Inspraakrapportage voorontwerp van het bestemmingsplan Overbroek
Gemeente Heerlen Postbus 1 6400 AA Heerlen
Samengesteld door
afdeling Stadsplanning
2
Inhoudsopgave
1
RESULTATEN VAN HET OVERLEG EX ARTIKEL 10 BRO …………………...……… 5
1.1 Provincie Limburg ………………………….…………………………………………………..…………… 6 1.1.1
algemeen …………….………………….……………….………………………………………..…… 6
1.1.2
natuur …………..………………….…….………..…………………………………………….…….…6
1.1.3
archeologie ...………………………………….………………………………………………………..7
1.1.4
luchtkwaliteit ……..…………………………………………………………………………...……….. 7
1.1.5
bodemkwaliteit ………………………………..…………………….………………………………... 8 externe veiligheid ……………………………..……………………………………………………… 9 geluidhinder ……..…………………………………………………………………………...……….. 9 overige aspecten …………………………….……………………………………………………… 10
1.1.9
economische uitvoerbaarheid ………….………………………………………………………..… 10
1.1.10
voorschriften …………….…………………….………………………………………………..…… 10
1.1.11
toepassing artikel 19 lid 2 WRO …………………………………………………………………… 10
1.2 Waterschap Roer en Overmaas …….…………………………………………………………………. 11
1.3 ProRail ……………………..………………………………………….……………………………...…….. 11
1.4 Waterschapsbedrijf Limburg …………………………………………………………………...……….. 11
1.5 Rijkswaterstaat, directie Limburg ...……………………………………………………….…………… 11
1.6 Regionale Brandweer …...…………………………………………..……………………….…………… 12
1.7 KPN …………………………………………………………………..……………………………………… 14
1.8 Ministerie van Defensie …….…………………………………………………………………………… 14
1.9 Gasunie ……………………………………………………………………………………………………... 14
1.10 Gemeente Nuth …………………………………………………………………………………………… 14
3
1.11 Nederlandse Spoorwegen ……………………………………………………………………………… 14
1.12 Essent ……………………………………………………………………………………………………… 14
2
RESULTATEN (SCHRIFTELIJKE) INSPRAAK ………………………… …………… 15
2.1 Reclamant 1, Overbroekerf 31 te Hoensbroek …………………….……………………………...… 15
2.2 Reclamant 2, Overbroekerf 39 te Hoenbroek………………………………………………………... 16
2.3 Reclamant 3, Terlindenweg 18, 6433 PC te Hoensbroek ……………..……………………………. 21
2.4 Reclamant 4, Overbroekerf 38 te Hoensbroek…………………………………………………………23
Rapport resultaten uit inspraak en vooroverleg over het voorontwerp van het bestemmingsplan “Overbroek” van de gemeente Heerlen.
4
Deze rapportage bevat de resultaten van inspraak en vooroverleg op het voorontwerpbestemmingsplan “Overbroek”. In hoofdstuk 1 staan de resultaten van het overleg ex artikel 10 Bro en de reactie van gemeentezijde daarop en hoofdstuk 2 bevat de resultaten uit de periode van inspraak. De in de inspraak en het vooroverleg gemaakte opmerkingen zijn steeds kort samengevat en vervolgens puntsgewijs beantwoord.
1
RESULTATEN VAN HET OVERLEG EX ARTIKEL 10 BRO
In het kader van overleg is het plan naar de volgende instanties voor het vooroverleg toegezonden: ● de Provincie Limburg, afdeling Ruimte Groen en Verkeer ● VROM-Inspectie Regio Zuid ● KPN Telecom Netwerkdiensten, afdeling Straalverbindingen ● Ministerie van Defensie, Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen ● N.V. Nederlandse Gasunie ● ProRail Regio Zuid ● Regionale Brandweer ● Commandant van de Brandweer ● Commissaris van Politie ● Waterschapsbedrijf Limburg ● Waterschap Roer en Overmaas ● Waterleiding Maatschappij Limburg ● Rijkswaterstaat, directie Limburg ● LOZO ● Gemeente Nuth ● NV Nederlandse spoorwegen ● Hermes Groep NV ● Hermes ● Essent Netwerk BV ● Platform Natuur en Milieu
Het voorontwerpbestemmingsplan “Overbroek” van de gemeente Heerlen is door de afdeling Ruimtelijke Ordening (RO) van de Provincie Limburg behandeld. Het betreffende advies is aan ons toegezonden op 16 mei 2006 onder het kenmerk SO 2006/11453. In het advies als resultaat van de behandeling zijn diverse opmerkingen naar voren gebracht.
5
Door de afdeling Ruimtelijke Ordening van de Provincie Limburg is op het onderhavig plan gereageerd. Tevens is er inhoudelijk vanuit Rijkswaterstaat, ProRail, de Regionale Brandweer en het Waterschap Roer en Overmaas gereageerd. Deze reacties worden hieronder verkort dan wel samengevat weergegeven en van gemeentezijde beantwoord. De reactie van de provincie en overige overleginstanties worden aangeduid met een liggend streepje (-), en de beantwoording van de gemeente wordt aangegeven met een asterisk (*).
1.1 Provincie Limburg
1.1.1 algemeen
- het plan is bedoeld om de realisatie mogelijk te maken van (te verplaatsen) sportvelden en van ca 200 woningen nabij de sportvelden en de op de oorspronkelijke locatie van de sportvelden. Het voorontwerp is op een aantal punten nog niet volledig.
* De sportvelden zijn inmiddels aangelegd; hiervoor is eerder vrijstelling verleend en een aanlegvergunning afgegeven. Voor de eerste en tweede fase van de op te richten woningen zal eveneens een vrijstellingsprocedure ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening worden gevoerd. De aangepaste toelichting van het onderhavige plan, naar aanleiding van het gevoerde overleg ex artikel 10 WRO, kan dienen als de ruimtelijke onderbouwing voor die procedure.
1.1.2 natuur
- in het plangebied is een aantal groene elementen (bomenrijen) aanwezig. Dergelijke lijnvormige elementen fungeren als migratieroute voor vleermuizen. Als deze elementen worden verwijderd zal eerst onderzoek moeten worden uitgevoerd naar de effecten op vleermuizen. Bovendien moet het verwijderen van deze elementen gebeuren buiten het vogelbroedseizoen.
* Ten behoeve van de ontwikkeling van het onderhavige plangebied is een verkennende natuurwaardenonderzoek uitgevoerd. Op basis van de verrichtte effectenstudie kan worden vastgesteld dat de realisatie van het plan Overbroek geen negatieve effecten tot gevolg heeft op de in het gebied aanwezige beschermde soorten. De in het onderzoeksgebied voorgenomen ingreep zal leiden tot het verdwijnen van geleidingsroutes (650 meter). Indien in het onderzoeksgebied vleermuizen voorkomen, dan zal het verspreidingsgebied van
6
deze soorten niet beperkt zal tot alleen het onderzoeksgebied. Indien het verlies aan geleidingsroutes wordt bezien in relatie tot het verspreidingsgebied, dan kan worden geconcludeerd dat de gunstige staat van instandhouding van mogelijk aanwezige vleermuizen niet in gevaar komt.
Eerder is aangegeven dat de sportvelden zijn inmiddels aangelegd. De bomenrij die in het middel van het betreffende projectgebied lag, midden tussen de sportvelden, is verwijderd. Hiervoor zijn bomen aan de zuidzijde van de sportvelden en ook van het plangebied, langs de snelweg teruggeplant.
1.1.3 archeologie
- voor het perceel aan de noordkant van het plangebied, kadastraal bekend als nr. 299, is geen archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het perceel heeft de bestemming Groen. Voordat het plan wordt vastgesteld of op het moment dat gebruik wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid naar Wonen dient alsnog archeologisch onderzoek plaats te vinden c.q. dienen in de voorschriften relevante voorwaarden te worden opgenomen.
* het plan zal op dit worden aangepast. Dit betekent dat indien er gebruik wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid naar Wonen er eerst een archeologisch onderzoek zal hebben plaatsgevonden.
