Rapport Gemeentelijke Ombudsman
Besluit op bezwaar niet uitgevoerd
Gemeente Amsterdam Dienst Werk en Inkomen
10 september 2009 RA0942181
Samenvatting De Dienst Werk en Inkomen beëindigt een aanvullende bijstandsuitkering. Het bezwaarschrift van cliënte wordt gegrond verklaard en haar uitkering moet in afwachting van nader onderzoek ongewijzigd worden voortgezet. Wanneer zij na twee maanden nog geen geld heeft ontvangen, dient haar advocaat op 26 maart 2009 een bezwaarschrift in tegen de fictieve weigering om het besluit op bezwaar uit te voeren. Ze gaat ook naar de Gemeentelijke Ombudsman. Dat leidt in ieder geval tot het verstrekken van een voorschot. De dienst erkent dat na de beslissing op bezwaar de uitkering ongewijzigd had moeten worden voortgezet. Ook had al direct een voorschot moeten worden verstrekt. De ombudsman komt tot het oordeel dat, nu de dienst in gebreke is gebleven het besluit op bezwaar uit te voeren, in strijd met de rechtszekerheid is gehandeld.
Oordeel De onderzochte gedraging is onbehoorlijk.
Datum: 10 september 2009 Rapportnummer: RA0942181 Paginanummer: 2
Verzoek Het verzoek tot onderzoek is op 30 maart 2009 op het spreekuur ingediend en betreft de gemeente Amsterdam, Dienst Werk en Inkomen. Het gevraagde onderzoek heeft betrekking op: het uitvoeren van een besluit op bezwaar.
Bevindingen achtergrond van het verzoek Verzoekster is alleenstaande ouder en draagt de zorg voor een kind van elf jaar. Bij besluit van 17 oktober 2008 beëindigt Werkplein Zuidoost van de Dienst Werk en Inkomen (DWI) verzoeksters aanvullende bijstandsuitkering per 15 oktober 2008. Haar bezwaarschrift van 26 november 2008 wordt op 27 januari 2009 gegrond verklaard. Het besluit van 17 oktober 2008 wordt ingetrokken en verzoeksters recht op uitkering moet in afwachting van nader onderzoek ongewijzigd worden voortgezet. Wanneer verzoekster na twee maanden nog geen geld heeft ontvangen, dient haar advocaat op 26 maart 2009 een bezwaarschrift in tegen de fictieve weigering om het besluit op bezwaar uit te voeren1. Verzoekster heeft op dat moment al vijf maanden geen aanvullende uitkering meer. Daarom wendt ze zich een paar dagen later tevens tot de Gemeentelijke Ombudsman. nadere ontwikkelingen De Gemeentelijke Ombudsman neemt contact met het Klachtenteam van de dienst op. Het Klachtenteam weet het Werkplein te overtuigen van de noodzaak een voorschot aan verzoekster over te maken. Op 2 april 2009 ontvangt verzoekster dat voorschot. Op 8 april 2009 besluit de dienst het bezwaarschrift niet-ontvankelijk te verklaren en de gevraagde proceskostenvergoeding niet toe te kennen. De dienst motiveert dat als volgt:
1
Wet werk en bijstand
Art. 79. - Begrip besluit Voor de toepassing van artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt met een besluit gelijkgesteld het nalaten van een handeling die strekt tot uitvoering van het besluit inzake de verlening of terugvordering van bijstand of het verrichten van een handeling die afwijkt van dat besluit. Memorie van Toelichting bij artikel 79 Evenals dat in het kader van de Abw het geval is, biedt dit artikel de mogelijkheid om een bezwaarschrift in te dienen, c.q. beroep in te stellen tegen het nalaten van een handeling die strekt tot uitvoering van een besluit inzake de verlening of terugvordering van bijstand of tegen het verrichten van een handeling die afwijkt van zo'n besluit. Het betreft hier een uitvoeringshandeling die naar het oordeel van belanghebbende ten onrechte achterwege blijft of een handeling die naar het oordeel van belanghebbende afwijkt van het besluit tot het verlenen of terugvorderen van bijstand....
