Best practice eigen meldcode Prezens
Doel: Informeren van alle medewerkers met betrekking tot werken met de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling
Werkwijze: Organisatie specifieke meldcode
Goed:
Het kader wordt duidelijk omschreven Alle geweldsvormen worden beschreven, per geweldsvorm aparte signalenlijsten Helder omschreven wie waarvoor verantwoordelijk is Stappenplan duidelijk uitgewerkt Link met andere regel en wetgeving Stap 6: Nazorg en stap 7: Evaluatie zijn waardevolle toevoegingen
Bronvermelding: Prezens GGZ inGeest, februari 2013
© NHTC 2013
www.nhtc.nl
Protocol Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling
Prezens
Februari 2013
Inhoudsopgave 1. 2. 3. 4. 4.1 4.2 4.3 4.4
5. 6.
Inleiding Uitgangspunten Samenvatting meldcode Stappenplan bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling Inleiding Volgorde van stappen Termijnen van stappen Stappenplan Stap 1: Vermoeden: in kaart brengen van de signalen Stap 2: Overleg en plan van aanpak: collegiale consultatie Stap 3: Gesprek met de cliënt Stap 4: Afweging Stap 5: Beslissen en handelen Stap 6: Nazorg Stap 7: Evaluatie Verantwoordelijkheden van Prezens voor het scheppen van randvoorwaarden voor een veilig werk- en meldklimaat Bronvermelding
Bijlagen 1. Sociale kaart en praktische informatie 2. Signalenlijst kindermishandeling 0-4 jarigen 3. Signalenlijst kindermishandeling 4-12 jarigen 4. Signalenlijst kindermishandeling 12-18 jaar 5. Signalenlijst ouderenmishandeling 6. Signalenlijst ontspoorde mantelzorg 7. Formulier intern overleg bij signalen van kindermishandeling of huiselijk geweld 8. Beroepsgeheim, meldcode en meldplicht 9. Tips voor gespreksvoering 10. Tips voor omgaan met privacy
Februari 2013
pag. 3 4 5 7 7 7 7 7 7 8 9 10 10 11 12 13 14
15 17 20 24 27 28 29 32 35 39
1. Inleiding Als medewerker van Prezens kun je geconfronteerd worden met signalen van huiselijk geweld. Als handvat om dan gestructureerd te kunnen handelen heeft Prezens onderstaande meldcode ontwikkeld, gebaseerd op de wettelijke Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (HG en KM). Deze wet wordt naar verwachting begin 2013 ingevoerd. Aangezien Prezens het tegengaan van huiselijk geweld en kindermishandeling erg belangrijk vindt, staat Prezens dan ook helemaal achter deze wet en geeft hier graag invulling aan. Belangrijk om te weten: Handelen op basis van de meldcode betekent geen verplichting tot melden, het is een verplichting om de verschillende stappen te doorlopen. Wanneer spreken we van huiselijk geweld en kindermishandeling? Huiselijk geweld wordt gedefinieerd als elke verstoring in huiselijke kring, waardoor personen lichamelijke en/of psychische en/of materiële schade lijden. Er zijn verschillende vormen van geweld: Psychisch (treiteren, vernederen, bedreigen) Lichamelijk (slaan, schoppen, vastbinden, onjuiste hoeveelheid medicatie geven) Uitbuiting (afpersen, ontvreemden van geld of goederen) Schending van rechten (vastbinden, sociale contacten belemmeren, privacy schenden) Verwaarlozing (ondervoeding, negeren behoefte aan genegenheid en aandacht) Seksueel misbruik (betasten, verkrachting) Huiselijk geweld is een verzamelnaam voor verschillende soorten van geweld: (ex)Partner geweld Kindermishandeling Ouderenmishandeling Ontspoorde mantelzorg Eergerelateerd geweld Vrouwelijke Genitale verminking Huwelijksdwang en achterlating Loverboyproblematiek en mensenhandel Wanneer je als medewerker van Prezens geconfronteerd wordt met signalen van een van deze vormen van huiselijk geweld geeft de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling van Prezens aan welke stappen je moet zetten. In dit protocol vind je na de uitgangspunten in hoofdstuk 2 in hoofdstuk 3 een samenvatting van deze stappen volgens de meldcode. Prezens baseert zich op de 5 wettelijke stappen en voegt daar de stappen evaluatie en nazorg aan toe. In hoofdstuk 4 worden de verschillende stappen verder toegelicht. Om het voor jullie mogelijk te maken om in een veilig werkklimaat vermoedens van HG en KM te bespreken en de stappen van de meldcode volgen, schept Prezens een aantal randvoorwaarden. Deze worden genoemd in hoofdstuk 5. Mocht je n.a.v. de stappen in de meldcode vragen hebben, aarzel dan niet en neem contact op met je leidinggevende of de aandachtsfunctionaris van Prezens. De meest actuele gegevens van de aandachtsfunctionaris staan op intranet van Prezens onder “meldcode”. Hier vind je ook de digitale versie van dit document. Omdat de meldcode regelmatig wordt geëvalueerd en zo nodig aangepast is het zaak te controleren of je wel in het bezit bent van de meest actuele versie.
3
2. Uitgangspunten Het management van Prezens stelt dit protocol meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling van Prezens vast. Uitgangspunten hierbij zijn: - Prezens is verantwoordelijk voor een goede kwaliteit van de dienstverlening aan haar cliënten, waaronder kinderen en ouderen, en deze verantwoordelijkheid is zeker ook aan de orde in geval van dienstverlening aan cliënten die (vermoedelijk) te maken hebben met HG en/of KM; - Van de medewerkers die werkzaam zijn bij Prezens wordt op basis van deze verantwoordelijkheid verwacht dat zij in alle contacten met cliënten alert zijn op signalen die kunnen duiden op HG en/of KM en dat zij effectief reageren op deze signalen; - Prezens stelt een meldcode vast zodat de medewerkers die binnen Prezens werkzaam zijn, weten welke stappen van hen worden verwacht bij signalen van HG en/of KM; - Prezens legt in deze code vast op welke wijze zij de medewerkers bij deze stappen ondersteunt; - Onder huiselijk geweld wordt verstaan: (dreigen met) geweld, op enigerlei locatie, door iemand uit de huiselijke kring, waarbij onder geweld wordt verstaan: de fysieke, seksuele of psychische aantasting van de persoonlijke integriteit van het slachtoffer. Tot de huiselijke kring van het slachtoffer behoren: (ex)partners, gezinsleden, familieleden en huisgenoten; - Onder kindermishandeling wordt verstaan: elke vorm van een voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend, of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel. Hieronder vallen ook verwaarlozing en onthouden van essentiële hulp, medische zorg en onderwijs en het getuige zijn van huiselijk geweld; - Onder medewerker wordt verstaan: de medewerker die voor Prezens werkzaam is en die in dit verband contact heeft met cliënten en zorg, begeleiding, of een andere wijze van ondersteuning biedt. Van stagiaires wordt verwacht dat ze signalen bespreken met de stagebegeleider(s); - Onder cliënt in deze code wordt verstaan: de persoon, aan wie de medewerker zijn professionele diensten verleent; Prezens houdt hierbij rekening met: - de Wet meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling - de Wet maatschappelijke ondersteuning; - de Wet op de jeugdzorg; - de Wet bescherming persoonsgegevens; - Wijzigingswet OKE; - Wet klachtrecht; - het privacyreglement van Prezens - intranet: Convenant Melden van kindermishandeling/uitwisseling van gegevens:
GGZ-volwassenenzorg & jeugdzorg agglomeratie Amsterdam
4
3. Samenvatting meldcode Stap 1 Vermoeden: In kaart brengen van signalen door de medewerker - Observeer en beschrijf signalen zo feitelijk mogelijk - Leg gegevens vast - Neem contact op met je leidinggevende: besluit samen wie de volgende stappen gaat zetten Stap 2 Overleg en plan van aanpak: Collegiale consultatie en advies AMK/SHG - Meld en bespreek het vermoeden met de aandachtsfunctionaris - Overleg met het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) of het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) - Leg uitkomsten van het overleg en advies vast in een concreet plan
Stap 3 Gesprek met de cliënt - Neem contact op met de aandachtsfunctionaris en besluit over de voortgang - Bespreek de signalen met de cliënt, ouder(s) en/of het kind, mantelzorgers.
Stap 4 Weeg aard, ernst van en risico op huiselijk geweld of kindermishandeling - Neem contact op met de aandachtsfunctionaris - Vraag het AMK of SHG over de uitkomst een oordeel te geven
Stap 5a Hulp organiseren en effecten volgen - Bespreek zorgen met de cliënt - Organiseer hulp door de cliënt door te verwijzen Stap 5b Melding doen bij AMK of SHG - Bespreek met de cliënt je voornemen om te melden - Meld bij de AMK en SHG
Stap 6 Nazorg - Monitor of de cliënt hulp krijgt - Regel interne nazorg
5
Stap 7 Evaluatie - De aandachtsfunctionaris evalueert het proces en de procedure samen met de betreffende medewerker en zijn/haar leidinggevende
6
4. Stappenplan bij signalen van huiselijk geweld, kindermishandeling, ouderenmishandeling 4.1 Inleiding De focus bij de te nemen stappen is altijd het stoppen (of voorkomen) van gewelddadig gedrag, het beschermen van het slachtoffer. 4.2 Volgorde van stappen De stappen die worden beschreven zijn in een bepaalde volgorde gerangschikt. Deze volgorde is niet dwingend. Waar het om gaat, is dat de medewerker op enig moment in het proces alle relevante stappen heeft doorlopen, voordat hij besluit om een melding te doen. Dit geldt niet voor acute noodsituaties. In dat geval wordt direct contact opgenomen met het AMK/SHGA of de politie (112). Ook kan het voorkomen dat bepaalde stappen meerdere malen zullen worden genomen. Het gaat om het volgen van de stappen. Het kan zijn dat niet alle stappen doorlopen hoeven worden. Het geweld kan gestopt zijn en hulp georganiseerd zonder dat er een melding wordt gedaan. 4.3 Termijnen van stappen Er zijn geen termijnen beschreven per stap. De reden hiervan is dat het beschrijven van een tijdspad schijnveiligheid geeft. Elke situatie is anders en de medewerker zal een inschatting moeten maken op basis van ernst en (on)veiligheid van de situatie. Daarnaast zou een beschreven tijdspad uit moeten gaan van de meest ernstige, fatale vorm en situatie van HG en/of KM. Alle andere situaties zullen dan in datzelfde tijdspad moeten worden afgehandeld. Dit is niet mogelijk en doet geen recht aan de situatie van elke individu. Het is daarom dat wettelijk geen tijdspad wordt vastgelegd. In elke situatie van HG en/of wordt opnieuw een inschatting gemaakt van de ernst en mate van spoed. Het is aan de medewerker en de organisatie om effectief en verantwoord te handelen. Spreek daarom per stap met je leidinggevende en de aandachtsfunctionaris af welke termijn jullie voor de komende stap hanteren. 4.4 Stappenplan
Stap 1: Vermoeden: het in kaart brengen van signalen Observeer en breng de signalen die een vermoeden van HG en/of KM bevestigen of ontkrachten in kaart en leg deze vast. Ook de beschermende factoren in de situatie zijn belangrijke aandachtspunten. Maak onderscheid tussen feiten en interpretaties. Neem contact op met je leidinggevende. Leg ook het overleg (bijvoorbeeld met collega’s, leidinggevende, aandachtsfunctionaris of SHG) over de signalen vast, evenals de stappen die worden gezet en de besluiten die worden genomen. Signaleren Bij vroegsignalering worden signalen gezien die duiden op een zorgelijke of mogelijk bedreigde situatie. Vaak geven deze signalen niet direct duidelijkheid over de oorzaak zoals mogelijk huiselijk geweld en/of kindermishandeling. Het is daarom verstandig uit te gaan van de signalen die je als medewerker bij de cliënt, kind , oudere of in de interactie tussen personen waarneemt. Bijlage 2 t/m 6 bevatten een overzicht van signalen voor verschillende groepen. Vastleggen/registratie Alle signalen en contacten die je hierover hebt, leg je schriftelijk vast. Deze informatie wordt door de aandachtsfunctionaris beheerd.
