VERVOERKAMER
BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 27e, tweede lid, van de Loodsenwet
Nummer
103449 / 11
Betreft zaak:
1 1.
2
Correctiefactor FLO/ FLP 2011
Inleiding In dit besluit stelt de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) de correctiefactor als bedoeld in artikel 27e, tweede lid, Loodsenwet vast, die de Raad in acht zal nemen bij de vaststelling van de loodsgeldtarieven 2011.
Aanleiding
2.
Per 1 januari 2008 is de Wet markttoezicht registerloodsen1 in werking getreden.2 Deze wet is een integraal deel van de Loodsenwet3 (hierna: LW).
3.
In de Memorie van Toelichting bij de Wet markttoezicht registerloodsen4 is aangegeven dat de eventuele invoering van marktwerking wordt opgeschort tot 1 januari 2019. In deze periode kan de prepensioenproblematiek als gevolg van het hanteren van het omslagstelsel uiterlijk in 2018 worden opgelost. Hiermee worden tariefstijgingen vermeden. Het gaat daarbij om toekomstige aanspraken voor Functioneel Leeftijdsontslag (FLO) van het varend personeel van de Nederlands Loodswezen BV en het Functioneel Leeftijdspensioen (FLP) voor de registerloodsen die op 1 juli 2008 ouder dan 55 waren.5
4.
De oplossing van de prepensioenproblematiek bestaat uit het continueren van de gewoonte die was ontstaan bij het Loodswezen om een bepaald percentage 22%6, te reserveren, om daarmee over te kunnen stappen op een stelsel van kapitaaldekking.
1 2
3 4 5
6
Wet van 20 december 2007, Stb.2007, 559. Zie enig artikel van het Besluit van 20 december 2007, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet markttoezicht registerloodsen. Stb. 2007, 560. Wet van 7 juli 1988, houdende regels betreffende loodsen. Stb.1988, 353. Kamerstukken II, 2006-2007, 30913, nr. 3, blz. 2. Zie rapportage Hewitt Associates B.V. Prognose uitkeringen en ontwikkeling voorziening voor FLO/ FLP regelingen bij het Nederlands Loodswezen, Amsterdam d.d. 31 juli 2008. Rapport van de heer Koopmans, d.d. 17 maart 2004, blz. 2.
1
De Raad heeft deze gewoonte als uitgangspunt genomen voor haar besluit van 16 september 2008, waarmee ex artikel 27e, eerste lid, LW het schema van stortingen ten behoeve van de reservering voor FLO en FLP is vastgesteld.7 5.
In de Memorie van Toelichting op de Loodsenwet8 is aangegeven dat het verstandig lijkt in de eerste periode zoveel mogelijk reserves op te bouwen om gedurende een zo lang mogelijke termijn rendement op het kapitaal te kunnen behalen. Met een dergelijke aanpak kan het kabinetsbesluit over de vaststelling van een overgangsregime worden uitgevoerd.9
6.
Uit het advies dat Hewitt Associates BV10 (verder: Hewitt) heeft uitgebracht ten behoeve van de vaststelling van de correctiefactor voor de loodsgeldtarieven in het jaar 2009, is de Raad gebleken dat er reeds vanaf 2010 ruimte is ontstaan om de reservering voor FLO en FLP tot 2019 geleidelijk af te bouwen. Hiermee kan de Raad invulling geven aan het uitgangspunt van de wetgever dat schoksgewijze tariefontwikkelingen vermeden moeten worden in het belang van de evenwichtige ontwikkeling van de havensector. Gelet hierop heeft de Raad onderzocht of reeds vanaf 2010 de reserveringen voor FLO en FLP met de correctiefactor structureel kunnen worden afgebouwd. Naar aanleiding van dit onderzoek is een scenario opgesteld dat de Raad wenst te hanteren bij de afbouw van de reserveringen voor FLO/ FLP. Op grond van dit scenario is de correctiefactor voor 2010 vastgesteld op 6%.
3 7.
Wettelijk kader Om schoksgewijze tariefontwikkelingen te vermijden en in het belang van de evenwichtige ontwikkeling van de havensector11 heeft de Raad op basis van artikel 27e, tweede lid, LW de bevoegdheid gekregen om bij besluit een correctiefactor vast te stellen welke bij de vaststelling van de loodsgeldtarieven in acht wordt genomen. Voorafgaand aan het nemen van het besluit dient de Raad op grond van artikel 27e, tweede lid, LW, advies te vragen aan een actuaris.
