Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk”
8 juni 2012
Ontwerp
Gemeente Lansingerland Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk”
Ontwerp
INHOUD: -
TOELICHTING PLANREGELS VERBEELDING
Identificatiecode: NL.IMRO.1621.BP0088-ONTW Werknummer: 125.302.01 Datum: 8 juni 2012
KuiperCompagnons
Gemeente Lansingerland Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling
Procedureoverzicht
Concept
datum
document
15 juli 2011
1 concept
21 november 2011
2 concept
12 december 2011
3 concept
19 december 2011
4 concept
e e e
Voorontwerp
28 december 2011
Inspraak
februari – maart 2012
Overleg
Ontwerp
Opmerkingen
e
Gereed voor bestuurlijke behandeling
8 juni 2012
Vaststelling
Projectleider gemeente: Projectleider KuiperCompagnons:
Dhr. drs. Bart Vorster Dhr. mr. Rogier Begheyn / mw. Wanne Verweij BBE
TOELICHTING
Inhoudsopgave van de toelichting DEEL A: INLEIDING 1.
Inleiding
1
1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5
Bij het plan behorende stukken Aanleiding en doel van het plan Ligging en begrenzing plangebied Voorgaande bestemmingsplannen Leeswijzer
1 1 1 2 2
DEEL B: PLANBESCHRIJVING 2.
Planbeschrijving
2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5. 2.6. 2.7. 2.8.
Historische context Functionele structuur Ruimtelijke structuur Verkeer en parkeren Openbare ruimte Bebouwingsstructuur Ruimtelijke ontwikkelingen Juridische aspecten
4 5 6 7 9 11 13 17 20
DEEL C: VERANTWOORDING 3
Beleidskader
27
3.1. 3.2. 3.3. 3.4.
Rijksbeleid Provinciaal beleid Gemeentelijk beleid Conclusie
29 30 33 37
4
Natuur en landschap
39
4.1. Kader 4.2. Onderzoek 4.3 Conclusie
39 40 41
5.
43
Water
5.1. Kader 5.2. Onderzoek 5.3. Conclusie
43 47 50
6.
51
Archeologie en cultuurhistorie
6.1. Archeologie 6.2. Cultuurhistorie
51 54
7.
Milieu
57
7.1. 7.2. 7.3. 7.4 7.5. 7.6. 7.7. 7.8.
Algemeen Bodemkwaliteit Akoestische aspecten Luchtkwaliteit Milieuzonering Externe veiligheid Overige belemmeringen Duurzaamheid
57 57 60 60 61 62 67 70
DEEL D: UITVOERBAARHEID EN PROCEDURE 8
Uitvoerbaarheid
71
8.1 Economische uitvoerbaarheid 8.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 8.3 Handhavingsaspecten
73 73 73
9
75
Procedure
9.1 Voorbereidingsfase 9.2 Ontwerpfase 9.3 Vaststellingsfase
75 75 76
Bijlagen bij de toelichting Bijlage 1: KuiperCompagnons, Gemeente Lansingerland – definitief milieuonderzoek bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk”, 12 oktober 2011 Bijlage 2: Nota Inspraak- en overlegreacties
Deel A: Inleiding
Afbeelding: ligging plangebied binnen Bleiswijk
Afbeelding: ligging plangebied luchtfoto
1.
Inleiding
1.1.
Bij het plan behorende stukken Het bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” bestaat uit bestemmingen en regels. De bestemming van de gronden (en wateren) is geometrisch bepaald1 door middel van lijnen, coderingen en arceringen. In de bestemmingen zijn regels ten aanzien van het bouwen en het gebruik opgenomen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting. In de toelichting worden de keuzes die zijn gemaakt bij het opstellen van de geometrische plaatsbepaling en de regels verantwoord en verduidelijkt. Vervolgens wordt hierin de uitvoerbaarheid van het plan aangetoond.
1.2.
Aanleiding en doel van het plan Voorliggend bestemmingsplan van de gemeente Lansingerland geeft een planologisch/juridische regeling voor het centrum van Bleiswijk. Het plan betreft een actualisatie van de voorgaande regeling. Het handhaven van de bestaande rechten vormt het uitgangpunt; ook van rechten op bouwmogelijkheden die tot op heden nog niet zijn benut. Diverse wijzigingsbevoegdheden uit het voorgaande plan zijn dan ook gecontinueerd en eerder verleende vrijstellingen zijn in het bestemmingsplan opgenomen. Er is één nieuwe wijzigingsbevoegdheid opgenomen, ten behoeve van herontwikkeling van het voormalige gemeentehuis. In het plangebied vigeert tot het moment dat dit nieuwe plan in werking treedt, het bestemmingsplan “Bleiswijk-Centrum” uit 2001. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht dat plannen die ouder zijn dan 10 jaar, moeten worden geactualiseerd. Ook zijn er in het gebied enkele vrijstellingsprocedures ex artikel 19 van de (oude) Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) gevoerd. Met het oog hierop bestaat er een behoefte aan een actualisatie. Daarnaast wordt met de vaststelling van dit nieuwe bestemmingsplan voldaan aan de digitaliserings- en standaardiseringseisen die aan bestemmingsplannen worden gesteld.
1.3.
Ligging en begrenzing plangebied Het plangebied (zie de afbeeldingen op naastgelegen pagina) betreft het centrum van de kern Bleiswijk in de gemeente Lansingerland. Het centrum van Bleiswijk vormt in feite het hoger gesitueerde dijklichaam van de omliggende polders. De begrenzing van het bestemmingsplangebied is als volgt: aan de noordzijde: de Zoutmanstraat; aan de oostzijde: de Frederik Hendrikstraat en de Wilhelminastraat; aan de zuidzijde: het Wilhelminaplein en boezemvaart; aan de westzijde: de Boezemvaart.
1
Geografische coördinaten volgens het Rijksdriehoekstelsel bepalen de ligging van een bestemming. Met gebruikmaking van de coördinaten kan exact de plaats van een object in een gebied worden bepaald.
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
1
1.4.
Voorgaande bestemmingsplannen Met voorliggend bestemmingsplan wordt het voorgaande bestemmingsplan “Bleiswijk-centrum” in het geheel vervangen. Dit plan, vastgesteld door de gemeenteraad van Bleiswijk op 13 april 2001, had als doel om de centrumfuncties te versterken en de aanwezige karakteristieke stedenbouwkundige waarden te behouden en waar mogelijk te herstellen. De bestaande rechten zijn in dit nieuwe plan zoveel als mogelijk en wenselijk gecontinueerd. Tevens zijn in het gebied de afgelopen jaren verschillende vrijstellingsprocedures gevoerd. Deze vrijstellingen zijn in het nieuwe bestemmingsplan ingepast.
1.5
Leeswijzer Deze toelichting bestaat uit vier delen. Voorliggend deel, deel A, bevat een aantal algemene en inleidende planaspecten. Hierna volgt deel B. Daarin vindt de planbeschrijving plaats en wordt tevens een toelichting gegeven op de bestemmingsmethodiek. Deel C vormt de achterliggende onderbouwing voor de keuzes die in deel B worden gemaakt ten aanzien van, onder andere, ruimtelijke ordening, natuur en landschap, water, archeologie en cultuurhistorie en milieu. In deel D, tenslotte, wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan en op het overleg- en inspraaktraject.
2
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
Deel B: Planbeschrijving Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
3
Afbeelding: topografische kaart Bleiswijk 1839-1859
4
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
2.
Planbeschrijving
2.1.
Historische context Bleiswijk is in de 12e/13e eeuw ontstaan als ontginningsbasis in het veengebied aan de westkant van de Rotte, met vooral boerderijen op de kop van de kavels. De dorpskern ontwikkelde zich waar de Kerkstraat haaks op het lint, de Dorpsstraat, staat. Na de droogmaking van het omringende gebied werd rond de kern van Bleiswijk, net als rond de andere kernen, een ringgracht aangelegd. Deze structuur bleef lange tijd ongewijzigd, tot de bevolking begin 20e eeuw begon toe te nemen als gevolg van de groei van de tuinbouw. In deze periode werden woningen gebouwd langs enkele straatjes haaks op het lint, de polder in (Van Waningstraat en De Plaats). Na 1945 werden ook insteekwegen op het lint van Bleiswijk aangelegd. Hier ontstonden tuinbouwbedrijven met kassen. In de jaren ’60 werd aan de westkant de doorgaande (provinciale) weg aangelegd, waardoor het doorgaande verkeer niet meer door de kern hoefde te rijden. Vanaf die tijd is Bleiswijk tot aan deze weg uitgebreid met vooral rijwoningen. Daarna breidde Bleiswijk zich uit naar het oosten, tot aan het groengebied de Rottemeren. De historische kern heeft zich ontwikkeld tot een gebied met lokale winkels en voorzieningen, waarvoor een aantal grootschalige gebouwen is neergezet.
1. 1765, 5. 1958
2. 1811/1832, 6. 1968,
3. 1850, 7. 1990,
4. 1897, 8. 2010
Afbeelding: ontwikkelingsgeschiedenis van Bleiswijk in kaartbeelden en luchtfoto
Op dit moment is Bleiswijk een belangrijk tuinbouwgebied. De groente- en fruitveiling ‘The Greenery’ en bloemenveiling ‘Flora-Holland’ geven Bleiswijk een centrale functie in de tuinbouw en sierteelt van West-Nederland. Het tuinbouwgebied maakt deel uit van de Greenport Westland-Oostland.
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
5
2.2.
Functionele structuur Positie binnen Lansingerland Het centrum van Bleiswijk is een van de oude dorpskernen in de gemeente Lansingerland. Bleiswijk is de kleinste van de drie kernen en kent kleinschaligere uitbreidingslocaties dan Berkel en Rodenrijs en Bergschenhoek. Zoetermeer ligt als stad op korte afstand van de kern. Enerzijds kan Bleiswijk terugvallen op Zoetermeer en andere kernen in Lansingerland, anderzijds concurreren de voorzieningen in de kern met die in Bergschenhoek en Berkel en Rodenrijs. Uitgangspunten is daarbij het behoud van de eigen dorpse kwaliteit en voorzieningenniveau. De historische kern van Bleiswijk levert door haar beperkte afmetingen een compact en overzichtelijk centrumgebied op, maar de functionele structuur van het centrumgebied wordt door de hoogteverschillen en fysieke barrières ook wel enigszins belemmerd doordat de gebruiksmogelijkheden beperkt blijven tot het gedeelte binnen de Boezemvaart. Het centrum van Bleiswijk functioneert als gemakscentrum voor de eigen inwoners. De winkelconcentratie is compact en een diversiteit van diensten en voorzieningen is aanwezig. Het centrumgebied is een gemengd gebied: het betreft de historische kern met de monumentale Hervormde Kerk, een plein en diverse voorzieningen, maar ook veel woningen. Rondom het centrumgebied, en met name aan de oostzijde, zijn na de Tweede Wereldoorlog enkele woonwijken gebouwd. Het gebied daarbuiten is voornamelijk bebouwd met kassen. Glastuinbouw Bleiswijk Bleiswijk is onderdeel van de Greenport Westland-Oostland, het grootste glastuinbouwgebied in Nederland. Aan de west- en zuidzijde van Bleiswijk bevinden zich grootschalige glastuinbouwbedrijven. In de structuurvisie van Lansingerland is de ambitie opgenomen om in de toekomst mogelijk Greenpark Bleiswijk te ontwikkelen als locatie voor overslag van glastuinbouwproducten op het spoor. Bleiswijk in het Groene Hart De bebouwing aan de oostzijde van Bleiswijk grenst aan de groene zone van de Rottemeren. Deze zone loopt in de noordelijke richting over in het Groene Hart en staat aan de zuidzijde in verbinding met verschillende groene recreatieve parken. Bleiswijk onderscheidt zich t.o.v. de andere kernen door de nabijheid van groene recreatieve parken en de nabijheid en goede verbinding met het Groene Hart. Functies in het centrum Het kernwinkelgebied ligt aan de Dorpsstraat binnen de ringgracht. Bleiswijk heeft een karakteristieke functiemenging van wonen, bedrijvigheid, winkels en voorzieningen. Dagelijkse en niet dagelijkse voorzieningen concentreren zich sterk in het centrumgebied aan de Dorpsstraat. Aan de toegangsweg van de Kerkstraat en Plaats ligt een beperkt aantal publieke functies. Alleen het gebied rondom Kranenburg maakt deel uit van het kernwinkelgebied. Het aantal voorzieningen in de kern is afgenomen. Het type functie is de laatste jaren op enkele
6
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
plekken in de kern veranderd waardoor een meer gemixte samenstelling is ontstaan. Waar in eerste instantie het noordelijk deel van de kern met name op commerciële functies gericht was en het zuidelijk deel meer op dienstverlening, is nu een mix van deze twee programma's in de gehele kern ontstaan. De maatschappelijke functies liggen met name in de tweede lijn van het lint achter de bebouwing aan de Dorpsstraat. Een uitzondering hierop vormt de bibliotheek, die ligt aan de Dorpsstraat, bij de zuidelijk entree van het kerngebied waar vanaf januari 2012 het gemeentelijk Service Punt (SPil) is gevestigd. Horeca is maar in beperkte mate aanwezig. Aan de Plaats zijn een pizzeria en een snackbar gevestigd. Bij de noordelijke entree een lunchroom en een Chinees restaurant en in het zuiden ligt een café. Ook is aan de Dorpsstraat 73 een theehuis gevestigd. Allen hebben, met uitzondering van het café, geen terras of mogelijkheid om buiten te zitten, waardoor rustpunten in de openbare ruimte ontbreken. De horeca is ten opzichte van 2005 niet verder toe- of afgenomen.
Afbeelding: functionele structuur kern Bleiswijk 2005 en 2011
2.3.
Ruimtelijke structuur Ruimtelijke structuur Bleiswijk Kenmerkend voor de gemeente Lansingerland zijn de lange historische linten. Door een aantal gemeenschappelijke kenmerken zijn ze van groot belang voor de identiteit van de gemeente. De kernen zijn het resultaat van komvorming binnen de langgerekte linten. De aaneengesloten straatbebouwing heeft van oudsher een verzorgende functie (winkels, werkplaatsen) en is voorzien van een kerk. In Bleiswijk loopt dit lint in noord-zuid richting. De historische kern van Bleiswijk ligt op het bovenland en worden sinds de droogmaking omgeven door een eigen ringgracht die nu nog voor het grootste deel intact is.
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
7
Het slotenpatroon van de droogmakerijen heeft de verkaveling en opbouw van alle ontwikkelingen buiten de kern bepaald. Deze worden gekenmerkt door geometrische vormen en lange rechte lijnen in contrast met de historische kern. De N209 begrenst het dorp aan de westzijde. Ruimtelijke structuur centrum In het centrum van Bleijswijk staan haaks op het lint van de Dorpsstraat, de Kerkstraat en de Plaats. Daar waar de straten op de Dorpsstraat uitkomen bevinden zich de pleinen van de dorpskern. Deze pleinen verschillen onderling van opzet en karakter.
Afbeelding: structuurlijnen Bleiswijk
Door de hogere ligging van het Bleiswijkse centrum ten opzichte van de omliggende gebieden is het gebied duidelijk herkenbaar. De ringgracht rondom het centrum, de Boezemvaart, is aan de westzijde uitdrukkelijker aanwezig dan aan de oostzijde; waar grote gedeeltes van het water
8
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
zijn overbouwd en daardoor vaak niet meer als zodanig herkenbaar zijn. De Boezemvaart vormt de grens met de lager gesitueerde gedeelten. De hoogteverschillen leveren, zeker aan de westzijde, karakteristieke beelden op. Het gedeelte binnen de Boezemvaart ligt als een ‘ovaal’ op de infrastructurele lijn die van oudsher wordt gevormd door de Hoefweg / Dorpsstraat / Hoekeindseweg. De doorgaande route die vroeger over de Dorpsstraat liep, is ter hoogte van het centrum van Bleiswijk in westelijke richting verlegd (N209). De Dorpsstraat is een dominante noord-zuidlijn in het gebied en op locaties waar deze wordt gekruist door dwarslijnen, zijn herkenbare ruimtelijke elementen aanwezig. Zo accentueren de kruisingen van de Boezemvaart met de lineaire structuur van de Dorpsstraat het ‘begin’ en het ‘einde’ van het centrumgebied, en fungeren ze daarmee als entrees van de primaire winkelroute. Het gaat om de kruisingen van de Dorpsstraat met de Zoutmanstraat aan de noordzijde, en de kruising met de Van Waningstraat aan de zuidzijde. 2.4.
Verkeer en parkeren Ontsluiting Bleiswijk regio en directe omgeving Bleiswijk kent vier belangrijke verbindingsassen. Op regionaal schaalniveau zorgt de N209, gelegen aan de westzijde van Bleiswijk, voor een directe verbinding naar Bergschenhoek en Rotterdam en ook richting Gouda, Zoetermeer en Den Haag via de A12. De N209 zorgt ervoor dat het centrum van Bleiswijk wordt ontzien van doorgaand verkeer.
Afbeelding: ontsluitingsstructuur en parkeren in Bleiswijk
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
9
Het historische lint van Bleiswijk, de Dorpsstraat, is aan de noord- en zuidzijde verbonden met de N209. De achterliggende wijken zijn verbonden met de Dorpsstraat door verschillende zijwegen die haaks op de hoofdstraat staan. Aangrenzende wijken zijn met het centrumgebied verbonden door ‘de Kerkstraat’ en ‘Plaats’, beide haaks op het dorpslint. De ontsluiting voor autoverkeer in het centrum vindt aan de noord- en zuidzijde plaats vanaf de Dorpsstraat. Aan de oostzijde is de Plaats de ontsluitingsweg. De Dorpsstraat wordt op korte termijn heringericht (zie ook ‘openbare ruimte’). De rijbaan wordt versmald tot 3,60 meter. Na de reconstructie vindt de ontsluiting vanuit zuidelijke richting plaats via eenrichtingsverkeer via de Dorpsstraat, tot aan het Kranenburgplein en vervolgens via de Plaats het centrum uit. De ontsluiting uit noordelijke richting vindt plaats via de Dorpsstraat tot aan het Kranenburgplein en vervolgens via de Plaats het centrum uit. Doordat de Dorpsstraat in de toekomst geen doorgaande weg meer is, zullen minder auto’s voor de route door het centrum kiezen, maar eerder voor de N209. De verder van het centrum gelegen woonwijken zijn met het centrum en N209 verbonden door een weg die aan de rand van de westelijke uitbreidingswijk loopt. Deze weg begint bij het meest zuidelijk deel van het dorpslint en eindigt aan de noordzijde van Bleiswijk. Bij de Heulslootweg aan de noordzijde kan men de N209 oprijden of afslaan richting de Hoefweg en het dorpslint van Bleiswijk. Verschillende buslijnen zorgen voor een snelle verbinding met Bergschenhoek en Zoetermeer. De vierde verbindingsas loopt aan de zuidzijde van Bleiswijk. Vanaf de afslag van de N209 loopt de Merenweg direct naar recreatiegebied Rottemeren. Een aantal woonbuurten in Bleiswijk is goed verbonden met dit recreatiegebied door een aantal verbindingswegen die haaks op deze weg lopen. Vanaf de Kooilaan loopt er een directe verbindingsweg naar overige recreatiegebieden zoals het Lage Bergse Bos en de Zevenhuizerplas. Parkeren Voorzieningen zijn bereikbaar door verschillende parkeerpleinen gelegen aan het dorpslint. Aan de zuidzijde van de Dorpsstraat ligt een eerste parkeerplaats, begrensd door een groene rand van hagen, bomen en zicht op het Boezemwater. Rondom het gemeentehuis en ook bij de Jumbo-supermarkt is een grote parkeervoorziening, omrand door bebouwing. De parkeerplaats bij Jumbo is eigen terrein van de supermarkt. De parkeerplaatsen hebben een stenige uitstraling door deze omranding met gebouwen en weinig gebruik van groen of groenelementen. Het beeld van het lint wordt op enkele plekken verstoord door plukjes langsparkeren en parkeren op eigen terrein. Ten oosten en westen van het dorpslint zijn een aantal grote parkeerplaatsen, zoals achter de C1000 en rondom de Dorpskerk. Er wordt nieuwe openbare parkeergelegenheid gecreëerd in de parkeergarage aan de Plaats. De oplevering staat gepland voor medio 2012.
10
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
Afbeelding: ontsluiting en parkeren centrumgebied Bleiswijk
2.5.
Openbare ruimte De kern van Bleiswijk bestaat voor het grootste deel uit particulier of semi-openbaar gebied. Doordat deze private gebieden ingericht zijn als tuinen heeft de kern een groene uitstraling. De openbare ruimte in de kern van Bleiswijk wordt bepaald door de Dorpsstraat, Kerkstraat, de Plaats en de ringgracht.
Afbeelding: pleinen in het centrumgebied (parkeerplaats supermarkt, Kranenburgplein, Herdenkingsplein)
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
11
In het oog springende begroeiing concerteert zich verder rondom het gemeentehuis en de Dorpsschool. De ringgracht grenst voornamelijk aan private eigendommen en is daardoor niet of nauwelijks toegankelijk. Een uitzondering hierop vormt het stukje ter hoogte van de Plaats waar het talud openbaar toegankelijk is. Dat de ringgracht niet toegankelijk is zorgt ervoor dat het water niet zichtbaar is voor bezoekers van de kern. Hierdoor is de cultuurhistorische structuur van de gracht niet goed leesbaar. Hier liggen kansen voor een kwaliteitsimpuls. Aan de Dorpsstraat zijn twee pleinen gesitueerd. Het plein op de kruising met de Kerkstraat heeft een dorps karakter en wordt omsloten door groen. De bebouwing aan het plein van één laag met een kap versterkt het dorpse karakter. Het plein op de kruising met de Plaats, het Kranenburgerplein, is stenig en heeft door de hoge bebouwingswand van vier tot vijf lagen een meer stedelijk karakter. Aan twee zijdes heeft het plein eens strakke bebouwingswand. Dit wordt echter aan het zuiden van het plein niet doorgezet doordat de bebouwing hier veel lager is. De entrees van de gebouwen aan het Kranenburgerplein liggen in dezelfde rooilijn en er vindt geen uitwisseling plaats tussen de activiteiten binnen en buiten. De overgang gebouw naar plein is daardoor abrupt, waardoor een grootschalige lege, open ruimte ontstaat.
Afbeelding: diversiteit aan pleinen en groene ruimte in centrumgebied Bleiswijk
12
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
Andere pleinen of open ruimten aan de Dorpsstraat worden ingevuld met parkeren. Doordat ze ingericht zijn als parkeerplaatsen en een andere bestrating hebben vormen ze geen onderdeel van het oude lint maar zijn het losse ruimten. Het gaat hier om de ruimte voor het gemeentehuis en de Jumbo. Een opvallend derde pleintype ligt in de tweede lijn parallel aan de Dorpsstraat. Dit semiopenbare binnenplein ligt in de luwte van de activiteit in de Dorpsstraat. De bebouwing aan de Dorpsstraat ligt op een aantal punten een aantal meter achter de rooilijn. Hier ontstaan informele semi-private pleinen die voor verschillende doeleinden afhankelijk van het programma gebruikt worden. Deze pleinen versterken het informele karakter van de kern van Bleiswijk en zorgen voor een aangename afwisseling in de bebouwingswand. Het openbaar gebied is rommelig. Verschillende soorten bestratingsmateriaal, halve oplossingen en onzorgvuldig gebruik van straatmeubilair zoals paaltjes en dranghekken, maken het gebied onaantrekkelijk. Her en der in de straat zijn kleinschalige leibomen geplaatst, maar een duidelijke bomenstructuur kent het centrumgebied niet. Dit komt met name door de beperkte ruimte tussen de twee gevelwanden van de Dorpsstraat. De gedeelten van het kernwinkelgebied en de centrumschil zijn niet van elkaar te onderscheiden qua inrichting en kleurstelling. Binnenkort wordt daarom gestart met een opknapbeurt van het Bleiswijkse centrum. De straten en singels worden opnieuw bestraat en er komen niveauverschillen voor de verschillende verkeersstromen. De rijbaan voor auto’s en fietsers komt wat dieper te liggen dan het voetpad. Langs het voetpad worden in één lijn bomen geplant, fietsnieten neergezet en lichtmasten geplaatst. De vier entrees van het centrum, de overgangen over de singels, worden meer herkenbaar door op de locaties waar dat nog niet het geval is, bruggen aan te leggen in plaats van duikers. Het water wordt daardoor beter zichtbaar en beleefbaar. 2.6.
Bebouwingsstructuur De Dorpsstraat en Kerkstraat zijn tweezijdig en vrijwel aaneengesloten bebouwd. De Dorpskerk staat schuin op de kruising van beide straten en vormt daarmee een bijzonder element qua functie, schaal en richting in de kern. De historische bebouwing in de kern staat dicht op de weg in dezelfde rooilijn met minimale verspringingen. In een aantal gevallen is hier vanaf geweken en ontstaan voorpleinen of parkeerterreinen.
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
13
Afbeelding: bebouwingsstructuur
Afbeelding: verspringende gootlijn in bestaande bebouwingswand aan de Dorpsstraat. Boven: westzijde. Onder: oostzijde
14
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
De bebouwing is individueel met grote onderlinge diversiteit. De meeste bebouwing volgt de richting van de kavelsloten, waardoor de panden met de voorgevel op de weg zijn georiënteerd. Typerend is dat er meestal pand voor pand is gebouwd door of in opdracht van de eigenaren zelf. De panden dateren uit verschillende tijden en zijn in verschillende stijlen gebouwd. De grootte en het materiaal- en kleurgebruik kan per pand verschillen. De kapvormen zijn zeer divers in vorm. De bebouwing staat afwisselend met de kopse kant of zijgevel naar de hoofdstraat georiënteerd. De hoogte van de bebouwing is overwegend twee lagen met op de bovenste verdieping een kap. Veel woningen hebben kleinschalige dakkapellen of andere toevoegingen in de vorm van erkers en balkons.
Afbeelding: Diversiteit in kapvorm, oriëntatie, kleur, materiaal en architectonische expressie.
Afbeelding: open ruimtes tussen de panden
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
15
Kenmerkend zijn de open ruimtes tussen de bebouwing, zoals informele voorpleinen en smalle de steegjes die leiden naar private achterterreinen. Het zicht is vrij diep door openheid van de steegjes die afgeschermd zijn met lage of transparante hekwerken. De bebouwing is ook met de zijgevel georiënteerd naar deze open ruimtes tussen de panden. Een aantal steegjes lopen door in een groene achtertuin, met zicht op de achterzijde van deze tuinen. De steegjes hebben een informeel karakter en vormen een zachte overgang tussen publieke en private ruimtes. De kavels aan de Dorpsstraat lopen veelal door tot aan de ringgracht en variëren in dieptemaat van 32 meter tot ruim 100 meter. Door de diepe kavels is op enkele plaatsen aan de Dorpsstraat een tweede bebouwingslinie ontstaan. Achter de voormalige Schoolmeesterswoning aan de Dorpsstraat 46 is een basisschool gevestigd. Op de Brandhorstlocatie is het project Hortus Ficus gerealiseerd waar ook achter de bebouwing aan de Dorpsstraat een tweede lijn met een rijtje woningen is gebouwd rondom een gemeenschappelijk binnenplein. Op diverse plaatsen in het oude lint heeft in de loop van de tijd vernieuwing plaatsgevonden. Over het algemeen heeft deze zich gevoegd naar de maat, schaal en het individuele karakter van de bebouwing aan de Dorpsstraat, maar er zijn ook uitzonderingen. Op enkele plekken in de Dorpsstraat heeft een aanzienlijke schaalvergroting van de bebouwing plaatsgevonden.
Afbeelding: schaalvergroting van bebouwing aan de Dorpsstraat
-
-
-
16
Aan het begin van de Dorpsstraat ligt het voormalige gemeentehuis van Bleiswijk en de aanpalende bibliotheek. Opvallend is de solitaire ligging en de teruggelegen positie ten opzichte van de weg. Het gebouw heeft een aanzienlijke bouwmassa en is in hoogte oplopend tot drie bouwlagen. Oorspronkelijk liep voor het gebouw de ringgracht. Via een lange duiker wordt het verbonden met het water langs de Hoekeindseweg. Halverwege de Dorpsstraat is ter plaatse van de aansluiting met de Plaats het winkel- en appartementencomplex Kranenburg gesitueerd rondom een groot winkelplein. Boven de winkelplint zijn over twee verdiepingen appartementen ondergebracht. Opvallend is de dakkap waarin verschillende nokhoogtes zijn aangebracht. Doordat het verspringen in de gevel per verticaal pand minimaal is en niet is doorgevoerd in de plint van het gebouw, wordt de totale gevel als een groot vlak ervaren. De grote openingen en balkons liggen in lijn met de rest van gevel waardoor het complex een massief en dominant bouwelement vormt in het overwegend dorpse straatbeeld. Enige schaalvergroting heeft ook plaatsgevonden ter plaatse van de noordelijke entree. Hier is het supermarktcomplex van Jumbo gevestigd in een grootschalig gebouw. Door eentonig materiaalgebruik en herhaling van de gevelopeningen vormt het gebouw een grootschalig geheel. De bouwhoogte van één bouwlaag met een platte afdekking versterkt de monotone uitstraling. Dit staat in contrast tot de kleinschaligheid, afwisseling in gevelopeningen, kappen en materiaalgebruik van de oorspronkelijke bebouwing aan de DorpsBestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
straat. Het gebouw van de Jumbo ligt ver achter de rooilijn van de Dorpsstraat. In de ruimte voor het gebouw ligt een groot parkeerterrein. 2.7.
