Bestemmingsplan Kollum Centrum Toelichting
Definitief
Gemeente Kollumerland c.a.
Grontmij Nederland B.V. Assen, 13 augustus 2013
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02
Verantwoording
Titel
:
Bestemmingsplan Kollum Centrum
Subtitel
:
Toelichting
Projectnummer
:
322815
Referentienummer
:
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01
Revisie
:
02
Datum
:
13 augustus 2013
Auteur(s)
:
R. Nijdam, J.F. Kuiper, T. Janse
E-mail adres
:
[email protected]
Gecontroleerd door
:
A. Luinenburg
Paraaf gecontroleerd
:
Goedgekeurd door
:
Paraaf goedgekeurd
:
Contact
:
H. Popken
Grontmij Nederland B.V. Stationsplein 12 9401 LB Assen Postbus 29 9400 AA Assen T +31 592 33 88 99 F +31 592 33 06 67 www.grontmij.nl
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 2 van 69
Inhoudsopgave
1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Inleiding .................................................................................................................... 5 Aanleiding en doel ..................................................................................................... 5 Bestemmingsplan Kollum Centrum ............................................................................ 5 Plannaam en planidentificatienummer (plan-idn)........................................................ 6 Ligging plangebied .................................................................................................... 6 Leeswijzer ................................................................................................................. 7
2 2.1 2.2 2.2.1 2.2.2
Plangebied ................................................................................................................ 8 Ontstaansgeschiedenis ............................................................................................. 8 Huidige situatie........................................................................................................ 10 Functionele structuur ............................................................................................... 10 Ruimtelijke structuur ................................................................................................ 11
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Beleidskader ........................................................................................................... 15 Rijksbeleid............................................................................................................... 15 Provinciaal beleid .................................................................................................... 15 Regionaal beleid ..................................................................................................... 17 Gemeentelijk beleid ................................................................................................. 18 Samenvatting uitgangspunten beleidskader ............................................................. 27
4 4.1 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4 4.3 4.4 4.4.1 4.4.2 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 4.10 4.11 4.12
Omgevingsaspecten ................................................................................................ 29 Inleiding .................................................................................................................. 29 Water ...................................................................................................................... 29 Waterbeleid ............................................................................................................. 30 Hydrologische situatie plangebied - huidige situatie ................................................. 31 Hydrologische situatie plangebied - toekomstige situatie.......................................... 32 Uitgangspunten en randvoorwaarden ...................................................................... 33 Bodem .................................................................................................................... 34 Cultuurhistorie ......................................................................................................... 38 Aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht ................................................................... 38 Kernmerken van het beschermd dorpsgezicht ......................................................... 39 Archeologie ............................................................................................................. 43 Ecologie .................................................................................................................. 46 Verkeer ................................................................................................................... 48 Geluid ..................................................................................................................... 48 Luchtkwaliteit .......................................................................................................... 49 Externe veiligheid .................................................................................................... 49 Bedrijven en milieuzonering..................................................................................... 54 M.e.r.-beoordeling ................................................................................................... 55
5 5.1 5.2 5.3
Juridische planopzet................................................................................................ 57 Algemeen................................................................................................................ 57 Plansystematiek ...................................................................................................... 57 De bestemmingen ................................................................................................... 58
6
Economische uitvoerbaarheid.................................................................................. 65
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 3 van 69
Inhoudsopgave (vervolg)
7 7.1 7.2 7.3 7.4
Maatschappelijke uitvoerbaarheid............................................................................ 66 Overleg ................................................................................................................... 66 Inspraak .................................................................................................................. 66 Ambtshalve wijzigingen ........................................................................................... 66 Zienswijzen ............................................................................................................. 67
Bijlagen Bijlage 1:
Beeldkwaliteitsplan Hart van Kollum
Bijlage 2:
Welstandsnota: beschermd stad- en dorpsgezicht
Bijlage 3:
Vooronderzoek bodemkwaliteit centrum Kollum
Bijlage 4:
Milieuhygiënisch vooronderzoek Voorstraat
Bijlage 5:
Aanwijzigingsbesluit beschermd dorpsgezicht
Bijlage 6:
Notitie archeologie/cultuurhistorie bestemmingsplan Kollum Centrum
Bijlage 7:
Archeologisch onderzoek Voorstraat
Bijlage 8:
Quickscan Flora- en faunawet
Bijlage 9:
Nota van inspraak en overleg
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 4 van 69
1
Inleiding
1.1 Aanleiding en doel Kollum is de hoofdplaats van de gemeente Kollumerland c.a. Het centrum van Kollum is aangewezen als beschermd dorpsgezicht vanwege de cultuurhistorische waarden die binnen de kern aanwezig zijn. Het huidige bestemmingsplan voor het centrum stamt uit 1983. Het bestemmingsplan voor het omliggende dorp dateert van 2003. Sinds de vaststelling ervan heeft de wereld niet stil gestaan. Verschillende ontwikkelingen hebben plaatsgevonden. Zowel functieveranderingen en bouwwerkzaamheden als maatschappelijke ontwikkelingen hebben het huidige centrum gevormd. Dit betekent dat het centrum van Kollum toe is aan een herziening van het bestemmingsplan. Bovendien is de gemeente vanaf 1 juli 2013 voor alle delen van haar grondgebied een verplicht een actueel bestemmingsplan te hebben vastgesteld. Om deze redenen is gestart met het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor het centrum van Kollum. Het plangebied omvat het dorpscentrum, inclusief het gebied aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Het bestemmingsplan Kollum Centrum heeft hoofdzakelijk een conserverend karakter. De rechten en plichten uit de huidige bestemmingen zijn geactualiseerd en in overeenstemming gebracht met de huidige wet- en regelgeving. De uitgangspunten uit het meest recente beleid van Rijk, provincie, regio en de gemeente zijn daarin meegenomen. Tevens zijn de wijzigingen, vrijstellingen en ontheffingen die sinds de vaststelling van de bestemmingsplannen hebben plaatsgevonden in het nieuwe bestemmingsplan opgenomen. Het plan kent drie ontwikkelgerichte onderdelen, waarvoor een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen. Dit zijn Hart van Kollum, Multifunctioneel Centrum Kollum en Bandalocatie Kollum: Hart van Kollum: ter plaatse van Huize Sytzama (Voorstraat 46). Huize Sytzama is een beeldbepalend pand gelegen aan de Voorstraat in het hart van Kollum. Het pand is aangewezen als rijksmonument en maakt onderdeel uit van het beschermd dorpsgezicht. De gemeente Kollumerland c.a. heeft de wens Huize Sytzama en het achterliggende terrein van een nieuwe invulling te voorzien om zo recht te doen aan de uitstraling en de centrale ligging van de locatie in het centrum van Kollum; Multifunctioneel Centrum Kollum: in een gebied ten oosten van de Tsjerk Hiddestraat. De gemeente Kollumerland c.a. heeft de wens om binnen het zoekgebied van de WoonServiceZone maatschappelijke functies te bundelen in een nieuw te realiseren Multifunctioneel Centrum. Bij maatschappelijke functies kan gedacht worden aan basisscholen, zalencentrum De Colle inclusief bibliotheek en eventueel een kinderopvang; Bandalocatie Kollum: ter plaatse van de voormalige drukkerij (Voorstraat 32). In een toekomstige situatie kan het plangebied plaats bieden aan woningbouw in de vorm van grondgebonden woningen en appartementen. 1.2 Bestemmingsplan Kollum Centrum Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op het centrum van Kollum. In het dorpscentrum zijn de volgende bestemmingsplannen geheel of gedeeltelijk vigerend: bestemmingsplan Kollum-Kom. Dit plan is vastgesteld door de gemeenteraad op 1 juli 1982 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 8 augustus 1983; bestemmingsplan Kollum-Dorp. Dit plan is vastgesteld door de gemeenteraad op 17 mei 2001 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 20 mei 2003; bestemmingsplan Gerrit Bleekerstraat 2 te Kollum. Dit plan is vastgesteld door de gemeenteraad op 18 februari 2010 en onherroepelijk op 15 april 2010; NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 5 van 69
Inleiding
facetbestemmingsplan ondergeschikte bebouwing woonbestemmingen. Dit plan is vastgesteld door de gemeenteraad op 13 september 2007 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 19 november 2007; facetbestemmingsplan bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Dit plan is vastgesteld door de gemeenteraad op 22 april 2010.
Aanwijzing beschermd dorpsgezicht Het centrum van Kollum is in 1980 aangewezen als beschermd dorpsgezicht (in de zin van artikel 20 Monumentenwet). De bescherming is geregeld in het vigerende bestemmingsplan Kollum-Kom uit 1982. Kollum Dorp Een gedeelte van het bestemmingsplan ‘Kollum Dorp’ is in het plangebied van Kollum Centrum opgenomen, namelijk het Mr. Andreaplein, een deel van Hart van Kollum en een aantal locaties aan de randen van het plangebied. 1.3 Plannaam en planidentificatienummer (plan-idn) De plannaam is: ‘Bestemmingsplan Kollum Centrum 2012’. Het planidentificatienummer is: NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01 Het identificatienummer is opgebouwd conform de “IDN Systematiek Kollumerland (25 juli 2012)”. Het eerste deel is NL.IMRO.0079. (0079 = gemeentecode Kollumerland c.a.) De naamcode bestaat uit maximaal 18 tekens en wordt gevormd door: Deel 1: code instrument
Deel 2: code dorp (2 te-
Deel 3: naam plan (12
Deel 4: specificatie (2
(2 tekens)
kens)
tekens)
tekens)
Bp=bestemmingsplan
Ko = Kollum
Centrum
Datum (en jaar) van start plan: 12 =2012)
Versiecodes Achteraan wordt met de versiecode aangegeven in welke fase het plan zich bevindt. De te hanteren versiecodes zijn: Cv01 = conceptvoorontwerp Vo01 = voorontwerp Ow01 = ontwerpplan Vg01 = vastgesteld plan Oh01= onherroepelijk plan 1.4 Ligging plangebied Het plangebied van het bestemmingsplan Kollum Centrum omvat het dorpscentrum, met daarbinnen het gebied aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Onder het dorpscentrum wordt verstaan: het oorspronkelijke centrum van Kollum, met de Voorstraat en Ooster- en Westerdiepswal als kenmerkende straten; het bedrijventerrein gelegen aan de Meester Andreaestraat, inclusief de overgang vanaf de Voorstraat in de vorm van de recent ontwikkelde Meester Andreaepassage; het zoekgebied voor de WoonServiceZone ten noorden van de Voorstraat, inclusief de voorzieningen aan het Maartensplein, de Kerkstraat en de Willem Lodewijkstraat. Het plangebied is aangeduid op de luchtfoto (Figuur 1.1). De locaties Hart van Kollum, Multifunctioneel Centrum Kollum en Bandalocatie Kollum zijn aangeduid op de luchtfoto.
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 6 van 69
Inleiding
Figuur 1.1: begrenzing bestemmingsplangebied met globaal de ligging van de wijzigingsgebieden Hart van Kollum, Multifunctioneel Centrum Kollum en Bandalocatie Kollum 1.5 Leeswijzer In hoofdstuk 2 van deze toelichting is aandacht besteed aan de historische achtergrond van het plangebied, aan de functionele en ruimtelijke structuur in de huidige situatie en aan ruimtelijke ontwikkelingen. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het voor dit bestemmingsplan relevante beleid van Rijk, provincie, regio en gemeente opgenomen. In hoofdstuk 4 wordt vervolgens ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 komen de juridische aspecten aan bod. In hoofdstuk 6 komt de economische uitvoerbaarheid aan de orde en de maatschappelijke uitvoerbaarheid in hoofdstuk 7.
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 7 van 69
2
Plangebied
2.1 Ontstaansgeschiedenis Ontwikkeling aan de voormalige Lauwerszee Het dorp Kollum is ontstaan rond 750 na Christus, vanuit de nederzetting Colheim, later ook wel Kollumerterp genoemd. Sinds die tijd vormt Kollum de hoofdplaats van Kollumerland c.a. Hoever de geschiedenis van Kollum teruggaat is met weinig zekerheid te zeggen. In de omgeving zijn Romeinse voorwerpen gevonden, terwijl de oudste schriftelijke vermelding - in de giftbrieven van de abdij Fulda - uit het eerste kwart van de 9de eeuw dateert. Van oorsprong is Kollum een wegdorp, ontstaan op de rand van een zandplateau. Kollum is aan de kust van de voormalige Lauwerszee tot ontwikkeling gekomen op de plaats van het huidige westelijke deel van de Voorstraat bij de Maartenskerk. Dit punt is in feite een uitloper van de hoger gelegen zandgronden, die de eerste bewoners enige bescherming bood tegen het opdringende water. Kollum ligt op de overgang van het woudontginningslandschap op het zand en het bedijkingenlandschap op de zeeklei. Door de rechtstreekse verbinding via vaarwater met de kust fungeerde Kollum in die tijd als havenplaats. Specifiek voor Kollum is de ligging van de kern van het dorp. Deze ligt op de kruising van de oost-westlopende bebouwing langs de Voorstraat met het noord-zuidlopende Zijlsterrijd. Kollum bestond in de Middeleeuwen slechts uit de Voorstraat. Deze kruist het Zijlsterrijd, die in verbinding stond met de zee. Vanaf de 13e eeuw is voorzichtig begonnen met de eerste indijkingen rond de hogere zandgronden, maar met elke nieuwe dijk versnelde de landaanwinning. Door de in 1315 aangelegde dijk Terluinen-Kollumerpomp-Pieterzijl verloor Kollum haar directe ligging aan de zee, scheepvaart diende via de Kollumerzijl en de aanvankelijk sterk kronkelende Zijlsterried te varen. Stedelijke groei in de 16e eeuw De periode van bloei brak aan nadat Hendrik van Stolberg, stadhouder van de hertog van Saksen controle kreeg over de noordelijke regio. Onder zijn stimulerend bewind is een welvaartspee riode gestart die tot in de 17 eeuw doorzette. In deze tijd groeide Kollum snel uit van kleine nederzetting tot volwaardig dorp. Niet alleen groeide het inwoneraantal snel, maar ook de komst van instellingen zoals een gasthuis en een Latijnse school hebben bijgedragen aan de rijke geschiedenis en het karakter van het dorp. Om de handel en scheepvaart te bevorderen werd de Zijlsterried gekanaliseerd en werden betere vaarverbindingen met het achterland aangelegd. Kollum kreeg belangrijke stedelijke voorzieningen, waaronder twee jaarmarkten, een weekmarkt en een waag met accijnsmeester. De groei van Kollum vond geleidelijk plaats langs de Voorstraat en enkele zijstraten (zie Figuur 2.1). Als hoofdplaats van de grietenij groeide Kollum rond 1550 in bevolkingsaantal en de inkomsten wedijverde met de kleinere Friese steden. De belangrijkste activiteiten bestonden uit de handel in boter, kaas, granen, bier, hout en vis, NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 8 van 69
Plangebied
daarnaast kwamen kleine industrieën voor zoals leerlooierijen, pottenbakkerijen, bontwerkers, kalkovens, (olie)molens, een lijnbaan en een scheepstimmerwerf. De handel vond hoofdzakelijk plaats op de kaden langs de Zijlsterried. De goederen werden overgebracht van de zeeschepen naar de lichters die verder het achterland invoeren. In de Voorstraat stonden de woonhuizen van de kooplieden, sommige van een allure die te vergelijken is met de grachtenpanden in de steden. Langs de Diepwallen en vooral in de kleinere straatjes als de Willem Lodewijkstraat hadden de industrieën zich verzameld. Herbergiers vestigden zich in de Voorstraat en langs het grachtje. Einde aan de bloeiperiode In de loop van de 18de eeuw is mede door de algemene economische teruggang in de Republiek en de verslechterde bevaarbaarheid van de Zijlsterried de ontwikkeling tot stilstand gekomen. De 16de- en 17de-eeuwse bedrijfjes verdwenen en de 19de-eeuwse industriële ontwikkeling is aan Kollum voorbijgegaan. Wel blijft Kollum, getuige de in de 19de eeuw gebouwde voorname huizen -waaronder het huidige Gemeentehuis en het huis Voorstraat 87 en de oudere bewoonde states in de grietenij, als woonoord in trek.
Figuur 2.1: historische ontwikkeling Kollum (1850-1925-1960-2003) Middeleeuwse structuur Misschien wel doordat de industriële ontwikkeling nauwelijks in Kollum heeft plaatsgevonden, is de oorspronkelijke structuur uit de Middeleeuwen redelijk goed bewaard gebleven. De ruimtelijke structuur van de historische kern wordt bepaald door de loodrecht op elkaar staande Voorstraat en Ooster- en Westerdiepswal. Evenwijdig aan dit hoofdstramien komen straatjes van secundair belang voor, Meckamastraat, Willem Lodewijkstraat, Putstraat, Hoogpijpke. De kadastrale minuut van ca. 1820 geeft een exact beeld van de omvang van Kollum in de eerste decennia van de 19de eeuw.
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 9 van 69
Plangebied
De bebouwing strekte zich in die tijd in de Voorstraat uit van de Van Scheltingalaan tot de Oliemolensingel en langs de Zijlsterried van de stenen brug tot aan de nieuwe voetgangersbrug. De weergegeven perceelsindeling komt overeen met de in het algemeen in de steden voorkomende wijze van bouwen, het in de rooilijn aaneengesloten bouwen van relatief smalle maar diepe panden. Langs de Meckamastraat en de Willem Lodewijkstraat is bebouwing van een veel kleinere opzet geconcentreerd. De goed geconserveerde ruimtelijke structuur met de prachtige beeldbepalende panden uit de 16e en 17e eeuw uit de bloeiperiode is de aanleiding geweest het centrum van Kollum aan te wijzen als beschermd dorpgezicht. In paragraaf 4.4 is de aanwijzing met de kenmerkende elementen nader toegelicht. Eind 19e en begin 20e eeuw ontstonden aan de zuidzijde uitbreidingen. In de jaren ‘60 werd een eerste ring aan uitbreidingen, zowel aan de zuidzijde als in het noordwesten, gebouwd. Later volgden uitbreidingen aan de noord-, noordoost- en oostzijde en vanaf 1990 aan de noordwesten zuidzijde. De bedrijventerreinen ontstonden in het noordoostelijke gedeelte van Kollum. 2.2 2.2.1
Huidige situatie Functionele structuur
Water- en wegenstructuur De Voorstraat als hoofdstraat en de Trekvaart, die ter hoogte van de Voorstraat overgaat in de Rijd, als doorgaande waterweg zijn twee belangrijke structurerende elementen in Kollum. Het vaarwater in het centrum van Kollum heeft een recreatieve functie. Over de Rijd en de Trekvaart kan met een sloep (klasse F) gevaren worden. Binnen de kom van Kollum zijn aanlegvoorzieningen aanwezig. Het centrum van Kollum is aangeduid als 30 km/uur-zone. Zowel de winkel- als de woonstraten hebben de inrichtingskenmerken van een erftoegangsweg binnen de bebouwde kom. De Voorstraat is een winkelstraat en geen doorgaande route. Voorzieningen Kollum heeft een sterk regionaal verzorgende functie en beschikt over een omvangrijk en gevarieerd winkelaanbod. De Voorstraat beschikt vooral over kleinschalig aanbod. Grootschalig aanbod heeft een plaats in de vorm van filiaal- en grootwinkelbedrijven aan de Meester Andreaestraat. Door de nieuw gerealiseerde Meester Andreaepassage is een aantrekkelijke doorgang tussen de twee gebieden ontstaan. Het centrumgebied eindigt aan de westelijke en oostelijke uitlopers van de Voorstraat waar een variatie aan wonen en werken voorkomt, het aanloopgebied. Parkeerterreinen liggen rond De Colle en de Van der Bijhal en aan de Meester Andreaestraat. Rond de Voorstraat is ook een aantal parkeervoorzieningen gelegen. Gekoppeld aan deze hoofdstructuren zijn in de loop der jaren om het oude centrum van Kollum heen nieuwe buurtjes ontwikkeld. De Eksesstraat, Putstraat, Gerrit Bleekerstraat, Tsjerk Hiddesstraat en de Ooster- en Westerdiepswal zijn hoofdzakelijk woonstraten. In het noordelijke gedeelte van het plangebied bevindt zich een concentratie van voorzieningen op het gebied van zorg, sport en wonen. De gemeente Kollumerland c.a. heeft de ambitie dit gebied tot WoonServiceZone te ontwikkelen. Groenstructuur Elke functie kent een eigen groenstructuur. Het historisch centrum heeft een stedelijk karakter met kleinschalig groen in de vorm van boombeplanting. Een uitzondering vormt de notaristuin, gelegen aan de Voorstraat. Deze tuin vormt in de huidige situatie geen onderdeel van het gangbare openbaar toegankelijke gebied. De openbare voorzieningen in het noordelijke gedeelte sluiten aan bij een recreatieve groen- en waterstructuur met een netwerk van parkachtige groenopbouw en voetpaden. Het bedrijventerrein aan de Meester Andreaestraat kent nauwelijks beplanting. De woonbuurten rondom het centrum verschillen in groenstructuur. Figuur 2.2 geeft de structuur van het centrum van Kollum weer.
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 10 van 69
Plangebied
Figuur 2.2: structuur Kollum Centrum 2.2.2 Ruimtelijke structuur Het bestemmingsplan Kollum Centrum heeft hoofdzakelijk een conserverend karakter. Het plan kent drie ontwikkelgerichte onderdelen, waarvoor een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen: Hart van Kollum, ter plaatse van Huize Sytzama (Voorstraat 46); Multifunctioneel Centrum Kollum, in een gebied ten oosten van de Tsjerk Hiddestraat; Bandalocatie Kollum, ter plaatse van de voormalig drukkerij (Voorstraat 32). Vroeger werd Kollum aangeduid als een zogenaamde vlecke. Dit is een dorp met stedelijke kenmerken, zoals de aanwezigheid van handel en voorzieningen. Deze kleinstedelijke kenmerken zijn in de huidige ruimtelijke structuur terug te zien en worden behouden binnen het beschermd dorpsgezicht. Het totale plangebied Kollum Centrum is op basis van bovenstaande structuur onder te verdelen in verschillende deelgebieden. Centrumgebied Voorstraat De Voorstraat vormt al sinds jaar en dag hét centrum van Kollum. Hier is het kenmerkende kleinstedelijke karakter van het dorp goed zichtbaar. NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 11 van 69
Plangebied
De Voorstraat is een winkelstraat met authentieke historische allure, met winkels en voorzieningen van deze tijd. De Voorstraat is dan ook sinds 1980 beschermd dorpsgezicht. De bebouwing in de Voorstraat bestaat uit eind 18e en 19e eeuwse panden, oorspronkelijk gebouwd als woonhuizen voor de kooplieden. Deze woningen zijn in een aaneengesloten rooilijn gebouwd en vormen een regelmatige, maar vrij intensieve bebouwing. De panden zelf zijn relatief smal en diep, veelal bestaand uit twee woonlagen met een schildkap, met de nok haaks op de rooilijn. Diversiteit in het gevelbeeld ontstaat door individuele verschillen per pand in onder andere materiaalgebruik, gootlijsten en raam- en deurkozijnen. De aaneengesloten gevelwand wordt op enkele plaatsen onderbroken door smalle steegjes. Daarnaast vormt het Zijlsterried een karakteristieke onderbreking van de gesloten straatwanden. Hetzelfde geldt voor de kerk en Huize Sytzama, beiden monumenten. De Ooster- en Westerdiepswal maken een belangrijk onderdeel uit van de ruimtelijke identiteit van het centrum van Kollum. Beeldbepalende factoren zijn de gedetailleerde ruimtelijke indeling volgens het beloop van het water, het niveauverschil met de Voorstraat en de hechte verticaal geleden gevelwand langs de Oosterdiepswal. De westelijke entree van het centrumgebied van Kollum wordt gevormd door de locatie Hart van Kollum. Aan de oostzijde vervult de Meester Andreaepassage deze functie.
Figuur 2.3: impressie Voorstraat en Huize Sytzama Wijzigingsbevoegdheid Hart van Kollum Aan het begin van de Voorstraat staat aan de noordzijde de 15e eeuwse Maartenskerk, geflankeerd door Huize Sytzama aan de zuidzijde. Huize Sytzama is gebouwd als woning voor Willem van Sytzama, op de plaats van de Latijnse school. Het huidige pand is in 1809 gebouwd en in 1895 is het pand omgebouwd tot raadhuis c.q. gemeentehuis. Huize Sytzama heeft van 2003 tot 2009 leeg gestaan en is daarna in gebruik genomen als bedrijvencentrum. Momenteel biedt het pand tijdelijke kantoorruimte aan kleine bedrijven. Stedenbouwkundig gezien is de locatie belangrijk binnen de kern Kollum. Huize Sytzama vormt samen met de Maartenskerk een beeldbepalend entree van de Voorstraat. Het gebied wordt aan de zuidzijde omsloten door de Eskesstraat en de Putstraat. De Eskesstraat en de Putstraat zijn straten met aan weerszijden woningen met één laag en een kap. Deze woonstraten hebben, in elk geval tot de zuidelijke grens van het plangebied, een kleinschalige karakter en zijn daarmee van een andere stedenbouwkundige orde dan Huize Sytzama en de bodewoning aan de Voorstraat. Recent is aan de Eskesstraat een nieuw wooncomplex gebouwd, dit gebouw vormt een uitzondering op de bestaande bebouwing en bestaat uit drie lagen met een kap. Het gemeentekantoor en het aanwezige transformatorhuisje in het plangebied zijn recenter gebouwd en wijken stedenbouwkundig af van de karakteristieke bebouwing van Huize Sytzama aan de Voorstraat. Ten behoeve van ontwikkeling van Hart van Kollum is een Beeldkwaliteitsplan opgesteld (concept d.d. 3 december 2012). Het Beeldkwaliteitsplan is opgenomen in Bijlage 1.
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 12 van 69
Plangebied
Zoekgebied WoonServiceZone en Wijzigingsbevoegdheid Multifunctioneel Centrum Kollum Ten noorden van de Voorstraat, ter hoogte van de kerk, bevinden zich recenter gebouwde centrumfuncties, zoals de sporthal en de bibliotheek aan het Maartensplein. Het Maartensplein staat qua stedebouwkundige uitstraling in schril contrast met de Voorstraat. Het vormt een grote openbare ruimte met een grootschalig karakter. Het totale zoekgebied voor de WoonServiceZone, tussen de Tochmalaan en het Maartensplein, kenmerkt zich door eigen, afgebakende erven per functionele voorzieningen. Er is een sterke scheiding tussen openbaar en privé gebied. Zo heeft Meckama State haar eigen terrein en kent ook de school haar eigen afgebakende terrein. Deze terreinen vertonen geen onderlinge samenhang. In dit gebied is daarnaast een onderscheid te maken tussen het meer stenige, en drukkere, westelijke deel, en het rustige en groene oostelijke deel. Dit oostelijke deel loopt over in het groene parkgebied dat aansluit op de notaristuin. De gemeente Kollumerland c.a. heeft de ambitie een WoonServiceZone te realiseren in Kollum (zie Figuur 2.4). Het begrip woonservicezone kan als volgt gedefinieerd worden: “De woonservicezone is een gebied waarin door herontwikkeling een dorpscentrum ontstaat met een kwantitatief en kwalitatief hoogwaardig niveau van voorzieningen en woonmogelijkheden. Daarbij wordt gestreefd naar meer synergie tussen bestaande en nieuw te plaatsen functies in het gebied, uitgaande van mensgericht denken en handelen”. De realisatie van de WoonServiceZone zal niet in één keer plaatsvinden, maar gefaseerd in de tijd. De opgave richt zich op het creëren van een kwalitatief hoogwaardige multifunctionele inrichting waarin de thema’s ‘shared space’ en ‘healing environment’ elkaar aanvullen en versterken. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de specifieke sfeer en het karakter van Kollum. Figuur 2.4: schetsontwerp WoonServiceZone De ontwikkeling van de WoonServiceZone is voorzien maar nog zo ver uitgewerkt dat dit in het bestemmingsplan is mogelijk gemaakt. Voortvloeiend uit de visie van de WoonServiceZone is de ontwikkeling van een Multifunctioneel Centrum. De planvorming hiervoor is in een dusdanig stadium dat dit in het bestemmingsplan als wijzigingsbevoegdheid kan worden opgenomen. Het Multifunctioneel Centrum Kollum komt in een gebied ten oosten van de Tsjerk Hiddestraat. De gemeente Kollumerland c.a. heeft de wens om binnen het zoekgebied van de WoonServiceZone maatschappelijke functies als twee basisscholen, zalencentrum De Colle inclusief bibliotheek en eventueel een kinderopvang te bundelen in een nieuw te realiseren Multifunctioneel Centrum. Argumenten hiervoor zijn onder andere: Het belang van sterke voorzieningen met het oog op demografische ontwikkelingen, de ambitie om inhoudelijke samenwerking en onderlinge binding tussen partijen te bekrachtigen en verder uit te bouwen, toewerken naar een integrale manier van werken en optimaal multifunctioneel gebruik van ruimtes. Wijzigingsbevoegdheid Bandalocatie Kollum Een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen voor de Bandalocatie Kollum, ter plaatse van de voormalig drukkerij (Voorstraat 32). In een toekomstige situatie kan het plangebied plaats bieden aan woningbouw in de vorm van grondgebonden woningen en appartementen. NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 13 van 69
Plangebied
Het gehele plangebied zal hierbij opnieuw ingericht worden. In de zone aan de Voorstraat wordt aangesloten bij de gewenst continue beeldkwaliteit er plaatse. Een centrale zone in het gebied kan ingevuld worden met een pleinachtige groene inrichting. Bedrijven Meester Andreaestraat Aan de westzijde van de Voorstraat is de Meester Andreaepassage gerealiseerd. Deze passage verbindt de Voorstraat met het grootschalige winkelgebied langs de Meester Andreaestraat. Dit winkelgebied kenmerkt zich door grootschalige nieuwbouw, een winkelcentrum rondom een groot parkeerterrein. Er is sprake van een grootschalig karakter, in tegenstelling tot de Voorstraat zelf.
Figuur 2.5: impressie Meester Andreaepassage en bedrijven aan de Meester Andreaestraat Monumenten Het plangebied bevat 25 rijksmonumenten, 19 van de 25 rijksmonumenten liggen aan de Voorstraat (zie Figuur 2.6). Zes rijksmonumenten horen bij hetzelfde complex, namelijk de door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed aangewezen historische buitenplaats, inclusief tuin, hekwerk en beelden van de Philippusfenne, een notariswoning aan de Voorstraat 87. Het hoofdgebouw is opgetrokken in een eclectische bouwstijl in combinatie met art-nouveau elementen. Dit is tevens het enige overgebleven voorbeeld van een buitenplaats langs de oost-west as van Kollum. In paragraaf 4.4 is nader ingegaan op de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische elementen.
Figuur 2.6: Rijksmonumenten
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 14 van 69
3
Beleidskader
3.1
Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. De structuurvisie is op 13 maart 2012 vastgesteld en heeft de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit vervangen. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR de volgende drie Rijksdoelen geformuleerd: de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat; de bereikbaarheid verbeteren; zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden. 'Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten' is als nationaal belang geformuleerd. Het Rijk is verantwoordelijk voor het cultureel en natuurlijk UNESCO-werelderfgoed (inclusief de voorlopige lijst), kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en cultuurhistorische waarden in of op de zeebodem. Het centrum van Kollum is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Ook zijn in het plangebied meerdere rijksmonumenten gelegen. Besluit algemene regels ruimtelijke ordening De nationale belangen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zijn juridisch geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit besluit is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. Met het Barro geeft het Rijk aan dat ingezet wordt op zuinig ruimtegebruik, bescherming van kwetsbare gebieden en bescherming van het land tegen overstroming en wateroverlast. Gezien de ligging van het plangebied en de aard van het plan vormt het Barro geen directe relevantie voor dit bestemmingsplan. 3.2
Provinciaal beleid
Streekplan Fryslân Op 13 december 2006 hebben Provinciale Staten van Fryslân het Streekplan 'Om de kwaliteit fan de romte' vastgesteld. Hierin staan de provinciale kaders waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen de komende tien jaar kunnen plaatsvinden. Binnen deze kaders hebben gemeenten en andere initiatiefnemers de mogelijkheid om ontwikkelingen tot stand te brengen. De beleidskaders zijn uitgewerkt in de Verordening Romte (vastgesteld op 15 juni 2011 vastgesteld en per 1 augustus 2011 in werking getreden). Het uitgangspunt van de provincie voor het in het streekplan geformuleerde beleid is 'een ondeelbaar Fryslân met ruimtelijke kwaliteit'. Kollum is in het streekplan als een regionaal centrum aangemerkt met een concentratiefunctie voor wonen, werken en voorzieningen in de regio. Aandacht hierbij is gewenst voor een goede positionering van voorzieningen, versterking van de eigen kernstructuur, compactheid van de bebouwing en verdere ontwikkeling van kwalitatief hoogwaardige woonmilieus. De provincie geeft aan dat er voor gemeenten ruimte bestaat woningen te bouwen voor de woningvraag die voortkomt uit het gebied zelf en die wordt bepaald door huishoudenontwikkeling NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 15 van 69
Beleidskader
van de aanwezige bevolking. Deze woningbouw dient wat betreft aard en schaal inpasbaar te zijn in de ruimtelijke karakteristiek van de kleine kern. Nieuwe woningen dienen zoveel mogelijk eerst in het bestaande bebouwde gebied van kernen te worden opgevangen. Zo wordt bijgedragen aan een efficiënt gebruik van de ruimte en aan een duurzame ruimtelijke inrichting. Hieronder wordt ook verstaan dat rekening wordt gehouden met de ruimtelijke kwaliteiten en milieukwaliteiten in het bestaande bebouwde gebied. Door een indeling in werkmilieus aan te houden en waar mogelijk hinderlijke bedrijven te verplaatsen ontstaat de juiste bedrijvigheid op de juiste plek. De huidige capaciteit van bedrijventerreinen kan intensiever worden benut. In de provincie is extra ruimte voor natte bedrijvigheid. Het streekplan benoemt voor regionale centra, waarvan Kollum er een van is, specifieke vestigingscondities. In tabel 3.1 zijn per categorie de vestigingscondities weergegeven. Tabel 3.1: vestigingscondities Categorie Vestigingscondities Bedrijven -Lichte en modern gemengde bedrijven -Zeer kleine tot middelgrote bedrijven (tot 10.000 m2) Kantoren -Zeer kleine tot kleine kantoren (tot 1.200 m2) -Totale omvang passend bij schaal kern Detailhandel -Alle categorieën -Geen uitbreiding perifere detailhandel met andere branches Voorzieningen -(Boven)lokale en regionale voorzieningen Op grond van de Monumentenwet zijn in Fryslân ruim 50 waardevolle, beschermde stads- en dorpsgezichten aangewezen. Dit zijn grotere verbanden van bebouwing, beplantingen en vaarten, die in hun onderlinge samenhang een waardevol ruimtelijk beeld opleveren dat bescherming verdient. Passend hergebruik van monumenten wordt gestimuleerd. Voor de beschermde stads- en dorpsgezichten is vastlegging van essentiële kenmerken van belang. Ruimtelijke aanpassingen in veranderende omstandigheden en behoeften zijn mogelijk wanneer dit met respect gebeurt. Een expliciete afweging dient plaats te vinden tussen de sociaal-economische vitaliteit van steden en dorpen en het behoud van de historische kenmerken van de beschermde gezichten. Provinciale en gemeentelijke verantwoordelijkheden aangaande monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten worden als volgt samengevat: Tabel 3.2: verantwoordelijkheden aangaande monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten Provincie Gemeente - ruimtelijke voorwaarden aangeven - stimuleren passend (her)gebruik voor behoud van zoveel mogelijk vrijkomende beeldbepalende beeldbepalende boerderijen/andere boerderijen/andere gebouwen, o.a. door gebouwen als historische elementen inzet kwaliteitsarrangementen in het landschap - opnemen passende - sturen op behoud/ bescherming van beschermingsregels in essentiële historische kenmerken van be- bestemmingsplannen voor beschermde schermde stads- en dorpsgezichten met stads- en dorpsgezichten daarbinnen ruimte voor sociaal-economische - afwegen in concrete gevallen tussen ontwikkeling sociaal-economische vitaliteit en historische kenmerken beschermde gezichten Provinciale Verordening Romte Fryslân In de Provinciale Verordening Romte (PVR, vastgesteld op 15 juni 2011) is aangegeven welke onderwerpen de provincie van provinciaal belang acht en op welke wijze de provinciale belangen moeten worden vertaald in gemeentelijke ruimtelijke plannen. Het streekplanbeleid, zoals dat hiervoor is aangegeven, is in het kader van de verordening voorzien van concrete beleidsregels.
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 16 van 69
Beleidskader
In de verordening wordt onder andere ingegaan op bundeling, zorgvuldig ruimtegebruik, ruimtelijke kwaliteit en wonen. Nieuwe woningbouw dient te voldoen aan een door de provincie geaccordeerd woonplan. Afwijken van een woonplan is alleen mogelijk wanneer dit plaatsvindt op basis van afspraken met gemeenten in de woningbouwregio. Op het woonplan wordt in paragraaf 4.4, gemeentelijke beleid, nader ingegaan. Artikel 4.1.1 (PVR) schrijft voor dat een ruimtelijk plan woningbouwmogelijkheden kan bevatten indien de aantallen en kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan (met instemming van GS, getoetst aan de Notitie Regionale Woningbouwafspraken). Het Woonplan 2012-2016 van de gemeente Kollumerland c.a. hanteert het uitgangspunt van de Notitie Regionale woningbouwafspraken (zie hieronder), waarbij alle NOFA-gemeenten gebruik kunnen maken van de mogelijkheid om plafondloos te bouwen. Dit houdt in dat de binnenstedelijke plannen niet zijn gebonden aan een maximum capaciteit. Binnen bestaand stedelijk gebied vallen alle ruimtelijke plannen die het mogelijk maken dat door herstructurering en/of transformatie extra woningen kunnen worden gebouwd, onder de afspraak ‘plafondloos bouwen’ (PVR). Binnenstedelijk plafondloos bouwen betekent niet dat er onbeperkt kan worden gebouwd. Voorkomen moet worden dat er een overschot aan woningen ontstaat en dat projecten met elkaar gaan concurreren. Het bestemmingsplan biedt ruimte aan nieuwe woningen door middel van functieverandering binnen bestaande panden (flexibele bestemmingen). De mogelijkheid van functieverandering past binnen het plafondloos bouwen. Daarnaast sluit de mogelijkheid aan bij het woonplan in de zin van het creëren van een gedifferentieerde woningvoorraad en woonomgeving en in de doelstelling van het PVR met betrekking tot zorgvuldig ruimtegebruik. In een ruimtelijk plan voor een regionaal centrum, zoals Kollum, zijn niet toegestaan (op basis van artikel 5.2.1 PVR): een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 1.200 m²; een bedrijf in de milieucategorieën 5.1, 5.2, 5.3 of 6; een bedrijf met een kavelomvang groter dan 10.000 m²; een voorziening met een bovenregionaal verzorgingsgebied. Notitie Regionale woningbouwafspraken De provincie heeft in de ‘Notitie Regionale woningbouwafspraken’ (2008) een voorzet gedaan voor een gemeentelijke verdeling van de planologische bouwruimte. De provincie koppelt daarbij de kwantitatieve programmering aan een set kwalitatieve afspraken, bijvoorbeeld betaalbare woningbouw voor bijzondere doelgroepen. De NOFA-gemeenten pakken de programmering gezamenlijk op. De Noordoost Friese Aanpak (NOFA) is het samenwerkingsverband tussen vier gemeenten: Achtkarspelen, Dantumadeel, Dongeradeel en Kollumerland c.a.. Hierbij wordt onder andere gebruik gemaakt van de mogelijkheid om ‘plafondloos’ te bouwen. Het plafondloos bouwen geeft de mogelijkheid om de kwaliteit van de bestaande stedenbouwkundige structuur in de dorpen te verbeteren en te versterken. 3.3
Regionaal beleid
Regiovisie Noordoost-Fryslân De vier gemeenten in Noordoost-Fryslân (Achtkarspelen, Dantumadeel, Dongeradeel en Kollumerland c.a.) hebben op 28 augustus 2003 de Regiovisie Noordoost-Fryslân 'Sterk op eigen wijze' opgesteld voor de periode tot 2015. Dit heeft mede in reactie op de startnotitie voor het streekplan plaatsgevonden. Doel is om tot een gezamenlijke visie te komen, die kan leiden tot versterking van de regio. Het gaat om een visie op hoofdlijnen, die de koers voor de regio Noordoost-Fryslân aangeeft. De missie voor de regio is het behoud van de bestaande bevolking en werkgelegenheid; sociaal-economische ontwikkeling met behoud van kwaliteit.
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 17 van 69
Beleidskader
Sociaal Economisch Masterplan De provincie Fryslân, de vijf gemeenten in de regio Noordoost Fryslân (Achtkarspelen, Dantumadeel, Dongeradeel, Kollumerland c.a. en Tytsjerksteradeel) en het georganiseerd bedrijfsleven hebben hun krachten gebundeld, om een ambitieus en toekomstgericht economisch ontwikkelings- en investeringsprogramma te realiseren. Het Sociaal Economisch Masterplan: ‘Wonen en Werken in Netwerken’, is een belangrijke aanzet daartoe (vastgesteld door gemeenteraad Kollumerland c.a. op 16 september 2010 als visiedocument en als kader voor verdere uitwerking, waaronder een uitvoeringsplan waarin concrete projecten zijn opgenomen). In het Sociaal Economisch Masterplan is vastgelegd op welke wijze de regio Noordoost Fryslân zich de komende 20 jaar kan ontwikkelen in ruimtelijk en sociaal opzicht. De koers is vertaald naar regionale thema’s en concrete projecten. De Agenda Netwerk Noordoost Fryslân is daarmee de agenda voor ruimtelijke en sociaal-economische ontwikkelingen in Noordoost Fryslân en het kader voor de uitvoering van projecten. Voor de gemeente Kollumerland c.a. is als concreet project Kollum Watersportdorp opgenomen. Strategische woonvisie In 2008 hebben de gemeenten Achtkarspelen, Dongeradeel, Kollumerland c.a. en Dantumadeel een gezamenlijke strategische woonvisie opgesteld die moet leiden tot een versterking van Noordoost Fryslân als woonregio. De regio gaat werken aan het verder ontwikkelen van de woonfunctie tegen de achtergrond van de toekomstige krimp. De regio heeft er voor gekozen om dit te doen op basis van de volgende uitgangspunten: bedien met kwaliteit als eerste de lokale markt; benut de laatste groei zo goed mogelijk; geef een nieuwe impuls met bijzondere kleinschalige woonconcepten; krimp als aanjager van de kwaliteitsslag. Voor de korte termijn wil de regio de woonfunctie versterken door op inventieve en innovatieve wijze de resterende groei te accommoderen. De regio zal zich daarbij richten op de ontwikkeling van de bestaande voorraad. De nieuwbouw zal voor een groot deel bestaan uit vervanging. De regio wil nauw samenwerken in de uitvoering van het woonbeleid om ongewenste concurrentie te voorkomen en om de diversiteit van het regionale woningaanbod te vergroten. Het streven is om samen te werken met zorg- en welzijnsinstellingen. 3.4
Gemeentelijk beleid
Woonplan De gemeente Kollumerland c.a. heeft samen met Thús Wonen en WoonFriesland het Woonplan 2012-2016 'Toekomstbestendig wonen naar wens' geformuleerd. Het plan is vastgesteld op 3 mei 2012 en bevat nieuw beleid en prestatieafspraken. Het woonplan is gebaseerd op de regionale, strategische Woonvisie (NOFA-gemeenten 2008). Een belangrijke conclusie is dat zowel kwantitatief als kwalitatief een verbeterslag moet komen in de bestaande (huur)woningvoorraad. Complementair daaraan kan er op basis van kwalitatief maatwerk nieuwbouw worden toegevoegd in sommige kernen in Kollumerland c.a.. Centraal staat de keuze voor het opwaarderen van de bestaande woningvoorraad en woongebieden, leefbare kernen en een gecombineerde aanpak op wonen, zorg en welzijn (WMO-gerelateerd). In de gemeente Kollumerland c.a. zal de toekomstige kwalitatieve woningbehoefte grotendeels binnen de bestaande woningvoorraad van de dorpen worden opgevangen. Daarom moet de bestaande woningvoorraad de komende jaren worden aangepast, mede om te voorkomen dat mensen uit de gemeente vertrekken en leegstand in zowel de huursector als de koopsector gaat ontstaan. Het doel is een toekomstbestendige gedifferentieerde woningvoorraad en een woonomgeving die zijn afgestemd op de woonwensen van de inwoners.
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 18 van 69
Beleidskader
De gemeente Kollumerland c.a. heeft voor de komende jaren zes speerpunten voor het woonbeleid geformuleerd: 1. Aanpak bestaand bebouwd gebied en bestaande woningvoorraad 2. Selectieve groei 3. Maatwerk in de dorpen 4. Wonen, welzijn en zorg 5. Woonwensen centraal 6. Kwaliteit en duurzaamheid De gemeente mag binnenstedelijk plafondloos bouwen. Mogelijkheden binnen bestaande voorraad worden eerst benut, daarna wordt er pas gebouwd in segmenten die binnen de bestaande voorraad niet aan bod komen. Prioriteren gaat in de volgorde: transformatie, herstructurering, binnenstedelijk bouwen, buitenstedelijk bouwen. Realisatie van duurzame, energiezuinige en betaalbare nieuwbouwwoningen wordt benadrukt. Woonakkoord In het Woonakkoord 2012-2016 verklaren de gemeente Kollumerland c.a., Thús Wonen en WoonFriesland onder andere de gezamenlijk ambitie te hebben te werken aan het behouden en versterken van de kwaliteit van het wonen in de gemeente Kollumerland c.a.. De partijen wensen te komen tot een optimale afstemming en uitvoering van het woonbeleid zoals verwoord in het woonplan ‘Toekomstbestendig wonen naar wens’ van de gemeente Kollumerland c.a. (2 april 2012), en het woonprogramma 2010 t/m 2020. Welstandnota Het welstandsbeleid van de gemeenten Achtkarspelen, Dantumadeel, Dongeradeel en Kollumerland c.a. (2008) is opgesteld vanuit de overtuiging dat de lokale overheid het belang van een aantrekkelijke bebouwde omgeving dient te behartigen. De welstandscriteria kunnen waar nodig de ruimte die het bestemmingsplan biedt invullen ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit. Het welstandsadvies kan zich dan richten op de gekozen invulling binnen het bestemmingsplan. In een situatie waarin een bouwplan bijvoorbeeld in overeenstemming is met het bestemmingsplan, maar het bestemmingsplan eveneens ruimte biedt voor alternatieven, kan een welstandsadvies worden gegeven als de gekozen stedenbouwkundige of architectonische oplossing afwijkt in de ruimtelijke beleving van het betreffende gebied. Uiteraard moet in zo’n geval de welstandsnota daartoe de argumentatie leveren. Het plangebied voor Kollum Centrum (uitgezonderd het beschermd dorpsgezicht) heeft de volgende gebiedsaanduidingen in de Welstandsnota: dorpskern; seriematige bouw en individuele bouw; representatieve instellingen. Elk gebied kent eigen welstandscriteria die van toepassing zijn bij nieuwbouw. Voor het beschermd dorpgezicht is in de Welstandnota een lijst van criteria en uitgangspunten opgenomen (zie Bijlage 2). Nieuwe initiatieven dienen binnen de marges van de cultuurhistorische waarden tot ontwikkeling te komen. Een nieuwe Welstandnota is in voorbereiding (Ontwerp, november 2012). Het welstandsbeleid
van de gemeente is vertaald naar vijf soorten criteria. De criteria voor kleine bouwplannen, de gebiedscriteria, de objectgerichte criteria, de reclamecriteria en de algemene criteria. Een verfijning voor de situatie bij monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten is opgenomen. De nota gaat ook in op (her)ontwikkelingsprojecten en beeldkwaliteitsplannen. De algemene beleidsintentie voor het beschermd dorpsgezicht is vooral gericht op het handhaven en versterken van de bestaande kwaliteiten. De welstandsambitie voor gebieden nabij het beschermd dorpsgezicht is gericht op het behoud en waar mogelijk het versterken van de bestaande en/of gewenste kwaliteit. De klemtoon ligt op het handhaven en respecteren. Aan deze gebieden is dan ook een bijzonder ambitieniveau toegekend.
De gemeente Kollumerland c.a. stelt een inventarisatie op van beeld- en structuurbepalende panden. De inventarisatie wordt onderdeel van de nieuwe Welstandnota. In de inventarisatie worden alle bijzondere panden van de gemeente opgenomen.
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 19 van 69
Beleidskader
Structuurvisie Detailhandel Kollumerland c.a. (Ontwerp) De Structuurvisie Detailhandel Kollumerland c.a. (Ontwerp, 2009) beschrijft dat Kollum een sterke positie als winkelkern heeft. De detailhandelsvisie hanteert de volgende gebiedsindeling: centrumgebied: (Voorstraat), het belangrijkste winkelgebied; centrumgebied, grootschalig aanbod ≥ 500 m2 vvo: tbv supermarkten ten westen Mr. Andreaestraat; te herstructureren gebied: Meester Andreaepassage; aanloopgebied: gebieden aan oost- en westzijde van het centrum; overwegend woongebied, ruimte bieden aan lichte bedrijvigheid en dienstverlening en uitsluitend bestaande detailhandel. Er is geen aanleiding om buiten de huidige concentraties nieuwe detailhandelslocaties te creëren in Kollum. Centrumgebied Voorstraat De Voorstraat is een aantrekkelijke winkelstraat. De verkeersfunctie van de straat botst soms met de verblijfsfunctie: de straat trekt niet-bestemmingsverkeer en de parkeerplaatsen worden intensief benut. Doelstelling is om het karakter van de historisch waardevolle Voorstraat als gezellige winkelstraat (onderdeel van het beschermd dorpsgezicht) te behouden. Aan de Voorstraat mag detailhandel tot een maximum van 500 m2 verkoopvloeroppervlak per vestiging zich vestigen. Gezien vanuit de winkelstructuur zou het wenselijk zijn dat zich in het deel van de Voorstraat ter hoogte van Huize Sytzama een publiekstrekker zou vestigen. Aanloopgebieden en Meester Andreaepassage De aanloopgebieden zijn de gebieden rond de Voorstraat aan de oost- en westzijde van het centrumgebied (zie Figuur 3.1). Deze gebieden hebben hoofdzakelijk een woonfunctie, afgewisseld met o.a. winkels, dienstverlenende bedrijven en kleine kantoorlocaties. Ook het wijzigingsgebied Hart van Kollum is gelegen in het aanloopgebied. Bestaande en kleine (detailhandels)bedrijven kunnen hier blijven bestaan. De Meester Andreaepassage is in de detailhandelsvisie nog aangeduid als ‘te herstructuren gebied’. Inmiddels is de herstructurering afgerond en biedt de passage ruimte voor detailhandelsfuncties en begeleidt zo de looproute tussen de Voorstraat en de Meester Andreaestraat. Centrumgebied grootschalig aanbod ten behoeve van supermarkten Detailhandel met een verkoopvloeroppervlak groter dan 500 m2 dient zich te vestigen aan de Meester Andreaestraat. Het gaat hierbij om de grootte van de vestiging. Voor detailhandel in grotere goederen (volumineus) is ruimte op een bedrijventerrein elders in Kollum. Ambulante handel Ambulante handel is op enkele plaatsen in Kollum aanwezig, te weten op het Maartensplein en het Meester Andreaeplein.
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 20 van 69
Beleidskader
Figuur 3.1: deelgebieden detailhandel Kollum Gemeentelijk Verkeer en Vervoer Plan 2012-2025 (Ontwerp) De gemeenteraad van de gemeente Kollumerland c.a. heeft in zijn vergadering van 15 december 2011 het ontwerp Gemeentelijk Verkeer en Vervoer Plan 2012 – 2025 (GVVP 2012) vastgesteld. Het GVVP 2012 is de opvolger van het Gemeentelijk Verkeer en Vervoerplan uit 1999, maar is nog niet definitief. Het hoofddoel van het GVVP 2012 is het voeren van een integraal verkeer- en vervoerbeleid dat is gericht op het vergroten van de verkeersveiligheid, het in standhouden en verbeteren van de bereikbaarheid over het water en de weg en het verminderen van de milieubelasting door autoverkeer. Het GVVP 2012 constateert dat een aantal wegen door hun functie, inrichting en gebruik niet in harmonie is met de omgeving. Het gaat hier onder andere om de Voorstraat en de Meester Andreaestraat te Kollum. Het instellen van 30 km-zones in alle dorpen met ondersteunende maatregelen en de herinrichting van de Voorstraat – Kerkstraat - Mr. Andreaestraat worden genoemd als belangrijke uitgevoerde maatregelen. Binnen Kollum is één doorgaande weg binnen de bebouwde kom waar 50 km/uur als maximumsnelheid wordt gehanteerd, dit is de route Van Limburg Stirumweg – Tochmalaan – W. Loreweg. De onderzoekszone van 200 m ligt over de noordelijke delen van het bestemmingsplangebied. Voor de andere wegen geldt een 30 km/u regime. In februari 2009 en april 2010 zijn in opdracht van de gemeente parkeertellingen uitgevoerd. Het doel van de parkeertellingen is het vastleggen van het aantal geparkeerde voertuigen in het winkelgebied te Kollum. Uit de parkeertellingen in het winkelgebied Kollum komt naar voren dat er over het algemeen voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn. Maar vooral in en rond de Voorstraat is de parkeerdruk tijdens de drukste winkeltijden groot. De zaterdagmiddag van 14.00 – 15.00 is het drukste telmoment. Voor het parkeren in en rond het winkelgebied in Kollum is het beleid gratis parkeren. In en rondom de Voorstraat faciliteert de gemeente de parkeerbehoefte met openbare parkeerterreinen. Deze terreinen zijn met name bedoeld voor het winkelend publiek en bewoners. De meest gebruikte parkeerplaatsen bevinden zich onder andere: in de Voorstraat; op het parkeerterrein Voorstraat – Mr. Andreaestraat; nabij de ingangen van de supermarkten en de Action. NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 21 van 69
Beleidskader
Visie op de Groenstructuur Kollumerland c.a. Het Groenstructuurplan uit 2006 inventariseert welke landschapstypen voorkomen in de gemeente. Per dorp en langs de wegen en waterlopen in het buitengebied is de boomstructuur geïnventariseerd. Op basis van de inventarisatie is voor de wegbeplanting in het buitengebied en voor alle dorpen een visie ontwikkeld voor een toekomstige groenstructuur. De nadruk in deze visie ligt op de boomlaag. Kollum is opgedeeld in een aantal deelgebieden met elk een eigen streefbeeld en bijbehorende overwegingen en aanbevelingen. In de visie wordt aandacht besteed aan vijf thema’s die voor de structuur van het groen van Kollum belangrijk zijn: de aansluiting van het historische centrum van het dorp met het Maartensplein en omgeving en met het winkelcentrum aan de Meester Andreaestraat; de historische lanenstructuur in het zuidelijk deel van het dorp; het groen in de ‘ring’ Tochmalaan tot en met de Joh. Bogermanstraat; het recreatieve voetpadennetwerk in het dorp; de groenvoorziening bij de bedrijventerreinen. Voor het Maartensplein wordt als aanbeveling voorgesteld een herinrichtingsplan op te stellen waarbij aansluiting wordt gezocht bij het kleinstedelijke karakter van de Voorstraat. Het terrein aan de Meester Andreaestraat zou ingericht kunnen worden met een aantal bomen. De gemeente heeft de waardevolle bomen in de gemeente geïnventariseerd. Hierbij is zowel gekeken naar de bomen die eigendom zijn van de gemeente, als bomen in particulier bezit. Ambitiedocument en uitvoeringsprogramma watersportdorp Kollum Voor het project Kollum Watersportdorp is een ambitiedocument opgesteld en vastgesteld op 1 september 2011. Samen met het dorp zijn de sterke punten en de kansen voor de ontwikkeling van watersport inzichtelijk gemaakt. Essentieel hierin is dat de ontwikkeling van een sterk waterfront met voorzieningen onlosmakelijk is verbonden aan het centrum. Goede vaarverbindingen alleen zijn echter niet genoeg. Wat toeristen en bezoekers aanspreekt is een goed bereikbaar, aantrekkelijk en levendig centrum. Een plek om rond te dwalen, te winkelen en met het nodige vertier en vermaak. Deze samenhang en synergie is in het project Kollum Watersportdorp vertaald naar projecten in het blauwe en rode spoor, oftewel de water- en centrumvoorzieningen. De ontwikkeling van Kollum als watersportdorp heeft als doel om Kollum als regionaal centrum verder te ontwikkelen, in het bijzonder op het gebied van watersport. Essentieel hierbij is het realiseren van aantrekkelijke aanlegplaatsen voor passanten, zo dicht mogelijk bij het centrum van Kollum, en het verbinden van de jachthaven met het dorpshart. Met andere woorden: Kollum Watersportdorp dient te voldoen aan de volgende voorwaarden: 1. Het dorp is per water goed te bereiken voor de nabijgelegen Staande Mastroute. 2. De relatie tot het centrum is duidelijk. 3. Het dorp zelf is het waard om te bezoeken. Het ambitiedocument wordt omgezet in een uitvoeringsprogramma. Het uitvoeringsdocument ‘Kollum Watersport – ligplaatsen fase 1’ is het eerste uitvoeringsprogramma dat gereed is. In dit document richt zich op de aanleg van nieuwe ligplaatsen vlak bij het centrum van Kollum. Op 28 mei 2013 is
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 22 van 69
Beleidskader
Figuur 3.2: Ligplaatsen Kollum – fase 1 ‘Kollumerland met hóóórizon’ (2004) Het recreatiebeleid van de gemeente Kollumerland c.a. is neergelegd in het document ‘Kollumerland met hóóórizon’ (2004). In de notitie is uitgegaan van de randvoorwaarden ‘behoud van landschap en cultuurhistorisch erfgoed van de gemeente en leefomgeving van de inwoners’. Uitgangspunt is onder meer de stimulatie van waterrecreatie, cultuurtoerisme en natuurtoerisme. Buiten de attracties op de campings, zijn er weinig attracties binnen de gemeente. Van belang is de horeca bij deze ontwikkeling te betrekken en de dorpen aantrekkelijk en leefbaar te houden. Energievisie Eind 2007 heeft Kollumerland in haar Energievisie de ambitie uitgesproken om in 2020 energieneutraal te willen zijn, waarbij de benodigde energie op een duurzame wijze binnen de gemeentegrenzen zou worden opgewekt. Op 14 oktober 2010 heeft de raad van de gemeente Kollumerland c.a. de doelstelling van de energievisie bijgesteld. De ambitie blijft om in 2020 de benodigde energie duurzaam op te wekken. Milieubeleidsplan Op 15 december 2011 heeft de raad van de gemeente Kollumerland c.a. de Milieuvisie uit het Milieubeleidsplan 2001-2008 opnieuw vastgesteld. Deze visie geeft voor de gemeenteraad en het college een koers bij het nemen van beslissingen op het gebied van milieubescherming.
