Bestedingskader middelen Stedelijke Herontwikkeling Inleiding Stedelijke herontwikkeling Voor de ruimtelijke ontwikkeling van Utrecht is de Nieuwe Ruimtelijke Strategie opgesteld die in 2012 door de Raad is vastgesteld. In de Nieuwe Ruimtelijke Strategie is vastgelegd dat Utrecht focus moet aanbrengen in de ruimtelijke ontwikkelingen en koers moet wijzigen. De koerswijziging houdt in dat de komende jaren minder in het teken zal staan van het realiseren van grote aantallen nieuwbouw, maar dat renovatie, transformatie van leegstaand vastgoed, tijdelijke invullingen en (collectief) particulier opdrachtgeverschap (CPO) meer nadruk krijgen. In de Nieuwe Ruimtelijke Strategie is prioriteit gegeven aan de ontwikkeling van Leidsche Rijn en Stationsgebied. Voor de binnenstedelijke ontwikkeling is meer nadruk gelegd op renovatie. Ontwikkelingen op de as tussen Leidsche Rijn, Kanaleneiland, Stationsgebied/Binnenstad en De Uithof worden als kansrijk gezien. Voor de ontwikkeling van Leidsche Rijn en Stationsgebied heeft de gemeente aparte projectorganisaties en aparte grondexploitaties ingericht. Voor de overige (binnenstedelijke) herontwikkeling hebben wij als gemeente op een beperkt aantal locaties ook een initiërende rol. Het gaat dan bijvoorbeeld om de (nog te openen) grondexploitaties zoals MerwedeKanaalzone 4 en Hart van De Meern. Het gaat hier om complexe binnenstedelijke ontwikkelingen. Om die ontwikkelingen voor elkaar te krijgen is in sommige gevallen een financiële bijdrage noodzakelijk. Voor binnenstedelijke ontwikkeling zijn we nog meer dan voorheen afhankelijk van initiatiefnemers. Gelukkig zijn er nog altijd veel partijen die willen investeren in onze stad. Bewoners, ontwikkelaars, beleggers en eigenaren zien de kwaliteiten en kansen van Utrecht. Ook in tijden van economische crisis. Die partijen zijn hard nodig om de stad vooruit te helpen. De diverse initiatieven vanuit de samenleving geven Utrecht kleur en zorgen voor levendigheid en creativiteit in de stad. Als gemeente willen wij deze creativiteit en investeringskracht van de Utrechtse samenleving benutten. Wij willen initiatiefnemers de ruimte geven en hen faciliteren als hun plan past in de ruimtelijke strategie voor de stad. Dit sluit ook aan bij het rapport 'Gebiedsontwikkeling Nieuwe Stijl' dat recent door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is uitgebracht. We verwachten van de initiatiefnemers dat zij (op uiteenlopende manieren) zelf investeren, maar soms is een financiële bijdrage noodzakelijk of gewenst om de stedelijke herontwikkeling voor elkaar te krijgen. Deze nieuwe programmering Stedelijke Herontwikkeling is dan ook bedoeld voor een noodzakelijke bijdrage aan een beperkt aantal binnenstedelijke grondexploitaties, maar vooral om aan te sluiten bij initiatieven van anderen. De middelen zullen in de meeste gevallen investeringen in de openbare ruimte mogelijk maken. In andere gevallen kan het bijvoorbeeld gaan om het financieren van een stimuleringsbijdrage of kennisontwikkeling. Bestedingskader Dit bestedingskader is van toepassing op de Reserve Stedelijke Herontwikkeling en op de middelen uit het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing 2 (ISV 2), Impulsbudget, Besluit Locatiegebonden Subsidies (BLS) en Besluit Woninggebonden Subsidies (BWS) die volgens de huidige planning (indien mogelijk) later worden toegevoegd aan de Reserve Stedelijke Herontwikkeling. De huidige Reserve Stedelijke Herontwikkeling bestaat uit het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing 3 (ISV 3) en de middelen voor het Dynamisch Stedelijk Masterplan (DSM). Dit kader is opgebouwd uit doelstellingen, bestedingsmogelijkheden en criteria. De doelstellingen en bestedingsmogelijkheden geven de vereisten aan: een project moet bijdragen aan een van de doelstellingen en de middelen moeten besteed worden aan een van de genoemde bestedingsmogelijkheden om voor een bijdrage vanuit de middelen 'stedelijke herontwikkeling' in aanmerking te komen. Deze doelstellingen en -1-
bestedingsmogelijkheden zijn dusdanig geformuleerd dat er voldoende ruimte is om aan te sluiten bij initiatieven vanuit de samenleving. Met behulp van de criteria kan vervolgens bepaald worden of een project meer of minder prioriteit krijgt om te honoreren voor een bijdrage. Op die manier wordt de projectenlijst van stedelijke herontwikkeling gevoed vanuit de samenleving en getoetst aan gemeentelijk beleid. Hoe dit in zijn werk gaat, komt aan de orde in de laatste paragraaf van dit kader.