Datum: 10 september 2009 Rapportnummer: RA0942181 Paginanummer: 3
‘….. Voor het uitvoeren van een besluit geldt geen wettelijke termijn. Volgens jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep is een besluit binnen een redelijke termijn uitgevoerd wanneer de betaling plaatsvindt in de maand volgend op het besluit. Het weigeren een besluit uit te voeren kan als besluit worden gezien volgens artikel 79 WWB. Op 27 januari 2009 hebben wij besloten dat de intrekking van uw bijstand per 15 oktober 2008 niet terecht was. Uw uitkering moest hersteld worden vanaf 15 oktober 2008. Wij kunnen de hoogte van de bijstand pas vaststellen als wij weten hoe hoog uw eigen inkomsten zijn. De hoogte van uw inkomsten was bij ons niet bekend. Daarom konden wij nog niet tot uitbetaling overgaan in februari 2009. Wij hebben u op 24 februari 2009 schriftelijk uitgenodigd om op 3 maart 2009 uw inkomstengegevens vanaf 1 september 2008 over te leggen. U heeft op 3 maart 2009 niet alle gegevens overgelegd. Daarom hebben wij op 19 maart 2009 nog een termijn geboden tot 2 april 2009 om onder andere uw loonstroken van november 2008 en december 2008 en een bewijs van beëindiging van uw arbeidsovereenkomst bij [naam werkgever] te leveren. Inmiddels is op 2 april 2009 een voorschot van € 1.000,00 verstrekt. Van het weigeren de beslissing op bezwaar uit te voeren is dus geen sprake. Er is dan ook geen besluit in de zin van artikel 79 WWB..…..’ Verzoeksters advocaat wijst de dienst tussen januari en maart op de zogenaamde vijf-dagentermijn voor het uitvoeren van een besluit op bezwaar2. DWI antwoordt dat dit een interne regel is waarop de advocaat zich niet kan beroepen. De advocaat informeert de Gemeentelijke Ombudsman over het bovenstaande. reactie van de Dienst Werk en Inkomen De dienst had naar aanleiding van de beslissing op bezwaar van 27 januari 2009 de uitkering direct moeten opvoeren en dus ongewijzigd moeten voortzetten. Ook had al direct een voorschot moeten worden verstrekt. Geen van beide is gebeurd; dat is onzorgvuldig. Het onderzoek naar de inkomsten had immers daarna kunnen plaatsvinden. Dat voorschotten werden verstrekt, gebeurde op verzoek van het klachtenteam, nadat de Gemeentelijke Ombudsman vragen had gesteld. Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat de beslissing op bezwaar van 8 april niet juist is geweest. Daarom is besloten de beslissing te herzien en de gevraagde proceskostenvergoeding 2
beleidsvoorschriften DWI heeft Beleidsvoorschriften opgesteld, die de uitvoeringspraktijk voor de Wet werk en bijstand in Amsterdam beschrijven. Hoofdstuk 11 betreft de rechtsbescherming. Onderdeel 3 (Bezwaar en Beroep) bevat onder meer de volgende passage: Uitvoering beslissing De medewerker Bezwaar stuurt de beslissing aan het betrokken Werkplein. Ook een klant kan zich op het Werkplein melden met het besluit. Handel de beslissing op bezwaar met voorrang binnen vijf werkdagen af. Om de beslissing op bezwaar uit te voeren hoef je niet opnieuw een primair besluit te (laten) nemen. Dit moet wel als dit uitdrukkelijk staat in de beslissing op bezwaar. De Beleidsvoorschriften zijn integraal op de website van DWI te vinden (zie www.dwi.amsterdam.nl onder ‘Wet- en regelgeving’).
Datum: 10 september 2009 Rapportnummer: RA0942181 Paginanummer: 4
alsnog te vergoeden. Verzoekster (lees: haar gemachtigde) krijgt een nieuwe beslissing op bezwaar. Verder heeft de dienst onzorgvuldig gehandeld door pas op 24 februari gegevens bij verzoekster op te vragen, terwijl het dossier al op 5 februari in onderzoek was genomen. De reden hiervan is simpel: de zaak is bij de dienst blijven liggen. herziene beslissing op bezwaar Het bezwaar tegen de fictieve weigering wordt – net zoals het besluit op bezwaar van 8 april 2009 - niet-ontvankelijk verklaard. Het besluit bevat grotendeels dezelfde tekst als het besluit van 8 april. De dienst houdt vast aan zijn standpunt dat er geen sprake is van een weigering om het besluit uit te voeren: verzoekster heeft een voorschot ontvangen. Er is dus geen procesbelang meer bij de behandeling van het bezwaarschrift. Wel vindt de dienst dat de betaling en het inkomstenonderzoek niet binnen een redelijke termijn zijn gebeurd. Daarom vergoedt de dienst de kosten van rechtsbijstand door de advocaat vanwege het indienen van het bezwaarschrift. reacties op bevindingen Het resultaat van het onderzoek is als verslag van bevindingen naar verzoekster en naar de dienst gestuurd teneinde een nadere reactie mogelijk te maken. Verzoeksters gemachtigde bericht dat verzoekster met het verslag instemt. DWI kan zich eveneens in het verslag vinden.