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 23 van 69
Beleidskader
Duurzaam Omgeven De gemeente Kollumerland c.a. vindt dat duurzaam bouwen voortaan de standaard zou moeten zijn. Om dit te realiseren worden de komende jaren vele initiatieven genomen. Zo worden er afspraken gemaakt met architecten, bouwbedrijven en energiebedrijven in de regio om dit gezamenlijk vorm te geven. Het beleid van de gemeente is vastgelegd in het Werkboek Duurzaam Omgeven. Facetbestemmingsplan ondergeschikte bebouwing woonbestemmingen Met het facetbestemmingsplan ‘Ondergeschikte bebouwing woonbestemmingen’1 is voor de bebouwde kom in de hele gemeente een uniforme bijgebouwenregeling voor de woonbestemmingen opgesteld. Het facet bestemmingsplan was niet van toepassing op alle woonbestemmingen binnen Kollum, namelijk niet binnen het beschermd dorpsgezicht. Voor het nieuwe bestemmingsplan is het de wens van de gemeente om de uitgangspunten uit het facetbestemmingsplan alsnog mee te nemen in alle woonbestemmingen van Kollum Centrum en daarmee ook voor het beschermd dorpsgezicht. Het facetbestemmingsplan somt de volgende uitgangspunten voor de regeling op: 1. De definities voor aanbouw, uitbouw, bijgebouwen worden verlaten en er resteert alleen een definitie van ondergeschikte gebouwen. 2. De situering van ondergeschikte gebouwen dient in principe te geschieden ten minste 3 m achter de voorgevellijn, waarin het hoofdgebouw is geplaatst. 3. De goothoogte van ondergeschikte gebouwen bedraagt maximaal 3 m; de bouwhoogte van een ondergeschikt gebouw bedraagt maximaal 6 m; de oppervlakte van deze gebouwen bedraagt niet meer dan 100 m² tot maximaal 50% van het bouwperceel of ten hoogste 10% van het bouwperceel tot een maximum van 150 m². 4. Er worden zo weinig mogelijk ontheffingsbevoegdheden (nu: omgevingsvergunningen) opgenomen. 5. De inwoning door een tweede huishouden of het gebruik als recreatiewoning in vrijstaande ondergeschikte gebouwen wordt niet mogelijk gemaakt. Het gebruik anders dan voor woondoeleinden is niet toegestaan, met uitzondering van de gebruikelijke mogelijkheden van aan huis verbonden beroep en bedrijf. De facetregeling laat een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf toe. In de begripsbepaling van de regels is de reikwijdte van dit begrip nader toegelicht. Het gaat daarbij om de aangebouwde gebouwen, dus aan- en uitbouwen, waarbij de woonfunctie centraal blijft staan. Het parkeren dient op eigen erf plaats te vinden en detailhandel is slechts aanvaardbaar voor zover deze in directe relatie tot de betreffende beroeps- of bedrijfsactiviteit staat. ‘Ondergeschikte gebouwen’ zijn volgens het facetbestemmingsplan aan- en uitbouwen aan het hoofdgebouw en vrijstaande bijgebouwen. Onder deze definitie vallen niet overkappingen, omdat dit geen gebouwen zijn. Daarom is ook het begrip ‘ondergeschikte bebouwing’ opgenomen. Hieronder vallen de ondergeschikte gebouwen plus de overkappingen. Voor het bestemmingsplan heeft dit als gevolg dat voor ondergeschikte gebouwen en overkappingen in de bouwregels zijn opgenomen onder de regeling voor ondergeschikte bebouwing. De regeling is te vinden in de bouwregels die zijn opgesteld voor ondergeschikte bebouwing, als opgenomen in de verschillende bestemmingen. Uitgaande van het facetbestemmingsplan is duidelijk dat overkappingen geen onderdeel uitmaken van de regeling voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Overkappingen vallen daarom niet onder de bouwregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als opgenomen in de verschillende bestemmingen.
1
Vastgesteld op 13 september 2007 en goedgekeurd op 19 november 2007. NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 24 van 69
Beleidskader
De regeling voor ondergeschikte bebouwing is in de gemeente Kollumerland c.a. als volgt opgebouwd:
Figuur 3.3: opbouw regeling ondergeschikte bebouwing De regels uit het facetbestemmingsplan zijn relevant voor de bestemmingen ‘Centrum’, ‘Gemengd’, ‘Tuin’, ‘Wonen-1’ en ‘Wonen-3’, In hoofdstuk 5 is ingegaan op de nadere uitwerking per bestemming. Facetbestemmingsplan bouwregels bouwwerken, geen gebouw zijnde Het facetbestemmingsplan ‘Bouwregels bouwwerken, geen gebouw zijnde’ geeft bouwregels voor bouwwerken welke geen gebouw zijn. Hieronder volgt een korte uitleg van de werking van het facetbestemmingsplan.
Figuur 3.4: Combinatie van een woon en een tuinbestemming
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 25 van 69
Beleidskader
Op het groene deel zonder arcering: Op deze gronden mogen geen gebouwen gebouwd worden. Op deze gronden mag ook geen ondergeschikte bebouwing gebouwd worden. Hierop gelden twee uitzonderingen: de bestaande ondergeschikte bebouwing en erkers die niet dieper zijn dan 1,5 meter en die niet meer dan 50% van de breedte van de gevel van de woning beslaan. Er mag per bouwperceel één vlaggenmast gebouwd worden met een hoogte van maximaal 8 meter. Voor terrein- en erfafscheidingen zoals schuttingen, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 1 meter mag zijn. Op deze 1 meter is een open gaasconstructie met een minimale maaswijdte van 0,1 meter toegestaan, waarbij de gezamenlijke bouwhoogte van de terrein- en erfafscheiding en de gaasconstructie niet meer dan 2 meter mag bedragen. Voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 1 meter mag zijn.
Figuur 3.5: Voorbeelden van terrein- en erfafscheidingen met een open gaasconstructie Op het groene deel met streeparcering: Op deze gronden mogen geen gebouwen gebouwd worden. Op deze gronden mag ook geen ondergeschikte bebouwing gebouwd worden. Hierop gelden twee uitzonderingen: de bestaande ondergeschikte bebouwing en erkers die niet dieper zijn dan 1,5 meter en die niet meer dan 50% van de breedte van de gevel van de woning beslaan. Er mag per bouwperceel één vlaggenmast gebouwd worden met een hoogte van maximaal 8 meter. Voor terrein- en erfafscheidingen zoals schuttingen, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2 meter mag zijn. Op deze 2 meter is een open gaasconstructie met een minimale maaswijdte van 0,1 meter toegestaan, waarbij de gezamenlijke bouwhoogte van de terrein- en erfafscheiding en de gaasconstructie niet meer dan 2,5 meter mag bedragen. Voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2 meter mag zijn. Voor het gele deel met stiparcering geldt de volgende regeling: Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden ten minste 3 m achter (de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het dichtst naar de weg gelegen hoofdgebouw gebouwd, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen en vlaggen masten. Er mag per bouwperceel één vlaggenmast gebouwd worden met een hoogte van maximaal 8 meter. Voor terrein- en erfafscheidingen zoals schuttingen, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2 meter mag zijn. Op deze 2 meter is een open gaasconstructie met een minimale maaswijdte van 0,1 meter toegestaan, waarbij de gezamenlijke bouwhoogte van de terrein- en erfafscheiding en de gaasconstructie niet meer dan 2,5 meter mag bedragen. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet hoger dan 5,5 meter zijn.
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 26 van 69
Beleidskader
Voor het bouwen van gebouwen en ondergeschikte bebouwing blijven de al geldende regels van toepassing. Deze zijn opgenomen in de diverse bestemmingsplannen dan wel in het Facetbestemmingsplan Ondergeschikte bebouwing woonbestemmingen. De regels uit het facetbestemmingsplan ‘Bouwwerken, geen gebouw zijnde’ zijn relevant voor de bestemmingen ‘Gemengd’, ‘Wonen-1’, ‘Wonen-3’ en ‘Tuin’. Het voorbeeld is toegespitst op de situatie van wonen met tuin. Voor de percelen met de bestemming Gemengd is geen tuinbestemming opgenomen, maar is het onderscheid anders geregeld. Voor een gedetailleerde toelichting op de werking van de verschillende bestemmingen wordt verwezen naar hoofdstuk 5. Prostitutiebeleid De gemeente is sinds 1 oktober 2000 bevoegd om regels te stellen voor bordelen en andere vormen van exploitatie van prostitutie. De gemeente moet de niet strafbare vormen van prostitutie als een legale vorm van bedrijfsvoering beschouwen. Tegen deze achtergrond dient er ook gekeken te worden hoe deze bedrijfsvoering in het planologische spoor moet worden vertaald. Gezien de ruimtelijke inpassing van een seksinrichting acht de gemeente maximaal één seksinrichting in het buitengebied passend bij de schaal van de gemeente. De gemeente heeft regelgeving opgesteld om aan dit beleidsuitgangspunt uitvoering te geven. Tegen deze achtergrond biedt het onderhavige bestemmingsplan geen ruimte voor de exploitatie van seksinrichtingen. 3.5
Samenvatting uitgangspunten beleidskader
Rijksbeleid In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten' als nationaal belang geformuleerd. Het Rijk is verantwoordelijk voor kenmerkende stads- en dorpsgezichten en rijksmonumenten. Het bestemmingsplan zet de aanwijzing van het centrum van Kollum als beschermd dorpsgezicht door en zal in combinatie met onder andere de gemeentelijke Welstandsnota een passend beschermingsregime vormen. Bij toekomstige ontwikkeling dient rekening te worden gehouden met de uitgangspunten die hier vanuit gelden. Provinciaal beleid Binnen de kaders van het Streekplan 'Om de kwaliteit fan de romte' heeft de gemeente de mogelijkheid om ontwikkelingen tot stand te brengen. De beleidskaders zijn uitgewerkt in de Verordening Romte. Richtlijnen zijn meegegeven voor Kollum als regionaal centrum, met betrekking tot wonen en cultuurhistorie. Opname van een wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van het Multifunctioneel Centrum Kollum past binnen het streven naar een concentratiefunctie van voorzieningen in de regio en het versterken van de eigen kernstructuur. In de Provinciale Verordening Romte Fryslân 2011 (PVR) is aangegeven welke onderwerpen de provincie van provinciaal belang acht en op welke wijze de provinciale belangen moeten worden vertaald in gemeentelijke ruimtelijke plannen. In de verordening wordt onder andere ingegaan op bundeling, zorgvuldig ruimtegebruik, ruimtelijke kwaliteit en wonen. Nieuwe woningbouw dient te voldoen aan een door de provincie geaccordeerd woonplan. Het plafondloos bouwen uit de ‘Notitie Regionale woningbouwafspraken’ geeft de mogelijkheid om de kwaliteit van de bestaande stedenbouwkundige structuur in de dorpen te verbeteren en te versterken. De extra woningen die het bestemmingsplan via een wijzigingsbevoegdheid voorziet, door onder andere het wijzigingsgebied Hart van Kollum en Bandalocatie Kollum, dienen te passen binnen de provinciale kaders. In het bestemmingsplan wordt geen ruimte geboden aan functies die in strijd zijn met artikel 5.2.1 van de PVR (o.a. bedrijvigheid van milieucategorie 5.1 en hoger en grote kantoorlocaties). Regionaal beleid De Regiovisie Noordoost-Fryslân 'Sterk op eigen wijze' en het Sociaal Economisch Masterplan: ‘Wonen en Werken in Netwerken’ richten zich op de ruimtelijk-economische ontwikkeling van de regio Noordoost-Fryslân. Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk conserverend van aard en biedt ruimte aan de huidige economische ontwikkelingen in het centrum van Kollum. De bestemmingsregelingen zijn ruim opgezet om een goed economisch functioneren te bevorderen. In het bestemmingsplan is ruimte geboden aan extra woningen in het centrum door functiewijzigingen. De wijzigingsbevoegdheid Hart van Kollum en Bandalocatie Kollum is tevens gericht op de moNL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 27 van 69
Beleidskader
gelijkheid tot het bouwen van extra woningen. De ontwikkelingen in deze wijzigingsgebieden passen als kleinschalig woonconcept gericht op de eigen bevolking binnen de Strategische Woonvisie. Gemeentelijk beleid De in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden voor Hart van Kollum en Bandalocatie Kollum dienen te passen binnen het Woonplan 2012-2016 'Toekomstbestendig wonen naar wens' en het Woonakkoord 2012-2016. Vanuit de Welstandnota dienen nieuwe initiatieven binnen de marges van de cultuurhistorische waarden tot ontwikkeling te komen. De algemene beleidsintentie is vooral gericht op het handhaven en versterken van de bestaande kwaliteiten. Voor de ontwikkeling van het wijzigingsgebied Hart van Kollum is een Beeldkwaliteitsplan opgesteld (zie Bijlage 1). Aan de hand van de ruimtelijke en cultuurhistorische analyses is een plan tot stand gekomen dat recht doet aan de locatie en haar omgeving. In het bestemmingsplan zijn de uitgangspunten uit de Structuurvisie Detailhandel leidend geweest. Zo heeft onder andere de gebiedsindeling uit de detailhandelsvisie aan de basis gestaan van de begrenzing van de bestemmingen Centrum en Gemengd. Meer hierover is beschreven in hoofdstuk 5. De wegen in het plangebied bezitten allen een 30 km/uur-regime en bij het omgevingsaspect verkeer (zie par. 4.7) getoetst aan het (ontwerp) GVVP 2012. Het bestemmingsplan staat de ontwikkeling van Kollum Watersportdorp niet in de weg. Concluderend kan worden gesteld dat het bestemmingsplan aansluit op het gemeentelijk beleid.
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 28 van 69
4
Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de omgevingsaspecten. Per omgevingsaspect wordt de huidige situatie beschreven zodat vanuit de huidige wet- en regelgeving inzicht in elk aspect ontstaat. Met betrekking tot de gebieden Hart van Kollum, Multifunctioneel Centrum Kollum en Bandalocatie Kollum wordt per omgevingsaspect behandeld welke onderzoeksverplichting als voorwaarde voor wijziging van het gebied geldt. De volgende aspecten komen in onderstaande paragrafen aan bod: Water (§ 4.2); Bodem (§ 4.3); Cultuurhistorie (§ 4.4); Archeologie (§ 4.5); Ecologie (§ 4.6); Verkeer (§ 4.7); Geluid (§ 4.8); Luchtkwaliteit (§ 4.9); Externe veiligheid (§ 4.10); Bedrijven en milieuzonering (§ 4.11); M.e.r.-beoordelng (§ 4.12). 4.2 Water Op grond van artikel 3.1.6 uit het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishoudkundige situatie. In die paragraaf dient te worden uiteengezet of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: "het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten". Wetterskip Fryslân en de gemeente Kollumerland c.a. zijn in het kader van de watertoets geïnformeerd over het bestemmingsplan. Op basis van de aangereikte uitgangspuntennotitie en randvoorwaarden is deze waterparagraaf tot stand gekomen. Op 29 januari 2013 heeft Wetterskip Fryslân in een reactie een positief wateradvies gegeven. Bij keuzes die nog gemaakt moeten worden met betrekking tot de wijzigingsgebieden Hart van Kollum, Multifunctioneel Centrum Kollum en Bandalocatie Kollum en voor de verdere (procedurele) afhandeling van de watertoets is het van belang om Wetterskip Fryslân en de gemeente Kollumerland c.a. verder te betrekken en rekening te houden met de (technische) uitgangspunten in deze paragraaf. Wetterskip Fryslân en gemeente Kollumerland c.a. willen geïnformeerd worden over de wijze waarop de plannen verder zullen worden voorbereid en wat de uiteindelijke inrichting van de gebieden zal zijn. De beoogde inrichting van het wijzigingsgebied Hart van Kollum, zoals ook geschetst in het Beeldkwaliteitsplan (concept d.d. 3 december 2012) is met behulp van de Digitale Watertoets getoetst aan alle relevante waterbelangen in het plangebied. Hieruit is gebleken dat het plan invloed heeft of kan hebben op de waterhuishouding. NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 29 van 69
Omgevingsaspecten
4.2.1 Waterbeleid In het provinciale waterhuishoudingsplan en het waterbeheerplan van Wetterskip Fryslân is het regionale waterbeleid voor de provincie Fryslân opgenomen. De hoofddoelstelling van beide waterplannen is “het hebben en houden van een veilige en bewoonbare provincie en het in stand houden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, zodat een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd”. Het beleid wordt in beide plannen verder uitgewerkt in de thema’s waterveiligheid, schoon water en voldoende water. Het thema waterveiligheid heeft betrekking op de primaire waterkeringen en de boezemkaden. Het ruimtelijk relevante beleid betreft onder andere de ligging van de boezemkaden en het bouwen ten opzichte van het maatgevende boezempeil. De kern van Kollum ligt grotendeels voor de boezem. In het thema schoon water gaat het over de waterkwaliteit. Onder dit thema valt het beleid voor de afvalwaterketen (de inzameling, het transport en de zuivering van afvalwater) en de ecologische inrichting van watersystemen. Ruimtelijke relevant is het beleid voor de extra uitbreiding van waterberging (stedelijke wateropgave) en het (nieuwe) beleid voor de afvalwaterketen (zorgplichten). Het thema voldoende water heeft vooral betrekking op het peilbeheer. Voldoende water betekent niet te veel water maar ook niet te weinig water en zorgen voor een goede verdeling van het beschikbare water over de verschillende functies. Het ruimtelijke relevante beleid betreft onder andere de ruimte die voor boezemuitbreiding en waterbergingsgebieden wordt gevraagd. In alle drie de thema’s is het voldoen aan de (inter)nationale waterwetgeving en landelijke afspraken tussen overheden een belangrijk uitgangspunt. De klimaatontwikkeling, zeespiegelrijzing en bodemdaling zijn tevens een terugkerend onderwerp in de thema’s. Naast de thematische hoofdstukken kennen de beide plannen ook een hoofdstuk waarin wordt ingegaan op de samenwerking met andere overheden. In de ‘Leidraad Stedelijk Waterbeheer’ (LSW) van het Wetterskip Fryslân is het beleid van het Wetterskip op het gebied van stedelijk waterbeheer beschreven. De hoofdlijnen van dit beleid in de vorm van (technische) eisen die betrekking hebben op water zijn hieronder samengevat. In geval van in- en uitbreidingsplannen binnen het plangebied mag van deze eisen worden afgeweken worden, mits dit goed gemotiveerd wordt en Wetterskip Fryslân en de gemeente akkoord gaat met de afwijkingen. waterkwantiteit volgens trits ‘vasthouden-bergen-afvoeren’ wateroverlast beperken; toename van het verharde oppervlak mag niet leiden tot een vergroting van de afvoer uit het gebied. De maximale afvoer uit het plangebied die hierbij wordt aangehouden is 1,33 l/s/ha; per toename van verhard oppervlak dient 10 % open water aangelegd te worden; het oppervlak aan boezemwater mag niet verkleind worden; er wordt gestreefd naar zo groot mogelijke peilvakken om versnippering te voorkomen. waterkwaliteit volgens trits ‘schoonhouden-scheiden-zuiveren’ verbeteren van de waterkwaliteit; ‘doodlopende’ watergangen vermijden om de doorspoeling te bevorderen; water bij voorkeur van schoon naar vuil laten stromen; zorg voor schoon water zo veel mogelijk door natuurlijke processen (natuurvriendelijke oevers, riet).
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 30 van 69
Omgevingsaspecten
watersysteem en peilbeheer een natuurlijke peilfluctuatie moet mogelijk zijn, de aanleghoogte van wegen moet hierop aangepast worden; er moet zo veel mogelijk worden voorkomen dat de Friese boezem wordt verkleind. Indien niet mogelijk dient deze verkleining te worden gecompenseerd; gestreefd wordt naar een optimale maar vrijwel risicoloze afkoppeling; zo veel mogelijk bovengrondse afvoer naar oppervlaktewater. waterkwaliteit en ecologie verontreinigingen voorkomen door bronmaatregelen; zo min mogelijk gebiedsvreemd water inlaten; vermijden stilstaand water; ecologische verbindingszones realiseren. maatvoering watergangen doorstroomprofiel sloten en hoofdwatergangen conform eisen Wetterskip Fryslân; oevers bij voorkeur natuurlijke inrichting en zo min mogelijk beschoeiing; voldoende veiligheid in verband met kinderen (plasbermen met riet, flauwe taluds, beplanting). beheer en onderhoud obstakelvrije zones van 5,00 m bij hoofdwatergangen en 3,50 m bij overige watergangen; bij hoofdwatergang aan twee zijden een obstakelvrij onderhoudspad, in stedelijk gebied hoeft slechts één schouwpad aanwezig te zijn; in sommige gevallen kan hiervan worden afgeweken, in deze gevallen moeten de watergangen goed toegankelijk zijn voor varend materieel. Dit heeft echter niet de voorkeur. 4.2.2
Hydrologische situatie plangebied - huidige situatie
Hydrologie Het plangebied bevindt zich in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Het beheersgebied is onderverdeeld in afwateringsgebieden en peilvakken met streefpeilen. Het plangebied bevindt zich in een peilvak dat aan de boezem ligt. Dat wil zeggen dat in het peilvak het boezempeil van NAP -0,52 m wordt gehanteerd. Het houdt tevens in dat het plangebied via het stedelijk (open)water afstroomt in de richting van het boezemkanaal Zijlsterrijd ten oosten van de dorpskern. Het stedelijk water heeft naast de afvoer ook een belangrijke functie als vaarwater. Deze functie zal behouden worden. In de vigerende bestemmingsplannen hebben het Kollumerkanaal, de Stroobosser Trekvaart, de Rijd en de Trekvaart de bestemming Water. Bodem De bodem is te karakteriseren als een kleibodem met overwegend grondwatertrap V/VI. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) kan voorkomen op circa 40 tot 80 cm beneden maaiveld en de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) op tenminste 120 cm beneden maaiveld. Lokale waterhuishoudkundige situatie Binnen het bestemmingsplangebied is weinig open water aanwezig. Het belangrijkste open water is de centraal in het plangebied gelegen De Rijd. Ook ligt ten oosten van het bedrijventerrein aan de Mr. Andreaestraat een watergang die onderdeel uitmaakt van de groene afscheiding tussen de bedrijven aan de Mr. Andreaestraat en de bedrijven aan de Singelweg. In de tuin van de woning aan de Voorstraat 87 ligt een monumentale vijverpartij.
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 31 van 69
Omgevingsaspecten
De Kollumertrekvaart krijgt de bestemming Water. De overige watergangen (zoals ten oosten van het bedrijventerrein aan de Mr. Andreaestraat behouden de huidige bestemming (onder andere Groen of Bedrijf of Tuin). Riolering Het grootste gedeelte van het rioolsysteem is gemengd. In de Eskesstraat en de Regnerus Meinardystraat is een gedeelte afkoppeling van regenwater. 4.2.3 Hydrologische situatie plangebied - toekomstige situatie Het bestemmingsplan Kollum Centrum heeft een conserverend karakter. Indien zich in de toekomst wijzigingen voordoen dienen de algemene randvoorwaarden en uitgangspunten van Wetterskip Fryslân en de gemeente Kollumerland c.a. met betrekking tot water, zoals in voorliggende waterparagraaf beschreven en opgenomen in de Leidraad Stedelijk Water, in acht te worden genomen. In het kader van beoogde wijzigingen dient (opnieuw) contact te worden opgenomen met Wetterskip Fryslân. Wijzigingsbevoegdheid Hart van Kollum De wens bestaat om het gebied Hart van Kollum opnieuw in te richten met nieuwbouw in de vorm van reguliere woningen of zorgwoningen. Omdat de huidige bestemming ook al bebouwd is (zie Figuur 4.1), zal de toename in verhard oppervlak nihil zijn. In en rondom het wijzigingsgebied is geen open waterstructuur aanwezig. Ook wordt er geen nieuw openwater gecreëerd. Door de realisatie van nieuwbouw in de vorm van woningen zal het aantal vuileenheden toenemen. Deze toename heeft mogelijk consequenties voor de riolering. De nieuw te realiseren groenzones kunnen mogelijk ingericht worden ten behoeve van tijdelijke berging van afgekoppeld hemelwater.
Figuur 4.1: wijzigingsgebied Hart van Kollum in de bestaande situatie Wijzigingsbevoegdheden Multifunctioneel Centrum Kollum en Bandalocatie Kollum Voorafgaand aan wijziging van een van deze gebieden dient een watertoets plaats te vinden. Het is van belang om Wetterskip Fryslân en de gemeente Kollumerland c.a. hierbij te betrekken en rekening te houden met de (technische) uitgangspunten in deze paragraaf. Wetterskip Fryslân en gemeente Kollumerland c.a. willen geïnformeerd worden over de wijze waarop de plannen zullen worden voorbereid en wat de uiteindelijke inrichting van de gebieden zal zijn. NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 32 van 69
Omgevingsaspecten
4.2.4 Uitgangspunten en randvoorwaarden Wetterskip Fryslân is in het kader van de Digitale Watertoets geïnformeerd over het initiatief en daarmee in de gelegenheid gesteld om randvoorwaarden en uitgangspunten (en kansen) voor te leggen, waarmee rekening dient te worden gehouden bij eventuele wijzigingen ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen Kollum-Kom en Kollum-Dorp en de verdere uitwerking van het wijzigingsgebied Hart van Kollum. Bij wijziging van de gebieden Multifunctioneel Centrum Kollum en Bandalocatie Kollum dient ook rekening gehouden te worden met hetgeen beschreven in deze paragraaf. Daarnaast zijn de randvoorwaarden en uitgangspunten van de gemeente Kollumerland c.a. van toepassing. De wijze waarop rekening is gehouden, of dient te worden gehouden, met de uitgangspunten en randvoorwaarden van Wetterskip Fryslân en de gemeente Kollumerland c.a. is hieronder beschreven. Riolering en berging Bij de aanleg van riolering dient te worden uitgegaan van de aanleg van een gescheiden stelsel, daar waar het, gelet op de aard van de aangesloten verharde oppervlakken en de mogelijke verontreiniging daarvan, verantwoord is. Momenteel kent het rioolstelsel geen specifieke problemen in de afvoer. Enige uitbreiding van vuilwater) kan het rioolstelsel verwerken. Middels een rioleringsplan dient aannemelijk te worden gemaakt dat de riolering en het omringende watersysteem over voldoende berging- en afvoercapaciteit beschikt. Dit wordt in samenspraak met de gemeente en het waterschap vastgelegd. Tevens dienen mogelijkheden om water langer vast te houden zoveel mogelijk te worden benut. In de toekomst zal de gemeente onderzoek doen naar mogelijkheden om meer verhard oppervlak af te koppelen. In de groenzones binnen het plangebied zijn mogelijkheden voor het (tijdelijk) bergen van afgekoppeld hemelwater. Voor nieuwbouw wordt als uitgangspunt gehanteerd dat hemelwater en afvalwater gescheiden dient te worden aangeboden, ook wanneer er een gemengd rioolstelsel aanwezig is. Hemelwater dat vrijkomt van particuliere terreinen en dakoppervlakken dient rechtstreeks op het oppervlaktewater dat direct grenst aan het perceel te worden geloosd. Waterkwaliteit Het is alleen mogelijk om verhard oppervlak af te koppelen dat is aangemerkt als schoon. Dit wordt in overleg met Wetterskip Fryslân bepaald. Maatregelen om vervuiling te voorkomen dan wel te verminderen kunnen noodzakelijk zijn. Voorbeelden hiervan zijn: Beperken gebruik uitlogende materialen; Uitlogende materialen voorzien van een coating; Toepassen van olie-/ vetafscheiders bij parkeerplaatsen. In sommige gevallen mag hemelwater van vervuild verhard oppervlak via een voorzuivering, zoals een bodempassage (groenstrook), helofytenfilter of afscheider worden afgevoerd naar het oppervlaktewater of grondwater. Bij ernstiger vervuild oppervlak dient een verbeterd gescheiden rioolsysteem te worden toegepast. (Grond)wateroverlast In nieuw bebouwd gebied wordt een minimale drooglegging voor woningen geadviseerd van 1,20 meter. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met een minimale ontwateringsdiepte van 0,70 meter. Bij kruipruimteloos bouwen kan een kleinere drooglegging toegepast worden. Het centrum van Kollum kent geen overlast naar aanleiding van hoge grondwaterstanden. Overtollig grondwater dient bij voorkeur af te worden gevoerd op oppervlaktewater. Als dat niet mogelijk is mag overtollig grondwater middels drainage worden aangeboden aan het hemelwaterriool of eventueel gemengd rioolstelsel.
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 33 van 69
Omgevingsaspecten
Er dient voldoende ruimte te worden gereserveerd voor het vasthouden en bergen van water. Binnen het wijzigingsgebied Hart van Kollum bestaat de mogelijkheid om extra waterberging te creëren in de groenzones. De dorpskern Kollum ligt voor een groot deel vrij voor de boezem. Vrij voor de boezem liggend gebied wordt niet beschermd tegen lokale of regionale waterkeringen. Daarom dient rekening te worden gehouden met voldoende aanleghoogte. Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld: zes vergunningen uit de eerdere waterbeheerwetten gaan op in één watervergunning. Voor meer informatie over de Waterwet wordt verwezen naar de website van Wetterskip Fryslân (www.wetterskipfryslan.nl). 4.3 Bodem Voorliggend bestemmingsplan betreft grotendeels een consoliderend plan. Als gevolg hoeft onderzoek naar mogelijke bodem- en of grondwaterverontreiniging niet verricht te worden. De bestaande situatie in het plangebied wordt beschreven. Een indicatie wordt gegeven waar verontreinigingen aanwezig zijn die een belemmering kunnen vormen voor gewenste bestemmingen. Indien sprake is van uitbreidingsmogelijkheden binnen aangegeven bebouwingsvlakken zal bodemonderzoek in het kader van de verlening van de omgevingsvergunning moeten worden uitgevoerd. Algemene bodemkwaliteit Met gebruik van beschikbare basisinformatie wordt de algemene bodemkwaliteit van het plangebied beschreven. In het bestemmingsplangebied zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd om de kwaliteit van de bodem te bepalen. Deze zijn gebruikt bij het vaststellen van de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Kollumerland c.a. Vanuit de bodemkwaliteitskaart zijn de volgende classificeringen vastgesteld voor het onderzoeksgebied: bodemfunctie: wonen; ontgravingsklasse bovengrond (0-0,5 m –mv): wonen; ontgravingsklasse ondergrond (0,5-2,5 m –mv): landbouw/natuur; ontvangende bodem bovengrond: wonen; ontvangende bodem ondergrond: landbouw/natuur; generieke toepassingskaart bovengrond: wonen; generieke toepassingskaart ondergrond: landbouw/natuur. De bodemkwaliteit binnen een gebied wordt sterk bepaald door de aanwezige activiteiten en dan met name historische activiteiten. Vanaf 1987 geldt de Zorgplicht. Deze houdt in dat na 1987 ontstane bodemverontreiniging (meestal) direct moet worden opgeruimd. Globaal kan gesteld geworden dat in de bodem en in het grondwater van het plangebied licht tot matig verhoogde gehalten aan zware metalen en PAK worden aangetoond. Ernstige bodemverontreiniging De NAZCA-kaart van Kollum toont gegevens met betrekking tot bodemkwaliteit. In figuur 4.2 is een uitsnede opgenomen van de NAZCA-kaart van Kollum. Op basis van de NAZCA-kaart ontstaat inzicht in de uitgevoerde bodemonderzoeken en verdachte locaties (zie bijlage onderzoeksrapport in Bijlage 3). De historisch verdachte locaties (rode lijnen) zonder bodemonderzoek zijn niet opgenomen in de bijlage van het onderzoeksrapport. Via het Landsdekkend Beeld zijn de sterkst potentieel verdachte locaties reeds onderzocht; de nog resterende locaties zijn vermoedelijk minder potentieel verdacht en daardoor minder verontreinigd. In het gebied is een aantal ernstige verontreinigingen aanwezig waar sanerende maatregelen nodig zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het betreffen een voormalige chemische wasserij aan de Voorstraat 116-118 en een, volgens de Provincie Fryslân, mogelijk omvangrijk historische verontreiniging nabij de Oosterdiepswal 11-22. Op deze locaties maakt het bestemmingsplan geen ontwikkeling mogelijk. Het grondwater ter plaatse van de voormalige chemische wasserij aan de Voorstraat zal gesaneerd worden. De provincie Fryslân is hiervoor een plan aan het opstellen. Daarnaast is een groot aantal locaties aanwezig waar nader onderzoek nodig is om de ernst en urgentie vast te stellen. Voor deze locaties wordt verwezen naar de bijlage van het onderzoeksrapport in Bijlage 3. NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 34 van 69
Omgevingsaspecten
Samenvattend De uitgevoerde bodemonderzoeken bevestigen het beeld dat past bij de oude bewoningsgeschiedenis en bedrijvigheid van de Voorstraat en directe omgeving. In de bodem zijn antropogene bijmengingen aanwezig en de grond is licht tot matig verontreinigd. De resultaten van alle bodemonderzoeken, met uitzondering van de sterke verontreinigingen, zijn verwerkt in de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Kollumerland c.a. Samenvattend kan geconcludeerd worden dat voor het plangebied de bodemkwaliteit voldoet aan de functie wonen maar dat door historische activiteiten enkele locaties in meer of mindere mate verontreinigd kunnen zijn. Bij nieuwbouw, herbestemmen of grondwerkzaamheden kan dit een belemmering vormen. Er worden op een paar plaatsen in het plangebied nieuwe woningen toegevoegd. Dit is het geval op de plekken waar met de nieuwe gemengde bestemming de woonfunctie aan de mogelijkheden is toegevoegd en kan het geval zijn voor de wijzigingsgebieden Hart van Kollum en Bandalocatie Kollum. In een toekomstige situatie kan het gebruik van het gebied voor het Multifunctioneel Centrum Kollum ook wijzigen. Voor het wijzigingsgebied Hart van Kollum is bodemonderzoek uitgevoerd, voor Multifunctioneel Centrum Kollum en Bandalocatie Kollum niet. Voor de locaties waar sprake is van functieverbreding vinden geen bouwwerkzaamheden plaats en is geen bodemonderzoek noodzakelijk. Ook liggen deze niet in een verontreinigingscontour (blauwe vlakken). Zwarte lijn = bestemmingsplangebied Groene lijn =
contour van de Bodemkwaliteitskaart 2012 Groene vlakken =
uitgevoerd onderzoek
Blauwe vlakken = verontreinigingscontouren Rode lijnen = verdachte locaties
Figuur 4.2 a: bodemgegevens plangebied
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 35 van 69
Omgevingsaspecten
Roze = verontreinigingscontour grond Lichtblauw = verontreinigingscontour grondwater Donkerblauw = saneringscontour Paars =
verontreinigingscontour waterbodem Bruin = verontreinigingscontour grond en grondwater
Figuur 4.2 b: uitsnede locaties met sterke verontreinigingen
Wijzigingsbevoegdheid Hart van Kollum De bodemsituatie ter plaatse van het wijzigingsgebied Hart van Kollum wordt beschreven aan de hand van onderzoek dat is uitgevoerd. Onderzoek is gedaan naar de toestand van de bodem waarbij de uitvoerbaarheid van toekomstige ontwikkeling is betrokken. De toestand van de bodem wordt in kaart gebracht door het milieuhygiënisch vooronderzoek. De totale oppervlakte van het te onderzoeken terrein bedraagt circa 0,25 ha. Het maaiveld ter plaatse van het plangebied ligt gemiddeld op 2,80 m +NAP. Uit het bodemloket van de provincie Friesland blijkt het volgende: Op de locatie Voorstraat 46 is een ondergrondse HBO-tank aanwezig. De tank is gereinigd en afgevuld in 1982. De locatie van de tank is weergegeven op figuur 4.3. De bodemkwaliteit is zintuiglijk onderzocht; Op de locatie Voorstraat 46 wordt tevens de aanwezigheid van een afvalverwerkingsbedrijf aangegeven met de bedrijfsnaam Gemeentehuis; Op de locatie Voorstraat 46-48 heeft een nader bodemonderzoek plaatsgevonden naar een grondverontreiniging met lood. De locatie is aangegeven op de tekening in figuur 4.3 (geel). Het hoogst aangetroffen gehalte is 260 mg/kg ds, in een mengmonster van 0,4-1,0 m –mv. In de grond zijn puin en slakken aangetroffen. (TAUW, 1998). Het terrein is geschikt bevonden voor de destijds geplande bouw; De weg ter hoogte van de onderzoekslocatie is in 2003 onderzocht in het kader van een wegreconstructie (Oranjewoud, 19-5-2003). Ter hoogte van de Voorstraat 46 zijn hierbij geen verontreinigingen aangetroffen. Dit betreft het groene vlak in de linkertekening; Op de locatie Voorstraat 42 is een bejaardenhuis aanwezig geweest Dit betreft het groene vlak in de rechtertekening. De locatie heeft UBI-code 9999999 en is niet verdacht.
Figuur 4.3: locatie tank en locatie grondverontreiniging met lood
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 36 van 69
Omgevingsaspecten
De gemeente Kollumerland c.a. bevestigt de bovengenoemde resultaten van uitgevoerde bodemonderzoeken en meldt het volgende: De ondergrondse tank is nog steeds aanwezig maar is gereinigd. Het is wel een verdachte locatie; Op de locatie Voorstraat 46-48 is een drukkerij aanwezig geweest. De gemeente beschouwt dit als een verdachte locatie, ondanks dat de locatie in het kader van het Landsdekkend Beeld niet als verdacht gekwalificeerd is; Omdat de aanwezige en voormalige bebouwing oud is en verbouwingen heeft ondergaan, kunnen volgens de gemeente asbestmaterialen in de bodem aanwezig zijn. In Bijlage 4 is de rapportage van het milieuhygiënisch vooronderzoek weergegeven. De resultaten van het vooronderzoek worden in het bijgevoegde rapport toegelicht. Uit het vooronderzoek wordt het volgende geconcludeerd ten aanzien van de bodemkwaliteit: 1. door de oude bewoningsgeschiedenis is sprake geweest van diffuse beïnvloeding van de bodemkwaliteit op de gehele locatie; 2. de grond op de locatie kan mogelijk verontreinigd zijn met asbest; 3. op de locatie zijn twee specifieke activiteiten aanwezig geweest die hebben kunnen leiden tot bodemverontreiniging. Het betreft een gereinigde ondergrondse HBO(huisbrandolie)-tank en een voormalige drukkerij. Op basis van het onderzoek kunnen de volgende deellocaties worden onderscheiden: tank: deze deellocatie is verdacht ten aanzien van bodemverontreiniging. Het betreft een puntbron met een mogelijke verontreiniging van minerale olie en vluchtige aromaten, in grond en grondwater. De strategie VEP-OO uit de NEN 5740 is van toepassing; voormalige drukkerij: deze deellocatie is verdacht ten aanzien van bodemverontreiniging. Het betreft een deellocatie met een plaatselijke bodembelasting met een mogelijke verontreiniging met metalen, minerale olie, vluchtige aromaten en chloorkoolwaterstoffen. De strategie VEP uit de NEN 5740 is van toepassing; overige terrein: op de rest van het terrein worden licht verhoogde gehalten aan met name metalen en PAK's in de grond verwacht. Gezien deze verwachting is in principe sprake van een verdachte locatie en is de strategie ''verdacht-heterogeen verspreid'' (VED-HE) uit de NEN 5740 van toepassing. Daarnaast is mogelijk sprake van een asbestverontreiniging. Daarom is de strategie VED-HE uit de NEN 5707 van toepassing. Het standaard vooronderzoek heeft geen aanwijzingen opgeleverd die duiden op de aanwezigheid van ernstige bodemverontreiniging waardoor risico's voor het toekomstige gebruikt aanwezig zouden kunnen zijn. Echter, verwacht wordt wel dat de bodemkwaliteit op de locatie beïnvloed is door het voormalige gebruik van de locatie. Deze negatieve beïnvloeding zal voornamelijk effect hebben op de activiteiten rondom nieuwbouw en herinrichting van het terrein. Voorafgaande aan de vergunningverlening voor de nieuwbouw en herinrichting wordt daarom aanbevolen een daadwerkelijk bodemonderzoek uit te voeren. Het bodemonderzoek is tevens nodig voor het verkrijgen van de geschiktheidsverklaring voor nieuwbouw. Daarnaast geeft het bodemonderzoek inzicht in vrijkomende grondsoorten en geschiktheid voor hergebruik. Voorafgaand aan de uitvoering van het bodemonderzoek is een terreininspectie en, in relatie tot het asbestbodemonderzoek, een maaiveldinspectie nodig. Wijzigingsbevoegdheid Bandalocatie Kollum Geconcludeerd is dat voor het gebied de bodemkwaliteit voldoet aan de functie wonen maar dat door historische activiteiten enkele locaties in meer of mindere mate verontreinigd kunnen zijn. Bij nieuwbouw, herbestemmen of grondwerkzaamheden kan dit een belemmering vormen. Bij wijziging van het gebied Bandalocatie Kollum worden hier maximaal 20 woningen aan het gebied toegevoegd. Groene vlakken in figuur 4.2a laten zien dat bodemonderzoek deels al is uitgevoerd in dit gebied. Rode lijnen geven in dan wel dichtbij het gebied verdachte locaties aan. Een voorwaarde voor wijzigen van het gebied is het uitvoeren van een milieuhygiënisch vooronderzoek om de toestand van de bodem ter plaatse in kaart te brengen.
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 37 van 69
Omgevingsaspecten
Wijzigingsbevoegdheid Multifunctioneel Centrum Kollum In een toekomstige situatie kan het gebruik van het gebied voor het Multifunctioneel Centrum Kollum ook wijzigen. Verwacht wordt dat in het geval van wijziging bouwwerkzaamheden plaats zullen gaan vinden. Rode lijnen in figuur 4.2a tonen verdachte locaties in en om het gebied. Een voorwaarde voor wijzigen van het gebied is het uitvoeren van een milieuhygiënisch vooronderzoek om de toestand van de bodem ter plaatse in kaart te brengen. 4.4 Cultuurhistorie 4.4.1 Aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht In verband met de architectonische en stedenbouwkundige kwaliteit van een deel van het centrumgebied heeft de gemeenteraad van Kollumerland ca. bij zijn besluit van 7 december 1972 het Ministerie van C.R.M. verzocht dit specifieke gebied aan te wijzen tot beschermd dorpsgezicht. Op 18 februari 1980 volgde het besluit om het centrum van Kollum aan te wijzen als dorpsgezicht in de zin van artikel 20 van de Monumentenwet (zie Bijlage 5 voor het aanwijzingsbesluit en figuur 4.4 voor de begrenzing). Het besluit is genomen op grond van de zo goed geconserveerde kenmerken uit de historie van Kollum, zie ook paragraaf 2.1 over de ontstaansgeschiedenis. Samenvattend gaat het om de overwegingen: dat Kollum aan de kust van de voormalige Lauwerszee tot ontwikkeling is gekomen; dat Kollum een historische kern bezit met een middeleeuwse structuur; dat het straatbeeld wordt beheerst door een historische bebouwing, in hoofdzaak uit de 18de en 19de eeuw stammend; dat het gebied een beeld oplevert, dat van algemeen belang is vanwege de schoonheid en het karakter ervan.
Figuur 4.4: tekening nr. 314 behorende bij aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht Kollum NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 38 van 69
Omgevingsaspecten
4.4.2 Kenmerken van het beschermd dorpsgezicht De structuur van het beschermd dorpsgezicht Het beschermde dorpsgezicht wordt bepaald door een aantal hoofdelementen (de historisch gegroeide structuur) en de onderdelen waaruit deze hoofdelementen zijn opgebouwd (de historische bouwwerken, wegen, waterlopen en beplanting). Er zijn in Kollum drie hoofdelementen te onderscheiden: 1. de omgeving van Maartenskerk en Huize Sytzama 2. de Voorstraat 3. de Wallen Ad 1. De Maartenskerk vormt met de er omheen gelegen begraafplaats wellicht het oudste monument van Kollum. Aan de zuidzijde van de Voorstraat schuin tegenover de Maartenskerk ligt het monumentale pand Huize Sytzama. Ad 2. Aan de Voorstraat, de belangrijkste weg door Kollum, heeft zich de handel en nijverheid van het dorp ontwikkeld. In de huidige situatie vormt zij de belangrijkste winkelstraat voor Kollum en de wijde omgeving. Nog steeds staan hier de historisch meest waardevolle panden, hoewel als tegenstelling juist ook hier op enkele plaatsen een ontwikkeling heeft plaatsgevonden die een zekere afbreuk doet aan de historische waarde van het geheel. Ad 3. De Wallen, Oosterdiepswal en Westerdiepswal, ontstaan langs het oorspronkelijke riviertje “De Rijd”, vormden in vroeger jaren de relatie van Kollum met de zeevaart. Aan de kaden ontstonden hier de bedrijfjes en werd een waaggebouw gesticht. Momenteel zijn nagenoeg alle panden in gebruik als woning. De begrenzing van het beschermde dorpsgezicht is zodanig gekozen dat de hoofdelementen een goede samenhang onderling en met de directe omgeving kunnen behouden en dat een storende invloed van deze omgeving op het beschermde dorpsgezicht zoveel mogelijk kan worden vermeden. Inventarisatie kenmerkende elementen in de jaren ‘80 In het kader van de aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht is in het kader van het bestemmingsplan, een zorgvuldige inventarisatie uitgevoerd naar de beschermenswaardige elementen. Aan de hand hiervan is een begin gemaakt met herstelwerk. De waardevolle gebouwen kunnen dan dienen als maatstaf van nog te herstellen bouwwerken. Bij de uitvoering van de rehabilitatie in deze periode zijn in Kollum particulieren, de Stichting Oud Kollumerland en de gemeente betrokken. Naarmate de plannen voor het beschermde dorpsgezicht vastere vormen kregen, werden de eerste initiatieven tot herstel genomen en de meeste daarvan zijn inmiddels uitgevoerd. De inventarisatie had betrekking op de volgende aspecten: 1. de architectonische kwaliteit van opstallen; 2. de bouwtechnische kwaliteit van opstallen; 3. de kadastrale en eigendomsgegevens; 4. de gevels; 5. de kapvormen; 6. de open(bare) ruimten en groenelementen. Op een beeldkaart, behorende bij het bestemmingsplan Kollum Kom is de architectonische kwaliteit van de opstallen aangegeven. Hierop zijn onderscheiden de bouwwerken die beeldbepalend zijn (waaronder ook de monumenten zijn gerekend) en beeldondersteunend zijn. Als belangrijkste onderdelen van deze bouwwerken kunnen worden onderscheiden de dakvorm en dakafdekking, het materiaal waaruit de gevelwand is opgebouwd, de gevelindeling en de detaillering van raam- en deuropeningen. In relatie met de beeldkaart is de gevelwandenkaart destijds opgesteld. Hierop staan de meest waardevolle elementen per pand aangegeven. NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 39 van 69
Omgevingsaspecten
De inventarisatie van de waardevolle open(bare) ruimten en groenelementen is van betekenis geweest voor herinrichting van delen van het centrum. Herstel van binnenuit, dat wil zeggen na restauratie van de Rijd en de Ooster- en Westerdiepswal volgt het herstel van de oude panden en het opvullen van de ‘open gaten’. Nieuw beschermingsregime voor het beschermd dorpsgezicht Met het in werking treden van de Monumentenwet in 1961 (Wet van 22 juni 1961, Stb. 200), ontstond voor het eerst in de historie de mogelijkheid, op basis van een wettelijke regeling, voorzieningen te treffen voor het behoud van groeperingen, die een beeld vormen, dat van algemeen belang is wegens de schoonheid of het karakter van het geheel, voor het behoud dus van de zogenaamde stads- en dorpsgezichten. In de Memorie van Toelichting op genoemde wet wordt het algemeen belang, dat tot de aanwijzing heeft geleid, nader omschreven: de strekking is voornamelijk aan te geven dat de gemeente aan het betrokken gebied bijzondere zorg dient te besteden in die zin, dat een zodanig beleid wordt gevoerd, dat de waarde van het gezicht, wegens het eraan toegekende algemeen belang, behouden blijft. Met het opstellen van het nieuwe bestemmingsplan voor het centrum van Kollum, ontstaat een nieuw afwegingsmoment in het te kiezen beschermingsregime voor het beschermd dorpsgezicht. De bovengenoemde historisch waardevolle kenmerken zijn nog steeds herkenbaar en beleefbaar aanwezig in Kollum. Activiteiten op stedenbouwkundig en architectonisch gebied, die in het beschermde dorpsgezicht plaatshebben, dienen te zijn gericht op het behoud en herstel van dit dorpsgezicht. Deze activiteiten kunnen verdeeld worden in die welke door de gemeente en andere welke door particulieren worden uitgevoerd. Zo goed als bij werkzaamheden in het algemeen belang rekening dient te worden gehouden met de particulier, dient ook de particulier bij werkzaamheden op architectonisch gebied rekening te houden met het algemeen belang. Het totale dorpsgezicht wordt immers mede bepaald door de afzonderlijke eenheden (winkels, woonhuizen); de kwaliteit van het geheel is in belangrijke mate afhankelijk van de kwaliteit van elk pand afzonderlijk. Om recht te doen aan de kenmerkende elementen van het beschermd dorpsgezicht is een samenhangend systeem van regelingen uitgedacht. Hiervoor is gewerkt van grof (structuur) naar fijn (element). De basis van het beschermd dorpsgezicht vindt haar oorsprong in de nog duidelijk herkenbare middeleeuwse stratenpatroon, bestaande uit de Voorstraat en de haaks hierop staande stegen, en de kruising met de Trekvaart / Rijd. Het straatbeeld van de Voorstraat is gevormd door de tegen de weg geplaatste gevelwanden, die ondanks de grote variatie in de individuele panden, een aantrekkelijk geheel vormen en de bezoeker geleidelijk door het gebied begeleiden. Het bestemmingsplan richt zich op het behouden van deze structuurbepalende elementen (stratenpatroon, gevelpositie en goot- en bouwhoogte). De meer individueel georiënteerde elementen als kapvorm, gevelindeling, materiaal- en kleurgebruik, zijn niet op elke plek in het beschermd dorpgezicht in die strikte mate behoudenswaardig dat dit een plek in het bestemmingsplan rechtvaardigt. Daartegenover zijn er ook buiten het beschermd dorpsgezicht panden die een dusdanige karakteristieke uitstraling of kenmerken bezit, dat de gemeente hier nadere regels voor wil stellen. In dit kader is de Welstandsnota een meer toereikend document. Zodoende is de gemeente een grootschalige inventarisatie naar beeldbepalende panden in de hele gemeente begonnen. De uitkomsten van deze inventarisatie, zullen, naar analogie van de inventarisatie uit de jaren ’80, informatie over de architectonische kwaliteit op gaan leveren, die de input zal vormen voor een pandgerichte waardering. Dit zal tot gevolg hebben dat alleen voor de uiteindelijk beeldbepalend bevonden panden in het beschermde dorpsgezicht nadere regels gaan gelden . Deze regeling maakt onderdeel uit van dit bestemmingsplan (zie lijst panden als bijlage bij Regels). Voor andere panden kan dit betekenen dat meer flexibiliteit kan ontstaan in de aanpassing van de gevel dan nu het geval is (mits niet beeldbepalend bevonden).
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 40 van 69
Omgevingsaspecten
Cultuurhistorische Waardenkaart van Friesland De Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Friesland geeft inzicht in de archeologische, historisch-stedenbouwkundige en de historisch-geografische waarden van de regio. Hierin wordt vermeld dat in het noordoostelijke deel van het plangebied het terrein van de voormalige state “Het olde casteel of Nieuw Meckema” (vóór 1467-1775) heeft gelegen. Er wordt bij vermeld dat van de state niets terug te vinden is. In het zuidelijk deel van het plangebied wordt het noorden van het terrein van het Jellema Steenhuys en de buitenplaats Oostenburg (vóór 1511-1836) geraakt. Van de Stins, die een middeleeuwse oorsprong heeft, is niets terug te vinden. De Kollumer Trekvaart maakt als dorpsvaart deel uit van het vaarwegenstelsel in de provincie Friesland. Dorpsvaarten werden aangelegd als verbinding met de vaarroutes. De Voorstraat zelf tenslotte, is aangemerkt als een van oorsprong 12e eeuwse zeedijk.
Figuur 4.5: uitsnede van de CHW Rijksmonumenten en andere waardevolle objecten De gemeente Kollumerland c.a. heeft geen gemeentelijke of provinciale monumenten. Binnen het plangebied Kollum Centrum zijn 25 rijksmonumenten gelegen, 19 van de 25 rijksmonumenten liggen aan de Voorstraat (zie Figuur 4.6). Zes rijksmonumenten horen bij hetzelfde complex, namelijk de historische buitenplaats, inclusief tuin, hekwerk en beelden van de Philippusfenne, de notariswoning aan de Voorstraat 87. Het hoofdgebouw is opgetrokken in een eclectische bouwstijl in combinatie met art-nouveau elementen (rijksmonumentnummers529468 t/m 529473). Dit is het enige overgebleven voorbeeld van een buitenplaats langs de oost-westas van Kollum.
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 41 van 69
Omgevingsaspecten
Figuur 4.6: Rijksmonumenten (Bron: TDN/Kadaster, 2009) KICH Tabel 4.1 geeft een lijst weer van de Rijksmonumenten binnen het plangebied op basis van het systeem van de Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie (KICH). Tabel 4.1: alle Rijksmonumenten binnen het plangebied Monumentnr 23723
adres
Functie
Bouwjaar/datering
School
1825
23724
Mr Andreaestraat 2 en 2A Eyso de Wendtstraat 4
23725
Eyso de Wendtstraat 6
woonhuis
23726
Oostenburgstraat 2
werkhuis
23727
Voorstraat 15
smederij
1768
23728
Voorstraat 39
kerk
15e-18e eeuw
23729
Voorstraat 42
2e kwart 19e eeuw
23730
Voorstraat 46
Bethedsa Oude Liedenhuis Raadhuis
23731
Voorstraat 53
werk-woonhuis
23732
Voorstraat 51
werk-woonhuis
23733
Voorstraat 57
werk-woonhuis
eind 18e begin 19e eeuw 1890 (gevel)
23735
Voorstraat 62
werk-woonhuis
2e kwart 19e eeuw
23736
Voorstraat 63
Hotel de Roskam
1840
23737
Voorstraat 70
werk-woonhuis
18e eeuw
Stijl
boerderij
1808
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 42 van 69
Omgevingsaspecten
23738
Voorstraat 88
23739
Westerdiepswal 4
waag
512868
Voorstraat 7
schuur koetsierswoning
512873
Eyso de Wendtstraat 9
1888-1889
512874
Voorstraat 7
postkantoor met directeurswoning koetsierswoning met hek
Ambachtelijk-traditionele bouwtrant Traditionalisme
1913-1915
Overgangsarchitectuur
529468
Voorstraat 87
1847
Eclecticisme
529469
Voorstraat 87
buitenplaats/notariswoning voor- en achterterrein
1845-1850
Landschapsstijl
529470
Voorstraat 87
brug
1850
529471
Voorstraat 87
houten prieel
1850
529472
Voorstraat 87
2 terracotta leeuwen
1850
529473
Voorstraat 87
hekwerk
1850
1614/herbouw 1779 1913-1915
Inventarisatie beeld- en structuurbepalende panden De gemeente Kollumerland c.a. heeft een inventarisatie van beeld- en structuurbepalende panden binnen de gemeente opgesteld. De inventarisatie wordt onderdeel van de nieuwe Welstandnota. In de inventarisatie worden alle bijzondere panden van de gemeente opgenomen. De inventarisatie is als bijlage bij de Regels van dit bestemmingsplan opgenomen. Wijzigingsbevoegdheid Hart van Kollum Huize Sytzama is een rijksmonument (monumentnummer 23730), dat in 1808 is gebouwd en sinds 1895 als raadhuis in gebruik was. Ook de Nederlands Hervormde kerk aan de overkant van de Voorstraat is een rijksmonument (monumentnummer 23728). Het gebouw is een Maartenskerk, gebouwd in de 15e eeuw. Architectuurhistorisch is de kerk zeldzaam, vanwege de volledige overwelving door kruisribgewelven. Ten westen van Huize Sytzama staat het Oude Liedenhuis, ook een rijksmonument (monumentnummer 23729). Dit is een herenhuis uit het tweede kwart van de 19e eeuw. Geconcludeerd kan worden dat in het wijzigingsgebied voor Hart van Kollum en de directe omgeving cultuurhistorische waarden aanwezig zijn. Deze dienen gerespecteerd te worden bij de ontwikkeling van Hart van Kollum. Wijzigingsbevoegdheid Multifunctioneel Centrum Kollum en Bandalocatie Kollum Ook bij het wijzigingen van de gebieden Multifunctioneel Centrum Kollum en Bandalocatie Kollum dient rekening gehouden te worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden in de omgeving. 4.5 Archeologie Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ), in werking getreden. Met de WAMZ is een stelsel gerealiseerd waarmee het archeologisch erfgoed kan worden beschermd en het archeologisch belang op een natuurlijke manier kan worden meegewogen in de besluitvorming. Om de archeologische en cultuurhistorische waarden in beeld te krijgen, zijn diverse bronnen geraadpleegd, zoals de Archeologische Monumentenkaart, Archis2 en archeologische waarden- en/of beleidskaarten van het betreffende gebied (zie voor rapportage Bijlage 6). Binnen het plangebied ligt de historische kern van Kollum, dit is een AMK-terrein van hoge archeologische waarde (monumentnr. 15041). De Archeologische Monumentenkaart (AMK) bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. De enige archeologische waarneming die binnen het plangebied is gedaan, betreft de resultaten van een opgraving die ter plekke van de Nederlands Hervormde kerk is uitgevoerd (Archis waarnemingsnr. 30357). NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 43 van 69
Omgevingsaspecten
Er is slechts op beperkte schaal archeologisch onderzoek uitgevoerd in Kollum. Er is dan ook nog veel onbekend over eventueel aanwezige archeologische waarden in de grond. Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) De provincie Fryslân heeft een archeologische beleids- en advieskaart opgesteld, waarop wordt aangegeven welk type onderzoek nodig is om op een verantwoorde wijze om te gaan met het bodemarchief bij grondwerkzaamheden. Volgens de FAMKE is voor het plangebied ten aanzien van de periode Steentijd-Bronstijd een karterend onderzoek 3 noodzakelijk, hetgeen neerkomt op 3 boringen per hectare bij ingrepen groter dan 5000 m 2. Voor de periode IJzertijdMiddeleeuwen wordt voor de historische dorpskern aanbevolen om te streven naar behoud. Voor het overige deel van het plangebied wordt een karterend onderzoek 3 aanbevolen. Dit bestaat uit een historisch en karterend onderzoek voor ingrepen groter dan 5.000 m 2. In dit bestemmingsplan zijn geen bouwmogelijkheden opgenomen van deze omvang. Gemeentelijke archeologische beleidskaart Voor de gemeente Kollumerland c.a. is door RAAP een archeologische beleidskaart opgesteld. De archeologische beleidskaart van de gemeente geeft de archeologische verwachting weer voor het gemeentelijk grondgebied. Er zijn twee periodes onderscheiden: de periode Steentijd tot en met Vroege Bronstijd en de periode IJzertijd tot en met Late Middeleeuwen. Het plangebied heeft de indicatie ‘bebouwd’ (grijs). Periode IJzertijd tot en met Late Middeleeuwen geeft verschillende objecten aan. Het begrensde AMK-terrein (ruwweg het huidige centrum van Kollum, geregistreerd onder monumentennummer 15041 en vijf losse vindplaatsen (catalogusnr: 35, 37, 113, 114 en 115). Van de beleidskaart is af te lezen of en in welke vorm er onderzoek noodzakelijk is. Het plangebied is vanwege de aanwezige bebouwing niet gekarteerd. Het onderzoeksadvies voor de periode IJzertijd-Middeleeuwen is gelijk aan dat op de FAMKE, namelijk streven naar behoud en karterend onderzoek 3. Voor de periode Steentijd-Bronstijd wordt echter het advies karterend onderzoek 2 gegeven, wat gelijk staat aan 6 boringen per hectare.
Figuur 4.7: uitsnedes archeologische onderzoeksadvieskaart: periode Steentijd-Bronstijd en periode IJzertijd-Middeleeuwen Beschermingsregimes in bestemmingsplan Voor het AMK-terrein (rood op de archeologiekaart) geldt het streven naar behoud, advies is om een ‘aanlegvergunningstelsel’ op te nemen. De provincie (FAMKE) geeft aan dat aan ingrepen kleiner dan 50m2 ruimte mag worden geboden. In het bestemmingsplan is het AMK-terrein beNL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 44 van 69
Omgevingsaspecten
schermd tegen bodemingrepen. Hiervoor is een dubbelbestemming opgenomen, waarbinnen een omgevingsvergunning nodig is voor uitvoeren van werken en ingrepen groter dan 100 m 2 en met een minimale diepte van 30 cm (voorheen aanlegvergunningstelsel). Een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen zodat de dubbelbestemming na onderzoek vervalt voor het betreffende onderzoeksgebied. 2
Voor de norm van 100 m is gekozen om meerdere redenen. Om te beginnen geeft de wet archeologische monumentenzorg (art 41a) een ondergrens van 100m² aan. Ten tweede is bij de gemeente gebleken dat een minimumoppervlakte van 50 m2 te snel wordt bereikt in de kernen, wat veel beperkingen oplegt. In de nieuwe bestemmingsplannen , zoals Burum en Munnekezijl is zodoende de oppervlakte van 100m² gehanteerd. Daar komt bij dat de gemeente door RAAP een gemeentebreed onderzoek heeft laten uitvoeren naar de archeologische verwachting. Dit onderzoek geeft voldoende aanleiding om een ondergrens van 100 m2 te hanteren. De gemeente wil geen onnodige beperking voor de inwoners en ziet geen aanleiding strikter te gaan dan het wettelijke minimum. Bovendien geldt naast het oppervlak ook de dieptebeperking van 30 cm. Voor de overige gronden in het plangebied geeft FAMKE het advies “karterend onderzoek 3 (ijzertijd-middeleeuwen)” voor ingrepen groter dan 5.000 m 2. Aangezien het bestemmingsplan geen ontwikkelingen met een omvang groter dan 5.000 m 2 mogelijk maakt, is dit advies niet vertaald in de regels van het bestemmingsplan. Wijzigingsbevoegdheid Hart van Kollum De bodemingrepen die gepaard gaan met de eventuele realisatie van de ontwikkeling in het wijzigingsgebied Hart van Kollum kunnen eventueel aanwezige archeologische resten in de bodem verstoren en/of vernietigen. Dit is aanleiding geweest voor het uitvoeren van een archeologisch onderzoek (zie rapport in Bijlage 7). Op basis van de resultaten van het onderzoek is een nader advies gegeven met betrekking tot de noodzaak van eventueel archeologisch vervolgonderzoek en, indien dit het geval is, in welke vorm dit zou moeten worden uitgevoerd. Dit advies dient ter bekrachtiging te worden voorgelegd aan de bevoegde overheid. Om de reeds bekende archeologische waarden in beeld te krijgen, zijn diverse bronnen geraadpleegd, zoals de Archeologische Monumentenkaart, Archis2 en archeologische waarden en/of beleidskaarten van het betreffende gebied. Archeologische Monumentenkaart (AMK) en archeologische waarnemingen Het wijzigingsgebied Hart van Kollum ligt binnen de historische dorpskern van Kollum, het AMKterrein van hoge archeologische waarde (monumentnr. 15041). Zoals aangegeven is in Kollum één waarneming geregistreerd, die betreffen de resultaten van een opgraving die bij de Nederlands Hervormde kerk is uitgevoerd (waarnemingsnr. 30357).