1.1.4 Luchtkwaliteit
- bij de beoordeling van de luchtkwaliteit is gebruik gemaakt van onderzoek uit 2004. Geadviseerd wordt om te rekenen met de recent beschikbaar gekomen gegevens om te bezien of de overschrijdingen van de norm voor fijnstof niet optreedt. Ingeval het bouwen van de woningen de luchtkwaliteit verslechtert wordt aangeraden om in overleg te treden met de afdeling Stedelijke Leefomgeving om te bezien hoe het probleem kan worden opgelost.
* ten behoeve van de ontwikkeling van het onderhavige plan is in december 2004 een onderzoek uitgevoerd naar de luchtkwaliteit. Het onderzoek heeft aangetoond dat in 2010 de luchtkwaliteit, met uitzondering van de daggemiddelde concentratie fijn stof, voldoen aan de grenswaarden zoals gesteld in het Besluit luchtkwaliteit. De luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor ontwikkeling van het plan. In juli 2005 is de rapportage aangevuld met een extra beoordelingsjaar. Hieruit komt voort dat er geen overschrijdingen van de grenswaarden c.q. plandrempels zijn berekend voor de zes stoffen in 2994, 2010 en 2015. Dit laat onverlet dat de resultaten berekend voor de A76 met behulp van ADMS-Urban wel nog van toepassing zijn. Er is een overschrijding in het hele plangebied aanwezig van de grenswaarde voor het aantal dagen dat de daggemiddelde concentratie fijn stof de grenswaarde overschrijdt. Deze overschrijding komt op grote schaal voor in het gehele land. De rijksoverheid heeft vooralsnog de
7
inspanning op zich genomen om inzake de ‘fijn stof’-problematiek maatregelen voor te stellen in een nationaal luchtkwaliteitsplan. Verwacht wordt dat de luchtkwaliteit in het plangebied in 2010 verbeterd zal zijn ten opzichte van 2004 als gevolg van de effecten van Europees emissiebeperkend beleid en de algemene verlaging van het achtergrondniveau. In april 2006 is een aanvullende brief opgesteld behorende bij het (eerste) rapport van december 2004. Hieruit volgt dat de nieuwe achtergrondconcentraties van 2005 leiden tot een substantiële verlaging van de totale berekende luchtkwaliteitconcentraties. Ook mag volgens het nieuwe besluit Luchtkwaliteit 2005 een zeezoutcorrectie worden toegepast voor fijn stof, die ook leidt tot een verlaging van de concentraties. Hierdoor is het aantal dagen dat de etmaalwaarde leidt tot een overschrijding gedaald tot een waarde lager dan 35, waardoor op dit laatste punt ook wordt voldaan aan de norm van het besluit luchtkwaliteit 2005 voor fijn stof.
1.1.5 bodemkwaliteit
- in de toelichting is aangegeven dat in het plangebied drie bodemonderzoeken zijn uitgevoerd. Omdat deze onderzoeken niet als bijlage bij het voorontwerp zijn toegevoegd, is niet duidelijk of het bodemonderzoek plandekkend is uitgevoerd. Vóór vaststelling van het pan dient voor de gronden die met dit plan een gewijzigde bestemming krijgen en voor de gronden waarop de bestemming nog niet is verwezenlijkt, middels bodemonderzoek te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor de beoogde bestemming. De rapportages van die onderzoeken dienen als bijlage aan het vastgestelde bestemmingspan te worden gevoegd. In de toelichting is aangegeven dat op enkele plaatsen verontreinigingen zijn geconstateerd. Voor de gronden waarvan de kwaliteit niet geschikt is voor de toekomstige bestemming, dient vóór vaststelling van het bestemmingsplan te worden beschreven welke maatregelen genomen worden om de kwaliteit van de bodem alsnog geschikt te maken voor de beoogde bestemming. Bij de beschrijving van de eventueel te nemen maatregelen dient tevens een kostenraming te worden aangeleverd in verband met de economische uitvoerbaarheid van het plan.
* De uitgevoerde bodemonderzoeken zijn dekkend voor het gehele gebied van bestemmingsplan Overbroek. Uit deze onderzoeken kan worden afgeleid dat er binnen het plangebied slechts één bodemverontreiniging aanwezig is, welke dient te worden verwijderd alvorens het gebied geschikt is voor de beoogde bestemming. Dit betreft de PAK-verontreiniging ter plaatse van de terreinverharding van het 3
sportpark. Hierbij zal circa 9 m met PAK verontreinigde grond worden verwijderd, waarbij de achtergrondgrenswaarde als terugsaneerwaarde geld. De kosten hiervan worden geschat op circa € 3000,--.
Daarnaast zijn de volgende verhardings- en funderingslagen aanwezig welke bij herinrichting zullen worden verwijderd:
8
Niet-teerhoudend asfalt ter plaatse van de ingang van het sportpark en het voetpad ten noordwesten van het voetpad. In totaal is er circa 19 m3 asfalt aanwezig. De verwijderingskosten hiervan bedragen circa € 3400--; Onder het asfalt bij de ingang bevindt zich een laag stol als funderingsmateriaal. Er is circa 75 m3 stol aanwezig, waarvan de verwijderingskosten worden geschat op circa € 3500,--; Onder het voetpad bevindt zich een funderingslaag van puin en beton. Dit materiaal is licht verontreinigd met zware metalen en PAK. De verwijderingskosten van de circa 100 m3 funderingsmateriaal worden geschat op € 5300,--; Ter plaatse van de inrit van het sportpark een slakkenlaag aanwezig. De verwijderingskosten van de circa 400 m3 slakken worden geschat op circa € 26.000,--.
Bij de kostenraming van de bovenstaande werkzaamheden, is er van uitgegaan dat geen van de ontgraven materialen zal worden hergebruikt en dat alle ontgravingen worden aangevuld met grond waarvan de kwaliteit minimaal voldoet aan de achtergrondgrenswaarde. Voor materialen waarvan de kwaliteit niet bekend is, is uitgegaan van worstcase. De vermelde bedragen zijn een globale schatting inclusief BTW.
1.1.6
externe veiligheid
- het plangebied ligt in de nabijheid van de spoorlijn Heerlen-Herzogenrath waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In het plan dienen de mogelijke consequenties aangegeven te worden.
* in het voorontwerp van het bestemmingsplan Overbroek is de paragraaf “externe veiligheid” opgenomen. Door beleidsontwikkelingen, nieuwe inzichten en nieuwe informatie is het noodzakelijk dat deze paragraaf wordt aangepast. Hiertoe is een rapport opgesteld (22 augustus 2006) waarin de nieuwe externe veiligheidsparagraaf is opgenomen. De toelichting zal dan ook op dit punt worden aangepast.
1.1.7 Geluidhinder
- de volgens de toelichting noodzakelijke hogere grenswaarde dient te zijn verleend voordat het plan door de gemeenteraad van Heerlen wordt vastgesteld.
* het verzoek om vaststelling van zogenoemde hogere grenswaarden voor een aantal woningen in het onderhavige plan zal in het kader van de parallel te voeren vrijstellingsprocedure bij Gedeputeerde Staten van Limburg worden ingewilligd.
9
In de toelichting van het plan zal worden opgenomen dat door Gedeputeerde Staten nu ten behoeve van alle in het plan te realiseren woningen waar sprake is van een geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van meer dan 50 dB (A) vaststelling van hogere grenswaarden heeft plaatsgevonden.
1.1.8 Overige aspecten
- verzocht wordt om te bezien of het vastgestelde plan te zijner tijd ook in digitaal uitwisselbare vorm bij de Provincie Limburg kan worden aangeleverd, conform de afspraken die zijn vastgelegd in de technische paragraaf van het ‘Convenant digitalisering en standaard bestemmingsplannen Limburg’.
* deze doelstelling wordt onderschreven en is de gemeente Heerlen voornemens het een en ander door te voeren.
1.1.9 Economische uitvoerbaarheid
- bij het vaststellen van het plan dienen de gegevens over de economische uitvoerbaarheid van het plan opgenomen te zijn.
* Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.
1.1.10 Voorschriften
- Zoals reeds inzake de Heroriëntering Ruimtelijke Ordening aan de gemeente is medegedeeld worden de bestemmingsplanvoorschriften slechts marginaal getoetst. Dit houdt in dat de gemeente zelf verantwoordelijk is voor de juridische kwaliteit van de voorschriften.
* Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.
1.1.11 Toepassing artikel 19 lid 2 WRO
- Het onderhavige advies biedt onvoldoende grondslag voor de toepassing van artikel 19 lid 2 WRO, zoals bedoeld in de “lijst van gevallen ex artikel 19 lid 2” van de Handreiking Ruimtelijke Ontwikkeling Limburg.
* Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.
10
1.2 Waterschap Roer en Overmaas
- bij de voorbereiding van het onderhavig bestemmingsplan is op 21 september 2005 overleg over de waterhuishouding gevoerd. Na een verdere technische uitwerking door adviesbureau Van HeukelomVerbeek (Watertoets Overbroek aanvulling, van 20 december 2005) is op 5 januari 2006, onder kenmerk 113/Eth, positief wateradvies gegeven. Het advies is correct verwerkt in het bestemmingsplan. Bovendien is de aan te leggen buffer voor de opvang van het regenwater planologisch geregeld in het plan. Het waterschap stemt daarom in met dit bestemmingsplan.
1.3 ProRail
- Op de spoorlijn Heerlen-Kerkrade vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Dit was aanleiding om door TNO een studie te laten verrichten. ProRail kan echter niet beoordelen of de ontwikkelingen uit dit bestemmingsplan in deze studie is meegenomen. Ook beschikt zij niet over de bevoegdheden om het risico van vervoer gevaarlijke stoffen over de vrije baan te beheersen met bijvoorbeeld vervoersbeperkende maatregelen. Indien bij het bepalen van het externe veiligheidsrisico gebruik wordt gemaakt van de meest recente inzichten in de prognoses voor het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt hiertoe verwezen naar het rapport van TNO uit 2005 betreffende het Maankwartier. De eventuele risico’s die zijn verbonden aan het gebruik van deze cijfers zijn echter volledig voor eigen verantwoordelijkheid.
* in het voorontwerp van het bestemmingsplan Overbroek is de paragraaf “externe veiligheid” opgenomen. Door beleidsontwikkelingen, nieuwe inzichten en nieuwe informatie is het noodzakelijk dat deze paragraaf wordt aangepast. Hiertoe is een rapport opgesteld (22 augustus 2006) waarin de nieuwe externe veiligheidsparagraaf is opgenomen. De toelichting zal dan ook op dit punt worden aangepast.
1.4 Waterschapsbedrijf
Het voorontwerp heeft geen aanleiding gegeven tot het maken van opmerkingen.
1.5 Rijkswaterstaat, directie Limburg
- in de voorschriften van het plan als op de plankaart is niets opgenomen over het gehanteerde rooilijnenbeleid. Echter omdat tussen de Rijksweg 76 en het betreffende plangebied de spoorlijn HeerlenSittard is gelegen met bijbehorende beschermingszones wordt het in dit geval niet bezwaarlijk geacht dat de rooilijnen zowel in de voorschriften als ook op de plankaart niet zijn opgenomen. Verzocht wordt om deze afweging wel in de toelichting van het bestemmingsplan op te nemen.
11
Op bladzijde 40 van de toelichting bij het hoofdstuk 4.9 “Lichthinder”’ wordt aangegeven dat de rapportage van het lichtonderzoek is bijgevoegd. Deze rapportage is echter niet bij ontvangen stukken aangetroffen. Aangezien uit de toelichting blijkt dat er veldverlichting wordt aangebracht rondom de speelvelden wordt verzocht er op toe te zien dat de schijnwerpers van de betreffende lichtmasten zodanig worden gericht dat zij geen verblindingshinder veroorzaken voor de weggebruikers op Rijksweg 76.
* in de toelichting zal worden opgenomen dat er geen rooilijnen langs de rijksweg op de plankaart zijn opgenomen en geen verwijzing daartoe in de voorschriften wordt neergelegd omdat het gelet op de aanwezigheid van het spoor fysiek niet mogelijk is om binnen de betreffende zone te bouwen.
In het kader van de vrijstellingsprocedure ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening voor het aanleggen van de sportvelden van FC Hoensbroek heeft lichtonderzoek plaatsgevonden. De betreffende vrijstelling als ook de aanlegvergunning zijn op 29 juni 2005 verleend. De sportvelden zijn inmiddels gerealiseerd en de lichtmasten functioneren sindsdien. Er is daarom reden om aan te nemen dat er sprake is van verblindingsgevaar.
1.6 Regionale Brandweer
- op basis van het voorontwerp kan geen concreet advies worden gegeven, omdat hiervoor een aantal essentiële gegevens ontbreken. Toegevoegd zou moeten worden ‘de afweging inzake fysieke en externe veiligheid ten gevolge van de ontwikkelingsplannen’. Ten aanzien van de externe veiligheid dient zowel de PR als de GR berekend te worden met betrekking tot de Rijksweg, het spoor en een propaantank in het plangebied.
Ten aanzien van de bereikbaarheid van het plangebied wordt opgemerkt dat dit plaats vindt via de Koumenweg/Verlengde Klinkertstraat/Juliana-Bernhardlaan/Schuureikenweg. Deze is van belang bij een calamiteit in het plangebied of in het kader van de evacuaties. Conform de landelijke richtlijnen is deze ontsluiting voldoende.
Ten aanzien van de bereikbaarheid van het spoor wordt opgemerkt dat dit plaats vindt via de Verlengde Klinkertstraat en de Brommelenweg/Terlinden. Het is afgescheiden middels een hekwerk en is lager gelegen dan de weg. Bij een dreigende BLEVE houdt dit in dat het spoor weliswaar bereikbaar is, maar dat het niet aan te geven is hoe snel het bereikbaar is. Bij het vrijkomen van toxische stoffen is het spoor bereikbaar vanuit het westen, zuiden en noorden. IN Nederland heerst het meest een westenwind, waardoor aanrijden vanuit zijde Wijnandsrade (Brommelenweg) statistisch het vaakst zal voorkomen.
12
Ten aanzien van de huidige voorzieningen voor bluswerkzaamheden wordt opgemerkt dat de primaire voorziening maximaal 30 m3/uur bedragen, er geen secundaire voorzieningen beschikbaar zijn en tertiair de vijver bij Kasteel Hoensbroek gebruikt kan worden middels een zogenoemd Groot Water Transport, maar dat deze waterwinning pas na 45 à 60 minuten bruikbaar is. Bij genoemde maatgevende scenario’s is de benodigde bluswatervoorziening gelijk aan de bluswatervoorziening op industrieterreinen. De primaire voorziening dient 60 m3 /uur te zijn en de secundaire dient het 90 m3/uur te zijn gedurende minimaal 4 uren. Dit betekent dat deze voorzieningen niet toereikend zijn.
De kazerne van Heerlen kan dit gebied binnen 8 à 10 minuten na alarmering bereiken. Daarbij wordt uitgegaan van aanrijden via de kortste weg (scenario BLEVE). Op het moment dat er in verband met een toxisch scenario bovenwinds aangereden dient te worden kan deze aanrijdtijd veel hoger liggen.
Het sirenenetwerk binnen het plangebied is dekkend.
Met betrekking tot de benodigde hulpverleningscapaciteit wordt opgemerkt dat uit de groepsriscocurve van het TNP rapport d.d. juli 2005 blijkt dat er in het ergste geval tot circa 100 dodelijke slachtoffers kunnen vallen bij een calamiteit aan het spoor. Inzage in aantallen gewonden is niet voorhanden, omdat er een landelijke uniforme rekenmethodiek hiervoor nog ontwikkeld moet worden.
Bij westenwind, wat in Nederland het meest voorkomt, zal de toxische wol zich over de wijken Overbroek, Nieuw Lotbroek, industrie De Koumen en Heerlerheide verspreiden. Opschaling en evacuatie zijn bij een dergelijk incident noodzakelijk.
