Voorontwerp Bestemmingsplan Emer Hintelaken
Breda
juli 2007
Voorontwerp Bestemmingsplan Emer Hintelaken
Voorontwerp
: juli 2007
Ontwerp
:
Vastgesteld door De gemeenteraad
:
bij besluit nr.
Goedgekeurd door Gedeputeerde Staten
:
bij besluit nr.
Uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
:
Dit bestemmingsplan bestaat uit een deel, omvattende toelichting, voorschriften en plankaart
Inhoudsopgave
Toelichting
3
1. 1.1. 1.2. 1.3.
Inleiding Aanleiding en doel Ligging en plangrenzen Vigerende bestemmingsplannen
5 5 6 7
2. 2.1. 2.2.
Beschrijving van het plangebied Positionering Typering plangebied
9 9 10
3. 3.1. 3.2. 3.3.
Vigerend beleid Rijksbeleid Provinciaal beleid Gemeentelijk beleid
13 13 14 18
4. 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.6.
Inventarisatie en analyse Bodem, cultuurhistorie en archeologie Ruimtelijke structuur Groen- en waterstructuur Functionele structuur Verkeer Kabels en leidingen
25 25 30 34 35 36 37
5. 5.1. 5.2. 5.3. 5.4. 5.5. 5.6. 5.7. 5.8. 5.9.
Milieu-hygienische aspecten Algemeen Bodem Geluid Luchtkwaliteit Externe veiligheid Ecologie, flora- en faunatoets Bedrijven Duurzaam bouwen Waterparagraaf
39 39 39 40 41 42 44 45 45 47
6. 6.1. 6.2. 6.3. 6.4.
Doelstellingen van het bestemmingsplan Algemeen Zonering milieucategorieën bedrijven Ruimtelijke en landschappelijk waarden Archeologische en cultuurhistorische waarden
49 49 50 51 52
7. 7.1. 7.2.
Beschrijving van het bestemmingsplan Hoofdopzet De afzonderlijke bestemmingen
55 55 55
8.
Economische uitvoerbaarheid
57
9.
Inspraak en vooroverleg
59
Voorschriften
61
Artikel 1.
Begripsbepalingen
63
Artikel 2.
Wijze van meten
67
Artikel 3.
Bedrijventerrein
68
Artikel 4.
Maatschappelijke doeleinden
70
Artikel 5.
Recreatieve doeleinden
71
Artikel 6.
Horecadoeleinden
72
Artikel 7.
Nutsdoeleinden
73
Artikel 8.
Verkeersdoeleinden
74
Artikel 9.
Verkeers- en verblijfsdoeleinden
75
Artikel 10.
Groenvoorzieningen
76
Artikel 11.
Water
77
Artikel 12.
Leidingen
78
Artikel 13.
Straalpad
79
Artikel 14.
Archeologische beschermingszone
80
Artikel 15.
Externe veiligheid
81
Artikel 16.
Overige bepalingen
82
Artikel 17.
Slotbepalingen
84
Bijlagen Bijlagen bij toelichting Bijlagen bij voorschriften A. Bedrijvenlijst
85 Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 87 87
2
Toelichting
3
4
1.
Inleiding
1.1.
Aanleiding en doel
Het beleid van de gemeente Breda is er op gericht de soms sterk verouderde of incomplete bestemmingsplannen in de stad op een systematische wijze te herzien en aan te vullen. Door maatschappelijke, sociale of economische ontwikkelingen kan de situatie zich voordoen dat een bestemmingsplan niet langer een adequaat planologisch en juridisch kader biedt om te kunnen inspelen op nieuwe vraagstukken. Aanleiding voor het opstellen van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Emer Hintelaken vormt de herstructurering van het bedrijventerrein zoals aangegeven in het Masterplan Emer/Hintelaken – de Krogten (vastgesteld december 2005). Het bedrijventerrein heeft te maken met een zeer matige kwaliteit waar problemen als veroudering en leegstand een grote rol in spelen. De afgelopen jaren is er veel aandacht geweest voor reconstructie van het terrein die zich met name richtte op een opwaardering van de openbare ruimte. Met de reconstructie is men er echter niet in geslaagd de benodigde kwalitatieve inhaalslag te maken. De gemeente Breda en de betrokken bedrijven hebben in 2005 besloten om gezamenlijk een kwaliteitsimpuls aan het gebied te geven die uitgaat van herstructurering. De aanpak voor herstructurering is veel ingrijpender dan reconstructie en betreft zowel de publieke als de private ruimte. Het betreft een verbetering van de economische waarde, de uitstraling, het vestigingsklimaat en het duurzaam ruimtegebruik. De neerwaartse spiraal van de afgelopen jaren ligt ten grondslag aan de gezamenlijke ambitie om van Emer, Hintelaken en de Krogten weer een modern en dynamisch bedrijventerrein te maken, waarbij het aantal arbeidsplaatsen door intensiever en beter ruimtegebruik ten opzichte van het huidige aantal stijgt en waarbij de gemeente en het bedrijfsleven op een professionele en innovatieve manier met elkaar samenwerken, teneinde de lokale en regionale economie een belangrijke impuls te geven. Op basis van het Masterplan heeft in de Krogten inmiddels herstructurering plaatsgevonden. Het bestemmingsplan heeft als doel een actuele juridische regeling te bieden om de ambities van het Masterplan te kunnen realiseren. De gemeente ziet het bestemmingsplan als een middel om de kwaliteit en vitaliteit van het bedrijventerrein te stimuleren en te bewaken. Het bestemmingsplan kan gezien worden als een hefboom om bedrijven aan te zetten ook te investeren in de beeldkwaliteit (win-win situatie).
Kaart: positionering in Breda
5
Het bestemmingsplan heeft een overwegend conserverend karakter, uitgaande van de bestaande situatie in het gebied en de bestaande mogelijkheden in het bestemmingsplan. Dit conserverende karakter wordt gecombineerd met de mogelijkheid voor bedrijven om, waar mogelijk, uit te breiden zodat de economische dynamiek in het gebied behouden blijft en wordt versterkt. Hierin liggen mogelijkheden voor zowel de bedrijven als de gemeente Breda om de ambities uit het Masterplan te kunnen realiseren. Tevens worden enkele specifieke ontwikkelingen die aangegeven zijn in het Masterplan juridisch vertaald in het bestemmingsplan.
1.2.
Ligging en plangrenzen
Het plangebied wordt begrensd door de Backer en Ruebweg, de Emerparklaan, het Weidehek, het Zwarthek, de Rietdijk, de Achter Emer en de rivier de Mark. De gekozen grenzen sluiten aan op herkenbare elementen in het veld. Het sluit bovendien aan op grenzen van de bestemmingsplannen die in de omgeving van het plangebied gelden, dan wel in voorbereiding zijn.
Kaart: overzicht straatnamen en plangrens
6
1.3.
Vigerende bestemmingsplannen
Dit bestemmingsplan bestemmingsplannen.
vervangt
Bestemmingsplan Emer 1963/II Haagse Beemden Oost 1969-I en II Achter Emer Achter Emer, Herziening 1992 Heilaar Steenakker
7
geheel
of
vastgesteld 13-11-1963 10-11-1970 28-06-1990 25-11-1993 24-09-1992
gedeeltelijk
de
goedgekeurd 10-06-1964 10-11-1971 07-12-1990 01-07-1994 10-05-1993
volgende
vigerende
uitspraak ABRvS 12-04-1967 28-07-1992 22-08-1996
8
2.
Beschrijving van het plangebied
2.1.
Positionering
Het plangebied vormt onderdeel van een veel groter complex van bedrijfsterreinen aan de noordzijde van de stad. Alle terreinen zijn in de loop der tijd afzonderlijk ontwikkeld en kennen hun eigen karakteristiek. Ook binnen het plangebied zijn drie deelgebieden te onderscheiden die afzonderlijk zijn ontwikkeld: Emer-noord, Hintelaken en Achter Emer. De gebieden zijn in verschillende fasen gerealiseerd en hebben elk hun eigen ruimtelijke opzet en bedrijfstypologie. De bedrijvigheid is samengesteld uit industrie, handel, nijverheid en zakelijke dienstverlening. Emer-noord en Hintelaken zijn vooral industrieel getint, Achter Emer is meer gericht op de kleinschalige bedrijvigheid en zakelijke dienstverlening. Het plangebied ligt als het ware ingeklemd tussen de rivier de Mark, de Backer en Ruebweg, de Emerparklaan en het agrarisch buitengebied. Aan de oostzijde grenst het bedrijventerrein De Krogten. Het plangebied vormt samen met De Krogten een sleutelrol in de stedelijke, regionale en provinciale economische hoofdstructuur. Het geheel is vanaf de jaren '60 van de vorige eeuw in verschillende fasen ontwikkeld. De eerste fasen, EmerNoord en Hintelaken, vormden een uitbreiding van Breda aan de rand van de stad. Door de ontwikkeling van de uitbreidingswijken Hoge Vught en Haagse Beemden zijn de bedrijventerrein langzaam aan ingekapseld en opgenomen in het stedelijk gebied. Bij de ontwikkeling van de laatste fase, de Achter Emer, is deze veranderende ligging van invloed geweest op het plangebied. Het gebied is niet als een afzonderlijke eenheid ontwikkeld met een eigen structuur, maar is gebaseerd op de ruimtelijke uitgangspunten die ten grondslag hebben gelegen aan de wijk Haagse Beemden. Het plangebied is gelegen aan belangrijke infrastructurele lijnen zoals de noordelijke rondweg die verbinding geeft met de A16 (E19) en de A27 (E311). De Emerparklaan en de Moerlaken vormen belangrijke wijkontsluitingswegen die zorgen voor aantakkingen op het stedelijke wegennet. Ontsluiting van het gebied vindt plaats op drie plaatsen vanaf de Emerparklaan. Hoofdweg in Emer-noord wordt gevormd door de Mijkenbroek. In Hintelaken betreft het de Rudonk. In de Achter Emer vormen het Weidehek en de Schapendreef de hoofdwegen. Het gebied is gelegen aan belangrijke ecologische structuren. De Mark en het beemdengebied ten noorden van de stad zijn daarvan de belangrijkste. Het gebied wordt doorsneden door diverse kleinere, maar daardoor niet minder belangrijke, structuren. Het betreft onder andere de Bethlehemloop, de groenzone aan de Mijkenbroek en diverse groenzones in de Achter Emer. Het plangebied ligt op de grens tussen het Hoge en het Lage, die wordt veroorzaakt door onder meer de dekzandruggen die in het zandgebied voorkomen, maar ook door het dal van de Mark. Het gehele gebied wordt gekenmerkt door een afwisseling van dekzandruggen met lager gelegen zandgronden, beemdengebieden, moeren, hillen en het beekdal van de Mark. De landschappelijke ligging van het plangebied in combinatie met de conserverende oude akkerlaag en de diverse vindplaatsen geven aan dat we hier met een archeologisch zeer waardevol gebied te maken hebben. Een klein deel van de infrastructuur binnen het plangebied is van cultuurhistorische waarde. Het gaat om enkele duidelijk herkenbare structuren en fenomenen, zoals verschillende relicten van de Tachtig jarige Oorlog en de middeleeuwse infrastructuur van het gebied.
9
2.2.
Typering plangebied
Het plangebied biedt momenteel ruimte aan een grote verscheidenheid van bedrijven. Deze verscheidenheid uit zich naar de omvang (zowel kleine als grote bedrijven), naar het type van de werkgelegenheid (van opslag tot kantoor), als naar de milieucategorieën (zowel licht als zwaar). De drie deelgebieden Emer-noord, Hintelaken en Achter Emer hebben wel verschillen in type van bedrijven en milieucategorieën. Emer-noord en Hintelaken zijn voornamelijk terreinen met diverse soorten bedrijvigheid, van kleine loodsen en bedrijfsverzamelgebouwen met lichte milieucategorieën tot grote industriële complexen in zwaardere categorieën. Het kan getypeerd worden als een modern gemengd terrein bestemd voor alle soorten bedrijvigheid in milieucategorie 2 tot en met 4. Marktsegmenten voor dit soort terreinen zijn met name industrie, bouw, groothandel, transport en diensten. In Achter Emer ligt het accent meer op kleinere terreinen met bedrijven in voornamelijk milieucategorie 2 en 3. Achter Emer kan getypeerd worden als een bedrijvenpark waarbij het marktsegment vooral bestaat uit een combinatie van productie (lichte industrie), en (zakelijke) diensten. Het plangebied vormt een belangrijke vestigingsplaats voor bedrijven tot milieucategorie 4. Het zijn terreinen waar vestiging van alle soorten van bedrijvigheid, inclusief milieuhinderlijke, is toegestaan en waar vooral industriële productiebedrijven zijn gevestigd. Door de mix en diversiteit aan bedrijven heeft het bedrijventerrein grote waarde voor de stad Breda. Het gebied vervult een belangrijke werkgelegenheidsfunctie in Breda en WestBrabant. Het gebied strekt zich uit in noord-zuid richting over 2 kilometer, in oost-west richting over 500 meter. In paragraaf 6.2 worden de doelstellingen van dit bestemmingsplan voor Emer en Hintelaken aangegeven ten aanzien van de milieucategorieën in het plangebied. De uitstraling en ruimtelijke kwaliteit van het plangebied worden bepaald door de verscheidenheid in ruimtelijke opbouw en in gebruik van de percelen. Het gehele gebied heeft een zeer matige kwaliteit door veroudering van de bebouwing en hierdoor veelal slechte beeldkwaliteit van de panden, en de grote hoeveelheid leegstand. De combinatie van verouderde bebouwing en leegstand geeft op verschillende plaatsen een verpauperde uitstraling die een negatief effect heeft op de kwaliteit en ontwikkelingspotenties van omliggende percelen. De bebouwing bestaat overwegend uit loodsen, met daar omheen verharde buitenruimte ten behoeve van parkeren en opslag. De mate van bebouwingsdichtheid is zeer diffuus; van intensief bebouwde kavels tot kavels met veel open ruimte en braakliggende kavels. De wegen hebben allemaal een breed profiel dat volledig is verhard waarbij de inrichting vooral gericht is op het gebruik door vrachtverkeer. In de voorbije jaren is de kwaliteit van het bedrijventerrein in de deelgebieden sterk afgenomen. Hierbij gaat het om : I. II. III. IV.
technische veroudering: parkeerproblemen en onderhoud van openbare ruimte; economische veroudering: leegstand en beeldkwaliteit van de bebouwing; maatschappelijke veroudering: problemen omtrent grondgebruik en veiligheid; ruimtelijke veroudeing: problemen met bedrijfssegmentering en bi-modaliteit.
De problemen doen zich voor in zowel Emer-noord en Hintelaken als in het meer recent gerealiseerde Achter Emer. In een proces van jaren is er een sterke achteruitgang in de kwaliteit van de bedrijfsvoering, in de inrichting van de percelen, de beeldkwaliteit van de bebouwing en de intensiteit van het ruimtegebruik. De gemeente Breda en betrokken bedrijven in het gebied hebben besloten door middel van (voortgezette) integrale herstructurering gezamenlijk een kwaliteitsimpuls aan bedrijventerreinen Emer, Hintelaken en de Krogten te geven waarmee economische waarde, de uitstraling, het vestigingsklimaat en het ruimtegebruik duurzaam wordt verbeterd. In het Masterplan zijn de sterke en zwakke punten en de kansen en bedreigingen van de bedrijventerreinen in beeld gebracht. Hierin zijn zowel de problemen in het publieke gebied als in het private gebied aangegeven. Het geheel leidt tot een gezamenlijke visie en ambitie om een werkomgeving te creëren en in stand te houden die het behoud van Emer, Hintelaken en de Krogten als bedrijventerrein mogelijk maakt. 10
Het bestemmingsplan moet een kader bieden voor de ontwikkelingsmogelijkheden op het bedrijventerrein. De doelstellingen van het Masterplan Emer/Hintelaken – de Krogten zijn hierbij een belangrijk uitgangspunt. Het Masterplan is opgesteld vanuit een gezamenlijke ambitie van de gemeente Breda en de bedrijvenverenigingen om de veroudering en leegstand in het gebied tegen te gaan. Het opstellen van het Masterplan is ondersteund door de Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij (BOM) en het Ministerie van Economische Zaken. Doelstelling van het bestemmingsplan plan is om tot een adequate juridische regeling te komen die het mogelijk maakt om de ambitie van het Masterplan te kunnen realiseren.
11
12
3.
Vigerend beleid
3.1.
Rijksbeleid
Rijksbeleid in de 5de Nota, Nota Ruimte Algemeen In de Nota Ruimte, Ruimte voor Ontwikkeling wordt door de Regering het ruimtelijke ordeningsbeleid voor Nederland geschetst. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is om: 1. op een duurzame en efficiënte manier ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies 2. de leefbaarheid van Nederland te waarborgen 3. de ruimtelijke kwaliteit van stad en platteland te verbeteren De Nota richt zich op de hoofdlijnen van het beleid. Het Rijk gaat minder "zorgen voor" anderen en meer "zorgen dat" anderen eigen afwegingen kunnen maken. Hierbij richt het Rijk zich op het waarborgen van de “basiskwaliteit”. Door het voorzien van andere overheden van een goede gereedschapskist en het toebedelen van een centrale rol aan de gemeentelijke planvorming, verschuift het accent van ordening naar ontwikkeling. In de nota wordt het creëren van een goed vestigingsklimaat en dito werkgelegenheid als doel gesteld. Belangrijk begrip is de internationale concurrentie. De ontwikkeling van de economie dient gelijk op te gaan met een goed beheer van de openbare ruimte en de natuur. Bovendien moet gestreefd worden naar beperking van milieubelastende missies. Er wordt een viertal beleidsdoelen geformuleerd. Als eerste wordt de versterking van de internationale concurrentiepositie aangedragen. Daarna volgen de versterking van de steden en het vitaliseren van het platteland, daarna volgt borging en ontwikkeling van internationale ruimtelijke waarden en tenslotte de borging van de veiligheid. Hoewel deze doelen natuurlijk een sterke samenhang vertonen, vormt de aandacht voor de economische component in de ruimtelijke ordening een belangrijk thema in het Rijksbeleid. in dit kader past ook het pleidooi om "Europees te denken". Uitgangspunt van het beleid is verder intensief ruimtegebruik. De mate van intensiteit moet in relatie worden gezien tot de bedrijfsvoering en de gewenste stedenbouwkundige kwaliteit van het bedrijventerrein.
Stedelijk netwerk Het ruimtelijk concept van het "stedelijk netwerk" heeft een centrale betekenis in de nota. Het doel van het rijksbeleid is het bevorderen van de stedelijkheid in de netwerksamenleving en het geschikt houden of maken van de steden voor de netwerkeconomie. Binnen een stedelijk netwerk bestaat een grote variatie in woon- en werkmilieus. Het organiseren in stedelijke netwerken, in samenhang met de bundeling van verstedelijking en infrastructuur, geldt als één van de belangrijkste beleidsstrategieën in de nota. Hieruit kan een aantal doelen worden afgeleid. Versterking van de economische kerngebieden, verbetering van de bereikbaarheid en de versterking van de leefbaarheid en de sociaal-economische positie van de stad, kunnen hierbij als voorbeelden worden aangehaald.
13
BrabantStad Specifiek voor Breda wordt gesteld dat Breda onderdeel uitmaakt van BrabantStad. Dit is het stedelijke netwerk van 's Hertogenbosch, Eindhoven, Tilburg en Breda. BrabantStad is naar afmeting, inwonertal en economische prestatie het tweede nationale netwerk van Nederland. Binnen dit netwerk heeft Eindhoven met gevestigde hoogwaardige bedrijvigheid en toptechnologie een spilfunctie, terwijl Breda juist door haar ligging op de noord-zuid as tussen de Randstad en de Vlaamse Ruit als poort tot Brabantstad aangemerkt kan worden. De aanwijzing van de Spoorzone-ontwikkeling in Breda tot Nationaal Sleutelproject is een logische stap in het Rijksbeleid tot versterking van de stedelijke netwerken. De aanwijzing biedt door de verbetering van de bereikbaarheid een versterking voor de economische structuur in de dienstensector, zowel op regionale schaal als op internationaal schaalniveau. Door deze ontwikkeling wordt gelijktijdig bijgedragen aan een ander beleidsdoel, namelijk het vergroten van de diversiteit van de steden binnen de netwerken.
Ecologische verbindingszone De (Boven-)Mark is aangeduid als ecologische verbindingszone op de plankaart 1 (“Ruimtelijke hoofdstructuur”) van het Streekplan. Overigens is deze aanduiding nog indicatief. Ecologische verbindingszones zijn veelal langgerekte landschapselementen langs dijken, waterlopen, wegen, spoor- en vaarwegen, door middel waarvan natuurgebieden met elkaar kunnen worden verbonden. Ecologische verbindingszones kunnen ook bestaan uit een reeks van kleine landschapselementen zoals bosjes, struwelen, houtsingels, ruigten, poelen of moerasjes. Zij moeten zodanig zijn of kunnen worden ingericht, dat planten- of diersoorten zich van het ene naar het andere natuurgebied kunnen verplaatsen. De breedte en de inrichting van de ecologische verbindingszones is afhankelijk van de natuurfunctie die zij moeten vervullen. De provincie streeft ernaar de ecologische verbindingszones een gemiddelde breedte van 25 meter te geven en ze te combineren met een reeks van kleine landschapselementen (stapstenen).
Vertaling in bestemmingsplan Beleid Waterschap Brabantse Delta: Natte ecologische verbindingszones moeten een (mede)bestemming krijgen die gebruik, anders dan voor natuur- en waterstaatskundige doeleinden, tegengaat. Vaak zal dit gebeuren in de vorm van een medebestemming –ecologische verbindingszone-. In bepaalde gevallen is extensief agrarisch medegebruik ook mogelijk. Dit is maatwerk dat afhangt van de soort natuur die in de ecologische verbindingszone wordt nagestreefd. De mogelijkheden om evz's via de keur te beschermen zijn zeer beperkt, dus de bescherming zal in belangrijke mate via het bestemmingsplan geregeld moeten worden.
3.2.
Provinciaal beleid
Streekplan 2002 "Brabant in Balans" In het voorwoord bij het Streekplan 2002 wordt kernachtig aangegeven waar het ruimtelijke beleid van de Provincie op gebaseerd is. "De Provincie ziet het als haar taak om te werken aan een veelbelovende toekomst voor Brabant als geheel. Economische, ecologische en sociaal - culturele kwaliteiten moeten met elkaar in balans zijn, zodat er voor iedereen prettig wonen, werken en recreëren is".Brabant heeft vele kwaliteiten, maar door de economische groei en de toegenomen welvaart neemt de druk op de ruimte sterk toe. Hierdoor treedt een verlies aan kwaliteit op. In het Streekplan stelt de Provincie zich ten doel een balans te bereiken tussen economisch, ecologisch en sociaal-cultureel kapitaal.
14
De ruimtelijke structuur van Brabant wordt opgebouwd vanuit de zogenoemde "lagenbenadering". Als eerste laag wordt de ondergrond (de bodem, de beken, het landschap) benoemd. De tweede laag wordt gevormd door de infrastructuur. De derde laag bestaat uit de bebouwing en het gebruik van de gronden (de occupatie). Ten aanzien van de verstedelijking is de centrale gedachte in het provinciale beleid om het bestaande buitengebied zo veel mogelijk te vrijwaren van verdere verstedelijking. Een belangrijk principe hierbij is een zorgvuldig gebruik van de ruimte. Om de diverse ruimteclaims met elkaar in evenwicht te brengen worden vijf leidende principes gehanteerd: I. II. III. IV. V.
meer aandacht voor de onderste lagen; zuinig ruimtegebruik; concentratie van verstedelijking; zonering van het buitengebied; grensoverschrijdend denken en handelen.
Zuinig ruimtegebruik Met het accent dat de provincie in het ruimtelijk beleid legt op zuinig ruimtegebruik wil men de groei en de spreiding van het stedelijk ruimtebeslag afremmen. Tegelijkertijd willen de provincie zo stimuleren dat nieuwe ontwikkelingen op een geconcentreerde wijze vorm krijgen. Dit betekent, dat bij het zoeken naar ruimte om te voorzien in de behoeften op het vlak van wonen, werken en voorzieningen de mogelijkheden binnen de bestaande bebouwde ruimte zo goed mogelijk moeten worden benut. Het accent moet liggen op inbreiden en herstructureren.
Ruimtegebruik bedrijventerreinen In Brabant is een behoefte aan bedrijventerreinen van circa 7.000 hectaren bruto in de periode 2000-2020. Momenteel heeft Brabant 16.000 hectaren aan bedrijventerreinen. In het Streekplan wordt er veel waarde aan gehecht dat het bedrijfsleven in Brabant zich (verder) kan ontwikkelen en dat in de verwachte ruimtebehoefte wordt voorzien. Tegelijkertijd is het van belang dat deze ruimtebehoefte aan bedrijventerreinen niet alleen op uitbreidingslocaties wordt gerealiseerd. Dit kan onder meer door bestaande bedrijventerreinen intensiever te benutten en verouderde bedrijventerreinen te herstructureren. Hier is volgens schattingen een ruimtewinst van 5 tot 10% te realiseren. Anders gezegd: op bestaande bedrijventerreinen kan 800 tot 1.600 hectaren worden 'inverdiend'. Verhoging van de 'ruimteproductiviteit' kan onder meer door ondergrondse of inpandige parkeervoorzieningen aan te leggen, meer in de hoogte te bouwen en restruimte terug te dringen of te voorkomen. Invoering van parkmanagement biedt eveneens interessante mogelijkheden om het ruimtebeslag te beperken. Parkmanagement richt zich onder andere op een beter beheer en een intensievere benutting van bedrijventerreinen, en op de aanleg en het gebruik van gemeenschappelijke voorzieningen en gebouwen. Een ander belangrijk thema is de duurzame inrichting van het terrein. Dit dient vooral in samenhang met zorgvuldig ruimtegebruik te worden gezien. Hieronder wordt verstaan dat zuinig wordt omgegaan met de ruimte, dat de inrichting bijdraagt tot de milieudoelstellingen en dat er aandacht is voor de beeldkwaliteit en het beheer van het terrein. Voor de betrokken actoren ligt er dus een gezamenlijke opgave op het vlak van inbreiden, herstructureren en het intensief en meervoudig gebruik van de ruimte. Er wordt gemikt op een ruimtewinst van ruim 2.000 hectaren (van de hierboven genoemde ruimtebehoefte van 7.000 hectaren).