Figuur 4.8: archeologische basiskaart
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 45 van 69
Omgevingsaspecten
Archeologische verwachting Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek is de kans op het aantreffen van archeologische indicatoren hoog bij een eventuele ontwikkeling van de locatie gelegen achter Huize Sytzama. Er kunnen archeologische resten worden aangetroffen uit periodes vanaf de Steentijd, maar met name vanaf de Middeleeuwen. De resten worden direct onder het maaiveld verwacht, maar kunnen ook op grotere diepte aanwezig zijn. Conclusie en advies De archeologische resten die in het wijzigingsgebied kunnen worden aangetroffen, worden verwacht op drie specifieke bewoningsniveaus: Steentijdbewoning wordt verwacht op een intact dekzandpakket; bewoning uit de IJzertijd/Romeinse tijd wordt verwacht in de top van het veen of net daarboven en bewoningsresten uit de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd worden direct onder het maaiveld verwacht. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek wordt voor het gebied vervolgonderzoek aanbevolen in de vorm van een karterend booronderzoek en een proefsleuvenonderzoek, uit te voeren in twee fasen: Karterend booronderzoek Het booronderzoek, bestaande uit 20 boringen per hectare, dient erop gericht te zijn de bodemopbouw ter plekke van het wijzigingsgebied in kaart te brengen en eventueel aanwezige archeologische vindplaatsen op te sporen. Dit is met name van belang voor het toetsen van de archeologische verwachting uit oudere periodes. Er dient tot in het dekzand geboord te worden, en er dient specifiek gelet te worden op de aanwezigheid van intacte bodems in het dekzand (podzolering) en de aanwezigheid van een intact veenpakket. Op basis van het karterend booronderzoek kan worden bepaald of en waar mogelijk bewoningsresten op het zand, dan wel veen kunnen worden aangetroffen. Proefsleuvenonderzoek Indien in het gebied graafwerkzaamheden plaatsvinden waarbij dieper dan 30 cm wordt gegraven dient proefsleuvenonderzoek plaats te vinden. Naar aanleiding van de resultaten van het karterende booronderzoek kunnen de meest geschikte locaties voor de proefsleuven worden aangewezen. Het proefsleuvenonderzoek zal zich richten op de aanwezigheid van bouw- of funderingsresten uit de Late Middeleeuwen/Nieuwe Tijd en op de mogelijke aanwezigheid van bewoningsresten uit de Vroege Middeleeuwen. Indien tijdens het booronderzoek is gebleken dat er archeologische indicatoren of intacte bodems in de diepere ondergrond aanwezig zijn, wordt geadviseerd het proefsleuvenonderzoek in verticale richting uit te breiden. Dit houdt in dat de proefsleuf verdiept wordt tot het verwachte bewoningsniveau uit de IJzertijd/Romeinse Tijd, en/of de Steentijd. Voorafgaand aan het proefsleuvenonderzoek dient een Programma van Eisen (PvE) te worden opgesteld, dat ter goedkeuring aan de bevoegde overheid (de gemeente Kollumerland c.a.) moet worden voorgelegd. Een voorwaarde voor het wijzigen van het gebied Hart van Kollum is het uitvoeren van een archeologisch veldonderzoek. Wijzigingsbevoegdheid Multifunctioneel Centrum Kollum en Bandalocatie Kollum Het kan zijn dat eventuele realisatie van de ontwikkeling in het wijzigingsgebied Multifunctioneel Centrum Kollum en Bandalocatie Kollum gepaard gaat met verstoring en/of vernietiging van aanwezige archeologische resten in de bodem. Bij het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheden dient daarom archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd te worden. Op basis van de resultaten van het onderzoek kan een nader advies gegeven worden met betrekking tot de noodzaak van eventueel archeologisch vervolgonderzoek en, indien dit het geval is, in welke vorm dit zou moeten worden uitgevoerd. 4.6 Ecologie Wettelijk kader De natuur in Nederland wordt beschermd vanuit twee invalshoeken: bescherming van gebieden en bescherming van soorten. De gebiedsbescherming is geregeld via de Natuurbeschermingswet. De soortbescherming is geregeld door middel van de Flora- en Faunawet (landelijk).
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 46 van 69
Omgevingsaspecten
Gebiedsbescherming In het bestemmingsplangebied liggen geen Natura2000-gebieden, geen beschermde natuurmonumenten en geen gebieden die behoren tot de Ecologische Hoofdstructuur. In de directe omgeving zijn deze ook niet aanwezig. Er gelden voor het bestemmingsplan geen randvoorwaarden vanuit de gebiedsbescherming. Soortenbescherming Door de in april 2002 in werking getreden Flora- en faunawet is de verplichting ontstaan om ruimtelijke plannen aan deze wet te toetsen. Het doel van de wet is om in het wild levende planten en dieren te beschermen. De in het plangebied opgenomen wijzigingsbevoegdheid die herontwikkeling van Hart van Kollum mogelijk maakt, is op haar effecten op de flora en fauna onderzocht. Wijzigingsbevoegdheid Hart van Kollum Ten behoeve van de ontwikkeling Hart van Kollum is op het terrein achter Huize Sytzama een herontwikkeling (nieuwbouw) voorzien. Momenteel staat hier bebouwing met parkeergelegenheid en beplanting. Effecten op beschermde flora en fauna als gevolg van de gewenste ontwikkeling, kunnen niet op voorhand worden uitgesloten. Middels een verkennende toetsing (quickscan) is eventueel aanwezige beschermde flora en fauna in beeld gebracht en zijn de effecten van de gewenste ontwikkeling op deze soorten beoordeeld. Voor de beschikbare verspreidingsgegevens van beschermde soorten zijn de meest actuele en relevante bronnen geraadpleegd (zie het rapport in Bijlage 8). Op dinsdag 30 oktober 2012 is een ecologische verkenning in het gebied uitgevoerd. Daarbij is gelet op de aanwezigheid van beschermde flora en fauna. Daarnaast zijn inschattingen gemaakt van het (mogelijke) voorkomen van beschermde soorten op basis van terreinkenmerken. Licht beschermde soorten Negatieve effecten op licht beschermde planten en dieren zullen niet leiden tot het vernietigen van hele populaties. Het betreft allemaal algemene soorten waarvan de gunstige staat van instandhouding niet in het geding is. Voor deze soorten geldt een algehele vrijstelling. Schade aan soorten waarvoor een vrijstelling geldt voor de Flora- en faunawet hoeft niet te worden gecompenseerd. Een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet hoeft voor deze soorten niet te worden aangevraagd. Op deze soorten is de zorgplicht wel van kracht (artikel 2 Flora- en faunawet). De zorgplicht bepaalt dat men wilde planten en dieren zo min mogelijk schade dient te berokkenen. Tabel 4.2 toont een overzicht van licht beschermde soorten die waarschijnlijk aanwezig zijn in het plangebied. Tabel 4.2: overzicht van licht beschermde flora en fauna die waarschijnlijk in het plangebied aanwezig zijn
Matig en zwaar beschermde soorten Met betrekking tot de uitgevoerde quickscan kan het volgende worden geconcludeerd: De aanwezige bebouwing dient mogelijk als nestplaats voor de Gierzwaluw. In de bebouwing zijn mogelijk verblijfplaatsen aanwezig van zwaar beschermde (gebouwbewonende) vleermuizen. De aanwezigheid van andere soorten met een zware of matig zware bescherming kan op basis van deze quickscan worden uitgesloten.
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 47 van 69
Omgevingsaspecten
Nader onderzoek Vanwege de mogelijke aanwezigheid van Gierzwaluwen in de bebouwing is een nader onderzoek naar Gierzwaluwen noodzakelijk. De Gierzwaluw is een trekvogel die uitsluitend in de periode mei tot en met augustus in Nederland aanwezig is. Dit nader onderzoek moet worden uitgevoerd tijdens een aantal avondbezoeken in de periode juni en juli. Uit dit nader onderzoek moet duidelijk worden of de te slopen bebouwing wordt gebruikt als nestplaats voor Gierzwaluwen en zo ja, hoeveel Gierzwaluwen er broeden. Afhankelijk van de resultaten van het onderzoek kan het nodig zijn om voor de sloop een ontheffingsprocedure te doorlopen en een mitigatieplan op te stellen. Vanwege de mogelijke aanwezigheid van vleermuizen in de bebouwing is een vervolgonderzoek noodzakelijk. De sloop van de bebouwing kan mogelijk leiden tot het verdwijnen van verblijfplaatsen van zwaar beschermde gebouwbewonende vleermuizen. Vleermuisonderzoek vindt plaats tijdens een aantal avond- en ochtendbezoeken in het zomerhalfjaar (mei tot en met september). Afhankelijk van de resultaten van het vleermuisonderzoek kan het noodzakelijk zijn om voor de sloop een ontheffing aan te vragen en een mitigatieopgave uit te werken. De aanwezigheid van een aantal algemene broedvogels leidt tot de noodzaak om het kappen en rooien van bomen en struiken en de sloop van de bebouwing buiten het broedseizoen uit te voeren. Rekening houdend met de mogelijk aanwezige soorten loopt het broedseizoen in het betreffende gebied globaal van half maart tot en met augustus. Werkzaamheden die uitgevoerd worden tijdens het broedseizoen kunnen leiden tot verstoring of vernietiging van nesten. Dit betreft zowel de vogels die in het plangebied zelf broeden als de vogels die binnen de beïnvloedingssfeer van de werkzaamheden broeden. Dergelijke verstoring is niet toegestaan en hiervoor wordt bovendien geen ontheffing verleend. De werkzaamheden dienen daarom in eerste instantie buiten het broedseizoen plaats te vinden. Wanneer dit niet mogelijk is, moet het plangebied voorafgaand aan de werkzaamheden gecontroleerd worden op de aanwezigheid van nesten. Deze controle moet worden uitgevoerd door een vogelkundige. De kans bestaat dan dat het werk stilgelegd moet worden. De aanwezigheid van licht beschermde planten en dieren zal niet leiden tot het vernietigen van hele populaties. Het betreft allemaal algemene soorten waarvan de gunstige staat van instandhouding niet in het geding is. Voor deze soorten geldt een algehele vrijstelling. Op deze soorten is de zorgplicht wel van kracht. Een voorwaarde voor het wijzigen van het gebied Hart van Kollum is het uitvoeren van een ecologisch vervolgonderzoek. 4.7 Verkeer Het centrum van Kollum is aangeduid als 30 km/uur-zone. Zowel de winkel- als de woonstraten hebben de inrichtingskenmerken van een erftoegangsweg binnen de bebouwde kom. De Voorstraat is een winkelstraat en geen doorgaande route. Binnen Kollum is één doorgaande weg binnen de bebouwde kom waar 50 km/uur als maximumsnelheid wordt gehanteerd, dit is de route Van Limburg Stirumweg – Tochmalaan – W. Loreweg. De onderzoekszone van 200 m ligt over de noordelijke delen van het bestemmingsplangebied. Wijzigingsbevoegdheid Hart van Kollum, Multifunctioneel Centrum Kollum en Bandalocatie Kollum Bij wijziging van (een van) de gebieden dienen de gevolgen van de ontwikkeling voor verkeer in beeld gebracht te worden. Daarbij dient rekening gehouden te worden met de uitgangspunten zoals verwoord in het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan, bijvoorbeeld op het gebied van inrichtingseisen, parkeernormen en verkeersveiligheid. 4.8 Geluid De Wet geluidhinder (Wgh) vormt het juridische kader voor het Nederlandse geluidsbeleid en bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie.
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 48 van 69
Omgevingsaspecten
Er is geen spoorlijn en ook geen geluidgezoneerd industrieterrein in Kollum, waardoor voor het bestemmingsplan alleen wegverkeer relevant is. De wet bevat normen voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting op de gevel van een woning. In beginsel bedraagt dit maximaal 48 dB (voorkeursgrenswaarde). Eventueel kan een hogere waarde (maximaal 63 dB) worden vastgesteld indien planologische, economische of stedenbouwkundige aspecten hiertoe aanleiding geven. De gemeente Kollumerland c.a. heeft een Geluidnota waarin een ambitie staat van 40 dB (dit is nu 38 dB) en in de Voorstraat voorkant gevel van 43 dB. De onderzoekszone van 200 m van de Van Limburg Stirumweg – Tochmalaan – W. Loreweg ligt over de noordelijke delen van het bestemmingsplangebied.. Wijzigingsbevoegdheid Hart van Kollum, Multifunctioneel Centrum Kollum en Bandalocatie Kollum Onderzoek naar wegverkeerslawaai is nodig indien nieuwe woningen of geluidgevoelige bestemmingen worden toegelaten binnen de onderzoekszone van een weg. De wijzigingsgebieden liggen allen in een 30 km/uur gebied. Dit houdt in dat akoestisch onderzoek in principe niet noodzakelijk is wat betreft het wegverkeer. Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is akoestisch onderzoek wel noodzakelijk bij het wijzigen van de gebieden Hart van Kollum, Multifunctioneel Centrum Kollum en/of Bandalocatie Kollum. 4.9 Luchtkwaliteit In de Wet milieubeheer (Wm) zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen met daarbij behorende regelgeving. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als: er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde; een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt; een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL); een project “niet in betekenende mate” (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging. In het kader van het opstellen van een bestemmingsplan moet blijken of het project is aan te merken als een NIBM-project en dus niet zal leiden tot een verslechterde luchtkwaliteit. Een nieuwe functie draagt in principe 'niet in betekenende mate' bij indien aannemelijk is gemaakt dat, als gevolg van uitoefening of toepassing van de functie, de toename van de concentraties in de buitenlucht van zowel zwevende deeltjes (PM10) als stikstofdioxide niet de 3% grens overschrijdt. Conclusie voor het bestemmingsplan De extra functies die in het bestemmingsplan via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk worden maakt (waaronder ontwikkeling in wijzigingsgebieden Hart van Kollum, Multifunctioneel Centrum Kollum en Bandalocatie Kollum), nadert bij lange na niet de 3% grens (1.500 woningen bij één ontsluitingsweg). In dit geval wordt voldaan aan de Wet milieubeheer waardoor geen verdere beoordeling van de luchtkwaliteit noodzakelijk is. Vanuit het aspect luchtkwaliteit is er geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. 4.10 Externe veiligheid Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk: inrichtingen waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water; vervoer van gevaarlijke stoffen via leidingen (hogedrukgasleiding NAM). Bij het aspect externe veiligheid is een tweetal begrippen van belang, te weten: plaatsgebonden risico (grenswaarde) en groepsrisico (oriënterende waarde). De grenswaarde voor het plaats-6 gebonden risico voor woningen en kwetsbare objecten is gesteld op een niveau van 1x 10 per jaar. Dat wil zeggen dat de kans op een dodelijke situatie door een ongeval met gevaarlijke stoffen op een te bouwen plek maximaal één op een miljoen per jaar mag zijn. Bovendien geldt een inspanningsverplichting voor het groepsrisico (de kans dat een grotere groep mensen bij een dergelijk ongeval is betrokken). NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 49 van 69
Omgevingsaspecten
Inrichtingen Om na te gaan welke risico's spelen in het plangebied is de Risicokaart van de provincie Fryslân geraadpleegd. In het plangebied is een LPG-tankstation gevestigd op het bedrijventerrein aan de Meester Andreaestraat 24. Andere risicovolle inrichtingen zijn niet in of direct in de nabijheid van het plangebied aanwezig. De plaatsgebonden risicocontour van 45 m van het LPGtankstation is op de verbeelding aangeduid en het vulpunt is op de huidige plek vastgelegd. Voor dit plan gelden tevens de plaatsgebonden risicocontouren van 25 m van de ondergrondse tank en 15 m van de afleverzuil (zie ook verbeelding). Binnen de plaatsgebonden risicocontour dienen geen nieuwe gevoelige bestemmingen mogelijk te worden gemaakt, dus ook geen bedrijfswoningen. De milieuvergunning voor het LPG-tankstation wordt momenteel geactualiseerd. Dit kan te zijner tijd gevolgen hebben voor de omvang van de plaatsgebonden risicocontour in het bestemmingsplan.
Figuur 4.9: LPG-tankstation Meester Andreaestraat 24 te Kollum Overige risicobronnen In het plangebied of daar direct omheen zijn geen leidingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen aanwezig. Aan de westzijde van Kollum onder de Tochmalaan is een hoofdaardgastransportleiding naar het Gasdrukmeet- en regelstation Tochmalaan gelegen (routedeel N-50533-KR-010), maar deze ligt op meer dan 250 m afstand van het plangebied en heeft geen betekenis voor het bestemmingsplan. Verantwoording groepsrisico bestemmingsplan Kollum Centrum De LPG-doorzet van het LPG-tankstation aan de Meester Andreaestraat 24 is in de omgevingsvergunning begrensd tot 1000 m³/jaar. De PR 10-6 contouren van het afleverpunt, het ondergrondse reservoir en het vulpunt bedragen, in het kader van de ruimtelijke ordening, respectievelijk 15 meter, 25 meter en 45 meter. De risicocontouren vallen voor een groot gedeelte over het plangebied (figuur 4.10). PR De PR 10-6 contouren van het afleverpunt (de pomp) het ondergrondse reservoir en het vulpunt lopen over het plangebied. De bestemming binnen deze contouren is bedrijventerrein. Binnen de PR 10-6 contouren van het afleverpunt (de pomp) het ondergrondse reservoir zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig.
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 50 van 69
Omgevingsaspecten
De PR 10-6 contour van het vulpunt valt gedeeltelijk over Spijkerman vishandel vof, gelegen aan de Willem Loreweg 6. Voornoemd visverwerkingsbedrijf is, conform Bevi, een beperkt kwetsbaar object. Voor beperkt kwetsbare objecten in bestaande situaties, dat is hier het geval, geldt dat dit toegestaan is. Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk conserverend van aard en laat de oprichting van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten binnen de PR 10-6 contouren niet toe.
Figuur 4.10: invloedsgebieden (blauwe cirkels) en PR 10-6 contouren (zwarte stippellijn) LPGtankstation GR Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen de invloedsgebieden van 150 meter gerekend vanaf het LPG-vulpunt en de ondergrondse LPG-tank. Binnen het invloedsgebied van het reservoir en het vulpunt, wat gelegen is over het plangebied, bevinden zich (beperkt) kwetsbare objecten. Het bestemmingsplan veroorzaakt geen toename van het GR. Door adviesbureau AVIV is op 2 april 2009, project 081428, een GR-berekening (QRA) uitgevoerd. De berekening is gebaseerd op de in de omgevingsvergunning vastgelegde doorzet van kleiner dan 1000 m3/jr. Uit de berekening blijkt, dat het GR de oriëntatiewaarde net overschrijdt (figuur 4.11). In de praktijk wordt het LPG-tankstation bevoorraad door een tankauto die voorzien is van een hittewerende bekleding. Hierdoor neemt het GR af tot minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde (figuur 4.12).
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 51 van 69
Omgevingsaspecten
Figuur 4.11: GR LPG-tankstation doorzet 1000 m3/jr. Met de transportsector voor LPG en het toenmalige ministerie van VROM is in 2005 een convenant “LPG-autogas” afgesloten. Belangrijke afspraken uit dit convenant betreffen het toepassen van een verbeterde vulslang en het aanbrengen van een hittewerende bekleding op de tankauto’s. Deze maatregelen zijn eind 2010 doorgevoerd.
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 52 van 69
Omgevingsaspecten
Figuur 4.12: GR LPG-tankstation doorzet 1000 m3/jr tankauto voorzien van hittewerende bekleding Verantwoording GR Toename GR t.o.v. nulsituatie (toekomstige situatie) Het aantal personen binnen de invloedsgebieden van risicobronnen neemt conform dit bestemmingsplan niet toe. Er is dientengevolge geen toename van het GR. Maatregelen exploitant ter beperking van het GR Er zijn geen maatregelen van de exploitant ter beperking van het GR van toepassing. Het betreft hier de periodieke (10 jaarlijkse) actualisatie van het (grotendeels) conserverende bestemmingsplan waar geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, anders dan de ontwikkelingen die reeds in de vigerende plannen mogelijk waren. Andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling Niet van toepassing. Het betreft hier de periodieke (10 jaarlijkse) actualisatie van het (grotendeels) conserverende bestemmingsplan waar geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, anders dan de ontwikkelingen die reeds in de vigerende plannen mogelijk waren. Mogelijkheden tot beperking GR Niet van toepassing. Het betreft hier de periodieke (10 jaarlijkse) actualisatie van het (grotendeels) conserverende bestemmingsplan waar geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, anders dan de ontwikkelingen die reeds in vigerende plannen mogelijk waren. Bestrijding en beperking van rampen De brandweer voorziet geen grote knelpunten ten aanzien van de bestrijding van rampen voor dit bestemmingsplan. Bereikbaarheid Het plangebied is op meerdere zijden ontsloten, het plangebied is hierdoor goed bereikbaar. NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 53 van 69
Omgevingsaspecten
Zelfredzaamheid Zelfredzaamheid heeft betrekking op de mogelijkheden voor personen in het invloedsgebied om zichzelf in veiligheid te brengen (of in veiligheid gebracht te worden). Dit is in dit kader specifiek van belang voor de kwetsbare objecten en verminderd zelfredzame personen binnen deze objecten. De in het plangebied aanwezige personen worden als voldoende zelfredzaam geacht. Nut en noodzaak van de ontwikkeling / Tijdsaspect Het bestemmingsplan is ouder dan 10 jaar en dient daarom geactualiseerd te worden. De situatie rondom de transportroute gevaarlijke stoffen en de aardgastransportleidingen zijn op de externe veiligheid aspecten beoordeeld. Zoals hiervoor ook aangegeven, vindt er geen overschrijding plaats van de oriëntatiewaarde voor het GR en zijn er geen knelpunten ten aanzien van de bestrijding van incidenten in dit bestemmingsplan. Advies Regionale Brandweer Brandweer Fryslân (de regionale brandweer) is verzocht advies uit te brengen omtrent de externe veiligheid in relatie tot het bestemmingsplan. Het advies is ontvangen en bij de verantwoording van het GR betrokken. Conclusie Ondanks maatregelen ter verhoging van de veiligheid kunnen risico’s nooit voor 100% worden weggenomen. Met behulp van het uitvoeren van de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico en het brandweeradvies, heeft het bevoegd gezag zich uitgesproken over de aanvaardbaarheid van het restrisico. Met het vaststellen van het plan heeft de gemeenteraad verantwoord, dat het groepsrisico en de daaruit voortvloeiende consequenties voor de zelfredzaamheid en hulpverlening, maatschappelijk aanvaardbaar zijn. Geconcludeerd wordt dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor de haalbaarheid van voorliggend plan. 4.11 Bedrijven en milieuzonering Milieuzonering is een ruimtelijk instrument ter bescherming of vergroting van de woon- en leefkwaliteit. Het instrument bestaat uit het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende (bedrijven) en milieugevoelige functies (bijvoorbeeld woningen, scholen, kinderdagverblijven of verblijfsrecreatie). In het handboek 'Bedrijven en milieuzonering' worden milieuaspecten als geluid, geur, stof en gevaar uitgedrukt in richtlijnafstanden die wenselijk worden geacht tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. De richtlijnafstand is gebaseerd op een minimale afstand tot aaneengesloten woonbebouwing in het omgevingstype, in dit geval 'gemengd gebied'. Het betreffen indicatieve afstanden die bij voorkeur worden aangehouden, er kan gemotiveerd van worden afgeweken als de situatie ter plekke dat toelaat. Tabel 4.3: richtafstanden ten opzichte van bestaande woningen Milieucategorie
1 2 3.1 3.2 4.1 4.2
Richtafstand (meters) tot woningen in rustige woonwijk / gemengd gebied rustig buitengebied
10 m 30 m 50 m 100 m 200 m 300 m
0m 10 m 30 m 50 m 100 m 200 m
Bedrijventerrein Mr. Andreaestraat Op het bedrijventerrein zijn bedrijven tot maximaal milieucategorie 3.1 toegestaan, zoals in het vigerend plan mogelijk is. Het gaat hier om een bestaand terrein dat volledig is ingevuld. De dichtstbijzijnde woningen staan aan de Mr. Andreaestraat en de Voorstraat. Het betreft hier een gemengd gebied waar behalve woningen ook verschillende bedrijfsgerelateerde functies op de erven aanwezig zijn. Met het toestaan van maximaal milieucategorie 3.1 op het bedrijventerrein
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 54 van 69
Omgevingsaspecten
is sprake van een goede ruimtelijke situatie tussen de bedrijvigheid en de omliggende woningen. Bedrijfslocatie Voorstraat 32 (Bandalocatie Kollum) Aan de Voorstraat 32 is in het bestemmingsplan uit 2000 een drukkerij mogelijk gemaakt (milieucategorie 3.1). Dit bedrijf is hier inmiddels niet meer gevestigd. Het omliggende gebied ligt in het aanloopgebied van het centrum van Kollum. Gelet op de omgeving is het niet wenselijk om hier een nieuwe drukkerij te laten vestigen. Daarom is gekozen om de bestemming aan te passen. De opgenomen bedrijfsbestemming voor het perceel Voorstraat 32 biedt ruimte aan bedrijven tot maximaal milieucategorie 2 en de aanduiding drukkerij is niet overgenomen. Lichte bedrijvigheid aan de Voorstraat 13-15-17 Voor de panden aan de Voorstraat 13-15-17 is een aanvullende bepaling opgenomen dat hier ook bedrijven tot maximaal categorie 2 zijn toegestaan. Dit is gebaseerd op bestaande rechten uit het bestemmingsplan Kollum Kom. Het gaat hier om lichte, kleinschalige vormen van bedrijvigheid (ambachtelijk). Gelet op het feit dat het bestaande rechten zijn en hier sprake is van een gebied met veel functiemenging (aanloopgebied), wordt de aanwezigheid als passend gezien. Huyze Sytzama In Huize Sytzama wordt bedrijvigheid in de milieucategorie 1 en 2 toegestaan, met als bijbehorende richtafstand 0 respectievelijk 10 meter. Met het toestaan van maximaal categorie 2 ontstaat een ruimtelijke situatie die gelet op de plek van het gebouw en de directe omgeving als passend wordt gezien. Sporthal en zwembad De sporthal aan het Maartensplein 2 en het naastgelegen zwembad aan de Willem Lodewijkstraat 47 zijn beiden functies die vanwege m.n. geluid een bepaalde hinder op de omgeving kunnen veroorzaken. Vanuit de VNG handreiking ‘Bedrijven en milieuzonering’ is op te maken dat gemiddeld genomen uitgegaan wordt van milieucategorie 3.1 voor deze functies. De sporthal is in 1975 gebouwd en al jaren een belangrijke functie voor Kollum. In 2006 zijn rond de sporthal een klein appartementencomplex en een zwembad gerealiseerd. Destijds is met de bouw van de appartementen rekening gehouden met eventuele hinder vanuit de sportvoorziening en is de nabijheid acceptabel bevonden. Bij de motivatie voor het realiseren van het zwembad is tevens afgewogen of hier sprake is van een acceptabele situatie. De locatie naast de sporthal sluit goed aan op de sportieve functie van het gebied. Belangrijk is dat het hier gaat om een klein compact zwem- en instructiebad en de hinder dan ook veel beperkter is dan gemiddeld genomen. De situatie is dan ook als passend bevonden. 4.12 M.e.r.-beoordeling In het bestemmingsplan is een drietal wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor de gebieden Hart van Kollum, Multifunctioneel Centrum Kollum en Bandalocatie Kollum. Indien wijziging van een van deze gebieden plaatsvindt kan de ontwikkeling beschouwd als een stedelijk ontwikkelingsproject zoals is opgenomen in categorie 11.2 van bijlage D van het Besluit m.e.r. Een stedelijk project valt onder een m.e.r.-beoordelingsplicht in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op: een oppervlakte van 100 hectare of meer; een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of; een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 55 van 69
Omgevingsaspecten
Aangezien deze drempelwaarden niet worden overschreden geeft het Besluit milieueffectrapportage aanleiding om een vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren. Bij de vormvrije m.e.r.beoordeling wordt nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke nadelige milieueffecten. Op grond van artikel 2 lid 5 van het Besluit milieueffectrapportage moet het voornemen worden getoetst aan de criteria van Bijlage III van de Europese m.e.r. richtlijn. De criteria van bijlage III van de richtlijn betreffen: de kenmerken van de activiteit; de plaats waar de activiteit wordt verricht; de kenmerken van de gevolgen van de activiteit. Indien een wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast dienen in onderstaande tabel de relevante kenmerken van het plan weergegeven te worden alsmede de belangrijkste effecten die het plan op de omgeving zal veroorzaken. Op basis van de ingevulde tabel en uitgevoerde (milieu)onderzoeken kan bepaald worden of nadere analyse in een MER/m.e.r.-beoordeling noodzakelijk wordt geacht. Tabel 4.4: vormvrije m.e.r.-beoordeling Projectnaam Kenmerken van de projecten Omvang van het project (relatie met drempel D lijst) Cumulatie met andere projecten Gebruik natuurlijke hulpbronnen Productie afvalstoffen Verontreiniging en hinder Risico voor ongevallen Plaats van de projecten Bestaande grondgebruik Rijkdom aan en kwaliteit en regeneratievermogen natuurlijke hulpbronnen van het gebied Opnamevermogen milieu met aandacht voor wetlands, kustgebieden, berg- en bosgebieden, reservaten en natuurparken, H/V richtlijngebieden, gebieden waar milieunormen worden overschreden, gebieden met hoge bevolkingdichtheid, landschappelijk historisch cultureel of archeologische gebieden van belang. Kenmerken van het potentiële effect Bereik van het effect (geografisch en grootte getroffen bevolking) Grensoverschrijdend karakter Orde van grootte en complexiteit effect Waarschijnlijkheid effect Duur, frequentie en omkeerbaarheid effect
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 56 van 69
5
Juridische planopzet
5.1 Algemeen In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de juridisch-technische opbouw van de regels en de verbeelding van het bestemmingsplan. Het hoofdstuk is te beschouwen als een leeswijzer voor de regels en de verbeelding. In dit hoofdstuk wordt de hoofdlijn van het bestemmingsplan weergegeven, daarnaast wordt ingaan op de verschillende bestemmingen en overige regelingen, zoals die zijn neergelegd in de regels. Onderdelen van het bestemmingsplan Het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en planregels. De regels en de verbeelding vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingplan. De opbouw van de regels en de te gebruiken hoofdgroepbestemmingen op de verbeelding zijn vastgelegd in de RO Standaarden 2012. De regels kennen de volgende hoofdstukindeling: Verbeelding: De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Regels: De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in meerdere hoofdstukken. Per hoofdstuk zullen de bepalingen worden beschreven. Toelichting: De toelichting heeft géén bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels. 5.2 Plansystematiek In voorgaande hoofdstukken is een analyse van het plangebied en de diverse beleidskaders beschreven. Ook zijn de omgevingsaspecten aan bod gekomen. Dit alles tezamen geeft uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan. Sommige in algemene zin, andere meer locatie- of functiespecifiek. Bij het toekennen van de bestemmingen zijn de volgende zaken van invloed geweest: - rechten en plichten uit de vigerende bestemmingsplannen en verleende vergunningen; - actuele wet- en regelgeving - actueel beleid van Rijk, provincie en gemeente; - huidige situatie; - recente vergelijkbare bestemmingsplannen in de gemeente; - de hoofdgroepen uit de RO Standaarden 2012. Begrip “bestaand” In de regels wordt veelvuldig verwezen naar de bestaande situatie. Het betreft de vergunde (legale) situatie op het moment van inwerkingtreding van dit plan. Dit betekent dat het begrip “bestaand” niet tot doel heeft illegaal gebruik en/of bouwen te legaliseren. De bestaande situatie kan door de gemeente worden bepaald uit de gedane inventarisatie en uit gevel- en luchtfoto's vanwaar op schaal de bouwwerken kunnen worden herleid. Daarnaast hanteert de gemeente het bouwvergunningenarchief (omgevingsvergunningenarchief voor het bouwen), waarin alle bouwvergunningen/omgevingsvergunningen zijn opgeslagen. NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 57 van 69
Juridische planopzet
Vanuit die gegevens kunnen de afmetingen van bouwwerken worden bepaald. Ook de WOZ-aanslag legt jaarlijks de perceelgegevens vast. Tot slot is er nog het archief van de milieugegevens. Deze hele optelsom aan gegevens biedt een volledige en rechtszekere garantie om op een juiste wijze invulling te geven aan het begrip “bestaand”. Het begrip “bestaand” regelt die situatie die afwijkt van de algemene planuitgangspunten. Het begrip waarborgt dat een bouwwerk met eenzelfde maatvoering op dezelfde plek vervangen mag worden. Voorkomen wordt dat afwijkende maar legale (vergunde) bouwwerken onder de werking van het overgangsrecht komen. Additionele voorzieningen In het plan zijn de al dan niet in directe relatie met een bestemming staande voorzieningen, zoals ondergrondse leidingen, verhardingen, bermen, geluidswerende voorzieningen, centrale installaties ten behoeve van de energievoorziening, voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing in de vorm van watergangen, duikers, waterkeringen en dergelijke bij de bestemming inbegrepen zonder dat dit uitdrukkelijk is vermeld. In het plan zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Kenmerk van een wijzigingsbevoegdheid is dat hieraan door het dagelijks bestuur medewerking kan worden verleend. Er is daarmee geen sprake van een verplichting tot realisatie. Wijzigingsbevoegdheid In de wijzigingsbevoegdheden die in het plan zijn opgenomen, zijn voorwaarden opgenomen. Aan deze voorwaarden moet zijn voldaan voordat de wijzigingsbevoegdheid kan worden toegepast. Ook moet bij het wijzigingsplan voldaan zijn aan de wettelijke verplichtingen. Dit houdt in dat onder meer aandacht moet worden besteed aan diverse milieuaspecten, zoals aspecten met betrekking tot archeologie, ecologie, geluidhinder, externe veiligheid, bodemonderzoek en hinder van bedrijvigheid. Indien uit de verrichte (bureau)onderzoeken is gebleken dat er geen belemmeringen in het wijzigingsgebied aanwezig zijn, wordt het wijzigingsplan uitvoerbaar geacht. Voor een deel kan worden geput uit de informatie van het moederplan, al kan het voorkomen dat wet- en regelgeving op het moment van het opstellen van het wijzigingsplan is veranderd. Om deze reden blijven de onderzoekverplichtingen gelden. In sommige gevallen zal een (aanvullend) onderzoek moeten worden uitgevoerd, voordat de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan kan worden vastgesteld. Ook moet de economische uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan zijn aangetoond in het kader van het verplichte kostenverhaal op grond van afdeling 6.4 Wro Grondexploitatie. Bovendien doorloopt een wijzigingsplan een wettelijke procedure die de mogelijkheid biedt bedenkingen aan het bevoegd gezag kenbaar te maken. 5.3 De bestemmingen Hier is per artikel een toelichting geboden bij de gekozen bestemmingen en de meer algemene regels die opgenomen zijn in dit bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor: Bedrijf Bedrijventerrein Centrum Gemengd Groen Maatschappelijk Sport Tuin – 1 Tuin – 2 Verkeer Water Wonen – 1 Wonen – 2 Wonen – 3 Waarde – Archeologie 1 Waarde – Beschermd dorpsgezicht NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 58 van 69
Juridische planopzet
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Per hoofdstuk zullen de diverse regels artikelsgewijs worden besproken. Hoofdstuk 1 Inleidende regels Dit zijn de inleidende bepalingen van de regels.
Artikel 1: Begrippen Geeft de betekenis van een aantal in de regels voorkomende begrippen. Hierdoor wordt de interpretatie van de begrippen vastgelegd, waardoor de duidelijkheid wordt vergroot. Artikel 2: Wijze van meten Geeft aan hoe bepaalde maten dienen te worden berekend. Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Deze artikelen bevatten de regels die direct verband houden met de op de verbeelding aangegeven bestemmingen. Per bestemming en per artikel geldt in de meeste gevallen het volgende stramien: a. een beschrijving van de bestemming; b. de bouwregels: regels omtrent hoogte, bebouwingsdichtheid enz. De bouwregels geven aan welke bouwwerken mogen worden opgericht. c. (eventueel) een afwijkingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders met betrekking tot bouwregels; d. (eventueel) een omschrijving van de specifieke gebruiksregels; e. (eventueel) een afwijkingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders met betrekking tot gebruiksregels; De aanduidingen zijn op de verbeelding met een lettercode aangegeven, die in de regels terug zijn te vinden.
Artikel 3: Bedrijf
De bestemming ‘Bedrijf’ is opgenomen voor het voormalig drukkerijbedrijf aan de Voorstraat 32. Met een bouwvlak zijn de contouren van de huidige bebouwing vastgelegd. De bedrijfsbestemming maakt bedrijven van maximaal milieucategorie 2 mogelijk. kan worden gewijzigd naar een gemengde bestemming of een woonbestemming.
Artikel 4: Bedrijventerrein Deze bestemming heeft betrekking op het bedrijventerrein aan de Mr. Andreaestraat. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. Op het bedrijventerrein is de plek van de gebouwen niet verder vastgelegd. Bedrijven van maximaal milieucategorie 3.1 zijn hier toegestaan. Binnen de bestemming is de inrichting als parkeerplaats, weg of groenvoorziening tevens mogelijk. De bestaande bedrijfswoningen zijn toegestaan. Na een afwijkingsbesluit is eventueel een nieuwe bedrijfswoning per bedrijf toegestaan, mits daar een bedrijfseconomische noodzaak voor bestaat. De bestemming staat bestaande detailhandel toe voor vestigingen die groter zijn dan 500 m 2 vvo, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel grootschalig'. Detailhandel in volumineuze goederen is niet toegestaan, uitgezonderd de autodealer aan de Mr. Andreaestraat 24 en de Welkoop aan de Mr Andreaestraat 14A. Ook is ambulante handel en zijn evenementen toegestaan. Middels binnenplanse afwijking is een horecamogelijkheid toegestaan. Het vulpunt voor het aanwezige LPG-tankstation is op de kaart vastgelegd. De plaatsgebonden risicocontouren rond het vulpunt, de ondergrondse tank en de afleverzuil zijn als veiligheidszone – lpg weergegeven op de kaart. Hierbinnen zijn geen nieuwe kwetsbare bestemmingen toegestaan, zoals een bedrijfswoning.
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 59 van 69
Juridische planopzet
Artikel 5: Centrum Het kernwinkelgebied van Kollum zoals in de Detailhandelsstructuurvisie is aangeduid, is als uitgangspunt gehanteerd voor de toewijzing van de bestemming Centrum. De bestemming Cen Centrum komt nagenoeg alleen voor langs de Voorstraat en staat een functiemenging toe van wonen op de verdieping, detailhandel, dienstverlening en beroep en bedrijf aan huis. Ook zijn de aanwezige horecavestigingen en een discotheek op de huidige plek toegestaan. Nieuwe horecavestigingen zijn onder afweging door B&W middels een afwijking toe te staan. Om het functioneren van de Voorstraat als winkelstraat te benadrukken, is het wonen op de begane grond niet met recht toegestaan, op de bestaande situaties na. Om langdurige leegstand van een winkelpand te voorkomen kan van deze bepaling door B&W worden afgeweken om alsnog wonen op de begane grond toe te staan.
Artikel 6: Gemengd De aanloopgebieden naar het centrum toe zijn zoveel als mogelijk in één bestemming Gemengd opgenomen. De contouren uit de Detailhandelsvisie en de perceelsgrenzen zijn leidend geweest om na te gaan of het perceel bij het centrum hoort, bij het aanloopgebied of er buiten ligt. Met de bestemming Gemengd is gestreefd naar een menging aan functies van wonen, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, kantoren. Wonen is hierin wel de hoofdfunctie. De belangrijkste verschillen met Centrum zit in het toestaan van detailhandel en wonen. Waar in Centrum detailhandel overal is toegestaan, is in Gemengd alleen detailhandel op de locaties toegestaan waar dit nu ook al mogelijk is. Middels een aanduiding ‘detailhandel’ is dit op de verbeelding weergegeven. De woonfunctie is binnen de gemengde bestemming zowel op de verdieping als op de begane grond toegestaan. Voor de panden aan de Voorstraat 13-15-17 is een aanvullende bepaling opgenomen dat hier ook bedrijven tot maximaal categorie 2 zijn toegestaan. Dit is gebaseerd op bestaande rechten uit het bestemmingsplan Kollum Kom. De in het aanloopgebied aanwezige horeca (o.a. aan de Kerkstraat 1-3) is net als in Centrum op de bestaande locatie aangeduid. De uitbreiding van detailhandel en horeca is niet toegestaan om zo te voorkomen dat de vestiging van winkels in de gemengde gebieden leegstand in de Voorstraat veroorzaakt.
Artikel 7: Groen De bestemming ‘Groen’ beperkt zich tot de belangrijke groenstructuren in het plangebied. Het gaat dan om de groene oevers lang de Rijd, het grasveld aan de Willem Lodewijkstraat en de groenstrook aan de oostzijde van het bedrijventerrein Mr. Andreaestraat. Ook de groene omzoming rond Huize Sytzama is als zodanig bestemd. Binnen de groenbestemming zijn ook speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen en water mogelijk. Groenstroken langs wegen of op een parkeerterrein zijn ondergebracht in de verkeersbestemming. Verkoop snippergroen De gemeente Kollumerland c.a. biedt de mogelijkheid groenstroken en restgronden van de gemeente te kopen of te huren. In het plan is hier rekening mee gehouden door een wijzigingsbevoegdheid op te nemen om de bestemmingen Groen en Verkeer te kunnen wijzigen in ‘Tuin' en ‘Wonen’.
Artikel 8: Maatschappelijk Het woonzorgcomplex Meckama State heeft in het huidige bestemmingsplan de bestemming WO Wooncentrum. In het Meckamastate worden verschillende maatschappelijke diensten aangeboden voor bewoners van de appartementen en de omgeving. Het huidige gebruik en de tegenwoordige terminologie is de reden om hier een maatschappelijke bestemming op te leggen.
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 60 van 69
Juridische planopzet
Behalve het MeckamaState zijn ook de basisscholen (Koningin Julianaschool en de Professor Casimirschool) onder de bestemming Maatschappelijk geschaard. Verder zijn in het plangebied twee kerken als Maatschappelijk bestemd. De begraafplaats is specifiek aangeduid.
Artikel 9: Sport De bestemming Sport is opgenomen voor de sporthal en het zwembad. Hierbinnen is aan de bestemming ondergeschikte horeca toegestaan. Artikel 10: Tuin Vanwege de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo, 2008) is het bouwen van bouwwerken rond de woning gekoppeld aan de begrippen achtererf en voorerf. Het voorerf en zijerf komt overeen met wat als tuin is bestemd. Vanwege de aard van de bestemming zijn de bouwmogelijkheden beperkt.
Artikel 11: Verkeer De wegstructuur binnen het plangebied is aangegeven met de bestemming ‘Verkeer’.Ook parkeerterreinen zijn binnen de verkeersbestemming gelegen. Aangezien de wegen in het plangebied een 30 km/ uur regime bezitten, is verder geen onderscheid gemaakt in een verkeersfunctie en een verblijfsfunctie. Markten en evenementen zijn tevens in de bestemming verkeer toegestaan. Ook hier geldt de wijzigingsbevoegdheid in verband met de verkoop van snippergroen.
Artikel 12: Water De Rijd / Trekvaart is vastgelegd in de bestemming ‘Water’. Het overige water is voorzien in de regelingen van de overige bestemmingen. Artikelen 13, 14 en 15: Wonen – 1, Wonen – 2 en Wonen – 3
Bij de woonbestemming is onderscheid gemaakt in de grondgebonden woningen (Wonen – 1 en Wonen – 2) en de gestapelde woningen (Wonen – 3). De nummering is afgestemd op de gebruikte woonbestemmingen in de gemeente. De woning dient in een bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat de voorgevel in de voorste bouwgrens dient te worden gebouwd. Hiermee wordt de positie van de gevels vastgelegd. Voor ondergeschikte bebouwing op het erf zijn regels gesteld aan de omvang, hoogte en positie. Behalve de woonfunctie is een beroep- of bedrijf aan huis toegestaan tot een maximum van 50% ofwel 45 m2. Zo blijft het ondergeschikt aan de woonfunctie. Bij de regels is een ‘Lijst van toegestane beroepen en bedrijven aan huis’ opgenomen. In deze lijst zijn categorieën genoemd, zoals ‘medische beroepen’, ‘kledingmakerij’ en ‘dienstverlening’. Bij toetsing dient te worden beoordeeld of een beroep of bedrijf aan huis valt onder één (of meerdere) van de genoemde categorieën. Ter verduidelijking zijn bij elke categorie enkele voorbeelden genoemd. Dit is een niet-limitatieve opsomming, waarbij ook andere beroepen of bedrijven denkbaar zijn, mits deze vallen onder de benoemde categorieën. In de regeling is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor het kunnen toestaan van een beroep of bedrijf aan huis welke niet valt onder de genoemde categorieën, maar gelet op de aard en omvang als passend in de woonomgeving is bevonden. Voor Wonen – 3 is aanvullend toegestaan het gebruik als ontmoetingsruimte en praktijkruimte. Binnen het bouwvlak is het bestaande aantal woningen toegestaan.
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 61 van 69
Juridische planopzet
Artikel 16: Waarde – Archeologie 1 Ten behoeve van de bescherming van potentieel aanwezige archeologische waarden is de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 1’ in het bestemmingsplan opgenomen. ‘Waarde – Archeologie 1’ is een regeling ter bescherming van het historisch centrum van Kollum, het archeologisch monument AMK terrein. Hier geldt dat bodemingrepen kleiner dan 100 m 2 en niet dieper dan 30 cm vrijgesteld zijn van het archeologisch beschermingsregime. Voor de norm van 100 m2 is gekozen om meerdere redenen. Om te beginnen geeft de wet archeologische monumentenzorg (art 41a) een ondergrens van 100m² aan. Ten tweede is bij de gemeente gebleken dat een minimumoppervlakte van 50 m2 te snel wordt bereikt in de kernen, wat veel beperkingen oplegt. In de nieuwe bestemmingsplannen , zoals Burum en Munnekezijl is zodoende de oppervlakte van 100m² gehanteerd. Daar komt bij dat de gemeente door RAAP een gemeentebreed onderzoek heeft laten uitvoeren naar de archeologische verwachting. Dit onderzoek geeft voldoende aanleiding om een ondergrens van 100 m2 te hanteren. De gemeente wil geen onnodige beperking voor de inwoners en ziet geen aanleiding strikter te gaan dan het wettelijke minimum. Bovendien geldt naast het oppervlak ook de dieptebeperking van 30 cm.
Artikel 17: Waarde – Beschermd dorpsgezicht De dubbelbestemming Waarde – Beschermd dorpsgezicht is in het bestemmingsplan opgenomen om regelingen op te nemen gericht op het beschermd dorpgezicht. Het centrum van Kollum is in 1980 aangewezen als beschermd dorpsgezicht (in de zin van artikel 20 Monumentenwet). De bescherming was tot op heden geregeld in het bestemmingsplan Kollum Kom uit 1982 door een samenhangend geheel van specifieke bestemmingen, bouwaanduidingen op de plankaart, wegprofielen, een parcelleringskaart (vastleggen parcellering) en een gevelwandenkaart (vastleggen gevelindeling, materiaal, kapvorm en richting). Het beschermd dorpsgezicht omvat het gebied rondom de Voorstraat en de Wester- en Oosterdiepswal. Bij het afbakenen van het beschermde gebied is uitgegaan van de middeleeuwse structuur -Voorstraat en de Diepswallen-, monumentale historische gebouwen -Maartenskerk, Gemeentehuis, Armhuis- en de bij de bebouwing van Voorstraat en Ooster- en Westerdiepswal behorende achterterreinen. Voorop dient te worden gesteld dat een bescherming ex artikel 20 van de Monumentenwet geen bevriezing van de gegeven situatie inhoudt, maar dat het gaat om het scheppen van een kader, waarbinnen een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is met behoud van de karakteristieke waarde van Kollum. Voor de bepaling daarvan levert de toelichting op de aanwijzing uit 1980 het basismateriaal. In het vigerende bestemmingsplan is voor alle panden individueel de goothoogte, dakvorm, dakhelling, gevelindeling, materiaaltoepassing en kleurgebruik vastgelegd. Ook is verplicht om te bouwen conform de kadastrale parcellering, zodat de bebouwing qua uiterlijke vormgeving en ruimtelijke indeling, perceelsgewijze een zelfstandige eenheid vormt. Voor het nieuwe bestemmingsplan is een iets andere aanpak gekozen. Het stratenpatroon binnen het beschermd dorpsgezicht is door de verkeersbestemming vastgelegd. Ook de openbare stegen in het gebied hebben de verkeersbestemming gekregen. Zo blijven deze stegen ook gevrijwaard van bebouwing. En doordat de voorgevel in de voorste bouwgrens dient te worden gebouwd, kan het straatbeeld ook niet veranderen door teruglegging van de voorgevel. Hiermee is het ruimtelijk samenhangende en historisch waardevolle stratenpatroon vastgelegd. Aanvullend zijn de bestaande goot- en bouwhoogtes vastgelegd in het bestemmingsplan. Het strikt vastleggen van de gevelindeling, materiaaltoepassing en kleurgebruik zal niet in het bestemmingsplan worden geregeld. De gemeente is hiervoor bezig met een actualisatie van de Welstandsnota en voert een uitgebreide inventarisatie van karakteristieke en beeldbepalende panden uit. In plaats van een algehele regeling is een regeling gericht op het individuele pand/hoofdgebouw ontstaan.
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 62 van 69
Juridische planopzet
Ter indicatie is het symbool ‘monument’ voor alle rijksmonumenten op de verbeelding opgenomen. Er is geen koppeling met een regeling in het bestemmingsplan gemaakt, omdat los hiervan het wettelijk kader voor de bescherming van rijksmonumenten, de Monumentenwet is. Hoofdstuk 3 Algemene regels Deze artikelen bevatten algemene regels die op de bestemmingen van toepassing zijn. Zaken die niet per bestemming kunnen worden geregeld zijn in dit hoofdstuk opgenomen.
Artikel 18: Anti-dubbeltelregel Dit artikel bevat de anti-dubbeltelbepaling. Artikel 19: Algemene bouwregels
Hierin is een algemene regeling opgenomen voor afwijkende (bestaande) maten en afstanden.
Artikel 20: Algemene gebruiksregels
Hierin is in algemene zin aangegeven welk gebruik als strijdig gebruik wordt gezien. Dit betreft het gebruik als kampeerplaats en het gebruik als seksinrichting.
Artikel 21: Algemene aanduidingsregels
Veiligheidszone – lpg In dit artikel is de regeling opgenomen voor de aanduiding 'veiligheidszone – lpg'. Binnen de gebiedsaanduiding mogen geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten (zoals woningen) worden gebouwd. Dit ten behoeve van het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege de lpg-vulpuntinstallatie. De huidige plaatsgebonden risicocontouren van de afleverzuil, het vulpunt en de opslagtank zijn benut voor het opnemen van de aanduidingen op de verbeelding, Om in de toekomst te kunnen anticiperen op een kleinere plaatsgebonden risicocontour is in de regels een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om (beperkt) kwetsbare objecten alsnog toe te staan binnen het aanduidingsgebied. Dit kan en mag alleen wanneer de aanwezige risicocontour kleiner is geworden en daarmee voldaan kan worden aan de toepasselijke grenswaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten. Wanneer het bedrijf besluit de verkoop van LPG te beëindigen, kunnen de aanduidingen worden verwijderd. Vrijwaringszone – radar grondstation Burum De vrijwaringszone geldt voor het hele plangebied en is opgenomen om verstoring van het radarzicht van het grondstation Burum door hoge gebouwen te voorkomen. Nieuwe bouwwerken hoger dan 7 m dienen te worden onderzocht op de verstoring van de ontvangst van het grondstation.
Artikel 22: Algemene afwijkingsregels In dit artikel is een aantal afwijkingsmogelijkheden opgenomen voor kleine afwijkingen van vastgelegde maatvoeringen. Artikel 23: Algemene wijzigingsregels
In de Algemene wijzigingsregels wordt de mogelijkheid geboden het plan op ondergeschikte delen te wijzigen als daar in de uitvoeringsfase behoefte aan blijkt te bestaan. Tevens zijn de wijzigingsbevoegdheden voor een tweetal zogenaamde wijzigingsgebieden opgenomen. Deze gebieden zijn op de verbeelding aangegeven.
Artikel 24: Algemene procedureregels
De te volgen procedure bij het gebruik maken van nadere eisen, afwijkingsregels en wijzigingsbevoegdheden is hier benoemd.
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 63 van 69
Juridische planopzet
Artikel 25: Overige regels In dit artikel zijn enkele regels opgenomen die de afstemming regelen van dit bestemmingsplan ten opzichte van de APV, waterschapsbelangen en de Ontgrondingenverordening van de provincie Friesland. Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Dit hoofdstuk bevat de laatste bepalingen van de bestemmingsregels. Het betreft de volgende artikelen: Artikel 26: Overgangsrecht Artikel 27: Slotregel
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 64 van 69
6
Economische uitvoerbaarheid
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient er in het kader van het bestemmingsplan een onderzoek te worden gedaan naar de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan Het bestemmingsplan Kollum Centrum heeft hoofdzakelijk een conserverend karakter. De rechten en plichten uit de huidige bestemmingen zijn geactualiseerd en in overeenstemming gebracht met de huidige wet- en regelgeving. De economische uitvoerbaarheid is gewaarborgd.
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 65 van 69
7
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
7.1 Overleg Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) plegen burgemeester en wethouders overleg met besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Het voorontwerp van het bestemmingsplan Kollum Centrum is in dit kader aan de diverse overleginstanties verzonden. De ingekomen reacties zijn beschreven in de Nota van inspraak en overleg (zie bijlagen). De reacties van de Brandweer en de Provincie Friesland hebben geleid tot aanvulling of wijziging van het bestemmingsplan. Brandweer Fryslân De Brandweer Fryslân geeft in haar advies aan hoe de veiligheidssituatie geoptimaliseerd kan worden. In de eerste plaats dient er een verantwoording van het groepsrisico opgesteld te worden, waarin de in dit advies genoemde aspecten dienen te worden meegenomen. Reactie: op dit moment wordt een verantwoording van het groepsrisico opgesteld door Bureau Externe Veiligheid. Op de verbeelding is de aanduiding “veiligheidszone – lpg” opgenomen, waarbinnen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zijn uitgesloten, maar middels binnenplanse afwijking kan hiervan worden afgeweken. Dit is echter niet conform Besluit externe veiligheid inrichtingen, er wordt verzocht de planregels aan te passen ten aanzien van de toelaatbaarheid van (beperkt) kwetsbare objecten binnen de veiligheidszone – LPG. Reactie: De binnenplanse afwijking is opgenomen om af te wijken van de opgenomen aanduiding in het bestemmingsplan. De formulering van de afwijking is zodanig dat de afwijking alleen mag plaatsvinden mits wordt voldaan aan de veiligheidsnormen uit het Bevi en is dan ook niet in strijd met dit besluit. Deze reactie leidt niet tot wijziging van het bestemmingsplan. Ten aanzien van de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid van personen binnen dit plangebied wordt geconcludeerd dat deze aspecten niet leiden tot knelpunten of aandachtspunten. Geadviseerd wordt om te borgen dat er geen nieuwe objecten voor verminderd zelfredzame personen worden toegestaan binnen het invloedsgebied van de risicobron. En te voorkomen dat er een (grote) toename van personen wordt mogelijk gemaakt binnen het invloedsgebied van het LPG tankstation. Reactie: Deze reactie wordt overeenkomstig het advies verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. 7.2 Inspraak Het bestemmingsplan heeft voor zes weken ter inzage gelegen voor inspraak. De ingekomen inspraakreacties zijn opgenomen in de Nota inspraak en overleg (zie bijlagen). De reacties hebben niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. 7.3 Ambtshalve wijzigingen De volgende ambtshalve wijzigingen zijn doorgevoerd: 1. Aanpassingen zoals aangegeven in het collegebesluit van 29 april 2013; 2. Wijzigingen plangrens en bouwvlak op Gerrit Bleekerstraat 1 en 3 overeenkomstig collegebesluit van 2 juli 2013; NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 66 van 69
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
3. Opnemen B&B in Westerdiepswal 5 (24 juni 2013 vergunning verleend) en gastenverblijf in Voorstraat 112 (bestaande situatie); 4. Aanpassen grenzen bestemming Water en Groen rondom het eiland in kader van Uitvoeringsdocument Kollum Watersport – Ligplaatsen fase 1, versie 28 mei 2013; 5. Aanpassen lijst beroepen en bedrijven aan huis, zodat de planregels en de lijst goed op elkaar aansluiten; 6. Gebiedsaanduiding ‘vrijwaringszone - radar grondstation Burum’ opgenomen; 7. Ondergeschikte en tekstuele wijzigingen. 7.4 Zienswijzen Het ontwerp bestemmingsplan wordt voor zes weken ter inzage gelegd, waarbij door een ieder zienswijzen bij de gemeenteraad kunnen worden ingediend. De zienswijzen worden vervolgens bij de besluitvorming in het kader van de vaststelling door de gemeenteraad betrokken. Na een beroepstermijn van zes weken treedt het bestemmingsplan in werking, tenzij conform artikel 8.4 Wet ruimtelijke ordening een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State.
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02 Pagina 67 van 69
Bijlage 1
Beeldkwaliteitsplan Hart van Kollum
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02
Beeldkwaliteitsplan
Hart van Kollum
Verantwoording
Ttitel
Hart van Kollum
Subtitel
Beeldkwaliteitsplan
Projectnummer
322815
Datum
30 november 2012
Auteur(s)
E. Jonkers
E- mailadres
[email protected],
[email protected]
Gecontroleerd
A. Luinenburg
Goedgekeurd
H. Popken
Contact
Grontmij Nederland B.V.
Stationsplein 12
9401 LB Assen
Postbus 29
9400 AA Assen
T +31 592 33 88 99
www.grontmij.nl
-2-
Inhoud
1.
Inleiding
5
1.1
Inleiding
5
1.2
Aanleiding
5
1.3
Doel
5
2.
Huidige situatie en beleid
7
2.1
Historie
7
2.2
Context
7
2.3
Huidige situatie
9
2.4
Huidig beleid
9
3.
Beeldkwaliteit bebouwing
13
3.1
Algemene uitgangspunten
13
3.2
Voorstraat
13
3.3
Eskesstraat
15
3.4
Putstraat
15
4.
Beeldkwaliteit openbare ruimte
17
4.1
Algemene uitgangspunten
17
4.2
Overgang openbaar-privé
19
-3-
-4-
1.