7
Maak voor het vastleggen van gegevens een dossier aan. Deze moet, in verband met de wet privacy, in een gesloten kast (met slot) of digitaal (met wachtwoord) worden bewaard. Leg in het dossier de volgende gegevens vast: - Vermeld altijd datum, plaats, situatie en aanwezigen. - Signalen die duidelijk maken welke zorgen je ziet, hoort of ruikt. - Signalen die een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling bevestigen of ontkrachten. - Beschermende factoren in de situatie - Contacten over de signalen (intern en extern). - Stappen die worden gezet. - Besluiten die worden genomen (na bijvoorbeeld overleg met leidinggevende of aandachtsfunctionaris). - Vervolgaantekeningen over het verloop. Beschrijf de signalen zo feitelijk mogelijk: - Worden ook hypothesen en veronderstellingen vastgelegd, vermeld dan uitdrukkelijk dat het gaat om een hypothese of veronderstelling. Maak een vervolgaantekening als een hypothese of veronderstelling later wordt bevestigd of ontkracht. - Vermeld de bron als er informatie van derden wordt vastgelegd. - Leg diagnoses alleen vast als ze zijn gesteld door een medewerker die hierin geschoold is. De medewerker die heeft gesignaleerd overlegt met zijn/haar leidinggevende over wie de vervolgstappen zet.
Stap 2: Overleg en plan van aanpak: collegiale consultatie en advies AMK/SHG Meld en bespreek het vermoeden met de aandachtsfunctionaris. Overleg anoniem met het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) of Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) indien nodig. Leg uitkomsten vast in een plan van aanpak. Overleg - Je neemt altijd contact op met de aandachtfunctionaris om het vermoeden te bespreken. De actuele gegevens van de aandachtsfunctionaris staan op intranet en vul je in op de sociale kaart (zie bijlage ) - Gebruik het formulier “Intern overleg bij signalen van kindermishandeling en huiselijk geweld ” (zie bijlage 5) om afspraken vast te leggen. Dit formulier wordt gebruikt voor het dossier. Maak tijdens elk overleg duidelijke afspraken over wie verantwoordelijk is voor welke stap of actie. Leg de verantwoordelijkheid daar waar hij hoort. Je neemt een signaal serieus, redeneert het niet weg en bent je bewust van je eigen emoties. Emoties als angst, boosheid of ongeloof bespreek je met je leidinggevende of de aandachtfunctionaris zodat je hier op een professionele en beheerste manier mee om kunt gaan. De vraag aan de collega(’s) is: “Is hier sprake van een niet-pluis-gevoel dat zou kunnen duiden op kindermishandeling en/of huiselijk geweld, of is er mogelijk een ander probleem of helemaal geen probleem?”. Het gesprek dwingt je om je gedachten te ordenen, om de argumenten te toetsen aan een andere mening en om samen een voorlopig plan om te stellen. De focus ligt hierbij op het beschermen van het slachtoffer, het stoppen van het gewelddadig gedrag.
8
Beroepsgeheim en toestemming Om de cliënt ‘open’ (niet anoniem) te bespreken met externe deskundigen, waaronder het AMK of SHG, is schriftelijke toestemming van cliënt, diens ouder(s) of kind nodig. Dit bespreek je met de aandachtsfunctionaris. Zie bijalgen 8 en 10. De cliënt kan overigens anoniem worden besproken wanneer er geen toestemming wordt gegeven, maar dit verdient niet de voorkeur vanwege de eventuele vervolgacties. Dit dient wel vermeld te worden in het dossier. Het vragen van advies aan het AMK of SHG gebeurt op basis anonieme cliëntgegevens. Daarom is er geen sprake van een eventuele doorbreking van het beroepsgeheim. Voor meer informatie over het beroepsgeheim zie bijlage 7 “ Beroepsgeheim, meldcode en meldplicht”.
Voor het opvragen van informatie over een cliënt bij een GGZ-volwassenenzorg & jeugdzorg instelling binnen de agglomeratie Amsterdam door andere instellingen is een convenant opgesteld, zie brochure.
Noodsituaties Bij signalen die wijzen op acuut en ernstig geweld waartegen de cliënt onmiddellijk moet worden beschermd, vraag je, wanneer je geen enkele aandachtsfunctionaris direct kunt bereiken, meteen advies aan het AMK of SHG. Komt men daar, op basis van de signalen, tot het oordeel dat onmiddellijke actie is geboden, dan kun je zo nodig in hetzelfde gesprek een melding doen zodat op korte termijn de noodzakelijke acties in gang kunnen worden gezet. Daarnaast kun je natuurlijk ook direct de politie (112) vragen om hulp te bieden.
Stap 3: Gesprek met de cliënt Neem contact op met de aandachtsfunctionaris om een besluit te nemen over de voorgang. Bespreek de signalen met de cliënt, diens ouder of het kind. Bespreek met de aandachtsfunctionaris of op basis van de collegiale consultatie en/of het advies van het AMK of SHG, het signaal zou kunnen duiden op kindermishandeling of huiselijk geweld. In dat geval moet een gesprek gevoerd worden met de cliënt, diens ouder of het kind. Daarbij is een risicotaxatie van belang: een gesprek met de cliënt doe je niet als je verwacht dat de situatie daardoor escaleert, het geweld zal verergeren, en/of het contact zal worden verbroken. Neem dan contact op met het SHG of het AMK. In een acute noodsituatie neem je contact op met de politie. Indien gewenst kan de aandachtsfunctionaris je helpen met de voorbereiding op dit gesprek. Ook kun je advies vragen aan het AMK of SHG. Van belang is dat je van tevoren bedenkt en/of bespreekt wat het doel is van het gesprek met het kind , de ouder(s)of cliënt. Stel vast op basis van welke (concrete) zorgen en signalen je het gesprek voert en welke insteek je kiest.
Het gesprek bevat de volgende onderdelen: 1. Leg het doel uit van het gesprek. 2. Beschrijf de feiten die je hebt vastgesteld en de waarnemingen die je hebt gedaan. 3. Nodig de cliënt uit om hierop te reageren. 9
4. Kom pas na deze reactie waar nodig en mogelijk met je eigen interpretatie van hetgeen je hebt gezien, gehoord en waargenomen. 5. Leg datgene wat je tijdens het gesprek hebt besproken vast, inclusief de gemaakte afspraken en laat het indien mogelijk ondertekenen door alle betrokkenen. Geef direct (of zo snel mogelijk) na het gesprek een terugkoppeling aan de aandachtsfunctionaris. Enkele tips voor het voeren van een gesprek met de cliënt - Het is belangrijk om betrokkenheid uit te stralen en eerlijkheid - Door middel van open vragen geef je de cliënt de gelegenheid om zijn eigen verhaal te vertellen - Hierbij luister je actief en stimuleert door houding, knikken, hummen etc. - Je neemt de tijd en raakt niet geïrriteerd of ongeduldig - Het gesprek moet geen verhoor worden maar heeft als doel om de achterliggende problematiek op te sporen - Door het benoemen van zichtbare feiten en zichtbaar gedrag zonder eigen waardeoordeel of beschuldigende houding of (stem)toon zal de cliënt zich minder in de verdediging gedrukt voelen - Reageren in de eerste persoon ('ik') op emoties of uitlatingen, herhalen (in andere woorden) en samenvatten, verheldert wat er door jou en cliënt bedoeld wordt - Je analyseert de situatie op grond van de eigen observatie, het verhaal cliënt en de aanwezigheid van risicofactoren en beschermende factoren - Je observeert de interactie tussen het kind en de ouders , tussen partners, oudere en verzorger of ouderen en hun kinderen tijdens het gesprek en bespreekt wat opvalt. Voor meer tips zie bijlage 8. Het doen van een melding bij het AMK of SHG zonder dat de signalen zijn besproken met de cliënt, is dus alleen mogelijk als: - de veiligheid van de cliënt, die van jezelf, of die van een ander in het geding is; of - als je goede redenen hebt om te veronderstellen dat de cliënt door dit gesprek het contact met je zal verbreken. Bij het vragen van advies aan het AMK of SHG geldt dit niet, advies vragen mag altijd anoniem.
Stap 4: Afweging Neem contact op met de aandachtsfunctionaris en weeg de aard en de ernst van het huiselijk geweld en/of de kindermishandeling. Vraag zo nodig advies aan het AMK of SHG. Weeg op basis van de signalen, van het ingewonnen advies en van het gesprek met de cliënt het risico op huiselijk geweld en/of kindermishandeling. Weeg eveneens de aard en de ernst van het huiselijk geweld en/of de kindermishandeling. Maak bij het inschatten van het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling indien mogelijk gebruik van een risicotaxatie-instrument.
Stap 5: Beslissen en handelen Stap 5a: Hulp organiseren en effecten volgen Bespreek je zorgen met de cliënt en organiseer hulp door de cliënt door zelf te helpen en/of te verwijzen. Denk je, op basis van de afweging in stap 4, dat met hulp het gewelddadig gedrag gestopt kan worden en de cliënt en zijn gezin redelijkerwijs voldoende tegen het risico op huiselijk geweld en/of op kindermishandeling beschermd kunnen worden:
10
-
bespreek je zorgen met je cliënt; organiseer dan de noodzakelijke hulp; volg de effecten van deze hulp; en doe alsnog een melding als er signalen zijn dat het huiselijk geweld of de kindermishandeling niet stopt, of opnieuw begint.