7 8 9 10
11
Besluit van 16 september 2008, zoals gewijzigd in het besluit op bezwaar van 29 april 2009. Kamerstukken II, 2006-2007, 30913, nr. 3, paragraaf 4.2.4. Kamerstukken II 2003/ 04, 24 036, nr. 302. Zie rapportage Hewitt Associates B.V. Prognose uitkeringen en ontwikkeling voorziening voor FLO/ FLP regelingen bij het Nederlands Loodswezen, Amsterdam d.d. 31 juli 2008, bijlage 9.1. Kamerstukken II, 2006-2007, 30913, nr. 3, paragraaf 4.2.5.4.
2
4
Procedure
8.
De Raad stelt vast dat de Loodsenwet geen regels geeft ten aanzien van de procedure voor de vaststelling van een correctiefactor op grond van artikel 27e, tweede lid, Lw, anders dan de verplichting om voor vaststelling advies te vragen aan een actuaris.
9.
Met het oog op een zorgvuldige voorbereiding van het besluit heeft de Raad de Nederlandse Loodsencorporatie (NLc) geconsulteerd12. Een concept van dit besluit is op 5 oktober 2010 aan de NLc voor commentaar toezonden. Op 14 oktober 2010 heeft de NLc laten weten dat zij geen opmerkingen heeft en het besluit geen bedrijfsvertrouwelijke gegevens bevat.
5
Correctiefactor
Vaststelling generieke correctiefactor 10. De Raad heeft voor de vaststelling van de correctiefactor voor 2011 onderzocht of het in 2009 gekozen scenario, dat is opgenomen in het FLO en FLP besluit 2010, ook voor het jaar 2011 kan worden gebruikt. In het onderzoek is getoetst of ook in 2011 wordt voldaan aan de randvoorwaarden waarbinnen het scenario is opgesteld. Deze randvoorwaarden zijn in de eerste plaats dat de voorziening voor FLO en FLP niet negatief mag worden. In de tweede plaats dat de opbouw van voldoende vermogen uiterlijk in plaats van 31 december 2018, 31 december 2017 gereed moet zijn. In de derde plaats dienen er geen tussentijdse stijgingen in de percentages/ correctiefactor op te treden. In de vierde plaats wordt rekening gehouden met het aflopen van de specifieke afspraken rond de tijdelijke correctie van de reserveringen voor FLO en FLP voor het havengebied Rotterdam-Rijnmond, zodat er in 2012 geen stijging optreedt in de percentages voor dit havengebied. In de vijfde en laatste plaats is, vanaf 2012, gekozen voor een lineaire afbouw van het percentage zodat overeenkomstig de bedoeling van de wetgever een schoksgewijze tariefontwikkeling kan worden voorkomen. 11.
12
Het scenario is zodanig beschreven, dat telkens het binnen het scenario te reserveren deel van de loodsgeldomzet is weergegeven. De vermelde percentages zijn exclusief de tijdelijke correctie van de reserveringen voor de havengebieden Rotterdam-Rijnmond en AmsterdamIJmond in de jaren 2009 tot en met 2011.
103449/6
3
2009 2010
22,0% 16,0%
2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018
16,0% 12,5% 11,0% 9,4% 7,9% 6,3% 4,8% 0,0%
12. Om te waarborgen dat er in 2019 voldoende middelen zijn gereserveerd om de alsdan bestaande toekomstige aanspraken FLO en FLP te kunnen voldoen, heeft de Raad in genoemde meerjarentabel enkele marges ingebouwd. In de eerste plaats is de Raad uitgegaan van een behoedzame inschatting van de ontwikkeling van de omzet uit de loodsgelden. In de tweede plaats is voor het rendement over de gereserveerde middelen voor FLO en FLP, een prudente aanname gedaan. Tenslotte is voor dit scenario een extra buffer ingebouwd door de aanname dat reeds per 31 december 2017 voldoende middelen gereserveerd dienen te zijn om over te stappen op een systeem van kapitaaldekking. 13.
