiten (categorie 1 t/m 3) 1 ALGEMEEN 61.34 GROOTHANDEL IN RUWE TABAK 1 ALGEMEEN 61.39 GROOTHANDEL IN .RUWE TROPISCHE PRODUKTEN N.E.G. 1 ALGEMEEN 61.43 GROOTHANDEL IN NON-FERRO METALEN EN -HALFFABRIKATEN 1 ALGEMEEN 61.44 GRHNL IN MINERALE OLIEPRODUKTEN (EXCL. BRANDSTOFFEN) 1 ALGEMEEN (INCL OVERSLAG) 61.45 GRHNL VASTE,VLOEIB.TOT VLOEIST.VERDICHTE BRANDST.IALG.) 1 ALGEMEEN ASSORTIMENT INCL. E.V.T. OVERSLAG 1 T.O.K.D 1000M2 EN OPSL. TOT VLOEIST.VERD.BRANDST.KD25M3 61.46 GROOTHANDEL IN VASTE BRANDSTOFFEN 1 ALGEMEEN (INCL. OVERSLAG) 1 T.O.K.D. 2000 M2 "'-••'
.
61.47 GROOTH. IN VLOEIB. EN TOT VLO EIST. VERDTefTTÈ BRANDST. 1 VLOEIBARE BRANDSTOFFEN (INCL. OVERSLAG) 1, OPSLAG K.D. 200 M3 61.47 GROOTH. IN VLOEIB. EN TOT VLOEIST. VERDICHTE BRANDST. 2 TOT VLOEISTOF VERDICHTE BRANDSTOFFEN (INCL. OVERSLAG) 1 OPSLAG K.D. 25 M3. 61.51 GRHNL IN CHEMISCHE GRONDST.EN CHEMICALIËN VOOR INDUSTR. T EXCL. BULKOP-EN OVERSLAG WEGVERKEER 61.53 GRHNL IN DIERL. EN PLANTA. OLIËN EN VETTEN/OLIEZADEN ED 1 ALGEMEEN 61.54 GROOTHANDEL IN RUBBER 1 ALGEMEEN 61.6 GRHNL IN HOUT, VLAKGLAS, SANITAIR EN BOUWMATERIALEN 1 ALGEMEEN 61.69 GROOTHANDEL IN BOUWMATERIALEN N.E.G. 1 ALGEMEEN EXCL. SINTELS, SLAKKEN- OF BULKOPSLAG
{ "" ' "..''
61.7 GRHNL IN MACHINES, TECHN. BENODIGDH. EN VOERTUIGEN 1 ALGEMEEN 61.71 GRHNL IN METAALBEW.MACHINES EN GEREEDSCHAPSWERKTUIGEN 1 ALGEMEEN 61.72 GROOTHANDEL IN HOUTBEWERKINGSMACHINES 1 ALGEMEEN 61.73 GRHNL IN MACHINES VOOR DE BOUWNIJVERHEID EN DE MIJNBOUW 1 ALGEMEEN 61.74 GROOTHANDEL IN MACHINES VOOR DE GRAFISCHE INDUSTRIE 1 ALGEMEEN 61.81 GRHNL IN MACHINES EN APPARATEN VOOR WARMTETECHNIEK 1 ALGEMEEN . 61.82 GRHNL IN MACHINES EN APPARATEN VOOR KOEL- EN VRIESTECHN 1 ALGEMEEN 61.83 GRHNL IN VERBRANDINGSMOTOREN, POMPEN, COMPRESSOREN 1 ALGEMEEN 61.84 GROOTHANDEL IN APPENDAGES, TECHNISCH TOEBEHOREN E.D, l ALGEMEEN
-12
Staat -van bedrijfsactiviteiten (categorie 1 t/m 3) 61 .85 GRHNL IN ELEK.MOTOREN,ELEKTR.(TECHNISCHE)INSTR/SCHAKELK 1 ALGEMEEN
3
61 .86 GROOTHANDEL IN MEET- EN REGELAPPARATUUR 1 ALGEMEEN '
3
61 .87 GRHNL IN AUTO'S, AUTO-ACCESS. EN -ONDERD. (INCL.BANDEN) 1 ALGEMEEN
3
61 .88 GRHNL IN (BROM- EN MOTOR-1FIETSEN, (INCL.ACCES/ONDERD.) 1 ALGEMEEN
3
61 .89 GRHNL IN EXTERNE TRANSPORTMIDDELEN, MACH./APPAR. N.E.G, 1 ALGEMEEN
3
61.91 GROOTHANDEL IN VERPAKKINGSMATERIAAL 1 ALGEMEEN
'
61.92 GRHNL IN SCHEEPSBENODIGDHEDEN EN VISSERIJ-ARTIKELEN 1 ALGEMEEN
3
.