Stap 5b: Melden en bespreken met de cliënt Bespreek met de cliënt je voornemen om te melden. Doe vervolgens een melding bij AMK of SHG Kun je de cliënt en/of zijn/haar gezin met hulp niet voldoende tegen het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling beschermen, of twijfel je er aan of je hiertegen voldoende bescherming kunt bieden: - bespreek met de cliënt je voornemen om te melden; - meld je vermoeden bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) of Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) en; - sluit bij je melding zoveel mogelijk aan bij feiten en gebeurtenissen en geef duidelijk aan indien de informatie die je meldt (ook) van anderen afkomstig is; - overleg bij je melding met AMK of SHG je u na de melding, binnen de grenzen van je gebruikelijke werkzaamheden, zelf nog kunt doen om de cliënt en/of zijn/haar gezin tegen het risico op huiselijk geweld of op mishandeling te beschermen. Bespreek je melding vooraf met de cliënt (vanaf 12 jaar) of met de ouder (als de cliënt nog geen 16 jaar oud is). U kunt de melding ook met het kind bespreken wanneer het 12 jaar of ouder is. 1. Leg uit waarom je van plan bent een melding te gaan doen en wat het doel daarvan is. 2. Vraag de cliënt uitdrukkelijk om een reactie. 3. In geval van bezwaren van de cliënt, overleg dan op welke wijze je tegemoet kunt komen aan deze bezwaren en leg dit schriftelijk vast. 4. Is dat niet mogelijk, weeg de bezwaren dan af tegen de noodzaak om de cliënt of zijn gezinslid te beschermen tegen het geweld of de kindermishandeling. Betrek in je afweging de aard en de ernst van het geweld en de noodzaak om de cliënt of zijn gezinslid door het doen van een melding daartegen te beschermen. 5. Doe een melding als volgens jou de bescherming van de cliënt of zijn gezinslid de doorslag moet geven. Van contacten met de cliënt over de melding kunt u afzien: als de veiligheid van de cliënt, die van je zelf, of die van een ander in het geding is; of als je goede redenen hebt om te veronderstellen dat de cliënt daardoor het contact met je zal verbreken. Indien na enige periode onvoldoende verbetering zichtbaar is, is het van belang opnieuw contact op te nemen met AMK of SHG en eventueel opnieuw een melding te doen.
Stap 6: Nazorg
Monitor of de cliënt hulp krijgt. Als je geen contact meer hebt met de cliënt spreek dan met het AMK of SHG af geïnformeerd te worden over de situatie na de melding. Als je contact hebt met de cliënt: volg als betreffende medewerker de situatie van de cliënt. Regel interne nazorg voor jezelf indien nodig.
11
Blijf alert op het welzijn van de cliënt Het op gang brengen van hulp voor de cliënt is de aanzet tot het verhelpen van de problemen. Het kost soms enige tijd voordat die hulp vruchten afwerpt. Maak duidelijke afspraken over een eventuele terugkoppeling van een andere partij. In de het kader van de nazorg is het je verantwoordelijkheid om (indien mogelijk): - te monitoren of de cliënt daadwerkelijk hulp heeft gekregen; - mee te denken in overlegsituaties ten behoeve van hulpverlening aan de cliënt of zijn gezin. Blijf signaleren en zorgen melden bij het AMK en SHG Als er een melding is gedaan bij het AMK of SHG en er nieuwe signalen zijn, is het van belang deze door te geven aan het AMK dan wel SHG. Het AMK of SHG kan zo nodig contact opnemen met de cliënt of met de betrokken hulpverleningsinstellingen. Interne nazorg Situaties met betrekking tot kindermishandeling of huiselijk geweld gaan vaak gepaard met veel emoties zoals onbegrip, boosheid en angst. Ook voor medewerkers is het daarom van belang dat er interne nazorg wordt georganiseerd. Heb je behoefte aan nazorg, bespreek dit dan met je leidinggevende. Hierin kan de aandachtsfunctionaris een rol spelen.
Stap 7: Evaluatie
Evalueer als betreffende medewerker het proces en de procedure met de aandachtsfunctionaris en je leidinggevende. De evaluatie van het proces en de registratie van de gegevens gebeurt binnen 1 maand na afronding van het proces. Evaluatie - De aandachtsfunctionaris evalueert samen met de betreffende medewerker(s) en leidinggevende datgene wat er is gebeurd en de procedures die zijn gevolgd. - Zo nodig wordt de zaak ook doorgesproken met andere betrokkenen, zoals de manager of de adviseur beleid en kwaliteit. - Zo nodig worden verbeteringen in afspraken en/of procedures aangebracht. Dit gaat in overleg met de adviseur beleid en kwaliteit. Registratie Zorg ervoor dat geanonimiseerde gegevens met betrekking tot het vermoeden van kindermishandeling worden geregistreerd. Deze gegevens worden door de aandachtsfunctionaris beheerd. De gegevens worden geregistreerd en bewaard om in kaart te kunnen brengen hoe vaak vermoedens van kindermishandeling en huiselijk geweld bij cliënten van de gehele organisatie voorkomen en op welke wijze daarmee wordt omgegaan. Op basis van deze gegevens wordt een rapportage gemaakt door de aandachtsfunctionaris. Deze interne rapportage gaat naar management en directie. Zo nodig worden beleid en procedures aangepast.
12
5 . Verantwoordelijkheden van Prezens voor het scheppen van randvoorwaarden voor een veilig werk- en meldklimaat Om het voor medewerkers mogelijk te maken om in een veilig werkklimaat huiselijk geweld en kindermishandeling te signaleren en om de stappen van de meldcode te zetten, draagt Prezens er zorg voor dat: Directie, bestuur en/of management: - de meldcode opneemt in het zorgbeleid en/of veiligheidsbeleid van de organisatie; - taken vaststelt van een ieder (wie doet wat wanneer) en deze in de meldcode vastlegt; - een aandachtsfunctionaris huiselijk geweld en kindermishandeling voor Prezens aanstelt; - de eindverantwoordelijkheid draagt voor de uitvoering van de meldcode. Aandachtsfunctionaris: - als vraagbaak functioneert binnen de organisatie voor algemene informatie over de meldcode, kindermishandeling en huiselijk geweld; - signalen herkent die kunnen wijzen op kindermishandeling, huiselijk geweld, ouderenmishandeling; - kennis heeft van de stappen volgens de meldcode; - samenwerkingsafspraken vastlegt met ketenpartners; - zo nodig contact opneemt met het AMK en/of SHG voor advies of melding; - de genomen stappen evalueert met betrokkenen; - kennis heeft van de sociale kaart mbt de meldcode en de sociale partners; - registratie en rapportage ook aan SHG en AMK. Leidinggevende - regelmatig deskundigheidsbevorderingactiviteiten aanbiedt aan medewerkers, zodat zij voldoende kennis en vaardigheden ontwikkelen/behouden voor het kunnen signaleren van huiselijk geweld en kindermishandeling en voor het zetten van de stappen van de meldcode; - de meldcode laat aansluiten op de werkprocessen binnen de organisatie; - ervoor zorgt dat er voldoende deskundigen beschikbaar zijn om de medewerkers te kunnen ondersteunen bij het signaleren en het zetten van de stappen van de meldcode; - de werking van de meldcode regelmatig evalueert en waar nodig verbetermaatregelen neemt; - waakt over de veiligheid van de medewerker; - zo nodig contact opneemt met het AMK en/of SHG voor advies of melding; - toeziet op zorgvuldige omgang met de privacy van het betreffende gezin en de cliënt; - toeziet op dossiervorming en verslaglegging; - delegeert de te nemen stappen aan de betreffende medewerker. Medewerker Prezens: - signalen herkent die kunnen wijzen op kindermishandeling en/of huiselijk geweld; - overlegt met de direct leidinggevende bij zorg cliënt en/of zijn/haar gezin of kind aan de hand van waargenomen signalen die kunnen wijzen op kindermishandeling en/of huiselijk geweld; - afspraken uitvoert die zijn voortgekomen uit het overleg met de direct leidinggevende of de aandachtsfunctionaris; - de resultaten bespreekt van deze ondernomen stappen met de direct leidinggevende en aandachtsfunctionaris. -
de resultaten bespreekt aandachtsfunctionaris.
van
deze
ondernomen
stappen
met
de
psychiater
en
13
6. Bronvermelding -
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2009). Basismodel meldcode huiselijk geweld
en kindermishandeling -
JSO, expertisecentrum voor jeugd, samenleving en opvoeding (2010). Meldcode huiselijk geweld
en kindermishandeling. Kinderopvang: kinderdagverblijf, peuterspeelzaal en buitenschoolse opvang. -
Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam/Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Amsterdam en Bureau Jeugdzorg Noord Holland/Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Noord Holland (2010). Protocol kindermishandeling voor alle beroepskrachten die werken met kinderen tot 19
jaar en /of hun ouders. -
Concept protocol Cordaan versie 4 december 2011 www.protocolkindermishandeling.nl http://zorgoog.vcjg.nl/client/1/?websiteid=1&contentid=2&pagetitle=Signalering www.handelingsprotocol.nl www.ko.handelingsprotocol.nl
14
Bijlage 1
Sociale kaart en praktische informatie Elke locatie vult deze Sociale kaart in met locatiespecifieke samenwerkingspartners. Indien mogelijk ook een contactpersoon invullen. Locatie:………………………………………………………………………………………………………….. Datum dat deze sociale kaart is ingevuld/bijgewerkt:……………………………………………… Binnen GGZinGeest Aandachtsfunctionarissen: Prezens Naam : Telefoonnummer : Emailadres : Andere locaties: Naam : Telefoonnummer : Emailadres :
Naam : Telefoonnummer : Emailadres :
Naam : Telefoonnummer : Emailadres :
Vertrouwenspersoon: (voor medewerkers) Telefoonnummer : Emailadres : Patiëntenvertrouwenspersoon Telefoonnummer: Emailadres: Buiten Prezens Organisatie : Politie alarmnummer (bij noodsituaties) Telefoonnummer : 112 Organisatie : Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA) Telefoonnummer : 0900-1231230 of 020-3141714 Emailadres :
[email protected] Alle aanmeldingen voor jeugdhulpverlening verlopen via Bureau Jeugdzorg. Bureau Jeugdzorg biedt
15
advies, hulp en bescherming aan jongeren en hun opvoeders. Ook mensen die op een of andere wijze betrokken zijn bij het welzijn van de Amsterdamse jeugd kunnen er hun vragen of problemen voorleggen. Medewerkers van Bureau Jeugdzorg kunnen direct zelf handelen of zorgen dat de juiste hulp wordt gevonden. Organisatie : Crisisdienst Telefoonnummer : Organisatie : Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) Contactpersoon : Telefoonnummer : 0900-1231230 E-mailadres :
[email protected] Het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) is de centrale instantie voor het vragen van advies over of het melden van kindermishandeling. Elke provincie of grootstedelijke regio heeft een eigen AMK. Organisatie Contactpersoon Adres Telefoonnummer E-mailadres
: Steunpunt Huiselijk Geweld : : : (020) 252 4255 (7 x 24 uur bereikbaar 0900-126 26 26 :
[email protected]
Organisatie
: Expertisecentrum Mantelzorgondersteuning Amsterdam van Markant voor advies aan professionals i.g.v. ontspoorde mantelzorg /ouderenmishandeling Contactpersoon : Adres : Telefoonnummer : (020) 886 8800 E-mailadres :
[email protected] (www.markant.org) Organisatie Contactpersoon Telefoonnummer E-mailadres
: Politie (ook sociale jeugd- zedenzaken) : : :
16
Bijlage 2
Signalenlijst kindermishandeling 0-4 jarigen Inleiding Als kinderen mishandeld, verwaarloosd en/of misbruikt worden, kunnen ze signalen uitzenden. Het gebruik van een signalenlijst kan zinvol zijn, maar brengt ook een risico met zich mee. De meeste signalen zijn namelijk stressindicatoren, die aangeven dat er iets met het kind aan de hand is. Dit kan ook iets heel wat anders zijn dan kindermishandeling zoals bijvoorbeeld het meemaken van echtscheiding, overlijden van een familielid, enzovoort. Hoe meer signalen van deze lijst een kind te zien geeft, hoe groter de kans dat er mogelijk sprake zou kunnen zijn van kindermishandeling. Het is echter niet de bedoeling om aan de hand van deze signalenlijst het 'bewijs' te leveren van de mogelijke mishandeling. Het is wel mogelijk om een vermoeden van mishandeling meer te onderbouwen naarmate er meer signalen uit deze lijst geconstateerd worden. Een goed beargumenteerd vermoeden is voldoende om in actie te komen! De signalen die in deze lijst worden vermeld, hebben betrekking op alle vormen van mishandeling. Aan het einde van de lijst zijn nog enkele signalen opgenomen die meer specifiek zijn voor seksueel misbruik. Om een duidelijk beeld te krijgen van wat er aan de hand zou kunnen zijn, is het van belang de hele context van het gezin erbij te betrekken. Daarom worden ook een aantal signalen van ouders en gezin genoemd. Je kan ook altijd overleggen met het AMK over signalen die u zorgen baren, bijvoorbeeld blauwe plekken op vreemde plaatsen. 1. Psycho-sociale signalen Ontwikkelingsstoornissen - achterblijven in taal-, spraak-, motorische, emotionele en/of cognitieve ontwikkeling - schijnbare achterstand in verstandelijk ontwikkeling - regressief gedrag - niet zindelijk op leeftijd waarvan men het verwacht Relationele problemen
ten opzichte van de verzorgers: -
totale onderwerping aan de wensen van de verzorgers sterk afhankelijk gedrag ten opzichte van de verzorgers onverschilligheid ten opzichte van de verzorgers kind is bang voor verzorger kind vertoont heel ander gedrag als verzorgers in de buurt zijn
ten opzichte van andere volwassenen: -
bij oppakken houdt het kind zich opvallend stijf bevriezing bij lichamelijk contact allemansvriend lege blik in ogen en vermijden van oogcontact waakzaam, wantrouwend
ten opzichte van andere kinderen: -
speelt niet met andere kinderen is niet geliefd bij andere kinderen wantrouwend terugtrekken in eigen fantasiewereld.