Uit het hiervoor bedoelde onderzoek is gebleken dat voor een tweetal scenario’s, die betrekking hebben op de hoogte van de omzet uit de loodsgelden, de affinancieringsdatum 1 januari 2019 met de terugvloeiing in 2010 en 2011 van de extra dotatie over 2007 en 2008, niet in gevaar komt.13 Gegeven de onderzoeksresultaten kiest de Raad ervoor om voor 2011 het in het jaar 2010 aangevangen scenario te continueren. Dit scenario biedt het meest stabiele tariefbeeld voor alle havengebieden in Nederland. Voorts wordt hiermee, tevens rekening houdend met de tijdelijke correctie voor het havengebied Rotterdam-Rijnmond in 2011, de gewenste stabiele opbouw van de reservering voor FLO en FLP bereikt.
14. De Raad zal de opbouw van de reserveringen voor FLO en FLP blijvend monitoren. De Raad stelt daarom de correctiefactor slechts voor één jaar vast om zodoende, als dit nodig mocht blijken, bij te kunnen sturen. Op deze wijze kan een eventueel tekort – voor zover nodig om de prepensioenproblematiek uiterlijk 31 december 2018 op te lossen – door middel van een ten opzichte van het gekozen scenario lager vastgestelde correctiefactor worden ingehaald.
13
Zie rapportage Hewitt Associates B.V. “ Prognose uitkeringen en ontwikkeling voorziening voor FLO/ FLP regelingen bij het Nederlands Loodswezen”, Amsterdam d.d. 30 september 2010, pag. 7.
4
15.
Gelet op het voorgaande stelt de Raad de correctiefactor voor 2011 vast op 6%, waarmee de dotatie voor de reservering FLO en FLP, gelet op het besluit van de Raad op grond van artikel 27e, eerste lid, LW, voor het jaar 2011, 16 % bedraagt.
Vaststelling aanvullende correctiefactor havengebied Rotterdam-Rijnmond 16. De Raad maakt tevens gebruik van haar bevoegdheid een correctiefactor vast te stellen om afspraken die het NLc gemaakt heeft met de sector in de Overleggroep Loodsgeldtarieven en het ministerie, na te komen.14 Deze afspraak houdt in dat de extra inkomsten in 2007 en 2008 als gevolg van de tariefkoppeling tussen Antwerpen en Rotterdam, waardoor de tarieven 2007 en 2008 in afwijking van het door de NLc gedane tariefvoorstel hoger zijn vastgesteld, als extra dotatie aan de reservering voor FLO/ FLP worden toegevoegd. Afgesproken is dat deze extra dotatie vervolgens terugvloeit naar de havengebieden Rotterdam-Rijnmond en Amsterdam-IJmond, zodra de ontkoppeling van de tarieven tussen Antwerpen en Rotterdam met het Ontkoppelingsverdrag15 gerealiseerd zal zijn. Partijen hebben aangegeven dat de extra dotatie door middel van de vaststelling van een correctiefactor zoals bedoeld in artikel 27e, tweede lid, LW, terug kunnen vloeien. De ontkoppeling is op 1 januari 2009 gerealiseerd. 17. Op 14 februari 200816 heeft overleg tussen NMa, de NLc en de aangewezen openbare lichamen en representatieve organisaties van ondernemers plaatsgevonden over de interpretatie van de afspraken, uit 2007, over de wijze van terugvloeien van deze extra inkomsten als gevolg van de koppeling. Zowel deze organisaties als het NLc gaven de voorkeur aan een oplossing waarbij de extra inkomsten gegenereerd in Amsterdam in één kalenderjaar, te weten 2009, terugvloeien en de inkomsten gegenereerd in RotterdamRijnmond in drie jaar, te weten gelijkelijk verdeeld over de jaren 2009 tot en met 2011. 18. Bij brief van 24 april 2008 heeft de NLc laten weten dat de extra inkomsten als gevolg van de koppeling voor het havengebied Amsterdam-IJmond in 2007 en 2008 en rekening houdend met de (verwachte) rente tot en met eind 2009 € 477.000 waren en voor het havengebied Rotterdam-Rijnmond, inclusief de verwachte rente tot en met eind 2011 € 14.094.000. Deze bedragen zijn voor 2007 gebaseerd op realisatie en voor 2008 op begroting.
14
Brief d.d. 21 februari 2007 met kenmerk NLC/ RvG/ CvdB/ 1835.
15
Trb. 2005, 328.
