Be stemming s plan a p pa rtemen teng ebo uw Wi llem d e Z w i j g e rs t r a a t i n Noo rd - S ch a rwo u d e
VOORONTWERP
Be stemming s plan a p pa rtemen teng ebo uw Wi llem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude
VOORONTWERP
Inhoud
Toelichting + bijlagen Regels + bijlage Verbeelding
26 juli 2011 Projectnummer 122.21.06.02.00
O v e r z i c h t s k a a r t
Gemeente Langedijk (Bron: Topografische Dienst)
T o e l i c h t i n g
122.21.06.02.00.toe
I n h o u d s o p g a v e
1
Inleiding
2
Beschrijving van de bestaande situatie
7
2.1
Functionele karakteristiek
7
2.2
Ruimtelijke karakteristiek
7
3
Ruimtelijk beleidskader
9
3.1
Rijksbeleid
9
3.1.1
9
3.2
3.3
Nota Ruimte
Provinciaal beleid 3.2.1
Structuurvisie Noord-Holland 2040
3.2.2
Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie
Gemeentelijk beleid 3.3.1
4
5
9 9 10 11
Uitbreidingsplan in onderdelen voor Noorden Zuid-Scharwoude
11
3.3.2
Structuurvisie 2000-2020
12
3.3.3
Regionale woonvisie Noord-Kennemerland 2005-2015
12
3.3.4
Woonvisie 2005-2015
12
3.3.5
Welstandsnota Langedijk
13
Planologische randvoorwaarden
15
4.1
Waterhuishouding
15
4.2
Cultuurhistorie
16
4.3
Ecologie
17
4.3.1
Soortbescherming
19
4.3.2
Gebiedsbescherming
20
4.4
Geluidhinder
21
4.5
Luchtkwaliteit
22
4.6
Externe veiligheid
23
4.7
Bodem
25
4.8
Bedrijven en milieuhinder
26
4.8.1
Algemeen
26
4.8.2
Gemengd gebied
27
4.8.3
Bedrijven
28
4.8.4
Andere woningen rond Aerofit
29
4.8.5
Conclusie
30
122.21.06.02.00.toe
5
Planbeschrijving
31
6
Juridische aspecten
33
6.1
Inleiding
33
6.2
Juridische vormgeving
33
6.3
Bestemmingsbeschrijving
35
7
Economische uitvoerbaarheid
37
8
Overleg en inspraak
39
8.1
Overleg
39
8.2
Inspraak
40
Bijlagen
122.21.06.02.00.toe
I n l e i d i n g
Henselmans Ontwikkeling is voornemens aan de Willem de Zwijgerstraat te
AANLEIDING
Noord-Scharwoude in de gemeente Langedijk een appartementencomplex te bouwen. Deze ontwikkeling past niet in het vigerende bestemmingsplan waarbinnen de planlocatie valt. Door middel van het voorliggende bestemmingsplan wordt de bouw van het appartementencomplex met bijbehorende parkeerplaatsen planologisch mogelijk gemaakt. Het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan betreft de gronden ten
PLANGEBIED
oosten van de Dorpsstraat in Noord-Scharwoude. De percelen zijn kadastraal bekend als gemeente Langedijk, sectie G, nummers 2980, 3454, 4260 en 4261. In de figuur voorafgaande aan deze toelichting is het plangebied weergegeven. Figuur 1 toont de huidige situatie in en rond het plangebied.
Figuur 1. Situatie in en rond het plangebied vanuit oostelijke richting
Het voorliggende bestemmingsplan is een gedeeltelijke herziening van het be-
GELDENDE
stemmingsplan “Uitbreidingsplan in onderdelen Noord- en Zuid-Scharwoude”,
BESTEMMINGSPLAN
vastgesteld door de raad op 8 november 1960 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 9 oktober 1962. Na de inleiding in dit hoofdstuk is in hoofdstuk 2 een beschrijving van de be-
LEESWIJZER
staande situatie opgenomen. In hoofdstuk 3 is het ruimtelijk beleidskader uiteengezet met een samenvatting van het betreffende (ruimtelijk) beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente. Hierna zijn in hoofdstuk 4 de planologi-
122.21.06.02.00.toe - Bestemmingsplan appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011
5
sche randvoorwaarden belicht, waarin samenvattingen van de hiervoor noodzakelijke onderzoeken zijn opgenomen. Hoofdstuk 5 omvat een beschrijving van het plan, waarna in hoofdstuk 6 een toelichting op de juridische aspecten van het bestemmingsplan is opgenomen. In hoofdstuk 7 is de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan uiteengezet en als laatste wordt in hoofdstuk 8 de maatschappelijke uitvoerbaarheid besproken.
6
122.21.06.02.00.toe - Bestemmingsplan appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011
B e s c h r i j v i n g d e
v a n
b e s t a a n d e s i t u a t i e
2.1
Functionele karakteristiek Het plangebied ligt midden in het dorp Noord-Scharwoude. Aan de zuidzijde grenst het plangebied aan de Willem de Zwijgerstraat en aan de oostkant ligt de Juliana van Stolbergstraat. De ontsluiting van het perceel vindt plaats via de Juliana van Stolbergstraat. Aan de westkant van het plangebied ligt het water de Achterburggracht. De meeste detailhandel en voorzieningen van Noord-Scharwoude zijn gelegen aan de Dorpsstraat. De Willem de Zwijgerstraat vormt de verbinding tussen de Dorpsstraat en het ten oosten van het lint gelegen woongebied. De Willem de Zwijgerstraat is tevens een belangrijke ontsluitingsweg voor dit woongebied.
2.2
Ruimtelijke karakteristiek Het plangebied ligt achter het lint van de Dorpsstraat. In het plangebied staat een bedrijfshal die niet meer in gebruik is. Het gebouw heeft duidelijk een grotere maat dan de omliggende bebouwing. Direct tegenover het plangebied staat een bedrijfsgebouw en daarachter staan woongebouwen van 3 lagen. De rest van de bebouwing aan de Willem de Zwijgerstraat en aan de Juliana van Stolbergstraat bestaat uit woningen uit de jaren ‘60 van de vorige eeuw. Het gaat voornamelijk om rijwoningen en twee-onder–één-kapwoningen van twee lagen met kap. Ter plekke van het plangebied loopt de Willem de Zwijgerstaat omhoog richting de brug over de Achterburggracht.
122.21.06.02.00.toe - Bestemmingsplan appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011
7
8
122.21.06.02.00.toe - Bestemmingsplan appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011
R u i m t e l i j k b e l e i d s k a d e r
3.1
Rijksbeleid 3 . 1 . 1
Nota
Ruimte
Op 23 april 2004 is door het kabinet de “Nota Ruimte” vastgesteld. De nota is op 17 mei 2005 door de Tweede Kamer en achtereenvolgens op 17 maart 2006 door de Eerste Kamer aangenomen. In de “Nota Ruimte” heeft het kabinet haar beleid voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland voor de periode tot 2020 uiteengezet. In de nota zijn de hoofdlijnen van het beleid opgenomen. Uitgangspunt van het beleid is “decentraal wat kan, centraal wat moet”. Dit betekent dat de ruimtelijke ontwikkeling en inrichting vooral een taak van de provincies en gemeenten is. Het beleid is vooral gericht op het bieden van ruimte voor ontwikkeling om zo krachtige steden en een levendig platteland te bevorderen. Het kabinet zet in zijn beleid in op het bundelen van stedelijke ontwikkelingen. De ruimte binnen bestaand stedelijk gebied moet daarbij zo goed mogelijk worden benut. Het kabinet biedt gemeenten ruimte voor het bouwen voor de eigen woningbehoefte. Dit is uitdrukkelijk een taak van provincies en gemeenten. Hiervoor is regionaal overleg noodzakelijk wat betreft onder andere de verdeling van de woningen.
3.2
Provinciaal beleid 3 . 2 . 1
Structuurvisie Noord-Holland
2040
Op 21 juni 2010 is door Provinciale Staten de “Structuurvisie Noord-Holland 2040” vastgesteld. Hierin zet de provincie haar visie op de (ruimtelijke) ontwikkeling van Noord-Holland uiteen. Daarbij omschrijft de provincie ook het beeld van Noord-Holland in 2040.
122.21.06.02.00.toe - Bestemmingsplan appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011
9
In de visie maakt de provincie de keuze om vooral in het bestaand stedelijk gebied ontwikkelingen mogelijk te maken. Hiermee zet de provincie in op het behouden en versterken van het open landelijk gebied. Door de uitbreiding van het stedelijk gebied te beperken wil de provincie inspelen op de verwachte afname van het aantal inwoners in de periode na 2040. Noord-Holland moet een aantrekkelijke provincie blijven. In de structuurvisie heeft de provincie hiervoor verschillende provinciale belangen aangewezen. Hierbij zijn drie hoofdbelangen onderscheiden. Deze drie hoofdbelangen zijn samen het ruimtelijke streven van de provincie. In figuur 2 is dit in een overzicht weergegeven.
Figuur 2. Overzicht provinciale belangen
Om de provinciale belangen te waarborgen is door Provinciale Staten de “Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie” vastgesteld. 3 . 2 . 2
Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie
Door Provinciale Staten is op 21 juni 2010 de “Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie” vastgesteld. Hierin zijn de provinciale belangen zoals opgenomen in de “Structuurvisie Noord-Holland 2040” uitgewerkt in algemene regels. Bestaand bebouwd gebied en landelijk gebied In de verordening zijn voor verschillende gebieden regels opgenomen. In hoofdlijnen zijn twee gebieden onderscheiden: het bestaand bebouwd gebied en het
10
122.21.06.02.00.toe - Bestemmingsplan appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011
landelijk gebied. Op de kaart bij de verordening ligt het plangebied in het bestaand bebouwd gebied. In de toelichting op de regels voor bestaand bebouwd gebied is opgemerkt dat
BESTAAND BEBOUWD
gemeenten voor de gronden in het bestaand bebouwd gebied een bestem-
GEBIED
mingsplan moeten opstellen. Daarbij is er veel ruimte voor eigen beleid van de gemeenten.
3.3
Gemeentelijk beleid 3 . 3 . 1
Uitbreidingsplan in onderdelen voor Noorden Zuid-Scharwoude
Het vigerend bestemmingsplan waarbinnen de planlocatie valt, is het “Uitbreidingsplan in onderdelen voor Noord- en Zuid-Scharwoude” dat is vastgesteld door de raad op 8 november 1960 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 9 oktober 1962. Op grond van deze bestemmingsplannen zijn de gronden ter plaatse van de bestaande hal aangewezen voor spoorwegterrein, los- en laadterrein, handels-, industrie-, haven- en opslagterrein en veilingterrein, met de daarvoor benodigde dienst- en bedrijfsgebouwen. De gronden langs de Juliana van Stolbergstraat, inclusief de oprit naar de bestaande opslaghal, zijn aangewezen voor bebouwing met ééngezinswoonhuizen. Het appartementengebouw past niet binnen het vigerend bestemmingplan. In figuur 3 is een fragment van de plankaart van het Uitbreidingsplan weergegeven.
Figuur 3. Fragment uit plankaart “Uitbreidingsplan in onderdelen voor Noord- en Zuid-Scharwoude” (Bron: Gemeente Langedijk)
122.21.06.02.00.toe - Bestemmingsplan appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011
11
3 . 3 . 2
Structuurvisie 2000-2020
De gemeenteraad heeft op 21 maart 2000 de “Structuurvisie 2000-2020” vastgesteld. Hierin heeft de gemeente haar ruimtelijk beleid voor de gemeente voor de periode tot 2015 uiteengezet. De structuurvisie is de basis voor op te stellen bestemmingsplannen van de gemeente. In de structuurvisie merkt de gemeente op dat wat betreft het wonen het beleid is gericht op het verbeteren van de woonomgeving door voorzieningen hier te behouden of te vestigen, het bieden van uiteenlopend aanbod van woningen en het beheren van de woonomgeving. 3 . 3 . 3
Regionale woonvisie Noord-Kennemerland 2005-2015
In de periode januari-februari 2006 is door de gemeenteraden van de regio Noord-Kennemerland, waar de gemeente Langedijk onderdeel van is, de “Regionale woonvisie Noord-Kennemerland 2005-2015” vastgesteld. Hierin zetten de gemeenten hun beleid voor het wonen voor de periode 2005-2015 uiteen. In de regionale woonvisie hebben de gemeenten bepaald welke woningen waar gebouwd mogen worden. Op grond van het “Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord” moeten er in de regio in de periode tot 2025 ten minste 15.100 woningen worden gebouwd. Hoewel het aantal inwoners in deze periode naar verwachting kleiner is dan bij het opstellen van het ontwikkelingsbeeld werd verwacht, is er voorlopig nog geen aanleiding om het aantal van 15.100 te bouwen woningen te wijzigen. In de regio is nog steeds sprake van een onvoldoende aantal woningen. In de regionale woonvisie merken de gemeenten op dat de gemeenten in beginsel woningen bouwen voor de eigen woningbehoefte. Uit de regionale woonvisie blijkt dat er in de gemeente Langedijk in de uitbreidingsgebieden voldoende mogelijkheden zijn om woningen voor de eigen behoefte van Langedijk te bouwen. Uitgangspunt is dat de helft van de te bouwen woningen in bestaand stedelijk gebied worden gebouwd. Ook blijkt dat het beleid van de gemeenten vooral gericht is op het bouwen van woningen voor jongeren en ouderen. Dit betekent dat in en in de directe omgeving van de binnensteden appartementen worden gebouwd voor jongeren en ouderen. 3 . 3 . 4
Woonvisie 2005-2015
Op 10 januari 2006 heeft de gemeenteraad de “Woonvisie 2005-2015” vastgesteld waarin zij haar beleid voor het bouwen van woningen uiteen heeft gezet. Deze visie was voor de gemeente Langedijk ook de basis voor de door de gemeenten in de regio Noord-Kennemerland opgestelde regionale woonvisie.
