Beschouwingen bij de Nederlandse rechtspraak en de advocatuur in ondernemingszaken
Van historische realiteit naar het monopolie van de advocatuur
Auteur:
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. J.G. Scholten Schoonhoven, 8 juni 2015
© Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. Alles in deze uitgave is gecommuniceerd met de ontvangers. De ontvangers zijn er met regelmaat op gewezen dat Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. zich nadrukkelijk het recht voorbehoudt haar brieven en stukken te publiceren. Voor het publicatiebeleid zie pagina 39 en verder van deze publicatie. De informatie in deze uitgave is open informatie en te gebruiken zonder voorafgaande toestemming van de auteur onder voorbehoud van bronvermelding. Ten behoeve van deze publicatie kan de lay-out van brieven en stukken zijn aangepast. De tekst is volledig conform het origineel. Daar waar de verwijzing (zie pagina 44) is opgenomen, wordt verwezen naar de betreffende pagina in deze publicatie. Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. Waagmeestersstraat 12 2871 GK Schoonhoven
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
2 / 387
Beschouwingen bij de Nederlandse rechtspraak en de advocatuur in ondernemingszaken
Hoofdstuk I: Juridisch advies nodig? Wie betaalt de rekening? Hoofdstuk II: Wat is ‘juridisch advies’ van een advocaat in een procedure? Van historische realiteit naar een toneelstuk met enkele goochelaars en een trukendoos. Hoofdstuk III: Correspondentie inzake J.A. Nederend Holding B.V. c.s., Rabobank Utrechtse Waarden en Rabobank Nederland. De Nederlandse rechtspraak en haar deelnemers zijn feilloos, onaantastbaar en onaanraakbaar. Hoofdstuk IV: Nabeschouwing ‘… ze hieven het glas, deden een plas en alles bleef zoals het was’
Gepubliceerd via de website www.bedrijfsadviseur.biz in juni 2015. Op deze website staan meerdere relevante brieven en stukken over deze en andere onderwerpen, zie de tab Stekeligheden op deze website.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
3 / 387
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ........................................................................................................................................ 4 Hoofdstuk I – Juridisch advies nodig? ..................................................................................................... 6 0. Inleiding ........................................................................................................................................... 8 1. Kunt u uw advocaat vertrouwen? .................................................................................................. 10 2. Kunt u op de rechtspraak vertrouwen? ......................................................................................... 13 3. Kunt u op curatoren vertrouwen? .................................................................................................. 17 4. Kunt u het Ministerie van Veiligheid en Justitie vertrouwen? ........................................................ 20 5. Wat u niet weet over de faillissementswet. ................................................................................... 24 6. Wat u niet weet over de systeemcrash die al bestaat. .................................................................. 32 7. Waarom zijn er wel critici/klokkenluiders over strafrecht en niet over civiel recht?....................... 36 8. De verantwoording door WBA en haar publicatiebeleid. ............................................................... 39 Bijlage: curatoren en faillissementsverslagen ................................................................................... 43 Hoofdstuk II – Wat is ‘juridisch advies’ van een advocaat? .................................................................. 44 0. Inleiding (18-05-2015) ................................................................................................................... 46 1. De Commissie Insolventierecht, prof. mr. S.C.J.J. Kortmann (09-06-2008) ................................. 47 2. Rowood B.V., t.a.v. dhr. P.J.L. Verhoeven (05-12-2014) .............................................................. 50 3. President van Rechtbank Overijssel, Enschede (09-12-2014) ..................................................... 52 4. La Gro Advocaten, t.a.v. mr. R.P. de Bruin (22-12-2014) ............................................................. 54 5. Cremers De Koning Advocaten, t.a.v mr. P. de Koning (30-12-2014) .......................................... 63 6. Rechtbank Zeeland – West Brabant, Breda (30-12-2014) ............................................................ 66 7. Greveling Advocaten, t.a.v. mr. D.K. Greveling (21-02-2015) ....................................................... 68 8. ABN AMRO Bank N.V., Directoraat Kredietverlening (21-02-2015) ............................................. 72 9. Van Twist Advocaten, t.a.v. mr. B.G. van Twist, mr. A.C. Turner (21-02-2015) ........................... 76 10. Lindorff Credit Management B.V., Amersfoort (21-02-2015) ...................................................... 80 11. R.J. Kaas en A. van der Weijden Advocaten, t.a.v. mr. R.J. Kaas (26-02-2015)........................ 84 12. Rabobank Alblasserwaard Noord en Oost, t.a.v. dhr. R. Hoekstra (28-02-2015) ....................... 86 13. Degenaar Hoogendam Colombijn Adv., mr. R. Degenaar, mr. H. Schuurbiers (28-02-2015) .... 91 14. Van Twist Advocaten, t.a.v. mr. B.G. van Twist (28-02-2015) .................................................... 96 15. Coöperatieve Rabobank Flevoland, t.a.v. dhr. D.R.J. Brouwers (07-04-2015)......................... 101 16. Groenewegen en Partners Gerechtsdeurwaarders, t.a.v. Directie (07-04-2015) ..................... 104 17. Explease B.V., t.a.v. Directie, dhr. J. van Marwijk (08-04-2015) ............................................... 107 18. STV Mahieu advocaten, t.a.v. mr. J.H. Pelle (08-04-2015) ....................................................... 110 19. Rensen advocaten, t.a.v. mr. J.Th. van Oostrum (08-04-2015) ................................................ 113 20. Rechtbank Zeeland – West Brabant, t.a.v. Gerechtsbestuur, mr. M.W. Hoek (05-05-2015) .... 116 Bijlage: beschouwing bij civiele zaak Rowood vs Nesca T&C (19-11-2014) .................................. 120 Bijlage: beschouwingen faillissement Van Heusden Afbouw (04-12-2014) .................................... 128 Bijlage: context uitwerking faillissementswet en functioneren curator (11-2014) ............................ 133 Bijlage: de praktijk van de advocatuur in het algemeen (11-2014) ................................................. 136 Bijlage: samenhang Fw, NovA en RC/curator (11-2014) ................................................................ 139 Bijlage: beschouwingen bij faillissement J.F. Koks B.V. (11-12-2014) ........................................... 142 Bijlage: beschouwingen bij civiele procedure ABN Amro Bank vs Van Tongeren Beheer B.V. ..... 147 Bijlage: beschouwingen curator Van Tongeren Repro (10-02-2015) .............................................. 151 Bijlage: beschouwingen advocaten Van Heusden Afbouw (12-02-2015) ....................................... 153 Bijlage: beschouwingen incassoprocedure Keurentjes bij Rabobank (23-03-2015) ....................... 169 Bijlage: beschouwingen ALP Explease vs De Jong Beheer (24-03-2015) ..................................... 179 Bijlage: beschouwingen curator en RC De Timmerwinkel (13-04-2015) ........................................ 188 Hoofdstuk III – Correspondentie inzake J.A. Nederend Holding B.V. ................................................. 197 Brief 1 (aan CMS 04-09-2013) ........................................................................................................ 201 Brief 2 (aan Rabo UW 11-10-2013) ................................................................................................. 203 Brief 3 (aan Rabo UW 21-10-2013) ................................................................................................. 205 Brief 4 (aan Rabo UW 30-10-2013) ................................................................................................. 207
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
4 / 387
Brief 5 (aan Rabo UW 05-12-2013) ................................................................................................. 210 Brief 6 (aan Rabo UW 16-12-2013) ................................................................................................. 212 Brief 7 (aan Rabo UW 23-12-2013) ................................................................................................. 214 Brief 8 (aan Rabo UW 07-01-2014) ................................................................................................. 216 Brief 9 (aan Rabo UW 09-01-2014) ................................................................................................. 217 Brief 10 (aan Rabo UW 10-01-2014) ............................................................................................... 219 Brief 11 (aan Rabo UW 27-01-2014) ............................................................................................... 221 Brief 12 (aan Rabo UW 28-01-2014) ............................................................................................... 223 Brief 13 (aan Nederend Holding 28-01-2014) ................................................................................. 225 Brief 14 (aan curator 11-02-2014) ................................................................................................... 227 Brief 15 (aan Rabo UW RvC 26-02-2014) ....................................................................................... 229 Brief 16 (aan curator 24-03-2014) ................................................................................................... 232 Brief 17 (aan RC 24-03-2014) ......................................................................................................... 235 Brief 18 (aan Rabo UW RvC 01-05-2014) ....................................................................................... 236 Brief 19 (aan RC 10-06-2014) ......................................................................................................... 237 Brief 20 email (aan curator 15-08-2014) ......................................................................................... 240 Brief 21 (beschouwingen 15-10-2014) ............................................................................................ 242 Brief 22 (aan Rabo UW 15-10-2014) ............................................................................................... 256 Brief 23 (aan Rabo UW RvC 15-10-2014) ....................................................................................... 257 Brief 24 (aan Rabo NL 15-10-2014) ................................................................................................ 258 Brief 25 (aan Rabo UW 20-10-2014) ............................................................................................... 260 Brief 26 (aan president rechtbank 01-12-2014)............................................................................... 262 Brief 27 (aan president rechtbank 15-12-2014)............................................................................... 265 Brief 28 (aan president rechtbank 17-12-2014)............................................................................... 267 Brief 29 (aan president rechtbank 12-01-2015)............................................................................... 271 Brief 30 (beschouwingen 15-03-2015) ............................................................................................ 272 Brief 31 (aan gerechtsbestuur 31-03-2015) .................................................................................... 276 Brief 32 (aan RC 14-04-2015) ......................................................................................................... 278 Brief 33 (aan Rabo UW 23-04-2015) ............................................................................................... 280 Brief 34 (aan Rabo UW 29-04-2015) ............................................................................................... 284 Brief 35 (aan VMBS 07-05-2015) .................................................................................................... 286 Brief 36 (aan VanTwist 07-05-2015) ............................................................................................... 292 Brief 37 (aan curator 02-06-2015) ................................................................................................... 298 Brief 38 (aan Rabo UW 04-06-2015) ............................................................................................... 304 Bijlage: J.A. Nederend Holding B.V. begroting 2013 2013 (30-10-2013) ....................................... 310 Bijlage: J.A. Nederend Holding B.V. begroting incl. liquiditeit 2013 – 2015 (07-01-2015) .............. 314 Bijlage: schadestaat J.A. Nederend Holding B.V. en J.A. Nederend (28-01-2014) ........................ 320 Bijlage: argumentatie onrechtmatige opzegging en executie door Rabobank (10-02-2015) .......... 321 Bijlage: open brief Bedrijfsadvies Zilverstad aan RC (28-11-2014) ................................................ 323 Bijlage: beschouwing curator/RC bij faillissement (01-12-2014) ..................................................... 329 Bijlage: beschouwingen RC en curator (17-12-2014) ..................................................................... 338 Bijlage: kopie brief Ministerie van Justitie inzake preventieve maatregel ....................................... 349 Bijlage: Nederend / beschouwingen / brieven RB (31-03-2015) ..................................................... 349 Bijlage: samenvatting en conclusie brieven Rabo, curator, RC, rechtbank (29-04-02015) ............ 370 Hoofdstuk IV - Nabeschouwing ........................................................................................................... 375 0. Inleiding ....................................................................................................................................... 377 1. Het FIFA-syndroom en de gelijkenis met de ondernemingsrechtspraak .................................... 378 2. Brief aan Rabo NL (RvB) 08-06-2015 ......................................................................................... 379 3. Brief aan Ministerie van Veiligheid en Justitie, 08-06-2015 ........................................................ 382 4. Nabeschouwing: monopolie advocatuur ..................................................................................... 387
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
5 / 387
Hoofdstuk I – Juridisch advies nodig?
‘Juridisch advies nodig?’
Een praktijkverslag over 1979 t/m 2015
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
6/387
“Je moet ze wel vertrouwen maar je kunt het niet.” Opgedragen aan allen die hebben geleden, lijden en nog lijden onder de wet- en regelgeving van advocatuur tot en met rechtspraak.
Inhoudsopgave
0. Inleiding ............................................................................................................................................8 1. Kunt u uw advocaat vertrouwen? .................................................................................................. 10 2. Kunt u op de rechtspraak vertrouwen? ......................................................................................... 13 3. Kunt u op curatoren vertrouwen? .................................................................................................. 17 4. Kunt u het Ministerie van Veiligheid en Justitie vertrouwen? ........................................................ 20 5. Wat u niet weet over de faillissementswet. ................................................................................... 24 6. Wat u niet weet over de systeemcrash die al bestaat. .................................................................. 32 7. Waarom zijn er wel critici/klokkenluiders over strafrecht en niet over civiel recht?....................... 36 8. De verantwoording door WBA en haar publicatiebeleid. ............................................................... 39 Bijlage: curatoren en faillissementsverslagen ................................................................................... 43
Op de website www.bedrijfsadviseur.biz staan relevante brieven over deze onderwerpen.
J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfsadvies
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
7/387
0. Inleiding Datum:
21 januari 2015 advies nodig?’
Behandeld door:
J.G. Scholten
Kenmerk:
WBA / wbdr inleiding ‘Juridisch
Algemeen. ‘Juridisch advies nodig?’ is een ‘praktijkverslag’ van een ervaringsdeskundige, geen wetenschappelijk verantwoord onderzoeksverslag. Het is geschreven voor elke Nederlander tussen 18 en 81 jaar. De ‘interesse’ in de houding, het gedrag en de werkwijze van advocaten c.q. curatoren en hun toezichthouders is ontstaan na opgedane ervaringen rond (het kantoor van) mr. Hamburger c.s. te Delft. Dit werd de start van een schokkende maatschappelijke ervaring. In 1981 traden wij op als Sociaal Economisch Voorlichter bij het beëindigen van een glastuinbouwbedrijf. De Fa. Gebr. F. en J. van der Laar gevestigd te De Lier. Na de verkoop van het onroerend goed was er ca. hfl. 45.000,- beschikbaar voor een crediteurenakkoord. Via een surseance van betaling zou die schuldregeling moeten plaatsvinden. De crediteurenadministratie was compleet beschikbaar. De bewindvoerder haalt direct hfl. 35.000,- voor zichzelf uit de ‘pot’ voor de schuldregeling. Gesprekken en klachten over deze gang van zaken bij de bewindvoerder, de rechter-commissaris en de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten hadden geen enkel effect. Integendeel, wij begrepen het niet goed! Na verloop van tijd overleed de bewindvoerder plotseling en zijn nalatenschap ging binnen een week failliet! De clou: de pot voor de sanering was nu bijna leeg en de sanering kansloos! En de deskundigen voornoemd konden er niets aan doen en keken ernaar. Het geld was ten onrechte in een bodemloze put terecht gekomen ten koste van het doel waarvoor het bestemd was. Ontkennen, zwijgen en negeren werden de rode draad in dit verhaal. Later zijn de schuldeisers akkoord gegaan met het povere restant. Sinds 1981 is er weinig veranderd. De wereld van de advocatuur c.s. kent geen concurrentie, de kosten blijven torenhoog en klagen heeft geen enkele zin. Het wemelt er wel van de geheime afspraken uit ‘achterkamertjes’. Van ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’ zijn geen signalen bekend. Er is geen (wetenschappelijk) onderzoek naar de kwaliteit van het functioneren van de advocatuur c.s. bekend noch over de kwaliteit van de individuele advocaat. Over andere vrije beroepsbeoefenaren als medici, notarissen, accountants, taxateurs, bankiers, pensioenen verzekeringsadviseurs etc. is veel meer gepubliceerd over hun ‘kwalitatieve doen en laten’ en zijn duidelijke kwaliteitsregels afgesproken (functiescheiding). De advocatuur c.s. is een grote ‘donkere kamer’ waar transparantie minimaal is en blijft. Met alle gevolgen van dien. Wat komt ter sprake? Geen Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) hoewel daarbij (ook) gekke dingen gebeuren. Niets over de machtsverhouding tussen curator en failliet en het misbruik daarvan. Wel een beschrijving van onze ervaringen over de volgende onderwerpen. 1. Kunt u uw advocaat vertrouwen en betrouwbaar noemen? 21 januari 2014 2. Kunt u op de rechtspraak vertrouwen en die betrouwbaar noemen?
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
8/387
23 augustus 2014 3. Kunt u op curatoren en hun verslagen vertrouwen en die betrouwbaar noemen? 9 oktober 2014 4. Kunt u het Ministerie van Veiligheid en Justitie vertrouwen en betrouwbaar noemen? 27 oktober 2014 5. Wat u niet weet over de faillissementswet en geheime afspraken tussen advocaten. 9 december 2014 6. Wat u niet weet over de systeemcrash die al bestaat. 29 december 2014 7. Waarom zijn er wel critici en klokkenluiders over strafrecht en niet over civiel recht? 8 januari 2015 8. De verantwoording door WBA van haar publicatiebeleid. 19 februari 2015 Per notitie is een samenvatting en conclusie gegeven. Onze beschouwingen. Een advocaat is wetenschappelijk opgeleid, heeft een eed afgelegd, is een maatschappelijk vertrouwenspersoon en draagt een gerespecteerd uniform. Maar is die te vertrouwen en betrouwbaar? Staat het eigenbelang en dat van zijn kantoor en zijn collega’s niet altijd voorop? En waarom blijft dat zo in Nederland? J.G. Scholten, Waagmeesters Bedrijfsadvies
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
9/387
1. Kunt u uw advocaat vertrouwen? Datum:
21 januari 2014
Behandeld door:
J.G. Scholten
Kenmerk:
WBAwbdradvocatuur
A. Kunt u, ‘zonder twijfels’, uw advocaat vertrouwen en betrouwbaar noemen? Onderstaand een aantal vragen en antwoorden die in het algemeen toepasbaar zijn in het civiele recht en gericht op ondernemingen. 1. Vraag uzelf eerst af wat het eigenbelang van uw advocaat (hij / zij) is. In volgorde van belangrijkheid zijn dit met name: a. Zijn factuur betaald krijgen, dit is de korte termijn. b. Zijn collega’s te vriend houden, dit is de langere termijn. Dit betekent het reglement van de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) strikt toepassen: collega’s nooit onheus bejegenen. Praktisch wil dit zeggen: ‘nooit afvallen’, zeker niet openlijk. Want dan doen collega’s dat ook niet bij hem. Je bent immers een grote familie met hetzelfde belang. Dit hangt samen met het ‘procesmonopolie’ dat advocaten hebben. Anders dan bij de kantonrechter heb je altijd een advocaat nodig, waardoor noodzakelijke concurrentie is uitgesloten. Met alle kwaliteitsrisico’s en prijsstijgingen van dien. c. De belangen van de opdrachtgever behartigen waar dat kan en passend is. 2. Vraag u daarna af wat uw advocaat voor u kan verzwijgen in verband met zijn eigenbelang. a. Hij heeft een beroepsaansprakelijkheidsverzekering. Die schrijft voor dat als hij een ‘beroepsfoutje’ maakt, hij dat altijd moet ontkennen. Als hij zijn fout toegeeft kan de verzekeringsmaatschappij besluiten niet uit te keren. Voor opdrachtgever is dat wel even wennen want die begrijpt absoluut niet dat dit kan bestaan. b. Zijn aansprakelijkheid is vaak beperkt door zijn algemene voorwaarden en vaak gemaximeerd aan de door u betaalde factuurbedragen. Claimen heeft dus weinig zin als u zijn, en deze door u geaccepteerde spelregels, gelooft. De algemene voorwaarden heeft hij niet voor niets gemaakt, die zijn er om hem te beschermen tegen u als opdrachtgever. c. Hij belt met de collega-advocaat van de tegenpartij (als die er is). Samen komen zij er wel uit! Uiteraard rekening houdend met de antwoorden op vraag 1. Deze gesprekken en afspraken staan niet op papier richting u maar u betaalt er wel voor. Deze werkwijze past binnen de NOvA regels om ‘botsingen’ te voorkomen. Dit ‘afstemmen’ voorkomt ernstige discussie en biedt alle vrijheid en veiligheid. d. Advocaten onderling spreken elkaar niet aan op hun eigen fouten of die van hun opdrachtgevers als dat hen goed uitkomt. Als zij dat doen dan gebeurt dat buiten u om en niet op papier. Als u hen aanspreekt op hun fouten dan ontkennen zij dat ‘in alle toonaarden’ en in lijn met het antwoord op punt 2.a voornoemd.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
10/387
e. Zij vertellen u niet vooraf wie zij als klant hebben of hadden. Hetzelfde geldt voor hun kantoorgenoten etc.. Hierdoor kunnen tegenstrijdige posities ontstaan en zelfs ‘dubbele petten’. Het kan en mag niet maar ‘wat niet weet, wat niet deert’. f.
Zij vertellen u niet vooraf hoe succesvol zij zijn in de uitoefening van hun beroep. Praktisch gezien hebben zij altijd 50% kans van slagen. Natuurlijk ook 50% kans op het tegenovergestelde. Maar dat inzicht / die transparantie ontbreekt geheel terwijl dit wel uw belangrijkste succesfactor is bij het bepalen van uw keuze welke advocaat u het beste kunt kiezen.
g. De beste houding van uw advocaat bestaat uit ‘spreken is zilver en zwijgen is goud’. Hij maakt u niet wijzer dan nodig is. Een second opinion dient u te halen bij een goede en ervaren collega van hem. h. Deze criteria zijn uiteraard niet in het belang van u als opdrachtgever. Nee, zij kunnen zelfs tegen u werken zonder dat u het weet. i.
Elke vorm van onafhankelijk, objectief en zakelijk toezicht door de overheid ontbreekt. Als u het niet eens bent met uw advocaat kunt u klagen maar dat doet u uiteindelijk bij zijn collega’s (tuchtrecht).
j.
Uiteraard heeft de advocaat zwijgrecht, zowel naar zijn opdrachtgevers toe als tegenover de rechter, maar dat staat geheel los van zijn ‘spreekplicht’ over zijn eigen belangen en het recht op informatie ‘vooraf’ van zijn opdrachtgever.
3. Bijzondere functies zijn interessante alternatieven voor de advocaat. Een advocaat die ‘bewindvoerder’ is (in een surseance van betaling), of curator (in een faillissement) is dan een specialist. Op grond van de wet geniet hij dan bijzondere voorrechten. Hierbij is de rechtbank opdrachtgever en ziet een ‘rechtercommissaris van de rechtbank’ toe op zijn functioneren. Maar omdat er hierbij geen functiescheiding is ingebouwd tussen de incasso van inkomsten en de declaratie van gewerkte uren, declareert die specialist ook de desbetreffende bankrekening leeg. Jammer voor de andere schuldeisers. Wetenschappelijk onderzoek, waarin dit algemeen bekende fenomeen uitgebreid is onderzocht, ontbreekt en / of is niet gepubliceerd. Wat hierbij opvalt is dat de regels van de NOvA ook steeds strikt van toepassing zijn. Klagen bij de bewindvoerder of curator heeft praktisch geen zin en de rechtercommissaris wimpelt iedereen af, mede omdat de kring van toegestane klagers zeer beperkt is gemaakt. Met termen als ‘er zijn geen aanwijzingen gevonden’, en ‘uit onderzoek blijkt dat de specialist goed werk aflevert’ en ‘in deze beschuldigingen herken ik die specialist niet’, is 99% van de klachten afgewimpeld door ‘de slager die zijn eigen vlees heeft goedgekeurd’. 4. Waarom maakt de ‘overheid’ aan deze ongewenste situaties geen einde? Omdat het hier een zichzelf kopiërende miljardenindustrie betreft die gebaseerd is op ontelbare ‘Dark Rooms’, met name tussen en bij de welgestelden onder ons. Heeft u wel eens een schadeclaim gezien tegen een rechter-commissaris die enorm uit de bocht vloog in een faillissement waar de curator heeft geblunderd? Ook daar zijn ‘spelregels’ voor gemaakt.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
11/387
5. Het antwoord op de vraag Kunt u, ‘zonder twijfels’, uw advocaat vertrouwen en betrouwbaar noemen? luidt: nee, tenzij hij schriftelijk verklaart dat alle bovengenoemde ‘kritiekpunten’ niet door hem zijn of worden toegepast. Inclusief een stevige boeteclausule voor het geval dit achteraf een onjuiste verklaring blijkt te zijn. Uw advocaat heeft de regie en bepaalt het script voor zijn eigen toneelspel. Gelet op zijn beroepseed is het systeem goed maar de mensen die het uitvoeren deugen doorgaans niet. Door gebrek aan inzicht, openheid en passende sancties zijn ervaringen uit het verleden in dezen een prima garantie voor voortgezet succes in de toekomst.
Waagmeesters Bedrijfs Advies J.G. Scholten
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
12/387
2. Kunt u op de rechtspraak vertrouwen? Datum:
Behandeld door:
Kenmerk:
23 augustus 2014
J.G. Scholten
WBAwunwRechtspraak
B. Kunt u, ‘zonder twijfels’, op de rechtspraak vertrouwen en die betrouwbaar noemen? Onderstaand een aantal vragen en antwoorden die in het algemeen toepasbaar zijn in het civiele recht en gericht op ondernemingen. Eerder beantwoordden wij de vraag of u uw advocaat (m/v) kunt vertrouwen met ‘nee’ want: a. De advocaat zorgt eerst voor zichzelf, daarna goed voor zijn collega’s en vervolgens voor zijn opdrachtgever als dat passend is. b. Zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekering schrijft voor dat hij zijn ‘fouten’ moet ontkennen. c. De aansprakelijkheid probeert hij te beperken door zijn algemene voorwaarden, hetgeen niet kan. d. Hij belt over uw zaak met de collega van de tegenpartij (als die er is) en maakt afspraken. e. Advocaten onderling spreken elkaar niet aan op hun ‘eigen fouten’ als dat hen goed uitkomt. f. Zij vertellen u niet vooraf wie zij als klant hebben of hadden. g. De beste houding van uw advocaat bestaat uit ‘spreken is zilver en zwijgen is goud’. h. Deze criteria zijn uiteraard niet in het belang van u als opdrachtgever. i. Elke vorm van onafhankelijk, objectief en zakelijk toezicht door de overheid ontbreekt geheel. j. Uiteraard heeft de advocaat zwijgrecht, dat staat geheel los van zijn ‘spreekplicht’ over zijn eigen belangen, openheid over zijn werkwijze richting collega’s en het recht van zijn opdrachtgever om kwalitatieve informatie ‘vooraf’ te krijgen over door hem behaalde successen en falen. k. Bijzondere functies als curator en bewindvoerder zijn interessante alternatieven voor de advocaat omdat hun verdienmodel, de rechtsregels en de rechters hen nauwelijks beperkingen opleggen. Voor de goede orde: er is dus niets mis met de maatschappelijke vertrouwensfunctie van advocaat, maar wel met hun verzwegen verdienmodel en het volstrekt ontbreken van transparantie en concurrentie. Maar in de rechtspraak zijn niet alleen wetten van toepassing, onder andere ook de afspraken gemaakt tussen het Ministerie van Veiligheid en Justitie / het Openbaar Ministerie en de Nederlandse Orde van Advocaten. U behoort al die regels te kennen maar de advocaten leggen die u niet vooraf uit. Welke zijn de belangrijkste ‘afspraken’ en gebruiken die u moet weten over de rechtspraak? 1. Advocaten hebben een wettelijk monopolie, buiten de kantonrechter kunt u niet om hen heen. 2. Het civiel recht is accusatoir. Dan neemt de rechter (m/v) een passieve houding aan en laat de procespartijen hun gang gaan. Daarna neemt hij een beslissing. 3. Het strafrecht is inquisitoir. Het onderzoek naar de ‘waarheid’ (lees: feiten) staat centraal. De rechter neemt een (pro)actieve houding aan en de verdachte is onderwerp van onderzoek. De aanklager (het Openbaar Ministerie) is de tegenpartij.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
13/387
4. Tevens is er in het civiel recht de ‘afspraak’ dat de rechter niet zelf actief ‘meedenkt’. Dat heeft tot gevolg dat hij geen rekening houdt met feiten of relevante gegevens die niet door de eisende partij zijn aangedragen of door de gedaagde partij zijn ingebracht. 5. Advocaten (m/v) van procespartijen kunnen dus vooraf heimelijk met elkaar afspreken dat zij in een procedure ‘relevante gegevens’ niet, beperkt of cryptisch vermelden, zodat de rechter niet kan ingrijpen. 6. De plaatsvervangend rechter is altijd een advocaat uit de ‘buurt’ en werkzaam op een ‘goed bekendstaand’ advocatenkantoor. Een rechter mag geen advocaat zijn, een advocaat wel rechter! 7. Een procespartij kan door middel van zijn advocaat en diens netwerk ‘invloed’ uitoefenen op de keuze van de rechter die de zaak behandelt. Naast objectieve zijn subjectieve criteria van invloed. 8. De rechtbank bepaalt wie als rechter optreedt, ook dat is niet geheel objectief en zeker niet transparant. 9. De ‘nevenfuncties’ van rechters zijn openbaar. Dat betekent niet dat die gegevens volledig, juist en actueel zijn. Het netwerk van de rechter en zijn ‘contacten’ met inhoudelijke achtergronden is niet bekend. 10. De ‘nevenfuncties’ van advocaten zijn niet openbaar. Het netwerk van advocaten en zijn ‘contacten’ met inhoudelijke achtergronden is niet bekend. 11. Concurrentie houdt partijen scherp en kwaliteitsbewust. In de rechtspraak en de advocatuur is geen sprake van concurrentie. Daardoor kan ‘alles’ fout gaan zonder dat u het weet of hoort. 12. Leden van de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) zijn ‘gebonden’ om elkaar niet onheus te bejegenen. Daardoor is een kritische houding ‘over en weer’ niet aan de orde en niet openbaar. 13. De kwaliteit van een advocaat is onbekend en blijft onbekend. Toezichthouders zorgen voor ‘transparantie’ maar in de advocatuur is de eigen brancheorganisatie NOvA zelf haar wettelijke toezichthouder. 14. Kritiek op rechters, in welke vorm dan ook, is ongepast. Slecht functionerende rechters krijgen promotie en veel vonnissen van rechtbanken over ‘vervanging’ van een rechter zijn niet bekend of onnavolgbaar qua inhoud. 15. Bij advocaten, en afgeleid daarvan bij vonnissen, is het niet van belang wat er wordt gezegd, beloofd, geschreven, gesuggereerd, etc.. Van veel groter belang is daarbij wat is verzwegen, ‘volgens afspraak’ verzwegen wordt (schikkingen), weggelaten, ontkend, vermeden etc.. 16. De wet is er voor de vrienden, de interpretatie van de wet is er voor de tegenpartij (lees: vijanden). 17. Eén getuige is geen getuige, één verklaring is geen verklaring, behalve die van de advocaat. 18. Conclusies zijn snel getrokken, de juiste onderbouwing en motivering ervan ontbreekt veelal. 19. Een advocaat kan zowel een redenering als een doelredenering gebruiken. 20. De meeste verklaringen achter conclusies of stellingen van advocaten zijn niet gerelateerd aan de feitelijke situatie maar aan de belangen van de auteur. 21. De stellingen van een advocaat verworden tot ‘waarheden’ als er geen tijdig verweer is gemaakt. 22. De meest effectieve actie van de advocatuur is die van ‘dreigen’, hoe genaamd ook. De enige effectieve tegenactie is die van publiceren van het feitelijk verweer. 23. De ontkenningsstrategie van rechtbank en advocatuur is opgebouwd uit fasen. De enige effectieve tegenactie is die van publiceren van het feitelijk verweer. 24. De bewindvoerder, de curator etc., het zijn specifieke functies voorbehouden aan advocatuur. Daarbij is altijd van belang dat de rechtbank opdrachtgever hiertoe is en uit hoofde daarvan is zij verantwoordelijk en aansprakelijk voor wat de bewindvoerder en curator etc. doen en laten.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
14/387
25. Gevraagd en gekregen vertrouwen is veelal gebaseerd op vermeende verwachtingen / perceptie, niet op feiten. Het onbekende is echter veel belangrijker dan het bekende. Vertrouwenspersonen blokkeren de ratio op een uiterst geraffineerde manier, inclusief vermeend ‘functioneel’ gezag. 26. Boodschap en boodschapper zijn wezenlijk verschillende onderwerpen en niet alleen in het recht. 27. Recht kan wezenlijk losstaan van de realiteit, als de keerzijde van de onrechtvaardigheid en onrechtmatigheid van het standpunt van de tegenpartij (geen tijdige conclusie van antwoord en een verstekvonnis). 28. Heeft u ooit een vonnis gezien waarin de rechter de ‘onzin’ van een advocaat veroordeelde? Samenvatting en conclusie: het wettelijk monopolie van de advocaat in rechtspraak, het gedrag en de heimelijke werkwijze van de advocaat, het feit dat de civiele rechter alleen kan en mag reageren op wat er in de aangeleverde stukken staat (en niet zelf aanvullend op onderzoek uitgaat naar de waarheid!) en de afspraken die advocaten met elkaar heimelijk vooraf kunnen maken over hoe en wat, kunnen ertoe leiden dat elke rechtszaak door de betreffende advocaat / advocaten wordt beslist en niet door de rechter. De toepasselijke regelgeving staat dit uitdrukkelijk toe en dit is gedoogd door het Ministerie / de rechters etc.. Het antwoord op de vraag Kunt u, ‘zonder twijfels’, op de rechtspraak vertrouwen en die betrouwbaar noemen? luidt: nee! Het rechtssysteem en de rechtsregels bieden te veel ruimte aan de advocatuur om hun eigen belangen te dienen, te weten continuatie van hun verzwegen verdienmodel en het volstrekt ontbreken van transparantie en concurrentie daarbij. Onbegrijpelijk, maar het kan en mag!
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
15/387
De oplossing is dat de advocatuur geen enkele rol meer speelt in de rechtszaal en de rechtszaken en de rechters weer gaan functioneren zoals de oorspronkelijke vrederechter, zoals het ooit (bedoeld) was. Waagmeesters Bedrijfs Advies J.G. Scholten
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
16/387
3. Kunt u op curatoren vertrouwen?
Datum:
Behandeld door:
Kenmerk:
9 oktober 2014
J.G. Scholten
WBAwunwCurator&Verslagen
C. Kunt u, ‘zonder twijfels’, op curatoren en hun verslagen vertrouwen en die betrouwbaar noemen? Onderstaand een aantal vragen en antwoorden die in het algemeen toepasbaar zijn in het civiele recht en gericht op ondernemingen. Bijgaand treft u een samenvatting aan van een aantal faillissementsverslagen. De meeste faillissementen zijn een adviesrelatie van ons geweest, enkele faillissementen kennen wij vanuit vragen aan ons over het functioneren van de rechter en / of de curator in het desbetreffende faillissement. De financiële verslagen van de curator zijn vaak opgenomen in de faillissementsverslagen. De financiële verslagen zijn vaak interessant omdat zij de financiële belangen van de curator inzichtelijk maken in relatie tot die van alle andere schuldeisers in het faillissement. Een gevoelig en actueel onderwerp. De voorlopige algemene conclusie uit deze samenvatting moet zijn dat de RechterCommissaris de boedel laat leeg declareren door de curator ten koste van alle andere crediteuren. Dit beeld bestaat al 10-tallen jaren op de rechtsfaculteiten en bij het Nederlandse bedrijfsleven. Maar er is, wonderlijk, geen enkel wetenschappelijk onderzoek voor het gewone publiek beschikbaar waaruit dit ook blijkt. Dit zou voor u aanleiding moeten zijn om naar dit ‘oneigenlijke verschijnsel’ een onafhankelijk, objectief en zakelijk onderzoek in te laten stellen. Onze andere bevindingen op hoofdlijnen treft u onderstaand aan. 1. De BTW is niet altijd juist verwerkt in de financiële verslagen, met name niet de af te dragen BTW uit inkomsten van de boedel. Hoe staat het met de Btw-aangiften? 2. Het is gebruikelijk dat de Rechter-Commissaris (RC) (hoor)zittingen zelf voor zit. Dat biedt de mogelijkheid om elke onregelmatigheid eigenhandig weg te werken of op te lossen zonder dat derden ervan weten en toezien op de juiste correcties daarbij. 3. Het komt voor dat de curator in de verslagen een nadere uitleg geeft over zijn motivatie achter genomen besluiten en / of een bestuurder nader onder de loep neemt en aangeeft wat en waarom hij verkeerd heeft gedaan, inclusief de omvang van de verdenking. Dat laatste wekt de schijn van chantage en creëert een ‘slachtoffer’. Ook is er een voorbeeld van een verslag waarin de curator bewust de bedragen van debiteuren te laag en het bedrag van de crediteuren te hoog vermeldt. 4. De RC controleert de urenspecificatie van de curator niet daadwerkelijk. Gelet op de gemiddelde tarieven die uit de samenvatting blijken (incl. BTW) is dit wel strikt noodzakelijk. 5. De tarieven van de curator zijn gebaseerd op ‘ervaring’ maar staan los van realisatie daarvan in een gewone advocatenpraktijk. Zeker in deze tijd van economisch moeilijke jaren. 6. Het argument dat een goed gevulde boedelrekening een lege boedelrekening moet compenseren voor een en dezelfde curator is volstrekt oneigenlijk. Immers, dit gaat ten koste van alle andere crediteuren.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
17/387
7. Benoeming van een tweede curator is iets anders dan vervanging van de bestaande curator. En de motivatie daarachter is bewust niet openbaar? 8. Waaruit blijkt dat de faillissementsverslagen onafhankelijk, objectief en zakelijk zijn opgesteld? 9. Er zijn landelijk geldende voorschriften voor het maken en invullen van een faillissementsverslag. Hoe komt het dan dat er regelmatig te late en onjuist ingevulde verslagen verschijnen? Het zijn meestal de uren van en de uitkeringen aan de curator die daarin ontbreken. 10. Wie betaalt de rekening van de curator als deze een procedure verliest of daarin fouten maakt? 11. Op en rond faillissementen bestaan de meeste ‘dark rooms’, situaties waarbij altijd iedereen overal het zwijgen toe doet. Anders gezegd, elke vorm van transparantie ontbreekt. Nu is het bekend dat advocaten, curatoren en rechters geen fouten maken maar de arrogantie is groot en het machtsvertoon indrukwekkend. 12. In dit kader (punt 11) is ook geen optie voor een second opinion beschikbaar. Regel één is dat de curator altijd gelijk heeft. Regel twee luidt dat als de curator ongelijk heeft, regel één in werking treedt. Zie onze notitie van 21 januari jl. over de advocatuur en onze oplossing daarvoor alsmede die van 23 augustus jl. over de rechtspraak met onze suggestie voor verbetering daarvan. 13. Als de curator gaat procederen, met welke motief dan ook, dan is de eventuele opbrengst daaruit per definitie voor de boedel en dus voor de curator. Dat is toch een onzuiver motief vanuit de boedel, alle andere crediteuren en de curator bezien? Dit verklaart ook waarom in de 80-er jaren van de vorige eeuw de Pauliana-periode is verlengd van 3 maanden naar een jaar. De curator is steeds de begunstigde hiervan. 14. De curator in het algemeen gedraagt zich als een ‘soeverein’. Het is hem bekend dat hij door zowel de faillissementswet, het Openbaar Ministerie als de RC in bescherming wordt genomen omdat ‘gefailleerde’ zich wel zal hebben ‘misdragen’. Vaak is gefailleerde ook een fraudeur gelet op de voorgenomen wetswijzigingen van uw ministerie. Maar de curator mag wel steeds de boedel leeg declareren, dat staat niet en nooit openbaar ter discussie. En als dat ter discussie staat, dan zwijgen alle betrokkenen eensgezind als het graf, inclusief de collega-curatoren. 15. In één faillissement verkoopt de curator de inventaris onderhands voor € 50.000,incl. BTW minder dan uit de taxatie blijkt, terwijl een internetverkoop voor de hand lag. De schade voor de 2e pandhouder komt niet voor vergoeding in aanmerking omdat de RC zich baseert op het standpunt dat ‘uit het onderzoek van de curator voldoende duidelijk is dat er niets verkeerd is gegaan’. Het zal je rechter en je rechtbank maar zijn die dit durft te schrijven. 16. En wat als de curator 348 uur nodig heeft om € 49.000,- binnen te halen uit inventaris en debiteuren en daarna het faillissement op te heffen wegens gebrek aan baten? 17. Bent u op de hoogte van het bestaan van een ‘onfortuinlijke beroepsfout’ gemaakt door een curator? 18. Kan het zijn dat een curator procedeert op kosten van een garantieregeling van twee ministeries en dat later blijkt dat het Hof hem grotendeels in het ongelijk stelt maar dat zijn uren (ca. 1.000 wel te verstaan) wel worden vergoed? Zo ja, dan is de curator de enige die belang en baat heeft gehad bij procederen. 19. Wij treden later in detail per faillissement als daar behoefte aan bestaat of wanneer wij het opportuun c.q. conveniërend achten. Om een groot aantal zwakke punten in de uitvoering van de faillissementswet weg te werken kunt u aan het volgende denken. i. Op elke rechtbank komt een dependance van het OM van waaruit alle lopende en nieuwe faillissementen worden behandeld door specialisten in loondienst die elk jaar van standplaats wisselen. ii. Deze dependance beschikt over een poule van eigen (lands)advocaten die als curator optreden tegen een gebruikelijk uurtarief zoals dat in loondienst Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
18/387
iii. iv. v.
gebruikelijk is. Deze dependance kan, naast haar eigen (lands)advocaten, commerciële advocaten de gelegenheid geven om ‘in te schrijven’ op een toe te kennen faillissement. Hierdoor zullen de boedelkosten in faillissementen zeer fors dalen en krijgen alle andere crediteuren een deel van hun vordering terug. De bestrijding van fraude en het procederen is daarmee ook in eigen hand ondergebracht.