Ruimtelijke ontwikkelingen Van diverse locaties in het centrumgebied is het wenselijk dat ze herontwikkeld worden. Het gaat om situaties met verouderde bebouwing waar sloop en nieuwbouw wenselijk is. Op andere locaties is het wenselijk dat de bestaande functie wijzigt. Dergelijke ontwikkelingen zijn soms al mogelijk binnen de voorgaande bestemmingsregeling (bijvoorbeeld door middel van een wijzigingsbevoegdheid), soms ook niet. In enkele gevallen heeft de afgelopen tijd reeds herontwikkeling plaatsgevonden. De Centrumvisie Bleiswijk d.d. juli 2006 gaf voor diverse ruimtelijke ontwikkelingen al een aanzet. Doel van de centrumvisie was het aangeven van harde en heldere grenzen van het centrumgebied en het geven van impulsen om het centrumgebied in functionele zin te versterken en qua uitstraling en belevingswaarde te verbeteren. Deze doelstellingen zijn nog altijd actueel. Alle (potentiële) ontwikkelingslocaties zijn ten behoeve van dit bestemmingsplan opnieuw tegen het licht gehouden. Voor enkele locaties is de planvorming momenteel voldoende uitgekristalliseerd om het in dit bestemmingsplan mee te nemen, voor sommige locaties ook niet. Hierop wordt in het navolgende ingegaan. Locatie “Plaats Noord” Voor de gronden aan de oostzijde van het plangebied, tussen de Hazenweg en de Plaats, is een vrijstellingsprocedure ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) doorlopen voor het bouwen van drie gebouwen: een (deels publieke) parkeergarage en 27 appartementen en twee gebouwen met ieder 22 appartementen. Ook omvat het plan 79 maaiveldparkeerplekken. De bebouwing is reeds gerealiseerd. Het plan wordt in juridisch-planologische zin dan ook gezien als een ‘bestaande situatie’, en is geen nieuwe ruimtelijke ontwikkeling meer. In dit bestemmingsplan wordt de nieuwe situatie bestemd. Locatie “Vluchtheuvel” Aan de Dorpsstraat 87-89 was voorheen het sociaal-cultureel centrum “Vluchtheuvel” gevestigd. In het voorgaande bestemmingsplan uit 2000 was op deze locatie reeds een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het wijzigen naar woongebied en centrumdoeleinden, maar deze wijzigingsbevoegdheid is tot op heden niet toegepast. De bebouwing is inmiddels gesloopt en het braakliggende terrein wordt gebruikt als reserveparkeerplaats. Het is de bedoeling dat hier op termijn nieuwbouw komt met woningen en diverse voorzieningen. De planvorming hiervoor is echter nog niet concreet genoeg om bij recht mee te nemen in het bestemmingsplan; er is daarom een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die in feite een voortzetting is van de ‘oude’ wijzigingsbevoegdheid. Er is dus geen sprake van een nieuwe wijzigingsbevoegdheid. De feitelijke bestemming is afgestemd op het huidige gebruik als parkeerplaats. Als de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast (burgemeester en wethouders zijn daartoe bevoegd) kunnen
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
17
Afbeelding: overzicht (potentiële) ontwikkelingslocaties
18
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
maximaal 10 woningen worden gerealiseerd en maximaal 760 m2 centrumvoorzieningen (detailhandel, dienstverlening en horeca). Locatie “Plaats Dorpsstraat” De bebouwing op de hoek van de Plaats / Dorpsstraat (adressen: Dorpsstraat 27 – 31 en Plaats 1 – 19) is verouderd. In het voorheen geldende bestemmingsplan was voor dit gebied een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om er centrumvoorzieningen en woningen te realiseren, alsook om de pleinruimte op de hoek van de Dorpsstraat / Plaats te vergroten. Er zijn wel plannen voor herontwikkeling van deze locatie, maar die zijn nog onvoldoende concreet om ze op te nemen in dit bestemmingsplan. Daarom zijn de oude rechten uit het voorgaande bestemmingsplan gecontinueerd: er is opnieuw een wijzigingsbevoegdheid opgenomen met dezelfde inhoud als de ‘oude’ wijzigingsbevoegdheid. Dit is dus geen nieuwe ruimtelijke ontwikkeling. Locatie “Gemeentehuis Bleiswijk” In het gebouw aan de Dorpsstraat 3 zetelde voorheen de voormalige gemeente Bleiswijk. Momenteel zetelt het gemeentebestuur van de nieuwe gemeente Lansingerland in Berkel en Rodenrijs. Het voormalige gemeentehuis is verouderd en er zijn plannen voor herontwikkeling, maar die zijn nog niet concreet genoeg. Het pand is daarom zo goed als conserverend bestemd (er komen iets ruimere gebruiksmogelijkheden) en er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de bouw van maximaal 11 grondgebonden woningen. Dit is de enige nieuwe wijzigingsbevoegdheid in het plan. Locatie “Hubo” Bouwmarkt Hubo is eigenlijk op een niet-wenselijke locatie gevestigd, namelijk aan Plaats 6: een locatie die te klein is voor een dergelijke voorziening en die geen grote verkeersaantrekkende werking kan opvangen. Er is echter geen concreet plan voor herontwikkeling van de locatie. De voorgaande bestemming (‘bedrijven categorie 1+2 en detailhandel in bouwmaterialen en seizoensartikelen’) is daarom goeddeels opnieuw opgenomen. Omdat de wisselwerking met het centrum gering is, is het niet wenselijk dat de detailhandelsbestemming wordt uitgebreid. Er is daarom geregeld dat detailhandel in voedings- en genotsmiddelen (food-sector) niet is toegestaan. Locatie “Brandhorst” Op deze locatie aan de Dorpsstraat (tussen nummer 61 en 73) was voorheen verouderde bebouwing aanwezig, die inmiddels is gesloopt. Er is een nieuwbouwplan ontwikkeld voor de bouw van vijf rijwoningen achter het binnenterrein en langs de Dorpsstraat centrumvoorzieningen met woningen op de verdiepingen. Voor dit bouwplan is reeds een separate procedure doorlopen, namelijk een vrijstellingsprocedure zoals mogelijk was via artikel 19 WRO. Het bouwplan is inmiddels gerealiseerd. In dit bestemmingsplan is dan ook de nieuwe situatie opgenomen; het is geen ontwikkelingslocatie meer. Locatie “Schuddebeurs” Ten zuidwesten van de kerk, op het achterterrein van Kerkstraat 6 – 12, was in het voorgaande bestemmingsplan al een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de bouw van maximaal vier vrijstaande woningen. Eén woning daarvan is al gebouwd. De wijzigingsbevoegdheid voor de
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
19
overige drie woningen is in dit nieuwe bestemmingsplan gecontinueerd. Dit is dus geen nieuwe ruimtelijke ontwikkeling. 2.8.
Juridische aspecten
2.8.1. Inleiding Vanaf 2009 is Lansingerland bezig met het project “Actualisering bestemmingsplannen” in het kader waarvan alle voor het gemeentelijk grondgebied geldende bestemmingsplannen integraal moeten worden herzien. Voorliggend bestemmingsplan is opgesteld conform de gemeentelijke standaard, met inachtneming van de bepalingen die zijn opgenomen in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro), zoals de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) en het coderingssysteem Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO). In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop de regels en verbeelding van voorliggend plan zijn opgebouwd. 2.8.2. Planmethodiek Bestemmingsmethodiek Het uitgangspunt van dit bestemmingsplan is het zoveel mogelijk handhaven van de bestaande rechten in het centrum van Bleiswijk. Voor de regeling is dan ook zoveel mogelijk de wijze van bestemmen uit het voorgaande bestemmingsplan overgenomen. Ook zijn de inmiddels verleende vrijstellingen (die in juridisch-planologische zin zijn aan te merken als bestaande situatie) opgenomen. Evenwel wordt in dit plan één nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk gemaakt, zoals al omschreven in paragraaf 2.3. Dit is het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid naar woningen op de locatie “Gemeentehuis Bleiswijk”. Bij de opzet van het plan is gekozen voor eindbestemmingen. Op basis van de bepalingen van een eindbestemming kunnen direct omgevingsvergunningen worden afgegeven, indien deze passen binnen de regels die gelden bij die bestemming. Ter plaatse van de wijzigingsbevoegdheden kunnen burgemeester en wethouders, onder voorwaarden, het plan wijzigen ten behoeve van de realisatie van de wijzigingsplannen. Daar moet dan nog wel een wijzigingsprocedure voor worden doorlopen. 2.8.3. Regels De regels bestaan uit vier hoofdstukken: Inleidende regels (hoofdstuk 1) Bestemmingsregels (hoofdstuk 2) Algemene regels (hoofdstuk 3) Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4) De regels zijn in overeenstemming met de gemeentelijke standaard. Hierna wordt een korte toelichting gegeven op de in het plan voorkomende bestemmingen.
20
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
Hoofdstuk 1 Inleidende regels In dit hoofdstuk is een aantal begrippen verklaard, dat wordt gebruikt in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel "Wijze van meten” opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden. Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels In dit hoofdstuk zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gelden. Tevens zijn, waar mogelijk, flexibiliteitsbepalingen opgenomen. Onder de bestemmingsomschrijving is aangegeven voor welke functies de gronden bestemd zijn. Voor sommige functies is een functieaanduidingen opgenomen. In de bouwregels zijn de bebouwingsmogelijkheden bepaald. Voor de (hoofd)bebouwing zijn bouwvlakken aangegeven. De bebouwing dient in principe binnen het bouwvlak gesitueerd te zijn. Hierbij geldt dat, tenzij anders is aangegeven, het bouwvlak volledig bebouwd mag worden. Hierna volgt een toelichting per artikel. Bedrijf Deze bestemming is opgenomen voor de individuele bedrijfspercelen in het plan. De voorgaande bestemming is hier gecontinueerd. Binnen de bestemming zijn de bedrijfscategorieën 1 en 2 toegestaan; relatief ‘lichte’ bedrijvigheid. Voor de Hubo is een detailhandelsaanduiding opgenomen. Enkele bedrijfspercelen hebben een wijzigingsbevoegdheid naar wonen of andere doeleinden welke beter in een centrumgebied passen. Centrum De gronden met de centrumbestemming concentreren zich langs de Dorpsstraat, ten noorden van de Plaats. Binnen deze verzamelbestemming zijn verschillende functies toegestaan: detailhandel, dienstverlening en uitsluitend op de verdiepingen wonen (woningen op de begane grond zijn specifiek aangeduid). Binnen de bestemming is het dus mogelijk om deze functies onderling uit te wisselen, waardoor de versterking van de centrumfunctie van het gebied mogelijk kan worden nagestreefd. Binnen de bestemming zijn maximale oppervlaktes aangegeven voor detailhandelsvestigingen. Dat is om te voorkomen dat er teveel schaalvergroting optreedt. De twee supermarkten hebben wel een toereikende aanduiding voor een groter oppervlak. Voor de woningen op de begane grond die feitelijk aanwezig zijn, geldt een soortgelijke erfbebouwingsregeling als voor de woningen met de bestemming “Wonen”. Ook geldt voor deze woningen de standaardregeling voor beroep en bedrijf aan huis. Bestaande horecavestigingen zijn voorzien van een functieaanduiding. Gemengd Waar de panden ten zuiden van de Plaats in het voorgaande bestemmingsplan nog allemaal een individuele bestemming hadden, zoals “Wonen”, “Detailhandel en Dienstverlening”, “Maatschappelijk”, hebben deze gronden in het voorliggende plan veelal een brede bestemming “Gemengd” gekregen. Om de leefbaarheid en het bestaansrecht van de kern van Bleiswijk zo groot mogelijk te houden, is binnen het gebied een mix van zowel commerciële functies als
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
21
van persoonlijke dienstverlening wenselijk. Hiertoe zijn aan veel panden aan de zuidzijde van het plangebied de bestemming “Gemengd” opgenomen (functies: detailhandel, persoonlijke dienstverlening en kantoren). Onder ‘persoonlijke dienstverlening’ wordt verstaan het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan personen, zoals reisbureaus, kapsalons, wasserettes. Op veel panden in het noorden van het plangebied is de bestemming “Centrum” (functies: detailhandel en dienstverlening) opgenomen. Het inhoudelijke verschil tussen de twee bestemmingen is niet zo groot. De centrumbestemming geeft aan dat hier meer de nadruk ligt op centrumvoorzieningen dan in de gemengde bestemming (waar alleen persoonlijke dienstverlening en kantoren mogelijk zijn). Binnen deze bestemming zijn verschillende functies mogelijk zoals detailhandel, persoonlijke dienstverlening, zelfstandige kantoren en op de verdiepingen wonen (woningen op de begane grond zijn specifiek aangeduid). Ook hier is onderlinge uitwisseling dus mogelijk; dit ter bevordering van de versterking van de centrumfunctie van het plangebied. Afwijkende functies zoals horecavestigingen, kinderopvang, een kinderdagverblijf en maatschappelijke voorzieningen zijn specifiek aangeduid. Het voormalige gemeentehuis heeft tevens een functieaanduiding ‘cultuur en ontspanning’ gekregen. Voor de woningen op de begane grond die feitelijk aanwezig zijn, geldt een soortgelijke erfbebouwingsregeling als voor de woningen met de bestemming “Wonen”. Ook geldt voor deze woningen de standaardregeling voor beroep en bedrijf aan huis. Groen De als “Groen” aangewezen gronden betreffen de groengebieden die behoren tot de hoofdgroenstructuur. Dit betekent dat niet elk groengebiedje op de hoek van de straat tot “Groen” is bestemd; deze kleine groengebiedjes vallen onder andere bestemmingen zoals “Verkeer” of “Water”. Binnen “Groen” zijn groenvoorzieningen mogelijk, inclusief waterpartijen, paden en openbare nutsvoorzieningen. Binnen deze bestemming zijn de bouwmogelijkheden beperkt. Kantoor Het pand aan de Kerkstraat 35 heeft een kantoorbestemming. Gezien de achteraf-ligging van het perceel ten opzichte van het centrumgebied is het niet wenselijk om hier een brede centrum- of gemengde bestemming op te nemen. Een functieaanduiding regelt dat hier tevens kinderopvang is toegestaan. Maatschappelijk De maatschappelijke bestemming is een ‘brede’ bestemming waarbinnen diverse functies mogelijk zijn. Onder andere de kerken hebben deze bestemming gekregen. Tuin De gronden die in privaat eigendom zijn en die grenzen aan openbaar toegankelijk gebied, zijn veelal voorzien van een tuinbestemming. In deze bestemming zijn zeer beperkt bouwmogelijkheden opgenomen; alleen voor erkers en toegangs- en tochtportalen. Ook zijn ongebouwde parkeervoorzieningen mogelijk. Met de tuinbestemming wordt een rustig en geordend straatbeeld nagestreefd omdat er nauwelijks bebouwd mag worden. Bij eetcafé Jofel aan de Dorpsstraat bevindt zich een terras. Dit is met een functieaanduiding aangegeven in de tuinbestemming.
22
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
Verkeer De bestemming ‘Verkeer” is opgenomen voor de gronden met een verkeersfunctie. Het betreft alle wegen in het plangebied, die allemaal een 30-km/uur regime kennen. Overal binnen de bestemming zijn parkeervoorzieningen mogelijk, maar waar een geclusterd parkeerterreintje aanwezig is, is dat voor de duidelijkheid specifiek aangeduid. In het centrumgebied van Bleiswijk moet het in beginsel mogelijk zijn om er terrassen en standplaatsen op te richten. Daarom is hiervoor een regeling opgenomen in het bestemmingsplan. Als er strijdigheid is met het bestemmingsplan, kan zo’n functie namelijk niet worden vergund. Daarom regelen de functieaanduidingen ‘terras’ en ‘detailhandel’ dat dergelijke voorzieningen desgewenst kunnen worden vergund. Hier gelden dan nog wel de algemene voorwaarden uit de APV en voor terrassen de “Nadere Regels terrassen” (vastgesteld d.d. 1 maart 2012). Toetsing hieraan geschiedt buiten het bestemmingsplan om. Dit betekent evenwel dat feitelijk niet overal ter plaatse van de genoemde aanduidingen, de beoogde functies kunnen of mogen worden opgericht. Water De waterbestemming is opgenomen voor de in het plangebied aanwezige (hoofd)watergangen; de boezemvaart. Hier mogen geen gebouwen worden opgericht. Wonen De woningen in het plan die niet vallen onder de brede centrum- of maatschappelijke bestemming, zijn voorzien van een woonbestemming. De hoofdgebouwen, oftewel de woningen zelf, mogen alleen worden gebouwd binnen een bouwvlak. Daarbuiten, op het erf, mag ook erfbebouwing worden opgericht (aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen). Bij de nieuwe gebouwen aan de Plaats / Hazenweg is ook een functieaanduiding ‘parkeergarage’ opgenomen. Deze aanduiding regelt dat hier in ieder geval gebouwde parkeervoorzieningen zijn toegestaan. De aanduiding is dus meer ter signalering opgenomen dan om concreet iets te regelen want parkeervoorzieningen zijn al toegestaan in de algemene bestemming “Wonen”. Waarde – Archeologie 1, 2 en 3 Het grootste deel van de gronden in het plangebied zijn op basis van de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart aangemerkt als gebied met hoge archeologische verwachting. Op basis van het Verdrag van Malta dienen deze gronden een planologische bescherming te worden geboden. Dit is gebeurd door het bouwen afhankelijk te stellen van een door burgemeester en wethouders te verlenen omgevingsvergunning en het opnemen van een stelsel dat ziet op het verkrijgen van een omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Voordat een omgevingsvergunning, al dan niet voor het afwijken van het bestemmingsplan, kan worden verleend, moeten de consequenties voor de archeologische waarden in kaart dienen te worden gebracht, eventueel door archeologisch onderzoek. Bij de regeling is voorzien in een advies door een terzake deskundige. Indien uit onderzoek blijkt dat er sprake is van te beschermen archeologische waarden, kunnen voorwaarden worden gesteld aan de ontwikkelingen. Indien blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn dan wel dat deze waarden goed kunnen worden gedocumenteerd kan de dubbelbestemming worden geschrapt na toepassing van een daartoe opgenomen wijzigingsbevoegdheid.
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
23
Voor ingrepen, waarbij de archeologische (verwachtings)waarden niet onevenredig worden geschaad, is geen omgevingsvergunning nodig. Hiernaast kan uit archeologisch onderzoek blijken dat voor bepaalde werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden geen onevenredige schade aan (potentiële) archeologische waarden optreed. Op basis van archeologisch onderzoek is dan voor die gevallen (door een ter zake deskundige) aangetoond dat de archeologische (verwachtings)waarden niet onevenredig worden geschaad. In het plan is onderscheid gemaakt in drie verschillende archeologische dubbelbestemmingen: “Waarde – Archeologie 1”, “Waarde – Archeologie 2” en “Waarde – Archeologie 3”. Deze dubbelbestemmingen corresponderen met de standaard-beschermingsklassen die de gemeente Lansingerland aanhoudt in haar archeologische beleidsadvieskaart. De eerste archeologische dubbelbestemming heeft het zwaarste beschermingsregime, met de kleinste oppervlakte wanneer onderzoek verplicht is. Waterstaat – Waterkering Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de gronden die een waterkerende functie hebben. Hier is de waterkerende functie primair gesteld ten opzichte van de andere, onderliggende bestemmingen. Op deze gronden is tevens de Keur van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard van toepassing. Ontwikkelingen binnen de dubbelbestemming zijn alleen toelaatbaar, als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de waterkering. Het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de onderliggende (secundaire) bestemmingen is afhankelijk gesteld van een door burgemeester en wethouders te verlenen omgevingsvergunning. Voordat met een omgevingsvergunning wordt afgeweken, wordt ten aanzien van de waterhuishoudkundige aspecten, advies ingewonnen bij het Hoogheemraadschap. Naast de bepalingen van het bestemmingsplan zal, op grond van de keurbepalingen, bij het oprichten van bebouwing dan wel het uitvoeren van een aantal werken en/of werkzaamheden ook een watervergunning van het Hoogheemraadschap nodig zijn. Hoofdstuk 3 Algemene regels In hoofdstuk 3 worden enkele algemene regels gegeven, zoals de anti-dubbeltelregel. Ook wordt de aanvullende werking van de Bouwverordening uitgesloten, behalve voor onderwerpen die met naam genoemd worden (waaronder parkeergelegenheid; er moet dus altijd worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid). Ook worden algemene gebruiksregels gegeven en wordt gesteld dat bestaande bouwwerken, die niet voldoen aan de regels in het plan, als toelaatbaar mogen worden beschouwd. Daarnaast worden enkele algemene afwijkings- en wijzigingsregels gegeven die de flexibiliteit van het plan vergroten. Tot slot worden vijf specifieke wijzigingsgebieden beschreven. Het gaat om gebiedsgerichte wijzigingen die de ontwikkelingen uit paragraaf 2.3. van deze toelichting faciliteren. Het toepassen van de wijzigingsbevoegdheden is een bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Hierbij moet een wijzigingsprocedure worden doorlopen en moet een wijzigingsplan worden opgesteld.
24
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. In de slotregel is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald. 2.8.4. Geometrische plaatsbepaling / verbeelding Voor het verbeelden van de geometrisch bepaalde bestemmingen is een GBKN-ondergrond gebruikt. Dit bestand is opgebouwd in coördinaten in het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting, of kortweg Rijksdriehoekscoördinaten (ook wel: RD-coördinaten). Dit zijn de coördinaten die in Nederland worden gebruikt als grondslag voor onder meer geografische aanduidingen, waarbij de exacte locatie van een gebied wordt vastgelegd. In het plan is met behulp van lijnen, coderingen en arceringen aan gronden (en in dit geval ook wateren) een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn met aanduidingen nadere regels aangegeven. Op een afdruk van de geometrische plaatsbepaling, de verbeelding, zijn alle bestemmingen en aanduidingen naast elkaar zichtbaar. De gegevens zijn digitaal raadpleegbaar. Via de digitale portal waarop het plan wordt gepubliceerd kan, door te klikken op een bepaalde locatie, de bijbehorende bestemmingsregeling worden opgeroepen.
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
25
26
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
Deel C: Verantwoording Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
27
28
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
3
Beleidskader
3.1.
Rijksbeleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 inwerking getreden. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte. De structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de ‘kapstok’ voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de structuurvisie schetst het rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028. De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. De SVIR is de eerste rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de SVIR richt het Rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau. Door urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening nemen de ruimtelijke verschillen toe. Vanaf 2035 groeit de bevolking niet meer. De samenstelling van de bevolking, en daarmee de samenstelling van huishoudens, verandert. Ambities tot 2040 zijn onder andere het aansluiten van woon- en werklocaties op de (kwalitatieve) vraag en het zoveel mogelijk benutten van locaties voor transformatie en herstructurering. Ook wil het rijk ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Dit moet voor zowel het landelijk als het stedelijk gebied gelden. In de SVIR is verder vastgelegd dat provincies en (samenwerkende) gemeenten verantwoordelijk zijn voor programmering van verstedelijking. (Samenwerkende) gemeenten zorgen voor (boven)lokale afstemming van woningbouwprogrammering die past binnen de provinciale kaders. Ook zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de woningbouwprogramma’s. Ter versterking van het vestigingsklimaat in de stedelijke regio’s rondom de main-, brain- en greenports geldt een gebiedsgerichte, programmatische urgentieaanpak. In krimpregio’s wordt het interbestuurlijke programma bevolkingsdaling doorgezet. Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) Het rijk legt met het besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de nationale ruimtelijke belangen juridisch vast. Enerzijds betreft het de belangen die reeds in de (ontwerp-) AMvB Ruimte uit 2009 waren opgenomen en anderzijds is het Barro aangevuld met onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden. Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken. Ter bescherming van deze belangen zijn reserveringsgebieden, begrenzingen en vrijwaringszones opgenomen. In het besluit is aangegeven op welke wijze bestemmingsplannen
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
29
Afbeelding: uitsnede functiekaart provinciale structuurvisie
Afbeelding: uitsnede kwaliteitskaart provinciale structuurvisie
30
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
voor deze gebieden moeten zijn ingericht. Indien geldende bestemmingsplannen niet voldoen aan het Barro dan moeten deze binnen drie jaar na inwerkintreding van het besluit zijn aangepast. In de loop van 2012 zal het besluit worden aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur (hoofdwegen en hoofdspoorwegen), de elektriciteitsvoorziening, de ecologische hoofdstructuur (EHS), de veiligheid van primaire waterkeringen, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer. De ladder voor duurzame verstedelijking wordt in 2012 in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) opgenomen. Het rijk zet hierbij met name in op zuinig ruimtegebruik. Met de herontwikkeling van enkele locaties binnen het bestaande gebied wordt aan dat uitgangspunt voldaan. Woonvisie Op 1 juli 2011 is de Woonvisie bekend gemaakt. Deze visie volgt de 'Nota wonen; Mensen, Wensen, Wonen' uit 2002 op. De beleidsagenda van de Woonvisie volgt kort gezegd drie hoofdlijnen: • verbeteren van de aansluiting tussen vraag en aanbod op huur- en koopmarkt; • het verbeteren van de condities voor investeringen op de woningmarkt; • het verbeteren van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving in dorpen en steden. De Woonvisie bevat verschillen over de provinciale rol ten opzichte van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De minister heeft daarop aangegeven dat de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) het leidende document is. De SVIR als leidend document betekent dat, anders dan in de Woonvisie, de provincies vooraf sturen op woningbouwprogrammering omdat zij een integrale ruimtelijke afweging kunnen maken. Daarnaast zijn er in de Woonvisie rijksdoelstellingen benoemd, die niet als zodanig terugkomen in de SVIR. Concreet voor kernen als Centrum Bleiswijk zijn geen doelen benoemd. 3.2.
Provinciaal beleid Provinciale structuurvisie; Visie op Zuid-Holland, ontwikkelen met schaarse ruimte Op basis van de Wro moeten gemeenten, provincies en rijk hun beleid neerleggen in één of meer structuurvisies. Het provinciebestuur van Zuid-Holland heeft ervoor gekozen één integrale ruimtelijke structuurvisie voor Zuid-Holland te ontwikkelen. Provinciale Staten stelden op 2 juli 2010 de provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte (de realisatie van de structuurvisie, zie ook hierna) en de Uitvoeringsagenda definitief vast. Vanaf dat moment gelden de Streekplannen, inclusief eventuele partiële herzieningen, en de Nota Regels voor Ruimte niet langer als vigerend beleids- en toetsingskader. Bij de vaststelling is evenwel geconstateerd dat het voor een aantal onderwerpen en dossiers nog niet mogelijk was een passende oplossing op te nemen. Daarom is een eerste herziening van de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte opgesteld welke op 23 februari 2011 werd vastgesteld door Provinciale Staten.
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
31
De structuurvisie bevat het ruimtelijk beleid tot 2020 met een doorkijk naar 2040. Het accent ligt op sturing vooraf en sturing op kwaliteit. Het beleid gaat in op verschillende provinciale belangen. Van belang voor het plan is de bundeling van verstedelijking, infrastructuur, voorzieningen en economische activiteiten gericht op concentratie en functieafstemming. Verder dient kansrijke en innovatieve binnenstedelijke verdichting plaats te vinden. Ook is de opvang van de bevolkingsgroei in regionale, goed ontsloten kernen en daartoe aangewezen relatief verstedelijkte zones belangrijk. De kleinschalige ontwikkelingen in Bleijswijk Centrum komen aan dit uitgangspunt tegemoet. Het plangebied is op de functiekaart van de provinciale structuurvisie aangewezen als ‘stadsen dorpsgebied’ (“Aaneengesloten bebouwd gebied, waarin de functies wonen, werken en voorzieningen gemengd en gescheiden voorkomen”) en op de kwaliteitskaart als ‘dorpskern’ (“Kleinschalig stads- en dorpsgebied, omgeven door landelijk gebied en niet gekoppeld aan het Zuidvleugelnet”). De boezem aan de westzijde is tevens voorzien van de aanduiding ‘kreek, vaart en wetering’ (“Waterlopen in het landelijk gebied met landschappelijke en/of cultuurhistorische waarde”). Het bestemmingsplan past binnen deze aanduidingen. De eerste herziening van de structuurvisie heeft geen betrekking op gronden binnen het onderhavige bestemmingsplangebied. Evenmin heeft de ontwerp-actualisering 2011 betrekking op het centrum van Bleiswijk. Provinciale Verordening Ruimte; ontwikkelen met schaarse ruimte Om het provinciale ruimtelijke belang, zoals beschreven in de provinciale structuurvisie, te kunnen uitvoeren is, onder meer, de provinciale verordening opgesteld. In de provinciale verordening (vastgesteld op 2 juli 2010) zijn de zaken die generiek van aard zijn (relevant voor alle gemeenten of een bepaalde groep gemeenten) en in eerste instantie vooral een werend of beperkend karakter hebben vastgelegd. De provincie acht de borging hiervan van groot belang. Tevens zijn de nationale belangen zoals vastgelegd in de AMvB Ruimte ook in de provinciale verordening opgenomen ten behoeve van een doorwerking in de gemeentelijke bestemmingsplannen. Tot slot zijn in de verordening regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en de inhoud van de toelichting van bestemmingsplannen. De verordening heeft slechts betrekking op een beperkt aantal onderwerpen. Bij het opstellen van bestemmingsplannen dient daarom ook rekening te worden gehouden met ander provinciaal beleid. Bovendien moet worden voldaan aan de overige wet- en regelgeving. Centrum Bleiswijk is gelegen binnen de bebouwingscontouren van Bleiswijk (kaart 1 van de verordening). Kleinschalige ontwikkeling c.q. herstructurering is hierbinnen mogelijk. Kaart 8 geeft aan dat de boezemwateren ten oosten en ten westen van het centrumgebied een regionale waterkerende functie hebben. Deze waterkeringen worden door dit bestemmingsplan niet gewijzigd en/of in hun beschermingsstatus aangetast. Voor het overige heeft het bestemmingsplangebied geen aanduidingen op de verschillende kaarten uit de verordening.
32
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
De eerste herziening van de verordening heeft geen betrekking op gronden binnen het onderhavige bestemmingsplangebied. Evenmin heeft de ontwerp-actualisering 2011 betrekking op het centrum van Bleiswijk. Provinciale woonvisie In de Woonvisie Zuid-Holland 2005-2014, met de titel 'Samenhang en Samenspel', stelt de provincie Zuid-Holland het streven centraal dat alle bevolkingsgroepen kunnen beschikken over passende woningen. In de visie was in eerste instantie een groot aantal nieuw te realiseren woningen genoemd. De woningbehoefte is als gevolg van economische en sociaal maatschappelijke ontwikkelingen (individualisering, gezinsverdunning, vergrijzing, vluchtelingenbeleid) echter aan verandering onderhevig. Dit is voor de provincie Zuid-Holland aanleiding om de Woonvisie 2005 - 2014 te vernieuwen. Met de Ontwerp-woonvisie 2011-2020 wordt een basis gevormd voor nieuwe afspraken op provinciaal en (inter)regionaal niveau. In het woningbouwprogramma wordt rekening gehouden met groei in de stad en op langer termijn met krimp in landelijke gebieden. De belangrijkste prioriteit voor bestaande stedelijke gebieden zoals Centrum Bleiswijk ligt vooralsnog bij het bouwen voor ouderen en starters op de woningmarkt. Daarnaast is er het streven om stedelijke woonmilieus meer te differentiëren. Het bestemmingsplan legt geen beperkingen op aan bepaalde woonmilieus, zodat het plan dit beleidsuitgangspunt niet in de weg staat. 3.3.
Gemeentelijk beleid Structuurvisie Lansingerland 2025 Op 18 februari 2010 heeft de gemeenteraad van Lansingerland de Structuurvisie 2025 vastgesteld. De structuurvisie geeft de gewenste ruimtelijke ontwikkeling tot 2025 en een doorkijk naar de lange termijn. Bij de structuurvisie hoort een uitvoeringsprogramma waarin wordt aangegeven op welke wijze de beoogde ontwikkelingsprojecten tot realisatie kunnen komen. Veel van de ontwikkelingen tot 2025 komen voort uit bestaand beleid, waaronder de Toekomstvisie 2040 en de Centrumvisie Bleiswijk 2006 – 2015 (zie ook hierna). Voor een belangrijk deel ligt de ruimtelijke structuur van Lansingerland dan ook al vast. Een van de hoofddoelen binnen Lansingerland is het verkrijgen en houden van een aantrekkelijk suburbaan woonmilieu. Beheer en kwaliteitsverbetering van het suburbane woon- en leefklimaat in de bestaande woongebieden staat voorop. De karakteristieke dorpssfeer van Bleiswijk moet daarbij wel behouden blijven. Waar mogelijk moeten kansen worden benut om (milieu)hinderlijke bedrijven en functies uit de kernen te plaatsen. Bij nieuwe woningbouwlocaties moet worden vastgehouden aan een woningbouwprogramma dat past bij de woningbehoefte op de langere termijn. Het in stand houden en versterken van het voorzieningenniveau in de bestaande winkelcentra van de dorpen is het uitgangspunt. Aandachtspunt daarbij is het behoud van het cultuurhistorisch waardevolle karakter van de oude dorpskernen en linten. Het beleid is gericht op concentratie van detailhandel en horeca in de bestaande dorpscentra om de bestaande structuur te versterken. Ingezet wordt op de versterking van Bleiswijk als winkelcentrum voor dagelijkse boodschappen.
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
33
Afbeelding: uitsnede structuurvisiekaart Lansingerland 2025
Op dit moment zit een aantal niet-commerciële voorzieningen verspreid in de kernen. De gemeente wil kleinschalige voorzieningen concentreren in wijken en daarnaast de realisatie van een aantal communitycenters binnen Lansingerland bewerkstelligen. Het gehele stedelijk gebied is zoekgebied, zo ook het centrumgebied van Bleiswijk. Dit is echter nog niet concreet genoeg om hiervoor een regeling op te nemen in dit bestemmingsplan. In de structuurvisie wordt voor Centrum Bleiswijk aangegeven dat de komende jaren een aantal woningbouwlocaties wordt afgerond. De locaties die ook in dit bestemmingsplan zijn opgenomen, zoals Brandhorst, de Vluchtheuvel en Plaats Noord. Het bestemmingsplan past daarmee binnen het kader van de structuurvisie Lansingerland 2025. Centrumvisie Bleiswijk 2006 – 2015 In de Centrumvisie Bleiswijk 2006 – 2015 wordt een programma van eisen gegeven dat concreet wordt in de vertaling naar een ontwikkelingsvisie. Voor het kernwinkelgebied en centrumschil van Bleiswijk is aangegeven op welke plekken ontwikkelingen ondersteund of afgeremd dienen te worden. Daarbij is een aantal ontwikkelingen opgenomen waar vragen bij kunnen worden gesteld die betrekking hebben op de (financiële en maatschappelijke) haalbaarheid op de korte termijn. Tegen deze achtergrond was het wenselijk de Centrumvisie als basis te nemen bij de verdere uitwerking van het centrumgebied voor de langere termijn. Economische visie 2011-2016 De economische visie van de gemeente Lansingerland geeft richting aan het economisch beleid voor de periode 2011-2016. In de visie worden de verschillende economische beleidsterreinen bijeengebracht zodat een overkoepelend economisch beleid ontstaat. De economische visie bestrijkt in de basis de gewenste ontwikkelingen op het gebied van samenwerking, bedrijventerreinen (bestaand en nieuw), glastuinbouw, de winkelcentra en recreatie en leisure.