Inleiding
1.1
Inleiding
Gemeente Kollumerland c.a. is voornemens om de locatie voormalig ge-
Op basis van bestaande onderzoeken, stedebouwkundige schetsen en plan-
meentehuis in Kollum te ontwikkelen. Het betreft de locatie van het voormalig
nen, alsmede bestaand beleid, is voorliggend document opgesteld. Hierin
gemeentehuis op de hoek van de Voorstraat en de Eskesstraat. Dit is een
wordt aan de hand van beeldmateriaal en korte toelichtende teksten een
uitgelezen plek waar nieuwe ontwikkelingen een impuls kunnen geven aan het
impressie gegeven van de gewenste sfeer en uitstraling van het gebied.
centrum van Kollum, zowel vanwege de locatie als vanwege de geschiedenis van de plek.
Wettelijke status Volgens de Woningwet dient welstandstoezicht gebaseerd te zijn op door de
1.2
Aanleiding
gemeenteraad vastgesteld beleid. Zonder vastgesteld welstandbeleid mag
Voor deze locatie zijn onder de werktitel ‘Hart van Kollum’ reeds een Plan van
er geen welstandstoets plaatsvinden. Voorliggend beeldkwaliteitsplan dient
Aanpak met stedebouwkundige scenario’s (Grontmij, mei 2011) en een haal-
als bindend gemeentelijk beleid voor de toekomstige welstandsbeoordeling
baarheidsonderzoek voor het ontwikkelen van woonlocaties voor Talant (Inbo,
van bouw- en verbouwplannen binnen het plangebied Hart van Kollum zoals
april 2012) opgesteld.
hiernaast weergegeven.
De beoogde ontwikkeling betreft nieuwbouw in de vorm van een woongebouw
Dit beeldkwaliteitsplan vormt een uitwerking van de gezamenlijke welstandsno-
en ontmoetingsruimte, bestemd voor de huisvesting van cliënten van Talant,
ta van de gemeenten Achtkarspelen, Dantumadeel, Dongeradeel en Kollumer-
onderdeel van zorggroep Alliade. De cliënten wonen nu op diverse adressen
land c.a. (herziening 2008).
in Kollum. Die woningen voldoen niet meer aan de huidige gebruikerswensen.
In voorliggend document worden de in de welstandsnota vastgestelde criteria
In het voormalig gemeentehuis ontstaat ruimte voor diverse functies en de bui-
uitgewerkt tot een integrale visie op de beeldkwaliteit van het plangebied Hart
tenruimte zal worden heringericht. De beoogde bebouwing past niet binnen het
van Kollum.
vigerend bestemmingsplan. Om deze reden herziet de gemeente het bestemmingsplan en stelt voor de locatie een beeldkwaliteitsplan op.
1.3
Doel
Leeswijzer Eerst wordt kort ingegaan op de historie en huidige situatie van het plangebied, waarbij ook het huidige beleid wordt beschreven. Vervolgens wordt ingegaan
Het doel van voorliggend beeldkwaliteitsplan is om uitgangspunten, richtlijnen
op de gewenste beeldkwaliteit van de toekomstige bebouwing en de gewenste
en handreikingen te geven voor de gewenste beeldkwaliteit binnen het plange-
beeldkwaliteit voor het openbare gebied en de overgang tussen openbaar en
bied Hart van Kollum. Uitgangspunt hierbij is de gemeentelijke ambitie om voor
privé.
dit plangebied te komen tot een hoogwaardig woon- en leefklimaat.
-5-
1850
-6-
1926
1968
2010
2.
Huidige situatie en beleid
2.1
Historie
2.2
Context
Kollum is rond 750 na Christus ontstaan vanuit de nederzetting Colheim. Sinds
Het plangebied Hart van Kollum heeft een direct relatie en samenhang met de
die tijd kan Kollum worden beschouwd als de hoofdplaats van Kollumerland.
Voorstraat, als winkelstraat en als centrale ruimtelijke en functionele drager van
Het dorp is als wegdorp ontstaan op de rand van een zandplateau en fun-
het dorp. De omgeving van het voormalig gemeentehuis vormt, samen met de
geerde in die tijd als havenplaats, vanwege de rechtstreekse verbinding via
Maartenskerk, een karakteristieke beeldbepalende entree voor het centrum
vaarwater met de kust.
van Kollum vanuit westelijke richting. Niet alleen de architectuur van de gebouwen, maar ook de rijke sociale historie van de plek dragen hier aan bij.
e
In de 16 eeuw is Kollum snel uitgegroeid van nederzetting tot volwaardig dorp, niet alleen vanwege de snelle groei van het inwonersaantal, maar ook van-
Naast de ruimtelijke relatie met
wege de komst van diverse instellingen, die hebben bijgedragen aan de rijke
de Voorstraat, kan het plangebied
geschiedenis en het karakter van het dorp.
worden beschouwd als ‘scharnier-
Dit karakter, wat als kleinstedelijk betiteld kan worden, is nog steeds sterk aan-
punt’ tussen diverse ontwikkelin-
wezig in de Voorstraat, het centrum van het dorp. De Voorstraat is een winkel-
gen binnen Kollum, zoals hier-
straat met authentieke historische allure en is dan ook sinds 1979 aangewezen
naast schetsmatig weergegeven.
als beschermd dorpsgezicht. Uitgangspunt vanuit het Plan Het begin van de Voorstraat wordt gemarkeerd door de beeldbepalende Maar-
van Aanpak voor de ontwikkeling
tenskerk, die aan de overkant geflankeerd wordt door het voormalig gemeen-
omgeving voormalig gemeente-
tehuis. Dit gemeentehuis, ooit gebouwd als woning voor Willem van Sytzama
huis is, dat het plangebied zich
op de plaats van de voormalige Latijnse school, is aangewezen als rijksmonu-
ontwikkelt tot ‘Hart van Kollum’.
ment.
Een stedebouwkundig, ruimtelijke functioneel hoogwaardige westelijke entree van de Voorstraat, van het centrum van Kollum.
-7-
Schil 1
Schil 2
Schil 3
Uitsnede welstandsbeleidskaart Kollum: 1= beschermd dorpsgezicht, 2= dorpskern
-8-
2.3
Huidige situatie
In het Plan van Aanpak ‘Hart van Kollum’ is het toenmalige plangebied onder-
nu wil of niet. Een aantrekkelijke, goed verzorgde omgeving verhoogt boven-
verdeeld in 3 ‘schillen’, zoals hiernaast weergegeven. Binnen dat plangebied
dien de waarde van het onroerend goed en versterkt het vestigingsklimaat. Het
vormt schil 1 de kern. Voorliggend beeldkwaliteitsplan heeft betrekking op het
doel van het welstandstoezicht is om, in alle openheid, een positieve bijdrage
plangebied Hart van Kollum, gevormd door schil 1.
te leveren aan de belevingswaarde van de vier gemeenten.
Binnen het plangebied vormt het voormalig gemeentehuis de ruimtelijke
Het welstandsbeleid geeft een gemeente de mogelijkheid om de cultuurhistori-
drager aan de Voorstraat. Achter het voormalig gemeentehuis zijn momenteel
sche, stedenbouwkundige en architectonische waarden die in een bepaald ge-
nog een bodewoning en een tweede deel van het voormalig gemeentehuis,
bied aanwezig zijn te benoemen en een rol te laten spelen bij de ontwikkeling
gebouwd in de jaren tachtig, aanwezig. Uitgangspunt is dat deze gebouwen
en de beoordeling van bouwplannen. Door deze gebiedsgerichte aanpak willen
gesloopt worden. Met de sloop van deze gebouwen komt tussen het voormalig
de gemeenten de belangrijke karakteristieken van de bebouwing beschermen
gemeentehuis aan de Voorstraat en de woningen aan de Putstraat (westzijde)
en zorgen dat nieuwe ontwikkelingen daarop voortbouwen.
en de Eskesstraat (oostzijde) ruimte vrij voor toekomstige ontwikkelingen. Voor ontwikkeling van deze locatie is het het Plan van Aanpak ‘Hart van Kollum’ een
Welstandsbeleidskaart
voorzet gedaan in de vorm van stedebouwkundige scenario’s. In het haalbaar-
Het centrum van Kollum is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Op
heidsonderzoek van Inbo is een stedebouwkundig scenario verder uitgewerkt,
nevenstaande welstandsbeleidskaart is dit gebied rood aangeduid. Het plange-
in opdracht van Talant.
bied Hart van Kollum valt voor een groot deel binnen dit beschermde dorpsgezicht.
Met de ontwikkeling van Hart van Kollum kan, met gebruikmaking van de karakteristieken van de pek, een aantrekkelijk gebied ontstaan, dat fungeert
Binnen het beschermde gezicht van Kollum zijn de panden in een overwegend
als entree van de Voorstraat. Deze ontwikkeling zal een hoge beeldkwaliteit
gesloten bebouwingswand gebouwd. Langs de doorgaande weg (Voorstraat)
kennen, passend bij de historie en het karakter van de plek. Alleen met hoog-
zijn de woningen/winkelpanden afwisselend in één of twee bouwlagen met een
waardige beeldkwaliteitseisen kan deze locatie daadwerkelijk de gewenste
kap gebouwd, terwijl in de rest van het beschermde gezicht één bouwlaag met
entreefunctie gaan vervullen.
kap overheerst. Het merendeel van de functies is gesitueerd aan de doorgaande weg. Op sommige plaatsen heeft dit geleid tot aanpassing van gevels
2.4
Huidig beleid
ten behoeve van bijvoorbeeld een detailhandelsfunctie. In de meeste gevallen hebben deze aanpassingen niet geleid tot het visueel “loskoppelen” van de
Welstandsnota
onderverdieping van de bovenverdieping, doordat de hoeken massa behouden
Het welstandsbeleid van de gemeenten Achtkarspelen, Dantumadeel, Don-
en daarmee de verdieping met de grond verbinden.
geradeel en Kollumerland c.a. is opgesteld vanuit de overtuiging dat de lokale
Het welstandsbeleid binnen het beschermd dorpsgezicht is voornamelijk ge-
overheid het belang van een aantrekkelijke bebouwde omgeving dient te be-
richt op behoud en versterking van de historische en bestaande cultuurhistori-
hartigen. De gevels van gebouwen en andere bouwwerken vormen samen met
sche kwaliteiten. Nieuwe initiatieven dienen binnen de marges van de cultuur-
de openbare ruimte de dagelijkse leefomgeving van de mensen in de gemeen-
historische waarden tot ontwikkeling te komen.
ten. Dat betekent dat de verschijningsvorm van een bouwwerk geen zaak is van de eigenaar alleen; elke voorbijganger wordt ermee geconfronteerd, of hij
-9-
Waardevolle bomen: naast voormalig gemeentehuis en langs kerk
- 10 -
Duurzaam omgeven
Bomenbeleidsplan
In het werkboek Duurzaam Omgeven uit 2004 gaat de gemeente in op het
Het gemeentelijk bomenbeleidsplan vormt de schakel tussen het groenstruc-
duurzaam bouwen, inrichten en beheren van de bebouwde omgeving. Het
tuurplan en het groenbeheerplan. De visie van gemeente Kollumerland c.a.
werkboek geeft antwoord op de vraag hoe de algemeen geformuleerde
op haar bomenbestand is als volgt geformuleerd: “Kollumerland c.a. streeft
ambities vertaald kunnen worden in concrete projecten en op welke wijze de
naar een bomenbestand in het jaar 2020 dat vitaal en waardevol is voor mens
maatregelen uit de Nationale pakketten Duurzaam Bouwen kunnen worden
en natuur en toekomstwaarde heeft voor komende generaties. Hierbij wordt
toegepast. Het eerste deel gaat in op het beleid voor duurzaam omgeven. Het
voldoende fysieke ruimte gereserveerd voor de ontwikkeling van de aan de
tweede deel is een ‘spoorboekje’ voor duurzame planontwikkeling, waarbij in
bomen toegekende functies.”
thema’s (groen, water, energie, materialen, mobiliteit en leefomgeving) con-
Het bomenbeleidsplan gaat uit van de twee pijlers ‘behoud’ en ‘bescherming’.
crete maatregelen en checklisten worden geleverd.
Bescherming van houtopstanden betreft daarbij niet alleen het verhinderen van
Deze uitgangspunten en handreikingen voor duurzame planontwikkeling zijn
kap, maar ook het voorkomen van schade waardoor een boom voortijdig aan
meegenomen in de volgende hoofdstukken van voorliggend beeldkwaliteits-
zijn einde zou kunnen komen.
plan. Binnen het bomenbeleidsplan worden monumentale en waardevolle bomen Groenstructuurplan In de Visie op de Groenstructuur Kollumerland c.a. uit 2006 wordt een heldere
onderscheiden, volgens de volgende beschrijvingen: • monumentale boom: bijzondere beschermwaardige houtopstand met een
structuur geschetst, die een weerslag vormt van de landschappelijke verschil-
relatief hoge leeftijd en met een bijzondere schoonheids- of zeldzaamheids-
len in het gebied. Het plan moet het de gemeente mogelijk maken om, in het
waarde, of een bijzondere functie voor de omgeving;
geval van onvoorziene wijzigingen of nieuwe ontwikkelingen, verantwoorde
• waardevolle boom: boom die zich onderscheidt van andere bomen
keuzes te maken. Daarnaast is aandacht besteed aan de ecologische aspec-
vanwege haar natuurwaarde, milieuwaarden, landschappelijke waarde,
ten. Bekeken is op welke plekken door een ecologisch beheer een meerwaar-
cultuurhistorische waarde, waarde van stads- en dorpsschoon of waarden
de kan ontstaan in het gemeentelijke groen.
voor recreatie en leefbaarheid. Binnen het plangebied Hart van Kollum is één beeldbepalende en als waardevol aangewezen boom aanwezig, een linde (Tilia Hollandica) op de hoek van de Voorstraat en de Eskesstraat, direct naast het voormalig gemeentehuis. Daarnaast zijn de bomen langs de Voorstraat, aan de kerkzijde, zeer beeldbepalend en ook als waardevol aangewezen. Nevenstaande kaart laat zowel de waardevolle bomen als de rijksmonumenten in en rond het plangebied zien.
- 11 -
7m gevel oostzijde voormalig gemeentehuis
- 12 -
3.
Beeldkwaliteit bebouwing
3.1
Algemene uitgangspunten
Voor Hart van Kollum geldt, dat er specifieke eisen worden gesteld aan de
• de (visuele) hoofdentree van gebouwen ligt aan de omringende straten:
kwaliteit van de toekomstige bebouwing. De unieke omgeving met de rijks-
oriëntatie van gevels naar buiten.
monumenten, het voormalig gemeentehuis en de Maartenskerk, dient met zorgvuldigheid behandeld te worden. Nieuwe bebouwing moet qua architectuur
Naast bovenstaande algemene uitgangspunten, zijn er ook uitgangspunten die
passen bij deze monumenten en de overige karakteristieke gebouwen langs de
per straat verschillend zijn. Het karakter van de Voorstraat en het karakter van
Voorstraat. De maat en schaal van de nieuwe gebouwen dienen te passen bij,
de Eskesstraat en de Putstraat zijn dusdanig afwijkend van elkaar, dat er per
en zeker niet te concurreren met, de gebouwen in de omgeving.
straat andere uitgangspunten gelden. Hieronder wordt dat per straat puntsgewijs toegelicht.
Dit resulteert in onderstaande algemene uitgangspunten voor wat betreft de kwaliteit en uitstraling van toekomstige bebouwing in Hart van Kollum: • nieuwe gebouwen dienen qua maat en schaal aan te sluiten bij de
3.2
Voorstraat
De Voorstraat is dé winkelstraat van Kollum, waarvan de entree zich in het
omringende gebouwen; de visuele massa van de nieuwe gebouwen dient
gebied Hart van Kollum bevindt, gevormd door het voormalig gemeentehuis
(visueel) ondergeschikt te zijn aan de bestaande bebouwing van het
en de Maartenskerk. Voor bebouwing die naast het voormalig gemeentehuis
voormalig gemeentehuis;
komt te staan, gelden daarom een aantal specifieke eisen, in aanvulling op de
• maximale bouwhoogte is gelijk aan de goothoogte van het voormalig gemeentehuis (=8,60 m , opgemeten o.b.v. scan tekeningen voormalig gemeentehuis); • aansluiten bij vormgeving en gevelindeling van aansluitende en omringende gebouwen; • verticale geleding in de gevels middels raam- en/of deurpartijen, in evenwicht met horizontale gevelaccenten zoals plinten en daklijsten; • onderverdeling binnen glaswerk van raam- en/of deurpartijen; • materialisering aansluitend bij omringende gebouwen: hoofdzakelijk metselwerk; • authentieke kleurstelling kozijnen, passend in omgeving (wit, donkergroen, donkerblauw); • geen (volkomen) platte daken, vanaf de straatzijde dient een dakhelling
hierboven genoemde algemene uitgangspunten: • de rooilijn van de gevel ligt minimaal 7m terug ten opzichte van de gevel van het voormalig gemeentehuis. Zo staat de nieuwe bebouwing, bezien vanaf de Putstraat, achter de raampartijen in de zijgevel van het voormalig gemeentehuis. Door het naar achter plaatsen van nieuwbouw, ontstaat een pleinruimte waar het gemeentehuis letterlijk ‘op’ staat, een duidelijk afgebakende ruimte als entree van de Voorstraat; • de zichtbare dakhelling dient aan de zijde van de Voorstraat bedekt te zijn met pannen; • oriëntatie en entree van het gebouw zijn gericht op de Voorstraat; • tussen het voormalig gemeentehuis en de nieuwbouw dient een ruimte van minimaal 3 m vrij gehouden te worden, om een openbare route vanaf het centrum te waarborgen.
zichtbaar te zijn, belegd met pannen of zink; - 13 -
- 14 -
3.3
Eskesstraat
3.4
Putstraat
De Eskesstraat is ten zuiden van het plangebied een woonstraat met aan
De Putstraat wordt beschouwd als een woonstraat, met woningen die veelal
weerszijden woningen, grotendeels bestaande uit één laag met een kap. Ter
bestaan uit één woonlaag plus een kap. Nieuwe bebouwing dient bij de maat
hoogte van het plangebied staat aan de westzijde het vernieuwde appartemen-
en schaal van deze woningen aan te sluiten. Daarnaast is aan de zijde van de
tengebouw Colheimstate.
Putstraat een karakteristiek elektriciteitshuisje van de NUON aanwezig, met
Voor bebouwing die aan de Eskesstraat komt te staan, gelden de volgende
aansluitend een erfafscheiding in dezelfde stijl. Deze kenmerken van de Put-
specifieke eisen:
straat in acht nemende, gelden voor de Putstraat de volgende specifieke eisen:
• de rooilijn van de nieuwbouw ligt minimaal 3m terug ten opzichte van de rooilijn van de woningen aan de oostzijde van de Eskesstraat. Dit terugrooien van de rooilijn is noodzakelijk ter compensatie van de bouwmassa van Colheimstate aan de overzijde van de straat; • de bebouwingswand in zone A (zie tekening hiernaast) dient niet te massief te zijn en ook hier is een verticale geleding middels raam- en/of
• de rooilijn van de nieuwe gevel ligt op 2m (gemeten vanaf het verste punt) achter het elektriciteitshuisje en loopt evenwijdig aan de Putstraat; • de bebouwingswand in zone B dient niet te massief te zijn en ook hier is een verticale geleding middels raam- en/of deurpartijen wenselijk, passend bij de maat en schaal van de woningen aan de Putstraat; • tussen het elektriciteitshuisje en Putstraat nr. 12 kan de rooilijn gelijk
deurpartijen wenselijk, passend bij de maat en schaal van de woningen aan
worden gelegd met de rooilijn van de woningen aan de Putstraat. Hierbij
de Eskesstraat;
dient een afstand van …m tot het elektriciteitshuisje te worden gewaar-
• de nieuwbouw dient georiënteerd te zijn op de Eskesstraat, bij voorkeur is de entree van de nieuwbouw ook aan deze zijde geplaatst.
borgd checken met NUON/afhankelijk van eigendomssituatie?!; • indien ervoor gekozen wordt om de nieuwe gevel een de Putstraat niet te laten verspringen (en dus in een lijn op 2m achter het elektriciteitshuisje te leggen), dan verdient het de voorkeur om de bestaande erfafscheiding (zie foto hieronder) te handhaven en te integreren in het terreinontwerp.
- 15 -
- 16 -
4.
Beeldkwaliteit openbare ruimte
Gemeente Kollumerland c.a. heeft de ambitie om binnen het plangebied Hart
• Parkeren dient als integrale ontwerpopgave meegenomen te worden in
van Kollum te komen tot ontwikkeling van een hoogwaardig woon- en leef-
het inrichtingsplan voor de openbare ruimte. Uitgangspunt daarbij is het
klimaat. Hiervoor is het niet alleen van belang dat de bebouwing kwalitatief
realiseren van minimaal 10 parkeerplaatsen (PvE Talant: 8 tot 12 pp).
hoogwaardig en passend in de omgeving is.
Geparkeerde auto’s worden grotendeels aan het zicht onttrokken door een
Juist ook de uitstraling van de openbare ruimte draagt bij aan het totale beeld van een hoogwaardig, verzorgd en prettig woon- en verblijfsgebied. Een inrichtingsplan dient zorgvuldig en met oog voor detail opgesteld te worden.
haag of hek, zonder dat de sociale veiligheid in het geding komt; • Bij voorkeur wordt de ruimte voor parkeren multifunctioneel ingericht. Dat wil zeggen dat er op het moment dat er niet geparkeerd wordt, andere functies mogelijk zijn, zoals een plek voor de viskraam of een ontmoetings-
Hierbij dient samenhang gezocht te worden met de directe omgeving en met mogelijke toekomstige ontwikkelingen in de omgeving. Hieronder worden de
plek; • Het plein aan de Voorstraat kan ruimte bieden aan parkeren, maar er dient
uitgangspunten ten aanzien van de inrichting van de openbare ruimte toege-
voorkomen te worden dat dit plein als ‘parkeerplein’ gaat functioneren.
licht.
Enkele geparkeerde auto’s zijn toelaatbaar en passen bij de dorpse dyna-
Vervolgens worden richtlijnen gegeven hoe de overgang van de openbare
miek van de Voorstraat. Het beeld dient echter niet overheerst te worden
ruimte naar privégebied vormgegeven kan worden.
door geparkeerde auto’s en de gewenste passage richting Eskesstraat dient duidelijk herkenbaar te zijn en te blijven;
4.1
Algemene uitgangspunten
• Er dient een mogelijkheid gerealiseerd te worden voor een busje, ten
Om te komen tot een hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte, worden
behoeve van mogelijke toekomstige bewoners van Talant, om te stoppen
de volgende uitgangspunten gehanteerd:
nabij de nieuwbouw willen we dit in het beeldkwaliteitsplan vastleggen
• De totale openbare ruimte binnen het plangebied Hart van Kollum, dient in samenhang beschouwd en ontworpen te worden met de omringende straten en gebieden; • De inrichting van de openbare ruimte is flexibel, waarbij eventuele toekomstige wisseling van (type) bewoners geen gevolgen heeft. De openbare
of is dit een uitgangspunt bij uitwerking van het inrichtingsplan voor de openbare ruimte?; • Er dient een passage voor langzaam verkeer gerealiseerd te worden tussen de Eskesstraat en de Voorstraat; • De bestaande waardevolle groenstructuur van bomen langs de kerk en de
ruimte biedt een stevig raamwerk, waar diverse doelgroepen gebruik van
waardevolle boom op de hoek van de Eskesstraat en de Voorstraat dient
kunnen maken;
gerespecteerd te worden;
- 17 -
- 18 -
4.2 • De sociale veiligheid in de openbare ruimte dient gewaarborgd te worden.
Overgang openbaar-privé
De verhouding tussen openbare ruimte en privégebied hangt af van de uitein-
Dit betekent dat het inrichtingsplan zo ontworpen is, dat er geen donkere
delijke vormgeving van de nieuwbouw en van het gewenste gebruik door de
hoeken of steegjes ontstaan, en dat er te allen tijde sprake is van zicht
toekomstige bewoners. Het is niet ondenkbaar, dat bij eventuele toekomstige
vanuit de woningen op de omringende openbare ruimte. Een hoge mate
wijziging van bewoners, het gewenste gebruik wijzigt.
van sociale controle waarborgt niet alleen het gevoel van sociale veiligheid,
De voorgestelde inrichting van de openbare ruimte dient dit mogelijk te maken.
maar zorgt bovendien voor een zeker mate van (visuele) interactie tussen
Daarbij dient voor iedere gebruiker helder te zijn wat openbare ruimte en wat
de woningen en de bewoners en het openbaar gebied;
privégebied is, zonder het gewenste uitnodigende en transparante karakter
• Het nieuw aan te leggen groen dient overzichtelijk en helder van opzet
teniet te doen.
te zijn. Een sobere en rustige uitstraling past binnen de omgeving en
De wijze van vormgeving van de begrenzing van openbaar naar privé is daarbij
respecteert de kwaliteiten van de omringende karakteristieke bebouwing.
van wezenlijk belang. Als uitgangspunt daarbij geldt:
De soortkeuze van beplanting dient, in overleg met de gemeente, aan te sluiten bij de omgeving. Toepassing van gras, hagen, een enkele boom en/ of enkele bloeiende solitaire heesters heeft de voorkeur boven het toepassen van diverse uitbundig bloeiende siergewassen.
• Afscherming van privégebied richting de openbare ruimte aan de Eskesstraat, Putstraat en Voorstraat is maximaal 1,20 m hoog; • Uitzondering hierop vormt het bestaande hekwerk langs de Putstraat, indien ervoor gekozen wordt deze te handhaven; • Afscherming van privégebied is uniform, in elk geval per straat. Indien
De voorgestelde inrichting van de openbare ruimte dient te passen binnen het gemeentelijk beleid ten aanzien van groenbeheer. Voorkomen moet worden,
gekozen wordt voor verschillende afscheidingen aan de drie verschillende straten, tonen deze duidelijke samenhang in beeld en vormgeving;
dat het gewenste kwaliteitsniveau niet gehandhaafd kan worden, vanwege een
• Afscheidingen dienen meegenomen te worden in het totale inrichtingsplan;
te hoog ambitieniveau op het gebied van beheer en onderhoud. Het uiteinde-
• Afscheidingen hebben een authentiek en bij voorkeur groen karakter;
lijke inrichtingsvoorstel dient dan ook in nauw overleg met de groenspecialisten
• Dit kan betekenen dat de afscheiding zelf groen is (bijvoorbeeld een haag
van de gemeente Kollumerland c.a. opgesteld te worden.
of rasterwerk met klimop) ter afscherming van een stenige privéruimte.
Straatmeubilair en toe te passen verlichtingsarmatuur dienen doelmatig te zijn
Maar er kan ook gekozen worden voor een klassiek vormgegeven hekwerk
en aan te sluiten bij het bestaande meubilair in het centrum van Kollum.
met ervoor of erachter klassieke (tuin)beplanting, bijvoorbeeld rozen of
De materiaalkeuze voor verhardingen sluit aan bij de gebruikte materialen in
hortensia’s;
de omgeving. Hierbij gaat de voorkeur uit naar authentieke, gebakken elementenverharding.
• Indien in het inrichtingsplan gekozen wordt voor semi-openbare ruimtes, dan dient het voor alle gebruikers helder te zijn op welke wijze deze ruimte gebruikt kan worden. Indien er sprake is van afsluiting van bepaalde ruimtes ’s avonds en ’s nachts, dient dit in de vormgeving van de afscheiding af te lezen te zijn. Gedacht kan worden aan een authentiek hek dat zichtbaar afgesloten kan worden, maar overdag uitnodigend open staat. Hierbij dient wel gewaarborgd te worden dat dit hek daadwerkelijk consequent afgesloten wordt (bv. door bewoners), om ongewenste en sociaal onveilige situaties te voorkomen.
- 19 -
www.grontmij.nl
Bijlage 2
Welstandsnota: beschermd stad- en dorpsgezicht
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02
WELSTANDSNOTA herziening
WELSTANDSNOTA herziening Projectnummer 005.13.01.16.00 2008
OPGESTELD DOOR:
INHOUD Inleiding
5
1. Beleidsbepaling, participanten en procedures
9 9
1.1 Ruimtelijk kwaliteitsbeleid Ruimtelijk beleid Welstandstoezicht, de huidige situatie Raadsconferentie Conclusie 1.2 De gemeenteraad stelt het welstandsbeleid vast 1.3 B en W voeren het welstandstoezicht uit Wanneer vragen B&W advies aan de welstandscommissie? Wanneer kunnen B&W afwijken van het advies van de welstandscommissie? Het indienen van bezwaar Jaarlijkse rapportage over de uitvoering van het welstandstoezicht 1.4 De welstandscommissie adviseert 1.5 De welstandscommissie Taakomschrijving Samenstelling van de welstandscommissie Het aan te leveren materiaal 1.6 Openbaarheid 1.7 Supervisie en ontwerpwedstrijden 1.8 Handhaving
9 10
2. Welstandscriteria 2.1 Algemene welstandsaspecten 2.2 Gebiedsgerichte welstandscriteria Toelichting Schets van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeenten Achtkarspelen, Dantumadeel, Dongeradeel en Kollumerland c.a. Gebiedsindeling en welstandsambities De welstandsbeleidskaart 2.3 Objectgerichte welstandscriteria voor specifieke bouwwerken 2.4 Sneltoetscriteria 2.5 Welstandscriteria bij (her)ontwikkelingsprojecten
Bijlage 1: Bijlage 2:
15 15 15
55 70 70
Uitgangspunten voor Welstand Begrippenlijst
11 11
13 13 14
3
1
BESCHERMDE STADS- EN DORPSGEZICHTEN
Gebiedsbeschrijving Dokkum De binnenstad van Dokkum is op twee terpen gebouwd. In de 16e eeuw is de zeskantige omwalling gerealiseerd, die thans in grote lijnen de grens vormt van het beschermde stadsgezicht. De totale historische structuur van de binnenstad van Dokkum is nog zeer gaaf, ondanks incidentele aantastingen. De ontstaans- en ontwikkelingsgeschiedenis zijn door de gehele stad duidelijk visueel herkenbaar. De bebouwing is overwegend aaneengesloten gebouwd en gesitueerd in een naar de weg gekeerde bebouwingsgrens. De panden zijn in meerderheid in twee dan wel één bouwlagen met een kap gebouwd. Hier en daar komt ook drie bouwlagen voor. De gebouwen zijn afwisselend haaks op en parallel aan de weg gebouwd. Er is sprake van kleine onderlinge verschillen in goot- en nokhoogte. De gebouwen zijn bijzonder zorgvuldig gedetailleerd, hetgeen tot uitdrukking komt in onder andere kozijnen, daklijsten, dakgoten en metselwerk. Nieuwe invullingen hebben zich grotendeels in dit bebouwingsbeeld gevoegd. Bijzondere functies, zoals het gemeentehuis, nemen een bijzondere plaats in en kunnen afwijken van de hierboven geschetste kenmerken, maar kennen een zo mogelijk nog fijnere detaillering. De dorpen De dorpskernen die als beschermd dorpsgezicht zijn aangewezen zijn divers van karakter, variërend van de lintbebouwing van Moddergat tot het dichtbebouwde (winkel)centrum van Kollum. Het beschermde gezicht van Moddergat (De Oere) is een gaaf bewaarde vissersnederzetting aan de waddendijk. De vissershuizen hebben over het algemeen één bouwlaag met schildkap, waarbij aan één zijde de kap lager doorloopt (aan de zijde waar de bedsteden waren). De huizen staan dicht op de weg in een vrij strakke rooilijn. Een deel van Veenklooster is eveneens aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Het betreft het oostelijke deel van de dorpskom (rond de Brink) en het stateterrein van het landgoed Fogelsangh, met enkele daaromheen gelegen boerderijen. Het beschermde dorpsgezicht van Veenklooster kent daarmee een grote verscheidenheid aan ruimtelijke structuren en bebouwingstypologieën en geeft Veenklooster zijn unieke karakter. De beschermde gezichten van Kollum en Holwerd kennen overeenkomsten qua structuur en bebouwing. De panden zijn in een overwegend gesloten bebouwingswand gebouwd. Langs de doorgaande wegen (Voorstraat in Kollum en de Foarstrjitte in Holwerd) zijn de woningen/winkelpanden afwisselend in één of twee bouwlagen met een kap gebouwd, terwijl in de rest van het beschermde
20
gezicht één bouwlaag met kap overheerst. Het merendeel van de functies is gesitueerd aan de doorgaande wegen. Op sommige plaatsen heeft dit geleid tot aanpassing van gevels ten behoeve van bijvoorbeeld een detailhandelsfunctie. In de meeste gevallen hebben deze aanpassingen niet geleid tot het visueel “loskoppelen” van de onderverdieping van de bovenverdieping, doordat de hoeken massa behouden en daarmee de verdieping met de grond verbinden. Zeer typerend in Holwerd is het in 1871 verlaagde straatniveau van de Hegebuorren, waardoor de huizen hoge stoepen kregen. De dorpskernen van Metslawier en Ee zijn kleinschaliger van karakter dan Holwerd en Kollum. Dit komt voornamelijk doordat veruit de meeste woningen in één bouwlaag met kap zijn gebouwd en doordat de gevelbreedte beperkter is. Het straatbeeld in de beschermde gezichten worden gekenmerkt door een grote variatie in goot- en bouwhoogten. Bovendien is er een verscheidenheid aan kapvormen en –richtingen. De vaak strakke voorgevelrooilijn en de relatief dichte bebouwingswanden zorgen daarentegen voor samenhang in deze gebieden. De panden in de beschermde gezichten kennen over het algemeen een hele zorgvuldige detaillering. Dit komt tot uitdrukking in onder andere kozijnen, daklijsten, dakgoten en metselwerk. Het materiaal- en kleurgebruik is traditioneel. Nadere informatie staat beschreven in de toelichting op de aanwijzing tot beschermd stads- of dorpsgezicht. Beleid, waardebepaling en ontwikkeling Het beleid is voornamelijk gericht op behoud en versterking van de historische kwaliteiten. De gebieden zijn in het kader van de Monumentenwet aangewezen als Beschermd stads- of dorpsgezicht. Daartoe is in alle gevallen een op bescherming gericht bestemmingsplan opgesteld. Het beleid is gericht op het behoud en waar mogelijk de versterking van de bestaande cultuurhistorisch waardevolle kenmerken. Nieuwe initiatieven dienen binnen de marges van de cultuurhistorische waarden tot ontwikkeling te komen. Welstandsambitieniveau De gebieden krijgen de welstandsbenadering van een beschermd stads- of dorpsgezicht. De algemene beleidsintentie zal hier vooral gericht zijn op het handhaven en versterken van de bestaande kwaliteiten.
Gebiedsnummer: 1 Gebiedsnummer: 1 Foto’s
Gebouwen haaks op en evenwijdig aan de weg; Bijzondere functies nemen een opvallende plaats in
Eén tot twee bouwlagen met kap
Differentiatie in detaillering per bouwwerk
Gebiedsnaam: Beschermde stads- en dorpsgezichten Gebiedsnaam: Beschermde stads- en dorpsgezichten Gebiedskenmerken en criteria Algemene gebiedsintentie: Ui Plaatsing Hoofdgebouwen staan overwegend in de historisch gegroeide rooilijn en in een historisch gegroeide parcellering ♦ Gesloten tot open bebouwingswanden, afgestemd op het bestaande ♦ Gebouwen staan overwegend haaks op of evenwijdig aan de weg; de gebouwen zijn met de voorgevel georiënteerd op de ♦ openbare ruimte; Bijzondere functies nemen een opvallende en dominante plaats in Hoofdvorm Eén tot twee en incidenteel drie (of meer) bouwlagen met een duidelijke kap, afgestemd op het bestaande en afhankelijk van de mogelijkheden in het bestemmingsplan; Bijzondere functies kunnen hiervan afwijken De massa-opbouw is overwegend enkelvoudig, met een duidelijke verwantschap tussen de hoofdgebouwen, maar met kleine maatverschillen (zoals verschil in goot- en nokhoogte) De gebouwen zijn hoofdzakelijk kantig opgezet en refereren aan of reageren op de (ambachtelijke) traditionele architectuur Aan- en uitbouwen, alsmede bijgebouwen zijn ondergeschikt en in een afgeleide architectuur of kennen een bijzondere vormgeving Aanzichten Er is sprake van een duidelijke gerichtheid op de openbare ruimte Duidelijk evenwicht tussen verticaal gerichte gevelopeningen en horizontale accenten (zoals plinten en daklijsten e.d.) Traditionele hoofdopzet, waarbij winkelpuien een moderne uitstraling mogen hebben, mits de hoeken massa behouden en daardoor de verdieping verbinden met de grond Differentiatie in detaillering per bouwwerk, gerelateerd aan de historische ontwikkeling Opmaak Gevels hebben in hoofdzaak een stenig karakter; Daken zijn voorzien van (gebakken) pannen of riet dan wel vergelijkbaar genuanceerde materialen; Bij verbouw dient een zorgvuldige afstemming op het bestaande plaats te vinden Traditionele kleurstellingen overheersen (afgestemd op het bestaande) Zorgvuldige en soms fijne (ambachtelijk traditionele) details Bijgebouwen zijn ondergeschikt Overige Voor reclame-uitingen geldt ingetogenheid, samenhang door rustig kleurgebruik en integratie in straat- en gevelbeeld. Voor de binnenstad van Dokkum geldt dat de massa, korrelgrootte, dakvorm en geleding van de gevel in overeenstemming is met de historisch gegroeide kenmerken (zie ook bijlage ‘straatwandtekeningen’ voor sommige straten in Dokkum) Voor (voormalige) boerderijen wordt verwezen naar de objectgerichte criteria.
Re
Iv
♦ ♦ ♦ ♦ ♦ ♦
♦
♦ ♦ ♦
♦ ♦
♦
Ui= uitgangspunt, Re = respecteren en interpreteren, Iv = Incidenteel veranderbaar (uitleg: zie pag 20)
21
2
DORPSKERN
Gebiedsbeschrijving De meeste dorpen in de gemeente Dongeradeel kennen een duidelijk te onderscheiden dorpskern. Hetzelfde geldt voor Burum in de gemeente Kollumerland c.a.. Veel van deze dorpen zijn als terpdorp ontstaan. In dorpen zoals Brantgum, Foudgum en Oostrum is de radiale structuur van wegen en het bebouwingspatroon nog duidelijk aanwezig. Deze dorpen kennen een vrij open bebouwingsstructuur, met een kerk, enkele woonhuizen en boerderijen. Andere terpendorpen zijn verdicht, waardoor vrij gesloten bebouwingswanden zijn ontstaan, zoals de Tsjerkestrjitte in Anjum. Naar de randen van de dorpskern neemt de openheid toe. De bebouwing is overwegend in één bouwlaag met kap, maar hier en daar zijn ook woningen gebouwd in twee lagen met een kap. Het merendeel van de woningen heeft een individuele uitstraling, maar behoort wel tot dezelfde familie, omdat de meeste panden in dezelfde periode zijn gerealiseerd. Het materiaal- en kleurgebruik is overwegend traditioneel. De detaillering van de woningen is over het algemeen sober, maar wel erg zorgvuldig. Soms, zoals bij een aantal winkels, is sprake van een afwijkende vormgeving en kleurgebruik. In de dorpskernen neemt de kerk vaak een prominente plaats in, door de omvang, situering en vormgeving. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld het voormalige Raadshuis en de “Waard van Ternaard” in Ternaard. Voor de cultuurhistorisch waardevolle boerderijen zijn objectgerichte welstandscriteria geformuleerd. Voor de beschrijving van deze boerderijen en de daarbij behorende welstandscriteria wordt naar de objectgerichte criteria verwezen. Beleid, waardebepaling en ontwikkeling Het beleid is erop gericht het bestaande historische karakter te behouden. Voor deze gebieden wordt extra aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit wenselijk geacht. Een deel van deze extra aandacht is verwerkt in het welstandstoezicht. Welstands ambitieniveau De welstandsambitie voor deze gebieden is gericht op het behoud en waar mogelijk het versterken van de bestaande en/of gewenste kwaliteit. De klemtoon ligt op het handhaven en respecteren. Aan deze gebieden is dan ook een bijzonder ambitieniveau toegekend.
22
Gebiedsnummer: 2 Gebiedsnummer: 2 Foto’s
Dorpskern Gebiedsnaam: Dorpskern Gebiedskenmerken en criteria
Algemene gebiedsintentie: Ui
Plaatsing Hoofdgebouwen staan overwegend in de historisch gegroeide rooilijn en in een historisch gegroeide parcellering Gesloten tot open bebouwingswanden, afgestemd op het bestaande Gebouwen staan overwegend haaks op of evenwijdig aan de weg; de gebouwen zijn met de voorgevel georiënteerd op de openbare ruimte; Bijzondere functies nemen een opvallende en dominante plaats in
Woningen in een historisch gegroeide rooilijn en parcellering
Kantig opgezet en refererend aan ambachtelijke traditionele architectuur
Evenwicht tussen verticaal gerichte gevelopeningen en horizontale accenten
Hoofdvorm Eén tot twee bouwlagen met een duidelijke kap, afgestemd op het bestaande en afhankelijk van de mogelijkheden in het bestemmingsplan; Bijzondere functies kunnen hiervan afwijken De massa-opbouw is overwegend enkelvoudig, en wordt gekenmerkt door kleine maatverschillen (zoals verschil in goot- en nokhoogte) tussen de hoofdgebouwen De gebouwen zijn hoofdzakelijk kantig opgezet en refereren aan of reageren op de (ambachtelijke) traditionele architectuur Aan- en uitbouwen, alsmede bijgebouwen zijn ondergeschikt en in een afgeleide architectuur of kennen een bijzondere vormgeving Aanzichten Er is sprake van een duidelijke gerichtheid op de openbare ruimte Duidelijk evenwicht tussen verticaal gerichte gevelopeningen en horizontale accenten (zoals plinten en daklijsten e.d.) Traditionele hoofdopzet, waarbij winkelpuien een moderne uitstraling mogen hebben, mits de hoeken massa behouden en daardoor de verdieping verbinden met de grond Differentiatie in detaillering per bouwwerk, gerelateerd aan de historische ontwikkeling Opmaak Gevels hebben in hoofdzaak een stenig karakter; Daken zijn voorzien van (gebakken) pannen of riet dan wel vergelijkbare genuanceerde materialen; Bij verbouw dient een zorgvuldige afstemming op het bestaande plaats te vinden Traditionele kleurstellingen overheersen (afgestemd op het bestaande) Sobere, maar zorgvuldige (ambachtelijk traditionele) details; Nieuwe moderne invullingen zijn mogelijk, mits goed ingepast in het huidige bebouwingsbeeld Bijgebouwen zijn ondergeschikt. Overige Voor reclame-uitingen geldt ingetogenheid en integratie in straat- en gevelbeeld. Voor (voormalige) boerderijen wordt verwezen naar de objectgerichte criteria.
♦ ♦
Re
Iv
♦
♦ ♦ ♦
♦ ♦
♦
♦
♦ ♦ ♦
♦ ♦
♦
Ui= uitgangspunt, Re = respecteren en interpreteren, Iv = Incidenteel veranderbaar (uitleg: zie pag 20)
23
Bijlage 3
Vooronderzoek bodemkwaliteit centrum Kollum
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02
Vooronderzoek bodemkwaliteit centrum Kollum (opgesteld d.d. 28 november 2012) Het voorliggend bestemmingsplan betreft een consoliderend plan, het is in beginsel gericht op het regelen van de bestaande functies in het plangebied. Er hoeft dan ook geen onderzoek verricht te worden naar de mogelijke bodem- of grondwaterverontreiniging in het kader van dit bestemmingsplan. Als er sprake is van uitbreidingsmogelijkheden binnen aangegeven bebouwingsvlakken zal bodemonderzoek in het kader van de verlening van de omgevingsvergunning moeten worden uitgevoerd. In het bestemmingsplangebied zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd om de kwaliteit van de bodem te bepalen. Deze zijn gebruikt bij het vaststellen van de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Kollumerland c.a.. Via het project Landsdekkend Beeld zijn de verdachte risicovolle locaties in beeld gebracht. Middels deze basisinformatie kan globaal de algemene bodemkwaliteit van het gebied worden beschreven. Daarnaast worden enkele locaties genoemd die gesaneerd zijn of (mogelijk) moeten worden gesaneerd. Algemene bodemkwaliteit De bodemkwaliteit binnen een gebied wordt sterk bepaald door de aanwezige activiteiten en dan met name historische activiteiten. Vanaf 1987 geldt de Zorgplicht dat onder andere inhoudt dat na 1987 ontstane bodemverontreiniging (meestal) direct moet worden opgeruimd. Vanuit de bodemkwaliteitskaart zijn de volgende classificeringen onderzoeksgebied: • Bodemfunctie: Wonen; • ontgravingsklasse bovengrond (0-0,5 m –mv): Wonen; • ontgravingsklasse ondergrond (0,5-2,5 m –mv): Landbouw/natuur; • ontvangende bodem bovengrond: Wonen; • ontvangende bodem ondergrond: Landbouw/natuur; • generieke toepassingskaart bovengrond: Wonen; • generieke toepassingskaart ondergrond: Landbouw/natuur.
vastgesteld
voor
het
Globaal kan gesteld geworden dat in de bodem en in het grondwater van het plangebied licht tot matig verhoogde gehalten aan zware metalen en PAK worden aangetoond. Gevallen van ernstige bodemverontreiniging Zwarte lijn = bestemmingsplangebied Groene vlakken = bodemonderzoek uitgevoerd Blauwe vlakken = verontreinigingscontouren Rode lijnen = verdachte locaties
Figuur 1: bodemgegevens
1
Roze = sterke verontreiniging grond Lichtblauw = sterke verontreiniging grondwater Donkerblauw = saneringscontour
Figuur 2: locaties met sterke verontreinigingen In figuur 1 is een uitsnede opgenomen van de NAZCA-kaart van Kollum. Op deze kaart zijn de relevante gegevens met betrekking tot bodemkwaliteit opgenomen. Een korte beschrijving van de uitgevoerde bodemonderzoeken en een opsomming van de verdachte locaties is opgenomen in de bijlage. De historisch verdachte locaties (rode lijnen) zonder bodemonderzoek zijn niet opgenomen in de bijlage. Via het Landsdekkend Beeld zijn de sterkst potentieel verdachte locaties reeds onderzocht; de nog resterende locaties zijn vermoedelijk minder potentieel verdacht en daardoor minder verontreinigd. De uitgevoerde bodemonderzoeken bevestigen het beeld dat past bij de oude bewoningsgeschiedenis en bedrijvigheid van de Voorstraat en directe omgeving. In de bodem zijn antropogene bijmengingen aanwezig en de grond is licht tot matig verontreinigd. De resultaten van alle bodemonderzoeken, met uitzondering van de sterke verontreinigingen, zijn verwerkt in de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Kollumerland c.a.. In het gebied is een aantal ernstige verontreinigingen aanwezig waar sanerende maatregelen moeten plaatsvinden, het betreffen een voormalige chemische wasserij aan de Voorstraat 116-118 en een, volgens de provincie Fryslan, mogelijk omvangrijk historische verontreiniging nabij de Oosterdiepswal 11-22. Daarnaast is een groot aantal locaties aanwezig waar nader onderzoek nodig is om de ernst en urgentie vast te stellen. Voor deze locaties wordt verwezen naar de bijlage. Samenvattend Samenvattend kan geconcludeerd worden dat voor het plangebied Kollum centrum de bodemkwaliteit voldoet aan de functie wonen maar dat door historische activiteiten een locatie in meer of mindere mate verontreinigd kan zijn. Bij nieuwbouw,herbestemmen of grondwerkzaamheden kan dit een belemmering vormen. Bodemonderzoek dient hierover uitsluitsel te geven.
2
Resultaten onderzoek NAZCA, 5-12-2012 Uitgevoerde bodemonderzoeken: • Nul-onderzoeken ter plaatse van ondergrondse tanks bij pomp- en onderstations, Iwaco, i.o.v. Waterleiding Friesland, rapport 22.1852.0, januari 1994: o Het betrof een tank bij het pomp gebouw aan de Voorstraat te Kollum. In grond en grondwater zijn zeer licht verhoogde concentraties aan oliecomponenten aangetroffen; • Bodemonderzoek ten behoeve van reconstructie aan de Voorstraat te Kollum, Oranjewoud, i.o.v. gemeente Kollumerland, rapport 16546-135212, mei 2003: o Uit het onderzoek blijkt dat langs de Voorstraat (traject reconstructie) tien verdachte locaties aanwezig zijn. Het betreft de huisnummers 59/61, 84, 93, 97, 102, 106, 112, 118, 122, 134. Bij het eerstgenoemde perceel 59/61 heeft een SUBAT sanering plaatsgevonden. Bij de overige locaties waren in 2003 geen bodemonderzoeken bekend; o Bij het onderzoek is ter hoogte van de verdachte locaties onderzoek verricht in de Voorstraat. Alleen ter hoogte van huisnummer 118 is een verontreiniging aangetroffen. Het betreft een sterk verhoogd gehalte aan naftaleen in het grondwater. Ter hoogte van de overige verdachte locaties is geen bodemverontreiniging aangetroffen in de Voorstraat. Dit betekent echter niet dat geconcludeerd kan worden dat op de locaties zelf geen bodemverontreiniging aanwezig is. o In de Voorstraat zelf zijn, met uitzondering van de genoemde naftaleenverontreiniging, geen bodemverontreinigingen aangetroffen. o Onder de verharding zijn puinhoudende bodemlagen aangetroffen; • Nader oriënterend bodemonderzoek ter plaatse van 18 tanklocaties in de gemeenten Opsterland en Kollumerland, Grontmij, i.o.v. gemeente Kollumerland, rapport 03/7473-1, juli 1998: o Het betreft de locatie Voorstraat 3 waar een ondergrondse tank aanwezig is geweest; o In grond en grondwater is een lichte verontreiniging met olie aangetroffen; • Indicatief onderzoek Voorstraat 12 t/m 44 Kollum, Arcadis, i.o.v. gemeente Kollumerland, E rapport 110313/NA4/0 7/000045/002, augustus 2004: o Uit de rapportage blijkt dat langs de Voorstraat zes verdachte locaties aanwezig zijn. Het betreft de huisnummers 14, 15, 18, 32, 34 en 44. Bij de huisnummers 14 en 44 is eerder bodemonderzoek uitgevoerd waarbij licht verhoogde gehalten aan diverse parameters zijn aangetroffen; o Bij het onderzoek is ter hoogte van de verdachte locaties onderzoek verricht in de Voorstraat. Bij de Voorstraat 44 is de grond licht verontreinigd; o In de Voorstraat zelf zijn licht verhoogde gehalten aangetroffen; • Verkennend bodemonderzoek Voorstraat 14 te Kollum, Milfac, i.o.v. Adema Architecten, rapport B1862, september 1994: o In het grondwater zijn enkele licht verhoogde gehalten aangetroffen, de grond bevat geen verhoogde gehalten; • Rapport inzake het indicatief bodemonderzoek percelen Banda Beheer aan de Voorstraat 32 te Kollum, Oranjewoud, i.o.v. Banda Beheer BV, rapport 16546-57876, april 1993: o De locatie betrof een off-setdrukkerij o In grond en grondwater zijn geen verontreinigingen aangetroffen. • Verkennend bodemonderzoek Voorstraat 46 te Kollum, Tauw, i.o.v. gemeente Kollumerland, rapport 3669866, juni 1998 en augustus 1998: o In grond en grondwater zijn enkele licht verhoogde gehalten aangetroffen; • Rapport inzake het oriënterend onderzoek ter plaatse van het bedrijfsterrein van garagebedrijf Wouda te Kollum, Jac. Amerika en Zonen BV, i.o.v. Shell, rapport 548/MD/AM, mei 1990 en Definitief rapport inzake nader- /saneringsonderzoek ter plaatse van garagebedrijf Wouda te Kollum, Amerika Milieutechniek, i.o.v. Shell, rapport 581/MD/AM, september 1991: o Het terrein ligt aan de Voorstraat, vermoedelijk betreft het huisnummer 59/61; o De grond en het grondwater zijn sterk verontreinigd. Uit de website milieu-info/frieslandprod d.d. 5 -12-2012 blijkt het volgende: • Voorstraat 16, verkennend onderzoek in 1994, geen vervolg aangegeven; • Voorstraat 32, voormalige drukkerij, indicatief onderzoek uitgevoerd, nader onderzoek nodig; • Voorstraat 46-48, nader onderzocht in 1998, geen vervolg aangegeven; • Voorstraat 59/61, registratie restverontreiniging, monitoring is in uitvoering;
3
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Voorstraat 66-68, verkennend onderzoek in 2004, verder onderzoek is nodig; Voorstraat 73, drukkerij tot 1978, sterk verontreinigd, nader onderzoek is nodig; Voorstraat 90: schietbaan 1907-?, reprografisch bedrijf 1937-1979, historisch onderzoek nodig; Voorstraat 91, HBO-tank ondergronds, voldoende onderzocht; Voorstraat 92, onverdacht, voldoende onderzocht; Voorstraat 93, benzine-service station, registratie restverontreiniging; Voorstraat 95, brandstoftank ondergronds, sterk verontreinigd, niet ernstig Voorstraat 96, schildersbedrijf, voldoende onderzocht; Voorstraat 97, benzinetank ondergronds, sterk verontreinigd, niet ernstig; Voorstraat 108, benzine-service station tot 1966, verkennend onderzoek in 2001, verder onderzoek is nodig; Voorstraat 112, drukkerij, verkennend onderzoek in 2006, verder onderzoek is nodig; Voorstraat 111-115, bedrijfsterrein, onderzoek in 2005, voldoende onderzocht; Voorstraat 116-118, chemische wasserij, ernstige en urgente verontreiniging, sanering dient te starten voor 2015; Voorstraat –straat thv 7 t/m 29, voldoende onderzocht; Voorstraat-straat thv 33 t/m 105, nader onderzoek nodig; Tsjerk Hiddemastraat 42, verkennend bodemonderzoek uitgevoerd in 2004 en 1994, voldoende onderzocht; Maartensplein 1, verkennend bodemonderzoek in 2003, partijkeuring in 2004, voldoende onderzocht; Gerrit Bleekstraat 2, verkennend bodemonderzoek in 2010, voldoende onderzocht; Gerrit Bleekerstraat 1, verkennend bodemonderzoek in 1994, voldoende onderzocht; Kerkstraat 49, transportbedrijf, indicatief bodemonderzoek in 1993, voldoende onderzocht; Meckamastraat 7, historisch onderzoek in 1993, brandstoffendetailhandel tot 1963; Willem Lodewijkstraat, indicatief onderzoek in 1987, voldoende onderzocht; Westerdiepswal 8-13, indicatief onderzoek in 1987, licht tot matig verontreinigd; Walling Dykstrastrjitte 2-14, verkennend onderzoek in 2009, voldoende onderzocht; Eyso de Wendtstraat 8, benzine-service station tot 1978, gesaneerd in 1999, restverontreiniging geregistreerd; Eyso de Wendtstraat 2, licht tot matig verontreinigd, geen vervolg aangegeven; Gasthuisstraat tracé, onderzoek in 2005, voldoende onderzocht; Gasthuisstraatje 8, oriënterend onderzoek in 2005, verder onderzoek nodig; Eskesstraat 2, nader onderzoek in 1996, nader onderzoek is nodig; Oosterdiepswal 5, nader onderzoek in 1993, ernstige verontreiniging maar niet urgent; Oosterdiepswal 10, gesaneerd in 1995; Oosterdiepswal 11, indicatief onderzoek in 1987, niet ernstige verontreiniging, nader onderzoek nodig; Oosterdiepswal 11-22, saneringsonderzoek uitgevoerd in 1990 voor Oosterdiepswal 13. Door de provincie is opgemerkt dat, ondanks de sanering, mogelijk sprake is van een omvangrijke historische verontreiniging; Oosterdiepswal 15-16, brandstoffendetailhandel tot 1957, indicatief onderzoek uit 1987, nader onderzoek is nodig; Oosterdiepswal 17, indicatief onderzoek uit 1987, nader onderzoek is nodig; Oosterdiepswal 20, indicatief onderzoek uit 1987, nader onderzoek nodig; Oosterdiepswal 22, indicatief onderzoek uit 1987, voldoende onderzocht; Wassenberg tuinen, onderzoek in 2006, voldoende onderzocht; Mr. Andreastraat 16, houtmeubelfabriek tot 1962, verkennend onderzoek in 2005, niet verontreinigd; Mr. Andreastraat 12, bedrijfsterrein, onderzoek in 2005, voldoende onderzocht; Mr. Andreastraat 14, gesaneerd in 1998; Mr. Andreastraat 24, benzineservicestation tot 1993, garage tot 2002, voldoende gesaneerd; Willem Loreweg 2, indicatief onderzoek in 1993, voldoende onderzocht; Willem Loreweg 4/6, bedrijfsterrein, indicatief onderzoek in 2007,voldoende onderzocht; Trekvaart, waterbodemonderzoek in 2006, niet ernstige verontreiniging;
4
Bijlage 4
Milieuhygiënisch vooronderzoek Voorstraat
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02
Milieuhygiënisch vooronderzoek Voorstraat 46 te Kollum
Gemeente Kollumerland c.a.
Grontmij Nederland B.V. Assen, 30 januari 2013
320750, revisie 1
Verantwoording
Titel
:
Milieuhygiënisch vooronderzoek
Subtitel
:
Voorstraat 46 te Kollum
Projectnummer
:
320750
Referentienummer
:
320750
Revisie
:
1
Datum
:
30 januari 2013
Auteur(s)
:
ing. A. Weijer
E-mail adres
:
[email protected]
Gecontroleerd door
:
drs. R. Onck
Paraaf gecontroleerd
:
Goedgekeurd door
:
Paraaf goedgekeurd
:
Contact
:
drs. A. Luinenburg
Grontmij Nederland B.V. Stationsplein 12 9401 LB Assen Postbus 29 9400 AA Assen T +31 592 33 88 99 F +31 592 33 06 67 www.grontmij.nl
320750, revisie 1 Pagina 2 van 10
Inhoudsopgave
1 1.1 1.2 1.3 1.4
Inleiding ......................................................................................................................... 4 Algemeen ...................................................................................................................... 4 Omvang vooronderzoeksgebied ................................................................................... 4 Aanleiding en doelstelling ............................................................................................. 5 Opbouw rapport ............................................................................................................ 5
2 2.1 2.2 2.3 2.4
Opzet............................................................................................................................. 6 Basisinformatie ............................................................................................................. 6 Type vooronderzoek ..................................................................................................... 6 Onderzoeksaspecten .................................................................................................... 6 Uitgevoerde werkzaamheden ....................................................................................... 6
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
Resultaten ..................................................................................................................... 7 Voormalig bodemgebruik .............................................................................................. 7 Huidig bodemgebruik .................................................................................................... 7 Toekomstig bodemgebruik............................................................................................ 7 Bodemopbouw en geohydrologie ................................................................................. 7 Bodemkwaliteit .............................................................................................................. 8 Financieel-juridische aspecten...................................................................................... 8 Terreininspectie ............................................................................................................ 9
4 4.1 4.2 4.3
Conclusies en aanbevelingen ..................................................................................... 10 Conclusies................................................................................................................... 10 Onderscheiden deellocaties en hypothesestelling...................................................... 10 Aanbevelingen ............................................................................................................ 10
320750, revisie 1 Pagina 3 van 10
1
Inleiding
1.1 Algemeen In opdracht van de gemeente Kollumerland c.a. heeft Grontmij Nederland B.V. een milieuhygiënisch vooronderzoek naar de bodemkwaliteit uitgevoerd voor de locatie rondom het voormalig gemeentehuis te Kollum. Het vooronderzoek is onderdeel van het nieuwe bestemmingsplan voor dit gebied (“Hart van Kollum”). 1.2 Omvang vooronderzoeksgebied Het plangebied ligt op de hoek van de Voorstraat en de Eskesstraat in Kollum. De totale oppervlakte van het te onderzoeken terrein bedraagt circa 0,25 ha. De exacte locatie van het plangebied wordt weergegeven in onderstaand figuur. Het maaiveld ter plaatse van het plangebied ligt gemiddeld op 2,80 m +NAP.