Waagmeesters Bedrijfs Advies J.G. Scholten
Bijlage: curatoren en faillissementsverslagen (zie pagina 43)
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
19/387
4. Kunt u het Ministerie van Veiligheid en Justitie vertrouwen?
Datum:
Behandeld door:
Kenmerk:
27 oktober 2014
J.G. Scholten
Wat u moet weten over het Ministerie van Veiligheid en Justitie
Kunt u, ‘zonder twijfels’, op het Ministerie van Veiligheid en Justitie vertrouwen en die betrouwbaar noemen? Onderstaand een drietal vragen en antwoorden die in het algemeen toepasbaar zijn in het civiele recht en gericht op ondernemingen.
De advocatuur. Eerder beantwoordden wij de vraag of u uw advocaat (m/v) kunt vertrouwen met ‘nee’ want: a. De advocaat zorgt eerst voor zichzelf, daarna goed voor zijn collega’s en vervolgens voor zijn opdrachtgever als dat passend is. b. Zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekering schrijft voor dat hij zijn ‘fouten’ moet ontkennen. c. De aansprakelijkheid probeert hij te beperken door zijn algemene voorwaarden, hetgeen niet kan. d. Hij belt over uw zaak met de collega van de tegenpartij (als die er is) en maakt afspraken. e. Advocaten onderling spreken elkaar niet aan op hun ‘eigen fouten’ als dat hen goed uitkomt. f. Zij vertellen u niet vooraf wie zij als klant hebben of hadden. g. De beste houding van uw advocaat bestaat uit ‘spreken is zilver en zwijgen is goud’. h. Deze criteria zijn uiteraard niet in het belang van u als opdrachtgever. i. Elke vorm van onafhankelijk, objectief en zakelijk toezicht door de overheid ontbreekt geheel. j. Uiteraard heeft de advocaat zwijgrecht, dat staat geheel los van zijn ‘spreekplicht’ over zijn eigen belangen, openheid over zijn werkwijze richting collega’s en het recht van zijn opdrachtgever om kwalitatieve informatie ‘vooraf’ te krijgen over door hem behaalde successen en falen. k. Bijzondere functies als curator en bewindvoerder zijn interessante alternatieven voor de advocaat omdat hun verdienmodel, de rechtsregels en de rechters hen nauwelijks beperkingen opleggen. Voor de goede orde: er is dus niets mis met de maatschappelijke vertrouwensfunctie van advocaat, maar wel met hun verzwegen verdienmodel en het volstrekt ontbreken van transparantie en concurrentie.
Curatoren en faillissementsverslagen. Eerder beantwoordden wij de vraag of u curatoren en hun verslagen kunt vertrouwen met ‘nee’ want: a. De voorlopige algemene conclusie uit onze samenvatting moet zijn dat de RechterCommissaris de boedel laat leeg declareren door de curator ten koste van alle andere crediteuren. b. De BTW is niet altijd juist verwerkt in de financiële verslagen, met name niet de af te dragen BTW uit inkomsten van de boedel. c. Het is gebruikelijk dat de Rechter-Commissaris (RC) (hoor)zittingen zelf voor zit. Dat
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
20/387
biedt de mogelijkheid om elke onregelmatigheid eigenhandig weg te werken. d. Het komt voor dat de curator in de verslagen een nadere uitleg geeft over zijn motivatie achter genomen besluiten en / of een bestuurder nader onder de loep neemt en aangeeft wat en waarom hij verkeerd heeft gedaan, inclusief de omvang van de verdenking. Dat laatste wekt de schijn van chantage en creëert een ‘slachtoffer’. Ook is er een voorbeeld van een verslag waarin de curator bewust de bedragen van debiteuren te laag en het bedrag van de crediteuren te hoog vermeldt. e. De RC controleert de urenspecificatie van de curator niet daadwerkelijk. f. De tarieven van de curator zijn gebaseerd op ‘ervaring’ maar staan los van realisatie daarvan in een gewone advocatenpraktijk. g. Het argument dat een goed gevulde boedelrekening een lege boedelrekening moet compenseren voor een en dezelfde curator is volstrekt oneigenlijk. h. Benoeming van een tweede curator is iets anders dan vervanging van de bestaande curator. i. Waaruit blijkt dat de faillissementsverslagen onafhankelijk, objectief en zakelijk zijn opgesteld? j. Er zijn landelijk geldende voorschriften voor het maken en invullen van een faillissementsverslag. k. Wie betaalt de rekening van de curator als deze een procedure verliest of fouten maakt? l. Op en rond faillissementen bestaan de meeste ‘dark rooms’, situaties waarbij altijd iedereen overal het zwijgen toe doet. Anders gezegd, elke vorm van transparantie ontbreekt. m. In dit kader (punt l) is ook geen optie voor een second opinion beschikbaar. a. Als de curator gaat procederen, met welke motief dan ook, dan is de eventuele opbrengst daaruit per definitie voor de boedel en dus voor de curator. Dat is toch een onzuiver motief vanuit de boedel, alle andere crediteuren en de curator bezien? Dit verklaart ook waarom in de 80-er jaren van de vorige eeuw de Pauliana-periode is verlengd van 3 maanden naar een jaar. De curator is steeds de begunstigde hiervan. b. De curator in het algemeen gedraagt zich als een ‘soeverein’. Het is hem bekend dat hij door zowel de faillissementswet, het Openbaar Ministerie als de RC in bescherming wordt genomen omdat ‘gefailleerde’ zich wel zal hebben ‘misdragen’. c. In één faillissement verkoopt de curator de inventaris onderhands voor € 50.000,incl. BTW minder dan de taxatie aangeeft, terwijl een internetverkoop voor de hand lag. De schade voor de tweede pandhouder komt niet voor vergoeding in aanmerking omdat de RC zich baseert op het standpunt dat ‘uit het onderzoek van de curator voldoende duidelijk is dat er niets verkeerd is gegaan’. d. En wat als de curator 348 uur nodig heeft om € 49.000,- binnen te halen uit inventaris en debiteuren om daarna het faillissement op te heffen wegens gebrek aan baten? e. Bent u op de hoogte van het bestaan van een ‘onfortuinlijke beroepsfout’ gemaakt door een curator? f. Kan het zijn dat een curator procedeert op kosten van een garantieregeling van twee ministeries en dat later blijkt dat het Hof hem grotendeels in het ongelijk stelt maar dat zijn uren (ca. 1.000 wel te verstaan) wel worden vergoed? g. Wij treden later in detail per faillissement als daar behoefte aan bestaat of wanneer wij het opportuun c.q. conveniërend achten.
De rechtspraak. Eerder beantwoordden wij de vraag of u de rechtspraak kunt vertrouwen met ‘nee’ want: a. U behoort alle ‘juridische spelregels’ te kennen maar de advocaten leggen die u niet vooraf uit. b. Advocaten hebben een wettelijk monopolie, buiten de kantonrechter kunt u niet om hen heen.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
21/387
c. De rechter (m/v) neemt een passieve houding aan en laat de procespartijen hun gang gaan. d. Tevens is er de ‘afspraak’ dat de rechter niet zelf actief ‘meedenkt’. Dat heeft tot gevolg dat hij geen rekening houdt met feiten of relevante gegevens die niet door partijen zijn aangedragen. e. Advocaten (m/v) van procespartijen kunnen dus vooraf heimelijk met elkaar afspraken maken. f. De plaatsvervangend rechter is altijd een advocaat uit de ‘buurt’ en werkzaam op een ‘goed bekendstaand’ advocatenkantoor. Een rechter mag geen advocaat zijn, een advocaat wel rechter! g. Een procespartij kan door middel van zijn advocaat en diens netwerk ‘invloed’ uitoefenen op de keuze van de rechter die de zaak behandelt. h. De rechtbank bepaalt wie als rechter optreedt, ook dat is niet objectief en transparant. i. De ‘nevenfuncties’ van rechters zijn openbaar. Het netwerk van de rechter en zijn ‘contacten’ met inhoudelijke achtergronden is niet bekend. j. De ‘nevenfuncties’ van advocaten zijn niet openbaar. Het netwerk van advocaten en zijn ‘contacten’ met inhoudelijke achtergronden is niet bekend. k. Concurrentie houdt partijen scherp en kwaliteitsbewust. In de rechtspraak en de advocatuur is geen sprake van concurrentie. Daardoor kan ‘alles’ fout gaan zonder dat u het weet of hoort. l. Leden van de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) zijn ‘gebonden’ om elkaar niet onheus te bejegenen. Daardoor is een kritische houding ‘over en weer’ niet aan de orde en niet openbaar. m. De kwaliteit van een advocaat is onbekend en blijft onbekend. n. Kritiek op rechters, in welke vorm dan ook, is ongepast. o. Bij advocaten, en afgeleid daarvan bij vonnissen, is het van belang wat daarbij is verzwegen, ‘volgens afspraak’ verzwegen wordt (schikkingen), weggelaten, ontkend, vermeden etc.. p. De wet is er voor de vrienden, de interpretatie van de wet is er voor de tegenpartij. q. Eén getuige is geen getuige, één verklaring is geen verklaring, behalve die van de advocaat. r. Conclusies zijn snel getrokken, de juiste onderbouwing en motivering ervan ontbreekt veelal. s. Een advocaat kan zowel een redenering als een doelredenering gebruiken. t. De meeste verklaringen achter conclusies of stellingen van advocaten zijn niet gerelateerd aan de feitelijke situatie maar achteraf bedacht en geredeneer naar het doel. u. De stellingen van een advocaat verworden tot ‘waarheden’ als er geen tijdig verweer is gemaakt. v. De meest effectieve actie van de advocatuur is die van ‘dreigen’, hoe genaamd ook. De enige effectieve tegenactie is die van publiceren van het feitelijk verweer. w. De ontkenningsstrategie van rechtbank en advocatuur is opgebouwd uit fasen. De enige effectieve tegenactie is die van publiceren van het feitelijk verweer. x. De bewindvoerder, de curator etc., het zijn specifieke functies voorbehouden aan advocatuur. Daarbij is altijd van belang dat de rechtbank opdrachtgever is en verantwoordelijk en aansprakelijk is voor wat zij doen en laten. y. Gevraagd en gekregen vertrouwen is veelal gebaseerd op vermeende verwachtingen / perceptie, niet op feiten. Vertrouwenspersonen blokkeren de ratio op een uiterst geraffineerde manier. z. Boodschap en boodschapper zijn wezenlijk verschillende onderwerpen en niet alleen in het recht. aa. Recht kan wezenlijk losstaan van de realiteit, het is dan als de keerzijde van de onrechtvaardigheid en onrechtmatigheid (verstekvonnis). bb. Heeft u ooit een vonnis gezien waarin de rechter de ‘onzin’ van een advocaat veroordeelt?
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
22/387
Het wettelijk monopolie van de advocaat in rechtspraak, het gedrag en de heimelijke werkwijze van de advocaat, het feit dat de rechter alleen kan en mag reageren op wat er in de stukken staat of later is gezegd (en niet zelf aanvullend op onderzoek uitgaat!) en de afspraken die advocaten met elkaar heimelijk vooraf onderling kunnen maken, kunnen ertoe leiden dat elke rechtszaak door de betreffende advocaten wordt beslist en niet door de rechter.
Ministerie van Veiligheid en Justitie. Kunt u, ‘zonder twijfels’, op het Ministerie van Veiligheid en Justitie vertrouwen en die betrouwbaar noemen? Ook hierop moet het antwoord ‘nee’ zijn. Want als de advocaat in zijn werkzaamheden kan en mag manipuleren, de advocaten in een procedure onderling afspraken kunnen maken en de rechter kunnen manipuleren, de rechter zelf kan manipuleren en de rechter-commissaris de curator op grond van de Faillissementswet de boedelrekening leeg laat declareren etc., op wie kan de rechtzoekende ondernemer c.s. dan wel vertrouwen en wie kan hij dan betrouwbaar noemen? Er zijn ons geen initiatieven of beleidsmatige doelstellingen bekend, van wie dan ook, die een einde proberen te maken aan deze onverkwikkelijke maar uiterst reële situatie. Er is geen sprake van ‘Fair Play’ door deze wetenschappelijk opgeleide betrokkenen die beëdigd zijn, een monopolypositie hebben verworven en ook nog eens een maatschappelijke vertrouwenspositie bezetten. Hoe bestaat het? Met deze wetenschap van ‘vandaag’ moet dit vanmiddag al worden aangepakt!
Waagmeesters Bedrijfs Advies J.G. Scholten
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
23/387
5. Wat u niet weet over de faillissementswet.
Datum:
Behandeld door:
Kenmerk:
9 december 2014 NOvA
J.G. Scholten
WBA / wunw / Faillissementswet, Curator en
Wat u niet weet over de faillissementswet, geheime afspraken tussen advocaten onderling en de samenhang met het Ministerie van Veiligheid en Justitie / het Openbaar Ministerie bij het civiele recht / ondernemingen. De structuur van deze notitie. A. De context, met name de praktische uitwerking van de huidige faillissementswet en het functioneren van de curator daarbij. B. De geheime praktijken van de advocatuur in het algemeen. C. De samenhang tussen de Faillissementswet, de NOvA en de RC / curator. D. Samenvatting en conclusie.
A. De context, met name de praktische uitwerking van de huidige faillissementswet en het functioneren van de curator daarbij. i.
Wat is het doel van de faillissementswet? Volgens de curator / alle curatoren c.s. is dat het ‘belang van de schuldeisers dienen’. ii. Wat is de effectieve uitwerking van de faillissementswet? Dat de schuldeisers nagenoeg nooit iets krijgen. iii. Hoe verklaren we het verschil tussen wettelijk doel en praktische uitwerking? Dan moeten we eerst het ‘verschil’ aantonen alvorens dat te kunnen analyseren en beoordelen. Probleem is dan dat noch de curatoren hun stelling kunnen bewijzen (omdat er geen wetenschappelijk onderzoek publiekelijk over rapporteert) noch de schuldeisers hun stelling kunnen bewijzen (en wel om dezelfde redenen). Maar publiek geheim is dat schuldeisers altijd volledig achter het net vissen, zeker als ze geen wettelijke voorrechten hebben. En publiek geheim is ook dat curatoren niet transparant zijn over hun inkomsten uit faillissementen en dat de rechtbank c.q. de faillissementswet hen daartoe alle ruimte geeft. De curatoren kunnen, algemeen gesteld, de opbrengsten uit de verzilverde bezittingen die gereserveerd zijn op de ‘boedelrekening’, geheel weg declareren, met toestemming van de RC. U kunt raden waarom er geen wetenschappelijk onderzoek met deze ‘resultaten’ is gepubliceerd tot nu toe. Want dat zou aantonen dat de huidige situatie niet uitpakt zoals de curatoren het uitleggen en dat daarmee hun oneigenlijke en bevoorrechte positie geheel ten onrechte bestond en nog steeds bestaat. Daarbij de opmerking dat de curator geen schuldeiser is op het moment dat het faillissement wordt uitgesproken maar dat de wet de curator tot bevoorrecht schuldeiser maakt. En de wetgever heeft, op advies van onder andere de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) dit bewust zo geregeld. De tekst van de faillissementswet spreekt in alle gevallen in het voordeel van de boedel c.q. de curator, direct en indirect. iv. Waarom repareert de wetgever dit maatschappelijke probleem niet onmiddellijk? Omdat de wetgever, dat wil zeggen de Tweede en Eerste Kamer, het bestaande systeem wel goed vinden zoals dat is! Een grove analyse van de aanwezige krachten. Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
24/387
a. De opzet van de huidige faillissementswet versterkt het ‘verdienmodel’ van de advocatuur. Dat doel en middel (bevoordeling curator) en oorzaak en gevolg (financiële schade bij de schuldeisers) zo verkeerd uitpakken voor de maatschappij is tot nu toe niet relevant bevonden door het Ministerie van Veiligheid en Justitie inclusief het Openbaar Ministerie. b. De spelers op dit terrein, het Ministerie, het OM, de rechtbank c.q. de RC, de NOvA en met name het bankwezen hebben allemaal een soort ‘monopolypositie’ en een gezamenlijke machtspositie (lees: lobbykracht bij de Tweede en Eerste Kamer). Kennelijk hebben zij er, individueel danwel gezamenlijk en heimelijk belang bij dit niet te veranderen en zo te laten als het is. Ondanks de maatschappelijke schade die in de miljarden euro’s per jaar loopt. c. De spelers voornoemd hebben er alle belang bij dat deze financiële kant van de afwikkeling van faillissementen ‘volstrekt ondoorzichtig’ is en blijft. Met name de advocatuur c.q. de NOvA is daar erg op gesteld. Wat niet weet wat ook niet deert en verleidt. De machtspositie van deze spelers ontstaat ook omdat ‘achter de schermen geheime afspraken’ mogelijk zijn. d. De tegenkrachten, met name de gefailleerden of personen achter de gefailleerden, zijn niet georganiseerd. Elk individu dat met een curator te maken krijgt moet, voor zichzelf strijden, vaak zonder geld daarvoor te bezitten. Gefailleerden hebben geen rechten maar wel plichten! Wat hieraan ook ontbreekt is een adequaat toezichthouder die voor de belangen van de gedupeerden opkomt en hun rechten verdedigt. Maar in de kern is het reglement van de NOvA een probleem. Hieruit volgt dat een advocaat het een collega advocaat / curator niet moeilijk maakt, een curator is immers ook en gelijktijdig een commercieel advocaat. Zij lossen het samen wel op en vertellen de klager niet alles. Hun onderlinge belangen zijn altijd belangrijker dan die van een klant. Zie ook www.bedrijfsadviseur.biz, stekeligheden en daarna ‘juridisch advies nodig? Advocatuur, rechtspraak en curatoren inclusief het Ministerie werken totaal anders dan wat u mag verwachten van hen. Wees voorzichtig met hen uw vertrouwen te geven. v. Wat is het geldelijk belang bij belanghebbenden? De maatschappelijke schade is jaarlijks € 2 á 3 miljard. Bedenk dat ook de belastingdienst aan omzetbelasting, loonheffing etc. heel veel schade ondervindt door het uitblijven van betaling. In de advocatuur zullen de bruto inkomsten rond de € 1 miljard belopen, incl. BTW.. Deze schattingen zijn gebaseerd op grove benaderingen, landelijke gegevens zijn hierover niet gepubliceerd noch publiekelijk beschikbaar(?). De schade bij de eigenaren van gefailleerde ondernemingen is moeilijker te benaderen. vi. Andere systematische en georganiseerde maatschappelijke gevolgen? De rol van de advocatuur in onze maatschappij is bijna niet te onderschatten. Lees onze notities voornoemd over de werking van de advocatuur, rechtspraak, curatoren en wat het Ministerie hieraan doet. Als onze conclusies juist zijn en deze personen niet zijn te vertrouwen en niet betrouwbaar zijn te noemen, dan is dat een op zichzelf staande systeemcrash (1). Het wordt nog erger als de gang van zaken rond faillissementen, en met name die van de rol van curatoren die daarbij werkzaam zijn, ter discussie komt te staan. Als de faillissementswet systematisch en georganiseerd de curator bevoordeelt, dan gaat dit ten koste van alle andere maatschappelijke betrokkenen, waaronder de belastingdienst, UWV etc. en de schuldeisers zonder voorrechten. Nogmaals, wetenschappelijke publicaties met inzichtelijke en cijfermatige conclusies zijn niet openbaar beschikbaar. Op zich is dat al een bijzonder belangrijk en indringend signaal en veelzeggend teken aan de wand.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
25/387
vii.
Nieuw perspectief? De Minister van Veiligheid en Justitie is voornemens om fraudebestrijding, die zeker ook voorkomt bij faillissementen, aan de wettelijke taak van de curator toe te voegen. Als de curator aangifte doet van fraude in een faillissement zal strafrechtelijke vervolging veel vaker voorkomen dan nu het geval is. En daarmee zal frauduleus handelen bij faillissementen beter te bestrijden zijn? Op papier althans. Want de curator is op dit moment volgens de wet al onderzoeker, politieagent, verbalisant, rechter en tegelijkertijd inner en begunstigde van de geldelijke inkomsten. Feitelijk betekent dit dat de curator nog meer (rechts)middelen tot zijn beschikking krijgt om geldelijk bevoorrecht te zijn in een faillissement. In onze maatschappij zijn de laatste jaren veel nieuwe regels ontstaan om ‘functiescheiding’ aan te brengen binnen financiële adviseurschappen, financiële functies en financiële regelingen (bonussen) bij met name het bank- en verzekeringswezen. Hoe kan het dat het curatorschap zich in een tegenovergestelde richting ontwikkelt? Is het effect van de NOvA-lobby in de Tweede en Eerste Kamer dan sterker dan het maatschappelijk besef terzake realiteit en actualiteit van de Kamerleden in dezen? Is functiescheiding echt overbodig? Terzijde zij opgemerkt dat de NOvA / de advocatuur ‘onlangs’ geen extern toezichthouder heeft gekregen in dit kader. De advocatuur houdt toezicht op zichzelf en controleert zichzelf. De advocatuur is wel te vertrouwen en wel betrouwbaar dus? Papier is geduldig en mooie plannen en verwachtingen belangrijker dan de praktijk in de ogen van politici en politieke bestuurders?
De slotsom? Het verdienmodel van de curator cumuleert verder en het is de vraag of die functie wel in goede handen is bij de commerciële advocatuur! De curator is niet onafhankelijk, niet objectief en niet de zakelijk deskundige, hij is, door de wettekst (!), persoonlijk belanghebbende (gemaakt!) bij een zo groot mogelijke geldstroom uit een faillissement. Met als gevolg dat als er geen geld voor de curator beschikbaar is hij ernaar op zoek gaat. En vindt hij dan nog geen geld, dan heft hij het faillissement op ‘wegens gebrek aan baten’! De huidige en nieuwe wettekst creëert dus een ‘farce majeure’ voor de al maatschappelijk benadeelde andere partijen! Wij hebben op basis van praktische ervaringen geen vertrouwen in de bestaande structuren, instituten, wetgeving en toezichthouders noch achten wij die betrouwbaar. Let wel: het gaat om de personen die daar werken en die niet te vertrouwen zijn en niet betrouwbaar zijn. In de bijlage ‘overzicht curatoren en faillissementsverslagen’ (bijlage) geven de kolommen ‘€ declaratie curator’ en ‘% curator van boedelrekening’ globaal inzicht in het leeg declareren van de boedelrekening door de curatoren van de door ons onderzochte faillissementen.
B. De geheime praktijken van de advocatuur in het algemeen. Het gedrag en de werkwijze van de advocatuur en haar belangenbehartiger NOvA hebben wij vastgelegd in drie notities over de advocatuur, de rechtspraak en de curatoren. Wij zien de advocatuur als een gilde en elk van de deelnemers heeft een ‘niet aanvalsverdrag’ getekend in de vorm van het reglement van de NOvA. Advocaten maken het elkaar niet lastig; prettiger kunnen zij het niet maken, wel profijtelijker?
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
26/387
1. Reciprociteit tussen de advocaten onderling in het algemeen. Van het allergrootste belang is de reciprociteit onder advocaten, dat wil zeggen wederkerigheid, gelijke behandeling over en weer. Deze is min of meer gedwongen ingegeven door het feit dat zij ‘naar buiten toe’ elkaar, onderling, niet afvallen. Zulks op grond van het NOvA-reglement. Het met elkaar afrekenen gebeurt wel degelijk maar ‘achter de schermen’, als vast onderdeel van het verdienmodel. Als de ene advocaat de andere helpt (!), hoe, waar, wanneer, waarmee, hoeveel en hoe vaak ook, dan ontstaat het recht op een wederdienst. Die wederdienst kan en mag ten koste gaan van de opdrachtgever mits deze maar niets in de gaten heeft. Eigenlijk is dit een goed bewaard geheim waarbij elk ‘geheim’ (lees: hulp) in de toekomst onopvallend en stil uiteindelijk geld oplevert. Een soort goodwill maar dan een ‘tegoed’ van collega’s die mogelijk ten koste gaat van de vertrouwelijkheid en betrouwbaarheid van de rechtsgang en alle andere dienstverlening waaronder geheime schikkingen etc.! Geruisloos en onopvallend! Is dit legaal conform de bestaande nationale-, EU- en wereldwijde wetgeving? NB: wat voor de advocatuur geldt, is ook van toepassing op politici, bestuurders, monopolisten etc.? 2. Dark rooms in het bijzonder. Dat is een geheime afspraak tussen partijen met het doel dat die partijen daar beter van worden. Bij voorkeur gebeurt dit collegiaal en dan is het een vorm van historisch cliënte isme. Het recht ontstaat op enig moment maar de ‘verrekening’ ervan gebeurt later en ‘stiekem’. Het mag niet maar het gebeurt wel mede omdat er geen of nauwelijks controle op mogelijk is. De vervelende kant hiervan is dat het incasseren van dit ‘eigen belang’ via reciprociteit ten koste gaat van een andere partij (lees opdrachtgever van die advocaat) en natuurlijk in het geheim, met het oogmerk dat het niet opvalt. De manieren waarop dit verrekenen gebeurt zijn legio, de momenten en aantallen eveneens. En omdat (het raadplegen van) de advocatuur gebaseerd is op vertrouwen en specifieke deskundigheid bij de opdrachtgever ontbreekt, zal een opdrachtgever van een advocaat niet eens vermoeden dat dit fenomeen bestaat, laat staan weten dat dit ten koste kan gaan van zijn belangen / zaak. En de advocaat van de tegenpartij zal uit eigen belang en het reglement van de NOvA zijn mond houden, in elk geval zijn opdrachtgever niet hierover informeren. Dat zou ‘zelfmoord’ betekenen.
3.
Verwevenheid belanghebbenden. De overheid / wetgever, het Ministerie, het OM, de toezichthouder, de advocatuur, NOvA en haar lobbyclub zijn zeer nauw met elkaar verweven ‘achter de schermen’. Er is geen functiescheiding en als die er is op papier, dan is die er niet in de praktijk. Reciprociteit, dark rooms en verwevenheid c.q. belangenverstrengeling zijn uiteindelijk zichtbaar in het eindresultaat: de wetgeving. Soms verstopt in compromissen en mooi verwoorde toelichtingen op wetgeving, soms direct in de wet zelf. De faillissementswet is er een schitterend voorbeeld van. De curator komt altijd en overal als winnaar uit de strijd, al of niet met de wet- en regelgeving in de hand. En bij verschil van mening c.q. interpretatieverschillen houdt de toezichthouder op de curator, de RC, alles tegen. En lukt het dan nog niet, dan zal het monopolie van deze functionarissen en eventueel hun machtspositie u blokkeren. Want verzwijgen, negeren en ontkennen is uiteindelijk alleen mogelijk op basis van een monopolie- en / of machtspositie. U loopt dood op de mensen die deze patriarchale instituten samen organiseren, vormen en van regels voorzien. De vraag wie dit betaalt is niet van toepassing omdat de wetgever het zo heeft bedacht, bedoeld en geregeld. Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
27/387
4
De netwerken van advocaten in de praktijk. Advocaten kunnen en mogen elkaar raadplegen en informeren wanneer zij dat willen. Dat kan uit eigen beweging maar ook op verzoek. Van belang is dat dit buiten beeld blijft maar privacy is geen enkele praktische beperking. Het ‘verschoningsrecht’ van de advocaat kan een prima dekmantel zijn om dit systeem van collegiale gegevensuitwisseling optimaal te beschermen. Hieruit, en uit de activiteiten als procederen en schikkingen, komen de reciprociteit en de dark rooms moeiteloos voort. Samen sterk, vertrouwelijkheid en betrouwbare partnerschap dienen het verdienmodel optimaal en maken het efficiënt, effectief en duurzaam qua continuïteit. En nauwelijks controleerbaar voor een niet-ingewijde.
1. Wanneer werkt de reciprociteit in combinatie met de dark room wel en niet? Het verdienmodel van de advocatuur bestaat hoofdzakelijk uit geld verdienen maar vergeet reputatie en imago bij dit ‘vrije beroep’ niet. Dat geld verdienen kan met een overwinning (in het gelijk zijn gesteld in een procedure etc.) of met uurtje-factuurtje (niet in het gelijk zijn gesteld). Bij een schikking hebben beide partijen / advocaten winst geboekt luidt de uitleg. Dit systeem werkt alleen als de tegenpartij een advocaat heeft ingeschakeld die het reciprociteitsbeginsel accepteert! Doet de advocaat van de tegenpartij niet mee, om welke redenen dan ook, dan is er geen ‘deal achter de schermen’ tussen de advocaten c.s. Hetzelfde resultaat ontstaat als de tegenpartij geen advocaat (nodig) heeft, om welke redenen dan ook (kantongerecht). Want een ‘deal achter de schermen’ tussen de advocaten vereist minimaal twee advocaten van twee twistende partijen (een adviseur die geen advocaat is zal het reciprociteitsbeginsel niet nodig hebben en verafschuwen). Hier ziet u het voordeel van de monopolypositie van de advocatuur: als advocaten verplicht zijn, is reciprociteit uitermate kansrijk en vruchtbaar en een dark room succesvol! Als het reciprociteitsbeginsel niet werkt kunnen onbegrijpelijke en ondenkbare gevolgen duidelijk worden. Want zijn de advocaten het onderling ‘vooraf’ met elkaar eens, dan stemmen zij hun informatievoorziening, onder andere die aan de rechter, hierop af. En maken zij het elkaar zo gemakkelijk mogelijk. En dan is het resultaat min of meer conform de wensen van de advocaten onder het mom van een ‘vonnis’ van de rechter. Een deal tussen de beide advocaten is dan altijd gepaard gegaan met manipulatie van informatie en manipulatie van antwoorden op vragen. Zonder reciprociteit of een deal vooraf is het de rechter die beslist op de gegevens die hij heeft, en dat kan ongewenste verrassingen inhouden. Dan is in de voorfase vaak ook sprake van vormen van verdachtmakingen, dreigementen, chantage en ‘gijzeling’ van de tegenpartij. Advocaten die flink tekeer gaan tegenover elkaar in de rechtszaal of op papier kunnen de beste vrienden van elkaar zijn aan de telefoon of in een onderonsje. U weet nu waarom! 2. Uit welke hoeken komt de belangenverstrengeling tussen advocaten onderling? Een advocaat c.q. een advocatenkantoor heeft een bestaande klantenkring en dus kennis van elke klant (dossier etc.). Eveneens hebben zij kennis van en dossiers over de klanten van de andere advocaat / tegenpartij (processtukken, correspondentie, financiële gegevens etc.). Vervolgens leren de advocaten elkaar kennen omdat zij elkaar regelmatig als ‘tegenpolen’ ontmoeten in de rechtszaal of op papier. Deze drie bronnen vormen de basis van historische kennis en ervaring.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
28/387
Spannend wordt het als de advocaat een min of meer vaste relatie heeft met één opdrachtgever (een bank) en een opdrachtgever een geschil heeft met die bank en wil procederen. De regels van de NOvA schrijven voor dat deze advocaat de opdracht niet mag aannemen wegens ‘belangenverstrengeling’ maar als de advocaat zijn adviseurschap van de bank niet vertelt aan de potentiële klant dan is de ‘dubbele pet’ van de advocaat ondubbelzinnig aanwezig. En de advocatuur verzwijgt meer dan u denkt als hen dat goed uitkomt. Wij zijn van mening dat elke advocaat ‘spreekplicht’ heeft, dat wil zeggen ‘inhoudelijk’ het tegenovergestelde van zijn ‘zwijgrecht’. Ook kan de opdrachtgever dit vooraf duidelijk vragen. 3. De slotsom en moral hazard? De advocatuur heeft zich zodanig ontwikkeld, georganiseerd en geëvalueerd dat, gesteund door spelregels van de overheid / wetgever en het OM / de rechtspraak, de curator aan een loterij begint ‘zonder nieten’. En mochten er ‘onfortuinlijke tegenslagen’ ontstaan dan zal een ‘beroepsaansprakelijkheidsverzekering’ ruggensteun bieden. De curator zal niet of nauwelijks opdraaien voor door hem aangerichte schade omdat ‘het systeem’ dat niet toestaat. Binnen ‘het systeem’ begaan de deelnemers geen fouten! De ‘vervanging’ van een curator is vaak geen vervanging van deze curator maar de benoeming van een tweede curator naast de eerste. De vervanging van een RC is nagenoeg nooit ‘met redenen omkleed’. Om verzekeringstechnische redenen zal een advocaat en een curator altijd ontkennen dat hij fouten heeft gemaakt. En uw advocaat zal wel oppassen om ‘belangrijke tegenpartijen’ het vuur aan de schenen te leggen. Dat doen advocaten onder elkaar anders! Samen komen zij er achter de schermen wel uit.
C. De samenhang tussen de Faillissementswet, de NOvA en de RC / curator. -
Wanneer is iemand advocaat? ls de NOvA de jurist inschrijft in haar register (de balie) en hij daarmee het reglement van de NOvA accepteert. Daarna kan en mag de advocaat bij de rechtbank optreden. Ook is dan de wet op de advocatuur op hem van toepassing.
-
De eed van de advocaat. Bij het aanvaarden van zijn ‘benoeming’ tot advocaat legt hij een eed af met de volgende tekst. ‘Ik zweer (beloof) getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet, eerbied voor de rechterlijke autoriteiten, en dat ik geen zaak zal aanraden of verdedigen, die ik in gemoede niet gelove rechtvaardig te zijn’.
-
Reglement NOvA De kernwaarden voor iedere advocaat zijn: onafhankelijk, partijdig, deskundig, integer en vertrouwelijk. Er staat dus niet dat een advocaat de advocaat van de tegenpartij niet vrijelijk en uit eigen beweging mag informeren over zijn kennis, ervaring, belangen en hoe er ‘samen’ goed uit te komen door onderlinge afspraken te maken over het doen en het laten. Dan komen de reciprociteit en dark rooms tot hun recht als persoonlijk en eigen belang. Dat daar ook nadelige effecten uit voorvloeien zoals een onvolledig geïnformeerde rechter en benadeling van een of beide rechtspartijen is bijzaak mits het maar niet opvalt. Dan kunnen onderlinge rekeningen worden vereffend met wederzijds voordeel. Elkaar beconcurreren, bekritiseren en corrigeren is absoluut niet aan de orde.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
29/387
Een klacht over het functioneren van de advocaat dient u in bij zijn kantoor. De NovA stelt dat zo de meeste klachten tot een goed einde komen. Is dit niet het geval dan kunt u in overleg / onverplicht een beroep doen op de geschillencommissie. Mocht dit ook niet tot een bevredigende oplossing leiden dan staan de tuchtrechter en de raad van toezicht nog open. Dit alles in ‘eigen beheer’ van de advocatuur. In sommige gevallen kunt u naar de gewone rechter stappen. -
De Faillissementswet. Hierbij treedt iets bijzonders op. De rechtbank benoemt de curator. De curator moet advocaat (!) zijn met als specialisatie ‘faillissementen afwikkelen’ naast eventueel ander werk. Daarbij is de rechtbank / het OM opdrachtgever en is de advocaat opdrachtnemer. Deze relatie valt onder speciale wet- en regelgeving want eigenlijk werkt de advocaat dan voor de rechtbank / het OM om een speciale klus op te knappen. De RC controleert de curator en neemt bepaalde beslissingen voor de curator (lijkt op functiescheiding maar is dit niet). Door de stapeling van wet- en regelgeving (specifiek de faillissementswet naast de andere wetgeving) en de stapeling van beschermingsmaatregelen en beslisniveaus ontstaat een onaantastbaar duo dat zonder enige transparantie vooraf alle beslissingen neemt. De curator levert periodiek wel verslagen in over de voortgang van het faillissement maar daarin kan de curator vermelden wat hij wil (!) en weglaten wat hij niet kwijt wil (!). De RC beslist over de declaraties die de curator op basis van zijn urenverantwoording indient. Zit er geen geld in de ‘pot’ dan ontvangt de curator weinig of niets, zit er veel geld in de ‘pot’ dan kan en mag de curator daar rijkelijk uit ‘putten’. Bijzondere situaties als het niet of te laat deponeren van jaarrekeningen, ‘Paulianeus handelen’ (benadeling van schuldeisers) en ‘onbehoorlijk bestuur’ leiden al snel tot actie van de curator die de curator persoonlijk (!) of zijn kantoor tot voordeel strekken. Uiteraard geheel conform de faillissementswet en met medeweten en medewerking van de RC! De andere schuldeisers zouden ook van die ‘boedelinkomsten’ moeten profiteren maar dat is praktisch en juridisch ‘onmogelijk’ gemaakt door de wettekst.