Op basis van de Leidraad Maatramp en het aantal doden aangegeven door TNO is een inschatting gemaakt bij ongevallen met giftige stoffen in de open lucht. Er zullen waarschijnlijk 100 doden te betreuren zijn, 400 ernstig gewonden en 1200 lichtgewonden. Het bestrijden van een dergelijke calamiteit kunnen de hulpverleningsdiensten en gemeenten multidisciplinair niet aan
Tot slot betreffen de noodzakelijke specifieke maatregelen ter voorvoorbereiding en beperking van een calamiteit of ramp de aanleg van voldoende bluswatervoorzieningen langs het spoor en in verband met een meer efficiënte inzet van de zijde van de Verlengde Klinkertstraat is het raadzaam doorgangen in het hek te realiseren.
* in het voorontwerp van het bestemmingsplan Overbroek is de paragraaf “externe veiligheid” opgenomen. Door beleidsontwikkelingen, nieuwe inzichten en nieuwe informatie is het noodzakelijk dat deze paragraaf wordt aangepast. Hiertoe is een rapport opgesteld (22 augustus 2006) waarin de nieuwe externe
13
veiligheidsparagraaf is opgenomen. In dit rapport is rekening gehouden met de overlegreactie van de regionale Brandweer. De toelichting zal dan ook op dit punt worden aangepast.
1.7 KPN
Het voorontwerp heeft geen aanleiding gegeven tot het maken van opmerkingen.
1.8 Ministerie van Defensie
Het voorontwerp heeft geen aanleiding gegeven tot het maken van opmerkingen.
1.9 Gasunie
Het voorontwerp heeft geen aanleiding gegeven tot het maken van opmerkingen.
1.10 Gemeente Nuth
Het voorontwerp heeft geen aanleiding gegeven tot het maken van opmerkingen.
1.11 Nederlandse Spoorwegen
Het voorontwerp heeft geen aanleiding gegeven tot het maken van opmerkingen.
1.12 Essent
Het voorontwerp heeft geen aanleiding gegeven tot het maken van opmerkingen.
14
2
RESULTATEN (SCHRIFTELIJKE) INSPRAAK EX ARTIKEL 6A WRO
Het voorontwerp “Overbroek” heeft, tezamen met de overige op het plan betrekking hebbende stukken, vanaf donderdag 27 april 2006 gedurende een periode van zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze periode van inspraak kon een ieder zijn of haar zienswijze omtrent het voorontwerpbestemmingsplan aan burgemeester en wethouders kenbaar maken. Van deze gelegenheid is gebruik gemaakt door:
-
Reclamant 1, Overbroekerf 31, 6433 EX te Hoensbroek, ingekomen 31 maart 2006 (reg. nr.
-
Reclamant 2, Overbroekerf 39, 6433 EX te Hoensbroek (reg. nr. SO 2006/7106);
-
Reclamant 3, Terlindenweg 18, 6433 PC te Hoensbroek, ingekomen 15 maart (reg .nr.
-
Reclamant 4, Overbroekerf 38,
SO 2006/7323);
2006/5952) en aangevuld bij brief 22 maart 2006 (reg. nr. 2006/6215);
6433 EX te Hoensbroek, ingekomen 4 april 2006 (reg. nr. 2006/7550).
De reactie van de inspreker wordt aangeduid met een liggend streepje (-), en de beantwoording van de gemeente wordt aangegeven met een asterisk (*).
2.1 Reclamant 1 - tegen het voorontwerp van het bestemmingsplan wordt ernstig bezwaar gemaakt. Reclamant is tegen het bouwen van huizen aan de achterzijde van zijn perceel in zijn geheel. Veder zal een straat worden aangelegd, namelijk de Frisostraat. Deze wordt doorgetrokken tot aan de Overbroekstraat.
Vervolgens wanneer de huizen zijn gebouwd volgens plan is er geen mogelijkheid meer voor het uitlaten van honden.
* Het wonen in een stad biedt nooit garanties met betrekking tot het niet bebouwen van open ruimtes. Er is gepoogd om de te realiseren nieuwbouw zo goed mogelijk aan te laten sluiten op de bestaande bebouwing. Privacy en bezonning van bestaande woningen wordt daarbij zo goed mogelijk gerespecteerd.
De aanleg van de verlengde Frisostraat is noodzakelijk om het plangebied te ontsluiten. Veel extra verkeer door de Frisostraat is niet te verwachten omdat ze als sluiproute onlogisch en onaantrekkelijk is. Het is zeer waarschijnlijk dat de grootste druk zal worden afgewend op de Overbroekerstraat.
15
De bestaande groene ruimtes nabij het Overbroekerf blijven in het plan gehandhaafd. In het nieuwe plan is ruim openbaar groen opgenomen. Tussen de nieuwe sportvelden en de geprojecteerde woningen is voldoende ruimte opgenomen om een hond uit te kunnen laten.
2.2 Reclamant 2
- Reclamant is van mening dat hij wordt geschaad in zijn belangen als er achter zijn woning een geheel nieuwe woonwijk wordt opgericht. Thans heeft hij uitzicht over een agrarisch grondgebied. In de toekomst wordt dit beperkt doordat er woningen worden geplaatst. De nieuwe woningen zullen ook uitzicht hebben op de achtertuin van reclamant, waardoor hij privacy verliest.
Door de toename van het aantal personen zal ook het geluidsoverlast toenemen en het aantal verkeersbewegingen op de Overbroekerf. Deze verkeerstoename zal ook gevolg zijn van verbindingen tussen het Overbroekerf en de nieuw aan te leggen woonwijk.
Reclamant heeft het huis gekocht in 1988 omdat hij wist dat er achter de woning verder geen woningbouw plaats zou vinden, omdat het gebied binnen een stankcirkel ligt van het zuiveringschap.
Tevens is aan nieuwe bewoners aan het Overbroekerf kortgeleden van gemeentezijde nog aangegeven dat er achter de woningen aan het Overbroekerf geen nieuwe woningen zou worden gerealiseerd en dat het agrarisch gebeid zou blijven bestaan.
Reclamant zal tezijnertijd een verzoek indienen om planschadevergoeding omdat hij van mening is dat zijn woning aanzienlijk in waarde zal dalen.
Verder twijfelt reclamant aan de noodzaak tot het bouwen van een nieuwe woonwijk, omdat de Parkstad Regio een zogenoemde krimpregio is.
Waarschijnlijk zal ook gebouwd worden binnen de stankcirkel van het zuiveringschap en zullen de nieuwe bewoners van Overbroek gezondheidsklachten krijgen in verband met de nabije ligging van de snelweg. Ten aanzien van dat laatste wordt gedacht aan de fijnstofproblematiek en geluidhinder.
* Het wonen in een stad biedt nooit garanties met betrekking tot het niet bebouwen van open ruimtes. Er is gepoogd om de te realiseren nieuwbouw zo goed mogelijk aan te laten sluiten op de bestaande bebouwing. Privacy en bezonning van bestaande woningen wordt daarbij zo goed mogelijk gerespec-
16
teerd. De nieuwe bebouwing wordt ongeveer 12 tot 18 meter achter de achtergrens van de percelen aan de het Overbroekerf geplaatst. De totale afstand van woning tot woning zal tussen de 24 en 30 meter bedragen. Deze maat is een zeer gangbare maat in stedebouwkundige plannen. Daarnaast bevinden zich de achtertuinen van deze woningen. De inkijk vanuit de woningen op de bestaande achtertuinen en woningen in het Overbroekerf zal beperkt blijven.
De geprojecteerde woningbouw genereert iets meer verkeersbewegingen. Dit hoeft niet te leiden tot een verslechtering van de verkeerssituatie en verkeersveiligheid en zeker niet in het Overbroekerf. Dat de Overbroekerstraat iets zal toenemen qua verkeersintensiteit is te verwachten, maar in verhouding tot de huidige verkeersintensiteit is dat te verwaarlozen. Er zal geen toename van het aantal autoverkeersbewegingen plaatsvinden in het Overbroekerf, omdat ze voor wat betreft het autoverkeer niet in verbinding staat met het nieuwe plan. Wandelaars en fietsers zullen, als ze zich richting het centrum van Hoensbroek begeven snel geneigd zijn de hoofdontsluitingsweg van de niet te realiseren buurt, namelijk de verlengde Frisostraat, en vervolgens de Overbroekerstraat als route nemen. Wellicht zal een klein deel de doorsteek door het Overbroekerf maken, In dat geval zal er een lichte toename plaatsvinden van wandelaars en fietsers. Of dit zal leiden tot een toename van geluidsoverlast is maar zeer de vraag.