12
122.21.06.02.00.toe - Bestemmingsplan appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011
Het beleid van de gemeente is onder andere gericht op: -
het bouwen van woningen voor de eigen woningbehoefte;
-
het bieden van mogelijkheden voor alle (nieuwe) inwoners in zowel de wijk alsook in het dorp;
-
in het bijzonder mogelijkheden bieden aan onder andere mensen met een zorgbehoefte;
-
waarborgen van leefbare wijken en dorpen.
3 . 3 . 5
Welstandsnota Langedijk
Op 2 december 2003 is de “Welstandsnota Langedijk” door de gemeenteraad vastgesteld. In de welstandsnota zet de gemeente haar welstandsbeleid uiteen. Dit beleid is erop gericht de 'redelijke eisen van welstand' te waarborgen. In de welstandsnota zijn verschillende welstandsgebieden onderscheiden. Op de welstandsbeleidskaart voor Zuid-Scharwoude en Broek op Langedijk ligt het plangebied in een gebied aangeduid als Woonbuurten 1940 - 1990. Het welstandsbeleid voor dit gebied is vooral gericht op het beheer van de bestaande situatie. Bijzondere ontwikkelingen worden niet verwacht. Het gebied is aangeduid als regulier welstandsgebied. De inzet is om daarbij respectvol om te gaan met de bestaande kwaliteiten en incidentele vernieuwingen goed in te passen. Het schetsontwerp van het appartementengebouw is voorgelegd aan de welstandscommissie. De welstandscommissie heeft een advies over het plan uitgebracht waarbij de Welstandsnota het beoordelingskader was. De commissie heeft in een preadvies aangegeven positief te zijn over de ingeslagen weg en heeft een aantal aandachtspunten geformuleerd. Conform de wettelijke procedure wordt het plan bij de bouwaanvraag nogmaals aan de Welstandscommissie voorgelegd.
122.21.06.02.00.toe - Bestemmingsplan appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011
13
14
122.21.06.02.00.toe - Bestemmingsplan appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011
P l a n o l o g i s c h e r a n d v o o r w a a r d e n
4.1
Waterhuishouding In onder ander de Europese “Kaderrichtlijn water”, het “Nationaal Waterplan”
WET- EN REGELGEVING
en de adviezen van de “Commissie Waterbeheer 21e eeuw” is het beleid met betrekking tot het water(beheer) vastgelegd. Het beleid is gericht op het duurzaam behandelen van water. Dit betekent onder andere het waarborgen van voldoende veiligheid en het beperken van de kans op hinder vanwege water; dit ook in verhouding tot ontwikkelingen als de verandering van het klimaat, het dalen van de bodem en het stijgen van de zeespiegel. In de nota “Anders omgaan met water” is bepaald dat de gevolgen van (ruimtelijke) ontwikkelingen voor de waterhuishouding uitdrukkelijk in onder andere bestemmingsplannen moeten worden overwogen. Hiervoor moet de zogenoemde watertoets worden uitgevoerd. De watertoets is het vroeg informeren (van de waterbeheerder), het adviseren (door de waterbeheerder), het overwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige belangen in ruimtelijke plannen en besluiten. Op 22 december 2009 is de Waterwet (Ww) in werking getreden. Uitgangspunt van de Ww is een volledig beheer van het watersysteem. Op grond van de Ww is er ook een goede samenhang tussen het waterbeleid en de ruimtelijke ordening. Ook in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is uitdrukkelijk bepaald dat in de toelichting op een bestemmingsplan inzicht moet worden verkregen in de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding en hoe deze gevolgen in het bestemmingsplan zijn betrokken. De waterbeheerder in en in de directe omgeving van het plangebied is Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). Het plan is in het kader van de watertoets aan het Hoogheemraadschap voorgelegd. Het Hoogheemraadschap stelt dat het plangebied zich bevindt in het poldergebied Noord-Scharwoude en in peilgebied 03802-01 waarin een vast peil wordt gevoerd van -1,45 m NAP. Omdat de verhardingshoeveelheid in het gebied niet toeneemt zijn er geen compenserende maatregelen noodzakelijk om eventuele versnelde afvoer van hemelwater te compenseren.
122.21.06.02.00.toe - Bestemmingsplan appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011
15
Het nieuwe plan wordt gerealiseerd op een locatie waar (waarschijnlijk) aangesloten moet worden op een gemengd rioleringsstelsel. Het Hoogheemraadschap adviseert met het oog op duurzaam bouwen, om de hemel- en afvalwaterstroom gescheiden aan te leggen en het hemelwater rechtstreeks op de nabij gelegen waterloop te lozen. In dat kader adviseert het Hoogheemraadschap tevens het gebruik van uitloogbare materialen tot een minimum te beperken zodat er als gevolg van deze lozing geen waterkwaliteitsproblemen ontstaan. Tot slot wijst het Hoogheemraadschap erop dat voor eventuele aanpassing van de oeverlijn van de naastgelegen waterloop (bijv. aanleg van beschoeiing) een watervergunning of melding bij het Hoogheemraadschap noodzakelijk is. CONCLUSIE
De uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan wordt niet belemmerd door onaanvaardbare gevolgen voor de waterhuishouding.
4.2
Cultuurhistorie WET- EN REGELGEVING
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Met deze inwerkingtreding werd het Verdrag van Malta, dat op 16 april 1992 onder andere door Nederland is ondertekend, in de Nederlandse wet- en regelgeving verwerkt. Het Verdrag van Malta is gericht op het behouden van archeologische waarden in de bodem. Uitgangspunt hierbij is onder andere het uitvoeren van een onderzoek naar archeologische waarden in het plangebied voor het vaststellen van een bestemmingsplan. Ook het zogenoemde veroorzakerprincipe is een uitgangspunt van het Verdrag van Malta. Dit betekent dat diegene die mogelijke archeologische waarden in de bodem verstoort, financieel verantwoordelijk is voor een voldoende onderzoek naar en het behoud van die archeologische waarden. Met de inwerkingtreding van de Wamz werd ook de Monumentwet 1988 (Monw) gewijzigd. Op grond van de Monw moet in een bestemmingsplan (mogelijke) archeologische waarden in de bodem van het plangebied overwogen worden.
ONDERZOEK
De gemeente Langedijk heeft een eigen beleidskaart archeologie. Op deze kaart is per gebied aangegeven bij welke omvang van ontwikkelingen rekening gehouden dient te worden met archeologische waarden. Het plangebied is tezamen met het lint van de Dorpsstraat aangeduid als zone waar, bij een ontwikkeling groter dan 50 m2 en dieper dan 40 cm, archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Door archeologisch onderzoeks- en adviesbureau De Steekproef is in juni 2011 een inventariserend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd. In het onderzoek wordt gesteld dat voor het plangebied een middelhoge archeologische verwachting geldt voor resten uit de middeleeuwen en de nieuwe tijd en een lage verwachting voor resten uit alle overige perioden. Om deze verwachting te toetsen zijn in het plangebied negen boringen gezet tot een diepte van drie meter beneden het maaiveld. Uit de boringen komt naar voren dat op de centrale delen
16
122.21.06.02.00.toe - Bestemmingsplan appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011
van het plangebied tenminste de bovenste halve meter van de oorspronkelijke bodemopbouw is verdwenen. Eventuele archeologische sporen uit de middeleeuwen en de nieuwe tijd die hierin aanwezig kunnen zijn geweest, zullen hierdoor (vrijwel) volledig verloren zijn gegaan. In het onderzoek wordt geconcludeerd dat gezien de verstoring van de bodem en het ontbreken van archeologische indicatoren, de resultaten van het onderzoek geen aanleiding geven tot het adviseren van beschermende en/of beperkende maatregelen of archeologisch vervolgonderzoek. Indien toch archeologische materialen en/of sporen aangetroffen worden, dienen deze gemeld te worden bij de gemeente Langedijk conform de Monumentenwet 1988. Het volledige onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage 1 bij deze toelichting. De uitvoerbaarheid van het voorliggend bestemmingsplan wordt niet belem-
CONCLUSIE
merd door archeologische waarden.
4.3
Ecologie De Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn met de inwerkingtreding van de Flora-
WET- EN REGELGEVING
en faunawet (Ffw) op 1 april 2002 en de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw) op 1 oktober 2005 in de Nederlandse wet- en regelgeving verwerkt. De Ffw is gericht op het beschermen en het behouden van de goede staat van instandhouding van in het wild levende planten- en diersoorten en hun directe leefomgeving. Uitgangspunt hierbij is het zogenoemde ‘nee, tenzij-principe’. Dit betekent dat werkzaamheden en dergelijke in beginsel niet zijn toegestaan. Onder voorwaarden kan hiervan op grond van een vrijstelling of ontheffing worden afgeweken. In de Ffw is onder andere bepaald dat eenieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn handelen of nalaten te handelen nadelige gevolgen kan hebben voor flora en fauna, gedwongen is dergelijk handelen of nalaten achterwege te laten. Dit voorzover dit in redelijkheid van hem kan worden gevraagd. Diegene moet alle maatregelen nemen die in redelijkheid van hem kunnen worden gevraagd om die nadelige gevolgen te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken. De Nbw is gericht op het beschermen van (natuur)gebieden. Deze natuurgebieden betreffen onder andere de zogenoemde speciale beschermingszones op grond van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Samen worden deze gebieden aangeduid als het Natura 2000-netwerk. Voor de bescherming van deze natuurgebieden is in de Nbw uitgebreide wet- en regelgeving opgenomen. Om de uitvoerbaarheid van onderhavig plan te toetsen, is een ecologische in-
ONDERZOEK
ventarisatie van de natuurwaarden in het plangebied uitgevoerd. Tevens is gekeken naar de effecten op beschermde gebieden in de omgeving. Het doel
122.21.06.02.00.toe - Bestemmingsplan appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011
17
hiervan is om na te gaan of een vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet en/of een oriënterend onderzoek in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 of de Ecologische Hoofdstructuur noodzakelijk is. Het plangebied is daartoe op 13 juni 2011 bezocht door een ecoloog.