34
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
Het behoud van de levendigheid, de aantrekkingskracht en de charme van de drie dorpskernen in Lansingerland, waaronder Bleiswijk, staat hoog in het vaandel. Het centrum van Bleiswijk wordt gekwalificeerd als lokaal verzorgend centrum met een winkelaanbod vooral in de dagelijkse branche en enig overig aanbod (niet-dagelijks en horeca). Concreet wordt gesteld dat de centrumfunctie van Bleiswijk waar mogelijk versterkt moet worden en dat de Dorpsstraat heringericht wordt. Dat laatste gebeurt reeds. In dit bestemmingsplan is, in navolging van het voorgaande bestemmingsplan, voor bepaalde delen een brede centrumbestemming opgenomen waarbinnen diverse functies mogelijk zijn. De boogde versterking van de centrumfunctie is dan ook deels mogelijk binnen het bestemmingsplan. Woonvisie 2009 – 2013 In december 2009 heeft de gemeenteraad van Lansingerland de woonvisie 2009 - 2013 vastgesteld, getiteld ‘Samen bouwen aan een groen en duurzaam Lansingerland’. Hoofddoel van Lansingerland is de aantrekkelijke mix van de drie kernen voor de toekomst veilig te stellen. Deze missie is vertaald naar drie beleidsdoelen: het vergroten van keuzevrijheid en een gevarieerd woningaanbod; het bieden van gevarieerde en veilige woonmilieus en het versterken van een duurzame woon- en leefomgeving. Binnen het doel ‘vergroten van de keuzevrijheid en een gevarieerd woningaanbod’ is het de bedoeling extra aandacht te creëren voor ouderen, (koop)starters, huishoudens met een laag inkomen en bijzondere doelgroepen. Enkele relevante uitvoeringsmaatregelen zijn het laten voldoen van zoveel mogelijk nieuwe woningen aan de WoonKeur en het aangeven in nieuwe bestemmingsplannen met woningbouwlocaties hoeveel sociale huur- en/of koopwoningen en/of kavels voor particulier opdrachtgeverschap bedoeld zijn. In dit bestemmingsplan worden op enkele locaties mogelijkheden voor nieuwe woningbouw geboden. Daarbij is aangegeven dat er een minimumpercentage sociale woningbouw geldt. Binnen het doel ‘bieden van gevarieerde en veilige woonmilieus’ is het de bedoeling om levensloopbestendige, leefbare, veilige, bereikbare en groene woonmilieus te realiseren. Er moeten woonservicezones worden gerealiseerd en bij de uitwerking van bouwplannen binnen de bebouwde om moet ervoor worden gezorgd dat de openbare ruimte is afgestemd op het gebruik door ouderen en dat wordt voldaan aan de veiligheidseisen. De ingezette verbetering van de bereikbaarheid van bushaltes en versterking van het OV moet worden voortgezet en er moet worden geïnventariseerd in welke wijken zich parkeerproblemen voordoen. Er moet wijkgericht worden gewerkt en er moet worden gedefinieerd aan welke groeneisen nieuwe woningbouwplannen moeten voldoen. Dergelijke uitvoeringsmaatregelen worden niet geregeld in het voorliggende bestemmingsplan. Binnen het doel ‘versterken van een duurzame woon- en leefomgeving’ gaat het om energiebesparing en meer speelvoorzieningen. In het voorliggende bestemmingsplan worden ruime mogelijkheden geboden aan speelvoorzieningen. Mobiliteitsplan “Lansingerland beweegt” In het Mobiliteitsplan “Lansingerland beweegt” (vastgesteld op 28 mei 2009) wordt een visie gegeven op de aspecten verkeer en vervoer binnen de gemeente in de periode 2008 - 2020. Ook een maatregelenpakket maakt deel uit van het mobiliteitsplan. De belangrijkste onderwerpen voor de kern van Bleiswijk zijn:
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
35
OV verbeteren: tussen de drie kernen, naar NS-station Zoetermeer en naar Rotterdam; Dorpsstraat (centrum) duurzaam veilig inrichten. De lokale ringstructuur in Bleiswijk bestaat uit de Jan v/d Heijdenstraat, Edisonlaan en Heulslootweg. De N209 dient als centrale as, waarvan de doorstroming, oversteekbaarheid en leefbaarheidseffecten maatregelen behoeven. De gemeente zet in op een hoogwaardig en fijnmazig, goed bewegwijzerd netwerk van sociaal veilige, directe fietsroutes met zo min mogelijk conflictpunten. Daarbij dient dit netwerk te worden voorzien van sociaal en diefstalveilige stallingen en dient het zo goed mogelijk aan te takken op het recreatieve knooppuntennetwerk. Handboek Bestemmingsplannen Voor bestemmingsplannen wordt in Lansingerland altijd hetzelfde traject doorlopen en wordt gewerkt met een standaard opbouw en opzet. Daartoe is een Handboek Bestemmingsplannen opgesteld. Het handboek is geen statisch document. Er kunnen wijzigingen zijn in de wetgeving die de procedure veranderen. Ook kunnen er wijzigingen zijn binnen de gemeentelijke organisatie. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de meest recente versie van het Handboek Bestemmingsplannen. Bomenverordening 2012 Bij besluit van 26 april 2012 heeft de gemeenteraad de “Bomenverordening Lansingerland 2012” vastgesteld. Met de vaststelling van deze verordening zijn de betreffende artikelen in de APV vervallen. De verordening regelt voor bijzondere bomen en ander houtopstanden een specifiek beschermingsregime door middel van een ontheffing en een kapvergunning. De bijzondere bomen en andere houtopstanden worden door middel van een lijst aangewezen. Naast de lijst behoort bij de verordening een vijftal kaarten met hierop aangegeven zogenoemde beschermenswaardige bomen. De bomenverordening voorziet in eigen beschermingsregime. Het is niet de bedoeling dat ook in bestemmingsplannen maatregelen getroffen worden gericht op de instandhouding van waardevolle houtopstanden. Wel wordt in de toelichting van het bestemmingsplan de bomenverordening genoemd zodat het instrument zoveel mogelijk onder de aandacht wordt gebracht. De lijsten en kaarten met beschermenswaardige en waardevolle houtopstanden worden voortdurend geactualiseerd. Het is vanuit oogpunt van volledigheid niet wenselijk om de betreffende houtopstanden in het onderhavige plangebied specifiek aan te duiden. Volstaan wordt daarom met een verwijzing naar de verordening. Nadere regels terrassen In de gemeente Lansingerland is in maart 2012 een regeling ‘Nadere Regels terrassen’ vastgesteld. Het betreft uitvoeringsregels voor het (al dan niet) oprichten van terrassen. Maar primair is het alleen mogelijk om terrassen op te richten als de bestemming in het betreffende bestemmingsplan dat toelaat. In bestemmingsplannen moet dan ook een afweging worden gemaakt waar wel en waar geen terrassen kunnen worden toegestaan. De nadere uitwerking daarvan wordt dan geregeld door de ‘Nadere Regels terrassen’. In het bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” is de functieaanduiding ‘terras’ opgenomen binnen de verkeersbestemming op centrale plekken in het plangebied, waarvan de gemeente vindt dat
36
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
het goed mogelijk en/of wenselijk zou kunnen zijn om hier een terras op te richten. Terrassen kunnen bijdragen aan de kwaliteit, de levendigheid en het voorzieningenniveau van Bleiswijk. Uiteraard is het belangrijk dat niet te pas en te onpas zomaar overal terrassen worden gesitueerd. Daarom is het ook niet zo dat op basis van de aanduiding ‘terras’ zomaar overal terrassen zullen worden vergund. In dit kader gelden de ‘Nadere Regels terrassen’. In de nadere regels zijn de volgende ruimtelijk relevante zaken opgenomen: a. b. c. d.
locatie terras; maximale afmetingen terras; veiligheidseisen; gebruikstijden.
Doordat de ‘Nadere Regels terrassen’ bovenop het bestemmingsplan gelden, wordt hiermee nog een onderverdeling gemaakt in waar wel, en waar geen terrassen mogen komen. 3.4.
Conclusie Met de kleinschalige herontwikkelingsplannen voor het centrum van Bleiswijk wordt tegemoet gekomen aan de nationale en provinciale opgave om aan groene woonwensen tegemoet te komen en bovendien om zuinig ruimtegebruik toe te passen. Voldaan wordt aan de eerste stap uit de SER-ladder. Voor zover dat mogelijk is, worden in dit bestemmingsplan mogelijkheden geboden voor de versterking van de centrumfunctie van het gebied. Dit gebeurt onder meer door een bredere bestemming op te nemen waarbinnen de uitwisseling van functies mogelijk is. Het bestemmingsplan past, resumerend, binnen het beleidskader.
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
37
38
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
4
Natuur en landschap
4.1.
Kader Soortenbescherming De Flora- en faunawet (hierna: Ffw) heeft als doel de bescherming van alle in het wild levende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën. Van deze soortgroepen zijn alleen Huismuis, Bruine en Zwarte rat niet beschermd. Van de vissen, ongewervelde dieren (zoals vlinders, libellen en sprinkhanen) en planten zijn alleen de in de wet genoemde soorten beschermd. De Ffw gaat uit van het “nee, tenzij”-principe. Dit betekent dat alleen onder bepaalde (zeer stringente) voorwaarden een inbreuk mag worden gemaakt op de bescherming van soorten en hun leefomgeving. Daarnaast beschermt de wet niet alleen soorten in het algemeen, maar ook individuen van soorten. Voor ruimtelijke ingrepen die gevolgen hebben voor een beschermde soort en/of zijn leefgebied moet een ontheffing op grond van de Ffw worden aangevraagd. Voor een aantal soorten geldt daarenboven het beschermingsregime van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Voor werkzaamheden die uit een bestemmingsplan voortvloeien dient voor de start van die werkzaamheden ontheffing te worden aangevraagd indien beschermde soorten voorkomen. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient duidelijk te zijn of en in hoeverre een ontheffing kan worden verkregen. De wettelijk beschermde soorten zijn ingedeeld in de volgende vier categorieën. Meer algemene soorten (tabel 1 Ffw): voor deze soorten is een algemene vrijstellingsregeling van kracht in geval van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling. Andere, niet algemeen voorkomende soorten (tabel 2 Ffw), met uitzondering van beschermde inheemse vogels: ontheffing is alleen mogelijk indien geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Er is echter geen ontheffing nodig indien gewerkt wordt volgens een gedragscode. Deze code dient door een sector of ondernemer zelf opgesteld te worden en dient vervolgens goedgekeurd te zijn door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Strikt beschermde soorten (tabel 3 Ffw): voor deze soorten dient in geval van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling altijd ontheffing te worden aangevraagd van de Ffw. Ontheffing wordt alleen verleend indien er geen alternatief is en geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Voor soorten in tabel 3 die ook op Bijlage IV van de Habitatrichtlijn (HR) voorkomen, wordt ontheffing echter alleen nog maar verleend indien er daarnaast een dwingende reden van groot openbaar belang is; dit is het gevolg van een uitspraak van de Raad van State in augustus 20092. Beschermde inheemse vogels: deze vallen onder de Europese Vogelrichtlijn (VR). Ruimtelijke inrichting of ontwikkeling en dwingende redenen van groot openbaar belang zijn volgens rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
2
Zie ABRS 21 januari 2009, zaak nr. 200802863/1
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
39
(ABRS) 3 geen reden om ontheffing te verlenen. Ontheffing is uitsluitend toegestaan op basis van de ontheffingsgronden die in de VR zijn genoemd. Overigens is het, indien geen ontheffing nodig is, volgens de huidige interpretatie van de wet wel verplicht rekening te houden met het broedseizoen van vogels. Voor sommige vogelsoorten met vaste verblijfplaatsen geldt dat deze vaste verblijfplaatsen en het essentiële leefgebied jaarrond beschermd zijn. Overigens geldt voor alle in het wild levende planten- en diersoorten de zogenaamde zorgplicht. Dit houdt in dat “voldoende zorg” in acht moet worden genomen voor alle planten en dieren en hun leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij ruimtelijke ontwikkeling gezorgd moet worden dat dieren niet gedood worden en dat planten verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren. Gebiedsbescherming LNV heeft in 1990 de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) geïntroduceerd. De EHS bestaat uit een netwerk van natuurgebieden. Het doel van de EHS is de instandhouding en ontwikkeling van deze natuurgebieden om daarmee een groot aantal soorten en ecosystemen te laten voortbestaan. Bescherming van (natuur)gebieden heeft daarnaast ook plaats middels de Natuurbeschermingswet. Daaronder vallen de volgende typen gebieden: Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden); Beschermde Natuurmonumenten; Wetlands. Binnen beschermde natuurgebieden gelden (strenge) restricties voor ruimtelijke ontwikkelingen. Voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor de beschermde natuur geldt een vergunningplicht. 4.2.
Onderzoek
4.2.1 Soortenbescherming De Toets Ffw start met een globaal onderzoek (quick scan), waarin gekeken wordt of er een reële kans is op het al dan niet voorkomen van beschermde soorten in of net buiten het plangebied. Indien blijkt dat die kans aanwezig is, zal een uitgebreid veldonderzoek moeten plaatshebben op het moment dat er kans is op (negatieve) effecten op de mogelijk aanwezige beschermde soorten als gevolg van werkzaamheden die voortvloeien uit het plan. Als daarbij wordt aangetoond dat inderdaad beschermde soorten aanwezig zijn, zal een effectenstudie moeten worden gedaan. Indien daaruit blijkt dat er handelingen gaan plaatshebben die nadelige gevolgen hebben voor de aanwezige beschermde soorten, is mogelijk een aanvraag / ontheffing ex artikel 75 van de Ffw aan de orde. Daarbij moet in beeld worden gebracht hoe de voorgenomen werkzaamheden zodanig worden aangepast dat dergelijke gevolgen niet of in mindere mate zullen optreden.
3
zie ABRS 13 mei 2009, zaak nr. 200802624/1
40
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
Ten behoeve van de quick scan naar het voorkomen van beschermde soorten is een bureauonderzoek uitgevoerd, waarvan de resultaten integraal in dit hoofdstuk zijn opgenomen. Aan de hand van verspreidingsgegevens (internet, inventarisatieatlassen) en habitateisen van beschermde flora en fauna, in combinatie met terreinkenmerken en de ligging van het plangebied in zijn omgeving, is een inschatting (expert judgement) gemaakt van het voorkomen van beschermde soorten. In het plangebied komen waarschijnlijk enkele algemeen voorkomende beschermde soorten voor (tabel 1 Ffw), waarbij het kan gaan om soorten zoals Zwanenbloem, Huisspitsmuis, Egel, Mol, Bosmuis, Gewone pad, Bruine kikker en/of Middelste groene kikker. Er is daarnaast kans op het voorkomen van juridisch zwaarder beschermde soorten in het plangebied. Het kan daarbij gaan om Kleine modderkruiper (tabel 2 Ffw), Bittervoorn (tabel 3 Ffw) en/of verschillende soorten vleermuizen (alle tabel 3 Ffw / Bijlage IV HR). Waarschijnlijk zijn jachtgebieden aanwezig van vleermuizen zoals Gewone dwergvleermuis en Laatvlieger en daarnaast mogelijk vliegroutes en vaste verblijfplaatsen (in bomen en/of gebouwen). Naar alle waarschijnlijkheid komen in het plangebied ook broedvogels voor. Vaste verblijfplaatsen van een beperkt aantal vogelsoorten is jaarrond beschermd; in het plangebied zou het kunnen gaan om vaste verblijfplaatsen van Gierzwaluw en Huismus. Andere juridisch zwaarder beschermde soorten (tabellen 2 en 3 Ffw / Bijlage IV HR) zijn niet te verwachten in het plangebied. 4.2.2 Gebiedsbescherming Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de EHS. Het plangebied is evenmin onderdeel van een gebied dat onder de Natuurbeschermingswet 1998 valt. Ook in de directe omgeving zijn dergelijke gebieden niet aanwezig. 4.3
Conclusie
4.3.1 Soortenbescherming In het plangebied komt waarschijnlijk een aantal door de Ffw beschermde soorten voor. Het betreft waarschijnlijk vooral algemene beschermde soorten (tabel 1 Ffw). Voor deze soorten geldt echter een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling. Wel is de zorgplicht van toepassing op deze (en alle andere in het wild levende) planten- en diersoorten. In het plangebied komen waarschijnlijk vogels tot broeden. Voor alle inheemse vogelsoorten (dus ook die soorten die geen jaarrond beschermde vaste verblijfplaatsen hebben) geldt dat ze zijn beschermd door de Ffw en dat rekening dient te worden gehouden met het broedseizoen. Er mag derhalve in geval van ruimtelijke ontwikkeling niet met verstorende werkzaamheden worden begonnen in het broedseizoen, dat ongeveer van half maart tot half juli loopt (soortspecifiek), tenzij door een deskundige is vastgesteld dat op dat moment ter plaatse van de werkzaamheden geen vogels broeden. Daarnaast bestaat de kans dat in het plangebied enkele andere juridisch zwaarder beschermde soort(groep)en voorkomen (tabellen 2 en 3 Ffw / Bijlage IV HR): Kleine modderkruiper, Bittervoorn en/of verschillende soorten vleermuizen (waarschijnlijk Gewone dwergvleermuis en Laatvlieger, maar mogelijk ook andere soorten). Tenslotte komen in het plangebied zeer
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
41
waarschijnlijk vogels tot broeden. Alle inheemse vogels zijn beschermd door de Ffw. Mogelijk komen ook jaarrond beschermde vaste verblijfplaatsen voor van Gierzwaluw en/of Huismus. Andere juridisch zwaarder beschermde soorten (tabellen 2 en 3 Ffw / Bijlage IV HR) zijn niet te verwachten in het plangebied. Aangezien onderhavig plan hoofdzakelijk conserverend is, vloeien er geen werkzaamheden uit voort die tot een overtreding van de Ffw zouden kunnen leiden. In geval bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen water wordt gedempt of vergraven, dient vooraf door een deskundige nader onderzoek in het veld te worden verricht naar de aanwezigheid van Kleine modderkruiper en Bittervoorn. Indien bebouwing wordt gesloopt of verbouwd, dient vooraf een veldonderzoek plaats te hebben naar de aanwezigheid van vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. Dit onderzoek dient te bestaan uit ongeveer vijf nachtelijke terreinbezoeken in de periode mei/juni tot en met eind augustus/september, conform het zogenaamde vleermuisprotocol. Een dergelijk onderzoek dient ook plaats te hebben indien bomen met spleten/holtes worden gekapt. Ook dit onderzoek dient te worden uitgevoerd door een deskundige. Indien bebouwing wordt gesloopt of verbouwd, dient tevens vooraf in het veld onderzocht te worden of vaste verblijfplaatsen aanwezig zijn van Huismus. Als de betreffende bebouwing dakpannen heeft, dient ook onderzoek gedaan te worden naar het voorkomen van vaste verblijfplaatsen van Gierzwaluw. Dergelijk onderzoek dient te worden uitgevoerd in de periode half mei tot en met eind juni, eveneens door een deskundige. 4.3.2 Gebiedsbescherming Daar het plangebied geen onderdeel uitmaakt van de EHS, is een zogenaamde Planologische Natuurtoets niet aan de orde. Omdat het plangebied evenmin onderdeel is van een gebied dat onder de Natuurbeschermingswet 1998 valt en ook in de directe omgeving dergelijke gebieden niet aanwezig zijn, is een Habitattoets niet aan de orde.
42
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
5.
Water
5.1.
Kader Er is een groot aantal beleidsstukken dat betrekking heeft op de waterhuishouding. Hieronder wordt één en ander uiteengezet.
5.1.1. Europees en rijksbeleid Nationaal Waterplan Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en is opgesteld voor de planperiode 2009 - 2015. Het Nationaal Waterplan is in december 2009 door de ministerraad vastgesteld. Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Het rijk streeft naar een duurzaam en klimaatbestendig waterbeheer en heeft de ambitie om de komende decennia te investeren in bescherming tegen overstromingen en in de zoetwatervoorziening. Voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem is het van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op de korte en de lange termijn. Om een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem te bereiken moet het water meer bepalend zijn bij de besluitvorming over grote ruimtelijke opgaven dan voorheen. De mate van bepalendheid wordt afhankelijk gesteld van, onder meer, de omvang en de aard van de ingrepen, bestaande functies, nieuwe andere ruimteclaims en de bodemgesteldheid van een gebied. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Het Nationaal Waterplan vervangt daarmee op onderdelen het beleid uit de Nota Ruimte. Specifiek gaat het over de gebieden die deel uitmaken van de ruimtelijke hoofdstructuur, het IJsselmeer, de Noordzee en de rivieren. Hiervoor geldt de AMvB Ruimte. Ook de bescherming van vitale functies en kwetsbare objecten is een onderwerp van nationaal belang. Hiervoor wordt een afzonderlijke AMvB opgesteld. Waterwet In de Waterwet (2009) zijn acht oude waterwetten samengebracht. De Waterwet regelt het beheer van de waterkeringen, het oppervlaktewater en het grondwater, verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening en zorgt voor een eenduidige bestuurlijke procedure en daarbij behorende rechtsbescherming voor besluiten. De Waterwet dient als paraplu om de KRW te implementeren en geeft ruimte voor implementatie van toekomstige Europese richtlijnen. De waterschappen krijgen een nieuwe bevoegdheid voor het verlenen van vergunningen voor grondwateronttrekkingen, bemalingen en infiltraties, met uitzondering van onttrekkingen voor drinkwater, koude- en warmteopslag en grote industriële onttrekkingen van meer dan 150.000
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
43
m3/jaar. Gemeenten krijgen verdergaande taken en bevoegdheden in het kader van de zorgplicht voor het inzamelen van afvalwater in de riolering en voor hemelwater en grondwater. Nationaal Bestuursakkoord Water In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is het kabinetsstandpunt over het waterbeleid in de 21e eeuw vastgelegd. De hoofddoelstellingen zijn: het waarborgen van het veiligheidsniveau bij overstromingen en het verminderen van wateroverlast. Daarbij wordt de voorkeur gegeven aan ruimtelijke maatregelen boven technische maatregelen. In het NBW is ook de watertoets als procesinstrument opgenomen. De watertoets is het proces van vroegtijdig informeren, adviseren en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van dit nieuwe instrument is waarborgen dat de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet in beschouwing worden genomen als het gaat om waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Uitvoering van de watertoets betekent in feite dat de gemeente en de waterbeheerder samenwerken bij het uitwerken van ruimtelijke plannen, zodat problemen in het gebied zelf en de omgeving worden voorkomen. De watertoets is sinds 2003 verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening 1985 (Bro 1985) en is overgenomen in het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en hiermee verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten. In 2008 is het NBW geactualiseerd met als doel de watersystemen in 2015 op orde te krijgen, vooral op het gebied van wateroverlast en watertekort. Kaderrichtlijn water Op 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht geworden. De KRW geeft een kader voor de bescherming van de ecologische en chemische kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater. Waterbeheer 21e eeuw In september 2000 heeft de commissie Waterbeheer 21e eeuw (WB21) advies uitgebracht over het toekomstig waterbeheer in Nederland. Belangrijk onderdeel van WB21 is het uitgangspunt van ruimte voor water. Er mag geen afwenteling plaatshebben; berging moet binnen het stroomgebied plaatshebben. Dit betekent onder andere het aanwijzen en instandhouden van waterbergingsgebieden. Daarnaast wordt verdroging bestreden en worden watertekorten verminderd. 5.1.2. Provinciaal beleid Grondwaterplan Zuid-Holland 2007 - 2013 Het grondwaterbeleid van de provincie voor de komende jaren staat in het Grondwaterplan Zuid-Holland 2007 - 2013. Hierin zijn ook de kaders beschreven die de Provincie gebruikt bij het verlenen van vergunningen voor grondwateronttrekkingen. In de Verordening Waterbeheer zijn aanvullende regels opgenomen waar de provincie rekening mee houdt bij het verlenen, wijzigen of intrekken van een onttrekkingsvergunning. Het Grondwaterplan geeft een uitwerking van de hoofdlijnen van het grondwaterbeleid die zijn beschreven in het Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006 - 2010. In het Grondwaterplan heeft de Provincie zes speerpunten geformuleerd voor het grondwaterbeleid in de komende periode. Deze speerpunten komen voort uit de eerder
44
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
genoemde actuele ontwikkelingen en veranderingen in wet- en regelgeving. De speerpunten zijn: a. verzilting en grondwaterkwantiteit; b. grondwaterkwaliteit; c. bodemdaling; d. concurrentie om de schaarse ruimte; e. verandering van positie en taken van de provincie; f. specifieke gebieden. Provinciaal Waterplan 2010 - 2015 Op 1 januari 2010 is het Provinciaal Waterplan 2010 - 2015 in werking getreden. Dit plan vervangt het provinciale Waterhuishoudingplan, dat was opgenomen in het Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006 - 2010 en in het Grondwaterplan 2007 - 2013 (zie boven). In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de KRW, het NBW en het Nationaal Waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Provinciaal Waterplan beschrijft op hoofdlijnen wat de provincie in de periode tot 2015 samen met haar waterpartners wil bereiken. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven: a. waarborgen waterveiligheid; b. zorgen voor mooi en schoon water; c. ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening; d. realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem. In het plan zijn deze opgaven verder uitgewerkt in 19 thema’s en voor drie gebieden, in samenhang met economische, milieu- en maatschappelijke opgaven. Dit heeft geleid tot een integrale visie op de ontwikkeling van de Zuid-Hollandse Delta, het Groene Hart en de Zuidvleugel van de Randstad. Verordening Ruimte In de Verordening Ruimte (2010) is regelgeving opgenomen voor de regionale en primaire waterkeringen. Voor bestemmingsplannen zijn randvoorwaarden opgenomen die een onbelemmerde werking, instandhouding en het onderhoud van de primaire en regionale waterkeringen mogelijk maken, Dit geldt voor de beschermingszone(s) en de kernzone die horen bij de waterkeringen zoals opgenomen in de vastgestelde leggers van de waterschappen. 5.1.3. Beleid waterbeheerder Waterbeheerplan 2010-2015 De waterbeheerder ter plaatse van het plangebied is het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (HHSK). Het Waterbeheerplan 2010-2015 is het eerste Waterbeheerplan waarin het beleid voor alle taken van het HHSK is opgenomen. Voor de gemeente Lansingerland zijn dit: de waterveiligheid (waterkeringenbeheer; bescherming tegen overstroming), de zorg voor oppervlaktewater en grondwater, het beheer van de afvalwaterketen en emissies. Accenten voor de komende jaren liggen op het op orde krijgen en houden van de basisbeheerstaken, kosteneffectiviteit en kostenbeheersing. Hierbij wordt voorrang gegeven aan de waterveiligheid. HHSK speelt proactief in op ruimtelijke ontwikkelingen (adviseren, kansen benutten, randvoorwaarden stellen). Samenwerking met partijen binnen en buiten het gebied is Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
45
belangrijk. In de taakuitoefening houdt het HHSK rekening met landschappelijke waarden, natuur, cultuurhistorie en (recreatief) medegebruik, voor zover dat niet ten koste gaat van een doelmatige behartiging van de waterschapstaken. Stedelijke waterplannen zijn een belangrijk instrument om de samenwerking en afstemming met gemeenten te bevorderen en gezamenlijk tot een uitgebalanceerde aanpak te komen, dit overigens met behoud van de wederzijdse taken en verantwoordelijkheden. De prioriteit binnen het stedelijke gebied ligt voor het HHSK, naast de rioleringsinspanningen van de gemeenten, bij de maatregelen om te voldoen aan de KRW en het NBW. Daarnaast wil het HHSK in de waterplannen meer aandacht besteden aan het operationele beheer en onderhoud van het watersysteem, zoals baggerwerk in stedelijk gebied. Zowel voor de waterkwaliteit (schoon en aantrekkelijk water) als voor waterkwantiteit (wateraanvoer en -afvoer; het voorkomen van wateroverlast) is het belangrijk dat dit goed wordt geregeld. Een belangrijke KRW-maatregel binnen de gemeente Lansingerland is het aansluiten van de glastuinbouwbedrijven (kassen) op de riolering. Vanuit het NBW is er een opgave om extra waterberging en afvoercapaciteit te realiseren zodat aan de wateroverlastnormering kan worden voldaan. Waterberging bij ruimtelijke ontwikkelingen In de nota "Waterberging bij ruimtelijke ontwikkelingen" (Nota waterkwantiteitsbeheer, vastgesteld op 26 juni 2007 en aangevuld op 7 september 2007) is het beleid geformuleerd over de waterberging bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het hoogheemraadschap werkt aan een herziening van de berekeningsmethode waarmee de benodigde hoeveelheid waterberging wordt bepaald. Deze nieuwe methode gaat meer uit van de gebiedskarakteristieken dan de oude methode. Tot de formele vaststelling van het nieuwe beleid (verwacht 2012) geldt een standaard werkwijze, die neerkomt op het volgende: dempen is graven (1) en compenserende waterberging vanwege versnelde afvoer (2). 5.1.4. Gemeentelijk beleid Waterplan Lansingerland Op 29 april 2010 is het Waterplan Lansingerland vastgesteld. Het doel van het Waterplan is het maken van afspraken, waarmee een robuust, veilig en duurzaam watersysteem gerealiseerd kan worden. Dit watersysteem moet voldoen aan landelijke en Europese normen en moet gebaseerd zijn op een gezamenlijke visie van Gemeente en hoogheemraadschappen. Onderdelen hiervan zijn: a. een samenhangende beschouwing van de ambities, ruimtelijke ontwikkelingen en (water)problemen; b. een integrale (ruimtelijke) visie op het grondwater, oppervlaktewater en de riolering; c. een concreet maatregelenpakket voor de realisatie van maatregelen. De doelgroep van het stedelijk Waterplan bestaat uit bestuurders (van de gemeente en de hoogheemraadschappen), bewoners, beleidsmakers en beheerders. Het Waterplan heeft geen wettelijke status, maar fungeert als koepelplan en integraal kader voor afspraken over watermaatregelen tussen gemeente en hoogheemraadschappen. Op 30 juni 2011 is de eindrapportage van het Waterplan vastgesteld. Gemeentelijk Rioleringsplan 2009-2013 In het Gemeentelijk Rioleringsplan 2009-2013 (GRP) staat beschreven hoe de gemeente omgaat met afvalwater, hemelwater en grondwater. In het GRP zijn niet alleen maatregelen
46
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
opgenomen voor het voorkomen van water op straat, maar ook om emissie vanuit de riolering naar het oppervlaktewater te reduceren. Daarnaast heeft de gemeente aanvullende maatregelen opgenomen ter verbetering van de waterkwaliteit (het ‘waterkwaliteitsspoor’). De gemeente is voornemens in de planperiode een afkoppelplan op te stellen om de mogelijkheden voor afkoppelen in beeld te brengen. De gemeente stelt in de komende planperiode van het GRP een meetplan op voor de monitoring van de riolering en voert deze monitoring ook uit. De intentie van het GRP is gericht op samenwerking en afstemming binnen de (afval)waterketen tussen gemeente en de twee hoogheemraadschappen. Maatregelen uit het GRP die leiden tot verbetering van de waterkwaliteit, maken ook integraal onderdeel uit van uitvoeringsmaatregelen die zijn opgenomen in de eindrapportage van het Waterplan dat op 30 juni 2011 is vastgesteld. 5.2.