320750, revisie 1 Pagina 4 van 10
Inleiding
1.3 Aanleiding en doelstelling In het plan van aanpak Hart van Kollum (Grontmij, mei 2011) zijn drie stedenbouwkundige varianten gepresenteerd. In het plan van aanpak is inzichtelijk gemaakt op welke wijze de locatie voormalig gemeentehuis ontwikkeld kan worden. In opdracht van Talant is een stedenbouwkundig scenario verder uitgewerkt. De beoogde ontwikkeling betreft nieuwbouw in de vorm van een woongebouw en ontmoetingsruimte, bestemd voor cliënten van Talant, onderdeel van zorggroep Alliade. In het voormalig gemeentehuis ontstaat ruimte voor diverse functies en de buitenruimte zal worden heringericht. De beoogde bebouwing past niet binnen het vigerend bestemmingsplan. Om deze reden herziet de gemeente het bestemmingsplan en stelt voor de locatie een beeldkwaliteitsplan op. In het kader van het nieuwe bestemmingsplan moet onderzoek worden gedaan naar de toestand van de bodem waarbij de uitvoerbaarheid van het plan moet worden betrokken. De toestand van de bodem wordt in kaart gebracht door het vooronderzoek. 1.4 Opbouw rapport In het voorliggende rapport worden de volgende aspecten behandeld: • De wijze van uitvoering van het onderzoek (hoofdstuk 2); • De resultaten van het onderzoek (hoofdstuk 3); • De conclusies, beschrijving van deellocaties en hypotheses en de aanbevelingen (hoofdstuk 4).
320750, revisie 1 Pagina 5 van 10
2
Opzet
2.1 Basisinformatie Voorafgaande aan het bepalen van het type vooronderzoek, is enige basisinformatie van de locatie verzameld, zoals weergegeven in tabel 2.1. Tabel 2.1: basisinformatie Adres Plaats Kadastrale aanduiding Oppervlakte (m2) Aanleiding onderzoek Voormalige bodemgebruik Huidige bodemgebruik Toekomstige bodemgebruik
Voorstraat 46-48 Kollum Gemeente Kolum, sectie D, nummer 3669 en 3670 2.500 Bestemmingsplanwijziging en (ver)bouw Gemeentehuis Kantoren Zorgcomplex
De topografische ligging van het plangebied is weergegeven op kaart in paragraaf 1.2. 2.2 Type vooronderzoek Op basis van de aanleiding van het onderzoek wordt een standaard vooronderzoek uitgevoerd. 2.3 Onderzoeksaspecten Het vooronderzoek omvat het verzamelen van informatie over de volgende vijf aspecten: • Het vroegere bodemgebruik van de locatie en de directe omgeving, zodat duidelijk is waar potentieel verontreinigende activiteiten hebben plaatsgevonden: • Het huidige bodemgebruik van de locatie, om te bepalen of er nu nog bodembedreigende activiteiten plaatsvinden en om te kunnen bepalen waar de boringen kunnen worden uitgevoerd; • Het toekomstige bodemgebruik van de locatie, zodat kan worden bepaald of de bodem geschikt is voor het geplande gebruik; • De bodemopbouw en geohydrologie, voor het bepalen van de homogeniteit van de bodem, het bepalen van de boordiepte en de mogelijke verspreiding van verontreinigende stoffen; • Financieel-juridische aspecten, zodat kan worden beoordeeld wat de aansprakelijkheidspositie van de eigenaar van de locatie is en zodat verhaalbaarheid van kosten op de veroorzakers kan worden beoordeeld.
• 2.4 Uitgevoerde werkzaamheden Voor het verzamelen van informatie over de locatie zijn de volgende bronnen geraadpleegd: • Ontwerp Hart van Kollum; • Archeologisch onderzoek - bureaustudie (Grontmij, rapport 1208, concept); • Bodemloket; • Nota bodembeheer van de gemeente Kollumerland (vastgesteld op 21 juni 2012, www.kollumerland.nl); • Telefonisch interview met de milieuambtenaar van de gemeente Kollumerland c.a.
320750, revisie 1 Pagina 6 van 10
3
Resultaten
3.1 Voormalig bodemgebruik De locatie aan de Voorstraat 46 is als enkele honderden jaren bebouwd, eerst als latijnse school, tegenover de kerk. Op de schematische historische kaart van 1664 is deze bebouwing weergegeven. Begin 19e eeuw is de latijnse school gesloopt en is in 1809 een woonhuis gebouwd voor Willem Hendrik Sytzama. Achter het pand werd een ‘’fraaie’’ tuin aangelegd. Hiervoor zijn ook enkele panden aan de achterzijde aangekocht en gesloopt. In 1895 is het pand omgebouwd tot raadhuis cq gemeentehuis. Voor een uitgebreidere beschrijvingen van de bebouwingsgeschiedenis wordt verwezen naar het archeologisch onderzoeksrapport (Grontmij, 12 november 2012).
e De historische kaarten van de 20 eeuw bevestigen de bebouwingsgeschiedenis. Hierbij zijn op het achterterrein diverse wijzigingen in bebouwing zichtbaar.
Uit het bodemloket blijkt dat het voormalige gemeentehuis verwarmd is geweest met huisbrandolie. Hiervoor was een HBO-tank aanwezig. Verdere details worden besproken in paragraaf 3.5. 3.2 Huidig bodemgebruik Het plangebied bestaat grotendeels uit bebouwing en verharding. Een deel van het plangebied ligt braak. Het oude gemeentehuis heeft van 2003 tot 2009 leeg gestaan en is daarna in gebruik genomen als tijdelijke kantoorruimte. 3.3 Toekomstig bodemgebruik Er bestaan plannen om de locatie opnieuw in te richten. Hiertoe wordt de bestaande bebouwing, met uitzondering van het oude gemeentehuis, gesloopt en zal er nieuwbouw verrijzen. De precieze vorm en plek van de nieuwbouw binnen het plangebied is ten tijde van dit schrijven nog niet bekend. 3.4 Bodemopbouw en geohydrologie Voor een uitgebreide beschrijving van de bodemopbouw wordt verwezen naar het rapport ‘’Archeologisch onderzoek Voorstraat te Kollum- bureauonderzoek’’ (Grontmij, archeologisch rapport 1280, status concept, 19 oktober 2012).
320750, revisie 1 Pagina 7 van 10
Resultaten
3.5 Bodemkwaliteit Uit het bodemloket van de provincie Friesland blijkt het volgende: • Op de locatie Voorstraat 46 is een ondergrondse HBO-tank aanwezig. De tank is gereinigd en afgevuld in 1982. De locatie van de tank is weergegeven op de tekening hiernaast. De bodemkwaliteit is zintuiglijk onderzocht; • Op de locatie Voorstraat 46 wordt tevens de aanwezigheid van een afvalverwerkingsbedrijf aangegeven met de bedrijfsnaam Gemeentehuis; • Op de locatie Voorstraat 46-48 heeft een nader bodemonderzoek plaatsgevonden naar een grondverontreiniging met lood. De locatie is aangegeven op de tekening hiernaast (geel). Het hoogst aangetroffen gehalte is 260 mg/kg ds, in een mengmonster van 0,4-1,0 m –mv. In de grond zijn puin en slakken aangetroffen. (TAUW, 1998). Het terrein is geschikt bevonden voor de destijds geplande bouw; • De weg ter hoogte van de onderzoekslocatie is in 2003 onderzocht in het kader van een wegreconstructie (Oranjewoud, 19-5-2003). Ter hoogte van de Voorstraat 46 zijn hierbij geen verontreinigingen aangetroffen. Dit betreft het groene vlak in de bovenste tekening; • Op de locatie Voorstraat 42 is een bejaardenhuis aanwezig geweest Dit betreft het groene vlak in de onderste tekening. De locatie heeft UBI-code 9999999 en is niet verdacht. Op de aangrenzende percelen zijn verder geen bodemonderzoeken uitgevoerd of verdachte locaties aangegeven. In de nota bodembeheer van de gemeente Kollumerland c.a. zijn de volgende classificeringen vastgesteld voor het onderzoeksgebied: • Bodemfunctie: Wonen; • ontgravingsklasse bovengrond (0-0,5 m –mv): Wonen; • ontgravingsklasse ondergrond (0,5-2,5 m –mv): Landbouw/natuur; • ontvangende bodem bovengrond: Wonen; • ontvangende bodem ondergrond: Landbouw/natuur; • generieke toepassingskaart bovengrond: Wonen; • generieke toepassingskaart ondergrond: Landbouw/natuur. De milieuambtenaar van de gemeente Kollumerland c.a bevestigt de bovengenoemde resultaten van uitgevoerde bodemonderzoeken en meldt het volgende: • De ondergrondse tank is nog steeds aanwezig maar is gereinigd. Het is wel een verdachte locatie; • Op de locatie Voorstraat 46-48 is een drukkerij aanwezig geweest. De gemeente beschouwt dit als een verdachte locatie, ondanks dat de locatie in het kader van het Landsdekkend Beeld niet als verdacht gekwalificeerd is; • Omdat de aanwezige en voormalige bebouwing oud is en verbouwingen heeft ondergaan, kunnen volgens de gemeente asbestmaterialen in de bodem aanwezig zijn. 3.6 Financieel-juridische aspecten De eigendomssituatie is weergegeven in navolgend figuur.
320750, revisie 1 Pagina 8 van 10
Resultaten
De locatie is in 2003 verkocht door de gemeente Kollumerland c.a. aan WoonFriesland. In 2011 heeft de gemeente besloten de locatie voor 50% te kopen, waarbij de andere 50% door een ontwikkelaar is gekocht. 3.7 Terreininspectie In relatie tot de aanleiding van het onderzoek, de overige resultaten van het vooronderzoek en de bestudering van luchtfoto’s en streetviewbeelden, is een terreininspectie niet uitgevoerd.
320750, revisie 1 Pagina 9 van 10
4
Conclusies en aanbevelingen
4.1 Conclusies Uit het vooronderzoek wordt het volgende geconcludeerd ten aanzien van de bodemkwaliteit: • Door de oude bewoningsgeschiedenis is sprake geweest van diffuse beïnvloeding van de bodemkwaliteit op de gehele locatie; • De grond op de locatie kan mogelijk verontreinigd zijn met asbest; • Op de locatie zijn twee specifieke activiteiten aanwezig geweest die hebben kunnen leiden tot bodemverontreiniging. Het betreft een gereinigde ondergrondse HBO-tank en een voormalige drukkerij. Ter plaatse van de voormalige drukkerij is in 1998 een grondverontreiniging met lood aanwezig. Het is niet bekend of bij de nieuwbouw ter plaatse deze grondverontreiniging verwijderd is. De afvalverwerking op Voorstraat 46 betreft slechts een administratieve aanduiding. De gemeentelijke activiteiten op het gebied van afvalinzameling of –verwerking hebben niet op dit adres plaatsgevonden. 4.2 Onderscheiden deellocaties en hypothesestelling Op basis van het onderzoek kunnen de volgende deellocaties worden onderscheiden: • Tank: deze deellocatie is verdacht ten aanzien van bodemverontreiniging. Het betreft een puntbron met een mogelijke verontreiniging van minerale olie en vluchtige aromaten, in grond en grondwater. De strategie VEP-OO uit de NEN 5740 is van toepassing; • Voormalige drukkerij: deze deellocatie is verdacht ten aanzien van bodemverontreiniging. Het betreft een deellocatie met een plaatselijke bodembelasting met een mogelijke verontreiniging met metalen, minerale olie, vluchtige aromaten en chloorkoolwaterstoffen. De strategie VEP uit de NEN 5740 is van toepassing; • Overige terrein: op de rest van het terrein worden licht verhoogde gehalten aan met name metalen en PAK’s in de grond verwacht. Gezien deze verwachting is in principe sprake van een verdachte locatie en is de strategie ‘’verdacht-heterogeen verspreid’’ (VED-HE) uit de NEN 5740 van toepassing. Daarnaast is mogelijk sprake van een asbestverontreiniging. Daarom is de strategie VED-HE uit de NEN 5707 van toepassing. 4.3 Aanbevelingen Het vooronderzoek heeft geen aanwijzingen opgeleverd die duiden op de aanwezigheid van ernstige bodemverontreiniging waardoor risico’s voor het toekomstige gebruikt aanwezig zouden kunnen zijn. Echter, verwacht wordt wel dat de bodemkwaliteit op de locatie beïnvloed is door het voormalige gebruik van de locatie. Deze negatieve beïnvloeding zal voornamelijk effect hebben op de activiteiten rondom nieuwbouw en herinrichting van het terrein. Voorafgaande aan de nieuwbouw en herinrichting wordt daarom aanbevolen een daadwerkelijk bodemonderzoek uit te voeren. Het bodemonderzoek is tevens nodig voor het verkrijgen van de geschiktheidsverklaring voor nieuwbouw. Daarnaast geeft het bodemonderzoek inzicht in vrijkomende grondsoorten en geschiktheid voor hergebruik. Voorafgaand aan de uitvoering van het bodemonderzoek is een terreininspectie en, in relatie tot het asbestbodemonderzoek, een maaiveldinspectie nodig.
320750, revisie 1 Pagina 10 van 10
Bijlage 5
Aanwijzigingsbesluit beschermd dorpsgezicht
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02
Afdeling en. nummer
/
MMA/MO 205.421 I
RIJSWIJK (ZH)
18 P a 1330
DE STAATSSECRETARIS V A N C U L T U U R , RECREATIE E N MAATSCHAPPELIJK W E R K EN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING
Overwegende, dat Kollum aan de k u s t van de v o o r m a l i g e l i n g i s gekomen; dat Kollum
een h i s t o r i s c h e k e r n b e z i t met
Lauwerszee t o t ontwikke-
een middeleeuwse s t r u c t u u r ;
d a t het s t r a a t b e e l d wordt b e h e e r s t door een h i s t o r i s c h e bebouwing, i n hoofdzaak u i t de 18de en 19de eeuw stammend; dat het g e b i e d een b e e l d o p l e v e r t , dat van algemeen b e l a n g i s vanwege de schoonh e i d en het k a r a k t e r ervan; G e l e t op a r t i k e l 20 van de Monumentenwet; Gehoord de Monumentenraad, de r a a d v a n de gemeente K o l l u m e r l a n d en Nieuw K r u i s l a n d , Gedeputeerde S t a t e n van F r i e s l a n d en de R i j k s p l a n o l o g i s c h e Commissie; B E S L U I T E N : Het g e b i e d i n de gemeente K o l l u m e r l a n d en Nieuw K r u i s l a n d z o a l s i s aangegeven op de b i j deze b e s c h i k k i n g behorende t e k e n i n g n r . 314 en z o a l s omschreven i n de t o e l i c h t i n g b i j deze b e s c h i k k i n g , aan t e w i j z e n a l s d o r p s g e z i c h t i n de z i n van a r t i k e l 20 van de Monumentenwet. Van deze b e s c h i k k i n g , waarvan m e d e d e l i n g z a l worden gedaan i n de Nederlandse S t a a t s c o u r a n t , z a l a f s c h r i f t worden gezonden aan de Monumentenraad, de raad van de gemeente K o l l u m e r l a n d en Nieuw K r u i s l a n d , Gedeputeerde S t a t e n van F r i e s l a n d en de R i j k s p l a n o l o g i s c h e Commissie. De S t a a t s s e c r e t a r i s van C u l t u u r , R e c r e a t i e en M a a t s c h a p p e l i j k Werk
CRM 182 - 026018* - 41
( J h r . d r s . P.A.C.Beelaerts van B l o k l a n d )
Afdeling en nummer
RIJSWIJK
(ZH)
MM^/MO 205.42, I
§ co o>
0)
S>
o £
DE STAATSSECRETARIS VAN
CULTUUR, RECREATIE E N MAATSCHAPPELIJK WERK
EN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING Overvegende, dat Kollum aan de k u s t van de voormalige Lauwerszee t o t ontwikkel i n g i s gekomen; --• dat Kollum een h i s t o r i s c h e k e m b e z i t met een middeleeuwse s t r u c t u u r ; dat het s t r a a t b e e l d wordt beheerst door een h i s t o r i s c h e bebouwing, i n hoofdzaak u i t de 18de en 19de eeuw stammend; dat het gebied een beeld o p l e v e r t , dat van algemeen belang i s vanwege de schoonheid en het k a r a k t e r ervan; Gelet op a r t i k e l 20 van de Monumentenwet; Gehoord de Monumentenraad, de raad van de gemeente Kollumerland en Nieuw K r u i s l a n d , Gedeputeerde Staten van F r i e s l a n d en de R i j k s p l a n o l o g i s c h e Commissie; B E S L U I T E N : Het gebied i n de gemeente Kollumerland en Nieuw K r u i s l a n d zoals i s aangegeven op de b i j deze beschikking behorende tekening n r . 314 en zoals omschreven i n de t o e l i c h t i n g b i j deze beschikking, aan te wijzen a l s dorpsgezicht i n de z i n van a r t i k e l 20 van de Monumentenwet. Van deze b e s c h i k k i n g , waarvan mededeling z a l worden gedaan i n de Nederlandse Staatscourant, z a l a f s c h r i f t worden gezonden aan de Monumentenraad, de raad van de gemeente Kollumerland en Nieuw K r u i s l a n d , Gedeputeerde Staten van F r i e s l a n d en de R i j k s p l a n o l o g i s c h e Commissie. De S t a a t s s e c r e t a r i s van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk
De MjLnis^fier van V o l k s h u i s v e s t i n g en R u i m t e l i j k e Ordening
y ( J h r . d r s . P . A . C K e e l a e r t s van B l o k l a n d ) CRM 182-026018*-41
£--2 '<262Jp&3 iS- EN DORPSGEZICHTEN EX ARTIKEL 20 VAN DE MONUMENTEN'/ET. KOLLUM, gemeente K o l l u m e r l a n d en Nieuw K r u i s l a n d . Toelichting. Het beschermde d o r p s g e z i c h t omvat h e t op bijgaande k a a r t ( R i j k s d i e n s t v o o r de Monumentenzorg, t e k e n i n g n r . door een s t i p p e l l i j n omgrensde gebied. Hoever de g e s c h i e d e n i s van Kollum teruggaat i s met w e i n i g z e k e r h e i d t e zeggen. I n de omgeving z i j n Romeinse voorwerpen gevonden, t e r w i j l de oudste s c h r i f t e l i j k e vermelding - i n de g i f t b r i e v e n v a n de a b d i j F u l d a - u i t het e e r s t e kwart v a n de 9de eeuw d a t e e r t . Kollum i s aan de kust v a n de voormalige Lauwerszee t o t ontw i k k e l i n g gekomen op de p l a a t s van het h u i d i g e w e s t e l i j k e d e e l van de V o o r s t r a a t b i j de Maartenskerk. D i t punt i s i n f e i t e een u i t l o p e r v a n de hoger gelegen zandgronden, d i e de e e r s t e bewoners enige bescherming bood tegen het opdringende water. A l s g e v o l g v a n a a n s l i b b i n g t e n noorden en t e n oosten v a n d i t oudst bewoonde d e e l v a n Kollum i s i n de e e r s t e h e l f t v a n de 1Jde eeuw een b e g i n gemaakt met i n d i j k i n g e n . De e e r s t e d i j k e n s l o t en b i j K o l l u m op de hoge grond aan, z o a l s de d i j k naar Scharnehuizen en V i s v l i e t . Daarna i s i n s n e l tempo nieuw l a n d op de zee herwonnen. Door de i n aangelegde d i j k T e r l u i n e n K o l l u m e r p o m p - P i e t e r z i j l i s Kollum l a n d i n w a a r t s komen t e l i g g e n en i s a l l e e n nog v i a K o l l u m e r z i j l en de a a n v a n k e l i j k s t e r k kronkelende Z i j l s t e r r i e d - een a f w a t e r i n g i n het aangeslibde land - met de zee verbonden. Na e e n t i j d v a n o n l u s t e n i n het grensgebied t u s s e n P r i e s l a n d en Groningen i s i n het b e g i n v a n de 16de eeuw onder h e t s t i m u l e r e n d bewind v a n Hendrik van S t o l b e r g , de stadhouder van de h e r t o g v a n Saksen, de b a s i s gelegd voor een w e l v a a r t s p e r i o d e i n de 16de en 17
s t e d e l i j k e a l l u r e kunnen o n t w i k k e l e n , dat a l s h o o f d p l a a t s van de g r i e t e n i j rond 1550 i n b e v o l k i n g s a a n t a l en inkomsten wed-i j v e r d e met de k l e i n e r e f r i e s e steden. De b e l a n g r i j k s t e a c t i v i t e i t e n bestonden u i t de handel i n b o t e r , kaas, granen, b i e r , hout en v i s , daarnaast kwamen k l e i n e i n d u s t r i e e n voor z o a l s l e e r l o o i e r i j e n , p o t t e n b a k k e r i j e n , bontwerkers, kalkovens, ( o l i e ) m o l e n s , een l i j n b a a n en een scheepstimmerwerf. De h a n d e l vond h o o f d z a k e l i j k p l a a t s op de kaden langs de Z i j l s t e r r i e d . H i e r meerden de l i c h t e r s a f met de door zeeschepen aangevoerde goederen, d i e wegens hun diepgang n i e t v e r d e r dan de haven b i j K o l l u m e r z i j l konden komen. Daarna voeren de l i c h t e r s v e r d e r h e t a c h t e r l a n d i n . Ook de p l a a t s - v a n de Waag, steeds i n v e r s c h i l l e n d e panden aan een van de D i e p w a l l e n g e v e s t i g d , en de p l a a t s v a n h e t R e c h t h u i s , i n 1610 naast de brug i n de Voorstraat o p g e r i c h t , w i j z e n op de h a n d e l s f u n c t i e van het gracht j e . I n de V o o r s t r a a t stonden de woonhuizen v a n de k o o p l i e d e n , sommige van een a l l u r e d i e t e v e r g e l i j k e n i s met de grachtenpanden i n de s t e d e n . Langs de D i e p w a l l e n en v o o r a l i n de" k l e i n e r e s t r a a t j e s a l s de Lieckamastraat en de Willem L o d e w i j k s t r a a t hadden de i n d u s t r i e e n z i c h verzameld. H e r b e r g i e r s v e s t i g d e n z i c h i n de V o o r s t r a a t en l a n g s het g r a c h t j e . I n de l o o p v a n de 18de eeuw i s mede door de algemene economische teruggang i n de R e p u b l i e k en de v e r s l e c h t e r d e bevaarbaarheid van de Z i j l s t e r r i e d de o n t w i k k e l i n g t o t s t i l s t a n d gekomen, t e r w i j l e r i n de 19de eeuw sprake i s van een a c h t e r u i t g a n g . De 16de- en 17de-eeuwse b e d r i j f j e s ; verdwenen en de 19de-eeuwse i n d u s t r i e l e o n t w i k k e l i n g i s aan Kollum v o o r b i j g e g a a n . Wel b l i j f t K o l l u m , g e t u i g e de i n de 19de eeuw gebouwde voorname h u i z e n waaronder h e t h u i d i g e Gemeentehuis en het h u i s V o o r s t r a a t 87 en de oudere bewoonde s t a t e s i n de g r i e t e n i j , a l s woonoord i n t r e k . De v e s t i g i n g v a n nieuwe b e d r i j v e n na de Tweede Wereldoorlog h e e f t t o t a a n z i e n l i j k e u i t b r e i d i n g e n rond de o o r s p r o n k e l i j k e kern van Kollum g e l e i d . ' De r u i m t e l i j k e s t r u c t u u r van de h i s t o r i s c h e k e r n wordt bepaald door de l o o d r e c h t op e l k a a r staande V o o r s t r a a t en Ooster- en W e s t e r d i e p s w a l . E v e n w i j d i g aan d i t hoofdstramien komen s t r a a t j e s v a n secundair belang voor, Meckamastraat, Willem L o d e w i j k s t r a a t , P u t s t r a a t , Hoogpijpke. - De
De k a d a s t r a l e minuut van c a . 1820 g e e f t een exact b e e l d van de omvang van Kollum i n de e e r s t e decennia van de 19de eeuw, een omvang, d i e w a a r s c h i j n l i j k i n de voorafgaande b l o e i p e r i o d e b l i j k e n s s c h r i f t e l i j k e vermeldingen en de g r i e t e n i j k a a r t u i t de " F r i e s c h e A t l a s " van Schotanus (1718. 2de druk) aan de z u i d z i j d e een w e i n i g g r o t e r i s geweest. De bebouwing s t r e k t z i c h i n de V o o r s t r a a t u i t van de S c h e l l i n g a l a a n t o t de O l i e m o l e n s i n g e l en langs de Z i j l s t e r r i e d van de stenen brug t o t aan de nieuwe voetgangersbrug. De v/eergegeven p e r c e e l s i n d e l i n g komt overeen met de i n het algemeen i n de steden voorkomende w i j z e van bouwen, het i n de r o o i l i j n aaneeng e s l o t e n bouwen van r e l a t i e f smalle maar diepe panden. Langs de Meckamastraat en de Willem L o d e w i j k s t r a a t i s bebouwing van een v e e l k l e i n e r e opzet geconcentreerd. Van de op de k a d a s t r a l e minuut weergegeven s i t u a t i e komen v o o r a l d i e d e l e n van de V o o r s t r a a t ende.. Ooster- en Westerdiepswal met een regelmatige i n t e n s i e v e bebouwing v r i j nauwkeurig met de h u i d i g e s i t u a t i e overeen ( r e s p . van de E s k e s t r a a t t o t aan h e t pand V o o r s t r a a t 112 en ca. 70 meter gerekend vanaf de brug). De p e r c e e l s i n d e l i n g van het overige d e e l van de beide Diepswallen i s op z i c h w e i n i g veranderd, met d i t v e r s c h i l dat een r e d e l i j k groot a a n t a l panden u i t de gevelwand verdwenen i s . De bebouwing langs de Meckama- en de Willem L o d e w i j k s t r a a t i s v r i j w e l geheel g e s l o o p t . De Eyso de Wendtstraat i s op de k a d a s t r a l e minuut een van de smalle aan e l k a a r e v e n w i j d i g lopende s t e e g j e s d i e op de V o o r s t r a a t uitkomen. I n het h a r t van de h u i d i g e s t r a a t i s op de minuut een v r i j s t a a n d , i n de r o o i l i j n gelegen pand aangegeven, dat qua p l a t t e g r o n d v e r g e l i j k b a a r i s met de naburige panden. A a n v a n k e l i j k was het steegje de u i t r i t van de s t a t e Oostenburg, op weIks fundamenten h e t h u i d i g e Armhuis i s gebouwd. Na aankoop h e e f t de G r i e t e n i j i n 1836 deze u i t r i t met de trekweg langs de v a a r t verbonden en voor p u b l i e k opengesteld. Tegenwoordig i s de Eyso de Wendtstraat door de amovering van het genoemde v r i j staande pand t o t een voor Kollum r e l a t i e f grote ruimte geworden, waar w e k e l i j k s markt gehouden wordt. Het reeds i n 1577 vermelde b r u g g e t j e over de Z i j l s t e r r i e d i n het verlengde van de Willem L o d e w i j k s t r a a t , de toenmalige B r u g s t r a a t , i s recent i n noordelijke r i c h t i n g v e r p l a a t s t . - In -
In het op de k a d a s t r a l e minuut weergegeven s t r a t e n p a t r o o n z i j n de nieuwbouwwijken b u i t e n beschouwing l a t e n d - geen verdere w i j z i g i n g e n t o t stand gekomen. Z o a l s het h u i d i g e k a a r t b e e l d op een h i s t o r i s c h e s t r u c t u u r en p e r c e e l s i n d e l i n g b e r u s t , wordt ook het s t r a a t b e e l d door h i s t o r i s c h e bebouwing, d i e i n hoofdzaak u i t het einde van de 18de en 19de eeuw stamt, b e h e e r s t . Wel i s op twee punten het g e z i c h t van Kollum i n de 20ste eeuw g e w i j z i g d : — de r e l a t i e van de compacte s t e d e l i j k e eehheid met het open b u i t e n g e b i e d i s verbrokenj de V o o r s t r a a t i s van woonstraat t o t w i n k e l s t r a a t geworden, t e r w i j l langs de Ooster- en "Westerdiepswal de woonfunctie overheerst. Het meest voorkomende h u i s t y p e i n de V o o r s t r a a t i s twee bouwl a g e n hoog en d r i e soms v i e r r a a m p a r t i j e n breed, v o o r z i e n van een l i j s t g e v e l en afgedekt door een s c h i l d k a p , waarvan de nok l o o d r e c h t op de' r o o i l i j n g e r i c h t i s . De h u i z e n z i j n gerangschikt volgens een steeds w e i n i g verspringende r o o i l i j n en t o t een g e s l o t e n gevelwand aaneengebouwd, d i e op enkele punten door b i j z o n d e r smalle s t e e g j e s doorbroken wordt. I n deze gevelwanden m a n i f e s t e r e n de panden z i c h door de geringe v e r s c h i l l e n i n v e r d i e p i n g s h o o g t e , g e v e l i n d e l i n g , m a t e r i a a l g e b r u i k - baksteen en p l e i s t e r - en de d i v e r s e s o o r t e n g o o t l i j s t e n , raam- en d e u r k o z i j n e n t o t z e l f s t a n d i g e eenheden. De panden aan de z u i d z i j d e van de V o o r s t r a a t t u s s e n de P u t - en de Eyso de Wendtstraat z i j n met u i t z o n d e r i n g van de hoogte - e§n bouwlaag - van h e t z e l f d e t y p e . I n de n o o r d e l i j k e gevelwand van de V o o r s t r a a t t u s s e n de Maartenskerk en de Westerdiepswal komen enkele grotere 4 a 5 r a a m p a r t i j e n brede koopmanshuizen v o o r , d i e afgedekt z i j n door een aan de r o o i l i j n e v e n w i j d i g lopende s c h i l d k a p met hoekschoorstenen. Door het j u i s t b i j de k r u i s i n g met de Z i j l s t e r r i e d flauw gebogen beloop van de V o o r s t r a a t i s het' g e v a r i e e r d e dakenspel z i c h t b a a r van de t e n opzichte van e l k a a r steeds i n hoogte en h e l l i n g s g r a a d w i s s e l e n d e d a k s c h i l d e n , d i e aan de s t r a a t z i j d e met blauwe en aan de z i j k a n t e n met rode panden gedekfc z i j n . I n d i v i d u e l e stoepen met hekken en p a l e n z i j n grotendeels v e r dwenen, w e l i s de o o r s p r o n k e l i j k e i n d e l i n g van het wegdekbewaard gebleven. - Bij -
B i j de b e l a n g r i j k e monumenten, de Maartenskerk en het Gemeent e h u i s wordt de g e s l o t e n s t e d e l i j k e bebouwing doorbroken. De k e r k op het e n i g s z i n s verhoogde door geschoren l i n d e n omzoomde k e r k h o f i s a c h t e r de r o o i l i j n e v e n w i j d i g aan de Voors t r a a t g e s i t u e e r d . Het i s een tweebeukige g o t i s c h e kerk met een d e e l s nog romaanse t o r e n , d i e i n de 17de eeuw van een hoge n a a l d s p i t s i s v o o r z i e n . Het blokvormige Gemeentehuis i s i n 1808 a l s woonhuis gebouwd. De bebouwing i n de V o o r s t r a a t t e n westen van de Maartenskerk, die een e n k e l f r a a i pand z o a l s no. 4-2 bevat, vormt i n z i j n t o t a l i t e i t een minder hechte eenheid. . .. Een andere k a r a k t e r i s t i e k e onderbreking van de g e s l o t e n s t r a a t wanden i s de k r u i s i n g met de Z i j l s t e r r i e d , met het u i t z i c h t naar het noorden op het l a g e r gelegen g r a c h t j e en naar het z u i den op de gebogen v a a r t . Naast de V o o r s t r a a t met de Maartenskerk en het Gemeentehuis z i j n v o o r t s de O o s t e r - en Westerdiepswal voor de i d e n t i t e i t van K o l lum van b e l a n g . Beeldbepalende f a c t o r e n z i j n de g e d e t a i l l e e r d e r u i m t e l i j k e i n d e l i n g volgens het beloop van het g r a c h t j e , het n i v e a u v e r s c h i l met de V o o r s t r a a t , de hechte v e r t i c a a l gelede gevelwand aan de O s t e r d i e p s w a l n a b i j de V o o r s t r a a t en de s t e nen brug met d a a r a c h t e r het R e c h t h u i s , d i e de ruimte v i s u e e l afsluiten. Zoals ee'rder opgemerkt h e e f t de bebouwing langs het n o o r d e l i j k d e e l van de beide D i e p s w a l l e n z i j n o o r s p r o n k e l i j k b e s l o t e n k a r a k t e r v e r l o r e n . De panden z i j n van een eenvoudig t y p e , £6n bouwlaag hoog, d r i e t o t v i j f r a a m p a r t i j e n breed en afgedekt door een kap waarvan de nok l o o d r e c h t of - i n i e t s mindere mate voorkomend- e v e n w i j d i g aan de r o o i l i j n g e r i c h t i s . Baksteen i s het meest voorkomende bouwmateriaal. 0
B i j het afbakenen van het -bescherir.de gebied i s u i t g e g a a n van de middeleeuwse s t r u c t u u r - V o o r s t r a a t en de D i e p s w a l l e n - , monumentale h i s t o r i s c h e gebouwen -Maartenskerk, Gemeentehuis, Armh u i s - en de b i j de bebouwing van V o o r s t r a a t en °oster- en Westerdiepswal behorende a c h t e r t e r r e i n e n .
Een
Een nadere u i t w e r k i n g van het beschermde d o r p s g e z i c h t z a l dienen p l a a t s t e v i n d e n i n ' een bestemmingsplan ex a r t i k e l 37-5 van de Wet op de R u i m t e l i j k e Ordening. H i e r b i j wordt voorop g e s t e l d dat een bescherming ex a r t i k e l 20 van de Monumentenwet geen b e v r i e z i n g van de gegeven s i t u a t i e inhoudt, maar dat het gaat om het scheppen van een kader, waarbinnen een r u i m t e l i j k e o n t w i k k e l i n g m o g e l i j k i s met behoud van de k a r a k t e r i s t i e k e waarde van K o l l u m . Voor de b e p a l i n g daarvan l e v e r t deze t o e l i c h t i n g het b a s i s m a t e r i a a l .
Bijlage 6
Notitie archeologie/cultuurhistorie bestemmingsplan Kollum Centrum
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02
Notitie Referentienummer
Datum
Kenmerk
322815
13 november 2012
Opgesteld door: mevr. H. Boon, MA
Betreft
Notitie archeologie/cultuurhistorie bestemmingsplan Kollum Centrum
Om de archeologische en cultuurhistorische waarden in beeld te krijgen, zijn diverse bronnen geraadpleegd, zoals de Archeologische Monumentenkaart, Archis2 en archeologische waarden- en/of beleidskaarten van het betreffende gebied. 1 Bewoningsgeschiedenis Kollum is in de Middeleeuwen gesticht op een zandrug, als havenplaats bij een waterverbinding met zee. De voorloper van het huidige dorp, Colheim of Colleheim, heeft waarschijnlijk noordwestelijk van e 1 de huidige kern gelegen en wordt al vanaf de 8 eeuw in historische bronnen genoemd. Het is een e wegdorp met een kruisvormige structuur. Bedijking van de omgeving heeft in de 11 tot 13e eeuw plaatsgevonden2.Het dorp is een zogenaamde vlekke. Dit is een dorp met stedelijke kenmerken, zoals de aanwezigheid van handel en bepaalde voorzieningen. In de 17e en 18e eeuw ontwikkelde de nederzetting zich snel, door de handel en scheepvaart.3 Kollum is in de loop der tijd gegroeid, vooral richting het noorden en zuiden heeft uitbreiding plaatsgevonden.4
Afbeelding 3.1. Kollum op de kaarten uit de Schotanusatlas (bron: treasoar.nl)
2 Archeologie Een groot deel van het plangebied ligt in de historische kern van Kollum, dit is een AMK-terrein van hoge archeologische waarde (monumentnr. 15041). De Archeologische Monumentenkaart (AMK) bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria (kwaliteit, zeldzaamheid, representativiteit, ensemblewaarde en belevingswaarde). Op grond daarvan zijn de terreinen ingedeeld in categorieën met archeologische waarde, hoge archeologische waarde en zeer hoge archeologische waarde (o.a. de beschermde monumenten). De AMK is in samenwerking met de betreffende provincie en gemeentelijk archeologen ontwikkeld. 1
H.M. van den Berg, 1989. Kollumerland en Nieuw Kruisland, voorafgegaan door Overzicht van de bouwkunst in Noordelijk
Oostergo. Zeist. Pp 39-45 via dbnl.org; T.J. ten Anscher, J.J. Hekman & H.W. Veenstra 2012. Archeologische verwachtings- en onderzoeksadvieskaart van de gemeente Kollumerland en Nieuw Kruisland – Deel 1: tekst & bijlagen 1 en 2. RAAP-rapport 983. Weesp ; www.oudheidkamerkollum.nl 2
www.kollumerland.nl
3
Monumenten Inventarisatie Project ca.1990. concept Gemeentebeschrijving Kollumerland en Nieuw Kruisland.Provincie Fries-
land – Regio noord. p 10; Van den Berg., H.M., 1989. Noordelijk Oostergo; Kollumerland en Nieuw Kruisland; de Monumenten van Geschiedenis en Kunst, Den Haag. 4
Uitgeverij 12 provinciën, 2007, Atlas van topografische kaarten Nederland 1955-1965. Landsmeer/Den Haag. Blad 26.
Referentienummer
Pagina
322815
2 van 5
De enige archeologische waarneming die binnen het plangebied is gedaan, betreft de resultaten van een opgraving die ter plekke van de Nederlands Hervormde kerk is uitgevoerd (Archis waarnemingsnr. 30357). Hierbij zijn onder andere graven en funderingsresten gevonden van een bakstenen en tufstenen kerk uit de tweede helft van de 12e eeuw. Er is slechts op beperkte schaal archeologisch onderzoek uitgevoerd in Kollum. Er is dan ook nog veel onbekend over eventueel aanwezige archeologische waarden in de grond. 3
Archeologische waarden- en beleidskaarten
3.1 Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) De provincie Fryslân heeft een archeologische beleids- en advieskaart opgesteld, waarop wordt aangegeven welk type onderzoek nodig is om op een verantwoorde wijze om te gaan met het bodemarchief bij grondwerkzaamheden. De kaart is een aanvulling op en uitbreiding van de provinciale Archeologische Monumentenkaart zoals die door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed wordt beheerd. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen twee perioden: enerzijds de periode Steentijd-Bronstijd en anderzijds de periode IJzertijd-Middeleeuwen. Volgens de FAMKE is voor het plangebied ten aanzien van de periode Steentijd-Bronstijd een karterend onderzoek 3 noodzakelijk, hetgeen neerkomt op 3 boringen per hectare bij ingrepen groter dan 5000 m². Voor de periode IJzertijd-Middeleeuwen wordt voor de historische dorpskern aanbevolen om te streven naar behoud. Voor het overige deel van het plangebied wordt een karterend onderzoek 3 aanbevolen. Dit bestaat uit een historisch en karterend onderzoek voor ingrepen groter dan 5000 m² 3.2 Gemeentelijke archeologische beleidskaart 5 Voor de gemeente Kollumerland is door RAAP een archeologische beleidskaart opgesteld. Op deze kaart wordt aangegeven of en in welke vorm er onderzoek noodzakelijk is. Het plangebied is vanwege de aanwezige bebouwing niet gekarteerd. Voor de periode Steentijd tot en met Vroege Bronstijd wordt in de omgeving van Kollum een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde gegeven. Voor de periode IJzertijd tot en met Late Middeleeuwen heeft het geen zin om te kijken naar de omgeving van Kollum, omdat voor deze periode de archeolologische verwachting specifiek te maken heeft met de aanwezigheid van de historische dorpskern. Het onderzoeksadvies voor de periode IJzertijd-Middeleeuwen is gelijk aan dat op de FAMKE, namelijk streven naar behoud en karterend onderzoek 3. Voor de periode Steentijd-Bronstijd wordt echter het advies karterend onderzoek 2 gegeven, wat gelijk staat aan 6 boringen per hectare. 4
Cultuurhistorische waarden
4.1 Rijksmonumenten De gemeente Kollumerland c.a. heeft geen gemeentelijke of provinciale monumenten. Wel staan er 25 rijksmonumenten binnen de begrenzing van het plangebied (zie Afbeelding 2). 19 van de 25 rijksmonumenten liggen aan de Voorstraat, waarbij 6 rijksmonumenten bij hetzelfde complex horen, namelijk de historische buitenplaats, inclusief tuin, hekwerk en beelden van de Philippusfenne, een notariswoning aan de Voorstraat 87. Het hoofdgebouw is opgetrokken in een eclectische bouwstijl in combinatie met art-nouveau elementen (rijksmonumentnummers529468 t/m 529473). Dit is tevens het enige over6 gebleven voorbeeld van een buitenplaats langs de oost-west as van Kollum.
5
Ten Anscher, Hekman & Veenstra 2012.
6
www.KICH.nl; rijksmonumenten.nl; www.monumenten.nl
Referentienummer
Pagina
322815
3 van 5
Afbeelding1. Rijksmonumenten (Bron: TDN/Kadaster, 2009)
4.2 KICH Naast de Rijksmonumenten worden in het systeem van de Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie (KICH) nog een aantal MIP-objecten weergegeven. Hierbij gaat het om jongere bouwkunst, van 1850-1940. Deze MIP-objecten zijn tijdens het Monumenten Inventarisatie Project (eind jaren ’80, begin jaren ’90) aangemerkt als waardevol.7 Tabel 1. Alle rijksmonumenten en MIP-objecten (vet, cursief) binnen de grenzen van het plangebied Monu‐ adres Functie Bouwjaar/datering Stijl mentnr 23723 Mr Andreaestraat 2 School 1825 en 2 A 23724 Eyso de Wendtstraat boerderij 4 23725 Eyso de Wendtstraat woonhuis 6 23726 Oostenburgstraat 2 werkhuis
7
23727
Voorstraat 15
smederij
1768
23728
Voorstraat 39
kerk
15e‐18e eeuw
23729
Voorstraat 42
Bethedsa Oude Lieden‐
2e kwart 19e eeuw
www.kich.nl
Referentienummer
Pagina
322815
4 van 5
huis 23730
Voorstraat 46
Raadhuis
1808
23731
Voorstraat 53
werk‐woonhuis
23732
Voorstraat 51
werk‐woonhuis
23733
Voorstraat 57
werk‐woonhuis
eind 18e begin 19e eeuw 1890 (gevel)
23735
Voorstraat 62
werk‐woonhuis
2e kwart 19e eeuw
23736
Voorstraat 63
Hotel de Roskam
1840
23737
Voorstraat 70
werk‐woonhuis
18e eeuw
23738
Voorstraat 88
23739
Westerdiepswal 4
waag
512868
Voorstraat 7
schuur koetsierswoning
1614/herbouw 1779 1913‐1915
512873
postkantoor met direc‐ teurswoning koetsierswoning met hek
1888‐1889
512874
Eyso de Wendtstraat 9 Voorstraat 7
Ambachtelijk‐traditionele bouwtrant Traditionalisme
1913‐1915
Overgangsarchitectuur
529468
Voorstraat 87
1847
Eclecticisme
529469
Voorstraat 87
buiten‐ plaats/notariswoning voor‐ en achterterrein
1845‐1850
Landschapsstijl
529470
Voorstraat 87
brug
1850
529471
Voorstraat 87
houten prieel
1850
529472
Voorstraat 87
2 terracotta leeuwen
1850
529473
Voorstraat 87
hekwerk
1850
Voorstraat 58
Winkelwoonhuis
1922
Voorstraat 39
Grafzerk
Ca. 1880
Voorstraat 33
Woonhuis + kantoor
Ca. 1920
Voorstraat 43
Woonhuis
Ca 1880
Voorstraat 55
Woonhuis
1870
Voorstraat 80
Woonhuis
1860
Voorstraat 102
Woonhuis
1870
Voorstraat 112
Dokterswoning
Ca. 1860
Voorstraat 69
Woonhuis
1910
Voorstraat 107
Winkel woonhuis
Ca. 1925
Referentienummer
Pagina
322815
5 van 5
Afbeelding 2. Uitsnede van de CHW (bron: www.fryslan.nl/chk)
4.3 Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) In aanvulling op de landelijke (verwachtings)kaarten hebben veel gemeenten en provincies eigen cultuurhistorische kaarten vervaardigd, waarin veel lokale gebiedskennis is opgenomen. Deze kaarten hebben over het algemeen een hoger detailniveau dan de landelijke kaarten. De Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Friesland geeft inzicht in de archeologische, historischstedenbouwkundige en de historisch-geografische waarden van de regio.8 Hierin wordt vermeld dat in het noordoostelijke deel van het plangebied het terrein van de voormalige state “Het olde casteel of Nieuw Meckema” (vóór 1467-1775) heeft gelegen. Er wordt bij vermeld dat van de state niets terug te vinden is. In het zuidelijk deel van het plangebied wordt het noorden van het terrein van het Jellema Steenhuys en de buitenplaats Oostenburg (vóór 1511-1836) geraakt. De Kollumer Trekvaart maakt als dorpsvaart deel uit van het vaarwegenstelsel in de provincie Friesland. Dorpsvaarten werden aangelegd als verbinding met de vaarroutes. e De Voorstraat zelf tenslotte, is aangemerkt als een van oorsprong 12 eeuwse zeedijk.
8
http://www.fryslan.nl/3185/cultuurhistorische-kaart-chk2/
Bijlage 7
Archeologisch onderzoek Voorstraat
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02
Archeologisch onderzoek Voorstraat te Kollum Bureauonderzoek
GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 1280
Archeologisch onderzoek Voorstraat te Kollum Bureauonderzoek GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 1280
Concept
ISSN 1573-5710
Opdrachtgever: Gemeent Kollumerland c.a.
Grontmij Nederland B.V. Assen, 12 november 2012
320750, revisie 0
Administratieve gegevens
Datum opdracht
: oktober 2012
concept
: 12 november 2012
definitief
:
Opdrachtgever
: Gemeente Kollumerland c.a.
Uitvoerder
: Grontmij Nederland B.V.
Beheer documentatie en/of vondsten
Bevoegde overheid
Grontmij Nederland B.V., Assen
: Gemeente Kollumerland c.a.
Contactpersoon
Locatie
: gemeente
:
Kollumerland
plaats
:
Kollum
toponiem
:
Voorstraat
RD-coördinaten
:
N
x: 205.825 / y: 588.415
O
x: 205.850 / y: 588.355
Z
x: 205.800 / y: 588.345
W
x: 205.785 / y: 588.400
kaartblad afm. plangebied
6E, Kollum :
3100 m²
AMK
: monumentnr.
:
15041
Archis2
: CIS-code
:
54438
Archeoregio NOaA
7, Fries-Gronings kleigebied
320750, revisie 0 Pagina 3 van 15
Inhoudsopgave
1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
Inleiding ......................................................................................................................... 5 Algemeen ...................................................................................................................... 5 Ligging plangebied ........................................................................................................ 5 Huidig gebruik van het plangebied ............................................................................... 5 Toekomstig gebruik van het plangebied ....................................................................... 5 Onderzoeksdoel ............................................................................................................ 5 Leeswijzer ..................................................................................................................... 5
2 2.1 2.2 2.3
Landschap..................................................................................................................... 6 Geologie ........................................................................................................................ 6 Geomorfologie .............................................................................................................. 7 Bodem ........................................................................................................................... 8
3 3.1 3.2 3.3 3.3.1 3.4 3.4.1 3.4.2 3.5 3.5.1 3.5.2
Archeologie ................................................................................................................... 9 Bewoningsgeschiedenis ............................................................................................... 9 Archeologische Monumenten ..................................................................................... 10 Archeologische waarnemingen en onderzoeken ........................................................ 10 Numismatisch Informatiesysteem (NUMIS) ................................................................ 10 Archeologische waarden- en beleidskaarten .............................................................. 10 Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) ......................................... 10 Gemeentelijke archeologische beleidskaart ............................................................... 11 Cultuurhistorische waarden ........................................................................................ 11 Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) ................................................................... 11 KICH............................................................................................................................ 11
4
Archeologische verwachting ....................................................................................... 12
5 5.1 5.2 5.2.1 5.2.2
Evaluatie ..................................................................................................................... 14 Conclusies en samenvatting ....................................................................................... 14 Advies ......................................................................................................................... 14 Karterend booronderzoek ........................................................................................... 14 Proefsleuvenonderzoek .............................................................................................. 14
Bijlage 1:
Locatie plangebied
Bijlage 2:
Archeologische Basiskaart
320750, revisie 0 Pagina 4 van 15
1
Inleiding
1.1 Algemeen In opdracht van de gemeente Kollumerland, c.a. heeft Grontmij Nederland B.V. een archeologisch onderzoek uitgevoerd voor de locatie rondom het oude gemeentehuis te Kollum (“Hart van Kollum”). Het onderzoek heeft bestaan uit een bureauonderzoek en de rapportage hierover. Het onderzoek is uitgevoerd conform de provinciale richtlijnen. Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt een nader advies gegeven met betrekking tot de noodzaak van eventueel archeologisch vervolgonderzoek en, indien dit het geval is, in welke vorm dit zou moeten worden uitgevoerd. Dit advies dient ter bekrachtiging te worden voorgelegd aan de bevoegde overheid. De betreffende werkzaamheden zijn conform de richtlijnen van het handboek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, versie 3.2) uitgevoerd. Grontmij beschikt over een eigen opgravingsvergunning afgegeven door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). 1.2 Ligging plangebied Het plangebied ligt op de hoek van de Voorstraat en de Eskesstraat in Kollum. De totale oppervlakte van het te onderzoeken terrein bedraagt circa 0,3 ha. De exacte locatie van het plangebied wordt weergegeven in Bijlage 1. Het maaiveld ter plaatse van het plangebied ligt gemiddeld op 2,80 m +NAP. 1.3 Huidig gebruik van het plangebied Het plangebied bestaat grotendeels uit bebouwing en verharding. Een deel van het plangebied ligt braak. 1.4 Toekomstig gebruik van het plangebied Er bestaan plannen om de locatie opnieuw in te richten. Hiertoe wordt de bestaande bebouwing, met uitzondering van het oude gemeentehuis, gesloopt en zal er nieuwbouw verrijzen. De precieze vorm en plek van de nieuwbouw binnen het plangebied is ten tijde van dit schrijven nog niet bekend. 1.5 Onderzoeksdoel Onderhavig onderzoek is uitgevoerd in het kader van een bestemmingsplanprocedure. De opdrachtgever is van plan in het plangebied te slopen en te bouwen. De bodemingrepen die gepaard gaan met de geplande realisatie zullen eventueel aanwezige archeologische resten in de bodem verstoren en/of vernietigen. Derhalve dienen voorafgaand aan die werkzaamheden de archeologische waarden binnen het plangebied in kaart te worden gebracht. 1.6 Leeswijzer Dit rapport betreft een standaardrapport zoals genoemd in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA-specificatie VS05). Allereerst is in hoofdstuk 2 de genese van het landschap beschreven. In hoofdstuk 3 worden de bekende archeologische waarden behandeld. Op basis van deze beide hoofdstukken is in hoofdstuk 4 een specifiek verwachtingsmodel is opgesteld. In hoofdstuk 5 wordt een evaluatie gegeven van die resultaten en een advies voor eventueel vervolgonderzoek.
320750, revisie 0 Pagina 5 van 15
2
Landschap
Om de landschapsgenese in beeld te brengen, is gebruik gemaakt van bodemkaarten en van geologische, topografische en historische kaarten. Met behulp hiervan wordt de bodem en het landschap beschreven. Onderdeel van deze studie vormt een analyse van het Actueel Hoogtebestand Nederland. 2.1 Geologie Het plangebied ligt in een grensgebied tussen bodems waarbij de afzettingen die aan de oppervlakte voorkomen dateren uit het Pleistoceen en Holoceen (zie Tabel 2.1). Het Holocene landschap ten noorden van Kollum stond tot de eerste bedijkingen in de Late Middeleeuwen onder invloed van de zee. Onder de (jonge) zeekleiafzettingen liggen de oudere zandafzettingen uit het Pleistoceen, deze zijn aanwezig op een diepte van 0-4 m beneden NAP. Tabel 2.1 Indeling van het Kwartair chronostratigrafie Kwartair
Holoceen
jaren geleden Subatlanticum
3.000 -
Subboreaal
5.000 -
3.000
Atlanticum
8.000 -
5.000
Boreaal
9.000 -
8.000
Preboreaal Pleistoceen
Laat
10.000 -
9.000
130.000 -
10.000
Weichselien (ijstijd)
120.000 -
10.000
Eemien
130.000 -
120.000
800.000 -
130.000
Saalien (ijstijd)
200.000 -
130.000
400.000 -
315.000
2.400.000 -
800.000
Midden Elsterien (ijstijd) Vroeg
heden
De basis van de afzettingen in het plangebied en de directe omgeving van het plangebied is ontstaan in de voorlaatste ijstijd, het Saalien, toen het noordelijke deel van Nederland bedekt was met landijs. Door de druk van het landijs werd er in de bodem een grondmorene afgezet, bestaande uit lemig zand met grind en keien. Dit wordt ook wel keileem genoemd en wordt gerekend tot het Laagpakket van Gieten binnen de Formatie van Drente. Gedurende de laatste ijstijd, het Weichselien, heerste er in Nederland een toendraklimaat. Er was weinig tot geen begroeiing waardoor de wind het zand kon verplaatsen. Het opgestoven materiaal werd op een andere locatie weer afgezet. Deze afzettingen worden aangeduid als dekzand en worden gerekend tot het Laagpakket van Wierden binnen de Formatie van Boxtel. Na de laatste ijstijd trad een stijging van de zeespiegel op als gevolg van een stijgende temperatuur. Gedurende de afgelopen 10.000 jaar is de kustlijn geleidelijk steeds verder landinwaarts opgeschoven als gevolg van de relatieve zeespiegelstijging (temperatuurstijging en bodemdaling). Daarbij werd het aanwezige basisveenpakket dat zich op de Pleistocene zandondergrond had gevormd geleidelijk opgeruimd en ontstond een waddenzee. In dit open water (de zuidelijke kuststrook van de Noordzee) ontstonden uit wadzand opgeslibde platen en banken en meer landinwaarts ontstonden lagunes. Vanaf het begin van het Holoceen werden perioden waarin de invloed van de zee groot is afgewisseld met perioden waarin de invloed van de zee minder groot was. De stijgende zeespie-
320750, revisie 0 Pagina 6 van 15
Landschap
gel zorgde voor een stijging van de grondwaterstand. In een warm en vochtig klimaat ontstonden vanaf het Atlanticum gunstige condities voor grootschalige veengroei. Kwelders ontstonden in versterkte mate nadat de invloed van de zee verder afnam, vanaf de periode vanaf circa 1.200 v. Chr. Vanaf het begin van de jaartelling nam de invloed van de zee sterk af. In de 3e eeuw na Chr. brak de zee tot diep in het land in, in eerste instantie veelal via bestaande geulen en kreken. Het veen dat daar aanwezig was, werd (ten dele) opgeruimd. Grote delen van het noordelijk kustgebied werden te nat voor bewoning. Uit deze periode dateert de knipklei die afgezet werd op de kwelders. Vanaf het begin van de Late Middeleeuwen is het kustgebied bedijkt en werden er geen nieuwe sedimenten meer afgezet. Het plangebied ligt in een gebied dat omstreeks 1250 bedijkt is. 2.2 Geomorfologie De Geomorfologische kaart geeft de mate van reliëf en de vormen aan die in het landschap te onderscheiden zijn. Het plangebied is op de bodemkaart niet gekarteerd, vanwege de aanwezigheid van bebouwing.1 Het gebied rondom de bebouwing wordt grotendeels omschreven als een vlakte van getijdeafzettingen (eenheid 2M35) en een relatief laaggelegen vlakte van ten dele verspoelde dekzanden en löss (eenheid 2M10).Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) Het gebied ten zuidwesten van de bebouwde kom wordt door de geomorfologische kaart omschreven als een grondmorene, al dan niet met welvingen, bedekt met zwak golvend dekzand (eenheid 3L2). Het AHN is een landsdekkend digitaal hoogtebestand in de vorm van een driedimensionaal grid met een nauwkeurigheid van 5 cm, waarmee het maaiveld van Nederland in kaart gebracht kan worden.2 Door het combineren van de X-, Y- en Z-waarden (t.o.v. NAP) van elk punt ontstaat een digitaal hoogtemodel dat de gemiddelde hoogte van het maaiveld weergeeft met een nauwkeurigheid van 5x5 m per gridcel. Op basis van het AHN is te zien dat door de bebouwing ter plekke van het plangebied een sterke vertekening plaatsvindt met betrekking tot de relatieve hoogteligging. Toch is uit het AHN op te maken dat Kollum, en met name de Voorstraat, in vergelijking met de directe omgeving relatief hoger gelegen is.
1
Alterra, via Archis2
2
Geraadpleegd via http://www.ahn.nl
320750, revisie 0 Pagina 7 van 15
Landschap
Afbeelding 2.1. Relatieve hoogteligging van Kollum. Het plangebied is omcirkeld. (bron: AHN.nl)
2.3 Bodem De bodems in het plangebied zijn vanwege de ligging in de bebouwde kom eveneens niet gekarteerd3, maar het gekarteerde gebied in de directe omgeving van het plangebied ligt op de grens tussen zwarte enkeerdgronden, bestaande uit lemig fijn zand, met keileem of potklei ondieper dan 1,20 m (eenheid zEz23x) in het zuiden en knippige poldervaaggronden, bestaande uit zavel en met pleistoceen zand beginnend tussen 0,4 en 1,20 m (eenheid Mn53Cpx) in het noorden. Bodems bestaande uit enkeerdgronden komen voor in gebieden met oud dekzand, en met name in de omgeving van oude bewoningskernen. Enkeerdgronden worden ook wel esdekken genoemd. Deze gronden zijn ontstaan doordat men de grond verrijkte door middel van plaggenbemesting uit potstallen. Hierdoor werd de bouwvoor 50 tot 90 cm dik. Knippige poldervaaggronden zijn gronden die in overgangsgebieden tussen zand- en veengronden en kleigronden voorkomen. Het zijn bodems die bestaan uit kalkloze zavelgronden met een humeuze bovengrond van circa 25 à 40 cm.
3
Stiboka, 1981. Bodemkaart van Nederland 1:50.000, blad 6 West en Oost Leeuwarden, blad 2 West en Oost (vaste
land). Stichting voor Bodemkartering, Wageningen.
320750, revisie 0 Pagina 8 van 15
3
Archeologie
Om de reeds bekende archeologische waarden in beeld te krijgen, zijn diverse bronnen geraadpleegd, zoals de Archeologische Monumentenkaart, Archis2 en archeologische waardenen/of beleidskaarten van het betreffende gebied. Tevens wordt aandacht besteed aan de cultuurhistorische waarde van het gebied. 3.1 Bewoningsgeschiedenis Kollum is in de Middeleeuwen gesticht op een zandrug, als havenplaats bij een waterverbinding met zee. De voorloper van het huidige dorp, Colheim of Colleheim, heeft waarschijnlijk noordwestelijk van de huidige kern gelegen en wordt al vanaf de 8e eeuw in historische bronnen genoemd.4 Het is een wegdorp met een kruisvormige structuur. Bedijking van de omgeving heeft in de 11e tot 13e eeuw plaatsgevonden5.Het dorp is een zogenaamde vlekke. Dit is een dorp met stedelijke kenmerken, zoals de aanwezigheid van handel en bepaalde voorzieningen. In de 17e en 18e eeuw ontwikkelde de nederzetting zich snel, door de handel en scheepvaart.6 Het oude gemeentehuis (Raadhuis) staat op de plek van de voormalige Latijnse school, die hier tot 1808 aanwezig is geweest. Het huidige pand is in 1809 gebouwd, eerst als woonhuis voor Willem Hendrik van Sytzama. Achter het pand werd een “fraaie tuin” aangelegd. Voor de bouw van het raadhuis zijn meerdere panden aangekocht en gesloopt, waaronder het pand van de Latijnse school en het zogenaamde Riniahuis.7 Het plangebied ligt in de historische kern van Kollum, een dorp dat al op vroege historische kaarten wordt weergegeven. Op kaarten van Schotanus uit 1664 en 1718 is de ligging van Kollum, en de ten zuiden van het dorp gelegen trekvaart goed zichtbaar. De kaart van 1664 is echter een zeer schematische weergave van de werkelijkheid. Op de kaart uit 1718 en de kaart van Eekhoff uit 1850, alsmede het kadastrale minuutplan uit 1811-1832, zijn meer details zichtbaar. Kollum is in de loop der tijd gegroeid, vooral richting het noorden en zuiden heeft uitbreiding plaatsgevonden.8
Afbeelding 3.1. Kollum op de kaarten uit de Schotanusatlas (bron: treasoar.nl) 4
H.M. van den Berg, 1989. Kollumerland en Nieuw Kruisland, voorafgegaan door Overzicht van de bouwkunst in Noor-
delijk Oostergo. Zeist. Pp 39-45 via dbnl.org; T.J. ten Anscher, J.J. Hekman & H.W. Veenstra 2012. Archeologische verwachtings- en onderzoeksadvieskaart van de gemeente Kollumerland en Nieuw Kruisland – Deel 1: tekst & bijlagen 1 en 2. RAAP-rapport 983. Weesp ; www.oudheidkamerkollum.nl 5
www.kollumerland.nl
6
Monumenten Inventarisatie Project ca.1990. concept Gemeentebeschrijving Kollumerland en Nieuw Kruis-
land.Provincie Friesland – Regio noord. p 10; Van den Berg., H.M., 1989. Noordelijk Oostergo; Kollumerland en Nieuw Kruisland; de Monumenten van Geschiedenis en Kunst, Den Haag. 7
Van den Berg, 1989.