-2-
1 Doelstelling De doelstelling van de middelen Stedelijke Herontwikkeling is het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de stad. Hieronder vallen drie subdoelstellingen: -
Vergroten van het aanbod en kwaliteit van woningen binnenstedelijk (om landelijk gebied te sparen);
-
Toevoegen van passende bedrijvigheid en (maatschappelijke, culturele of economische) voorzieningen;
-
Verbeteren van de kwaliteit van de openbare ruimte.
Deze doelstellingen zijn gebaseerd op de subdoelstelling uit de programmabegroting 'Ruimtelijke kwaliteit van de bestaande stad versterken' (hoofdstuk Stedelijke Ontwikkeling).
2. Bestedingsmogelijkheden De middelen Stedelijke Herontwikkeling bieden ruimte aan: -
investering in herontwikkeling openbare ruimte of
-
(stimulerings)bijdrage aan de initiatiefnemer(s) voor hun project of hun rol in gebiedsontwikkeling nieuwe stijl
-
bijdrage grondexploitatie binnen Meerjaren Perspectief Grondexploitaties (MPG) of een strategische verwerving of
-
tijdelijke invulling van een locatie of gebouw of
-
stimuleringsmaatregel voor verbetering woningmarkt of
-
kennisontwikkeling of experiment op het terrein van gebiedsontwikkeling nieuwe stijl
3. Criteria ten behoeve van prioritering Om te bepalen of een project meer of minder prioriteit krijgt om te worden geprogrammeerd, worden de volgende criteria per project gehanteerd. Het gaat hier om een kwalitatieve en subjectieve weging van die factoren. Criteria -
Er zijn afdwingbare verplichtingen aangegaan met andere partijen voor de betreffende investering (bijvoorbeeld een bijdrage gebouwd parkeren op basis van Bouwen aan de Stad)
-
De gemeente is financieel belanghebbend (bijvoorbeeld via een grondexploitatie)
-
Het project draagt bij aan transformatie (omzetten van bedrijventerrein of leegstaande gebouwen naar andere functies zoals woningbouw)
-
Het project maakt deel uit van Bouwen aan de Stad
-
Het project draagt bij aan verbetering van de woningmarkt
-
Met dit project worden studenten- en starterswoningen in de betaalbare en middeldure huur- en koopsector gerealiseerd.
-
Het project lost een bestaand knelpunt op of komt tegemoet aan een wens of vraagstuk vanuit de samenleving (er is vanuit de samenleving draagvlak voor de uitvoering van de wens of de oplossing van het knelpunt)
-
Met de financiële bijdrage kan een initiatief/project van een initiatiefnemer mogelijk gemaakt worden.
-
Bij dit project zijn ondernemers of maatschappelijke partijen uit het gebied betrokken
-
Het project sluit aan bij de ruimtelijke visie op de stad
-
De start uitvoering van het project is uiterlijk in 2016 (binnen 3 jaar)
-
Het initiatief/project heeft een experimenteel karakter en draagt bij aan een andere manier van werken (Buiten=Binnen, Gebiedsontwikkeling nieuwe stijl) en/of aan het verbreden en/of delen van kennis
-
Het project is toekomstbestendig (duurzaam) op een of meer van de volgende manieren: vermindering van het gebruik van fossiele brandstoffen, zo min mogelijk verspilling van grondstoffen en water, het levert een bijdrage aan de vermindering van uitstoot van schadelijke stoffen en/of het leidt tot een versterking van de biodiversiteit.
-3-
Tot slot: hoe gaat het in zijn werk? De komende periode zal geëxperimenteerd worden hoe die kwalitatieve en subjectieve afweging voor de programmering het beste gemaakt kan worden. Dit wordt vastgelegd en geëvalueerd om vervolgens daar waar nodig de manier van afweging aan te passen. Vooralsnog zien wij voor wat betreft de initiatieven vanuit de samenleving met een ruimtelijke component het volgende proces voor ons: 1.