Gedragsproblemen - plotselinge gedragsverandering - geen of nauwelijks spontaan spel, geen interesse in spel - labiel, nerveus - depressief 17
-
angstig passief, in zichzelf gekeerd, meegaand, apathisch, lusteloos agressief hyperactief niet lachen, niet huilen niet tonen van gevoelens, zelfs niet bij lichamelijke pijn eetproblemen slaapstoornissen vermoeidheid, lusteloosheid
2. Medische signalen Lichamelijke kenmerken (specifiek voor lichamelijke mishandeling) - blauwe plekken - krab-, bijt- of brandwonden - botbreuken - littekens Voedingsproblemen - ondervoeding - voedingsproblemen bij baby's - steeds wisselen van voeding - veel spugen - matig groeien, ondanks voldoende hoeveelheid voeding - weigeren van voeding - achterblijven in lengtegroei Verzorgingsproblemen - slechte hygiëne - ernstige luieruitslag - onvoldoende kleding - onvoldoende geneeskundige en tandheelkundige zorg - veel ongevallen door onvoldoende toezicht - herhaalde ziekenhuisopnamen - recidiverende ziekten door onvoldoende zorg - traag herstel door onvoldoende zorg 3. Kenmerken verzorgers/gezin Verzorger/kind relatiestoornis - verzorger draagt kind als een 'postpakketje' - verzorger troost kind niet bij huilen - verzorger klaagt overmatig over het kind - verzorger heeft irreële verwachtingen ten aanzien van het kind - verzorger toont weinig belangstelling voor het kind Signalen verzorger 1. geweld in eigen verleden 2. apathisch en (schijnbaar) onverschillig 3. onzeker, nerveus en gespannen 4. onderkoeld brengen van eigen emoties 5. negatief zelfbeeld 6. steeds naar andere artsen/ziekenhuizen gaan ('shopping') 7. afspraken niet nakomen 8. kind opeens van peuterspeelzaal/kinderdagverblijf afhalen 9. aangeven het bijna niet meer aan te kunnen 10. verzorger met psychiatrische problemen 11. verslaafde verzorger
18
Risicofactoren - ‘multi-problem’ gezin - ouder die er alleen voorstaat - regelmatig wisselende samenstelling van gezin - isolement - vaak verhuizen - sociaal-economische problemen: werkloosheid, slechte behuizing, migratie, et cetera - veel ziekte in het gezin - draaglast gezin gaat draagkracht te boven - geweld wordt gezien als middel om problemen op te lossen 4. Signalen specifiek voor seksueel misbruik Lichamelijke kenmerken - verwondingen aan genitaliën - vaginale infecties en afscheiding - jeuk bij vagina en/of anus - problemen bij het plassen - recidiverende urineweginfecties - pijn in de bovenbenen - pijn bij lopen en/of zitten - seksueel overdraagbare ziekten Relationele problemen - angst voor mannen of vrouwen in het algemeen of voor een man of vrouw in het bijzonder Gedragsproblemen
afwijkend seksueel gedrag: -
excessief en/of dwangmatig masturberen angst voor lichamelijk contact of juist zoeken van seksueel getint lichamelijk contact niet leeftijdsadequaat seksueel spel niet leeftijdsadequate kennis van seksualiteit angst om zich uit te kleden angst om op de rug te liggen negatief lichaamsbeeld: ontevredenheid over, boosheid op of schaamte voor eigen lichaam schrikken bij aangeraakt worden houterige motoriek (onderlichaam 'op slot') geen plezier in bewegingsspel
5. Signalen die specifiek zijn voor kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld Gedragsproblemen - agressie: kopiëren van gewelddadig gedrag van vader (sommige kinderen, met name jongens kopiëren hun vaders gedrag door hun moeder of jongere broertjes/zusjes te slaan) - opstandigheid - angst - negatief zelfbeeld - passiviteit en teruggetrokkenheid - zichzelf beschuldigen - verlegenheid Problemen in sociaal gedrag en competentie - wantrouwen ten aanzien van de omgeving - gebrek aan sociale vaardigheden
19
Bijlage 3
Signalenlijst kindermishandeling 4-12 jaar Inleiding Als kinderen mishandeld, verwaarloosd en/of misbruikt worden, kunnen ze signalen uitzenden. Het gebruik van een signalenlijst kan zinvol zijn, maar brengt ook een risico met zich mee. De meeste signalen zijn namelijk stressindicatoren, die aangeven dat er iets met het kind aan de hand is. Dit kan ook iets heel wat anders zijn dan kindermishandeling zoals bijvoorbeeld het meemaken van echtscheiding, overlijden van een familielid, enzovoort. Hoe meer signalen van deze lijst een kind te zien geeft, hoe groter de kans dat er mogelijk sprake zou kunnen zijn van kindermishandeling. Het is echter niet de bedoeling om aan de hand van deze signalenlijst het 'bewijs' te leveren van de mogelijke mishandeling. Het is wel mogelijk om een vermoeden van mishandeling meer te onderbouwen naarmate er meer signalen uit deze lijst geconstateerd worden. Een goed beargumenteerd vermoeden is voldoende om in actie te komen! De signalen die in deze lijst worden vermeld, hebben betrekking op alle vormen van mishandeling. Aan het einde van de lijst zijn nog enkele signalen opgenomen die meer specifiek zijn voor seksueel misbruik. Om een duidelijk beeld te krijgen van wat er aan de hand zou kunnen zijn, is het van belang de hele context van het gezin erbij te betrekken. Daarom worden ook een aantal signalen van ouders en gezin genoemd. Je kan ook altijd overleggen met het AMK over signalen die u zorgen baren, bijvoorbeeld blauwe plekken op vreemde plaatsen. 1. Psycho-sociale signalen Ontwikkelingsstoornissen - achterblijven in taal-, spraak-, motorische, emotionele en/of cognitieve ontwikkeling - schijnbare achterstand in verstandelijke ontwikkeling - regressief gedrag - niet zindelijk Relationele problemen
ten opzichte van de verzorgers: -
totale onderwerping aan de wensen van de verzorgers sterk afhankelijk gedrag ten opzichte van de verzorgers onverschilligheid ten opzichte van de verzorgers kind is bang voor verzorger kind vertoont heel ander gedrag als verzorgers in de buurt zijn
ten opzichte van andere volwassenen: -
bevriezing bij lichamelijk contact allemansvriend lege blik in de ogen en vermijden van oogcontact waakzaam, wantrouwend
ten opzichte van andere kinderen: -
speelt niet met andere kinderen is niet geliefd bij andere kinderen wantrouwend terugtrekken in eigen fantasiewereld.