Figuur 4. Plangebied vanaf de Juliana van Stolbergstraat (Oost) op 13 juni 2011
Figuur 5. Het plangebied vanaf de Willem de Zwijgerstraat (zuid) op 13 juni 2011
18
122.21.06.02.00.toe - Bestemmingsplan appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011
4 . 3 . 1
Soortbescherming
Met ingang van 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Het
FLORA- EN FAUNAWET
soortenbeleid uit de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992) van de Europese Unie is hiermee in de nationale wetgeving verwerkt. Achter de Flora- en faunawet staat het idee van de zorgplicht voor in het wild levende beschermde dieren en planten en hun leefomgeving. Beschermde soorten worden opgesomd in de “lijsten beschermde inheemse planten- en diersoorten”. De Algemene Maatregel van Bestuur ex artikel 75 van de Flora- en faunawet van 23 februari 2005, kent een driedeling voor het beschermingsniveau van planten- en diersoorten (licht beschermd, middelzwaar beschermd en streng beschermd). Het plangebied bestaat uit een bedrijfshal (voormalige zaadopslag) en een
INVENTARISATIE
coniferenbosje. Het bedrijf is enige tijd niet meer in gebruik. Langs de zuidzijde van het gebouw is een smalle strook gazon met aanplant van dwergmispel aanwezig. Aan de noordzijde staan enkele zwarte elzen en groeit klimop tegen een hekwerk. In het coniferenbosje is weinig ondergroei aanwezig. Uit de informatie van Het Natuurloket (kilometerhok 116-524, d.d. 14 juni 2011) blijkt onder meer dat het kilometerhok over het algemeen slecht onderzocht is op het voorkomen van de verschillende soortgroepen. In de directe omgeving van het plangebied komen naast enkele in het kader van de Flora- en faunawet licht beschermde diersoorten, ook enkele zwaarder beschermde vogelsoorten voor. Op basis van het veldbezoek blijkt echter dat het plangebied een beperkte natuurwaarde kent. Gezien de inrichting en het gebruik van het plangebied worden alleen enkele algemene, licht beschermde soorten (zoals huisspitsmuis, egel en bosmuis) en zwaarder beschermde vogels in en direct rond het plangebied verwacht. Alle inheemse vogelsoorten zijn beschermd. In de aanwezige begroeiing kunnen onder meer vogelsoorten zoals merel, heggenmus en winterkoning tot broeden komen. In de te slopen bedrijfshal worden geen verblijfplaatsen verwacht van vogels met een vaste rust- of verblijfplaats zoals huismus en gierzwaluw. Het dak is geheel gesloten en heeft een bitumen dakbekleding en biedt daarmee geen mogelijkheden. Om deze reden en het ontbreken van invliegopeningen naar de spouw worden ook geen verblijfplaatsen van gebouwbewonende vleermuizen (zwaar beschermd) in de bebouwing verwacht. Tevens zijn de aanwezige bomen ongeschikt als verblijfplaats voor boombewonende vleermuizen. Ook worden er geen belangrijke lijnvormige landschapselementen doorkruist. Als gevolg van de werkzaamheden kunnen verblijfplaatsen van enkele licht
EFFECTEN
beschermde soorten worden vernietigd en verstoord. Ook kunnen hierbij enkele exemplaren worden gedood. De aanwezige licht beschermde soorten worden
122.21.06.02.00.toe - Bestemmingsplan appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011
19
niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Flora- en faunawet. Het is verboden nesten van vogels (indien nog in functie) te vernietigen of te verstoren. Met betrekking tot de uitvoering van de werkzaamheden dient derhalve rekening te worden gehouden met het broedseizoen. De Flora- en faunawet kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Het is van belang of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt. 4 . 3 . 2
Gebiedsbescherming NATUURBESCHERMINGSWET
Op 1 oktober 2005 is de Natuurbeschermingswet 1998 van kracht geworden.
1998
Deze wet bundelt de gebiedsbescherming van nationaal begrensde natuurgebieden. In de Natuurbeschermingswet zijn ook de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. Onder de Natuurbeschermingswet worden drie typen gebieden aangewezen en beschermd: Natura 2000-gebieden, Staats- en Beschermde Natuurmonumenten en Wetlands. Verder is deze wet de basis voor het nationale Natuurbeleidsplan waarin de Ecologische Hoofdstructuur is geregeld.
ECOLOGISCHE
De Ecologische Hoofdstructuur is een samenhangend netwerk van bestaande en
HOOFDSTRUCTUUR
nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. De Ecologische hoofdstructuur is als beleidsdoel opgenomen in de Nota Ruimte en uitgewerkt in de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening (provinciaal ruimtelijk natuurbeleid).
INVENTARISATIE
Het plangebied ligt niet in of grenst niet aan een beschermd gebied in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. De meest nabijgelegen gebieden uit de Natuurbeschermingswet 1998 betreft de Natura 2000-gebieden de Schoorlse duinen en het Noord-Hollands duinreservaat. Deze gebieden liggen op een afstand van respectievelijk 7,5 en 8 kilometer. Beschermde gebieden die deel uitmaken van de Ecologische hoofdstructuur liggen op een voldoende afstand. Het natte weidegebiedje ’t Waardje ligt op ruim 600 meter afstand en is daarmee het dichtstbijzijnde gebied dat onderdeel uitmaakt van de Ecologische Hoofdstructuur. Tussen de beschermde gebieden en het plangebied liggen ondermeer bebouwing en infrastructuur.
EFFECTEN
Gezien de ligging van beschermde gebieden ten opzichte van het plangebied, de huidige terreinomstandigheden van het plangebied en de aard van de ontwikkeling, worden met betrekking tot de voorgenomen ontwikkelingen geen
20
122.21.06.02.00.toe - Bestemmingsplan appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011
negatieve effecten op beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur verwacht. Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat, wanneer er bij de
CONCLUSIES
planning en werkzaamheden voldoende rekening wordt gehouden met het broedseizoen van vogels, er geen noodzaak bestaat voor een vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet. Het plan is wat betreft de Flora- en faunawet uitvoerbaar. Voorts is naar voren gekomen dat er geen noodzaak bestaat een oriëntatiefase in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 dan wel een analyse van de Ecologische Hoofdstructuur uit te voeren. Het is aan het bevoegd gezag, College van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland, om de visie ten aanzien van beschermde gebieden te bevestigen.
4.4
Geluidhinder In 1979 is de Wet geluidhinder (Wgh) in werking getreden. De Wgh is erop ge-
WET- EN REGELGEVING
richt om de geluidhinder vanwege onder andere wegverkeerslawaai te voorkomen en te beperken. Deze wet is op 1 januari 2007 voor het laatst gewijzigd. In de Wgh is in artikel 74 bepaald dat bij elke weg in beginsel een (geluids)zone aanwezig is. Dit met uitzondering van: -
wegen binnen een als woonerf aangeduid gebied;
-
wegen waarop een snelheid van ten hoogste 30 km/uur is toegestaan.
In de Wgh is bepaald dat de ten hoogste toegestane geluidsbelasting vanwege het wegverkeerslawaai op een gevel van een woning binnen een geluidszone 48 dB is. Op de wegen in de directe omgeving rond het plangebied, de Willem de Zwij-
ONDERZOEK
gerstraat, Juliana van Stolbergstraat en de Dorpsstraat, is een snelheid van ten hoogste 30 km per uur toegestaan. Bij deze wegen is op grond van de Wgh geen geluidszone aanwezig. Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. De Dorpsstraat en de Voorburggracht zijn de drukste wegen in de directe omgeving van het plangebied. Tussen het te realiseren woongebouw en de Dorpsstraat/Voorburggracht staat de lintbebouwing van de Dorpsstraat. Deze bebouwing zorgt voor afscherming van het geluid ten gevolge van het verkeer vanaf de Dorpstraat. Aan de Willem de Zwijgerstraat staan, naast het te realiseren appartementengebouw, andere woningen op dezelfde afstand van de weg. Er mag dan ook van uit worden gegaan dat het hier gaat om een aanvaardbare situatie.
122.21.06.02.00.toe - Bestemmingsplan appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011
21
CONCLUSIE
De uitvoerbaarheid van het voorliggend bestemmingsplan wordt niet belemmerd door onaanvaardbare geluidhinder vanwege wegverkeerslawaai.
4.5
Luchtkwaliteit WET- EN REGELGEVING
Op 1 maart 1993 is de Wet Milieubeheer (Wm) in werking getreden. Onder andere de Europese regelgeving voor de luchtkwaliteit is met de inwerkingtreding van de wijziging van de Wm (onderdeel luchtkwaliteitseisen) op 15 november 2007 in de Nederlandse wet- en regelgeving verwerkt. Uitgangspunt van de Wm is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. Hierin is bepaald wanneer en hoe overschrijdingen van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit moeten worden behandeld. In het NSL worden ook nieuwe ontwikkelingen zoals plannen voor de bouw van woningen overwogen. Plannen die binnen het NSL passen, hoeven niet meer te worden beoordeeld aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Ook plannen die ‘niet in betekenende mate’ (nibm) gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit hoeven niet meer aan deze grenswaarden te worden beoordeeld. De eisen om te kunnen beoordelen of bij een plan sprake is van nibm, zijn vastgesteld in de algemene maatregel van bestuur (AMvB)-nibm. In de AMvB-nibm is bepaald dat nadat het NSL of een programma voor de regio is vastgesteld een grenswaarde van 3% afname van de luchtkwaliteit als nibm kan worden aangeduid. Dit betekent een toename van ten hoogste 1,2 microgram per m³ NO2 of PM10.
ONDERZOEK
Voor kleinere plannen heeft het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu samen met InfoMil de zogenoemde NIBM-tool ontwikkeld. Op basis hiervan wordt de toename van NO2 en PM10 vanwege het plan bepaald. Hierdoor kan eenvoudig worden bepaald of er sprake is van een ‘in betekenende mate’ afname van de luchtkwaliteit. De resultaten van de NIBM-tool zijn in bijlage 2 bij de toelichting opgenomen. In het (bouw)plan is de bouw van één appartementengebouw met 15 appartementen voorzien. Op basis van de CROW-publicatie Verkeersgeneratie woonen werkgebieden (2007) bedraagt het aantal motorvoertuigbewegingen voor een koopwoning (etage) in een centrum-dorps woonmilieu 6,4 per werkdagetmaal. Voor de 15 appartementen komt dit neer op 96 (15x6,4) verkeersbewegingen per (werkdag)etmaal. Uit de resultaten van de NIBM-tool blijkt dat de te verwachten toename van NO2 en PM10 achtereenvolgens 0,08 en 0,02 microgram per m3 is. Dit is geen overschrijding van de grenswaarde van 1,2 microgram per m3. Dit betekent dat er sprake is van een ‘niet in betekenende mate’ toename van NO2 of PM10 van-
22
122.21.06.02.00.toe - Bestemmingsplan appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011
wege het plan. Een aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit is dan ook niet noodzakelijk. De uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan wordt niet door on-
CONCLUSIE
aanvaardbare nadelige gevolgen voor de luchtkwaliteit belemmerd.
4.6
Externe veiligheid Op 13 juni 2001 is door de regering het vierde Nationale milieubeleidsplan
WET- EN REGELGEVING
(NMP4) vastgesteld. Hierin zet zij haar (nieuwe) externe veiligheidsbeleid uiteen. Dit beleid is gericht op het beheersen van de risico's in de omgeving vanwege het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook op de risico's die samenhangen met het gebruik van luchthavens is het externe veiligheidsbeleid van toepassing. Uitgangspunten van dit beleid zijn: -
het plaatsgebonden risico: het risico op een plaats, bepaald als de kans dat een persoon die onafgebroken op die plaats aanwezig is, overlijdt als gevolg van een ongeval waarbij een gevaarlijke stof is betrokken;
-
het groepsrisico: bepaald als de kans dat een groep van 10, 100 of 1.000 personen overlijdt als gevolg van een ongeval waarbij een gevaarlijke stof is betrokken.
Voor het plaatsgebonden en groepsrisico zijn normen opgesteld. Deze normen zijn uitgangspunt voor het ruimtelijk en milieubeleid. Wat betreft het plaatsgebonden risico wordt (voor 'nieuwe' ruimtelijke ontwikkelingen) een kans van ééns per miljoen jaar (10-6) aanvaardbaar geacht. Op dit moment is deze norm een grenswaarde. Overschrijding van deze grenswaarde is niet toegestaan. Voor het groepsrisico wordt een kans van: -
ééns per honderdduizend jaar (10-5 per jaar) op het overlijden van
-
ééns per tien miljoen jaar (10-7 per jaar) op het overlijden van 100 per-
-
ééns per miljard jaar (10-9 per jaar) op het overlijden van 1.000 perso-
10 personen of meer; sonen of meer; nen of meer bij inrichtingen aanvaardbaar geacht. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over onder andere (spoor)wegen wordt een kans van achtereenvolgens 10-4, 10-6 en 10-8 aanvaardbaar geacht. Deze normen zijn oriënterende waarden. Dit betekent dat een overschrijding van deze normen is toegestaan wanneer de gemeente dit voldoende kan motiveren. Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. De regelgeving zoals die in het Bevi is opgenomen, is gericht op het beperken van de risico's van een ongeval met gevaarlijke stoffen in inrichtingen (bedrijven) voor personen. De grenswaarde voor het plaatsgebonden ri-
122.21.06.02.00.toe - Bestemmingsplan appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011
23
sico en de oriënterende waarde voor het groepsrisico zijn in het Bevi vastgesteld. ONDERZOEK
De provincie Noord-Holland heeft de zogenoemde risicokaart ontwikkeld. Hierop is onder andere informatie over risico's van ongevallen met gevaarlijke stoffen opgenomen. In figuur 6 is het voor het plangebied betreffende fragment van de risicokaart opgenomen. Uit de informatie van de risicokaart blijkt dat ten noorden van het plangebied, aan de Provincialeweg een tankstation met LPG installaties is gevestigd. De risicovolle onderdelen van dit bedrijf zijn het LPG-vulpunt, het LPG- reservoir en de afleveringsinstallatie. Bij deze onderdelen is een risicozone aanwezig van achtereenvolgens 35 m, 25 m en 15 m waarbinnen het plaatsgebonden risico groter is dan de grenswaarde (10-6). De afstand van het plangebied tot het tankstation is ongeveer 600 meter. Ten oosten van het plangebied ligt de N242 tussen Alkmaar en Middenmeer. Deze weg is een transportroute voor gevaarlijke stoffen en heeft een maximale risicocontour van 165 meter. Ten oosten van de N242 ligt een terrein waar een propaangastank aanwezig is. Deze heeft een risicozone van 35 meter. Het plangebied ligt op ongeveer 800 meter van de N242 en het bedrijventerrein. Het plangebied ligt niet binnen risicozones.