15
Bedrijfscategorieën De uitgeefbare ruimte op bedrijventerreinen dient in beginsel beschikbaar te zijn voor bedrijfsactiviteiten die vanwege hun milieuhinder, hun omvang en/of hun verkeersaantrekkende werking niet in een (gemengde) woonomgeving passen. Vanwege zuinig ruimtegebruik dient oneigenlijk gebruik van bedrijventerreinen te worden voorkomen. Daaronder wordt in het algemeen verstaan: I. in een stedelijke regio, bedrijven behorend tot de milieucategorie 1 en 2; II. bedrijfswoningen; III. voorzieningen, voor zover niet direct gerelateerd aan desbetreffend bedrijventerrein; IV. zelfstandige kantooractiviteiten.
Uitwerkingsplan Breda-Tilburg Gedeputeerde Staten, 21 december 2004 Algemeen In dit uitwerkingsplan wordt de verstedelijkingsopgave zoals die in het Streekplan is verwoord vormgegeven. In dit uitwerkingsplan zijn de ruimtelijke ontwikkelingen voor de stedelijke regio Breda-Tilburg uitgewerkt. Het vormt een kader voor ruimtelijke ontwikkelingen en maakt onderdeel uit van het provinciale toetsingskader op grond waarvan ruimtelijke plannen en initiatieven van gemeenten worden beoordeeld. Het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld geeft een visie op de ruimtelijke structuur van de hele regio.
Zorgvuldig ruimtegebruik Het provinciale beleid gaat uit van een zorgvuldig gebruik van de ruimte. Dit houdt o.a. in dat om te voorzien in de ruimtebehoefte allereerst de ruimtelijke mogelijkheden in het bestaande stedelijke gebied benut moeten worden. De gebieden die op de kaart zijn geduid met herstructurering en centrumontwikkeling zijn in dit opzicht belangrijk. Het overige stedelijke gebied is aangeduid met beheer en intensivering, zoals ook onderhavig plangebied. Het laatste woord duidt er op dat in beginsel, waar dat mogelijk en ruimtelijk verantwoord is, een intensivering van het ruimtegebruik afweegbaar is.
Bedrijventerreinen Het ruimtebudget voor de periode 2002-2020 bedraagt in de stadsregio Breda-Tilburg 1539 ha bruto. De ruimtebehoefte voor bedrijven wordt gezocht op uitbreidingslocaties én binnen het bestaande stedelijke gebied en moet worden gerealiseerd door nieuwe terreinen intensiever te benutten (ambitie 15%), bestaande terreinen te herstructureren (ambitie 10%) en door bestaand stedelijk gebied intensiever te benutten (ambitie 5%). Als de ambitie zuinig ruimtegebruik wordt doorvertaald naar het programma dan betekent dit dat van de 1.539 hectare bruto ruimtebehoefte, 462 hectare bruto gerealiseerd dient te worden door intensivering van nieuwe bedrijventerreinen, intensivering van bestaande terreinen en locaties in het bestaand stedelijke gebied. Voor 1.077 hectare bruto moet ruimte in de stedelijke regio gevonden in de vorm van nieuwe stedelijk ruimtebeslag waarvoor tijdig nieuwe bestemmingplannen ontwikkeld moeten worden. In Breda zijn revitaliseringprojecten voor onder meer de bedrijventerreinen De Krogten, het VOS-terrein (klein binnenstedelijk) en Hazeldonk benoemd. Voor de genoemde projecten is geld (subsidie) beschikbaar, maar aanvullende middelen blijven nodig. Herstructurering evolueert in veel gevallen tot een omvattende vorm van terrein/park management. Het kwaliteitsniveau na revitalisering heeft een andere kostenstructuur en hoogte tot gevolg. Oude en nieuwe subsidiëringmogelijkheden worden maximaal benut. Verder komen ook onderhavig bedrijventerrein (Emer Hintelaken) en diverse andere over de gemeente verspreid gelegen geconcentreerde en wijk-werk terreinen voor revitalisering in aanmerking.
16
Provinciale handreiking efficiënt ruimtegebruik op bedrijventerreinen In de provinciale handreiking zijn mogelijkheden van efficiënt ruimtegebruik opgenomen die kansrijk zijn voor bedrijventerreinen om te komen tot duurzame bedrijventerreinen. De termefficiënt wordt gebruikt, omdat het geen absolute vermindering van het ruimtegebruik aangeeft, maar een doelmatigheidsstreven, om uiteindelijk op het gehele bedrijventerrein areaal meer te doen per m² grondoppervlak. In de handreiking is een groot aantal maatregelen genoemd die kunnen leiden tot efficiënt ruimtegebruik, zoals op het gebied van afstemming, herstructurering, aanleg, inrichting. uitgifte en beheer.
Handreiking ruimtelijke kwaliteit bedrijventerreinen Dit is een gezamenlijke notitie (2001) van de Provincie Noord-Brabant en de vijf grote steden. Doel is het leveren van een praktische bijdrage aan de totstandkoming van ruimtelijke kwaliteit op bedrijventerreinen. Er zijn drie, in elkaars verlengde liggende begrippen: 1. het idee hoe het moet worden gecreëerd, 2. de specialisatie die de vormgeving en inrichting aangeeft 3. het proces dat de integrale en breed gedragen samenwerking benadrukt. In de notitie is zowel gezocht naar de elementen waaruit ruimtelijke kwaliteit bestaat, als naar de voorwaarden en doelen die ruimtelijke kwaliteiten verwezenlijken. De notitie is ontstaan vanuit een onvrede met de huidige uitstraling van bedrijventerreinen (de dozen, de verrommeling, de achterkanten, et cetera). De notitie ademt de wens bedrijventerreinen weer een gewaardeerd onderdeel te laten zijn van het stedelijk gebied.
Handleiding "Ruimtelijke Plannen voor bedrijfsterreinen" Door de Provincie is in juli 2004 de handleiding "Ruimtelijke Plannen voor bedrijfsterreinen, zelfstandige kantoorvestigingen, detailhandel en voorzieningen" vastgesteld. Deze handleiding is een uitwerking van het Streekplan 2002. Kern van dit beleid is de gedachte de schaarse ruimte in Brabant en op bedrijventerreinen in het bijzonder, beter te benutten en bedrijventerreinen uitsluitend te reserveren voor de vestiging van bedrijven. Bedrijfstypen die zonder problemen ook in woongebieden gevestigd kunnen worden, dienen daarom op bedrijventerreinen te worden geweerd. In concrete betekent dit dat in stedelijke gebieden de milieucategorieën 1 en 2 niet op bedrijventerreinen toegelaten kunnen worden. Ook de vestiging van bedrijfswoningen, zelfstandige kantooractiviteiten en voorzieningen (inclusief detailhandel) voor zover niet gerelateerd aan een bedrijventerrein, zijn strijdig met dit beleid. Ten einde een intensivering van het gebruik op bedrijventerreinen nader vorm te geven, wordt een aantal ruimtelijke randvoorwaarden aangegeven. Zo dient een kavel minimaal 1.000 m² groot te zijn, en tevens dienen de voorschriften in een bestemmingsplan een minimale bebouwingshoogte aan te geven en een minimaal bebouwingspercentage van 50%. Ruimtelijke Ordening is maatwerk. Daarom wordt in de handleiding ruimte geboden om gemotiveerd af te wijken van de genoemde randvoorwaarden.
17
Waterhuishoudingsplan De Mark en de oeverstroken van de Mark hebben in het waterhuishoudingsplan (en het Streekplan) van de provincie de functie van ecologische verbindingszone. Er is een vastgesteld plan van het Hoogheemraadschap. opgesteld in samenspraak met de gemeente Breda, voor de realisering van deze verbindingszone. De uitvoering is in 2003 gestart. De binnen het plangebied gelegen gronden hebben daartoe de bestemming "Water" gekregen.
3.3.
Gemeentelijk beleid
Algemeen bedrijvenbeleid Voor de gemeente Breda is een specifieke rol weggelegd voor het accommoderen van bedrijven behorende tot het segment hoogwaardige en arbeidsintensieve industriële- en handelsactiviteiten. Bedrijvigheid in Breda wordt niet willekeurig over terreinen verdeeld. leder terrein wordt ingedeeld naar een bepaald type. Zeehaventerreinen zijn niet relevant, zodat voor Breda vier typen bedrijventerreinen worden onderscheiden. Het gaat hierbij om: I.
Gemengd plus terreinen: terreinen waar vestiging van alle soorten bedrijvigheid inclusief milieuhinderlijke bedrijvigheid is toegestaan (milieucategorie 3 tot en met 5). Op dit type terreinen zijn voornamelijk industriële, producerende bedrijven gevestigd. Het marktsegment bestaat met name uit (zware) industrie, energie en bouw. II. Modern gemengde terreinen: terreinen met milieucategorie 2 tot en met 4, bestemd voor alle soorten bedrijvigheid. Dit zijn eigenlijk de 'gewone' bedrijventerreinen waar diverse soorten bedrijvigheid op gehuisvest kunnen worden. Breda beschikt bijna uitsluitend over dit type bedrijventerrein. Zware milieuvervuilers zijn niet toegestaan op een modern gemengd terrein. Marktsegmenten voor dit soort terreinen zijn met name industrie, bouw, groothandel, transport en diensten. Vooral aan dit soort bedrijventerreinen blijkt op lange te;mijn een groot tekort. III. Transport- en distributieterreinen: terreinen die specifiek zijn bestemd voor transport- en distributieterreinen en groothandelsbedrijven of distributieactiviteiten van productiebedrijven (milieucategorie 2 tot en met 4). Ook aan bedrijventerreinen in deze categorie blijkt op de lange termijn een aanzienlijk tekort. IV. Bedrijvenparken: terreinen die specifiek zijn bestemd voor bedrijven met hoogwaardige (productie- en/of R&D) activiteiten of bedrijven die een (zeer) representatieve uitstraling behoeven (milieucategorie 2 tot en met 3). Het gaat hierbij om bedrijvigheid die in een parkachtige omgeving is gehuisvest. Het marktsegment bestaat vooral uit productie (lichte industrie), groothandel en (zakelijke) diensten. Met een dergelijke indeling wordt er naar gestreefd het juiste bedrijf op de juiste plek in de gemeente te accommoderen. De bedrijvigheid wordt op deze wijze verdeeld over een veelzijdig aanbod. Deze ontwikkeling is begin jaren negentig ingezet. Het segmenteringsbeleid is redelijk succesvol in de stadsregio Breda. Het doel is gelijksoortige en aanverwante bedrijven bij elkaar te brengen om daarmee op verschillende terreinen een zo aantrekkelijk mogelijk vestigingsbeleid te creëren. De vraag naar bedrijventerreinen overstijgt het aanbod. Uit de confrontatie van de vraag en het aanbod blijkt dat additionele ruimte nodig is. Om de ruimte te vinden wordt naar de volgende stappen gekeken. I.
Onderzocht wordt of met revitalisering van bestaande bedrijventerreinen of andere gebieden binnen het bestaand stedelijk gebied, ruimte kan worden geboden aan bedrijfsfuncties. Dit voorkomt het stedelijk ruimtebeslag in het landelijk gebied. Bovendien draagt het bij aan de doelstellingen van intensief ruimtegebruik in het bestaand stedelijk gebied en aan de vitaliteit van de stad en het draagvlak van
18
voorzieningen zoals openbaar vervoer. Wel kan worden gesteld dat niet alle behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden gevonden. In Breda is de opgave om 125 ha bedrijven in de komende periode in het bestaand stedelijk gebied te accommoderen. Hiervan is al 103 ha in ontwikkeling en in optie uitgegeven. Het gaat hierbij om de terreinen Steenakker, Breda-West en Doornbos. De resterende opgave wordt gezocht door het revitaliseren van bestaande bedrijventerreinen. II. Nieuwe terreinen blijven nodig. De locatiekeuze is hierbij belangrijk. In het stadsplan zijn de ruimtelijke mogelijkheden voor de toekomstige ontwikkeling van bedrijventerreinen verkend. De ruimte dient vooral te worden gevonden in BredaOost. Daarom dient een substantieel deel van de planningsopgave in Breda Oost te worden gerealiseerd. Het gaat hier om een opgave tussen de 220 en 330 netto hectare bedrijventerrein.
De ontwikkelingsvisie Breda 2020 Breda staat voor een nieuwe ruimtelijke opgave. Breda is in 2020 uitgegroeid tot een stad met naar verwachting 180.000 inwoners. Dat dit grote consequenties heeft voor de stad spreekt voor zich. Om ervoor te zorgen dat de inwoners van Breda ook in 2020 prettig en gevarieerd kunnen wonen in een gezonde, kwalitatieve en groene omgeving, is het nodig om over een actuele visie te beschikken. De Ontwikkelingsvisie Breda 2020 geeft integraal richting aan de verdere ontwikkeling van de stad. Het geeft de gemeente een beleidskader voor de ruimtelijke ontwikkeling van de stad tot 2020. Het is de basis en tegelijk een toetskader voor de ontwikkelingsprogramma's. Rode draad vormen de drie ruimtelijke beleidsstrategieën: 1. realiseren van de stedelijke hoofdstructuur van de stad; 2. realiseren van de ontwikkelingsprogramma's (transformatie, herstructurering en consolidatieprogramma's); 3. de verdere ontwikkeling van de toekomstige ruimtelijke thema's.
Kaart: beleidskaart ontwikkelingsvisie Breda 2020
19
Positionering Om de ambities van Breda waar te maken moet de stad op alle schaalniveaus actief op zoek gaan naar relevante afstemming en samenwerking. Door haar strategische ligging positioneert Breda zich als Poort van BrabantStad op het kruispunt van noord-zuid (tussen de zuidvleugel van de Randstad en de Vlaamse Ruit) en oost-west (tussen West-Brabant en BrabantStad) relaties. Deze sleutelpositie biedt de stad kansen voor het uitbouwen van de externe oriëntatie.
Economie Ten aanzien van het economische beleid is dit nader gespecificeerd in het bieden van voldoende, gevarieerde werkgelegenheid, ook afgestemd op de behoefte van de arbeidsmarkt. Tevens moet gestreefd worden naar een versterking van de economische structuren het bieden van ruimte aan nieuwe economische ontwikkelingen in de stad en het buitengebied. Voor een duurzame ruimtelijke ontwikkeling van de stad wordt continu gewerkt aan het versterken en uitbouwen van het raamwerk van de stad; de stedelijke hoofdstructuur. Deze structuur wordt gevormd door het Stadslandschap (groen en waterstructuur), de Hoofdinfrastructuur (verkeer en vervoerssysteem) en de Stedelijke Zones. Om de functionele programma's een plek in de stad te geven wordt gewerkt met een drietal ruimtelijke strategieën: consolidatie, herstructurering en transformatie. Op nevenstaande pagina is een uitsnede weergegeven van de beleidskaart behorende bij de ontwikkelingsvisie. Hieruit blijkt dat voor het onderhavig bestemmingsplan Emer Hintelaken met name een herstructureringsopgave ligt.
Masterplan Emer/Hintelaken-de Krogten, gemeente Breda (vastgesteld december 2005) Aanleiding Masterplan De afgelopen tien tot vijftien jaar lag de nadruk in Nederland bij het opwaarderen vooral op de inrichting van de openbare ruimte. Het beleid van het Ministerie van Economische Zaken was vooral hierop gericht en leidde in Breda tot diverse reconstructieprojecten, waar vanuit het Rijk diverse subsidies zijn gegeven. Zo is begin jaren negentig door de gemeente Breda samen met de bedrijven het bedrijventerrein De Krogten gerevitaliseerd. Met het “Actieplan bedrijventerreinen”, als verdieping op de Nota Ruimte, heeft het Ministerie van Economische zaken, voor een nieuwe richting gekozen. Zij stellen dat de tijd van reconstructie voorbij is. Belangrijkste argumentatie is dat er met de reconstructie niet in geslaagd zal worden de bedrijventerrein die kwalitatief niet aan de huidige maatstaven voldoen, de benodigde inhaalslag te laten maken. Het Ministerie van Economische Zaken wil daarom inzetten op herstructurering. Deze aanpak is veel ingrijpender dan reconstructie en betreft zowel de publieke als de private ruimte. Het Ministerie heeft een landelijke lijst met 49 bovenregionale, grootschalige bedrijventerreinen opgesteld, waar een grote opgave voor herstructurering ligt. Hierbij zijn ook de bedrijventerreinen Emer, Hintelaken en de Krogten genoemd. Om aanspraak te kunnen maken op de subsidie-regelingen vanuit het Rijk moet er een Masterplan worden opgesteld voor het gehele project, waarin de problematiek en de voorgestelde oplossingsrichtingen worden besproken. Mede om deze reden heeft de gemeente Breda besloten voor het gebied een Masterplan op te stellen.
20
Het Masterplan Het Masterplan behelst de bedrijventerreinen aan de westzijde van Breda, te weten de Krogten, Emer en Hintelaken. Onderhavig plangebied Emer Hintelaken vormt twee van de zes onderscheiden deelgebieden die in het Masterplan zijn opgenomen, namelijk de gebieden die “Hintelaken” en “Achter Emer” worden genoemd. In de voorbije jaren is kwaliteit van bedrijfsomgeving en de intensiteit van het ruimtegebruik in deelgebieden als gevolg van technische, economische, maatschappelijke en ruimtelijke veroudering afgenomen. De mate van bebouwingsdichtheid is zeer diffuus; van intensief bebouwde kavels tot kavels met veel open ruimte en braakligende kavels. Daarnaast zijn er grote open ruimen in gebruik als parkeervoorziening. De beeldkwaliteit is voor verbetering vatbaar. Om deze reden hebben de gemeente Breda en de betrokken bedrijven besloten om door middel van (voorgezette) integrale herstructurering gezamenlijk een kwaliteitsimpuls aan het gebied te geven waarmee economische waarde, de uitstraling, het vestigingsklimaat en het ruimtegebruik duurzaam wordt verbeterd. De voorgestelde maatregelen en daarmee samenhangende projecten zijn weergegeven in onderhavig Masterplan.
Probleemschets Er komt een divers beeld naar voren wat betreft de aanwezige problemen in het gebied. In het Masterplan worden de problemen verdeeld in drie domeinen: publiek (onder meer infrastructuur, bewegwijzering, openbaar vervoer, parkeren, openbaar groen), privaat (presentatie bedrijven, leegstand, grondgebruik) en publiek – privaat (imago en identiteit, milieuzonering, segmentering, bi-modaliteit, krakers en veiligheid).
Herstructurering De herstructurering van de bedrijventerreinen die in het Masterplan wordt voorgestaan, richt zich in eerste instantie op een aantal probleemgebieden. Door deze aan te pakken wordt het gebied als geheel; opgewaardeerd naar een eigentijds bedrijventerrein dat voldoet aan de hedendaagse en toekomstige kwaliteitseisen. De beoogde herstructurering omvat 11 samenhangende projecten op verschillende strategische locaties in het gebied. Voor deze herstructurering werken de verschillende partijen nauw samen. Drie van de genoemde herstructureringslocaties zijn gelegen binnen het plangebied van het bestemmingsplan bedrijventerrein Emer Hintelaken. Deze worden hieronder kort besproken: 1. Bedrijfslocaties Hoek Backer en Reubweg – rivier de Mark In dit gebied liggen, op een zichtlocatie, diverse kavels die niet of nauwelijks worden benut of mogelijkerwijs in de toekomst niet meer worden gebruikt. Voor deze kavels moet een nieuwe invulling worden gevonden. Nieuwe, mogelijk watergebonden, bedrijfsactiviteiten kunnen hier worden ingebracht. Veel aandacht moet hier zijn voor een goede presentatie richting de Backer en Reubweg (noordelijke rondweg). 2. Infrastructuur op Hintelaken (Rudonk en Franse Akker) De wegbreedte is in dit deel van het bedrijvenpark beperkt. Dit geeft parkeeroverlast en voor vernieling van trottoirs. Beleid richt zich op herstructurering van de weg. 3. Ontsluiting Achter Emer Dit vormt een praktisch zelfstandig bedrijventerrein, waarvan de ontsluiting niet ideaal is. Door een beperkte bewegwijzering en een beperkte zichtbaarheid is het bedrijventerrein is moeilijk toegankelijk, met name voor onbekenden. Beleid richt zich op een betere interne en externe bewegwijzering.
21
De 11 herstructureringslocaties
Overige onderwerpen Naast de aanpak van de 11 geselecteerde herstructureringslocaties komen een aantal bijzondere onderwerpen aan de orde: I.
Parkmanagement: Hiermee wordt beoogd de effecten van de huidige investeringen en opwaarderingen een duurzaam karakter te geven. Binnen De Korgten is reeds een samenwerkingsverband gevormd waar al veel is gerealiseerd. In Emer/Hintelaken is de samenwerking (op het gebied van onder meer beheer en onderhoud) tussen de bedrijvenvereniging De Mark en de gemeente Breda nog jong. II. Beveiliging: Er is sprake van een collectieve beveiliging op alle bedrijventerreinen in het plangebied. Dit moet echter verder uitgewerkt worden om te voldoen aan de gewenste keurmerken. Verder moet het door partijen ondertekende convenant worden uitgewerkt tot een werkbaar kader om criminaliteit en overlast terug te dringen. III. Financiële haalbaarheid: Tenslotte komt in het Masterplan de financiële haalbaarheid van de plannen in het Masterplan aan de orde.
22
Parkmanagement "Bedrijventerreinen verraden vaak een soort cowboymentaliteit. Ooit ingericht en daarna nauwelijks onderhouden. Bedrijven strijken er als los zand neer. Maar er is een kentering zichtbaar. De laatste jaren is er meer aandacht voor de kansen die samenwerking kan bieden". (Parkmanagement, kwaliteit wint terrein, Ministerie van Economische Zaken, maart 2002). Parkmanagement is een middel om de kwaliteit van het bedrijventerrein af te stemmen op de wensen van de betrokken ondernemers en beheerders en om het bereikte kwaliteitsniveau ook op lange termijn vast te houden. Parkmanagement is geen toverwoord en het is evenmin een blauwdruk voor succes. Het is een wederzijds erkennen dat er in gezamenlijkheid een meerwaarde kan ontstaan die voor ieder afzonderlijk voordelen biedt. Het vereist bovendien een constante inspanning.
Aspecten van parkmanagement: Het parkmanagement is vooral een kwaliteitsmanagement. Het richt zich op een aantal kwaliteitsaspecten. In het bijzonder zijn te noemen de vorm en inrichting van de openbare ruimte en de aanwezige bebouwing, de aanwezigheid van diensten en voorzieningen voor bedrijven en werknemers en tenslotte het beheer van openbare en private eigendommen.
Stappen In het proces is grofweg een aantal stappen te onderscheiden die essentieel zijn voor de continuïteit van het proces. Wel geldt de opmerking dat plaatselijke omstandigheden aanpassingen in dit stappenschema noodzakelijk kunnen maken. Allereerst moeten partijen zich bewust worden dat een gezamenlijk optreden een meerwaarde kan bieden. Op basis van een inventarisatie van wensen kan dan een pakket van maatregelen worden samengesteld. Als helder is wat er gedaan moet worden, kan een organisatorische en financiële opzet worden gemaakt. Naast deze vaak fysieke ingrepen, dient een organisatie te worden opgebouwd die zich op dienstverlening en facilitaire zaken richt. Deze organisatie kan als centraal orgaan functioneren voor contacten naar afnemers en aanbieders. Tenslotte dienen afspraken te worden vastgelegd over de continuïteit van het toekomstig beheer en exploitatie.
Intensief ruimtegebruik Ruimte in Nederland is schaars en wordt steeds schaarser. Het is noodzakelijk zo efficiënt mogelijk met grond om te gaan. Een van de mogelijkheden is om bedrijfsterreinen zo intensief mogelijk te gebruiken. Intensief is een relatief begrip. (o.a. tijd, bebouwing, mensen), het heeft geen absolute normstelling. Het beleid is er op gericht per bedrijf en per locatie te streven naar een efficiënt mogelijk gebruik van de beschikbare grond dit alles binnen de grenzen van leefbaarheid en bereikbaarheid.
Parameters De mate van intensiteit is met name afhankelijk van het type bedrijvigheid. Naar mate een bedrijf industriëler van karakter is, is er vaak een lagere mate van intensiteit. Heeft een bedrijf vooral een kantoorkarakteristiek. dan kan een hoge mate van intensiteit worden bereikt. Belangrijke component hierbij is bijvoorbeeld het belang dat vrachtauto's in de bedrijfsvoering innemen. Ook de omvang van het bedrijf is cruciaal voor de mate waarin kostbare voorzieningen kunnen worden gerealiseerd. Ook de gewenste ruimtelijke kwaliteit van het gebied kan bijdragen aan de mate van intensief ruimtegebruik. Wordt er een
23
parkachtige omgeving gewenst of juist een hoogstedelijke ambiance. De mate waarin de verkaveling efficiënt is opgezet kan leiden tot grote verschillen in ruimtegebruik. Gezien deze verschillen, kan beter gesproken worden van zorgvuldig ruimtegebruik. Hierbij wordt gestreefd naar de maximale intensiteit van de grond gezien het specifieke bedrijf in de specifieke locatie.