Als uitgangspunt voor de berekening zijn de emissiegegevens gebruikt zoals opgenomen in de Wmaanvraag dd 24 maart 2005. Bij de berekening is gebruik gemaakt van de huidige inzichten voor het berekenen van geurverspreiding. De contour van 1 ge/m3 is gepresenteerd op de kaart met het bouwplan. Zoals uit de contour naar voren komt is de geurbelasting van (een deel van) één van de woningen hoger dan 1 geureenheid per m3. Uit de figuur volgt dat een deel van de voorgenomen bouwlocatie zich bevindt binnen de contour. Dit betekent dat er, ter hoogte van de voorgenomen ontwikkelingen, niet overal wordt voldaan aan het geaccepteerd hinderniveau. Voor nieuw te bouwen woningen gelden veelal striktere regels dan voor bestaande woonbebouwing. Belangrijk uitgangspunt voor het bevoegd gezag bij het vaststellen van het toetsingskader is dat ter hoogte van de bouwplannen een acceptabel geurhinderniveau wordt bereikt. Zaken die hierbij een rol spelen zijn onder andere:
de historie van het bedrijf in de omgeving;
de aard en waardering van de geur;
en het klachtenpatroon.
Door bovenstaande zaken inzichtelijk te maken kan beoordeeld worden of het aspect geurhinder relevant is ter hoogte van de bouwlocatie. De huidige geurcontour van 1 ge/m3 raakt net aan het huis aan de rand van de geplande bebouwing.
17
De berekeningen zijn gebaseerd op een statische (maximale) emissie van de bronnen van de rwzi. In de praktijk kan het daarom voorkomen dat de emissie lager is. De contour van 1 ge/m3 (98-percentiel) kan in dat geval dichterbij de rwzi komen te liggen. Deze variatie in geuremissie hangt vooral af van de aanvoer van afvalwater. Hier is geen invloed op uit te oefenen. Daarom zal uitgegaan dienen te worden van de gehanteerde maximale emissie. In 98% van de tijd is de geurbelasting echter lager of gelijk aan deze 1 ge/m3. Daarbij komt dat in het algemeen de helft van de mensen een concentratie van 1 ge/m3 niet meer kan waarnemen. In hoeverre het type woning van invloed is op het bereiken van het een acceptabel geurhinder niveau is niet eenduidig aan te geven. Er is geen directe relatie tussen type woning (bv patiowoning) en interactie met de buitenlucht. Dit is namelijk afhankelijk van meerdere factoren dan alleen het type woning (bv ventilatie van de woning). In de NeR-richtlijn wordt geen onderscheid gemaakt in type woning. Er wordt alleen gesproken over geurgevoelige objecten in het algemeen. De beslissingsbevoegdheid om af te wijken van de richtlijn ligt bij het bevoegd gezag. In geval afgeweken wordt van de richtlijn zal een afweging gemaakt dienen te worden tussen de verschillende belangen. Afwijking van de richtwaarden is toegestaan mits er rekening wordt gehouden met de milieukwaliteit in de ruimtelijke planvorming. Daarbij dient tevens aangetoond te worden wat de noodzaak is om te bouwen in het gebied waar de geurbelasting hoger is dat de gestelde norm. Naar verwachting zal er gekozen worden voor het uit het plan laten van de eerder genoemde woning waar 3
de geurbelasting van (een deel van) één van de woningen hoger dan 1 geureenheid per m .
Voor de omgeving zijn er sinds 2004 infosessies gehouden op basis van het stedenbouwkundig plan voor het project Overbroek. Ook wordt hier opgemerkt dat de Ontwikkelingsvisie 1997 reeds aangeeft dat de gemeente Heerlen gebied Overbroek voor woonbebouwing heeft aangewezen.
Vanwege de verplaatsing van sportpark FC Hoensbroek komt er aan de westkant van de kern Hoensbroek een inbreidingslocatie vrij voor de realisatie van 183 woningen met bijbehorende verkeers- en groenvoorzieningen. Er is gekozen voor een gefaseerde woningbouw. De eerste 100 woningen worden in fase 1 en 2 gebouwd, de tweede 83 woningen in fase 3 en 4. Inmiddels is een Regionale Woonvisie Parkstad Limburg vastgesteld (december 2006). Omdat dit beleid nog wordt uitgewerkt en vervolgens vertaald in een woningbouwprogramma stellen wij nu aan het DB van Parkstad voor doorgang te geven aan de eerste en tweede fase van het project. De gemeente Heerlen heeft bindende afspraken gemaakt met de ontwikkelaar die zijn vastgelegd in overeenkomsten. Voorwaarde is wel dat er na verlening van de vrijstelling artikel 19 en de bouwvergunning binnen een half jaar gestart zal worden met de bouw. Daarmee valt het project binnen de ISV II periode 2005-2009.
Het onderhavige plan dient getoetst te worden aan de Regionale Woonvisie op Hoofdlijnen Parkstad Limburg. Uitgangspunt voor het te voeren beleid is de afname van de kwantitatieve woningvraag de
18
komende jaren, waarmee de regio en ook Heerlen worden geconfronteerd. Oorzaak is een lagere groei van het aantal huishoudens door vooral de vergrijzing en het negatief migratiesaldo. Blijkens de laatste demografische prognoses vindt er medio volgend decennium zelfs de omslag plaats naar een daling van het aantal huishoudens. Voor het evenwicht in de woningmarkt is het daarom noodzakelijk de netto uitbreiding te relateren aan deze ontwikkelingen. Dit betekent dat de nieuwbouw gestuurd, dat wil zeggen op basis van een woningbouwprogrammering, plaats dient te vinden. Voornoemde ontwikkelingen en de gewenste sturing worden neergelegd in de regionale woonvisie en de lokale uitwerking daarvan. Tot en met 2010 worden 2000 woningen extra toegevoegd (exclusief zorgwoningen), verdeeld over Parkstad Limburg. Hiervan zijn 600 woningen voor Heerlen Centrum bedoeld en moeten 900 woningen over stedelijk gebied Parkstad verdeeld worden. Een beperkte uitbreidingsbehoefte dus. De woningen die bijgebouwd kunnen worden, worden door Parkstad Limburg getoetst aan zeer strenge kwaliteitscriteria. Kwaliteitscriteria zijn onder andere het bouwen voor een bijzondere doelgroep, innovatief bouwen, duurzaam bouwen, hardheid van het plan, etc. Omvangrijke uitleglocaties zijn geen prioriteit, grote projecten worden gefaseerd uitgevoerd. Naast de netto uitbreidingsbehoefte geldt de saldo 0 benadering. Dit betekent dat er bijgebouwd kan worden indien er herstructurering (waaronder sloop) tegenover staat. In het plan worden verschillende woningtypen gerealiseerd. Het betreft de woningtypen geschakelde woningen, patiowoningen (levensloopbestendig), halfvrijstaande woningen en tussenwoningen. Het plan voorziet hier in een aanbod voor de aanwezige doelgroepen in Parkstad Limburg en levert een duidelijke kwaliteitsverbetering op het gebied van wonen voor deze doelgroepen. Het totale plangebied past ook binnen het voormalige woningbouwbeleid (ten tijde van de ondertekening van de exploitatieovereenkomst, juli 2006). Het gaat hier met name om middeldure koopwoningen met het oog op levensloopbestendige woningen en doorstroom voor de buurt. De kopers zullen overwegend uit het stadsdeel Hoensbroek moeten komen en het gemiddelde huishoudinkomen in dat stadsdeel is relatief laag. Doelgroepen zijn onder anderen ouderen, starters, woningzoekers uit buurregio’s en woningzoekende uit relatief lagere inkomensgroepen. De woningtypologieën zijn een gevarieerd aanbod waarbij gelet is op kwaliteit. Het realiseren van deze woningen versterkt de sociale structuur binnen Hoensbroek, waardoor de realisatie van deze woningen aanvaardbaar is. Het realiseren van middeldure koop op locaties binnen bestaand bebouwd gebied in verband met de uitbreidingsbehoefte past ook binnen de ISV II afspraken met het Rijk (VROM). Dit plan zal worden opgenomen in het masterplan Hoensbroek. Tegenover nieuwbouw staat een omvangrijke herstructureringsopgave. Ontwikkelaars en woningcorporaties dienen hierover samen afspraken te maken binnen een integraal afgestemd kader.