Figuur 6. Fragment uit de risicokaart (Bron: Provincie Noord-Holland) CONCLUSIE
In en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen of transportroutes voor gevaarlijke stoffen waardoor in het plangebied sprake is van een overschrijding van de grenswaarde (10-6) voor het plaatsgebonden risico of de oriënterende waarde voor het groepsrisico. Dit betekent dat de uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan niet door risico’s vanwege het gebruik, de opslag of het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt belemmerd.
24
122.21.06.02.00.toe - Bestemmingsplan appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011
4.7
Bodem Op 1 april 2007 is de gewijzigde Woningwet (Ww) in werking getreden. In de
WET- EN REGELGEVING
Ww is bepaald dat door de gemeenteraad in de bouwverordening regels moeten worden opgenomen om het bouwen op verontreinigde bodem te voorkomen. Deze regels hebben onder andere betrekking op het uitvoeren van een (bodem)onderzoek naar de aard en schaal van de verontreiniging van de bodem. Ook is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders een beslissing op een aanvraag om bouwvergunning moet aanhouden als blijkt dat de bodem is verontreinigd of wanneer het vermoeden bestaat dat sprake is van ernstige verontreiniging. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in de toelichting op een bestemmingsplan inzicht moet worden verkregen over de uitvoerbaarheid van het plan. Dit betekent dat er onder andere inzicht moet worden verkregen in de noodzakelijke financiële investering van een (mogelijk noodzakelijke) bodemsanering. Een onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem is een onderdeel van de onderzoeksverplichting van het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad bij de voorbereiding van een bestemmingsplan. Op de kaart van Bodemloket geeft de overheid inzicht in maatregelen die de
ONDERZOEK
afgelopen jaren getroffen zijn om de bodemkwaliteit in kaart te brengen (bodemonderzoek) of te herstellen (bodemsanering). Ook laat de kaart zien waar vroeger (verdachte) activiteiten hebben plaatsgevonden die mogelijk bodemverontreiniging hebben veroorzaakt en waar mogelijk bodemonderzoek moet worden uitgevoerd. In figuur 7 wordt een fragment van de kaart van het bodemloket weergegeven ter plaatse van de percelen aan de Willem de Zwijgerstraat. Het plangebeid is hierin met een rode cirkel aangegeven. Op het fragment van de bodemkaart van het bodemloket is te zien dat in het plangebied geen locaties zijn waar de bodem is gesaneerd, bodemonderzoek is afgerond of nog in procedure is. Ook zijn binnen het plangebied geen historische activiteiten bekend die een negatief effect gehad kunnen hebben op de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem.
122.21.06.02.00.toe - Bestemmingsplan appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011
25
Figuur 7. Fragment uit kaart bodemloket CONCLUSIE
De uitvoerbaarheid van het voorliggend bestemmingsplan wordt niet belemmerd door de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem.
4.8
Bedrijven en milieuhinder 4 . 8 . 1
Algemeen
De handreiking “Bedrijven en milieuzonering”1 van VNG, uit 2009, geeft op systematische wijze informatie over de ruimtelijke relevante milieuaspecten van een scala aan bedrijfsactiviteiten. Het is een handreiking voor overheden om bedrijvigheid verantwoord in te passen in de fysieke omgeving en gevoelige functies nabij bedrijven in te passen. De richtafstand in deze publicatie geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is. De gegeven afstanden zijn in het algemeen richtafstanden en geen harde afstandseisen. In de handreiking “Bedrijven en Milieuzonering” zijn richtafstanden ten opzichte van het omgevingstype “gemengd gebied” opgenomen (in aanvulling op de reeds bestaande richtafstanden ten opzichte van een rustige woonwijk). De richtafstanden, in bijlage 1 van de betreffende publicatie, zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype.
1
Bruinsma R. en C.M. Brunner, Bedijven en milieuzonering, handreiking voor maatwerk in de
gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk, editie 2009, VNG, Den Haag.
26
122.21.06.02.00.toe - Bestemmingsplan appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011
Omgevingstype “rustige woonwijk” is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor. Langs de randen (in de overgang naar mogelijke bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Een vergelijkbaar omgevingstype qua aanvaardbare milieubelasting is een rustig buitengebied (eventueel inclusief verblijfsrecreatie), een stiltegebied of een natuurgebied. Omgevingstype “gemengd gebied” is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen ook andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot een omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten meestal bepalend. De richtafstanden uit bijlage 1 van de handreiking “Bedrijven en Milieuzonering” kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon en leefklimaat, met één afstandstap worden verlaagd indien sprake is van een afstand tussen bedrijvigheid en een omgevingstype “gemengd gebied”, dus bijvoorbeeld van 30 meter naar 10 meter voor categorie 2. Uitgangspunt van onderhavig bouwplan is dat richtafstanden worden aangehouden ten opzichte van gemengd gebied. 4 . 8 . 2
Gemengd gebied
Ten westen van de Willem de Zwijgerstraat komen de Dorpstraat en de Voorburggracht tezamen. De Voorburggracht is een weg die door de gemeente wordt beschouwd als drukke weg met een 30 km/uur-zone. Deze weg is tevens een route voor streekvervoer. De Voorburggracht wordt volgens het Verkeeren Vervoersplan Langedijk 17 juli 2009 een maatwerkweg: een weg met ontsluitende functie, maar met extra aandacht voor veiligheid en leefbaarheid. De planlocatie ligt dus dicht bij deze ontsluitingsweg. Daarnaast is er diverse bedrijvigheid naast woningen in het gebied waaronder: -
Jan Boontjes Makelaardij, Dorpsstraat 612;
-
Aerofit, Willem de Zwijgerstraat 2;
-
Chinees Indisch Restaurant De Pauw, Willem de Zwijgerstraat 14;
-
Esser Bloemen & Planten, Willem de Zwijgerstraat 16;
-
Doornroosje Beheer bv, Dorpsstraat 608, babywinkel;
-
Thomas Lammertse Pianoservice, Dorpsstraat 600;
-
Woningbouwvereniging Langedijk, Dokter de Withstraat 17.
Vanwege de nabijheid van een weg met ontsluitende functie en de combinatie woningen en bedrijvigheid, kan gesproken worden van een gemengd gebied.
122.21.06.02.00.toe - Bestemmingsplan appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011
27
4 . 8 . 3
Bedrijven
Aerofit, Willem de Zwijgerstraat 2 Aan de overzijde van het nieuw te bouwen appartementgebouw is Aerofit gevestigd. De afstand tussen de dichtstbijzijnde gevel van het appartementengebouw en de grens van de bestemming van Aerofit bedraagt 14 meter. In de handreiking “Bedrijven en milieuzonering” is Aerofit te plaatsen in: Bijlage 1: SBI-2008: 931 (oude SBI code 1993 was: 926) ”Sportscholen, gymnastieklokalen”: geur: 0 meter, stof: 0 meter, geluid: 30 meter (C), gevaar: 0 meter, grootste afstand: 30 meter, categorie 2, verkeer 2P, visueel 1. Een eventuele indeling in bijlage 1 onder SBI-2008: 9313, 9604 (oude SBI-1993: 9304) “Fitnesscentra, badhuizen en saunabaden” levert: geur: 10 meter, stof: 0 meter, geluid: 30 meter (C), gevaar: 0 meter, grootste afstand: 30 meter. Uitgaande van het feit dat het plangebied ten opzichte van gemengd gebied ligt, kan de richtafstand voor Aerofit een afstandsstap worden verkleind van 30 meter naar 10 meter. Hiermee wordt voldaan aan de richtwaarde. Chinees Indisch Restaurant De Pauw, Willem de Zwijgerstraat 14 De afstand tussen de dichtstbijzijnde gevel van het appartementengebouw en de grens van de bestemming van het restaurant bedraagt ongeveer 90 meter. In de handreiking “Bedrijven en milieuzonering” is het restaurant te plaatsen in: Bijlage 1: SBI-2008: 561 (oude SBI code 1993 was: 553) ”Restaurants, cafetaria’s, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d.”: geur: 10 meter, stof: 0 meter, geluid: 10 meter (C), gevaar: 10 meter, grootste afstand: 10 meter, categorie 1, verkeer 2P, visueel 1. De afstand tussen de dichtstbijzijnde gevel van het bouwplan en de grens van de bestemming van het restaurant voldoet aan de richtwaarde. Bijlage 4 van de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering (2009)” geeft aan dat voor toelaatbare activiteiten in gemengd gebied de richtafstanden uit bijlage 1 uit dezelfde publicatie niet meer toepasbaar worden geacht. In bijlage 4 is een voorbeeld Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen voor gebieden met functiemenging, die specifiek is gericht op de toelaatbaarheid van milieubelastende activiteiten binnen gebieden met functiemenging. Deze Staat van Bedrijfsactiviteiten bevat geen richtafstanden maar categorieën: A, B en C, die aangeven onder welke omstandigheden activiteiten inpasbaar zijn. In gebieden met functiemenging wordt niet gewerkt met richtafstanden. De toelaatbaarheid van milieubelastende functies in gebieden met functiemenging wordt beoordeeld aan de hand van de volgende drie ruimtelijk relevante milieucategorieën:
28
122.21.06.02.00.toe - Bestemmingsplan appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011
-
Categorie A: activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
-
Categorie B: activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.
-
Categorie C: toelaatbaar indien gesitueerd langs een hoofdweg.
Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden: 1.
Het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid.
2.
Productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats.
3.
De activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig.
4.
Activiteiten uit Categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.
De voorbeeld Staat van Bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is afgeleid van de richtafstandenlijst in bijlage 1 van de publicatie “Bedrijven en milieuzonering”. In onderstaande tabel zijn de categorieën van activiteiten in de buurt van de projectlocatie weergegeven. Tabel. Categorieën in gemengd gebied SBI-code
SBI-code 2008
Omschrijving
Categorie
Betreft
553
561
Restaurants,…
A
Chin. Ind. Restaurant de Pauw, Willem de Zwijgerstraat 14
926
931
Sportscholen, …
B
Aerofit, Willem de Zwijgerstraat 2
9304
9313, 9604
Fitnesscentra,…
B
Aerofit, Willem de Zwijgerstraat 2
De activiteiten in de tabel betreffen categorie A en B, welke volgens de definitie van categorie A en B toelaatbaar zijn in de buurt van woningen en het voorgenomen project. Het project grenst niet fysiek aan deze bedrijvigheid, dus bouwkundige afscheiding is niet van toepassing. Tevens voldoen deze activiteiten aan randvoorwaarden 1 t/m 3 (4 is niet van toepassing). Geconcludeerd kan worden dat het project voldoet aan de handreiking “Bedrijven en milieuzonering 2009” van de VNG. De uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan wordt niet door onaanvaardbare (milieu) hinder van bedrijven en voorzieningen belemmerd. 4 . 8 . 4
Andere woningen rond Aerofit
De activiteiten van Aerofit zullen moeten voldoen aan de (geluids)eisen zoals beschreven in het Activiteitenbesluit en de Ministeriële regeling. Aerofit heeft geen maatwerkvoorschriften opgelegd gekregen door het bevoegd gezag.
122.21.06.02.00.toe - Bestemmingsplan appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011
29
Er is op de planlocatie nauwelijks geluid waarneembaar ten gevolge van maximaal te verwachten muzieklawaai (activiteit spinning) in het pand van Aerofit in de dagperiode (7.00 - 19.00 uur) of avondperiode (19.00 - 23.00 uur). Er is één klacht bekend bij de gemeente bij Aerofit. Deze klacht is circa 3 jaar geleden gemaakt en ongegrond verklaard. Dichtstbijzijnde woningen in de nabijheid van Aerofit: -
Dr. de Witstraat 4 en nr. 19 t/m 37;
-
Willem de Zwijgerstraat 3;
-
Juliana van Stolbergstraat 24;
-
Dorpsstraat 612;
-
Dorpsstraat 610.
4 . 8 . 5
Conclusie
De afstanden tussen planlocatie en bedrijvigheid voldoen aan de richtafstand uit de VNG publicatie “Bedrijven en Milieuzonering”. De uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan wordt niet door onaanvaardbare (milieu)hinder van bedrijven en voorzieningen belemmerd.