Succesfactoren Traditioneel wordt een bedrijventerrein op individuele basis ontwikkeld: ieder perceel staat op zichzelf en wordt afzonderlijk beoordeeld. De kracht van intensief ruimtegebruik ligt in het collectieve optreden van de diverse ondernemers. De gemeentelijke overheid is door haar organisatie en haar taak niet het meest geëigende orgaan om hierin een belangrijke leidende rol te spelen. De gemeente kan daartegen juist wel een stimulerende en steunende rol spelen door voorwaarden te scheppen. Essentieel is de aanwezigheid van een overkoepelde organisatie. Deze organisatie kan de diverse individuele ontwikkelingen met elkaar in verband brengen. Ze kan tevens andere beheermatige taken organiseren, zoals groenonderhoud, afvalmanagement, beveiliging, etc. Indien deze organisatie financieel krachtig genoeg is, kunnen tevens kostbare voorzieningen (bijvoorbeeld een parkeergarage) vooruitlopend op de uitgifte worden gerealiseerd. Ook een zogenoemd facility-point kan door deze organisatie geëxploiteerd worden. Een facility-point is een voorzieningencentrum, dat algemeen ondersteunende diensten aan de bedrijven biedt. Gedacht moet worden aan diensten die niet door de individuele bedrijven afzonderlijk opgebracht kunnen worden, zoals kinderopvang. Dit centrum is ook het logische punt voor de huisvesting van de beveiligingsdiensten of voor de bedrijvenvereniging. Zaken zoals copieer-services en detailhandel worden ook vaak genoemd in het kader van een facility-point. Dit zijn echter commerciële activiteiten die elders op het terrein gevestigd zijn of kunnen worden.
24
4.
Inventarisatie en analyse
4.1.
Bodem, cultuurhistorie en archeologie
Bodem Het plangebied ligt op de grens tussen het Hoge en het Lage, die wordt veroorzaakt door onder meer de dekzandruggen die in het zandgebied voorkomen, maar ook door het dal van de Mark. De zuidelijke rand van het holocene veen, dat haast in heel de kustvlakte voorkomt, liep slingerend door Breda en eindigt waar de Pleistocene zandondergrond hoger dan 0,5 tot 1,0 m + NAP ligt. Het veen werd deels afgedekt met een kleilaag die grotendeels afgezet is tussen het midden van de veertiende en het midden van de zestiende eeuw. Het veengebied in het noordwesten van Breda was al sinds de middeleeuwen in gebruik als beemdengebied en beslaat het noorden van de wijk Haagse Beemden en een zone langs de Mark tot in Breda en Boeimeer. Het beemdengebied is wat verbrokkeld door de aanwezigheid van grotere en kleinere donken en uitlopers van de dekzandruggen. In het plangebied ligt de polder Hintelaken, die geomorfologisch bestaat uit dekzand met veen en afzettingen (2M14). De bodem bestaat uit klei over veen of moerig materiaal op zand. Waarschijnlijk was er tot in de late 14e eeuw veen aan de oppervlakte te vinden, waarna tussen vooral 1400 - 1540 kleiafzetting plaatsvond. Een "lake" of "laak "is hier een natuurlijke waterloop waarlangs veengebieden op de rivier afwaterden. Wat "hinte" betekent is niet duidelijk. In de loop van de tweede helft van de veertiende eeuw en de eerste helft van de vijftiende eeuw is de loop van de rivier De Mark belangrijk verbreed door erosie ten gevolge van de getijdenwerking. Nadien is die brede stroombaan weer gaan verlanden. Dit gebeurde door aanslibbing aan de oevers, opslibbing van de oude oevers en de vorming van opwassen midden in de stroom bij de buigpunten van de meanders. Heel deze verzameling van sterk opgeslibde gronden of zelfs geheel nieuwe gronden heet hier in de volksmond vanouds "De Hillen". De hillen hebben het karakter van oeverwallen gekregen: ze reiken tot 1,5 m + NAP, waar de achterliggende beemden vaak maar enkele decimeters boven NAP liggen. Zo namen de hillen de functie deels van de dijkjes over, die dan ook verwaarloosd werden. De hillen bij Krauwelaar ter hoogte van de Emelenberg, zijn vrij dikke getijdenafzettingen, die deels bestaan uit klei op veen op zand en langs de rivier ook klei op zand. Het kleidek dateert hier uit de periode 1375 - 1825. Op enkele plaatsen bleven in het hillengebied nog restgeulen of langgerekte laagten over van de oude rivier De Mark zoals die vóór de overstromingsperiode liep. In het plangebied liggen ter plaatse van de Terheijdense Brug, waar een in 1760 rechtgetrokken Markmeander lag, nog hillen die zich in de periode 1375 1550 ontwikkeld hebben. De Markkanalisatie dateert vooral van ca. 1970, maar deels al van ca. 1930. Ten zuiden van het plangebied loopt de beek de Bethlehemloop, die al slingerend van tussen de dekzandruggen van Steenakker en Huifakker kwam, om via de laagte van het Venne van de Emer (nu: Emerput) zijn weg te vervolgen naar het Markdal tot aan de rand van het Hoge bij Abroek. De beek is genoemd naar een herberg ter hoogte van Gageldonk, aan de Papenvonder waarover rond 1700 Bredase katholieken naar de Gageldonkse kapel gingen. Die kapel fungeerde toen als schuilkerk. Het Venne van de Emer wijst in zijn naam al op veen. Dat veen is echter allang door ontwatering of vergraving verdwenen. Omstreeks 1963 werd met een zandzuiger hier een groot gat (de Emerput) gegraven (15 meter diep) om zand te vinden voor de wijk Hoge Vucht. De geomorfologische ondergrond van Emer-Noord bestaat verder grotendeels uit de brede hoge dekzandrug van Achter Emer, met verschillende dekzandkoppen. Naar het westen toe begint het brede beekdal van de Mark. Ten oosten van het plangebied gaat de dekzandrug over naar de lager gelegen zandgronden, om vervolgens te eindigen in de Lage Moeren. Moer is de streekbenaming voor veen en moeren betekent het uitgraven van veen. In dit ingesloten gebied tussen de rug van Burgst en die van de Achter Emer, zijn delen van het veen weggegraven, maar deels is het nog aanwezig. Turfgraverij op kleinere schaal, voor boeren eigen gebruik, wordt vermoed in de Moeren tussen Burgst en de Emer.
25
Figuur 1: Geomorfologie De dekzandruggen van Breda-West zijn vanaf de late Middeleeuwen bedekt door grote akkercomplexen. De landschappelijke ligging van het plangebied maakt het aannemelijk dat er in het verleden menselijke activiteiten hebben plaatsgevonden. Uit grootschalig archeologisch onderzoek in Breda-West blijkt namelijk dat de pre- en protohistorische bewoning te vinden is op de vruchtbare hoge delen in het landschap nabij het water. Vanaf de Vroege Middeleeuwen verschuift de bewoning steeds verder naar de lagere delen van het landschap. De boerderijen uit de Late Middeleeuwen liggen vrijwel altijd op de overgang naar de beekdalen. Deze menselijke activiteiten hebben in de bodem sporen achtergelaten, die bestaan uit resten van boerderijen, waterkuilen, grafstructuren en dergelijke. In hoeverre de aanleg van de huidige (industriële) bebouwing en infrastructuur deze bewoningsporen hebben aangetast, is niet bekend.
Cultuurhistorie Het veengedeelte dat tussen de rand van de hoge gronden en de rivier de Mark lag, was het natuurlijke uitloopgebied van de boeren die op het zand woonden. Zij gebruikten de veengronden in de lente vooral als hooiland en in de zomer, wanneer de bodem wat opgedroogd en steviger was, als weidegrond. De aldus gebruikte gronden werden "beemd" genoemd. De rivier de Mark was de natuurlijke achtergrens van die beemden. Vanaf het Hoge liepen tal van wegen de beemden in om daar wat te vertakken en dan dood te lopen. Op enkele plaatsen blijken dat erg brede wegen geweest te zijn. De verkaveling van de beemden is wisselend van karakter en dateert al vanuit de middeleeuwen. In Hintelaken zien we een rommelig strookvormig geordende blokverkaveling. De polders rond de Emelenberg en Abroek bestonden uit onregelmatige blok- en strookverkaveling. Vanaf ca. 1250 begon vanuit Zeeland de zee geleidelijk westelijk Noord-Brabant binnen te dringen. In de eerste eeuw daarna merkte men daarvan bij Breda nog weinig. Vanaf het midden van de veertiende eeuw is er sprake van dijken. In eerste instantie heeft men delen van de beemden beschermd door tussen vooruitspringende punten van het hoge land dijkjes op te werpen. Wat later heeft men langs de Beneden-Mark dijkjes aangelegd op kortere afstand van de rivieroever. Vooral vanaf 1400 werden die dijkjes geteisterd door hoogwater op de Mark en tussen 1421 - 1538 functioneerden ze zelfs als echte zeedijken. Na 1500 begon de Mark dicht te slibben. Dichter bij de Mark werden nieuwe dijken aangelegd die amper of niet meer doorbraken. Deze dijken zijn dus veel "gladder" dan de middeleeuwse dijkjes. Pas in de jaren 1960 werd dit oude dijkensysteem vervangen door 26
hoge en brede moderne dijken. In het plangebied onderscheiden we de volgende typen van waterkerende dijken: 1. Dijk langs Hintelaken, vermoedelijk een type B dijk van rond 1375. Type B dijken zijn dijken die langs de middeleeuwse rivier kronkelende met talloze wielen. De zwaarste kleiafzettingen liggen buiten die dijk. Deze dijkjes zijn verwaarloosd toen de voorliggende "hillen" even hoog of hoger werden. Deze dijken dateren hier in aanleg van de tweede helft van de veertiende eeuw. 2. Dijk ten zuiden van de Emelenberg die de oude Markarm afsnijdt en dus een type C dijk moet zijn. Daterend uit de 16e eeuw. Type C dijken zijn glad verlopende dijken met slechts weinig wielen. Het zijn de herdijkingsdijken van de zestiende eeuw en soms later. 3. Dijk langs Abroek, mogelijk een middeleeuwse dijk maar met latere versterking. Dit is een type B/C dijk van rond 1375. In het plangebied liggen verder twee sluizen, namelijk sluis Bethlehemloop, die vermoedelijke dateert van ca. 1375 en sluis Hintelaken-Z, die vermoedelijk dateert uit ca. 1550. Midden in het plangebied lag het landgoed De Emer wat voort is gekomen uit de middeleeuwse heerlijkheid Achter Emer (fig. 3). De heerlijkheden vormden een typisch middeleeuws fenomeen. In oorsprong zijn dat grote stukken grond waarover de bezitter of heer een zekere rechtsmacht bezat. Veelal betrof die macht ook de mensen die op die grond woonden of anderszins aan de heerlijkheid gebonden waren. Deze rechtsmacht vertoonde gradaties: de hoge rechtsmacht liet toe misdadigers te bestraffen, eventueel met de doodstraf. De lage rechtsmacht liet slechts toe boetes tot een zeker niveau op te leggen, terwijl het recht van "erven en onterven" er op neer kwam dat de gronden die onder de heerlijkheid vielen alleen ten overstaan van de heer of zijn vertegenwoordiger en zijn leenof laathof konden worden verkocht of verorven. Voor die heer was er in principe een woning op de heerlijkheid. Veelal werd die woning in de loop van de tijd uitgebouwd tot een eenvoudig kasteeltje met op de voorhof een hoeve. Tot de heerlijkheid hoorden vaak nog enkele hoeven die door de heer verpacht werden. Daarnaast was een deel van de grond uitgegeven en werd daarvan jaarlijks een klein bedrag aan de heer betaald. Andere gronden waren als leengoed uitgegeven. De leen- en cijnsgronden lagen deels aaneen tegen het eigen deel van de gronden van de heerlijkheid, maar voor een ander deel lagen ze vaak erg verspreid. De bezitter van zo'n heerlijkheid was in de regel zelf weer leenman van een andere heer. De Emer viel samen met Burgst-Singeltjes, Gageldonk en Hambroek onder de Brabantse lenen van de hertogelijke rechtbank van Zandhoven. Te samen vormden ze "Hage-Hertog", een groep hertogelijke enclaves in het Land van Breda die geheel te vergelijken was met Baarle-Hertog. Pas in 1388 kwam Hage-Hertog onder de Bredase rechtsmacht. De Emer zelf was een rond 1400 van Gageldonk afgesplitste hoeve die een eigen heerlijkheidje vormde maar weldra terugviel naar een gewoon landgoed. Het bestond uit een omgracht kasteel met voorhof en hoeve. De gronden lagen in de directe omgeving en op de Achter Emer. Het latere landgoed De Emer had een uigebreid park met vijvers bij het kasteel en tal van dreven in en langs het landgoed. Een van de dreven is tevens zichtlijn van De Emer op het Hooghuis van Gageldonk. Aan de Mark lag een theekoepel en ten oosten van het kasteel een negentiende-eeuws familiegraf. Het kasteel is ca. 1856 afgebroken. Het landgoed is toen versnipperd. De balken uit het kasteel werden hergebruikt in de Bredase windmolen de Vier Winden en nadien nogmaals in de molen van Ulvenhout. Ten noorden van landgoed Achter Emer lag het van oorsprong middeleeuwse gehucht Achter Emer, dat bestond uit verspreide bewoning aan de straat. Het waren hoofdzakelijk boerderijen met akkers op de dekzandrug bij de hoeven. De oude bolle akkers of enkeerdgronden zijn juist gesittueerd op de hoogste koppen in het landschap (fig. 2). De Hoge akkers van De Emer en Braakbroek zijn genoemd naar de bijbehorende hoeven. In het noorden van het plangebied lag verder nog de bolle akker van Achter Emer, die ook hoorde bij heerlijkheid Achter Emer. Bolle akkers getuigen van een nog niet geheel begrepen intensieve bewerking van het akkerland in of na de Middeleeuwen. Daardoor kwam het midden van de akker zo'n halve tot een hele meter hoger te liggen dan de randen. Dit zal de afwatering bevorderd hebben. Open akkercomplexen waren aan de
27
buitenzijde wel begrensd met een levende haag, eventueel op een wal, maar de interne verdeling in eigendoms- of gebruikseenheden bestond uit greppels van een voet breed en diep, ofwel een grasbandje van een voet breed, dan wel een denkbeeldige lijn tussen twee merktekens zoals een steen of paal. Deze open akkers zijn waarschijnlijk de oudste akkercomplexen. Bovendien is in de Kempen, maar óók heel nadrukkelijk in Breda, aangetoond dat onder deze in de negentiende eeuw niet of schaars bewoonde akkers, vroegmiddeleeuwse en zelfs oudere bewoningssporen schuil gaan. Het nederzettingspatroon is tot in de dertiende eeuw nogal dynamisch geweest. Pas vanaf de dertiende eeuw werd blijkbaar het nederzettingspatroon gevormd, dat we rond 1800 nog (in uitgegroeide vorm) kunnen waarnemen.
Figuur 2: Cultuurhistorische relicten: gehuchten, oude akkers en wegen Langs de Mark, benedenstrooms van Breda, liep het Trekpad. Het eerste stukje was niet alleen bezit van de stad Breda, maar hoorde ook bestuurlijk onder Breda. Vóór 1596 was er al een pad van Breda tot Terheijden. Dat pad werd toen en in 1623 verbeterd. Het pad zou in 1955 nog bestaan hebben en in de bodem zijn er hier en daar nog resten van aanwezig. In het plangebied vinden we verder diverse oude wegen, namelijk: I. II. III. IV. V.
Rietdijk = beemdenweg Achter Emer = gehuchtstraat en kerkweg De Dreef = weg naar veer Emerweg, Buurstedestraat of Zuilenstraat = kerkweg van De Emer, gehuchtstraat Bethelempad = akkerweg, route van Breda naar Gageldonkse kapel toen die schuilkerk was VI. Gageldonkseweg = gehuchtstraat
In de Tachtigjarige Oorlog wisselde Breda vijf maal van bezetter. In 1624/5 en 1637 ging dat met omvangrijke en langdurige belegeringen gepaard, die heel de streek rond Breda op zijn kop zetten. Rond de stad werd een buitenomsingelingswal gelegd, met daarop een aantal grote en kleine kampen. Binnen deze wal lagen nog wallen (binnenwallen). Bovendien werden de wegen vaak op meer eenvoudige wijze versterkt. In heel het gebied wemelde het van grotere en kleinere schansjes en het geheel was voortdurend in ontwikkeling naarmate het beleg vorderde. Uit het cultuurhistorisch onderzoek door de heer Leenders blijkt dat in het gebied verschillende verdedigingslinies en kampementen uit de Tachtigjarige Oorlog lagen, welke zijn opgeworpen in 1624/25 en 1637, waarbij bedacht moet worden dat het kaartmateriaal niet overal exacte lokalisatie toelaat. Sporen van beide
28
linies zijn in de bodem redelijk goed bewaard gebleven, zoals blijkt uit archeologisch onderzoek van de afgelopen jaren in Breda.
Figuur 3: Militaire relicten, landgoederen en middeleeuwse heerlijkheden Ook in het plangebied rond Achter Emer vinden we sporen van de Tachtigjarige Oorlog. Het gaat om verdedigingslinies van de Spanjaarden uit 1624/25 en de Staatse troepen uit 1637. Tijdens het beleg van de Spanjaarden in 1624/25 lag er bij Gageldonk een militair kamp. De verdedigingslinies die de kampen en schansen met elkaar verbonden, liepen via de Gageldonkseweg naar Achter Emer. Ze bestonden uit een opgeworpen wal met brede gracht. Los van de grote belegeringen werden de rivieren steeds beschermd met schanswerken, zoals de wal naar de Mark bij De Opslag uit 1637.
Archeologie Uit het plangebied zelf zijn geen vindplaatsen bekend. Rondom Gageldonk zijn wel verschillende waarnemingen gedaan. In 1973 werd hier een klein onderzoek verricht naar het kasteel Gageldonk, bestaande uit boringen, weerstandsmetingen en een opgraving. Daarbij werden funderingen van het hoofdgebouw omgeven door een 6 a 10 m brede gracht aangetroffen. De vermoedelijke datering van de muurresten ligt rond 1500. Ook werden scherven uit de vroege en late Middeleeuwen gevonden. Ten westen en vooral ten zuiden van het plangebied is veelvuldig archeologisch onderzoek gedaan vanaf 1995 als gevolg van de grootschalige aanleg van bedrijventerreinen (o.a. Emer- en Steenakker) en de aanleg van de HSL. Hier zijn onder andere sporen van bewoning uit de Brons- en IJzertijd aangetroffen evenals uit de Romeinse tijd en Middeleeuwen. Het gebied blijkt vooral vanaf de Brons- en IJzertijd tot en met de Middeleeuwen vrij intensief en mogelijk vrij continu bewoond te zijn geweest. Uit het grootschalig archeologisch onderzoek op Steenakker blijkt ook dat de vruchtbare hoge delen van het dekzandgebied inclusief de lager gelegen beekdalen gedurende de Brons- en IJzertijd tot en met de Middeleeuwen intensief in gebruik zijn geweest. De landschappelijke ligging van het plangebied in combinatie met de conserverende oude akkerlaag en de diverse vindplaatsen geven aan dat we hier met een archeologisch zeer waardevol gebied te maken hebben.
29
4.2.
Ruimtelijke structuur
Ruimtelijke hoofdstructuur Het gehele plangebied is te karakteriseren als een bedrijventerrein dat wordt doorsneden en omringd door belangrijke structuurlijnen van verkeer, groen en water. Aan de zuidzijde ligt de Backer en Ruebweg die onderdeel vormt van de noordelijke rondweg in Breda. Parallel aan de weg ligt de Bethlehemloop met een groenzone. Aan de westzijde ligt de Emerparklaan die als een soort parkway met brede groene bermen het gebied een ruim en groen karakter geeft. De weg vormt de hoofdontsluiting van de Haagse Beemden en ontsluit tevens op drie plaatsen het plangebied. Ten noorden ligt het agrarisch buitengebied en landgoed IJzerenhek. Ten oosten van het plangebied ligt de rivier de Mark. Het gebied wordt doorsneden door twee oost-west structuurlijnen. Centraal door het gebied loopt een brede groenzone parallel aan de Mijkenbroek. Het vormt een oude route die in de woonwijk Haagse Beemden een vervolg krijgt langs de fietsroute aan het Rustenburgpad. Aan de noordzijde loopt de Moerlaken door het plangebied. De weg vormt een verbinding naar de oostzijde van de Mark en de Terheijdenseweg. De weg heeft aan beide zijden een brede groenzone. Parallel aan de weg loopt een hoogspanningsleiding. Door de hierboven genoemde structuurlijnen van verkeer, groen en water wordt het plangebied ingedeeld in drie deelgebieden. Het betreft Emer-noord in het zuiden, Hintelaken in het midden en de Achter Emer in het noorden. De gebieden zijn in verschillende fasen gerealiseerd en hebben elk hun eigen ruimtelijke opzet en bedrijfstypologieën. Door de groene inrichting van de randen van het bedrijventerrein heeft het gebied een sterk introvert karakter. Het gebied is goed bereikbaar vanaf de Emerparklaan, maar heeft een verscholen ligging achter de grote hoeveelheid groen. Het gebied is niet zichtbaar vanuit omliggende gebieden en heeft hiermee ondanks zijn ligging aan hoofdinfrastructuurlijnen en ondanks de belangrijke positie die het terrein heeft binnen de regionale en provinciale economische structuur geen representatieve zijde naar de omgeving. Met name het ontbreken van representatieve bebouwing aan de Backer en Ruebweg kan hierbij als een gemis gezien worden.
Foto: Rudonk
Foto: Emerput
30
Ruimtelijk beeld Het ruimtelijk beeld van het bedrijventerrein wordt bepaald door de grote verscheidenheid aan bedrijven in het gebied. Deze verscheidenheid betreft zowel naar omvang (grote en kleine bedrijven), naar het type van de werkgelegenheid (van opslag tot kantoor), als naar de milieucategorieën (categorie 1 t/m 4). Deze verscheidenheid uit zich in een grote variatie in bebouwingsvormen, ruimtelijke opbouw en inrichting van de percelen. De mate van bebouwingsdichtheid is ook zeer diffuus; van intensief bebouwde kavels tot kavels met veel open ruimte en braakliggende kavels. Op het bedrijventerrein is nauwelijks sprake van een zonering in bedrijfstypen of bedrijfssegmentering waarmee de mogelijkheid tot een afstemming in beeldkwaliteit van bebouwing en inrichting van de percelen ontbreekt. Het gehele gebied heeft een zeer matige ruimtelijke kwaliteit door de grote diversiteit in type van bedrijven, de veroudering van de bebouwing, met hierdoor veelal een slechte beeldkwaliteit en de grote hoeveelheid leegstand. Een bijdrage aan deze zeer matige kwaliteit wordt geleverd door de inrichting van de percelen en de kwaliteit en het onderhoud van de openbare ruimte. Het geheel leidt op verschillende plaatsen tot een verlaten en verpauperd beeld wat een zeer negatief effect heeft op omliggende percelen. In de voorbije jaren is de kwaliteit van het bedrijventerrein in de deelgebieden sterk afgenomen. Hierbij gaat het om : I. II. III. IV.
technische veroudering: parkeerproblemen en onderhoud van openbare ruimte; economische veroudering: leegstand en beeldkwaliteit van de bebouwing; maatschappelijke veroudering: problemen omtrent grondgebruik en veiligheid; ruimtelijke veroudering: problemen met bedrijfssegmentering en bi-modaliteit.
De problemen doen zich voor in zowel Emer-noord en Hintelaken als in het meer recent gerealiseerde Achter Emer. In een proces van jaren is er een sterke achteruitgang in de kwaliteit van de bedrijfsvoering, in de inrichting van de percelen, de beeldkwaliteit van de bebouwing en de intensiteit van het ruimtegebruik. Deze knelpunten hebben de laatste jaren in een neerwaartse spiraal de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte en beeldkwaliteit van de bebouwing en inrichting van de percelen verslechterd. De bebouwing bestaat overwegend uit loodsen, soms gecombineerd met een kantoorgedeelte. Het kantoorgedeelte betreft veelal een lagere aanbouw aan de voorzijde. De percelen zijn veelal ingericht met een verharde buitenruimte ten behoeve van parkeren en buitenopslag. De terrein worden afgeschermd met een manshoog hekwerk. Het ontbreken van een groene aanplant op de percelen geeft het geheel een zeer stenige uitstraling. De wegen hebben allemaal een breed profiel dat volledig is verhard waarbij de inrichting vooral gericht is op het gebruik door vrachtverkeer. In het Masterplan zijn de sterke en zwakke punten en de kansen en bedreigingen van de bedrijventerreinen in beeld gebracht. Hierin zijn zowel de problemen in het publieke als in het private gebied aangegeven. Knelpunten die hierin naar voren komen voor de publieke ruimten betreffen de profilering naar buiten toe, de fysieke/technische kwaliteit van de infrastructuur, de geïsoleerde ligging van met name Achter Emer, de parkeerprobleem en het onvoldoende onderhoud aan de openbare ruimte. Tevens wordt aangegeven dat door de opdeling van het bedrijventerrein in drie ruimtelijke deelgebieden de mogelijkheid voor één duidelijk imago / identiteit ontbreekt. Knelpunten voor het private gebied betreffen met name het achterstallig onderhoud van de bedrijfsruimten en het omliggende kavel, langdurig leegstand, verpaupering, extensief ruimtegebruik en de grondvervuiling.