Onderzoek Hieronder volgt de inhoudelijke toetsing van het plan aan de verschillende ‘waterthema’s’, zoals die beschreven staan in de Handreiking Watertoets. Toetsing aan deze thema’s levert de watertoets op. Huidige situatie en plan Het plangebied is het centrumgebied van de kern Bleiswijk. Dit stedelijke gebied is grotendeels verhard. Voorliggend plan is conserverend van aard. In het bestemmingsplan zijn wel wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Dit betekent dat eerst een wijzigingsplan moet worden opgesteld door burgemeester en wethouders alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden verleend. Het bestemmingsplan stelt, conform de voorgaande regeling, voorwaarden waaraan de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen. Voor het aspect water betekent dit dat bij verdere uitwerking van de bouwplannen voldaan moet worden aan de eisen van het HHSK. Veiligheid In het plangebied ligt aan de oostzijde van de oostelijke tak van de Vaart Bleiswijk (ten oosten van de Dorpsstraat) een boezemkering. De beschermingszones van deze kering zijn op de verbeelding weergegeven en hebben de dubbelbestemming “Waterstaat - Waterkering”. Het bestemmingsplan voorziet geen ontwikkelingen in de beschermingszone. Wel ligt één van de gebieden met een wijzigingsbevoegdheid, namelijk het voormalige gemeentehuis, grotendeels in de beschermingszone. Bij een eventuele toekomstige ontwikkeling dient hier rekening mee te worden gehouden en in overleg te worden getreden met het HHSK. In de regels zijn voorwaarden opgenomen. Ten westen van de westelijke tak van de Vaart Bleiswijk, die de westelijke grens van het plangebied vormt, ligt eveneens een boezemkering; de beschermingszones liggen echter vrijwel geheel buiten het plangebied, met uitzondering van een klein deel van de zone in het uiterste noorden van het plangebied. Het plangebied is niet gelegen in een gebied met een overstromingsrisico. Oppervlaktewatersysteem Het plangebied is gelegen in de Polder Bleiswijk c.a. en valt binnen de volgende peilgebieden: Vaart Bleiswijk, de boezem: dit peilgebied kent een zomer- en winterpeil van NAP -2,02 meter;
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
47
Oosthoekeindse Polder: dit peilgebied kent een zomer- en winterpeil van NAP -5,75 meter. Het plangebied is in de huidige situatie grotendeels verhard en heeft een stedelijke inrichting. Het voornaamste oppervlaktewater in het plangebied bestaat uit de boezemvaart Vaart Bleiswijk, die zich ter plaatse in tweeën splitst. Het grootste deel van het plangebied is gelegen in het boezemgebied tussen deze twee delen van de boezemvaart. Hier is verder geen oppervlaktewater aanwezig. Ook in het kleine deel van het plangebied ten oosten van de boezem (in de Oosthoekeindse Polder) is maar weinig open water aanwezig: alleen langs de zuidkant van de Hazenweg ligt een smalle watergang. De Vaart Bleiswijk is bestemd als “Water”. Binnen deze bestemming liggen geen gebieden met een wijzigingsbevoegdheid. Ook de watergang langs de Hazenweg wordt niet aangetast als gevolg van dit plan. Het plan heeft dan ook geen invloed op het watersysteem. Wateroverlast Het plangebied kent geen wateropgave; het voldoet aan de NBW-normen. Gezien het overwegend conserverende karakter van dit bestemmingsplan is compenserende waterberging (vooralsnog) niet aan de orde. In 2012 wordt een hertoetsing van het plangebied uitgevoerd, waarin ook maatregelen uit het Waterplan Lansingerland kunnen worden meegenomen. Indien bij een eventuele toekomstige ontwikkeling een toename aan verhard oppervlak van meer dan 500 m2 optreedt in het plangebied, dient een percentage van de netto-toename van het verharde oppervlak te worden gecompenseerd in de vorm van oppervlaktewater. Voor de gronden omringd door de waterkering (boezemland) is dit percentage 29% en voor de overige gronden, ten oosten van de Bleiswijkse Vaart, is dit percentage 9,74%. Riolering Het gebied kent de volgende rioleringssystemen in de bestaande situatie: Het merendeel van de riolering is een gemengd stelsel voor de inzameling van afvalwater en regenwater. Dit water wordt door een hoofdrioolgemaal nabij Eetcafé Jofel, Dorpsstraat 2, via een persleiding afgevoerd op het gemengde rioolsysteem van BleiswijkOost. In de Plaats is een interne overstort op het riool van Bleiswijk-Oost voor afvoer van overtollig regenwater dat niet geborgen kan worden in het riool van BleiswijkCentrum. In een deel van de Kerstraat en voor Dorpsstraat 90 t/m 94 is er een onderbemaling met een minigemaal. Verharde terrein/- dakoppervlakken moeten hier zijn afgekoppeld op oppervlaktewater. In de Hazenweg (incl. de ontwikkelingslocaties Plaats Noord en Hubo) is een gescheiden afvoer voor regenwater aanwezig (afgekoppeld). Als gevolg van de ontwikkeling Plaats Noord wordt de riolering hier aangepast. Alle woningen en bedrijven binnen het bestemmingsplangebied zijn voor afvoer van afvalwater (DWA) aangesloten op de riolering. In het kader van eventuele toekomstige ontwikkelingen moet het afvalwater aangesloten worden op de aanwezige riolering. Vanuit inrichtingen (bedrijven, horeca, e.d.) mogen geen ongewenste lozingen plaatsvinden die de werking van het rioolsysteem nadelig beïnvloeden. Voldaan moet worden aan nadere eisen op gebied van Wm en Amvb’s t.a.v. lozingsgedrag.
48
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
Voor de afvoer van hemelwater (RWA) moet onderzocht worden of de ontwikkeling kan worden afgekoppeld naar (aangrenzend) oppervlaktewater of op een andere wijze het hemelwater op eigen terrein verwerkt kan worden. Het uitgangspunt is afkoppelen. Als hierin niet redelijkerwijs niet in kan worden voorzien dan moet zijn voorzien in een RWA-aansluiting op het aanwezig gemengd riool- of regenwater-riool. Volksgezondheid Aangeraden wordt zoveel mogelijk flauwe, natuurvriendelijke oevers toe te passen. Zo wordt het risico op verdrinking verkleind. Bodemdaling Het (grond)waterpeil zal in principe niet worden aangepast ten behoeve van dit plan. Eventuele bodemdaling in de omgeving zal niet door het plan worden beïnvloed. Grondwateroverlast Indien bij eventuele toekomstige ontwikkelingen ondergrondse constructies worden gebouwd, waarvan de onderkant dieper ligt dan de hoogste grondwaterstand, wordt geadviseerd waterdicht te bouwen om te voorkomen dat overlast van grondwater ontstaat. Waterkwaliteit In het plangebied zijn in het aanwezige gemengd rioolsysteem geen riooloverstorten meer aanwezig met overstort naar de (hoofd)watergangen in het bestemmingsplangebied. De in het verleden aanwezige riooloverstort nabij Dorpsstraat 89 is al enige jaren geleden buiten werking gesteld. De ‘restanten’ van deze overstort worden met de reconstructie van de Dorpsstraat definitief verwijderd. Bij het in het verleden buiten bedrijf stellen is deze vervangen door een interne overstort in de Plaats. Bij afkoppelen moet beoordeeld worden of het afstromend hemelwater van verharde terrein- en dakoppervlakken geen nadelige gevolgen heeft voor de huidige waterkwaliteit. Eventueel moeten aanvullende (rand)voorzieningen worden aangebracht alvorens hemelwater wordt geloosd op oppervlaktewater. De watergangen staan met elkaar in verbinding, zodat ze goed doorspoeld worden. Dit komt de waterkwaliteit ten goede. Overigens is de waterkwaliteit in de Vaart Bleiswijk momenteel ontoereikend (gezien het ecologisch doelbereik). Voorliggend plan heeft hier echter geen effect op. Het tegengaan van riooloverstorten door de afkoppeling van hemelwater van de DWA komt de waterkwaliteit (in de omgeving) ten goede. Het ontstaan van (nieuwe) vervuilingsbronnen dient zoveel mogelijk te worden voorkomen om vervuiling van grond- en oppervlaktewater te beletten. Het toepassen van niet-uitloogbare bouwmaterialen bij de toekomstige ontwikkelingen voorkomt dat het hemelwater wordt vervuild. In verband hiermee dienen geen (sterk) uitloogbare materialen zoals koper, lood, zink of teerhoudende dakbedekking te worden gebruikt op delen die met hemelwater in contact komen, zoals de dakbedekking, goten en pijpen of er moet voorkomen worden dat deze materialen kunnen uitlogen (bijvoorbeeld door het coaten van loodslabben).
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
49
Natte natuur / verdroging Het plangebied is niet gelegen in of nabij een (nat) natuurgebied of (natte) ecologische verbindingszone. Verdroging zal niet optreden door de voorgestane ontwikkelingen, omdat het grondwaterpeil niet zal worden aangepast. Keur en Legger Alle handelingen of werkzaamheden in de nabijheid van watergangen en waterschapswegen vallen onder de regels van de ‘Keur van Schieland en de Krimpenerwaard’. In deze verordening van het Hoogheemraadschap zijn gebods- en verbodsbepalingen opgenomen om de waterstaatsbelangen veilig te stellen. In de meeste gevallen zal een vergunning moeten worden verleend door het Hoogheemraadschap. De Legger van het Hoogheemraadschap is een register waarin functie, afmetingen en onderhoudsplichtigen van wateren (zoals sloten en vaarten), waterbergingen en natuurvriendelijke oevers vastgelegd zijn. Ook geeft de Legger de ligging van wateren, waterbergingen en natuurvriendelijke oevers aan, zodat duidelijk is waarop de Keur van toepassing is. Beheer en onderhoud Het beheer en onderhoud van het inzamelings- en transportstelsel van afvalwater, kortom de riolering, ligt bij de Gemeente. Het Hoogheemraadschap is verantwoordelijk voor de zuivering van het aangeleverde afvalwater. Het beheer van de boezemkeringen en watergangen is voor het Hoogheemraadschap. Het Hoogheemraadschap is verantwoordelijk voor het onderhoud aan de boezemkering en de hoofdwatergangen. De onderhoudsplicht voor overige watergangen ligt bij de kadastrale eigenaar. Voor hoofdwatergangen geldt een onderhoudsstrook van 5 meter (gemeten vanaf de insteek van het talud) en voor overige watergangen is dit 1 meter. Activiteiten binnen deze onderhoudsstroken zijn vergunningplichtig op grond van de Keur. Onderhoudsstroken dienen (zwaar) onderhoudsmaterieel te kunnen dragen. Er mogen zich geen obstakels bevinden in de onderhoudsstroken. In voorkomende gevallen kan van bovengenoemde maten worden afgeweken met een ontheffing van het Hoogheemraadschap, mits het onderhoud gewaarborgd is en op een reguliere manier kan worden uitgevoerd. 5.3.
Conclusie Een groot aantal beleidsstukken doet uitspraken over de gewenste kwaliteit en de kwantiteit van het water binnen het plangebied. Binnen het plangebied is een aantal oppervlaktewateren aanwezig. De belangrijkste (Vaart Bleiswijk) is in het plan als zodanig bestemd. De aanwezige waterkeringen hebben in het plan een dubbelbestemming. Een concept van deze waterparagraaf is voor informeel advies voorgelegd aan het HHSK. Diens opmerkingen zijn verwerkt. Het voorontwerpbestemmingsplan met de waterparagraaf wordt vervolgens, conform het gestelde in artikel 3.1.1. van het Bro, opnieuw aan het HHSK voorgelegd waarbij deze een formeel, definitief advies kan afgeven.
50
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
6.
Archeologie en cultuurhistorie
6.1.
Archeologie
6.1.1. Kader Wet op de archeologische monumentenzorg In de Wet op de archeologische monumentenzorg (2007) zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta (1992) binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen, waarbij in beginsel geldt: “de veroorzaker betaalt”. Het belangrijkste doel van de wet is het behoud van het bodemarchief “in situ” (ter plekke), omdat de bodem de beste garantie biedt voor een goede conservering van de archeologische waarden. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die manier komt er ruimte voor overweging van archeologievriendelijke alternatieven. Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland De provincie Zuid-Holland hanteert het beleidsinstrument “Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS)”. In de CHS heeft de provincie bestaande en mogelijk te verwachten archeologische waarden in beeld gebracht. In het bijbehorende “Beleidskader Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland” zijn per waarderingscategorie algemene beleidsuitgangspunten geformuleerd. De waardering zoals vastgelegd in de cultuurhistorische hoofdstructuur geldt als uitgangspunt van beleid. Gemeentelijk archeologiebeleid Momenteel is nieuw archeologiebeleid van de gemeente in voorbereiding. In voorliggend plan wordt vooruitgelopen op dit beleid. 6.1.2. Onderzoek en conclusie Beleidsadvieskaart Zoals de afbeelding ‘uitsnede concept-beleidsadvieskaart archeologie d.d. 06-12-2011’ laat zien, is in het plangebied een vindplaats aanwezig. Op het Kranenburgplein zijn namelijk door amateurarcheologen ooit archeologische resten aangetroffen (Middeleeuwen en Nieuwe tijd) en de kans is groot dat een groot deel daarvan nog in de grond aanwezig is. Hier geldt zone 1, maximale verstoring 0 m2 en 0,30 m – MV. Verder heeft het grootste deel van het plangebied de aanduiding ‘zone II, hoge verwachting maximale verstoring: 50 m2 en 0,30 m – MV’. Daarnaast geldt voor een klein gebied, langs de oostzijde van het plangebied, een iets lagere verwachtingswaarde; daar geldt ‘zone III, hoge verwachting, maximale verstoring 100 m2 en 0,50 m – MV.
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
51
Afbeelding: uitsnede concept-beleidsadvieskaart archeologie d.d. 06-12-2011
Archeologisch veldonderzoek In het kader van de nieuwbouw van de locatie Brandhorst aan de Dorpsstraat 67, waar een winkelpand en een vijftal woningen is verrezen, is archeologisch onderzoek uitgevoerd. De onderzoeksresultaten geven een goed beeld van welke archeologische waarden (mogelijk) in de kern van Bleiswijk aanwezig kunnen zijn en daarom worden de onderzoeksresultaten hier kort behandeld. Men is gestart met een inventariserend veldonderzoek doormiddel van grondboringen4. Hieruit bleek dat de locatie mogelijk archeologische sporen kon bevatten uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd. Daarom is hierna een proefsleuvenonderzoek5 uitgevoerd. Er zijn vijf proefsleuven gegraven en hierin werden in totaal 81 archeologische sporen gevonden, waaronder resten van een funderingsmuur, vloer, een (water)kelder, afvalkuilen en kavelsloten. Omdat deze aanwezige laatmiddeleeuwse bebouwingsresten door de heiwerkzaamheden van de nieuwbouw zouden worden aangetast, was nader archeologisch onderzoek noodzakelijk. Daarom is
4
SOB Research, Inventariserend veldonderzoek door middel van grondboringen Bouwlocatie Brandhorst, Bleiswijk,
Projectnummer 1215-0601, Heinenoord, maart 2006 5
SOB Research, Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven Bouwlocatie Brandhorst, Bleiswijk,
Projectnummer 1243-0603, Heinenoord, augustus 2008
52
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
een tweede proefsleuvenonderzoek6 uitgevoerd. Het doel van dit onderzoek was om door middel van proefsleuven na te gaan of op de locatie van het te realiseren bouwplan nog waardevolle archeologische resten uit de Late Middeleeuwen aanwezig zouden zijn. In totaal konden 55 archeologische sporen worden gedocumenteerd. Aangetroffen werden funderings-, muur- en vloerresten en een waterput van bebouwing uit de Nieuwe Tijd. Het ging om resten van vier individuele wooneenheden (de recent gesloopte bebouwing inbegrepen). Tevens werden een voormalige (kavel)sloot en een opvulling van een natuurlijke depressie aangetroffen, die met laatmiddeleeuws landgebruik (landindeling) in verband kunnen worden gebracht. Een kleine poer kan mogelijk met bebouwing in de Late Middeleeuwen, mogelijk ook met latere bebouwing in de Nieuwe Tijd in verband worden gebracht. De geringe resultaten van het onderzoek met betrekking tot het aantreffen van bebouwingssporen uit de Late Middeleeuwen hebben geleid tot het besluit, het onderzoek niet verder voort te zetten. De aangetroffen archeologische sporen zijn als niet-behoudenswaardig gekarakteriseerd. Vertaling in bestemmingsplan Omdat er bij recht geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt met onderhavig bestemmingsplan, is archeologisch onderzoek in het kader van dit bestemmingsplan niet noodzakelijk. Wel is het nodig om de mogelijk aanwezige archeologische waarden (zoals deze zijn gekarteerd op de beleidsadvieskaart) van een beschermende regeling te voorzien. Voor de drie verschillende archeologische verwachtingen uit de beleidsadvieskaart zijn daarom in het bestemmingsplangebied drie dubbelbestemmingen opgenomen: “Waarde – Archeologie 1” voor de vindplaats (zone I), “Waarde – Archeologie 2” voor zone II, de gronden waar de maximale verstoring 50 m2 en 0,30 m – MV bedraagt en “Waarde – Archeologie 3” voor zone III, de gronden waar de maximale verstoring 100 m2 en 0,50 m – MV bedraagt. In deze dubbelbestemmingen is bepaald dat voor verstorende werkzaamheden in de bodem die een bedreiging kunnen vormen voor de mogelijk aanwezige archeologische waarden een vergunning verplicht is. Voor de verschillende verwachtingswaarden gelden verschillende criteria voor wanneer een (omgevings)vergunning verplicht is en archeologisch onderzoek verricht moet worden. Deze criteria zijn in de regels van voorliggend bestemmingsplan opgenomen. Conclusie Ten behoeve van het veiligstellen van archeologische (verwachtings)waarden zijn drie dubbelbestemmingen “Waarde – Archeologie” (1, 2 en 3) opgenomen in het bestemmingsplan. Ter plaatse van de wijzigingsbevoegdheden geldt een hoge verwachting voor archeologie. Archeologisch vervolgonderzoek is dan ook noodzakelijk, wanneer de wijzigingen worden toegepast. Daarnaast geldt te allen tijde overal een plicht om bij het uitvoeren van grondwerk, eventuele archeologische vondsten te melden bij het bevoegd gezag, zoals aangegeven in de Monumentenwet 1988, artikel 53 lid 1.
6
SOB Research, Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven Bouwlocatie Brandhorst, Bleiswijk,
Gemeente Lansingerland, Tweede Fase, Projectnummer 1391-0710, september 2009
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
53
6.2.
Cultuurhistorie
6.2.1. Beleid Regioprofielen Cultuurhistorie De provincie Zuid-Holland wil waardevolle cultuurhistorische elementen behouden of inpassen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Om dit richting te geven, zijn Regioprofielen Cultuurhistorie opgesteld. De zestien regioprofielen dienen als een handreiking en sturingskader voor gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders en adviesbureaus om cultuurhistorie op te nemen in ruimtelijke plannen. Ze zijn een uitwerking van de algemene richtlijnen voor cultuurhistorie in ruimtelijke plannen zoals die staan in de provinciale Structuurvisie. Nota Cultuurhistorie Plus - Lansingerland De gemeente Lansingerland heeft de ambitie om uit te groeien tot een aantrekkelijke parkstad waarin het goed wonen, werken en recreëren is. Om die ambitie te verwezenlijken voert de gemeente een uitgesproken ruimtelijk kwaliteitsbeleid. Als onderdeel van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid is de Nota Cultuurhistorie Plus (vastgesteld d.d. 26 april 2012) opgesteld. Waar mogelijk moeten de uitgangspunten uit de Nota worden vertaald in een juridische regeling in het bestemmingsplan. 6.2.2. Onderzoek en conclusie Cultuurhistorische waarden in het plangebied Het centrum van Bleiswijk wordt gekwalificeerd als historische kern. In de kern staat nog vrij veel historische bebouwing. Hier en daar zijn panden echter door - vooral grootschaliger nieuwbouw vervangen, zoals het voormalige gemeentehuis van Bleiswijk en enkele supermarkten. In het centrum van Bleiswijk ligt een Rijksmonument en vier gemeentelijke monumenten. Het Rijksmonument is de kerk aan de Kerkstraat 4. De gemeentelijke monumenten zijn de panden aan de Dorpsstraat 38 (voormalige dokterswoning), Dorpsstraat 73 (voormalige winkel), Dorpsstraat 74 (voormalige boerderij) en Dorpsstraat 94 (woning). Ook zijn er dertien cultuurhistorisch waardevolle objecten in het plangebied aanwezig: Dorpsstraat 44, 16-16b, 42, 46, 4951, 58, 60, 75, 77 en 90, Kerkstraat 6, 2 en 7. De monumenten en waardevolle objecten in Bleiswijk liggen verspreid over de kern, maar allemaal aan het lint. De uitstraling van de monumenten en de cultuurhistorisch waardevolle objecten kan behouden en versterkt worden door eventuele nieuwbouw in de directe omgeving zorgvuldig in te passen. De kern van Bleiswijk wordt nog geheel door de ringgracht omgeven, die opvallend genoeg nauwelijks zichtbaar is vanuit de openbare ruimte. Rond de hele buitenkant zijn namelijk villa’s tegen het talud aan gebouwd. De binnenkant grenst over bijna de gehele lengte aan achtererven. Alleen waar het water een openbare weg kruist, is het water even zichtbaar. De openbare ruimte zou hier zo ingericht kunnen worden dat het water maximaal ‘beleefbaar’ wordt. Vrijwel alle panden staan met de kap haaks op de weg, en met de voorgevel op de weg georiënteerd. De historische bebouwing is uitgevoerd in baksteen, die soms wit is gepleisterd. Dorpsstraat en Kerkstraat zijn tweezijdig en vrijwel aaneengesloten bebouwd. De kerk staat op de kruising, schuin op het stratenpatroon.
54
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
Het ordenend principe en de dragende kwaliteit van Bleiswijk is het duidelijk herkenbare historische dorpslint. De dorpskern ontwikkelde zich waar de Kerkstraat haaks op het historisch lint de Dorpsstraat staat. De Dorpsstraat en Kerkstraat zijn tweezijdig en vrijwel aaneengesloten bebouwd. De kerk staat op de kruising, schuin op beide straten. De kwaliteiten van het lint zijn nog altijd van groot belang voor de beleving van de oude dorpskern. Het beleid is gericht op behoud van de authenticiteit van de dorpskern, gecombineerd met aanwezigheid van dagelijkse voorzieningen. In het gemeentelijk beleid is vastgelegd dat het dorpse karakter behouden moet blijven. De bestaande karakteristiek vormt daarbij het uitgangspunt. Op die manier kan de kwaliteit van de Dorpsstraat worden hersteld met lokale dagelijkse voorzieningen. Vertaling in bestemmingsplan In het bestemmingsplan zijn, ingevolge het gemeentelijke beleid, de maximale afmetingen van alle bebouwing vastgelegd. Ook is de ringgracht – voor zover niet overwelfd – bestemd als water. Conform de Nota cultuurhistorie plus is het niet wenselijk om bovenland/dijk af te graven of te verhogen. In dit plangebied is sprake van bovenland, namelijk de gehele historische dorpskern. Hiertoe is een gebiedsaanduiding ‘bovenland’ opgenomen ter plaatse van de historische kern, alwaar een stelsel geldt dat ziet op het verkrijgen van een vergunning voor de activiteiten afgraven en/of verhogen.
Afbeelding: uitsnede kaart ‘cultuurhistorische elementen en structuren’ uit Nota Cultuurhistorie Plus
Verder is waar mogelijk een tuin- of groenbestemming opgenomen voor de gronden die grenzen aan de ringgracht. Dit om de beleefbaarheid en toegankelijkheid van dit water te vergroten (er kan zo geen verstorende bebouwing komen). Het rijksmonument, de gemeentelijke monumenten en de cultuurhistorisch waardevolle objecten zijn voorzien van een aanduiding ‘specifieke vorm van waarde – cultuurhistorische waarde’. Hoewel de monumenten al worden beschermd via de Monumentenwet en de gemeentelijke monumentenverordening, geeft deze specifieke waarde-aanduiding een aanvullende bescherming aan de panden. Deze aanduiding regelt dat voor deze panden uitsluitend de bestaande maatvoering mag worden aangehouden.
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
55
Het beter beleefbaar maken van de ringgracht wordt in dit bestemmingsplan niet concreet gefaciliteerd. Er wordt bijvoorbeeld geen bebouwing ‘wegbestemd’. Dat houdt overigens niet in, dat er geen verbeteringen ten aanzien van de beleefbaarheid kunnen worden doorgevoerd in de bestemmingsregeling. Het is namelijk mogelijk om beperkte wijzigingen binnen het openbaar gebied te bewerkstelligen binnen brede bestemmingen als “Verkeer” en “Groen”. Verder is waar mogelijk aan de gronden die direct grenzen aan de ringgracht, een tuin- of groenbestemming opgenomen.
56
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
7.
Milieu
7.1.
Algemeen In dit hoofdstuk worden de ruimtelijke (on)mogelijkheden vanuit diverse milieuaspecten inzichtelijk gemaakt. Waar nodig moet een vertaling plaatsvinden naar de juridische regeling. Het uitgangspunt hierbij is dat de juridische regeling zowel de ruimtelijke kwaliteit als de milieukwaliteit voldoende dient te borgen.
7.2.
Bodemkwaliteit
7.2.1 Kader Wet bodembescherming De Wet bodembescherming (Wbb) voorziet in maatregelen indien sprake is van ernstige bodemverontreiniging. Het doel van de Wbb is in de eerste plaats het beschermen van de (landof water-) bodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant, nu en in de toekomst. Via de Wbb heeft de Rijksoverheid de mogelijkheid algemene regels te stellen voor de uitvoering van werken, het transport van stoffen en het toevoegen van stoffen aan de bodem. Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen gaan plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. Bij nieuwbouwactiviteiten dient de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te zijn gebracht. In het algemeen geldt dat nieuwe bestemmingen bij voorkeur op een schone bodem dienen te worden gerealiseerd. Besluit bodemkwaliteit Het doel van het Besluit bodemkwaliteit (2008) is de bodem beter te beschermen en meer ruimte te bieden voor nieuwe bouwprojecten. Ook geeft het besluit gemeenten en provincies meer verantwoordelijkheid om de bodem te beheren. Het Bouwstoffenbesluit (Bsb) is opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit. Relatie Wabo, Wbb en Woningwet (Wonw) De inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo, per 1 oktober 2010), heeft effect op de Wbb en de Woningwet (Ww): in de Wabo is aangegeven dat in de plaats van de aanhoudingsgrond (uit de Ww) een afstemmingsregeling wordt opgesteld waarbij de inwerkingtreding van de omgevingsvergunning wordt afgestemd op de acties ten aanzien van de bodemverontreiniging. Voorts geldt ten aanzien van de bodem dat de Woningwet gemeenten verplicht in hun bouwverordening voorschriften omtrent het tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem op te nemen. Die voorschriften dienen op grond van artikel 8, vierde lid, van de Woningwet in elk geval betrekking te hebben op het verrichten van onderzoek naar aard en mate van verontreiniging van de bodem, op de aard en omvang van dat onderzoek en op inrichting van het op te stellen onderzoeksrapport.
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
57
7.2.2 Onderzoek In dit bestemmingsplan wordt één nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen via een wijziging mogelijk worden gemaakt. Ter plaatse van het oude gemeentehuis is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de bouw van maximaal 11 grondgebonden woningen. Wanneer toepassing wordt gegeven aan deze wijzigingsbevoegdheid dient er ter plaatse een bodemonderzoek uitgevoerd te worden. Het uitvoeren van bodemonderzoek is in het kader van dit bestemmingsplan echter niet noodzakelijk. Wel wordt in deze toelichting, op basis van de bodemkwaliteitskaart (vastgesteld op 12 juli 2005) en een recent uitgevoerd bodemonderzoek in het plangebied, inzicht gegeven in de kwaliteit van de bodem in het centrum van Bleiswijk. Wanneer de wijzigingsbevoegdheden uit het plan worden toegepast, is alsdan bodemonderzoek nodig. Bodemkwaliteitskaart De afbeelding ‘uitsnede gemeentelijke bodemkwaliteitskaart (zowel bovengronds als ondergronds)’ laat zien dat het plangebied is gelegen binnen zone 1 (lintbebouwing vóór 1930) en 2 (lintbebouwing 1930 – 1970). Afbeelding: uitsnede risicokaart met daarop aangegeven de transportroutes gevaarlijke
58
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
In zone 1 concentreerden de menselijke activiteiten zich tot circa 1930 in deze gebieden. Het gebied wordt gekenmerkt door een willekeurige afwisseling tussen woonbebouwing en bedrijvigheid. Het gebied is nooit integraal opgehoogd. Als gevolg van de langdurige menselijke activiteiten komen matig verhoogde gehalten van metalen voor. Deze zone kenmerkt zich door een hoge variabiliteit in gehalten (34% respectievelijk 27% in boven- en ondergrond. Het gebiedstype is 2.3 in de bovengrond en 1.2. in de ondergrond. Zone 2 bestaat uit de woongebieden die na 1930 tot circa 1970 zijn gebouwd. Deze woongebieden zijn (geografisch) aansluitend op zone 1 gebouwd. De woongebieden zijn in het verleden nooit integraal opgehoogd. De bodemkwaliteit in deze zone is relatief schoner dan in zone 1. De boven- en ondergrond wordt gekarakteriseerd als gebiedstype 1.2. De variabiliteit in de bovengrond is hoger dan in de ondergrond. Omdat er geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen het plan mogelijk worden gemaakt, gelden er in beginsel geen belemmeringen vanuit de Wet bodembescherming. Bij het toepassen van de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden moet een bodemonderzoek worden uitgevoerd. Deze eis is gekoppeld aan de wijzigingsregels. Recent uitgevoerd onderzoek In het kader van de beoogde herinrichting van de Dorpsstaat is er in januari – maart 2011 verkennend en aanvullend bodemonderzoek7 uitgevoerd. Ook is een verkennend asbestonderzoek uitgevoerd. In deze paragraaf worden de resultaten kort uiteengezet om zo een beter beeld te geven van de bodemkwaliteit ter plaatse. Uit het onderzoek blijkt dat de bodem onder de klinkers is opgebouwd uit een zandlaag op een venige ondergrond. Plaatselijk bevat de bodem kleilagen. In de bodem zijn op variërende diepten bodemvreemde bijmengingen aangetoond: puin- en baksteenresten in een variërende hoeveelheid van sporen tot een puinlaag. Plaatselijk zijn ook geringe hoeveelheden kolengruis en slakken aangetroffen. Analytisch blijkt dat de zandige bovengrond geen tot licht verhoogde gehalten bevat aan enkele zware metalen. Plaatselijk is een sterk verhoogd gehalte aan nikkel aangetoond. In de ondergrond zijn geen tot sterk verhoogde gehalten aan zware metalen, polycyclische aromatische koolwaterstoffen en minerale olie aangetoond. In het grondwater zijn geen verhogingen aangetroffen van de onderzochte parameters. De vooraf opgestelde hypothese ‘onverdachte locatie’ wordt verworpen en de onderzoeksresultaten geven aanleiding tot sanerende maatregelen. Omdat het immobiele verontreinigingen betreft, kan tijdens de herinrichting van de weg worden volstaan met een melding van tijdelijke uitname van grond. In de bovengrond, ondergrond en de verhardingslagen is met veldwaarnemingen en analyses geen asbest aangetoond. Op basis hiervan zijn ten aanzien van asbest geen risico’s voor de volksgezondheid aanwezig.
7
Ingenieursbureau Oranjewoud B.V., Verkennend aanvullend bodem- en asbestonderzoek Dorpsstraat en Kerkstraat
te Bleiswijk, projectnummer 236680, maart 2011
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
59
7.2.3. Conclusie Met inachtneming van het bovenstaande zijn er met betrekking tot de bodemkwaliteit geen belemmeringen voor de uitvoering van het bestemmingsplan. Bij het toepassen van de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden moet specifiek bodemonderzoek worden uitgevoerd. 7.3.
Akoestische aspecten
7.3.1 Kader In dit bestemmingsplan worden via wijzigingsbevoegdheden op diverse locaties nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Ook is het op enkele locaties toegestaan om centrumvoorzieningen (detailhandel, dienstverlening en/of horeca) te realiseren. Daarom is het noodzakelijk om een milieuonderzoek uit te voeren. 7.3.2 Onderzoek en conclusie In het kader van dit bestemmingsplan is een milieuonderzoek8 uitgevoerd, waarvan de rapportage als bijlage 1 bij deze toelichting is opgenomen. Voor wat betreft het aspect ‘geluid’ luiden de conclusies als volgt: op de grens van de wijzigingsgebieden is vanwege het verkeer op de zoneplichtige Overbuurtseweg en de Hoekeindseweg (wegvak 2a) een maximale geluidsbelasting berekend die lager is dan de voorkeurswaarde. Het aspect verkeerslawaai leidt vanuit de Wet geluidhinder daarom niet tot belemmeringen. 7.4
Luchtkwaliteit
7.4.1 Kader Voor het aspect luchtkwaliteit is de Wet luchtkwaliteit (titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer) van belang. Voor bestemmingsplan waarin ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, is het noodzakelijk te toetsen aan de normen van de Wet luchtkwaliteit. De kern van de Wet luchtkwaliteit is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is een bundeling maatregelen op regionaal, nationaal en internationaal niveau die de luchtkwaliteit verbeteren. Daarnaast zijn daarin alle ruimtelijke ontwikkelingen opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren. Naast de introductie van het NSL is het begrip ‘niet in betekenende mate bijdragen’ (NIBM) een belangrijk onderdeel van de Wet luchtkwaliteit. Een project draagt NIBM bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit als de NO2 en PM10 jaargemiddelde concentraties niet meer toenemen dan 1,2 µg/m3. In dat geval is de ontwikkeling als NIBM te beschouwen. Een ruimtelijke ontwikkeling vindt volgens de Wet luchtkwaliteit doorgang als: de ontwikkeling is opgenomen in het NSL; de ontwikkeling aangemerkt wordt als een NIBM-ontwikkeling;
8
KuiperCompagnons, Gemeente Lansingerland – definitief milieuonderzoek bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk”, 12
oktober 2011
60
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
de gestelde grenswaarden in bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit niet worden overschreden; projectsaldering wordt toegepast.