-
Het Ministerie / het OM. Dit leeg declareren door de curator van de boedelrekening met medeweten en medewerking van de RC gebeurt al 10-tallen jaren. Het is duidelijk dat de curatoren dit doen ten koste van de andere schuldeisers. Het feit dat er geen publiekelijk beschikbaar wetenschappelijk onderzoek beschikbaar is over deze praktijk in Nederland is opzienbarend en veelzeggend. En schuldeisers die in opstand komen lopen vast op het duo RC / curator en de faillissementswet. Het feit dat een curator weinig of niets declareert in het ene faillissement rechtvaardigt niet dat hij in een ander faillissement deze schade mag ‘inhalen’. En waarom krijgt de curator een veel hoger ‘gemiddeld’ uurtarief toegekend dan hij in zijn / de gemiddelde advocatenpraktijk van heden kan realiseren anno 2014? Kan en mag de RC de curator laten ‘profiteren’ van de grote(re) omvang van een boedelrekening ten koste van de andere maatschappelijke partijen als schuldeiser? Kan en mag de curator uit eigen belang een bestuurder aansprakelijk stellen en verdenken, manipuleren en gijzelen in zijn verslagen? Dit laatste gebeurt juist als de curator uit een ‘verhaalonderzoek’ afleidt dat er vermogen beschikbaar is om ‘zijn’ aanspraken op de verhalen onder het mom de belangen van de schuldeisers te dienen. Van dit soort acties zijn nog nooit schuldeisers beter geworden, wel de curatoren die dit zo (mogen) spelen. En de politici uit de Tweede en Eerste Kamer en het Ministerie / het OM staan er al jaren bij te kijken en versterken de positie van de
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
30/387
curator door zijn eigen belang ‘vrij baan’ te geven. Het kan verkeren.
E. Samenvatting en conclusie. 1. De faillissementswet is zo geschreven dat de curator, of zijn kantoor, zich mag verrijken ten koste van de andere maatschappelijke schuldeisers. Dat fraudebestrijding dit vereist is pure onzin en niet bewezen. Het zou zo moeten zijn dat een advocaat in dienst van het Ministerie / het OM faillissementen afwikkelt en dat zo echte functiescheiding ontstaat. De commerciële advocaat is niet geschikt om als curator op te treden omdat juist die functiescheiding tussen onderzoeker, politieagent, verbalisant, rechter en tegelijkertijd inner en begunstigde van de geldelijke inkomsten volstrekt ontbreekt. Het ontbreken van transparantie en het manipuleren, verdacht maken en gijzelen in de faillissementsverslagen van een bestuurder door de curator is dagelijkse praktijk. En dat uit het eigen belang van de curator met medeweten en medewerking van de RC. 2. De NovA heeft een reglement waardoor advocaten / curatoren het elkaar niet lastig maken, elkaar niet beconcurreren en in het geheim onderling ‘afspraken’ heimelijk verzilveren. De procespartijen c.s. weten hier niet van. De rechter kan hierdoor ook aardig gemanipuleerd zijn of worden ten kosten van een of beide procespartijen. De eed van de advocaat stelt niets voor en niemand kan er een beroep op doen. Advocaten onderling bepalen samen in hoge mate de uitkomst van een procedure / schikking in de vorm van een vonnis of vaststellingsovereenkomst. Dit is prima ontwikkeld en uitgewerkt in het huidige verdienmodel van de advocatuur. 3. Het Ministerie / het OM ziet toe op de uitvoering / toepassing en het realiseren van de doelstellingen van de wetgeving. Onbekend is wat zij deed en doet om ‘misstanden’ rond de advocatuur / curatoren en de faillissementswet te beperken of te voorkomen. Zij hebben ook geen bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de doelstellingen van de faillissementswet bereikt worden, namelijk schuldeisers een uitkering aanbieden uit de boedelrekening. 4. De faillissementswet, de advocatuur / NOvA en het Ministerie / het OM staan samen toe dat in een faillissement de maatschappelijke partijen fors benadeeld worden ten gunste van de curator. Geen advocaat die dit bekritiseert! Het zelfreinigend vermogen en zelfreflectie ontbreekt geheel omdat dit niet nodig is en niet nodig is geweest voor deze partijen. Het verdienmodel staat centraal en dat profiteert van de huidige uitvoeringspraktijk.
J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
31/387
6. Wat u niet weet over de systeemcrash die al bestaat.
Datum:
Behandeld door:
Kenmerk:
29 december 2014 al
J.G. Scholten
WBA/wunw/systeemcrash bestaat
Doelstelling. Wij stellen ons in dit voorlopige onderzoek de vraag of ‘zonder twijfel’ de Nederlandse ‘Justitia’ te vertrouwen is en als betrouwbaar beoordeeld kan worden. Uitgangspunten en overwegingen. 1. Trias Politica: - Tweede en Eerste Kamer: de wetgevende macht - Ministerie van Veiligheid en Justitie: de uitvoerende macht - Openbaar Ministerie: de rechtspraak 2. Juridisch advies nodig? Vijf notities over civiel recht / ondernemingen met de onderwerpen: a. advocatuur / Nederlandse Orde van Advocaten b. rechtspraak c. curator / verslaggeving d. Ministerie van Veiligheid en Justitie e. faillissementswet, reciprociteit en geheime afspraken advocatuur / NOvA f. systeemcrash bestaat al? 3. De clou: de advocaat staat hierin overal centraal. Deze heeft zijn eigenbelang en is een ‘systematisch’ en maatschappelijk vertrouwenspersoon. De NOvA is hierin een ‘gesloten’ systeem met adviestaken in politiek en maatschappelijk bestuur. 4. Het ‘doel’ (justitie) versus het ‘middel’ (wetten, regels, advocatuur en rechtspraak). In de wetten en regels / afspraken incl. uitvoering en controle staat de monopolistische advocaat ‘overal’ centraal. 5. De ‘oorzaak’ en het ‘gevolg’. De advocatuur / NOvA staan geen transparantie toe (eigenbelang en geheime afspraken). Daardoor is er geen of onvoldoende vertrouwen in de ‘onlogica’ van het gezag en de uitvoering en toepassing van de macht van politiek en bestuurlijk ‘Justitia’. 6. ‘Justitia’ is tot een systeem geëvalueerd waarin de mensen aannemelijk ‘geloofwaardig’ zouden moeten zijn ten behoeve van het eindproduct ‘rechtspraak c.s.’. Maar de zittende mensen en geldende wetten / regels maken het systeem aannemelijk ‘ongeloofwaardig’. 7. Het systeem doet niet waarvoor het is opgericht en waarvoor het is bedoeld omdat de mensen en wetten / regels in dat systeem andere (hun eigen) belangen kunnen laten prevaleren. Vergelijk het persoonlijk belang, het groepsbelang en het algemeen
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
32/387
belang in het systeem met het respectievelijke eindproduct van deze drie ‘verschillende’ belanghebbenden. 8. Het ‘toezicht’ is ondergebracht bij de Minister van het MvVJ c.q. de NOvA maar de c.q. hun subjectieve beleidsprioriteiten ondermijnen het toezicht geheel. 9. Het bestaansrecht en doel van ‘Justitia’. Dit omvat onder meer (afzonderlijk en tezamen): a. Controle (via het systeem) over de maatschappij. b. Macht continueren. c. Verdienmodellen handhaven. 10. Wie is er in ‘Justitia’ wel aanwijsbaar en aannemelijk te vertrouwen en betrouwbaar? Waaruit blijkt dat? Onze samenvattingen uit de vijf notities voornoemd. a. De advocaat. Het antwoord op de vraag Kunt u, ‘zonder twijfels’, uw advocaat vertrouwen en betrouwbaar noemen? luidt: nee, tenzij hij schriftelijk verklaart dat alle genoemde ‘kritiekpunten’ niet door hem zijn of worden toegepast. Inclusief een stevige boeteclausule voor het geval dit achteraf een onjuiste verklaring blijkt te zijn. Uw advocaat is de acteur, heeft de regie en bepaalt het script voor zijn eigen toneelspel. Gelet op zijn beroepseed is het systeem goed maar de mensen die het uitvoeren deugen doorgaans niet. Door gebrek aan inzicht, openheid en passende sancties zijn ervaringen uit het verleden in dezen een prima garantie voor voortgezet succes in de toekomst. b. De rechtspraak. Het antwoord op de vraag Kunt u, ‘zonder twijfels’, op de rechtspraak vertrouwen en die betrouwbaar noemen? luidt: nee! Het rechtssysteem en de rechtsregels bieden te veel ruimte aan de advocatuur om hun eigen belangen te dienen, te weten continuatie van hun verzwegen verdienmodel en het volstrekt ontbreken van transparantie en concurrentie daarbij. Onbegrijpelijk, maar het kan en mag! Het wettelijk monopolie van de advocaat in rechtspraak, het gedrag en de heimelijke werkwijze van de advocaat, het feit dat de civiele rechter alleen kan en mag reageren op wat er in de aangeleverde stukken staat (en niet zelf aanvullend op onderzoek uitgaat naar de waarheid!) en de afspraken die advocaten met elkaar heimelijk vooraf kunnen maken over hoe en wat, kunnen ertoe leiden dat elke rechtszaak door de betreffende advocaat / advocaten wordt beslist en niet door de rechter. De toepasselijke regelgeving staat dit uitdrukkelijk toe en dit is gedoogd door het Ministerie / de rechters etc.. De oplossing is dat de advocatuur geen enkele rol meer speelt in de rechtszaal en de rechtszaken en de rechters weer gaan functioneren zoals de oorspronkelijke vrederechter, zoals het ooit (bedoeld) was. c. Curatoren en hun financiële verslagen. Het antwoord op de vraag Kunt u, ‘zonder twijfels’, op curatoren en hun verslagen vertrouwen en die betrouwbaar noemen? luidt: nee!
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
33/387
Uit deze samenvatting blijkt dat de Rechter-Commissaris de boedel laat leeg declareren door de curator ten koste van alle andere crediteuren. Dit beeld bestaat al 10-tallen jaren op de rechtenfaculteiten en bij het Nederlandse bedrijfsleven. Maar er is, wonderlijk, geen enkel wetenschappelijk onderzoek voor het gewone publiek beschikbaar waaruit dit ook blijkt. Dit zou voor de Tweede en Eerste Kamer en de Minister van Veiligheid en Justitie aanleiding moeten zijn om naar dit ‘oneigenlijke verschijnsel’ een onafhankelijk, objectief en zakelijk onderzoek in te laten stellen. De oplossing: i. Op elke rechtbank komt een dependance van het OM van waaruit alle lopende en nieuwe faillissementen worden behandeld door specialisten in loondienst die elk jaar van standplaats wisselen. ii. Deze dependance beschikt over een poule van eigen (lands)advocaten die als curator optreden tegen een ‘vast’ uurtarief zoals dat in loondienst gebruikelijk is. iii. Deze dependance kan, naast haar eigen (lands)advocaten, commerciële advocaten de gelegenheid geven om ‘in te schrijven’ op een toe te kennen faillissement. iv. Hierdoor zullen de boedelkosten in faillissementen zeer fors dalen en krijgen alle andere crediteuren een deel van hun vordering terug. v. De bestrijding van fraude en het procederen is daarmee ook in eigen hand ondergebracht. d. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Kunt u, ‘zonder twijfels’, op het Ministerie van Veiligheid en Justitie vertrouwen en die betrouwbaar noemen? Ook hierop moet het antwoord ‘nee’ zijn. Want als de advocaat in zijn werkzaamheden kan en mag manipuleren, de advocaten in een procedure onderling afspraken kunnen maken en de rechter kunnen manipuleren, de rechter-commissaris zelf boedelrekening leeg laat declareren etc., op wie kan de rechtzoekende ondernemer c.s. dan wel vertrouwen en wie kan hij dan betrouwbaar noemen? Er zijn ons geen initiatieven of beleidsmatige doelstellingen bekend, van wie dan ook, die een einde proberen te maken aan deze onverkwikkelijke maar uiterst reële situatie. Er is geen sprake van ‘Fair Play’ door deze wetenschappelijk opgeleide betrokkenen die beëdigd zijn, een monopolypositie hebben verworven en ook nog eens een maatschappelijke vertrouwenspositie bezetten. Hoe bestaat het? Met deze wetenschap van ‘vandaag’ moet dit vanmiddag al worden aangepakt! e. Wat u niet weet over de faillissementswet, geheime afspraken tussen advocaten onderling en de samenhang met het Ministerie van Veiligheid en Justitie / het Openbaar Ministerie en de NOvA bij het civiele recht / ondernemingen. i. De faillissementswet is zo geschreven dat de curator, of zijn kantoor, zich mag verrijken ten koste van de andere maatschappelijke schuldeisers. Dat fraudebestrijding dit vereist is pure onzin en niet bewezen. Het zou zo moeten zijn dat een advocaat in dienst van het Ministerie / het OM
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
34/387
faillissementen afwikkelt en dat zo echte functiescheiding ontstaat. De commerciële advocaat is niet geschikt om als curator op te treden omdat juist die functiescheiding tussen onderzoeker, politieagent, verbalisant, rechter en tegelijkertijd inner en begunstigde van de geldelijke inkomsten volstrekt ontbreekt. Het ontbreken van transparantie en het manipuleren, verdacht maken en gijzelen in de faillissementsverslagen van een bestuurder door de curator is dagelijkse praktijk. En dat uit het eigen belang van de curator met medeweten en medewerking van de RC. ii. De NovA heeft een reglement waardoor advocaten / curatoren het elkaar niet lastig maken, elkaar niet beconcurreren en in het geheim onderling ‘afspraken’ heimelijk verzilveren. De procespartijen c.s. weten hier niet van. De rechter kan hierdoor ook aardig gemanipuleerd zijn of worden ten kosten van een of beide procespartijen. De eed van de advocaat stelt niets voor en niemand kan er een beroep op doen. Advocaten onderling bepalen samen in hoge mate de uitkomst van een procedure / schikking in de vorm van een vonnis of vaststellingsovereenkomst. Dit is prima ontwikkeld en uitgewerkt in het huidige verdienmodel van de advocatuur. 11. Het Ministerie / het OM ziet toe op de uitvoering / toepassing en het realiseren van de doelstellingen van de wetgeving. Onbekend is wat zij deed en doet om ‘misstanden’ rond de advocatuur / curatoren en de faillissementswet te beperken of te voorkomen. Zij hebben ook geen bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de doelstellingen van de faillissementswet bereikt worden, namelijk schuldeisers een uitkering aanbieden uit de boedelrekening. 12. De faillissementswet, de advocatuur / NOvA en het Ministerie / het OM staan samen toe dat in een faillissement de maatschappelijke partijen fors benadeeld worden ten gunste van de curator. Geen advocaat die dit bekritiseert! Het zelfreinigend vermogen en zelfreflectie ontbreekt geheel omdat dit niet nodig is en niet nodig is geweest voor deze partijen. Het verdienmodel staat centraal en dat profiteert van de huidige uitvoeringspraktijk. 13. Het antwoord op de vraag of ‘zonder twijfel’ de Nederlandse ‘Justitia’ te vertrouwen is en als betrouwbaar beoordeeld kan worden? luidt: nee! ‘Justitia’ is het resultaat van wat de advocaten ‘bespreken en afspreken’ in de ruimste zin van het woord. De toegang tot, en het functioneren van, de ‘rechtspraak’ is afhankelijk van wat advocaten toestaan opdat het hen welgevallig is. J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
35/387
7. Waarom zijn er wel critici/klokkenluiders over strafrecht en niet over civiel recht?
Datum:
8 januari 2015
Behandeld door:
Kenmerk:
J.G. Scholten
WBAwunwCriticiStrafrecht
Doelstelling. Wij stelden ons de vraag waarom er wel critici en klokkenluiders zijn over het strafrecht maar niet over het civiel recht / ondernemingen? Er is nauwelijks kritiek op het functioneren van het civiel recht / ondernemingen. Over het strafrecht zijn genoeg boeken, artikelen en interviews beschikbaar van critici en klokkenluiders. De bekenden zijn onder anderen P.J. van Koppen, T. Derksen, W.A. Wagenaar, H.F.M. Crombag, H. Israëls, R. Blekxtoon en G.J. Koops. Voor ons als buitenstaander is dit lastig te verklaren, we kunnen het slechts vaststellen. We moeten wel oppassen in dezen, soms is ‘kritiek in de vorm van tegenspraak’ afkomstig uit of vergelijkbaar met ‘collegiaal overleg’. Mede omdat wij er geen ervaring mee hebben zijn deze uiterlijke verschillen niet te verklaren. Wij kunnen wel het volgende vaststellen. 1. De globale verschillen tussen civiel- en strafrecht op één en dezelfde rechtbank. a. Het civiel recht is accusatoir. Dan neemt de rechter (m/v) een passieve houding aan en laat de procespartijen hun gang gaan. Daarna neemt hij een beslissing. b. Het strafrecht is inquisitoir. Het onderzoek naar de ‘waarheid’ (lees: feiten) staat centraal. De rechter neemt een (pro)actieve houding aan en de verdachte is onderwerp van onderzoek. De aanklager (het Openbaar Ministerie) is de tegenpartij. c. Tevens is er in het civiel recht de ‘afspraak’ dat de rechter niet zelf actief ‘meedenkt’. Dat heeft tot gevolg dat hij geen rekening houdt met feiten of relevante gegevens die niet door de eisende partij zijn aangedragen of door de gedaagde partij zijn ingebracht. Bij strafrecht is de gang van zaken in het algemeen zo dat de politie opsporingsonderzoek doet en een proces verbaal daarvan opmaakt waarna het Openbaar Ministerie besluit of, en zo ja hoe, de wetsovertreder wordt aangepakt. Als het tot een rechtszaak komt dan is de Officier van Justitie namens het OM de aanklager tegenover de rechter. De aangeklaagde kan of moet een (strafrecht)advocaat in de arm nemen voor zijn verdediging. Bij het civiel recht zal de ‘eisende partij’ (een onderneming of ondernemer) al of niet met medewerking van een advocaat een dagvaarding uitbrengen. Naar aanleiding van een dagvaarding zal de ‘gedaagde partij’ een antwoord moeten geven op de dagvaarding aan de rechter, al of niet met medewerking van een advocaat. 2. Het aantal en de omvang van de zaken. Dat is in het civiel recht veel omvangrijker dan in het strafrecht. Ook is het aantal advocaten dat civielrechtelijk actief is vele malen groter dan het aantal strafrechtadvocaten. 3. De aard van de dagvaarding.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
36/387
In het civiel recht betreft het veelal geld of op geld waardeerbare rechten en ook afgedwongen rechten zoals ontruiming van het gehuurde als gevolg van een forse huurachterstand. In het strafrecht betreft het veelal een boete, al of niet in combinatie met een vrijheidsstraf (incl. TBS). Het betreft veelvuldig een persoonlijke straf. 4. De hoofdrolspelers. In het civiel recht hebben de eisende partij en de gedaagde partij, veelal een onderneming of ondernemer, in veel gevallen een commerciële advocaat tot hun beschikking. Bij de kantonrechter is dit niet verplicht, bij de rechter van rechtbankprocedures is dit wettelijk verplicht (monopolie). Hier treedt het verschijnsel op dat ‘deze twee commerciële advocaten heimelijk onderling’ kunnen afspreken en bepalen wat er wel en wat er niet gebeurt. De rechter is immers passief en min of meer afhankelijk van wat de advocaten aan stukken en informatie inbrengen. Bij het strafrecht staat de gedaagde partij, veelal gesteund door een advocaat, tegenover de Officier van Justitie namens het OM en de rechter. De rechter zoekt actief naar ‘de waarheid’ en leidt het onderzoek daarnaar. De kans dat de advocaat van gedaagde vooraf afspraken kan maken met de Officier van Justitie over wat er wel en niet gebeurt en welke informatie de rechter krijgt, is nihil! De strafrechter is nauwelijks te manipuleren, in tegenstelling tot de rechter in het civiel recht. 5. Public relations en Publiciteit. In principe zijn alle rechtszaken in Nederland openbaar evenals de vonnissen. Maar in de publiciteit rond het civiele recht is de situatie opener en inzichtelijker dan in het strafrecht omdat dat laatste meer op de persoon is gericht. Dit laatste heeft ook te maken met ‘convenanten’ rond het vermelden van persoonlijke gegevens in de pers en publiciteit. De politiek en het publiek beïnvloeden de rechtsgang ook, al of niet in samenwerking met uitingen in de pers en publiciteit etc.. Denk aan de gang van zaken rond ‘het DSB faillissement’ en ‘Chipshol’ in het civiele recht. En ‘Demmink’, ‘G. Wilders’ en ‘Holleeder’ in het strafrecht. Een parlementaire enquête, zoals die rond het functioneren van de banken en de woningbouwverenigingen, is eigenlijk een echte openbare zitting. De slotsom? Deze vormt een deel van het antwoord op de vraag ‘waarom er wel critici en klokkenluiders zijn over het strafrecht maar niet over het civiel recht / ondernemingen?’. i.
in het civiel recht veel geld, grote belangen en veel prestige spelen waarbij ‘micropolitiek c.q. commercie tussen de advocaten een doorslaggevende rol speelt, boven de rol van de rechter. ii. in het strafrecht ‘micro-politiek c.q. commercie’ nauwelijks een rol speelt, de rechter is leidend. Onderstaand een aantal treffende uitspraken uit de boeken, artikelen en interviews van critici en klokkenluiders over het strafrecht. a. ‘Ten onrechte veroordelingen’ zijn eenvoudig te voorkomen (de rechter nam voetstoots aan wat de OvJ aandroeg). b. De rechter heeft geen opleiding in kennistheorie en waarheidsvinding (lees: methoden en technieken voor onderzoek). Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
37/387
c. De politie deed het onderzoek en de OvJ wil een veroordeling, de rechter is verantwoordelijk. d. Rechterlijke dwalingen zijn niet incidenteel maar structureel! e. In andere beroepen zou(den) deze dwaling(en) keihard zijn afgerekend. f. De woordvoerders van de gevestigde politieke partijen in de Eerste en Tweede kamer en de rechters komen uit dezelfde ‘winkel’. g. Het OM wil geen fouten rechtzetten (een vlo krijgen is niet erg, er een houden wel). h. Ondernemerschap onder de overheidsparaplu lokt wanbeleid en misbruik uit. i. Het systeem is niet opgewassen tegen een gerechtelijke dwaling. j. ‘Arrogantie’ is een gevaarlijke eigenschap. k. De overheid is een machtsapparaat dat zijn macht kan gebruiken en misbruiken. l. DNA heeft het falen van de rechter blootgelegd. m. Vaak is het een reeks van fouten, beginnend bij de politie en de OvJ, eindigend bij de rechter. n. Het is papier: de dagvaarding / het proces-verbaal bevat de tekst van een ander / derde vol doelredeneringen in plaats van bewijsmateriaal. o. Justitie is zowel schild als zwaard: het doel is schuldigen straffen en onschuldigen beschermen. p. De rechter dient onafhankelijk (lees: onpartijdig) in een proces te staan. q. Wie is er niet gevoelig voor beleid (een eufemisme voor gehoorzamen)? r. Rechterlijke dwalingen hebben geen gevolgen voor de carrières. s. Er bestaat geen machtevenwicht in het machtsapparaat. t. Bij veel betrokkenen ontbreekt het ‘probleembesef’. u. ‘Falen’ toegeven is onplezierig en schaadt het eigenbelang en imago. v. Gerechtelijke dwalingen komen vaak voort uit het feit dat de wet voorschrijft dat er na een ‘bekentenis’ (de koningin van het bewijs) geen toetsing van ander bewijs meer vereist is en dat een ‘proces-verbaal als enig bewijs’ voldoende is om te veroordelen. w. Bewijsmateriaal is weg te redeneren. x. Een schokkend misdrijf moet bestraft worden. y. Het OM moet serieuze bedenkingen tegen het onderzoek ook serieus nemen. z. De verdedigende advocaat moet de fouten van de eisende advocaat aantonen. aa. Advocaten kunnen ‘levensgevaarlijk’ zijn omdat zij het recht om te dagvaarden kunnen gebruiken maar ook ‘misbruiken’.
En de openstaande vraag? Zou elk van deze kritische opmerkingen over het strafrecht c.s. ook niet van toepassing zijn op het gesloten circuit van het civiel recht / ondernemingen c.q. ‘Justitia NL’? Elk duidelijk geformuleerd probleem heeft ook de oplossing in zich. Niet het systeem maar de deelnemers aan het systeem zijn de zwakke schakel met hun subjectieve belangen. Dan geldt integriteit en gezag niet meer maar het recht van de sterksten en de machtigsten. Dan geldt de wet voor de slachtoffers en de interpretatie van de wet voor de deelnemers aan het systeem. Maar wie betaalt de rekening? J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfsadvies Bijlage: overzicht curatoren en faillissementsverslagen (zie pagina 43)
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
38/387
8. De verantwoording door WBA en haar publicatiebeleid. Datum:
Behandeld door:
Kenmerk:
19 februari 2015
J.G. Scholten
WBA / wbdr / Verantwoording
Algemeen. Wat zijn de uitgangspunten en standpunten bij de verantwoording door WBA van het publiceren van haar notities met bevindingen en casussen? 1. WBA en algemene uitgangspunten. 2. WBA en specifieke uitgangspunten ‘georganiseerde’ rechtspraak en advocatuur. 3. WBA standpunten. 1. WBA en algemene uitgangspunten. a. WBA bezit de vrijheid van meningsuiting om te publiceren over in haar ogen onoorbare praktijken. b. Heeft daarbij geen belang in de zin van financieel voordeel of iets dergelijks. c. Heeft de maatschappelijke plicht om onoorbare praktijken uit haar advieswerkzaamheden aan te kaarten en desnoods te melden of te publiceren teneinde herhaling ervan te beperken, te bestrijden of te helpen voorkomen. Zij doet dat mede door het opstellen en versturen van brieven aan de betrokkenen en door die brieven op haar website www.bedrijfsadviseur.biz te plaatsen. d. De partij die onoorbaar handelt, of de partij die toestaat onoorbaar te handelen, bijvoorbeeld in een opdrachtgever – opdrachtnemer relatie, heeft er direct of indirect (financieel) voordeel bij gehad onoorbaar te (laten) handelen. e. Uit het onoorbaar handelen vloeit voort dat een andere partij, meestal een relatie van WBA, er (financieel) nadeel van ondervindt of heeft ondervonden. f. De onoorbare praktijken zijn in regelingen, het nalaten van handelingen, nalatigheden en / of in ‘achterkamertjes of in Dark Rooms’ in de vorm van heimelijke afspraken tot stand gekomen en / of af te leiden uit de vervolghandelingen van die partij(en) of het nalaten daarvan. g. De onoorbare praktijken zijn in strijd met de ethiek, de moraal en het fatsoen in het algemeen, en / of in strijd met het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens c.s., en / of in strijd met afgelegde beroepsverklaringen danwel de gebruikelijke beroepseed, -normen en -waarden. h. Paraplu-regelingen als geheimhoudingsplicht en verschoningsrecht, macht en gezag zijn geen aanleiding voor WBA om geen beroep te doen op haar plicht tot beperken, bestrijden of helpen voorkomen van onoorbare praktijken. 2. WBA en specifieke uitgangspunten ‘georganiseerde’ rechtspraak en advocatuur. I. In het kader van de rechtspraak c.s. zijn regels en wetten van toepassing. Deze zijn tot stand gekomen in de samenwerking tussen het Ministerie van Veiligheid en Justitie / het Openbaar Ministerie c.s. enerzijds en de Nederlandse Orde van Advocaten c.s. anderzijds. Deze regelingen dienen uiteraard (ook) de belangen van deze partijen zelf en hun individuele deelnemers. Bij de totstandkoming van deze regelingen zijn de huidige individuele (proces)partijen, in dezen die in het civiel recht / ondernemingen, niet betrokken geweest noch vertegenwoordigd geweest om hun gerechtvaardigde belangen in deze regelingen op te nemen. WBA valt uitdrukkelijk gesteld niet onder de werkingssfeer van deze regelingen voornoemd.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
39/387
II. i. ii. iii. iv. v. vi. vii. viii.
ix. x.
xi. xii. xiii. xiv. xv. xvi.
III.
Wat zijn de praktische gevolgen van deze regelingen voornoemd? De advocaat heeft een wettelijk monopolie en specifieke beschermingsrechten als geheimhoudingsplicht en verschoningsrecht. Er is geen extern en specifiek toezicht op de advocatuur anders dan via de NOvA zelf. De advocaat is leidend in alle communicatie, de opdrachtgever c.s. staat ‘buiten spel’. De rechter laat zich alleen informeren door de advocaat, uitgezonderd de kantonrechter. Alleen de advocaten van beide van mening verschillende partijen informeren de rechter. De advocaten zijn de ‘spil’ tussen de maatschappelijke partijen en de rechter. Bij geschillen buiten de rechter om bepalen de advocaten de regie, inclusief de inhoud van een regeling in de vorm van een ‘schikking’ of een vaststellingsovereenkomst. De NOvA-reglementen schrijven voor dat de advocaten elkaar onderling niet ‘bejegenen’. Wel nemen de advocaten onderling heimelijk contact op met elkaar om in ‘achterkamertjes’ of in Dark Rooms ‘geheime afspraken’ te maken om deals te regelen. In buitengerechtelijke ‘deals’ blijft de rechterlijke toets dan nadrukkelijk afwezig. De NOvA-reglementen laten voldoende ruimte voor de individuele advocaten om hun ‘eigen belangen eerst’ te dienen, daarna volgen de belangen van de opdrachtgevers. De advocaten geven niet meer openheid of informatie dan zij wenselijk achten vanuit hun belang of dat van hun opdrachtgever, niet vanuit wat maatschappelijk wenselijk is of zou zijn. In tegendeel: ‘schikkingen’, ook die waar de Nederlandse Staat bij is betrokken, zijn volledig afgeschermd en vaak in strijd met het algemeen of maatschappelijk belang. De reciprociteit (de wederkerigheid, gelijke behandeling over en weer) bij de advocaten onderling betekent continuïteit van de (onderlinge) dienstverlening. Dit op zich zijn al heimelijke afspraken. De opdrachtgevers betalen de rekening uiteindelijk. Grote opdrachtgevers betalen het minst (in aantallen verloren geschillen en in bedragen / geschil), kleine opdrachtgevers betalen het meest (in aantallen en in bedragen / geschil). Dit zowel relatief als absoluut. Morgen herhaalt zich de geschiedenis (als een kopie van vandaag). WBA conformeert zich niet aan dit georganiseerde verdienmodel van de advocatuur c.q. de rechtspraak en ‘klapt uit de school of is klokkenluider’. Zie het praktijkverslag onder ‘Juridisch advies nodig?’. Geen advocaat zal dit systeem van ‘georganiseerde rechtspraak’ betwisten of bekritiseren omdat het eigen belang, het NOvA-reglement en het perspectief / de reputatie zich daartegen verzetten. Inherent aan dit georganiseerde systeem is het uitblijven van concurrentie en het verschijnsel van ‘verstoppertje’ spelen. De advocaten zeggen, schrijven en informeren de andere partij niet over wat er tegen hen pleit. Zij houden bewijsstukken achter die tegen henzelf pleiten. Dat klinkt logisch en oorbaar maar dat is het niet. Want de historische realiteit is verdwenen. Onder het ‘beslagrecht’ bestaan echter enkele opties hiertegen maatregelen te treffen. En de tegenpartij is vaak niet terzake kundig of onmogelijk in de gelegenheid om op de hoogte te zijn of te komen van achtergehouden historisch Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
40/387
bewijsmateriaal. Dit fenomeen wordt versterkt door een advocaat die met de advocaat van de tegenpartij ‘dealt’ en samen de rechter of rechtsgang danwel de uitkomst van een ‘schikking’ manipuleert. Dat wil zeggen dat de advocaten c.q. de advocatuur de ‘waarheidsvinding’ blokkeren of manipuleren door zijn of hun werkwijze en gedrag. En daar zelf ook beter van kunnen worden. De heimelijke reciprociteit komt hier ook weer om de hoek kijken. De buitenwereld blijft onwetend over deze manipulatie die sommige opdrachtgevers, vooral de grote(re) partijen, goed uitkomt. Denk aan de effecten van enerzijds ontkennen, negeren en verzwijgen en anderzijds ‘schikken’ van zaken die liever geen precedentwerking opleveren. IV.
En de maatschappelijke partijen blijven de rekeningen maar betalen. Dit uit onwetendheid, ‘vertrouwend’ op de wetenschappelijk opgeleide advocaten, die ook nog eens een ‘beroepseed’ hebben afgelegd, een maatschappelijke vertrouwensfunctie vervullen en in een gerespecteerd uniform rondlopen. Deze wetenswaardigheden laten onverlet dat het eigen belang van de advocaat en de advocatuur te allen tijde voorop staat, als het kan onopgemerkt en als het moet heimelijk.
V.
En de rechterlijke macht? Die organiseert, regelt en zit een bijeenkomst voor, kijkt en luistert hiernaar en schrijft een vonnis. Ze voeren de regelingen uit, niet meer en niet minder!
VI.
De (uiterlijke) kenmerken van deze werkwijze en het patroon van het gedrag van advocaten in een procedure bij de rechter zijn als volgt samen te vatten. a. Een partij hoeft geen medewerking (lees: informatie) te verlenen aan zijn veroordeling. b. De rechter in het civiel recht / ondernemingen is passief en doet geen onderzoek naar informatie. c. In een procedure brengt de advocaat van de eisende partij dus geen ‘bewijsmateriaal’ in dat tegen zijn standpunten kan pleiten. Zo werkt de advocaat van de gedaagde partij in principe ook. d. De advocaat van de eisende partij presenteert aan de rechter alleen de ‘juridische kwestie’ en laat alle historische feiten en omstandigheden bewust achterwege. De feiten en omstandigheden waaronder de juridische kwestie is ontstaan blijven dus bewust buiten zijn beschouwing en buiten beeld voor de rechter. De juridische kwestie wordt zo uit zijn context en het hele verband gerukt. Zo blijft de ontstaansgrond van de juridische kwestie buiten beschouwing en kan de verwijtbare houding en het verwijtbare gedrag daarin en daarbij van de eisende partij buiten beeld blijven. e. Als de rechter geen onderzoek mag plegen betekenen de voorgaande punten dat een vonnis van de rechter ‘per definitie’ gebaseerd kan zijn op onvolledige, onjuiste en onvoldoende historische realiteit en het ontbreken van de juiste context . f. Als de advocaat van de eisende partij ‘bewust’ informatie achterhoudt dan is het de taak van de advocaat van de gedaagde partij al die informatie wel in te brengen. g. Maar als de advocaten ‘onderling geheime afspraken’ hebben gemaakt over deze taakvervulling, dan kan het zijn dat de rechter onvolledig, onjuist en onvoldoende zicht heeft op de historische realiteit van het
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
41/387
geschil en op de juiste context van de juridische kwestie in de hele casus ,waardoor zijn vonnis niet juist hoeft te luiden. h. Zo’n vonnis neemt dan, door toedoen van een of beide advocaten, wel een loopje met de werkelijkheid. Maar het heeft wel externe rechtskracht voor beide partijen. i. De spelregels en de belangen van de desbetreffende advocaten bepalen dus de uitkomst van civiel procederen, niet de rechter op basis van de historische realiteit, de feiten en omstandigheden die zich voordeden en de juiste context van de juridische kwestie in de hele casus. j. De advocaten kunnen ook ‘afleiden, camoufleren en uitdagen’ in hun stukken. Achteraf weten zij precies wat is nagelaten door de tegenpartij en maken daar dan verwijten over. Alsof zij er daadwerkelijk bij zijn geweest destijds. k. Een veelvuldig voorkomend slothoofdstuk in het optreden van advocaten in de aanloop naar procedures is systematisch suggestief verdacht maken, het dreigen en het chanteren. Daar kunnen zij geen genoeg van krijgen. l. In de advocatuur is concurrentie nauwelijks aanwezig, des te meer gelden ‘geheime’ afspraken en onderlinge samenwerking. Een buitenstaander, waaronder WBA, die dit ‘spel’ doorziet vraagt zich af hoe dit mogelijk is gemaakt door de wetgevende macht en in stand wordt gehouden door de (huidige) toezichthouders. De advocaat in kwestie heeft wel een wettelijk monopolie achter zich staan en bedient zich van beschermingsregels als geheimhoudingsplicht en verschoningsrecht. Ontkennen, verzwijgen en negeren van deze gang van zaken door alle deelnemers in deze sector is de garantie op continuïteit van dit georganiseerde systeem en georganiseerde verdienmodel. En wie betaalt de rekening? Is recht doen en recht spreken een toneelstuk met de advocaat als ‘geheim’ acteur en regisseur? 3. WBA standpunten. Zie de afzonderlijke beschouwingen en brieven aan de partijen die onoorbaar werkten. J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfsadvies
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
42/387
Bijlage: curatoren en faillissementsverslagen Overzicht curatoren en faillissementsverslagen.
nummer RB: uitspraak:
opheffing: rechtbank:
1
F.02.08.294
23-sep-08
21-nov-13
2
F 09.06.734
11-okt-06
3
F 24.42.009
4
x € 1.000,- x € 1.000,inkomsten uitgaven urendeclaratie boedelrek.: boedelrek.: curator:
x € 1.000,declaratie curator:
% curator van boedelrek.:
overige uitkering aan:
Rechter-Comm.:
curator:
failliet:
plaats:
Breda
H. de Kroon-Biewenga
P. de Koning
J.F. Koks BV
Baarle Nassau
194
194
572
178
92%
bank en UWV
12-jun-14
Den Haag
D. de Loor
R. de Bruin
Van Heusden
Bergambacht
242
242
ca. 1000
200
83%
(boedel)cred.
9-jun-09
6-jun-12
Haarlem
A. Wolfs
R. Kaas
Van Tongeren
Haarlem
40
40
78
19
48%
UWV
F 08.311
7-okt-08
16-dec-11
Breda
C. Luijks
Waspik
88
88
138
43
49%
UWV, verhuurder
5
F 08.124
4-mrt-08
2-okt-13
Amsterdam
K. van Ringen
M. de Vries
H. Westland
Huizen
109
109
348
78
72%
UWV en
6
S 02.52
18-okt-02
1-dec-04
Den Haag
A. Höppener
J. Wind
Interjensen BV
Rilland
130
130
onbekend
130
100%
80% aan cred.