3
61 .99 GROOTHANDEL IN VAKBENODIGDHEDEN N.E.G. 1 ALGEMEEN 62.1
62.2
3
GROOTHANDEL IN MEUBELEN, ANTIQUITEITEN, PRENTEN E.D. 1 ALGEMEEN
3
GRHNL IN HUISH. ARTIK., IJZER/METAALWAREN, VERF/BEHANG 1 ALGEMEEN
3
62.22.2 GROOTHANDEL IN HOUT-, KURK- EN RIETWAREN , 1 ALGEMEEN
3
62.27 GROOTHANDEL IN VERF EN VERFWAREN, BEHANGSELPAPIER 1 VERF EN VERFWAREN
3
62.27 GROOTHANDEL IN VERF EN VERFWAREN, BEHANGSELPAPIER 2 BEHANGSELPAPIER
3
62.3
62.4
.
3
GROOTHANDEL IN VOEDINGS- EN GENOTMIDDELEN 1 ALGEMEEN (PLANTAARDIG)
3
GROOTHANDEL IN VOEDINGS- EN GENOTMIDDELEN 1 ALGEMEEN
3
GRHNL IN FARMACEUTISCHE, MEDISCHE, KOSMETISCHE ARTIKEL. 1 ALGEMEEN
3
GROOTHANDEL IN PAPIER, BOEKEN, KANTOORBEHOEFTEN E.D. 1 ALGEMEEN
3
GRHNL IN' OPTISCHE,FOTOGR.,SPORT-,JUWELIERSART. + N.E.G. 1 EXCL. VUURWERK OF PYROTECHNISCHE ARTIKELEN -
3
GRHNL IN OPTISCHE,FOTOGR.,SPORTsJUWELIERSART. + N.E.G. 2 (INCL) VUURWERK OF PYROTECHNICHE ARTIKELEN
3
62.5
62.6
62.7
62.8
62.8
GROOTHANDEL IN TEXTIELWAREN, SCHOEISEL, LEDERWAREN 1 ALGEMEEN
62.91 GRHNL IN IJZER- EN STAALSCHROOT (INCL. I.C.M. NON-FERRO 1 AUTOWRAKKEN (EXCL. SHREDDEREN) 1 T.O.K.D. 2000 M2
3
62.91 GRHNL IN IJZER- EN STAALSCHROOT (INCL. I.C.M. NON-FERRO 1 AUTOWRAKKEN (EXCL. SHREDDEREN) 2 T.O.G.D. 2000 M2
3
62.91 GRHNL IN IJZER- EN STAALSCHROOT (INCL. I.C.M. NON-FERRO 2 ALGEMEEN EXCL. AÜTOWRAKKEN,SCHROOTSCHAAR OF-PERS 1 T.O.K.D. 2000 M2
3
f
'
Staat-van bedrijfsactiviteiten (categorie 1 t/m 3) 62.92 GROOTHANDEL IN OUDE NON-FERROMETALEN 1 ALGEMEEN EXCL. SCHROOTSCHAAR OF PERS 1 T.O.K.D. 2000 M2 62.92 GROOTHANDEL IN OUDE NON-FERROMETALEN 1 ALGEMEEN EXCL. SCHROOTSCHAAR OF PERS 2 T.O.G.D. 2000 M2 62.93 GRHNL IN OUDE MATERIALEN EN AFVALST.fGEEN SCHROOT/META) 1 OUD PAPIER, LOMPEN OF RUBBER. 1 T.O.K.D. 2000 M2 62.93 GRHNL IN OUDE MATERIALEN EN AFVALST.fGEEN SCHROOT/META) 1 OUD PAPIER, LOMPEN OF RUBBER. 2 T.O.G.D. 2000 M2 62.93 GRHNL IN OUDE MATERIALEN EN AFVALST.(GEEN SCHROOT/META) 2 PUIN ( ZONDER HOUT) 1 T.O.K.D. 2000 M2
r'"'.