7.4.2 Onderzoek en conclusie In het kader van dit bestemmingsplan is een milieuonderzoek9 uitgevoerd, waarvan de rapportage als bijlage 1 bij deze toelichting is opgenomen. Voor wat betreft het aspect ‘lucht’ luiden de conclusies als volgt: in het onderzoek naar luchtkwaliteit voor het bestemmingsplan ‘Centrum Bleiswijk’ is de luchtkwaliteit berekend langs de Overbuurtseweg en de Hoekeindseweg/Dorpsstraat. In onderstaande tabel zijn de maximaal berekende concentraties NO2 en PM10 weergegeven.
Uit het onderzoek blijkt dat de gestelde normen uit de Wet luchtkwaliteit voor de stoffen NO2 en PM10 niet worden overschreden en dat de gemeten jaargemiddelden tot 2020 af zullen nemen. Daardoor levert het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen op voor de in dit bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheden en daarbij behorende locaties. 7.5.
Milieuzonering
7.5.1 Kader Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de verschillende voorkomende functies wonen noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure “Bedrijven en Milieuzonering” van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken. 7.5.2 Onderzoek Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk conserverend van aard en behoudt zoveel mogelijk de bestaande rechten, inclusief enkele wijzigingsbevoegdheden. In het voorliggende plan is ook een nieuwe wijzigingsbevoegdheid opgenomen die in het voorgaande plan niet was opgenomen. Het gaat om de locatie “Gemeentehuis Bleiswijk”. In dit bestemmingsplan wordt in het algemeen gekeken naar de wenselijkheid van een functiewijziging. Bij het opstellen van wijzigingsplannen zal een nadere afweging worden gemaakt, omdat dan beter getoetst kan worden aan de richtafstanden van de VNG.
9
KuiperCompagnons, Gemeente Lansingerland – definitief milieuonderzoek bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk”, 12
oktober 2011
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
61
Het plangebied wordt gekenmerkt door een verscheidenheid aan functies, waaronder detailhandel, centrumfuncties, maatschappelijke functies en bedrijfsfuncties. Het gebied kan daarom worden beschouwd als een “gemengd gebied”, op basis van de brochure van de VNG. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Kenmerkend voor het omgevingstype “gemengd gebied” is dat sprake is van een zekere verstoring en dus van een relevant andere omgevingskwaliteit dan in een rustig woongebied. De bestemmingen “Detailhandel”, “Centrum” en “Maatschappelijk” betreffen instellingen en inrichtingen met een lichte milieuhinder. Van dergelijke bestemmingen wordt in het algemeen gesteld dat deze passend zijn in een woonomgeving. De bestemming “Bedrijf” maakt milieucategorieën 1 en 2 mogelijk en laat daarmee categorieën toe die acceptabel zijn in een gemengd gebied. Bovendien geldt op voor een aantal bedrijfsbestemmingen een wijzigingsbevoegdheid waarmee een transformatie naar met name woonfuncties wordt toegelaten. Een dergelijke transformatie zou een verbetering betekenen ten opzichte van het oorspronkelijke woon- en leefklimaat in het gebied. In de omgeving van deze wijzigingsgebieden bevinden zich geen bedrijven die onevenredig belemmerd worden in hun functioneren door een transformatie naar wonen. 7.5.2 Conclusie Het plangebied wordt beschouwd als een gemengd gebied op grond van de verscheidenheid aan functies. Het plan is hoofdzakelijk conserverend van aard. Er gelden wijzigingsbevoegdheden die een transformatie naar voornamelijk wonen mogelijk maken. Een dergelijke transformatie heeft een positief effect op de milieuhinder in het gebied en het woon- en leefklimaat. Een nadere afweging zal worden gemaakt ten tijde van het opstellen van de wijzigingsplannen. Vanuit bedrijven en milieuzonering geldt daarmee geen belemmeringen voor het bestemmingsplan. 7.6.
Externe veiligheid
7.6.1. Kader Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals milieurisico’s, transportrisico’s en risico’s die kunnen optreden bij de productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden. In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid, moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro-besluit betrekking heeft en dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan, berekend te worden. Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De normstelling heeft de status van een grenswaarde die niet overschreden mag worden. Voor kwetsbare objecten wordt in zowel bestaande als nieuwe situaties het
62
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
niveau van 10-6 per jaar als grenswaarde gehanteerd. Nieuwe beperkt kwetsbare objecten zijn alleen toegestaan onder een gewichtige motivering. Bestaande beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan binnen de PR 10-6 contour. Het GR kan worden beschouwd als de maat van maatschappelijke ontwrichting in geval van een calamiteit (en drukt dus de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal 10 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit). De normstelling heeft de status van een oriënterende waarde. Deze waarde is geen vastgestelde wettelijke norm. Desondanks hebben overheden en betrokken private instellingen een inspanningsverplichting om te voldoen aan deze oriënterende waarde en dient een toename van het GR bestuurlijk te worden verantwoord. Besluit externe veiligheid inrichtingen Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) uit 2004 legt veiligheidsnormen op aan overheden die besluiten nemen over bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het gaat daarbij om bijvoorbeeld chemische fabrieken, LPG-tankstations en spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij (beperkt) kwetsbare objecten waaronder woningen, ziekenhuizen, scholen, winkels, horecagelegenheden en sporthallen. Hierdoor ontstaan risico’s voor mensen die in de buurt ervan wonen of werken. Het besluit verplicht gemeenten en provincies bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen met externe veiligheid rekening te houden. Dit betekent bijvoorbeeld dat woningen op een bepaalde afstand moeten staan van een bedrijf dat werkt met gevaarlijke stoffen. Regelgeving transport van gevaarlijke stoffen over wegen, water en spoor De regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen over openbare wegen, water en spoorwegen is neergelegd in de circulaire “Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen” (cRNVGS). Deze circulaire kan worden beschouwd als voorloper van een eventuele wettelijke verankering van de risiconormen en is geldig tot uiterlijk 31 juli 2012. In 2012 treedt het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) in werking. Hierin staan regels op het gebied van externe veiligheid voor de ruimtelijke inrichting rond wegen, waterwegen en spoorwegen met vervoer van gevaarlijke stoffen. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van het Btev zijn de Basisnetten Weg en Water als bijlage bij de cRNVGS opgenomen. Regelgeving transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarmee zijn nieuwe kwetsbare objecten binnen de PR 10-6 contour niet toegestaan. Ook is vastgesteld dat wanneer binnen het invloedsgebied van een buisleiding een ruimtelijk besluit wordt genomen, de verantwoordingsplicht van toepassing is.
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
63
Het Bevb gaat uit van een belemmerde strook van 4 of 5 meter, afhankelijk van de werkdruk. Voor deze strook geldt een bouwverbod en een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden. Net als bij het Bevi worden de risicoafstanden en rekenmethodiek die volgen uit het Bevb opgenomen in een regeling, de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). 7.6.2 Onderzoek Een hoofdzakelijk conserverend bestemmingsplan, zoals het onderhavige, is in het kader van het Bevi een nieuwe situatie en beoordelingsplichtig. In de nabijheid van het plangebied zijn de volgende risicobronnen aanwezig: Tankstation van der Slik, Jan van der Heijdenstraat 10; TINQ Tankstation, Overbuurtseweg 26; Argos Groep, Hoekeindseweg 61; Provinciale weg N209. Er zijn geen kabels en leidingen aanwezig waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd, zoals gas- of olieleidingen. Hierna wordt ingegaan op de aanwezige risicobronnen. Tankstation van der Slik, Jan van der Heijdenstraat 10 Deze inrichting is een risicovolle inrichting vanwege de opslag van zeer licht ontvlambare vloeistoffen. Er wordt geen LPG verkocht en er is dus geen sprake van een PR 10-6 contour. De dichtstbijzijnde (beperkt) kwetsbare objecten zijn gelegen op circa 240 meter. Het invloedsgebied (1%-letaliteitsgrens) van een tankstation zonder LPG bedraagt maximaal 50 meter. Daarmee gelden er voor het bestemmingsplan geen belemmeringen vanuit deze inrichting. TINQ Tankstation, Overbuurtseweg 26 Dit tankstation, gelegen ten noorden van het plangebied, is een risicovolle inrichting. Het tankstation verkoopt geen LPG en heeft daarom geen PR-contouren. Het invloedsgebied overlapt het plangebied, dat gelegen is op circa 575 meter, niet. Er geldt derhalve geen onderzoeks- of verantwoordingsplicht voor deze inrichting. Argos Groep, Hoekeindseweg 61 Aan de Hoekeindseweg is een tankstation gevestigd dat voorziet in de verkoop van licht ontvlambare vloeistoffen. Het tankstation verkoopt geen LPG en heeft daarom geen PR 10-6 contour. Het plangebied is gelegen op 600 meter van deze inrichting. Daarmee overlapt het invloedsgebied het plangebied met zekerheid niet. Provinciale weg N209 Over de N209 vindt incidenteel vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De N209 is op circa 100 meter vanaf het plangebied gelegen en is geen doorgaande route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, maar fungeert als een route voor lokaal transport ter bevoorrading van risicovolle inrichtingen. Voor het traject Hilligersberg-Bergschenhoek zijn de volgende intensiteiten bekend:
64
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
Stofcategorie LF1 LF2 LT1 LT2 GF3
Omschrijving Brandbare vloeistoffen Brandbare vloeistoffen Toxische vloeistoffen Toxische vloeistoffen Brandbare gassen
Jaarintensiteit 1.401 1.612 31 377 106
Voor het vervolgtraject (Bergschenhoek-Bleiswijk), het traject dat vooral relevant is voor het onderhavige bestemmingsplangebied, zijn geen tellingen bekend. Aangenomen mag worden dat hier ook gevaarlijke stoffen over worden getransporteerd, maar dat de aantallen niet hoger zijn dan op het genoemde wegvak. Het invloedsgebied van deze transportroute bedraagt 950 meter (op basis van het toxisch scenario, LT2). Voor het groepsrisico is het BLEVE-scenario het belangrijkst, als gevolg van het transport van LPG of propaan (GF3). Volgens de cRNVGS hoeft niet altijd gerekend te worden, maar mag in eerste instantie met vuistregels worden gewerkt, zoals opgenomen in PGS 3. Toepassing van deze vuistregels voor het wegdeel langs het plangebied levert op dat er geen sprake is van een PR 10-6 contour ter plaatse. Voor het betreffende wegvak geldt op grond van PGS 3 tevens dat het groepsrisicocriterium niet wordt overschreden bij een bevolkingsdichtheid van minder dan 90 personen per hectare. Gelet op de omgeving is dat in deze situatie het geval, zodat een berekening van het groepsrisico niet noodzakelijk is.
Afbeelding: uitsnede risicokaart met daarop aangegeven de transportroutes gevaarlijke stoffen
Omdat het een hoofdzakelijk conserverend bestemmingsplan is, zal er geen toename van het groepsrisico optreden, zodat geen groepsrisicoverantwoording noodzakelijk is in het bestemmingsplan. Volstaan kan worden met een beknopte beschrijving van de situatie.
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
65
In het kader van de bestemmingsplanprocedure is de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond geconsulteerd. Voor het bepalen van het resteffect (inschatting van het aantal doden en gewonden) zijn de volgende worstcase scenario's beschouwd. 1. BLEVE10 met een tankwagen met brandbare gassen op de N209; 2. Vrijkomen van toxische stoffen als gevolg van een ongeval op de N209 (instantaan falen tankwagen). Naast de worstcase scenario's is voor de relevante risicobron gekeken naar de meest geloofwaardige scenario's. Indien er binnen de 1% letaliteitscontour (voorziene) objecten aanwezig zijn, zullen hiervoor aanvullende maatregelen geadviseerd worden. De 1% letaliteitscontour van de meest geloofwaardige scenario's vallen buiten het plangebied. Zelfredzaamheid De zelfredzaamheid geeft aan in welke mate de aanwezigen in staat zijn om op eigen kracht zich in veiligheid te brengen. Voor elk incidentscenario is de mogelijkheid van zelfredding verschillend. Zelfredding kan een zeer belangrijke bijdrage leveren aan het reduceren van het aantal slachtoffers, omdat de meeste slachtoffers vooral in de eerste minuten tot een half uur van het ongeval vallen. Naast verschillen per scenario zijn er andere factoren die de mate van zelfredding beïnvloeden. Aanwezigheid van bijvoorbeeld vluchtwegen, mate van voorbereid zijn, het aantal mensen en hun fysieke condities en het al dan niet tijdig geven van duidelijke instructies, zijn belangrijke factoren. Voor het beschouwde scenario als gevolg van een BLEVE- incident met een propaan- of LPGtankwagen geldt dat een potentieel incident zich opbouwt in de tijd en zich voor aanwezigen onverwacht kan voltrekken. De effectafstanden zijn groot. De BLEVE kan binnen 20 tot 30 minuten plaatsvinden. Mogelijkheden tot zelfredzaamheid zijn aanwezig, mits tijdig aangevangen wordt met ontruiming en er geen beperkingen zijn ten aanzien van de zelfredzaamheid van aanwezigen en de infrastructuur in de omgeving op een juiste manier is ingericht. Voor het beschouwde scenario als gevolg van een incident met toxische stoffen geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar voor omwonenden. Zelfredzaamheid in dit scenario is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen, denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Instructie met betrekking tot de juiste handelswijze in geval van een incident is noodzakelijk voor een effectieve zelfredzaamheid. Beheersbaarheid Het criterium beheersbaarheid richt zich op de inzetbaarheid van de hulpverleningsdiensten en in hoeverre zij in staat zijn om hun taken goed uit te voeren en daarmee verder escalatie van het incident kunnen voorkomen. Voor een adequate inzet van de hulpverleningsdiensten zijn de volgende punten van belang: - Bereikbaarheid. - Opstelmogelijkheden. - Inzetbaarheid van middelen (o.a. bluswatervoorziening). 10
Een explosiescenario doordat de druk in een opslagtank (propaan- of LPG-tankwagen) zo toeneemt dat de tank openbarst en de vloeistof er als een brandende wolk uitkomt. BLEVE: boiling liquid expanding vapour explosion.
66
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
In overleg met de afdeling Brandveiligheid van de Regionale Brandweer Rotterdam-Rijnmond district Noord zijn de mogelijkheden tot optreden van de hulpverleningsdiensten bepaald. De bereikbaarheid, ontsluiting en bluswatervoorziening conform de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR) voldoen gedeeltelijk. Met betrekking tot de primaire en secundaire bluswatervoorzieningen zijn geen tekortkomingen geconstateerd en is derhalve voldoende. De bereikbaarheid van aanwezig bebouwing in het plangebied is voldoende, met uitzondering van de Christelijke Basisschool (CBS) de Poort. De basisschool is onvoldoende bereikbaar voor grote hulpverleningsvoertuigen, omdat deze niet op het terrein kunnen komen. De Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) adviseert daarom de toegang tot CBS de Poort te verbreden. De VRR adviseert verder om de volgende voorzieningen te realiseren, teneinde de zelfredzaamheid en de mogelijkheden voor de hulpverlening te vergroten: 1. Door er voor te zorgen dat bij (her)ontwikkeling(en), binnen 230 meter vanuit de N209, (nood)uitgang(en zodanig worden gesitueerd dat aanwezige personen veilig in tegengestelde richting van de risicobron kunnen vluchten, waardoor de zelfredzaamheid van aanwezigen wordt verbeterd en slachtoffers kunnen worden voorkomen. Daarbij is het van belang dat alle (nood)uitgang(en) in voldoende mate aansluiten op de bestaande infrastructuur binnen en buiten het plangebied. 2. Door gebouwen bij (her)ontwikkeling(en) geschikt te maken om, bij een incident waarbij een toxische wolk vrijkomt, enkele uren in te schuilen ("safe haven" principe), waardoor slachtoffers kunnen worden voorkomen. Gezorgd moet worden dat deuren, ramen en ventilatieopeningen afsluitbaar zijn. In nieuwe gebouwen is het noodzakelijk dat het luchtverversingssysteem uitgeschakeld kan worden. 7.6.3. Conclusie In de nabijheid van het plangebied bevinden zich drie tankstations, die niet voorzien in de verkoop van LPG. Voor geen van de inrichtingen geldt een PR 10-6 contour of een invloedsgebied dat het plangebied overlapt. Bovendien bevindt zich op relatief korte afstand van het plangebied de N209, waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Teneinde de gevolgen van eventuele ongevallen te beperken is de zelfredzaamheid en beheersbaarheid nader beschouwd en heeft de VRR een advies uitgebracht. Er gelden geen belemmeringen voor de haalbaarheid van het plan. 7.7.
Overige belemmeringen Naast de hiervoor beschreven milieuaspecten kunnen er nog andere belemmeringen in of nabij het plangebied aanwezig zijn die van invloed kunnen zijn op de planvorming. Het gaat bijvoorbeeld om de aanwezigheid van straalpaden, planologisch relevante kabels en leidingen (zoals waterleidingen of rioleringsleidingen), beschermingszones en dergelijke. Planologisch relevante kabels en leidingen Er zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen in of in de directe nabijheid van het plangebied gelegen.
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
67
Luchthaven Rotterdam - The Hague Airport Radarnavigatiesysteem Ten zuidwesten van het plangebied ligt luchthaven “Rotterdam - The Hague Airport”. Ten behoeve van de luchtverkeersbeveiliging van deze luchthaven zijn technische installaties en systemen op en in de omgeving van het luchtvaartterrein aanwezig. Deze zogenaamde Communicatie, Navigatie en Surveillance (CNS) infrastructuur maakt gebruik van radiogolven die uitgezonden en/of ontvangen worden door antennesystemen. Obstakels, zowel vast (gebouwen, windmolens, et cetera) als mobiel (bouwkranen, heistellingen, et cetera) vormen in potentie een bedreiging voor de goede werking van de apparatuur omdat ze de uitgezonden radiosignalen kunnen verstoren. Verstoring van de apparatuur maakt de CNS apparatuur minder betrouwbaar of zelfs geheel onbruikbaar waardoor direct de veiligheid van het luchtverkeer wordt beïnvloed. Het is daarom in het belang van de veiligheid van de luchtvaart alles in het werk te stellen om de diverse systemen tegen verstorende obstakels te beschermen. Aan de hand van de internationale burgerluchtvaartcriteria dient beoordeeld te worden of de voorgenomen bouwplannen en werktuigen van invloed zijn op de correcte werking van CNS hulpmiddelen. Het plangebied bevindt zich niet binnen een toetsingsvlak van de CNS-apparatuur (zie afbeelding ‘uitsnede kaart toetsingsvlakken ILS 24’). Er geldt derhalve geen toetingsverplichting. In het bestemmingsplan hoeft hiervoor geen regeling te worden opgenomen.
Afbeelding: uitsnede kaart toetsingsvlakken ILS 24’
68
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
Akoestiek Bij de luchthaven “Rotterdam – The Hague Airport” speelt ook het aspect ‘akoestiek’ een rol. De maatgevende contour, waarbinnen geen geluidgevoelige bebouwing (zoals woningen) mogen worden gerealiseerd, is weergegeven middels de zogenaamde 35 KE-contour. Deze 35 KEcontour valt niet over het onderhavige bestemmingsplangebied en levert derhalve geen beperkingen op. Invliegfunnel Bij de luchthaven “Rotterdam – The Hague Airport” hoort een aanvliegroute (invliegfunnel). In verband met de vliegveiligheid geldt er binnen de aanvliegroute een hoogtebeperking voor gebouwen en andere bouwwerken.
Afbeelding: uitsnede kaart invliegfunnel
Het plangebied ligt niet binnen de aanvliegroute van Rotterdam The Hague Airport, zoals blijkt uit de afbeelding ‘uitsnede kaart invliegfunnel’. De aanvliegroute werpt derhalve geen belemmeringen op voor het plan.
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
69
7.8.
Duurzaamheid
7.8.1. Kader Nationaal klimaatbeleid Teneinde de Kyotodoelstellingen te realiseren, is landelijk klimaatbeleid geformuleerd. De korte termijn doelstelling voor Nederland is de uitstoot van de belangrijkste broeikasgassen in de periode van 2008 - 2012 met 6% terug te dringen ten opzichte van 1990. Op de lange termijn wil de overheid de overgang naar een duurzame energiehuishouding bereiken (een aandeel van twintig procent duurzame energie in 2020) en verdere beperking van de CO2-uitstoot realiseren (30% in 2020 ten opzichte van 1990). Dit is verwoord in het vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4). De Nederlandse overheid wil de helft van de nodige emissiereductie behalen met binnenlandse maatregelen en de andere helft uit het buitenland met behulp van de flexibele instrumenten uit het Kyotoprotocol. Duurzaam bouwen Duurzaam bouwen staat voor het ontwikkelen en beheren van de gebouwde omgeving met respect voor mens en milieu zodat kan worden voorzien in de behoefte van de huidige generatie zonder dat voor toekomstige generaties de mogelijkheid wordt ontnomen om ook in hun behoeften te kunnen voorzien. Duurzaam bouwen is daarmee onderdeel van de kwaliteit van de gebouwde omgeving. 7.8.2. Onderzoek en conclusie Bij nieuwbouw wordt toepassing gegeven aan de wettelijke verplichtingen op dit gebied. Er gelden geen bijzondere duurzaamheidsaspecten.
70
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
Deel D: Uitvoerbaarheid en procedure Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
71
72
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
8
Uitvoerbaarheid
8.1
Economische uitvoerbaarheid Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, deze moeten worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd in privaatrechtelijke overeenkomsten met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld. Het bestemmingsplan maakt, ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan, bij recht geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Wel zijn er enkele wijzigingsbevoegdheden opgenomen, waarvan er slechts één nieuw is ten opzichte van de voorgaande bestemmingsregeling (namelijk die voor het gemeentehuis Bleiswijk). Voor alle wijzigingsbevoegdheden geldt dat, voor zover de gronden nog geen gemeente-eigendom zijn, dat ten tijde van het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid een anterieure overeenkomst met de grondeigenaar moet worden gesloten. Als het sluiten van een anterieure overeenkomst niet lukt, kan het bij het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid noodzakelijk zijn om een exploitatieplan op te stellen. Het opstellen van een exploitatieplan in het kader van dit bestemmingsplan is evenwel niet noodzakelijk. Gelet op het voorgaande wordt het plan financieel uitvoerbaar geacht.
8.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid Het bestemmingsplan voorziet in een conserverende regeling welke gericht is op het behoud van de bestaande situatie c.q. rechten. Met het oog hierop wordt het plan maatschappelijk uitvoerbaar geacht. Hierbij wordt opgemerkt dat conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) overleg zal worden gevoerd met instanties die belast zijn met het behartigen van belangen in het plangebied. Tevens zal inspraak plaatsvinden op het voorontwerpbestemmingsplan.
8.3
Handhavingsaspecten Inleidend Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor controle en handhaving ligt bij de gemeente. Handhaving kan worden omschreven als elke handeling die erop gericht is de naleving van regelgeving te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Het doel van handhaving is om de duurzame bescherming van mens en omgeving te waarborgen. Binnen het kader van het bestemmingsplan heeft regelgeving met name betrekking op de Wet ruimtelijke ordening, de Wet algemene bepalingen
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
73
omgevingsrecht en de Woningwet. Bij overtreding van deze regelgeving moet gedacht worden aan bouwen zonder omgevingsvergunning voor het bouwen, bouwen in afwijking van een verleende vergunning, het handelen zonder of in afwijking van een noodzakelijke vergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en voor werkzaamheden (de vroegere aanlegvergunning) en het gebruik van gronden en opstallen in strijd met de gebruiksregels van het bestemmingsplan of een afwijking. De handhaafbaarheid van een bestemmingsplan is met name afhankelijk van het draagvlak van de regels onder de burgers en van de duidelijkheid van de regels. Vertaling naar bestemmingsregeling Bij het opstellen van dit nieuwe bestemmingsplan heeft als uitgangspunt het voorgaande bestemmingsplan gediend. De bestaande rechten zijn zoveel als mogelijk gecontinueerd. Daarmee wordt al goeddeels voorkomen dat er na de vaststelling van dit plan, ineens strijdige (en dus te handhaven) situaties ontstaan. Daarnaast zijn er bij het opstellen van het plan geen strijdige situaties geconstateerd. Tevens wordt in dit nieuwe plan door middel van het opnemen van flexibiliteitsbepalingen (binnen de bestemmingen en door middel van algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingen) ingespeeld op eventuele toekomstige ontwikkelingen. Hiermee wordt voorkomen dat bij iedere kleine wijziging, gelijk een strijdige (en dus te handhaven) situatie ontstaat. De verbeelding, de regels en de toelichting zijn, tot slot, zodanig op elkaar afgestemd dat interpretatieproblemen en problemen met betrekking tot de uitvoering zo veel mogelijk worden voorkomen.
74
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
9
Procedure
9.1
Voorbereidingsfase Vooraankondiging Op grond van artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient voorafgaand aan een bestemmingsplanprocedure, een vooraankondiging te worden gepubliceerd waarin de gemeente aangeeft een bestemmingsplan voor te bereiden. Deze vooraankondiging heeft voor dit plan plaatsgevonden op 17 augustus 2011. Inspraak Het voorontwerpbestemmingsplan is conform de gemeentelijke inspraakverordening voorafgaand aan de formele bestemmingsplanprocedure voor inspraak vrijgegeven. Gedurende de inspraaktermijn is een ieder in de mogelijkheid gesteld schriftelijke en/of mondeling te reageren op het bestemmingsplan. De ontvangen inspraakreacties zijn samengevat en beantwoord in de Nota inspraak- en overlegreacties, die als bijlage 2 bij deze toelichting is opgenomen. Naar aanleiding van de inspraakreacties is het bestemmingsplan op onderdelen aangepast. Overleg Conform artikel 3.1.1. van het Bro dienen burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. In dit kader is het voorontwerpbestemmingsplan voor advies toegezonden aan een aantal overleginstanties. De ontvangen overlegreacties zijn samengevat en beantwoord in de Nota inspraak- en overlegreacties, die als bijlage 2 bij deze toelichting is opgenomen. Naar aanleiding van de vooroverlegreacties is het bestemmingsplan op onderdelen aangepast.
9.2
Ontwerpfase Na afronding van de inspraakprocedure en het vooroverleg is de formele bestemmingsplanprocedure gestart. De aanpassingen die volgden uit de inspraakreacties en de overlegreacties worden verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. Ook zijn er enkele ondergeschikte ambtshalve aanpassingen doorgevoerd. Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is artikel 3.8 Wro (gelezen in samenhang met afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht) van toepassing. De kennisgeving van het ontwerpbesluit tot vaststelling van het bestemmingsplan moet in de Staatscourant worden geplaatst en dient - met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening - ook via elektronische weg te geschieden. Tevens dient de kennisgeving te worden toegezonden aan die
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
75
diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn, aan het waterschap en aan belanghebbende gemeenten. Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd. Binnen deze termijn wordt een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling een zienswijze op het plan in te dienen. Ook moeten de stukken met de kennisgeving aan de eerder genoemde diensten en instanties worden toegezonden (artikel 3:13 Awb), of er moet worden aangegeven waar de (digitale) stukken te vinden zijn (elektronische kennisgeving). 9.3
Vaststellingsfase Binnen twaalf weken na de termijn van terinzagelegging moet de gemeenteraad beslissen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan. Het vastgestelde bestemmingsplan behoeft op grond van de Wro geen goedkeuring meer van Gedeputeerde Staten. Tegen het besluit tot vaststelling staat, voor belanghebbenden, direct beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Direct na de beroepstermijn treedt, indien tijdens de beroepstermijn geen verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, het plan in werking.