Gedragsproblemen - plotselinge gedragsverandering - labiel, nerveus gespannen - depressief - angstig - passief, in zichzelf gekeerd, meegaand, apathisch, lusteloos 20
-
agressief hyperactief destructief geen of nauwelijks spontaal spel, geen interesse in spel vermoeidheid, lusteloosheid niet huilen, niet lachen niet tonen van gevoelens, zelfs niet bij lichamelijke pijn schuld- en schaamtegevoelens zelfverwondend gedrag eetproblemen anorexia / boulimia slaapstoornissen bedplassen / broekpoepen
2. Medische signalen Lichamelijke kenmerken (specifiek voor lichamelijke mishandeling) - blauwe plekken - krab-, bijt- of brandwonden - botbreuken - littekens Verzorgingsproblemen (specifiek voor verwaarlozing) - slechte hygiëne - onvoldoende kleding - onvoldoende geneeskundige en tandheelkundige zorg - veel ongevallen door onvoldoende toezicht - herhaalde ziekenhuisopnamen - recidiverende ziekten door onvoldoende zorg - traag herstel door onvoldoende zorg Overige medische signalen - ondervoeding - achterblijven in lengtegroei - psychosomatische klachten (buikpijn, misselijkheid, hoofdpijn, etc.) 3. Kenmerken verzorgers / gezin Verzorger-kind relatiestoornis - verzorger troost kind niet bij huilen - verzorger klaagt overmatig over het kind - verzorger heeft irreële verwachtingen ten aanzien van het kind - verzorger toont weinig belangstelling voor het kind Signalen verzorger - geweld in eigen verleden - apathisch en (schijnbaar) onverschillig - onzeker, nerveus en gespannen - onderkoeld brengen van eigen emoties - negatief zelfbeeld - steeds naar andere artsen/ziekenhuizen gaan ('shopping') - afspraken niet nakomen - kind opeens van buitenschoolse opvang afhalen - aangeven het bijna niet meer aan te kunnen - verzorger met psychiatrische problemen - verslaafde verzorger
21
Risicofactoren - ‘multi-problem' gezin - verzorger die er alleen voorstaat - regelmatig wisselende samenstelling van gezin - isolement - vaak verhuizen - sociaal-economische problemen: werkloosheid, slechte behuizing, migratie, et cetera - veel ziekte in het gezin - draaglast gezin gaat draagkracht te boven - geweld wordt gezien als middel om problemen op te lossen 4. Specifieke signalen bij seksueel misbruik Lichamelijke kenmerken - verwondingen aan genitaliën - vaginale infecties en afscheiding - jeuk bij vagina en/of anus - problemen bij het plassen - recidiverende urineweginfecties - pijn in de bovenbenen - pijn bij lopen en/of zitten - seksueel overdraagbare ziekten Relationele problemen - angst voor mannen of vrouwen in het algemeen of voor een man of vrouw in het bijzonder - sterk verzorgend gedrag, niet passend bij de leeftijd van het kind (parentificatie) Gedragsproblemen
Afwijkend seksueel gedrag: - excessief en/of dwangmatig masturberen -
angst voor lichamelijk contact of juist zoeken van seksueel getint lichamelijk contact seksueel agressief en dwingend gedrag ten opzichte van andere kinderen niet leeftijdsadequaat seksueel spel niet leeftijdsadequate kennis van seksualiteit angst voor zwangerschap angst om zich uit te kleden angst om op de rug te liggen negatief lichaamsbeeld: ontevredenheid over, boosheid op of schaamte voor eigen lichaam schrikken bij aangeraakt worden houterige motoriek (onderlichaam 'op slot') geen plezier in bewegingsspel
5. Signalen die specifiek zijn voor kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld Gedragsproblemen - agressie: kopiëren van gewelddadig gedrag van vader (sommige kinderen, met name jongens kopiëren hun vaders gedrag door hun moeder of jongere broertjes/zusjes te slaan) - alcohol- of drugsgebruik - opstandigheid - angst - depressie - negatief zelfbeeld - passiviteit en teruggetrokkenheid - zichzelf beschuldigen - verlegenheid - suïcidaliteit Problemen in sociaal gedrag en competentie - sociaal isolement: proberen thuissituatie geheim te houden en ondertussen aansluiting te vinden met leeftijdsgenoten (zonder ze mee naar huis te nemen) 22
-
wantrouwen ten aanzien van de omgeving gebrek aan sociale vaardigheden
Schoolproblemen - schooluitval - moeite met concentreren - overcompenseren (opvallend extra inzet op school)
23
Bijlage 4
Signalenlijst kindermishandeling 12-18 jaar Inleiding Het gebruik van een signalenlijst kan zinvol zijn, maar biedt ook een zekere mate van schijnzekerheid. De meeste signalen zijn namelijk stress-indicatoren, die aangeven dat er iets met de leerling aan de hand is. Dit kan ook iets anders zijn dan kindermishandeling (andere gezinsproblemen, puberteitsproblematiek, overlijden van een familielid, enz.) Hoe meer signalen van deze lijst een leerling te zien geeft, hoe groter de kans dat er sprake zou kunnen zijn van huiselijk geweld/ kindermishandeling. De signalen die op deze lijst vermeld worden, hebben betrekking op alle vormen van mishandeling (lichamelijke en psychische mishandeling, lichamelijke en psychische verwaarlozing en seksueel misbruik). Om een duidelijk beeld te krijgen van wat er aan de hand zou kunnen zijn, is het van belang de hele context van het gezin erbij te betrekken. 1. Lichamelijke signalen - blauwe plekken - krab-, bijt- of brandwonden - botbreuken - littekens - wit gezicht (slaap tekort) - hoofdpijn, (onder)buikpijn - slecht verzorgd er uit zien - vermageren of dikker worden - verwondingen aan genitaliën - vaginale infecties en afscheiding - jeuk of infectie bij vagina en/of anus - problemen bij het plassen - terugkerende urineweginfecties - pijn in de bovenbenen, samengeknepen bovenbenen - pijn bij lopen en/of zitten - seksueel overdraagbare ziekten - zwangerschap, abortus
Overige medische signalen -
klein voor leeftijd vertraagd intreden van de puberteit matige algehele gezondheidstoestand
2. Gedragssignalen - in zichzelf gekeerd, depressief - extreem verantwoordelijkheidsgevoel - passief, meegaand, apathisch, lusteloos - labiel, nerveus, gespannen - angstig - zelfverwondend gedrag - suïcidaal gedrag - plotselinge gedragsverandering (stiller, extra druk, stoer, agressief) - niet tonen van gevoelens, zelfs niet bij lichamelijke pijn - slaapstoornissen - vermoeidheid, lusteloosheid - schuld- en schaamtegevoelens - bedplassen - negatief zelfbeeld - anorexia of boulimia - regressief gedrag - ouwelijk gedrag 24
-
totale onderwerping aan de wensen van de ouder sterk afhankelijk gedrag ten opzichte van de ouder angst voor ouder bevriezing bij lichamelijk contact van andere volwassenen allemansvriend lege blik in ogen en vermijden van oogcontact waakzaam, wantrouwend is niet geliefd bij leeftijdsgenoten weglopen.van huis crimineel gedrag agressief gedrag alcohol- en/of drugsmisbruik plotselinge achteruitgang in schoolprestaties vaak absent spijbelen geheugen- en/of concentratieproblemen faalangst niet willen uitkleden voor de gymles
Specifieke signalen bij seksueel misbruik -
angst voor mannen of vrouwen in het algemeen of in het bijzonder sterk verzorgend gedrag (parentificatie) excessief en/of dwangmatig masturberen seksueel agressief en dwingend gedrag ten opzichte van anderen promiscuïteit/prostitutie seksualiseren van alle relaties extreem teruggetrokken en geremd seksueel gedrag angst voor mogelijke homoseksualiteit angst voor zwangerschap negatief lichaamsbeeld: ontevreden over, boos op of schaamte voor eigen lichaam schrikken bij aangeraakt worden houterige motoriek (onderlichaam 'op slot')
3. Risicofactoren - ouder heeft irreële verwachtingen ten aanzien van de jongere - ouder toont weinig belangstelling voor de jongere - ouder ervaring met geweld uit eigen verleden - ouder is apathisch en (schijnbaar) onverschillig - ouder is onzeker, nerveus en gespannen - ouder is onderkoeld in het brengen van eigen emoties - ouder heeft negatief zelfbeeld - ouder gaat steeds naar andere artsen/ ziekenhuizen ('shopping’) - ouder komt afspraken niet na - ouder geeft aan het niet meer aan te kunnen, draaglast gezin groter dan draagkracht - 'multi-problem' gezin - ouder die er alleen voorstaat - regelmatig wisselende samenstelling van gezin - isolement - vaak verhuizen - sociaal-economische problemen: werkloosheid, slechte behuizing, migratie, etc - veel ziekte in het gezin - geweld wordt gezien als middel om problemen op te lossen 4. Signalen die specifiek zijn voor jongeren die getuige zijn van huiselijk geweld - agressie: kopiëren van gewelddadig gedrag van vader (sommige jongeren, m.n. jongens - kopiëren hun vaders gedrag door hun moeder of jongere broertjes/ zusjes of verkering te slaan), agressie naar medeleerlingen, leeftijdgenoten, agressie en wreedheid naar dieren - alcohol- of drugsgebruik 25
-
opstandigheid, angst, depressie negatief zelfbeeld passiviteit en teruggetrokkenheid, verlegenheid gebrek aan energie voor schoolactiviteiten zichzelf beschuldigen suïcidaliteit sociaal isolement: proberen thuissituatie geheim te houden en ondertussen aansluiting te vinden met leeftijdsgenoten (zonder ze mee naar huis te nemen) wantrouwen ten aanzien van de omgeving gebrek aan sociale vaardigheden schooluitval moeite met concentreren overcompenseren (opvallend extra inzet op school) 'dating violence': sommige jongeren, zowel jongens als meisjes, lopen een verhoogde kans om slachtoffer te worden van geweld tijdens de verkering. Jongens lopen over het algemeen meer kans pleger te worden
5. Signalen die specifiek zijn voor slachtoffers van Loverboys - plotselinge afwijkende normen en een plotselinge obsessie met seks - plotselinge belangstelling voor bepaalde jongens, veel nieuwe contacten, gaat om met ‘ouderen’ - extra sociaal wenselijk opstellen (om toch maar niet te veel op te vallen) - weinig of steeds minder binding met thuis - wisselt snel van emoties, is weinig flexibel, ziet niet hoe situaties kunnen veranderen - vermoeid en vermagerd (vaak ’s avonds en ’s nachts hard werken) - verandering qua kleding, make-up; vaak heel verzorgd en erg uitdagend uiterlijk - psychosomatische klachten (schreeuw om aandacht) - zelfverwonding (verbergen of er mee te koop lopen) - lage zelfwaardering, weinig realistisch zelfbeeld - makkelijk beïnvloedbaar, durft/kan geen grenzen aangeven - depressief - drinkt, blowt, eet slecht - veel geld of dure spullen (via loverboy) - extreem uitgaansgedrag (in werkelijkheid haar werkplek) - veel op straat rondhangen: daar zijn vrienden die de leemte van thuis opvullen - overdreven vrolijk (maskeren wat er werkelijk speelt) - veel terugtrekken, plotselinge huilbuien, woede-uitbarstingen - overdreven verhalen vertellen: stoer doen, zoeken naar aandacht - op verschillende plekken totaal ander gedrag vertonen (verschillende werelden) - onregelmatig schoolbezoek: andere bezigheden, is te moe na werkzaamheden - thuis veel problemen - vertoont wegloopgedrag - vermijdt het onderwerp prostitutie of projecteert op anderen Het is opmerkelijk dat meisjes die door de jongens geronseld zijn en al in de prostitutie zitten, nieuwe meisjes vaak op weg helpen, ze uitleggen hoe ze moeten werken etc. Bewerking van signalenlijst, opgesteld door Johan Vermeeren, St. Jeugdzorg Utrecht
26
Bijlage 5
Signalenlijst ouderenmishandeling Definitie ouderenmishandeling
Onder mishandeling van een ouder persoon (iemand van 65 jaar of ouder) verstaan we het handelen of het nalaten van handelen van al degenen die i neen persoonlijke of professionele relatie met de oudere staan, waardoor de oudere persoon (herhaaldelijk) lichamelijke en/of psychische en/of materiële schade lijdt, dan wel vermoedelijk lijden zal, en waarbij van de kant van de oudere sprake is van een vorm van gedeeltelijke of volledige afhankelijkheid.
Risicofactoren
Waarom worden ouderen mishandeld? Die vraag is moeilijk te beantwoorden. We weten dat twintig procent van de ouderen boven 65 jaar herhaaldelijk wordt mishandeld en dat ouderenmishandeling in elke bevolkingsgroep voorkomt. Er zijn enkele risicofactoren te benoemen voor ouderenmishandeling:
Risicofactoren bij de oudere -
-
-
Toenemende afhankelijkheid Een toename van de afhankelijkheid van zorg door lichamelijk en geestelijke achteruitgang. De afhankelijkheid kan ook van financiële of emotionele aard zijn. Familiegeschiedenis Gewelddadig met elkaar omgaan kan van generatie op generatie worden overgedragen Ingrijpende voorvallen Er is stress ontstaan door een verhuizing, de dood van een geliefd persoon, verlies van een baan of scheiding van een huisgenoot. Er kan sprake zijn van financiële nood. Isolement Het slachtoffer heeft weinig contact met de buitenwereld.