62.93 GRHNL IN OUDE MATERIALEN EN AFVALST.fGEEN SCHROOT/META) 3 3 AFVALHOUT l T.O.K.D. 2000 M2 62.93 GRHNL IN OUDE MATERIALEN EN AFVALST.IGEEN SCHROOT/META) 3 AFVALHOUT 2 T.O.G.D. 2000 M2. 62.93 GRHNL IN OUDE MATERIALEN EN AFVALST.(GEEN SCHROOT/META) 6 ALGEMEEN NIET LOS GESTORT 62.93 GRHNL IN OUDE MATERIALEN EN AFVALST.(GEEN SCHROOT/META) 7 ALGEMEEN LOS GESTORT 1 T.O.K.D. 0,2 HA. 63
TUSSENPERS.IN DE GRHNL (DIFFERENTIATIE ZIE 61/62) 1 UITSLUITEND KANTOORFUNCTIE
64
TUSSENPERS. IN DE GRHNL (DIFFERENTIATIE ZIE 61/62) 1 UITSLUITEND KANTOORFUNCTIE
68
REPARATIEBEDRIJVEN VOOR GEBRUIKSGOEDEREN 1 ALGEMEEN
68.1 SCHOEN- E.A. LEDERWARENREPARATIEBEDRUVEN 1 ALGEMEEN 68.21 AUTOREPARATIEBEDRIJVEN (GARAGES) E.D. 1 UITSLUITEND PERS. AUTO'S (EXCL.PLAAT-TECTYL/SPUITWERK 68.21 AUTOREPARATIEBEDRIJVEN (GARAGES) E.D. 2 NIET UITSL. PERS.AUTO'S (EXCL.PLAAT-TECTYL/SPUITWERK 68.22.1 AUTOPLAATWERKERIJEN (SEC) 1 ALGEMEEN 68.22.2 AUTOPLAATWERKERIJEN TEVENS -SPUITERU 1 ALGEMEEN 68.23 AUTOSPUITINRICHTINGEN (SEC) 1 ALGEMEEN 68.24 AUTOBEKLEDERUEN 1 ALGEMEEN
•
14
Staat-van bedrijfsactiviteiten (categorie 1 t/m 3)