Een initiatiefnemer meldt zich bij de Gemeente Utrecht
2.
Initiatieven met een ruimtelijke component bespreekt de initiatiefnemer met de gebiedsmanager Ruimtelijke en Economische Ontwikkeling.
3.
De gebiedsmanager maakt een integrale ruimtelijke afweging van het initiatief in zijn gebiedsteam waarin verschillende ruimtelijke vakdisciplines zoals verkeer, stedenbouw, milieu, en erfgoed, maar ook gezondheid en het wijkbureau vertegenwoordigd zijn. De afweging vindt plaats op basis van vastgestelde stedelijke beleidskaders van de verschillende disciplines in relatie tot de kennis van het specifieke gebied en het specifieke initiatief en op basis van de in dit document genoemde criteria. Uiteraard wordt dit in samenwerking met de initiatiefnemer gedaan. De integrale afweging in het gebiedsteam is een quick scan met als doel om in te schatten of hier sprake is van een wenselijk en haalbaar initiatief.
4.
Afhankelijk van het initiatief worden ook Maatschappelijke Ontwikkeling, Cultuur en de Utrechtse Vastgoedorganisatie bij de afweging betrokken. Per project wordt afgesproken waar binnen de gemeentelijke organisatie het eigenaarschap van het project belegd wordt.
5.
Alle wenselijk en haalbaar ingeschatte initiatieven met een ruimtelijke component worden stedelijk gewogen op basis van de in dit document genoemde criteria, de actuele stedelijke programmering en de Nieuwe Ruimtelijke Strategie. Het kan zijn dat de uiteindelijke integrale afweging positief uitvalt ook als het niet past in een van de stedelijke kaders.
6.
Bij een positieve afweging wordt altijd een startdocument gemaakt dat ter besluitvorming aangeboden wordt aan het college. In het startdocument is in ieder geval de integrale quickscan (de afwegingen), het participatieproces en de zo kort mogelijke en wenselijke procedure om het initiatief te kunnen realiseren beschreven.
7.
Om een initiatief mogelijk te maken is lang niet altijd een financiële bijdrage vanuit de gemeente noodzakelijk. Als dat wel het geval is, vindt een afweging plaats op basis van de genoemde criteria en de actuele programmering.
8.
De bevoegdheden voor toekenning van middelen uit de post 'Ruimte voor initiatieven vanuit de samenleving' (a € 2.500.000) zijn alsvolgt:
-Projecten tot € 20.000: bevoegdheid van IRM REO -Projecten van € 20.000 tot € 50.000: bevoegdheid van wethouder Ruimtelijke Ordening -Projecten van € 50.000 en meer: bevoegdheid van college Dit is gelijk aan de afspraken voor het Leefbaarheidsbudget Op deze manier kunnen we snelheid en flexibiliteit in ondersteuning van initiatieven vanuit de samenleving en tegelijkertijd zorgvuldige afweging waarborgen. Dit zal worden uitgewerkt in een beleidsregel. Doordat zich meer 'nieuwe' initiatiefnemers melden bij de gemeente (collectieve initiatiefnemers of ook wel 'professionele bewoners' genoemd) met initiatieven die minder een-op-een passen in onze stedelijke beleidskaders en regelgeving, kost de verkennende fase waarin we bepalen of een initiatief wenselijk of haalbaar is meer tijd. De verkennende fase wordt betaald vanuit het plankostenbudget van gebiedsmanagement. Dit budget staat los van de middelen Stedelijke Herontwikkeling waarop dit kader van toepassing is.
-4-
We informeren de raad jaarlijks over de stand van zaken van de projecten van Stedelijke Herontwikkeling. Bij deze monitor geven we ook aan hoe en met welke afwegingen de projecten zijn geprioriteerd en waar tegenaan gelopen is en of het huidige plankostenbudget toereikend is. Dit stemmen we af met de bevindingen van het netwerk ´Ruimte voor initiatief´ waar ook de stadsmakelaar deel van uitmaakt. Dit gemeentebrede netwerk omvat ook niet-ruimtelijke initiatieven en gaat aan de hand van praktijkvoorbeelden na ‘waar het stroomt en waar het stokt´ bij realisering van initiatieven in Utrecht.
-5-