16
Het verslag van deze bijeenkomst is gevoegd als bijlage bij de brief van 14 maart 2008 met het kenmerk 2000103/ 5.B763.
5
19. In 2009 is de aanvullende correctiefactor vastgesteld op een zodanige hoogte dat de inkomsten uit de tarieven voor: - het havengebied Amsterdam-IJmond verlaagd worden met € 477.000 (te verrekenen in de tarieven voor 2009) - het havengebied Rotterdam-Rijnmond verlaagd worden met € 4.698.000, zijnde 1/ 3 van voormeld bedrag van € 14.094.000 (te verrekenen in de tarieven 2009-2011). 20. De Raad is voornemens voor 2011 de correctiefactor voor het havengebied RotterdamRijnmond conform de afspraak van 14 februari 2008 vast te stellen. Gelet hierop wordt de correctiefactor voor het havengebied Rotterdam-Rijnmond voor 2011 vastgesteld op de in randnummer 15 bedoelde 6%, verhoogd met € 4.698.000, zijnde 1/ 3 van voormeld bedrag van € 14.094.000. Uitgaande van de omzet zoals begroot in het tariefvoorstel 2011 komt dit indicatief neer op een aanvullende correctiefactor van 4,06% voor het betreffende havengebied. 21. Bij het vaststellen van de aanvullende correctiefactor voor het havengebied RotterdamRijnmond voor het jaar 2011 is rekening gehouden met hetgeen de NLc in haar bijgesteld tariefvoorstel 201017 heeft voorgesteld om, na afloop van de periode 2009 tot en met 2011, te bepalen wat de werkelijke teruggave is geweest en de verschillen met de voorgenomen teruggave te verwerken in het tariefvoorstel voor het eerst volgende jaar. Voor RotterdamRijnmond betreft dit het tariefvoorstel 2013. Voor Amsterdam-IJmond heeft de Raad geconstateerd dat de werkelijke teruggave, rekening houdende met de rente, in het tariefvoorstel 2011 is verwerkt.18 De Raad ziet dan ook geen aanleiding hiervan af te wijken.
6
Advies actuaris
22. De Raad dient op grond van artikel 27e, tweede lid, LW voorafgaand aan het besluit waarmee de correctiefactor wordt vastgesteld, advies in te winnen bij een actuaris. Op 17 september 2010 is derhalve Hewitt Associates B.V. om bedoeld advies gevraagd19. Op 30 september 2010 heeft Hewitt Associates B.V. advies uitgebracht.20 In dit advies wordt aangegeven dat het met het in randnummer 10 bedoelde scenario, in combinatie met de teruggave van de extra dotatie voor FLO en FLP over 2007 en 2008, mogelijk is en blijft om uiterlijk op 1 januari 2019 de op dat moment resterende verplichting FLO/ FLP op basis van kapitaaldekking te financieren. 17 18 19 20
Zie brief d.d 4 november 2009 met kenmerk NLC/ EvD/ 2987 (NMa 200136/ 60). Zie brief 103451/ 6 d.d. 28 april 2010, Financiële verantwoording 2009 van het Nederlands Loodswezen. Zie brief 103449/ 1 B763. Zie rapportage Hewitt Associates B.V. Prognose uitkeringen en ontwikkeling voorziening voor FLO/ FLP regelingen bij het Nederlands Loodswezen, Amsterdam d.d. 30 september 2010. Zie brief 103449/ 6.
6
7
Besluit
23. De Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit stelt vast dat: de correctiefactor voor 2011 6% bedraagt, waarmee de dotatie voor de reservering FLO en FLP, gelet op het besluit van de Raad op grond van artikel 27e, eerste lid, LW, 16 % bedraagt; waarbij voor 2011 de correctiefactor bij de vaststelling van de tarieven op grond van artikel 27f, eerste lid, Loodsenwet, resulteert in een verhoging met € 4.698.000 als gevolg van de overeengekomen teruggave voor het havengebied Rotterdam-Rijnmond.
Datum: 12 november 2010 De Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, namens deze:
w.g.
J.Th. A. de Keijzer Lid van de Raad van Bestuur
Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na de dag van bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, Juridische Dienst, Postbus 16326, 2500 BH, Den Haag. In dit bezwaarschrift kan een belanghebbende op basis van artikel 7:1a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit verzoeken in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de administratieve rechter.
7