Deelgebied Emer-noord Emer-noord is ontwikkeld eind jaren '60 en begin jaren '70 van de vorige eeuw. Het gebied kent een tweedeling met aan de westzijde de Emerplas en aan de oostzijde het bedrijventerrein. Het betreft een gemengd bedrijventerrein waarin zowel percelen van 1.000 á 2.500 m2 zijn gesitueerd als grote percelen die enkele hectaren beslaan. Het betreft overwegend bedrijven in milieucategorie 3. Aan de Mark zijn grotere bedrijven gesitueerd met milieucategorie 4. Op de kleinere percelen centraal in het gebied komen op een aantal plaatsen bedrijven voor in een lagere categorie. Hier zijn ook enkele bedrijfswoningen
31
gesitueerd. Met name in de zone aan de Backer en Ruebweg en de rivier de Mark liggen verschillende kavels die niet of nauwelijks in gebruik zijn. De uitstraling van dit deel van het bedrijventerrein geeft een verlaten en verpauperd beeld. Het terrein is aangelegd met een sterk orthogonale structuur waarbij oude verkavelingsstructuren en voor het beemdengebied kenmerkende veldwegen, houtwallen en waterlopen verloren zijn gegaan. Alleen de Bethelehemloop is behouden en loopt parallel aan de Backer en Ruebweg. De hoofdweg wordt gevormd door de Mijkenbroek die aan de westzijde een aansluiting heeft op de Emerparklaan. Aan de zuidzijde is een beperkte aansluiting op de Backer en Ruebweg. Het is hier alleen mogelijk om komende vanaf het bedrijventerrein in westelijke richting de Backer en Ruebweg op te rijden. De wegen kennen een ruim profiel waarbij groen maar zeer beperkt aanwezig is. Gecombineerd met de grote hoeveelheid verharding op de percelen vormt het gebied een groot contrast met de ruime hoeveelheid groen waarmee het terrein omringd wordt. Hoewel het terrein gesitueerd is aan de noordelijke rondweg, is het zuidelijke deel in de huidige situatie niet geschikt voor de ontwikkeling van een representatieve zichtlocatie. Dit komt door de indirecte bereikbaarheid van het gebied via de Emerparklaan – Mijkenbroek en het aanwezige groen langs de Bethlehemloop die het directe zicht vanaf de Backer en Ruebweg ontneemt. De Emerplas is van oorsprong een zandwinput die momenteel gebruikt wordt ten behoeve van het productieproces van de CSM. Het betreft de tijdelijke opslag van grondterra (= grond die bij het rooien van de suikerbiet aan de suikerbiet blijft kleven) en productiewater, die vrijkomen tijdens de verwerking van de suikerbieten. De overeenkomst voor het tijdelijk gebruik loopt af op 31 december 2009. Met de ontwikkeling van de spoorzone krijgt de plas een retentiefunctie en gaat hiermee structureel onderdeel vormen van het watersysteem binnen Breda. Ten noorden en oosten van de plas zijn enkele bijzondere functies gesitueerd. Het betreft onder andere een kartbaan en een politiebureau.
Foto: Mijkenbroek
Foto: Hekven
Deelgebied Hintelaken Bedrijventerrein Hintelaken is midden jaren '70 tot midden jaren '80 van de vorige eeuw tot ontwikkeling gebracht. De brede groenstructuur ten noorden van de Mijkenbroek zorgt voor een ruimtelijke knip tussen Emer-noord en Hintelaken. Het gebied is door de orthogonale structuur en de overeenkomst in bedrijfstypologieën vergelijkbaar met Emer-noord. In Hintelaken komen bedrijfspercelen voor die variëren van 1.000 á 4.000 m2 met enkele grotere percelen tot 10.000 m2 (1 hectare). Het betreft overwegend bedrijven in milieucategorie 3. Aan de Mark zijn enkele bedrijven gesitueerd met milieucategorie 4. Op de kleinere percelen centraal in het gebied komen op een aantal plaatsen bedrijven voor in een lagere categorie. Hier zijn ook enkele bedrijfswoningen gesitueerd. Op de oever van de Mark is een zanddepot gesitueerd. Hintelaken heeft een centrale ontsluitingsas in noord-zuid richting: de Rudonk. De weg is duidelijk herkenbaar als hoofdroute door de groene middenberm met dubbele rij populieren.
32
Aan de Rudonk zijn enkele grootschalige bedrijven gesitueerd. Aan de Franse Akker betreft het meer kleinschalige percelen. Het gebied is toegankelijk vanaf de Emerparklaan via de Mijkenbroek in het zuiden en de Schapenweide in het noorden. De Schapenweide heeft een verbinding met het gebied Achter Emer onder de Moerlaken door. De Franse Akker en de Ramshoorn vormen twee interne verkeerslussen.
Foto: Rudonk
Foto: Mark
Deelgebied Achter Emer Het bedrijventerrein Achter Emer is in de jaren '90 van de vorige eeuw tot ontwikkeling gebracht. Bij de ontwikkeling van het gebied is sterk rekening gehouden met de uitgangspunten van het structuurplan Haagse Beemden. In het gebied zijn de landschappelijke kwaliteiten en potenties van het bestaande milieu benut. De verkaveling en ontsluiting van het bedrijventerrein is afgestemd op de schaal van het bestaande landschap. Enkele voor het beemdengebied kenmerkende veldwegen, houtwallen en tracés van waterlopen zijn behouden, evenals de beplanting langs de Rietdijk en Achter Emer als landschapsbuffer naar het agrarisch middengebied. In het gebied zijn een 6-tal zones geprojecteerd welke samenvallen met bestaande veldwegen en houtwallen van het oorspronkelijke beemdengebied. De zones zijn in het plan opgenomen als verkeer- of groenbestemming en worden in relatie gebracht met enerzijds de oeverstrook aan de Mark en anderzijds met de waterlopen en beplantingen van de Emerparklaan. Het gebied heeft hiermee, in tegenstelling tot de gebieden Emer-noord en Hintelaken een kleinschalig karakter. In de beleving van het bedrijventerrein komen deze landschappelijke elementen echter niet overeen met de routing door het gebied over het Weidehek. Het leidt tot een versnipperd beeld waarbij de betekenis van de landschappelijke elementen niet altijd helder is of structurerend voor de oriëntatie. Bij de ontwikkeling van het gebied is een duidelijke zonering aangebracht met grotere percelen aan de oostzijde bij de Mark en kleinere percelen aan de west- en noordzijde in de overgang naar de Emerparklaan en het agrarisch buitengebied. De zonering betreft niet alleen de omvang van de percelen maar ook de categorie van bedrijven. In de genoemde overgangszones komen overwegend bedrijven voor in milieucategorie 1 en 2 gecombineerd met (zakelijke) diensten. Bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein is hiermee niet alleen een passende overgang gerealiseerd, maar is ook bewust ingespeeld op de behoefte die er begin jaren '90 van de vorige eeuw was op de markt. In het oostelijk deel betreft het bedrijven in de milieucategorieën 1, 2 en 3. Er is aan het Weidehek één bedrijf gesitueerd in milieucategorie 4. In het gebied komen geen bedrijfswoningen voor. Het gebied Achter Emer – Weide Hek wordt aan de noordwestzijde ontsloten vanaf de Emerparklaan en aan de zuidoostzijde vanaf het bedrijventerrein Hintelaken via de Schapendreef. Het betreft een matige ontsluiting die zorgt voor een enigszins geïsoleerde ligging van het gebied. De ontsluiting is ook als een van de knelpunten genoemd in het Masterplan.
33
Foto: oude groenstructuur Schapendreef
4.3.
Foto: Boezemkade langs de Mark
Groen- en waterstructuur
Moeren- en beemdengebied Breda-noord Het landschap van Breda-noord bestaat voor het grootste deel uit laag gelegen natte veenen kleigebieden, het zogenaamde moeren- en beemdengebied. Beemd is de plaatselijke aanduiding voor grasland dat eerst gehooid werd en daarna gebruikt werd voor het weiden van jong vee. Van oudsher liepen de weiden of 'beemden' regelmatig onder water, doordat de Mark onderhevig was aan de getijden van eb en vloed. Moer is de streekbenaming voor veen. In een aantal gebieden is turf gestoken waardoor de veenlaag goeddeels is verdwenen. De moeren en beemden kennen haast geen opgaande beplanting en zijn daardoor zeer open. Deze gebieden zijn vaak opgedeeld in lange smalle percelen en kennen een dicht raster van sloten. Het grootste deel van bedrijventerrein Emer Hintelaken is op een dekzandrug gebouwd.
Emerput De Emerput en de omliggende parkzone vormen de omvangrijkste groenvoorziening op bedrijventerrein Emer Hintelaken. De Emerput is van oorsprong een zandwinput waaruit het gewonnen zand werd gebruikt om de Haagse Beemden op te hogen. De plas staat in verbinding met de Bethlehemloop, die weer in open verbinding staat met de Mark. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat de Emerput ooit een (intensief) recreatieve functie voor de Haagse Beemden zou gaan vervullen. Deze functie is inmiddels overgenomen door de Asterdplas. De Emerput en de omliggende parkzone heeft een beperkte ecologische en recreatieve functie. Er bevindt zich een vogelkijkhut, vanwege de vele vogels die op en nabij de Emerput fourageren en het gebied rondom de Emerput wordt veel gebruikt door hondenbezitters als losloopgebied. De Emerput wordt momenteel gebruikt wordt ten behoeve van het productieproces van de CSM. Het betreft de tijdelijke opslag van grondterra en productiewater, die vrijkomen tijdens de verwerking van de suikerbieten. De overeenkomst voor het tijdelijk gebruik loopt af op 31 december 2009. De grondtarra die de afgelopen jaren in de plas is opgeslagen, is kort geleden uit de Emerput gebaggerd en het is dan ook goed mogelijk om de Emerput in de toekomst een hogere waarde voor ecologie en recreatie te geven. Overigens zal de bodem van de plas nog wel vijf tot zeven jaar nodig hebben om in te klinken, alvorens ook het water een functie kan krijgen. Tot die tijd is de plas uiterst gevaarlijk (drijfzand). De plas krijgt op termijn een retentiefunctie ten behoeve van de ontwikkeling van de spoorzone. Hiermee gaat de Emerput structureel onderdeel vormen van het watersysteem binnen Breda.
34
Mark De dijk langs de Mark vormt in ecologische en in ruimtelijke zin een waardevolle groenstructuur in noord-zuid richting door Breda. Binnen het plangebied wordt dit echter op enkele plekken doorbroken door de aanwezigheid van bedrijven. Het betreft met name het Zanddepot aan de Schapenweide. Langs de Markoevers (aan de westzijde) is een ecologische verbindingszone gepland. De Markoevers worden door het waterschap waar mogelijk heringericht als ecologische oevers met stapstenen.
Emerparklaan De Emerparklaan is naast de Emerput en de Mark de derde structuurdrager in het plangebied. Het is een soort parkway die het gebied allure geeft. De weg kent zeer brede groene bermen met verspreid staande opgaande beplanting en vormt de hoofdontsluiting voor het plangebied van Emer Hintelaken en het oostelijke deel van de Haagse Beemden.
Overige groenstroken De overige groenstroken op Emer en Hintelaken bestaan uit verschillende elementen, waaronder oude kavelbeplanting van voor de aanleg van het bedrijventerrein en brede groene (midden)bermen waarin bomen zijn aangeplant. Aan de noordkant is er een houtwal aangelegd als buffer tussen het bedrijventerrein en historische lintbebouwing (Achter Emer). Het IJzerhekpad, een fietsverbinding tussen de Emerparklaan en de Rietdijk (historisch lint) is eveneens als groenvoorziening aangemerkt.
4.4.
Functionele structuur
Het bedrijventerrein Emer Hintelaken is gelegen in de gemeente Breda in West Brabant en vormt samen met De Krogten een groot cluster van bedrijventerrein. In de Nota Ruimte (april 2004) en de nota Pieken in de Delta van het Ministerie van Economische Zaken (juni 2004) wordt West-Brabant met Breda als centrum als economisch kerngebied aangemerkt. West-Brabant is strategisch gelegen tussen de wereldhavens van Rotterdam en Antwerpen. De verbinding door de HSL-shuttle met het Europese netwerk en de ontwikkelingen rond Via Breda moeten de komende jaren een belangrijke economische impuls betekenen om Breda verder op hoogwaardig niveau te ontwikkelen. Door de ligging temidden van een netwerk van moderne spoor- en wegverbindingen vormt Breda de toegangspoort tot Brabant-Stad. Op stedelijk niveau draagt aanhaking aan dit West-Europese railsysteem bij aan de ontwikkeling van een complete, vitale en duurzame stad. Belangrijk daarvoor is dat Breda als vestigingsplaats positief scoort. De meeste lokale basiscondities voor bedrijfsvestiging geven een relatief gunstig beeld te zien voor Breda (voor het jaar 2005). Een aantal vestigingscondities zoals het hoogwaardige woonmilieu en het positief gewaardeerd ondernemingsklimaat kunnen daarbij in het voordeel van Breda werken. In het Masterplan Emer/Hintelaken – De Krogten worden verschillende knelpunten aangegeven voor het bedrijventerrein. Naast ruimtelijke knelpunten worden ook knelpunten aangegeven die de functionele structuur betreffen. Onder andere wordt aangegeven dat een duidelijke bedrijfssegmentering ontbreekt op het bedrijventerrein wat niet bevorderlijk is voor het zwakke imago / identiteit van het terrein. Het gevolg hiervan is dat bedrijven van verschillende aard en omvang naast elkaar gevestigd zijn. Deze relatief willekeurige ordening zorgt voor fricties in de eigen bedrijfsvoering, de buitenruimte en met andere gevestigde ondernemers (parkeerproblemen, kapotte trottoirs, etc.). Tevens zorgt de diversiteit aan functies en bijbehorende uitstralingen voor een rommelig aanzicht als geheel. Een matige of onduidelijke beeldkwaliteit lokt ook andere ongewenste effecten uit als bijvoorbeeld parkeren op stoepen, zwerfvuil, achterstallig onderhoud, etc. Dit vormt een complicerende factor bij de opgave om de kwaliteit van het bedrijventerrein te verhogen en te bestendigen.
35
4.5.
Verkeer
Autoverkeer De wegenstructuur in Breda is hiërarchisch. Er zijn de volgende typen wegen te onderscheiden: I. Stroomwegen (de Rijkswegen) II. Stadsontsluitingswegen, deze sluiten aan op de Stroomwegen en verbinden de wijken met de stroomwegen en verbinden de wijken onderling.(voorbeelden: Noordelijke en Zuidelijke Rondweg, Terheijdenseweg) III. Wijkontsluitingswegen, deze ontsluiten de wijken en sluiten aan op de stadsontsluitingswegen (voorbeelden: Emerparklaan, Doornboslaan) IV. Erftoegangswegen, deze ontsluiten woningen en bedrijven. Het verkeer binnen een buurt wordt over het algemeen op deze wegen afgewikkeld. Hoofdstructuur in bedrijventerrein Emer Hintelaken Hintelaken is een gebied dat is ingericht als verblijfsgebied. De wegen erftoegangswegen en hebben geen of nauwelijks een doorgaande functie.
zijn
De ontsluiting van het gebied vindt plaats door drie aansluitingen op de wijkontsluitingsweg Emerparklaan (Mijkenbroek, Schapenweide en Weidehek). Daarnaast is er nog een onvolledige aansluiting op de stadsontsluitingsweg Noordelijke Rondweg. (slecht één van de vier richtingen is mogelijk, buurt uit richting west). De Schapenweide wordt ook gebruikt als verbinding tussen de gebieden Hintelaken en Achter Emer. In het Masterplan Emer/Hintelaken - De Krogten worden verschillende knelpunten aangeduid die de verkeersstructuur betreffen. In het plangebied gaat het om de infrastructuur op Hintelaken (Franse Akker en Rudonk). De wegbreedte is in dit deel van het bedrijvenpark aan de krappe kant. Beleid richt zich op herstructurering van de weg. Daarnaast is de ontsluiting van Achter Emer niet ideaal. Door een beperkte bewegwijzering en een beperkte zichtbaarheid is het bedrijventerrein moeilijk toegankelijk. Het beleid richt zich op een betere interne en externe bewegwijzering. Het parkeerprobleem is in het gehele plangebied aanwezig. Oorzaken hiervan liggen in: 1. daadwerkelijk tekort aan parkeerplaatsen in de openbare ruimte, 2. verkeerde functie op de verkeerde plaats (basisregel: parkeren op eigen terrein), 3. scheve verdeling in parkeerdruk, 4. beperkt gebruik van andere transportmogelijkheden, 5. beperkte mate van delen van capaciteit. Het resultaat in de buitenruimte is een slordige aanblik van overal geparkeerde voertuigen wat bijdraagt aan de negatieve spiraal en trekt andere ongewenste elementen zoals zwerfvuil of kapotte trottoirs / gazons aan.
Openbaar vervoer Door de gebieden Emer en Hintelaken lopen geen buslijnen. Wel liggen er bushaltes in de nabijheid aan de randen van het gebied: aan de noordelijke rondweg en in de nabijgelegen woonwijk Haagse Beemden. Een groot deel van de bedrijven valt buiten de gewenste loopafstand van 400 meter vanaf de halte. Alle haltes worden aangedaan de buslijn Centrum – Station NS – Haagse Beemden. Deze lijn heeft een kwartierfrequentie overdag.
Fiets In het noordelijke deel van het gebied zijn beperkt een aantal fietsvoorzieningen aanwezig, de Achter Emertunnel en het IJzerhekpad. Daarnaast is de Rietdijk zodanig aangesloten op de verkeersstructuur dat doorgaand autoverkeer hier niet voorkomt. De Rietdijk is opgenomen in het fietsnetwerk. In de rest van het gebied zelf zijn geen speciale fietsvoorzieningen aanwezig. Fietsers maken gebruik van de erftoegangswegen. Om het gebied heen zijn goede fietspaden aanwezig, langs de Emerparklaan en de Noordelijke Rondweg. Deze fietspaden maken deel uit van het fietsnetwerk. Hiermee is de gehele stad (en bv ook Prinsenbeek) goed
36
bereikbaar. De Mijkenbroek maakt deel uit van het fietsnetwerk, er zijn echter geen speciale voorzieningen getroffen voor de fiets. Onderdeel van het gewenste fietsnetwerk is een verbinding tussen Weidehek en het fietspad ter hoogte van het Haagse Beemdenbos. Deze verbinding heeft zowel een recreatieve functie als een utilitaire functie. Op dit moment (eind 2006) zijn er echter geen concrete plannen tot het realiseren van deze verbinding. Er zijn voor dit gebied op dit moment (medio 2007) geen plannen voor een wezenlijke verandering in de verkeersstructuur.
4.6.
Kabels en leidingen
Door het plangebied loopt een bovengrondse hoogspanningsleiding. De leiding loopt vanaf het transformatorstation in de Krogten tussen de Oude Baan en de Terheijdenseweg evenwijdig aan Moerlaken in westelijke richting naar Roosendaal. Het betreft een 150 KV hoogspanningsleiding met een beschermingszone van 40 meter. Er ligt een hogedruk gastransportleiding aan de zuidzijde van het plangebied bij de Backer en Ruebweg. De leiding loopt van oost naar west door het plangebied. Het invloedgebied van het plaatsgebonden risico voor deze leiding ligt 14 meter van het hart van de leiding. In de omgeving van de Moerlaken brug, aan de noordoostzijde van het plangebied, ligt een hoofdwatertransportleiding. Voor deze leiding moet een afstand van 5 meter worden aangehouden ten opzichte van bebouwing. Er liggen diverse hoofdtransportleidingen voor stadsverwarming in het plangebied. Er ligt een leiding bij de westgrens van het plangebied parallel aan de Emerparklaan. Parallel aan de Moerlaken ligt een leiding vanaf de brug naar de Emerparklaan / Haagse Beemden. Een derde leiding loopt vanaf de Markhek in het noorden naar de Moerlaken en vervolgens ook richting de Emerparklaan / Haagse Beemden. Ten opzichte van deze leidingen moet een afstand van 5 meter worden aangehouden voor bebouwing. Binnen het plangebied is een straalpad aanwezig met een beschermingszone van 100 meter breed. Het betreft de verbinding Roosendaal – Oosterhout. Binnen deze beschermingszone mag de hoogte van gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet hoger bedragen dan 27 meter boven N.A.P..
37
38
5.
Milieu-hygienische aspecten
5.1.
Algemeen
Breda wil een stad zijn waarin mensen graag wonen, werken en recreëren. Leefbaarheid en duurzaamheid zijn hiervoor sleutelbegrippen. Een gezond en veilig woonmilieu is hierbij van groot belang. Daarnaast hebben bedrijven ruimte nodig om zich te ontwikkelen en dient er voldoende groen te zijn voor natuurontwikkeling en recreatie. Om dit te kunnen bereiken dient bij ruimtelijke ontwikkelingen integraal naar het te ontwikkelen gebied te worden gekeken en zullen alle, soms tegenstrijdige, belangen zo goed mogelijk op elkaar af gestemd moeten worden.
5.2.
Bodem
Een bodemverontreiniging is over het algemeen niet zichtbaar aanwezig. Daarom speelt de bodemkwaliteit in de beleving van de gebruikers van de ruimte een relatief kleine rol. Toch kan een eventuele bodemverontreiniging nieuwe ontwikkelingen frustreren omdat de kosten van een sanering te hoog zijn. Daarnaast kan een (vermoeden van) bodemverontreiniging leiden tot ontrust bij de omwonenden. In de Wet bodembescherming en de bijbehorende protocollen en circulaires zijn normen opgenomen waaraan de kwaliteit van de bodem kan worden getoetst. Hierbij wordt zowel gekeken naar de humane-, ecologische- als naar de verspreidingsrisco's. Op basis van deze toetsing wordt bepaald of de bodem gesaneerd moet worden. De eisen die aan een eventuele sanering worden gesteld zijn mede afhankelijk van het toekomstige gebruik van de locatie. De algemene doelstelling van het Rijk is dat in 2030 alle ernstige verontreinigingen van de (water)bodem zijn gesaneerd en /of onder controle zijn. De doelstelling ten aanzien van bodem in de milieuvisie is: In 2015 is Breda een eind op weg richting de landelijke doelstelling: een stad op een stevige, leefbare en duurzame bodem, die geschikt is voor een breed gebruik. Alle historische bodemverontreinigingen zijn gesaneerd of beheersbaar geworden. In het plangebied zijn in het verleden diverse bodemonderzoeken verricht. Hierbij zijn plaatselijk verontreinigingen aangetroffen. Deze verontreinigingen zijn in de meeste gevallen direct te relateren aan bedrijfsactiviteiten die hier hebben plaatsgevonden. Op de plaatsen waar geen activiteiten hebben plaatsgevonden, is de bodem naar verwachting niet verontreinigd. Het beeld van de bodemkwaliteit op het bedrijventerrein is niet volledig. In de toekomst zal het inzicht toenemen doordat bij grondtransacties en bouwvergunningaanvraag bodemonderzoek wordt uitgevoerd. Een aantal bedrijven is aangesloten bij de stichting Bodemsanering bedrijventerreinen (BSB). Deze stichting begeleidt bedrijven bij het inzichtelijk maken van de bodemkwaliteit en indien noodzakelijk bij het saneren van de bodem. Behoudens de verontreinigingen die plaatselijk zijn, zal de bodemkwaliteit geen belemmering vormen voor eventuele toekomstige ontwikkelingen. Indien een verontreiniging aanwezig is zal per geval bekeken moeten worden hoe hiermee om te gaan. In verband met mogelijke kosten samenhangend met de afvoer van (licht) verontreinigde grond en vanuit duurzaamheidoverwegingen verdient het de voorkeur om bij eventueel noodzakelijke bodemsanering waar mogelijk met een gesloten grondbalans te werken.
39
5.3.
Geluid
Inleiding Geluid is één van de factoren die de beleving van de leefomgeving in belangrijke mate bepalen. Door de toename van het verkeer en de bedrijvigheid wordt de omgeving in steeds sterkere mate belast met geluid. Dit leidt tot steeds meer klachten, In een aantal gevallen wordt de gezondheid beïnvloed door geluid. Hoge geluidsniveaus kunnen het gehoor beschadigen en ook de verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. Door de toename van het geluid in de omgeving, wordt de behoefte aan stilte steeds meer als een noodzaak gevoeld. Om deze zaken te ondervangen zijn normen opgenomen in wetten. Met name de Wet geluidhinder, de Luchtvaartwet en de Wet milieubeheer zijn in dit kader van belang. Deze normen ondervangen echter slechts voor een deel de problemen. Zo richt de wetgeving zich op zogenaamde gevoelige objecten zoals woningen, scholen en ziekenhuizen. Over het geluid in natuur- en of buitengebieden zijn geen normen in wetten opgenomen, terwijl ook dit geluid als storend wordt ervaren. Dit gegeven wordt ook in het Nationaal Milieu Plan onderkend. Om de leefbaarheid te verbeteren of ten minste te handhaven, zal het beleid zich in de toekomst vooral richten op de bron van het geluid. De doelstelling ten aanzien van geluid in de milieuvisie is: In 2015 is de geluidskwaliteit inzichtelijk bekend en aanvaardbaar. Een dynamische stad met stille plekken, zonder hinder en met voldoende rust.