Omdat Heerlen in 2005 heeft ingestemd met de WGR + Status van Parkstad Limburg is wonen een thema dat overgeheveld is naar Parkstad. Heerlen sluit zich aan bij de Regionale Woonvisie en zal door middel van bovenstaande redenering aan Parkstad aangeven dat dit plan de komende jaren uitgevoerd dient te
19
worden. Het plan voorziet in een doorstromingsbehoefte voor Hoensbroek, vastgelegd in het voorheen geldende volkshuisvestingsplan Heerlen. Verder hebben de verschillende (milieu)onderzoeken uitgewezen dat de realisatie van de woningen in onderhavig projectgebied mogelijk is. De realisatie van de eerste 100 (fase 1 en 2) woningen te Overbroek wordt hiermee planologisch aanvaardbaar geacht.
Ten behoeve van de ontwikkeling van het onderhavige plan is in december 2004 een onderzoek uitgevoerd naar de luchtkwaliteit. Het onderzoek heeft aangetoond dat in 2010 de luchtkwaliteit, met uitzondering van de daggemiddelde concentratie fijn stof, voldoen aan de grenswaarden zoals gesteld in het Besluit luchtkwaliteit. De luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor ontwikkeling van het plan. In juli 2005 is de rapportage aangevuld met een extra beoordelingsjaar. Hieruit komt voort dat er geen overschrijdingen van de grenswaarden c.q. plandrempels zijn berekend voor de zes stoffen in 2004, 2010 en 2015. Dit laat onverlet dat de resultaten berekend voor de A76 met behulp van ADMS-Urban wel nog van toepassing zijn. Er is een overschrijding in het hele plangebied aanwezig van de grenswaarde voor het aantal dagen dat de daggemiddelde concentratie fijn stof de grenswaarde overschrijdt. Deze overschrijding komt op grote schaal voor in het gehele land. De rijksoverheid heeft vooralsnog de inspanning op zich genomen om inzake de ‘fijn stof’-problematiek maatregelen voor te stellen in een nationaal luchtkwaliteitsplan. Verwacht wordt dat de luchtkwaliteit in het plangebied in 2010 verbeterd zal zijn ten opzichte van 2004 als gevolg van de effecten van Europees emissiebeperkend beleid en de algemene verlaging van het achtergrondniveau. In april 2006 is een aanvullende brief opgesteld behorende bij het (eerste) rapport van december 2004. Hieruit volgt dat de nieuwe achtergrondconcentraties van 2005 leiden tot een substantiële verlaging van de totale berekende luchtkwaliteitconcentraties. Ook mag volgens het nieuwe besluit Luchtkwaliteit 2005 een zeezoutcorrectie worden toegepast voor fijn stof, die ook leidt tot een verlaging van de concentraties. Hierdoor is het aantal dagen dat de etmaalwaarde leidt tot een overschrijding gedaald tot een waarde lager dan 35, waardoor op dit laatste punt ook wordt voldaan aan de norm van het besluit luchtkwaliteit 2005 voor fijn stof.
Het verzoek om vaststelling van zogenoemde hogere grenswaarden voor een aantal woningen in het onderhavige plan zal in het kader van de parallel te voeren vrijstellingsprocedure bij Gedeputeerde Staten van Limburg worden ingewilligd.
2.3 Reclamant 3
- in Parkstad en meer in het bijzonder in de gemeente Heerlen is in de toekomst geen behoefte aan uitbreiding van het woningbestand. Het aantal inwoners zal afnemen waardoor eerder een overschot dan een tekort aan woningen is te verwachten. Het aantal oudere inwoners zal verhoudingsgewijs toenemen
20
en zal het juist voor de hand liggen om woningen voor hen in het centrum en niet in de periferie te realiseren.
In de regio is juist behoefte aan open ruimte. Hierom zal de natuur de kans moeten krijgen om tussen de bebouwde gebieden tot ontwikkeling te komen. Het onderhavige plangebied leent zich hier uitstekend voor.
Het plangebied ligt binnen een zone waarin stankhinder van de nabij gelegen rioolwaterzuiveringsinstallatie is te verwachten. Toekomstige bewoners van de nieuwe wijk zullen ook hinder en gezondheidsschade ondervinden van de uitstoot van fijnstof afkomstig van de nabijgelegen autowegen.
* Voor de omgeving zijn er sinds 2004 infosessies gehouden op basis van het stedenbouwkundig plan voor het project Overbroek. Ook wordt hier opgemerkt dat de Ontwikkelingsvisie 1997 reeds aangeeft dat de gemeente Heerlen gebied Overbroek voor woonbebouwing heeft aangewezen.
Vanwege de verplaatsing van sportpark FC Hoensbroek komt er aan de westkant van de kern Hoensbroek een inbreidingslocatie vrij voor de realisatie van 183 woningen met bijbehorende verkeers- en groenvoorzieningen. Er is gekozen voor een gefaseerde woningbouw. De eerste 100 woningen worden in fase 1 en 2 gebouwd, de tweede 83 woningen in fase 3 en 4. Inmiddels is een Regionale Woonvisie Parkstad Limburg vastgesteld (december 2006). Omdat dit beleid nog wordt uitgewerkt en vervolgens vertaald in een woningbouwprogramma stellen wij nu aan het DB van Parkstad voor doorgang te geven aan de eerste en tweede fase van het project. De gemeente Heerlen heeft bindende afspraken gemaakt met de ontwikkelaar die zijn vastgelegd in overeenkomsten. Voorwaarde is wel dat er na verlening van de vrijstelling artikel 19 en de bouwvergunning binnen een half jaar gestart zal worden met de bouw. Daarmee valt het project binnen de ISV II periode 2005-2009.
Het onderhavige plan dient getoetst te worden aan de Regionale Woonvisie op Hoofdlijnen Parkstad Limburg. Uitgangspunt voor het te voeren beleid is de afname van de kwantitatieve woningvraag de komende jaren, waarmee de regio en ook Heerlen worden geconfronteerd. Oorzaak is een lagere groei van het aantal huishoudens door vooral de vergrijzing en het negatief migratiesaldo. Blijkens de laatste demografische prognoses vindt er medio volgend decennium zelfs de omslag plaats naar een daling van het aantal huishoudens. Voor het evenwicht in de woningmarkt is het daarom noodzakelijk de netto uitbreiding te relateren aan deze ontwikkelingen. Dit betekent dat de nieuwbouw gestuurd, dat wil zeggen op basis van een woningbouwprogrammering, plaats dient te vinden. Voornoemde ontwikkelingen en de gewenste sturing worden neergelegd in de regionale woonvisie en de lokale uitwerking daarvan. Tot en met 2010 worden 2000 woningen extra toegevoegd (exclusief zorgwoningen), verdeeld over Parkstad Limburg. Hiervan zijn 600 woningen voor Heerlen Centrum bedoeld en moeten 900 woningen
21
over stedelijk gebied Parkstad verdeeld worden. Een beperkte uitbreidingsbehoefte dus. De woningen die bijgebouwd kunnen worden, worden door Parkstad Limburg getoetst aan zeer strenge kwaliteitscriteria. Kwaliteitscriteria zijn onder andere het bouwen voor een bijzondere doelgroep, innovatief bouwen, duurzaam bouwen, hardheid van het plan, etc. Omvangrijke uitleglocaties zijn geen prioriteit, grote projecten worden gefaseerd uitgevoerd. Naast de netto uitbreidingsbehoefte geldt de saldo 0 benadering. Dit betekent dat er bijgebouwd kan worden indien er herstructurering (waaronder sloop) tegenover staat. In het plan worden verschillende woningtypen gerealiseerd. Het betreft de woningtypen geschakelde woningen, patiowoningen (levensloopbestendig), halfvrijstaande woningen en tussenwoningen. Het plan voorziet hier in een aanbod voor de aanwezige doelgroepen in Parkstad Limburg en levert een duidelijke kwaliteitsverbetering op het gebied van wonen voor deze doelgroepen. Het totale plangebied past ook binnen het voormalige woningbouwbeleid (ten tijde van de ondertekening van de exploitatieovereenkomst, juli 2006). Het gaat hier met name om middeldure koopwoningen met het oog op levensloopbestendige woningen en doorstroom voor de buurt. De kopers zullen overwegend uit het stadsdeel Hoensbroek moeten komen en het gemiddelde huishoudinkomen in dat stadsdeel is relatief laag. Doelgroepen zijn onder anderen ouderen, starters, woningzoekers uit buurregio’s en woningzoekende uit relatief lagere inkomensgroepen. De woningtypologieën zijn een gevarieerd aanbod waarbij gelet is op kwaliteit. Het realiseren van deze woningen versterkt de sociale structuur binnen Hoensbroek, waardoor de realisatie van deze woningen aanvaardbaar is. Het realiseren van middeldure koop op locaties binnen bestaand bebouwd gebied in verband met de uitbreidingsbehoefte past ook binnen de ISV II afspraken met het Rijk (VROM). Dit plan zal worden opgenomen in het masterplan Hoensbroek. Tegenover nieuwbouw staat een omvangrijke herstructureringsopgave. Ontwikkelaars en woningcorporaties dienen hierover samen afspraken te maken binnen een integraal afgestemd kader.