8
Uitgeverij 12 provinciën, 2007, Atlas van topografische kaarten Nederland 1955-1965. Landsmeer/Den Haag. Blad 26.
320750, revisie 0 Pagina 9 van 15
Archeologie
Tabel 3.1 Overzicht van archeologische perioden Periode
9
Tijd
Laat-Paleolithicum (Oude Steentijd)
tot
9.000 v.Chr.
Mesolithicum (Midden Steentijd)
9.000 v.Chr.
-
4.900 v.Chr.
Neolithicum (Nieuwe Steentijd)
5.325 v.Chr.
-
1.900 v.Chr.
Bronstijd
1.900 v.Chr.
-
800 v.Chr.
IJzertijd
800 v.Chr.
-
12 v.Chr.
Romeinse Tijd
12 v.Chr.
-
450 n.Chr.
Vroege Middeleeuwen
450
-
1.050 n.Chr.
Late Middeleeuwen
1.050
-
1.500 n.Chr.
Nieuwe Tijd
1.500
-
heden
3.2 Archeologische Monumenten De Archeologische Monumentenkaart (AMK) bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria (kwaliteit, zeldzaamheid, representativiteit, ensemblewaarde en belevingswaarde). Op grond daarvan zijn de terreinen ingedeeld in categorieën met archeologische waarde, hoge archeologische waarde en zeer hoge archeologische waarde (o.a. de beschermde monumenten). De AMK is in samenwerking met de betreffende provincie en gemeentelijk archeologen ontwikkeld. Het plangebied ligt binnen de historische dorpskern van Kollum , dit is een AMK-terrein van hoge archeologische waarde (monumentnr. 15041) (zie Bijlage 2). 3.3 Archeologische waarnemingen en onderzoeken In Archeologisch Informatiesysteem (Archis2) van de RCE staan alle bekende archeologische waarnemingen geregistreerd. In het plangebied zijn geen waarnemingen geregistreerd. In de directe omgeving, binnen een straal van 750 m, is één waarneming geregistreerd (zie Bijlage 2). Dit betreft de resultaten van een opgraving die ter plekke van de Nederlands Hervormde kerk is uitgevoerd (waarnemingsnr. 30357). Hierbij zijn onder andere graven en funderingsrese ten gevonden van een bakstenen en tufstenen kerk uit de tweede helft van de 12 eeuw. 3.3.1 Numismatisch Informatiesysteem (NUMIS) Het NUMIS bevat een databestand met beschrijvingen van in Nederland gevonden munten, penningen en andere numismatische voorwerpen. In NUMIS zijn alle bij het Geldmuseum bekende schatvondsten beschreven. Van losse vondsten is met name materiaal voor 1600 beschreven. Het bestand wordt onderhouden door het Geldmuseum te Utrecht.10 Voor de gemeente Kollumerland staan 13 muntvondsten weergegeven. Helaas kunnen de vondsten niet op vindplaats gespecificeerd worden. De muntvondsten betreffen allen munten die gedateerd worden in de Late Middeleeuwen (meer specifiek: 12e/13e eeuw), met uitzondering van één 9e eeuwse munt en twee munten uit de Romeinse Tijd. 3.4
Archeologische waarden- en beleidskaarten
3.4.1 Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) De provincie Fryslân heeft een archeologische beleids- en advieskaart opgesteld, waarop wordt aangegeven welk type onderzoek nodig is om op een verantwoorde wijze om te gaan met het bodemarchief bij grondwerkzaamheden. De kaart is een aanvulling op en uitbreiding van de provinciale Archeologische Monumentenkaart zoals die door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed wordt beheerd. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen twee perioden: enerzijds de periode Steentijds-Bronstijd en anderzijds de periode IJzertijd-Middeleeuwen. 9
Voor de dateringen is gebruik gemaakt van: Lanting & Van der Plicht, 1996; 2000; 2002.
10
Zie http://www.geldmuseum.nl/museum/content/zoeken-numis
320750, revisie 0 Pagina 10 van 15
Archeologie
Volgens de FAMKE is voor het plangebied ten aanzien van de periode Steentijd-Bronstijd een karterend onderzoek 3 noodzakelijk, hetgeen neerkomt op 3 boringen per hectare bij ingrepen groter dan 5000 m². Voor de periode IJzertijd-Middeleeuwen wordt voor het gehele plangebied aanbevolen om te streven naar behoud. 3.4.2 Gemeentelijke archeologische beleidskaart Voor de gemeente Kollumerland is door RAAP een archeologische beleidskaart opgesteld.11 Op deze kaart wordt aangegeven of en in welke vorm er onderzoek noodzakelijk is. Het plangebied is vanwege de aanwezige bebouwing niet gekarteerd. Voor de periode Steentijd tot en met Vroege Bronstijd wordt in de omgeving van Kollum een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde gegeven. Voor de periode IJzertijd tot en met Late Middeleeuwen heeft het geen zin om te kijken naar de omgeving van Kollum, omdat voor deze periode de archeolologische verwachting specifiek te maken heeft met de aanwezigheid van de historische dorpskern. Het onderzoeksadvies voor de periode IJzertijd-Middeleeuwen is gelijk aan dat op de FAMKE, namelijk streven naar behoud. Voor de periode Steentijd-Bronstijd wordt echter het advies karterend onderzoek 2 gegeven, wat gelijk staat aan 6 boringen per hectare. 3.5
Cultuurhistorische waarden
3.5.1 Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) In aanvulling op de landelijke (verwachtings)kaarten hebben veel gemeenten en provincies eigen cultuurhistorische kaarten vervaardigd, waarin veel lokale gebiedskennis is opgenomen. Deze kaarten hebben over het algemeen een hoger detailniveau dan de landelijke kaarten. De Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Friesland geeft inzicht in de archeologische, historisch-stedenbouwkundige en de historisch-geografische waarden van de regio. Op de CHW wordt aangeven dat het voormalige gemeentehuis een Rijksmonument is (monumentnummer 23730), dat in 1808 is gebouwd en sinds 1895 als raadhuis in gebruik was. Ook de Nederlands Hervormde kerk aan de overkant van de Voorstraat is een Rijksmonument (moe numentnummer 23728). Het gebouw is een Maartenskerk, gebouwd in de 15 eeuw. Architectuurhistorisch is de kerk zeldzaam, vanwege de volledige overwelving door kruisribgewelven.Ten westen van het Raadhuis staat het Oude Liedenhuis, ook een Rijksmonument (monumentnummer (23729). Dit is een herenhuis uit het tweede kwart van de 19e eeuw. Zuidelijk van het plangebied lag het terrein van het Jellema steenhuis, de latere buitenplaats Oostenburg. Van de Stins, die een middeleeuwse oorsprong heeft, is niets terug te vinden. De Voorstraat tenslotte, is van oorsprong een 12e eeuwse zeedijk. 3.5.2 KICH Archeologische resten/sporen, ouder dan vijftig jaar die de restanten zijn van gebouwen, waarvan een huidige variant of (directe) opvolger er vandaag de dag nog staat, zijn te beschouwen als ondergrondse bouwhistorische resten. Ondergrondse bouwhistorische waarden kunnen aangetast worden bij de sloop van bouwwerken, de bouw van kelders of souterrains, de vervanging van vloeren, het aanbrengen van nutsvoorzieningen en bij funderingsonderzoek in het kader van restauraties van gebouwde monumenten. Op een dergelijke locatie, dienen deze bouwhistorische waarden gedocumenteerd en zo mogelijk veiliggesteld te worden. Het Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie (KICH) heeft alle bekende archeologische en bouwkundige monumenten en historisch-geografische informatie samengebracht in een digitale kaart.12 Via deze kaart zijn de bekende cultuurhistorische waarden per gebied te inventariseren. Het raadplegen van KICH heeft voor het plangebied ten opzichte van de Cultuurhistorische Waardenkaart geen aanvullende informatie opgeleverd.
11
Ten Anscher, Hekman & Veenstra 2012.
12
Geraadpleegd via www.kich.nl
320750, revisie 0 Pagina 11 van 15
4
Archeologische verwachting
In het verleden was de mens sterker afhankelijk van de mogelijkheden die het landschap bood voor het ontplooien van haar (economische) activiteiten dan tegenwoordig. Men was veel minder in staat het landschap aan te passen aan haar wensen, zoals nu veel meer het geval is. De keuze van mensen om zich op een bepaalde locatie te vestigen, was voor een belangrijk deel afhankelijk van de lokale landschappelijke omstandigheden. Hierbij moet worden gedacht aan hoge, droge delen van het landschap voor bewoning, vruchtbare gronden voor de akkerbouw, de beschikbaarheid van water en bouwmaterialen, natuurlijke voedselbronnen enzovoorts. Getracht wordt, door voornamelijk te focussen op de bodemkundige en geomorfologische situatie, de hogere droge delen van het landschap in beeld te krijgen, dat wil zeggen de potentiële nederzettingslocaties. Daarnaast zijn de bekende archeologische gegevens uit de omgeving van het plangebied geïnventariseerd. Op basis hiervan is aan het plangebied en archeologische verwachting toegekend. Het plangebied ligt in de historische kern van Kollum, een dorp dat in de Middeleeuwen is gesticht op een zandrug, bij een waterverbinding. Mede vanwege de nabijheid van waterlopen en het zeeklei/kweldergebied, zal het plangebied een interessante plek zijn geweest voor vestiging. Er zijn echter in de omgeving van het plangebied vooralsnog geen vondsten bekend ouder dan de Middeleeuwen. Mogelijk is dit het gevolg van een hiaat in archeologisch onderzoek in de regio. Uit andere gebieden is bekend dat bewoning in oudere periodes op vergelijkbare bodemtypes wel mogelijk was. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek is de kans op het aantreffen van archeologische indicatoren hoog. Binnen het plangebied kunnen archeologische resten worden aangetroffen uit periodes vanaf de Steentijd, maar met name vanaf de Middeleeuwen. De resten worden direct onder het maaiveld verwacht, maar kunnen ook op grotere diepte aanwezig zijn. De mogelijk aan te treffen archeologische resten worden hieronder per periode gespecificeerd. Steentijd (Paleolithicum-Mesolithicum- Vroeg Neolithicum) Het plangebied ligt in dekzandgebied, dat eertijds waarschijnlijk afgedekt was met veen en deels overslibt is met klei. Op geringe diepte in de ondergrond is keileem aanwezig. Dergelijke gebieden waren in de prehistorie geschikte plaatsen voor bewoning. Keileemopduikingen waren relatief hoog en droog gelegen gebieden in het landschap. Jagers-verzamelaars kozen in de Steentijd deze plekken uit om hun kampementen op te slaan. Indien het dekzandpakket nog intact aanwezig is in de ondergrond, dat wil zeggen als het niet is weggeslagen door de zee, dan wel is verstoord door latere bebouwingen, kunnen er archeologische indicatoren uit de Steentijd worden aangetroffen in het plangebied. Dergelijke indicatoren kunnen onder meer bestaan uit artefacten (of afvalproducten) van vuursteen en natuursteen, en organisch materiaal zoals bot, indien de conserveringsomstandigheden gunstig zijn. Verder kunnen resten aanwezig zijn van grondsporen in de vorm van kuilen, greppels en haardplekken met houtskool. Neolithicum-Bronstijd Tijdens het Laat-Neolithicum en de Bronstijd was het gebied waarschijnlijk te nat voor bewoning. Het stond sterk onder de invloed van de zee en er vond op grote schaal veengroei plaats.
320750, revisie 0 Pagina 12 van 15
Archeologische verwachting
Het is onwaarschijnlijk dat uit deze perioden archeologische indicatoren aanwezig zijn in het plangebied. IJzertijd-Romeinse tijd Er zijn vooralsnog geen archeologische vondsten gedaan uit de periode IJzertijd-Romeinse Tijd. Op basis van de landschapsontwikkeling is het echter wel mogelijk dat er nederzettingen uit deze periodes aanwezig is geweest. Wanneer het veenpakket nog intact in de ondergrond aanwezig is, zullen mogelijke nederzettingsresten zich op het veen bevinden, in of onder een afdekkende kleilaag. Archeologische indicatoren kunnen, afhankelijk van de bodemgesteldheid, onder meer bestaan uit aardewerk, bot, metalen voorwerpen, resten van bouwmateriaal (hout, huttenleem), grondsporen in de vorm van greppels en kuilen. Vroege en Late Middeleeuwen De Vroeg-Middeleeuwse bewoning van Kollum heeft waarschijnlijk ten noordwesten van de huidige kern en daarmee ook het plangebied plaatsgevonden. Het plangebied ligt aan de oudste, nog bestaande bewoningsas van Kollum, de Voorstraat, een van oorsprong zeewerende e dijk uit de 12 eeuw. De kerk die aan de overkant van de Voorstraat staat, heeft eveneens een e 12 eeuwse oorsprong. Alhoewel het niet onmogelijk is dat er archeologische indicatoren uit de Vroege Middeleeuwen (met name vanaf de 8e eeuw) aanwezig zijn in het plangebied, is het waarschijnlijker dat er archeologische indicatoren aanwezig zijn uit de Late Middeleeuwen, vanaf de 12e eeuw. Deze indicatoren kunnen onder meer bestaan uit resten van gebouwen/kelders, voor de periode kenmerkend aardewerk, metalen voorwerpen, glas, bot, beer- en waterputten en andere ingravingen zoals kuilen en greppels. Nieuwe tijd Het Raadhuis dat aan de Voorstraat staat dateert uit 1809. Voorafgaand hieraan hebben er meerdere panden gestaan, waaronder een Latijnse school. De panden, die zijn gesloopt ten behoeve van de bouw van het Raadhuis, hebben waarschijnlijk een Laat-Middeleeuwse oorsprong. Archeologische indicatoren uit de Nieuwe Tijd kunnen bestaan uit (funderings)resten van de oudere bebouwing, zoals de Latijnse school, maar ook restanten van bijgebouwen en/of vergravingen die te maken hebben met de “fraaie tuin” die bij de bouw van het Raadhuis is aangelegd.
320750, revisie 0 Pagina 13 van 15
5
Evaluatie
5.1 Conclusies en samenvatting In opdracht van de gemeente Kollumerland c.a. heeft Grontmij een archeologisch onderzoek uitgevoerd voor de locatie rondom het oude gemeentehuis (Raadhuis) aan de Voorstraat. Het onderzoek heeft bestaan uit een bureauonderzoek en de rapportage hierover. Uit het bureauonderzoek is gebleken dat het plangebied binnen de historische kern van Kollum ligt, die zeker vanaf de Late Middeleeuwen bewoond is geweest. Er kunnen archeologische resten verwacht worden die dateren vanaf de Steentijd, maar er worden met name resten verwacht van de bebouwing die vanaf de Late Middeleeuwen aanwezig is geweest. De archeologische resten die in het plangebied kunnen worden aangetroffen, worden verwacht op 3 specifieke bewoningsniveaus: Steentijdbewoning wordt verwacht op een intact dekzandpakket; bewoning uit de IJzertijd/Romeinse tijd wordt verwacht in de top van het veen of net daarboven en bewoningsresten uit de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd worden direct onder het maaiveld verwacht. 5.2 Advies Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek wordt voor het plangebied vervolgonderzoek aanbevolen in de vorm van een karterend booronderzoek en een proefsleuvenonderzoek, uit te voeren in twee fasen: 5.2.1 Karterend booronderzoek Het booronderzoek, bestaande uit 20 boringen per hectare, dient erop gericht te zijn de bodemopbouw ter plekke van het plangebied in kaart te brengen en eventueel aanwezige archeologische vindplaatsen op te sporen. Dit is met name van belang voor het toetsen van de archeologische verwachting uit oudere periodes. Er dient tot in het dekzand geboord te worden, en er dient specifiek gelet te worden op de aanwezigheid van intacte bodems in het dekzand (podzolering) en de aanwezigheid van een intact veenpakket. Op basis van het karterend booronderzoek kan worden bepaald of en waar mogelijk bewoningsresten op het zand, dan wel veen kunnen worden aangetroffen. 5.2.2 Proefsleuvenonderzoek Naar aanleiding van de resultaten van het karterende booronderzoek kunnen de meest geschikte locaties voor de proefsleuven worden aangewezen. Het proefsleuvenonderzoek zal zich richten op de aanwezigheid van bouw- of funderingsresten uit de Late Middeleeuwen/Nieuwe Tijd en op de mogelijke aanwezigheid van bewoningsresten uit de Vroege Middeleeuwen. Indien tijdens het booronderzoek is gebleken dat er archeologische indicatoren of intacte bodems in de diepere ondergrond aanwezig zijn, wordt geadviseerd het proefsleuvenonderzoek in verticale richting uit te breiden. Dit houdt in dat de proefsleuf verdiept wordt tot het verwachte bewoningsniveau uit de IJzertijd/Romeinse Tijd, en/of de Steentijd. Voorafgaand aan het proefsleuvenonderzoek dient een Programma van Eisen (PvE) te worden opgesteld, dat ter goedkeuring aan de bevoegde overheid (de gemeente Kollumerland c.a.) moet worden voorgelegd.
320750, revisie 0 Pagina 14 van 15
Evaluatie
Er wordt geadviseerd met betrekking tot de resultaten van het onderzoek en deze aanbeveling contact op te nemen met de bevoegde overheid (gemeente Kollumerland c.a.).
320750, revisie 0 Pagina 15 van 15
Bijlage 1
Locatie plangebied
320750, revisie 0
588000
589000
206000
Legenda begrenzing plangebied 0
80
160
320
480
640 Meter
Projectnummer
Datum
320750
05-11-12
Bij lage
Formaat
GAR-nummer
CIS-code
Get ekend
Controle
A kkoord
Schaal
A4
1280
54438
MO
HB
YB
1:10.000
Project
Archeologisch onderzoek Voorstraat te Kollum Opdrachtgever
Gemeente Kollumerland c.a. Onderdeel
Locatie plangebied
587000
Noord Postbus 29, 9400 AA Assen, T +31 592 33 88 99, F +31 592 33 06 67
Bron: TDN/ Kadaster, 2009
© Grontmi j Nederland B .V.
Bijlage 2
Archeologische Basiskaart
320750, revisie 0
Archeologisch onderzoek Kollum
18-10-2012 Grontmij
archeologische basiskaart
205912 / 588501
Legenda HUIZEN ONDERZOEKSMELDINGEN WAARNEMINGEN TOP10 ((c)TDN) PLAATSNAMEN PROVINCIES
MONUMENTEN archeologische waarde hoge archeologische waarde zeer hoge archeologische waarde zeer hoge arch waarde, beschermd
30357
Schaal 1:1000 0
50 m
N
205699 / 588327
Archis2
Kaart - provinsje fryslân
pagina 1 van 1
Wij proberen de kaart zo goed mogelijk bij te houden. Toch is het mogelijk dat informatie niet meer juist of verouderd is. Als u dat ziet, laat het ons weten.
http://www.fryslan.nl/kaarten/kaart.html?t=FAMKE&e=117000,530000,226000,620000&l=famke;1;100;0;1;2;3;4&b=bmkl
19-10-2012
http://www.fryslan.nl/kaarten/kaart.html?t=FAMKE&e=117000,530000,226000,620000&l=famke;1;100;0;1;2;3;4&b=bmkl
Wij proberen de kaart zo goed mogelijk bij te houden. Toch is het mogelijk dat informatie niet meer juist of verouderd is. Als u dat ziet, laat het ons weten.
Kaart - provinsje fryslân
19-10-2012
pagina 1 van 1
Bijlage 8
Quickscan Flora- en faunawet
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02
TOETSING FLORA- EN FAUNAWET VOOR DORPSVERNIEUWING IN KOLLUM
versie 6 december 2012
TOETSING FLORA- EN FAUNAWET VOOR DORPSVERNIEUWING IN KOLLUM
© Gebruik en overname van gegevens alleen toegestaan met volledige bronvermelding: Buro Bakker (2012); Toetsing Flora- en faunawet voor dorpsvernieuwing in Kollum. Buro Bakker adviesburo voor ecologie BV te Assen, in opdracht van Grontmij Nederland.
in opdracht van:
GRONTMIJ NEDERLAND contactpersoon:
DHR. A. LUINENBURG
uitgevoerd door:
BURO BAKKER ADVIESBURO VOOR ECOLOGIE BV Weiersloop 9 Postbus 10034 9400 CA Assen - tel. 0592-313389 -
[email protected]
Projectleiding: Ir. M.S. Van Kerkvoorde Veldwerk & rapportage: Ing. H.J. Steendam
________ Inhoud
1
2
3
4
INLEIDING.......................................................................................................................................... 1 1.1
AANLEIDING EN DOEL .................................................................................................................... 1
1.2
WETTELIJK KADER ........................................................................................................................... 1
1.3
METHODE ........................................................................................................................................... 1
1.4
PLANGEBIED ...................................................................................................................................... 1
1.5
VOORGENOMEN ONTWIKKELING ................................................................................................. 2
FLORA EN FAUNA OP DE LOCATIE: POTENTIES, EFFECTEN EN VERVOLG.... 3 2.1
FLORA .................................................................................................................................................. 3
2.2
VOGELS ............................................................................................................................................... 3
2.3
VLEERMUIZEN ................................................................................................................................... 4
2.4
GRONDGEBONDEN ZOOGDIEREN ................................................................................................ 5
2.5
REPTIELEN EN AMFIBIEËN .............................................................................................................. 5
2.6
VISSEN ................................................................................................................................................. 5
2.7
OVERIGE SOORTEN .......................................................................................................................... 5
2.8
LICHT BESCHERMDE SOORTEN....................................................................................................... 6
CONCLUSIES ...................................................................................................................................... 7 3.1
SAMENVATTING MATIG EN ZWAAR BESCHERMDE SOORTEN ................................................... 7
3.2
SAMENVATTING VERVOLG .............................................................................................................. 7
BRONNEN ........................................................................................................................................... 8
BIJLAGE I FLORA- EN FAUNAWET
1
INLEIDING
1.1
AANLEIDING EN DOEL Grontmij Nederland is bezig met een bestemmingsplan voor het hart van Kollum. Achter het voormalig gemeentehuis ligt een terrein waar herontwikkeling (nieuwbouw) is voorzien. Daarvoor is het nodig dat de aanwezige bebouwing wordt gesloopt en de beplanting wordt gerooid. Effecten op beschermde flora en fauna als gevolg van de gewenste ontwikkeling, kunnen niet op voorhand worden uitgesloten. Buro Bakker is gevraagd om middels een verkennende toetsing (quickscan) eventueel aanwezige beschermde flora en fauna in beeld te brengen en de effecten van de gewenste ontwikkeling op deze soorten te beoordelen. Met de quickscan wordt eenduidig in beeld gebracht of en welke beschermde soorten in het plangebied aanwezig kunnen zijn. Indien de gewenste ontwikkeling kan leiden tot negatieve effecten voor deze soorten, leidt de quickscan tot aanbevelingen voor vervolgstappen. Het uiteindelijke doel is het afstemmen van de ontwikkeling op de aanwezigheid van beschermde soorten, zodat gewerkt wordt binnen de kaders van de Flora- en faunawet.
1.2
WETTELIJK KADER De Nederlandse natuurwetgeving is gebaseerd op de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. De soortbescherming is hierbij uitgewerkt in de Flora- en faunawet. Deze wet beschermt een aantal veelal zeldzame of kwetsbare planten- en diersoorten. Relevant zijn in het kader van deze quickscan vooral de bepalingen die van toepassing zijn op ruimtelijk inrichting en ontwikkeling. De Flora- en faunawet is overal in Nederland van toepassing, ongeacht het type of de omvang van de werkzaamheden of activiteiten. Er worden in de Flora- en faunawet drie verschillende beschermingsniveaus gehanteerd: een lichte, een matige en een zware bescherming. Voor soorten met een lichte bescherming geldt een algehele vrijstelling van de verbodsbepalingen. Bij matig en zwaar beschermde soorten zijn mitigerende maatregelen van toepassing als effecten van de gewenste ontwikkeling niet uitgesloten kunnen worden. Dit betekent dat ontwerp, planning en/of uitvoering afgestemd moeten worden op de beschermde soorten, zodanig dat de functionaliteit van de verblijfplaats van deze soorten behouden blijft. Een ontheffingsprocedure treedt in werking als mitigatie niet mogelijk is. Een toelichting op de Flora- en faunawet staat in Bijlage I.
1.3
METHODE Voor de beschikbare verspreidingsgegevens van beschermde soorten zijn de meest actuele en relevante bronnen geraadpleegd (zie bronnen achter in dit rapport). Op dinsdag 30 oktober 2012 is een ecologische verkenning in het gebied uitgevoerd. Daarbij is gelet op de aanwezigheid van beschermde flora en fauna. Daarnaast zijn inschattingen gemaakt van het (mogelijke) voorkomen van beschermde soorten op basis van terreinkenmerken.
1.4
PLANGEBIED Het plangebied ligt achter het voormalig gemeentehuis in het centrum van Kollum (gemeente Kollumerland, provincie Fryslân). Het is gelegen aan de Voorstraat tussen de Putstraat en Eskesstraat en heeft een totale oppervlakte van ongeveer 3000 vierkante meter. In figuur 1 is de ligging ten opzichte van de omgeving inzichtelijk gemaakt.
Quickscan Ffwet Kollum
1
Figuur 1: De ligging van het plangebied (bron: Google Earth).
Momenteel bestaat het plangebied uit bebouwing, parkeergelegenheid en beplanting. Een deel van de bebouwing is leegstaand. Water is niet aanwezig.
Figuur 2: Impressie van het onderzochte gebied.
1.5
VOORGENOMEN ONTWIKKELING De voorgenomen ontwikkeling bestaat uit de herinrichting van het terrein. Met uitzondering van het voormalig gemeentehuis wordt de aanwezige bebouwing gesloopt en de aanwezige beplanting gerooid. Op de vrijgekomen grond wordt voorzien in de nieuwbouw van een appartementencomplex.
2
buro bakker 2012/P12251
2
FLORA EN FAUNA OP DE LOCATIE: POTENTIES, EFFECTEN EN VERVOLG In de paragrafen 2.1 tot en met 2.7 wordt de (mogelijke) aanwezigheid van zwaar en matig zwaar beschermde flora en fauna besproken. De mogelijke aanwezigheid van deze soorten kan leiden tot de aanbeveling voor vervolgonderzoek of tot een mitigatieopgave. In paragraaf 2.8 wordt ingegaan op de aanwezigheid van licht beschermde soorten. Tevens worden de effecten beoordeeld die de voorgenomen ontwikkeling heeft op beschermde flora en fauna.
2.1
FLORA Voorkomen
In het plangebied zijn uitsluitend algemene (niet beschermde) planten aanwezig. Als groeiplaats voor soorten met een juridisch zwaarder beschermingsregime is het plangebied ongeschikt. Effecten en vervolg
Beschermde flora is niet aanwezig. Effecten en vervolgstappen zijn daarom niet aan de orde.
2.2
VOGELS Voorkomen
Jaarrond beschermde soorten De aanwezigheid van de Gierzwaluw in de te slopen bebouwing is niet op voorhand uit te sluiten. De Gierzwaluw is een trekvogel die uitsluitend in de periode mei tot en met augustus in Nederland aanwezig is. In Kollum is een populatie van ongeveer 90 Gierzwaluwen aanwezig (broedseizoen 2011; www.vogelwachtkollum.nl). Door de sloop van woningen met broedende Gierzwaluwen aan de Julianastraat is de populatie ten opzichte van eerdere jaren achteruit gegaan. Tevens zijn als gevolg van de sloop de Gierzwaluwen uitgeweken naar woningen in de omgeving, waar ze in kleinere kolonies moeilijk zijn vast te stellen. Het is niet uitgesloten dat de Gierzwaluw ook aanwezig is in de bebouwing binnen het plangebied. De bebouwing kan geschikte nestgelegenheid bieden in de ruimte onder de aanwezige dakbedekking. Deze ruimte is op meerdere plekken toegankelijk via losliggende dakpannen. Tevens is een vrije aan- en afvliegroute aanwezig.
Huismussen die min of meer jaarrond in de omgeving van de nestplaats kunnen worden aangetroffen zijn niet in het plangebied of in de nabijheid ervan waargenomen. De aanwezigheid van deze soort in het plangebied kan daarom worden uitgesloten. Algemene broedvogels Geschikte nestgelegenheid voor een aantal algemene vogels is aanwezig in nisvormige openingen in de bebouwing en in de groenvoorziening rondom. In het plangebied kunnen ondermeer soorten als Koolmees, Pimpelmees, Houtduif, Zwarte roodstaart en Merel worden verwacht. Effecten en vervolg
Jaarrond beschermde soorten De sloop kan mogelijk leiden tot vernietiging van jaarrond beschermde nestplaatsen van de Gierzwaluw. Met deze quickscan kan de aanwezigheid van deze soort niet met zekerheid worden uitgesloten. Om de eventuele aanwezigheid van de soort vast te kunnen stellen is een nader onderzoek noodzakelijk. Dit nader onderzoek moet worden uitgevoerd tijdens een aantal avondbezoeken in de periode juni en juli. Uit dit nader onderzoek moet duidelijk worden of de te slopen bebouwing wordt gebruikt als nestplaats voor Gierzwaluwen en zo ja, Quickscan Ffwet Kollum
3
hoeveel Gierzwaluwen er broeden. Afhankelijk van de resultaten van het onderzoek kan het nodig zijn om voor de sloop een een ontheffingsprocedure te doorlopen en een mitigatieplan op te stellen. Algemene broedvogels Werkzaamheden die uitgevoerd worden tijdens het broedseizoen kunnen leiden tot verstoring of vernietiging van nesten. Dit betreft zowel de vogels die in het plangebied zelf broeden als de vogels die binnen de beïnvloedingssfeer van de werkzaamheden broeden. Dergelijke verstoring is niet toegestaan en hiervoor wordt bovendien geen ontheffing verleend.
De werkzaamheden (slopen en kappen) dienen daarom in eerste instantie buiten het broedseizoen plaats te vinden. Gelet op de aanwezige soorten loopt het broedseizoen in het plangebied globaal van half maart tot en met augustus. Wanneer dit niet mogelijk is, moet het plangebied voorafgaand aan de werkzaamheden gecontroleerd worden op de aanwezigheid van nesten. Deze controle moet worden uitgevoerd door een vogelkundige. De kans bestaat dan dat het werk stilgelegd moet worden.
2.3
VLEERMUIZEN Verblijfplaatsen
De aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen kan niet op op voorhand worden uitgesloten. De bebouwing is op meerdere plaatsen toegankelijk voor gebouwbewonende vleermuizen, via ondermeer ruimtes achter de gevelbetimmering en via los- of scheefliggende dakbedekking.
Figuur 3: Mogelijke invliegopening voor gebouwbewonende vleermuizen. Belangrijke vliegroutes
In het plangebied zijn geen lijnvormige landschapselementen aanwezig die kunnen dienen als vliegroute voor vleermuizen. De aanwezigheid van belangrijke vliegroutes voor vleermuizen kan derhalve op voorhand worden uitgesloten. Belangrijk foerageergebied
Het plangebied functioneert hoogstens als marginaal foerageergebied voor vleermuizen die in de omgeving verblijven. Effecten en vervolg
De sloop van de bebouwing kan mogelijk leiden tot het verdwijnen van verblijfplaatsen van zwaar beschermde gebouwbewonende vleermuizen. Met deze quickscan kan de aanwezigheid van deze soortgroep niet met zekerheid worden uitgesloten. Een vervolgonderzoek naar de eventuele aanwezigheid van deze soortgroep is noodzakelijk. Vleermuisonderzoek vindt
4
buro bakker 2012/P12251
plaats tijdens een aantal avond- en ochtenbezoeken in het zomerhalfjaar (mei tot en met september). Afhankelijk van de resultaten van het vleermuisonderzoek kan het noodzakelijk zijn om voor de sloop een ontheffing aan te vragen en een mitigatie-opgave uit te werken. Bij de ingreep worden geen belangrijke vliegroutes en wordt geen belangrijk foerageergebied aangetast.
2.4
GRONDGEBONDEN ZOOGDIEREN Voorkomen
Het voorkomen van grondgebonden zoogdieren beperkt zich tot de algemene (licht beschermde) soorten. De matig zwaar beschermde Steenmarter komt niet in de directe omgeving van het plangebied voor (www.telmee.nl). Tevens zijn van deze soort geen sporen aangetroffen die duiden op de aanwezigheid van een verblijfplaats. Effecten en vervolg
Soorten met een zware of matig zware bescherming zijn niet aanwezig. Effecten en vervolgstappen zijn niet aan de orde.
2.5
REPTIELEN EN AMFIBIEËN Voorkomen
De aanwezigheid van reptielen en amfibieën met een juridisch zwaarder beschermingsregime kan op voorhand worden uitgesloten. Binnen het plangebied is geen geschikt leefgebied aanwezig. Het plangebied kan hoogstens overwinteringbiotoop bieden aan een aantal algemene licht beschermde amfibieën. Effecten en vervolg
Reptielen en amfibieën die een zware of matig zware bescherming genieten zijn niet aanwezig. Effecten en vervolgstappen zijn daarom niet aan de orde.
2.6
VISSEN Voorkomen
In het plangebied ontbreekt oppervlaktewater. Daarmee kan de aanwezigheid van (beschermde) vissen op voorhand worden uitgesloten. Effecten en vervolg
Beschermde vissen komen niet in het plangebied voor. Effecten en vervolgstappen zijn daarom niet aan de orde.
2.7
OVERIGE SOORTEN Voorkomen
Het voorkomen van overige soorten met een juridisch zwaarder beschermingsregime (libellen, dagvlinders en andere ongewervelden) kan op voorhand worden uitgesloten. Voor deze soorten is geen geschikt leefgebied aanwezig. Effecten en vervolg
Effecten en vervolgstappen zijn niet aan de orde.
Quickscan Ffwet Kollum
5
2.8
LICHT BESCHERMDE SOORTEN Voorkomen
Naast de in dit hoofdstuk behandelde matig en zwaar beschermde soorten, zal ook een aantal licht beschermde soorten voorkomen. In tabel 1 is hiervan een overzicht opgenomen. Tabel 1: Overzicht van licht beschermde flora en fauna die waarschijnlijk in het plangebied aanwezig. Soortgroep Zoogdieren
Amfibieën
Soort Egel Erinaceus europeus Bosmuis Apodemus sylvaticus Huisspitsmuis Crocidura russula Bruine kikker Rana temporaria Gewone pad Bufo bufo
Type waarneming waarschijnlijk aanwezig waarschijnlijk aanwezig waarschijnlijk aanwezig waarschijnlijk aanwezig waarschijnlijk aanwezig
Effecten en vervolg
Negatieve effecten op licht beschermde planten en dieren zullen niet leiden tot het vernietigen van hele populaties. Het betreft allemaal algemene soorten waarvan de gunstige staat van instandhouding niet in het geding is. Voor deze soorten geldt een algehele vrijstelling. Schade aan soorten waarvoor een vrijstelling geldt voor de Flora- en faunawet hoeft niet te worden gecompenseerd. Op deze soorten is de zorgplicht wel van kracht (artikel 2 Flora- en faunawet). De zorgplicht bepaalt dat men wilde planten en dieren zo min mogelijk schade dient te berokkenen.
6
buro bakker 2012/P12251
3
CONCLUSIES
3.1
SAMENVATTING MATIG EN ZWAAR BESCHERMDE SOORTEN Met betrekking tot de uitgevoerde quickscan kan het volgende worden geconcludeerd: • •
De aanwezige bebouwing dient mogelijk als nestplaats voor de Gierzwaluw. In de bebouwing zijn mogelijk verblijfplaatsen aanwezig van zwaar beschermde (gebouwbewonende) vleermuizen.
De aanwezigheid van andere soorten met een zware of matig zware bescherming kan op basis van deze quickscan worden uitgesloten. De overige in het plangebied gevonden en te verwachten soorten zijn licht beschermd. Voor deze soorten geldt een vrijstelling. Een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet hoeft voor deze soorten niet te worden aangevraagd. De algemene zorgplicht (zie Bijlage 1) is dan wel van kracht.
3.2
SAMENVATTING VERVOLG •
•
•
•
Vanwege de mogelijke aanwezigheid van Gierzwaluwen in de bebouwing is een nader onderzoek naar Gierzwaluwen noodzakelijk. Dit nader onderzoek moet worden uitgevoerd tijdens een aantal avondbezoeken in de periode juni en juli. Uit dit nader onderzoek moet duidelijk worden of de te slopen bebouwing wordt gebruikt als nestplaats voor Gierzwaluwen en zo ja, hoeveel Gierzwaluwen er broeden. Afhankelijk van de resultaten van het onderzoek kan het nodig zijn om voor de sloop een een ontheffingsprocedure te doorlopen en een mitigatieplan op te stellen. Vanwege de mogelijke aanwezigheid van vleermuizen in de bebouwing is een vervolgonderzoek noodzakelijk. Vleermuisonderzoek vindt plaats tijdens een aantal avond- en ochtenbezoeken in het zomerhalfjaar (mei tot en met september). Afhankelijk van de resultaten van het vleermuisonderzoek kan het noodzakelijk zijn om voor de sloop een ontheffing aan te vragen en een mitigatie-opgave uit te werken. De aanwezigheid van een aantal algemene broedvogels leidt tot de noodzaak om de het kappen en rooien van bomen en struiken en de sloop van de bebouwing buiten het broedseizoen uit te voeren. Rekening houdend met de mogelijk aanwezige soorten loopt het broedseizoen in het betreffende gebied globaal van half maart tot en met augustus. Wanneer dit niet mogelijk is, moet het plangebied voorafgaand aan de werkzaamheden gecontroleerd worden op de aanwezigheid van nesten. Deze controle moet worden uitgevoerd door een vogelkundige. De kans bestaat dan dat het werk stilgelegd moet worden. De aanwezigheid van licht beschermde planten en dieren zal niet leiden tot het vernietigen van hele populaties. Het betreft allemaal algemene soorten waarvan de gunstige staat van instandhouding niet in het geding is. Voor deze soorten geldt een algehele vrijstelling. Op deze soorten is de zorgplicht wel van kracht.
Quickscan Ffwet Kollum
7
4
BRONNEN Brouwer, T., B. Crombaghs, A. Dijkstra, A.J. Scheper en P.P. Schollema, 2008. Vissenatlas Groningen Drenthe. Verspreiding van zoetwatervissen in Groningen en Drenthe in de periode 1980 - 2007. Uitgeverij Profiel, Bedum. Creemers, R.C.M. & J.J.C.W. van Delft (RAVON) (redactie), 2009. De amfibieën en reptielen van Nederland. Nederlandse fauna 9. Nationaal natuurhistorisch museum Naturalis, European Invertebrate Syrvey - Nederland, Leiden. DR-loket, 2009. Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten Flora- en faunawet. Kapteyn, K., 1995. Vleermuizen in het landschap. Over hun ecologie, gedrag en verspreiding. Schuyt & Co Uitgevers, Haarlem. Werkatlas Zoogdieren van Groningen, 2011. Internetpagina's
www.waarneming.nl www.telmee.nl
8
buro bakker 2012/P12251
BIJLAGE I FLORA- EN FAUNAWET Wetsartikelen
Door de in april 2002 in werking getreden Flora- en faunawet is de verplichting ontstaan om ruimtelijke plannen aan deze wet te toetsen. Het doel van de wet is om in het wild levende planten en dieren te beschermen. Voor dit project zijn de volgende artikelen van de wet relevant: • Artikel 2 legt een zorgplicht op. Dat houdt in dat ingrepen zodanig worden uitgevoerd dat de beïnvloeding van de in het wild levende soorten planten en dieren minimaal is. • Artikel 8 verbiedt het plukken, verzamelen, afsnijden, uitsteken, vernielen, beschadigen, ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen van beschermde inheemse planten. • Artikel 9 verbiedt het doden, verwonden, vangen, bemachtigen of met het oog daarop opsporen van beschermde inheemse dieren. • Artikel 10 verbiedt het verontrusten van beschermde dieren. • Artikel 11 verbiedt het beschadigen, vernielen, uithalen, wegnemen of verstoren van nesten of holen van beschermde inheemse dieren. • Artikel 75 biedt de mogelijkheid ontheffing aan te vragen van de verbodsbepalingen. Beschermingscategorieën
De Flora- en faunawet in samenhang met het Besluit en de Regeling beschermde dier- en plantensoorten biedt de mogelijkheid tot het verkrijgen van vrijstellingen en ontheffingen van die verboden, mits aan voorwaarden wordt voldaan. De volgende beschermingsregimes worden onderscheiden: Licht beschermde soorten. Hieronder vallen de zogenaamde tabel 1-soorten. Dit betreft een aantal beschermde, maar algemene soorten in Nederland, waarvan de gunstige staat van instandhouding niet in het geding is. Voor deze soorten geldt op voorhand een vrijstelling, mits bij ingrepen sprake is van de uitvoering van bepaalde werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en onderhoud, bestendig gebruik of de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Matig zwaar beschermde soorten. Dit betreft soorten waarvoor niet op voorhand vrijstelling of ontheffing wordt verleend. Voor deze soorten geldt een vrijstelling, als volgens een door de Minister van LNV (thans EL&I) goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt. Als niet volgens een gedragscode wordt gewerkt, zal voor deze soorten een ontheffing aangevraagd moeten worden. Deze ontheffing wordt verleend als geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de betreffende soorten (de zogenaamde lichte toets). Zwaar beschermde soorten. Dit zijn soorten die vermeld zijn in bijlage 1 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, alsmede soorten die voorkomen op Bijlage IV van de Habitatrichtlijn alsmede de van nature binnen de Europese Unie voorkomende vogelsoorten. Een ontheffing met betrekking tot deze soorten wordt verleend als wordt voldaan aan drie criteria: 1) er wordt geen afbreuk gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de betreffende soorten; 2) er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang; 3) er is geen andere bevredigende oplossing. Aan de alle drie de criteria moet worden voldaan. Deze vormen gezamenlijk de zogenaamde uitgebreide toets. Broedvogels Voor vogels, evenals voor diersoorten genoemd op bijlage IV van de Habitatrichtlijn en bepaalde soorten die bij amvb zijn aangewezen, geldt ingevolge de Flora- en wet het zwaardere beschermingsregime. Dit beschermingsregime is aan de orde bij de ontheffingverlening. Werkzaamheden waarbij nesten of vaste rust- en verblijfplaatsen worden beschadigd, vernield, uitgehaald, weggenomen of verstoord, zijn op grond van artikel 11 Flora-
en faunawet verboden. Voor veel vogels wordt aangenomen dat zij alleen tijdens het broedseizoen een nestplaats respectievelijk een vaste rust- en verblijfplaats hebben en buiten deze periode niet. Om te voorkomen dat in strijd wordt gehandeld met het verbod van artikel 11 Flora- en faunawet, dient in dat geval het broedseizoen te worden ontzien. Voor een kleine groep vogels geldt dat zij hun nestplaatsen respectievelijk hun vaste rust- en verblijfplaatsen jaarrond in gebruik (kunnen) hebben. Deze plaatsen vallen dan ook jaarrond onder het beschermingsregime van artikel 11. De vogelsoorten waarvoor dit geldt, zijn door de Dienst Regelingen van het Ministerie van EL&I vermeld op de "Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten ontheffing Flora- en faunawet ruimtelijke ingreep" van augustus 2009. Door het treffen van mitigerende maatregelen kan worden voorkomen dat in strijd wordt gehandeld met de verbodsbepaling van artikel 11 Flora- en faunawet. Indien aantasting of verstoring van de nestplaats of de vaste rust- en verblijfplaats niet te voorkomen is, dient een ontheffingsaanvraag te worden ingediend. TOETSINGSKADER FLORA- EN FAUNAWET Stroomschema
Op 26 augustus 2009 is door het toenmalige ministerie van LNV een aangepast beoordelingsschema voor de ontheffingsplicht bij ruimtelijke ingrepen gepubliceerd (Min. LNV, 2009). Centraal in deze beoordelingswijze staan de mitigerende maatregelen waarmee de functionele leefomgeving van beschermde planten en dieren behouden moet blijven. Pas als de effecten van de beoogde ruimtelijke ingrepen op beschermde soorten niet gemitigeerd kunnen worden, is er in het kader van de Flora- en faunawet sprake van een ontheffingsplicht. In het stroomschema in figuur A is de beoordelingswijze voor soorten met een verschillend beschermingsregime uitgewerkt.
Figuur A. Stroomschema van de werking van de Flora- en faunawet bij ruimtelijke ingrepen (op basis van: ministerie van LNV, 2009).
Mitigatie als uitgangspunt
Als er bij de effectenbeoordeling van een activiteit is vastgesteld dat negatieve gevolgen op beschermde soorten kunnen optreden (dat wil zeggen: overtreding van de verbodsbepalingen van artikel 8 t/m 12 in de Flora- en faunawet), zijn vervolgstappen aan de orde. Met uitzondering van de categorie 1 soorten, waarvoor een vrijstelling geldt, staat het treffen van mitigerende maatregelen hierbij steeds centraal. Mitigerende maatregelen zijn gericht op het voorkomen van negatieve gevolgen van een activiteit. Onder mitigatie valt bijvoorbeeld het aanpassen van de planning van de werkzaamheden op de aanwezigheid van beschermde soorten, het wegvangen van dieren voorafgaand aan werkzaamheden of het aanbieden van alternatieve verblijf- en foerageerplekken. De mitigerende maatregelen zijn voldoende als de functionaliteit van het leefgebied continu behouden blijft. Belangrijke aspecten hierbij zijn: • Het leefgebied omvat naast een voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats ook de foerageergebieden en de migratieroutes die nodig zijn om de verblijfplaats te gebruiken. • Ook een tijdelijke achteruitgang als gevolg van de activiteit is niet toegestaan. De mitigatie moet dus al werken op het moment dat het negatieve effect van de activiteit optreedt. • Over het succes van de mitigerende maatregel dient een hoge mate van zekerheid te bestaan. Deze zekerheid kan bijvoorbeeld verkregen worden door wetenschappelijk onderzoek of aantoonbare praktijkervaringen. Procedures per beschermingscategorie
Uit figuur A. blijkt dat er bij elke beschermingscategorie op een andere manier invulling gegeven kan worden aan de mitigatie van effecten. Licht beschermde soorten. Voor deze soorten geldt een algehele vrijstelling. Er geldt geen mitigatieverplichting. Wel is de zorgplicht van toepassing. Deze plicht houdt in dat iedereen bij al zijn handelen nadelige gevolgen voor alle in het wild levende dieren en planten zoveel mogelijk moet voorkomen. Het onnodig toebrengen van schade is niet toegestaan. Matig beschermde soorten. Voor het uitvoeren van mitigerende maatregelen kan bij matig beschermde soorten worden teruggegrepen op een goedgekeurde gedragscode (of eventueel zelf een gedragscode worden opgesteld). Gedragscodes worden opgesteld door sectoren (zoals waterschappen, gemeenten of de bouwsector) en ter goedkeuring voorgelegd aan Dienst Regelingen. Iedereen kan gebruik maken van deze gedragscodes voor zover de betreffende activiteit en het effect hiervan op beschermde soorten in de gedragscode zijn opgenomen. De situatiespecifieke uitwerking van de mitigatie moet dan worden vastgelegd in een ecologisch werkprotocol. Als geen gedragscode beschikbaar is, geldt de werkwijze zoals bij zwaar beschermde -soorten is beschreven. Zwaar beschermde soorten. Het werken volgens een gedragscode is bij zwaar beschermde soorten niet toegestaan. De mitigerende maatregelen moeten in dit geval worden vastgelegd in een activiteitenplan. In de praktijk zullen de mitigerende maatregelen die in een activiteitenplan worden vastgelegd veel overeenkomst vertonen met een werkprotocol voor matig beschermde soorten. Een wezenlijk verschil is dat er geen goedkeuring van Dienst Regelingen aan een activiteitenplan ten grondslag ligt. Formeel is deze goedkeuring niet nodig; met de uitvoering van mitigerende maatregelen worden negatieve effecten immers voorkomen. Het Ministerie van EL&I adviseert echter wel om het activiteitenplan ter beoordeling aan Dienst Regelingen voor te leggen. Een positieve afwijzing van de aanvraag van Dienst Regelingen verkleint de kans op vertraging, bijvoorbeeld als er iemand bezwaar maakt tegen de plannen. Vogels. Voor broedvogels bestaat de mitigatie in de regel uit het ontzien van de broedtijd of het treffen van maatregelen om te voorkomen dat vogels in het projectgebied tot broeden komen. Voor soorten met een jaarrond beschermde nestplaats is daarnaast een omgevingscheck vereist. Hierbij moet worden vastgesteld of de soort zelfstandig in de omgeving
een vervangend nest kan vinden. Is dat niet het geval dan moet een alternatief nest worden aangeboden. Als ook dat niet mogelijk is, geldt er een ontheffingsplicht. Ontheffingsplicht
Op het moment dat de functionaliteit van het leefgebied van beschermde soorten met het uitvoeren van mitigerende maatregelen niet gegarandeerd kan worden, is er sprake van een ontheffingsplicht. De aanvraag voor een ontheffing, of bij een WABO-procedure voor een zogenaamde verklaring van geen bedenkingen, wordt door Dienst Regelingen op de volgende criteria beoordeeld: 1. De gunstige staat van instandhouding van de soort 2. Is er sprake van een wettelijk belang (niet voor matig beschermde soorten) 3. Is er een alternatieve oplossing (niet voor matig beschermde soorten). Dienst Regelingen zal beoordelen of het wettelijk belang zwaarder weegt dan overtreding van de verbodsbepalingen. Voor soorten uit Bijlage IV van de Habitatrichtlijn (dit betreft een aantal van de zwaar beschermde soorten, waaronder alle vleermuizen) alsmede voor broedvogels geldt dat ruimtelijke ingrepen geen wettelijk belang zijn voor een ontheffing. Er dient sprake te zijn van een zwaarder belang, zoals volksgezondheid, openbare veiligheid of grote redenen van openbaar belang. Als dit zwaardere belang niet aanwezig is, is voor deze soorten het uitvoeren van voldoende mitigerende maatregelen de enige manier om doorgang aan het initiatief te kunnen geven. Rode lijsten
Soorten zijn opgenomen in Rode lijsten als ze worden bedreigd in hun voortbestaan. Deze lijsten omvatten verdwenen, ernstig bedreigde, bedreigde, kwetsbare en gevoelige planten en dieren in Nederland, verdeeld over achttien soortgroepen. Maatgevend voor plaatsing op deze lijst is mede de mate van afname van een soort in de afgelopen jaren. De Rode lijst biedt echter geen bescherming zoals de Flora- en faunawet dat doet. Voor het Ministerie van LNV zijn de Rode lijsten mede richtinggevend voor het te voeren natuurbeleid. Het Ministerie streeft ernaar dat een volgende Rode lijst, die per soortgroep elke tien jaar verschijnt, kleiner zal zijn dan de huidige lijst. Hiertoe stimuleert het Ministerie dat bij bescherming en beheer van gebieden rekening wordt gehouden met de Rode lijst-soorten, en dat zo nodig en zo mogelijk aanvullende soortgerichte maatregelen zullen worden genomen. Van de verschillende overheden en terreinbeherende organisaties mag worden verwacht dat zij bij beleid en beheer rekening houden met de Rode lijsten (Ministerie van LNV, 2004). In de Rode lijst worden diverse categorieën onderscheiden: • ernstig bedreigd (EB): zeer sterk afgenomen en nu zeer zeldzaam; • bedreigd (BE): sterk afgenomen en nu zeldzaam tot zeer zeldzaam, of zeer sterk afgenomen en nu zeldzaam; • kwetsbaar (KW): matig afgenomen en nu vrij tot zeer zeldzaam, of sterk tot zeer sterk afgenomen en nu vrij zeldzaam; • gevoelig (GE): stabiel of toegenomen maar zeer zeldzaam, of sterk tot zeer sterk afgenomen maar nog algemeen.
december 2012
Vormgeving: Joop Striker, Assen
Bijlage 9
Nota van inspraak en overleg
NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01, revisie 02
Nota van inspraak en overleg bestemmingsplan Kollum Centrum Het voorontwerp bestemmingsplan Kollum Centrum heeft van 16 mei tot en met 26 juni 2013 voor inspraak ter inzage gelegen. Tevens is er op 29 mei 2013 een inloopavond georganiseerd. In het kader van de inspraak zijn er drie reacties ontvangen. In het kader van het vooroverleg ex artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerpbestemmingsplan Kollum Centrum naar diverse instanties gestuurd. Van 4 organisaties is een reactie ontvangen. Hierna worden alle ontvangen reacties behandeld. Eerst wordt ingegaan op de inspraakreacties en in het tweede deel worden de overlegreacties behandeld. Deze nota is tevens bedoeld als eindverslag ter voldoening aan de Inspraakverordening van de Gemeente Kollumerland c.a.. Inspraak 1. T. Reitsma, Eyso de Wendtstraat 7 Kollum Het perceel Eyso de Wendtstraat 7 is samen met Eyso de Wendtstraat 9 (Oudheidkamer) op de verbeelding als 1 pand getekend. De scheiding tussen beide panden ontbreekt en verzocht wordt een scheiding op deze kaart aan te brengen. Ten tweede valt het perceel Eyso de Wendtstraat 7 deels binnen het beschermde dorpsgezicht, de tuin wel maar de woning niet. De toegevoegde waarde hiervan is onduidelijk. Het toekennen van deze status aan het perceel past niet binnen de criteria van het aanstellingsbesluit beschermd dorpsgezicht (p.5).Verzocht wordt de grenzen van het beschermd dorpsgezicht aan te passen. Reactie: De verbeelding zegt niets over het aantal panden, het geeft aan op welke locatie hoofdgebouwen zijn toegestaan. De planregels geven aan wat is toegestaan binnen het bouwvlak. Binnen de bestemming Gemengd is er geen maximum aan het aantal panden / woningen aan per bouwvlak opgenomen. Het is juist dat beide panden binnen het zelfde bouwvlak zijn opgenomen. Het opnemen van een individueel bouwvlak voor beide panden heeft planologisch geen gevolgen, doch wijkt af van de gekozen systematiek. Daarom zal dit niet worden aangepast. Het beschermd dorpsgezicht is aangewezen door het Rijk. Dit wordt in het bestemmingsplan vertaald als de dubbelbestemming Beschermd Dorpsgezicht. Het aanpassen van de dubbelbestemming Beschermd Dorpsgezicht heeft dan ook geen invloed op deze aanwijzing en het bestemmingsplan zal op dit punt niet aangepast worden. Het signaal uit deze inspraakreactie is echter duidelijk. Daarom bevat dit bestemmingsplan in artikel 17.4 een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid voor het toestaan van ondergeschikte afwijkingen mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden van het beschermde dorpsgezicht, zoals omschreven in de toelichting behorende bij het besluit tot aanwijzing als dorpsgezicht. 2. D. Dam, Meckama 5 Kollum Aan de westzijde van de woning aan Meckama 5 is een waterpartij gelegen, welke op de verbeelding niet als water is aangegeven. Dit water fluctueert door middels van duikers met de waterhoogten van de Kollumer Trekvaart en de Rijd en zorgt voor afwatering van de naastgelegen woning(en). Om deze redenen wordt ervoor gepleit de waterpartij in takt te houden. Reactie: De genoemde waterpartij heeft op dit moment de bestemming Groen. Binnen de bestemming Groen is water toegestaan, evenals dat oeverstroken binnen de Water bestemming zijn toegestaan.
Nota Inspraak en Overleg Kollum Centrum – 3 juli 2013 - 1
1
Het Wetters geeft in het wateradvies t.a.v. het bestemmingsplan Kollum Dorp aan “In het bestemmingsplan moeten de gronden waarin een hoofdwatergang is gelegen de functie water niet uitsluiten. Het is niet noodzakelijk de bestemming Water aan deze gronden toe te kennen. De bestemming Groen is ook goed, zolang hieronder ook de functie Water mogelijk is.” Tevens is het dempen van sloten niet zomaar toegestaan, hiervoor dient een watervergunning te worden aangevraagd bij het bevoegd gezag. Bij de toetsing spelen verschillende factoren mee, zoals de punten welke zijn genoemd in deze inspraakreactie. De bestemming zoals deze nu is opgenomen verzet zich dus niet tegen water. De instandhouding van belangrijke watergangen wordt gewaarborgd door de geldende waterwetgeving. Het college is van mening dat hiermee kan worden volstaan. 3. F. van der Laan, Voorstraat 115 Kollum Verzocht wordt om op het gehele perceel achter de Voorstraat 119 de mogelijkheid tot bebouwing op te nemen. Indien dat niet mogelijk is wordt verzocht de grens van het bouwvlak aan de oostzijde van het perceel 3 meter naar achteren te verplaatsen, zodat de parkeerlijn van achter de Poeisz door kan lopen tot aan de bestaande loods. Op deze manier worden er 8 parkeerplaatsen extra mogelijk gemaakt bij de nieuwe ontwikkelingen op het perceel. 2
Reactie: Op het oostelijk deel van het perceel is een schouwsloot van het Wetterskip aanwezig . Schouwsloten worden jaarlijks gecontroleerd en hebben een belangrijke functie in de aan-, afvoer en berging van water en maken deel uit van een veel groter systeem van wateren die met elkaar in verbinding staan. De oostelijke grens van het bouwvlak ligt parallel aan deze sloot. Bij het verleggen van het bouwvlak zoals verzocht zal de schouwsloot zich binnen het bouwvlak bevinden. Omdat van belang is dat deze sloot open blijft, is het niet wenselijk hierop bouwrechten toe te staan. 3
Ten aanzien van het uitbreiden van het bouwvlak het volgende. Het bouwvlak is circa 4950m². Hiervan is op dit moment circa 660m² bebouwd. Er zijn dus nog voldoende bouwmogelijkheden binnen het bouwvlak. Daarom en wegens de aanwezigheid van de schouwsloot op het perceel ziet het college geen reden om het bouwvlak uit te breiden. Overleg Op 15 mei 2013 is het voorontwerp van het bestemmingsplan Kollum Centrum verzonden verschillende overlegpartners. Een schriftelijke reactie is ontvangen van: 1. N.V. Nederlandse Gasunie De Nederlandse Gasunie geeft aan dat het plan is getoetst en het blijkt buiten de 1% letaliteitsgrens van onze dichtstbijzijnde leiding te liggen. Zij zien verder geen aanleiding om een reactie te plaatsen. 2. Wetterskip Fryslân Het Wetterskip Fryslân geeft aan dat ze reeds een positief wateradvies hebben gegeven voor dit plan en het geeft dan ook geen aanleiding tot het maken van op- of aanmerkingen. Graag worden zij op de hoogte gehouden van eventuele wijzigingen in het plan, omdat deze van invloed kunnen zijn op het watersysteem.