Industrielawaai Op het bedrijventerrein wordt in dit bestemmingsplan een milieuzonering aangebracht, dat wil zeggen dat het bedrijventerrein wordt ingedeeld in zones waarin bedrijven met dezelfde milieucategorie zijn toegestaan. Op het bedrijventerrein zijn bedrijven tot en met categorie 3 toegestaan. De zone waarin milieucategorie 3 of meer is toegestaan (bedrijven met grote milieuhinder) is gelegen aan de noord-oostzijde van het plangebied langs de Mark, omdat daar de afstand tot omliggende woonwijken het grootst is. In schillen daaromheen worden milieucategorieën met aflopende hinder geprojecteerd. De volgende tabel geeft de maximale afstanden. Milieucategorie 1 tot en met 3 1 tot en met 3 (zwaar) 1 tot en met 4
maximale straal 50 meter 100 meter 300 meter
Dit beleid is vooral voor nieuwe vestigingen van belang. Bestaande vestigingen beschikken over moderne milieuvergunningen die hinder tot een minimum beperken. Aangezien er geen financiële middelen zijn om overlast veroorzakende bedrijven te verplaatsen, zal vooral middels de milieuvergunning overlast worden bestreden. Bij verschillende bedrijven is een bedrijfswoning gevestigd. Deze woningen mogen alleen door het eigen bedrijf zwaarder belast worden. Voor andere bedrijven gelden deze bedrijfswoningen als 'normale 'woning. Deze woningen kunnen de ontwikkelingsruimte van de omliggende bedrijven daardoor ernstig beperken. Nieuwe bedrijfswoningen worden in dit bestemmingsplan daarom niet toegestaan.
Wegverkeerslawaai Bedrijvigheid wordt niet gezien als een geluidsgevoelige bestemming in het kader van de Wet geluidhinder. De in het plangebied gelegen bedrijfswoningen vallen onder de regeling bestaande bedrijven van de Wet geluidhinder.
40
5.4.
Luchtkwaliteit
Door de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Vooral langs drukke wegen kunnen de concentraties van verschillende stoffen zo hoog zijn dat deze de gezondheid kunnen aantasten. Om te voorkomen dat de gezondheid wordt aangetast door luchtverontreiniging dient bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden te worden met de luchtkwaliteit ter plaatse. In de milieuvisie is de volgende doelstelling voor 2015 opgenomen: De luchtkwaliteit is inzichtelijk, bekend en aanvaardbaar. Op 19 juli 2001 is het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Blk) in werking getreden. Het Besluit Luchtkwaliteit 2005 is een implementatie van de Europese regelgeving uit 1996, en bevat luchtkwaliteitsnormen voor de stoffen zwaveldioxide, stikstofoxiden en stikstofdioxide, zwevende deeltjes (fijn stof (PM10)), lood, koolmonoxide en benzeen. In het Besluit luchtkwaliteit 2005 is een koppeling gelegd tussen het luchtkwaliteitsbeleid en het beleid op het gebied van de ruimtelijke ordening en verkeer en vervoer. Bij het maken van ruimtelijke ordenings- en verkeers-/vervoersplannen moeten de gevolgen voor de luchtkwaliteit meewegen. Nieuwe ontwikkelingen dienen getoetst te worden aan de grenswaarden. Een grenswaarde geeft de kwaliteit aan die op een bepaald tijdstip ten minste moet zijn bereikt, en die, waar zij aanwezig is, ten minste moet worden instandgehouden. Behalve voor zwevende deeltjes (PM10) stikstofdioxide voldoet de luchtkwaliteit overal in Breda aan de gestelde grenswaarden. Mede door de relatief hoge achtergrondconcentraties overschrijden de concentraties zwevende deeltjes en stikstofdioxide plaatselijk de grenswaarden. De overschrijdingen hangen in de meeste gevallen samen met het drukke verkeer. Op het terrein zijn nog enkele uitgeefbare gronden beschikbaar. Om deze reden is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd (adviesbureauTauw, Kenmerk N004-4431150MAPbaw-V01). Uit het onderzoek blijkt dat tussen Peerdbroek en Hondsdonk in de autonome situatie in 2010 overschrijdingen te verwachten zijn voor de jaargemiddelde grenswaarde voor NO2 en het aantal overschrijdingen van de daggemiddelde grenswaarde voor fijn stof. Deze overschrijdingen worden verwacht ten gevolge van de verkeersintensiteit van de Backer en Ruebweg en de Emerparklaan tussen Peerdbroek en Hnodsdonk. De vestiging van nieuwe bedrijven heeft geen verdere verslechtering van de luchtkwaliteit tot gevolg. Na het uitvoeren van het luchtonderzoek is de publicatie 'Nieuwe inzichten in de omvang van de fijnstofproblematiek' van het Milieu en Natuur Planbureau verschenen (2006). Hierin wordt uiteengezet dat uit evaluatie van de meetresultaten van het landelijk meetnet luchtkwaliteit van de afgelopen 2 jaar de conclusie moet worden getrokken dat de achtergrondconcentraties voor fijn stof lager zijn dan tot nog toe is aangenomen en dat daar voor de toekomst ook rekening mee moet worden gehouden. Daarnaast moet met een aantal beleidsvoornemens (samen Prinsjesdagpakket genoemd) rekening worden gehouden, zoals versnelde invoering van roetfilters en het bevorderen van schone brandstoffen. Beide recente ontwikkelingen moeten, aldus het rapport, plaatselijk tot aanzienlijke verbetering van de luchtkwaliteit leiden. De reducties voor Breda zijn van die orde dat er vanaf 2010 geen overschrijdingen meer optreden voor fijn stof en NO2. Zoals blijkt uit het bovenstaande, geeft de luchtkwaliteitssituatie onmogelijkheden voor het bestemmingsplan Emer Hintelaken.
41
geen
directe
5.5.
Externe veiligheid
Externe veiligheid heeft betrekking op de risico’s die mensen lopen ten gevolge van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven en transportverbindingen (wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen). De doelstelling ten aanzien van externe veiligheid in de milieuvisie is: In 2015 zijn de risico’s inzichtelijk, bekend en aanvaardbaar. Waar noodzakelijk liggen rampenplannen en vluchtroutes klaar. De hulpverleningsdiensten zijn opgeleid en de Bredanaars weten wat ze moeten doen bij gevaarlijke situaties. Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn de aanvaardbare risico’s vastgelegd in diverse besluiten en regelingen. De belangrijkste regelingen zijn: 1. Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke stoffen, staatscourant 4/8/2004 nr 147; 2. Besluit externe veiligheid inrichtingen, staatsblad 2004 nr. 250; 3. Circulaire Zonering rond hogedruk aardgastransportleidingen van 26 november 1984. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan bovengenoemde normen. De ontwikkelingen zijn niet toegestaan indien deze leiden tot een overschrijding van de grenswaarden. Van de richtwaarden kan gemotiveerd worden afgeweken. Het externe risico wordt uitgedrukt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Binnen het bestemmingsplan gebied zijn de volgende risicovolle inrichtingen aanwezig die onder het “Besluit externe veiligheid inrichtingen” vallen: y y y
Cugla (Rudonk 11); Veluvine (Ramshoorn 11); RIWA (Schapenweide 6).
Buiten het plangebied is een risicovolle inrichting aanwezig die valt onder het "Besluit externe veiligheid inrichtingen" waarvan de invloedsgebieden gedeeltelijk over het plangebied vallen. Het betreft: y
Nova (Lijndonk 25)
De invloedsgebieden van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico zijn opgenomen op de plankaart. Buiten deze invloedsgebieden heeft het gebruik of het transport van gevaarlijke stoffen geen invloed op de toekomstige ontwikkelingen. Binnen het invloedsgebied moet onderzocht worden of er beperkingen gelden voor nieuwe ontwikkelingen.
Toelichting per bedrijf y
Cugla (Rudonk 11)
Plaatsgebonden risico De 10-6 contour ligt op 65 m. Binnen deze contour liggen geen kwetsbare objecten. Groepsrisico Op grond van artikel 12 van het Bevi dient het groepsrisico als gevolg van de inrichting te worden verantwoord. Dichtheid personen Het invloedsgebied van de inrichting bedraagt, op grond van tabel 2 van bijlage 2 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) 275 meter. Het aantal personen per pand is
42
bepaald aan de hand van de gegevens van het gemeentelijk basissysteem. Daaruit blijkt een dichtheid van ongeveer 67 personen per hectare. Groepsrisico Conform de concept Handreiking verantwoording groepsrisico gelden voor categoriale inrichtingen vaste kentallen. Conform tabel 17.2a van de Handreiking geldt er een maximaal aantal personen per ha vanaf de 10-5 contour tot de grens van het invloedsgebied van 145. Het maximaal aantal personen per ha vanaf de 10-6 contour tot de grens van het invloedsgebied bedraagt 275. Uit bovenstaande analyse blijkt dat er werkelijk 67 personen per ha aanwezig zijn. Er wordt voldaan aan de oriënterende waarde voor het groepsrisico. y
Veluvine (Ramshoorn 11)
Plaatsgebonden risico De 10-6 contour ligt op 60 m. Binnen deze contour liggen geen kwetsbare objecten. Groepsrisico Het invloedsgebied van de inrichting bedraagt 300 m. Binnen het invloedsgebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen gepland. Huidige situatie groepsrisico Het besluit geeft aan dat het maximale toegestane aantal personen niet meer dan 300 personen per ha mag bedragen. Er mogen dus ten hoogste 2040 personen (300 personen x 6,8 ha) aanwezig zijn. Bij een hoge personendichtheid (80 pers/ha ) wordt er voldaan aan het maximaal toegestane aantal personen van 300 pers/ha. In dit geval is het echter realistischer om uit te gaan van 30 pers/ha, waardoor ruimschoots wordt voldaan aan het maximaal toegestane aantal personen. y
RIWA (Schapenweide 6)
Plaatsgebonden risico De 10-6 contour ligt op 65 m. Binnen deze contour liggen geen kwetsbare objecten. Groepsrisico Het invloedsgebied van de inrichting bedraagt 380 m. Binnen het invloedsgebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen gepland. Huidige situatie groepsrisico Het besluit geeft aan dat het maximale toegestane aantal personen niet meer dan 300 personen per ha mag bedragen. Er mogen dus ten hoogste 3300 personen (300 personen x 11 ha) aanwezig zijn. Bij een hoge personendichtheid (80 pers/ha ) wordt er voldaan aan het maximaal toegestane aantal personen van 300 pers/ha. In dit geval is het echter realistischer om uit te gaan van 30 pers/ha, waardoor ruimschoots wordt voldaan aan het maximaal toegestane aantal personen. y
Nova (Lijndonk 25)
De 10-6 ligt niet over het plangebied. De invloedscirkel voor de bepaling van het groepsrisico wel. Ten behoegve van de milieuvergunning van het bedrijf is een risiscoanalyse gemaakt. Hieruit blijkt dat ruimschoots aan de oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt voldaan. Binnen de invloedsfeer zijn geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten toegestaan.
43
Gasleiding Door het plangebied loopt een aardgasleiding van 23 bar (ontwerpdruk). De leiding is getoetst aan de Notitie “externe veiligheid langs transportverbindingen” . In deze notitie wordt verwezen naar de circulaire van VROM betreffende “zonering rond hogedruk aardgastransportleidingen” van 26 november 1984. Voor gasleidingen gelden de volgende algemene bepalingen. Binnen 4 meter aan weerszijde van de gastransportleiding dienen alle handelingen achterwege te blijven die een veilig en bedrijfszeker gastransport in gevaar kunnen brengen. Hierbij valt te denken aan: y y y y y y
het aanbrengen van diepgewortelde beplanting en /of bomen het indrijven van voorwerpen in de grond het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging het aanbrengen van een gesloten wegdek (in overleg kan hiervan worden afgeweken) het permanent opslaan van goederen het oprichten van enig bouwwerk
Plaatsgebonden risico De 10-6 contour lig binnen een straal van 14 meter van het hart van de leiding. Binnen deze contour zijn geen nieuwe ontwikkelingen van kwetsbare objecten toegestaan. Binnen het invloedsgebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen gepland.
5.6.
Ecologie, flora- en faunatoets
Ecologie Emer Hintelaken is een bedrijventerrein welke grotendeels ingekaderd tussen wegen. Het verharde bedrijventerreinen heeft weinig ruimte voor groenontwikkeling. Waar mogelijk moet de ecologische kwaliteit en de ecologische betekenis van Mark behouden blijven en versterkt worden. De gewenste afstand van de oevers van de Mark tot aan de verharding bedraagt minimaal 10 meter. Deze tien-meterzone moet onbebouwd en onverhard, dat wil zeggen groen, zijn. Naast deze (hydrologische) hoofddrager kunnen ook secundaire dragers de planten en dieren in staat stellen zich te ontwikkelen en verplaatsen. Een voorbeeld daarvan is de groenstrook naast de Emerparklaan die een ecologische functie vervult. De doelstelling voor 2015 in de milieuvisie betreffende groen luidt: Natuur is een vast onderdeel van de kwaliteit van de stad. Natuur kent een grote diversiteit, wat blijkt uit een toename van de soortenrijkdom van zowel planten als dieren. Natuur heeft verschillende functies: van voetbalveldje in de straat tot leefgebied van de das. Ook in de woonwijken is natuur dichtbij huis te vinden. Op loopafstand (zo'n 200 meter) zijn er groen-rustplaatsen. Aansluitend op de GHS heeft de gemeente Breda een ecologische groenstructuur opgesteld. In deze structuur wordt onderscheid gemaakt tussen verblijfsgebieden, bijzondere gebieden en verbindingszones. Het beleid is er op gericht om de bestaande ecologische groenstructuur te handhaven en waar mogelijk te versterken. Waar handhaving van de bestaande structuur niet mogelijk is, dient dit gecompenseerd te worden. Hierbij is het van vitaal belang voor het systeem dat de ecologische verbindingen in stand blijven. Het dient voorkomen te worden dat kruisingen met wegen onneembare barrières worden.
Flora- en faunatoets Sinds 1 april 2002 is de Flora- en faunawet van kracht. Het doel van deze wet is het instandhouden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Een van de uitvloeisels van deze regelgeving is dat de effecten van nieuwe plannen op de 44
planten- en diersoorten die in een gebied aanwezig zijn beoordeeld dienen te worden. Er zijn geen nieuwe plannen bekend welke een negatieve invloed hebben op de aanwezige soorten.
5.7.
Bedrijven
De aanwezigheid van bedrijven kan de kwaliteit van de leefomgeving beïnvloeden. Bedrijven kunnen geur, stof, geluid en gevaar ten gevolg hebben. Voorkomen moet worden dat bedrijven hinder veroorzaken naar de omgeving, vooral indien het woongebieden of andere gevoelige bestemmingen betreft. Daarnaast moeten bedrijven zich kunnen ontwikkelen en eventueel uitbreiden. Om dit bereiken is het van belang dat bedrijven en gevoelige bestemmingen ruimtelijk goed gesitueerd worden zodat de bedrijven zo min mogelijk overlast opleveren en woongebieden de bedrijven zo min mogelijk beperken in hun bedrijfsuitvoering. In de milieuvisie is de volgende doelstelling opgenomen: Milieu, economie en ruimtelijke ordening worden in samenhang beschouwd. Hierbij wordt gestreefd naar het maximaal haalbare milieurendement. Economische groei gaat hand in hand met een vermindering van de milieubelasting. De gemeente, bedrijven en instellingen zijn in dialoog over het te voeren milieubeleid en wisselen kennis uit. De mate en de ernst van de invloed van een bedrijf is mede afhankelijk van het type en de omvang van het bedrijf. In de uitgave “Bedrijven en milieuzonering” uitgegeven door de VNG is per bedrijfstype een globale indicatie gegeven van het invloedsgebied voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. Op basis van het aspect met de grootste afstand zijn de bedrijven in de volgende categorieën ingedeeld. y Categorie 1 grootste afstanden 0 en 10 meter y Categorie 2 grootste afstand 30 meter y Categorie 3 grootste afstanden 50 en 100 meter y Categorie 4 grootste afstanden 200 en 300 meter y Categorie 5 grootste afstanden 500, 700 en 1000 meter De afstanden gelden in principe tussen de perceelsgrens van het bedrijf (bij een gangbare perceelsgrootte en -indeling) en anderzijds de gevel van een woning. De afstanden in bovengenoemde uitgaven moeten als indicatief gezien worden. Doordat de omvang van bedrijven kan verschillen en omdat bedrijven maatregelen kunnen nemen om de invloed te beperken kan de invloedssfeer in werkelijkheid afwijken van bovengenoemde afstanden. De uiteindelijke afstemming tussen de hinder van het bedrijf en de omgeving wordt geregeld in het kader van de Wet milieubeheer. In het noorden van het plangebied ligt aan de Weidehek nog een ongebruikte kavel met een mogelijkheid voor het vestigen van een nieuw bedrijf. Hier is een bedrijf toegestaan in milieucategorie 3. Het betreft een invloedsgebied van 50 tot 100 meter. Gezien de ligging van de dichtsbijzijnde woning vormt dit geen probleem.
5.8.
Duurzaam bouwen
Het bestaande wettelijke kader (Bouwbesluit en bestemmingsplan) dient volledig te worden benut. Bij een duurzaam gebouw gaat het erom dat het aantal nadelige milieueffecten in alle bouwfasen zoveel mogelijk beperkt worden door: verantwoord materiaalgebruik, energiezuinigheid, gezond binnenmilieu, maar ook afvalpreventie. Dit is het best te realiseren volgens de "drie-stappen-strategie":
45
1. Voorkom onnodig gebruik van energie, water, materialen en het produceren van afval. 2. Gebruik duurzame/hernieuwbare bronnen zoals zon, wind, regen en hergebruik afval. 3. Gebruik de niet duurzame bronnen verstandig en verwerk afval verstandig. Een voldoende duurzaam gebouw voldoet aan de vaste maatregelen uit het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen Utiliteitsbouw, en gestreefd wordt naar een gebouw met een energieprestatiecoëfficiënt (EPC) van tenminste 10% onder de norm van het Bouwbesluit . Bij alle projecten wordt een zo hoog mogelijke ambitie nagestreefd op alle milieuthema's. Bij elk project zal niet op alle onderdelen van het milieubeleid een zelfde ambitie haalbaar zijn. Per project zal bekeken worden wat haalbaar is. Er is hier sprake van maatwerk. Marktpartijen in Breda worden uitgedaagd en gestimuleerd om vooral zelf het initiatief te nemen om projecten te ontwikkelen die als een voorbeeld kunnen dienen. Dit kan gerealiseerd worden door aanvullende maatregelen uit het Nationaal Pakket Utiliteitsbouw te kiezen. Om de duurzaamheid te borgen voor de toekomst is parkmanagement een goede optie. Door middel van parkmanagement: y y
blijven behaalde resultaten geborgd; kan men periodiek nagaan van nieuwe mogelijkheden om de duurzaamheid te behouden of verder uit te bouwen.
Toelichting Nationale Pakketten Duurzaam Bouwen Er zijn zes Nationale Pakketten: Woningbouw (nieuwbouw en bestaande bouw), Utiliteitsbouw (nieuwbouw en bestaande bouw), Stedenbouw en Grond-, Weg- en Waterbouw (GWW). De Nationale Pakketten bevatten onder meer een aantal 'vaste' maatregelen. Deze hebben een onbetwist milieuvoordeel, zijn algemeen toepasbaar in alle bouwwerken en hebben geen of zeer beperkte meerkosten tot gevolg. Daarnaast zijn er variabele maatregelen; deze hebben een onbetwist milieuvoordeel, maar kunnen niet altijd worden toegepast als gevolg van hogere kosten of de specifieke situatie van een project.
Energie Op energiegebied liggen er kansen om in de bouwfase te kijken naar energiesystemen die voordelen (comfortverbetering, mogelijkheid van koeling, flexibiliteit van een systeem) in de gebruikersfase bieden. Op deze manier is uitwisseling van energie tussen bedrijven onderling een mogelijkheid. Hierbij valt te denken aan: y y
'cascade' gebruik van warmte, waarbij de toegepaste warmtetemperatuur bij aan elkaar grenzende bedrijven van hoog naar laag verloopt, zodat een gezamenlijke warmtebron kan worden gebruikt.; gebruik van restwarmte.
Door in de bouwfase rekening te houden met elektrotechnische installaties en energiesysteem kan men in de bedrijfsprocessen veel voordeel halen. Dit voordeel kan liggen in energieverbruik, comfortverbetering, koeling en flexibiliteit van het gebouw. Aangezien het hier om een combinatie van kantoren en bedrijfsgebouwen betreft, zijn collectieve maatregelen een goede optie. Een aantal opties zijn: y y
gezamenlijke inkoop van primaire energiedragers (elektriciteit, gas); centrale warmte/koude voorziening.
Tevens kan men gezamenlijk kiezen voor een duurzame energievoorziening. Enkele energievoorzieningen met een hoog rendement zijn: y y
toepassing van warmte/kracht koppeling; gebruik van biomassa, zon of wind voor energieopwekking;
46
y toepassing van warmtepompen. Voor gezamenlijke opwekking is een warmtepomp mogelijk een kansrijke optie. Ook windenergie is een mogelijke optie.
5.9.
Waterparagraaf
Water heeft vele aspecten in zich waaronder het feit dat het een bedreiging kan vormen. Op momenten dat het watersyteem als gevolg van regenval in korte tijd meer water moet verwerken dan het aan kan, leidt dit tot overstromingen. Te veel vocht in woningen kan leiden tot gezondheidsklachten. Daarnaast bestaat het gevaar dat de waterkwaliteit wordt aangetast waardoor de beschikbaarheid van drinkwater in het geding komt. Mede ten gevolge van de waterproblemen die in een aantal winters aan het eind van de 20e eeuw in Nederland optraden ten gevolge van hevige regenval, is het besef gegroeid dat water een belangrijke plaats verdiend in toekomstige ruimtelijke plannen. Om het hoofd te kunnen bieden aan zeespiegelstijging, toenemende neerslag en rivierwaterafvoer en verdergaande bodemdaling, nu en in de toekomst is het van essentieel belang dat het waterbeheer een belangrijke plaats inneemt in de ruimtelijke ordening. Sleutelbegrippen hierbij zijn: meer ruimte voor water en waterbewust bouwen en inrichten. De inrichting van de watersystemen dient gebaseerd te zijn op de volgende drie principes: I. niet afwentelen (bestuurlijk, financieel en geografisch, op geen enkel schaalniveau); II. volgen van de drietrapsstrategie vasthouden-bergen-afvoeren; III. gebruik maken van meer ruimtelijke maatregelen naast technische maatregelen. De doelstelling in de Milieuvisie luidt: Een natuurlijker watersysteem is het voornaamste streven, omdat het de basis is voor schoon drinkwater, natuurontwikkeling, recreatie en een betere kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Om het watersysteem op orde te houden en om negatieve consequenties als gevolg van ingrepen te voorkomen heeft het Waterschap Brabantse Delta hydraulische randvoorwaarden vastgelegd voor nieuwe ontwikkelingen. De hydraulische randvoorwaarden zijn de technische voorwaarden waaraan het waterschap de plannen toetst. Randvoorwaarden zijn bijvoorbeeld: voldoende hoeveelheid waterberging om het water niet versneld af te voeren en voldoende afmetingen van sloten om wateroverlast te voorkomen. Uitgangspunt is dat nieuwe ontwikkelingen “waterneutraal” dienen te zijn. Dit betekent dat de ontwikkelingen niet mogen leiden tot veranderingen aan het watersysteem.
oppervlaktewater Emer-noord/ Hinterlaken ligt in het stroomgebied van de Mark. Deze rivier stroomt langs de oostelijke rand van het plangebied. Aan de noordoostzijde van het plangebied bevindt zich langs de waterloop de boezemkade 'Markdijk West' die een waterhuishoudkundige functie heeft. Naast de Mark liggen binnen het bestemmingsplangebied een aantal waterlopen in beheer van het Waterschap Brabantse Delta. Het gaat om de Betlehemloop in het zuiden van het plangebied, de Nieuwe Kievitsloop aan de noordwestzijde en de leggerwaterlopen aan de noordoostzijde van het plangebied (bij Achter Emer). De genoemde waterlopen hebben alleen een waterhuishoudkundige functie als watervoerende waterloop. De waterhuishoudkundige functie van deze waterlopen dient in stand gehouden te worden, inclusief een onderhoudstrook van minimaal 4 meter. De Betlehemloop die langs de zuidelijke rand van het plangebied stroomt, stroomt in afwijking tot het overige oppervlaktewater via een duiker, met stuw en terugstroomvoorziening, naar de Mark.
47
De Mark heeft naast een waterhuishoudkundige functie ook een functie als ecologische verbindingszone. Waar mogelijk zal deze ecologische functie in de toekomst worden versterkt. In het zuiden van het plangebied liggen een aantal waterplassen waarvan de Emerput de grootste is. Het gebruik door CSM van de Emerput voor op opslag van grondtarra en productiewater loopt 31 december 2009 ten einde. Hiermee wordt het mogelijk om de Emerput in de toekomst een hogere waarde voor ecologie en recreatie te geven. De plas krijgt op termijn een retentiefunctie ten behoeve van de ontwikkeling van de spoorzone. Hiermee gaat de Emerput structureel onderdeel vormen van het watersysteem binnen Breda.
riolering Het gebied tussen de Emerput, de Mijkenbroek en de Emerparklaan heeft een gescheiden rioolstelsel. Het gebied ten noorden van de Moerlaken (Emer-noord) heeft een verbeterd gescheiden stelsel. Het overige deel van Hintelaken heeft een gemengd rioolstelsel. Dit gemengde stelsel is via een overstort verbonden met de Mark. Het doel is om in de toekomst het gehele gebied te voorzien van een (verbeterd) gescheiden stelsel, zo mogelijk met afkoppeling van schoon hemelwater vanaf daken. In overleg met het waterschap dient hiervoor gekeken te worden naar de noodzaak en de mogelijkheden voor retentie in het gebied. In verband met bovengenoemd toekomstbeeld dient bij herbouw, nieuwbouw of renovatie het afvalwater op de erfgrens gescheiden aangeboden worden. Te zijner tijd is het de bedoeling dat alle percelen hun afvalwater gescheiden gaan aanleveren. Voor het afwateringssysteem gelden de volgende uitgangspunten. 1. Voor alle percelen geldt dat te zijner tijd het afvalwater gescheiden aangeleverd moet worden; 2. Het gemengde rioolstelsel wordt omgebouwd naar een verbeterd gescheiden stelsel; 3. Voor het gebied wordt gestreefd naar een minimale drooglegging van 1.00 m t.o.v. het vloerpeil (het vloerpeil is 0.25m boven het straatpeil); 4. Bermen en groenstroken dienen zoveel mogelijk hol aangelegd te worden; 5. De ontwatering van de te handhaven percelen moet intact blijven dan wel aangepast worden aan de uit voeren plannen met de daarbij behorende uitgangspunten; 6. Het vuilwater wordt via rioolleidingen en gemalen afgevoerd naar de rioolwaterzuivering Nieuwveer; 7. Bij het regenwaterriool dienen maatregelen getroffen te worden om te voorkomen dat bij hoog water buitenwater instroomt (bv. door het aanbrengen van terugslagkleppen bij de overstorten). Genoemde uitgangspunten zullen separaat en in overleg met de waterbeheerders worden uitgewerkt in een rioleringsplan, dat onder meer dient als basis voor het verlenen van de nodige keurvergunningen en vergunningen op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewater.