7
F 10.235
Amsterdam
C. Bleeker
R. oskam
St. Nederlandse Moslimomroep
Amsterdam
944
837
2284
511
54%
UWN en NPO
8
F.02.04.350 F.02.04.351
Breda Breda
J. Vincent J. Vincent
H. Dohmen H. Dohmen
Prof Footwear BV St. Prof Footwear
Tilburg Tilburg
11 pm
9 pm
1400 pm
garantie MvVJ en MvFin
onbekend pm
nvt pm
9
F. 06.623
Den Bosch
P. Penders
G. Verschuur
NC Retail BV
Schaik
44
44
190
41
93%
fiscus 3
10
0
0-jan-00
0-jan-00
0
0
0
0
0
pm
pm
pm
pm
pm
pm
11
0
0-jan-00
0-jan-00
0
0
0
0
0
pm
pm
pm
pm
pm
pm
Totaal
1802
1693
5010
1200
Gemiddeld
200
188
716
150
29 mrt. 2010 onbekend
13-jul-04 13-jul-04
onbekend onbekend
25 okt. 2006 29-mrt-11
L. Pawlikowski De Timmerwinkel BV
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
43/387
74%
Hoofdstuk II – Wat is ‘juridisch advies’ van een advocaat?
Wat is ‘juridisch advies’ van een advocaat in een procedure
Correspondentie met advocaten, gerechtsbankbesturen, banken en bedrijven over onbetrouwbaarheid in procedures 2008 t/m 2015
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
44/387
Van historische realiteit naar een toneelstuk met enkele goochelaars en een trukendoos.
Inhoudsopgave 0. Inleiding (18-05-2015) ................................................................................................................... 46 1. De Commissie Insolventierecht, prof. mr. S.C.J.J. Kortmann (09-06-2008) ................................. 47 2. Rowood B.V., t.a.v. dhr. P.J.L. Verhoeven (05-12-2014) .............................................................. 50 3. President van Rechtbank Overijssel, Enschede (09-12-2014) ..................................................... 52 4. La Gro Advocaten, t.a.v. mr. R.P. de Bruin (22-12-2014) ............................................................. 54 5. Cremers De Koning Advocaten, t.a.v mr. P. de Koning (30-12-2014) .......................................... 63 6. Rechtbank Zeeland – West Brabant, Breda (30-12-2014) ............................................................ 66 7. Greveling Advocaten, t.a.v. mr. D.K. Greveling (21-02-2015) ....................................................... 68 8. ABN AMRO Bank N.V., Directoraat Kredietverlening (21-02-2015) ............................................. 72 9. Van Twist Advocaten, t.a.v. mr. B.G. van Twist, mr. A.C. Turner (21-02-2015) ........................... 76 10. Lindorff Credit Management B.V., Amersfoort (21-02-2015) ...................................................... 80 11. R.J. Kaas en A. van der Weijden Advocaten, t.a.v. mr. R.J. Kaas (26-02-2015)........................ 84 12. Rabobank Alblasserwaard Noord en Oost, t.a.v. dhr. R. Hoekstra (28-02-2015) ....................... 86 13. Degenaar Hoogendam Colombijn Adv., mr. R. Degenaar, mr. H. Schuurbiers (28-02-2015) .... 91 14. Van Twist Advocaten, t.a.v. mr. B.G. van Twist (28-02-2015) .................................................... 96 15. Coöperatieve Rabobank Flevoland, t.a.v. dhr. D.R.J. Brouwers (07-04-2015)......................... 101 16. Groenewegen en Partners Gerechtsdeurwaarders, t.a.v. Directie (07-04-2015) ..................... 104 17. Explease B.V., t.a.v. Directie, dhr. J. van Marwijk (08-04-2015) ............................................... 107 18. STV Mahieu advocaten, t.a.v. mr. J.H. Pelle (08-04-2015) ....................................................... 110 19. Rensen advocaten, t.a.v. mr. J.Th. van Oostrum (08-04-2015) ................................................ 113 20. Rechtbank Zeeland – West Brabant, t.a.v. Gerechtsbestuur, mr. M.W. Hoek (05-05-2015) .... 116 Bijlage: beschouwing bij civiele zaak Rowood vs Nesca T&C (19-11-2014) .................................. 120 Bijlage: beschouwingen faillissement Van Heusden Afbouw (04-12-2014) .................................... 128 Bijlage: context uitwerking faillissementswet en functioneren curator (11-2014) ............................ 133 Bijlage: de praktijk van de advocatuur in het algemeen (11-2014) ................................................. 136 Bijlage: samenhang Fw, NovA en RC/curator (11-2014) ................................................................ 139 Bijlage: beschouwingen bij faillissement J.F. Koks B.V. (11-12-2014) ........................................... 142 Bijlage: beschouwingen bij civiele procedure ABN Amro Bank vs Van Tongeren Beheer B.V. ..... 147 Bijlage: beschouwingen curator Van Tongeren Repro (10-02-2015) .............................................. 151 Bijlage: beschouwingen advocaten Van Heusden Afbouw (12-02-2015) ....................................... 153 Bijlage: beschouwingen incassoprocedure Keurentjes bij Rabobank (23-03-2015) ....................... 169 Bijlage: beschouwingen ALP Explease vs De Jong Beheer (24-03-2015) ..................................... 179 Bijlage: beschouwingen curator en RC De Timmerwinkel (13-04-2015) ........................................ 188
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
45/387
0. Inleiding (18-05-2015)
Datum: 18 mei 2015
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: WBA / onbetrouwbaar
Wat is ‘juridisch advies’ van een advocaat in een procedure? Een juridisch advies houdt in dat een advocaat van de historische realiteit (de echte wereld) een aangepaste eigen papieren versie maakt (voor de fictieve juridische wereld) door weg te laten wat hem niet uitkomt en om die versie, in overleg en samenspraak met zijn collegaadvocaat van de tegenpartij, aan de rechter voor te leggen als ‘hapklare brok’ voor een vonnis. De juridische procedure is een toneelstuk van enkele goochelaars met een trukendoos die de rechter de historische realiteit kan en mag onthouden en dat zonder enige inbreng van de twistende partijen of de rechter zelf, die deze gang van zaken alleen maar kunnen bederven. Stel dat de historische realiteit statisch is, dan is het werk van de advocatuur en rechtspraak dynamisch en duurzaam te noemen. In onderstaande brieven en beschouwingen gaat Waagmeesters Bedrijfsadvies uit van de echte wereld. Die botst met de uitgangspunten en belangen van de advocatuur en de bestaande wet- en regelgeving voor ondernemingsrecht. Wij komen tot de conclusie dat diverse advocaten, curatoren etc. niet te vertrouwen zijn en onbetrouwbaar. Het betreft soms ook rechter-commissarissen en gerechtsbesturen. Soms zijn teksten / bijlagen eenmalig opgenomen maar van toepassing op meerdere brieven over hetzelfde kenmerk.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
46/387
1. De Commissie Insolventierecht, prof. mr. S.C.J.J. Kortmann (09-06-2008)
Open brief aan De voorzitter van de Commissie Insolventierecht T.a.v. de heer Prof. Mr. S.C.J.J. Kortmann
Datum: 9 juni 2008 insolventierecht
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: Fraudebestrijding in
Geachte heer Kortmann, In uw hoedanigheid van voorzitter van de Commissie Insolventierecht brengen wij het volgende onder uw aandacht. Wij zijn adviseur van stoppende bedrijven en komen regelmatig in situaties terecht waarin een curator optreedt tegen onze opdrachtgever. Dan valt op dat het gedrag en de werkwijze van de curator niet het belang dient van de crediteuren maar in eerste instantie het belang van de curator zelf. En dat de Rechter-commissaris niet bereid en in staat is dit fenomeen te voorkomen of te beperken. Het blijkt ook zo te zijn dat het Ministerie van Justitie een proceskostengarantie kan afgeven ter bevordering van de bestrijding van ‘faillissementsfraude’. Deze loonkostensubsidie van de curator moet leiden tot meer veroordelingen van dit fenomeen. Maar, is bij u uit wetenschappelijk onderzoek bekend hoeveel faillissementsfraude er voorkomt gepleegd door de curator? Het is voor de hand liggend dat deze laatste vorm van faillissementsfraude onderbelicht blijft omdat het nogal wat imagoschade toebrengt aan een sterk groeiende en hoog aangeschreven sector, waarin een uitermate zwaarwichtige rol is toegekend aan het begrip ‘vertrouwen’. Bovendien is het financiële belang van vooraanstaande advocaten en aansprekende advocatenkantoren enorm groot. En niet te vergeten de kwalitatieve rol van de rechterlijke macht die niet (verder) ter discussie mag komen staan. De vraag rijst hoe dit kan gebeuren en waarom dit kan blijven voortbestaan. Van de kant van de ex-ondernemer is duidelijk dat die zich veelal nauwelijks kan verweren tegen de curator door gebrek aan geld. En zonder raadsman is hij, moegestreden in dit soort situaties, extra gevoelig voor de stellingen, aannames en doelredeneringen van een curator die vrij spel heeft onder de Faillissementswet en vanuit commercieel eigenbelang opereert. En de ex-ondernemer zal het wel uit zijn hoofd laten om Jan-en-alle-man op de hoogte te brengen van de aantijgingen door de curator. Onze ervaring is dat de Rechter-commissaris niet echt weet wat en waarom er iets gezegd en geschreven is door de curator. De Rechter-commissaris volgt steeds het standpunt van de curator en de correspondentie blinkt uit door gebrek aan enige transparantie. En de verslagen van de curator zijn in het algemeen onvolledig, onjuist en ondersteunend aan de visie van de auteur c.q. curator. De investeringen door de curator gepleegd (uren) zijn eveneens moeilijk controleerbaar. Een forse boedelrekening kost soms weinig inspanningen!
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
47/387
Er zijn ook curatoren die wel houden van een machtsspelletje waarin onderscheid bestaat tussen wat mondeling is geuit en wat op schrift staat. De clou is eigenlijk dat de combinatie van commercieel eigenbelang van de curator gelijk opgaat met het volstrekt intransparant zijn van de (administratieve en financiële) afwikkeling van het faillissement. De intransparantie werkt zowel intern als extern. En dat laatste betekent dat naar buiten toe nooit duidelijk wordt of een curator zijn werk goed heeft gedaan, of niet. De ‘was’ blijft altijd binnen hangen! Het zou in het belang van alle betrokkenen zijn als er snel een einde komt aan de benoeming van curatoren die, voor wat betreft hun inkomen, afhankelijk zijn van de opbrengst uit de boedel van anderen die zij zelf beheren. Die koppeling tussen beheer van en eigen inkomsten uit de boedel komt de laatste jaren nergens meer voor in het bedrijfsleven omdat de ‘regelgeving’ zorgt voor Chinese muren en stipte controle op de naleving daarvan. Waarom dan nog wel een ‘dubbele pet’ voor de curator die daarmee uitgenodigd is fraude te plegen? Functiescheiding is absolute noodzaak! De situatie is eigenlijk onhoudbaar te noemen voor weldenkende buitenstaanders. Door deze functiescheiding ontstaat gelijktijdig de vereiste transparantie want de belangenscheiding in frontoffice en backoffice mondt uit in twee afgescheiden circuits. En hierop is veel beter en efficiënter toezicht mogelijk vanuit deskundig, objectief en onafhankelijk opererend extern toezicht. Totdat een betere wettelijke functiescheiding is gerealiseerd blijft de bestaande ongewenste situatie gehandhaafd. Dat zou onmiddellijk moeten leiden tot opheffing van de intransparantie door de markt, in die zin dat de ervaringsdeskundigen (onze opdrachtgevers) per faillissement (op naam van de rechtbank, het advocatenkantoor, de curator etc.) hun slechte ervaringen openlijk kenbaar maken en aanmelden voor een second opinion. En het resultaat van dat onderzoek zou een kwalificatie van de advocaat opleveren waarmee de commerciële advocaat vrijelijk in de markt kan opereren. Een goed presterende curator krijgt dan automatisch een bonus in de marktwerking en er kan een vrije en open discussie ontstaan over zijn gedrag en werkwijze. Afrekenen op maatschappelijk nut in plaats van onder een monopolistische warme ‘deken’. En dat is een normaal verschijnsel in het concurrerende bedrijfsleven. Uiteraard zal juridisch denkend en sprekend Nederland dit fenomeen van fraude door de curator in alle toonaarden ontkennen. Het is ook haar belang dit te doen, schermend met haar vertrouwenspositie en het belang van de crediteuren. Er bestaat ook geen enkel belang dit fenomeen te laten onderzoeken door de Nederlandse Orde van Advocaten; ‘laat de boer niet zijn eigen vlees keuren’ is een bekend spreekwoord uit de praktijk. Een onafhankelijke, deskundige en objectieve ‘autoriteit’ zal dit continu moeten doen op basis van wettelijke uitgangspunten. Vanzelfsprekend met in het achterhoofd de idee dat als de curatoren niets te verbergen hebben, zij zich ook geen zorgen hoeven te maken! Wij hebben de ervaring dat het eigenbelang van de curator en het ontbreken van enige transparantie in het afwikkelingsproces tot veel verborgen ellende leidt. Zonder ingrijpende wijzigingen in de Faillissementswet blijft dit zo en zal dit verschijnsel, bij een zwaardere rol van de ‘bewindvoerder’ in uw bekende voorstellen, in belang toenemen in plaats van verminderen. Daarom de vraag aan uw commissie om fraudebestrijding door de curator niet alleen te onderzoeken maar ook daadwerkelijk effectief en efficiënt te bestrijden, en wel ingaande heden.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
48/387
Vanaf 1980 hebben wij met fraude door de curator in ons werk te maken. Onze kennismaking met Mr. Hamburger te Delft, in zijn hoedanigheid aldaar als advocaat en bewindvoerder, heeft dit fenomeen zichtbaar gemaakt. Maar ook in ons werk als bedrijfsadviseur hebben wij tientallen dossiers, afgesloten en lopende zaken, die dit fenomeen glashelder aantonen. Onder voorwaarden staan deze dossiers en ervaringsdeskundigen tot uw beschikking. Maar wij zijn ervan overtuigd dat u bekend bent met de geldende praktijk en dat u daar een passende oplossing voor kunt inrichten. Daarmee voorkomen de advocaten een vergelijkbare ontwikkeling als bij de accountants en de notarissen zichtbaar was. Tot nadere toelichting zijn wij steeds bereid. Hoogachtend, Waagmeesters Bedrijfs Advies J.G. Scholten
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
49/387
2. Rowood B.V., t.a.v. dhr. P.J.L. Verhoeven (05-12-2014)
Rowood B.V. T.a.v. de heer P.J.L. Verhoeven Postbus 3011 2980 DA Ridderkerk E-mail:
[email protected]
Datum: 5 december 2014 T&C / 2
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: beschouwingen vonnis Rowood / Nesca
Geachte heer Verhoeven, Hierdoor richten wij ons tot u met het volgende. De Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. is een aan het maatschappelijk verkeer deelnemende organisatie. Zij adviseert tal van personen en ondernemingen die in financiële problemen zijn gekomen ongeacht de oorzaak. Zij acht het haar maatschappelijke plicht om tegen - in haar ogen - onoorbare situaties verweer te voeren en deze onoorbare situaties te bestrijden en helpen voorkomen. Indien nodig publiceert zij over waargenomen onoorbare situaties met het doel herhaling ervan te bestrijden en te voorkomen. Op onze brief met bijlagen van 19 november jl. en gelijkluidend e-mail bericht heeft u niet gereageerd. Dat heeft tot gevolg dat de ‘beschouwingen’ thans een definitieve status hebben gekregen en voor publicatie beschikbaar zijn zonder wijzigingen in de tekst c.q. de samenvatting en conclusie. Onderstaand treft u onze samenvatting en conclusie nog een keer aan. Onze samenvatting en conclusie. Zie het effect van de tactiek van Rowood en D.A.S.: onthoudt de rechter de voorgeschiedenis en ontken en verzwijg die als dhr. Magnusson erop doelt tijdens de procedure. Door continu de vragen en standpunten van Nesca T&C te negeren en te ontkennen weten Rowood, Atradius en D.A.S. hun eigen ‘papieren evangelie’ te handhaven. Kennelijk kan en mag Rowood zijn eigen spel spelen. De rechter stond voor een gemanipuleerd ‘voldongen feit’. Dit betekent ook dat de rechter qua informatievoorziening door Rowood en D.A.S. is misleid waardoor de rechter geen ‘kijk’ kreeg op de cruciale voorgeschiedenis. En hiermee konden partijen Rowood en D.A.S. ook de eventuele uitkeringen onder de kredietverzekering van Atradius buiten beeld houden? Wij stelden ons de vraag of ‘zonder twijfel’ Rowood, Atradius, D.A.S. en LAVG te vertrouwen zijn en als betrouwbaar beoordeeld kunnen worden. Op grond van bovenstaande beschouwingen is het antwoord ‘nee’! Vervolgens vindt binnen 2 weken na heden publicatie plaats onder ons conveniërende
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
50/387
voorwaarden en melding aan alle relevante maatschappelijke partijen, waaronder de betrokken rechtbank, relevante toezichthouders en het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Doelgroep daarnaast is elke Nederlander van 18 tot en met 81 jaar. Hierover is geen enkele vorm van communicatie mogelijk. Wij behouden ons het recht voor latere ontwikkelingen in dit dossier in de beschouwingen op te nemen. Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. CC: - Atradius Collections B.V., hr. / mw. D. van de Poppe,
[email protected]. - D.A.S. Ned. Rechtsbijstand Verzekeringsmij. N.V., mw. L. Moers,
[email protected]. - LAVG gerechtsdeurwaarders, dhr. / mw. R. Neef en dhr. / mw. G.J. ten Cate,
[email protected]
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
51/387
3. President van Rechtbank Overijssel, Enschede (09-12-2014)
President van Rechtbank Overijssel Postbus 3343 7500 DH Enschede
Datum: 9 december 2014 10205
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: Vonnis 2413352 CV expl 13-
Geachte mevrouw, mijnheer, Hierdoor richten wij ons tot u met het volgende. De Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. is een aan het maatschappelijk verkeer deelnemende organisatie. Zij adviseert tal van personen en ondernemingen die in financiële problemen zijn gekomen ongeacht de oorzaak. Zij acht het haar maatschappelijke plicht om tegen - in haar ogen - onoorbare situaties verweer te voeren en deze onoorbare situaties te bestrijden en helpen voorkomen. Indien nodig publiceert zij over waargenomen onoorbare situaties met het doel herhaling ervan te bestrijden en te voorkomen. Wij hebben een voorlopig onderzoek ingesteld naar de ‘werkwijze’ van de eisende partij en de door haar ingeschakelde gevolmachtigden, welke uiteindelijk hebben geleid tot bovengenoemd vonnis. Een verslag van de voorlopige resultaten uit dat onderzoek treft u ter informatie - bijgaand aan in de vorm van onze ‘beschouwingen’ van 19 november jl.. De bestuurder van eiser, de heer P.J.L. Verhoeven, heeft gedurende twee weken van ons de gelegenheid gekregen om te reageren op deze beschouwingen en aan te tonen dan deze bevindingen met samenvatting en conclusie onjuist zijn. De bestuurder van eiser heeft hierop niet gereageerd en daarmee zijn de beschouwingen definitief geworden alsmede de daarin opgenomen samenvatting en conclusie. In de bijlagen treft u tevens onze brief aan van 5 december jl., gericht aan de bestuurder voornoemd. Onze samenvatting en conclusie zijn daarin definitief medegedeeld en bevestigd. Wij hebben eisende partij en haar gevolmachtigden vooraf geïnformeerd over onze werkwijze en de publicatie van onze definitieve bevindingen. U kunt deze brief met bijlagen onbeantwoord laten maar mogelijk vormen onze publicaties later aanleiding voor derden om hierop te reageren. Dan staat u niet voor verrassingen. Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. Bijlage(n):
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
52/387
Beschouwingen van 19 november jl. (zie pagina 120) Brief aan eiser van 5 december jl. (zie pagina 50)
CC: - Rowood B.V., dhr. P.J.L. Verhoeven,
[email protected] - Atradius Collections B.V., hr. / mw. D. van de Poppe,
[email protected]. - D.A.S. Ned. Rechtsbijstand Verzekeringsmij. N.V., mw. L. Moers,
[email protected] - LAVG gerechtsdeurwaarders, dhr. / mw. R. Neef en dhr. / mw. G.J. ten Cate,
[email protected] - Ministerie van Veiligheid en Justitie, t.a.v. de Minister dhr. mr. I.W. Opstelten
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
53/387
4. La Gro Advocaten, t.a.v. mr. R.P. de Bruin (22-12-2014)
La Gro advocaten T.a.v. mr. R.P. de Bruin Postbus 155 2800 AD Gouda E-mail:
[email protected]
Datum: 22 december 2014
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: F.06/734 / Van Heusden Afbouw B.V. / Ons kenmerk: WBA13DeBruinBeschCur20141222
Geachte heer De Bruin, Inzake bovengenoemd afgewikkeld faillissement richten wij ons tot u met het volgende. Definitief geworden beschouwingen en conclusie. Wij hebben een voorlopig onderzoek verricht naar het functioneren van u als curator inzake bovengenoemd dossier. Per brief gedateerd 4 december jl. met bijlagen / beschouwingen bent u daarvan op de hoogte gesteld. Deze brief met bijlagen is geacht hier integraal te zijn opgenomen en herhaald. Op onze brief met bijlagen van 4 december jl. en gelijkluidend e-mail bericht heeft u tijdig gereageerd. Uw antwoord van 9 december jl. gaf geen aanleiding de conclusie en de beschouwingen te wijzigen. Dat heeft tot gevolg dat onze ‘beschouwingen’ thans een definitieve status hebben gekregen en voor publicatie beschikbaar zijn. Onderstaand treft u onze conclusie nog een keer aan. Onze conclusie. Wij hebben in het verleden ons de algemene vraag gesteld of curatoren te vertrouwen zijn en of zij betrouwbaar genoemd kunnen worden. In onze ogen was het antwoord op die vraag: nee! Na ons voorlopige onderzoek van dit dossier stelden wij voorlopig vast dat er gerede twijfels bestaan over het antwoord op de vraag of curator De Bruin is te vertrouwen en betrouwbaar is. Wettelijk is de rechter-commissaris (RC) uiteindelijk verantwoordelijk en aansprakelijk voor het doen en laten van de curator. Op grond van bovenstaand onderzoek / beschouwingen luidt het definitieve antwoord op de vraag of ‘zonder twijfel’ curator mr. R.P. de Bruin te vertrouwen is en als betrouwbaar beoordeeld kan worden: ‘nee’! Deze conclusie is onder meer gebaseerd op de volgende vaststellingen in onze beschouwingen van
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
54/387
4 december jl.. De kritiek op de curator en zijn opdrachtgever. 1. Wat heeft de curator gedaan om de rabo te overreden om de debiteuren die een verpandingsverbod hanteren zelf te mogen innen? De curator kan zo veel (eigen) inkomsten genereren en zijn preferentie benutten. De rabo wist of kon weten wat de nadelen zijn voor de bank en de borgen en waarom de curator dit graag zelf wil doen. En waarom is geen gewone separatistenregeling (10%) afgesproken? Een ‘dark room’? 2. De curator stelde destijds tegenover de rabo vast dat hij ‘alles binnenhaalt’ van de debiteuren. Van de debiteuren is ca. € 200.000,- binnengekomen van de oorspronkelijke € 532.000,- incl. OHW. Wat achteraf blijkt is dat de curator wel ‘alles uit de boedelrekening haalt’. 3. De curator had de ethische, morele- en fatsoenplicht om de arbeidsongeschiktheidsuitkering aan te wenden waarvoor hij bedoeld was, namelijk de loondoorbetaling aan een ontslagen zieke. Achteraf blijkt de curator dit saldo op de boedelrekening te eigen bate te hebben weg gedeclareerd. 4. De curator maakt een verdachte van, chanteert en gijzelt de DGA publiekelijk als fraudeur op basis van zijn ‘luchtledige stelling’. Hij gaat jarenlang niet in op de vraag deze stelling concreet te onderbouwen met de juridische basis ervan. 5. Op basis van een verhaals-onderzoek zal de curator mogelijk gemotiveerd zijn geweest de DGA onder druk te zetten en dreigementen te uitten. 6. De verslagen zijn door de curator gebruikt om zijn eigen positie en ‘doen en laten’ te verdedigen. Zijn urendeclaratie ontbreekt bewust. 7. Uit het financieel verslag kan worden afgeleid dat de curator c.s. de boedelrekening leeg declareert op basis van ca. 1.000 uur tegen een bruto tarief van gemiddeld € 204,- / uur. Een vorstelijke beloning voor het daadwerkelijk incasseren van € 114.000,- debiteuren met een verpandingsverbod en het regelen van de overige zaken. 8. Volgens onze niet geverifieerde opgaven (de enige beschikbare bron is de melding / melder zelf) zijn er veel hogere bedragen aan de boedelrekening overgemaakt in het kader van de arbeidsongeschiktheidsverzekering dan de curator in zijn verslagen opgeeft. 9. Welke kosten heeft de curator, of zijn kantoor in opdracht van de curator, gedeclareerd voor de incassowerkzaamheden van de debiteuren met een verpandingsverbod? 10. Hoe kan de RC dit alles toestaan en verantwoorden als opdrachtgever van de curator? 11. Het gespecificeerde financiële verslag ziet er ongeveer uit als onderstaand (bruto bedragen maal € 1.000,- incl. BTW).
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
55/387
Inkomsten (ca.): Ontvangen debiteuren rabo Debiteuren uit procedures Verkoop activa Van Heusden Aov-uitkering (*) Rente totaal
77 114 17 34 pm 242
Uitgaven (ca.): declaraties curator c.s. boedelcrediteuren preferente crediteuren concurrente crediteuren overig totaal
204 20 2 18 pm 242
(*) Dit spoort niet met de mededelingen van aan de maatschappij gerelateerde personen, die komen aan veel hogere bedragen. Conclusie op basis van deze opstelling. a. Voor het realiseren van de verkoop van activa, de inning van het bedrag van de rabo en de aov-verzekering zijn nauwelijks inspanningen vereist geweest van de curator. b. Als het gemiddelde tarief / uur voor de inzet van de curator c.s. € 204,- bruto is, dan heeft de curator 1.000 uur aan deze opdracht (laten) besteden. c. Duizend uur voor het concreet ‘binnenhalen’ van € 114.000,- debiteuren c.s. is wel kostbaar. Systeemcrash. Wij trekken uit de gang van zaken tot nu toe de voorlopige conclusie dat er in dezen sprake is van een systeemcrash. Dat wil zeggen dat niet het systeem van “Justitia’ c.q. haar beleidsdoeleinden bepalen wat er gebeurt in een faillissement maar dat dit wordt bepaald door de mensen die dit systeem ‘bemannen’ c.q. de subjectieve doeleinden (!) van hen tezamen bepalen hoe een faillissement uiteindelijk (financieel) eindigt voor de andere schuldeisers. Dit zou ook kunnen bevestigen waarom ‘een dief geen aangifte doet tegen een andere dief’? De Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. is een aan het maatschappelijk verkeer deelnemende organisatie. Zij adviseert tal van personen en ondernemingen die in financiële problemen zijn gekomen ongeacht de oorzaak. Zij acht het haar maatschappelijke plicht om tegen - in haar ogen - onoorbare situaties verweer te voeren en deze onoorbare situaties te bestrijden en helpen voorkomen. Indien nodig publiceert zij over waargenomen onoorbare situaties met het doel herhaling ervan te bestrijden en te voorkomen. Thans vindt binnen 2 weken na heden publicatie plaats van onze beschouwingen en conclusie onder ons conveniërende voorwaarden en melding aan alle relevante maatschappelijke partijen, waaronder de betrokken rechtbank, relevante toezichthouders en het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Doelgroep daarnaast is elke Nederlander van 18 tot en met 81 jaar. Hierover is geen enkele vorm van communicatie mogelijk. Wij behouden ons het recht voor latere ontwikkelingen in dit dossier in de beschouwingen op te nemen. Ook zijn wij vrij om dossiers waarin de voornoemde curator en de RC actief zijn of zijn geweest aan een onderzoek te (laten) onderwerpen. Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. Bijlage(n):
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
56/387
-
Beschouwingen van de curator in het faillissement van Van Heusden Afbouw BV, gedateerd 4 december 2014 (zie deze publicatie pagina 128) ’Juridisch advies nodig?’ (alleen digitaal) (zie pagina 8 en verder) Context uitwerking faillissementswet en functioneren curator (zie pagina 133) De praktijk van de advocatuur (zie pagina 136) Bijlage 5 brieven aan de curator (B t/m F)
B La Gro advocaten T.a.v. Mr. R.P. de Bruin Postbus 155 2800 AD Gouda Fax: (0182) 52 26 84
Datum: 2 september 2010 RC
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: Failliet Van Heusden Afbouw BV /
Geachte heer De Bruin, Namens de heer J. de Jong, en in onze hoedanigheid van bedrijfsadviseur, delen wij u het navolgende mede in reactie op uw brief van 31 augustus jl.. In onze brief van 20 augustus jl. hebben wij u twee vragen gesteld, te weten: 1. Wat is de probleemstelling rond de ongebruikelijke boekingen tussen failliet en holding? Als die boekingen in beginsel niet correct zijn gedaan dan dient u uw stelling concreet te onderbouwen door precies aan te geven waarop u die stelling baseert, zoals wettelijke bepalingen, jurisprudentie, accountantsrichtlijnen etc.. U kunt niet volstaan met de mededeling dat die boekingen ‘in beginsel niet correct’ zijn. Zodra wij uw antwoord in dezen hebben ontvangen kunnen wij de verklaring van mr. B.G. van Twist gericht op waarde beoordelen en die eventueel onderbouwen. 2. Tevens zien wij niet in waarom u namens failliet zich bezighoudt met de RC verhouding tussen Beheer en DGA. Ook hier geldt dat wij uw probleemstelling onderbouwd willen vernemen alvorens hierop gericht in te gaan. Tot nadere toelichting zijn wij steeds bereid.
Hoogachtend, Waagmeesters Bedrijfs Advies
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
57/387
J.G. Scholten
C La Gro advocaten T.a.v. Mr. R.P. de Bruin Postbus 155 2800 AD Gouda Fax: (0182) 52 26 84
Datum: 18 februari 2011
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: Failliet Van Heusden Afbouw BV
Geachte heer De Bruin, Namens de heer J. de Jong, en in onze hoedanigheid van bedrijfsadviseur, delen wij u het navolgende mede in reactie op uw brieven van 10 februari jl. aan De Jong Afbouw Bergambacht B.V. en Tanger Advocaten. 1. De brief aan De Jong Afbouw Bergambacht B.V.. U stelt in uw brief vast dat de projectadministratie ontbreekt. En dat u die niet tijdig heeft kunnen veiligstellen. Ook stelt u vast dat u bij een bezoek aan de onderneming geen kennis heeft kunnen nemen van de projectadministratie. En dat u niet heeft kunnen vaststellen bij het bezoek aan het bedrijf dat de informatie in ordners en mappen aanwezig was. Dit verbaast ons enigszins. Want enkele weken nadat het faillissement is uitgesproken hebben de heer J. de Jong en ondergetekende een vijftal grote dozen bij u afgeleverd en, samen met u, naar een spreekkamer bij u op kantoor gebracht. En samen met een collega van u hebben we zowel de financiële (boekings)stukken als de projectadministratie in grote stappen bekeken en doorgelopen aan de hand van uw lange vragenlijst. Tot in detail hebben we, gedurende een groot deel van de ochtend, gevieren gewerkt aan de debiteurenlijst etc.. Kennelijk bent u ook vergeten dat u deze dozen weer terug heeft laten komen bij De Jong Afbouw Bergambacht B.V.. U heeft tot nu toe alle hulp en medewerking gekregen van De Jong Afbouw Bergambacht B.V. bij interne en externe werkzaamheden om de debiteuren te incasseren, inclusief arbitrageprocedures. Dat is kosteloos gebeurd. Kennelijk beschikt(e) u wel over de benodigde informatie want u klaagde niet. U is uitgelegd, ook in het bijzijn van de door u ingeschakelde accountant, dat de
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
58/387
projectadministratie op een server staat waarop zowel de projecten van failliet als die van De Jong Afbouw Bergambacht B.V. worden geadministreerd. Deze server is door De Jong Afbouw Bergambacht B.V. met uw medewerking gekocht en betaald. Dit systeem, de software en de projectadministratie, kunt u niet exporteren naar een computer zonder de software. U heeft derhalve en de software en de data nodig op een en dezelfde computer. Deze heeft altijd tot uw beschikking gestaan maar dan alleen op het kantoor van De Jong Afbouw Bergambacht B.V.. U is verteld dat de invoer van de financiële administratie door de accountant van failliet (WEA) gebeurde en wel bij en door de accountant. Failliet had geen eigen boekhoudprogramma. Geen van uw vaststellingen uit uw brief van 10 februari jl. is dus juist. Het bevreemdt ons dat dit zo kan blijken uit uw briefwisselingen terwijl de feiten en de praktische gang van zaken het tegenovergestelde aantonen. Wij verzoeken u dit nader te verklaren binnen twee weken. Wij hebben een selectie van de projectadministratie van failliet uitgedraaid (één map / lopende dossiers). In vier dozen met totaal 31 ordners en mappen is een selectie van lopende dossiers verzameld. Deze 32 ordners en mappen stellen wij vanmiddag beschikbaar tegen een ontvangstbewijs. U kunt ontbrekende dossiers opvragen en / of ophalen op verzoek. 2. De brief aan Tanger Advocaten. Naast de vaststellingen onder punt 1 voornoemd geeft u aan dat uw vragenbrief van 3 september jl. nog niet is beantwoord en verzoekt u om een kopie rapport. In uw brief van 3 september jl. verdedigt u een stelling, een standpunt, zonder deze te onderbouwen met concrete aanwijzingen wat naar uw mening onjuist is geboekt na afsluiting van de jaarrekening(en). U heeft ons tot nu toe niet kunnen uitleggen wat er onjuist is geboekt ten nadele van failliet, ondanks het grote aantal brieven hierover. Mr. A.G. Moeijes zal u desgewenst hierover nader informeren. U voegt een kopie bij uw brief van de notulen van de AVA van 3 oktober 2006 van failliet en verzoekt om een afschrift van het bewuste rapport. Uit de notulen blijkt niet dat er een rapport over is verschenen. Een dergelijk rapport is ook niet bekend. Bij de aanvraag van het faillissement is een door de accountant van failliet opgesteld tussentijds exploitatiesaldo per 31 juli 2006 overhandigd. Dat geeft een verlies aan van € 325.623,-. Dat zal voor het externe bureau een ‘harde’ aanleiding zijn geweest om conclusies te trekken. Dit overzicht is als bijlage toegevoegd. Wij verzoeken u tot slot geen correspondentie meer te sturen anders dan naar Tanger Advocaten, conform uw eigen orderegels. Tot nadere toelichting zijn wij steeds bereid.
Hoogachtend,
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
59/387
Waagmeesters Bedrijfs Advies J.G. Scholten
Bijlage: 4 dozen / 32 ordners en mappen afgegeven
D La Gro advocaten T.a.v. Mr. R.P. de Bruin Postbus 155 2800 AD Gouda Fax: (0182) 52 26 84
Datum: 19 april 2011
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: Failliet Van Heusden Afbouw BV
Geachte heer De Bruin, Namens de heer J. de Jong, en in onze hoedanigheid van bedrijfsadviseur, delen wij u het navolgende mede naar aanleiding van uw brief van 29 oktober 2010 en uw beide brieven van 10 februari jl. en onze antwoordbrieven, waarvan de laatste dateert van 18 februari jl.. Voor zover wij hebben kunnen nagaan heeft u nog geen duidelijk antwoord gegeven op, noch duidelijkheid geschapen over, onze vaststellingen in onze antwoorden aan u inzake de rekening-courant verhoudingen en de projectadministratie. Met name ook op onze brief van 18 februari jl. heeft u niet gereageerd binnen de twee weken die wij gaven. Gelet op de inhoud van uw faillissementsverslagen houden wij ons alle rechten voor hierop later publiekelijk terug te komen. Tot nadere toelichting zijn wij steeds bereid. Hoogachtend, Waagmeesters Bedrijfs Advies J.G. Scholten
E La Gro advocaten
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
60/387
T.a.v. Mr. R.P. de Bruin Postbus 155 2800 AD Gouda Fax: (0182) 52 26 84
Datum: 28 juni 2011
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: Failliet Van Heusden Afbouw BV faillissementsnummer F 06/734
Geachte heer De Bruin, Hierdoor richten wij ons tot u met het volgende naar aanleiding van onze brieven van 18 februari jl. en 19 april jl.. In uw correspondentie en laatste faillissementsverslag (nummer 7) stelt u mogelijke administratieve onregelmatigheden vast. U doelt dan op uw suggestie dat ten onrechte betalingen voor de DGA zijn gedaan door failliet en dat die betalingen ten onrechte verwerkt zijn in de rekening courantverhouding tussen de holding van DGA en de DGA. Uw suggestie voornoemd is een stelling die u niet onderbouwt en nergens motiveert. Ondanks onze herhaalde pogingen heeft u ons niet duidelijk kunnen maken of kunnen toelichten wat nu onregelmatig is in uw ogen in de gebruikelijke boekingswijze. De toelichting van onze advocaat dat de toegepaste boekingswijze gebruikelijk was wilt u laten bewijzen. Is dat niet mogelijk dan bent u van mening dat de betalingen aan failliet toekomen. U dreigt met een procedure om de stelling van de DGA voor de rechter te laten bewijzen. Zie uw brief van 3 september 2010 Uit het bovenstaande concluderen wij dat u, in uw functie van curator, een stelling inneemt die u niet hebt kunnen onderbouwen of motiveren en vervolgens de DGA met een procedure dreigt om het verweer op uw stelling te bewijzen. Zo probeert u ruim € 111.500,- binnen te krijgen die is becijferd door de door u ingeschakelde accountant Grant Thornton. Ook de andere door ons bekritiseerde handels- en werkwijzen van u zijn nog steeds onbeantwoord gebleven, ondanks onze herinnering hieraan in de brief van 19 april jl.. Een en ander is voor ons nu aanleiding om op een ons conveniërende wijze deze gang van zaken te publiceren met het doel herhaling ervan te voorkomen. Tot nadere toelichting zijn wij steeds bereid.
Hoogachtend, Waagmeesters Bedrijfs Advies J.G. Scholten
F
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
61/387
La Gro advocaten T.a.v. Mr. R.P. de Bruin Postbus 155 2800 AD Gouda Fax: (0182) 52 26 84
Datum: 20 september 2012
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: Failliet Van Heusden Afbouw BV
Geachte heer De Bruin, Namens de heer J. de Jong, en in onze hoedanigheid van bedrijfsadviseur, delen wij u het navolgende mede naar aanleiding van uw brief van 10 augustus 2012. Voor zover wij hebben kunnen nagaan heeft u nog geen duidelijk antwoord gegeven op, noch duidelijkheid geschapen over, onze vaststellingen in al onze antwoorden aan u inzake de rekening-courant verhoudingen. Met name op onze brieven van 18 februari en 19 april 2011 heeft u niet inhoudelijk gereageerd. Wij citeren uit onze brief van 18 februari 2011 het volgende. ‘In uw brief van 3 september jl. verdedigt u een stelling, een standpunt, zonder deze te onderbouwen met concrete aanwijzingen wat naar uw mening onjuist is geboekt na afsluiting van de jaarrekening(en). U heeft ons tot nu toe niet kunnen uitleggen wat er onjuist is geboekt ten nadele van failliet, ondanks het grote aantal brieven hierover.’ Wij zullen niet meer op ‘de juistheid van uw stelling’ reageren tenzij u concreet aangeeft wat onjuist is geboekt. Gelet op de inhoud van uw faillissementsverslagen houden wij ons alle rechten voor op deze ‘zinloos gebleken discussie’ later publiekelijk terug te komen. Tot nadere toelichting zijn wij steeds bereid.