76
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Toelichting Ontwerp, 8 juni 2012
PLANREGELS
Inhoudsopgave van de regels
HOOFDSTUK 1 Artikel 1 Artikel 2 HOOFDSTUK 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14 Artikel 15 Artikel 16 HOOFDSTUK 3 Artikel 17 Artikel 18 Artikel 19 Artikel 20 Artikel 21 Artikel 22 HOOFDSTUK 4 Artikel 23 Artikel 24
INLEIDENDE REGELS Begrippen Wijze van meten
1 12
BESTEMMINGSREGELS
13
Bedrijf Centrum Gemengd Groen Kantoor Maatschappelijk Tuin Verkeer Water Wonen Waarde - Archeologie 1 Waarde - Archeologie 2 Waarde - Archeologie 3 Waterstaat - Waterkering
13 17 23 29 30 35 41 43 45 47 53 56 59 62
ALGEMENE REGELS
64
Anti-dubbeltelregel Algemene bouwregels Algemene aanduidingsregels Algemene gebruiksregels Algemene afwijkingsregels Algemene wijzigingsregels
64 65 66 68 70 72
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
76
Overgangsrecht Slotregel
76 77
Bijlagen bij regels Bijlage 1
1
Staat van Bedrijfsactiviteiten
Hoofdstuk 1 Artikel 1
Inleidende regels
Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder: plan: het bestemmingsplan Centrum Bleiswijk van de gemeente Lansingerland. bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1621.BP0088-ONTW met de bijbehorende regels en bijlagen. Verdere begrippen in alfabetische volgorde: aan- en uitbouw: een uitbreiding van het hoofdgebouw die qua afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw; aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; ambachtelijk en/of verzorgend bedrijf: a. een bedrijf voor de uitoefening van producerende en/of verzorgende ambachten, met uitzondering van detailhandelsambachten, garagebedrijven en andere autoverzorgende bedrijven, waar – voor een belangrijk deel in handwerk – goederen worden vervaardigd, verwerkt, bewerkt, geïnstalleerd of hersteld, voornamelijk direct ten behoeve van de uiteindelijke gebruiker en/of verbruiker en welke wordt gekenmerkt door hetgeen is vermeld onder b; b. een bedrijf waarvan de uitoefening plaats heeft onder (één van) de volgende omstandigheden: 1. het productieproces, wordt grotendeels “met de hand” of althans niet in hoofdzaak geautomatiseerd, of met behulp van werktuigen die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskracht worden aangedreven, uitgevoerd; 2. voor zover van laatstbedoelde werktuigen gebruik wordt gemaakt zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke handvaardigheid. Bedrijven welke zich richten op persoonlijke of zakelijke dienstverlening zoals kapsalons, wasserettes, kantoren al dan niet met baliefunctie, worden hieronder niet begrepen. ander bouwwerk: een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
1
antennedrager: een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne; antenne-installatie: een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie; archeologische waarde: de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden; bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde; bebouwingspercentage: het percentage van de oppervlakte van een bestemmings- of bouwvlak dat mag worden bebouwd; bedrijf aan huis: het, onder voorwaarden, uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten aan huis: a. die in de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als milieucategorie 1, voor zover de bedrijven in de bedoelde lijst niet zijn doorgehaald, of daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving; en b. geen horeca of detailhandel zijnde; c. geen sterke publieksaantrekkende werking hebbende; in de woning en de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie; bedrijfsgebonden kantoor: het gedeelte van een bedrijf waarbinnen administratieve en daarmee gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten ten behoeve van dat bedrijf worden uitgeoefend; bedrijfsgebouw: een gebouw, geen kas zijnde, dat blijkens zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd om te worden gebruikt als bedrijfsruimte voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten; bedrijfsmatige activiteiten: een activiteit, gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
2
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
bedrijfsvloeroppervlakte: de totale oppervlakte van alle bouwlagen van kantoren, winkels en/of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten; bedrijfs- of dienstwoning: een woning in of bij een bedrijf(sgebouw) of op dan wel bij een bedrijfsterrein bestemd voor één huishouden waarvan huisvesting daar, gelet op de aard, inrichting en omvang van het betreffende bedrijf, noodzakelijk is; beroep aan huis: het beroepsmatig uitoefenen van in hoofdzaak niet publieksaantrekkende en kleinschalige activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied, in de woning en de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie; beroepsmatige activiteiten: het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk of hiermee gelijk te stellen gebied, die door de aard (qua milieuplanologische hinder) en de omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving; bestaande bebouwing: bebouwing, die ten tijde van de terinzagelegging van het (ontwerp)bestemmingsplan is of wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde in de Woningwet of krachtens een vergunning; bestaand gebruik: gebruik dat bestaat ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan; bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak; bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; bijgebouw: een (vrijstaand) niet voor bewoning bestemd gebouw, dat in functioneel opzicht en qua afmeting ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw; bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
3
bouwgrens: de grens van een bouwvlak; bouwlaag, laag: de begane grond of een verdieping van een gebouw, een onderhuis en een zolder worden hier niet onder begrepen; bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; bouwperceelsgrens: een grens van een bouwperceel; bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten; bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; brutovloeroppervlakte (b.v.o.): de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw; cultuur- en ontspanningsdoeleinden: culturele doeleinden en doeleinden die dienen ter ontspanning, zoals een atelier, filmhuis, bowlingbaan, creativiteitscentrum, dansschool, evenementencentrum, museum, muziekschool, muziektheater, speelcentrum, theater en welness; detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen, het uitstallen ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; detailhandel in bouwmaterialen: detailhandel in materialen waaruit op te richten bouwwerken zijn samengesteld, alsmede materialen welke voor het verrichten van bouwwerkzaamheden nodig zijn; hieronder worden tevens verstaan materialen welke uitsluitend dienen voor versiering, aankleding, inrichting en gebruik van bouwwerken; waaronder in ieder geval verfwaren en doe-het-zelf-producten; detailhandel in seizoensartikelen: detailhandel in artikelen die alleen in een bepaald seizoen nuttig, bruikbaar en/of beschikbaar zijn;
4
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
detailhandelsbedrijf: een bedrijf dat zich richt op detailhandelsactiviteiten eventueel met bijbehorend kantoor, magazijn of ambacht; dienstverlening: Persoonlijke dienstverlening: het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan personen, zoals reisbureaus, kapsalons, wasserettes; Sociaal-culturele en/of educatieve dienstverlening: het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan bedrijven en/of personen, zoals resocialisatie, therapie, gehandicaptenzorg, een zorgboerderij en kinderopvang, zulks met uitzondering van seksinrichtingen; Zakelijke dienstverlening: het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan bedrijven en/of personen, zoals administratie-, advertentie-, advocaten-, makelaars-, advies- en ingenieursbureaus en bankfilialen, zulks met uitzondering van seksinrichtingen; doe-het-zelf-producten: hout en houtwaren; tegels, stenen, dakpannen en dergelijke; bouwgrondstoffen en installatiemateriaal, waaronder sierpleisters, isolatiemateriaal, pvc-artikelen, verlichtings-/installatiematerialen, voor zover deze als bouwmaterialen zijn aan te merken; pijpen, zand en cement; kozijnen, deuren; sanitair; (inbouw)keukens, badkamers en kasten; verf en verfwaren, lijmen en kit; ijzerwaren; behang en behangbenodigdheden; buitenzonwering; open haarden; verwarmingsinstallatieartikelen; gereedschappen ten behoeve van de bouw; (bouw)materialen voor de inrichting van de tuin; overige naar de aard vergelijkbare producten; erf: het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw; erfafscheiding: schuttingen, muren, terrasschermen en andere gebouwde verticale afscheidingen welke al dan niet op de erfgrens zijn geplaatst;
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
5
erfbebouwing: de bij een hoofdgebouw behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen; escortbedrijf: het bedrijfsmatig, of in omvang alsof die bedrijfsmatig is, aanbieden van prostitutie door natuurlijke personen, groep van personen en/of rechtspersonen, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend; gastouderopvang: commerciële kinderopvang in een gezinssituatie door een ander dan de ouders in de woning waar de gastouder zijn hoofdverblijf heeft; gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; geluidsgevoelig object: een geluidsgevoelige gebouw, terrein en/of ruimte zoals gedefinieerd in de Wet geluidhinder; hogere grenswaarde: een waarde die ligt tussen de voorkeurswaarde en de maximale waarde voor geluid; hoofdgebouw: een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken; horeca: een bedrijf, dat in zijn algemeenheid is gericht op het verstrekken van nachtverblijf, op het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of op het exploiteren van zaalaccommodatie. In deze regels worden de volgende indeling in categorieën aangehouden: 1. Horecabedrijven met geen of beperkte invloed op de woon- en leefomgeving, waaronder: a. daghoreca: winkelondersteunende horecabedrijven, die als regel dezelfde openingstijden hebben als winkels en zich richten op het winkelend publiek, zoals croissanteries, ijssalons, tearooms en daarmee gelijk te stellen bedrijven; b. avondhoreca: restaurants, bedrijven die zich in hoofdzaak richten op het ter plaatse nuttigen van ter plaatse bereide etenswaren en voor gebruik ter plaatse verstrekken van alcoholische dranken, waarvan de sluitingstijd voor middernacht ligt. 2. Nachthoreca: horecabedrijven die zich in hoofdzaak richten op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en/of gelegenheid bieden voor dansen en waarvan de sluitingstijd na middernacht ligt, waaronder cafés, bars, partycentra, dancings, discotheken en daarmee gelijk te stellen bedrijven;
6
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
3. Verblijfshoreca: horecabedrijven die zich in hoofdzaak richten op het verstrekken van nachtverblijf en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is, zoals hotels en pensions. huishouden: a. een alleenstaande; of b. samenwoning van een groep mensen in gezinsverband of daarmee vergelijkbare samenstelling, waarbij geen sprake is van een van tevoren vaststaande tijdelijkheid van de samenwoning. kampeermiddel: een tent, een tentwagen, een kampeerauto of caravan, dan wel enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend of tijdelijk zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf; kantoor: een gebouw of deel van een gebouw dat door haar indeling en inrichting kennelijk is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden (al dan niet met baliefunctie); kap: een dakafdekking van een gebouw waarbij bij een horizontale projectie ten minste 65% van het gebouw wordt afgedekt met hellende dakvlakken; kinderboerderij: een natuur-educatieve voorziening voor kinderen in de vorm van een agrarisch bedrijf/boerderij met dieren, waarbij ook op kleine schaal productie, bewerking en verkoop van (eigen) boerderijproducten kan plaatsvinden; kindercentrum: een voorziening gastouderopvang;
waar
zelfstandige
kinderopvang
plaatsvindt,
anders
dan
kinderopvang: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen en opvoeden van kinderen, zoals gastouderopvang, een kindercentrum, buitenschoolse opvang (BSO) en een peuterspeelzaal; kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten: Kwetsbare objecten: a. woningen, met uitzondering van: 1. verspreid liggende vrijstaande woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per ha; 2. dienst- en bedrijfswoningen behorende van derden;
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
7
b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals: 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen; 2. scholen; 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen; c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals: 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object; 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd; d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen. Beperkt kwetsbare objecten: a. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare; b. dienst- en bedrijfswoningen van derden; c. kantoorgebouwen, voor zover zij niet onder kwetsbare objecten vallen; d. hotels en restaurants, voor zover zij niet onder kwetsbare objecten vallen; e. winkels, voor zover zij niet onder kwetsbare objecten vallen; f. sporthallen, zwembaden en speeltuinen; g. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder kwetsbare objecten vallen; h. bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder kwetsbare objecten vallen; i. objecten die met de onder a. tot en met e. en g. genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn; j. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval. maatschappelijke voorziening: een overheids-, medische, educatieve-, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, recreatieve en/of vergelijkbare maatschappelijke voorziening, een voorziening ten behoeve van sportbeoefening, kinderdagverblijf, kinderopvang, een voorziening ten behoeve van bejaarden, alsmede ondergeschikte vormen van niet zelfstandige detailhandel, niet zelfstandige dienstverlening en/of niet zelfstandige horeca ten dienste van de gebruikers van deze voorziening;
8
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
milieucategorie: een aan een bedrijfsactiviteit toegekende categorie volgens de in de bijlage bij de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten; nutsvoorziening: voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, etc; onderkomen: voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, arken, kampeermiddelen en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerk zijn aan te merken; overkapping: een kapconstructie over een ruimte of ander bouwwerk; peil: a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst: de hoogte van de weg; b. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; c. voor een ander bouwwerk: de hoogte van de weg waaraan het bouwwerk is gelegen of, indien het bouwwerk niet direct aan de weg is gelegen, de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein; d. indien wordt gebouwd in of aan een dijk, waterkering of in gebieden waar het peil op een perceel een verhang kent van meer dan 1 m: 1. indien de hoofdtoegang van het hoofdgebouw aan de weg grenst: de hoogte van de weg, waarbij dit peil zich uitstrekt tot een zone van ten hoogste 3 m achter de achtergevelbouwgrens van een op bedoeld perceel aangegeven bouwvlak, mits het een aanbouw aan het hoofdgebouw betreft; 2. indien de hoofdtoegang van het hoofdgebouw niet aan de weg grenst: het peil wordt bepaald door de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkt terrein; 3. voor vrijstaande bijgebouwen wordt het peil bepaald door de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkt terrein. Een en ander voor zover in deze regels niet anders is bepaald. perceel: zie 'bouwperceel'; perceelsgrens: zie 'bouwperceelsgrens'; peuterspeelzaal: een voorziening waarin uitsluitend kinderen vanaf twee jaar tot het tijdstip waarop zij kunnen deelnemen aan het basisonderwijs, verblijven in een speelgroep;
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
9
praktijkruimte: een beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte voor beoefenaren van vrije (aan huis gebonden) beroepen, zoals medische, para-medische, administratieve en daarmee vergelijkbare beroepen, zulks met uitzondering van seksinrichtingen; productiegebonden detailhandel: detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geproduceerd, bewerkt, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandel ondergeschikt is aan de productiefunctie; prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding; seksinrichting: een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: 1. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon; 2. een seksbioscoop of sekstheater; hieronder wordt verstaan een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven; 3. een seksautomatenhal, hieronder wordt verstaan een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of liveshow van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven; 4. een seksclub of parenclub; al dan niet in combinatie met elkaar; sekswinkel: een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarbinnen detailhandel in goederen van erotisch-pornografische aard plaatsvindt; straatmeubilair: al dan niet zijnde bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts)voorzieningen, zoals: 1. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken; 2. telefooncellen, abri's, kunstobjecten, gedenktekens, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame; 3. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m³ en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen; 4. afvalinzamelsystemen. voorgevel: de gevel of gevels, exclusief de aan- en uitbouwen aan deze gevel, die georiënteerd is (zijn) op het openbaar gebied;
10
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
voorgevel(bouw)grens: de grens van een bouwvlak aan de zijde(n) vanwaar een gebouw of ander bouwwerk hoofdzakelijk toegankelijk is (zijn) en/of aan de zijde(n) die op openbaar gebied georiënteerd is (zijn); voorgevelrooilijn: de denkbeeldige lijn die buitenwerks strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen; Wet geluidhinder: de geldende wet houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder; woning: een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden; woning in de sociale sector: a. sociale huurwoning: huurwoning zoals vastgelegd in de gemaakte afspraken tussen de Stadsregiogemeenten d.d. juli 2011; b. sociale koopwoning: koopwoning zoals vastgelegd in de gemaakte afspraken tussen de Stadsregiogemeenten d.d. juli 2011; zolder: een gedeelte van een gebouw waarvan de oppervlakte, voor zover de hoogte groter is dan 1,50 meter, niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van de onderliggende laag.
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
11
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: de afstand tussen bouwwerken onderling: waar deze afstand het kleinst is, inclusief ondergeschikte bouwdelen. de afstand van een bouwwerk tot een perceelsgrens: vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot die perceelsgrens op 1 meter boven peil en haaks op de perceelsgrens, inclusief ondergeschikte bouwdelen. de (bouw)hoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen. de breedte (lengte of diepte) van een gebouw: tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren (op 1 meter boven peil). Wanneer de gevels niet evenwijdig lopen of verspringen wordt het gemiddelde genomen van de kleinste en grootste maat. de bruto(bedrijfs)vloeroppervlakte: binnenwerks als het totaal van alle vloeroppervlakten ten dienste van kantoren, winkels en/of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. de (grond)oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. de verkoopvloeroppervlakte (v.v.o.): binnenwerks als het totaal van alle vloeroppervlakten van ruimten welke rechtstreeks ten dienste staan van de detailhandelsactiviteiten en voor publiek toegankelijk zijn; kantoren, magazijnen en overige dienstruimten worden hieronder niet begrepen.
12
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
Hoofdstuk 2
Artikel 3
Bestemmingsregels
Bedrijf
3.1
Bestemmingsomschrijving
3.1.1
Algemeen De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. een bedrijf of bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 2 zoals bedoeld in de als bijlage 1 opgenomen 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'; met de daarbij behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen en bedrijfsgebonden kantoren; met daaraan ondergeschikt:
3.1.2
b. verhardingen, wegen en paden; c. in- en uitritten; d. tuinen, erven en terreinen; e. groenvoorzieningen; f. nutsvoorzieningen; g. water. Specifiek Ter plaatse van de aanduiding: a. 'specifieke vorm van detailhandel - 1' zijn de gronden tevens bestemd voor detailhandel in bouwmaterialen en seizoensartikelen, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen (food-sector); b. 'specifieke vorm van bedrijf – vuurwerk' zijn de gronden tevens bestemd voor opslag en de seizoensgebonden verkoop van consumentenvuurwerk.
3.2
Bouwregels
3.2.1
Algemeen Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
3.2.2
Bedrijfsgebouwen a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; b. het bebouwingspercentage mag per bouwvlak niet meer bedragen dan aangegeven; c. indien de onder b. bedoelde aanduiding ontbreekt, mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan 100%; d. 1. voor zover binnen een bouwvlak of gedeelte daarvan de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' en/of 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' en/of 'maximale bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage) en/of 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven, mag de goothoogte respectievelijk de bouwhoogte in meters van de hoofdgebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven;
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
13
3.2.3
e. indien de onder 1 bedoelde aanduiding ontbreekt, mogen de goothoogte en de bouwhoogte van de hoofdgebouwen niet meer bedragen dan 7 respectievelijk 11 m; f. Gebouwde parkeervoorzieningen zijn slechts toegestaan voor zover gebouwd onder maaiveld en/of binnen het bedrijfsgebouw en/of op het bedrijfsgebouw, waarbij de maximale hoogte van het bedrijfsgebouw met niet meer dan 1,5 m mag worden overschreden voor het plaatsen van een borstwering, met uitzondering van toegangen en stijgpunten; g. de afstand van een bedrijfsgebouw tot de perceelsgrens(/-zen) bedraagt tenminste 3 m; tenzij gebouwen tegen elkaar worden aangebouwd. Andere bouwwerken
3.2.4
Bij ieder gebouw mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij buiten het bouwvlak de hoogte niet meer mag bedragen dan: a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel; b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel; c. 3 m voor overige andere bouwwerken. Bestaande bouwwerken Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in de leden 3.2.1 t/m 3.2.3, zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.
3.3
Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:
3.3.1
Bedrijfsgebouwen
3.3.2
a. Het vergroten van de grondoppervlakte van bestaande bedrijfsgebouwen met maximaal 10%; b. Het vergroten van de bouwhoogte tot 10 m. Andere bouwwerken Het bouwen van een terreinafscheiding met een maximale hoogte van 3 m, mits: a.
3.3.3
1. dit aantoonbaar bedrijfsmatig, waaronder begrepen de beveiliging, noodzakelijk is; 2. het een volledig open hekwerk betreft, zodanig dat het zicht op het voorterrein vanaf de openbare weg behouden blijft; b. het oprichten van vlaggenmasten en oriëntatie- en/of reclamezuilen tot een hoogte van 11 m. Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits: a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde; b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
14
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
2. 3. 4. 5.
c.
de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid; het aantal parkeervoorzieningen; de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen; 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken; 7. het milieu; uitbreiding van functies is slechts toegestaan voor zover: 1. de verkeersaantrekkende werking hiervan in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving; 2. op een goede wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien.
3.4
Specifieke gebruiksregels
3.4.1
Strijdig gebruik
3.4.2
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 20 lid 1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik: a. van bouwwerken voor bewoning; b. van gronden en/of bouwwerken voor bedrijfsactiviteiten anders dan bedoeld in lid 3.1.1 onder a; c. van gronden en/of bouwwerken voor (bedrijfsgebonden) detailhandel; d. van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting; e. van onbebouwde terreinen voor de opslag van caravans, boten en overige zaken; f. van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van vuurwerk. Bedrijfsgebonden kantoren Bedrijfsgebonden kantoren maken onderdeel uit van een bedrijfsgebouw waarbij per bedrijf het bedrijfsvloeroppervlakte voor kantoren niet meer mag bedragen dan 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte aan bedrijfsgebouwen met een maximum van 3000 m2.
3.5
Afwijken van de gebruiksregels Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de gebruiksregels voor:
3.5.1
Bedrijfsactiviteiten
3.5.2
a. de vestiging van bedrijven en bedrijfsactiviteiten die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de in lid 3.1.1 onder a bedoelde bedrijven; b. het gebruik van bouwwerken voor bedrijfsgebonden detailhandel, met uitzondering van voedingsmiddelen en genotsmiddelen, op voorwaarde dat: 1. er sprake is van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd; 2. het detailhandel betreft als ondergeschikt en niet-zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering, waarbij de winkelvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 20% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 200 m2; 3. de detailhandel geen onevenredige afbreuk doet aan de distributiestructuur binnen de gemeente waarmee met name dient te worden gelet op het kernwinkelgebied. Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
15
a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde; b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 2. de verkeersveiligheid; 3. de sociale veiligheid; 4. het gewenste voorzieningenniveau; 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen; 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken; 7. het milieu; 8. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving; 9. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte.
16
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
Artikel 4
Centrum
4.1
Bestemmingsomschrijving
4.1.1
Algemeen De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. op de begane grond: detailhandel en dienstverlening en voorzieningen ten behoeve van de functies op de bovengelegen bouwlagen, zoals entrees, stijgpunten en bergingen; b. op de overige bouwlagen: bedrijfsgebonden kantoren ten behoeve van de bedrijven genoemd onder sub a en wonen; met daaraan ondergeschikt:
4.1.2
c. wegen en paden; d. tuinen en erven; e. parkeervoorzieningen; f. groenvoorzieningen; g. nutsvoorzieningen; h. speelvoorzieningen; i. water. Specifiek Ter plaatse van de aanduiding: a. 'wonen' zijn de gronden op de begane grondlaag tevens bestemd voor wonen; b. 'horeca' zijn de gronden tevens bestemd voor horeca categorie 1 en 2; c. 'horeca tot en met horecacategorie 1' zijn de gronden tevens bestemd voor horeca categorie 1; d. 'specifieke vorm van detailhandel - 2' zijn de gronden in ieder geval bestemd voor detailhandel; zie lid 4.4; e. 'specifieke vorm van detailhandel - 3' zijn de gronden in ieder geval bestemd voor detailhandel; zie lid 4.4; f. 'bedrijf tot en met categorie 1' zijn de gronden tevens bestemd voor een bedrijf of bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 1 zoals bedoeld in de als bijlage 1 opgenomen 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'.
4.2
Bouwregels
4.2.1
Algemeen Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
4.2.2
Hoofdgebouwen a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; met dien verstande dat: 1. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' een hoofdgebouw uitsluitend in gestapelde vorm mag worden gebouwd; b. het bebouwingspercentage mag per bouwvlak niet meer bedragen dan 100%;
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
17
c.
4.2.3
1. voor zover binnen een bouwvlak of een gedeelte daarvan de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' en/of 'maximale goot- en bouwhoogte (m) en/of 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven mag de goothoogte respectievelijk de bouwhoogte in meters van de hoofdgebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven; 2. indien de onder 1 bedoelde aanduiding ontbreekt mogen de goothoogte en de bouwhoogte van de hoofdgebouwen niet meer bedragen dan 7 m respectievelijk 11 m; d. de dakhelling van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 45°. Gebouwde parkeervoorzieningen Gebouwde parkeervoorzieningen zijn slechts toegestaan voor zover gebouwd onder maaiveld, met uitzondering van toegangen en stijgpunten.
4.2.4
Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij hoofdgebouwen a. Bij ieder hoofdgebouw mogen aan de achtergevel aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarbij: 1. de diepte gemeten uit de achtergevelbouwgrens van het hoofdgebouw niet meer dan 3 m mag bedragen; 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,25 m tot een maximum van 4 m; 3. voldaan dient te worden aan het bepaalde in sub d; b. bij ieder hoofdgebouw mogen aan de zijgevel aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarbij: 1. de diepte gemeten uit: de (lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de) achtergevelbouwgrens van het hoofdgebouw niet meer dan 3 m mag bedragen; de zijgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 3 m mag bedragen; 2. de afstand tot: de (lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de) voorgevelbouwgrens van het hoofdgebouw niet minder dan 1 m zal bedragen; de grens met het naburige erf ten minste 1 m zal bedragen; 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m tot een maximum van 4 m; 4. voldaan dient te worden aan het bepaalde in sub d; c. bij iedere hoofdgebouw mogen vrijstaande bijgebouwen en/of overkappingen worden gebouwd, waarbij: 1. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, gemeten ten opzichte van het aansluitende terrein; 2. de afstand tot: de achtergevelbouwgrens van het hoofdgebouw ten minste 6 m zal bedragen; de (lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de) (voor)gevelrooilijn van het hoofdgebouw minimaal 1 m zal bedragen; de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 m zal bedragen, tenzij de uitbreiding wordt gerealiseerd op de perceelsgrens;
18
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
4.2.5
de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 m zal bedragen, indien deze grenst aan het openbaar gebied; de zijgevel ten minste 1 m zal bedragen; 3. voldaan dient te worden aan het bepaalde in sub d; d. de gebouwen en overkappingen als bedoeld onder a, b en c mogen slechts worden opgericht, indien: 1. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 75 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Centrum', buiten het bouwvlak, minder dan 300 m² bedraagt; 2. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 100 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Centrum', buiten het bouwvlak, tussen de 300 en 500 m² bedraagt; 3. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 150 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Centrum', buiten het bouwvlak, tussen meer dan 500 m² bedraagt; 4. het perceelsgedeelte met de bestemming 'Centrum', buiten het bouwvlak, voor niet meer dan 50% van de oppervlakte wordt bebouwd en minimaal 35 m² onbebouwd en onoverdekt blijft. Andere bouwwerken
4.2.6
Er mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij buiten het bouwvlak de hoogte niet meer mag bedragen dan: a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel; b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel; c. 3 m voor overige andere bouwwerken. Bestaande bouwwerken Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in de leden 4.2.1 t/m 4.2.5, zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.
4.3
Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:
4.3.1
Gebouwde parkeervoorzieningen
4.3.2
a. de bouw van gebouwde parkeervoorzieningen boven maaiveld, mits: 1. de behoefte aan deze parkeervoorzieningen is aangetoond; 2. de functies genoemd in lid 4.1.1 onder a (op de begane grond van het hoofdgebouw) gehandhaafd blijven, met uitzondering van toegangen en stijgpunten tot de parkeervoorziening; 3. wordt voldaan aan de bepalingen uit lid 4.2.2, tenzij een parkeerlaag op het dak van het hoofdgebouw wordt gerealiseerd, dan mag de maximum bouwhoogte worden vermeerderd met 1.50 m voor het plaatsen van een borstwering. Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen a. de bouw van een vrijstaand bijgebouw en/of overkapping op een kortere afstand tot de achtergevel van het hoofdgebouw indien de diepte van het perceel gemeten uit de achtergevel van het hoofdgebouw minder dan 9 m bedraagt;
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
19
4.3.3
4.3.4
b. de bouw van een kap op een aanbouw waarbij: 1. de dakhelling niet meer mag bedragen dan de dakhelling van het bijbehorende hoofdgebouw; 2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw; 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de goothoogte van het bijbehorende hoofdgebouw; c. de bouw van een kap op een vrijstaand bijgebouw op voorwaarde dat: 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m; 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m; d. de bouw van andere bouwwerken zoals borstweringen met een hoogte van maximaal 1 m, gemeten vanaf het betreedbaar oppervlak, op een aanbouw. Andere bouwwerken a. het bouwen van een terreinafscheiding met een maximum hoogte van 3 m, mits: 1. dit aantoonbaar bedrijfsmatig, waaronder begrepen de beveiliging, noodzakelijk is; 2. het een volledig open hekwerk betreft, zodanig dat het zicht op het voorterrein vanaf de openbare weg behouden blijft; b. het oprichten van vlaggenmasten en oriëntatie- en/of reclamezuilen tot een hoogte van 11 m. Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits: a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde; b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 2. de verkeersveiligheid; 3. de sociale veiligheid; 4. het aantal parkeervoorzieningen; 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen; 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken; 7. het milieu; c. uitbreiding van functies is slechts toegestaan voor zover: 1. de verkeersaantrekkende werking hiervan in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving; 2. op een goede wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien.
4.4
Specifieke gebruiksregels
4.4.1
Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 20 lid 1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik: a. van een vrijstaand bijgebouw en/of gebouwde parkeervoorziening voor bewoning;
20
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
b. c. d. e. f.
4.4.2
4.4.3
van gronden en/of bouwwerken voor prostitutie; van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting; van onbebouwde terreinen voor de opslag van caravans, boten en overige zaken; van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van vuurwerk; van gronden en/of bouwwerken voor horeca, behalve ter plaatse van de aanduiding 'horeca'. Detailhandel a. de verkoopvloeroppervlakte per detailhandelsbedrijf mag niet meer bedragen dan 200 m2; b. in afwijking van het bepaalde onder a. mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 2' de verkoopoppervlakte van het detailhandelsbedrijf niet meer bedragen dan 400 m2; c. in afwijking van het bepaalde onder a. mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 3' de verkoopoppervlakte van het detailhandelsbedrijf niet meer bedragen dan 1.200 m2. Beroep en bedrijf aan huis a. bij woningen zijn de specifieke gebruiksregels als bepaald in lid 12.4 van toepassing.
4.5
Afwijken van de gebruiksregels Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: a. lid 4.4.2 onder a. ten behoeve van het toestaan van een verkoopvloeroppervlakte van een detailhandelsbedrijf tot 275 m2; b. lid 4.4.1 onder d. ten behoeve van het toestaan van horeca categorie 1; uitsluitend op de begane grond; waarbij de bedrijfsvloeroppervlakte per vestiging niet meer mag bedragen dan 200 m2; c. lid 4.4.3 bij woningen; de afwijkingsmogelijkheden van de specifieke gebruiksregels als bepaald in lid 12.5 zijn alsdan van toepassing.
4.6
Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1
Algemeen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de gronden met de bestemming 'Centrum te wijzigen door: a. het toevoegen en/of verplaatsen van horecabedrijven van categorie 1 en/of 2 uit de begripsomschrijving door de aanduiding 'horeca' toe te voegen en/of te verplaatsen, indien dit geen afbreuk doet aan het gewenste voorzieningenniveau; b. het schrappen van horecabedrijven van categorie 1 en/of 2 door de aanduiding 'horeca' te verwijderen, indien het horecabedrijf ter plaatse beëindigd is en beëindiging van deze functie om milieuplanologische redenen wenselijk wordt geacht; c. het toevoegen en/of verplaatsen van standplaatsen voor detailhanden door de aanduiding 'detailhandel' toe te voegen en/of te verplaatsen, indien dit geen afbreuk doet aan het gewenste voorzieningenniveau;
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
21
4.6.2
d. het gebruik van andere bouwlagen dan de begane grond voor de functies genoemd in lid 4.1.1 onder a, indien dit voor een specifieke winkelformule noodzakelijk wordt geacht en dit geen afbreuk doet aan het gewenste voorzieningenniveau; e. het gebruik van de begane grond voor de functies genoemd in lid 4.1.1 onder b, indien dit geen afbreuk doet aan het gewenste voorzieningenniveau. Algemene randvoorwaarden wijzigingsbevoegdheid De wijzigingsbevoegdheid kan alleen worden toegepast, mits: a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 2. de verkeersveiligheid; 3. de sociale veiligheid; 4. het gewenste voorzieningenniveau; 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen; 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken; 7. het milieu; b. 1. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving; 2. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte.
22
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
Artikel 5
Gemengd
5.1
Bestemmingsomschrijving
5.1.1
Algemeen De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. detailhandel; b. persoonlijke dienstverlening; c. zelfstandige kantoren; d. uitsluitend op de verdiepingen: wonen; met daaraan ondergeschikt:
5.1.2
e. wegen en paden; f. tuinen en erven; g. parkeervoorzieningen; h. groenvoorzieningen; i. water. Specifiek Ter plaatse van de aanduiding: a. b. c. d.
‘wonen’ zijn de gronden op de begane grondlaag tevens bestemd voor wonen; 'maatschappelijk' zijn de gronden tevens bestemd voor maatschappelijke doeleinden; 'horeca' zijn de gronden tevens bestemd voor horeca categorie 1 en 2; 'cultuur en ontspanning' zijn de gronden tevens bestemd voor cultuur- en ontspanningsdoeleinden; e. 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf' zijn de gronden tevens bestemd voor een kinderdagverblijf. 5.2
Bouwregels
5.2.1
Algemeen Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
5.2.2
Hoofdgebouwen a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; b. het bebouwingspercentage mag per bouwvlak niet meer bedragen dan 100%; c. 1. voor zover binnen een bouwvlak of een gedeelte daarvan de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' en/of 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' en/of 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven mag de goothoogte respectievelijk de bouwhoogte in meters van de hoofdgebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven; 2. indien de onder 1 bedoelde aanduiding ontbreekt mag de goothoogte en de bouwhoogte van de hoofdgebouwen niet meer bedragen dan 7 m respectievelijk 11 m;
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
23
d.
5.2.3
1. voor zover binnen een bouwvlak of een gedeelte daarvan de aanduiding 'minimale dakhelling' en/of 'maximale dakhelling' is aangegeven mag de dakhelling van de hoofdgebouwen niet minder respectievelijk niet meer bedragen dan is aangegeven; 2. indien de onder 1 bedoelde aanduiding ontbreekt mag de dakhelling van de hoofdgebouwen niet meer bedragen dan 45°. Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen a. bij ieder hoofdgebouw mogen aan de achtergevel aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarbij: 1. de diepte gemeten uit de achtergevelbouwgrens van het hoofdgebouw niet meer dan 3 m mag bedragen; 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,25 m tot een maximum van 4 m; 3. voldaan dient te worden aan het bepaalde in sub d; b. bij ieder hoofdgebouw mogen aan de zijgevel aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarbij: 1. de diepte gemeten uit: de (lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de) achtergevelbouwgrens van het hoofdgebouw niet meer dan 3 m mag bedragen; de zijgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 3 m mag bedragen; 2. de afstand tot: de (lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de) voorgevelbouwgrens van het hoofdgebouw niet minder dan 1 m zal bedragen; de grens met het naburige erf ten minste 1 m zal bedragen; 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m tot een maximum van 4 m; 4. voldaan dient te worden aan het bepaalde in sub d; c. bij iedere hoofdgebouw mogen vrijstaande bijgebouwen en/of overkappingen worden gebouwd, waarbij: 1. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, gemeten ten opzichte van het aansluitende terrein; 2. de afstand tot: de achtergevelbouwgrens van het hoofdgebouw ten minste 6 m zal bedragen; de (lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de) (voor)gevelrooilijn van het hoofdgebouw minimaal 1 m zal bedragen; de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 m zal bedragen, tenzij de uitbreiding wordt gerealiseerd op de perceelsgrens; de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 m zal bedragen, indien deze grenst aan het openbaar gebied; de zijgevel ten minste 1 m zal bedragen; 3. voldaan dient te worden aan het bepaalde in sub d; d. de gebouwen en overkappingen als bedoeld onder a, b en c mogen slechts worden opgericht, indien:
24
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
5.2.4
1. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 75 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Gemengd', buiten het bouwvlak, minder dan 300 m² bedraagt; 2. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 100 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Gemengd', buiten het bouwvlak, tussen de 300 en 500 m² bedraagt; 3. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 150 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Gemengd', buiten het bouwvlak, tussen meer dan 500 m² bedraagt; 4. het perceelsgedeelte met de bestemming 'Gemengd', buiten het bouwvlak, voor niet meer dan 50% van de oppervlakte wordt bebouwd en minimaal 35 m² onbebouwd en onoverdekt blijft. Andere bouwwerken
5.2.5
Er mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij buiten het bouwvlak de hoogte niet meer mag bedragen dan: a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel; b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel; c. 3 m voor overige andere bouwwerken. Bestaande bouwwerken Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in de leden 5.2.1 t/m 5.2.4, zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.
5.3
Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:
5.3.1
5.3.2
Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen a. de bouw van een vrijstaand bijgebouw en/of overkapping op een kortere afstand tot de achtergevel van het hoofdgebouw indien de diepte van het perceel gemeten uit de achtergevel van het hoofdgebouw minder dan 9 m bedraagt; b. de bouw van een kap op een aanbouw waarbij: 1. de dakhelling niet meer mag bedragen dan de dakhelling van het bijbehorende hoofdgebouw; 2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw; 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de goothoogte van het bijbehorende hoofdgebouw; c. de bouw van een kap op een vrijstaand bijgebouw op voorwaarde dat: 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m; 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m; d. de bouw van andere bouwwerken zoals borstweringen met een hoogte van maximaal 1 m, gemeten vanaf het betreedbaar oppervlak, op een aanbouw. Andere bouwwerken a. het bouwen van een terreinafscheiding met een maximum hoogte van 3 m, mits: 1. dit aantoonbaar bedrijfsmatig, waaronder begrepen de beveiliging, noodzakelijk is;
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
25
5.3.3
2. het een volledig open hekwerk betreft, zodanig dat het zicht op het voorterrein vanaf de openbare weg behouden blijft; b. het oprichten van vlaggenmasten en oriëntatie- en/of reclamezuilen tot een hoogte van 11 m. Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits: a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde; b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 2. de verkeersveiligheid; 3. de sociale veiligheid; 4. het aantal parkeervoorzieningen; 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen; 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken; 7. het milieu; c. uitbreiding van functies is slechts toegestaan voor zover: 1. de verkeersaantrekkende werking hiervan in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving; 2. op een goede wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien.