Invloed bestemmingsplan Het bestemmingsplan is conserverend van karakter. De invloed van het bestemmingsplan op het watersysteem is derhalve beperkt. Wel worden de bestaande waterhuishoudkundige functies beschermd in dit bestemmingsplan.
Afstemming met de waterbeheerders Deze waterparagraaf is in overleg met het Waterschap Brabantse Delta tot stand gekomen. Hiermee is voldaan aan de watertoets.
48
6.
Doelstellingen van het bestemmingsplan
6.1.
Algemeen
Aanleiding voor het opstellen van het bestemmingsplan Emer Hintelaken vormt de herstructurering van het bedrijventerrein zoals vastgesteld in het Masterplan Emer/Hintelaken – de Krogten. Het bedrijventerrein heeft te maken met een zeer matige kwaliteit waar problemen als veroudering en leegstand een grote rol in spelen. De afgelopen jaren is er veel aandacht geweest voor reconstructie van het terrein die zich met name richtte op een opwaardering van de openbare ruimte. Met de reconstructie is men er echter niet in geslaagd de benodigde kwalitatieve inhaalslag te maken. De gemeente Breda en de betrokken bedrijven hebben in 2005 besloten om gezamenlijk een kwaliteitsimpuls aan het gebied te geven die uitgaat van herstructurering. Het bestemmingsplan heeft als doel een actuele juridische regeling te bieden om de ambities van het Masterplan te kunnen realiseren. De gemeente ziet het bestemmingsplan als een middel om de kwaliteit en vitaliteit van het bedrijventerrein te stimuleren en te bewaken. Het bestemmingsplan kan gezien worden als een hefboom om bedrijven aan te zetten ook te investeren in de beeldkwaliteit (win-win situatie). Het bestemmingsplan heeft een overwegend conserverend karakter, uitgaande van de bestaande situatie in het gebied en de bestaande mogelijkheden in het bestemmingsplan. Dit conserverende karakter wordt gecombineerd met de mogelijkheid voor bedrijven om, waar mogelijk, uit te breiden zodat de economische dynamiek in het gebied behouden blijft en wordt versterkt. Hierin liggen mogelijkheden voor zowel de bedrijven als de gemeente Breda om de ambities uit het Masterplan te kunnen realiseren. Tevens worden enkele specifieke ontwikkelingen die aangegeven zijn in het Masterplan juridisch vertaald in het bestemmingsplan. Naast de uitgangspunten uit het Masterplan richt het bestemmingsplan zich ook op het behoud en de versterking van de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden in het gebied. Het Masterplan is opgesteld vanuit een gezamenlijke ambitie van de gemeente Breda en de bedrijvenverenigingen om de veroudering en leegstand in het gebied tegen te gaan. Het richt op de technische veroudering (parkeerproblemen en onderhoud van openbare ruimte), de economische veroudering (leegstand en beeldkwaliteit van de bebouwing), de maatschappelijke veroudering (problemen omtrent grondgebruik en veiligheid) en ruimtelijke veroudering (problemen met bedrijfssegmentering en bi-modaliteit). Het zijn problemen die zowel het private als het publieke terrein omvatten. Het Masterplan richt zich naast algemene doelstellingen ten aanzien van veroudering en parkmanagement op specifieke herstructureringsopgaven. Voor het plangebied betreft het: I. de hoek Backer en Ruebweg – rivier de Mark; II. de infrastructuur op Hintelaken; III. de ontsluiting van de Achter Emer. Ad. I. In de zuidelijke zone aan de Backer en Ruebweg liggen verschillende kavels die niet of nauwelijks in gebruik zijn. Het gebied zou geschikt gemaakt kunnen worden voor nieuwe, mogelijk watergebonden, bedrijfsactiviteiten met een hoge beeldkwaliteit die passend is bij de uitstraling naar de Backer en Ruebweg. Ad. II. De wegbreedte van de wegen in Hintelaken is beperkt. Dit geeft parkeeroverlast en leidt tot vernieling van trottoirs. Het beleid richt zich op herstructurering van de weg. De herstructurering is te realiseren binnen de mogelijkheden van het bestemmingsplan. Ad. III. Verbetering van de ontsluiting van de Achter Emer richt zich met name op een verbetering van de bewegwijzering zowel intern als extern. Hiervoor worden in het bestemmingsplan geen specifieke regelingen opgenomen omdat de standaardregeling hiervoor voldoende mogelijkheden biedt.
49
6.2.
Zonering milieucategorieën bedrijven
Het bestemmingsplan heeft ten doel om de huidige functies in het gebied te bestendigen en binnen actuele regelgeving ontwikkelingsruimte te bieden voor het bedrijventerrein. Bestaande verschillen binnen het plangebied in bedrijfstypen en -categorieën vormen uitgangspunt voor de wijze van bestemmen en de ontwikkelingsmogelijkheden die worden geboden. Er is een zonering aangebracht die afgestemd is op: y y y y
de huidige mogelijkheden van de vigerende bestemmingsplannen; het huidige gebruik van de percelen en bebouwing binnen het plangebied; het provinciaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de bedrijventerreinen; de eventuele hinder naar omliggende gebieden.
Gezien de bestaande mogelijkheden op het terrein en het huidige gebruik kan niet volledig aangesloten worden op de beleidslijn van de provincie om bedrijven met milieucategorieën 1 en 2 uit te sluiten in het plangebied. Het beleid van de gemeente richt zich niet op een actieve herstructurering gericht op het uitsluiten van de lichte milieucategorieën (1 en 2). Wel worden beperkingen opgelegd in het bestemmingsplan voor de lichtere categorieën zoals hieronder verder wordt toegelicht. Binnen het plangebied is een zonering aangebracht in drie gebieden: Zone BT(A): bedrijven in de milieucategorieën 2 en 3 Zone BT(B): bedrijven in milieucategorie 3 Zone BT(C): bedrijven in de milieucategorieën 3 en 4 In de deelgebied Emer-noord en Hintelaken ligt de nadruk op bedrijven in milieucategorie 3 (Zone BT(B)). Zware milieucategorieën (tot milieucategorie 4) zijn mogelijk in een zone langs de Mark (Zone BT(C)). Deze zone ligt ver van de woongebieden en sluit aan op de zwaardere bedrijven op het aangrenzende bedrijventerrein De Krogten. Emer-noord en Hintelaken zijn binnen de gemeente Breda terreinen die zich specifiek lenen voor bedrijven in deze milieucategorieën. Het beleid van de gemeente is dan ook gericht op het handhaven, reserveren en stimuleren van de terreinen voor bedrijven in de zwaardere milieucategorieën. Binnen Emer-noord en Hintelaken kunnen bestaande bedrijven in een lichtere categorie dan de zonering aangeeft, worden gehandhaafd. De situering van nieuwe bedrijven in een lichtere milieucategorie is alleen onder bepaalde voorwaarden mogelijk. Het betreft de volgende voorwaarden: I. een nieuw bedrijf in milieucategorie 1 is niet toegestaan; II. locaties waarvoor geldt dat door omvang, situering en inrichting van het perceel het een meest doelmatig gebruik betreft; III. bedrijven die niet wenselijk zijn binnen een woonomgeving door hun milieuhinder en/of ruimtelijke inpasbaarheid. In Achter Emer zijn bedrijven in milieucategorie 2 en 3 toegestaan (Zone BT(A)). Het betreft een bedrijventerrein dat in de jaren '90 van de vorige eeuw ontwikkeld is als een modern gemengd terrein gecombineerd met (zakelijke) diensten waar bedrijven in een lichte miliecategorie (tot en met categorie 3) zijn gesitueerd. Dit komt voort uit de mogelijkheden van het vigerende bestemmingsplan voor het gebied en de huidige verkaveling en inrichting van de percelen. Gezien deze huidige situatie is het uitsluiten van bedrijven in milieucategorie 2 geen doelstelling van het bestemmingsplan. Er zijn enkele bedrijven in het gebied met milieucategorie 4 die afwijken van de aangegeven zonering: I. II. III. IV.
Weidehek 90, autosloperij Prescher Ramshoorn 11, Velvuvine Schapenweide 6, RIWA Rudonk 11, Cugla 50
In de voorschriften van het bestemmingsplan is opgenomen dat deze bestaande bedrijven mogen worden gehandhaafd. Daarnaast valt ook de politie ten noorden van de Emerplas onder milieucategorie 4. De politie valt binnen de bestemming Maatschappelijke doeleinden. Aan de Franse Akker 23 is een fitnesscentrum gesitueerd. het betreft een bestaande situatie die specifiek opgenomen is in de voorschriften. De functie mag op deze locatie worden gehandhaafd maar het vestiging van een nieuw zelfstandig fitnesscentrum is niet wenselijk op het bedrijventerrein en daarom ook uitgesloten. Aan de Weidehek 5 is een detailhandel in bestratingsmaterialen gesitueerd. Ook hier betreft het een bestaande situatie die specifiek is opgenomen in de voorschriften waarbij aangegeven is dat handhaving van de functie mogelijk is. Verder wordt het vestigen van zelfstandige detailhandel uitgesloten op het bedrijventerrein. Gezien de milieuhinder van de bedrijven in het plangebied wordt het niet meer als wenselijk gezien om bedrijfswoningen toe te staan op het bedrijventerrein. Bestaande bedrijfswoningen worden gehandhaafd maar het realiseren van nieuwe woningen is niet langer toegestaan om conflicten met deze hindergevoelige functie in de toekomst te voorkomen. Naast de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt voor bedrijven in de genoemde categorieën, maakt het bestemmingsplan ook de ontwikkeling van een facilitypoint mogelijk. Het betreft een voorzieningencentrum, dat algemeen ondersteunende diensten aan de bedrijven kan bieden. Het betreft diensten die niet door de individuele bedrijven afzonderlijk opgebracht kunnen worden, zoals kinderopvang, beveiligingsdiensten of de huisvesting van bijvoorbeeld de bedrijvenvereniging. Gezien de omvang van het bedrijventerrein Emer Hintelaken is het plangebied zeer geschikt voor de ontwikkeling van een facilitypoint.
6.3.
Ruimtelijke en landschappelijk waarden
Het bestemmingsplan is gericht op het behoud en versterking van de ruimtelijke en landschappelijke waarden in het gebied. Het gaat hierbij met name om de hoofdstructuur waarbij Emer-noord, Hintelaken en Achter Emer omringd en doorsneden worden door belangrijke structuurlijnen van verkeer, groen en water. Het betreft de Backer en Ruebweg met parallel daaraan de Bethlehemloop, de Emerplas, de Emerparklaan met groenzone, de groene overgang naar het agrarisch buitengebied aan de noordzijde, de Mark met oeverzone, de groenzones langs de Mijkenbroek en de Moerlaken en de diverse kleinere groenzones in het gebied Achter Emer. Het is een heldere structuur die kenmerkend is te noemen voor het bedrijventerrein en die bij de herstructurering van het terrein een rol kan spelen in de kwaliteitsverbetering. De genoemde zones zijn in het bestemmingsplan bestemd als 'Verkeersdoeleinden' en 'Groenvoorzieningen'. De Mark en de oever van de Mark hebben als lineair element binnen Breda een belangrijke functie in het watersysteem en in de ecologische structuur. In het bestemmingsplan hebben ze de bestemming 'Water'. Hiermee worden de ecologische waarden van de oever beschermd. Inbreuk op de ecologische inrichting van de oever vormt momenteel het zanddepot aan de Schapenweide. De Emerplas wordt door de CSM gebruikt ten behoeve van de opslag van grondtarra en productiewater. Dit gebruik wordt op termijn beëindigd waardoor het mogelijk is om de plas een meer ecologische en recreatieve functie te geven. Met de ontwikkeling van de spoorzone krijgt de plas een retentiefunctie en gaat hiermee structureel onderdeel vormen van het watersysteem binnen Breda.
51
6.4.
Archeologische en cultuurhistorische waarden
Het onderzoek heeft aangetoond dat binnen het plangebied verschillende arealen aan te wijzen zijn met een lage tot hoge archeologische verwachtingswaarde uit de diverse archeologische tijdsperioden. Daarnaast is gebleken dat een klein deel van de infrastructuur binnen het plangebied van cultuurhistorische waarde is. Archeologische en cultuurhistorische waarden zijn onlosmakelijk verbonden met de bodem en daardoor erg kwetsbaar voor bodemingrepen. Bij het gebruik van gronden dient daarom zoveel mogelijk rekening gehouden te worden met de archeologische en cultuurhistorische waarden binnen het plangebied. Het verdient de aanbeveling om bij de verdere planvorming zoveel mogelijk rekening te houden met de archeologische en cultuurhistorische waarden binnen het plangebied. Duidelijk herkenbare structuren en fenomenen, zoals de verschillende relicten van de Tachtigjarige Oorlog en de middeleeuwse infrastructuur van het gebied zouden zelfs uitermate geschikt kunnen zijn als inspiratiebron bij de planvorming en/of verdere inrichting van het gebied.
Figuur 4: Archeologische verwachtingen- en waardenkaart Achter Emer
52
De verschillende archeologische waardevolle terreinen en verwachtingszones (laag, middelhoog en hoog) laten zich vertalen in verschillende adviezen met betrekking tot geplande ingrepen. De voorgestelde maatregelen (zie voorschriften) hebben betrekking op het creëren van de mogelijkheid voor het maken van een nadere archeologische afweging bij eventuele toekomstige grootschalige bodemingrepen in het plangebied. Dit voorschrift sluit aan op de procedures die in het kader van de implementatie van het verdrag van Valletta (Malta) verplicht worden gesteld. In de vernieuwde wetgeving t.a.v. archeologie wordt het verplicht om op een verantwoorde wijze met het archeologische bodemarchief om te gaan. Dit wil zeggen dat door het bevoegde gezag (de Gemeente Breda) wordt vastgesteld of en welke vorm van archeologisch onderzoek of andere maatregelen op het te verstoren terrein noodzakelijk zijn. De Gemeente Breda baseert zich daarbij op deskundig advies gekoppeld aan het noodzakelijke vooronderzoek. De kosten van vooronderzoek en, eventuele daaropvolgende, archeologische uitvoeringsmaatregelen kunnen verhaald worden op de exploitant. De verschillende archeologische en cultuurhistorische verwachtingen, waarden en relicten zijn weergegeven op de archeologische en cultuurhistorische kaarten die voor het plangebied zijn opgesteld (fig. 4 en 5). Op de kaart is aangegeven welke categorieën maatregelen of voorschriften van toepassing worden verklaard bij bodemroerende activiteiten in het plangebied met een diepte groter dan 30 cm -mv en een oppervlak groter dan 100 m2. In het gebied worden de volgende categorieën onderscheiden: I.
Geen archeologische beperkingen. Dit zijn gebieden waar door grootschalige bodemverstoring (zoals afgraving van de bodem) geen archeologische verwachting meer aanwezig is. II. Gebieden waar op archeologische gronden bodemverstoringen zijn toegestaan. In deze gebieden met een lage archeologische verwachting is archeologisch onderzoek alleen noodzakelijk bij grootschalige inrichtingsplannen en MERplichtige projecten. III. Gebieden waar bodemroeringen strijdig zijn met de middelhoge archeologische verwachting. In deze gebieden zijn bodemroeringen dieper dan 30cm -mv en met een oppervlak groter dan 100 m2 niet toegestaan, tenzij er sprake is van een gunstig archeologisch advies van het Bureau Cultureel Erfgoed van de gemeente Breda en eerst nadat eventueel een archeologisch vooronderzoek is uitgevoerd. IV. Gebieden waar bodemroeringen op basis van de hoge archeologische verwachting aan een aanlegvergunning verbonden zijn (= archeologische onderzoeksgebieden). In deze gebieden moeten bodemroeringen vermeden worden. Indien bodemroeringen onvermijdelijk zijn dan altijd vooraf gegaan door een archeologisch vervolgonderzoek. Het gaat hierbij eveneens om bodemroeringen dieper dan 30 cm -mv en met een oppervlak groter dan 100 m2. B&W is in een dergelijk geval verplicht het Bureau Cultureel Erfgoed om advies te vragen over de voorwaarden waaronder vergunning verstrekt kan worden. In het bestemmingsplan hebben de gebieden met een middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde een (dubbel)bestemming als archeologische beschermingszone.
53
54
7.
Beschrijving van het bestemmingsplan
7.1.
Hoofdopzet
Het plan is een globaal eindplan. Het bestemmingsplan geeft aan de diverse terreinen een bestemming, inclusief bouw- en gebruiksvoorschriften. Op grond hiervan is sprake van een directe bouwtitel.
7.2.
De afzonderlijke bestemmingen
De diverse functies binnen het plangebied hebben een op die functie toegesneden bestemming gekregen. De volgende bestemmingen zijn in het plan opgenomen:
Bedrijventerrein Deze bestemming kan gezien worden als de kern van het bestemmingsplan. Binnen de bestemming zijn alleen bedrijven toegelaten waarbij een zonering naar milieucategorieën is aangegeven. In principe zijn alle bestaande bedrijven positief bestemd. De zonering is gebaseerd op de bestaande situatie in het plangebied, het vigerende provinciale en gemeentelijk beleid en de omliggende woonfuncite van de wijk Haagse Beemden. Door middel van een verwijzing naar een Staat van Inrichtingen en Bedrijven wordt aangegeven welke milieucategorieën voor de bedrijven zijn toegelaten binnen een bepaalde zone. In de voorschriften is een vrijstellingsbevoegdheid opgenomen voor het vestigen van nieuwe bedrijven in een hogere milieucategorie dan toegestaan binnen de zone mits deze qua aard, omvang en invloed op de omgeving zijn gelijk te stellen met de binnen de zone maximaal toegestane milieucategorie. Tevens is een vrijstellingsbevoegdheid opgenomen voor de realisatie van een facilitypoint ter ondersteuning van de bedrijven in het plangebied. Bestaande bedrijfswoningen zijn op de kaart aangegeven en mogen worden gehandhaafd. Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegestaan. In de bestemming bedrijventerrein zijn erftoegangswegen, parkeervoorzieningen, groen zones, ondersteunende nutsvoorzieningen tevens begrepen.
Maatschappelijke doeleinden Binnen deze bestemming is de politie aan het Mijkenbroek gesitueerd. De bestaande situatie ten aanzien van het gebruik en de bebouwing is hierbij opgenomen in het bestemmingsplan.
Recreatieve doeleinden Binnen deze bestemming is gebouw gesitueerd ten behoeve van dagrecreatie waaronde een cartbaan. De bestaande situatie ten aanzien van het gebruik en de bebouwing is hierbij opgenomen in het bestemmingsplan.
Horecadoeleinden Aan de Emerput is een horecagelegenheid gesitueerd die binnen de bestemming horecadoeleinden is opgenomen.
Nutsdoeleinden Binnen het plangebied zijn enkele nutsvoorzieningen gesitueerd van een dermate omvang die de opname in een specifieke bestemming rechtvaardigt.
55
Verkeersdoeleinden Binnen deze bestemming zijn de stedelijke hoofdontsluitingswegen opgenomen zoals aangewezen in het Verkeersplan. In dit geval betreft dit de Backer en Ruebweg in het zuiden van het plangebied en de Moerlaken in het noordelijk deel. Binnen deze bestemming is een duurzame en optimale afwikkeling van het verkeer leidend.
Verkeers- en verblijfsdoeleinden Binnen deze bestemming zijn de overige straten geregeld welke binnen het plangebied zijn gelegen. Binnen deze bestemming zijn de verkeers- en verblijfsfunctie gelijkwaardig waarbij de straten overwegend een functie hebben ter ontsluiting van de aanliggende percelen.
Groenvoorzieningen Binnen de bestemming is het structurele groen opgenomen. Binnen de functie zijn tevens ondergeschikte fiets- en voetpaden mogelijk gemaakt.
Water De wateren welke een watervoerende functie hebben (zogenoemd leggerwater) zijn binnen deze bestemming opgenomen. Hierbij zijn tevens de taluds en de civiel-technische kunstwerken binnen deze bestemming gebracht. Binnen het plan betreft het met name de Mark, de Emerput en de Bethlehemloop.
Leidingen In het plangebied zijn diverse leidingen aanwezig. Middels deze dubbelbestemming zijn de randvoorwaarden vastgelegd waaronder eventueel gebouwd mag worden in de nabijheid van deze leiding.
Straalpad Binnen het plangebied is een straalpad gelegen. Middels deze dubbelbestemming zijn de randvoorwaarden vastgelegd waarbij een beperking is opgenomen ten aanzien van de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde.
Archeologische beschermingszone Binnen deze (dubbel)bestemming hebben de gebieden met hoge en middelhoge archeologische verwachtingswaarde een (dubbel)bestemming gekregen. Hiermee wordt voorkomen dat eventuele aanwezige archeologische waarden worden verstoord. Ten aanzien van het bouwen in deze gebieden en het uitvoeren van werken en werkzaamheden zijn dan zodanige voorschriften opgenomen dat eventuele verstoring kan worden voorkomen dan wel archeologische waarden in beeld kunnen worden gebracht.
Externe veiligheid Binnen het plangebied zijn enkele bedrijven gelegen die aangemerkt kunnen worden als risicovolle inrichting zoals aangegeven in het Besluit Externe Veiligheid. Middels deze dubbelbestemming worden de randvoorwaarden vastgelegd waaronder eventueel gebouwd mag worden binnen de plaatsgebonden risicocontour van PR 10-6 / per jaar van de risicovolle inrichtingen.
Voor het overige zijn de bijbehorende begrips- en meetbepalingen opgenomen en de in de gemeente Breda gebruikelijke algemene vrijstellings- en wijzigingsbevoegdheden. 56
8.
Economische uitvoerbaarheid
In de doelstellingen wordt duidelijk dat er niet gestreefd wordt naar grootschalige wijzigingen of aanpassingen. Ontwikkelingen worden voorgestaan die gericht zijn op herstructurering, voortkomend uit het Masterplan. Het beleid is gericht op het realiseren van een kwaliteitsimpuls in het publieke en het private gebied die de neergaande spiraal doorbreekt. Ambitieniveaus en beoogde resultaten uit het Masterplan gaan hand in hand met financiële verplichtingen. In het Masterplan wordt aangegeven dat de kosten en opbrengsten op projectniveau onderdeel zijn van de financiële haalbaarheidsvraag. Bij ieder project zal opnieuw bekeken moeten worden wat de mogelijkheden zijn voor andere partijen om voor een bepaald deel ook financiële verantwoordelijkheid nemen. Daarnaast zal bij ieder project opnieuw gekeken worden naar de beschikbaarheid van andere subsidies naast de huidige topper-regeling. Voorts zijn er nog andere aspecten van belang: I.
de gemeente zal de eventuele overwinsten of aanbestedingsvoordelen uit projecten van het Masterplan inzetten als co-financiering voor nieuw te realiseren projecten uit het Masterplan; II. de in projecten verworven financiële inzichten of creatieve financiële constructies zullen behalve ingezet worden binnen nieuw te realiseren projecten, ook ingezet worden tussen nieuw te realiseren projecten (verevening).
In ieder uit te werken projectplan zullen de kosten, eventuele opbrengsten en dekkingsbronnen (w.o. subsidies en bijdragen van de diverse partijen) nader uitgewerkt en gepreciseerd worden. Ten aanzien van de openbare ruimte is bepalend voor de economische haalbaarheid of investeringen financieel gedekt kunnen worden uit eigen gemeentelijke bijdragen, bijdragen van derden, en subsidies. In dit kader kunnen aan de orde zijn: 1. particuliere ontwikkelingslocaties in het plangebied; 2. gemeentelijke ontwikkelingslocaties in het plangebied; 3. regulier beheer en onderhoud van het plangebied. Ad 1 Bij particuliere ontwikkelingen is het uitgangspunt dat benodigde investeringen in de openbare ruimte via een exploitatieovereenkomst rechtstreeks op de particulier exploitant worden verhaald, en derhalve voor de gemeente geen financiële consequenties hebben. Ad 2 Bij gemeentelijke ontwikkelingen zal een zodanig programma worden gerealiseerd dat uit de grondverkopen voldoende opbrengsten kunnen worden gegenereerd om alle investeringen te dekken, eventueel in combinatie met andere financieringsbronnen. In voorkomende gevallen zal te zijner tijd bij de definitieve uitwerking de dekking worden aangegeven. Ad 3 Financiering van de kosten voor het reguliere beheer en onderhoud van openbare ruimte vindt plaats uit de jaarlijkse onderhoudsbudgetten van de vakdirectie Buitenruimte. Dekking van deze kosten is daarmee verzekerd. Op grond van het vorenstaande wordt geconcludeerd dat naar de huidige inzichten en verwachtingen het plan economisch uitvoerbaar is.
57
58
9.
59
Inspraak en vooroverleg
60
Voorschriften
61
62
Artikel 1. 1.