Omdat Heerlen in 2005 heeft ingestemd met de WGR + Status van Parkstad Limburg is wonen een thema dat overgeheveld is naar Parkstad. Heerlen sluit zich aan bij de Regionale Woonvisie en zal door middel van bovenstaande redenering aan Parkstad aangeven dat dit plan de komende jaren uitgevoerd dient te worden. Het plan voorziet in een doorstromingsbehoefte voor Hoensbroek, vastgelegd in het voorheen geldende volkshuisvestingsplan Heerlen. Verder hebben de verschillende (milieu)onderzoeken uitgewezen dat de realisatie van de woningen in onderhavig projectgebied mogelijk is. De realisatie van de eerste 100 (fase 1 en 2) woningen te Overbroek wordt hiermee planologisch aanvaardbaar geacht.
Ten behoeve van de ontwikkeling van het onderhavige plan is in december 2004 een onderzoek uitgevoerd naar de luchtkwaliteit. Het onderzoek heeft aangetoond dat in 2010 de luchtkwaliteit, met uitzondering van de daggemiddelde concentratie fijn stof, voldoen aan de grenswaarden zoals gesteld in het Besluit luchtkwaliteit. De luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor ontwikkeling van het plan.
22
In juli 2005 is de rapportage aangevuld met een extra beoordelingsjaar. Hieruit komt voort dat er geen overschrijdingen van de grenswaarden c.q. plandrempels zijn berekend voor de zes stoffen in 2004, 2010 en 2015. Dit laat onverlet dat de resultaten berekend voor de A76 met behulp van ADMS-Urban wel nog van toepassing zijn. Er is een overschrijding in het hele plangebied aanwezig van de grenswaarde voor het aantal dagen dat de daggemiddelde concentratie fijn stof de grenswaarde overschrijdt. Deze overschrijding komt op grote schaal voor in het gehele land. De rijksoverheid heeft vooralsnog de inspanning op zich genomen om inzake de ‘fijn stof’-problematiek maatregelen voor te stellen in een nationaal luchtkwaliteitsplan. Verwacht wordt dat de luchtkwaliteit in het plangebied in 2010 verbeterd zal zijn ten opzichte van 2004 als gevolg van de effecten van Europees emissiebeperkend beleid en de algemene verlaging van het achtergrondniveau. In april 2006 is een aanvullende brief opgesteld behorende bij het (eerste) rapport van december 2004. Hieruit volgt dat de nieuwe achtergrondconcentraties van 2005 leiden tot een substantiële verlaging van de totale berekende luchtkwaliteitconcentraties. Ook mag volgens het nieuwe besluit Luchtkwaliteit 2005 een zeezoutcorrectie worden toegepast voor fijn stof, die ook leidt tot een verlaging van de concentraties. Hierdoor is het aantal dagen dat de etmaalwaarde leidt tot een overschrijding gedaald tot een waarde lager dan 35, waardoor op dit laatste punt ook wordt voldaan aan de norm van het besluit luchtkwaliteit 2005 voor fijn stof.
2.4 Reclamant 4
- reclamant heeft de woning gekocht vanwege het vrije uitzicht aan de achterzijde van de woning, alsmede de rust en de privacy in de omgeving. In het voorontwerpplan zijn op 20 meter afstand van zijn woning en op 15 meter afstand van het perceel een aaneengesloten huizenrij geprojecteerd met een bouwhoogte van 11 meter met een lengte van circa 125 meter. Het onbelemmerde uitzicht vanuit de achterzijde, alsook de privacy zullen geheel verdwijnen. Niet alleen de woning van reclamant zal worden ingesloten; de gehele wijk wordt aan drie zijden ingebouwd door aaneengesloten huizenrijen. Daarnaast is op de gronden direct grenzend aan het perceel van reclamant de bestemming “Erf” geprojecteerd, waarop bijgebouwen kunnen worden gebouwd en op welke gronden mag worden geparkeerd. Met dit bestemmingsplan wordt beoogd tot een totale verandering van de omgeving. Dit zal leiden tot een aanmerkelijke vermindering van het woongenot en zonder twijfel tot een aanzienlijke waardedaling van de woning van reclamant.
In het plangebied worden 200 woningen geprojecteerd. Een dergelijke toename van het woningbestand zal leiden tot aanzienlijk meer verkeersbewegingen. De verkeerssituatie zal daardoor verslechteren alsook de verkeersveiligheid en de luchtkwaliteit.
23
Verder meent reclamant dat er geen behoefte is aan uitbreiding van het woningbestand met 200 woningen binnen Heerlen, omdat het inwoneraantal afneemt. Volgens een artikel in het Limburgs Dagblad zal de regio te maken krijgen met een overschot van 5.800 woningen. Om die reden zal het kwaliteitsaspect van het woningaanbod meer aandacht verdienen en niet het kwantiteitsaspect. Het voorontwerp schijnt alleen oog te hebben voor kwantiteit en gaat niet in op de demografische ontwikkelingen in Limburg en de noodzaak van een toename van het woningbestand.
Tot slot wordt verzocht om een afschrift te zenden van de rapporten die zien op effecten van de voorgenomen ontwikkeling op de luchtkwaliteit.
* Het wonen in een stad biedt nooit garanties met betrekking tot het niet bebouwen van open ruimtes. Er is gepoogd om de te realiseren nieuwbouw zo goed mogelijk aan te laten sluiten op de bestaande bebouwing. Privacy en bezonning van bestaande woningen wordt daarbij zo goed mogelijk gerespecteerd. De nieuwe bebouwing wordt ongeveer 12 tot 18 meter achter de achtergrens van de percelen aan de het Overbroekerf geplaatst. De totale afstand van woning tot woning zal tussen de 24 en 30 meter bedragen. Deze maat is een zeer gangbare maat in stedebouwkundige plannen. Daarnaast bevinden zich de achtertuinen van deze woningen. De inkijk vanuit de woningen op de bestaande achtertuinen en woningen in het Overbroekerf zal beperkt blijven. In het voorontwerp van het bestemmingsplan zijn de gronden, direct grenzend aan de percelen langs het Overbroekerf, bestemd tot Erf. Dit betekent dat deze bewoners op het terrein beperkt bijgebouwen mogen plaatsen. Parkeren op dit erf is erg onlogisch, omdat er zich garages tussen de woningen bevinden. Hierin kunnen de voertuigen gestald worden. Het is tevens niet reëel te verwachten dat mensen deze zullen doorbreken om hun auto in de achtertuin te stallen.
De geprojecteerde woningbouw genereert iets meer verkeersbewegingen. Dit hoeft niet te leiden tot een verslechtering van de verkeerssituatie en verkeersveiligheid en zeker niet in het Overbroekerf. Dat de Overbroekerstraat iets zal toenemen qua verkeersintensiteit is te verwachten, maar in verhouding tot de huidige verkeersintensiteit is dat te verwaarlozen.