Hoogachtend, Waagmeesters Bedrijfs Advies J.G. Scholten
CC: dhr. A.G. Moeijes, Velserbeek 1, 1981 LA Velsen-Zuid
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
62/387
5. Cremers De Koning Advocaten, t.a.v mr. P. de Koning (30-12-2014)
Cremers De Koning Advocaten T.a.v. mr. P. de Koning Postbus 390 5000 AJ Tilburg E-mail:
[email protected]
Datum: 30 december 2014
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: F.02/08/294 / Aannemersbedrijf J.F. Koks B.V. / Ons kenmerk: WBA15KoksBeschCur20141230
Geachte heer De Koning, Inzake bovengenoemd afgewikkeld faillissement richten wij ons tot u met het volgende. Definitief geworden beschouwingen en conclusie. Wij hebben een voorlopig onderzoek verricht naar het functioneren als curator van mr. P. de Koning en naar het functioneren als rechter-commissaris van mr. T.J. van Gessel c.s. inzake bovengenoemd dossier. Per brief gedateerd 11 december jl. met bijlagen / beschouwingen bent u daarvan op de hoogte gesteld. Deze brief met bijlagen is geacht hier integraal te zijn opgenomen en herhaald. Op onze brief met bijlagen van 11 december jl. en gelijkluidend e-mail bericht heeft u niet gereageerd. Dat heeft tot gevolg dat onze ‘beschouwingen’ thans een definitieve status hebben gekregen en voor publicatie beschikbaar zijn. Onderstaand treft u onze conclusie nog een keer aan. Onze conclusie. Wij stelden ons in dit voorlopige onderzoek de vraag of ‘zonder twijfel’ de curator en de rechter-commissaris c.s. voornoemd te vertrouwen zijn en als betrouwbaar beoordeeld kan worden. In onze ogen was het antwoord op die vraag: nee! Wettelijk is de rechter-commissaris (RC) uiteindelijk verantwoordelijk en aansprakelijk voor het doen en laten van de curator. Op grond van bovenstaand definitieve onderzoek / beschouwingen luidt het definitieve antwoord op de vraag of ‘zonder twijfel’ de curator en de RC voornoemd te vertrouwen zijn en als betrouwbaar beoordeeld kunnen worden: ‘nee’! Deze conclusie is onder meer gebaseerd op de volgende vaststellingen in onze beschouwingen van 11 december jl.. Verwijten aan de curator / RC. De faillissementswet staat toe dat de curator op basis van zijn urendeclaratie de boedelrekening kan en mag leeg declareren ad € 178.000,- bruto. De RC weet hiervan en werkt hieraan mee.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
63/387
Er resteert van de € 194.000,- aan inkomsten niets voor de andere schuldeisers uitgezonderd de rabobank. Die krijgt op basis van haar pandrecht ca. € 20.000,-. De curator int evenwel € 178.000,- bruto! Nadat de curator € 150.000,- had ontvangen uit verkoop activa aan een doorstarter begint hij een procedure om de aansprakelijkheid wegens onbehoorlijk bestuur van Koks c.s. vast te stellen en het boedeltekort ad € 415.000,- te claimen. Wat hebben de advocaten van Koks c.s. gedaan om de curator bij de rechtbank Breda te weerhouden van een succes? Was er een relatie tussen de curator en deze advocaten en zo ja wat was de (geheime) afspraak tussen hen? Hun Amsterdamse (!) collega’s hebben later wel succes maar dan is de boedelrekening inmiddels leeg geplukt. Koks c.s. is bewust met een ‘trucje’ door de RC en de curator het bos ingestuurd en benadeeld voor ca. € 45.000,- omdat de kostenveroordeling is geparkeerd op de boedelrekening terwijl die voor rekening en risico van de curator en de RC kwam (danwel zijn / hun bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering). Curator De Koning wijst steeds alle klachten van Koks c.s. af. Hij negeert en ontkent ze evenals de RC. Door de faillissementsverslagen van de curator zijn verdachtmakingen geuit alsof Koks c.s. verwijtbaar heeft gehandeld als ondernemer. Het Hof oordeelt tegenovergesteld en stelt vast dat de curator zijn werk niet goed heeft gedaan en stelt curator De Koning zelf verantwoordelijk en aansprakelijk voor de geleden schade. Maar het kwaad is inmiddels wel geschied. De curator verliest ook de (incasso)procedure tegen Jacobs. Waarom wil curator De Koning geen derden bij een gesprek tussen hem en Koks c.s.? Systeemcrash. Wij trekken uit de gang van zaken tot nu toe de voorlopige conclusie dat er in dezen sprake is van een systeemcrash. Dat wil zeggen dat niet het systeem van “Justitia’ c.q. haar beleidsdoeleinden bepalen wat er gebeurt in een faillissement maar dat dit wordt bepaald door de mensen die dit systeem ‘bemannen’ c.q. de subjectieve doeleinden (!) van hen tezamen bepalen hoe een faillissement uiteindelijk (financieel) eindigt voor de andere schuldeisers. Dit zou ook kunnen bevestigen waarom ‘een dief geen aangifte doet tegen een andere dief’? De Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. is een aan het maatschappelijk verkeer deelnemende organisatie. Zij adviseert tal van personen en ondernemingen die in financiële problemen zijn gekomen ongeacht de oorzaak. Zij acht het haar maatschappelijke plicht om tegen - in haar ogen - onoorbare situaties verweer te voeren en deze onoorbare situaties te bestrijden en helpen voorkomen. Indien nodig publiceert zij over waargenomen onoorbare situaties met het doel herhaling ervan te bestrijden en te voorkomen. Thans vindt binnen 2 weken na heden publicatie plaats van onze beschouwingen en conclusie onder ons conveniërende voorwaarden en melding aan alle relevante maatschappelijke partijen, waaronder de betrokken rechtbank, relevante toezichthouders en het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Doelgroep daarnaast is elke Nederlander van 18 tot en met 81 jaar. Hierover is geen enkele vorm van communicatie mogelijk. Wij behouden ons het recht voor latere ontwikkelingen in dit dossier in de beschouwingen op te nemen. Ook zijn wij vrij om dossiers waarin de voornoemde curator en de RC actief zijn of zijn geweest aan een onderzoek te (laten) onderwerpen.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
64/387
Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
Bijlage(n): - beschouwingen van de curator in het faillissement van Aannemersbedrijf J.F. Koks BV, gedateerd 11 december 2014 (zie pagina 142) - ‘Juridisch advies nodig versie 06?’ (alleen digitaal) (zie pagina 8 en verder)
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
65/387
6. Rechtbank Zeeland – West Brabant, Breda (30-12-2014)
Rechtbank Zeeland – West-Brabant Het bureau / secretariaat van de President Sluissingel 20 4811 TA Breda
Datum: 30 december 2014
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: F.02/08/294 / Aannemersbedrijf J.F. Koks B.V. / Ons kenmerk: WBA15KoksPresRB
Geachte mevrouw, mijnheer, Hierdoor richten wij ons tot u met het volgende. De Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. is een aan het maatschappelijk verkeer deelnemende organisatie. Zij adviseert tal van personen en ondernemingen die in financiële problemen zijn gekomen ongeacht de oorzaak. Zij acht het haar maatschappelijke plicht om tegen - in haar ogen - onoorbare situaties verweer te voeren en deze onoorbare situaties te bestrijden en helpen voorkomen. Indien nodig publiceert zij over waargenomen onoorbare situaties met het doel herhaling ervan te bestrijden en te voorkomen. Wij hebben een voorlopig onderzoek ingesteld naar het functioneren van curator van mr. P. de Koning en naar het functioneren als rechter-commissaris van mr. T.J. van Gessel c.s. inzake bovenvermeld faillissement. Een verslag van de voorlopige resultaten uit dat onderzoek treft u - ter informatie - bijgaand aan in de vorm van onze ‘beschouwingen’ van 11 december jl.. Curator mr. P. de Koning heeft gedurende twee weken van ons de gelegenheid gekregen om te reageren op deze beschouwingen en gemotiveerd onderbouwd aan te tonen dan deze bevindingen met samenvatting en conclusie onjuist zijn. Curator mr. P. de Koning heeft hierop niet gereageerd en daardoor zijn de beschouwingen definitief geworden alsmede de daarin opgenomen samenvatting en conclusie. In de bijlagen treft u tevens een kopie van onze brief aan van 30 december jl., gericht aan curator mr. P. de Koning voornoemd. Onze samenvatting en conclusie zijn daarin definitief medegedeeld en bevestigd. U kunt deze brief met bijlagen onbeantwoord laten maar mogelijk vormen onze publicaties later aanleiding voor derden om hierop te reageren. Dan staat u niet voor verrassingen. Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
66/387
Bijlage(n): - beschouwingen van 11 december 2014 (zie pagina 142) - brief aan curator mr. P. de Koning van 30 december 2014 (zie pagina 63) - alleen digitaal: ‘Juridisch advies nodig versie 06?’ (zie pagina 8 en verder)
CC:
- Ministerie van Veiligheid en Justitie, t.a.v. de Minister dhr. mr. I.W. Opstelten
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
67/387
7. Greveling Advocaten, t.a.v. mr. D.K. Greveling (21-02-2015)
Greveling Advocaten T.a.v. dhr. D.K. Greveling Postbus 1021 1200 BA Hilversum E-mail:
[email protected]
Datum: 21 februari 2015
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: Van Tongeren Beheer BV / 61.50.10.997 Beschouwingen verwijtbaar nalaten ‘registreren’ Ons kenmerk: WBA17ReproBeschAdv20150221
Geachte heer Greveling, Inzake bovengenoemde Van Tongeren Beheer B.V. richten wij ons tot u met het volgende. Definitief geworden beschouwingen en conclusie. Wij hebben een voorlopig onderzoek verricht naar het functioneren van u, mr. D.K. Greveling, en uw kantoor ‘Greveling Advocaten’, als advocaat - en in opdracht van - de ABN AMRO Bank N.V., inzake bovengenoemd dossier. Per brief gedateerd 5 februari jl. met bijlagen / beschouwingen bent u daarvan op de hoogte gesteld. Deze brief met bijlagen is geacht hier integraal te zijn opgenomen en herhaald. Op onze brief met bijlagen van 5 februari jl. en gelijkluidend e-mail bericht heeft u op19 februari jl. gereageerd per e-mail. Kort gezegd luidt uw reactie als volgt. U en de ABN Bank voelen zich niet geroepen met ons in discussie te gaan. De rechtbank heeft vonnis gewezen, Van Tongeren Beheer is niet in hoger beroep gegaan en heeft inmiddels alles betaald. Onze beschouwingen zijn onrechtmatig, lasterlijk en op eigen titel gedaan. U behoudt zich het recht voor ons in rechte te betrekken en persoonlijk aansprakelijk te stellen voor geleden en nog te lijden (reputatie)schade. Onze reactie hierop luidt als volgt. Op 5 februari jl. bent u uitgenodigd om schriftelijk, en van schriftelijke bewijsstukken voorziene wijzigingsvoorstellen op onze beschouwingen van 5 februari jl. in te dienen. Wij stellen vast dat u in uw schriftelijke antwoord van 19 februari jl. niet één letter besteedt aan inhoudelijk verweer tegen de standpunten zoals verwoord in onze voornoemde beschouwingen. Kennelijk heeft u geen inhoudelijk verweer tegen onze beschouwingen, anders had u die wel ingebracht in voornoemd antwoord. Zo gaat u niet in op het feit dat de brief van de ABN Bank van 8 juli 2009 gericht aan de curator van Van Tongeren Repro B.V. niet door u, noch door de advocaten van Van Tongeren Beheer B.V., te weten mr. B.G. van Twist en mr. A.C. Turner, is voorgelegd aan de rechter in de door u aangespannen gerechtelijke procedure tussen ABN Bank en Van Tongeren Beheer B.V..
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
68/387
In de brief van de ABN Bank van 8 juli 2009 dient zij haar vordering in bij de curator van Van Tongeren Repro B.V. en claimt de ABN Bank separaat de ‘verpanding van alle vorderingen op derden’ tegenover de curator van Van Tongeren Repro B.V., inclusief een kopie van de bewijsstukken daarbij. Dit is het ultieme bewijs dat de ABN Bank zelf de verpandingsafspraken intern en extern erkende en regulier uitvoerde zoals gebruikelijk is in dezen. Als advocaat van de eisende partij presenteert u aan de rechter deze belangrijk brief bewust niet. Zo blijft een belangrijk deel van de juridische kwestie en een belangrijk deel van de historische realiteit buiten beschouwing van de rechter in dezen. En dat komt tot uiting in het tussenvonnis van 16 maart 2011. Dit nalaten geldt, aanvullend, later ook voor de inbreng in de drie specifieke hoorzittingen die aan de ‘bewijsplicht’ van Van Tongeren Beheer ten grondslag lagen. Uw senior accountmanager ‘kon zich opeens ‘niets meer herinneren’ van zijn advies in het gesprek van 20 mei 2009 terwijl die functionaris gewoon zijn werk doet heden ten dage. Omdat de rechter geen onderzoek mag plegen betekent het voorgaande dat het vonnis van de rechter in dezen ‘per definitie’ gebaseerd is op onvolledige, onjuiste en onvoldoende historische realiteit en het ontbreken van de juiste context. En dat is in deze ‘bewust en georganiseerd‘ het geval geweest. Uw beroep op het in kracht van gewijsde gegane vonnis van 27 juni 2012 is derhalve ook niet zonder ironie in dezen! Het systeem, dat u en uw advocatenkantoor essentieel bewijs kunnen en mogen achterhouden, en dat daarna de rechter als gevolg van dit achterhouden van essentieel bewijs een onjuist en onjuist gefundeerd vonnis wijst dat in uw voordeel uitmondt, moet u dan ook, tezamen met het Ministerie van Veiligheid en Justitie / het Openbaar Ministerie enerzijds, en de Nederlandse Orde van Advocaten anderzijds, maar genoegzaam uitleggen aan Nederland en de Nederlanders tussen 18 en 81 jaar oud. Verder gaat u niet inhoudelijk in op het volgende uit de beschouwingen. Samenvatting en conclusie. 1. Als de ABN Bank bij de curator de ‘verpanding van alle vorderingen op derden’ claimt in haar brief van 8 juli 2009, en die claim voorziet van de vereiste bijlagen, dan geeft de ABN Bank daarmee expliciet aan dat zij de betwiste verpanding zelf, intern en extern, ondubbelzinnig erkent en zelf procedureel regulier uitvoert c.q. claimt. 2. Dat de ABN Bank een jaar later in de rechtbankprocedure stelt dat de ABN Bank ‘registratie niet heeft toegezegd’, omdat tijdige en reguliere registratie door het ABN Bankkantoor Amsterdam is verzuimd, is niet relevant, niet terzake en zelfs misleidend. 3. Dat de rechtbank, naar aanleiding van de stelling van de ABN Bank dat ‘registratie niet is toegezegd’ de bewijslast bij Van Tongeren legt, is niet begrijpelijk en niet geloofwaardig, in de wetenschap dat de ABN Bank in haar brief van 8 juli 2009 expliciet aangeeft dat zij de betwiste verpanding zelf, intern en extern, ondubbelzinnig erkent en zelf procedureel regulier uitvoert c.q. claimt. 4. Dat de ABN Bank niets te verliezen had, noch te verliezen heeft, en dat de ABN Bank zelfs belang had bij, rechtsgeldige verpanding, en dat door de ‘houding en het gedrag’ van de ABN Bank zeer grote financiële schade is ontstaan bij haar kredietrelatie Van Tongeren Beheer B.V..
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
69/387
5. De drie getuigenverhoren nutteloos werden door de getuigenis van dhr. Kleiterp dat die ‘zich niets weet te herinneren’ en dat die laatste getuigenis een staaltje van zuivere manipulatie betreft ten gunste van de ABN Bank. Op grond van deze samenvatting en conclusie stellen wij vast dat: 1. ABN AMRO Bank N.V. te Amsterdam, en 2. mr. D.K. Greveling van Greveling Advocaten te Hilversum, en 3. mr. B.G. van Twist van Van Twist Advocaten te ’s-Gravendeel, en 4. mw. mr. A.C. Turner van Van Twist Advocaten te ’s-Gravendeel zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk niet te vertrouwen zijn en niet betrouwbaar zijn te noemen. 5. Rechtbank Haarlem niet begrijpelijk en niet geloofwaardig heeft geoordeeld en dwaalde in dezen. Wij hebben kennis genomen van uw schriftelijke reactie van 19 februari jl. maar de inhoud daarvan geeft ons geen aanleiding onze beschouwingen van 5 februari jl. te wijzigen. Dat heeft tot gevolg dat onze ‘beschouwingen’ thans een definitieve status hebben gekregen en voor publicatie beschikbaar zijn. Onderstaand treft u onze conclusie nog een keer aan. Onze conclusie. Wij stelden ons in dit voorlopige onderzoek de vraag of ‘zonder twijfel’ u, mr. D.K. Greveling, en uw kantoor ‘Greveling Advocaten’, als advocaat - en in opdracht van - de ABN AMRO Bank N.V., inzake bovengenoemd dossier, te vertrouwen zijn en als betrouwbaar beoordeeld kan worden. In onze ogen was het antwoord op die vraag: nee! Op grond van bovenstaand definitief geworden onderzoek c.q. definitief geworden beschouwingen luidt het definitieve antwoord op deze vraag ook: ‘nee’! Vervolgconclusie: systeemcrash? Wij trekken uit de gang van zaken tot nu toe de voorlopige conclusie dat er in dezen sprake is van een systeemcrash. Dat wil zeggen dat niet het systeem van ‘Justitia’ c.q. haar beleidsdoeleinden bepalen wat er gebeurt in een gerechtelijke procedure, maar dat dit wordt bepaald door de mensen die dit systeem ‘bemannen’ c.q. de subjectieve doeleinden (!) van hen tezamen bepalen hoe een gerechtelijke procedure uiteindelijk (financieel) eindigt voor de andere partij. Dit zou ook kunnen bevestigen waarom ‘een dief geen aangifte doet tegen een andere dief’? De Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. is een aan het maatschappelijk verkeer deelnemende organisatie. Zij adviseert tal van personen en ondernemingen die in financiële problemen zijn gekomen ongeacht de oorzaak. Zij acht het haar maatschappelijke plicht om tegen - in haar ogen - onoorbare situaties verweer te voeren en deze onoorbare situaties te bestrijden en helpen voorkomen. Indien nodig publiceert zij over waargenomen onoorbare situaties met het doel herhaling ervan te bestrijden en te voorkomen. Een nadere uitwerking van dit beleid treft u aan op de volgende pagina’s 4 t/m 6 van deze brief.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
70/387
Thans vindt binnen 2 weken na heden publicatie plaats van onze beschouwingen en conclusie onder ons conveniërende voorwaarden en melding aan alle relevante maatschappelijke partijen, waaronder de betrokken rechtbank, relevante toezichthouders en het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Doelgroep daarnaast is elke Nederlander van 18 tot en met 81 jaar. Hierover is geen enkele vorm van communicatie mogelijk. Wij behouden ons het recht voor latere ontwikkelingen in dit dossier alsnog in de beschouwingen op te nemen. Ook zijn wij vrij om dossiers waarin de voornoemde advocaat en zijn advocatenkantoor actief zijn of zijn geweest aan een onderzoek te (laten) onderwerpen. Ook behouden wij ons het recht voor advocaat mr. D.K. Greveling, die persoonlijk de gerechtelijke procedure voornoemd heeft geleid, verantwoordelijk en aansprakelijk te stellen voor zijn aandeel in de totstandkoming van het desbetreffende eindvonnis, inclusief de nodige tuchtrechtelijke maatregelen.
Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
Bijlage(n): - beschouwingen van 5 februari 2015 (zie pagina 147) - ‘Juridisch advies nodig versie 09?’ (alleen digitaal) (zie pagina 8 en verder) - Publicatiebeleid Waagmeestsers Bedrijfs Advies B.V. (zie pagina 39)
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
71/387
8. ABN AMRO Bank N.V., Directoraat Kredietverlening (21-02-2015)
ABN AMRO Bank N.V. Raad van Bestuur T.a.v. Directoraat Kredietverlening Gustav Mahlerlaan 10 1082 PP Amsterdam
Datum: 21 februari 2015
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: Van Tongeren Beheer BV / 61.50.10.997 Beschouwingen verwijtbaar nalaten ‘registreren’ Ons kenmerk: WBA18ReproBeschABN20150221
Geachte mevrouw, mijnheer, Inzake bovengenoemde Van Tongeren Beheer B.V. richten wij ons tot u met het volgende. Definitief geworden beschouwingen en conclusie. Wij hebben een voorlopig onderzoek verricht naar het functioneren van de ABN AMRO Bank N.V. inzake bovengenoemd dossier. Per brief gedateerd 5 februari jl. met bijlagen / beschouwingen bent u daarvan op de hoogte gesteld. Deze brief met bijlagen is geacht hier integraal te zijn opgenomen en herhaald. Op onze brief met bijlagen van 5 februari jl. en gelijkluidend e-mail bericht heeft u per brief van 17 februari jl. gereageerd. Kort gezegd luidt uw reactie als volgt. U vermoedt dat wij de belangen behartigen van Van Tongeren Beheer B.V. en maakt geen gebruik van de uitnodiging de beschouwingen inhoudelijk te reageren omdat de rechtbank vonnis heeft gewezen. Onze reactie hierop luidt als volgt. Wij stellen vast dat u in uw schriftelijke antwoord van 17 februari jl. niet één letter besteedt aan inhoudelijk verweer tegen de standpunten zoals verwoord in onze voornoemde beschouwingen. Kennelijk heeft u geen inhoudelijk verweer tegen onze beschouwingen, anders had u die wel ingebracht in voornoemd antwoord. Zo gaat u niet in op het feit dat de brief van de ABN Bank van 8 juli 2009 gericht aan de curator van Van Tongeren Repro B.V. niet door uw advocaat, mr. D.K. Greveling, noch door de advocaten van Van Tongeren Beheer B.V., te weten mr. B.G. van Twist en mr. A.C. Turner, is voorgelegd aan de rechter in de door u aangespannen gerechtelijke procedure tussen ABN Bank en Van Tongeren Beheer B.V.. In de brief van de ABN Bank van 8 juli 2009 dient zij haar vordering in bij de curator van Van Tongeren Repro B.V. en claimt de ABN Bank separaat de ‘verpanding van alle vorderingen op derden’ tegenover de curator van Van Tongeren Repro B.V., inclusief een kopie van de bewijsstukken daarbij. Dit is het ultieme bewijs dat de ABN Bank zelf de verpandingsafspraken intern en extern erkende en regulier uitvoerde zoals gebruikelijk is in dezen.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
72/387
Uw advocaat, als de eisende partij, presenteert aan de rechter deze belangrijk brief bewust niet. Zo blijft een belangrijk deel van de juridische kwestie en een belangrijk deel van de historische realiteit buiten beschouwing van de rechter in dezen. En dat komt tot uiting in het tussenvonnis van 16 maart 2011. Dit nalaten door uw advocaat geldt, aanvullend, later ook voor de inbreng in de drie specifieke hoorzittingen die aan de ‘bewijsplicht’ van Van Tongeren Beheer ten grondslag lagen. Uw senior accountmanager ‘kon zich opeens ‘niets meer herinneren’ van zijn advies in het gesprek van 20 mei 2009 terwijl die functionaris gewoon zijn werk doet heden ten dage. Omdat de rechter geen onderzoek mag plegen betekent het voorgaande dat het vonnis van de rechter in dezen ‘per definitie’ gebaseerd is op onvolledige, onjuiste en onvoldoende historische realiteit en het ontbreken van de juiste context. En dat is in deze ‘bewust en georganiseerd‘ het geval geweest. Uw beroep op het in kracht van gewijsde gegane vonnis van 27 juni 2012 is derhalve ook niet zonder ironie in dezen! Het systeem, dat u als bank, en uw advocaat, essentieel bewijs kunnen en mogen achterhouden, en dat daarna de rechter als gevolg van dit achterhouden van essentieel bewijs een onjuist en onjuist gefundeerd vonnis wijst dat in uw voordeel uitmondt, moet u dan ook, tezamen met het Ministerie van Veiligheid en Justitie / het Openbaar Ministerie enerzijds, en de Nederlandse Orde van Advocaten anderzijds, maar genoegzaam uitleggen aan Nederland en de Nederlanders tussen 18 en 81 jaar oud. Verder gaat u niet inhoudelijk in op het volgende uit de beschouwingen. Samenvatting en conclusie. 1. Als de ABN Bank bij de curator de ‘verpanding van alle vorderingen op derden’ claimt in haar brief van 8 juli 2009, en die claim voorziet van de vereiste bijlagen, dan geeft de ABN Bank daarmee expliciet aan dat zij de betwiste verpanding zelf, intern en extern, ondubbelzinnig erkent en zelf procedureel regulier uitvoert c.q. claimt. 2. Dat de ABN Bank een jaar later in de rechtbankprocedure stelt dat de ABN Bank ‘registratie niet heeft toegezegd’, omdat tijdige en reguliere registratie door het ABN Bankkantoor Amsterdam is verzuimd, is niet relevant, niet terzake en zelfs misleidend. 3. Dat de rechtbank, naar aanleiding van de stelling van de ABN Bank dat ‘registratie niet is toegezegd’ de bewijslast bij Van Tongeren legt, is niet begrijpelijk en niet geloofwaardig, in de wetenschap dat de ABN Bank in haar brief van 8 juli 2009 expliciet aangeeft dat zij de betwiste verpanding zelf, intern en extern, ondubbelzinnig erkent en zelf procedureel regulier uitvoert c.q. claimt. 4. Dat de ABN Bank niets te verliezen had, noch te verliezen heeft, en dat de ABN Bank zelfs belang had bij, rechtsgeldige verpanding, en dat door de ‘houding en het gedrag’ van de ABN Bank zeer grote financiële schade is ontstaan bij haar kredietrelatie Van Tongeren Beheer B.V.. 5. De drie getuigenverhoren nutteloos werden door de getuigenis van dhr. Kleiterp dat die ‘zich niets weet te herinneren’ en dat die laatste getuigenis een staaltje van zuivere manipulatie betreft ten gunste van de ABN Bank. Op grond van deze samenvatting en conclusie stellen wij vast dat: 1. ABN AMRO Bank N.V. te Amsterdam, en 2. mr. D.K. Greveling van Greveling Advocaten te Hilversum, en
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
73/387
3. mr. B.G. van Twist van Van Twist Advocaten te ’s-Gravendeel, en 4. mw. mr. A.C. Turner van Van Twist Advocaten te ’s-Gravendeel, zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk niet te vertrouwen zijn en niet betrouwbaar zijn te noemen. 5. Rechtbank Haarlem niet begrijpelijk en niet geloofwaardig heeft geoordeeld en dwaalde in dezen. Wij hebben kennis genomen van uw schriftelijke reactie van 17 februari jl. maar de inhoud daarvan geeft ons geen aanleiding onze beschouwingen van 5 februari jl. te wijzigen. Dat heeft tot gevolg dat onze ‘beschouwingen’ thans een definitieve status hebben gekregen en voor publicatie beschikbaar zijn. Onderstaand treft u onze conclusie nog een keer aan.
Onze conclusie. Wij stelden ons in dit voorlopige onderzoek de vraag of ‘zonder twijfel’ u, de ABN AMRO Bank N.V., inzake bovengenoemd dossier, te vertrouwen bent en als betrouwbaar beoordeeld kunt worden. In onze ogen was het antwoord op die vraag: nee! Op grond van bovenstaand definitief geworden onderzoek c.q. definitief geworden beschouwingen luidt het definitieve antwoord op deze vraag ook: ‘nee’!
Vervolgconclusie: systeemcrash? Wij trekken uit de gang van zaken tot nu toe de voorlopige conclusie dat er in dezen sprake is van een systeemcrash. Dat wil zeggen dat niet het systeem van ‘Justitia’ c.q. haar beleidsdoeleinden bepalen wat er gebeurt in een gerechtelijke procedure, maar dat dit wordt bepaald door de mensen die dit systeem ‘bemannen’ c.q. de subjectieve doeleinden (!) van hen tezamen bepalen hoe een gerechtelijke procedure uiteindelijk (financieel) eindigt voor de andere partij. Dit zou ook kunnen bevestigen waarom ‘een dief geen aangifte doet tegen een andere dief’? De Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. is een aan het maatschappelijk verkeer deelnemende organisatie. Zij adviseert tal van personen en ondernemingen die in financiële problemen zijn gekomen ongeacht de oorzaak. Zij acht het haar maatschappelijke plicht om tegen - in haar ogen - onoorbare situaties verweer te voeren en deze onoorbare situaties te bestrijden en helpen voorkomen. Indien nodig publiceert zij over waargenomen onoorbare situaties met het doel herhaling ervan te bestrijden en te voorkomen. Een nadere uitwerking van dit beleid treft u aan op de volgende pagina’s 4 t/m 6 van deze brief. Thans vindt binnen 2 weken na heden publicatie plaats van onze beschouwingen en conclusie onder ons conveniërende voorwaarden en melding aan alle relevante maatschappelijke partijen, waaronder de betrokken rechtbank, relevante toezichthouders en het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Doelgroep daarnaast is elke Nederlander van 18 tot en met 81 jaar. Hierover is geen enkele vorm van communicatie mogelijk. Wij behouden ons het recht voor latere ontwikkelingen in dit dossier alsnog in de beschouwingen op te nemen. Ook zijn wij vrij om dossiers waarin u en uw voornoemde advocaat actief zijn of zijn geweest aan een onderzoek te (laten) onderwerpen. U bent
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
74/387
immers verantwoordelijk en aansprakelijk voor het ‘doen en laten’ van uw opdrachtnemer, in dezen uw advocaat c.q. uw advocatenkantoor. Ook behouden wij ons het recht voor advocaat mr. D.K. Greveling, die persoonlijk de gerechtelijke procedure voornoemd heeft geleid, verantwoordelijk en aansprakelijk te stellen voor zijn aandeel in de totstandkoming van het desbetreffende eindvonnis, inclusief de nodige tuchtrechtelijke maatregelen.
Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
Bijlage(n): - beschouwingen van 5 februari 2015 (zie pagina 147) - ‘Juridisch advies nodig versie 09?’ (alleen digitaal) (zie pagina 8 en verder)
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
75/387
9. Van Twist Advocaten, t.a.v. mr. B.G. van Twist, mr. A.C. Turner (21-02-2015)
Van Twist Advocaten T.a.v. dhr. B.G. van Twist en mw. A.C. Turner ½ Mijlweg 61-B 3295 KG ‘s-Gravendeel E-mail:
[email protected]
Datum: 21 februari 2015
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: Van Tongeren Beheer BV / 61.50.10.997 Beschouwingen verwijtbaar nalaten ‘registreren’ Ons kenmerk:
WBA19ReproBeschvTwist20150221
Geachte heer Van Twist, Inzake bovengenoemde Van Tongeren Beheer B.V. richten wij ons tot u met het volgende. Definitief geworden beschouwingen en conclusie. Wij hebben een voorlopig onderzoek verricht naar het functioneren van u, mr. B.G. van Twist en uw collega mw. mr. A.C. Turner en uw kantoor ‘Van twist Advocaten’, als advocaat - en in opdracht van - Van Tongeren Beheer B.V., inzake bovengenoemd dossier. Per brief gedateerd 5 februari jl. met bijlagen / beschouwingen bent u daarvan op de hoogte gesteld. Deze brief met bijlagen is geacht hier integraal te zijn opgenomen en herhaald. Op onze brief met bijlagen van 5 februari jl. en gelijkluidend e-mail bericht heeft u op 6 februari jl. gereageerd per e-mail. Kort gezegd luidt uw reactie als volgt. Onze conclusies zijn onjuist, onvolledig, onoordeelkundig, onaanvaardbaar en onrechtmatig. Onze reactie hierop luidt als volgt. Op 5 februari jl. bent u uitgenodigd om schriftelijk, en van schriftelijke bewijsstukken voorziene wijzigingsvoorstellen op onze beschouwingen van 5 februari jl. in te dienen. Wij stellen vast dat u in uw schriftelijke antwoord van 6 februari jl. niet één letter besteedt aan inhoudelijk verweer tegen de standpunten zoals verwoord in onze voornoemde beschouwingen. Kennelijk heeft u geen inhoudelijk verweer tegen onze beschouwingen, anders had u die wel ingebracht in voornoemd antwoord. Zo gaat u niet in op het feit dat de brief van de ABN Bank van 8 juli 2009 gericht aan de curator van Van Tongeren Repro B.V. niet door u, noch door de advocaat van ABN Bank N.V., te weten mr. D.K. Greveling, is voorgelegd aan de rechter in de door de ABN Bank aangespannen gerechtelijke procedure tussen ABN Bank en Van Tongeren Beheer B.V.. In de brief van de ABN Bank van 8 juli 2009 dient zij haar vordering in bij de curator van Van Tongeren Repro B.V. en claimt de ABN Bank separaat de ‘verpanding van alle vorderingen op derden’ tegenover de curator van Van Tongeren Repro B.V., inclusief een kopie van de bewijsstukken daarbij. Dit is het ultieme bewijs dat de ABN Bank zelf de
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
76/387
verpandingsafspraken intern en extern erkende en regulier uitvoerde zoals gebruikelijk is in dezen. Als advocaat van de gedaagde partij presenteert u aan de rechter deze belangrijk brief bewust óók niet. Zo blijft een belangrijk deel van de juridische kwestie en een belangrijk deel van de historische realiteit buiten beschouwing van de rechter in dezen. En dat komt tot uiting in het tussenvonnis van 16 maart 2011. Dit nalaten geldt, aanvullend, later ook voor de inbreng in de drie specifieke hoorzittingen die aan de ‘bewijsplicht’ van Van Tongeren Beheer ten grondslag lagen. De senior accountmanager van de ABN Bank ‘kon zich opeens ‘niets meer herinneren’ van zijn advies in het gesprek van 20 mei 2009 terwijl die functionaris gewoon zijn werk doet heden ten dage. Omdat de rechter geen onderzoek mag plegen betekent het voorgaande dat het vonnis van de rechter in dezen ‘per definitie’ gebaseerd is op onvolledige, onjuiste en onvoldoende historische realiteit en het ontbreken van de juiste context. En dat is in deze ‘bewust en georganiseerd‘ het geval geweest. Het beroep van de ABN Bank op het in kracht van gewijsde gegane vonnis van 27 juni 2012 is derhalve ook niet zonder ironie in dezen! Het systeem, dat u en de ABN Bank essentieel bewijs kunnen en mogen achterhouden, en dat daarna de rechter als gevolg van dit achterhouden van essentieel bewijs een onjuist en onjuist gefundeerd vonnis wijst dat in het voordeel uitmondt van de ABN Bank, moet u dan ook, tezamen met het Ministerie van Veiligheid en Justitie / het Openbaar Ministerie enerzijds, en de Nederlandse Orde van Advocaten anderzijds, maar genoegzaam uitleggen aan Nederland en de Nederlanders tussen 18 en 81 jaar oud. Verder gaat u niet inhoudelijk in op het volgende uit de beschouwingen. Samenvatting en conclusie. 1. Als de ABN Bank bij de curator de ‘verpanding van alle vorderingen op derden’ claimt in haar brief van 8 juli 2009, en die claim voorziet van de vereiste bijlagen, dan geeft de ABN Bank daarmee expliciet aan dat zij de betwiste verpanding zelf, intern en extern, ondubbelzinnig erkent en zelf procedureel regulier uitvoert c.q. claimt. 2. Dat de ABN Bank een jaar later in de rechtbankprocedure stelt dat de ABN Bank ‘registratie niet heeft toegezegd’, omdat tijdige en reguliere registratie door het ABN Bankkantoor Amsterdam is verzuimd, is niet relevant, niet terzake en zelfs misleidend. 3. Dat de rechtbank, naar aanleiding van de stelling van de ABN Bank dat ‘registratie niet is toegezegd’ de bewijslast bij Van Tongeren legt, is niet begrijpelijk en niet geloofwaardig, in de wetenschap dat de ABN Bank in haar brief van 8 juli 2009 expliciet aangeeft dat zij de betwiste verpanding zelf, intern en extern, ondubbelzinnig erkent en zelf procedureel regulier uitvoert c.q. claimt. 4. Dat de ABN Bank niets te verliezen had, noch te verliezen heeft, en dat de ABN Bank zelfs belang had bij, rechtsgeldige verpanding, en dat door de ‘houding en het gedrag’ van de ABN Bank zeer grote financiële schade is ontstaan bij haar kredietrelatie Van Tongeren Beheer B.V.. 5. De drie getuigenverhoren nutteloos werden door de getuigenis van dhr. Kleiterp dat die ‘zich niets weet te herinneren’ en dat die laatste getuigenis een staaltje van zuivere manipulatie betreft ten gunste van de ABN Bank. Op grond van deze samenvatting en conclusie stellen wij vast dat: 1. ABN AMRO Bank N.V. te Amsterdam, en
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
77/387
2. mr. D.K. Greveling van Greveling Advocaten te Hilversum, en 3. mr. B.G. van Twist van Van Twist Advocaten te ’s-Gravendeel, en 4. mw. mr. A.C. Turner van Van Twist Advocaten te ’s-Gravendeel, zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk niet te vertrouwen zijn en niet betrouwbaar zijn te noemen. 5. Rechtbank Haarlem niet begrijpelijk en niet geloofwaardig heeft geoordeeld en dwaalde in dezen. Wij hebben kennis genomen van uw schriftelijke reactie van 6 februari jl. maar de inhoud daarvan geeft ons geen aanleiding onze beschouwingen van 5 februari jl. te wijzigen. Dat heeft tot gevolg dat onze ‘beschouwingen’ thans een definitieve status hebben gekregen en voor publicatie beschikbaar zijn. Onderstaand treft u onze conclusie nog een keer aan.