30
122.21.06.02.00.toe - Bestemmingsplan appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011
P l a n b e s c h r i j v i n g
Door middel van het voorliggende bestemmingsplan wordt het gebruik van de gronden voor wonen en de bouw van een appartementengebouw aan de Willem de Zwijgerstraat planologisch mogelijk gemaakt. In het (bouw)plan is de sloop van de bestaande bebouwing, een voormalige zaadopslag, en de bouw van een woongebouw met 15 appartementen voorzien. Het appartementencomplex is gebouwd in drie lagen, waarvan de bovenste twee lagen gesitueerd zijn in de mansardekap. Het gebouw is gericht naar de Willem de Zwijgerstraat en de Achterburggracht en wordt ontsloten via een oprit tussen de woningen aan de Willem de Zwijgerstraat 3 en Juliana van Stolbergstraat 13. De appartementen zijn vanaf de achterzijde te bereiken. Aan de noord- en oostkant van het woongebouw worden parkeerplaatsen en bergingen gerealiseerd. In figuur 8 en 9 worden achtereenvolgens een situatieschets van het plangebied en een tekening vanuit vogelvluchtperspectief van het appartementengebouw weergegeven.
Figuur 8. Situatieschets woongebouw (Bron: Rietvink architecten)
122.21.06.02.00.toe - Bestemmingsplan appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011
31
Figuur 9. Vogelvluchtperspectief appartementengebouw “De Zwijger” (Bron: Rietvink Architecten)
Zoals in figuur 9 is te zien, kent het appartementengebouw gevarieerde goothoogten. In het bestemmingsplan wordt een maximale goothoogte van 6 meter aangehouden. Een uitzondering hierop vormt de entree. Hiervoor wordt een goothoogte van 9 meter gehanteerd. Op die plaatsen waar dat gewenst is, wordt in overleg met de welstand een lagere goothoogte toegepast. De
bouwhoogte van het appartementengebouw bedraagt 10 meter.
32
122.21.06.02.00.toe - Bestemmingsplan appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011
J u r i d i s c h e a s p e c t e n
6.1
Inleiding In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn regels voor de bestemmingsplanprocedure opgenomen. De in de Wro en het Bro opgenomen procedure wordt voor het voorliggende bestemmingsplan gevolgd.
6.2
Juridische vormgeving Op grond van artikel 3.1.3 en artikel 3.1.6 van het Bro moet een bestemmingsplan worden vervat in: 1.
een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven;
2.
bestemmingen die bij of krachtens wet kunnen worden voorgeschreven;
3.
regels die bij of krachtens wet kunnen worden voorgeschreven;
4.
voorzover nodig uitwerkings- en wijzigingsregels en afwijkingsmogelijkheden van de bestemmingsregels.
Daarnaast moet een bestemmingsplan samen gaan met een toelichting, waarin de aan het bestemmingsplan ten grondslag liggende gedachten, de uitkomsten van het onderzoek, de uitkomsten van het overleg en het verslag van de inspraak zijn opgenomen. De invoering van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (Bro) heeft op 1 juli 2008 plaatsgevonden. Bij het opstellen van het bestemmingsplan is de nieuwe wet- en regelgeving toegepast. In het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening is een formulering opgenomen ten aanzien van de anti-dubbeltelbepaling en het overgangsrecht. Deze teksten zijn opgenomen in de regels. De nieuwe regelingen hebben als gevolg dat het bestemmingsplan wat betreft de vorm en de inhoud enigszins kan afwijken van de tot nu toe gebruikelijke indeling. De koppeling van de kaart, toelichting en regels (het bestemmingsplan) wordt in de nieuwe systematiek de verbeelding genoemd. De verbeelding is vervat in een GML. De digitale verplichting, het bestemmingsplan vervat in een GML, is
122.21.06.02.00.toe - Bestemmingsplan appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011
33
ingegaan op 1 januari 2010. Vanaf dat moment heeft het digitale plan voorrang op het analoge plan. Voor het digitale bestemmingsplan gelden de RO-standaarden. De RO-standaarden bestaan uit de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP2008), de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten 2008 (STRI2008) en de Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen 2008 (PRBP2008). Het bestemmingsplan is zodanig vormgegeven dat er sprake is van een digitaal uitwisselbaar plan, dat wil zeggen dat: -
aan alle verschillende kaartobjecten IMRO2008-coderingen zijn toegekend;
-
de regels conform de SVBP2008 zijn opgesteld;
-
de digitale kaart is vertaald naar de standaardtechniek van uitwisseling GML;
-
de toelichting en regels in digitale vorm aan de kaart zijn gekoppeld.
Gebruik van de IMRO2008-coderingen zorgt ervoor dat de bestemmingen op de kaart eenduidig worden geclassificeerd en dat, met behulp van een conversieprogramma, de kaart met regels ook door de ontvanger kan worden gelezen. De SVBP2008 is op 1 januari 2010 verplicht gesteld en onderdeel van de ROstandaarden. De SVBP2008 bevat een aantal voorschriften die moeten worden opgevolgd en hebben op deze wijze rechtstreeks gevolg voor de inhoud van de regels van het bestemmingsplan. Voor de regels betekent dit onder meer dat niet meer wordt gesproken van voorschriften, maar van regels. Tevens is er een aantal dwingend voorgeschreven begrippen, die worden neergelegd in het artikel ‘begrippen’. De SVBP2008 schrijft voor op welke wijze er invulling moet worden gegeven aan de ‘wijze van meten’. De artikelgewijze opbouw is dwingend voorgeschreven door de SVBP2008. Dit geldt tevens voor de hoofdgroepen van de bestemmingen, eventuele dubbelbestemmingen en de gebruikte aanduidingen. Bij de vormgeving van de kaart is aangesloten bij het standaardrenvooi zoals dat is opgenomen in de SVBP2008. Het kleurgebruik in de verbeelding is gelijk aan de analoge kaart en gebaseerd op de SVBP2008. Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) met het bijbehorende Besluit omgevingsrecht (Bor) in werking getreden. De invoering van de Wabo en het Bor heeft gevolgen voor het ruimtelijk omgevingsrecht zoals dat nu geldt op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Met de inwerkingtreding van de Wabo is de Wro deels vervallen en opgegaan in de Wabo. In de Wabo en het Bor is de omgevingsvergunning geïntroduceerd en geregeld. In de omgevingsvergunning worden de verschillende toestemmingen voor locatiegebonden activiteiten geïntegreerd. Ook de ontheffingen die in een bestemmingsplan zijn geregeld, zijn na 1 oktober 2010 vervangen door de omge-
34
122.21.06.02.00.toe - Bestemmingsplan appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011
vingsvergunning. Dit geldt ook voor de aanlegvergunning. Het algemene gebruiksverbod dat was opgenomen in artikel 7.10 Wro is vervallen en is vervangen door het algemene gebruiksverbod dat is opgenomen in artikel 2.1 Wabo. Voor een gebruik in strijd met een bestemmingsplan is een omgevingsvergunning vereist. Door de komst van de Wabo en het Bor vervallen een aantal begrippen uit de Wro (onder andere ontheffing en aanlegvergunning); deze begrippen worden ook in de RO-standaard SVBP2008 gebruikt. In september 2010 zijn er werkafspraken met betrekking tot de SVBP2008 gepubliceerd. Het voorliggende plan is aangepast aan de werkafspraak september 2010 SVBP2008. Zo wordt er niet meer gesproken over ontheffingen, maar over afwijkingen. De in het overgangsrecht genoemde bouwvergunning is vervangen door een omgevingsvergunning voor het bouwen.
6.3
Bestemmingsbeschrijving De hoofdfunctie van de bestemming ‘Wonen – Appartementengebouw’ is het
WONEN – APPARTEMENTEN-
wonen. Het aantal woningen is door middel van een aanduiding op de ver-
GEBOUW
beelding weergegeven. Ook de maatvoering is door middel van een aanduiding op de verbeelding opgenomen. Gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Bijgebouwen mogen worden gebouwd binnen een bouwvlak en op de gronden aangeduid als “bijgebouwen”. Bijgebouwen mogen een bouwhoogte van 3,5 m hebben en worden gebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 105 m².
122.21.06.02.00.toe - Bestemmingsplan appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011
35
36
122.21.06.02.00.toe - Bestemmingsplan appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011
E c o n o m i s c h e u i t v o e r b a a r h e i d
Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld naar aanleiding van het verzoek medewerking te verlenen aan de bouw van een appartementengebouw aan de Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude. De noodzakelijke kosten voor het plan voor de bouw van het appartementengebouw en het voorliggende bestemmingsplan met inbegrip van de noodzakelijke onderzoeken zullen door de verzoeker worden gedragen. Hiervoor is tussen de gemeente Langedijk en de verzoeker van het voorliggende bestemmingsplan een anterieure overeenkomst gesloten. De anterieure overeenkomst moet zijn gesloten voor de vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan. Op grond van artikel 6.12, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) moet de gemeenteraad bij het vaststellen van een (bouw)plan op grond van artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) een zogenoemd exploitatieplan vaststellen. Het plan voor de bouw van een appartementengebouw is een bouwplan op grond van artikel 6.2.1. van het Bro. Wanneer echter sprake is van het sluiten van een anterieure overeenkomst, zijn de exploitatiekosten anderszins verzekerd. Een exploitatieplan op grond van artikel 6.12, lid 1 van de Wro is dan ook niet noodzakelijk. De gemeenteraad neemt hierover een beslissing. Door de herziening van het voor de betreffende gronden geldende bestemmingsplan is er de kans dat door eigenaren van gronden in de directe omgeving van het plangebied bij de gemeente op grond van artikel 6.1 van de Wro een verzoek tot tegemoetkoming in de planschade wordt ingediend. De mogelijke kosten die samenhangen met deze tegemoetkoming in de planschade zullen door de verzoeker worden gedragen. Hiervoor is tussen de gemeente Langedijk en de verzoeker een planschadeovereenkomst gesloten. Op basis van deze overwegingen mag het voorliggende bestemmingsplan economisch uitvoerbaar worden geacht. Dit betekent dat de uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan niet door onvoldoende economische uitvoerbaarheid wordt belemmerd.
122.21.06.02.00.toe - Bestemmingsplan appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011
37
38
122.21.06.02.00.toe - Bestemmingsplan appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011
O v e r l e g
e n
i n s p r a a k
8.1
Overleg In concept van het voorliggende bestemmingsplan is voor een wateradvies in het kader van de watertoets opgestuurd naar het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Het Hoogheemraadschap heeft in haar reactie (d.d. 20 juni 2011) een wateradvies gegeven en daarbij aangegeven dat dit tevens kan worden beschouwd als overlegreactie in het kader van artikel 3.1.1. Bro. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Het Hoogheemraadschap stelt dat het plangebied zich bevindt in het poldergebied Noord-Scharwoude en in peilgebied 03802-01 waarin een vast peil wordt gevoerd van -1,45 m NAP. Omdat de verhardingshoeveelheid in het gebied niet toeneemt, zijn er geen compenserende maatregelen noodzakelijk om eventuele versnelde afvoer van hemelwater te compenseren. Het nieuwe plan wordt gerealiseerd op een locatie waar (waarschijnlijk) aangesloten moet worden op een gemengd rioleringsstelsel. Het Hoogheemraadschap adviseert met het oog op duurzaam bouwen, om de hemel- en afvalwaterstroom gescheiden aan te leggen en het hemelwater rechtstreeks op de nabijgelegen waterloop te lozen. In dat kader adviseert het Hoogheemraadschap tevens het gebruik van uitloogbare materialen tot een minimum te beperken zodat er als gevolg van deze lozing geen waterkwaliteitsproblemen ontstaan. Tot slot wijst het Hoogheemraadschap erop dat voor eventuele aanpassing van de oeverlijn van de naastgelegen waterloop (bijv. aanleg van beschoeiing) een watervergunning of melding bij het hoogheemraadschap noodzakelijk is. Reactie gemeente Naar aanleiding van de overlegreactie van het Hoogheemraadschap is de toelichting van het bestemmingsplan (paragraaf 4.1) aangepast. VROM-inspectie De VROM-inspectie per brief d.d. 14 juni 2010, kenmerk 2010016274-MV-NW, geadviseerd af te zien van vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro, wanneer geen nationaal belang aan de orde is. Binnen voorliggend bestemmingsplan, waarin de bouw van een appartementencomplex mogelijk wordt gemaakt in bestaand
122.21.06.02.00.toe - Bestemmingsplan appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011
39
bebouwd gebied, zijn geen nationale belangen aan de orde. Met het oog daarop is voorliggend bestemmingsplan niet voorgelegd aan de VROM-inspectie. Provincie Noord-Holland Gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland heeft op 19 oktober 2010 besloten (besluit nr. 2010-48396) bij welke plannen de provincie geïnformeerd wil worden in het kader van vooroverleg ex. artikel 3.1.1 Bro. Voorliggend plan behoort niet tot deze plannen, het bestemmingsplan is om die reden niet voorgelegd aan de provincie Noord-Holland.