Ten behoeve van de ontwikkeling van het onderhavige plan is in december 2004 een onderzoek uitgevoerd naar de luchtkwaliteit. Het onderzoek heeft aangetoond dat in 2010 de luchtkwaliteit, met uitzondering van de daggemiddelde concentratie fijn stof, voldoen aan de grenswaarden zoals gesteld in het Besluit luchtkwaliteit. De luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor ontwikkeling van het plan. In juli 2005 is de rapportage aangevuld met een extra beoordelingsjaar. Hieruit komt voort dat er geen overschrijdingen van de grenswaarden c.q. plandrempels zijn berekend voor de zes stoffen in 2004, 2010 en 2015. Dit laat onverlet dat de resultaten berekend voor de A76 met behulp van ADMS-Urban wel nog van toepassing zijn. Er is een overschrijding in het hele plangebied aanwezig van de grenswaarde voor
24
het aantal dagen dat de daggemiddelde concentratie fijn stof de grenswaarde overschrijdt. Deze overschrijding komt op grote schaal voor in het gehele land. De rijksoverheid heeft vooralsnog de inspanning op zich genomen om inzake de ‘fijn stof’-problematiek maatregelen voor te stellen in een nationaal luchtkwaliteitsplan. Verwacht wordt dat de luchtkwaliteit in het plangebied in 2010 verbeterd zal zijn ten opzichte van 2004 als gevolg van de effecten van Europees emissiebeperkend beleid en de algemene verlaging van het achtergrondniveau. In april 2006 is een aanvullende brief opgesteld behorende bij het (eerste) rapport van december 2004. Hieruit volgt dat de nieuwe achtergrondconcentraties van 2005 leiden tot een substantiële verlaging van de totale berekende luchtkwaliteitconcentraties. Ook mag volgens het nieuwe besluit Luchtkwaliteit 2005 een zeezoutcorrectie worden toegepast voor fijn stof, die ook leidt tot een verlaging van de concentraties. Hierdoor is het aantal dagen dat de etmaalwaarde leidt tot een overschrijding gedaald tot een waarde lager dan 35, waardoor op dit laatste punt ook wordt voldaan aan de norm van het besluit luchtkwaliteit 2005 voor fijn stof.
Voor de omgeving zijn er sinds 2004 infosessies gehouden op basis van het stedenbouwkundig plan voor het project Overbroek. Ook wordt hier opgemerkt dat de Ontwikkelingsvisie 1997 reeds aangeeft dat de gemeente Heerlen gebied Overbroek voor woonbebouwing heeft aangewezen.
Vanwege de verplaatsing van sportpark FC Hoensbroek komt er aan de westkant van de kern Hoensbroek een inbreidingslocatie vrij voor de realisatie van 183 woningen met bijbehorende verkeers- en groenvoorzieningen. Er is gekozen voor een gefaseerde woningbouw. De eerste 100 woningen worden in fase 1 en 2 gebouwd, de tweede 83 woningen in fase 3 en 4. Inmiddels is een Regionale Woonvisie Parkstad Limburg vastgesteld (december 2006). Omdat dit beleid nog wordt uitgewerkt en vervolgens vertaald in een woningbouwprogramma stellen wij nu aan het DB van Parkstad voor doorgang te geven aan de eerste en tweede fase van het project. De gemeente Heerlen heeft bindende afspraken gemaakt met de ontwikkelaar die zijn vastgelegd in overeenkomsten. Voorwaarde is wel dat er na verlening van de vrijstelling artikel 19 en de bouwvergunning binnen een half jaar gestart zal worden met de bouw. Daarmee valt het project binnen de ISV II periode 2005-2009.
Het onderhavige plan dient getoetst te worden aan de Regionale Woonvisie op Hoofdlijnen Parkstad Limburg. Uitgangspunt voor het te voeren beleid is de afname van de kwantitatieve woningvraag de komende jaren, waarmee de regio en ook Heerlen worden geconfronteerd. Oorzaak is een lagere groei van het aantal huishoudens door vooral de vergrijzing en het negatief migratiesaldo. Blijkens de laatste demografische prognoses vindt er medio volgend decennium zelfs de omslag plaats naar een daling van het aantal huishoudens. Voor het evenwicht in de woningmarkt is het daarom noodzakelijk de netto uitbreiding te relateren aan deze ontwikkelingen. Dit betekent dat de nieuwbouw gestuurd, dat wil zeggen
25
op basis van een woningbouwprogrammering, plaats dient te vinden. Voornoemde ontwikkelingen en de gewenste sturing worden neergelegd in de regionale woonvisie en de lokale uitwerking daarvan. Tot en met 2010 worden 2000 woningen extra toegevoegd (exclusief zorgwoningen), verdeeld over Parkstad Limburg. Hiervan zijn 600 woningen voor Heerlen Centrum bedoeld en moeten 900 woningen over stedelijk gebied Parkstad verdeeld worden. Een beperkte uitbreidingsbehoefte dus. De woningen die bijgebouwd kunnen worden, worden door Parkstad Limburg getoetst aan zeer strenge kwaliteitscriteria. Kwaliteitscriteria zijn onder andere het bouwen voor een bijzondere doelgroep, innovatief bouwen, duurzaam bouwen, hardheid van het plan, etc. Omvangrijke uitleglocaties zijn geen prioriteit, grote projecten worden gefaseerd uitgevoerd. Naast de netto uitbreidingsbehoefte geldt de saldo 0 benadering. Dit betekent dat er bijgebouwd kan worden indien er herstructurering (waaronder sloop) tegenover staat. In het plan worden verschillende woningtypen gerealiseerd. Het betreft de woningtypen geschakelde woningen, patiowoningen (levensloopbestendig), halfvrijstaande woningen en tussenwoningen. Het plan voorziet hier in een aanbod voor de aanwezige doelgroepen in Parkstad Limburg en levert een duidelijke kwaliteitsverbetering op het gebied van wonen voor deze doelgroepen. Het totale plangebied past ook binnen het voormalige woningbouwbeleid (ten tijde van de ondertekening van de exploitatieovereenkomst, juli 2006). Het gaat hier met name om middeldure koopwoningen met het oog op levensloopbestendige woningen en doorstroom voor de buurt. De kopers zullen overwegend uit het stadsdeel Hoensbroek moeten komen en het gemiddelde huishoudinkomen in dat stadsdeel is relatief laag. Doelgroepen zijn onder anderen ouderen, starters, woningzoekers uit buurregio’s en woningzoekende uit relatief lagere inkomensgroepen. De woningtypologieën zijn een gevarieerd aanbod waarbij gelet is op kwaliteit. Het realiseren van deze woningen versterkt de sociale structuur binnen Hoensbroek, waardoor de realisatie van deze woningen aanvaardbaar is. Het realiseren van middeldure koop op locaties binnen bestaand bebouwd gebied in verband met de uitbreidingsbehoefte past ook binnen de ISV II afspraken met het Rijk (VROM). Dit plan zal worden opgenomen in het masterplan Hoensbroek. Tegenover nieuwbouw staat een omvangrijke herstructureringsopgave. Ontwikkelaars en woningcorporaties dienen hierover samen afspraken te maken binnen een integraal afgestemd kader.
Omdat Heerlen in 2005 heeft ingestemd met de WGR + Status van Parkstad Limburg is wonen een thema dat overgeheveld is naar Parkstad. Heerlen sluit zich aan bij de Regionale Woonvisie en zal door middel van bovenstaande redenering aan Parkstad aangeven dat dit plan de komende jaren uitgevoerd dient te worden. Het plan voorziet in een doorstromingsbehoefte voor Hoensbroek, vastgelegd in het voorheen geldende volkshuisvestingsplan Heerlen. Verder hebben de verschillende (milieu)onderzoeken uitgewezen dat de realisatie van de woningen in onderhavig projectgebied mogelijk is. De realisatie van de eerste 100 (fase 1 en 2) woningen te Overbroek wordt hiermee planologisch aanvaardbaar geacht.
26