Onze conclusie. Wij stelden ons in dit voorlopige onderzoek de vraag of ‘zonder twijfel’ u, mr. B.G. van Twist en uw collega mw. mr. A.C. Turner en uw kantoor ‘Van twist Advocaten’, als advocaat - en in opdracht van - Van Tongeren Beheer B.V., inzake bovengenoemd dossier, te vertrouwen zijn en als betrouwbaar beoordeeld kunnen worden. In onze ogen was het antwoord op die vraag: nee! Op grond van bovenstaand definitief geworden onderzoek c.q. definitief geworden beschouwingen luidt het definitieve antwoord op deze vraag ook: ‘nee’! Vervolgconclusie: systeemcrash? Wij trekken uit de gang van zaken tot nu toe de voorlopige conclusie dat er in dezen sprake is van een systeemcrash. Dat wil zeggen dat niet het systeem van ‘Justitia’ c.q. haar beleidsdoeleinden bepalen wat er gebeurt in een gerechtelijke procedure, maar dat dit wordt bepaald door de mensen die dit systeem ‘bemannen’ c.q. de subjectieve doeleinden (!) van hen tezamen bepalen hoe een gerechtelijke procedure uiteindelijk (financieel) eindigt voor de andere partij. Dit zou ook kunnen bevestigen waarom ‘een dief geen aangifte doet tegen een andere dief’? De Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. is een aan het maatschappelijk verkeer deelnemende organisatie. Zij adviseert tal van personen en ondernemingen die in financiële problemen zijn gekomen ongeacht de oorzaak. Zij acht het haar maatschappelijke plicht om tegen - in haar ogen - onoorbare situaties verweer te voeren en deze onoorbare situaties te bestrijden en helpen voorkomen. Indien nodig publiceert zij over waargenomen onoorbare situaties met het doel herhaling ervan te bestrijden en te voorkomen. Een nadere uitwerking van dit beleid treft u aan op de volgende pagina’s 4 t/m 6 van deze brief. Thans vindt binnen 2 weken na heden publicatie plaats van onze beschouwingen en conclusie onder ons conveniërende voorwaarden en melding aan alle relevante maatschappelijke partijen, waaronder de betrokken rechtbank, relevante toezichthouders en het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Doelgroep daarnaast is elke Nederlander van 18 tot en met 81 jaar. Hierover is geen enkele vorm van communicatie mogelijk.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
78/387
Wij behouden ons het recht voor latere ontwikkelingen in dit dossier alsnog in de beschouwingen op te nemen. Ook zijn wij vrij om dossiers waarin u en uw advocatenkantoor actief zijn of zijn geweest aan een onderzoek te (laten) onderwerpen. Ook behouden wij ons het recht voor u beiden, die persoonlijk de gerechtelijke procedure voornoemd hebben (be)geleid namens Van Tongeren Beheer B.V., verantwoordelijk en aansprakelijk te stellen voor uw aandeel in de totstandkoming van het desbetreffende eindvonnis, inclusief de nodige tuchtrechtelijke maatregelen.
Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
Bijlage(n): - beschouwingen van 5 februari 2015 (zie pagina 147) - ‘Juridisch advies nodig versie 09?’ (alleen digitaal) (zie pagina 8 en verder)
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
79/387
10. Lindorff Credit Management B.V., Amersfoort (21-02-2015)
Lindorff Credit Management B.V. Postbus 2750 3800 GJ Amersfoort E-mail:
[email protected]
Datum: 21 februari 2015
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: Van Tongeren Beheer BV / 61.50.10.997 Beschouwingen verwijtbaar nalaten ‘registreren’ Ons kenmerk: WBA20ReproBeschLind20150221
Geachte mevrouw, mijnheer, Inzake bovengenoemde Van Tongeren Beheer B.V. richten wij ons tot u met het volgende. Definitief geworden beschouwingen en conclusie. Wij hebben een voorlopig onderzoek verricht naar het functioneren van u als incassobureau (voorheen Solveon incasso genoemd, uw rechtsvoorganger) van de ABN AMRO Bank N.V. inzake bovengenoemd dossier. Per brief gedateerd 6 februari jl. met bijlagen / beschouwingen bent u daarvan op de hoogte gesteld. Deze brief met bijlagen is geacht hier integraal te zijn opgenomen en herhaald. Op onze brief met bijlagen van 6 februari jl. en gelijkluidend e-mail bericht heeft u niet c.q. niet tijdig gereageerd. Onze reactie hierop luidt als volgt. Wij stellen vast dat u bewust niet één letter besteedt aan inhoudelijk verweer tegen de standpunten zoals verwoord in onze voornoemde beschouwingen. Kennelijk heeft u geen inhoudelijk verweer tegen onze beschouwingen, anders had u die wel ingebracht in voornoemd antwoord. Zo gaat u niet in op het feit dat de brief van de ABN Bank van 8 juli 2009 gericht aan de curator van Van Tongeren Repro B.V. niet door de advocaat van de ABN Bank, mr. D.K. Greveling, noch door de advocaten van Van Tongeren Beheer B.V., te weten mr. B.G. van Twist en mr. A.C. Turner, is voorgelegd aan de rechter in de aangespannen gerechtelijke procedure tussen ABN Bank en Van Tongeren Beheer B.V.. In de brief van de ABN Bank van 8 juli 2009 dient zij haar vordering in bij de curator van Van Tongeren Repro B.V. en claimt de ABN Bank separaat de ‘verpanding van alle vorderingen op derden’ tegenover de curator van Van Tongeren Repro B.V., inclusief een kopie van de bewijsstukken daarbij. Dit is het ultieme bewijs dat de ABN Bank zelf de verpandingsafspraken intern en extern erkende en regulier uitvoerde zoals gebruikelijk is in dezen. U, noch uw advocaat mr. D.K. Greveling, als de eisende partij, presenteert aan de rechter deze belangrijk brief bewust niet. Zo blijft een belangrijk deel van de juridische kwestie en
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
80/387
een belangrijk deel van de historische realiteit buiten beschouwing van de rechter in dezen. En dat komt tot uiting in het tussenvonnis van 16 maart 2011. Dit nalaten door uw advocaat geldt, aanvullend, later ook voor de inbreng in de drie specifieke hoorzittingen die aan de ‘bewijsplicht’ van Van Tongeren Beheer ten grondslag lagen. De senior accountmanager van de ABN Bank ‘kon zich opeens ‘niets meer herinneren’ van zijn advies in het gesprek van 20 mei 2009 terwijl die functionaris gewoon zijn werk doet heden ten dage. Omdat de rechter geen onderzoek mag plegen betekent het voorgaande dat het vonnis van de rechter in dezen ‘per definitie’ gebaseerd is op onvolledige, onjuiste en onvoldoende historische realiteit en het ontbreken van de juiste context. En dat is in deze ‘bewust en georganiseerd‘ het geval geweest. Het beroep door de ABN Bank op het in kracht van gewijsde gegane vonnis van 27 juni 2012 is derhalve ook niet zonder ironie in dezen! Het systeem, dat u en uw advocaat, namens de bank, essentieel bewijs kunnen en mogen achterhouden, en dat daarna de rechter als gevolg van dit achterhouden van essentieel bewijs een onjuist en onjuist gefundeerd vonnis wijst dat in uw voordeel uitmondt, moet u dan ook, tezamen met het Ministerie van Veiligheid en Justitie / het Openbaar Ministerie enerzijds, en de Nederlandse Orde van Advocaten anderzijds, maar genoegzaam uitleggen aan Nederland en de Nederlanders tussen 18 en 81 jaar oud. Verder gaat u niet inhoudelijk in op het volgende uit de beschouwingen. Samenvatting en conclusie. 1. Als de ABN Bank bij de curator de ‘verpanding van alle vorderingen op derden’ claimt in haar brief van 8 juli 2009, en die claim voorziet van de vereiste bijlagen, dan geeft de ABN Bank daarmee expliciet aan dat zij de betwiste verpanding zelf, intern en extern, ondubbelzinnig erkent en zelf procedureel regulier uitvoert c.q. claimt. 2. Dat de ABN Bank een jaar later in de rechtbankprocedure stelt dat de ABN Bank ‘registratie niet heeft toegezegd’, omdat tijdige en reguliere registratie door het ABN Bankkantoor Amsterdam is verzuimd, is niet relevant, niet terzake en zelfs misleidend. 3. Dat de rechtbank, naar aanleiding van de stelling van de ABN Bank dat ‘registratie niet is toegezegd’ de bewijslast bij Van Tongeren legt, is niet begrijpelijk en niet geloofwaardig, in de wetenschap dat de ABN Bank in haar brief van 8 juli 2009 expliciet aangeeft dat zij de betwiste verpanding zelf, intern en extern, ondubbelzinnig erkent en zelf procedureel regulier uitvoert c.q. claimt. 4. Dat de ABN Bank niets te verliezen had, noch te verliezen heeft, en dat de ABN Bank zelfs belang had bij, rechtsgeldige verpanding, en dat door de ‘houding en het gedrag’ van de ABN Bank zeer grote financiële schade is ontstaan bij haar kredietrelatie Van Tongeren Beheer B.V.. 5. De drie getuigenverhoren nutteloos werden door de getuigenis van dhr. Kleiterp dat die ‘zich niets weet te herinneren’ en dat die laatste getuigenis een staaltje van zuivere manipulatie betreft ten gunste van de ABN Bank. Op grond van deze samenvatting en conclusie stellen wij vast dat: 1. ABN AMRO Bank N.V. te Amsterdam, en 2. mr. D.K. Greveling van Greveling Advocaten te Hilversum, en 3. mr. B.G. van Twist van Van Twist Advocaten te ’s-Gravendeel, en 4. mw. mr. A.C. Turner van Van Twist Advocaten te ’s-Gravendeel,
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
81/387
zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk niet te vertrouwen zijn en niet betrouwbaar zijn te noemen. 5. Rechtbank Haarlem niet begrijpelijk en niet geloofwaardig heeft geoordeeld en dwaalde in dezen. Wij hebben kennis genomen van het uitblijven van uw tijdige schriftelijke reactie op onze uitnodiging van 6 februari jl. maar dit is voor ons geen aanleiding onze beschouwingen van 5 februari jl. te wijzigen. Dat heeft tot gevolg dat onze ‘beschouwingen’ thans een definitieve status hebben gekregen en voor publicatie beschikbaar zijn. Onderstaand treft u onze conclusie nog een keer aan.
Onze conclusie. Wij stelden ons in dit voorlopige onderzoek de vraag of ‘zonder twijfel’ u, als incassobureau (voorheen Solveon incasso genoemd, uw rechtsvoorganger) van de ABN AMRO Bank N.V., inzake bovengenoemd dossier, te vertrouwen bent en als betrouwbaar beoordeeld kunt worden. In onze ogen was het antwoord op die vraag: nee! Op grond van bovenstaand definitief geworden onderzoek c.q. definitief geworden beschouwingen luidt het definitieve antwoord op deze vraag ook: ‘nee’! Vervolgconclusie: systeemcrash? Wij trekken uit de gang van zaken tot nu toe de voorlopige conclusie dat er in dezen sprake is van een systeemcrash. Dat wil zeggen dat niet het systeem van ‘Justitia’ c.q. haar beleidsdoeleinden bepalen wat er gebeurt in een gerechtelijke procedure, maar dat dit wordt bepaald door de mensen die dit systeem ‘bemannen’ c.q. de subjectieve doeleinden (!) van hen tezamen bepalen hoe een gerechtelijke procedure uiteindelijk (financieel) eindigt voor de andere partij. Dit zou ook kunnen bevestigen waarom ‘een dief geen aangifte doet tegen een andere dief’? De Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. is een aan het maatschappelijk verkeer deelnemende organisatie. Zij adviseert tal van personen en ondernemingen die in financiële problemen zijn gekomen ongeacht de oorzaak. Zij acht het haar maatschappelijke plicht om tegen - in haar ogen - onoorbare situaties verweer te voeren en deze onoorbare situaties te bestrijden en helpen voorkomen. Indien nodig publiceert zij over waargenomen onoorbare situaties met het doel herhaling ervan te bestrijden en te voorkomen. Een nadere uitwerking van dit beleid treft u aan op de volgende pagina’s 4 t/m 6 van deze brief. Thans vindt binnen 2 weken na heden publicatie plaats van onze beschouwingen en conclusie onder ons conveniërende voorwaarden en melding aan alle relevante maatschappelijke partijen, waaronder de betrokken rechtbank, relevante toezichthouders en het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Doelgroep daarnaast is elke Nederlander van 18 tot en met 81 jaar. Hierover is geen enkele vorm van communicatie mogelijk.
Wij behouden ons het recht voor latere ontwikkelingen in dit dossier alsnog in de beschouwingen op te nemen. Ook zijn wij vrij om dossiers waarin u en uw voornoemde advocaat actief zijn of zijn geweest aan een onderzoek te (laten) onderwerpen.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
82/387
Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
Bijlage(n): - beschouwingen van 5 februari 2015 (zie pagina 147) - ‘Juridisch advies nodig versie 09?’ (alleen digitaal) (zie pagina 8 en verder)
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
83/387
11. R.J. Kaas en A. van der Weijden Advocaten, t.a.v. mr. R.J. Kaas (26-02-2015)
R.J. Kaas en A. van der Weijden Advocaten T.a.v. dhr. mr. R.J. Kaas Wilhelminastraat 38-1 2011 VN HAARLEM E-mail:
[email protected]
Datum: 26 februari 2015
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: Van Tongeren Repro BV / Beschouwingen Ons kenmerk: WBA22ReproBeschAdv20150226
Geachte heer Kaas, Inzake bovengenoemde Van Tongeren Repro B.V. richten wij ons tot u met het volgende. Definitief geworden beschouwingen en conclusie. Wij hebben een voorlopig onderzoek verricht naar het functioneren van u, mr. R.J. Kaas, inzake bovengenoemd dossier. Per brief gedateerd 10 februari jl. met bijlagen / beschouwingen bent u daarvan op de hoogte gesteld. Deze brief met bijlagen is geacht hier integraal te zijn opgenomen en herhaald. Op onze brief met bijlagen van 10 februari jl. en gelijkluidend e-mail bericht heeft u niet gereageerd. Dat heeft tot gevolg dat onze ‘beschouwingen’ thans een definitieve status hebben gekregen en voor publicatie beschikbaar zijn. Onderstaand treft u onze conclusie nog een keer aan. Onze conclusie. Gelet op het gedrag van curator Kaas inzake zijn advies om Van Tongeren Holding ook maar te laten failleren en het bewust achterhouden van privépost inzake pensioenpolissen die tot uitkering komen is de voorlopige conclusie gerechtvaardigd dat curator Kaas niet is te vertrouwen en onbetrouwbaar is. De curator declareerde en ontving ca. € 19.000,- bruto voor bijna 80 uur werk. De rechtbank Haarlem en de rechter-commissaris van die rechtbank zijn verantwoordelijk en aansprakelijk voor het doen en laten van curator Kaas uit hoofde van het opdrachtgever- en het opdrachtnemer schap. Wij stelden ons in dit voorlopige onderzoek de vraag of ‘zonder twijfel’ u, mr. R.J. Kaas, inzake bovengenoemd dossier, te vertrouwen is en als betrouwbaar beoordeeld kunt worden. In onze ogen was het antwoord op die vraag: nee! Op grond van bovenstaand definitief geworden onderzoek c.q. definitief geworden beschouwingen luidt het definitieve antwoord op deze vraag ook: ‘nee’! Vervolgconclusie: systeemcrash? Wij trekken uit de gang van zaken tot nu toe de voorlopige conclusie dat er in dezen sprake is van een systeemcrash. Dat wil zeggen dat niet het systeem van ‘Justitia’ c.q. haar
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
84/387
beleidsdoeleinden bepalen wat er gebeurt in een faillissement, maar dat dit wordt bepaald door de mensen die dit systeem ‘bemannen’ c.q. de subjectieve doeleinden (!) van hen tezamen bepalen hoe een gerechtelijke procedure uiteindelijk (financieel) eindigt voor de andere partijen (lees: schuldeisers). Dit zou ook kunnen bevestigen waarom ‘een dief geen aangifte doet tegen een andere dief’? De Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. is een aan het maatschappelijk verkeer deelnemende organisatie. Zij adviseert tal van personen en ondernemingen die in financiële problemen zijn gekomen ongeacht de oorzaak. Zij acht het haar maatschappelijke plicht om tegen - in haar ogen - onoorbare situaties verweer te voeren en deze onoorbare situaties te bestrijden en helpen voorkomen. Indien nodig publiceert zij over waargenomen onoorbare situaties met het doel herhaling ervan te bestrijden en te voorkomen. Een nadere uitwerking van dit beleid treft u aan op de volgende pagina’s 3 t/m 5 van deze brief. Thans vindt binnen 2 weken na heden publicatie plaats van onze beschouwingen en conclusie onder ons conveniërende voorwaarden en melding aan alle relevante maatschappelijke partijen, waaronder de betrokken rechtbank, relevante toezichthouders en het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Doelgroep daarnaast is elke Nederlander van 18 tot en met 81 jaar. Hierover is geen enkele vorm van communicatie mogelijk. Wij behouden ons het recht voor latere ontwikkelingen in dit dossier alsnog in de beschouwingen op te nemen. Ook zijn wij vrij om dossiers waarin de voornoemde advocaat en zijn advocatenkantoor actief zijn of zijn geweest aan een onderzoek te (laten) onderwerpen. Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
Bijlage(n): - beschouwingen van 10 februari 2015 (zie pagina 151) - ‘Juridisch advies nodig versie 09?’ (alleen digitaal) (zie pagina 8 en verder)
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
85/387
12. Rabobank Alblasserwaard Noord en Oost, t.a.v. dhr. R. Hoekstra (28-02-2015)
Rabobank Alblasserwaard Noord en Oost U.A. T.a.v. de directeur bedrijven dhr. R. Hoekstra Postbus 500 4200 AM Gorinchem
Datum: 28 februari 2015
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: Van Heusden Afbouw B.V. / Beschouwingen advocaten Ons kenmerk: WBA25vHAfbouwBeschRabo20150228
Geachte heer Hoekstra, Inzake bovengenoemde Van Heusden Afbouw B.V. richten wij ons tot u met het volgende. Definitief geworden beschouwingen en conclusie. Wij hebben een voorlopig onderzoek verricht naar het functioneren van uw rabobank en mr. R.G. Degenaar en mr. H. Schuurbiers, als advocaten - in opdracht van u - de Rabobank Alblasserwaard Noord en Oost U.A. gevestigd te Gorinchem, inzake bovengenoemd dossier. Per brief gedateerd 12 februari jl. met bijlagen / beschouwingen bent u daarvan op de hoogte gesteld. Deze brief met bijlagen is geacht hier integraal te zijn opgenomen en herhaald. Op onze brief met bijlagen van 12 februari jl. en gelijkluidend e-mail bericht, hebben uw advocaten voornoemd op 13 februari jl. gereageerd per e-mail en op 27 februari jl. met een brief. U heeft niet zelfstandig gereageerd. Kort gezegd luidt hun reactie als volgt. a. In hun e-mail van 13 februari jl. aan advocaat mr. A.G. Moeijes namens de heer J. de Jong en J. de Jong Beheer B.V. (samen De Jong c.s.) beroepen zij zich op een geheimhoudings- en onthoudingsbeding in de vaststellingsovereenkomst en stellen zij dat de ‘aantijgingen’ kant noch wal raken. b. In hun brief van 27 februari jl. stellen zij dat De Jong c.s. afstand neemt van de brief aan u en alle advocaten, dat zij zich beroepen op hun geheimhoudingsverplichtingen waardoor zij niet verder inhoudelijk in kunnen gaan op de brief behoudens een algemene betwisting en betwisten zij de suggestieve opmerking dat zij met advocaat B.G. van Twist namens De Jong c.s. (en tevens advocaat van een andere rabobank) ‘heimelijke onderlinge contacten’ zouden hebben gehad welke aantijging niet is onderbouwd. Onze reactie hierop luidt als volgt. Op 12 februari jl. bent u uitgenodigd om schriftelijk, en van schriftelijke bewijsstukken voorziene wijzigingsvoorstellen op onze beschouwingen van 12 februari jl. in te dienen. Wij stellen vast dat inzake het schriftelijke antwoord van 13 februari jl. uw advocaten wisten of konden weten dat het geheimhoudings- en onthoudingsbeding in de
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
86/387
vaststellingsovereenkomst niet bestaat. Ook stellen wij vast dat zij niet één letter besteden aan inhoudelijk verweer tegen de standpunten zoals verwoord in onze voornoemde beschouwingen. Kennelijk heeft u geen inhoudelijk verweer tegen onze beschouwingen, anders had u die wel ingebracht of laten inbrengen in voornoemd antwoord. Ook is duidelijk dat de opmerking dat de ‘aantijgingen’ kant noch wal raken niet is onderbouwd door of namens u. Wij stellen vast dat inzake het schriftelijke antwoord van 27 februari jl. uw advocaten niet reppen over uw e-mail bericht van 13 februari jl.. Waarvan akte. Met De jong c.s. is niet / nooit tevoren over onze brief van 12 februari jl. aan u gesproken gelet op het volgende citaat uit onze brief van 12 februari jl. (pagina 21). * e. Kritiek op de comparitiezitting van het Gerechtshof. In de bijeenkomst van 15 december 2011 laat de rechter al snel merken te willen aansturen op een financiële regeling om het geschil zo op te lossen. Er komt geen gelegenheid dieper in te gaan op de nieuwe argumenten die zijn aangevoerd door De Jong c.s.. De rabo gaat gretig in op deze wending en trekt de discussie naar de waarde van het privé onderpand, de hypotheekinschrijving tot zekerheid van de privé borgtocht en denkt hardop na over een lager bedrag dan de borgtochten toestaan. Maar tot een deal komt het niet. Partijen kunnen de komende maanden verder overleg plegen om eruit te komen. Kort daarop wordt het De Jong c.s. te veel en geven zij zich gewonnen. * Met de e-mail van 13 februari jl., die hierboven al inhoudelijk is becommentarieerd, is uw ethiek, moraal en fatsoen direct gekwalificeerd als ‘ondermaats’. Bovendien had u uit de tekst van onze brief aan u van 12 februari jl. al kunnen afleiden dat die niet is geschreven uit naam van De Jong c.s.. U ontkent, negeert en verzwijgt dit omdat dat u goed uitkomt maar dat heeft niets te maken met de historische realiteit, waarover later in deze brief meer. Het beroep op geheimhoudingsverplichtingen van uw advocaten, waardoor zij niet verder inhoudelijk in kunnen gaan op de brief behoudens een algemene betwisting, vertalen wij als drogreden om niet te hoeven beargumenteren waarom u de historische realiteit bewust terugbrengt tot een juridische kwestie. Dit komt later nog aan de orde gelet op het belang van u als opdrachtgever, de Rabobank Alblasserwaard Noord en Oost U.A. gevestigd te Gorinchem. Verder betwisten uw advocaten de suggestieve opmerking dat zij met advocaat B.G. van Twist namens De Jong c.s. (en tevens advocaat van een andere rabobank) ‘heimelijke onderlinge contacten’ zouden hebben gehad welke aantijging niet is onderbouwd. Dan hebben zij over het volgende citaat ‘heen gelezen’ uit onze brief van 12 februari jl. pagina 20 en 21). * Slotsom: wij hebben het gevoel bevestigd gekregen dat de verdediging van De Jong c.s. meer collegiaal dan strikt zakelijk is geweest. Is er dan toch sprake van een ‘dubbelrol’ tussen advocaat Degenaar van de rabo en advocaat Van twist van De Jong c.s.? Middels
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
87/387
een gesprek met een andere advocaat hopen en verwachten wij een ‘second opinion’ te kunnen krijgen die uitsluitsel geeft over dit onbevredigende gevoel en de kansen op eerherstel. Er volgt een gesprek met advocaat Moeijes en na het bestuderen van de gedingstukken en een groot deel van onze correspondentie komen de contouren van een hoger beroep in zicht die als volgt zijn samen te vatten. 1. De zakelijke borgstelling is zonder de handtekening van de levenspartner vernietigbaar (en via een brief van de levenspartner aan de rabo ook vernietigd). 2. De zakelijke borgstelling is ook niet gegeven in het kader van de normale bedrijfsuitoefening (maar voor financiering van een structureel verlies). 3. De kredietverhoging van € 75.000,- vereiste een borgstelling van € 150.000,-. 4. De juiste informatie van de rabo over de risico’s van deze borgstelling ontbrak. 5. De rabo wist of kon weten dat een ‘verpandingsverbod’ van toepassing was vanaf 2003. 6. De statuten van J. de Jong Beheer B.V. staan het afgeven van een borgtocht niet toe (en die is via een brief van J. de Jong Beheer B.V. aan de rabo ook vernietigd). 7. De rabo haar zorgplicht en inspanningsverplichtingen tegenover de borgen heeft verzaakt. Dit komt logischer over. In een memorie van Grieven start het hoger beroep en opnieuw breekt een spannende tijd aan. * Kort gezegd: eerst in het hoger beroep komen de kritiekpunten van advocaat mr. A.G. Moeijes uit de ‘second opinion’ aan de orde. U en uw advocaten hadden er belang bij dat die standaard criteria en deze ‘benadering van de dagvaarding’ niet ingebracht werden in de rechtbankprocedure als conclusie van antwoord! En waarom zou mr. B.G. van Twist deze strandaard criteria tegen een borgstelling niet namens, en in het belang van De Jong c.s., inbrengen bij de rechtbank? Het antwoord op die vraag dient te komen van mr. B.G. van Twist. Maar u en uw advocaten hadden hier een ‘motief’, en tegelijkertijd de ‘situatie en de positie’, om een ‘inhoudelijk verweer’ tegen de dagvaarding bij de rechtbank te voorkomen. En tot overmaat van ramp komt het niet zover in het hoger beroep. De rechterlijke toets op de standaard criteria tegen een borgstelling zijn in het hoger beroep niet aan de orde gekomen omdat De Jong c.s. voor het arrest in zicht komt de handdoek in de ring moesten gooien. En zo geeft het vonnis en de vaststellingsovereenkomst absoluut niet weer wat er conform alle historische feiten van deze casus, en de rol van u en uw advocaten daarbij en daarin, had moeten gebeuren, namelijk geen claim van de eiser op de borgen. Waarvan akte. Zo gaat u en uw advocaten ook niet inhoudelijk in op de conclusie (g) uit onze brief van 12 februari jl. (citaat, pagina 21 en 22). * g. Conclusie. Diegenen die een borgstelling hebben afgegeven, of gaan afgeven, lopen ongelooflijk veel en grote risico’s later.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
88/387
De opdrachtgever (bijvoorbeeld de rabo) is verantwoordelijk en aansprakelijk voor wat zijn opdrachtnemer (bijvoorbeeld de advocaten Degenaar en Schuurbiers) doen en laten. De advocaten van de rabo hadden mogelijk een ‘dubbele agenda’ in relatie tot de advocaten van De Jong c.s.. Beide advocaten zijn dienstbaar aan de rabo-organisatie. Dat was bekend bij De Jong c.s. maar volgens advocaat Van Twist zou dat geen rol spelen in deze adviesfunctie. Zonder nader onderzoek zal het antwoord op die vraag altijd uitblijven. De druk van de curator op de rabo heeft geleid tot het vullen van de boedelrekening met ca. € 200.000,- uit debiteuren, welk bedrag de curator weg declareert voor zichzelf. Hier is de rabo zelf ook debet aan omdat de verpanding verwijtbaar niet goed was geregeld. De rabo hult zich in ‘stilzwijgen’ als de niet juiste verpanding haar onprofessionele taakuitoefening bewijst. Maar de rabo kon wel haar financiële tekort beperken met de opbrengst uit beide borgtochten. Die borgen betalen uiteindelijk de rekening van de rabo. De rabo treft een schikking omdat zij de ‘juridische realiteit’ (lees: onder andere de nieuw argumenten en het procesrisico in het hoger beroep) graag laat voor wat die zijn. Bij een schikking ontbreekt de rechterlijke toets! En ook de (hogere) leidinggevenden bij de rabo, die de niet juiste verpanding ontkennen, negeren en verzwijgen, blijven zo buiten beeld. Alle andere soortgelijke ‘slachtoffers’ als De Jong c.s. hebben dan geen idee hoe vaak dit fenomeen voorkomt en hoe eventuele oplossingen eruit zouden zien (externe werking). Natuurlijk houden de advocaten die de problematiek kennen en er oplossingen voor hebben, hun mond. Deze houding en dit gedrag van deze partijen, beter gezegd ‘verstoppertje spelen’, draagt bij en is onderdeel van ‘kosten- en risicobeheersing’ door de rabo enerzijds en handhaving van het verdienmodel van de advocaten anderzijds. En tot slot: de formele gang van zaken in de beide gerechtelijke procedures heeft niets te maken met wat er in de praktijk, de historische realiteit, is gebeurd. De papieren wereld en eigen regeltjes van de advocatuur en de rechtspraak, in combinatie met de ‘heimelijke onderlinge contacten’ tussen de advocaten, is onderdeel van het gebruikelijke verdienmodel en werpt vroeg of laat dankbare vruchten af voor de acteurs. In ons praktijkverslag ‘Juridisch advies nodig?’ staan alle grappen en grollen van de advocatuur vermeld die wij hebben meegemaakt in deze casus. * Wij hebben kennis genomen van de schriftelijke reacties van 13 en 27 februari jl. namens u maar de inhoud daarvan geeft ons geen aanleiding onze beschouwingen van 12 februari jl. te wijzigen. Dat heeft tot gevolg dat onze ‘beschouwingen’ thans een definitieve status hebben gekregen en voor publicatie beschikbaar zijn. Onderstaand treft u onze conclusie nog een keer aan.
Onze conclusie. Wij stelden ons in dit voorlopige onderzoek de vraag of ‘zonder twijfel’ uw rabobank en mr. R.G. Degenaar en mr. H. Schuurbiers, als advocaten - in opdracht van u - de Rabobank Alblasserwaard Noord en Oost U.A. gevestigd te Gorinchem, inzake bovengenoemd dossier, te vertrouwen zijn en als betrouwbaar beoordeeld kunnen worden. In onze ogen was het antwoord op die vraag: nee!
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
89/387
Op grond van bovenstaand definitief geworden onderzoek c.q. definitief geworden beschouwingen luidt het definitieve antwoord op deze vraag ook: ‘nee’! Vervolgconclusie: systeemcrash? Wij trekken uit de gang van zaken tot nu toe de voorlopige conclusie dat er in dezen sprake is van een systeemcrash. Dat wil zeggen dat niet het systeem van ‘Justitia’ c.q. haar beleidsdoeleinden bepalen wat er gebeurt in een gerechtelijke procedure, maar dat dit wordt bepaald door de mensen die dit systeem ‘bemannen’ c.q. de subjectieve doeleinden (!) van hen tezamen bepalen hoe een gerechtelijke procedure uiteindelijk (financieel) eindigt voor de andere partij. Dit zou ook kunnen bevestigen waarom ‘een dief geen aangifte doet tegen een andere dief’? De Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. is een aan het maatschappelijk verkeer deelnemende organisatie. Zij adviseert tal van personen en ondernemingen die in financiële problemen zijn gekomen ongeacht de oorzaak. Zij acht het haar maatschappelijke plicht om tegen - in haar ogen - onoorbare situaties verweer te voeren en deze onoorbare situaties te bestrijden en helpen voorkomen. Indien nodig publiceert zij over waargenomen onoorbare situaties met het doel herhaling ervan te bestrijden en te voorkomen. Een nadere uitwerking van dit beleid treft u aan op de volgende pagina’s 6 t/m 8 van deze brief. Thans vindt binnen 2 weken na heden publicatie plaats van onze beschouwingen en conclusie onder ons conveniërende voorwaarden en melding aan alle relevante maatschappelijke partijen, waaronder de betrokken rechtbank, relevante toezichthouders en het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Doelgroep daarnaast is elke Nederlander van 18 tot en met 81 jaar. Hierover is geen enkele vorm van communicatie mogelijk. Wij behouden ons het recht voor latere ontwikkelingen in dit dossier alsnog in de beschouwingen op te nemen. Ook zijn wij vrij om dossiers waarin u en uw voornoemde advocaten en hun advocatenkantoor actief zijn of zijn geweest aan een onderzoek te (laten) onderwerpen. Ook behouden wij ons het recht voor uw advocaten mr. R.G. Degenaar en mr. H. Schuurbiers, die persoonlijk de gerechtelijke procedures voornoemd hebben (be)geleid, verantwoordelijk en aansprakelijk te stellen voor hun aandeel in de totstandkoming van het desbetreffende eindvonnis en de vaststellingsovereenkomst, inclusief de nodige tuchtrechtelijke maatregelen.
Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
Bijlage(n): - beschouwingen van 12 februari 2015 (reeds in uw bezit) (zie pagina 153) - ‘Juridisch advies nodig versie 09?’ (alleen digitaal) op www.bedrijfsadviseur.biz (zie pagina 8 en verder) - Publicatiebeleid Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. (zie pagina 39)
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
90/387
13. Degenaar Hoogendam Colombijn Adv., mr. R. Degenaar, mr. H. Schuurbiers (2802-2015)
Degenaar Hoogendam Colombijn Advocaten T.a.v. mr. R.G. Degenaar en mr. H. Schuurbiers Postbus 3008 4200 EA Gorinchem E-mail:
[email protected]
Datum: 28 februari 2015 advocaten
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: Van Heusden Afbouw B.V. / Beschouwingen Ons kenmerk: WBA24vHAfbouwBeschDegen20150228
Geachte heren Degenaar en Schuurbiers, Inzake bovengenoemde Van Heusden Afbouw B.V. richten wij ons tot u met het volgende. Definitief geworden beschouwingen en conclusie. Wij hebben een voorlopig onderzoek verricht naar het functioneren van u, mr. R.G. Degenaar en mr. H. Schuurbiers, als advocaten - in opdracht van - de Rabobank Alblasserwaard Noord en Oost U.A. gevestigd te Gorinchem, inzake bovengenoemd dossier. Per brief gedateerd 12 februari jl. met bijlagen / beschouwingen bent u daarvan op de hoogte gesteld. Deze brief met bijlagen is geacht hier integraal te zijn opgenomen en herhaald. Op onze brief met bijlagen van 12 februari jl. en gelijkluidend e-mail bericht, heeft u op 13 februari jl. gereageerd per e-mail en op 27 februari jl. met een brief. Kort gezegd luidt uw reactie als volgt. a. In uw e-mail van 13 februari jl. aan advocaat mr. A.G. Moeijes namens de heer J. de Jong en J. de Jong Beheer B.V. (samen De Jong c.s.) beroept u zich op een geheimhoudings- en onthoudingsbeding in de vaststellingsovereenkomst en stelt u dat de ‘aantijgingen’ kant noch wal raken. b. In uw brief van 27 februari jl. stelt u dat De Jong c.s. afstand neemt van de brief aan u, dat u zich beroept op uw geheimhoudingsverplichtingen waardoor u niet verder inhoudelijk in kunt gaan op de brief behoudens een algemene betwisting en betwist u de suggestieve opmerking dat u met advocaat B.G. van Twist namens De Jong c.s. (en tevens advocaat van een andere rabobank) ‘heimelijke onderlinge contacten’ zou hebben gehad, welke aantijging niet is onderbouwd. Onze reactie hierop luidt als volgt. Op 12 februari jl. bent u uitgenodigd om schriftelijk, en van schriftelijke bewijsstukken voorziene wijzigingsvoorstellen op onze beschouwingen van 12 februari jl. in te dienen.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
91/387
Wij stellen vast dat inzake uw schriftelijke antwoord van 13 februari jl. u wist of kon weten dat het geheimhoudings- en onthoudingsbeding in de vaststellingsovereenkomst niet bestaat. Ook stellen wij vast dat u niet één letter besteedt aan inhoudelijk verweer tegen de standpunten zoals verwoord in onze voornoemde beschouwingen. Kennelijk heeft u geen inhoudelijk verweer tegen onze beschouwingen, anders had u die wel ingebracht in voornoemd antwoord. Ook is duidelijk dat uw opmerking dat de ‘aantijgingen’ kant noch wal raken niet is onderbouwd door u. Wij stellen vast dat inzake uw schriftelijke antwoord van 27 februari jl. u niet rept over uw email bericht van 13 februari jl.. Waarvan akte. Met De jong c.s. is niet / nooit tevoren over onze brief van 12 februari jl. aan u gesproken gelet op het volgende citaat uit onze brief van 12 februari jl. (pagina 13). * f. Kritiek op de comparitiezitting van het Gerechtshof. In de bijeenkomst van 15 december 2011 laat de rechter al snel merken te willen aansturen op een financiële regeling om het geschil zo op te lossen. Er komt geen gelegenheid dieper in te gaan op de nieuwe argumenten die zijn aangevoerd door De Jong c.s.. De rabo gaat gretig in op deze wending en trekt de discussie naar de waarde van het privé onderpand, de hypotheekinschrijving tot zekerheid van de privé borgtocht en denkt hardop na over een lager bedrag dan de borgtochten toestaan. Maar tot een deal komt het niet. Partijen kunnen de komende maanden verder overleg plegen om eruit te komen. Kort daarop wordt het De Jong c.s. te veel en geven zij zich gewonnen. * Met uw e-mail van 13 februari jl., die hierboven al inhoudelijk is becommentarieerd, is uw ethiek, moraal en fatsoen direct gekwalificeerd als ‘ondermaats’. Bovendien had u uit de tekst van onze brief aan u van 12 februari jl. al kunnen afleiden dat die niet is geschreven uit naam van De Jong c.s.. U ontkent, negeert en verzwijgt dit omdat dat u goed uitkomt maar dat heeft niets te maken met de historische realiteit, waarover later in deze brief meer. Uw beroep op uw geheimhoudingsverplichtingen, waardoor u niet verder inhoudelijk in kunt gaan op de brief behoudens een algemene betwisting, vertalen wij als drogreden om niet te hoeven beargumenteren waarom u de historische realiteit bewust terugbrengt tot een juridische kwestie. Dit komt later nog aan de orde gelet op het belang van uw opdrachtgever, de Rabobank Alblasserwaard Noord en Oost U.A. gevestigd te Gorinchem. Verder betwist u de suggestieve opmerking dat u met advocaat B.G. van Twist namens De Jong c.s. (en tevens advocaat van een andere rabobank) ‘heimelijke onderlinge contacten’ zou hebben gehad welke aantijging niet is onderbouwd. Dan heeft u over het volgende citaat ‘heen gelezen’ uit onze brief van 12 februari jl. pagina 20 en 21). * Slotsom: wij hebben het gevoel bevestigd gekregen dat de verdediging van De Jong c.s. meer collegiaal dan strikt zakelijk is geweest. Is er dan toch sprake van een ‘dubbelrol’ tussen advocaat Degenaar van de rabo en advocaat Van twist van De Jong c.s.? Middels een gesprek met een andere advocaat hopen en verwachten wij een ‘second opinion’ te
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
92/387
kunnen krijgen die uitsluitsel geeft over dit onbevredigende gevoel en de kansen op eerherstel. Er volgt een gesprek met advocaat Moeijes en na het bestuderen van de gedingstukken en een groot deel van onze correspondentie komen de contouren van een hoger beroep in zicht die als volgt zijn samen te vatten. 1. De zakelijke borgstelling is zonder de handtekening van de levenspartner vernietigbaar (en via een brief van de levenspartner aan de rabo ook vernietigd). 2. De zakelijke borgstelling is ook niet gegeven in het kader van de normale bedrijfsuitoefening (maar voor financiering van een structureel verlies). 3. De kredietverhoging van € 75.000,- vereiste een borgstelling van € 150.000,-. 4. De juiste informatie van de rabo over de risico’s van deze borgstelling ontbrak. 5. De rabo wist of kon weten dat een ‘verpandingsverbod’ van toepassing was vanaf 2003. 6. De statuten van J. de Jong Beheer B.V. staan het afgeven van een borgtocht niet toe (en die is via een brief van J. de Jong Beheer B.V. aan de rabo ook vernietigd). 7. De rabo haar zorgplicht en inspanningsverplichtingen tegenover de borgen heeft verzaakt. Dit komt logischer over. In een memorie van Grieven start het hoger beroep en opnieuw breekt een spannende tijd aan. * Kort gezegd: eerst in het hoger beroep komen de kritiekpunten van advocaat mr. A.G. Moeijes uit de ‘second opinion’ aan de orde. U had er belang bij dat die standaard criteria en deze ‘benadering van de dagvaarding’ niet ingebracht werden in de rechtbankprocedure als conclusie van antwoord! En waarom zou mr. B.G. van Twist deze strandaard criteria tegen een borgstelling niet namens, en in het belang van De Jong c.s., inbrengen bij de rechtbank? Het antwoord op die vraag dient te komen van mr. B.G. van Twist. Maar u en uw opdrachtgever hadden hier een ‘motief’, en tegelijkertijd de ‘situatie en de positie’, om een ‘inhoudelijk verweer’ tegen de dagvaarding bij de rechtbank te voorkomen. En tot overmaat van ramp komt het niet zover in het hoger beroep. De rechterlijke toets op de standaard criteria tegen een borgstelling zijn in het hoger beroep niet aan de orde gekomen omdat De Jong c.s. voor het arrest in zicht komt de handdoek in de ring moesten gooien. En zo geeft het vonnis en de vaststellingsovereenkomst absoluut niet weer wat er conform alle historische feiten van deze casus, en de rol van u en uw opdrachtgever daarbij en daarin, had moeten gebeuren, namelijk geen claim van de eiser op de borgen. Waarvan akte.