15
68.29 AUTOREPARATIEBEDRIJVEN E.D. N.E.G. 1 ZONDER TECTYLEERDERU
2
68.29 AUTOREPARATIEBEDRIJVEN E.D. N.E.G. 2 MET TECTYLEERDERU
3
68.3
FIETSEN-, BROMFIETSEN- EN MOTORFIETSENREP. BEDR. 1 ALGEMEEN
2
68.91 REPARATIEBEDRIJVEN VOOR N.E.G. GEBRUIKSGOEDEREN 1 ALGEMEEN EXCL. REPARATIE VERBRANDINGSMOTOREN
1
68.91 REPARATIEBEDRIJVEN VOOR N.E.G. GEBRUIKSGOEDEREN 2 REPARATIEBEDR. VOOR KLEINE VERBRANDINGSMOTOREN
3
72.11 TRAM- EN AUTOBUSLIJNDIENSTEN E.D. 1 KANTOORFUNCTIE
2
72.11 TRAM- EN AUTOBUSLIJNDIENSTEN E.D. 2 STATIONS
3
72.12 GROEPSVERVOERBEDRIJVEN 1 KANTOORFUNCTIE EXCL. STALLING
1
72.12 GROEPSVERVOERBEDRIJVEN 2 KANTOORFUNCTIE INCL. STALLING.
3
72.21 TAXIBEDRIJVEN 1 KANTOORFUNCTIE
1
72.21 TAXIBEDRIJVEN 2 STANDPLAATSEN
2
72.22 TOERWAGEN- EN ONGEREGELD PERSÓNENVERVOERBEDRIJVEN 1 TOERWAGENVERVOER KANTOORFUNCTIE EXCL. STALLING
1
72.22 TOERWAGEN- EN ONGEREGELD PERSÓNENVERVOERBEDRIJVEN 2 TOERWAGENVERVOER KANTOORFUNCTIE INCL. STALLING
3
72.22 TOERWAGEN- EN ONGEREGELD PERSÓNENVERVOERBEDRIJVEN 3 RIJTUIG VERHUUR EXCL. STALHOUDERIJ
2
72.22 TOERWAGEN- EN ONGEREGELD PERSÓNENVERVOERBEDRIJVEN 4 RIJTUIGVERHUUR INCL. STALHOUDERIJ
3
£
72.3
GOEDERENWEGVERVOER 1 KANTOORFUNCTIE EXCL. STALLING
f— 1 C
72.3
GOEDERENWEGVERVOER 2 KANTOORFUNCTIE INCL. STALLING
3
72.41 (AUTO)PARKEER- EN -STALLINGBEDRIJVEN 1 ALGEMEEN
3
72.42 FIETSENSTALLINGBEDRIJVEN 1 ALGEMEEN
3
72.49 WEGVERVOER VERWANTE BEDRIJVEN N.E.G. 1 ALGEMEEN
3
73.1/.2 ZEEVAARTBEDRIJVEN 1 KANTOREN 1 VLOEROPP. < 150 M2
1
73.1/.2 ZEEVAARTBEDRIJVEN 1 KANTOREN 1 VLOEROPP. > = 150 M2 74.21 LAAD-, LOS-, OP EN OVERSLAGBEDR. (T.B.V. BINNENVAART) 1 OP- EN OVERSLAG CONTAINERS
•
2
3
Staat -van bedrijfsactiviteiten (categorie 1 t/m 3) 74.21 LAAD-, LOS-, OP EN OVERSLAGBEDR. (T.B.V. BINNENVAART) 2 OP- EN OVERSLAG STUKGOED 76
HULPBEDRIJVEN VAN HET VERVOER 1 UITSLUITEND KANTOORFUNCTIE
76.21 WEGINGS- EN METINGSBEDRIJVEN 1 ALGEMEEN 76.31 VEEM- EN PAKHUISBEDRIJVEN 1 ALGEMEEN 76.41 PIJPLEIDINGBEDR. (EXCL. DRINKWATER EN AARDGAS) 1 VLOEISTOFFEN/SLURRY POMPSTATIONS 77.01 POSTDIENSTEN 1 ALGEMEEN 77.02 TELEFOON-, TELEGRAAFDIENSTEN E.D. 1 ALGEMEEN ("'-. v
84