5.4
Specifieke gebruiksregels
5.4.1
Strijdig gebruik
5.4.2
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 20 lid 1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik: a. van een vrijstaand bijgebouw en/of gebouwde parkeervoorziening voor bewoning; b. van gronden en/of bouwwerken voor prostitutie; c. van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting; d. van onbebouwde terreinen voor de opslag van caravans, boten en overige zaken; e. van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van vuurwerk; f. van gronden en/of bouwwerken voor horeca, behalve ter plaatse van de aanduiding 'horeca'. Detailhandel
5.4.3
a. de verkoopvloeroppervlakte per detailhandelsbedrijf mag niet meer bedragen dan 200 m2. Beroep en bedrijf aan huis a. bij woningen zijn de specifieke gebruiksregels als bepaald in lid 12.4 van toepassing.
26
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
5.5
Afwijken van de gebruiksregels Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor:
5.5.1
Detailhandel
5.5.2
a. een verkoopvloeroppervlakte van een detailhandelsbedrijf tot 275 m2; b. horeca categorie 1; uitsluitend op de begane grond; waarbij bedrijfsvloeroppervlakte per vestiging niet meer mag bedragen dan 200 m2; Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels
de
De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits: a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde; b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 2. de verkeersveiligheid; 3. de sociale veiligheid; 4. het gewenste voorzieningenniveau; 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen; 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken; 7. het milieu; c. 1. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving; 2. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte. 5.6
Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1
Algemeen
5.6.2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de gronden met de bestemming 'Gemengd' te wijzigen door een woonfunctie te creëren in een bouwlaag of verdieping anders dan de begane grond van het hoofdgebouw, mits: a. de voorziening op de begane grond (detailhandel, persoonlijke dienstverlening of zelfstandig kantoor) gehandhaafd blijft; b. dit niet leidt tot enige aantasting van de voorziening op de begane grond (detailhandel, persoonlijke dienstverlening of zelfstandig kantoor), zoals het gebruik van deze voorziening. Algemene randvoorwaarden wijzigingsbevoegdheid De wijzigingsbevoegdheid kan alleen worden toegepast, mits: a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
27
2. 3. 4. 5.
de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid; het gewenste voorzieningenniveau; de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen; 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken; 7. het milieu; b. 1. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving; 2. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte.
28
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
Artikel 6
6.1
Groen
Bestemmingsomschrijving De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groenvoorzieningen; b. voet- en fietspaden; c. water; d. waterhuishoudkundige voorzieningen; e. speelplaatsen en speelvoorzieningen; f. in- en uitritten; g. voorzieningen van algemeen nut; h. ontsluitingen ten behoeve van calamiteitenverkeer; met het daarbij behorende: i. straatmeubilair.
6.2
Bouwregels
6.2.1
Algemeen Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
6.2.2
Gebouwen
6.2.3
Op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels: a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m²; b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m; Andere bouwwerken Op of in de in lid 6.2.1 bedoelde gronden mogen andere bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd met een maximum van 3 m.
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
29
Artikel 7
Kantoor
7.1
Bestemmingsomschrijving
7.1.1
Algemeen De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. zelfstandige kantoren; met daaraan ondergeschikt:
7.1.2
b. wegen en paden; c. tuinen en erven; d. parkeervoorzieningen; e. groenvoorzieningen; f. water. Specifiek Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang' zijn de gronden tevens bestemd voor kinderopvang.
7.2
Bouwregels
7.2.1
Algemeen Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
7.2.2
Hoofdgebouwen
7.2.3
a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; b. het bebouwingspercentage mag per bouwvlak niet meer bedragen dan 100%; c. 1. voor zover binnen een bouwvlak of een gedeelte daarvan de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' en/of 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven mag de goothoogte respectievelijk de bouwhoogte in meters van de hoofdgebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven; 2. indien de onder 1 bedoelde aanduiding ontbreekt mag de goothoogte en de bouwhoogte van de hoofdgebouwen niet meer bedragen dan 7 m respectievelijk 11 m; d. 1. voor zover binnen een bouwvlak of een gedeelte daarvan de aanduiding 'minimale dakhelling' en/of 'maximale dakhelling' is aangegeven mag de dakhelling van de hoofdgebouwen niet minder respectievelijk niet meer bedragen dan is aangegeven; 2. indien de onder 1 bedoelde aanduiding ontbreekt mag de dakhelling van de hoofdgebouwen niet meer bedragen dan 45°. Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen a. bij ieder hoofdgebouw mogen aan de achtergevel aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarbij: 1. de diepte gemeten uit de achtergevelbouwgrens van het hoofdgebouw niet meer dan 3 m mag bedragen;
30
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,25 m tot een maximum van 4 m; 3. voldaan dient te worden aan het bepaalde in sub d; b. bij ieder hoofdgebouw mogen aan de zijgevel aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarbij: 1. de diepte gemeten uit: de (lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de) achtergevelbouwgrens van het hoofdgebouw niet meer dan 3 m mag bedragen; de zijgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 3 m mag bedragen; 2. de afstand tot: de (lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de) voorgevelbouwgrens van het hoofdgebouw niet minder dan 1 m zal bedragen; de grens met het naburige erf ten minste 1 m zal bedragen; 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m tot een maximum van 4 m; 4. voldaan dient te worden aan het bepaalde in sub d; c. bij iedere hoofdgebouw mogen vrijstaande bijgebouwen en/of overkappingen worden gebouwd, waarbij: 1. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, gemeten ten opzichte van het aansluitende terrein; 2. de afstand tot: de achtergevelbouwgrens van het hoofdgebouw ten minste 6 m zal bedragen; de (lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de) (voor)gevelrooilijn van het hoofdgebouw minimaal 1 m zal bedragen; de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 m zal bedragen, tenzij de uitbreiding wordt gerealiseerd op de perceelsgrens; de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 m zal bedragen, indien deze grenst aan het openbaar gebied; de zijgevel ten minste 1 m zal bedragen; 3. voldaan dient te worden aan het bepaalde in sub d; d. de gebouwen en overkappingen als bedoeld onder a, b en c mogen slechts worden opgericht, indien: 1. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 75 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Kantoor', buiten het bouwvlak, minder dan 300 m² bedraagt; 2. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 100 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Kantoor', buiten het bouwvlak, tussen de 300 en 500 m² bedraagt; 3. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 150 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Kantoor', buiten het bouwvlak, tussen meer dan 500 m² bedraagt; 4. het perceelsgedeelte met de bestemming 'Kantoor', buiten het bouwvlak, voor niet meer dan 50% van de oppervlakte wordt bebouwd en minimaal 35 m² onbebouwd en onoverdekt blijft.
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
31
7.2.4
Andere bouwwerken
7.2.5
Er mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij buiten het bouwvlak de hoogte niet meer mag bedragen dan: a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel; b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel; c. 3 m voor overige andere bouwwerken. Bestaande bouwwerken Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in de leden 7.2.1 t/m 7.2.4, zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.
7.3
Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:
7.3.1
Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen
7.3.2
a. de bouw van een vrijstaand bijgebouw en/of overkapping op een kortere afstand tot de achtergevel van het hoofdgebouw indien de diepte van het perceel gemeten uit de achtergevel van het hoofdgebouw minder dan 9 m bedraagt; b. de bouw van een kap op een aanbouw waarbij: 1. de dakhelling niet meer mag bedragen dan de dakhelling van het bijbehorende hoofdgebouw; 2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw; 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de goothoogte van het bijbehorende hoofdgebouw; c. de bouw van een kap op een vrijstaand bijgebouw op voorwaarde dat: 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m; 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m; d. de bouw van andere bouwwerken zoals borstweringen met een hoogte van maximaal 1 m, gemeten vanaf het betreedbaar oppervlak, op een aanbouw. Andere bouwwerken
7.3.3
a. het bouwen van een terreinafscheiding met een maximum hoogte van 3 m, mits: 1. dit aantoonbaar bedrijfsmatig, waaronder begrepen de beveiliging, noodzakelijk is; 2. het een volledig open hekwerk betreft, zodanig dat het zicht op het voorterrein vanaf de openbare weg behouden blijft; b. het oprichten van vlaggenmasten en oriëntatie- en/of reclamezuilen tot een hoogte van 11 m. Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits: a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde; b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
32
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
c.
1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 2. de verkeersveiligheid; 3. de sociale veiligheid; 4. het aantal parkeervoorzieningen; 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen; 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken; 7. het milieu; uitbreiding van functies is slechts toegestaan voor zover: 1. de verkeersaantrekkende werking hiervan in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving; 2. op een goede wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien.
7.4
Specifieke gebruiksregels
7.4.1
Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 20 lid 1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik: a. van bouwwerken voor bewoning; b. van gronden en/of bouwwerken voor prostitutie; c. van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting; d. van onbebouwde terreinen voor de opslag van caravans, boten en overige zaken; e. van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van vuurwerk.
7.5
Wijzigingsbevoegdheid
7.5.1
Algemeen
7.5.2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de gronden met de bestemming 'Kantoor' te wijzigen door een woonfunctie te creëren in een bouwlaag of verdieping anders dan de begane grond van het hoofdgebouw, mits: a. de kantoorfunctie gehandhaafd blijft; b. dit niet leidt tot enige aantasting van de kantoorfunctie, zoals het gebruik van deze functie. Algemene randvoorwaarden wijzigingsbevoegdheid De wijzigingsbevoegdheid kan alleen worden toegepast, mits: a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 2. de verkeersveiligheid; 3. de sociale veiligheid; 4. het gewenste voorzieningenniveau; 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
33
6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken; 7. het milieu; b. 1. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving; 2. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte.
34
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
Artikel 8
Maatschappelijk
8.1
Bestemmingsomschrijving
8.1.1
Algemeen De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. maatschappelijke voorzieningen; met daaraan ondergeschikt:
8.1.2
b. wegen en paden; c. tuinen en erven; d. parkeervoorzieningen; e. groenvoorzieningen; f. water. Specifiek Ter plaatse van de aanduiding: a. 'praktijkruimte' zijn de gronden tevens bestemd voor praktijkruimten; b. 'bedrijfswoning' zijn de gronden tevens bestemd voor één bedrijfswoning.
8.2
Bouwregels
8.2.1
Algemeen Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
8.2.2
Hoofdgebouwen a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; b. het bebouwingspercentage mag per bouwvlak / bestemmingsvlak niet meer bedragen dan is aangegeven; c. indien de onder b. bedoelde aanduiding ontbreekt, mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan 100%; d. 1. voor zover binnen een bouwvlak of een gedeelte daarvan de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' en/of 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' en/of 'maximale bouwhoogte (m)' en/of 'maximale goot- en bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage' is aangegeven, mag de goothoogte respectievelijk de bouwhoogte in meters van de hoofdgebouwen niet meer bedragen dan is aangegeven; 2. indien de onder 1 bedoelde aanduiding ontbreekt mag de goothoogte en de bouwhoogte van de hoofdgebouwen niet meer bedragen dan 7 m respectievelijk 11 m; e. 1. voor zover binnen een bouwvlak of een gedeelte daarvan de aanduiding 'minimale dakhelling' en/of 'maximale dakhelling' is aangegeven mag de dakhelling van de hoofdgebouwen niet minder respectievelijk niet meer bedragen dan is aangegeven;
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
35
8.2.3
2. indien de onder 1 bedoelde aanduiding ontbreekt mag de dakhelling van de hoofdgebouwen niet meer bedragen dan 45°. Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij hoofdgebouwen a. bij ieder hoofdgebouw mogen aan de achtergevel aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarbij: 1. de diepte gemeten uit de achtergevelbouwgrens van het hoofdgebouw niet meer dan 3 m mag bedragen; 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,25 m tot een maximum van 4 m; 3. voldaan dient te worden aan het bepaalde in sub d; b. bij ieder hoofdgebouw mogen aan de zijgevel aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarbij: 1. de diepte gemeten uit: de (lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de) achtergevelbouwgrens van het hoofdgebouw niet meer dan 3 m mag bedragen; de zijgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 3 m mag bedragen; 2. de afstand tot: de (lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de) voorgevelbouwgrens van het hoofdgebouw niet minder dan 1 m zal bedragen; de grens met het naburige erf ten minste 1 m zal bedragen; 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m tot een maximum van 4 m; 4. voldaan dient te worden aan het bepaalde in sub d; c. bij iedere hoofdgebouw mogen vrijstaande bijgebouwen en/of overkappingen worden gebouwd, waarbij: 1. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, gemeten ten opzichte van het aansluitende terrein; 2. de afstand tot: de achtergevelbouwgrens van het hoofdgebouw ten minste 6 m zal bedragen; de (lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de) (voor)gevelrooilijn van het hoofdgebouw minimaal 1 m zal bedragen; de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 m zal bedragen, tenzij de uitbreiding wordt gerealiseerd op de perceelsgrens; de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 m zal bedragen, indien deze grenst aan het openbaar gebied; de zijgevel ten minste 1 m zal bedragen; 3. voldaan dient te worden aan het bepaalde in sub d; d. de gebouwen en overkappingen als bedoeld onder a, b en c mogen slechts worden opgericht, indien: 1. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 75 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Maatschappelijk', buiten het bouwvlak, minder dan 300 m² bedraagt; 2. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer
36
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
8.2.4
bedraagt dan 100 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Maatschappelijk', buiten het bouwvlak, tussen de 300 en 500 m² bedraagt; 3. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 150 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Maatschappelijk', buiten het bouwvlak, tussen meer dan 500 m² bedraagt; 4. het perceelsgedeelte met de bestemming 'Maatschappelijk', buiten het bouwvlak, voor niet meer dan 50% van de oppervlakte wordt bebouwd en minimaal 35 m² onbebouwd en onoverdekt blijft. Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen a. bij iedere bedrijfswoning mogen aan de achtergevel aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarbij: 1. de diepte gemeten uit de achtergevelbouwgrens van de bedrijfswoning niet meer dan 3 m mag bedragen; 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning, vermeerderd met 0,25 m tot een maximum van 4 m; 3. voldaan dient te worden aan het bepaalde in sub d; b. bij iedere bedrijfswoning mogen aan de zijgevel aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarbij: 1. de diepte gemeten uit: de (lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de) achtergevelbouwgrens van de bedrijfswoning niet meer dan 3 m mag bedragen; de zijgevel van de bedrijfswoning niet meer dan 3 m mag bedragen; 2. de afstand tot: de (lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de) voorgevelbouwgrens van de bedrijfswoning niet minder dan 1 m zal bedragen; de grens met het naburige erf ten minste 1 m zal bedragen; 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning, vermeerderd met 0,25 m tot een maximum van 4 m; 4. voldaan dient te worden aan het bepaalde in sub d; c. bij iedere bedrijfswoning mogen vrijstaande bijgebouwen en/of overkappingen worden gebouwd, waarbij: 1. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, gemeten ten opzichte van het aansluitende terrein; 2. de afstand tot: de achtergevelbouwgrens van de bedrijfswoning ten minste 6 m zal bedragen; de (lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de) (voor)gevelrooilijn van de bedrijfswoning minimaal 1 m zal bedragen; de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 m zal bedragen, tenzij de uitbreiding wordt gerealiseerd op de perceelsgrens; de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 m zal bedragen, indien deze grenst aan het openbaar gebied; de zijgevel ten minste 1 m zal bedragen;
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
37
8.2.5
3. voldaan dient te worden aan het bepaalde in sub d; d. de gebouwen en overkappingen als bedoeld onder a, b en c mogen slechts worden opgericht, indien de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 75 m². Andere bouwwerken
8.2.6
Er mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij buiten het bouwvlak de hoogte niet meer mag bedragen dan: a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel; b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel; c. 3 m voor overige andere bouwwerken. Bestaande bouwwerken Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in de leden 8.2.1 t/m 8.2.5, zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.
8.3
Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:
8.3.1
Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen
8.3.2
a. de bouw van een vrijstaand bijgebouw en/of overkapping op een kortere afstand tot de achtergevel van het hoofdgebouw indien de diepte van het perceel gemeten uit de achtergevel van het hoofdgebouw minder dan 9 m bedraagt; b. de bouw van een kap op een aanbouw waarbij: 1. de dakhelling niet meer mag bedragen dan de dakhelling van het bijbehorende hoofdgebouw; 2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw; 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de goothoogte van het bijbehorende hoofdgebouw; c. de bouw van een kap op een vrijstaand bijgebouw op voorwaarde dat: 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m; 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m; d. de bouw van andere bouwwerken zoals borstweringen met een hoogte van maximaal 1 m, gemeten vanaf het betreedbaar oppervlak, op een aanbouw. Andere bouwwerken
8.3.3
a. het bouwen van een terreinafscheiding met een maximum hoogte van 3 m, mits: 1. dit aantoonbaar bedrijfsmatig, waaronder begrepen de beveiliging, noodzakelijk is; 2. het een volledig open hekwerk betreft, zodanig dat het zicht op het voorterrein vanaf de openbare weg behouden blijft; b. het oprichten van vlaggenmasten en oriëntatie- en/of reclamezuilen tot een hoogte van 11 m. Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:
38
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde; b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 2. de verkeersveiligheid; 3. de sociale veiligheid; 4. het aantal parkeervoorzieningen; 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen; 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken; 7. het milieu; c. uitbreiding van functies is slechts toegestaan voor zover: 1. de verkeersaantrekkende werking hiervan in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving; 2. op een goede wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien. 8.4
Specifieke gebruiksregels Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 20 lid 1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik: a. van bouwwerken voor bewoning; b. van gronden en/of bouwwerken voor prostitutie; c. van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting; d. van onbebouwde terreinen voor de opslag van caravans, boten en overige zaken; e. van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van vuurwerk.
8.5
Wijzigingsbevoegdheid
8.5.1
Algemeen
8.5.2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de gronden met de bestemming 'Maatschappelijk' te wijzigen door een woonfunctie te creëren in een bouwlaag of verdieping anders dan de begane grond van het hoofdgebouw, mits: a. de maatschappelijke voorziening gehandhaafd blijft; b. dit niet leidt tot enige aantasting van de maatschappelijke voorziening, zoals het gebruik van deze voorziening. Algemene randvoorwaarden wijzigingsbevoegdheid De wijzigingsbevoegdheid kan alleen worden toegepast, mits: a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 2. de verkeersveiligheid; 3. de sociale veiligheid; 4. het gewenste voorzieningenniveau;
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
39
5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen; 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken; 7. het milieu; b. 1. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving; 2. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte.
40
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
Artikel 9
Tuin
9.1
Bestemmingsomschrijving
9.1.1
Algemeen De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, erven en ongebouwde parkeervoorzieningen behorende bij de op de aangrenzende gronden gesitueerde bestemmingen met de daarbij behorende andere bouwwerken, werken en werkzaamheden.
9.1.2
Specifiek Ter plaatse van de aanduiding 'terras' zijn de gronden tevens bestemd voor een (al dan niet overkapt) terras.
9.2
Bouwregels
9.2.1
Algemeen Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
9.2.2
Gebouwen en overkappingen
9.2.3
Op of in de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen geen gebouwen, carports of andere overkappingen worden gebouwd, met uitzondering van een erker, entree- of tochtportaal, waarbij geldt dat: a. de afstand tot de grens van het openbaar gebied niet minder mag bedragen dan 2 m; b. de diepte, gemeten vanuit de voorgevelrooilijn, niet meer mag bedragen dan 1,5 m voor een erker en 2 m voor een entree- of tochtportaal; c. de totale grondoppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2; d. de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de breedte van de betreffende gevel van de woning; e. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van de woning, vermeerderd met 0,25 m tot een maximum van 4 m. Terras In afwijking van het bepaalde in lid 9.2.2 mag ter plaatse van de aanduiding 'terras' een overkapping of gebouw ten behoeve van een terras worden gebouwd, waarbij geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
9.2.4
Andere bouwwerken Er mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan: a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel; b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel; c. 1 m voor overige andere bouwwerken voor de voorgevel; d. 3 m voor overige andere bouwwerken achter de voorgevel.
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
41
9.2.5
Bestaande bouwwerken Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in de leden 9.2.1 t/m 9.2.4, zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.
9.3
Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:
9.3.1
Andere bouwwerken De bouw van overige andere bouwwerken voor de voorgevel tot 3 m.
9.3.2
Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits: a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde; b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 2. de verkeersveiligheid; 3. de sociale veiligheid; 4. het aantal parkeervoorzieningen; 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen; 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken; 7. het milieu.
9.4
Specifieke gebruiksregels Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 20 lid 1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik: a. van gronden en/of bouwwerken voor prostitutie; b. van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting; c. van onbebouwde terreinen voor de opslag van caravans, boten en overige zaken; d. van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van vuurwerk.
42
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
Artikel 10
Verkeer
10.1
Bestemmingsomschrijving
10.1.1
Algemeen De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
10.1.2
a. woonstraten, woonerven en pleinen; b. fietspaden en/of -stroken en voetpaden; c. ongebouwde parkeervoorzieningen; d. overdekte fietsenstallingen; e. voorzieningen van algemeen nut; f. bermen, groenvoorzieningen en water; g. waterhuishoudkundige voorzieningen; h. speelplaatsen en speelvoorzieningen; i. in- en uitritten; j. straatmeubilair. Specifiek Ter plaatse van de aanduiding: a. 'parkeerterrein' zijn de gronden in ieder geval bestemd voor ongebouwde parkeervoorzieningen; b. 'detailhandel' zijn de gronden tevens bestemd voor een standplaats voor detailhandel; c. 'terras' zijn de gronden tevens bestemd voor (al dan niet overkapte) terrassen.
10.2
Bouwregels
10.2.1
Algemeen Op de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
10.2.2
Gebouwen
10.2.3
Op of in de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen gebouwen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels: a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m²; b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m. Andere bouwwerken Op of in de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen andere bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m.
10.3
Specifieke gebruiksregels
10.3.1
Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 20 lid 1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik: a. van bouwwerken voor bewoning; b. van gronden en/of bouwwerken voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
43
c.
van ongebouwde parkeervoorzieningen en terreinen voor de opslag van caravans, boten en overige zaken; d. van gronden en/of bouwwerken voor prostitutie; e. van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting; f. van gronden en/of bouwwerken voor het opslaan van vuurwerk.
10.4
Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de gronden met de bestemming 'Verkeer' te wijzigen door:
10.4.1
Standplaatsen voor detailhandel
10.4.2
a. het toevoegen en/of verplaatsen van standplaatsen voor detailhanden door de aanduiding 'detailhandel' toe te voegen en/of te verplaatsen, indien dit geen afbreuk doet aan het gewenste voorzieningenniveau; b. het schrappen van standplaatsen voor detailhandel door de aanduiding 'detailhandel' te verwijderen, indien de detailhandel ter plaatse beëindigd is en beëindiging van deze functie om (milieu)planologische redenen wenselijk wordt geacht. Algemene randvoorwaarden wijzigingsbevoegdheid De wijzigingsbevoegdheid kan alleen worden toegepast, mits: a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 2. de verkeersveiligheid; 3. de sociale veiligheid; 4. het gewenste voorzieningenniveau; 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen; 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken; 7. het milieu; b. 1. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving; 2. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte.
44
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
Artikel 11
11.1
Water
Bestemmingsomschrijving De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. water; b. de waterhuishouding (waterberging, -aanvoer en -afvoer, (hoofd)watergangen, e.d.); c. taluds.
11.2
Bouwregels Op de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een maximale hoogte van 1 m.
11.3
Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van bruggen, dammen (al dan niet met duikers), vlonders, aanlegplaatsen en/of kaden, indien de waterstaatkundige belangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder.
11.4
Specifieke gebruiksregels
11.4.1
Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 20 lid 1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van water als ligplaats en/of opslag van boten en overige zaken.
11.4.2
Vergunning Voor werkzaamheden aan of in deze bestemming, niet behorende tot het normale onderhoud, dient een (Keur)vergunning te worden aangevraagd bij de waterbeheerder.
11.5
Afwijken van de gebruiksregels Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor:
11.5.1
Ligplaats voor boten het gebruik van water als ligplaats voor boten, indien de waterstaatkundige belangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder.
11.5.2
Algemene randvoorwaarden bij afwijken van de gebruiksregels De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
45
a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde; b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 2. de verkeersveiligheid; 3. de sociale veiligheid; 4. het gewenste voorzieningenniveau; 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen; 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken; 7. het milieu; 8. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving; voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte.
46
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
Artikel 12
Wonen
12.1
Bestemmingsomschrijving
12.1.1
Algemeen De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
12.1.2
a. woningen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep; b. tuinen en erven; c. parkeervoorzieningen; d. water. Specifiek Ter plaatse van de aanduiding: a. 'parkeergarage' zijn de gronden in ieder geval bestemd voor gebouwde parkeervoorzieningen; a. 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang' zijn de gronden tevens bestemd voor kinderopvang.
12.2
Bouwregels
12.2.1
Algemeen Op de in lid 12.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
12.2.2
12.2.3
Hoofdgebouwen a. een hoofdgebouw (de woning) mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. voor zover binnen een bouwvlak bestaande woningen aanwezig zijn, mag het aantal woningen binnen dit vlak niet worden vergroot of verkleind; c. nieuwe woningen dienen in, dan wel evenwijdig en maximaal 1 m achter, de (voor)gevelrooilijn te worden gebouwd; d. 1. voor zover binnen een bouwvlak of een gedeelte daarvan de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' en/of 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' en/of 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven mag de goothoogte respectievelijk de bouwhoogte in meters niet meer bedragen dan is aangegeven; 2. indien de onder 1 bedoelde aanduiding ontbreekt mogen de goothoogte en de bouwhoogte niet meer bedragen dan 7 m respectievelijk 11 m; e. 1. voor zover binnen een bouwvlak of een gedeelte daarvan de aanduiding 'minimale dakhelling' en/of 'maximale dakhelling' is aangegeven mag de dakhelling van de hoofdgebouwen niet minder respectievelijk niet meer bedragen dan is aangegeven; 2. indien de onder 1 bedoelde aanduiding ontbreekt mag de dakhelling van de hoofdgebouwen niet meer bedragen dan 45° Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen a. Bij iedere woning mogen aan de achtergevel van de woning aanbouwen,
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
47
bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarbij: 1. de diepte gemeten uit de achtergevelbouwgrens van de woning niet meer dan 3 m mag bedragen; 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning vermeerderd met 0,25 m tot een maximum van 4 m; 3. voldaan dient te worden aan het bepaalde onder d. b. Bij iedere woning mogen aan de zijgevel aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarbij geldt dat: 1. de diepte gemeten uit: de (lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de) achtergevelbouwgrens van de woning niet meer dan 3 m mag bedragen; de zijgevel van de woning niet meer dan 3 m mag bedragen; 2. de afstand tot: de (lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de) (voor)gevelrooilijn van de woning minimaal 1 m zal bedragen; de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 m zal bedragen, tenzij de uitbreiding wordt gerealiseerd op de perceelsgrens; de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 m zal bedragen, indien deze grenst aan het openbaar gebied; 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning vermeerderd met 0,25 m tot een maximum van 4 m; 4. voldaan dient te worden aan het bepaalde onder d. c. Bij iedere woning mogen vrijstaande bijgebouwen en/of overkappingen worden gebouwd, waarbij geldt dat: 1. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, gemeten ten opzichte van het aansluitende terrein; 2. de afstand tot: de achtergevelbouwgrens van de woning ten minste 6 m zal bedragen; de (lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de) voorgevelrooilijn van de woning minimaal 1 m zal bedragen; de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 m zal bedragen, tenzij de uitbreiding wordt gerealiseerd op de perceelsgrens; de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 m zal bedragen, indien deze grenst aan het openbaar gebied; de zijgevel ten minste 1 m zal bedragen; 3. voldaan dient te worden aan het bepaalde in onder d. d. De gebouwen en overkappingen als bedoeld onder a, b en c mogen slechts worden opgericht, indien: 1. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 75 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Wonen', buiten het bouwvlak, minder dan 300 m² bedraagt; 2. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 100 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Wonen', buiten het bouwvlak, tussen de 300 en 500 m² bedraagt; 3. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 150 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Wonen', buiten het bouwvlak, meer dan 500 m² bedraagt;
48
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
12.2.4
4. het perceelsgedeelte met de bestemming 'Wonen', buiten het bouwvlak, voor niet meer dan 50% van de oppervlakte wordt bebouwd en minimaal 35 m² onbebouwd en onoverdekt blijft. Andere bouwwerken
12.2.5
Er mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan: a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel; b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel; c. 3 m voor overige andere bouwwerken. Bestaande bouwwerken Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in de leden 12.2.1 t/m 12.2.4, zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.
12.3
Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:
12.3.1
Afwijkmogelijkheden
12.3.2
a. de bouw van een vrijstaand bijgebouw en/of overkapping op een kortere afstand tot de achtergevel van de woning, indien de diepte van het perceel gemeten uit de achtergevel van de woning minder dan 9 m bedraagt; b. de bouw van een kap op een aanbouw waarbij: 1. de dakhelling niet meer mag bedragen dan de dakhelling van de bijbehorende woning; 2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bijbehorende woning; 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de goothoogte van de bijbehorende woning; c. de bouw van een kap op een vrijstaand bijgebouw, op voorwaarde dat: 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m; 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m; d. de bouw van andere bouwwerken, zoals borstweringen, met een hoogte van maximaal 1 m, gemeten vanaf het betreedbaar oppervlak, op een aanbouw. Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits: a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde; b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 2. de verkeersveiligheid; 3. de sociale veiligheid; 4. het aantal parkeervoorzieningen;
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
49
c.
5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen; 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken; 7. het milieu; uitbreiding van functies is slechts toegestaan voor zover: 1. de verkeersaantrekkende werking hiervan in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving; 2. op een goede wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien.
12.4
Specifieke gebruiksregels
12.4.1
Strijdig gebruik
12.4.2
Tot een verbod strijdig met deze bestemming, onverminderd het bepaalde in artikel 20 is in ieder geval het volgend gebruik in strijd met de bestemming: a. een vrijstaand bijgebouw en/of garagebox voor bewoning; b. een gebouwde parkeervoorziening en/of garageboxen voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf; c. gronden en/of bouwwerken voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf; d. gronden en/of bouwwerken voor prostitutie; e. gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting; f. gronden voor de opslag van caravans, boten en overige zaken; g. gronden en/of bouwwerken voor/als bedrijfsmatige werkruimte; h. gronden en/of bouwwerken voor de opslag van vuurwerk. Beroep aan huis Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 20, wordt gerekend het gebruik van gedeelten van de woning, aanbouwen en/of bijgebouwen voor een beroep aan huis, voor zover niet aan de volgende randvoorwaarden wordt voldaan: a. de woonfunctie dient in overwegende mate gehandhaafd te blijven (met name ingeval de beroepsmatige werkruimte in het hoofdgebouw wordt gerealiseerd); b. de beroepsmatige activiteiten dienen te geschieden door degene die op het perceel woonachtig is; c. de totale bedrijfsvloeroppervlakte mag per perceel niet meer dan 25% bedragen met een maximum van 50 m²; d. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving; e. in de omgeving mag geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreden; f. er mogen geen vergunningplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer/Wet algemene bepalingen omgevingsrecht plaatsvinden; g. er mogen geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden; h. op eigen terrein dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte naast het oorspronkelijk aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de woonfunctie; i. binnen de bestemming worden uitsluitend functies toegestaan met een maximale milieucategorie 1 zoals bedoeld in als bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten.