Zo gaat u ook niet inhoudelijk in op de conclusie (g) uit onze brief van 12 februari jl. (citaat, pagina 21 en 22). * h. Conclusie. Diegenen die een borgstelling hebben afgegeven, of gaan afgeven, lopen ongelooflijk veel en grote risico’s later.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
93/387
De opdrachtgever (bijvoorbeeld de rabo) is verantwoordelijk en aansprakelijk voor wat zijn opdrachtnemer (bijvoorbeeld de advocaten Degenaar en Schuurbiers) doen en laten. De advocaten van de rabo hadden mogelijk een ‘dubbele agenda’ in relatie tot de advocaten van De Jong c.s.. Beide advocaten zijn dienstbaar aan de rabo-organisatie. Dat was bekend bij De Jong c.s. maar volgens advocaat Van Twist zou dat geen rol spelen in deze adviesfunctie. Zonder nader onderzoek zal het antwoord op die vraag altijd uitblijven. De druk van de curator op de rabo heeft geleid tot het vullen van de boedelrekening met ca. € 200.000,- uit debiteuren, welk bedrag de curator weg declareert voor zichzelf. Hier is de rabo zelf ook debet aan omdat de verpanding verwijtbaar niet goed was geregeld. De rabo hult zich in ‘stilzwijgen’ als de niet juiste verpanding haar onprofessionele taakuitoefening bewijst. Maar de rabo kon wel haar financiële tekort beperken met de opbrengst uit beide borgtochten. Die borgen betalen uiteindelijk de rekening van de rabo. De rabo treft een schikking omdat zij de ‘juridische realiteit’ (lees: onder andere de nieuw argumenten en het procesrisico in het hoger beroep) graag laat voor wat die zijn. Bij een schikking ontbreekt de rechterlijke toets! En ook de (hogere) leidinggevenden bij de rabo, die de niet juiste verpanding ontkennen, negeren en verzwijgen, blijven zo buiten beeld. Alle andere soortgelijke ‘slachtoffers’ als De Jong c.s. hebben dan geen idee hoe vaak dit fenomeen voorkomt en hoe eventuele oplossingen eruit zouden zien (externe werking). Natuurlijk houden de advocaten die de problematiek kennen en er oplossingen voor hebben, hun mond. Deze houding en dit gedrag van deze partijen, beter gezegd ‘verstoppertje spelen’, draagt bij en is onderdeel van ‘kosten- en risicobeheersing’ door de rabo enerzijds en handhaving van het verdienmodel van de advocaten anderzijds. En tot slot: de formele gang van zaken in de beide gerechtelijke procedures heeft niets te maken met wat er in de praktijk, de historische realiteit, is gebeurd. De papieren wereld en eigen regeltjes van de advocatuur en de rechtspraak, in combinatie met de ‘heimelijke onderlinge contacten’ tussen de advocaten, is onderdeel van het gebruikelijke verdienmodel en werpt vroeg of laat dankbare vruchten af voor de acteurs. In ons praktijkverslag ‘Juridisch advies nodig?’ staan alle grappen en grollen van de advocatuur vermeld die wij hebben meegemaakt in deze casus. * Wij hebben kennis genomen van uw schriftelijke reacties van 13 en 27 februari jl. maar de inhoud daarvan geeft ons geen aanleiding onze beschouwingen van 12 februari jl. te wijzigen. Dat heeft tot gevolg dat onze ‘beschouwingen’ thans een definitieve status hebben gekregen en voor publicatie beschikbaar zijn. Onderstaand treft u onze conclusie nog een keer aan.
Onze conclusie. Wij stelden ons in dit voorlopige onderzoek de vraag of ‘zonder twijfel’ u, mr. R.G. Degenaar en mr. H. Schuurbiers, als advocaten - in opdracht van - de Rabobank Alblasserwaard Noord en Oost U.A. gevestigd te Gorinchem, inzake bovengenoemd dossier, te vertrouwen zijn en als betrouwbaar beoordeeld kunnen worden. In onze ogen was het antwoord op die vraag: nee!
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
94/387
Op grond van bovenstaand definitief geworden onderzoek c.q. definitief geworden beschouwingen luidt het definitieve antwoord op deze vraag ook: ‘nee’! Vervolgconclusie: systeemcrash? Wij trekken uit de gang van zaken tot nu toe de voorlopige conclusie dat er in dezen sprake is van een systeemcrash. Dat wil zeggen dat niet het systeem van ‘Justitia’ c.q. haar beleidsdoeleinden bepalen wat er gebeurt in een gerechtelijke procedure, maar dat dit wordt bepaald door de mensen die dit systeem ‘bemannen’ c.q. de subjectieve doeleinden (!) van hen tezamen bepalen hoe een gerechtelijke procedure uiteindelijk (financieel) eindigt voor de andere partij. Dit zou ook kunnen bevestigen waarom ‘een dief geen aangifte doet tegen een andere dief’? De Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. is een aan het maatschappelijk verkeer deelnemende organisatie. Zij adviseert tal van personen en ondernemingen die in financiële problemen zijn gekomen ongeacht de oorzaak. Zij acht het haar maatschappelijke plicht om tegen - in haar ogen - onoorbare situaties verweer te voeren en deze onoorbare situaties te bestrijden en helpen voorkomen. Indien nodig publiceert zij over waargenomen onoorbare situaties met het doel herhaling ervan te bestrijden en te voorkomen. Een nadere uitwerking van dit beleid treft u aan op de volgende pagina’s 6 t/m 8 van deze brief. Thans vindt binnen 2 weken na heden publicatie plaats van onze beschouwingen en conclusie onder ons conveniërende voorwaarden en melding aan alle relevante maatschappelijke partijen, waaronder de betrokken rechtbank, relevante toezichthouders en het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Doelgroep daarnaast is elke Nederlander van 18 tot en met 81 jaar. Hierover is geen enkele vorm van communicatie mogelijk. Wij behouden ons het recht voor latere ontwikkelingen in dit dossier alsnog in de beschouwingen op te nemen. Ook zijn wij vrij om dossiers waarin de voornoemde advocaten en hunn advocatenkantoor actief zijn of zijn geweest aan een onderzoek te (laten) onderwerpen. Ook behouden wij ons het recht voor advocaten mr. R.G. Degenaar en mr. H. Schuurbiers, die persoonlijk de gerechtelijke procedures voornoemd hebben (be)geleid, verantwoordelijk en aansprakelijk te stellen voor hun aandeel in de totstandkoming van het desbetreffende eindvonnis en de vaststellingsovereenkomst, inclusief de nodige tuchtrechtelijke maatregelen.
Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
Bijlage(n): - beschouwingen van 12 februari 2015 (reeds in uw bezit) (zie pagina 153) - ‘Juridisch advies nodig versie 09?’ (alleen digitaal) op www.bedrijfsadviseur.biz (zie pagina 8 en verder)
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
95/387
14. Van Twist Advocaten, t.a.v. mr. B.G. van Twist (28-02-2015)
Van Twist Advocaten T.a.v. dhr. B.G. van Twist ½ Mijlweg 61 B 3295 KG ‘s-Gravendeel E-mail:
[email protected]
Datum: 28 februari 2015
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: Van Heusden Afbouw B.V. / Beschouwingen advocaten Ons kenmerk: WBA26vHAfbouwBeschvTwist20150228
Geachte heer Van Twist, Inzake bovengenoemde Van Heusden Afbouw B.V. richten wij ons tot u met het volgende. Definitief geworden beschouwingen en conclusie. Wij hebben een voorlopig onderzoek verricht naar het functioneren van u, mr. B.G. van Twist, als advocaat - in opdracht van - de heer J. de Jong en J. de Jong Beheer B.V. (samen De Jong c.s.), inzake bovengenoemd dossier. Per brief gedateerd 12 februari jl. met bijlagen / beschouwingen bent u daarvan op de hoogte gesteld. Deze brief met bijlagen is geacht hier integraal te zijn opgenomen en herhaald. Op onze brief met bijlagen van 12 februari jl. en gelijkluidend e-mail bericht, heeft u op 12 februari jl. gereageerd per e-mail. Kort gezegd luidt uw reactie als volgt. Onze conclusies zijn onjuist, onvolledig, onoordeelkundig, onaanvaardbaar en onrechtmatig. U stelt ons aansprakelijk voor de schade uit deze laster, leugens en valse insinuaties die wij over u verspreiden. Onze reactie hierop luidt als volgt. Op 12 februari jl. bent u uitgenodigd om schriftelijk, en van schriftelijke bewijsstukken voorziene wijzigingsvoorstellen op onze beschouwingen van 12 februari jl. in te dienen. Wij stellen vast dat inzake uw schriftelijke antwoord van 12 februari jl. niet één letter besteedt aan inhoudelijk verweer tegen de standpunten zoals verwoord in onze voornoemde beschouwingen. Kennelijk heeft u geen inhoudelijk verweer tegen onze beschouwingen, anders had u die wel ingebracht in voornoemd antwoord. Zo gaat u niet in op het volgende citaat (pagina 19 en 20). * Slotsom: wij hebben het gevoel bevestigd gekregen dat de verdediging van De Jong c.s. meer collegiaal dan strikt zakelijk is geweest. Is er dan toch sprake van een ‘dubbelrol’ tussen advocaat Degenaar van de rabo en advocaat Van twist van De Jong c.s.? Middels
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
96/387
een gesprek met een andere advocaat hopen en verwachten wij een ‘second opinion’ te kunnen krijgen die uitsluitsel geeft over dit onbevredigende gevoel en de kansen op eerherstel. Er volgt een gesprek met advocaat Moeijes en na het bestuderen van de gedingstukken en een groot deel van onze correspondentie komen de contouren van een hoger beroep in zicht die als volgt zijn samen te vatten. 8. De zakelijke borgstelling is zonder de handtekening van de levenspartner vernietigbaar (en via een brief van de levenspartner aan de rabo ook vernietigd). 9. De zakelijke borgstelling is ook niet gegeven in het kader van de normale bedrijfsuitoefening (maar voor financiering van een structureel verlies). 10. De kredietverhoging van € 75.000,- vereiste een borgstelling van € 150.000,-. 11. De juiste informatie van de rabo over de risico’s van deze borgstelling ontbrak. 12. De rabo wist of kon weten dat een ‘verpandingsverbod’ van toepassing was vanaf 2003. 13. De statuten van J. de Jong Beheer B.V. staan het afgeven van een borgtocht niet toe (en die is via een brief van J. de Jong Beheer B.V. aan de rabo ook vernietigd). 14. De rabo haar zorgplicht en inspanningsverplichtingen tegenover de borgen heeft verzaakt. Dit komt logischer over. In een memorie van Grieven start het hoger beroep en opnieuw breekt een spannende tijd aan. * Kort gezegd: eerst in het hoger beroep komen de kritiekpunten van advocaat mr. A.G. Moeijes uit de ‘second opinion’ aan de orde. De rabobank en haar advocaten had er belang bij dat die standaard criteria en deze ‘benadering van de dagvaarding’ niet ingebracht werden in de rechtbankprocedure als conclusie van antwoord! En waarom zou u deze strandaard criteria tegen een borgstelling niet namens, en in het belang van De Jong c.s., inbrengen bij de rechtbank? Het antwoord op die vraag dient te komen van u. Maar de rabobank en haar advocaten hadden hier een ‘motief’, en tegelijkertijd de ‘situatie en de positie’, om een ‘inhoudelijk verweer’ tegen de dagvaarding bij de rechtbank te voorkomen. En tot overmaat van ramp komt het niet zover in het hoger beroep. De rechterlijke toets op de standaard criteria tegen een borgstelling zijn in het hoger beroep niet aan de orde gekomen omdat De Jong c.s. voor het arrest in zicht komt de handdoek in de ring moesten gooien.
En zo gaat u ook niet in op het volgende citaat (pagina 20). * g. Kritiek op de comparitiezitting van het Gerechtshof. In de bijeenkomst van 15 december 2011 laat de rechter al snel merken te willen aansturen op een financiële regeling om het geschil zo op te lossen. Er komt geen gelegenheid dieper
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
97/387
in te gaan op de nieuwe argumenten die zijn aangevoerd door De Jong c.s.. De rabo gaat gretig in op deze wending en trekt de discussie naar de waarde van het privé onderpand, de hypotheekinschrijving tot zekerheid van de privé borgtocht en denkt hardop na over een lager bedrag dan de borgtochten toestaan. Maar tot een deal komt het niet. Partijen kunnen de komende maanden verder overleg plegen om eruit te komen. Kort daarop wordt het De Jong c.s. te veel en geven zij zich gewonnen. * Kort gezegd: eerst in het hoger beroep komen de kritiekpunten van advocaat mr. A.G. Moeijes uit de ‘second opinion’ aan de orde. De rabobank en haar advocaten had er belang bij dat die standaard criteria en deze ‘benadering van de dagvaarding’ niet ingebracht werden in de rechtbankprocedure als conclusie van antwoord! En waarom zou u deze strandaard criteria tegen een borgstelling niet namens, en in het belang van De Jong c.s., inbrengen bij de rechtbank? Het antwoord op die vraag dient te komen van u. Maar de rabobank en haar advocaten hadden hier een ‘motief’, en tegelijkertijd de ‘situatie en de positie’, om een ‘inhoudelijk verweer’ tegen de dagvaarding bij de rechtbank te voorkomen. En tot overmaat van ramp komt het niet zover in het hoger beroep. De rechterlijke toets op de standaard criteria tegen een borgstelling zijn in het hoger beroep niet aan de orde gekomen omdat De Jong c.s. voor het arrest in zicht komt de handdoek in de ring moesten gooien.
En zo gaat u ook niet in op het volgende citaat (pagina 20 en 21). * i. Conclusie. Diegenen die een borgstelling hebben afgegeven, of gaan afgeven, lopen ongelooflijk veel en grote risico’s later. De opdrachtgever (bijvoorbeeld de rabo) is verantwoordelijk en aansprakelijk voor wat zijn opdrachtnemer (bijvoorbeeld de advocaten Degenaar en Schuurbiers) doen en laten. De advocaten van de rabo hadden mogelijk een ‘dubbele agenda’ in relatie tot de advocaten van De Jong c.s.. Beide advocaten zijn dienstbaar aan de rabo-organisatie. Dat was bekend bij De Jong c.s. maar volgens advocaat Van Twist zou dat geen rol spelen in deze adviesfunctie. Zonder nader onderzoek zal het antwoord op die vraag altijd uitblijven. De druk van de curator op de rabo heeft geleid tot het vullen van de boedelrekening met ca. € 200.000,- uit debiteuren, welk bedrag de curator weg declareert voor zichzelf. Hier is de rabo zelf ook debet aan omdat de verpanding verwijtbaar niet goed was geregeld. De rabo hult zich in ‘stilzwijgen’ als de niet juiste verpanding haar onprofessionele taakuitoefening bewijst. Maar de rabo kon wel haar financiële tekort beperken met de opbrengst uit beide borgtochten. Die borgen betalen uiteindelijk de rekening van de rabo. De rabo treft een schikking omdat zij de ‘juridische realiteit’ (lees: onder andere de nieuw argumenten en het procesrisico in het hoger beroep) graag laat voor wat die zijn. Bij een
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
98/387
schikking ontbreekt de rechterlijke toets! En ook de (hogere) leidinggevenden bij de rabo, die de niet juiste verpanding ontkennen, negeren en verzwijgen, blijven zo buiten beeld. Alle andere soortgelijke ‘slachtoffers’ als De Jong c.s. hebben dan geen idee hoe vaak dit fenomeen voorkomt en hoe eventuele oplossingen eruit zouden zien (externe werking). Natuurlijk houden de advocaten die de problematiek kennen en er oplossingen voor hebben, hun mond. Deze houding en dit gedrag van deze partijen, beter gezegd ‘verstoppertje spelen’, draagt bij en is onderdeel van ‘kosten- en risicobeheersing’ door de rabo enerzijds en handhaving van het verdienmodel van de advocaten anderzijds. En tot slot: de formele gang van zaken in de beide gerechtelijke procedures heeft niets te maken met wat er in de praktijk, de historische realiteit, is gebeurd. De papieren wereld en eigen regeltjes van de advocatuur en de rechtspraak, in combinatie met de ‘heimelijke onderlinge contacten’ tussen de advocaten, is onderdeel van het gebruikelijke verdienmodel en werpt vroeg of laat dankbare vruchten af voor de acteurs. In ons praktijkverslag ‘Juridisch advies nodig?’ staan alle grappen en grollen van de advocatuur vermeld die wij hebben meegemaakt in deze casus. * En zo geeft het vonnis en de vaststellingsovereenkomst absoluut niet weer wat er conform alle historische feiten van deze casus, en de rol van u, de Rabobank Alblasserwaard Noord en Oost U.A. en haar advocaten Mr. R.G. Degenaar en mr. H. Schuurbiers daarbij en daarin, had moeten gebeuren, namelijk geen claim van de eiser op de borgen. Waarvan akte.
Wij hebben kennis genomen van uw schriftelijke reacties van 12 februari jl. maar de inhoud daarvan geeft ons geen aanleiding onze beschouwingen van 12 februari jl. te wijzigen. Dat heeft tot gevolg dat onze ‘beschouwingen’ thans een definitieve status hebben gekregen en voor publicatie beschikbaar zijn. Onderstaand treft u onze conclusie nog een keer aan.
Onze conclusie. Wij stelden ons in dit voorlopige onderzoek de vraag of ‘zonder twijfel’ u, mr. B.G. van Twist, als advocaat - in opdracht van - De Jong c.s., inzake bovengenoemd dossier, te vertrouwen bent en als betrouwbaar beoordeeld kunt worden. In onze ogen was het antwoord op die vraag: nee! Op grond van bovenstaand definitief geworden onderzoek c.q. definitief geworden beschouwingen luidt het definitieve antwoord op deze vraag ook: ‘nee’! Vervolgconclusie: systeemcrash? Wij trekken uit de gang van zaken tot nu toe de voorlopige conclusie dat er in dezen sprake is van een systeemcrash. Dat wil zeggen dat niet het systeem van ‘Justitia’ c.q. haar beleidsdoeleinden bepalen wat er gebeurt in een gerechtelijke procedure, maar dat dit wordt bepaald door de mensen die dit systeem ‘bemannen’ c.q. de subjectieve doeleinden (!) van hen tezamen bepalen hoe een gerechtelijke procedure uiteindelijk (financieel) eindigt voor de andere partij. Dit zou ook kunnen bevestigen waarom ‘een dief geen aangifte doet tegen een andere dief’? De Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. is een aan het maatschappelijk verkeer
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
99/387
deelnemende organisatie. Zij adviseert tal van personen en ondernemingen die in financiële problemen zijn gekomen ongeacht de oorzaak. Zij acht het haar maatschappelijke plicht om tegen - in haar ogen - onoorbare situaties verweer te voeren en deze onoorbare situaties te bestrijden en helpen voorkomen. Indien nodig publiceert zij over waargenomen onoorbare situaties met het doel herhaling ervan te bestrijden en te voorkomen. Een nadere uitwerking van dit beleid treft u aan op de volgende pagina’s 5 t/m 7 van deze brief. Thans vindt binnen 2 weken na heden publicatie plaats van onze beschouwingen en conclusie onder ons conveniërende voorwaarden en melding aan alle relevante maatschappelijke partijen, waaronder de betrokken rechtbank, relevante toezichthouders en het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Doelgroep daarnaast is elke Nederlander van 18 tot en met 81 jaar. Hierover is geen enkele vorm van communicatie mogelijk. Wij behouden ons het recht voor latere ontwikkelingen in dit dossier alsnog in de beschouwingen op te nemen. Ook zijn wij vrij om dossiers waarin u en uw advocatenkantoor actief zijn of zijn geweest aan een onderzoek te (laten) onderwerpen. Ook behouden wij ons het recht voor u, die persoonlijk de gerechtelijke procedure voornoemd heeft (be)geleid, verantwoordelijk en aansprakelijk te stellen voor uw aandeel in de totstandkoming van het desbetreffende eindvonnis en de vaststellingsovereenkomst, inclusief de nodige tuchtrechtelijke maatregelen.
Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
Bijlage(n): - beschouwingen van 12 februari 2015 (reeds in uw bezit) (zie pagina 153) - ‘Juridisch advies nodig versie 09?’ (alleen digitaal) op www.bedrijfsadviseur.biz (zie pagina 8 en verder)
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
100/387
15. Coöperatieve Rabobank Flevoland, t.a.v. dhr. D.R.J. Brouwers (07-04-2015)
Coöperatieve Rabobank Flevoland U.A. T.a.v. de directie de heer D.R.J. Brouwers Postbus 250 8200 AG Lelystad E-mail:
[email protected]
Datum: 7 april 2015
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: G.J.M. Keurentjes en J.A.J.M. Friesen / beschouwingen incassoprocedure borg Ons kenmerk: WBA30KeurRaboBesch20150407
Geachte heer Brouwers, Inzake bovengenoemde G.J.M. Keurentjes en J.A.J.M. Friesen richten wij ons tot u met het volgende. Definitief geworden beschouwingen en conclusie. Wij hebben een voorlopig onderzoek verricht naar het functioneren van de Rabobank Flevoland U.A. en uw gemachtigde Groenewegen en Partners Gerechtsdeurwaarders te Hilversum, inzake bovengenoemd dossier. Per brief gedateerd 23 maart 2015 met bijlagen / beschouwingen bent u daarvan op de hoogte gesteld. Deze brief met bijlagen is geacht hier integraal te zijn opgenomen en herhaald. Op onze brief met bijlagen van 23 maart 2015 en gelijkluidend e-mail bericht, heeft u op 1 april jl. gereageerd per brief. Kort gezegd luidt uw reactie als volgt. Omdat de zaak onder de rechter is wilt u niet inhoudelijk reageren. Het standpunt van de bank staat vermeld in gerechtelijke stukken en de gedaagde kan te allen tijde volledig onderbouwde en reële voorstellen doen nadat vonnis is gewezen. Onze reactie hierop luidt als volgt. Op 23 maart jl. bent u uitgenodigd om schriftelijk, en van schriftelijke bewijsstukken voorziene wijzigingsvoorstellen op onze beschouwingen van 23 maart jl. in te dienen. Wij stellen vast dat inzake uw schriftelijke antwoord van 1 april jl. niet één letter besteedt aan inhoudelijk verweer tegen de standpunten zoals verwoord in onze voornoemde beschouwingen. Kennelijk heeft u geen inhoudelijk verweer tegen onze beschouwingen, anders had u die wel ingebracht in voornoemd antwoord. Ook in de gerechtelijke stukken ontbreekt elk inhoudelijk verweer op de aan de orde gebrachte standpunten en vragen. Wij hebben kennis genomen van uw schriftelijke reacties van 1 april jl. maar de inhoud daarvan geeft ons geen aanleiding onze beschouwingen van 23 maart jl. te wijzigen. Dat heeft tot gevolg dat onze ‘beschouwingen’ thans een definitieve status hebben gekregen en voor publicatie beschikbaar zijn. Onderstaand treft u onze samenvatting en conclusie nog een keer aan.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
101/387
De samenvatting en conclusie uit de beschouwingen. i. In augustus 2005 verhoogt de rabobank afdeling ‘bijzonder beheer’ het krediet met € 700.000,-. ii. Op basis waarvan verhoogde bijzonder beheer dit krediet met € 700.000,-? iii. Waarom vraagt de rabobank daarbij een persoonlijke borgstelling van € 1 miljoen, waar de ondernemer niet sterk genoeg voor is? Zijn de risico’s van deze borg wel besproken? iv. In november 2006 failleren de krediet-nemende besloten vennootschappen nadat de rabobank het krediet heeft opgezegd. Dat is ruim een jaar na de kredietverhoging! Waarom een opzegging? v. Waarom brengen de zekerheden (zakelijk en privé onroerend goed en bedrijfsinventaris) zo weinig op? vi. Bij de incasso van de borg eist de gemachtigde Groenewegen van de rabobank incassokosten ter grootte van € 150.000,-. Is dit (g)een ‘onredelijk bezwarende bepaling’ van de rabobank? vii. De gemachtigde Groenewegen van de rabobank laat alle feiten en omstandigheden die tezamen geleid hebben tot de incasso van de borg (lees: het verlies voor de rabobank van ca. € 1 miljoen) altijd en overal bewust buiten beschouwing. Waarom doet zij dat? Om de rol van de rabobank in deze affaire te ontkennen, te verzwijgen en te negeren? De rechter behoort toch te beschikken over deze cruciale informatie om tot een juist oordeel te kunnen komen? viii. In haar conclusie van repliek stelt de gemachtigde Groenewegen van de rabobank dat de gemachtigde van Keurentjes c.s. geen ‘bewijsstukken of onderbouwing’ geeft in haar conclusie van antwoord. Maar de ‘bewijsstukken of onderbouwing’ die zijn gevraagd van de gemachtigde Groenewegen ontbreken geheel (zie ook punt vii). Die hadden toch bij de dagvaarding gevoegd moeten en kunnen zijn? ix. Wat verstaat de rabobank onder haar ‘zorgplicht’ in dezen? x. Wat verstaat de gemachtigde Groenewegen van de rabobank onder haar ‘zorgplicht’ in dezen? xi. Zowel de gemachtigde Groenewegen van de rabobank (opdrachtnemer) als de rabobank (opdrachtgever) manipuleren bewust de rechter door zo veel mogelijk relevante informatie, danwel de historische realiteit, niet aan de rechter beschikbaar te stellen bij de dagvaarding met als gevolg dat de rechter geen juist en geen volledig beeld heeft of krijgt van de ontstaansgeschiedenis die aanleiding gaf tot de incasso van de borg. Dat heeft tot gevolg dat de rechter geen juist oordeel kan vellen in het vonnis.
Onze conclusie. Wij stelden ons in dit voorlopige onderzoek de vraag of ‘zonder twijfel’ u, de Rabobank Flevoland U.A. en uw gemachtigde Groenewegen en Partners Gerechtsdeurwaarders te Hilversum, inzake bovengenoemd dossier, te vertrouwen zijn en als betrouwbaar beoordeeld kunt worden. In onze ogen was het antwoord op die vraag: nee! Op grond van bovenstaand definitief geworden onderzoek c.q. definitief geworden beschouwingen luidt het definitieve antwoord op deze vraag ook: ‘nee’! Vervolgconclusie: systeemcrash? Wij trekken uit de gang van zaken tot nu toe de voorlopige conclusie dat er in dezen sprake is van een systeemcrash. Dat wil zeggen dat niet het systeem van ‘Justitia’ c.q. haar beleidsdoeleinden bepalen wat er gebeurt in een gerechtelijke procedure, maar dat dit wordt bepaald door de mensen die dit systeem ‘bezetten’ c.q. de subjectieve doeleinden (!) van
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
102/387
hen tezamen bepalen hoe een gerechtelijke procedure uiteindelijk (financieel) eindigt voor de andere partij. Dit zou ook kunnen bevestigen waarom ‘een dief geen aangifte doet tegen een andere dief’? De Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. is een aan het maatschappelijk verkeer deelnemende organisatie. Zij adviseert tal van personen en ondernemingen die in financiële problemen zijn gekomen ongeacht de oorzaak. Zij acht het haar maatschappelijke plicht om tegen - in haar ogen - onoorbare situaties verweer te voeren en deze onoorbare situaties te bestrijden en helpen voorkomen. Indien nodig publiceert zij over waargenomen onoorbare situaties met het doel herhaling ervan te bestrijden en te voorkomen. Een nadere uitwerking van dit beleid treft u aan op de volgende pagina’s 4 t/m 6 van deze brief. Thans vindt binnen 2 weken na heden publicatie plaats van onze beschouwingen en conclusie onder ons conveniërende voorwaarden en melding aan alle relevante maatschappelijke partijen, waaronder de betrokken rechtbank, relevante toezichthouders en het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Doelgroep daarnaast is elke Nederlander van 18 tot en met 81 jaar. Hierover is geen enkele vorm van communicatie mogelijk. Wij behouden ons het recht voor latere ontwikkelingen in dit dossier alsnog in de beschouwingen op te nemen. Ook zijn wij vrij om dossiers waarin u en uw gemachtigde Groenewegen actief zijn of zijn geweest aan een onderzoek te (laten) onderwerpen. Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
Bijlage(n): - beschouwingen van 23 maart 2015 (reeds in uw bezit) (zie pagina 169) - ‘Juridisch advies nodig versie 09?’ (alleen digitaal) op www.bedrijfsadviseur.biz (zie pagina 8 en verder) - Publicatiebeleid Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. (zie pagina 39)
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
103/387
16. Groenewegen en Partners Gerechtsdeurwaarders, t.a.v. Directie (07-04-2015)
Groenewegen en Partners Gerechtsdeurwaarders T.a.v. de directie Postbus 2442 1200 CK Hilversum E-mail:
[email protected]
Datum: 7 april 2015
Behandeld door: Kenmerk: J.G. Scholten G.J.M. Keurentjes en J.A.J.M. Friesen / beschouwingen incassoprocedure borg Ons kenmerk: WBA31KeurGroenBesch20150407
Geachte mevrouw, mijnheer, Inzake bovengenoemde G.J.M. Keurentjes en J.A.J.M. Friesen richten wij ons tot u met het volgende. Definitief geworden beschouwingen en conclusie. Wij hebben een voorlopig onderzoek verricht naar het functioneren van de Rabobank Flevoland U.A. en haar gemachtigde Groenewegen en Partners Gerechtsdeurwaarders te Hilversum, inzake bovengenoemd dossier. Per brief gedateerd 23 maart 2015 met bijlagen / beschouwingen bent u daarvan op de hoogte gesteld. Deze brief met bijlagen is geacht hier integraal te zijn opgenomen en herhaald. Op onze brief met bijlagen van 23 maart 2015 en gelijkluidend e-mail bericht, heeft u op 2 april jl. gereageerd per brief. Kort gezegd luidt uw reactie als volgt. U onderschrijft de standpunten van Rabobank Flevoland U.A. en het oordeel van de rechter inzake te algemeen geformuleerde verzoeken om inzage in stukken en voldoende onderbouwde stellingen van de kant van de Rabobank voornoemd. Onze reactie hierop luidt als volgt. Op 23 maart jl. bent u uitgenodigd om schriftelijk, en van schriftelijke bewijsstukken voorziene wijzigingsvoorstellen op onze beschouwingen van 23 maart jl. in te dienen. Wij stellen vast dat inzake uw schriftelijke antwoord van 2 april jl. niet één letter besteedt aan inhoudelijk verweer tegen de standpunten zoals verwoord in onze voornoemde beschouwingen. Kennelijk heeft u geen inhoudelijk verweer tegen onze beschouwingen, anders had u die wel ingebracht in voornoemd antwoord. Ook in de gerechtelijke stukken ontbreekt elk inhoudelijk verweer op de aan de orde gebrachte standpunten en vragen. Uw verweer kenmerkt zich door ontkennen, negeren en verzwijgen van de historische feiten omdat zulks u goed uitkomt. Wij hebben kennis genomen van uw schriftelijke reacties van 2 april jl. maar de inhoud daarvan geeft ons geen aanleiding onze beschouwingen van 23 maart jl. te wijzigen. Dat heeft tot gevolg dat onze ‘beschouwingen’ thans een definitieve status hebben gekregen
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
104/387
en voor publicatie beschikbaar zijn. Onderstaand treft u onze samenvatting en conclusie nog een keer aan. De samenvatting en conclusie uit de beschouwingen. 1. In augustus 2005 verhoogt de rabobank afdeling ‘bijzonder beheer’ het krediet met € 700.000,-. xii. Op basis waarvan verhoogde bijzonder beheer dit krediet met € 700.000,-? xiii. Waarom vraagt de rabobank daarbij een persoonlijke borgstelling van € 1 miljoen, waar de ondernemer niet sterk genoeg voor is? Zijn de risico’s van deze borg wel besproken? xiv. In november 2006 failleren de krediet-nemende besloten vennootschappen nadat de rabobank het krediet heeft opgezegd. Dat is ruim een jaar na de kredietverhoging! Waarom een opzegging? xv. Waarom brengen de zekerheden (zakelijk en privé onroerend goed en bedrijfsinventaris) zo weinig op? xvi. Bij de incasso van de borg eist de gemachtigde Groenewegen van de rabobank incassokosten ter grootte van € 150.000,-. Is dit (g)een ‘onredelijk bezwarende bepaling’ van de rabobank? xvii. De gemachtigde Groenewegen van de rabobank laat alle feiten en omstandigheden die tezamen geleid hebben tot de incasso van de borg (lees: het verlies voor de rabobank van ca. € 1 miljoen) altijd en overal bewust buiten beschouwing. Waarom doet zij dat? Om de rol van de rabobank in deze affaire te ontkennen, te verzwijgen en te negeren? De rechter behoort toch te beschikken over deze cruciale informatie om tot een juist oordeel te kunnen komen? xviii. In haar conclusie van repliek stelt de gemachtigde Groenewegen van de rabobank dat de gemachtigde van Keurentjes c.s. geen ‘bewijsstukken of onderbouwing’ geeft in haar conclusie van antwoord. Maar de ‘bewijsstukken of onderbouwing’ die zijn gevraagd van de gemachtigde Groenewegen ontbreken geheel (zie ook punt vii). Die hadden toch bij de dagvaarding gevoegd moeten en kunnen zijn? xix. Wat verstaat de rabobank onder haar ‘zorgplicht’ in dezen? xx. Wat verstaat de gemachtigde Groenewegen van de rabobank onder haar ‘zorgplicht’ in dezen? xxi. Zowel de gemachtigde Groenewegen van de rabobank (opdrachtnemer) als de rabobank (opdrachtgever) manipuleren bewust de rechter door zo veel mogelijk relevante informatie, danwel de historische realiteit, niet aan de rechter beschikbaar te stellen bij de dagvaarding met als gevolg dat de rechter geen juist en geen volledig beeld heeft of krijgt van de ontstaansgeschiedenis die aanleiding gaf tot de incasso van de borg. Dat heeft tot gevolg dat de rechter geen juist oordeel kan vellen in het vonnis.
Onze conclusie. Wij stelden ons in dit voorlopige onderzoek de vraag of ‘zonder twijfel’ u, de Rabobank Flevoland U.A. en haar gemachtigde Groenewegen en Partners Gerechtsdeurwaarders te Hilversum, inzake bovengenoemd dossier, te vertrouwen zijn en als betrouwbaar beoordeeld kunt worden. In onze ogen was het antwoord op die vraag: nee! Op grond van bovenstaand definitief geworden onderzoek c.q. definitief geworden beschouwingen luidt het definitieve antwoord op deze vraag ook: ‘nee’! Vervolgconclusie: systeemcrash?