ZAKELIJKE DIENSTVERLENING 1 ALGEMEEN 1 VLOEROPP. K.D. 500 M2
84
ZAKELIJKE DIENSTVERLENING 1 ALGEMEEN 2 VLOEROPP. G.D. 500 M2
84.49.1 TECHNISCHE KEURINGSDIENSTEN 1 KEURINGSDIENSTEN UITSLUITEND KANTOORFUNCTIE 1 VLOEROPP. K.D. 150 M2 84.49.1 TECHNISCHE KEURINGSDIENSTEN 1 KEURINGSDIENSTEN UITSLUITEND KANTOORFUNCTIE 2 VLOEROPP. G.D. 150M2 84.49.1 TECHNISCHE KEURINGSDIENSTEN 2 TECHNISCHE CONTROLE EN TESTLABORATORIA 1 VLOEROPP. K.D. 500 M2 84.49.1 TECHNISCHE KEURINGSDIENSTEN 2 TECHNISCHE CONTROLE EN TESTLABORATORIA 2 VLOEROPP. G.D. 500 M2 (
'' •. "-
84.49.1 TECHNISCHE KEURINGSDIENSTEN 3 KEURINGSDIENSTEN EN-STATIONS NIET UITSL.KANTOORFUNCTIE 84.93 KOPIEERINRICHTINGEN 1 ALGEMEEN 84.94 LICHTDRUKINRICHTINGEN 1 ALGEMEEN 84.95 BEURS- EN TENTOONSTELLINGSWEZEN f 1 ALGEMEEN 84.97 VEILINGBEDRIJVEN E.D. 1 ALGEMEEN 84.99 ZAKELIJKE E.A. DIENSTVERLENING N.E.G. 1 LOONPAKKERIJEN . 84.99 ZAKELIJKE E.A. DIENSTVERLENING N.E.G. 2 DUIKERSBEDRIJVEN 84.99 ZAKELIJKE E.A. DIENSTVERLENING N.E.G. 3 FUSTENCENTRALES '
Staat -va/7 bedrijfsactiviteiten (categorie 1 t/m 3)
1_7
84.99 ZAKELIJKE E.A. DIENSTVERLENING N.E.Q. 4 ALGEMEEN 85.1
85.2
85.3
1
AUTOVERHUURBEDRIJVEN (ZONDER CHAUFFEUR) 1 ALGEMEEN
3
MACHINEVERHUURBEDRIJVEN (ZONDER BEDIENEND PERSONEEL) 1 ALGEMEEN
3
VERHUURBEDRIJVEN VAN GEBRUIKSGOEDEREN 1 ALGEMEEN
2
85.9 VERHUURBEDRIJVEN VAN OVERIGE ROERENDE GOEDEREN 1 ALGEMEEN
3
98.11.1 AFVALWATERINZAMELING 1 RIOOLGEMALEN OF -POMPSTATIONS 1 V.C.K.D. 100M3/U
2
98.11.1 AFVALWATERINZAMELING 1 RIOOLGEMALEN OF-POMPSTATIONS 2 V.C.G.D. 100M3/U
3
98.11.1 AFVALWATERINZAMELING 2 BEZINKBASSINSA/ERZAMELKELDERS EXCL. MECHANISCH RUIMEN
3
98.11.2 AFVALWATERBEHANDELING (ALS HOOFDACTIVITEIT) 1 RIOOLPERS-EN POMPSTATION
3
98.11.2 AFVALWATERBEHANDELING (ALS HOOFDACTIVITEIT) 2 VERZAMEL-/BEZ1NKKELDERS EXCL. MECHANISCH RUIMEN
3
98.11.2 AFVALWATERBEHANDELING (ALS HOOFDACTIVITEIT) 9 CHEMISCHE BEHANDELING (GEEN RIOOLWATER)
3
98.12.1 AFVALINZAMELING (INCL. EVT. TRANSPORT) 1 VERZAMEL- EN OVERSLAGLOKATIES LOS TE STORTEN AFVAL 1 T.O.K.D. 0,1 HA
3
98.12.1 AFVALINZAMELING (INCL. EVT. TRANSPORT) 2 VERZAMEL- EN OVERSLAGLOKATIE NIET LOS TE STORTEN AFVAL 1 T.O.K.D. 0,1 HA