1
Wateradvies Bestemmingsplan Kollum Dorp (21 aug 2012) Minstens 18m van de erfgrens, op het perceel 3 Binnen de bestemming Bedrijventerrein en in eigendom van dhr. Van der Laan 2
Nota Inspraak en Overleg Kollum Centrum – 3 juli 2013 - 2
3. Brandweer Fryslân De Brandweer Fryslân geeft in haar advies aan hoe de veiligheidssituatie geoptimaliseerd kan worden. In de eerste plaats dient er een verantwoording van het groepsrisico opgesteld te worden, waarin de in dit advies genoemde aspecten dienen te worden meegenomen. Reactie: op dit moment wordt een verantwoording van het groepsrisico opgesteld door Bureau Externe Veiligheid. Op de verbeelding is de aanduiding “veiligheidszone – lpg” opgenomen, waarbinnen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zijn uitgesloten, maar middels binnenplanse afwijking kan hiervan worden afgeweken. Dit is echter niet conform Besluit externe veiligheid inrichtingen, er wordt verzocht de planregels aan te passen ten aanzien van de toelaatbaarheid van (beperkt) kwetsbare objecten binnen de veiligheidszone – LPG. Reactie: Deze reactie wordt overeenkomstig het advies verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Ten aanzien van de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid van personen binnen dit plangebied wordt geconcludeerd dat deze aspecten niet leiden tot knelpunten of aandachtspunten. Geadviseerd wordt om te borgen dat er geen nieuwe objecten voor verminderd zelfredzame personen worden toegestaan binnen het invloedsgebied van de risicobron. En te voorkomen dat er een (grote) toename van personen wordt mogelijk gemaakt binnen het invloedsgebied van het LPG tankstation. Reactie: Deze reactie wordt overeenkomstig het advies verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. 4. Provincie Fryslân De provincie merkt wat betreft de regeling voor de bestemming Waarde – Archeologie op dat er een omgevingsvergunning is vereist indien de werken of werkzaamheden verder gaan dan 100m² en een diepte van 30cm. De provincie hanteert een maatvoering van 50m². Er kan niet worden volstaan met de motivering zoals nu in het bestemmingsplan is opgenomen. Reactie: In het ontwerp bestemmingsplan zal de motivering worden verduidelijkt. Ten aanzien van het bedrijventerrein aan de Mr. Andreaestraat adviseert de provincie de huidige bestaande functies specifiek met een nadere aanduiding te bestemmen. Om hiermee een duidelijk onderscheid te maken met de detailhandel aan de winkelstraat (Voorstraat). Reactie: In het ontwerp bestemmingsplan zullen specifieke aanduidingen opgenomen worden, ten aanzien van de bestaande detailhandel op de bestemming Bedrijventerrein.
Nota Inspraak en Overleg Kollum Centrum – 3 juli 2013 - 3
Bijlage advies van Brandweer Fryslân met betrekking tot de externe veiligheid in relatie tot het “Bestemmingsplan Kollum – Centrum”
R. de Groot MSc
Inhoudsopgave 1
Inleiding........................................................................................................................................... 3 1.1 Beschrijving plangebied.............................................................................................................. 3 1.2 Proces......................................................................................................................................... 3 1.3 Achtergrond ................................................................................................................................ 3 1.4 Algemene aandachtspunten voor het ruimtelijk plan ................................................................. 4
2
De risicobronnen............................................................................................................................ 5 2.1 Inleiding ...................................................................................................................................... 5 2.2 Risicovolle inrichtingen ............................................................................................................... 5 2.2.1 LPG tankstations................................................................................................................ 5
3
Samenvatting maatregelen en aandachtspunten ....................................................................... 9 3.1 Maatregelen en aandachtspunten.............................................................................................. 9 3.2 Restrisico .................................................................................................................................... 9
2
1
Inleiding
1.1
Beschrijving plangebied
De gemeente Kollumerland c.a. heeft Brandweer Fryslân gevraagd advies uit te brengen over de externe veiligheid aangaande het ruimtelijke plan “Kollum - Centrum”. Het betreft een grotendeels conserverend plan, met uitzondering van een drietal ontwikkellocaties. Onderstaande afbeelding is een uitsnede van de professionele risicokaart voor het plangebied. Hierop staan de relevante risicobronnen weergegeven. Afbeelding 1: Uitsnede risicokaart plangebied Kollum - Centrum
Bron: Professionele risicokaart, 11 juni 2013
1.2
Proces
Brandweer Fryslân is bij het voorontwerp bestemmingsplan gevraagd om een advies te geven. Bij het opstellen van dit advies heeft overleg plaatsgevonden met Brandweer Noord Oost Fryslân (dhr. H. Meerema). De resultaten van dit overleg zijn in dit advies meegenomen. Bij het ontwerpbestemmingsplan zal de borging van de voorgestelde maatregelen worden gecontroleerd.
1.3
Achtergrond 1
De veiligheidsregio adviseert over het groepsrisico, de mogelijkheden tot risicovermindering, de mogelijkheden om de omvang en de effecten van de ramp te bestrijden en ten aanzien van de zelfredzaamheid. Met de vaststelling van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is het bevoegd gezag verplicht gesteld het bestuur van de veiligheidsregio als adviseur te betrekken bij ruimtelijke besluiten op grond van artikel 13, lid 3. In het Bevi is opgenomen dat o.a. bij ruimtelijke procedures binnen het 1% letaliteitgebied (invloedsgebied) verplicht advies aan de veiligheidsregio gevraagd moet worden. In de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (CRvgs) is ook opgenomen, dat de veiligheidsregio in de gelegenheid dient te worden gesteld advies uit te brengen over het groepsrisico, de zelfredzaamheid en de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. De Circulaire wordt naar verwachting in 2013 omgezet in een AMvB externe veiligheid transport, waarmee de risiconormering wettelijk zal zijn verankerd. In deze toekomstige AMvB is de adviesrol van de veiligheidsregio ook verankerd. In 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dit Besluit is tevens opgenomen dat de veiligheidsregio om advies moet worden gevraagd bij ruimtelijke plannen binnen het invloedsgebied.
1
Brandweer Fryslân is een onderdeel van de Veiligheidsregio Fryslân
3
1.4
Algemene aandachtspunten voor het ruimtelijk plan
Bij het opstellen van het bestemmingsplan zijn de onderstaande aspecten belangrijk om mee te nemen en indien nodig te borgen. Veiligheidszone LPG Op de verbeelding is de aanduiding “veiligheidszone – lpg” opgenomen. Hierbinnen zijn middels de planregels kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten uitgesloten. Er is echter een afwijking opgenomen van de gebruiksregels. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object, mits; 1. de toepasselijke grenswaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht worden genomen; 2. met de toepasselijke richtwaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden; 3. het groepsrisico wordt afgewogen. Dit is om twee redenen niet conform Besluit externe veiligheid inrichtingen; -6
kwetsbare objecten binnen de plaatsgebonden risicocontour 10 nooit toegestaan, het afwijken van de richtwaarde mag alleen indien daar gewichtige redenen voor zijn. Slechts rekening houden met de geldende richtwaarden is hierin niet toerijkend. Daarnaast is deze regel niet specifiek genoeg en biedt te weinig borging van de veiligheidsvoorschriften. Brandweer Fryslân adviseert daarom om deze regels aan te passen en hiermee te borgen dat kwetsbare objecten geheel worden uitgesloten en kwetsbare objecten alleen onder strenge voorwaarden toegestaan kunnen worden. In principe geldt dat nieuwe beperkt kwetsbare objecten dus niet mogen worden toegestaan.
4
2
De risicobronnen
2.1
Inleiding
In dit hoofdstuk worden de relevante risicobronnen in beeld gebracht, waarbij vooral wordt ingezoomd op de mogelijke effecten voor het plangebied, de bestrijdbaarheid en de zelfredzaamheid. In het onderstaande overzicht zijn de relevante risicobronnen in het kader van de externe veiligheid weergegeven. Aanwezige risicobronnen Inrichtingen
Buisleidingen
LPG Tankstation
Geen
2.2
Vervoer van gevaarlijke stoffen Geen
Risicovolle inrichtingen
2.2.1 LPG tankstations In het plangebied bevindt zich één LPG tankstation. Het gaat in dit plan om het volgende station: Q8 tankstation, Meester Andreaestraat 24 Kansen Hieronder wordt kort ingegaan op het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Plaatsgebonden risico De Nederlandse overheid heeft middels het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) bepaald dat -6 men in Nederland in principe geen groter plaatsgebonden risico mag lopen dan 10 per jaar. Dit komt neer op een kans van 1 op een miljoen per jaar. 2
Voor LPG tankstations gelden voor dit plan de volgende plaatsgebonden risico’s : - 45 meter vanaf het vulpunt - 25 meter vanaf de ondergrondse tank - 15 meter vanaf de afleverzuil Deze contouren gelden als absolute norm als het gaat om kwetsbare objecten en als een richtwaarde voor wat betreft beperkt kwetsbare objecten. Dit betekent dat kwetsbare objecten niet zijn toegestaan binnen deze contouren en dat beperkt kwetsbare objecten alleen zijn toegestaan mits het bevoegd gezag hier gewichtige redenen voor heeft geformuleerd. Het plaatsgebonden risico levert binnen dit plangebied geen problemen op, wel is het zaak om goed te borgen dat binnen de contouren geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden mogelijk gemaakt. Hierover is al een opmerking gemaakt in paragraaf 1.4. Groepsrisico Het groepsrisico is de kans per jaar dat een groep personen tegelijkertijd slachtoffer zal worden van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Hiermee is het groepsrisico de indicatie voor de maatschappelijke ontwrichting die ontstaat door een dergelijk ongeval.
2
De hier genoemde afstanden worden kleiner na invoering van het besluit LPG tankstations. De tekst voor dit besluit is reeds gepubliceerd. De nieuwe aan te houden afstanden worden dan respectievelijk: 35 meter vanaf het vulpunt. o o 25 meter vanaf de ondergrondse tank. o 15 meter vanaf de afleverzuil.
5
Het groepsrisico van dit tankstation is op het moment van schrijven nog niet bekend bij Brandweer Fryslân. Gezien de omgeving van deze tankstations is het voor het bevoegd gezag mogelijk dit te 3 berekenen met de online LPG tool . Scenario’s en effecten In het geval van een ongeval bij een LPG tankstation is een explosie van LPG relevant, ook wel een 4 BLEVE genoemd. De kans op dit incident is klein, maar de impact van zo’n incident kan zeer groot zijn. Dit scenario kan voorkomen indien de tankwagen wordt blootgesteld aan vuur van buitenaf. Hierdoor wordt de vloeistof in de tank verwarmd, waardoor het gaat verdampen. Deze damp zal op haar beurt de druk in de tank doen toenemen tot de tank explosief openscheurt. De effecten, wat betreft doden en gewonden staan in onderstaande tabel nader uitgewerkt. Effecten van een BLEVE
Als wordt gekeken naar de directe omgeving van het tankstation is te zien dat binnen de eerste ring een aantal bedrijfspanden en een supermarkt aanwezig zijn. Deze panden zullen in geval van een BLEVE onherstelbaar beschadigd raken. Hier aanwezige mensen zullen, buitenshuis, om het leven komen. Binnen de tweede ring, waar eveneens zware schade aan gebouwen is te verwachten, zijn naast de eerder genoemde bedrijfspanden ook een kantoor aanwezig. Personen die zich binnen bevinden binnen deze ring maken een gedegen kans om een incident te overleven. Zij zullen echter wel te maken krijgen met secundaire branden en lopen risico gewond te raken door bijvoorbeeld rondvliegend glas. In de derde ring zijn naast de eerder genoemde panden verder alleen woningen aanwezig. Voor mensen die zich in de omgeving van het LPG tankstation bevinden geldt dat ze, in geval van een dreigende calamiteit, zullen moeten vluchten tot in de vierde ring (minimaal meer dan 230 meter afstand). Vluchten wordt als reële optie gezien als de te overbruggen afstand niet groter is dan ongeveer 200 meter. Mensen die niet kunnen vluchten, zullen zo goed mogelijk moeten kunnen schuilen. Bestrijdbaarheid Onder bestrijdbaarheid van een (dreigende) calamiteit vallen alle maatregelen die invloed hebben op de bestrijdbaarheid van een calamiteit ten gevolge van een risicovolle activiteit. Bestrijdbaarheid EV incidenten en relevant voor de verantwoording Vooralsnog kan geen rekening worden gehouden met de hittewerende bekleding uit het 'convenant 5 LPG autogas' (2005) . Tot die tijd heeft de brandweer tussen het ontstaan van het incident en de daadwerkelijk BLEVE ongeveer 10 tot 30 minuten afhankelijk van de inhoud van de tank (zie ook 3
Deze tool is terug te vinden op: http://www.groepsrisico.nl/lpgtool2007/ Boiling liquid expanding vapour explosion. 5 Uit testen met de hittewerende bekleding op LPG tankwagens blijkt dat de tijd die de hulpverlening heeft om de tankwagen te blussen of koelen toeneemt tot minstens 90 minuten. Hierdoor zou de kans op het ontstaan van een warme BLEVE met nog eens 95% afnemen 4
6
onderstaande tabel 3. Over het algemeen is die tijd te kort om op te treden. Indien er wel voldoende tijd is om op te treden is het belangrijk om voldoende bluswater voor handen te hebben om de tankwagen te koelen.
Voorbeeld normatief incidentverloop bij een BLEVE van een LPG-tankwagen (IPO 08, 2007).
• Bluswatervoorzieningen effectgebied en risicobron Binnen het plangebied is voldoende primair bluswater aanwezig in de vorm van brandkranen. Daarbij geldt dat in de nabijheid van het tankstation ook een brandkraan gelegen is. Daarnaast is er in en rond het plangebied ook voldoende open water aanwezig wat kan dienen als secundair en tertiair bluswater. • Opkomsttijden effectgebied en risicobron De opkomsttijd binnen het plangebied ligt rond de 7 à 8 minuten en ligt daarmee binnen de landelijke norm. Deze norm bedraagt 8 minuten voor woningen, winkels en onderwijsinstellingen. De opkomsttijd leidt binnen dit plangebied niet tot knelpunten. • Bereikbaarheid effectgebied en risicobron Het plangebied en het risicogebied rond de LPG pomp zijn voldoende te bereiken. Een gebied of locatie is voldoende bereikbaar wanneer deze van minimaal twee zijden is te benaderen. Op deze manier is geborgd dat de hulpdiensten een locatie altijd kunnen bereiken, ongeacht windrichting (i.v.m. rookvorming) of andere belemmerende situaties. • Aanvalsplannen/ bereikbaarheidskaarten/ rampbestrijdingsplannen Voor zover bekend zijn er binnen dit plangebied geen bereikbaarheidskaarten rampbestrijdingsplannen van kracht.
of
Op basis van bovenstaande analyse komen geen aandachtspunten naar voren in het kader van de bestrijdbaarheid wat betreft de externe veiligheid ten aanzien van het aanwezige LPG tankstation. Zelfredzaamheid Zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar, zonder daadwerkelijke hulp van hulpdiensten. Dit kan door schuilen en indien nog mogelijk, vluchten uit het bedreigde gebied. De functies binnen het invloedsgebied zijn bestemd voor zelfredzame personen. Ruimtelijke inrichting Functie-indeling
ja/nee/nvt Bebouwing met personen zelfredzaamheid? Is er hoogbouw aanwezig?
met
lage
Nee Nee
7
Infrastructuur
Bebouwing
Dekking WAS
Zijn er voldoende vluchtwegen? Is de capaciteit van de aanwezige vluchtwegen voldoende? Hebben de vluchtwegen een juiste oriëntatie? Voldoet de bebouwing aan het bouwbesluit? Zijn de aanwezige vluchtwegen tegengesteld aan de risicobron? Luchtdicht afsluiten i.v.m. toxische wolk? Is de dekking van het waarschuwings- en alarmeringssysteem voldoende?
Ja Ja Ja Is verplicht Ja Nvt Nvt
6
Op basis van bovenstaande analyse komen geen directe aandachtspunten naar voren in het kader van de zelfredzaamheid. Hiervoor is alleen het plangebied beoordeeld en niet het gehele invloedsgebied van de risicobron. Maatregelen Maatregelen ten aanzien van het effectgebied en bij de risicobron worden op basis van de huidige beschikbare gegevens niet voorgesteld. Verantwoording Op basis van het Bevi is verantwoording van het groepsrisico verplicht. Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico zijn wat betreft de LPG tankstations o.a. de volgende aspecten van belang: de hoogte van het groepsrisico; de voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico; de mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico; de mogelijkheden tot voorbereiden van bestrijding en beperking van rampen; de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen binnen het plangebied.
6
Een Waarschuwings- en alarmeringsstelsel is alleen van toepassing indien de actie binnen blijven en ramen en deuren gesloten houden geldt. In geval van een dreigende BLEVE zal juist iedereen het (invloeds)gebied zo snel mogelijk moeten verlaten.
8
3
Samenvatting maatregelen en aandachtspunten
3.1
Maatregelen en aandachtspunten
Hieronder worden de relevante maatregelen en aandachtspunten voor het ruimtelijk plan Bestemmingsplan Kollum – Centrum van de gemeente Kollumerland c.a. weergegeven. Maatregelen en aandachtspunten
Verantwoording opstellen van het groepsrisico. De planregels aan te passen ten aanzien van de toelaatbaarheid van (beperkt) kwetsbare objecten. Borgen dat er geen nieuwe objecten voor verminderd zelfredzame personen worden toegestaan binnen het invloedsgebied van de risicobron.
Voorkomen dat er een (grote) toename van personen wordt mogelijk gemaakt binnen het invloedsgebied van het LPG tankstation.
3.2
Relevant voor verantwoording/ EV Ja Ja
Ja
Ja
Hoe verwerken?
In de toelichting van het bestemmingsplan verwerken. Planregels in het bestemmingsplan aan te passen zoals omschreven in paragraaf 1.4 van deze bijlage. Dit kan door het opnemen van een zone of te zorgen dat er geen bestemmingen binnen de invloedsgebieden worden toegestaan waarbinnen nieuwe verminderd zelfredzame objecten mogelijk worden gemaakt. Nieuwe ontwikkelingen niet zondermeer toestaan in het bestemmingsplan. Juist binnen dit gebied het plan conserverend houden.
Restrisico
Ondanks de maatregelen ter verhoging van de veiligheid kunnen risico's nooit voor 100% weggenomen worden. Ook na het nemen van veiligheidsverhogende maatregelen zal een restrisico blijven bestaan. Het bevoegd gezag dient verantwoording te nemen voor dit restrisico. Het bevoegd gezag maakt deze afweging voor het restrisico d.m.v. de verantwoordingplicht voor het groepsrisico bij dit bestemmingsplan en dit brandweeradvies. De essentie is dat een bevoegd gezag zich uitspreekt over de aanvaardbaarheid van het restrisico. Daartoe moet in de afweging van het bevoegd gezag, naast de rekenkundige hoogte van het GR (en de ontwikkeling ten opzichte van de oriëntatiewaarde), tevens rekening te worden gehouden met een aantal kwalitatieve aspecten. Hiertoe behoren met name de aspecten 'zelfredzaamheid' (ruimtelijke ordening) en 'bestrijdbaarheid' (hulpverlening). Het is aan het bevoegd gezag om op basis van de verantwoordingplicht en het brandweeradvies een integrale afweging te maken tussen ruimtelijke, economische en sociale aspecten t.o.v. beperkingen en mogelijkheden vanuit de externe veiligheid.
9
Bestemmingsplan Kollum Centrum Bestemmingsplan Kollum Centrum NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01
Ontwerp
Grontmij Nederland B.V.
Verantwoording
Titel
: Bestemmingsplan Kollum Centrum Bestemmingsplan Kollum Centrum
Subtitel
: NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01
Planstatus
: ontwerp
Projectnummer
: 322815
Referentienummer
: 322815
Revisie
: Ow01
Datum
: 13 augustus 2013
Auteur(s)
: R. Nijdam, T. Janse, A. Luinenburg
E-mail adres
:
322815, revisie Ow01
Kollum Centrum
Inhoudsopgave
Regels
3
Hoofdstuk 1 Artikel 1 Artikel 2
Inleidende regels Begrippen Wijze van meten
4 4 10
Hoofdstuk 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14 Artikel 15 Artikel 16 Artikel 17
Bestemmingsregels Bedrijf Bedrijventerrein Centrum Gemengd Groen Maatschappelijk Sport Tuin Verkeer Water Wonen - 1 Wonen - 2 Wonen - 3 Waarde - Archeologie 1 Waarde - Beschermd dorpsgezicht
11 11 14 17 20 23 24 26 28 29 31 32 35 38 41 43
Hoofdstuk 3 Artikel 18 Artikel 19 Artikel 20 Artikel 21 Artikel 22 Artikel 23 Artikel 24 Artikel 25
Algemene regels Anti-dubbeltelregel Algemene bouwregels Algemene gebruiksregels Algemene aanduidingsregels Algemene afwijkingsregels Algemene wijzigingsregels Algemene procedureregels Overige regels
45 45 46 47 48 49 50 52 53
Hoofdstuk 4 Artikel 26 Artikel 27
Overgangs- en slotregels Overgangsrecht Slotregel
54 54 55
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4
Staat van bedrijven Lijst van toegestane beroepen en bedrijven aan huis Lijst van karakteristieke panden Zonering zendercomplex Burum
57 58 66 68 74
322815, revisie Ow 01 Pagina 2 van 75
Regels
322815, revisie Ow 01 Pagina 3 van 75
Hoofdstuk 1
Artikel 1 1.1
Inleidende regels
Begrippen
plan:
het bestemmingsplan Kollum Centrum met identificatienummer NL.IMRO.0079.BpKoCentrum12-Ow01 van de gemeente Kollumerland c.a.; 1.2
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen; 1.3
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.4
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.5
aanlegplaats:
een plaats in het water voor het afmeren en vervolgens doen of laten liggen van een bedrijfs-, recreatie- of beroepsvaartuig voor de periode, die daadwerkelijk wordt gebruikt voor bedrijfs- of beroepsmatig of recreatief verblijf op of in de directe omgeving van het vaartuig; 1.6
ambulante handel:
de verkoop en het te koop aanbieden, alsmede de uitstalling daarvan, van goederen aan consumenten buiten vestigingen. Onder ambulante handel wordt mede verstaan (week)markten, standplaatsen buiten de markten en het venten; 1.7
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde; 1.8
bebouwingspercentage:
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd; 1.9
bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
322815, revisie Ow 01 Pagina 4 van 75
1.10
beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden; 1.11
beroep/bedrijf aan huis:
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is; 1.12
bestaand:
de vergunde situatie zoals die is op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt; 1.13
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak; 1.14
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.15
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 1.16
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak; 1.17
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en kapverdieping; 1.18
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.19
bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel; 1.20
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten; 1.21
bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden; 322815, revisie Ow 01 Pagina 5 van 75
1.22
café-restaurant:
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoelen heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken en maaltijden voor consumptie ter plaatse; 1.23
dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw; 1.24
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; 1.25
dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting; 1.26
discotheek/bar-dancing:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van muziek en het gelegenheid geven tot dansen wezenlijke onderdelen vormen; 1.27
evenement:
elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak; 1.28
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.29
gevellijn:
een als zodanig aangegeven lijn, die tevens functioneert als lijn waarnaar het hoofdgebouw met de gevel moet zijn gekeerd, behoudens voor zover uitdrukkelijk anders bepaald in deze regels; 1.30
hogere waarde:
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder; 1.31
hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
322815, revisie Ow 01 Pagina 6 van 75
1.32
horecabedrijf
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, niet zijnde een discotheek of een bar-dancing; 1.33
kantoor:
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat door zijn indeling en inrichting bedoeld is om uitsluitend of in hoofdzaak te worden gebruikt voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden, werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi-) overheidsinstellingen, het bank- en verzekeringswezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen overige zakelijke dienstverlening, al dan niet met een baliefunctie; 1.34
kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in achtgenomen moet worden; 1.35
ligplaats:
een plaats in het water, die door een bedrijfs-, recreatie- of beroepsvaartuig voor een langere periode wordt ingenomen; 1.36
maatschappelijke voorzieningen:
levensbeschouwelijke, medische, sociale, culturele en educatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening; 1.37
ondergeschikte bebouwing:
ondergeschikte gebouwen of delen van gebouwen; een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overkapping en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omsloten; 1.38
ondergeschikte gebouwen of delen van gebouwen:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte dan wel als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm; een op zichzelfstaand gebouw, dat gelet op de bestemming en door zijn ligging en/of architectonische verschijningsvorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw; 1.39
overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden; 1.40
overkapping:
een bouwwerk voorzien van een plat dak dan wel een kap en met maximaal één wand is uitgevoerd;
322815, revisie Ow 01 Pagina 7 van 75
1.41
pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is; 1.42
peil:
a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil of het plaatselijk aan te houden waterpeil; 1.43
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding; 1.44
restaurant:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken; 1.45
risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde dan wel richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten; 1.46
seksinrichting
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar; 1.47
verkoopvloeroppervlak:
de gezamenlijke oppervlakte van de verkoopruimte exclusief de ruimte voor opslag van (winkel)goederen; 1.48
voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen gevel; 1.49
voorkeursgrenswaarde:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen gevel; 1.50
voorste bouwgrens:
een naar de weg gekeerde bouwgrens;
322815, revisie Ow 01 Pagina 8 van 75
1.51
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden; 1.52
woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat met één of meer gemeenschappelijke toegangen en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden; 1.53
zorgwoning
een woning bedoeld voor bewoning door en/of verzorging van ouderen en/of mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking.
322815, revisie Ow 01 Pagina 9 van 75
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; 2.2
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; 2.3
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 2.4
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; 2.5
afstanden:
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot erfafscheidingen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen van bouwwerken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.
322815, revisie Ow 01 Pagina 10 van 75
Hoofdstuk 2
Artikel 3 3.1
Bestemmingsregels
Bedrijf
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bedrijven als genoemd in de bij deze regels gevoegde bijlage 1 'Staat van bedrijven' in de categorie 1 en 2; met de daarbij behorende: b. c. d. e. 3.2
groenvoorzieningen; openbare nutsvoorzieningen; verkeers- en verblijfsvoorzieningen, waaronder parkeervoorzieningen; waterlopen. Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van bedrijven gelden de volgende regels: 1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd; 2. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan 6 m respectievelijk 9,5 m; 3. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m dan wel ten minste de bestaande afstand indien deze minder bedraagt; 4. het aantal bedrijfswoningen per bouwperceel bedraagt niet meer dan het bestaande aantal; 5. de oppervlakte van bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan 150 m²; 6. bij bedrijfswoningen mag ondergeschikte bebouwing worden gebouwd. b. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels: 1. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 50 m3; 2. de bouwhoogte per gebouwtje bedraagt niet meer dan 3 m. c. Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: 1. bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden ten minste 3 m achter (de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het dichtst naar de weg gelegen gebouw gebouwd, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen en vlaggenmasten; 2. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m; 3. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8 m; 4. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak bedraagt niet meer dan 3 m; 5. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak bedraagt niet meer dan 10 m. 3.3
Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van:
322815, revisie Ow 01 Pagina 11 van 75
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende ronden; een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid; de bezonnings- en privacysituatie. 3.4
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder a sub 4 voor de bouw van een bedrijfswoning, mits: a. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond; b. vooraf een akoestisch onderzoek is uitgevoerd waaruit blijkt dat het geluidniveau aan de gevel van de woning als gevolg van wegverkeerslawaai niet meer bedraagt dan de voorkeurswaarde dan wel een verleende hogere grenswaarde; c. omliggende bedrijven in milieuhygiënisch opzicht niet in een nadeliger situatie komen te verkeren. 3.5
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen: het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande ondergeschikte gebouwen voor bewoning; het gebruiken of laten gebruiken van bouwwerken voor niet-permanente bewoning; het stallen of laten stallen van vlieg-, vaar- en voertuigen, anders dan ten behoeve van het woongenot en van de bedrijfsvoering; detailhandelsactiviteiten anders dan detailhandel ondergeschikt aan en direct voortvloeiend uit de activiteiten van een bedrijf; het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van inrichtingen als bedoeld in artikel 40 in samenhang met artikel 1 van de Wet geluidhinder; het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen. 3.6
Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor de vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1 'Staat van bedrijven', mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, kunnen worden gelijk gesteld met bedrijven van categorie 1 of 2. 3.7
Wijzigingsbevoegdheid
a. Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' wijzigen ten behoeve van de bestemmingen 'Gemengd', 'Wonen - 1' of 'Wonen - 3', met dien verstande dat: 1. er niet meer dan 20 woningen mogen worden gerealiseerd; 2. er voor er tot wijziging wordt overgegaan ecologisch onderzoek dient plaats te vinden waarbij de resultaten worden betrokken bij het wijzigingsplan; 3. er voor er tot wijziging wordt overgegaan een watertoets heeft plaatsgevonden; 4. er voor er tot wijziging wordt overgegaan een akoestisch onderzoek dient te zijn uitgevoerd; 5. er voor er tot wijziging wordt overgegaan een onderzoek dient te zijn uitgevoerd naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem; 6. er voor er tot wijziging wordt overgegaan een archeologisch onderzoek dient te zijn uitgevoerd; 7. er voor er tot wijziging wordt overgegaan een onderzoek dient te zijn uitgevoerd naar de luchtkwaliteit, waarbij de resultaten worden betrokken bij het wijzigingsplan; 8. na het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de artikelen 6, 13 dan wel 15 van 322815, revisie Ow 01 Pagina 12 van 75
overeenkomstige toepassing zijn. b. De onder a bedoelde wijzigingsbevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van: de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid; de bezonnings- en privacysituatie. c. Op de voorbereiding van het besluit tot wijziging is de in artikel 24.3 genoemde procedure van toepassing.
322815, revisie Ow 01 Pagina 13 van 75
Artikel 4 4.1
Bedrijventerrein
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bedrijven als genoemd in de bij deze regels gevoegde bijlage 1 'Staat van bedrijven' in de categorie 1, 2 en 3.1; en tevens voor: b. bestaande grootschalige detailhandel met een verkoopvloeroppervlak van minimaal 500 m2, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel grootschalig'; c. detailhandel in volumineuze goederen, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus'; d. een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg, met inbegrip van handel in auto's met reparatie- en servicewerkplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg'; e. een lpg vulpunt, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg'; f. de bestaande bedrijfswoningen; en tevens voor: g. evenementen en ambulante handel; met de daarbij behorende: h. i. j. k. 4.2
groenvoorzieningen; openbare nutsvoorzieningen; verkeers- en verblijfsvoorzieningen, waaronder parkeervoorzieningen; waterlopen. Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van bedrijven gelden de volgende regels: 1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd; 2. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan 6 m respectievelijk 9,5 m; 3. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m dan wel ten minste de bestaande afstand indien deze minder bedraagt; 4. het aantal bedrijfswoningen per bouwperceel bedraagt niet meer dan het bestaande aantal; 5. de oppervlakte van bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan 150 m²; 6. bij bedrijfswoningen mag ondergeschikte bebouwing worden gebouwd. b. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels: 1. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 50 m3; 2. de bouwhoogte per gebouwtje bedraagt niet meer dan 3 m. c. Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: 1. bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden ten minste 3 m achter de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het dichtst naar de weg gelegen gebouw gebouwd, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen en vlaggenmasten; 2. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m; 3. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8 m; 4. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak bedraagt niet meer dan 3 m; 5. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak bedraagt niet meer dan 10 m. 322815, revisie Ow 01 Pagina 14 van 75
4.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van: de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende ronden; een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid; de bezonnings- en privacysituatie. 4.4
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 onder a sub 4 voor de bouw van een bedrijfswoning, mits: a. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond; b. vooraf een akoestisch onderzoek is uitgevoerd waaruit blijkt dat het geluidniveau aan de gevel van de woning als gevolg van wegverkeerslawaai niet meer bedraagt dan de voorkeurswaarde dan wel een verleende hogere grenswaarde; c. omliggende bedrijven in milieuhygiënisch opzicht niet in een nadeliger situatie komen te verkeren. 4.5
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen: het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande ondergeschikte gebouwen voor bewoning; het gebruiken of laten gebruiken van bouwwerken voor niet-permanente bewoning; het stallen of laten stallen van vlieg-, vaar- en voertuigen, anders dan ten behoeve van het woongenot en van de bedrijfsvoering; detailhandelsactiviteiten anders dan ondergeschikt aan en direct voortvloeiend uit de activiteiten van een bedrijf; het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van inrichtingen als bedoeld in artikel 40 in samenhang met artikel 1 van de Wet geluidhinder; het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen. 4.6
Afwijken van de gebruiksregels
a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken: 1. van het bepaalde in lid 4.1 voor de vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1 'Staat van bedrijven', mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, kunnen worden gelijk gesteld met de bedrijven van categorie 1, 2 of 3.1; 2. van het bepaalde in lid 4.1 voor het toestaan van maximaal 1 horeca-vestiging, mits de horeca-vestiging naar effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, kan worden gelijk gesteld met de bedrijven van categorie 1, 2 of 3.1; 3. van het bepaalde in lid 4.1 voor het toestaan van detailhandel, mits: het verkoopvloeroppervlak minimaal 500 m² per vestiging zal bedragen; geen onevenredige afbreuk aan de detailhandelsfunctie van de Voorstraat wordt gedaan; uit een distributieplanologisch onderzoek blijkt dat een vestiging niet leidt tot een duurzame ontwrichting van het detailhandelsvoorzieningensysteem ter plaatse; de vestiging passend is binnen de status van regionaal verzorgend winkelcentrum; de verkeersontsluiting van de vestiging in principe plaatsvindt op de Mr. Andreaestraat. 322815, revisie Ow 01 Pagina 15 van 75
b. De onder a bedoelde afwijkingsbevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van: 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; 2. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 3. de verkeersveiligheid; 4. de parkeergelegenheid. 5. in de omgeving aanwezige functies en waarden; 6. de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
322815, revisie Ow 01 Pagina 16 van 75
Artikel 5 5.1
Centrum
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. detailhandel met een verkoopvloeroppervlak tot maximaal 500 m2 en op de begane grond; b. bedrijven als genoemd in de bij deze regels gevoegde bijlage 1 'Staat van bedrijven' in categorie 1; en tevens voor: c. (bedrijfs)woningen: 1. op de eerste en hogere verdiepingen, en 2. op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen', al dan niet in combinatie met een beroep/bedrijf aan huis zoals genoemd in bijlage 2 'lijst van toegestane beroepen en bedrijven aan huis'; d. horeca, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca'; e. een discotheek, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'discotheek'; f. garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'garage'; g. dienstverlening; h. bestaande bêd & brochje; met de daarbij behorende: i. j. k. l. 5.2
groenvoorzieningen; openbare nutsvoorzieningen; verkeers- en verblijfsvoorzieningen, waaronder parkeervoorzieningen; waterlopen. Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van bedrijven gelden de volgende regels: 1. de hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd; 2. ondergeschikte bebouwing mag binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat ondergeschikte bebouwing buiten het bouwvlak is toegestaan tot maximaal 80% van het perceel; 3. de goot- en bouwhoogte bedraagt binnen het bouwvlak niet meer dan 6 m respectievelijk 9,5 m; 4. de bouwhoogte bedraagt buiten het bouwvlak niet meer dan 6 m; 5. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m dan wel ten minste de bestaande afstand indien deze minder bedraagt; 6. het aantal (bedrijfs)woningen per bouwperceel bedraagt niet meer dan het bestaande aantal; 7. de oppervlakte van (bedrijfs)woningen bedraagt niet meer dan 150 m²; 8. bij (bedrijfs)woningen mag ondergeschikte bebouwing worden gebouwd. b. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels: 1. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 50 m3; 2. de bouwhoogte per gebouwtje bedraagt niet meer dan 3 m. c. Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels: 1. het aantal garageboxen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal; 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m. d. Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: 1. bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden ten minste 3 m achter de lijn welke kan 322815, revisie Ow 01 Pagina 17 van 75
2. 3. 4. 5. 5.3
worden getrokken in het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het dichtst naar de weg gelegen gebouw gebouwd, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen en vlaggenmasten; de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m; de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8 m; de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak bedraagt niet meer dan 3 m; de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak bedraagt niet meer dan 10 m. Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van: de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende ronden; een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid; de bezonnings- en privacysituatie. 5.4
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 onder a sub 6 voor de bouw van een (bedrijfs)woning, mits: a. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond voor zover het de bouw van een bedrijfswoning betreft; b. vooraf een akoestisch onderzoek is uitgevoerd waaruit blijkt dat het geluidniveau aan de gevel van de woning als gevolg van wegverkeerslawaai niet meer bedraagt dan de voorkeurswaarde dan wel een verleende hogere grenswaarde; c. omliggende bedrijven in milieuhygiënisch opzicht niet in een nadeliger situatie komen te verkeren. 5.5
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen: het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande ondergeschikte gebouwen voor bewoning; het gebruiken of laten gebruiken van bouwwerken voor niet-permanente bewoning; het stallen of laten stallen van vlieg-, vaar- en voertuigen, anders dan ten behoeve van het woongenot en van de bedrijfsvoering; het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van inrichtingen als bedoeld in artikel 40 in samenhang met artikel 1 van de Wet geluidhinder; het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen. 5.6
Afwijken van de gebruiksregels
a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken: 1. van het bepaalde in lid 5.1 voor de vestiging van beroepen/bedrijven aan huis die niet zijn genoemd in bijlage 2 'Lijst van toegestane beroepen en bedrijven aan huis', mits deze beroepen/bedrijven aan huis naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat kunnen worden gelijk gesteld met de beroepen/bedrijven aan huis die wel zijn genoemd; 2. van het bepaalde in lid 5.1 voor het toestaan van een (bedrijfs)woning op de begane grond, mits vooraf een akoestisch onderzoek is uitgevoerd waaruit blijkt dat het geluidniveau aan de gevel van de woning als gevolg van wegverkeerslawaai niet meer bedraagt dan de voorkeurswaarde dan wel een verleende hogere grenswaarde; 3. van het bepaalde in lid 5.1 voor het toestaan van horeca-vestigingen op andere locaties dan aangeduid; 322815, revisie Ow 01 Pagina 18 van 75
4. van het bepaalde in lid 5.1 voor de vestiging van bedrijven van categorie 2, zoals genoemd in bijlage 1 'Staat van bedrijven'; 5. van het bepaalde in lid 5.1 voor het toestaan van een bêd & brochje in een (bedrijfs)woning, met dien verstande dat: de (bedrijfs)woning in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven; uitsluitend zeer beperkte reclame-uitingen zijn toegestaan; parkeren op eigen erf moet plaatsvinden dan wel in parkeren kan worden voorzien in de nabije omgeving; geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking; geen buitenopslag van goederen plaats mag vinden; de woonfunctie mag worden gecombineerd met een bêd & brochje, voor zover de oppervlakte hiervan niet meer dan 50% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met het oppervlak van aan het hoofdgebouw gebouwde ondergeschikte gebouwen bedraagt, met een maximum van 45 m2. b. De onder a bedoelde afwijkingsbevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van: 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; 2. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 3. de verkeersveiligheid; 4. de parkeergelegenheid. 5. in de omgeving aanwezige functies en waarden; 6. de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
322815, revisie Ow 01 Pagina 19 van 75
Artikel 6 6.1
Gemengd
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. (bedrijfs)woningen, al dan niet in combinatie met een beroep/bedrijf aan huis zoals genoemd in bijlage 2 'Lijst van toegestane beroepen en bedrijven aan huis'; b. bedrijven, als genoemd in de bij deze regels gevoegde bijlage 1 'Staat van bedrijven' in: 1. categorie 1, en 2. categorie 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2'; c. maatschappelijke voorzieningen; d. dienstverlening; e. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel'; f. horeca, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca'; g. kantoren; en tevens voor: h. bestaande bêd & brochje; met de daarbij behorende: i. j. k. l. 6.2
groenvoorzieningen; openbare nutsvoorzieningen; verkeers- en verblijfsvoorzieningen, waaronder parkeervoorzieningen; waterlopen. Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: 1. de hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd; 2. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte bedraagt ten hoogste 6 m respectievelijk 9,5 m; 3. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt ten minste 3 m, dan wel ten minste de bestaande afstand, indien deze minder bedraagt; 4. het aantal (bedrijfs)woningen per bouwperceel bedraagt niet meer dan het bestaande aantal; 5. de oppervlakte van (bedrijfs)woningen bedraagt niet meer dan 150 m²; 6. bij (bedrijfs)woningen mag ondergeschikte bebouwing worden gebouwd. b. Voor het bouwen van ondergeschikte bebouwing ten behoeve van de functies als genoemd in lid 6.1 sub a t/m sub g gelden de volgende regels: 1. ondergeschikte bebouwing wordt gebouwd binnen een bouwvlak, dan wel op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'erf'; 2. ondergeschikte bebouwing wordt ten minste 3 m achter (de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw gebouwd; 3. de goothoogte van ondergeschikte bebouwing bedraagt ten hoogste 3 m, dan wel ten hoogste 25 cm boven de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw voor zover aan dit hoofdgebouw wordt gebouwd; 4. de bouwhoogte van ondergeschikte bebouwing bedraagt ten hoogste 6 m; 5. de gezamenlijke oppervlakte van ondergeschikte bebouwing bedraagt: niet meer dan 100 m2 per bouwperceel, met dien verstande dat niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd; of niet meer dan 10% van de oppervlakte van het bouwperceel, met een maximum van 150 m2 per bouwperceel, met dien verstande dat niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd.
322815, revisie Ow 01 Pagina 20 van 75
c. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels: 1. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 50 m3; 2. de bouwhoogte per gebouwtje bedraagt niet meer dan 3 m. d. Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: 1. bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden ten minste 3 m achter (de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het dichtst naar de weg gelegen hoofdgebouw gebouwd, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen en vlaggenmasten; 2. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen vóór (de lijn die in het verlengde kan worden getrokken van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, bedraagt niet meer dan 1 m, met dien verstande dat daarop een open gaasconstructie met een minimale maaswijdte van 10 cm is toegestaan, waarbij de gezamenlijke bouwhoogte van de terrein- en erfafscheiding en de gaasconstructie niet meer dan 2 m mag bedragen; 3. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat daarop een open gaasconstructie met een minimale maaswijdte van 10 cm is toegestaan, waarbij de gezamenlijke bouwhoogte van de terrein- en erfafscheiding en de gaasconstructie niet meer dan 2,5 m mag bedragen; 4. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8 m; 5. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 5,5 m. 6.3
Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van: de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende ronden; een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid; de bezonnings- en privacysituatie. 6.4
Afwijken van de bouwregels
a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 onder a sub 4 voor de bouw van een (bedrijfs)woning, mits: 1. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond voor zover het de bouw van een bedrijfswoning betreft; 2. vooraf een akoestisch onderzoek is uitgevoerd waaruit blijkt dat het geluidniveau aan de gevel van de woning als gevolg van wegverkeerslawaai niet meer bedraagt dan de voorkeurswaarde dan wel een verleende hogere grenswaarde; 3. omliggende bedrijven in milieuhygiënisch opzicht niet in een nadeliger situatie komen te verkeren. b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 onder a sub 1 en onder b sub 1 voor het toestaan van ondergeschikte bebouwing buiten het bouwvlak respectievelijk de aanduiding 'erf'. c. De onder a bedoelde afwijkingsbevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van: 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; 2. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 3. de verkeersveiligheid; 4. de parkeergelegenheid. 5. in de omgeving aanwezige functies en waarden; 322815, revisie Ow 01 Pagina 21 van 75
6. de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden. 6.5
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen: het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande ondergeschikte gebouwen voor bewoning; het gebruiken of laten gebruiken van bouwwerken voor niet-permanente bewoning; het stallen of laten stallen van vlieg-, vaar- en voertuigen, anders dan ten behoeve van het woongenot en de bedrijfsvoering; het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van inrichtingen als bedoeld in artikel 40 in samenhang met artikel 1 van de Wet geluidhinder; het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen; detailhandelsactiviteiten: 1. bij een beroep/bedrijf aan huis, anders dan direct voortvloeiend uit het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik, en 2. anders dan toegestaan op grond van lid 6.1 onder e. 6.6
Afwijken van de gebruiksregels
a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken: 1. van het bepaalde in lid 6.1 voor het toestaan van horeca-vestigingen; 2. van het bepaalde in lid 6.1 voor het toestaan van detailhandel; 3. van het bepaalde in lid 6.1 voor de vestiging van bedrijven van categorie 2, zoals genoemd in bijlage 1 'Staat van bedrijven'; 4. van het bepaalde in lid 6.1 voor het toestaan van een bêd & brochje in een (bedrijfs)woning, met dien verstande dat: de (bedrijfs)woning in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven; uitsluitend zeer beperkte reclame-uitingen zijn toegestaan; parkeren op eigen erf moet plaatsvinden dan wel in parkeren kan worden voorzien in de nabije omgeving; geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking; geen buitenopslag van goederen plaats mag vinden; de woonfunctie mag worden gecombineerd met een bêd & brochje, voor zover de oppervlakte hiervan niet meer dan 50% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met het oppervlak van aan het hoofdgebouw gebouwde ondergeschikte gebouwen bedraagt, met een maximum van 45 m2. b. De onder a bedoelde afwijkingsbevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van: 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; 2. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 3. de verkeersveiligheid; 4. de parkeergelegenheid. 5. in de omgeving aanwezige functies en waarden; 6. de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
322815, revisie Ow 01 Pagina 22 van 75
Artikel 7 7.1
Groen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e. f. g. 7.2
groen- en speelvoorzieningen; dagrecreatieve voorzieningen; openbare nutsvoorzieningen; verkeers- en verblijfsvoorzieningen, waaronder parkeervoorzieningen; ligplaatsen en aanlegplaatsen; evenementen; water. Bouwregels
a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van: 1. de bestaande gebouwen met de bestaande oppervlakte en de bestaande bouw- en goothoogte; 2. gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen, met dien verstande dat: de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 50 m3; de bouwhoogte per gebouwtje bedraagt niet meer dan 3 m. b. Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: 1. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt niet meer dan 8 m; 2. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt niet meer dan 3 m; 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 2 m. 7.3
Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van: de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende ronden; een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid; de bezonnings- en privacysituatie. 7.4
Wijzigingsbevoegdheid
a. Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig Wet ruimtelijke ordening, de bestemming wijzigen in de bestemming ‘Tuin', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' en/of ‘Wonen - 3’, met dien verstande dat na het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de regels van de artikelen 10, 13, 14 of 15 van overeenkomstige toepassing zijn. b. De onder a bedoelde wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van: 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 2. de verkeersveiligheid; 3. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; 4. de bezonnings- en privacysituatie. c. Op de voorbereiding van het besluit tot wijziging is de in artikel 24.3 genoemde procedure van toepassing.
322815, revisie Ow 01 Pagina 23 van 75
Artikel 8 8.1
Maatschappelijk
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e.
een woonzorgcomplex; levensbeschouwelijke, medische, sociale, culturele en educatieve voorzieningen; sport- en speelvoorzieningen; aan de bestemming ondergeschikte horeca-activiteiten; en tevens voor een begraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
met de daarbij behorende: f. g. h. i. 8.2
groenvoorzieningen; openbare nutsvoorzieningen; verkeers- en verblijfsvoorzieningen, waaronder parkeervoorzieningen; waterlopen. Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: 1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat per bestemmingsvlak gebouwen buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd met een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 50 m²; 2. het aantal (zorg)woningen bedraagt ten hoogste het bestaande aantal; 3. de goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6 m respectievelijk 9,5 m; 4. de gezamenlijke oppervlakte van ondergeschikte bebouwing bedraagt: niet meer dan 100 m2 per bouwperceel, met dien verstande dat niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd; of niet meer dan 10% van de oppervlakte van het bouwperceel, met een maximum van 150 m2 per bouwperceel, met dien verstande dat niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd. b. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels: 1. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 50 m3; 2. de bouwhoogte per gebouwtje bedraagt niet meer dan 3 m. c. Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: 1. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m; 2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8 m; 3. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt niet meer dan 3 m; 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m. 8.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van: de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende ronden; een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid; de bezonnings- en privacysituatie.
322815, revisie Ow 01 Pagina 24 van 75
8.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen: het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande ondergeschikte gebouwen voor bewoning; het gebruiken of laten gebruiken van bouwwerken voor niet-permanente bewoning; het stallen of laten stallen van vlieg-, vaar- en voertuigen, anders dan ten behoeve van het woongenot en de bedrijfsvoering; het gebruik en laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca, met uitzondering van aan de bestemming ondergeschikte verkoop van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse; detailhandelsactiviteiten anders dan ondergeschikt aan en direct voortvloeiend uit de activiteiten van een levensbeschouwelijke, medische, sociale, culturele, educatieve, sport- of speelvoorziening. 8.5
Wijzigingsbevoegdheid
a. Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 4' wijzigen ten behoeve van het toestaan van een bouw- en goothoogte van maximaal 10 m, met dien verstande dat er voor er tot wijziging wordt overgegaan een onderbouwing dient te worden opgesteld, waarin in ieder geval wordt ingegaan op de noodzaak van de hogere bouw- en goothoogte en op de wijze van stedenbouwkundige inpassing in de omgeving. b. De onder a bedoelde wijzigingsbevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van: 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; 2. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 3. de bezonnings- en privacysituatie. c. Op de voorbereiding van het besluit tot wijziging is de in artikel 24.3 genoemde procedure van toepassing.
322815, revisie Ow 01 Pagina 25 van 75
Artikel 9 9.1
Sport
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d.
sport- en speelvoorzieningen; een sporthal; een zwembad; aan de bestemming ondergeschikte horeca-activiteiten en tevens ondergeschikte detailhandel;
met de daarbij behorende: e. f. g. h. 9.2
groenvoorzieningen; openbare nutsvoorzieningen; verkeers- en verblijfsvoorzieningen, waaronder parkeervoorzieningen; waterlopen. Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: 1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd; 2. de bouwhoogte van de sporthal bedraagt niet meer dan 10 m; 3. de bouwhoogte van het zwembad bedraagt niet meer dan 6 m; 4. er mogen geen bedrijfswoningen worden gebouwd; b. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels: 1. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 50 m3; 2. de bouwhoogte per gebouwtje bedraagt niet meer dan 3 m. c. Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: 1. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m; 2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8 m; 3. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt niet meer dan 3 m; 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m. 9.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van: de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende ronden; een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid; de bezonnings- en privacysituatie. 9.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen: het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande ondergeschikte gebouwen voor bewoning; het gebruiken of laten gebruiken van bouwwerken voor niet-permanente bewoning; het stallen of laten stallen van vlieg-, vaar- en voertuigen, anders dan ten behoeve van de bedrijfsvoering; 322815, revisie Ow 01 Pagina 26 van 75
het gebruik en laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca, met uitzondering van aan de bestemming ondergeschikte verkoop van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse; detailhandelsactiviteiten anders dan ondergeschikt aan en direct voortvloeiend uit de activiteiten van een sport- of speelvoorziening.
322815, revisie Ow 01 Pagina 27 van 75
Artikel 10 10.1
Tuin
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d.
tuinen; groenvoorzieningen; verkeers- en verblijfsvoorzieningen, waaronder parkeervoorzieningen; water.
10.2
Bouwregels
a. Op of in deze gronden: 1. mogen geen gebouwen worden gebouwd; 2. mag geen ondergeschikte bebouwing worden gebouwd met uitzondering van: erkers tot een breedte van 50% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw, met een maximale diepte van 1,5 m en een maximale bouwhoogte van niet meer dan 30 cm boven de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw; bestaande ondergeschikte bebouwing. b. Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: 1. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8 m; 2. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen vóór (de lijn die in het verlengde kan worden getrokken van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, bedraagt niet meer dan 1m, met dien verstande dat daarop een open gaasconstructie met een minimale maaswijdte van 10 cm is toegestaan, waarbij de gezamenlijke bouwhoogte van de terrein- en erfafscheiding en de gaasconstructie niet meer dan 2 m mag bedragen; 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, vóór (de lijn die in het verlengde kan worden getrokken van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, bedraagt niet meer dan 1 m; 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, achter (de lijn die in het verlengde kan worden getrokken van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat daarop een open gaasconstructie met een minimale maaswijdte van 10 cm is toegestaan, waarbij de gezamenlijke bouwhoogte van de terrein- en erfafscheiding en de gaasconstructie niet meer dan 2,5 m mag bedragen; 5. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, achter (de lijn die in het verlengde kan worden getrokken van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, bedraagt niet meer dan 2 m. 10.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van: de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende ronden; een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid; de bezonnings- en privacysituatie.
322815, revisie Ow 01 Pagina 28 van 75
Artikel 11 11.1
Verkeer
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen, met dien verstande dat het aantal rijstroken van de wegen niet meer dan 2 mag bedragen; b. fiets- en voetpaden; c. evenementen en ambulante handel; met de daarbij behorende: d. e. f. g. h.
groenvoorzieningen; openbare nutsvoorzieningen; parkeervoorzieningen; ligplaatsen en aanlegplaatsen; waterlopen,
met dien verstande dat: i. j.
in de bestemming de bij het wegverkeer gebruikelijke voorzieningen, zoals bermbeplanting, bruggen, tunnels, voorzieningen voor voetgangers en fietsers, bushaltes e.d. zijn begrepen; de bestemming, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling, niet in een ingrijpende wijziging van het profiel voorziet.
11.2
Bouwregels
a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen, met dien verstande dat: 1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m3 bedraagt; 2. de bouwhoogte per gebouwtje bedraagt niet meer dan 3 m. b. Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel: 1. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks en behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, bedraagt niet meer dan 3 m. 11.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van: de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende ronden; een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid; de bezonnings- en privacysituatie. 11.4
Wijzigingsbevoegdheid
a. Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig Wet ruimtelijke ordening, de bestemming wijzigen in de bestemming ‘Tuin, 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' en/of ‘Wonen - 3’, met dien verstande dat na het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de regels van de artikelen 10, 13, 14 of 15 van overeenkomstige toepassing zijn. b. De onder a bedoelde wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van: 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 2. de verkeersveiligheid; 3. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; 322815, revisie Ow 01 Pagina 29 van 75
4. de bezonnings- en privacysituatie. c. Op de voorbereiding van het besluit tot wijziging is de in artikel 24.3 genoemde procedure van toepassing.
322815, revisie Ow 01 Pagina 30 van 75
Artikel 12 12.1
Water
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e.
water en oeverstroken; waterstaatkundige kunstwerken; evenementen; ligplaatsen en aanlegplaatsen; steigers en vlonders.
12.2
Bouwregels
a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. b. Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: 1. de bouwhoogte van bruggen bedraagt niet meer dan 5 m; 2. de bouwhoogte van steigers en vlonders bedraagt niet meer dan 2 m; 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m. 12.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van bouwwerken geen gebouwen zijnde, met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van: de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende ronden; een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid; de bezonnings- en privacysituatie.
322815, revisie Ow 01 Pagina 31 van 75
Artikel 13 13.1
Wonen - 1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen, al dan niet in combinatie met een beroep/bedrijf aan huis zoals genoemd in bijlage 2 'Lijst van toegestane beroepen en bedrijven aan huis'; en tevens voor: b. bestaande bêd & brochje; met de daarbij behorende: c. d. e. f.
groenvoorzieningen; openbare nutsvoorzieningen; verkeers- en verblijfsvoorzieningen, waaronder parkeervoorzieningen; waterlopen.
De uitoefening van een beroep/bedrijf aan huis is uitsluitend toegestaan voor zover de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en geen ernstige hinder of afbreuk wordt gedaan aan het woonmilieu. Dit betekent dat: de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven; uitsluitend zeer beperkte reclame-uitingen zijn toegestaan; parkeren op eigen erf moet plaatsvinden; geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking; bij het hebben van een webwinkel de levering van producten (inkoop en verkoop) niet thuis plaatsvindt, maar wordt verzorgd via post/koerier; geen buitenopslag van goederen plaats mag vinden; de woonfunctie mag worden gecombineerd met een beroep/bedrijf aan huis, voor zover de oppervlakte hiervan niet meer dan 50% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met het oppervlak van aan het hoofdgebouw gebouwde ondergeschikte gebouwen bedraagt, met een maximum van 45 m2. 13.2
Bouwregels
a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van wonen gelden de volgende regels: 1. de hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat de voorgevel van het hoofdgebouw in de voorste bouwgrens dient te worden gebouwd en de maximale bouwdiepte 15 m bedraagt; 2. het aantal woningen binnen een bouwvlak bedraagt niet meer dan het bestaande aantal; 3. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6 m respectievelijk 9,5 m; 4. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt ten minste 3 m. b. Voor het bouwen van ondergeschikte bebouwing ten behoeve van wonen gelden de volgende regels: 1. ondergeschikte bebouwing wordt gebouwd binnen een bouwvlak dan wel op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'erf'; 2. ondergeschikte bebouwing wordt ten minste 3 m achter (de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw gebouwd, met dien verstande dat dit niet van toepassing is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorerfbebouwing'; 3. de goothoogte van ondergeschikte bebouwing bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel niet meer dan 30 cm boven de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw, voor zover aan dit hoofdgebouw wordt gebouwd; 322815, revisie Ow 01 Pagina 32 van 75
4. in afwijking van de goothoogte voor ondergeschikte bebouwing als bedoeld in lid 13.2 sub b onder 3, mag niet meer dan 30% van de totale gootlengte van ondergeschikte bebouwing met een hogere goothoogte worden gebouwd; 5. de bouwhoogte van ondergeschikte bebouwing bedraagt niet meer dan 6 m; 6. de gezamenlijke oppervlakte van ondergeschikte bebouwing bedraagt: niet meer dan 100 m2 per bouwperceel, met dien verstande dat niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd; of niet meer dan 10% van de oppervlakte van het bouwperceel, met een maximum van 150 m2 per bouwperceel, met dien verstande dat niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd. c. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels: 1. de inhoud per gebouwtje bedraagt niet meer dan 50 m3; 2. de bouwhoogte per gebouwtje bedraagt niet meer dan 3 m. d. Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: 1. bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden ten minste 3 m achter (de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het dichtst naar de weg gelegen hoofdgebouw gebouwd, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen en vlaggenmasten; 2. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen vóór (de lijn die in het verlengde kan worden getrokken van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, bedraagt niet meer dan 1 m, met dien verstande dat daarop een open gaasconstructie met een minimale maaswijdte van 10 cm is toegestaan, waarbij de gezamenlijke bouwhoogte van de terrein- en erfafscheiding en de gaasconstructie niet meer dan 2 m mag bedragen; 3. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat daarop een open gaasconstructie met een minimale maaswijdte van 10 cm is toegestaan, waarbij de gezamenlijke bouwhoogte van de terrein- en erfafscheiding en de gaasconstructie niet meer dan 2,5 m mag bedragen; 4. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8 m; 5. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 5,5 m. 13.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van: de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende ronden; een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid; de bezonnings- en privacysituatie. 13.4
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van: a. het bepaalde in lid 13.2 sub a onder 1 ten behoeve van het bouwen achter de voorste bouwgrens; b. het bepaalde in lid 13.2 sub b onder 1 ten behoeve van het bouwen van ondergeschikte bebouwing buiten het bouwvlak en buiten de gronden ter plaatse van de aanduiding 'erf'; c. het bepaalde in lid 13.2 sub b onder 2 en sub d onder 1 ten behoeve van het bouwen van ondergeschikte bebouwing en bouwwerken geen gebouwen zijnde. De afwijkingsbevoegdheid ziet uitsluitend op hoeksituaties; waarbij geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
322815, revisie Ow 01 Pagina 33 van 75
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid; de bezonnings- en privacysituatie. 13.5
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen: het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande ondergeschikte gebouwen voor bewoning; het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande onderschikte gebouwen voor een beroep/ bedrijf aan huis, met uitzondering van het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande onderschikte gebouwen voor een beroep/ bedrijf aan huis ten behoeve van opslag; het gebruiken of laten gebruiken van bouwwerken voor niet-permanente bewoning; het stallen of laten stallen van vlieg-, vaar- en voertuigen, anders dan ten behoeve van het woongenot; detailhandelsactiviteiten bij een beroep/bedrijf aan huis, anders dan direct voortvloeiend uit het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik. 13.6
Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van: a. het bepaalde in lid 13.1 voor de vestiging van beroep/bedrijf aan huis die niet zijn genoemd in bijlage 2 'Lijst van toegestane beroepen en bedrijven aan huis', mits deze beroepen/bedrijven aan huis naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat kunnen worden gelijkgesteld met de beroepen/bedrijven aan huis die wel zijn genoemd; b. het bepaalde in lid 13.1 voor het toestaan van een bêd & brochje, met dien verstande dat: 1. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven; 2. uitsluitend zeer beperkte reclame-uitingen zijn toegestaan; 3. parkeren op eigen erf moet plaatsvinden dan wel in parkeren kan worden voorzien in de nabije omgeving; 4. geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking; 5. geen buitenopslag van goederen plaats mag vinden; 6. de woonfunctie mag worden gecombineerd met een bêd & brochje, voor zover de oppervlakte hiervan niet meer dan 50% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met het oppervlak van aan het hoofdgebouw gebouwde ondergeschikte gebouwen bedraagt, met een maximum van 45 m2.
322815, revisie Ow 01 Pagina 34 van 75
Artikel 14 14.1
Wonen - 2
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen, al dan niet in combinatie met een beroep/bedrijf aan huis zoals genoemd in bijlage 2 'Lijst van toegestane beroepen en bedrijven aan huis'; en tevens voor: b. bestaande bêd & brochje; met de daarbij behorende: c. d. e. f.
groenvoorzieningen; openbare nutsvoorzieningen; verkeers- en verblijfsvoorzieningen, waaronder parkeervoorzieningen; waterlopen.