50
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
12.5
Afwijken van de gebruiksregels
12.5.1
Bedrijf aan huis
12.5.2
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het gebruik van gedeelten van de woning, aanbouwen en/of bijgebouwen voor de uitoefening van een bedrijf aan huis, mits: a. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd; b. de effecten van het bedrijf / de bedrijfsactiviteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving, zoals: 1. ambachtelijke en / of verzorgende bedrijven genoemd in categorie 1 van de in de bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten of daarmee naar de aard (qua milieuplanologische hinder) gelijk te stellen bedrijven / bedrijfsactiviteiten; 2. bedrijven / bedrijfsactiviteiten die, op basis van artikel 2.1 lid 1 onder e Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, niet vergunningplichtig zijn; c. de totale bedrijfsvloeroppervlakte per perceel niet meer dan 25% bedraagt met een maximum van 50 m2; d. de bedrijfsactiviteiten geschieden door degene die op het perceel woonachtig is; e. het bedrijf / de bedrijfsactiviteiten geen verkeersaantrekkende werking hebben; f. op eigen terrein wordt voorzien in de eigen parkeerbehoefte naast het oorspronkelijk aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de woonfunctie; g. er detailhandelsactiviteiten mogen plaatsvinden op voorwaarde dat: 1. er sprake is van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd; 2. het detailhandel betreft als ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering; 3. de detailhandel geen onevenredige afbreuk doet aan het voorzieningenniveau binnen de gemeente. Detailhandel bij een beroep of bedrijf aan huis
12.5.3
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het medegebruik van een beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte bij woningen voor detailhandelsactiviteiten, op voorwaarde, dat: a. er sprake is van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd; of b. het detailhandel betreft als ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering; en c. de detailhandel geen onevenredige afbreuk doet aan het voorzieningenniveau binnen de gemeente. Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits: a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde; b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 2. de verkeersveiligheid;
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
51
3. de sociale veiligheid; 4. het gewenste voorzieningenniveau; 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen; 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken; 7. het milieu; 8. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving; 9. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte.
52
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
Artikel 13
13.1
Waarde - Archeologie 1
Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de (potentieel) aanwezige archeologische waarde.
13.2
Bouwregels Op de in lid 13.1 bedoelde gronden is uitsluitend bebouwing toegestaan voor zover geen bouwwerkzaamheden dienen te worden verricht die dieper reiken dan 0,30 m beneden het maaiveld en die een grondoppervlakte bestrijken groter dan 0 m2 en tevens wordt voldaan aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).
13.3
Afwijken van de bouwregels
13.3.1
Afwijken Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen ten behoeve van de onderliggende bestemming(en).
13.3.2
Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits: a. door de bouwwerken geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de archeologische (verwachtings)waarden van het gebied of een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het plan bepaalde, een afwijking in alle redelijkheid niet kan worden geweigerd; b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende archeologisch deskundige; c. voldaan wordt aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en). In afwijking van het bepaalde onder a en b kan de afwijking bij een omgevingsvergunning worden verleend indien voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de bouwaanvraag reeds een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 5 is verleend en voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde onder c.
13.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1
Verbod Het is verboden op of in de in lid 13.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, uit te voeren: a. het aanleggen en/of verharden van gronden, zoals wegen, fiets- en voetpaden en oppervlakteverhardingen;
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
53
13.4.2
b. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals afgraven, woelen, mengen, diepploegen, ontginnen, bodemverlagen, ophogen of egaliseren van de bodem en aanleggen van (drainage)leidingen; c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen; e. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren; g. het aanleggen van geluidswallen; h. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand. Uitzondering Het bepaalde in lid 13.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
13.4.3
a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de onderliggende bestemming; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning; d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in 13.2 of 13.3. Toelaatbaarheid De in lid 13.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien op basis van een schriftelijk advies van een archeologische deskundige, gebleken is dat de genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot onevenredige aantasting van de archeologisch waarden.
13.4.4
Nadere voorwaarden Voor zover de in lid 13.4.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal kan in afwijking van het bepaalde in 13.4.3 de omgevingsvergunning worden verleend indien aan de omgevingsvergunning de volgende nadere voorwaarden worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de werken en werkzaamheden die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologische deskundige.
54
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
13.5
Wijzigingsbevoegdheid
13.5.1
Wijziging Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie 1' te wijzigen door de bestemmingsvlakken aan te passen, toe te voegen of te verwijderen, indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat er (geen) sprake (meer) is van te beschermen archeologische waarde(n).
13.5.2
Algemene randvoorwaarden wijzigingsbevoegdheid Alvorens toepassing te geven aan het bepaalde in lid 13.5.1 winnen burgemeester en wethouders advies in bij een archeologisch deskundige.
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
55
Artikel 14
14.1
Waarde - Archeologie 2
Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de (potentieel) aanwezige archeologische waarde.
14.2
Bouwregels Op de in lid 14.1 bedoelde gronden is uitsluitend bebouwing toegestaan voor zover geen bouwwerkzaamheden dienen te worden verricht die dieper reiken dan 0,30 m beneden het maaiveld en die een grondoppervlakte bestrijken die groter is dan 50 m2 en tevens wordt voldaan aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).
14.3
Afwijken van de bouwregels
14.3.1
Afwijken Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen ten behoeve van de onderliggende bestemming(en).
14.3.2
Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits: a. door de bouwwerken geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de archeologische (verwachtings)waarden van het gebied of een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het plan bepaalde, een afwijking in alle redelijkheid niet kan worden geweigerd; b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende archeologisch deskundige; c. voldaan wordt aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en). In afwijking van het bepaalde onder a en b kan de afwijking bij een omgevingsvergunning worden verleend indien voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de bouwaanvraag reeds een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 5 is verleend en voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde onder c.
14.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1
Verbod Het is verboden op of in de in lid 14.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, uit te voeren: a. het aanleggen en/of verharden van gronden, zoals wegen, fiets- en voetpaden en oppervlakteverhardingen van meer dan 50 m2;
56
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
14.4.2
b. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals afgraven, woelen, mengen, diepploegen, ontginnen, bodemverlagen, ophogen of egaliseren van de bodem en aanleggen van (drainage)leidingen; c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen; e. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren; g. het aanleggen van geluidswallen; h. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand. Uitzondering Het bepaalde in lid 14.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
14.4.3
a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de onderliggende bestemming; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning; d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in 14.2 of 14.3. Toelaatbaarheid De in lid 14.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien op basis van een schriftelijk advies van een archeologische deskundige, gebleken is dat de genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot onevenredige aantasting van de archeologisch waarden.
14.4.4
Nadere voorwaarden Voor zover de in lid 14.4.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal kan in afwijking van het bepaalde in 14.4.3 de omgevingsvergunning worden verleend indien aan de omgevingsvergunning de volgende nadere voorwaarden worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de werken en werkzaamheden die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologische deskundige.
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
57
14.5
Wijzigingsbevoegdheid
14.5.1
Wijziging Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie 2' te wijzigen door de bestemmingsvlakken aan te passen, toe te voegen of te verwijderen, indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat er (geen) sprake (meer) is van te beschermen archeologische waarde(n).
14.5.2
Algemene randvoorwaarden wijzigingsbevoegdheid Alvorens toepassing te geven aan het bepaalde in lid 14.5.1 winnen burgemeester en wethouders advies in bij een archeologisch deskundige.
58
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
Artikel 15
15.1
Waarde - Archeologie 3
Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de (potentieel) aanwezige archeologische waarde.
15.2
Bouwregels Op de in lid 15.1 bedoelde gronden is uitsluitend bebouwing toegestaan voor zover geen bouwwerkzaamheden dienen te worden verricht die dieper reiken dan 0,50 m beneden het maaiveld en die een grondoppervlakte bestrijken die groter is dan 100 m2 en tevens wordt voldaan aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).
15.3
Afwijken van de bouwregels
15.3.1
Afwijken Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen ten behoeve van de onderliggende bestemming(en).
15.3.2
Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits: a. door de bouwwerken geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de archeologische (verwachtings)waarden van het gebied of een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het plan bepaalde, een afwijking in alle redelijkheid niet kan worden geweigerd; b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende archeologisch deskundige; c. voldaan wordt aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en). In afwijking van het bepaalde onder a en b kan de afwijking bij een omgevingsvergunning worden verleend indien voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de bouwaanvraag reeds een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 5 is verleend en voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde onder c.
15.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1
Verbod Het is verboden op of in de in lid 15.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, uit te voeren: a. het aanleggen en/of verharden van gronden, zoals wegen, fiets- en voetpaden en oppervlakteverhardingen van meer dan 100 m2;
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
59
15.4.2
b. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals afgraven, woelen, mengen, diepploegen, ontginnen, bodemverlagen, ophogen of egaliseren van de bodem en aanleggen van (drainage)leidingen; c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen; e. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren; g. het aanleggen van geluidswallen; h. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand. Uitzondering Het bepaalde in lid 15.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
15.4.3
a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de onderliggende bestemming; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning; d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in 15.2 of 15.3. Toelaatbaarheid De in lid 15.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien op basis van een schriftelijk advies van een archeologische deskundige, gebleken is dat de genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot onevenredige aantasting van de archeologisch waarden.
15.4.4
Nadere voorwaarden Voor zover de in lid 15.4.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal kan in afwijking van het bepaalde in 15.4.3 de omgevingsvergunning worden verleend indien aan de omgevingsvergunning de volgende nadere voorwaarden worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de werken en werkzaamheden die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologische deskundige.
60
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
15.5
Wijzigingsbevoegdheid
15.5.1
Wijziging Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie 3' te wijzigen door de bestemmingsvlakken aan te passen, toe te voegen of te verwijderen, indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat er (geen) sprake (meer) is van te beschermen archeologische waarde(n).
15.5.2
Algemene randvoorwaarden wijzigingsbevoegdheid Alvorens toepassing te geven aan het bepaalde in lid 15.5.1 winnen burgemeester en wethouders advies in bij een archeologisch deskundige.
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
61
Artikel 16
16.1
Waterstaat - Waterkering
Bestemmingsomschrijving De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: a. waterkering; b. de waterhuishouding.
16.2
Bouwregels Op de in lid 16.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een maximale hoogte van 1 m.
16.3
Afwijken van de bouwregels
16.3.1
Afwijken
16.3.2
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en), met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien: a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken; b. de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet worden uitgebreid; c. gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend, indien de waterstaatsbelangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder.
16.4
Specifieke gebruiksregels
16.4.1
Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 18 lid 1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van water als ligplaats en/of opslag van boten en overige zaken.
16.4.2
Vergunning Voor werkzaamheden aan of in deze bestemming, niet behorende tot het normale onderhoud, dient een vergunning te worden aangevraagd bij de waterbeheerder.
62
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
16.5
Afwijken van de gebruiksregels
16.5.1
Afwijken Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het gebruik van water als ligplaats voor boten, indien de waterstaatkundige belangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder.
16.5.2
Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels De genoemde afwijkingen kunnen slechts worden verleend mits: a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde; b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 2. de verkeersveiligheid; 3. de sociale veiligheid; 4. het gewenste voorzieningenniveau; 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen; 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken; 7. het milieu; c. 1. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving; 2. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte.
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
63
Hoofdstuk 3
Artikel 17
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
64
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
Artikel 18
Algemene bouwregels
18.1
Ondergeschikte bouwdelen
18.1.1
Hoogte Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwhoogten worden ondergeschikte bouwdelen van bouwwerken, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen, opbouwen voor technische systemen, zonnepanelen en daarmee gelijk te stellen onderdelen waarvan de overschrijding van de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 meter of 10%, buiten beschouwing gelaten.
18.1.2
Bouw- en bestemmingsgrenzen Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouw- en bestemmingsgrenzen en bij de bepaling het bebouwde oppervlakte worden ondergeschikte bouwdelen van bouwwerken, zoals: a. plinten, pilasters, luifels, kozijnen, gevelversieringen, balkons, brandtrappen, ventilatiekanalen, uitspringende schoorsteenwanden, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en daarmee gelijk te stellen onderdelen waarvan de overschrijding van de bouwgrens of de bestemmingsgrens niet meer bedraagt dan 0,5 meter; b. luifels bij winkels waarvan de overschrijding van de bouwgrens of de bestemmingsgrens niet meer dan 1 meter bedraagt; buiten beschouwing gelaten.
18.1.3
Bestaande ondergeschikte bouwdelen Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in lid 18.1.1 en 18.1.2, zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.
18.2
Aanvullende werking Bouwverordening De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen: a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer; b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; c. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen; d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; e. de ruimte tussen de bouwwerken.
18.3
Bouw van geluidsgevoelige objecten De bouw van geluidsgevoelige objecten is uitsluitend toegestaan, indien voldaan kan worden aan de in de Wet geluidhinder geldende normen of vastgestelde hogere waarden.
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
65
Artikel 19
19.1
Algemene aanduidingsregels
Cultuurhistorisch waardevolle objecten In afwijking van het elders in deze regels bepaalde, mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch waardevol' voor het cultuurhistorisch waardevolle object, uitsluitend de bestaande maatvoering worden aangehouden.
19.2
Bovenland
19.2.1
Aanduidingsomschrijving In afwijking van het elders in deze regels bepaalde, zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'bovenland', tevens bestemd voor de bescherming en instandhouding van het (niveau van het) bovenland.
19.2.2
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
a
Verbod Het is verboden op of in de in lid 19.2.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, uit te voeren: a. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals afgraven, woelen, mengen, diepploegen, ontginnen, bodemverlagen, ophogen of egaliseren van de bodem en aanleggen van (drainage)leidingen; b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren; c. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
b
Uitzondering Het bepaalde onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de onderliggende bestemming; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning.
c
Toelaatbaarheid De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien op basis van een schriftelijk advies van een cultuurhistorisch deskundige, gebleken is dat de genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden van het bovenland.
66
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
d
Nadere voorwaarden Voor zover de onder a genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van de cultuurhistorische waarden, kan in afwijking van het bepaalde onder c de omgevingsvergunning worden verleend indien aan de omgevingsvergunning de volgende nadere voorwaarden worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de cultuurhistorische waarden kunnen worden behouden en/of hersteld; b. de verplichting de werken en werkzaamheden die tot de maaiveldverstoring leidt, te laten begeleiden door een cultuurhistorisch deskundige.
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
67
Artikel 20
Algemene gebruiksregels
20.1
Gebruik van onbebouwde gronden
20.1.1
Algemeen verbod Het is verboden de in het plan begrepen gronden voor zover en zo lang zij onbebouwd blijven te gebruiken voor doeleinden, welke in strijd zijn met de in het plan gegeven bestemmingen.
20.1.2
Specifiek verbod
20.1.3
Onverminderd het bepaalde in lid 20.1.1 is het in elk geval verboden de gronden te gebruiken voor: a. het storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen; b. het opslaan van goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan; c. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan; d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens. Uitzonderingen Het bepaalde in lid 20.1.2 is niet van toepassing op: a. vormen van gebruik als bedoeld in lid 20.2, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt; b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming; c. het uitoefenen van detailhandel voor zover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, zoals ingevolge de regels is toegestaan.
20.2
Gebruik van bouwwerken
20.2.1
Algemeen verbod Het is verboden de in het plan begrepen bouwwerken te gebruiken voor doeleinden, welke in strijd zijn met de in het plan gegeven bestemmingen.
20.2.2
Specifiek verbod Onverminderd het bepaalde in lid 20.2.1 is het in ieder geval verboden: a. woningen te gebruiken voor/als beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte, zulks met uitzondering van het bepaalde in lid 12.4 aangaande het (mede)gebruik van woningen als beroepsmatige werkruimte; b. de in het plan toegestane bouwwerken te gebruiken voor/als seksinrichting; c. de bouwwerken, welke zijn opgericht na een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning te gebruiken voor andere doeleinden dan waarvoor de omgevingsvergunning werd verleend; d. de bouwwerken waarvan het gebruik slechts mogelijk was na een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning, te gebruiken voor andere doeleinden dan waarvoor de omgevingsvergunning werd verleend.
68
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
20.3
Afwijken van de algemene gebruiksregels Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 20.2, bij een omgevingsvergunning afwijken van de algemene gebruiksregels voor: a. het gebruik van een deel van de woningen, vrijstaande en / of aangebouwde bijgebouwen voor / als bedrijfsmatige werkruimten, mits: 1. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd; 2. de effecten van het bedrijf / de bedrijfsactiviteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving, zoals: ambachtelijke en/of verzorgende bedrijven genoemd in milieucategorie 1 van de in als bijlage 1 bij deze planregels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten, voor zover de bedrijven in de bedoelde lijst niet zijn doorgehaald, of daarmee naar de aard (qua milieuplanologische hinder) gelijk te stellen bedrijven/bedrijfsactiviteiten; bedrijven/bedrijfsactiviteiten die, op basis van de Wet milieubeheer/Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, niet vergunningplichtig zijn; 3. de totale bedrijfsvloeroppervlakte per woning niet meer dan 25% bedraagt met een maximum van 50 m²; 4. de bedrijfsactiviteiten geschieden door degene die op het perceel woonachtig is; 5. het bedrijf / de bedrijfsactiviteiten geen verkeersaantrekkende werking hebben; 6. op eigen terrein wordt voorzien in de eigen parkeerbehoefte naast het oorspronkelijk aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de woonfunctie; 7. er detailhandelsactiviteiten mogen plaatsvinden op voorwaarde dat: er sprake is van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd; het detailhandel betreft als ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering; de detailhandel geen onevenredige afbreuk doet aan het voorzieningenniveau binnen de gemeente; b. het medegebruik van woningen voor detailhandel in beroepsmatige werkruimten, op voorwaarde, dat: 1. er sprake is van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd; 2. het detailhandel betreft als ondergeschikt en niet-zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering; 3. de detailhandel geen onevenredige afbreuk doet aan de distributiestructuur binnen de gemeente waarmee met name dient te worden gelet op het kernwinkelgebied.
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
69
Artikel 21
Algemene afwijkingsregels
21.1
Algemeen
21.1.1
Afwijken
21.1.2
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van deze regels ten behoeve van: a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten dienste van het openbaar nut en de waterhuishouding, zoals gasdrukregelstations, duikers, keermuren en bruggen, gemalen, wachthuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 4 m en de inhoud niet meer dan 75 m3 mag bedragen; b. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van kunstobjecten, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen; c. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, hoogtescheidingslijnen en overige aanduidingen en aanwijzingen in het horizontale vlak, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt dat deze afwijking in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is en de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot; d. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering van bouwwerken en wegprofielen (waaronder goothoogte, bouwhoogte, bebouwingsoppervlakte, onderlinge afstand, afstand tot perceelsgrenzen) met ten hoogste 10%; e. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering voor ondergeschikte bouwdelen zoals bepaald in artikel 18 waarbij de overschrijding van de bouwgrens of de bestemmingsgrens niet meer bedraagt dan 3 meter; f. de bouw van antennemasten voor communicatiedoeleinden, waarbij de hoogte niet meer dan 45 m mag bedragen en waarbij het beleid gericht is op: 1. een landschappelijke, stedenbouwkundige en architectonische inpassing van deze voorzieningen waarbij geldt dat geen onevenredige afbreuk mag plaatsvinden van de visuele kwaliteit van gebouw en omgeving en landschappelijke gebieden, open landschappen en monumenten zoveel mogelijk vrij moeten blijven van bebouwing; 2. een situering bij voorkeur bij sportcomplexen, op of aan de randen van bedrijventerreinen, aan de randen van woonwijken en in de tussengebieden tussen woonwijken en bedrijventerreinen; 3. een maximale “site-sharing” en gebruik van bijvoorbeeld hoogspanningsmasten, tenzij dit redelijkerwijs niet mogelijk is. g. de bouw van andere bouwwerken tot 15 m. Voorwaarden De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:
70
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde; b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 2. de verkeersveiligheid; 3. de sociale veiligheid; 4. het aantal parkeervoorzieningen; 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen; 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken; 7. het milieu.
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
71
Artikel 22
22.1
Algemene wijzigingsregels
Algemeen Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op: a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten dienste van het openbaar nut en de waterhuishouding met een inhoud van ten hoogste 150 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 6 m dit voor zover deze op grond van het bepaalde in artikel 21 niet kunnen worden gebouwd; b. een enigszins andere situering en/of begrenzing van bestemmingsgrenzen, bebouwingsgrenzen en bouwvlakken, aanduidingen en/of aanwijzingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 20% zal worden gewijzigd; c. het wijzigen van de per aanduiding of in de planregels gegeven maten en afmetingen met ten hoogste 20%, indien, in verband met ingekomen bouwaanvragen, deze wijzigingen nodig of wenselijk zijn.
22.2
Dubbelbestemmingen en aanduidingen Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet op de ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op: a. het toevoegen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde Archeologie 2' en/of 'Waarde - Archeologie 3', indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat sprake is van een gebied met hoge oudheidkundige waarden die gehandhaafd dienen te blijven; b. het verwijderen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde Archeologie 2' en/of 'Waarde - Archeologie 3', indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat niet langer sprake is van een gebied met oudheidkundige waarden dan wel nadat er sprake is van opgravingen en documentatie waardoor de planologische bescherming niet langer gehandhaafd hoeft te blijven. Alvorens toepassing te geven aan deze regel winnen burgemeester en wethouders advies in bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, de provinciale archeoloog of bij een ter zake deskundige instantie; c. het wijzigen van de bestemmingen ten behoeve van de aanleg van een (ondergrondse) leiding van welke aard dan ook. Alvorens toepassing te geven aan deze regel winnen burgemeester en wethouders advies in bij een, ter zake de veiligheid van leidingen, deskundige instantie zoals het RIVM, de Inspectie-VROM of de beheerder(s) van de leiding; d. het geheel verwijderen en/of wijzigen van gebiedsaanduidingen, indien dit: 1. in verband met de herinrichting van inrichtingen en bedrijven wenselijk en/of vereist is; en/of
72
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
2. in verband met gewijzigde milieuhinder, wetgeving en/of beschermingsregimes wenselijk en/of vereist is; e. het geheel verwijderen en/of wijzigen van functieaanduidingen, indien dit in verband met de herinrichting van inrichtingen en bedrijven vereist is en dit geen verruiming van de bouw- of gebruiksmogelijkheden inhoudt. 22.3
Wro-zone - wijzigingsgebied 1 Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a, van de Wet ruimtelijke ordening, met inachtneming van het bepaalde in lid 22.8 van dit artikel, het plan wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het wijzigen van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1', in een woongebied, waarbij geldt dat: a. ten hoogste drie vrijstaande eengezinswoningen zijn toegestaan; b. moet worden voorzien in twee parkeerplaatsen per woning op eigen terrein; c. de onderlinge afstand tussen de woningen minimaal 6 m dient te bedragen; d. de afstand van de woningen tot het aanwezige water minimaal 5 m dient te bedragen; e. de inhoud van iedere woning ten hoogste 550 m3 mag bedragen; f. de goothoogte van een woning ten hoogste 6 m mag bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 10 m; g. voor het overige het bepaalde in het artikel Wonen van overeenkomstige toepassing is.
22.4
Wro-zone - wijzigingsgebied 2 Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a, van de Wet ruimtelijke ordening, met inachtneming van het bepaalde in lid 22.8 van dit artikel, het plan wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het wijzigen van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2', in een centrumgebied, waarbij geldt dat: a. ten hoogste 10 woningen zijn toegestaan; waarvan minimaal 30% in de sociale sector; b. ten hoogste 760 m2 brutovloeroppervlak aan detailhandel en/of dienstverlening is toegestaan; het bepaalde voor wat betreft het maximum van 200 m2 aan detailhandel zoals bepaald in de artikelen 4 en 5 is binnen dit wijzigingsgebied niet van toepassing; c. de goothoogte van gebouwen ten hoogste 7,5 m mag bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 10,5 m; met uitzondering van topgevels, waarvan de hoogte ten hoogste 12 m mag bedragen; d. voor het overige het bepaalde in het artikel Centrum van overeenkomstige toepassing is.
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
73
22.5
Wro-zone - wijzigingsgebied 3 Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a, van de Wet ruimtelijke ordening, met inachtneming van het bepaalde in lid 22.8 van dit artikel, het plan wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het wijzigen van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 3', in een woongebied, waarbij geldt dat: a. ten hoogste 7 woningen zijn toegestaan; b. moet worden voorzien in twee parkeerplaatsen per woning op eigen terrein; c. voor het overige het bepaalde in het artikel Wonen van overeenkomstige toepassing is.
22.6
Wro-zone - wijzigingsgebied 4 Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a, van de Wet ruimtelijke ordening, met inachtneming van het bepaalde in lid 22.8 van dit artikel, het plan wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het wijzigen van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 4', in een centrumgebied, waarbij geldt dat: a. woningen zijn toegestaan; uitsluitend in de vorm van bovenwoningen; waarvan minimaal 30% in de sociale sector; b. moet worden voorzien in twee parkeerplaatsen per woning op eigen terrein; c. detailhandel en/of dienstverlening is toegestaan; d. de pleinruimte op de hoek van de Dorpsstraat en Plaats mag worden vergroot; e. de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste 11 m mag bedragen; f. voor het overige het bepaalde in de artikelen Centrum respectievelijk Verkeer van overeenkomstige toepassing is.
22.7
Wro-zone - wijzigingsgebied 5 Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a, van de Wet ruimtelijke ordening, met inachtneming van het bepaalde in lid 22.8 van dit artikel, het plan wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het wijzigen van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 5', in een woongebied, waarbij geldt dat: a. ten hoogste 11 grondgebonden woningen zijn toegestaan; waarvan minimaal 30% in de sociale sector; b. woningen dienen te worden gebouwd als vrijstaand of twee-onder-een-kap als woon-werkkavel langs de Dorpsstraat en als twee blokken rijwoningen langs de Wilhelminastraat; c. de woningen langs de Dorpsstraat moeten voldoen aan de volgende bouwregels: 1. de rooilijn van de Dorpsstraat moet worden aangehouden; 2. er dient tenminste 6 meter tussen ieder hoofdgebouw worden aangehouden; tenzij de hoofdgebouwen aaneengebouwd zijn; 3. de goothoogte ten hoogste 4,5 m mag bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 12 m; d. de woningen langs de Wilhelminastraat moeten voldoen aan de volgende bouwregels:
74
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
1. bijgebouwen dienen minimaal 6 m achter de rooilijn te worden gebouwd; 2. parkeren dient op eigen terrein te worden opgelost; waarbij minimaal twee plekken per woning moeten worden gerealiseerd; 3. erfafscheidingen zijn slechts in de vorm van groene erfafscheidingen toegestaan; 4. de tuinen van de woningen dienen naar elkaar te zijn gericht. e. voor het overige het bepaalde in het artikel "Wonen" van overeenkomstige toepassing is. 22.8
Voorwaarden Burgemeester en wethouders verlenen slechts medewerking aan een wijziging van het plan, mits: a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 2. de verkeersveiligheid; 3. de sociale veiligheid; 4. het aantal parkeervoorzieningen; 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen; 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken; 7. het milieu: b. voldaan wordt aan de onderzoeksverplichting op de volgende onderdelen: 1. luchtkwaliteit; 2. parkeerbehoefte; 3. mobiliteitstoets; 4. bodemkwaliteit; 5. watertoets; 6. archeologie; 7. externe veiligheid (afweging van het groepsrisico); 8. ecologie, toetsing Flora- en faunawet; 9. economische uitvoerbaar en kostenverhaal.
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
75
Hoofdstuk 4
Artikel 23
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
23.1
Overgangsrecht bouwwerken
23.1.1
Algemeen
23.1.2
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. Afwijken Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 23.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 23.1.1 met maximaal 10%.
23.1.3
Uitzondering Lid 23.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
23.2
Overgangsrecht gebruik
23.2.1
Algemeen Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
23.2.2
Veranderen strijdig gebruik Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 23.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
23.2.3
Onderbreken strijdig gebruik Indien het gebruik, bedoeld in het lid 23.2.1 na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
23.2.4
Uitzondering Lid 23.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
76
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
Artikel 24
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Centrum Bleiswijk.
Bestemmingsplan “Centrum Bleiswijk” Regels Ontwerp, 8 juni 2012
77
VERBEELDING
Plangebied Centrum Bleiswijk
Enkelbestemmingen B
Bedrijf
C
Centrum
GD
Gemengd
G
Groen
K
Kantoor
M
Maatschappelijk
T
Tuin
V
Verkeer
WA
Water
W
Wonen
Dubbelbestemmingen
WS-WK WR-A2
WS-WK W T
V
G
(p)
2
5
WA *
W 4 8 .
V
6 10
(w)
4 8 .
.
W
. 4 8
M
B
. (swr-ch) (swr-ch) (w)
(swr-ch)
6 9 80 %
6 10
.
8 60 % 6 10.
.
6 10
(swr-ch) .
3 6.
3.5 6 90 %
B
6 . 10
W
W .
C M
C
T 7 11.
(sdh-3)
.
[gs]
(swr-ch)
4 8
(swr-ch)
5 9
B 60%
5 9
.
(w)
C
.
5
4 8
.
4 8
(m) (swr-ch)
G WA
T .
5
bedrijfswoning
(co)
cultuur en ontspanning
(dh)
detailhandel
(h)
horeca
(m)
maatschappelijk
(pg)
parkeergarage
(p)
parkeerterrein
(prr)
praktijkruimte
W
specifieke vorm van bedrijf - vuurwerk
(sdh-1)
specifieke vorm van detailhandel - 1
(sdh-2)
specifieke vorm van detailhandel - 2
(sdh-3)
specifieke vorm van detailhandel - 3
(sm-kdv)
specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf
(sm-ko)
specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang
(swr-ch)
specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch waardevol
(tr)
terras
(w)
wonen
9.5
Bouwaanduidingen [gs]
gestapeld
9.5
maximale bouwhoogte (m)
6 9
7 90 %
maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)
6 10
maximale goot- en bouwhoogte (m)
4 11 60 %
maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)
60%
maximum bebouwingspercentage (%)
Figuren relatie
.
8
GD
7 11 (h)
(bw)
3
7 (sm-kdv) 11 (w).
7 11
wro-zone - wijzigingsgebied 5
V
7 11
4
5
.
7 11
.
6 10
wro-zone - wijzigingsgebied 4
Maatvoeringen
4 7
.
W .
W
6 90 %
GD
7 11
4
Bouwvlakken
9.5
T
B
6 10 4
(pg)
(h)
GD
(w)
wro-zone - wijzigingsgebied 3
8
(dh)
7 11
(w)
(w) (swr-ch)
3
bouwvlak
6
4 7
wro-zone - wijzigingsgebied 2
(h)
7 11
.
GD
W WR-A1
(w) . .
2
.
.
.
5
4
. (w)
7 11
V
.
(p)
10 13
4
6 10 .
.
6 10
3,5 8
4 8
B (sdh-1)
(tr) (dh)
GD .
W (sb-vwrk)
(sdh-2)
.
T
3
6 10.
4 8
C
6 10.
4
T
.
GD
M
6 10
(tr)
(bw)
wro-zone - wijzigingsgebied 1
(sb-vwrk)
.
V 14 14
WR-A3
4 7
T
7 . 11
(swr-ch)
6 10 70 %
W T
(w) .
.
M
.
6 10 .
W
7 11
4 11 60 %
B
T
(swr-ch)
T
.
1
horeca tot en met horecacategorie
7 10
(swr-ch)
7 11
6 10
W
(dh) (tr)
. (w)
T WA
(swr-ch)
M (swr-ch)
V
7 11
(swr-ch)
Waterstaat - Waterkering
6 10
M(prr).
7 11
.GD
6 12
.
W
. 10
(swr-ch)
10 . 13
(w)
WS-WK
bedrijf tot en met categorie..
6 10 .
C
M
Waarde - Archeologie 3
Functieaanduidingen
T
13
C 6
6 10
W
.
1
.
7 90 %
.
.
W 5,5 9,5
(w) (h)
W
6 80 %
3
7 11
C
WR-A3
.
W .
T
G
(swr-ch)
4 8
(sm-ko)
T
(h)
(sm-ko)
5,5 9,5
7
.
B .
7
6 100 %
(w)
3 5
K
4 8
T
.
6 10
T
.
6 10
Waarde - Archeologie 2
bovenland
. (swr-ch)
C
WR-A2
WA
G
(sdh-3)
Waarde - Archeologie 1
Gebiedsaanduidingen
(swr-ch)
5,5 9,5
WR-A1
. .
.
.
GD (w)
(tr)
T
T
10
(co) (m)
WR-A3
T
6 10
WR-A2
WS-WK
ONTWERP OVERLEG
TERINZAGELEGGING ONTWERP
Bestemmingsplan
VASTSTELLING
"Centrum Bleiswijk " IDN
GEWIJZIGD
NL.IMRO.1621.BP0088-ONTW
WERKNR. SCHAAL DATUM
125.302.01
N
1:1000
J:\125\302\01\3 Projectresultaat\verbeelding
BESTAND RO-BP-12530201-VB-ON01.dwg
whl
BLAD
Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Architectuur, Landschap BV City & Regional Planning, Urban Design, Architecture, Landscape
Postadres: Postbus 13060 3004 HB Rotterdam Bezoekadres: Van Nelleweg 6060 3044 BC Rotterdam Telefoon: 010 433 00 99 DATUM PLOT USER
8-6-2012 Wout
80/84
PROJECTMAP
8 juni 2012
GETEKEND
FORMAAT
Fax: 010 404 56 69 E-mail:
[email protected] Internet: www.kuiper.nl
1 van 1