Behoorlijkheidsvereisten De ombudsman toetst de gedragingen en handelingen van gemeentelijke instanties aan behoorlijkheidsvereisten. In dit onderzoek is getoetst aan het rechtszekerheidsvereiste.
Overwegingen Het rechtszekerheidsvereiste houdt in dat een bestuursorgaan gevolg geeft aan rechterlijke uitspraken en beslissingen op bezwaarschriften. De onderhavige situatie betreft de uitvoering van een besluit op een bezwaarschrift. Het vereiste had in dit geval met zich meegebracht dat de dienst de beslissing voortvarend had uitgevoerd, óók wanneer die haar onwelgevallig was. Die voortvarendheid is ook neergelegd in de Beleidsvoorschriften van de dienst. Deze voorschriften behelzen de manier waarop medewerkers van de dienst de Wet werk en bijstand dienen uit te voeren. In deze voorschriften is opgenomen dat een beslissing op bezwaar met voorrang binnen vijf werkdagen moet worden afgehandeld. In dit geval had dat concreet betekend dat de dienst binnen vijf werkdagen een voorschot had betaald en het benodigde onderzoek meteen ter hand had genomen. Vast staat dat daarvan hier geen sprake is geweest: het dossier is na meer dan de genoemde vijf werkdagen in onderzoek genomen en vervolgens heeft het nog drie weken geduurd voordat de dienst contact met verzoekster heeft opgenomen. Eveneens staat vast dat pas meer dan twee maanden na de beslissing op bezwaar een voorschot werd betaald en bovendien pas na aandringen van het Klachtenteam, vanwege interventie door de Gemeentelijke Ombudsman. De conclusie van de dienst in de besluiten op bezwaar van 8 april en 3 juni dat er van een weigering om het besluit van 27 januari uit te voeren geen sprake is geweest, is formeel juist. Van een adequate uitvoering van de beslissing op het bezwaarschrift is gezien het bovenstaande echter in geen enkel opzicht sprake geweest. Daarbij komt dat het niet uitvoeren rechtstreekse
Datum: 10 september 2009 Rapportnummer: RA0942181 Paginanummer: 5
(financiële) gevolgen voor een cliënt heeft, zeker wanneer daarbij ook een kind is gemoeid zoals hier het geval was. De gang van zaken getuigt niet van een zakelijke, dienstverlenende en professionele houding. Aan het rechtszekerheidsvereiste is in geen enkel opzicht voldaan. Dit alles klemt te meer nu de ombudsman er in diverse rapporten en jaarverslagen op heeft gewezen dat beslissingen op bezwaar, net zoals rechterlijke uitspraken, naar behoren maar in ieder geval binnen de genoemde vijf werkdagen behoren te worden uitgevoerd. In de twee besluiten op bezwaar voert de dienst aan dat een besluit binnen een redelijke termijn is uitgevoerd wanneer de betaling plaatsvindt in de maand volgend op het besluit. Nu dat niet is gebeurd, is de dienst – overigens pas in tweede instantie - tot vergoeding van de rechtsbijstandkosten overgegaan. Met dit argument miskent de dienst de eigen Beleidsvoorschriften die uitvoering van een besluit op bezwaar binnen vijf werkdagen voorschrijven. Dat het hier om interne voorschriften zou gaan, wil nog niet zeggen dat de uitvoering meer dan twee maanden op zich kan laten wachten. Bovendien gaat de afdeling daarmee volledig voorbij aan de visie van de DWI-directie en de achtereenvolgende verantwoordelijke wethouders op dit punt. In diverse gesprekken heeft de directie de Gemeentelijke Ombudsman de afgelopen jaren gezegd groot belang te hechten aan een vlotte uitvoering van beslissingen op bezwaar en van rechterlijke uitspraken. Dit blijkt ook uit de bestuurlijke reactie van 8 juni 2009 op het jaarverslag 2008 van de Gemeentelijke Ombudsman: Binnen DWI geldt de afspraak dat een beslissing op bezwaar binnen vijf werkdagen door de betreffende medewerker van het Werkplein wordt uitgevoerd. De afdeling JZ controleert of uitvoering ook werkelijk heeft plaatsgevonden. Als dat niet het geval is wordt rechtstreeks contact opgenomen met de teammanager en wordt een en ander doorgans dezelfde dag in orde gemaakt en de medewerker op zijn gedrag aangesproken. Het Werkplein heeft dus een uitvoerende taak en de afdeling Juridische Zaken een controlerende rol. Geen van beide is naar behoren geschied. Ook deze zaak toont daarom weer aan dat onverminderde aandacht van de directie voor dit punt dringend noodzakelijk is.
Oordeel De onderzochte gedraging is onbehoorlijk.