8.2
Inspraak Het voorliggende bestemmingsplan is een herziening van het geldende bestemmingsplan Uitbreidingsplan in onderdelen Noord- en Zuid-Scharwoude, uit 1960. De herziening is beperkt tot ondergeschikte wijzigingen van het geldende bestemmingsplan. Op basis hiervan is de keuze gemaakt om geen mogelijkheid te bieden voor inspraak op het voorontwerp van het voorliggende bestemmingsplan. Op grond van de Wro is het bieden van de mogelijkheid voor inspraak op bestemmingsplannen ook niet verplicht. Ook op grond van de gemeentelijke inspraakverordening is het bieden van de mogelijkheid tot inspraak bij ondergeschikte wijzigingen van bestemmingsplannen niet verplicht. Vanzelfsprekend wordt iedereen op grond van artikel 3.8 Wro de mogelijkheid geboden zienswijzen op het ontwerp van het voorliggende bestemmingsplan in te dienen.
40
122.21.06.02.00.toe - Bestemmingsplan appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011
B i j l a g e n
B i j l a g e
1 :
A r c h e o l o g i s c h
o n d e r z o e k
Noord-Scharwoude, Willem de Zwijgerstraat Gem. Langedijk (NH.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek Steekproefrapport 2011-05/12
Noord-Scharwoude, Willem de Zwijgerstraat Gem. Langedijk (NH.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek Een onderzoek in opdracht van Henselmans Ontwikkeling bv Steekproefrapport 2011-05/12 ISSN 1871-269X auteur: drs. R. Exaltus, senior archeoloog autorisatie: dr. J. Jelsma, senior archeoloog
De Steekproef werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie 3.2 Foto’s en tekeningen zijn gemaakt door de Steekproef bv, tenzij anders vermeld. © De Steekproef bv, Zuidhorn, juni 2011 Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt zonder bronvermelding. De Steekproef bv aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek. De Steekproef bv Archeologisch Onderzoeks- en Adviesbureau Hogeweg 3 9801 TG Zuidhorn & Laan van Chartroise 174 3552 EZ Utrecht telefoon fax internet e-mail kvk
050 - 5779784 050 - 5779786 www.desteekproef.nl
[email protected] 02067214
Inhoud Samenvatting 1. Inleiding
1
1.1 Aanleiding en doel
1
1.2 Locatie en administratieve gegevens
2
2. Bureauonderzoek
3
2.1 Bronnen
3
2.2 Resultaten bureauonderzoek
4
2.3 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel
8
3. Veldonderzoek
9
3.1 Aanpak
9
3.2 Bodem, reliëf en archeologie
10
4. Conclusies en advies Appendix I: Archeologische periodes Appendix II: Bekende archeologische waarden
12
Samenvatting In opdracht van Henselmans Ontwikkeling bv is door De Steekproef bv een terrein onderzocht aan de Willem de Zwijgerstraat te Noord-Scharwoude. Het onderzoek was gericht op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Aanleiding tot het onderzoek is de voorgenomen sloop van de huidige bebouwing en vervanging hiervan door 15 appartementen en 26 parkeerplaatsen. Het plangebied is nu nog bebouwd met een pakhuis en in gebruik als parkeerplaats en plantsoen. Het onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek en een veldonderzoek door middel van boringen. Uit de resultaten van het booronderzoek blijkt dat de bodem uit een opeenvolging van onder steeds rustiger omstandigheden gevormde afzettingen bestaat. Oorspronkelijk is zand afgezet dat naar boven toe steeds vaker kleilaagjes bevat. Vervolgens is klei afgezet dat na verloop van tijd venig werd ten gevolge van plantengroei. Behalve in de aan de randen van het plangebied gezette boringen 1 en 2 is de klei en de venige klei overal in het plangebied verloren gegaan. Dit betekent dat op de centrale delen van het plangebied tenminste de bovenste halve meter van de oorspronkelijke bodemopbouw is verdwenen. Eventele archeologische sporen uit de middeleeuwen en de nieuwe tijd die hierin aanwezig kunnen zijn geweest, zullen hierdoor eveneens (vrijwel) volledig verloren zijn gegaan. Overigens zijn in geen van de boringen archeologische indicatoren aangetroffen. Hoewel ten tijde van het veldonderzoek niet onder gebouwen kon worden geboord, ligt het voor de hand dat de bodemverstoring hier zeker niet geringer zal zijn. Het uitgevoerde onderzoek geeft derhalve geen aanleiding tot het adviseren van beschermende en/of beperkende maatregelen of archeologisch vervolgonderzoek.
Figuur 1.
Noord-Scharwoude, Willem de Zwijgerstraat. Het plangebied ligt ter plaatse van de rode stip (Bron: ANWB, 2005.Topografische Atlas Nederland 1:50000. ANWB bv, Den Haag.)
1. Inleiding 1.1 Aanleiding en doel In opdracht van Henselmans Ontwikkeling bv, vertegenwoordigd door mevrouw M. Rijkenberg, is door De Steekproef bv een terrein onderzocht aan de Willem de Zwijgerstraat te Noord-Scharwoude (Figuur 1). Het onderzoek was gericht op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Aanleiding tot het onderzoek is de voorgenomen sloop van de huidige bebouwing en vervanging hiervan door 15 appartementen en 26 parkeerplaatsen. Het plangebied is nu nog bebouwd met een pakhuis en in gebruik als parkeerplaats en plantsoen (Figuur 2). Het onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek en een veldonderzoek door middel van boringen. Het doel van het bureauonderzoek is het opstellen van een archeologisch verwachtingsmodel van het gebied aan de hand van beschikbare fysisch geografische, archeologische en historisch geografische informatie. Tijdens het veldonderzoek is dit verwachtingsmodel getoetst. Het doel van het karterend veldonderzoek is het vaststellen van de mate van gaafheid van het bodemprofiel en de aanwezigheid hierin van archeologische waarden. Hierbij wordt gekeken naar de bodemopbouw en de mate waarin deze intact is en naar het voorkomen van archeologische indicatoren, zoals bewerkt en verbrand vuursteen, aardewerk, bouwmateriaal, bot en houtskool.
Figuur 2.
Noord-Scharwoude, Willem de Zwijgerstraat. Het plangebied gezien vanaf de Willem de Zwijgerstraat.
1
1.2 Locatie en administratieve gegevens Het plangebied ligt op de hoek van de Willem de Zwijgerstraat en de Juliana van Stolbergstraat te Noord-Scharwoude, ten noorden van de N504 en is 0,4 hectare groot. De hoogte van het onderzoeksgebied ligt rond 0,3 m boven NAP. Het plangebied was ten tijde van het onderzoek bebouwd met een pakhuis, in gebruik als oprit/parkeerterrein, als plantsoen en verhard met beton. Tabel 1.
Noord-Scharwoude, Willem de Zwijgerstraat. Administratieve gegevens van het onderzoeksgebied.
Provincie
Noord-Holland
Gemeente
Langedijk
Plaats
Noord-Scharwoude
Toponiem
Willem de Zwijgerstraat
Coördinaten hoekpunten
116,117/524,175; 116,141/524,170; 116,114/524,126; 116,160/524,143
Bevoegd gezag
Gemeente Langedijk
Opdrachtgever
Henselmans Ontwikkeling bv
ARCHIS CIS-code
46981
ISSNnr.
1871 - 269X
Steekproef projectcode
2011-05/12
Geomorfologische context
Vlakte van getij-afzettingen
NAP hoogte maaiveld
Rond 0,3 m NAP
maximale diepte onderzoek
3,0 m min maaiveld
Uitvoering van het veldwerk
03-06-11
Beheer en plaats documentatie
De Steekproef bv / Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) .
2
2. Bureauonderzoek 2.1 Bronnen Voor het bureauonderzoek is gebruik gemaakt van de volgende bronnen (Tabel 2). Tabel 2:
Noord-Scharwoude, Willem de Zwijgerstraat. Geraadpleegde literatuur, bronnen en kaarten.
ANWB, 2005. Topografische Atlas Noord-Holland 1:50.000. ANWB bv, Den Haag. Centraal Archeologisch Archief (CAA) en Centraal Monumenten Archief (CMA) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) [ARCHIS]. Indicatieve Kaart Archeologisch Waarden (IKAW) Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA) versie 3.2. College voor de Archeologische Kwaliteit (www.sikb.nl). De Mulder, E.F.J. & J.H.A. Bosch. 1982. Holocene Stratigraphy, Radiocarbon Datings and Paleogeography of Central and Northern North-Holland (The Netherlands). Mededelingen Rijks Geologische Dienst 36:3, 111160. De Mulder, E.F.J., M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhoff & T.E. Wong. 2003. De Ondergrond van Nederland. Wolters-Noordhoff, Groningen/Houten. Gemeente Langedijk. Archeologische Beleidsadvieskaart 12 Provinciën 2006/2007. Atlas van Topografische Kaarten. Nederland 1955-1965. Uitgeverij 12 Provinciën, Landsmeer. 12 Provinciën. 2005. Luchtfoto-Atlas Noord-Holland 1:14 000. Uitgeverij 12 Provinciën, Landsmeer. Provincie Noord-Holland. Cultuurhistorische waardenkaart (http://geo.noord-holland.nl/chw). Stichting voor Bodemkartering, 1990. Bodemkaart van Nederland 1:50000. Toelichting bij Kaartblad 19 west StiBoKa, Wageningen. Stichting voor Bodemkartering, 1981. Geomorfologische Kaart van Nederland 1:50000. Kaartblad 19 west. StiBoKa, Wageningen. Uitgeverij Nieuwland, 2006. Grote Historische Topografische Atlas ±11894-1933. Noord-Holland 1 : 25 000. Uitgeverij Nieuwland, Tilburg. Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, 1992. Grote Historische Provincie Atlas 1:25 000. Noord-Holland 18491859. Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, Groningen. www.watwaswaar.nl
3
2.2 Resultaten bureauonderzoek In de periode na de ijstijden (het Holoceen) smolten de ijskappen en raakte het Noordzeebekken gevuld met water. Vanaf het moment van binnendringen van de zee in West-Nederland begon een natuurlijk proces van ophoging van de bodem door de afzetting van zeezand en zeeklei alsmede door veengroei. Veengroei vond plaats onder invloed van de stijgende grondwaterspiegel. De processen van sedimentatie van zand en klei en veengroei hielden vanaf 6000 voor Chr. min of meer gelijke tred met de doorgaande relatieve zeespiegelstijging. Langs de Noordzeekust ontstonden door golfwerking en zeestromingen strandwallen die zijn opgebouwd uit zand uit het Noordzeebekken. Door de stijging van de zeespiegel schoof de kustlijn en de daarbij behorende strandwallen steeds verder naar het oosten op. Rond 4000 voor Chr. veranderde dit en werd de West-Nederlandse kust, ondanks de doorgaande relatieve zeespiegelstijging, een aanwaskust. Vanaf die tijd vormden zich jongere strandwallen aan de zeezijde van oudere strandwallen. De zone met strandwallen is plaatselijk acht kilometer breed geworden. Het proces van aangroei van de kust door verbreding van de zone met strandwallen is doorgegaan tot circa 900 AD. Rond die tijd begon een periode met kustafslag, die tot op de huidige dag voortduurt. Op de strandwallen zijn duinen ontstaan. Achter de strandwallen lag een lagune waarin zand en klei werd afgezet en waarin veen kon groeien. De zee had toegang tot de lagune door een aantal zeegaten in de strandwallenkust, waaronder het zeegat van Bergen. Vanuit deze zeegaten is klei afgezet (de Beemsterafzettingen). Noord-Scharwoude ligt in het oostelijke deel van het zeegat van Bergen dat pas rond het begin van de jaartelling gesloten is. Het plangebied ligt geomorfologisch gezien dan ook op een vlakte van getij-afzettingen. De bodems bestaan hier overwegend uit kalkarme poldervaaggronden die zijn gevormd in zware zavel en klei. Dit zijn jonge bodems met beginnende bodemvorming. Ter plaatse van de oude bewonings-as waarin ook het plangebied ligt, geeft de bodemkaart tuineerdgronden aan (classificatie bodemkaart EK79 met grondwatertrap VII: gemiddeld hoogste grondwaterstand dieper 80 cm beneden maaiveld en gemiddeld laagste grondwaterstand meer dan 160 cm beneden het maaiveld). Dit zijn bodems die onder invloed van eeuwenlang intensief gebruik als (moes)tuin een dik humeus bovendek hebben gekregen. In het plangebied liggen geen bekende archeologische vindplaatsen. Het Centraal Monumenten Archief (CMA) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) geeft in de omgeving van het plangebied de ligging aan van één monument en van één archeologische waarneming. Op de Archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Langedijk ligt het plangebied in een zone waarin archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij ontwikkelingen die een 4
groter oppervlak beslaan dan vijftig vierkante meter en die dieper reiken dan veertig centimeter beneden het maaiveld. De voorgenomen ontwikkeling overtreft deze grootte en diepte. Het monument (14792) betreft de historische kern van NoordScharwoude. Deze vormt een lange smalle, min of meer noord-zuid gerichte bewonings-as. De waarneming 412355 betreft een tijdens door het ADC verricht booronderzoek aangetroffen ophogingspakket uit de middeleeuwen. Bovenstaande gegevens wijken niet af van die op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Holland.