Risicofactoren bij de pleger -
-
-
Afhankelijkheid De pleger kan afhankelijk zijn van het slachtoffer, bijvoorbeeld door huisvesting, sociale contacten of inkomen Overbelasting De zorg is teveel geworden of de zorgbehoefte is groter dan de mantelzorger kan bieden (zie ontspoorde mantelzorg). Ook kan de pleger kampen met langdurige werkloosheid, moeilijkheden op het werk, relatieproblemen of schulden Psychische gesteldheid De pleger kan psychiatrische problemen of ontwikkelingsstoornissen hebben. Alcoholisme, drugsen gokverslaving vergroot het risico van mishandeling
Signalen Er zijn meerdere signalen die kunnen wijzen op ouderenmishandeling, maar één of enkele van die signalen hoeft zeker niet altijd op mishandeling te wijzen. Signalen zijn: - De oudere of verzorger geeft onsamenhangende en tegenstrijdige verklaringen voor verwondingen. - De verzorger toont zich onverschillig voor het wel en wee van de oudere. - De verzorger vertoont verschijnselen van overbelasting. - Er wordt gescholden en geschreeuwd in aanwezigheid van arts of hulpverlener - De oudere maakt een depressieve, angstige indruk - De oudere geeft aan dat er veel mis is, maar wil er niet over praten - De oudere ziet er onverzorgd uit en/of de huishouding is verwaarloosd - Er verdwijnen spullen en geld van de oudere - De oudere krijgt geen gelegenheid om alleen met de hulpverlener te praten - De betrokkenen proberen de hulpverlener buiten de deur te houden - Er is een toenemend aantal schuldeisers. De koelkast is leeg.
27
Bijlage 6
Signalenlijst ontspoorde mantelzorg Definitie Als mantelzorgers de zorg voor hun naaste niet meer aankunnen, lopen ze het risico om te ontsporen in gedrag dat ze zelf ook niet zouden willen vertonen. Door overbelasting, onwetendheid, onkunde, onmacht en/of compassiemoeheid kan een mantelzorger onbedoeld over grenzen gaan , inadequate zorg leveren, verwaarlozen of op een andere manier onbedoeld schade toebrengen. Goede zorg slaat sluipenderwijs om in verwaarlozing, verkeerde behandeling of zelfs mishandeling. Een kenmerk van ontspoorde mantelzorg is het ontbreken van opzet of moedwil. Signalen zorgvrager • De zorgvrager geeft onsamenhangende en tegenstrijdige verklaringen voor lichamelijke verwondingen. • De zorgvrager maakt een depressieve, angstige indruk. • De zorgvrager geeft aan dat er veel mis is, maar wil er niet over praten. • De zorgvrager ziet er onverzorgd uit en/of de huishouding is verwaarloosd. • De zorgvrager weigert hulp en wil het er niet over hebben. • De zorgvrager krijgt geen gelegenheid om alleen met de hulpverlener te praten. • De zorgvrager heeft geen of een zeer klein netwerk. • Veranderd eet- of slaappatroon bij de zorgvrager. • De zorgvrager vertoont zichtbaar letsel (lichamelijk Letsel), versuffing en apathie als gevolg van overdosering van medicijnen. • Verandering in gedrag, plotseling niets meer zeggen, contact vermijden, als de mantelzorger binnenkomt. • Bedekte toespelingen door de zorgvrager als de mantelzorger er niet is. • Diverse psychische signalen. Signalen mantelzorger • De mantelzorger geeft onsamenhangende en tegenstrijdige verklaringen voor lichamelijke verwondingen. • De mantelzorger toont zich onverschillig voor het wel en wee van de oudere. • De mantelzorger vertoont verschijnselen van overbelasting (en irritatie). • De mantelzorger voelt zich niet erkend. • De mantelzorger heeft gebrek aan kennis van het ziekte(beeld). • De mantelzorger overschrijdt de eigen grenzen, heeft geen tijd voor eigen bezigheden. • De mantelzorger vertoont uitputting, frustratie. • De mantelzorger heeft (of ziet) geen alternatief. • De relatie mantelzorger/zorgvrager is scheefgegroeid. • De mantelzorger vertoont tegenwerking of agressie. • Veranderende machtsverhoudingen. • Spilmantelzorgers staan er alleen voor. • De mantelzorger verhult en dekt de problematiek. • De mantelzorger vertoont een onverschillige of uiterst vriendelijke houding. Overige signalen • Er wordt gescholden en geschreeuwd in aanwezigheid van arts of hulpverlener. • Er verdwijnen spullen en geld van de zorgvrager. • De betrokkenen proberen de hulpverlener buiten de deur te houden. • Er is een toenemend aantal schuldeisers. • Grote wanorde in huis. • De koelkast is leeg. • Onvoldoende geld voor eerste levensbehoeften. • Bezoek wordt geweerd. • Weigeren van nodige hulp. • Buren vertellen dat zij geschreeuw horen of zien dat de oudere ruw behandeld wordt. • Angstvallig binnen blijven; schichtig gedrag, teruggetrokken gedrag
28
Bijlage 7
Formulier intern overleg bij signalen van kindermishandeling of huiselijk geweld Beschrijf de gegevens zo zorgvuldig en objectief mogelijk. Kinderen vanaf 12 jaar en ouders van kinderen tot 16 jaar hebben recht op inzage en correctie van de gegevens. Naam kind/volwassenen: _______________________________________________________________________ Geboortedatum: ___________________________________________________ ❏ man ❏ vrouw Burgerservicenummer: _______________________________________________________________ Deelnemers overleg: A. Analyse van de situatie Wat zijn de concrete signalen en wie signaleert dit? ___________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________ Sinds wanneer worden de signalen opgemerkt? Door wie? ___________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________ Waardoor is de zorg over deze situatie of het vermoeden van kindermishandeling of huiselijk geweld ontstaan? Bij wie? ___________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________ Delen anderen deze zorg of dit vermoeden? Zo ja, wie en waardoor? ___________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________ 29
Zijn er ook signalen van andere gezinsleden? Bij wie? ___________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________ Welke vragen moeten beantwoord worden? ___________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________ Hoe vaak en wanneer komen de signalen voor? Nemen de signalen toe in intensiteit of aantal? ___________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________ Formulier intern overleg bij signalen kindermishandeling B. Eerdere acties Welke acties zijn al ondernomen? Door wie? ___________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________ Wat is er al met de cliënt/ouder(s)/het kind besproken? Door wie? ___________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________ C. Actieplan Welke acties zijn er nodig? Beschrijf ook hoe, wanneer, door wie en met welk doel de acties worden ingezet. ___________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________
30
D. Terugkoppeling Hoe, door wie, aan wie en wanneer worden bevindingen teruggekoppeld en vastgelegd? ___________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________ E. Resultaten acties Beschrijf per actie of deze uitgevoerd is, hoe het gegaan is en wat de uitkomsten zijn. Volg het stappenplan. ___________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________ F. Verdere beschrijving gevolgde stappen. ___________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________
Dit formulier is ingevuld door (naam en functie): Datum: Formulier intern
31
Bijlage 8
Beroepsgeheim, meldcode en meldrecht Hieronder wordt enige achtergrondinformatie gegeven, met name over het beroepsgeheim, het wettelijk meldrecht en de verhouding tussen het beroepsgeheim en het meldrecht. Inhoud en doel van het beroepsgeheim Algemene zwijgplicht Iedere medewerker die individuele cliënten hulp, zorg, steun, of een andere vorm van begeleiding biedt, heeft een beroepsgeheim. Deze zwijgplicht, zoals het beroepsgeheim ook wel wordt genoemd, verplicht de medewerker om, kort gezegd, geen informatie over de cliënt aan derden te verstrekken, tenzij de cliënt, diens ouder of het kind hem daarvoor toestemming heeft gegeven. Doel van het beroepsgeheim is de drempel voor de toegang tot de hulpverlening zo laag mogelijk te maken en de cliënt het vertrouwen te geven dat hij vrijuit kan spreken. De zwijgplicht geldt voor bijvoorbeeld maatschappelijk werkers, ouderenwerkers, jeugdhulpverleners, medisch hulpverleners, medewerkers in het onderwijs en medewerkers in de kinderopvang en peuterspeelzaal. De hierboven beschreven algemene zwijgplicht voor hulpverleners en begeleiders is niet specifiek opgenomen in een bepaalde wet, maar wordt afgeleid uit de privacybepalingen uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (artikel 8) en uit de Grondwet (artikel 10). Deze bepalingen worden nog eens ondersteund door artikel 272 Wetboek van Strafrecht dat een verbod bevat op het verbreken van geheimen die aan de medewerker zijn toevertrouwd. Specifieke zwijgplicht Een aantal beroepsgroepen kent een specifieke zwijgplicht die is geregeld in een ‘eigen’ wet. Dit geldt bijvoorbeeld voor medisch hulpverleners, zoals artsen en verpleegkundigen, zij vinden hun zwijgplicht in artikel 88 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg en in artikel 7:457 Burgerlijk Wetboek. Voor medewerkers in de jeugdzorg is de zwijgplicht specifiek geregeld in artikel 53 van de Wet op de jeugdzorg. Vertrouwensinspecteurs in het onderwijs kennen een eigen bepaling over de omgang met hun zwijgplicht in artikel 6 van de Wet op het onderwijstoezicht. De kinderopvang en welzijn kennen geen specifieke zwijgplicht. Paradox van de geheimhoudingsplicht Er doet zich bij de omgang met de zwijgplicht een zekere paradox voor. De zwijgplicht is hét instrument bij uitstek om er voor te zorgen dat mensen naar de medewerker toe komen en ook bereid zijn om open over hun zorgen te spreken. Ze mogen er immers op vertrouwen dat hun verhaal niet zomaar elders terecht komt. Maar een te rigide omgang met het beroepsgeheim kan tot gevolg hebben dat een ouder die dringend hulp nodig heeft juist niet geholpen wordt omdat de medewerker meent dat hij vanwege zijn beroepsgeheim niet in mag grijpen. Al met al is de omgang met het beroepsgeheim een vorm van evenwichtskunst: geheimhouding waar mogelijk, zorgvuldige doorbreking van het geheim waar nodig. Het basismodel meldcode wil daarin een handreiking bieden voor zover het gaat om signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling. Vragen van toestemming Bij het verstrekken van gegevens van een cliënt aan een ander, dus ook bij het doen van een melding aan het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling of aan het Steunpunt Huiselijk Geweld, geldt als hoofdregel dat de medewerker zich inspant om toestemming voor zijn melding te krijgen. Geeft de cliënt zijn toestemming, dan kan een melding worden gedaan. Weigert de cliënt, ondanks de
32