3
98.12.2 SANERING VAN MILIEUVERONTR.(EXCL.VERWIJDERING OF TRANSP 5 BLIJVEND INGEKAPSELDE VERONTREINIGDE (ONDERWATER)BODEM
3
98.13 STRAAT-EN RIOOLREINIGING E.D. 1 ALGEMEEN
3
98.14 ONGEDIERTEBESTRIJDINGS- EN -ONTSMETTINGSBEDRIJVEN 1 ALGEMEEN
3
98.15 POLDERBEMALINGSINRICHTINGEN 1 AANDRIJVING M.B.V. ELECTROMOTOREN 1 V.C.K.D. 100M3/U
2
98.15 POLDERBEMALINGSINRICHTINGEN 1 AANDRIJVING M.B.V. ELECTROMOTOREN 2 V.C.G.D. 100M3/U
3
98.15 POLDERBEMALINGSINRICHTINGEN 2 AANDRIJVING M.B.V. DIESELMOTOREN 1 V.C.K.D. 100 M3/U
3
98.15 POLDERBEMALINGSINRICHTINGEN 2 AANDRIJVING M.B.V. DIESELMOTOREN 2 V.C.G.D. 100M3/U
3
98.21 GLAZENWASSERIJEN EN SCHOONMAAKBEDRIJVEN VAN GEBOUWEN 1 ALGEMEEN
V
" 2
'
Staat-van bedrijfsactiviteiten (categorie 1 t/m 3) 98.22 SCHOORSTEENVEGERS 1 ALGEMEEN 98.23 AUTOWASSERIJEN 1 ALGEMEEN 98.29 SCHOONMAAKBEDRIJVEN N.E.G. 4 REIGINGINGSBEDRIJVEN T.B.V. INDUSTRIEN 98.29 SCHOONMAAKBEDRIJVEN N.E.G. 5 ALG.IGEEN REINIGINGS ACT.STALLING MATERIEEL TER PLAATSE 98.31 WASSERIJEN, STRIJKINRICHTINGEN EN STOMERIJEN 1 ALGEMEEN 1 P.O.K.D. 200 M2 98.31 WASSERIJEN, STRIJKINRICHTINGEN EN STOMERIJEN 1 ALGEMEEN 2 P.O.G.D. 200 M2
s~V.
98.32 CHEMISCHE WASSERIJEN (OVERWEG.GEBR.KLEDING Ë.A. TEXTIEL 1 REINIGINGSMACHINES 1 TOTALE LAADVERMOGEN T/M 50 KG 98.32 CHEMISCHE WASSERIJEN (OVERWEG.GEBR.KLEDING E.A. TEXTIEL 1 REINIGINGSMACHINES 2 TOTALE LAADVERMOGEN TUSSEN DE 50 EN 200 KG 98.32 CHEMISCHE WASSERIJEN (OVERWEG.GEBR.KLEDING E.A. TEXTIEL 1 REINIGINGSMACHINES 3 TOTALE LAADVERMOGEN G.D. 200 KG 98.33 WASVERZENDINRICHTINGEN 1 ALGEMEEN 98.34 STOPPAGE- EN OPPERSINRICHTINGEN 1 ALGEMEEN 98.35 WASSALONS E.D. 1 ALGEMEEN 98.36 TAPIJTREINIGINGSBEDR.E.D. 1 ALGEMEEN
f~
98.51 FOTO-ATELIERS (EXCL. VOOR RECLAME EN PERS) 1 ALGEMEEN (INCL. ONTWIKKELEN VOOR EIGEN WINKELBEDRIJF 98.91.1 BEGRAFENISONDERNEMINGEN 1 ALGEMEEN 98.91.2 BEGRAAFPLAATSEN, CREMATORIA 1 BEGRAAFPLAATSEN 98.91.2 BEGRAAFPLAATSEN, CREMATORIA 2 CREMATORIA 98.92 BADHUIZEN EN SAUNABADEN 1 ALGEMEEN 98.93 D1ERENASIELSEN -PENSIONS 1 ALGEMEEN 98.99 PERSOONLIJKE DIENSTVERLENING N.E.G. 1 ALGEMEEN
18