Figuur 3.
Noord-Scharwoude, Willem de Zwijgerstraat. Het plangebied gezien vanaf de Juliana van Stolbergstraat.
5
In Figuur 4 zijn uitsneden afgebeeld van topografische kaarten uit 1857 en 1907 (verkend in 1885). De gegevens op deze beide kaarten komen overeen met die op de kadastrale kaart uit de periode 1811-1832. Duidelijk is te zien dat Oudkarspel, Noord-Scharwoude en Zuid-Scharwoude één lange, min of meer noord-zuid gerichte bewonigs-as vormde die uit bewoning bestond aan weerszijden van een weg. Ten westen van deze bewoningsas lag de Voorburggracht en ten oosten hiervan lag de Achterburggracht. Het aangrenzende land was vanaf deze bewoningsas opgedeeld in talrijke kleine kavels die overwegend in gebruik waren voor de tuinbouw. Nadere beschouwing van deze kaart-uitsneden laat zien dat het plangebied net ten oosten van de Achterburggracht aan het uiteinde van enkele west–oost gerichte landbouwkavels lag. In het plangebied, of in de directe nabijheid hiervan, was tot in het begin van de twintigste eeuw geen bebouwing aanwezig.
6
Figuur 4.
Noord-Scharwoude, Willem de Zwijgerstraat. Uitsneden uit de topografische kaarten van 1857 (boven) en 1907 (onder).
7
2.3 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel Op basis van het bureauonderzoek is het volgende archeologische verwachtingsmodel geformuleerd: Het plangebied grenst aan de historische kern van Noord-Scharwoude maar is tot in de twintigste eeuw in gebruik gebleven voor de landbouw. Omdat op historische kaarten geen bebouwing wordt aangeven in of nabij het plangebied is de verwachting voor archeologische resten daterend vanaf de middeleeuwen hooguit middelhoog. Archeologische sporen in het plangebied zullen bestaan uit resten van opgevulde sloten en de resten van eventuele schuren of huisplaatsen die van vóór de negentiende eeuw stammen. Doordat het plangebied voorafgaande aan de middeleeuwen deel uitmaakte van het getijdegebied achter het zeegat van Bergen, hoeven uit perioden voorafgaande aan de middeleeuwen geen archeologische resten verwacht te worden. Archeologische indicatoren uit de middeleeuwen kunnen bestaan uit bewerkt en verbrand bot, voorwerpen van aardewerk en metaal (zoals weefgewichten, spinklosjes, metalen sieraden of munten), resten van metaalbewerking, dakpannen of ander bouwmateriaal. Mogelijke grondsporen uit de middeleeuwen kunnen bestaan uit paalgaten van huizen of spiekers, afvalkuilen, waterputten of greppels. Door de bebouwing in het plangebied in de twintigste eeuw zal, tenminste plaatselijk, aanzienlijke bodemverstoring zijn opgetreden.
8
3. Veldonderzoek 3.1 Aanpak Rekening houdend met in het plangebied aanwezige bebouwing is zoveel mogelijk getracht om in een gelijkmatig boornetwerk te werken. Uiteindelijk zijn op het 0,4 hectare grote plangebied negen boringen gezet. Hiermee komt de boordichtheid gemiddeld op 22 boringen per hectare. Deze boordichtheid volstaat ruimschoots om inzicht te verkrijgen in de mate van bodemverstoring en de kans op de aanwezigheid van intacte archeologische resten. Tevens voldoet deze boordichtheid volgens de Leidraad inventariserend veldonderzoek; Deel: karterend booronderzoek (SIKB, 2006), als zoekoptie om door archeologische lagen gekenmerkte vindplaatsen vanaf de steentijd op te sporen (zoekoptie B1). Alle boringen zijn doorgezet tot een diepte van drie meter beneden het maaiveld. Van alle boorpunten is de NAPhoogte bepaald. De ligging van de boorpunten is afgebeeld op Figuur 5. De boringen zijn weergeven in de boorprofielen in de Figuur 6.
Figuur 5.
Noord-Scharwoude, Willem de Zwijgerstraat. Boorpuntenkaart. Het plangebied ligt binnen de stippellijn; de genummerde punten geven de uitgevoerde boringen weer. (Bron: Schetsvoorstel 15 appartementen. Rietvink Architecten bna | Henselmans Ontwikkeling bv)
9
3.2 Bodem, reliëf en archeologie Op 3 juni 2011 zijn door De Steekproef negen boringen gezet in het plangebied. Deze boringen zijn, rekening houdend met de aanwezige gebouwen en terreinverhardingen, zo gelijkmatig mogelijk over het plangebied verdeeld (zie Figuur 5). Alle boringen zijn doorgezet tot een diepte van drie meter beneden het maaiveld. De hoogte van het maaiveld ligt rond 0,3 meter boven NAP. De resultaten van het booronderzoek zijn afgebeeld in Figuur 6. Bovenin de onder bestrating gezette boringen 5, 6 en 7 is een enkele decimeters dik pakket bestratingszand aangetroffen. Direct hieronder, en bovenin alle overige boringen, bevond zich een dik pakket met kleibrokken vermengd zand. Onder dit pakket opgebracht en/of vergraven materiaal is in de boringen 1 en 7 matig slappe, ongeoxideerde klei waargenomen. Rond een diepte van een meter beneden NAP is deze klei matig venig. Ter plaatse van boorpunt 1 is het kleipakket bijna een meter dik. De klei is hier sterk zandig, ongeoxideerd, matig slap en wordt onderbroken door talrijke zandlaagjes. Onder de klei is in de boringen 1 en 7 een pakket zwak schelphoudend zand gevonden dat bovenin kleilaagjes bevat. Dergelijk zand (met bovenin kleilaagjes) is in alle overige boringen direct onder het pakket met kleibrokken vermengd zand aangetroffen. De bodemopbouw ter plaatse van de langs de randen van het plangebied gezette boringen 1 en 7 lijkt nog het meest intact te zijn. Hier bestaat de bodemopbouw uit afzettingen die naar boven toe getuigen van een steeds rustiger wordend afzettingsmilieu. Eerst is zand afgezet. Vervolgens werd de afzetting van zand onderbroken door de afzetting van kleilaagjes. Daarna werd klei afgezet en na verloop van tijd werd het afzettingsmilieu zelfs zo rustig dat plantengroei kon plaatsvinen en er venige klei ontstond. In de rond het pakhuis gezette boringen 4, 5, 6, 8 en 9 lijkt de oorspronkelijke bodemopbouw het diepst te zijn aangetast. Hier loopt het pakket met kleibrokken vermengd zand door tot een diepte van ongeveer 1,25 m beneden NAP. Vergelijking met de bodemopbouw in de boorpunten 1 en 7 maakt duidelijk dat de bodemopbouw hier tenminste tot een halve meter onder het oorspronkelijke maaiveld verstoord is. De natuurlijke afzettingen die in het plangebied zijn aangetroffen, vertonen geen enkele spoor van bodemvorming. Archeologische indicatoren ontbreken eveneens volledig. Om deze reden heeft geen vindplaatsbeoordeling plaatsgevonden aan de hand van de waarderingstabel uit de KNA 3.2 (VS06).
10
Figuur 6.
Noord-Scharwoude, Willem de Zwijgerstraat. Weergave van de resultaten van het booronderzoek in de vorm van boorprofielen.
11
4. Conclusies en Advies Volgens het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel geldt voor het plangebied een middelhoge archeologische verwachting voor resten uit de middeleeuwen en de nieuwe tijd en een lage verwachting voor resten uit alle overige perioden. Om deze verwachting te toetsen zijn in het plangebied negen boringen gezet tot een diepte van drie meter beneden het maaiveld. Uit de resultaten van het booronderzoek blijkt dat de bodem uit een opeenvolging van onder steeds rustiger afzettingsomstandigheden gevormde afzettingen bestaat. Oorspronkelijk is zand afgezet dat naar boven toe steeds vaker kleilaagjes bevat. Vervolgens is klei afgezet dat na verloop van tijd venig werd ten gevolge van plantengroei. Behalve in de aan de randen van het plangebied gezette boringen 1 en 2 is de klei en de venige klei overal in het plangebied verloren gegaan. Dit betekent dat op de centrale delen van het plangebied tenminste de bovenste halve meter van de oorspronkelijke bodemopbouw is verdwenen. Eventele archeologische sporen uit de middeleeuwen en de nieuwe tijd die hierin aanwezig kunnen zijn geweest, zullen hierdoor eveneens (vrijwel) volledig verloren zijn gegaan. Overigens zijn in geen van de boringen archeologische indicatoren aangetroffen. Hoewel ten tijde van het veldonderzoek niet onder gebouwen kon worden geboord, ligt het voor de hand dat de bodemverstoring hier zeker niet geringer zal zijn. Gezien de verstoring van de bodem en het ontbreken van archeologische indicatoren, geven de resultaten van het onderzoek geen aanleiding tot het adviseren van beschermende en/of beperkende maatregelen of archeologisch vervolgonderzoek. Wij wijzen er verder op dat in alle gevallen geldt dat indien archeologische materialen en/of sporen aangetroffen worden, deze gemeld dienen te worden bij de gemeente Langedijk conform Monumentenwet 1988, laatste wijziging van 1 september 2007, paragraaf 7, artikel 53 en verder.
12
Appendix I Noord-Scharwoude, Willem de Zwijgerstraat Archeologische periodes
paleolithicum: paleolithicum vroeg: paleolithicum midden: paleolithicum laat: paleolithicum laat A: paleolithicum laat B: mesolithicum: mesolithicum vroeg: mesolithicum midden: mesolithicum laat: neolithicum: neolithicum vroeg: neolithicum vroeg A: neolithicum vroeg B: neolithicum midden: neolithicum midden A: neolithicum midden B: neolithicum laat: neolithicum laat A: neolithicum laat B: bronstijd: bronstijd vroeg: bronstijd midden: bronstijd midden A: bronstijd midden B: bronstijd laat:
ijzertijd: tot 8.800 vC ijzertijd vroeg: tot 300.000 BP ijzertijd midden: 300.000 - 35.000 BP ijzertijd laat: 35.000 BP - 8.800 vC 35.000 - 18.000 BP 18.000 BP - 8.800 vC Romeinse tijd: Romeinse tijd vroeg: Romeinse tijd vroeg A: 8.800 - 4.900 vC Romeinse tijd vroeg B: 8.800 - 7.100 vC Romeinse tijd midden: 7.100 - 6.450 vC Romeinse tijd midden A: 6.450 - 4.900 vC Romeinse tijd midden B: Romeinse tijd laat: 5.300 - 2.000 vC Romeinse tijd laat A: 5.300 - 4.200 vC Romeinse tijd laat B: 5.300 - 4.900 vC 4.900 - 4.200 vC middeleeuwen: 4.200 - 2.850 vC middeleeuwen vroeg: 4.200 - 3.400 vC middeleeuwen vroeg A: 3.400 - 2.850 vC middeleeuwen vroeg B: 2.850 - 2.000 vC middeleeuwen vroeg C: 2.850 - 2.450 vC middeleeuwen vroeg D: 2.450 - 2.000 vC middeleeuwen laat: middeleeuwen laat A: 2.000 - 800 vC middeleeuwen laat B: 2.000 - 1.800 vC 1.800 - 1.100 vC nieuwe tijd: 1.800 - 1.500 vC nieuwe tijd A: 1.500 - 1.100 vC nieuwe tijd B: 1.100 - 800 vC nieuwe tijd C:
800 - 12 vC 800 - 500 vC 500 - 250 vC 250 - 12 vC 12 vC - 450 nC 12 vC - 70 nC 12 vC - 25 nC 25 - 70 nC 70 - 270 nC 70 - 150 nC 150 - 270 nC 270 - 450 nC 270 - 350 nC 350 - 450 nC 450 - 1.500 nC 450 - 1.050 nC 450 - 525 nC 525 - 725 nC 725 - 900 nC 900 - 1.050 nC 1.050 - 1.500 nC 1.050 - 1.250 nC 1.250 - 1.500 nC 1.500 - heden 1.500 - 1.650 nC 1.650 - 1.850 nC 1.850 – heden
B i j l a g e
2 :
N I B M - t o o l
Worst-case berekening voor de bijdrage van het extra verkeer als gevolg van een plan op de luchtkwaliteit Extra verkeer als gevolg van het plan Extra voertuigbewegingen (weekdaggemiddelde)
96
Aandeel vrachtverkeer
0,0%
NO2 in μg/m
3
0,08
PM10 in μg/m
3
0,02
Maximale bijdrage extra verkeer 3
Grens voor "Niet In Betekenende Mate" in μg/m Conclusie De bijdrage van het extra verkeer is niet in betekenende mate; geen nader onderzoek nodig
1,2
R e g e l s
122.21.06.01.02.rgl
I n h o u d s o p g a v e Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1
Begrippen
3
Artikel 2
Wijze van meten
6
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 3
Wonen – Appartementengebouw
11
Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 4
Anti–dubbeltelregel
17
Artikel 5
Algemene gebruiksregels
18
Artikel 6
Algemene afwijkingsregels
19
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 7
Overgangsrecht
23
Artikel 8
Slotregel
24
Bijlage
122.21.06.01.02.rgl
H o o f d s t u k I n l e i d e n d e
122.21.06.01.02.rgl
1 r e g e l s
122.21.06.01.02.rgl
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder: 1.