inspanning van de medewerker, zijn toestemming, dan houdt het niet op maar maakt de medewerker een nieuwe afweging. NB1: De Wet bescherming persoonsgegevens bepaalt dat een kind vanaf zijn 16 e jaar zelf toestemming geeft aan een medewerker voor het verstrekken van zijn gegevens aan een ander (al dan niet in de vorm van het doen van een melding). De Wet op de jeugdzorg en de Wet inzake de geneeskundige behandelingsovereenkomst geven een kind dit recht zelfs al vanaf zijn 12 e jaar. Toch moet over een melding, als het gaat om een kind vanaf 12 of 16 jaar die nog thuis woont, ook gesproken worden met zijn ouders. Want bij de melding worden doorgaans niet alleen gegevens over het kind verstrekt maar ook over zijn ouder(s). NB2: Van het vragen van toestemming kan worden afgezien in verband met de veiligheid van de cliënt, van de medewerker of die van anderen. Conflict van plichten Zo oud als de zwijgplicht, is ook de notie dat een medewerker door zijn beroepsgeheim in de knel kan komen. Er kunnen zich situaties voordoen waarin de medewerker alleen door te spreken de cliënt kan helpen, terwijl hij voor dit spreken geen toestemming krijgt. Er kan in dat geval sprake zijn van een conflict van plichten. De plicht om te zwijgen vanwege het beroepsgeheim, botst met de plicht om de cliënt te helpen juist door met een ander over hem te spreken. Het gaat dan altijd om de cliënt die zich in een ernstige situatie bevindt en die alleen kan worden geholpen door een ander bij de aanpak te betrekken. In de (tucht)rechtspraak wordt in geval van een conflict van plichten erkend dat een medewerker, ook zonder toestemming van de cliënt, over hem mag spreken. Uiteraard moet een dergelijk besluit om de zwijgplicht te doorbreken zorgvuldig worden genomen. Beantwoording van de volgende vijf vragen leidt doorgaans tot een zorgvuldige besluitvorming. 1. Kan ik door te spreken zwaarwegende belangen van de cliënt of van zijn kinderen behartigen? 2. Is er een andere mogelijkheid om ditzelfde doel te bereiken zonder dat ik mijn beroepsgeheim hoef te verbreken? 3. Waarom is het niet mogelijk om toestemming van de cliënt te vragen of te krijgen voor het bespreken van zijn situatie met iemand die hem kan helpen? 4. Zijn de belangen van de cliënt die ik wil dienen met mijn spreken zo zwaar dat deze naar mijn oordeel opwegen tegen de belangen die de cliënt heeft bij mijn zwijgen? 5. Als ik besluit om te spreken aan wie moet ik dan, welke informatie verstrekken zodat het geweld of de mishandeling effectief kan worden aangepakt? Beoordeling van een besluit over het doorbreken van het beroepsgeheim Zou achteraf een toetsende organisatie gevraagd worden om een oordeel te geven over het optreden van de medewerker, dan wordt vooral de zorgvuldigheid beoordeeld waarmee het besluit om de geheimhouding te verbreken tot stand is gekomen. Daarbij wordt o.a. gelet op: collegiale consultatie; raadpleging van het Steunpunt Huiselijk Geweld of het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling; aanwezigheid van voldoende relevante feiten of signalen en zorgvuldige verzameling van deze feiten en signalen; zorgvuldige en concrete afweging van belangen; en de contacten die er met de ouder zijn geweest over de melding. Concreet gaat het er dan om of de medewerker zich, gelet op zijn mogelijkheden en op de omstandigheden waarin het kind of de volwassenen verkeert, heeft ingespannen om in geval van een kind de ouder 33
toestemming te vragen, of om hem te informeren, indien het verkrijgen van toestemming niet mogelijk bleek. Als hulpmiddel bij de besluitvorming over het verbreken van de geheimhoudingsplicht en het doen van een melding, wordt verwezen naar de website van de privacy helpdesk van het Ministerie van Justitie, www.huiselijkgeweld.nl/cgi-bin/beroepsgeheim.cgi. NB: Het is, ook in verband met de toetsbaarheid van het besluit achteraf, belangrijk om een besluit over het melden van een kind zonder dat de ouder daarvoor zijn toestemming heeft gegeven /van een volwassenen zonder zijn/haar toestemming zorgvuldig vast te leggen. Niet alleen de melding dient te worden vastgelegd, ook de belangen die zijn afgewogen en de personen die van te voren over het besluit zijn geraadpleegd. Wettelijk meldrecht Voor vermoedens van kindermishandeling is het leerstuk van het conflict van plichten nog eens bevestigd in artikel 53 lid 3 van de Wet op de jeugdzorg dat een uitdrukkelijk meldrecht bevat. Iedere medewerker met een beroepsgeheim of een andere zwijgplicht heeft op basis van dit wettelijk meldrecht het recht om vermoedens van kindermishandeling, zo nodig zonder toestemming van het kind en/of de ouder, bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling te melden. Daarnaast omvat het meldrecht het recht voor de medewerker om op verzoek van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling informatie over het kind en/of zijn ouders te verstrekken, eveneens zo nodig zonder toestemming van het kind en/of de ouder. Voor vermoedens van huiselijk geweld waarbij alleen meerderjarigen zijn betrokken, zal de nieuwe wet een vergelijkbaar wettelijk meldrecht gaan bevatten. Zolang deze wet en het daarin opgenomen meldrecht er nog niet zijn, biedt het conflict van plichten uitkomst in die gevallen waarin geen toestemming wordt verkregen - of kan worden gevraagd - en een melding toch noodzakelijk is om het geweld te stoppen en de ouder tegen dit geweld te beschermen.
34
Bijlage 9
Tips voor gespreksvoering Hieronder worden enkele tips gegeven voor het voeren van een gesprek over kindermishandeling, huiselijk geweld of ouderenmishandeling. De volgende gesprekken worden behandeld: - gesprek met de ouders over vermoeden kindermishandeling - gesprek met het kind - gesprek met volwassenen over huiselijk geweld Aandachtspunten voor een gesprek met ouders over vermoeden kindermishandeling Het gesprek verloopt in vijf fasen: 1. Begin van het gesprek Je stelt de ouders op hun gemak. 2. Aanleiding van het gesprek Je vertelt de aanleiding voor de afspraak aan de ouder(s): dit kan bijvoorbeeld zijn de zorg om het kind op grond van eigen waarnemingen, door signalen van anderen (school, kinderopvang, andere ouders), door de ouder of het kind zelf aangegeven problemen, of omdat de hulpverlener zich over de ouder zorgen maakt. 3. Reactie ouders De ouder krijgt de gelegenheid hierop te reageren door een open vraag en door de luisterende houding. Als de ouder(s) de zorg niet delen verduidelijk je de eigen beleving en stimuleert de ouders om vragen te stellen en om hun problemen te uiten. In samenspraak met de ouder(s) wordt een/het probleem vastgesteld. 4. Aanpak van het probleem Hierbij tracht je samen met de ouders oplossingen te bedenken. Je geeft de mogelijkheden voor hulp aan die het AMW of Schoolmaatschappelijk Werk of andere instanties kunnen bieden. De ouders worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid voor de zorg van hun kind, maar het moet voor de ouders ook duidelijk zijn dat jij als maatschappelijk werker een eigen verantwoordelijkheid draagt in deze zorg. 5. Samenvatting Je vat het besprokene en de gemaakte afspraken samen. Je vraagt aan de ouder(s) of zij het met deze samenvatting eens zijn. Je deelt mee dat de afspraken in het dossier worden genoteerd. Als de ouder(s) na dit gesprek geen probleem zien en geen verdere stappen willen ondernemen maakt je bij blijvend vermoeden van kindermishandeling een vervolgafspraak met de ouders. In dit gesprek wordt opnieuw de zorg over het kind aangegeven en verteld waarom gedacht wordt aan kindermishandeling. De inhoud en de afspraken van het eerdere gesprek worden kort genoemd. Je geeft aan dat de zorgen om het kind en de verantwoordelijkheid van jou maken dat hulpverlening moet worden ingeschakeld via het AMK. De ouders krijgen informatie dat het AMK de instelling is waar iedereen met zorgen over mogelijke kindermishandeling terecht kan en welke hulp daar geboden kan worden. (ouders op de hoogte stellen van melding bij het AMK)
Ouders verschijnen niet
Als ouders niet reageren als je voor een vervolggesprek komt of niet verschijnen voor het tweede gesprek over de problematiek van hun kind, bel dan, na overleg met je deskundige collega, met het AMK om advies te vragen en overweeg een melding.
Migranten gezinnen Bovenstaande adviezen gelden voor autochtone en migranten gezinnen. Bij migranten gezinnen is extra aandacht nodig voor een aantal specifieke onderdelen (Ben Rensen): - Vraag aan mensen wat hun gewoonten zijn. Niet alle migranten gezinnen zijn hetzelfde. - Zoek naar gemeenschappelijkheid . - Neem kleine stappen. - Biedt ruimte voor het eigen verhaal van de ouders. - Gebruik ook cultuureigen oplossingen, toon respect. - Kom tegemoet aan wensen van de ouders.
35
-
Werk samen met hulpverleners met migranten achtergrond, de Voorlichters Eigen Taal en Cultuur (VETC-er) of medewerkers van een zelforganisatie. Maak gebruik van de mogelijkheid samen met de VETC-er op huisbezoek te gaan Geef uitleg over het Nederlandse hulpverleningsysteem. Het verwoorden van de feiten in beelden en voorbeelden werkt vaak beter dan concreet zeggen waar het op staat. Stel je op als autoriteit, maak gebruik van je status. Neem de tijd.
Gescheiden ouders
Het voeren van gesprekken met gescheiden ouders afzonderlijk kan ingewikkeld zijn. Zeker als het gaat om het bespreken van vermoedens van kindermishandeling of huiselijk geweld. Denk aan de ene ouder die de andere lastig valt of ouders die de bezoekregeling niet nakomen, ruzies en lichamelijk geweld. -
-
-
-
-
Kinderen van gescheiden ouders lopen meer risico op kindermishandeling en getuige zijn van huiselijk geweld. Tijdens en direct na de scheiding kunnen de ex-partners zodanig ruzie met elkaar hebben dat over de hoofden van de kinderen heen er veel uitgevochten wordt. Van belang is om de ouders voor te houden dat zij geen partners meer zijn, maar wel ouders blijven van hun kinderen. Dat betekent dat ze in het belang van het kind moeten handelen. Na echtscheiding blijft als hoofdregel het gezag bij beide ouders, tenzij door de rechter anders wordt bepaald. De ouder die niet met het gezag belast is, vervult niet de rol van vertegenwoordiger. Deze ouder heeft desgevraagd wel recht op globale informatie over de gezondheidstoestand van zijn of haar minderjarige kind (artikel 1:377c BW). De informatie kan geweigerd worden als dit in het belang van het kind is of als de andere ouder ook geen informatie zou ontvangen.(artikel 1:337 b lid BW) Ouders die beiden het gezag over hun kind hebben, hebben recht op informatie over hun kind. Zij hebben geen recht op inzage in gegevens die hun ex-partner betreffen. Voor het overige gelden dezelfde gespreksregels als voor gehuwde partners. Er zijn ingewikkelde situaties waarin de ene ouder de andere ouder beschuldigt van verwaarlozing of mishandeling. Eén ouder wil bijvoorbeeld de gegevens van de school of het AMW over het kind gebruiken ter ondersteuning van een melding aan het AMK. Raadt de ouder dan aan de melding bij het AMK te doen en het AMK te verzoeken aan jou informatie op te vragen. Als de ouder er toch op staat die gegevens te gebruiken dan geldt het volgende: ouders hebben recht op inzage in het dossier en wat zij met die kennis doen is hun eigen verantwoordelijkheid. Het AMK zal in een dergelijke situatie zeker contact opnemen met het AMW/schoolmaatschappelijk werk. Vermoed je dat er sprake is van huiselijk geweld waar het kind getuige van is, dan wordt dit besproken met de ouders en uitgelegd welke schade hun kind kan ondervinden. Blijf je je zorgen maken, dan handel je conform dit protocol kindermishandeling.