De uitoefening van een beroep/bedrijf aan huis is uitsluitend toegestaan voor zover de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en geen ernstige hinder of afbreuk wordt gedaan aan het woonmilieu. Dit betekent dat: de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven; uitsluitend zeer beperkte reclame-uitingen zijn toegestaan; parkeren op eigen erf moet plaatsvinden; geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking; bij het hebben van een webwinkel de levering van producten (inkoop en verkoop) niet thuis plaatsvindt, maar wordt verzorgd via post/koerier; geen buitenopslag van goederen plaats mag vinden; de woonfunctie mag worden gecombineerd met een beroep/bedrijf aan huis, voor zover de oppervlakte hiervan niet meer dan 50% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met het oppervlak van aan het hoofdgebouw gebouwde ondergeschikte gebouwen bedraagt, met een maximum van 45 m2. 14.2
Bouwregels
a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van wonen gelden de volgende regels: 1. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd; 2. het aantal woningen mag niet meer dan 1 per bouwperceel bedragen; 3. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6 m respectievelijk 9,5 m; 4. de dakhelling dient ten minste 30° te bedragen dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder is; 5. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt ten minste 3 m. b. Voor het bouwen van ondergeschikte bebouwing gelden de volgende regels: 1. ondergeschikte bebouwing wordt gebouwd binnen een bouwvlak dan wel op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'erf'; 2. ondergeschikte bebouwing wordt ten minste 3 m achter (de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw gebouwd; 3. de goothoogte van ondergeschikte bebouwing bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel niet meer dan 30 cm boven de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw, voor zover aan dit hoofdgebouw wordt gebouwd; 4. in afwijking van de goothoogte voor ondergeschikte bebouwing als bedoeld in lid 14.2, sub b, onder 3, mag niet meer dan 30% van de totale gootlengte van ondergeschikte 322815, revisie Ow 01 Pagina 35 van 75
bebouwing met een hogere goothoogte worden gebouwd; 5. de bouwhoogte van ondergeschikte bebouwing bedraagt niet meer dan 6 m; 6. de gezamenlijke oppervlakte van ondergeschikte bebouwing bedraagt: niet meer dan 100 m² per bouwperceel, met dien verstande dat niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd; of niet meer dan 10% van de oppervlakte van het bouwperceel, met een maximum van 150 m² per bouwperceel, met dien verstande dat niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd. c. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels: 1. de inhoud per gebouwtje bedraagt niet meer dan 50 m3; 2. de bouwhoogte per gebouwtje bedraagt niet meer dan 3 m. d. Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: 1. bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden ten minste 3 m achter (de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het dichtst naar de weg gelegen hoofdgebouw gebouwd, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen en vlaggenmasten; 2. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen vóór (de lijn die in het verlengde kan worden getrokken van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, bedraagt niet meer dan 1 m, met dien verstande dat daarop een open gaasconstructie met een minimale maaswijdte van 10 cm is toegestaan, waarbij de gezamenlijke bouwhoogte van de terrein- en erfafscheiding en de gaasconstructie niet meer dan 2 m mag bedragen; 3. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat daarop een open gaasconstructie met een minimale maaswijdte van 10 cm is toegestaan, waarbij de gezamenlijke bouwhoogte van de terrein- en erfafscheiding en de gaasconstructie niet meer dan 2,5 m mag bedragen; 4. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8 m; 5. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 5,5 m. 14.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van: de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende ronden; een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid; de bezonnings- en privacysituatie. 14.4
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van: a. het bepaalde in lid 13.2 sub b onder 1 ten behoeve van het bouwen van ondergeschikte bebouwing buiten het bouwvlak en buiten de gronden ter plaatse van de aanduiding 'erf'; b. het bepaalde in lid 13.2 sub b onder 2 en sub d onder 1 ten behoeve van het bouwen van ondergeschikte bebouwing en bouwwerken geen gebouwen zijnde. De afwijkingsbevoegdheid ziet uitsluitend op hoeksituaties; waarbij geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid; de zonnings- en privacysituatie. 322815, revisie Ow 01 Pagina 36 van 75
14.5
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen: het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande ondergeschikte gebouwen voor bewoning; het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande onderschikte gebouwen voor een beroep/ bedrijf aan huis, met uitzondering van het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande onderschikte gebouwen voor een beroep/ bedrijf aan huis ten behoeve van opslag; het gebruiken of laten gebruiken van bouwwerken voor niet-permanente bewoning; het stallen of laten stallen van vlieg-, vaar- en voertuigen, anders dan ten behoeve van het woongenot; detailhandelsactiviteiten bij een beroep/bedrijf aan huis, anders dan direct voortvloeiend uit het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik. 14.6
Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van: a. het bepaalde in lid 14.1 voor de vestiging van beroep/bedrijf aan huis die niet zijn genoemd in bijlage 2 'Lijst van toegestane beroepen en bedrijven aan huis', mits deze beroepen/bedrijven aan huis naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat kunnen worden gelijkgesteld met de beroepen / bedrijven aan huis die wel zijn genoemd; b. het bepaalde in lid 14.1 voor het toestaan van een bêd & brochje, met dien verstande dat: 1. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven; 2. uitsluitend zeer beperkte reclame-uitingen zijn toegestaan; 3. parkeren op eigen erf moet plaatsvinden dan wel in parkeren kan worden voorzien in de nabije omgeving; 4. geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking; 5. geen buitenopslag van goederen plaats mag vinden; 6. de woonfunctie mag worden gecombineerd met een bêd & brochje, voor zover de oppervlakte hiervan niet meer dan 50% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met het oppervlak van aan het hoofdgebouw gebouwde ondergeschikte gebouwen bedraagt, met een maximum van 45 m2.
322815, revisie Ow 01 Pagina 37 van 75
Artikel 15 15.1
Wonen - 3
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen, al dan niet in combinatie met een beroep/bedrijf aan huis zoals genoemd in bijlage 2 'Lijst van toegestane beroepen en bedrijven aan huis'; b. ontmoetingsruimten en praktijkruimten; met de daarbij behorende: c. d. e. f.
groenvoorzieningen; openbare nutsvoorzieningen; verkeers- en verblijfsvoorzieningen, waaronder parkeervoorzieningen; waterlopen.
De uitoefening van een beroep/bedrijf van huis is uitsluitend toegestaan voor zover de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en geen ernstige hinder of afbreuk wordt gedaan aan het woonmilieu. Dit betekent dat: de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven; uitsluitend zeer beperkte reclame-uitingen zijn toegestaan; parkeren op eigen erf moet plaatsvinden; geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking; bij het hebben van een webwinkel de levering van producten (inkoop en verkoop) niet thuis plaatsvindt, maar wordt verzorgd via post/koerier; geen buitenopslag van goederen plaats mag vinden; de woonfunctie mag worden gecombineerd met en beroep/bedrijf aan huis, voor zover de oppervlakte hiervan niet meer dan 50% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met het oppervlak van aan het hoofdgebouw gebouwde ondergeschikte gebouwen bedraagt, met een maximum van 45 m2. 15.2
Bouwregels
a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van wonen gelden de volgende regels: 1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woongebouwen worden gebouwd; 2. de hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd; 3. het aantal woningen binnen een bouwvlak bedraagt niet meer dan het bestaande aantal; 4. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m. b. Voor het bouwen van ondergeschikte bebouwing gelden de volgende regels: 1. ondergeschikte ondergeschikte bebouwing wordt gebouwd binnen het bouwvlak dan wel op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'erf'; 2. ondergeschikte bebouwing wordt ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel gebouwd, tenzij ondergeschikte bebouwing projectmatig in een zelfde architectonisch ontwerp is geïntegreerd in het hoofdgebouw, met dien verstande dat dit niet van toepassing is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen voorerfbebouwing'; 3. de goothoogte van ondergeschikte bebouwing bedraagt ten hoogste 3 m, dan wel ten hoogste 25 cm boven de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw, voor zover aan dit hoofdgebouw wordt gebouwd; 4. de bouwhoogte van ondergeschikte bebouwing bedraagt ten hoogste 6 m. c. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels: 1. de inhoud per gebouwtje bedraagt niet meer dan 50 m3; 322815, revisie Ow 01 Pagina 38 van 75
2. de bouwhoogte per gebouwtje bedraagt niet meer dan 3 m. d. Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: 1. bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden ten minste 3 m achter (de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het dichtst naar de weg gelegen oofdgebouw gebouwd, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen en vlaggenmasten; 2. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen vóór (de lijn die in het verlengde kan worden getrokken van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, bedraagt niet meer dan 1 m, met dien verstande dat daarop een open gaasconstructie met een minimale maaswijdte van 10 cm is toegestaan, waarbij de gezamenlijke bouwhoogte van de terrein- en erfafscheiding en de gaasconstructie niet meer dan 2 m mag bedragen; 3. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m, met dien verstande dat daarop een open gaasconstructie met een minimale maaswijdte van 10 cm is toegestaan, waarbij de gezamenlijke bouwhoogte van de terrein- en erfafscheiding en de gaasconstructie niet meer dan 2,5 m mag bedragen; 4. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8 m; 5. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 5,5 m. 15.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van: de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende ronden; een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid; de bezonnings- en privacysituatie. 15.4
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2 onder b sub 1 ten behoeve van het bouwen van ondergeschikte bebouwing buiten het bouwvlak en buiten de gronden ter plaatse van de aanduiding 'erf', waarbij geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid; de bezonnings- en privacysituatie. 15.5
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen: het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande ondergeschikte gebouwen voor bewoning; het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande onderschikte gebouwen voor een beroep/ bedrijf aan huis, met uitzondering van het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande onderschikte gebouwen voor een beroep/ bedrijf aan huis ten behoeve van opslag; het gebruiken of laten gebruiken van bouwwerken voor niet-permanente bewoning; het stallen of laten stallen van vlieg-, vaar- en voertuigen, anders dan ten behoeve van het woongenot; detailhandelsactiviteiten bij een beroep/bedrijf aan huis, anders dan direct voortvloeiend uit het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik.
322815, revisie Ow 01 Pagina 39 van 75
15.6
Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.1 voor de vestiging van beroep/bedrijf aan huis die niet zijn genoemd in bijlage 2 'Lijst van toegestane beroepen en bedrijven aan huis', mits deze beroepen/bedrijven aan huis naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat kunnen worden gelijkgesteld met de beroepen / bedrijven aan huis die wel zijn genoemd.
322815, revisie Ow 01 Pagina 40 van 75
Artikel 16 16.1
Waarde - Archeologie 1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het herstel en behoud van archeologische waarden. 16.2
Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen, mogen op deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van: a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met niet meer dan 100 m² wordt uitgebreid; b. bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 100 m² ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen. 16.3
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16 sub a en sub b voor het bouwen van bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met meer dan 100 m² wordt uitgebreid en voor het bouwen van bouwwerken, met een oppervlakte groter dan 100 m², mits: a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord: een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of een verplichting tot het doen van opgravingen; of een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg. 16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren: 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 cm; 2. het graven van watergangen; 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm; 4. het verlagen van het waterpeil. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt slechts verleend indien: 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn; of 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden 322815, revisie Ow 01 Pagina 41 van 75
door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad; of 3. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen worden verstoord: een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of een verplichting tot het doen van opgravingen; of een verplichting de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumenten zorg. c. Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die: reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerkingtreden van dit plan; of het normale onderhoud betreffen; of mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden; of op archeologisch onderzoek gericht zijn. 16.5
Wijzigingsbevoegdheid
a. Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden in het plan de bestemming ‘Waarde - Archeologie 1’ wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn. b. Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging als bedoeld onder a is de in artikel 24.3 geregelde procedure van toepassing.
322815, revisie Ow 01 Pagina 42 van 75
Artikel 17 17.1
Waarde - Beschermd dorpsgezicht
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en versterking van de met het beschermd dorpsgezicht verbonden cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden. 17.2
Bouwregels
a. Voor beeldbepalende panden, zoals genoemd in bijlage 3 'Lijst van karakteristieke panden', gelden de volgende regels: 1. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd. 2. de goothoogte, de bouwhoogte en dakvorm van het bestaande hoofdgebouw dienen te worden gehandhaafd; 3. de bouwmaterialen dienen in overeenstemming te zijn met het cultuurhistorisch karakter van het bestaande hoofdgebouw; 4. de verhoudingen tussen de horizontale- en verticale afmetingen van gevelopeningen van het bestaande hoofdgebouw dienen in acht te worden genomen, zoals beschreven in de toelichting. b. Voor structuurbepalende panden, zoals genoemd in bijlage 3 'Lijst van karakteristieke panden', gelden de volgende regels: 1. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd. 2. de goothoogte, de bouwhoogte en dakvorm van het bestaande hoofdgebouw dienen te worden gehandhaafd. 17.3
Nadere eisen
a. Burgemeester en wethouders kunnen: 1. ten aanzien van structuurbepalende panden, zoals genoemd in bijlage 3 'Lijst van karakteristieke panden', nadere eisen stellen aan de bouwmaterialen en de verhoudingen tussen de horizontale en verticale afmetingen van gevelopeningen, zoals beschreven in de toelichting; 2. ten aanzien van ondergeschikte bebouwing en autoboxen nadere eisen stellen aan de situering, de dakhelling en de materiaalkeuze, en ten aanzien van overige bouwwerken nadere eisen stellen aan de plaats, hoogte en het materiaalgebruik, voorzover het locaties betreft die van de openbare weg zichtbaar zijn. b. De nadere eisen als bedoeld onder a kunnen uitsluitend gesteld worden met het oog op: 1. het beschermde dorpsgezicht; 2. de bevordering van de samenhang van het stedenbouwkundige beeld; 3. het woonmilieu van de aangrenzende percelen. 17.4
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2 voor het toestaan van ondergeschikte afwijkingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden van het beschermde dorpsgezicht, zoals omschreven in de toelichting behorende bij het besluit tot aanwijzing als dorpsgezicht (bijlage 5 van de toelichting van dit plan).
322815, revisie Ow 01 Pagina 43 van 75
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, 17.5 of van werkzaamheden a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders in de voorerven van tuinen (artikel 10) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren: 1. het ophogen, afgraven, egaliseren of afschuiven van gronden; 2. het aanbrengen van solitaire bomen en heggen. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt slechts verleend, indien door de uitvoering van het werk of de werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de betekenis, beleving en de herkenbaarheid van de cultuurhistorische waarde van het beschermde dorpsgezicht ter plaatse. c. Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die: reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerkingtreden van dit plan; of het normale onderhoud betreffen; of mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.
322815, revisie Ow 01 Pagina 44 van 75
Hoofdstuk 3
Artikel 18
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
322815, revisie Ow 01 Pagina 45 van 75
Artikel 19
Algemene bouwregels
Voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten, gelden de dan aanwezige bestaande maten, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.
322815, revisie Ow 01 Pagina 46 van 75
Artikel 20 20.1
Algemene gebruiksregels
Algemene gebruiksregel
Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen: het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen; het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen. 20.2
Beroep/bedrijf aan huis bij bedrijfswoningen en dienstwoningen
De uitoefening van een beroep/bedrijf aan huis bij bedrijfs- of dienstwoningen is uitsluitend toegestaan voorzover de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en geen ernstige hinder of afbreuk wordt gedaan aan het woonmilieu. Dit betekent dat: a. b. c. d. e. f.
de bedrijfs- of dienstwoning in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven; uitsluitend zeer beperkte reclame-uitingen zijn toegestaan; parkeren op eigen erf moet plaatsvinden; geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeers- en/of publieks-aantrekkende werking; het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande onderschikte gebouwen voor een beroep/ bedrijf aan huis niet is toegestaan, met uitzondering van het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande onderschikte gebouwen voor een beroep/ bedrijf aan huis ten behoeve van opslag; de bedrijfs- of dienstwoning mag worden gecombineerd met een beroep/bedrijf aan huis, tot een maximum oppervlak van 45 m².
322815, revisie Ow 01 Pagina 47 van 75
Artikel 21 21.1
Algemene aanduidingsregels
veiligheidszone - lpg
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' gelden ten behoeve van het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een lpg-installatie de volgende aanvullende regels: a. In afwijking van het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen mogen in of op deze gronden geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd. b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en toestaan dat kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits: 1. de toepasselijke grenswaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht worden genomen; 2. met de toepasselijke richtwaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden; 3. het groepsrisico wordt afgewogen. c. Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' ter plaatse wordt verwijderd, indien de betreffende risicovolle inrichting ter plaatse is beëindigd. 21.2
vrijwaringszone - radar grondstation Burum
Nieuwe bouwwerken met een bouwhoogte van meer dan 7 m tot en met 22 m, die zijn toegestaan op grond van de bestemmingsregels en zijn gelegen binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - radar grondstation Burum’ mogen niet worden gebouwd zonder een toetsing vooraf door het Ministerie van Defensie. Uit de toetsing dient te zijn gebleken dat geen ontoelaatbare verstoring van de ontvangst van het aanwezige grondstation plaatsvindt.
322815, revisie Ow 01 Pagina 48 van 75
Artikel 22
Algemene afwijkingsregels
a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van: 1. de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages. Teneinde deze bij de definitieve uitmeting van het plan in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie; 2. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of intensiteit daartoe aanleiding geeft; 3. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen of aanduidingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; 4. het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 25 m mag bedragen; 5. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits: de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 m³ en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt; de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, niet meer dan 15 m bedraagt. b. De onder a bedoelde afwijkingen bij omgevingsvergunning mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van: de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid; de bezonnings- en privacysituatie; het beschermd dorpsgezicht als bedoeld in artikel 17.
322815, revisie Ow 01 Pagina 49 van 75
Artikel 23
Algemene wijzigingsregels
a. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een transformatorstation, gasdrukmeet- en regelstation, rioolgemaal en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken van openbaar nut mogen worden gebouwd tot een maximum inhoud van 400 m³ en een maximum bouwhoogte van 4 m. b. Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' wijzigen ten behoeve van de bestemmingen 'Groen', 'Wonen - 1' of 'Wonen - 3', met dien verstande dat: 1. er voor er tot wijziging wordt overgegaan een ecologisch onderzoek dient plaats te vinden, waarbij de resultaten worden betrokken bij het wijzigingsplan; 2. er voor er tot wijziging wordt overgegaan een archeologisch onderzoek dient te zijn uitgevoerd, waarbij de resultaten worden betrokken bij het wijzigingsplan; 3. er voor er tot wijziging wordt overgegaan een onderzoek naar de luchtkwaliteit dient plaats te vinden, waarbij de resultaten worden betrokken bij het wijzigingsplan; 4. er voor er tot wijziging wordt overgegaan een watertoets dient te zijn uitgevoerd, waarbij de resultaten worden betrokken bij het wijzigingsplan; 5. er voor er tot wijziging wordt overgegaan een akoestisch onderzoek dient te zijn uitgevoerd naar geluid vanwege het wegverkeer, en, indien nodig, een ontheffing hogere waarde dient te zijn vastgesteld; 6. voor er tot wijziging wordt overgegaan dient te zijn aangetoond dat er voldoende parkeervoorzieningen aanwezig zijn; 7. er voor er tot wijziging wordt overgegaan een onderzoek dient te zijn uitgevoerd naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem; 8. het wijzigingsplan dient te voldoen aan het beeldkwaliteitsplan; 9. na het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de artikelen 7, 13 dan wel 15 van overeenkomstige toepassing zijn. c. Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 3' wijzigen ten behoeve van de bestemmingen 'Gemengd', Groen' en/of 'Verkeer' ten behoeve van het realiseren van maatschappelijke functies in de vorm van scholen voor basisonderwijs, een zalencentrum, een bibliotheek en voorzieningen in verband met kinderopvang, met bijbehorende bebouwing en voorzieningen, met dien verstande dat: 1. er voor er tot wijziging wordt overgegaan een ecologisch onderzoek dient plaats te vinden, waarbij de resultaten worden betrokken bij het wijzigingsplan; 2. er voor er tot wijziging wordt overgegaan een archeologisch onderzoek dient te zijn uitgevoerd, waarbij de resultaten worden betrokken bij het wijzigingsplan; 3. er voor er tot wijziging wordt overgegaan een onderzoek naar de luchtkwaliteit dient plaats te vinden, waarbij de resultaten worden betrokken bij het wijzigingsplan; 4. er voor er tot wijziging wordt overgegaan een watertoets dient te zijn uitgevoerd, waarbij de resultaten worden betrokken bij het wijzigingsplan; 5. voor er tot wijziging wordt overgegaan dient te zijn aangetoond dat er voldoende parkeervoorzieningen aanwezig zijn; 6. er voor er tot wijziging wordt overgegaan een onderzoek dient te zijn uitgevoerd naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem; 7. na het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de artikelen 6, 7 dan wel 11 van overeenkomstige toepassing zijn. d. De onder a tot en met c bedoelde wijzigingsbevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van: 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; 322815, revisie Ow 01 Pagina 50 van 75
2. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 3. de verkeersveiligheid; 4. de bezonnings- en privacysituatie. e. Op de voorbereiding van het besluit tot wijziging is de in artikel 24.3 genoemde procedure van toepassing.
322815, revisie Ow 01 Pagina 51 van 75
Artikel 24 24.1
Algemene procedureregels
Procedureregels nadere eisen
a. Een ontwerpbesluit tot nadere eisen waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening, ligt, met bijbehorende stukken, gedurende 2 weken ter inzage. b. Het college van burgemeester en wethouders maakt de terinzagelegging te voren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, of op een andere geschikte wijze bekend. c. De bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen voor een ieder. d. Gedurende de in lid a genoemde termijn kan een ieder bij het college van burgemeester en wethouders mondeling en schriftelijk zienswijzen indienen tegen het ontwerpbesluit. 24.2
Procedureregels afwijkingsregels
Op de voorbereiding van een ontwerpbesluit tot afwijking bij een omgevingsvergunning is de in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht genoemde procedure van toepassing. 24.3
Procedureregels wijzigingsbevoegdheden
Op de voorbereiding van een wijziging is de in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening genoemde procedure van toepassing.
322815, revisie Ow 01 Pagina 52 van 75
Artikel 25 25.1
Overige regels
Algemene Plaatselijke Verordening
Middels de bepaling omtrent het kappen van beplantingen in de Algemene Plaatselijke Verordening wordt gestreefd naar behoud van de bomen in en rond het dorp. 25.2
Waterschap
Bij activiteiten waarbij ook belangen van het waterschap een rol spelen, vindt overleg plaats met het waterschap. 25.3
Ontgrondingenverordening Friesland
In alle bestemmingen zijn de voor de realisering noodzakelijke ontgrondingen begrepen.
322815, revisie Ow 01 Pagina 53 van 75
Hoofdstuk 4
Artikel 26 26.1
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 26.2
Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
322815, revisie Ow 01 Pagina 54 van 75
Artikel 27
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Kollum Centrum'. Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ....... De raadsgriffier,
322815, revisie Ow 01 Pagina 55 van 75
322815, revisie Ow 01 Pagina 56 van 75
Bijlagen
322815, revisie Ow 01 Pagina 57 van 75
Bijlage 1 Staat van bedrijven
322815, revisie Ow 01 Pagina 58 van 75
Staat van bedrijven
10, 11
-
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151
101, 102
0
Slachterijen en overige vleesverwerking:
151
101
5
- vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m²
50
0
50
151
101
6
- vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m²
30
0
151
101, 102
7
- loonslachterijen
50
0
151
108
8
- vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m²
50
152
102
0
Visverwerkingsbedrijven:
152
102
6
- verwerken anderszins: p.o. <= 300 m²
1531
1031
0
Aardappelprodukten fabrieken:
1531
1031
2
- vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m²
1551
1052
0
Zuivelprodukten fabrieken:
1552
1052
2
- consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m²
1581
1071
0
Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1581
1071
1
- v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens
17
13
-
VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
GROOTSTE AFSTAND
STOF
GEUR
15
C
CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS GEVAAR
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 2008 nummer
SBI-CODE
30
50
3.1
50
10
50
3.1
50
10
50
3.1
0
50
10
50
3.1
50
10
30
10
50
3.1
50
10
50
50
50
3.1
10
0
30
0
30
2
30
10
30
10
30
2
C
R
173
133
Textielveredelingsbedrijven
50
0
50
10
50
3.1
174, 175
139
Vervaardiging van textielwaren
10
0
50
10
50
3.1
176, 177
139, 143
Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen
0
10
50
10
50
3.1
18
14
-
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181
141
Vervaardiging kleding van leer
30
0
50
0
50
3.1
183
142, 151
Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont
50
10
10
10
50
3.1
19
15
192
151
Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel)
50
10
30
10
50
193
152
Schoenenfabrieken
50
10
50
10
50
3.1
-
VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) D
3.1
20
16
-
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
2010.2
16102
0
Houtconserveringsbedrijven:
2010.2
16102
2
- met zoutoplossingen
10
30
50
10
50
3.1
203, 204, 205
162
1
Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2
0
30
50
0
50
3.1
21
17
-
VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN
2112
1712
0
Papier- en kartonfabrieken:
2112
1712
1
- p.c. < 3 t/u
50
30
50
24
20
-
VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN
2442
2120
0
Farmaceutische produktenfabrieken:
2442
2120
1
- formulering en afvullen geneesmiddelen
50
10
2466
205903
A
Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken
50
25
22
-
VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF
2512
221102
0
Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
2512
221102
1
- vloeropp. < 100 m2
252
222
0
Kunststofverwerkende bedrijven:
252
222
3
- productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen
26
23
-
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
2615
231
267
237
Glasbewerkingsbedrijven 0
Natuursteenbewerkingsbedrijven:
C
30
R
50
3.1
50
50
R
50
3.1
10
50
50
R
50
3.1
50
10
30
30
50
3.1
50
30
50
30
50
3.1
10
30
50
10
50
3.1
267
237
2
- zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m²
10
30
50
0
50
2681
2391
28
25, 31
-
281
251, 331
0
Constructiewerkplaatsen:
281
251, 331
1a
284
255, 331
2852 287
3.1
Slijp- en polijstmiddelen fabrieken
10
30
50
10
50
- gesloten gebouw, p.o. < 200 m2
30
30
50
10
50
B1
Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2
30
30
50
10
50
D
3.1
2562, 3311
2
Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2
10
30
50
10
50
D
3.1
259, 331
A0
Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:
287
259, 331
B
Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2
30
30
50
10
50
3.1
29
27, 28, 33
30
26, 28, 33
-
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30
26, 28, 33
A
Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie
30
10
30
10
30
2
32
26, 33
-
VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH.
321 t/m 323
261, 263, 264, 331
Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d.
30
0
50
30
50
3210
2612
Fabrieken voor gedrukte bedrading
50
10
50
30
50
3.1
33
26, 32, 33
-
33
26, 32, 33
-
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33
26, 32, 33
A
Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie
30
0
30
0
30
2
35
30
-
VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS)
351
301, 3315
0
Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
351
301, 3315
1
- houten schepen
30
30
50
10
50
3.1
36
31
-
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361
9524
2
Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2
0
10
10
0
10
1
362
321
Fabricage van munten, sieraden e.d.
30
10
10
10
30
2
363
322
Muziekinstrumentenfabrieken
30
10
30
10
30
2
364
323
Sportartikelenfabrieken
30
10
50
30
50
3.1
D
3.1
VERVAARD. EN REPARATIE VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.) 3.1
D
3.1
365
324
Speelgoedartikelenfabrieken
30
10
50
30
50
3663.1
32991
Sociale werkvoorziening
0
30
30
0
30
3663.2
32999
Vervaardiging van overige goederen n.e.g.
30
10
50
30
50
40
35
-
PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40
35
C0
Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40
35
C1
- < 10 MVA
0
0
30
C
10
30
2
40
35
C2
- 10 - 100 MVA
0
0
50
C
30
50
3.1
40
35
D0
Gasdistributiebedrijven:
40
35
D5
- gasontvang- en -verdeelstations, cat. D
0
0
50
C
50
50
3.1
41
36
-
WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER
41
36
A0
Waterwinning-/ bereiding- bedrijven:
41
36
A2
- bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling
10
0
50
C
30
50
3.1
41
36
B0
Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41
36
B1
- < 1 MW
0
0
30
C
10
30
2
45
41, 42, 43
-
BOUWNIJVERHEID
45
41, 42, 43
1
- bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m²
10
30
50
10
50
3.1
45
41, 42, 43
2
Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m²
10
30
50
10
50
3.1
45
41, 42, 43
3
- aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m²
0
10
30
10
30
2
50
45, 47
-
HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
5020.4
45204
C
Autospuitinrichtingen
50
30
30
30
R
50
3.1
51
46
-
GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
5121
4621
0
Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders
30
30
50
30
R
50
3.1
5122
4622
Grth in bloemen en planten
10
10
30
0
30
2
5124
4624
Grth in huiden, vellen en leder
50
0
30
0
50
3.1
5125, 5131
46217, 4631
Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen
30
10
30
50
50
3.1
R
R
3.1 2 D
3.1
5132, 5133
4632, 4633
Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën
10
0
30
50
5134
4634
Grth in dranken
0
0
30
5135
4635
Grth in tabaksprodukten
10
0
30
5136
4636
Grth in suiker, chocolade en suikerwerk
10
10
R
50
3.1
0
30
2
0
30
2
30
0
30
2
5137
4637
Grth in koffie, thee, cacao en specerijen
30
10
30
0
30
2
5138, 5139
4638, 4639
Grth in overige voedings- en genotmiddelen
10
10
30
10
30
2
514
464, 46733
Grth in overige consumentenartikelen
10
10
30
10
30
2
5148.7
46499
0
Grth in vuurwerk en munitie:
5148.7
46499
1
- consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton
10
0
30
10
V
30
2
5148.7
46499
2
- consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton
10
0
30
50
V
50
3.1
5148.7
46499
5
- munitie
0
0
30
30
30
2
5151.1
46711
0
Grth in vaste brandstoffen:
5151.1
46711
1
- klein, lokaal verzorgingsgebied
10
50
50
30
50
3.1
5153
4673
0
Grth in hout en bouwmaterialen:
5153
4673
1
- algemeen: b.o. > 2000 m²
0
10
50
10
50
3.1
5153
4673
2
- algemeen: b.o. <= 2000 m²
0
10
30
10
30
2
5153.4
46735
4
zand en grind:
5153.4
46735
6
- algemeen: b.o. <= 200 m²
0
10
30
0
30
2
5154
4674
0
Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154
4674
1
- algemeen: b.o. > 2.000 m²
0
0
50
10
50
3.1
5154
4674
2
- algemeen: b.o. < = 2.000 m²
0
0
30
0
5155.2
46752
Grth in kunstmeststoffen
30
30
30
30
5156
4676
Grth in overige intermediaire goederen
10
10
30
30
2
30
2
10
30
2
R
5157
4677
1
- autosloperijen: b.o. <= 1000 m²
10
10
50
10
50
3.1
5157.2/3
4677
1
- overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m²
10
10
50
10
50
3.1
518
466
0
Grth in machines en apparaten:
518
466
2
519
466, 469
60
49
-
- overige
0
10
50
0
50
3.1
Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.
0
0
30
0
30
2
VERVOER OVER LAND
6024
494
1
- Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m²
0
0
50
C
30
50
603
495
63
52
-
DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
6312
52102, 52109
A
Distributiecentra, koelhuizen
6312
52109
B
Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte)
Pomp- en compressorstations van pijpleidingen
0
0
30
C
10
30
D
2
30
10
50
C
50
50
D
3.1
0
0
30
C
10
30
2
64
53
-
641
531, 532
Post- en koeriersdiensten
0
0
30
C
0
30
2
642
61
A
Telecommunicatiebedrijven
0
0
10
C
0
10
1
71
77
-
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
712
7712, 7739
Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's)
10
0
50
10
50
713 714
773
Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen
10
0
50
10
50
D
3.1
772
Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g.
10
10
30
10
30
D
2
72
62
-
COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72
58, 63
B
Datacentra
0
0
30
0
30
74
63, 69tm71, 73,74,77,78, 80tm82
-
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
747
812
Reinigingsbedrijven voor gebouwen
50
10
30
30
50
7481.3
74203
Foto- en filmontwikkelcentrales
10
0
30
C
10
30
90
37, 38, 39
-
MILIEUDIENSTVERLENING
9001
3700
B
9002.1
381
A
rioolgemalen
30
0
10
C
0
30
2
Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d.
50
30
50
10
50
3.1
9002.1
381
B
Gemeentewerven (afval-inzameldepots)
30
30
50
30
50
3.1
9002.2 9002.2
382
A0
Afvalverwerkingsbedrijven:
382
A4
- pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen)
50
10
30
10
50
3.1
R
3.1
POST EN TELECOMMUNICATIE
C
R
D
3.1
2
D
3.1 2
9002.2
382
A7
- verwerking fotochemisch en galvano-afval
92
59
-
CULTUUR, SPORT EN RECREATIE
926
931
F
Sportscholen, gymnastiekzalen
93
96
-
OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.1
96011
A
9301.1
96011
B
9301.2
96012
9301.3
96013
A
10
10
30
30
0
0
30
C
Wasserijen en strijkinrichtingen
30
0
50
C
30
2
0
30
2
30
50
3.1
50
3.1
30
2
30
2
Tapijtreinigingsbedrijven
30
0
50
30
Chemische wasserijen en ververijen
30
0
30
30
Wasverzendinrichtingen
0
0
30
0
R
R
Bijlage 2 Lijst van toegestane beroepen en bedrijven aan huis
322815, revisie Ow 01 Pagina 66 van 75
Lijst van toegestane beroepen en bedrijven aan huis Uitoefening van (para-)medische beroepen, waaronder: Individuele praktijk voor huisarts, psychiater, psycholoog, fysiotherapie of bewegingsleer, voedingsleer, mondhygiëne, tandheelkunde of logopedie; Individuele praktijk dierenarts. Kledingmakerij, waaronder: (Maat)kledingmakerij en kledingverstelbedrijf; Woningstoffeerderij. Kantoorfunctie ten behoeve van bedrijvigheid die elders wordt uitgeoefend, zoals: Schoonmaakbedrijf, schoorsteenveegbedrijf, glazenwasserij, groothandelsbedrijf; Installatie, afbouw- en onderhoudsbedrijven, schildersbedrijf, glazenzetter, loodgieter. Webwinkels, waarbij verkoop aan huis en afhalen aan huis is uitgesloten. Reparatiebedrijven, waaronder: Schoen-/lederwarenreparatiebedrijf; Uurwerkreparatiebedrijf; Goud- en zilverwerkreparatiebedrijf; Reparatie van kleine (elektrische) gebruiksgoederen; Reparatie van muziekinstrumenten. Autoreparatiebedrijven zijn niet toegestaan. Advies- en ontwerpbureaus, waaronder individuele praktijk voor: Architect. Grafisch ontwerp; Reclame ontwerp; (Zakelijke) dienstverlening, waaronder individuele praktijk voor: Advocaat; Accountant; Assurantie-/verzekeringsbemiddeling; Exploitatie en handel in onroerende zaken. Notaris; Overige dienstverlening, zoals: Kappersbedrijf; Schoonheidssalon; Pedicure Computerservicebedrijf Seksinrichtingen zijn niet toegestaan. Onderwijs, zoals: Autorijschool; Onderwijs niet in te delen naar specificatie, mits zonder werkplaats of laboratorium. Uitleg bij toepassing van de lijst In bovenstaand overzicht zijn vetgedrukt categorieën genoemd, zoals ‘medische beroepen’, ‘kledingmakerij’ en ‘dienstverlening’. Bij toetsing dient te worden beoordeeld of een beroep of bedrijf aan huis valt onder een van deze categorieën. Ter verduidelijking zijn bij elke categorie voorbeelden genoemd. Dit is een niet-limitatieve opsomming, waarbij ook andere beroepen of bedrijven denkbaar zijn, mits deze vallen onder de categorie. In de regels is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor het kunnen toestaan van een beroep of bedrijf aan huis welke niet valt onder de bovengenoemde categorieën, maar gelet op de aard en omvang als passend in de woonomgeving wordt bevonden.
Bijlage 3 Lijst van karakteristieke panden
322815, revisie Ow 01 Pagina 68 van 75
32 1270 1280 1290 1300 1090 1100 1110 1120 1130 1140 1150 1160 1170 1370 650 660 670 680 690 700 710 720 730 740 760 750 770 780 800 790 810 820 1590 1600 1180 1320 1330 1360 1310 1350 1340 1190 1200 1210 1220 1230 1240
Structuur bepalend
Beeldbepalend pand
ONWAAR Kollum
Voorstraat
8
9291CK
Kollum Voorstraat 8
x
4 Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Colleheimlaantje
8
9291HS
Kollum Colleheimlaantje 8
1960
x
4 Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Colleheimlaantje
10
9291HS
Kollum Colleheimlaantje 10
1960
x
4 Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Colleheimlaantje
12
9291HS
Kollum Colleheimlaantje 12
1960
x
Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Colleheimlaantje
14
9291HS
Kollum Colleheimlaantje 14
1960
Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Eskesstraat
7
9291GT
Kollum Eskesstraat 7
1983
Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Eskesstraat
9
9291GT
Kollum Eskesstraat 9
1919
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Eskesstraat
16
9291GX
Kollum Eskesstraat 16
1929
Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Eskesstraat
18
9291GX
Kollum Eskesstraat 18
1940
Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Eskesstraat
19
9291GT
Kollum Eskesstraat 19
1910
Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Eskesstraat
27
9291GV
Kollum Eskesstraat 27
1936
Beeldbepalend pand
ONWAAR Kollum
Eskesstraat
28
9291GX
Kollum Eskesstraat 28
1994
Beeldbepalend pand
ONWAAR Kollum
Eskesstraat
30
9291GX
Kollum Eskesstraat 30
1994
Kollum
Eskesstraat
36
9291GZ
Kollum Eskesstraat 36
1932
ONWAAR Kollum
Eskesstraat
50
9291GZ
Kollum Eskesstraat 50
1957 1890
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand Structuur bepalend
Beeldbepalend pand
WAAR
Eyso de Wendtstraat
7
9291ES
Kollum Eyso de Wendtstraat 7
x
2 Structuur bepalend
Structuur bepalend
ONWAAR Kollum WAAR
Kollum
Eyso de Wendtstraat
8
9291ES
Kollum Eyso de Wendtstraat 8
1890
x
2 Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Eyso de Wendtstraat
8a
9291ES
Kollum Eyso de Wendtstraat 8 a
1890
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Eyso de Wendtstraat
10
9291ES
Kollum Eyso de Wendtstraat 10
1922
Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Eyso de Wendtstraat
13
9291ES
Kollum Eyso de Wendtstraat 13
1870
Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Eyso de Wendtstraat
14
9291ES
Kollum Eyso de Wendtstraat 14
1939
Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Eyso de Wendtstraat
15
9291ES
Kollum Eyso de Wendtstraat 15
1910
Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Eyso de Wendtstraat
17
9291ES
Kollum Eyso de Wendtstraat 17
1920
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Eyso de Wendtstraat
18
9291ES
Kollum Eyso de Wendtstraat 18
1939
Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Eyso de Wendtstraat
19
9291ES
Kollum Eyso de Wendtstraat 19
1930
x
2 Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Eyso de Wendtstraat
20
9291ES
Kollum Eyso de Wendtstraat 20
1919
x
2 Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Eyso de Wendtstraat
21
9291ET
Kollum Eyso de Wendtstraat 21
1919
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Eyso de Wendtstraat
22
9291ET
Kollum Eyso de Wendtstraat 22
1920
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Eyso de Wendtstraat
24
9291ET
Kollum Eyso de Wendtstraat 24
1939
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Eyso de Wendtstraat
25
9291ET
Kollum Eyso de Wendtstraat 25
1938
Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Eyso de Wendtstraat
27
9291ET
Kollum Eyso de Wendtstraat 27
1920
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Eyso de Wendtstraat
28
9291ET
Kollum Eyso de Wendtstraat 28
1919
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Eyso de Wendtstraat
41
9291EV
Kollum Eyso de Wendtstraat 41
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Hesseweg
9
9291ME Kollum Hesseweg 9
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Hesseweg
16
9291ME Kollum Hesseweg 16
1920 1880
1930 1923
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Johannes Bogermanstraat
15
9291HA
Kollum Johannes Bogermanstraat 15
1947
x
2 Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Johannes Bogermanstraat
18
9291HC
Kollum Johannes Bogermanstraat 18
1948
x
2 Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Johannes Bogermanstraat
20
9291HC
Kollum Johannes Bogermanstraat 20
1948
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Johannes Bogermanstraat
25
9291HA
Kollum Johannes Bogermanstraat 25
1957
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Johannes Bogermanstraat
26
9291HC
Kollum Johannes Bogermanstraat 26
1980
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Johannes Bogermanstraat
30
9291HC
Kollum Johannes Bogermanstraat 30
1948
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Johannes Bogermanstraat
32
9291HC
Kollum Johannes Bogermanstraat 32
1948
x
5 Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Julianastraat
2
9291HX
Kollum Julianastraat 2
1948
x
5 Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Julianastraat
4
9291HX
Kollum Julianastraat 4
1948
x
5 Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Julianastraat
6
9291HX
Kollum Julianastraat 6
1948
x
5 Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Julianastraat
8
9291HX
Kollum Julianastraat 8
1948
x
5 Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Julianastraat
10
9291HX
Kollum Julianastraat 10
1948
x
3 Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Julianastraat
12
9291HX
Kollum Julianastraat 12
1948
1912 1960 1960 1960 1960 1983 1919 1929 1900 1890 1915 1994 1994 1932 1957 1890 1890 1890 1885 1870 1880 1870 1890 1870 1880 1880 1880 1885 1880 1938 1890 1919 1920 1880 1880 1947 1948 1948 1957 1948 1948 1948 1948 1948 1948 1948 1948 1948
Ar ch ite ct on isc St he ed _w ed aa eb rd ou e w ku Cu nd ltu ig e_ ur w hi aa st or rd isc e he Ga _w af he aa id rd e
Bo uw ja ar _B oe Bo kj e uw ja ar B Bo AG uw ja ar _d ef .
st el d ad re s od e
en ge Sa m
Po st c
. To ev
Lt .
Nr .
St ra at na am
W oo np la at sn aa m
en d So or t B er ek
e aa r ad Sont re oral ss t ad en re in ss p en nd in . p nd .
Vo lgo rd e_ ID m e
ID OB J_
591 358 358 358 358 346 347 348 349 350 351 352 353 354 364 304 305 305 306 307 308 309 310 311 312 313 313 314 315 317 316 318 319 386 387 355 360 360 363 359 362 361 356 356 356 356 356 357
3 2 2 2 2 2 1 3 2 2 1
3 3 3 3 3 3 3 2 3 3 3
1 2 2 2 2 1 1 2 1 1 1
2 2 2 2 2 2 1 1 1 1 1
3 2 3 1 1 3 2 2 2 2 3 2 3 3 3 3 3 2 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 2 2 2 2 2 2
2 2 2 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 2 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3
2 1 1 2 2 2 1 1 2 1 2 2 2 2 2 1 2 2 2 2 2 2 3 1 1 3 2 1 1 2 2 2 2 2 2
2 2 2 1 1 2 1 1 1 1 2 1 2 2 2 2 2 2 1 1 2 3 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
357 357 301 303 272 294 295 296 297 298 299 300 401 402 403 262 345 344 269 340 342 341 339 343 338 337 336 330 331 332 333 334 329 335 328 327 326 325 324 323 321 322 320 400 398 376 376 399 378 377 380 379 381 383 384 385
1250 1260 620 640 300 550 560 570 580 590 600 610 1740 1750 1760 190 1080 1070 270 1030 1050 1040 1020 1060 1010 1000 990 930 940 950 960 970 920 980 910 900 890 880 870 860 840 850 830 1730 1710 1490 1500 1720 1520 1510 1540 1530 1550 1560 1570 1580
x
3 Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Julianastraat
14
9291HX
Kollum Julianastraat 14
1948
x
3 Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Julianastraat
16
9291HX
Kollum Julianastraat 16
1948
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Mr Andreaestraat
9
9291MA Kollum Mr Andreaestraat 9
1920
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Oostenburgstraat
6
9291EM Kollum Oostenburgstraat 6
1936
Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Oosterdiepswal
1
9291CJ
Kollum Oosterdiepswal 1
1894
Structuur bepalend
ONWAAR Kollum
Oosterdiepswal
2
9291CJ
Kollum Oosterdiepswal 2
1600
Structuur bepalend
ONWAAR Kollum
Oosterdiepswal
3
9291CJ
Kollum Oosterdiepswal 3
1890
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Oosterdiepswal
4
9291CJ
Kollum Oosterdiepswal 4
1905
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Oosterdiepswal
6
9291CJ
Kollum Oosterdiepswal 6
1893
Structuur bepalend
Beeldbepalend pand
ONWAAR Kollum
Oosterdiepswal
11
9291CJ
Kollum Oosterdiepswal 11
1903
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Oosterdiepswal
16
9291CJ
Kollum Oosterdiepswal 16
1920
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Oosterdiepswal
17
9291CJ
Kollum Oosterdiepswal 17
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Paradyske
3
9291MV Kollum Paradyske 3
1905
ONWAAR Kollum
Paradyske
4
9291MV Kollum Paradyske 4
1668
Beeldbepalend pand x
x
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Paradyske
9
9291MV Kollum Paradyske 9
2 Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Pastoriesteeg
2
9291DA
Kollum Pastoriesteeg 2
1892
1898 1880
1896
Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Putstraat
16
9291EL
Kollum Putstraat 16
1939
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Putstraat
18
9291EL
Kollum Putstraat 18
1914
2 Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Rechthuisplein
4
9291EL
Kollum Rechthuisplein 4
1650
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Regnerus Meinardystraat
1
9291EN
Kollum Regnerus Meinardystraat 1
1920
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Regnerus Meinardystraat
2
9291EP
Kollum Regnerus Meinardystraat 2
1910
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Regnerus Meinardystraat
3
9291EN
Kollum Regnerus Meinardystraat 3
1919
Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Regnerus Meinardystraat
7
9291EN
Kollum Regnerus Meinardystraat 7
1920
Beeldbepalend pand
Structuur bepalend
ONWAAR Kollum
Regnerus Meinardystraat
8
9291EP
Kollum Regnerus Meinardystraat 8
1912
Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Regnerus Meinardystraat
9
9291EN
Kollum Regnerus Meinardystraat 9
1935
Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Regnerus Meinardystraat
13
9291EN
Kollum Regnerus Meinardystraat 13
1922
Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Regnerus Meinardystraat
15
9291EN
Kollum Regnerus Meinardystraat 15
Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Regnerus Meinardystraat
16
9291EP
Kollum Regnerus Meinardystraat 16
1880
1920
Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Regnerus Meinardystraat
18
9291EP
Kollum Regnerus Meinardystraat 18
1880
1920
Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Regnerus Meinardystraat
20
9291EP
Kollum Regnerus Meinardystraat 20
1880
1920
Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Regnerus Meinardystraat
22
9291EP
Kollum Regnerus Meinardystraat 22
1880
1920
Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Regnerus Meinardystraat
24
9291EP
Kollum Regnerus Meinardystraat 24
1880
1916
Structuur bepalend
Regnerus Meinardystraat
25
9291EN
Kollum Regnerus Meinardystraat 25
1890
1920
Kollum
Regnerus Meinardystraat
26
9291EP
Kollum Regnerus Meinardystraat 26
1880
1920
Structuur bepalend
ONWAAR Kollum
Regnerus Meinardystraat
27
9291EN
Kollum Regnerus Meinardystraat 27
1890
1920
Structuur bepalend
ONWAAR Kollum
Regnerus Meinardystraat
29
9291EN
Kollum Regnerus Meinardystraat 29
1890
1917
Structuur bepalend
ONWAAR Kollum
Regnerus Meinardystraat
31
9291EN
Kollum Regnerus Meinardystraat 31
1890
1918
Structuur bepalend
ONWAAR Kollum
Regnerus Meinardystraat
33
9291EN
Kollum Regnerus Meinardystraat 33
1890
1920
Structuur bepalend
ONWAAR Kollum
Regnerus Meinardystraat
35
9291EN
Kollum Regnerus Meinardystraat 35
1890
Structuur bepalend
ONWAAR Kollum
Regnerus Meinardystraat
37
9291EN
Kollum Regnerus Meinardystraat 37
Beeldbepalend pand
ONWAAR Kollum
Regnerus Meinardystraat
38
9291EP
Kollum Regnerus Meinardystraat 38
Structuur bepalend
ONWAAR Kollum
Regnerus Meinardystraat
39
9291EN
Kollum Regnerus Meinardystraat 39
1890
1911
Beeldbepalend pand
ONWAAR Kollum
Regnerus Meinardystraat
40
9291EP
Kollum Regnerus Meinardystraat 40
1890
1922
Structuur bepalend
ONWAAR Kollum
1922
Structuur bepalend
WAAR
1890
Structuur bepalend
Beeldbepalend pand
Tollingawei
2
9291MK Kollum Tollingawei 2
Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Trekweg
4
9291MP Kollum Trekweg 4
x
2 Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Trekweg
6
9291MP Kollum Trekweg 6
1910
x
2 Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Trekweg
6A
9291MP Kollum Trekweg 6 A
1910
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Trekweg
Structuur bepalend
Beeldbepalend pand
ONWAAR Kollum
van Limburg Stirumweg
1
9291KA
Kollum van Limburg Stirumweg 1
Structuur bepalend
Beeldbepalend pand
ONWAAR Kollum
van Limburg Stirumweg
4
9291KA
Kollum van Limburg Stirumweg 4
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
van Limburg Stirumweg
10
9291KA
Kollum van Limburg Stirumweg 10
1920
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
van Limburg Stirumweg
12
9291KA
Kollum van Limburg Stirumweg 12
1920
Beeldbepalend pand
Structuur bepalend
ONWAAR Kollum
van Limburg Stirumweg
16
9291KB
Kollum van Limburg Stirumweg 16
1891
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
Kollum
van Limburg Stirumweg
20
9291KB
Kollum van Limburg Stirumweg 20
1938
ONWAAR Kollum
van Limburg Stirumweg
22
9291KB
Kollum van Limburg Stirumweg 22
1958
van Limburg Stirumweg
25
9291KB
Kollum van Limburg Stirumweg 25
Structuur bepalend Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
ONWAAR Kollum
1920 1890
WAAR WAAR
Kollum
1870
1860 1906
Kollum Trekweg 1954 1910
1870
1949 1939
1890
1948 1948 1890 1936 1894 1600 1890 1905 1893 1903 1920 1892 1890 1880 1898 1880 1920 1914 1650 1910 1910 1910 1890 1912 1890 1890 1890 1880 1880 1880 1880 1880 1890 1880 1890 1890 1890 1890 1890 1890 1890 1890 1890 1880 1906 1910 1910 1900 1954 1950 1920 1920 1891 1938 1910 1870
2 2 3 3 1
3 3 3 2 3
2 2 2 2 1
2 2 2 2 1
3 3 3 3 3 3
3
2
2
3 3 1 3 3 3 3 3 2 2 2 2 2 1 1 1 1 1
2 3 3 3 3 2 2 2 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3
2 3 1 2 3 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
1 3 1 2 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
1
3
2
2
3 2 3 3 3 3 3 3 3 2 3
3 3 3 3 3 3 3 3 2 3 3
2 2 2 2 1 3 2 1 1 2 2
2 2 2 2 1 2 2 2 2 1 2
3
3
2
2
365 366 367 368 369 370 371 372 373 374 375 246 247 590 248 251 249 245 250 253 259 260 252 261 254 262 255 256 257 258 273 273 273 274 275 278 263 264 265 266 267 268 269 270 271 276 277 277 284 279 280 282 282 286 283 285
1380 1390 1400 1410 1420 1430 1440 1450 1460 1470 1480 20 30 31 40 70 50 65 60 90 150 160 80 170 100 180 110 120 130 140 310 320 330 340 350 390 200 210 220 230 240 250 260 280 290 360 370 380 450 400 410 420 430 470 440 460
Beeldbepalend pand
x
ONWAAR Kollum
van Scheltingalaan
8
9291EC
Kollum van Scheltingalaan 8
1938
Beeldbepalend pand
Structuur bepalend
ONWAAR Kollum
van Scheltingalaan
10
9291EC
Kollum van Scheltingalaan 10
1935
Beeldbepalend pand
Structuur bepalend
ONWAAR Kollum
van Scheltingalaan
12
9291EC
Kollum van Scheltingalaan 12
1935
Beeldbepalend pand
Structuur bepalend
ONWAAR Kollum
van Scheltingalaan
14
9291EC
Kollum van Scheltingalaan 14
1930
Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
van Scheltingalaan
16
9291EC
Kollum van Scheltingalaan 16
1929
Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
van Scheltingalaan
20
9291EC
Kollum van Scheltingalaan 20
1945
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
van Scheltingalaan
22
9291EC
Kollum van Scheltingalaan 22
1935
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
van Scheltingalaan
24
9291EC
Kollum van Scheltingalaan 24
1930
Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
van Scheltingalaan
26
9291EC
Kollum van Scheltingalaan 26
1937
Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
van Scheltingalaan
28
9291EC
Kollum van Scheltingalaan 28
1935 1935
Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
van Scheltingalaan
30
9291EC
Kollum van Scheltingalaan 30
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Voorstraat
3
9291CC
Kollum Voorstraat 3
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Voorstraat
4
9291CK
Kollum Voorstraat 4
Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Voorstraat
6
9291CK
Kollum Voorstraat 6
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Voorstraat
12
9291CK
Kollum Voorstraat 12
1893
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Voorstraat
17
9291CC
Kollum Voorstraat 17
1880
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Voorstraat
18
9291CK
Kollum Voorstraat 18
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Voorstraat
19
9291CC
Kollum Voorstraat 19
Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Voorstraat
20
9291CK
Kollum Voorstraat 20
1899
WAAR
Kollum
Voorstraat
33
9291CC
Kollum Voorstraat 33
1910
ONWAAR Kollum
Voorstraat
41
9291CD
Kollum Voorstraat 41
1700
1891 1895
1892
1894 1870
1897
Structuur bepalend
Structuur bepalend
Beeldbepalend pand
Structuur bepalend
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Voorstraat
43
9291CD
Kollum Voorstraat 43
1893
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Voorstraat
44
9291CK
Kollum Voorstraat 44
1880
Beeldbepalend pand
Structuur bepalend
ONWAAR Kollum
Voorstraat
47
9291CD
Kollum Voorstraat 47
1791
Structuur bepalend
Beeldbepalend pand
ONWAAR Kollum
Voorstraat
54
9291CL
Kollum Voorstraat 54
1910
2 Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Voorstraat
55
9291CD
Kollum Voorstraat 55
Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Voorstraat
56
9291CL
Kollum Voorstraat 56
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Voorstraat
58
9291CL
Kollum Voorstraat 58
ONWAAR Kollum
Voorstraat
62
9291CL
Kollum Voorstraat 62
1880
Structuur bepalend
1880
1896 1892
1922
1922
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Voorstraat
64
9291CL
Kollum Voorstraat 64
1910
x
3 Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Voorstraat
65
9291CE
Kollum Voorstraat 65
1600
x
3 Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Voorstraat
65 A
9291CE
Kollum Voorstraat 65 A
1600
x
3 Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Voorstraat
65 B
9291CE
Kollum Voorstraat 65 B
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Voorstraat
67
9291CE
Kollum Voorstraat 67
1880
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Voorstraat
69
9291CE
Kollum Voorstraat 69
1920
Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Voorstraat
73
9291CE
Kollum Voorstraat 73
Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Voorstraat
76
9291CM Kollum Voorstraat 76
Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Voorstraat
78
9291CM Kollum Voorstraat 78
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Voorstraat
80
9291CM Kollum Voorstraat 80
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Voorstraat
84
9291CM Kollum Voorstraat 84
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Voorstraat
84
9291CM Kollum Voorstraat 84
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Voorstraat
90
9291CM Kollum Voorstraat 90
1793
2 Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Voorstraat
94
9291CM Kollum Voorstraat 94
1650
x
Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Voorstraat
96
9291CM Kollum Voorstraat 96
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Voorstraat
98
9291CM Kollum Voorstraat 98
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Voorstraat
102
9291CM Kollum Voorstraat 102
1600 1897 1920 1797 1897 1890
1896 1750 1898
1860
1898
1920 1870
1898 1798
x
2 Structuur bepalend
ONWAAR Kollum
Voorstraat
104
9291CN
Kollum Voorstraat 104
1895
x
2 Structuur bepalend
ONWAAR Kollum
Voorstraat
104 A
9291CN
Kollum Voorstraat 104 A
1895
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Voorstraat
107
9291CG
Kollum Voorstraat 107
1930
Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Voorstraat
108
9291CN
Kollum Voorstraat 108
1897
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Voorstraat
112
9291CN
Kollum Voorstraat 112
ONWAAR Kollum
Voorstraat
116
9291CN
Kollum Voorstraat 116
1800
x
2 Structuur bepalend
x
2 Structuur bepalend
ONWAAR Kollum
1860
1931
Voorstraat
116 a
9291CN
Kollum Voorstraat 116 a
1800
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Voorstraat
121
9291CG
Kollum Voorstraat 121
1919
Structuur bepalend
Structuur bepalend
WAAR
Kollum
Voorstraat
128
9291CN
Kollum Voorstraat 128
1898
Beeldbepalend pand
Structuur bepalend
ONWAAR Kollum
Voorstraat
150
9291CP
Kollum Voorstraat 150
1929
1938 1935 1935 1930 1929 1945 1935 1930 1937 1935 1935 1891 1895 1910 1893 1880 1894 1870 1899 1910 1840 1893 1880 1791 1910 1880 1892 1922 1880 1840 1600 1600 1600 1880 1920 1797 1897 1890 1860 1840 1860 1793 1650 1920 1870 1798 1895 1895 1930 1840 1860 1800 1800 1919 1898 1929
2 2 2 2 2 2 3 3 2 1 1 3 3 2 3 3 3 3 2 2 2 3 3 2 3 3 2 3
2 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 2 2 3 3 2 3 3 3 3 3 3 3 3 2 3 3 2
2 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 1 0 1 2 1 1 2 1 1 1 1 2 2 1 3 1 2
2 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 2 2 2 3 2 2 3 1 1 2 2 2 1 1 3 1 2
3 3 3 3 3 3 2 1 1 3 3 3 3 3 1 3 3
3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3
2 2 2 2 2 2 1 1 1 2 2 2 2 3 1 3 3
2 1 1 1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 1 1 3 2
3 2 3
2 3 3
2 3 2
2 2 2
3 1 2
2 3 3
2 1 1
2 1 1
287 288 289 290 291 292 293 302 485 484 486 404 390 391
480 490 500 510 520 530 540 630 2570 2560 2580 1770 1630 1640
Structuur bepalend
Beeldbepalend pand
Structuur bepalend
ONWAAR Kollum
Westerdiepswal
2
9291CH
Kollum Westerdiepswal 2
1899
ONWAAR Kollum
Westerdiepswal
3
9291CH
Kollum Westerdiepswal 3
1989
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Westerdiepswal
5
9291CH
Kollum Westerdiepswal 5
1909
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Westerdiepswal
6
9291CH
Kollum Westerdiepswal 6
1830
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Westerdiepswal
7
9291CH
Kollum Westerdiepswal 7
1897
Beeldbepalend pand
Structuur bepalend
ONWAAR Kollum
Westerdiepswal
11
9291CH
Kollum Westerdiepswal 11
1977
Beeldbepalend pand
Structuur bepalend
ONWAAR Kollum
Westerdiepswal
12
9291CH
Kollum Westerdiepswal 12
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
Kollum
Willem Loréweg
1
9291MC Kollum Willem Loréweg 1
Structuur bepalend
Beeldbepalend pand
ONWAAR Kollum
Willem Loréweg
34
9291MC Kollum Willem Loréweg 34
1860
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
40
9291MC Kollum Willem Loréweg 40
1875
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR WAAR
Kollum
Willem Loréweg
WAAR
Kollum
Willem Loréweg
ONWAAR Kollum
1792 1850
1916
Kollum Willem Loréweg
Wouddijk
7
9291LA
Kollum Wouddijk 7
1800
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Zevenhuisterweg
8
9291MG Kollum Zevenhuisterweg 8
1760
Beeldbepalend pand
Beeldbepalend pand
WAAR
Kollum
Zevenhuisterweg
9
9291MG Kollum Zevenhuisterweg 9
1875
1899 1989 1909 1830 1897 1977 1792 1850 1860 1875 1950 1800 1760 1875
3 3 3 3 1 2 3 3 3 3 2 3 3
3 3 3 3 3 2 3 2 2 3 2
2 2 1 1 2 2 3 3 2 2 2
2 2 1 1 2 2 2 2 1 2 2
322815, revisie Ow 01 Pagina 73 van 75
Bijlage 4 Zonering zendercomplex Burum
322815, revisie Ow 01 Pagina 74 van 75