Begripsbepalingen
het plan:
het bestemmingsplan Bedrijventerrein Emer Hintelaken van de gemeente Breda; 2.
de plankaart:
de plankaart van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Emer Hintelaken, bestaande uit de kaart met nummer 189422; 3.
aan- uitbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat en door zijn constructie ondergeschikt is aan het hoofdgebouw maar daar wel onderdeel van uit kan maken; 4.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde; 5.
bebouwingspercentage:
een in de voorschriften of op de plankaart aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; 6.
bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf; 7.
bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is; 8.
beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-gebonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke; 9.
bestemmingsgrens:
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak; 10.
bestemmingsvlak:
een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming; 11.
bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw dat in bouwkundig opzicht en qua gebruik ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; 12.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; 13.
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
63
14.
bouwgrens:
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak; 15.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 16.
bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel; 17.
bouwvlak:
een op de plankaart aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten; 18.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 19.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; 20.
dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden; 21.
facilitypoint:
een complex van voorzieningen waarin/waarop aan de bedrijven gerelateerde dienstverlenende functies zijn ondergebracht zoals kinderdagverblijf, horeca- en vergaderfaciliteiten (met uitzondering van hotels en discotheken), fitnessbedrijven, pakketservice en parkmanagement, met uitzondering van een seksinrichting; 22.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 23.
groepsrisico:
het groepsrisico geeft de cumulatieve kansen aan per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is; 24.
growshop:
een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en / of leveren van kweekbenodigdheden (zoals potgrond, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, lampen, ventilatiesystemen, waterpompen) voor psychotrope stoffen, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan growshop, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden;
64
25.
headshop:
een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en / of leveren van artikelen die verwant zijn aan de hasjcultuur, niet zijnde psychotrope stoffen. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan headshop, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden; 26.
hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmeting als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken; 27.
horecabedrijf:
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie; 28.
horizontale diepte van een gebouw:
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel; 29.
kantoor:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen; 30.
bedrijfsmatige activiteit:
de in bijlage A (Bedrijvenlijst ontleend aan de brochure Bedrijven en Milieuzonering VNG) genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend; 31.
maatschappelijke voorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie met daaraan ondergeschikt horeca ten dienste van deze voorzieningen; 32.
peil:
a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: - de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; b. indien in of op het water wordt gebouwd: - het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil); 33. plaatsgebonden risico: het risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is. De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico is de contour waarvoor het plaatsgebonden risico een waarde heeft van de 10-6/jr (de zogenaamde PR 10-6 contour); 34.
productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
65
35.
smartshop:
een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en / of leveren van psychotrope stoffen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan smartshop, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden; 36.
verticale diepte van een gebouw:
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;
66
Artikel 2. 2.1.
Wijze van meten
Meetwijze
Bij toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten: 1.
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; 2.
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; 3.
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen); 4.
de (bouw)hoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 5.
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; 6.
diepte van een hoofdgebouw:
de diepte van een gebouw, gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken; 7.
de hoogte van een windmolen:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windmolen. 2.2.
Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
67
Artikel 3. 3.1.
Bedrijventerrein
Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. gebouwen ten behoeve van bedrijven die zijn genoemd in bijlage A onder de milieucategorieën: Zone BT(A): bedrijven in de milieucategorieën 2 en 3; Zone BT(B): bedrijven in de milieucategorie 3; Zone BT(C): bedrijven in de milieucategorieën 3 en 4; met de daarbij behorende: b. c. d. e. f. g.
bestaande bedrijfswoningen; verkeersvoorzieningen waaronder parkeervoorzieningen; groenvoorzieningen; watervoorzieningen; nutsvoorzieningen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2.
Bouwvoorschriften
3.2.1.
Algemeen
a. Bestaande bedrijven met een hogere milieucategorie dan maximaal is toegestaan binnen de zone mogen daar worden gehandhaafd. b. Bestaande bedrijven met een lichtere milieucategorie dan minimaal is toegestaan binnen de zone mogen daar worden gehandhaafd. c. Bestaand bedrijf aan het Weidehek 5 met detailhandel in bestratingsmaterialen mag daar worden gehandhaafd; d. Bestaand fitnesscentrum aan de Franse Akker 23 mag daar worden gehandhaafd. 3.2.2.
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. een gebouw mag uitsluitend in een bouwvlak worden gebouwd; b. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer dan 75 % bedragen, tenzij anders aangegeven op de plankaart; c. het totaal bruto vloeroppervlak mag voor maximaal 30% uit kantoren bestaan; d. de afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse en de achterste perceelsgrens mag niet minder dan 2,50 meter bedragen; e. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer dan 10 meter bedragen, tenzij anders aangegeven op de plankaart; f. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw moet ten minste 3 meter bedragen; g. daar waar dit met een aanduiding op de plankaart is aangegeven, is een bedrijfswoning toegestaan. 3.2.3.
Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen: a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstwoning' op de plankaart zijn bestaande bedrijfswoningen toegestaan, waarbij geldt dat per bedrijf maximaal 1 bedrijfswoning is toegestaan; b. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 600 m3 bedragen. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
68
c.
de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag per bedrijfswoning niet meer dan 100 m2 bedragen; d. de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan 3,50 meter bedragen en de bouwhoogte maximaal 5,50 meter. 3.2.4.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen; b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 8 meter bedragen met dien verstande dat: 1. de hoogte van constructies voor de buitenopslag van materialen niet meer mag bedragen dan 4 meter; 2. lichtmasten en andere bedrijfsgebonden bouwwerken zoals silo's, kranen en loopbanden een maximale hoogte mogen hebben van respectievelijk maximaal 15 meter en 30 meter. 3.3.
Vrijstelling van de bouwvoorschriften
3.3.1.
Vrijstellingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen voor: a. het vestigen van nieuwe bedrijven met een lagere milieucategorie dan toegestaan binnen de zone met dien verstande dat: 1. een nieuw bedrijf in milieucategorie 1 niet is toegestaan; 2. er sprake moet zijn van door omvang, situering en inrichting van het perceel een meest doelmatig gebruik; 3. het moet gaan om bedrijven die door hun milieuhinder en/of ruimtelijke inpasbaarheid niet wenselijk zijn binnen een woonomgeving; b. het vestigen van nieuwe bedrijven met een hogere milieucategorie dan toegestaan binnen de zone met dien verstande dat deze qua aard, omvang en invloed op de omgeving zijn gelijk te stellen met de binnen de zone maximaal toegestane milieucategorie; c. het vestigen van een facilitypoint met dien verstande dat: 1. dit hoofdzakelijk bestemd is voor de op het bedrijventerrein gevestigde bedrijven; 2. dit zoveel mogelijk geclusterd in het plangebied worden gesitueerd; 3. dit niet binnen de invloedsgebieden van een risicovolle inrichting wordt gesitueerd, tenzij aangetoont dat voldaan wordt aan het groepsrisico; d. het bepaalde in artikel 3.2.2 lid b. ter verhoging van het bebouwingspercentage tot maximaal 90 % met dien verstande dat: 1. dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is of noodzakelijk is in verband met de voorgestane ruimtelijke kwaliteit; 2. op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid beschikbaar blijft; e. het bepaalde in artikel 3.2.2 lid c. ten behoeve van het bouwen op één zijdelingse perceelsgrens ten behoeve van het koppelen van 2 bedrijfsgebouwen met dien verstande dat: 1. dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is of noodzakelijk is in verband met de voorgestane ruimtelijke kwaliteit; 2. op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid beschikbaar blijft; f. het bepaalde in artikel 3.2.2 lid d. tot maximaal 30 meter met dien verstande dat: 1. een en ander stedenbouwkundig en of landschappelijk verantwoord is; 2. de omliggende percelen/gebouwen niet onaanvaardbaar in hun gebruik of hun waarden worden belemmerd; 3. op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid beschikbaar blijft.
69
Artikel 4. 4.1.
Maatschappelijke doeleinden
Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor maatschappelijke doeleinden aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen;
b. c. d. e. f. g.
met de daarbijbehorende: wegen en paden; parkeervoorzieningen; groenvoorzieningen; water; nutsvoorzieningen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2.
Bouwvoorschriften
4.2.1.
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; b. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer dan 50 % bedragen; c. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 10 meter bedragen, tenzij anders aangegeven op de plankaart. 4.2.2.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen; b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 8 meter bedragen.
70
Artikel 5. 5.1.
Recreatieve doeleinden
Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor recreatieve doeleinden aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. gebouwen ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen; met daaraan ondergeschikt: 1. detailhandel; 2. horeca; 3. dienstverlening; met de daarbijbehorende: b. c. d. e. f.
wegen en paden; water; groenvoorzieningen; nutsvoorzieningen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2.
Bouwvoorschriften
5.2.1.
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; b. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer dan 75 % bedragen; c. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 10 meter bedragen. 5.2.2.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen; b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 8 meter bedragen.
71
Artikel 6. 6.1.
Horecadoeleinden
Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor horecadoeleinden aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. gebouwen ten behoeve van horecabedrijven;
b. c. d. e. f.
met de daarbijbehorende: wegen en paden; groenvoorzieningen; parkeervoorzieningen; nutsvoorzieningen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2.
Bouwvoorschriften
6.2.1.
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. een gebouw mag uitsluitend in een bouwvlak worden gebouwd; b. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 4 meter bedragen. 6.2.2.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen; b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 8 meter bedragen.
72
Artikel 7. 7.1.
Nutsdoeleinden
Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor nutsdoeleinden aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;
b. c. d. e.
met de daarbijbehorende: wegen en paden; groenvoorzieningen; parkeervoorzieningen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2.
Bouwvoorschriften
7.2.1.
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; b. de hoogte van een gebouw mag niet meer dan 4 meter bedragen. 7.2.2.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling: a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen; b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 8 meter bedragen.
73
Artikel 8. 8.1.
Verkeersdoeleinden
Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor verkeersdoeleinden aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen, straten en paden; b. voet- en rijwielpaden;
c. d. e. f. g. h.
met de daarbijbehorende: kunstwerken; groenvoorzieningen; watervoorzieningen; parkeervoorzieningen; nutsvoorzieningen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde; waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer.
8.2.
Bouwvoorschriften
8.2.1.
Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. 8.2.2.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 8 meter bedragen met uitzondering van lichtmasten en andere bouwwerken rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer.
74
Artikel 9. 9.1.
Verkeers- en verblijfsdoeleinden
Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor verkeers- en verblijfsdoeleinden aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. woonstraten; b. paden; c. parkeervoorzieningen;
d. e. f. g. h.
met de daarbijbehorende: kunstwerken; groenvoorzieningen; speelvoorzieningen; nutsvoorzieningen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2.
Bouwvoorschriften
9.2.1.
Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. 9.2.2.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 8 meter bedragen.
75
Artikel 10. 10.1.
Groenvoorzieningen
Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor groenvoorzieningen aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d.
groenvoorzieningen; bermen en beplanting; paden; waterlopen en waterpartijen;
e. f. g. h. i.
met de daarbijbehorende: kunstwerken; verhardingen; parkeervoorzieningen; speel-, zit- en schuilvoorzieningen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2.
Bouwvoorschriften
10.2.1. Gebouwen Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van schuilgelegenheden met een maximale oppervlakte van 15 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3,50 meter. 10.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 8 meter bedragen.
76
Artikel 11. 11.1.
Water
Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor water aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e.
waterberging; waterhuishouding; waterlopen; groenvoorzieningen; bermen en beplanting;
met de daarbijbehorende: f. paden; g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde waaronder bruggen, dammen en/of duikers; voorzover betreft: h. de Emerput de opslag van grondtarra (= grond die bij het rooien van de suikerbiet aan de suikerbiet blijft kleven) en productiewater, die vrijkomen tijdens de verwerking van de suikerbieten. 11.2.
Bouwvoorschriften
11.2.1. Gebouwen Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. 11.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 8 meter bedragen.
77
Artikel 12. 12.1.
Leidingen
Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor leidingen aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor: a. een hoogspanningsleiding, hogedruk gastransportleiding, hoofdwatertransportleiding, hoofdtransportleiding stadsverwarming en/of eventuele andere leidingen; met de daarbijbehorende: b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 12.2.
Bouwvoorschriften
12.2.1. Bouwvoorschrift In afwijking van het bepaalde bij de basisbestemming mag niet worden gebouwd binnen de beschermingszone, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming. 12.2.2. Gebouwen Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. 12.2.3. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen; b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 8 meter bedragen met uitzondering van hoogspanningsmasten. 12.3.
Vrijstelling van de bouwvoorschriften
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leidingen, vrijstelling verlenen van het bepaalde in artikel 12.2.1, artikel 12.2.2 en artikel 12.2.3 voor het toestaan van de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijde, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
78
Artikel 13.
Straalpad
Voor zover gebouwen en andere bouwwerken, die zijn toegestaan op grond van de bestemmingsbepalingen, zijn gelegen binnen het op de plankaart als zodanig aangegeven straalpad, mag de hoogte van de betreffende gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan de op de plankaart aangegeven hoogte.
79
Artikel 14. 14.1.
Archeologische beschermingszone
Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart als zodanig bestemde gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming (basisbestemming), tevens bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden. 14.2.
Bouwvoorschriften
Binnen gebieden met deze bestemming is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van: a. gebouwen ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd; b. het oprichten of uitbreiden van gebouwen met een oppervlakte van maximaal 100 m². 14.3.
Vrijstelling van de bouwvoorschriften
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in artikel 14.2 indien op basis van een ingesteld archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen waarden als in deze (dubbel)bestemming aangegeven aanwezig zijn, dan wel dat er passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige archeologische waarde veilig te stellen, zoals: het aanbrengen van een beschermingslaag, het opgraven van de archeologische artefacten, het documenteren van de archeologische waarde of anders met het bevoegd gezag overeengekomen maatregelen. 14.4.
Aanlegvergunning
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren mits deze een grotere oppervlakte betreffen dan 100 m2: 1. het rooien van diepwortelende beplanting, waarbij de stobben worden verwijderd; 2. het aanleggen van diepwortelende beplantingen, bos of boomgaard; 3. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen mits dieper dan 0,30 meter wordt ontgraven; 4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies; 5. het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen; 6. het graven en verbreden van sloten, vijvers en andere waterlopen; 7. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein. b. Aan een vergunning als onder lid a. bedoeld kunnen voorwaarden worden verbonden indien uit voorafgaand adequaat archeologisch onderzoek de aanwezigheid van archeologische waarden is vastgesteld en het om zwaarwichtige redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel te behouden. c. Geen aanlegvergunning is vereist indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden aanwezig zijn en geen archeologische waarden worden aangetast.
80
Artikel 15. 15.1.
Externe veiligheid
Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart als zodanig bestemde gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de externe veiligheid. 15.2.
Nader in te vullen
Een bestaande risicovolle inrichting waarbij de plaatsgebonden risicocontour van PR 10-6 / per jaar van die inrichting zich overeenkomstig de plankaart, uitstrekt buiten de eigen perceelsgrens, mag worden voortgezet of gewijzigd op voorwaarde dat de plaatsgebonden risicocontour van PR 10-6 / per jaar niet wordt vergroot of gewijzigd. 15.3.
Bouwvoorschriften
Een bedrijf gelegen nabij een risicovolle inrichting als bedoeld in artikel 15.2 mag, binnen de op de plankaart aangegeven plaatsgebonden risicocontour van PR 10-6 / per jaar van die nabij gelegen risicovolle inrichting, geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten oprichten. 15.4.
Vrijstelling van de bouwvoorschriften
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in artikel 15.3 en beperkt kwetsbare objecten toestaan in het gebied binnen de plaatsgebonden risicocontour van PR 10-6 / per jaar van de nabij gelegen risicovolle inrichting, mits het bedrijf dat een verzoek om vrijstelling indient aantoont dat het bij het bouwen en/of gebruik gaat om: a. activiteiten en bebouwing specifiek voor opslag van niet gevaarlijke stoffen of arbeidsextensieve productie; en b. de oriënterende waarde van het Groepsrisico zoals bedoeld in het BEVI niet wordt overschreden, tenzij blijkens een advies van de regionale brandweer blijkt dat er voldoende mogelijkheden zijn tot zelfredzaamheid voor de bevolking en voor de bereikbaarheid voor hulpverlening en rampbestrijding. 15.5.
Wijzigingsbevoegdheid
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening zijn burgemeester en wethouders bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat een op de plankaart aangegeven plaatsgebonden risicocontour PR 10-6 /per jaar die buiten de eigen perceelsgrens ligt: a. vervalt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de ter plaatse gelegen risicovolle inrichting buiten werking is gesteld; of b. wordt verkleind, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de plaatsgebonden risicocontour PR 10-6 /per jaar als gevolg van een wijziging in die risicovolle inrichting kleiner is geworden. 15.6.
Procedure
Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid genoemd in artikel 15.5 is het bepaald in artikel 16.7 overeenkomstig van toepassing.
81
Artikel 16. 16.1.
Overige bepalingen
Anti-dubbeltelbepaling
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. 16.2.
Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen: a. b. c. d. e.
de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer; de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen; de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; en de ruimte tussen bouwwerken.
16.3.
Algemene gebruiksbepaling
a. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden en opstallen voor de exploitatie van een smart-, grow- en headshop of een combinatie hiervan en gebruik van de opstallen voor een sexinrichting. b. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in artikel 16.3 lid a., indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. 16.4.
Algemene vrijstellingsbevoegdheid ex artikel 15 WRO
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, vrijstelling verlenen van: a. de bij recht in de voorschriften gegeven maten, afmetingen tot niet meer dan 10% van die maten en afmetingen; b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven; c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter; e. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits: 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 25 m² bedraagt; 2. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
82
16.5.
Algemene wijzigingsbevoegdheid ex artikel 11 WRO
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemmingen wijzigen in de bestemming nutsdoeleinden: a. mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; b. ten behoeve van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 50 meter. 16.6.
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d. e.
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; een goede woonsituatie; de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid; en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.7.
Procedurevoorschriften
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het bestemingsplan op grond van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is de volgende procedure van toepassing: a. een ontwerpbesluit tot wijziging waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt, met bijbehorende stukken, gedurende 2 weken op het gemeentehuis ter inzage; b. burgemeester en wethouders maken de nederlegging van de voren in één of meer dagof nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend; c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen; d. gedurende de in lid a. genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerpbesluit tot wijziging.
83
Artikel 17. 17.1.
Slotbepalingen
Strafbaarstellingsbepaling
Overtreding van het bepaalde in artikel 16.3 lid a is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2 van de Wet op de economische delicten. 17.2.
Overgangsbepalingen.
17.2.1. Overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken Bouwwerken, welke op het tijdstip van de eerste terinzagelegging van dit plan bestaan dan wel worden gebouwd of kunnen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Woningwet en in enigerlei opzicht van het plan afwijken, mogen, mits de bestaande afwijkingen naar de aard en omvang niet worden vergroot,: a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning geschiedt binnen twee jaar na het tenietgaan. 17.2.2. Vrijstellingsbepaling Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in artikel 17.2.1, dat de bestaande afwijkingen naar aard en omvang niet mogen worden vergroot en toestaan dat een eenmalige vergroting plaatsvindt van de inhoud van de in artikel 17.2.1 toegelaten bouwwerken met niet meer dan 10%. 17.2.3. Overgangsbepalingen ten aanzien van het gebruik Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan, mag worden voortgezet of gewijzigd, zolang en voor zover de strijdigheid van dat gebruik ten opzichte van het gebruik overeenkomstig de bestemmingen in dit plan, naar de aard en omvang niet wordt vergroot. 17.2.4. Uitzonderingen op het overgangsrecht a. Artikel 17.2.1 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, doch zijn gebouwd in strijd met het toen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. b. Artikel 17.2.3 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 17.3.
Toezicht
Met het toezicht op de naleving van dit bestemmingsplan zijn belast de door burgemeester en wethouders op grond van artikel 100 van de Woningwet aangewezen ambtenaren. 17.4.
Titel
Deze voorschriften kunnen worden aangehaald onder de titel voorschriften deel uitmakende van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Emer Hintelaken van de Gemeente Breda.
84
Bijlagen
85
86
Bijlagen bij voorschriften A.