Als je een melding doet worden de ouders op de hoogte gesteld. Tenzij dat de veiligheid van kind of medewerker in gevaar brengt. Hoe om te gaan met berichtgeving aan gescheiden ouders: 1. Je hebt contact met beide ouders. Dan beide ouders inlichten 2. Je hebt contact met één van de ouders. Dan deze ouder persoonlijk inlichten en de andere ouder schriftelijk van de melding op de hoogte stellen. 3. Je hebt geen contact met de ouders, dan beide ouders schriftelijk informeren
Niet met ouders praten
Het gaat om situaties waarin, door het voeren van het gesprek, de veiligheid van een van de betrokkenen in het geding zou kunnen komen. Zo is het denkbaar dat je besluit om je vermoeden van seksueel misbruik of eergerelateerd geweld nog niet met de vader te bespreken omdat je de kans groot acht dat de vader zich na dit gesprek, op zijn dochter af zal reageren. Het is aan te bevelen om in een dergelijike situatie het AMK om advies te vragen.
36
Aandachtspunten voor een gesprek met het kind Een gesprek met het kind kan mogelijk extra informatie bieden over de situatie waarin het kind zich bevindt en kan ondersteuning voor het betreffende kind bieden. Onderzoek wijst uit dat het voor mishandelde kinderen een groot verschil uitmaakt als er ooit een volwassene met hem of haar gesproken heeft over de situatie thuis en daarbij heeft laten merken te zien wat er gebeurt en uit te spreken dat het niet de schuld van het kind is. Met die kinderen gaat het later beter dan met kinderen waar nooit iemand een dergelijke opmerking gemaakt heeft. Dat geldt ook voor kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld. Je kunt tegen een kind zeggen: “Ik zie dat je het moeilijk hebt en ik weet dat het niet jouw schuld is.” of : “Ik ga proberen iets te doen aan de problemen bij jou thuis. Het is niet goed dat kinderen geslagen/verwaarloosd/vernederd/misbruikt worden. Kinderen kunnen daar niets aan doen.” Houd tijdens dit gesprek rekening met de leeftijd en de ontwikkelingsfase van het kind. Ook met jonge kinderen kan gepraat worden. Het is niet de bedoeling dat het kind ondervraagd wordt. Een gesprek met het kind heeft aanvullende informatie dan wel steunend contact tot doel. Naast het contact met het kind is het zeer belangrijk om met een open houding het contact met de ouders aan te gaan. Wees bij een vermoeden van seksueel misbruik terughoudend in het gesprek met het kind i.v.m. mogelijke toekomstige bewijslast. Wees bij een vermoeden van seksueel misbruik voorzichtig met het stellen van gesloten vragen. Dat houdt in dat het kind geen woorden in de mond gelegd moeten worden. Het gesprek heeft niet tot doel het bewijs van seksueel misbruik te leveren. Laat dat over aan een gespecialiseerde deskundige op dit gebied en vraag advies bij het AMK.
Tips voor het gesprek: -
-
Bepaal van tevoren het doel van het gesprek Voer het gesprek met een open houding. Sluit aan bij waar het kind op dat moment mee bezig is, bijvoorbeeld spel, een tekening of knutselen. Ga op dezelfde ooghoogte zitten als het kind en kies een rustig moment uit. Steun het kind en stel het op zijn gemak. Gebruik korte zinnen. Vraag belangstellend en betrokken, maar vul het verhaal niet in voor het kind. Begin met open vragen (Wat is er iets gebeurd? Wanneer is dat gebeurd? Hoe komt dat?) en wissel deze af met gesloten vragen (Ben je gevallen?, Heb je pijn?, Ging je huilen?, Vond je dat leuk of niet leuk?) Vraag niet verder wanneer het kind niets wil of kan vertellen. Houd het tempo van het kind aan, niet alles hoeft in één gesprek. Laat het kind niet merken dat je van het verhaal schrikt. Val de ouders (of andere belangrijke personen voor het kind) niet af, in verband met loyaliteitsgevoelens. Geef aan dat je niet geheim kunt houden wat het kind vertelt. Leg uit dat je met anderen gaat kijken hoe je het kind het beste kan helpen. Leg het kind uit dat je het op de hoogte houdt van elke stap die je neemt. Het kind moet nooit zelf de verantwoordelijkheid krijgen in de keuze van de te nemen stappen. Vertel het kind dat het heel knap is dat hij/zij het allemaal zo goed kan vertellen. Let tijdens het gesprek goed op de non-verbale signalen van het kind. Stel geen waarom-vragen. Stop het gesprek wanneer de aandacht bij het kind weg is. Vertel wat de volgende stap is die je gaat zetten
Extra tips voor gesprek met jongeren -
Zorg voor een rustige plaats en voldoende tijd Benoem concreet wat je bij de jongere waarneemt/hebt waargenomen en vraag daarover te vertellen
37
-
Geef aan dat je niet geheim kan houden wat de jongere vertelt, wanneer dit niet veilig is voor de jongere zelf of voor anderen. Leg uit dat als dit het geval is, je dit direct benoemt en dat je de jongere zoveel mogelijk betrekt bij de te nemen vervolgstappen Vraag de jongere wat hij/zij zelf wil Spreek waardering uit dat de jongere over zijn situatie heeft verteld en benoem dat je je kunt voorstellen dat dat niet makkelijk is Sluit het gesprek af met een luchtig onderwerp, bijvoorbeeld interesses, plannen voor het weekend etc. Wijs de jongere op de website www.stukyoutoo.com, waar jongeren hun eigen ervaringen met kindermishandeling en huiselijk geweld delen met andere jongeren
Als je een initiatief neemt om met het kind in gesprek te gaan, zoals bijvoorbeeld de schoolmaatschappelijk werker die een leerling spreekt omdat de school meent dat er signalen zijn die zouden kunnen wijzen op kindermishandeling, behoren de ouders hierover in principe vooraf te worden geïnformeerd. Zeker als het kind nog geen 12 jaar oud is. Maar in verband met de veiligheid van het kind, van de medewerker, of die van anderen, kan worden besloten om een eerste gesprek te voeren zonder dat de ouders hierover van te voren worden geïnformeerd, De medewerker overlegt hierover altijd vooraf met een deskundige collega en/of met het Advies – en Meldpunt Kindermishandeling of het Steunpunt Huiselijk Geweld. Aandachtspunten voor het gesprek over huiselijk geweld volwassenen Het gesprek verloopt in vijf fasen: 1. Begin van het gesprek Je stelt de cliënt en eventuele partner/verzorger op hun gemak. 2. Aanleiding van het gesprek Je vertelt de aanleiding voor dit gesprek: dit kan bijvoorbeeld zijn de zorg om de cliënt op grond van eigen waarnemingen , door signalen van anderen, door de partner of het kind zelf aangegeven problemen, of omdat een hulpverlener zich over de cliënt zorgen maakt. 3. Reactie cliënt De cliënt krijgt de gelegenheid hierop te reageren door een open vraag en door de luisterende houding. Als de cliënt/partner/verzorgende de zorg niet delen verduidelijk je de eigen beleving en stimuleer je de ander om vragen te stellen en om hun problemen te uiten. In samenspraak met de cliënt wordt een/het probleem vastgesteld. 4. Aanpak van het probleem Hierbij tracht je samen oplossingen te bedenken. Je geeft de mogelijkheden voor hulp aan die het AMW of andere instanties kunnen bieden. De cliënt/partner/ouder wordt aangesproken op hun verantwoordelijkheid voor de zorg van hun partner/kind/ouder, maar het moet ook duidelijk zijn dat jij als hulpverlener een eigen verantwoordelijkheid draagt in deze zorg. 5. Samenvatting Je vat het besprokene en de gemaakte afspraken samen. Je vraagt aan je gesprekspartners of zij het met deze samenvatting eens zijn. Je deelt mee dat de afspraken indien aan de orde in het dossier worden genoteerd. Als de cliënt na dit gesprek geen probleem ziet en geen verdere stappen wil ondernemen maakt je bij blijvend vermoeden van huiselijk geweld een vervolgafspraak. In dit gesprek wordt opnieuw de zorg over de cliënt/partner/ouder aangegeven en verteld waarom gedacht wordt aan huiselijk geweld. De inhoud en de afspraken van het eerdere gesprek worden kort genoemd. Je geeft aan dat de zorgen en jouw verantwoordelijkheid maken dat hulpverlening moet worden ingeschakeld via het SHG.
Cliënt verschijnt niet
Als cliënt niet reageert als je voor een vervolggesprek komt of niet verschijnt voor het tweede gesprek over de problematiek, bel dan, na overleg met je deskundige collega, met het SHG om advies te vragen en overweeg een melding.
38
Bijlage 10
Belangrijke tips bij het omgaan met privacy Hieronder een aantal belangrijke tips om met de privacy om te gaan: -
-
-
-
Betrek bij een overleg niet teveel mensen. Zorg dat informatie over kinderen en gezinnen altijd binnenshuis blijft. Emoties kunnen de privacy in gevaar brengen. Soms willen medewerkers hun collega als uitlaadklep gebruiken. Dit is begrijpelijk, maar qua privacy niet de juiste manier om met de situatie om te gaan. Betrek daarom alleen personen die in het stappenplan genoemd worden. Contact met andere instellingen kan alleen na toestemming van de ouder of wettelijk vertegenwoordiger. Zonder deze toestemming kan dit alleen anoniem. Het gezin of kind mag dan niet bekend worden gemaakt. Een uitzondering hierop is het contact met het AMK. Dit kan zonder toestemming van ouders of wettelijke vertegenwoordiger. Een ander uitzondering is gemaakt in het convenant GGZ-volwassenenzorg & jeugdzorg. Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA) en haar Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en Raad voor de Kinderbescherming Amsterdam mogen informatie opvragen bij een GGZ-instelling als er sprake is van behoefte aan genuanceerde informatie om een betere inschatting te kunnen maken welke invloed het ziektebeeld heeft op de thuissituatie. Wees zorgvuldig met schriftelijke informatie. Ouders/verzorgers hebben recht op inzage in (observatie)verslagen en formulieren. Dit geldt niet voor anonieme werkverslagen.. Schrijf daarom alsof de ouders/verzorgers over je schouder meekijken. Beschrijf waarneembaar gedrag en wees voorzichtig met interpretaties. Als de ouders/verzorgers een verslag willen inzien, kun je voorstellen om het samen met hen te lezen. Erover te praten en waar nodig toe te lichten. Indien gewenst kan daarna een kopie worden meegegeven. Een andere mogelijkheid is om de belangrijkste punten uit het verslag en afspraken tijdens het gesprek op papier te zetten en aan de ouders/verzorgers te geven. Dit vormt tegelijk een leidraad voor eventuele vervolggesprekken. Alle schriftelijke informatie in de vorm van een dossier, moet goed worden opgeborgen in een afsluitbare kast. Informatie die niet (meer) relevant is moet worden vernietigd of aan ouders/verzorgers worden meegegeven. Schriftelijke informatie mag niet zonder toestemming van ouders/verzorgers aan derden worden verstuurd. Het AMK is hierop een uitzondering. Schriftelijke informatie die de instelling van derden ontvangt, moet ook met toestemming van de ouders/verzorgers zijn verstuurd. Als dit niet zo is, is het verstandig de informatie terug te sturen.
39