plan: het bestemmingsplan Appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude van de gemeente Langedijk;
2.
bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0416.BPNZSUO1960herz001-vo01 met bijbehorende regels en bijlage;
3.
aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
4.
aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
5.
aan huis verbonden beroepen of bedrijven: het uitoefenen van een vrij en zelfstandig beroep, of het beroepsmatig verlenen van diensten, op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
6.
bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
7.
bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak;
8.
bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
9.
bijgebouw: een op zichzelf staand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en door ligging, constructie en/of afmetingen daaraan ondergeschikt is;
122.21.06.01.02.rgl - Bestemmingsplan Appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011 Artikel 1 Begrippen
3
10.
bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
11.
bouwgrens: de grens van een bouwvlak;
12.
bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
13.
bouwperceelgrens: de grens van een bouwperceel;
14.
bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
15.
bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
16.
gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
17.
hoofdgebouw: een gebouw, dat op een bouwperceel in architectonisch opzicht dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
18.
kampeermiddel: -
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
-
enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,
één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf; 19.
maatvoeringsvlak: een als zodanig aangegeven geometrisch bepaald vlak ter plaatse van de aanduiding “maatvoeringsvlak” ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak met het oog op een verschil in maatvoering;
4
122.21.06.01.02.rgl - Bestemmingsplan Appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011 Artikel 1 Begrippen
20.
overkapping: een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven;
21.
peil: 1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: -
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: -
de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
22.
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
23.
woning: een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
24.
woongebouw: een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
122.21.06.01.02.rgl - Bestemmingsplan Appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011 Artikel 1 Begrippen
5
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: a.
de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
b.
de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
c.
de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
d.
de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
e.
de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
f.
de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel: vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken, wordt buiten beschouwing gelaten: a.
galerijen, balkons en luifels, mits de afwijking van de plaatsingseisen niet meer dan 2 m bedraagt;
b.
(brand)trappen en trappenhuizen.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als goot- en dakoverstekken, plinten, pilasters, kozijnen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten buiten beschouwing gelaten, mits de afwijking van de plaatsingseisen niet meer dan 1 m bedraagt. Overschrijdingen van niet meer
6
122.21.06.01.02.rgl - Bestemmingsplan Appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011 Artikel 2 Wijze van meten
dan 1 m worden niet meegerekend bij de bepaling van de oppervlakte van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2 sub e van dit plan. Bij de toepassing van het bepalen van de goothoogte van bouwwerken als bedoeld in artikel 2 onder b worden bouwdelen als dakkapellen en dakopbouwen niet meegerekend.
122.21.06.01.02.rgl - Bestemmingsplan Appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011 Artikel 2 Wijze van meten
7
8
122.21.06.01.02.rgl - Bestemmingsplan Appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011 Artikel 2 Wijze van meten
H o o f d s t u k
2
B e s t e m m i n g s r e g e l s
122.21.06.01.02.rgl
122.21.06.01.02.rgl
Artikel 3 Wonen – Appartementengebouw
3.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – Appartementengebouw’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
wonen, uitsluitend in de vorm van appartementen, al dan niet in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven,
met de daarbij behorende: b.
groenvoorzieningen;
c.
speelvoorzieningen;
d.
openbare nutsvoorzieningen;
e.
verkeer- en verblijfsvoorzieningen;
f.
water.
Ten aanzien van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven gelden de volgende regels: a.
een woning als onderdeel van een hoofdgebouw op gronden als bedoeld in lid 3.2 sub a mag worden gebruikt voor aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven, mits: 1. de gezamenlijke vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²; 2. het aan huis verbonden beroepen of bedrijven betreft die; -
niet vergunningplichtig is op grond van de Wet milieubeheer;
-
valt binnen de van deze regels deel uitmakende bijlage ‘Staat van Bedrijven’ milieucategorie 1, dan wel daarmee is gelijk te stellen voor wat betreft de milieugevolgen voor de omgeving;
3. het geen detailhandel of horeca betreft; 4. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de aan huis verbonden beroepen of bedrijven plaatsvindt; 5. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt; 6. de activiteit geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving. Parkeervoorzieningen ten behoeve van de bestemming dienen op het eigen terrein te zijn gerealiseerd.
3.2
Bouwregels
a.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: 1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woongebouwen worden gebouwd; 2. de hoofdgebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
122.21.06.01.02.rgl - Bestemmingsplan Appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011 Artikel 3 Wonen – Appartementengebouw
11
3. het aantal woningen mag niet meer dan het aangegeven aantal woningen ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” bedragen; 4. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan de aangegeven goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” bedragen. b.
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels: 1. de bijgebouwen dienen uitsluitend binnen een bouwvlak dan wel op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bijgebouwen” te worden gebouwd; 2. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3,5 m bedragen; 3. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen mag niet meer dan 105 m² bedragen.
c.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: 1. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor (het verlengde van) de naar de weg of het water gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1 m bedragen; 2. de bouwhoogte van overige terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen; 3. de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen bij woongebouwen mag niet meer dan 20 m² bedragen; 4. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen; 5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
3.3
Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van bouwwerken ter bevordering van de samenhang van het stedenbouwkundige beeld en met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van:
12
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid.
122.21.06.01.02.rgl - Bestemmingsplan Appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011 Artikel 3 Wonen – Appartementengebouw
3.4
Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen: -
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor recreatieve bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning.
122.21.06.01.02.rgl - Bestemmingsplan Appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011 Artikel 3 Wonen – Appartementengebouw
13
14
122.21.06.01.02.rgl - Bestemmingsplan Appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011 Artikel 3 Wonen – Appartementengebouw
H o o f d s t u k A l g e m e n e
122.21.06.01.02.rgl
3 r e g e l s
122.21.06.01.02.rgl
Artikel 4 Anti–dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
122.21.06.01.02.rgl - Bestemmingsplan Appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011 Artikel 4 Anti–dubbeltelregel
17
Artikel 5 Algemene gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met dit plan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen. In ieder geval de volgende gebruiksvormen worden als strijdig gebruik aangemerkt: a.
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;
b.
het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
c.
het gebruiken of laten gebruiken van gronden buiten het bouwvlak voor ondergronds bouwen.
18
122.21.06.01.02.rgl - Bestemmingsplan Appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011 Artikel 5 Algemene gebruiksregels
Artikel 6 Algemene afwijkingsregels
a.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van: 1. de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages; 2. het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; 3. het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes en openbare lichtmasten waarvan de bouwhoogte niet meer dan 15 m mag bedragen; 4. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
b.
-
de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 m³ bedraagt;
-
de bouwhoogte per gebouwtje niet meer dan 3 m bedraagt.
De onder a bedoelde omgevingsvergunningen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van: -
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid.
122.21.06.01.02.rgl - Bestemmingsplan Appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011 Artikel 6 Algemene afwijkingsregels
19
20
122.21.06.01.02.rgl - Bestemmingsplan Appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011 Artikel 6 Algemene afwijkingsregels
H o o f d s t u k O v e r g a n g s -
122.21.06.01.02.rgl
4 e n
s l o t r e g e l s
122.21.06.01.02.rgl
Artikel 7 Overgangsrecht
7.1
Overgangsrecht bouwwerken
1.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
2.
Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
3.
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.2
Overgangsrecht gebruik
1.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
2.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3.
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4.
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
122.21.06.01.02.rgl - Bestemmingsplan Appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011 Artikel 7 Overgangsrecht
23
Artikel 8 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: “Regels van het bestemmingsplan Appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude”. Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ...........................
De voorzitter,
24
De griffier,
122.21.06.01.02.rgl - Bestemmingsplan Appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat in Noord-Scharwoude - 26 juli 2011 Artikel 8 Slotregel
B i j l a g e
S t a a t
v a n
b e d r i j v e n
-
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA Uitgeverijen (kantoren)
0
0
10
0
10
1
A
Grafische afwerking
0
0
10
0
10
1
0
0
10
0
10
1
0
10
10
0
10
1
0
0
10
10
10
1
0
0
10
0
10
1
0
0
10
10
10
1
0
0
10
0
10
1
0
0
10
0
10
1
221
581
2223
1814
223
182
Reproduktiebedrijven opgenomen media
36
31
-
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361
9524
2
GEVAAR
CATEGORIE
58
GROOTSTE AFSTAND
22
GELUID
-
AFSTANDEN IN METERS
STOF
-
OMSCHRIJVING
GEUR
SBI-2008
nummer
SBI-1993
50
45, 47
-
Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
5020.4
45204
B
Autobeklederijen
51
46
-
GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
511
461
Handelsbemiddeling (kantoren)
52
47
DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
527
952
64
53
-
POST EN TELECOMMUNICATIE
72
62
-
COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72
62
A
Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d.
73
72
-
SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
732
722
74
63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82
-
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
74
63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82
A
Overige zakelijke dienstverlening: kantoren
0
0
10
0
10 D
1
7484.4
82992
Veilingen voor huisraad, kunst e.d.
0
0
10
0
10
1
0
0
10
0
10
1
0
0
10
0
10
1
-
Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen)
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek
93
96
-
OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.3
96013
B
9302
9602
Wasserettes, wassalons Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten
0 1
6
641
639
4 1 2 1
4 2
1 1
637
9
634
8
632
5
7
6
631
3 1
636
Legenda
4
traat Langes
Plangebied
3
629
5 1
t traa Hofs
at ra St
6 1
e ng La
7 1
1
t aa tr fs Ho
8 1
638
3
41 39
1
630
627
Plangebied
37 35 33 31 628
Bestemmingen 29
626
625
27
Wonen - Appartementengebouw W-AG
25 23
19a
40 36
19
38
34 32
31
617
29
17
619
15
27
Juliana v an Stolbe rgstraat
25
26
13
615
28
613
30
E
maximum aantal wooneenheden
7
Verklaring 9 26
3
maximale goot- en bouwhoogte (m)
B
24
9 10
26
612
15
A
28
614a
614
10
maatvoeringsvlak
32
30
616
W-AG
bijgebouwen
34
618 6
[bg]
36
raat Mauritsst
Dorpsst raat
bouwvlak
620
[bg]
297
Aanduidingen
42
622
621
44
624
ht grac burg Voor
623
21
gegevens GBKN
at gerstra j wi em de Z l l Wi
t gerstraa j wi em de Z l l Wi
2 1 10 6
4 2
23
21 19 17
17
15
37 19 t/m
in Noord - Scharwoude Verbeelding
13
Dorp sstr aat
Bestemmingsplan Appartementengebouw Willem de Zwijgerstraat
11
26-07-2011
schaal:
1 : 1000
BgelHajema Plek voor ideeºn
9
papierformaat: A3
12
15
datum:
status:
voorontwerp
projectnr.:
122.21.06.02.00
gezien:
MSM
BgelHajema Adviseurs bv, Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Milieu
7
10
602
3 1
7 5
11
6
13
5
Balthasar Bekkerwei 76, 8914 BE Leeuwarden T
8
600
598
597
14
604
Voo rbu rgg rac ht
16
295
606
293
traat Mauritss
8
straat de Wit Dokter
610
608
t straa Tegel
Gemeente Langedijk
NL.IMRO.0416.BPNZSUO1960herz001-vo01
E
[email protected] W
058 215 25 15
www.bugelhajema.nl
BNSP
Colofon Opdrachtgever Henselmans Ontwikkeling Bestemmingsplan BügelHajema Adviseurs b.v. Supervisie BügelHajema Adviseurs b.v. Projectnummer 122.21.06.01.02
BügelHajema Adviseurs bv Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Milieu BNSP Balthasar Bekkerwei 76 8914 BE Leeuwarden T 058 215 25 15 F 058 215 91 98 E
[email protected] W www.bugelhajema.nl Vestigingen te Assen, Leeuwarden en Amersfoort