87
Bedrijvenlijst
88
SBI 01 014 0141.1 0142 14 1421 1421 1421 144 145 15 151 151 151 151 151 151 152 152 152 152 152 1531 1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1541 1541 1541 1542 1542 1542 1543 1543 1543 1551 1551 1551 1551 1551 1551 1552 1561 1561 1561 1561 1562 1562 1562 1571 1571 1571 1571 1571 1571 1571
89
VOL OMSCHRIJVING GNR LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW Dienstverlening t.b.v. de landbouw hoveniersbedrijven KI-stations WINNING VAN ZAND, GRIND, KLEI, ZOUT, E.D. 0 Steen-, grit- en krijtmalerijen (open lucht): 1 - algemeen 2 - steenbrekerijen Zoutwinningbedrijven Mergel- en overige delfstoffenwinningbedrijven VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN 0 Slachterijen en overige vleesverwerking: 1 - slachterijen en pluimveeslachterijen 2 - vetsmelterijen 3 - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval 4 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken 5 - loonslachterijen 0 Visverwerkingsbedrijven: 1 - drogen 2 - conserveren 3 - roken 4 - verwerken anderszins Aardappelprodukten fabrieken 0 Groente- en fruitconservenfabrieken: 1 - jam 2 - groente algemeen 3 - met koolsoorten 4 - met drogerijen 5 - met uienconservering (zoutinleggerij) 0 Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten: 1 - p.c. < 250.000 t/j 2 - p.c. >= 250.000 t/j 0 Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten: 1 - p.c. < 250.000 t/j 2 - p.c. >= 250.000 t/j 0 Margarinefabrieken: 1 - p.c. < 250.000 t/j 2 - p.c. >= 250.000 t/j 0 Zuivelprodukten fabrieken: 1 - gedroogde produkten, p.c. >= 1,5 t/u 2 - geconcentreerde produkten, verdamp. cap. >= 3 - melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j 4 - melkprodukten fabrieken v.c. >= 55.000 t/j 5 - overige zuivelprodukten fabrieken Consumptie-ijsfabrieken Grutterswarenfabrieken 0 Meelfabrieken: 1 - p.c. < 500 t/u 2 - p.c. >= 500 t/u 0 Zetmeelfabrieken: 1 - p.c. < 10 t/u 2 - p.c. >= 10 t/u 0 Veevoerfabrieken: 1 - destructiebedrijven 2 - beender-, veren-, vis-, en vleesmeelfabriek 3 - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoed 4 - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoed 5 - mengvoeder, p.c. < 100 t/u 6 - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u
GEUR STOF GEL GEV AFST CAT UID
30 10 50
10 10 10
50 10 50
10 10 0
50 10 50
3 1 3
10 10 50 10
100 200 10 200
200 700 100 500
10 10 30 50
200 700 100 500
4 5 3 5
100 700 300 100 50
0 0 0 0 0
100 100 100 100 50
30 30 30 50 10
100 700 300 100 50
3 5 4 3 3
700 200 300 300 300
100 0 0 10 30
200 100 50 50 200
30 30 0 30 50
700 200 300 300 300
5 4 4 4 4
50 100 200 300 300
10 10 10 10 10
100 100 100 200 100
10 10 10 30 10
100 100 200 300 300
3 3 4 4 4
200 300
30 50
100 30 300 50
200 300
4 4
200 300
10 10
100 100 200 300 200 300
4 4
100 300
10 10
200 30 300 50
200 300
4 4
200 200 50 100 50 50 50
100 30 0 0 50 0 100
500 500 100 300 300 100 200
500 500 100 300 300 100 200
5 5 3 4 4 3 4
100 200
50 100
200 50 200 300 100 300
4 4
200 300
50 100
200 30 300 50
200 300
4 4
700 700 300 700 200 300
30 100 100 200 50 100
200 100 200 300 200 300
700 700 300 700 200 300
5 5 4 5 4 4
50 50 30 50 50 50 50
50 30 30 50 30 50
1572 1581 1581 1581 1582 1583 1583 1583 1584 1584 1584 1584 1585 1586 1586 1586 1587 1589 1589.1 1589.2 1589.2 1589.2 1589.2 1591 1592 1592 1592 1593 t/m 1595 1596 1597 1598 16 160 17 171 172 172 172 173 174, 175 1751 176, 177 18
0 1 2 0 1 2 0 1 2 3 0 1 2
0 1 2 0 1 2
0 1 2
-
181 182 183 19 191 192 193 20 2010.1 2010.2 2010.2 2010.2 202 203, 204 205 21
-
-
0 1 2
-
Vervaardiging van voer voor huisdieren Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: - v.c. < 2500 kg meel/week - Brood- en beschuitfabrieken Banket, biscuit- en koekfabrieken Suikerfabrieken: - v.c. < 2.500 t/j - v.c. >= 2.500 t/j Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: - Cacao- en chocoladefabrieken - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden - Suikerwerkfabrieken met suiker branden Deegwarenfabrieken Koffiebranderijen en theepakkerijen: - koffiebranderijen - theepakkerijen Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden Vervaardiging van overige voedingsmiddelen Bakkerijgrondstoffenfabrieken Bakmeel- en puddingpoederfabrieken Soep- en soeparomafabrieken: - zonder poederdrogen - met poederdrogen Destilleerderijen en likeurstokerijen Vervaardiging van ethylalcohol door gisting: - p.c. < 5.000 t/j - p.c. >= 5.000 t/j Vervaardiging van wijn, cider e.d. Bierbrouwerijen Mouterijen Mineraalwater- en frisdrankfabrieken VERWERKING VAN TABAK Tabakverwerkende industrie VERVAARDIGING VAN TEXTIEL Bewerken en spinnen van textielvezels Weven van textiel: - aantal weefgetouwen < 50 - aantal weefgetouwen >= 50 Textielveredelingsbedrijven Vervaardiging van textielwaren Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT Vervaardiging kleding van leer Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) Lederfabrieken Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) Schoenenfabrieken HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. Houtzagerijen Houtconserveringsbedrijven: - met creosootolie - met zoutoplossingen Fineer- en plaatmaterialenfabrieken Timmerwerkfabrieken Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIEREN KARTONWAREN
200
100
200 30
200
4
30 100 100
10 30 10
30 10 100 30 100 30
30 100 100
2 3 3
500 100 1000 200
300 100 500 700 200 1000
5 5
500 100 300 50
50 30 30 30
100 50 50 10
50 30 30 10
500 100 300 50
5 3 4 3
500 100 200 200 200 200
30 10 30 30 50 50
200 30 50 50 50 50
10 10 10 30 50 30
500 100 200 200 200 200
5 3 4 4 4 4
100 300 300
10 50 30
50 10 50 50 200 30
100 300 300
3 4 4
200 300 10
30 50 0
200 30 300 50 30 0
200 300 30
4 4 2
300 300 10
30 50 0
100 50 100 30 100 10
300 300 100
4 4 3
200
30
50
30
200
4
10
50
100 30
100
3
10 10 50 10 100 0
10 30 0 0 30 10
100 300 50 50 200 50
0 50 10 10 10 10
100 300 50 50 200 50
3 4 3 3 4 3
30 10 50
0 10 10
50 30 10
0 30 10
50 30 50
3 2 3
300 50 50
30 10 10
100 10 30 10 50 10
300 50 50
4 3 3
0
50
100 10
100
3
200 10 100 0 10
30 30 30 30 30
50 50 100 100 30
200 50 100 100 30
4 3 3 3 2
10 10 10 0 0
90
2111 2112 2112 2112 2112 212 2121.2 2121.2 2121.2 22 2221 2222 2222.6 2223 2223 2224 2225 223 23
0 1 2 3 0 1 2 -
A B
-
231 2320.2 2320.2 2320.2 24 2411 2411 2411 2411 2412 2413 2413 2413 2414.1 2414.1 2414.1 2414.1 2414.1 2414.1 2414.2 2414.2 2414.2 2415 2416 242 242 242 243 2441 2441 2441 2442 2442 2442 2451 2452 2461 2462 2462 2462 2464 2466 2466 247
A B C 0 1 2 3 0 1 2 A0 A1 A2 B0 B1 B2 0 1 2
0 1 2 0 1 2 0 1 2
0 1 2 A B
91
Vervaardiging van pulp Papier- en kartonfabrieken: - p.c. < 3 t/u - p.c. 3 - 15 t/u - p.c. >= 15 t/u Papier- en kartonwarenfabrieken Golfkartonfabrieken: - p.c. < 3 t/u - p.c. >= 3 t/u UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA Drukkerijen van dagbladen Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen Grafische afwerking Binderijen Grafische reproduktie en zetten Overige grafische aktiviteiten Reproduktiebedrijven opgenomen media AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN Cokesfabrieken Smeeroliën- en vettenfabrieken Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie Aardolieproduktenfabrieken n.e.g. VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN Vervaardiging van industriële gassen: - luchtscheidingsinstallatie v.c. >= 10 t/d lucht - overige gassenfabrieken, niet explosief - overige gassenfabrieken, explosief Kleur- en verfstoffenfabrieken Anorg. chemische grondstoffenfabrieken: - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" - vallend onder "post-Seveso-richtlijn" Organ. chemische grondstoffenfabrieken: - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" - vallend onder "post-Seveso-richtlijn" Methanolfabrieken: - p.c. < 100.000 t/j - p.c. >= 100.000 t/j Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.): - p.c. < 50.000 t/j - p.c. >= 50.000 t/j Kunstmeststoffenfabrieken Kunstharsenfabrieken e.d. Landbouwchemicaliënfabrieken: - fabricage - formulering en afvullen Verf, lak en vernisfabrieken Farmaceutische grondstoffenfabrieken: - p.c. < 1.000 t/j - p.c. >= 1.000 t/j Farmaceutische produktenfabrieken: - formulering en afvullen geneesmiddelen - verbandmiddelenfabrieken Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken Parfumerie- en cosmeticafabrieken Kruit-, vuurwerk-, en springstoffenfabrieken Lijm- en plakmiddelenfabrieken: - zonder dierlijke grondstoffen - met dierlijke grondstoffen Fotochemische produktenfabrieken Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken Overige chemische produktenfabrieken n.e.g. Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken
200
100
200 50
200
4
50 100 200 30
50 50 100 30
50 200 300 100
50 200 300 100
3 4 4 3
30 50
30 30
100 30 200 30
100 200
3 4
30 30 10 10 30 30 30 10
0 0 0 0 0 0 0 0
100 100 30 10 30 10 30 10
10 10 0 0 0 10 10 0
100 100 30 10 30 30 30 10
3 3 2 1 2 2 2 1
100 1000
5
30 50 50
100 300 300
3 4 4
50 50 300 200
1000 700
30 50 100 30
50 300 300
0 0 0
100 0 100 100 200
10 100 100 200
0 0 0 0
700 500 500 200
700 500 500 200
5 5 5 4
100 300
30 50
300 300 300 500 700 700
4 5
300 10 1000 30
200 300 300 500 700 1000
4 5
100 200
0 0
200 100 200 300 200 300
4 4
300 500 500 700
0 0 300 30
200 300 500 300
4 5 5 5
300
50
100 300
10 30
100 100 1000 0 30 500 500 200 300 300
5 4
200 300
10 10
200 300 300 300 500 500
4 5
50 10 300 300 30
10 10 100 30 10
50 30 200 50 50
50 10 100 50 500
50 30 300 300 500
3 2 4 4 5
100 500 50 50 200 300
10 30 10 10 30 30
100 100 100 50 100 300
50 50 50 50 200 200
100 500 100 50 200 300
3 5 3 3 4 4
100 200 500 500
300 500 500 700
5
25 2511 2512 2512 2512 2513 252 252 252 26 261 261 261 261 261 2615 262, 263 262, 263 262, 263 264 264 2651 2651 2651
-
0 1 2 0 1 2 0 1 2 3 4 0 1 2 A B 0 1 2
2652 2652 2652 2653 2653 2653 2661.1 2661.1 2661.1 2661.1 2661.2 2661.2 2661.2 2662 2663, 2664 2663, 2664 2663, 2664 2665, 2666
0 1 2 0 1 2 0 1 2 3 0 1 2
2665, 2666 2665, 2666 267 267 267 267 2681 2682 2682 2682 2682 2682 2682 2682 2682 27 271 271 272 272 272
1 2 0 1 2 3
0 1 2 0
A0 A1 A2 B0 B1 B2 C D 0 1 0 1 2
VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF Rubberbandenfabrieken Loopvlakvernieuwingsbedrijven: - vloeropp. < 100 m2 - vloeropp. >= 100 m2 Rubber-artikelenfabrieken Kunststofverwerkende bedrijven: - zonder fenolharsen - met fenolharsen VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN Glasfabrieken: - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j - glas en glasprodukten, p.c. >= 5.000 t/j - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 t/j - glaswol en glasvezels, p.c. >= 5.000 t/j Glasbewerkingsbedrijven Aardewerkfabrieken: - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW Baksteen en baksteenelementenfabrieken Dakpannenfabrieken Cementfabrieken: - p.c. < 100.000 t/j - p.c. >= 100.000 t/j
300
50
300 100 300
4
50 200 100
10 50 10
30 30 100 50 50 50
50 200 100
3 4 3
200 300
50 50
100 100 200 100 200 300
4 4
30 30 300 500 10
30 100 100 200 50
100 300 100 300 50
30 50 30 50 30
100 300 300 500 50
3 4 4 5 3
10 30 30 50
50 100 200 200
30 100 200 200
10 30 30 30
50 100 200 200
3 3 4 4
10 30
300 500
500 30 100 30 0
500 1000
5 5
200 500
200 30 300 30
200 500
4 5
200 500
200 30 300 30
200 500
4 5
100 100 200
200 30 300 30 700 30
200 300 700
4 4 5
100 300 100
100 30 300 30 100 30
100 300 100
3 4 3
100 200
100 10 300 10
100 300
3 4
100 200
100 100 100 300 200 300
3 4
30 100 200 50
100 300 700 50
0 10 10 10
100 300 700 50
3 4 5 3
100 200
100 30 200 50
300 500
4 5
200 100 100 50
300 100 100 200
300 200 100 200
4 4 3 4
500
700 200 700
5
30 100
500 30 100 50
5 5
Kalkfabrieken: - p.c. < 100.000 t/j 30 - p.c. >= 100.000 t/j 50 Gipsfabrieken: - p.c. < 100.000 t/j 30 - p.c. >= 100.000 t/j 50 Betonwarenfabrieken: - zonder persen, triltafels en bekistingtrille 10 - met persen, triltafels of bekistingtrillers, 10 - met persen, triltafels of bekistingtrillers, 30 Kalkzandsteenfabrieken: - p.c. < 100.000 t/j 10 - p.c. >= 100.000 t/j 30 Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken 50 Betonmortelcentrales: - p.c. < 100 t/u 10 - p.c. >= 100 t/u 30 Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips: - p.c. < 100 t/d 10 - p.c. >= 100 t/d 30 Natuursteenbewerkingsbedrijven: - zonder breken, zeven en drogen 0 - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 t/j 10 - met breken, zeven of drogen, v.c. >= 100.000 t/j 30 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken 10 Bitumineuze materialenfabrieken: - p.c. < 100 t/u 300 - p.c. >= 100 t/u 500 Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol): - steenwol, p.c. >= 5.000 t/j 100 - overige isolatiematerialen 200 Minerale produktenfabrieken n.e.g. 50 Asfaltcentrales 100 VERVAARDIGING VAN METALEN Ruwijzer- en staalfabrieken: - p.c. < 1.000 t/j 700 IJzeren- en stalenbuizenfabrieken: - p.o. < 2.000 m2 30 - p.o. >= 2.000 m2 50
30 50 50 30
500 1000
92
0 273 273 273 274 274 274 274 274 274
0 1 2 A0 A1 A2 B0 B1 B2
Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen: - p.o. < 2.000 m2 - p.o. >= 2.000 m2 Non-ferro-metaalfabrieken: - p.c. < 1.000 t/j - p.c. >= 1.000 t/j Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen e.d.: - p.o. < 2.000 m2 - p.o. >= 2.000 m2
2751, 2752 2751, 2752 2751, 2752 2753, 2754 2753, 2754 2753, 2754 28
0 1 2 0 1 2 -
281 281 281 281 2821 2821 2821 2822, 2830
0 1 2 3 0 1 2
284 284 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851
A B 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
2851 2851 2851 2852 287 287 287 287 29 29 29 29 29 30
10 11 12
30 31
A -
IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen: - p.c. < 4.000 t/j - p.c. >= 4.000 t/j Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen: - p.c. < 4.000 t/j - p.c. >= 4.000 t/j VERVAARD. VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.) Constructiewerkplaatsen: - gesloten gebouw - in open lucht, p.o. < 2.000 m2 - in open lucht, p.o. >= 2.000 m2 Tank- en reservoirbouwbedrijven: - p.o. < 2.000 m2 - p.o. >= 2.000 m2 Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: - algemeen - scoperen (opspuiten van zink) - thermisch verzinken - thermisch vertinnen - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) - anodiseren, eloxeren - chemische oppervlaktebehandeling - emailleren - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) - stralen - metaalharden - lakspuiten en moffelen Overige metaalbewerkende industrie Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken: - p.o. < 2.000 m2 - p.o. >= 2.000 m2 Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN Machine- en apparatenfabrieken: - p.o. < 2.000 m2 - p.o. >= 2.000 m2 - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS Kantoormachines- en computerfabrieken VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH. Elektromotoren- en generatorenfabrieken Schakel- en installatiemateriaalfabrieken Elektrische draad- en kabelfabrieken Accumulatoren- en batterijenfabrieken Lampenfabrieken Elektrotechnische industrie n.e.g. VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOMAPPARATEN EN -BENODIGDH.
A0 A1 A2 B 0 1 2 3 -
311 312 313 314 315 316 32
-
93
30 50
30 50
300 30 700 50
300 700
4 5
100 200
100 300
300 30 700 50
300 700
4 5
50 200
50 100
500 50 500 100 100 1000 0
5 5
100 200
50 100
300 30 500 50
300 500
4 5
100 200
50 100
300 30 500 50
300 500
4 5
30 30 50
30 50 200
100 30 200 30 300 30
100 200 300
3 4 4
30 50 30
50 100 30
300 30 500 30 200 30
300 500 200
4 5 4
10 50
30 30
200 30 100 30
200 100
4 3
50 50 100 100 30 50 50 100 30
50 50 50 50 50 10 10 50 30
100 100 100 100 100 100 100 100 100
50 30 50 50 30 30 30 50 50
100 100 100 100 100 100 100 100 100
3 3 3 3 3 3 3 3 3
30 30 100 10
200 50 30 30
200 100 100 100
30 50 50 30
200 100 100 100
4 3 3 3
30 50 30
50 100 30
200 30 500 30 100 30
200 500 100
4 5 3
30 50 50
30 30 30
100 30 200 30 300 30
100 200 300
3 4 4
30
10
50
30
50
3
200 200 100 100 200 30
30 10 10 30 30 10
30 30 200 100 30 50
50 50 50 50 300 30
200 200 200 100 300 50
4 4 4 3 4 3
321 t/m 323 3210 33
-
33
A
34
-
341 341 341 3420.1 3420.2 343 35
0 1 2
351 351 351 351 351
0 1 2 3 4
3511 352 352 352 353 353 353
0 1 2 0 1 2
354 355 36
-
-
361 362 363 364 365 366 37 371 372 372 372 372 372 40
A0 A1 A2 B C -
40 40 40 40 40 40
A0 A1 A2 A3 A5 B0
40 40 40 40 40 40 40 40 40
B1 B2 B3 B4 B5 C0 C1 C2 C3
-
Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur 30 e.d. Fabrieken voor gedrukte bedrading 50 VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN Fabrieken voor medische en optische apparaten en 30 instrumenten e.d. VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS Autofabrieken en assemblagebedrijven - p.o. < 10.000 m2 100 - p.o. >= 10.000 m2 200 Carrosseriefabrieken 100 Aanhangwagen- en opleggerfabrieken 30 Auto-onderdelenfabrieken 30 VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS) Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: - houten schepen 30 - kunststof schepen 100 - metalen schepen < 25 m 50 - metalen schepen >= 25m en/of proefdraaien motoren >= 100 1 MW Scheepssloperijen 100 Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: - algemeen 50 - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW 50 Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven: - zonder proefdraaien motoren 50 - met proefdraaien motoren 100 Rijwiel- en motorrijwielfabrieken Transportmiddelenindustrie n.e.g. VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. Meubelfabrieken Fabricage van munten, sieraden e.d. Muziekinstrumentenfabrieken Sportartikelenfabrieken Speelgoedartikelenfabrieken Vervaardiging van overige goederen n.e.g. VOORBEREIDING TOT RECYCLING Metaal- en autoschredders Puinbrekerijen en -malerijen: - v.c. < 100.000 t/j - v.c. >= 100.000 t/j Rubberregeneratiebedrijven Afvalscheidingsinstallaties PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER Elektriciteitsproduktiebedrijven (vermogen >= 50 MW) - kolengestookt - oliegestookt - gasgestookt - warmte-kracht-installaties (gas) Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: - < 10 MVA - 10 - 100 MVA - 100 - 200 MVA - 200 - 1000 MVA - >= 1000 MVA Gasdistributiebedrijven: - gascompressorstations vermogen < 100 MW - gascompressorstations vermogen >= 100 MW - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C
0
50
30
50
3
10
50
30
50
3
0
30
0
30
2
10 30 10 10 10
200 300 200 200 100
30 50 30 30 30
200 300 200 200 100
4 4 4 4 3
50 50 100 100
50 100 200 500
10 50 30 50
50 100 200 500
3 3 4 5
200
700 100 700
5
30 30
100 30 300 30
3 4
30 30
30 200 100 1000
4 5
30 30
100 100
3 3
100 300
30 30
10 30
200 100 0 100 100
50 30 30 30 30 30
50 10 10 10 10 10
100 10 30 50 50 50
30 10 10 30 30 30
100 30 30 50 50 50
3 2 2 3 3 3
30
100
500 30
500
5
30 30 300 200
100 200 50 200
300 700 100 300
10 10 50 50
300 700 300 300
4 5 4 4
100 100 30 30
700 100 30 30
700 500 500 500
200 100 100 100
700 500 500 500
5 5 5 5
0 0 0 0 0
0 0 0 0 0
30 50 100 300 500
10 30 50 50 50
30 50 100 300 500
2 3 3 4 5
0 0 0
0 0 0
300 100 300 500 200 500 30 10 30
4 5 2
94
40 40 40 40 41 41 41
C4 D0 D1 D2 A0 A1
- gasontvang- en -verdeelstations, cat. D Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: - stadsverwarming - blokverwarming WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER Waterwinning-/ bereiding- bedrijven: - met chloorgas
0
0
100 50
100
3
30 10
10 0
100 50 30 30
100 30
3 2
50
0
50
41 41 41 41 41 45 45 50
A2 B0 B1 B2 B3 A -
10
0
50
0 0 0
0 0 0
30 10 100 10 300 10
30 100 300
2 3 4
10
30
50
10
50
3
5020.4 5020.4 5020.4 5020.5 505 505 505 51 5121 5122 5123 5124 5125, 5131
A B C
- bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of s Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: - < 1 MW - 1 - 15 MW - >= 15 MW BOUWNIJVERHEID Bouwbedrijven en aannemersbedrijven met werkplaats HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS Autoplaatwerkerijen Autobeklederijen Autospuitinrichtingen Autowasserijen Benzineservisestations: - met LPG - zonder LPG GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders Grth in bloemen en planten Grth in levende dieren Grth in huiden, vellen en leder Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptieaardappelen Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën Grth in dranken Grth in tabaksprodukten Grth in suiker, chocolade en suikerwerk Grth in koffie, thee, cacao en specerijen Grth in overige voedings- en genotmiddelen Grth in overige consumentenartikelen Grth in vuurwerk: - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag tot 50 ton - consumentenvuurwerk, onverpakt, opslag tot 2 ton - consumentenvuurwerk, onverpakt, opslag 2 - 5 ton - professioneel vuurwerk, opslag tot 6 ton
10 10 50 10
30 10 30 0
100 10 30 30
10 10 30 0
100 10 50 30
3 1 3 2
30 30
0 0
30 30
100 100 30 30
3 2
30 10 50 50 30
30 10 10 0 30
30 30 100 30 30
30 0 0 0 30
30 30 100 50 30
2 2 3 3 2
10
0
30
30
30
2
0 10 10 30 10 10
0 0 10 10 10 10
30 30 30 30 30 30
0 0 0 0 30 10
30 30 30 30 30 30
2 2 2 2 2 2
10 10 10 10
0 0 0 0
30 10 10 10
30 30 50 100 0
30 30 50 1000
2 2 3 5
10 50
100 500
50 30 100 500 100 500
3 5
50 100 50 100
0 0 0 0
50 50 50 30
200 500 300 50
200 500 300 100
4 5 4 3
30 50 0 0 0 50 10 10 10 0 0
300 500 10 10 0 10 10 30 30 0 0
300 700 100 50 50 30 30 100 100 30 30
10 10 10 10 10 100 10 30 10 0 0
300 700 100 50 50 100 30 100 100 30 30
4 5 3 3 3 3 2 3 3 2 2
0 1 2 -
5132, 5133 5134 5135 5136 5137 5138, 5139 514 5148.7 5148.7 5148.7 5148.7 5148.7 5151.1 5151.1 5151.1 5151.2 5151.2 5151.2 5151.2 5151.3 5152.1 5152.1 5152.1 5152.2 /.3 5153 5154 5155.1 5156 5157 5157.2 /.3 5162 517 52
0 1 2 3 4 0 1 2 0 1 2 3 0 1 2
-
95
Grth in vaste brandstoffen: - klein, lokaal verzorgingsgebied - kolenterminal, opslag opp. >= 2.000 m2 Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen: - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3 - vloeistoffen, o.c. >= 100.000 m3 - tot vloeistof verdichte gassen Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) Grth in metaalertsen: - opslag opp. < 2.000 m2 - opslag opp. >= 2.000 m2 Grth in metalen en -halffabrikaten Grth in hout en bouwmaterialen Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur Grth in chemische produkten Grth in overige intermediaire goederen Autosloperijen Overige groothandel in afval en schroot Grth in machines en apparaten Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V.
100 1000 0 50 50
5 3
603 63 6311.1 6311.1 6311.1 6311.1
0 1 2 3
PARTICULIEREN Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING Kantines Cateringbedrijven VERVOER OVER LAND Spoorwegen: - stations - rangeerterreinen, overslagstations (zonder rangeerheuvel) Bus-, tram- en metrostations en -remises Taxibedrijven, taxistandplaatsen Touringcarbedrijven Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) Pomp- en compressorstations van pijpleidingen DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. zeeschepen: - containers - stukgoederen - ertsen, mineralen e.d., opslagopp. >= 2.000 m2
6311.1 6311.1 6311.1
4 5 6
- granen of meelsoorten, v.c. >= 500 t/u - steenkool, opslagopp. >= 2.000 m2 - olie, LPG, e.d.
100 50 300
500 700 0
6311.1 6311.2 6311.2 6311.2 6311.2 6311.2 6311.2 6311.2 6311.2 6311.2 6311.2 6311.2 6312 6321 64 641 642 642 71
7 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
- tankercleaning Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart: - containers - stukgoederen - ertsen, mineralen, e.d., opslagopp. < 2.000 - ersten, mineralen, e.d., opslagopp. >= 2.000 - granen of meelsoorten , v.c. < 500 t/u - granen of meelsoorten, v.c. >= 500 t/u - steenkool, opslagopp. < 2.000 m2 - steenkool, opslagopp. >= 2.000 m2 - olie, LPG, e.d. - tankercleaning Veem- en pakhuisbedrijven, koelhuizen Autoparkeerterreinen, parkeergarages POST EN TELECOMMUNICATIE Post- en koeriersdiensten Telecommunicatiebedrijven TV- en radiozenders (zie ook tabel 2: zendinstallaties) VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN Personenautoverhuurbedrijven Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING Reinigingsbedrijven voor gebouwen Foto- en filmontwikkelcentrales Veilingen voor landbouw- en visserijprodukten Veilingen voor huisraad, kunst e.d. OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN Defensie-inrichtingen Brandweerkazernes
300
527 55 5551 5552 60 601 601 601
-
0 1 2
6021.1 6022 6023 6024
A B -
711 712 713 714 72 72 73 731 732 74 747 7481.3 7484.3 7484.4 75 7522 7525
A -
-
-
10
0
10
10
10
1
10 30
0 0
30 10
10 10
30 30
2 2
0 30
0 30
100 50 100 300 300 300
3 4
0 0 10 0
10 0 0 0
100 30 100 100
0 0 0 30
100 30 100 100
3 2 3 3
0
0
50
10
50
3
0 0 50
10 30 700
500 300 100 0 500 700 100
100 500 100 300 50 1000
5 4 5
500 700 1000
5 5 5
10
100 100 100 0 100 200
300
4
0 0 30 50 50 100 50 50 100 300 30 10
10 10 200 500 300 500 300 500 0 10 10 0
300 100 300 700 200 300 300 500 50 100 50 30
50 50 30 50 50 100 50 100 700 200 30 0
300 100 300 700 300 500 300 500 700 300 50 30
4 3 4 5 4 5 4 5 5 4 3 2
0 0 0
0 0 0
30 10 0
0 0 30
30 10 30
2 1 2
10 10
0 0
30 50
10 10
30 50
2 3
10 10
0 10
50 30
10 10
50 30
3 2
0
0
10
0
10
1
30 0
10 0
30 10
30 0
30 10
2 1
50 10 50 0
10 0 30 0
30 30 200 10
50 10 10 0
50 30 200 10
3 2 4 1
30 0
30 0
200 100 200 50 0 50
4 3
96
90 9000.1
0
9000.1 9000.1 9000.1 9000.2 9000.2 9000.3 9000.3 9000.3 9000.3 9000.3 9000.3
1 2 3 A B A0 A1 A2 A4 A5 A6
9000.3 9000.3 9000.3 9000.3 9000.3 9000.3 92 921, 922 93 9301.1 9301.1 9301.2 9301.3 9301.3
A7 B C D0 D1 D2 -
97
A B A B
MILIEUDIENSTVERLENING RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks: - < 100.000 i.e. - 100.000 - 300.000 i.e. - >= 300.000 i.e. Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. Gemeentewerven (afval-inzameldepots) Afvalverwerkingsbedrijven: - mestverwerking/korrelfabrieken - kabelbranderijen - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) - oplosmiddelterugwinning - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW - verwerking fotochemisch en galvano-afval Vuilstortplaatsen Vuiloverslagstations Composteerbedrijven: - open - gesloten CULTUUR, SPORT EN RECREATIE Studio's (film, TV, radio, geluid) OVERIGE DIENSTVERLENING Wasserijen en strijkinrichtingen Tapijtreinigingsbedrijven Chemische wasserijen en ververijen Wasverzendinrichtingen Wasserettes, wassalons
200 300 500 50 30
10 10 10 30 50
100 200 300 50 50
10 10 10 10 10
200 300 500 50 50
4 4 5 3 3
500 100 50 100 300
10 50 10 0 200
100 30 30 10 300
10 10 10 30 50
500 100 50 100 300
5 3 3 3 4
10 300 200
10 300 300
30 10 300 10 300 30
30 300 300
2 4 4
700 100
300 50
200 50 100 50
700 100
5 3
0
0
30
30
30
2
30 30 30 0 10
0 0 0 0 0
50 50 30 30 10
30 30 30 0 0
50 50 30 30 10
3 3 2 2 1