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
105/387
Wij trekken uit de gang van zaken tot nu toe de voorlopige conclusie dat er in dezen sprake is van een systeemcrash. Dat wil zeggen dat niet het systeem van ‘Justitia’ c.q. haar beleidsdoeleinden bepalen wat er gebeurt in een gerechtelijke procedure, maar dat dit wordt bepaald door de mensen die dit systeem ‘bezetten’ c.q. de subjectieve doeleinden (!) van hen tezamen bepalen hoe een gerechtelijke procedure uiteindelijk (financieel) eindigt voor de andere partij. Dit zou ook kunnen bevestigen waarom ‘een dief geen aangifte doet tegen een andere dief’? De Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. is een aan het maatschappelijk verkeer deelnemende organisatie. Zij adviseert tal van personen en ondernemingen die in financiële problemen zijn gekomen ongeacht de oorzaak. Zij acht het haar maatschappelijke plicht om tegen - in haar ogen - onoorbare situaties verweer te voeren en deze onoorbare situaties te bestrijden en helpen voorkomen. Indien nodig publiceert zij over waargenomen onoorbare situaties met het doel herhaling ervan te bestrijden en te voorkomen. Een nadere uitwerking van dit beleid treft u aan op de volgende pagina’s 4 t/m 6 van deze brief. Thans vindt binnen 2 weken na heden publicatie plaats van onze beschouwingen en conclusie onder ons conveniërende voorwaarden en melding aan alle relevante maatschappelijke partijen, waaronder de betrokken rechtbank, relevante toezichthouders en het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Doelgroep daarnaast is elke Nederlander van 18 tot en met 81 jaar. Hierover is geen enkele vorm van communicatie mogelijk. Wij behouden ons het recht voor latere ontwikkelingen in dit dossier alsnog in de beschouwingen op te nemen. Ook zijn wij vrij om dossiers waarin u en uw gemachtigde Groenewegen actief zijn of zijn geweest aan een onderzoek te (laten) onderwerpen. Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
Bijlage(n): - beschouwingen van 23 maart 2015 (reeds in uw bezit) (zie pagina 169) - ‘Juridisch advies nodig versie 09?’ (alleen digitaal) op www.bedrijfsadviseur.biz (zie pagina 8 en verder)
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
106/387
17. Explease B.V., t.a.v. Directie, dhr. J. van Marwijk (08-04-2015)
Explease B.V. T.a.v. de directie / de heer J. van Marwijk Eeuwigelaan 26 1861 CM Bergen (NH) E-mail:
[email protected]
Datum: 8 april 2015
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: De Jong Beheer B.V. en dhr. J. de Jong / beschouwingen incassoprocedure borg Ons kenmerk:
WBA32JongExpleaseBesch20150408
Geachte heer Van Marwijk, Inzake bovengenoemde De Jong Beheer B.V. en dhr. J. de Jong richten wij ons tot u met het volgende. Definitief geworden beschouwingen en conclusie. Wij hebben een voorlopig onderzoek verricht naar het functioneren van uw onderneming Explease B.V. en uw incasso-advocaten mr. J.Th. van Oostrum, namens Rensen advocaten gevestigd te 1815 GL Alkmaar, Nassaulaan 30 en mr. J.H. Pelle, namens STV Mahieu advocaten gevestigd te 2508 CK ’s-Gravenhage, Alexanderveld 93, inzake bovengenoemd dossier. Per brief gedateerd 24 maart 2015 met bijlagen / beschouwingen bent u daarvan op de hoogte gesteld. Deze brief met bijlagen is geacht hier integraal te zijn opgenomen en herhaald. Op onze brief met bijlagen van 24 maart 2015 en gelijkluidend e-mail bericht, heeft u niet gereageerd. Onze reactie hierop luidt als volgt. Op 23 maart jl. bent u uitgenodigd om schriftelijk, en van schriftelijke bewijsstukken voorziene wijzigingsvoorstellen op onze beschouwingen van 24 maart jl. in te dienen. Wij stellen vast dat u kennelijk geen inhoudelijk verweer tegen onze beschouwingen heeft, anders had u die wel ingebracht. Ook in de gerechtelijke stukken ontbreekt elk inhoudelijk verweer op de aan de orde gebrachte standpunten en vragen. Uw verweer kenmerkt zich door ontkennen, negeren en verzwijgen van de historische feiten omdat zulks u goed uitkomt. Wij hebben kennis genomen van het ontbreken van uw schriftelijke reacties maar dit is voor ons geen aanleiding onze beschouwingen van 24 maart jl. te wijzigen. Dat heeft tot gevolg dat onze ‘beschouwingen’ thans een definitieve status hebben gekregen en voor publicatie beschikbaar zijn. Onderstaand treft u onze samenvatting en conclusie nog een keer aan.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
107/387
De samenvatting en conclusie uit de beschouwingen. a. Explease vordert ca. € 240.000,- zijnde ca. € 55.000,- ‘hoofdsom’, ca. € 8.000,incassokosten en ca. € 177.000,- (vertragings)rente. Dit alles ‘ongespecificeerd. b. Uit de brieven namens De Jong c.s. blijkt dat Explease alles in het werk stelt om haar vermeende vordering (schade genoemd) niet te onderbouwen met feiten en bewijsstukken want die verstrekt zij niet. Ook niet als er twee keer om is gevraagd. c. Uit de brieven namens De Jong c.s. blijkt ook dat Explease alles in het werk stelt om de ‘opbrengsten buiten beeld’ te houden zijnde de tussentijdse ‘waarde’ van de ingeleverde auto’s (die zijn doorverkocht of geleased aan derden naderhand). d. Uit de brieven namens De Jong c.s. blijkt dat Explease zich niet houdt aan de eigen regels en voorschriften etc. die zij in haar eigen algemene voorwaarden heeft vastgesteld. Om haar moverende redenen verstuurt Explease geen enkele herinnering, aanmaning of ingebrekestelling ‘tijdig’ aan haar klant Van Heusden Afbouw B.V.. Zo kan het gebeuren dat de herinnering aan het insturen van de jaarrekening ‘uitblijft’ hoewel dit wel gebruikelijk is. e. Uit de brieven namens De Jong c.s. blijkt ook dat de borgstelling door De Jong Beheer B.V. afgegeven niet rechtsgeldig is omdat de statuten dit verbieden (doeloverschrijding). Ook ontbreekt de handtekening van de echtgenote op de borgstelling waardoor de borgstelling niet rechtsgeldig is. f. In deze wetenschap is het de vraag of de beide advocaten Van Oostrum en Pelle, in hun hoedanigheid van advocaat, niet buiten hun boekje hebben gehandeld door aan deze incassoprocedure hun volle medewerking te verlenen.
Onze conclusie. Wij stelden ons in dit voorlopige onderzoek de vraag of ‘zonder twijfel’ uw onderneming Explease B.V. en uw incasso-advocaten mr. J.Th. van Oostrum, namens Rensen advocaten gevestigd te 1815 GL Alkmaar, Nassaulaan 30 en mr. J.H. Pelle, namens STV Mahieu advocaten gevestigd te 2508 CK ’s-Gravenhage, Alexanderveld 93, inzake bovengenoemd dossier, te vertrouwen zijn en als betrouwbaar beoordeeld kunnen worden. In onze ogen was het antwoord op die vraag: nee! Op grond van bovenstaand definitief geworden onderzoek c.q. definitief geworden beschouwingen luidt het definitieve antwoord op deze vraag ook: ‘nee’! Vervolgconclusie: systeemcrash? Wij trekken uit de gang van zaken tot nu toe de voorlopige conclusie dat er in dezen sprake is van een systeemcrash. Dat wil zeggen dat niet het systeem van ‘Justitia’ c.q. haar beleidsdoeleinden bepalen wat er gebeurt in de voorgerechtelijke correspondentie, maar dat dit wordt bepaald door de mensen die dit systeem ‘bezetten’ c.q. de subjectieve doeleinden (!) van hen tezamen bepalen hoe de voorgerechtelijke correspondentie uiteindelijk (juridisch en financieel) eindigt voor de andere partij. Dit zou ook kunnen verklaren waarom ‘een dief geen aangifte doet tegen een andere dief’? De Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. is een aan het maatschappelijk verkeer deelnemende organisatie. Zij adviseert tal van personen en ondernemingen die in financiële problemen zijn gekomen ongeacht de oorzaak. Zij acht het haar maatschappelijke plicht om tegen - in haar ogen - onoorbare situaties verweer te voeren en deze onoorbare situaties te bestrijden en helpen voorkomen. Indien nodig publiceert zij over waargenomen onoorbare situaties met het doel herhaling ervan te bestrijden en te voorkomen. Een nadere uitwerking van dit beleid treft u aan op de volgende pagina’s 4 t/m 6 van deze
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
108/387
brief. Thans vindt binnen 2 weken na heden publicatie plaats van onze beschouwingen en conclusie onder ons conveniërende voorwaarden en melding aan alle relevante maatschappelijke partijen, waaronder de betrokken rechtbank, relevante toezichthouders en het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Doelgroep daarnaast is elke Nederlander van 18 tot en met 81 jaar. Hierover is geen enkele vorm van communicatie mogelijk.
Wij behouden ons het recht voor latere ontwikkelingen in dit dossier alsnog in de beschouwingen op te nemen. Ook zijn wij vrij om dossiers waarin u en uw incassoadvocaten mr. J.Th. van Oostrum, namens Rensen advocaten gevestigd te 1815 GL Alkmaar, Nassaulaan 30 en mr. J.H. Pelle, namens STV Mahieu advocaten gevestigd te 2508 CK ’s-Gravenhage, Alexanderveld 93 actief zijn of zijn geweest aan een onderzoek te (laten) onderwerpen.
Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
Bijlage(n): - beschouwingen van 24 maart 2015 (reeds in uw bezit) (zie pagina 179) - ‘Juridisch advies nodig versie 09?’ (alleen digitaal) op www.bedrijfsadviseur.biz (zie pagina 8 en verder) - Publicatiebeleid Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. (zie pagina 39)
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
109/387
18. STV Mahieu advocaten, t.a.v. mr. J.H. Pelle (08-04-2015)
STV Mahieu advocaten T.a.v. mr. J.H. Pelle Postbus 85715 2508 CK Den Haag E-mail:
[email protected]
Datum: 8 april 2015 Explease
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: De Jong Beheer B.V. en dhr. J. de Jong / beschouwingen incassoprocedure borg Ons kenmerk: WBA33JongSTVMahieuBesch20150408
Geachte heer Pelle, Inzake bovengenoemde De Jong Beheer B.V. en dhr. J. de Jong richten wij ons tot u met het volgende. Definitief geworden beschouwingen en conclusie. Wij hebben een voorlopig onderzoek verricht naar het functioneren van de onderneming Explease B.V. en haar incasso-advocaten mr. J.Th. van Oostrum, namens Rensen advocaten gevestigd te 1815 GL Alkmaar, Nassaulaan 30 en mr. J.H. Pelle, namens STV Mahieu advocaten gevestigd te 2508 CK ’s-Gravenhage, Alexanderveld 93, inzake bovengenoemd dossier. Per brief gedateerd 24 maart 2015 met bijlagen / beschouwingen bent u daarvan op de hoogte gesteld. Deze brief met bijlagen is geacht hier integraal te zijn opgenomen en herhaald. Op onze brief met bijlagen van 24 maart 2015 en gelijkluidend e-mail bericht, heeft u op 25 maart jl. gereageerd per e-mail en brief. Uw reactie komt er kortweg op neer dat u de conceptdagvaarding naar de deurwaarder stuurt zodat De Jong c.s. zich kunnen verweren met een advocaat. Onze publicatie is in uw ogen onrechtmatig en wij zijn dan ook door u aansprakelijk gesteld voor de schade. Onze reactie hierop luidt als volgt. Op 24 maart jl. bent u uitgenodigd om schriftelijk, en van schriftelijke bewijsstukken voorziene wijzigingsvoorstellen op onze beschouwingen van 24 maart jl. in te dienen. Wij stellen vast dat u inzake uw schriftelijke antwoord van 25 maart jl. niet één letter besteedt aan inhoudelijk verweer tegen de standpunten zoals verwoord in onze voornoemde beschouwingen. Wij stellen ook vast dat u kennelijk geen inhoudelijk verweer tegen onze beschouwingen heeft, anders had u die wel ingebracht. Ook in de gerechtelijke stukken ontbreekt elk inhoudelijk verweer op de aan de orde gebrachte standpunten en vragen. Uw verweer kenmerkt zich door ontkennen, negeren en verzwijgen van de historische feiten omdat zulks u goed uitkomt.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
110/387
Wij hebben kennis genomen van uw schriftelijke reacties maar dit is voor ons geen aanleiding onze beschouwingen van 24 maart jl. te wijzigen. Dat heeft tot gevolg dat onze ‘beschouwingen’ thans een definitieve status hebben gekregen en voor publicatie beschikbaar zijn. Onderstaand treft u onze samenvatting en conclusie nog een keer aan.
De samenvatting en conclusie uit de beschouwingen. a. Explease vordert ca. € 240.000,- zijnde ca. € 55.000,- ‘hoofdsom’, ca. € 8.000,incassokosten en ca. € 177.000,- (vertragings)rente. Dit alles ‘ongespecificeerd. b. Uit de brieven namens De Jong c.s. blijkt dat Explease alles in het werk stelt om haar vermeende vordering (schade genoemd) niet te onderbouwen met feiten en bewijsstukken want die verstrekt zij niet. Ook niet als er twee keer om is gevraagd. c. Uit de brieven namens De Jong c.s. blijkt ook dat Explease alles in het werk stelt om de ‘opbrengsten buiten beeld’ te houden zijnde de tussentijdse ‘waarde’ van de ingeleverde auto’s (die zijn doorverkocht of geleased aan derden naderhand). d. Uit de brieven namens De Jong c.s. blijkt dat Explease zich niet houdt aan de eigen regels en voorschriften etc. die zij in haar eigen algemene voorwaarden heeft vastgesteld. Om haar moverende redenen verstuurt Explease geen enkele herinnering, aanmaning of ingebrekestelling ‘tijdig’ aan haar klant Van Heusden Afbouw B.V.. Zo kan het gebeuren dat de herinnering aan het insturen van de jaarrekening ‘uitblijft’ hoewel dit wel gebruikelijk is. e. Uit de brieven namens De Jong c.s. blijkt ook dat de borgstelling door De Jong Beheer B.V. afgegeven niet rechtsgeldig is omdat de statuten dit verbieden (doeloverschrijding). Ook ontbreekt de handtekening van de echtgenote op de borgstelling waardoor de borgstelling niet rechtsgeldig is. f. In deze wetenschap is het de vraag of de beide advocaten Van Oostrum en Pelle, in hun hoedanigheid van advocaat, niet buiten hun boekje hebben gehandeld door aan deze incassoprocedure hun volle medewerking te verlenen.
Onze conclusie. Wij stelden ons in dit voorlopige onderzoek de vraag of ‘zonder twijfel’ de onderneming Explease B.V. en haar incasso-advocaten mr. J.Th. van Oostrum, namens Rensen advocaten gevestigd te 1815 GL Alkmaar, Nassaulaan 30 en mr. J.H. Pelle, namens STV Mahieu advocaten gevestigd te 2508 CK ’s-Gravenhage, Alexanderveld 93, inzake bovengenoemd dossier, te vertrouwen zijn en als betrouwbaar beoordeeld kunnen worden. In onze ogen was het antwoord op die vraag: nee! Op grond van bovenstaand definitief geworden onderzoek c.q. definitief geworden beschouwingen luidt het definitieve antwoord op deze vraag ook: ‘nee’! Vervolgconclusie: systeemcrash? Wij trekken uit de gang van zaken tot nu toe de voorlopige conclusie dat er in dezen sprake is van een systeemcrash. Dat wil zeggen dat niet het systeem van ‘Justitia’ c.q. haar beleidsdoeleinden bepalen wat er gebeurt in de voorgerechtelijke correspondentie, maar dat dit wordt bepaald door de mensen die dit systeem ‘bezetten’ c.q. de subjectieve doeleinden (!) van hen tezamen bepalen hoe de voorgerechtelijke correspondentie uiteindelijk (juridisch en financieel) eindigt voor de andere partij. Dit zou ook kunnen verklaren waarom ‘een dief geen aangifte doet tegen een andere dief’?
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
111/387
De Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. is een aan het maatschappelijk verkeer deelnemende organisatie. Zij adviseert tal van personen en ondernemingen die in financiële problemen zijn gekomen ongeacht de oorzaak. Zij acht het haar maatschappelijke plicht om tegen - in haar ogen - onoorbare situaties verweer te voeren en deze onoorbare situaties te bestrijden en helpen voorkomen. Indien nodig publiceert zij over waargenomen onoorbare situaties met het doel herhaling ervan te bestrijden en te voorkomen. Een nadere uitwerking van dit beleid treft u aan op de volgende pagina’s 4 t/m 6 van deze brief. Thans vindt binnen 2 weken na heden publicatie plaats van onze beschouwingen en conclusie onder ons conveniërende voorwaarden en melding aan alle relevante maatschappelijke partijen, waaronder de betrokken rechtbank, relevante toezichthouders en het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Doelgroep daarnaast is elke Nederlander van 18 tot en met 81 jaar. Hierover is geen enkele vorm van communicatie mogelijk. Wij behouden ons het recht voor latere ontwikkelingen in dit dossier alsnog in de beschouwingen op te nemen. Ook zijn wij vrij om dossiers waarin de onderneming Explease B.V. en haar incasso-advocaten mr. J.Th. van Oostrum, namens Rensen advocaten gevestigd te 1815 GL Alkmaar, Nassaulaan 30 en mr. J.H. Pelle, namens STV Mahieu advocaten gevestigd te 2508 CK ’s-Gravenhage, Alexanderveld 93 actief zijn of zijn geweest aan een onderzoek te (laten) onderwerpen.
Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
Bijlage(n): - beschouwingen van 24 maart 2015 (reeds in uw bezit) (zie pagina 179) - ‘Juridisch advies nodig versie 09?’ (alleen digitaal) op www.bedrijfsadviseur.biz (zie pagina 8 en verder)
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
112/387
19. Rensen advocaten, t.a.v. mr. J.Th. van Oostrum (08-04-2015)
Rensen advocaten T.a.v. mr. J. Th. Van Oostrum Postbus 409 1800 AK Alkmaar E-mail:
[email protected]
Datum: 8 april 2015 Explease
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: De Jong Beheer B.V. en dhr. J. de Jong / beschouwingen incassoprocedure borg Ons kenmerk:
WBA34JongRensenBesch20150408
Geachte heer Van Oostrum, Inzake bovengenoemde De Jong Beheer B.V. en dhr. J. de Jong richten wij ons tot u met het volgende. Definitief geworden beschouwingen en conclusie. Wij hebben een voorlopig onderzoek verricht naar het functioneren van de onderneming Explease B.V. en haar incasso-advocaten mr. J.Th. van Oostrum, namens Rensen advocaten gevestigd te 1815 GL Alkmaar, Nassaulaan 30 en mr. J.H. Pelle, namens STV Mahieu advocaten gevestigd te 2508 CK ’s-Gravenhage, Alexanderveld 93, inzake bovengenoemd dossier. Per brief gedateerd 24 maart 2015 met bijlagen / beschouwingen bent u daarvan op de hoogte gesteld. Deze brief met bijlagen is geacht hier integraal te zijn opgenomen en herhaald. Op onze brief met bijlagen van 24 maart 2015 en gelijkluidend e-mail bericht, heeft u op 25 maart jl. gereageerd per e-mail. Uw reactie komt er kortweg op neer dat ‘u als advocaten gewoon uw werk doet’ en dat onze publicatie in uw ogen onrechtmatig is. Wij zijn dan ook door u aansprakelijk gesteld voor de schade en kunnen een kort geding tegemoet zien als wij publiceren. Onze reactie hierop luidt als volgt. Op 24 maart jl. bent u uitgenodigd om schriftelijk, en van schriftelijke bewijsstukken voorziene wijzigingsvoorstellen op onze beschouwingen van 24 maart jl. in te dienen. Wij stellen vast dat u inzake uw schriftelijke antwoord van 25 maart jl. niet één letter besteedt aan inhoudelijk verweer tegen de standpunten zoals verwoord in onze voornoemde beschouwingen. Wij stellen ook vast dat u kennelijk geen inhoudelijk verweer tegen onze beschouwingen heeft, anders had u die wel ingebracht. Ook in de gerechtelijke stukken ontbreekt elk inhoudelijk verweer op de aan de orde gebrachte standpunten en vragen. Uw verweer kenmerkt zich door ontkennen, negeren en verzwijgen van de historische feiten omdat zulks u goed uitkomt.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
113/387
Wij hebben kennis genomen van uw schriftelijke reacties maar dit is voor ons geen aanleiding onze beschouwingen van 24 maart jl. te wijzigen. Dat heeft tot gevolg dat onze ‘beschouwingen’ thans een definitieve status hebben gekregen en voor publicatie beschikbaar zijn. Onderstaand treft u onze samenvatting en conclusie nog een keer aan.
De samenvatting en conclusie uit de beschouwingen. a. Explease vordert ca. € 240.000,- zijnde ca. € 55.000,- ‘hoofdsom’, ca. € 8.000,incassokosten en ca. € 177.000,- (vertragings)rente. Dit alles ‘ongespecificeerd. b. Uit de brieven namens De Jong c.s. blijkt dat Explease alles in het werk stelt om haar vermeende vordering (schade genoemd) niet te onderbouwen met feiten en bewijsstukken want die verstrekt zij niet. Ook niet als er twee keer om is gevraagd. c. Uit de brieven namens De Jong c.s. blijkt ook dat Explease alles in het werk stelt om de ‘opbrengsten buiten beeld’ te houden zijnde de tussentijdse ‘waarde’ van de ingeleverde auto’s (die zijn doorverkocht of geleased aan derden naderhand). d. Uit de brieven namens De Jong c.s. blijkt dat Explease zich niet houdt aan de eigen regels en voorschriften etc. die zij in haar eigen algemene voorwaarden heeft vastgesteld. Om haar moverende redenen verstuurt Explease geen enkele herinnering, aanmaning of ingebrekestelling ‘tijdig’ aan haar klant Van Heusden Afbouw B.V.. Zo kan het gebeuren dat de herinnering aan het insturen van de jaarrekening ‘uitblijft’ hoewel dit wel gebruikelijk is. e. Uit de brieven namens De Jong c.s. blijkt ook dat de borgstelling door De Jong Beheer B.V. afgegeven niet rechtsgeldig is omdat de statuten dit verbieden (doeloverschrijding). Ook ontbreekt de handtekening van de echtgenote op de borgstelling waardoor de borgstelling niet rechtsgeldig is. f. In deze wetenschap is het de vraag of de beide advocaten Van Oostrum en Pelle, in hun hoedanigheid van advocaat, niet buiten hun boekje hebben gehandeld door aan deze incassoprocedure hun volle medewerking te verlenen.
Onze conclusie. Wij stelden ons in dit voorlopige onderzoek de vraag of ‘zonder twijfel’ de onderneming Explease B.V. en haar incasso-advocaten mr. J.Th. van Oostrum, namens Rensen advocaten gevestigd te 1815 GL Alkmaar, Nassaulaan 30 en mr. J.H. Pelle, namens STV Mahieu advocaten gevestigd te 2508 CK ’s-Gravenhage, Alexanderveld 93, inzake bovengenoemd dossier, te vertrouwen zijn en als betrouwbaar beoordeeld kunnen worden. In onze ogen was het antwoord op die vraag: nee! Op grond van bovenstaand definitief geworden onderzoek c.q. definitief geworden beschouwingen luidt het definitieve antwoord op deze vraag ook: ‘nee’! Vervolgconclusie: systeemcrash? Wij trekken uit de gang van zaken tot nu toe de voorlopige conclusie dat er in dezen sprake is van een systeemcrash. Dat wil zeggen dat niet het systeem van ‘Justitia’ c.q. haar beleidsdoeleinden bepalen wat er gebeurt in de voorgerechtelijke correspondentie, maar dat dit wordt bepaald door de mensen die dit systeem ‘bezetten’ c.q. de subjectieve doeleinden (!) van hen tezamen bepalen hoe de voorgerechtelijke correspondentie uiteindelijk (juridisch en financieel) eindigt voor de andere partij. Dit zou ook kunnen verklaren waarom ‘een dief geen aangifte doet tegen een andere dief’?
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
114/387
De Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. is een aan het maatschappelijk verkeer deelnemende organisatie. Zij adviseert tal van personen en ondernemingen die in financiële problemen zijn gekomen ongeacht de oorzaak. Zij acht het haar maatschappelijke plicht om tegen - in haar ogen - onoorbare situaties verweer te voeren en deze onoorbare situaties te bestrijden en helpen voorkomen. Indien nodig publiceert zij over waargenomen onoorbare situaties met het doel herhaling ervan te bestrijden en te voorkomen. Een nadere uitwerking van dit beleid treft u aan op de volgende pagina’s 4 t/m 6 van deze brief. Thans vindt binnen 2 weken na heden publicatie plaats van onze beschouwingen en conclusie onder ons conveniërende voorwaarden en melding aan alle relevante maatschappelijke partijen, waaronder de betrokken rechtbank, relevante toezichthouders en het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Doelgroep daarnaast is elke Nederlander van 18 tot en met 81 jaar. Hierover is geen enkele vorm van communicatie mogelijk. Wij behouden ons het recht voor latere ontwikkelingen in dit dossier alsnog in de beschouwingen op te nemen. Ook zijn wij vrij om dossiers waarin de onderneming Explease B.V. en haar incasso-advocaten mr. J.Th. van Oostrum, namens Rensen advocaten gevestigd te 1815 GL Alkmaar, Nassaulaan 30 en mr. J.H. Pelle, namens STV Mahieu advocaten gevestigd te 2508 CK ’s-Gravenhage, Alexanderveld 93 actief zijn of zijn geweest aan een onderzoek te (laten) onderwerpen.
Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
Bijlage(n): - beschouwingen van 24 maart 2015 (reeds in uw bezit) (zie pagina 179) - ‘Juridisch advies nodig versie 09?’ (alleen digitaal) op www.bedrijfsadviseur.biz (zie pagina 8 en verder)
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
115/387
20. Rechtbank Zeeland – West Brabant, t.a.v. Gerechtsbestuur, mr. M.W. Hoek (0505-2015)
Rechtbank Zeeland-West-Brabant T.a.v het Gerechtsbestuur / de heer M.W. Koek Postbus 90110 4800 RA Breda E-mail:
[email protected]
Datum: 5 mei 2015
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: 08/311F / Faillissement De Timmerwinkel BV beschouwingen curator, RC en gerechtsbestuur Ons kenmerk: WBA38TWgerechtsbestBreda20150505
Geachte heer Koek, Inzake bovengenoemd opgeheven faillissement richten wij ons tot u met het volgende. Definitief geworden beschouwingen en conclusie. Wij hebben een voorlopig onderzoek verricht naar het functioneren van advocatenkantoor ‘MR Advocaten en Procureurs B.V.’ en haar advocaat / curator mw. mr. L. Pawlikowski, gevestigd te Grotestraat 146, 5141 HC Waalwijk en naar het functioneren van rechter-commissaris mr. C.T.M. Luijks van de rechtbank Breda, inzake bovengenoemd dossier. Per brief gedateerd 13 april 2015 met bijlagen / beschouwingen bent u daarvan op de hoogte gesteld. Deze brief met bijlagen is geacht hier integraal te zijn opgenomen en herhaald. Op onze brief met bijlagen van 13 april 2015 en gelijkluidend e-mail bericht, heeft u op 28 april jl. gereageerd per brief. Uw reactie komt er kortweg op neer dat: i. onze brief een klacht is tegen rechter-commissaris mr. C.T.M. Luijks, ii. de RC samen met curator mw. mr. L. Pawlikowski pandrecht op activa heeft genegeerd, iii. dat deze activa is uitgewonnen door de rabobank, iv. ten onrechte door de RC is ingestemd met onderhandse verkoop door de curator van die verpande activa aan een lokale opkoper tegen een verkoopopbrengst die € 50.000,- lager ligt dan de taxatiewaarde, v. met welk bedrag de boedel is benadeeld, vi. de klacht raakt inhoudelijke beslissingen van de RC binnen het kader van de faillissementswet waardoor behandeling van die klacht niet mogelijk is, vii. bovendien is de klacht niet binnen een jaar ingediend gerekend vanaf de bekritiseerde gedragingen, viii. op grond van haar vigerende klachtenregeling heeft het gerechtsbestuur niet de ‘plicht’ dergelijke klachten te behandelen omdat na verloop van een jaar van een medewerker van de rechtbank niet gevergd kan en mag worden ‘om feiten en omstandigheden te reconstrueren’ die zich meer dan een jaar geleden hebben voorgedaan en die noodzakelijk zijn met het oog op zijn verdediging.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
116/387
Onze reactie hierop luidt als volgt. Op 13 april jl. bent u uitgenodigd om schriftelijk, en van schriftelijke bewijsstukken voorziene wijzigingsvoorstellen op onze beschouwingen van 13 april jl. in te dienen. Wij stellen vast dat: i. u de resultaten van een voorlopig onderzoek beschouwt als een klacht, ii. de bekritiseerde handelingen van curator mw. mr. L. Pawlikowski, die opdrachtnemer is van uw rechtbank Zeeland-West-Brabant (die opdrachtgever is) ten onrechte buiten beschouwing laat, iii. de verpande activa niet door de rabobank zijn verkocht maar door curator mw. mr. L. Pawlikowski, iv. de benadeling van de boedel tenminste € 50.000,- bedraagt omdat er alternatieve kopers zijn aangedragen voor de lokale opkoper door de advocaat van de aandeelhouders van failliet, v. als u de beschouwingen van 13 april jl. had gelezen u misschien tot de conclusie had kunnen komen dat wij de brief van 6 augustus 2010 (brief nummer 2), van 2 september 2010 (brief nummer 3) en van 18 november 2010 (brief nummer 5) aan curator mw. mr. L. Pawlikowski een kopie hebben gestuurd aan de RC waaruit u mag concluderen dat de RC op de hoogte was van de bekritiseerde handelingen maar zich conformeerde aan de ‘onderzoeksresultaten’ van curator mw. mr. L. Pawlikowski zelf, vi. en de RC deze ‘klachten’ uit punt v. zelf in behandeling neemt en beantwoordt hetgeen in de ‘rechtspraak’ een onacceptabele gang van zaken betreft, omdat op deze wijze het ‘eigen straatje kan worden schoongeveegd’ door de slagen die zijn ‘eigen vlees keurt’, vii. uw klachtenregeling het gerechtsbestuur niet ‘verplicht’ de voorlopige onderzoeksresultaten te beoordelen maar het gerechtsbestuur op grond van ethische, morele en fatsoenshalve uitgangspunten de mogelijkheid biedt deze ‘dwaling’ van de rechtbank Zeeland-Wets-Brabant te corrigeren en voor recht te handelen, viii. het gerechtsbestuur haar eigen falende medewerkers de hand boven het hoofd houdt en de ffaire in de doofpot stopt waarmee het ‘zelfreinigend vermogen’ van het gerechtsbestuur is bepaald, ix. en daarmee het functioneren van curator mw. mr. L. Pawlikowski en rechtercommissaris mr. C.T.M. Luijks niet kan verklaren noch kan legitimeren, x. en de aandeelhouders als slachtoffers achterlaat ten gunste van relatiekring van curator mw. mr. L. Pawlikowski, die rustig zo doorgaat op de ingeslagen weg, wetende dat haar opdrachtgever dit accepteert, goedkeurt en naar buiten afschermt. Wij stellen vast dat u inzake uw schriftelijke antwoord van 28 april jl. niet één letter besteedt aan inhoudelijk verweer tegen de standpunten zoals verwoord in onze voornoemde beschouwingen. Wij stellen ook vast dat u kennelijk geen inhoudelijk verweer tegen onze beschouwingen heeft, anders had u die wel ingebracht. Ook in de gevoerde correspondentie met curator en RC ontbreekt elk inhoudelijk verweer op de aan de orde gebrachte standpunten en vragen. Uw verweer kenmerkt zich door ontkennen, negeren en verzwijgen van de historische feiten omdat zulks u goed uitkomt. Wij hebben kennis genomen van uw schriftelijke reacties maar dit is voor ons geen aanleiding onze beschouwingen van 13 april jl. te wijzigen. Dat heeft tot gevolg dat onze ‘beschouwingen’ thans een definitieve status hebben gekregen en voor publicatie beschikbaar zijn. Onderstaand treft u onze samenvatting en conclusie nog een keer aan.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
117/387
De samenvatting en conclusie uit de beschouwingen. De verwijten op hoofdlijnen aan de curator en de RC op een rijtje. i. ii. iii. iv. v. vi. vii. viii.
ix.
x. xi.
xii. xiii.
De curator negeert en ontkent de belangen van de grootste schuldeiser tevens pandhouder zowel voorafgaand aan als nadat de rabo is afgelost. De curator verkoopt de activa heimelijk ‘onderhands’ terwijl een internetveiling actueel en transparant is. De curator passeert de rechten en belangen van pandhouder tijdens de verkoop van de materiële activa. De curator bevoordeelt de ‘onderhandse’ koper tenminste voor € 50.000,- met medewerking van de RC. De curator benadeelt hierdoor de boedel c.q. de voormalig eigenaar en bestuurden van De Timmerwinkel B.V.. Klachten aan het adres van het advocatenkantoor van de curator leveren geen reactie op. Klachten aan het adres van de RC levert een antwoordbrief op waarin staat dat de curator de werkwijze van de curator heeft onderzocht en dat de curator aan de RC rapporteert dat de curator goed werk heeft afgeleverd voor de boedel. Achteraf vraagt de curator in haar brief van 11 november 2009 (!) medewerking van de voormalig eigenaar en bestuurden van De Timmerwinkel B.V. aan de verkoop van de niet-bodemgoederen. Dus niet aan de advocaat van de voormalig eigenaar en bestuurden van De Timmerwinkel B.V.. Goedkeuring van de verkoop van de niet-bodemgoederen door de voormalig eigenaar en bestuurden van De Timmerwinkel B.V. wordt door zowel de curator als de RC uitgelegd als algehele goedkeuring door de voormalig eigenaar en bestuurden van De Timmerwinkel B.V. van het algehele gevoerde beleid door de curator c.q. RC. De curator en de RC benadelen c.q. veroorzaken maatschappelijke en financiële schade door hun disfunctioneren in dezen. Deze schade wordt ontkend, genegeerd en verzwegen door zowel de curator als de RC. Op 26 oktober 2010 schrijft de RC aan de voormalig eigenaar en bestuurden van De Timmerwinkel B.V., en niet aan De Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V., dat de rol van de curator in dezen is goedgekeurd op basis van het zelfonderzoek van de curator. In dezelfde brief keurt de RC het functioneren van de RC goed in dezen op basis van het zelfonderzoek van de curator. Er is geen sprake van belangenverstrengeling in dezen noch van het ontbreken van functiescheiding. De curator onttrekt € 43.000,- aan de boedelrekening met medewerking van de RC.
Onze conclusie. Wij stelden ons in dit voorlopige onderzoek de vraag of ‘zonder twijfel’ advocatenkantoor ‘MR Advocaten en Procureurs B.V.’ en haar advocaat / curator mw. mr. L. Pawlikowski, gevestigd te Grotestraat 146, 5141 HC Waalwijk en rechter-commissaris mr. C.T.M. Luijks van de rechtbank Breda, inzake bovengenoemd dossier, te vertrouwen zijn en als betrouwbaar beoordeeld kunnen worden. In onze ogen was het antwoord op die vraag: nee! Op grond van bovenstaand definitief geworden onderzoek c.q. definitief geworden beschouwingen luidt het definitieve antwoord op deze vraag ook: ‘nee’! Vervolgconclusie: systeemcrash? Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
118/387
Wij trekken uit de gang van zaken tot nu toe de voorlopige conclusie dat er in dezen sprake is van een systeemcrash. Dat wil zeggen dat niet het systeem van ‘Justitia’ c.q. haar beleidsdoeleinden bepalen wat er gebeurt in de voorgerechtelijke correspondentie, maar dat dit wordt bepaald door de mensen die dit systeem ‘bezetten’ c.q. de subjectieve doeleinden (!) van hen tezamen bepalen hoe de voorgerechtelijke correspondentie uiteindelijk (juridisch en financieel) eindigt voor de andere partij. Dit zou ook kunnen verklaren waarom ‘een dief geen aangifte doet tegen een andere dief’? De Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. is een aan het maatschappelijk verkeer deelnemende organisatie. Zij adviseert tal van personen en ondernemingen die in financiële problemen zijn gekomen ongeacht de oorzaak. Zij acht het haar maatschappelijke plicht om tegen - in haar ogen - onoorbare situaties verweer te voeren en deze onoorbare situaties te bestrijden en helpen voorkomen. Indien nodig publiceert zij over waargenomen onoorbare situaties met het doel herhaling ervan te bestrijden en te voorkomen. Een nadere uitwerking van dit beleid treft u aan op de volgende pagina’s 4 t/m 6 van deze brief. Thans vindt binnen 2 weken na heden publicatie plaats van onze beschouwingen en conclusie onder ons conveniërende voorwaarden en melding aan alle relevante maatschappelijke partijen, waaronder de betrokken rechtbank, relevante toezichthouders en het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Doelgroep daarnaast is elke Nederlander van 18 tot en met 81 jaar. Hierover is geen enkele vorm van communicatie mogelijk.
Wij behouden ons het recht voor latere ontwikkelingen in dit dossier alsnog in de beschouwingen op te nemen. Ook zijn wij vrij om dossiers waarin advocatenkantoor ‘MR Advocaten en Procureurs B.V.’ en haar advocaat / curator mw. mr. L. Pawlikowski, gevestigd te Grotestraat 146, 5141 HC Waalwijk en rechter-commissaris mr. C.T.M. Luijks van de rechtbank Breda actief zijn of zijn geweest aan een onderzoek te (laten) onderwerpen. Wij veronderstellen u bekend met ons ‘publicatiebeleid’, anders kunt u een exemplaar hiervan opvragen op bovenvermeld adres.
Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
Bijlage(n): - beschouwingen van 13 april 2015 (reeds in uw bezit) (zie pagina 188) - ‘Juridisch advies nodig versie 09?’ (alleen digitaal) op www.bedrijfsadviseur.biz (zie pagina 8 en verder)
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
119/387
Bijlage: beschouwing bij civiele zaak Rowood vs Nesca T&C (19-11-2014) Datum:
Behandeld door:
Kenmerk:
19 november 2014
J.G. Scholten
Nesca T&C / beschouwingen
Inleiding. Deze beschouwingen betreffen de civiele procedure tussen: 1. Rowood B.V., eiser vertegenwoordigd door mw. L. Moers, namens D.A.S. Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V. te Amsterdam. 2. De heer S.I. Magnusson h/o Nesca Trading & Consultancy, gedaagde vertegenwoordigd door zichzelf. Het betreft de stukken: 3. De correspondentie ingaande de incassobrief van Atradius van 1 maart 2013 4. dagvaarding van 24 september 2013 (eiser) 5. conclusie van antwoord van 17 oktober 2013 (gedaagde) 6. conclusie van repliek van 19 november 2013 (eiser) 7. conclusie van dupliek van 9 december 2013 (gedaagde) 8. vonnis van de kantonrechter van 21 januari 2014 (2413352 CV expl 13-10205)
De door Rowood ingeschakelde ‘gemachtigden’ zijn: 9. Atradius Collections B.V., Van Reeuwijkstraat 44, 7731 EH Ommen, dhr. / mw. D. van de Poppe. 10. D.A.S. Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V., Kantoor Rijswijk, De Bruyn Kopsstraat 15, te Rijswijk, mw. L. Moers. 11. LAVG gerechtsdeurwaarders, Van Elmptstraat 16-1, 9723 ZL Groningen, dhr. / mw. R. Neef en dhr. / mw. G.J. ten Cate.
Het geschil. Dit gaat over het krijgen van een vonnis ten gunste van Rowood om een bedrag van € 6.322,62,- ten laste van dhr. Magnusson. Daarna kan Rowood deze vordering onbetwist incasseren. Dhr. Magnusson betwist deze ‘schuld’ omdat hij in de correspondentie voorafgaande aan de procedure de schuld heeft betwist ten name van zijn eenmanszaak Nesca Trading & Consultancy. Rowood en zijn gemachtigde D.A.S. laten al deze betwistingen ‘bewust achterwege’ in hun procedurestukken (en in hun voordeel). Wat beschouwen we? Wij gaan onder andere in op de beoordeling door de rechter van het geschil, met name op wat de rechter niet weet of niet kan weten bij het schrijven van het vonnis. Dat doen wij vanuit onze dossierkennis en / of vanuit de beschikbare stukken (met stellingen van de D.A.S. in hun dagvaarding en antwoorden). Wij waren niet direct bij deze procedure betrokken. Die stellingen van D.A.S. zijn beweringen die elk op zich staan maar onvolledige en onjuiste informatie kunnen bevatten en op ‘halve waarheden’ of fictie berusten. Het weglaten door D.A.S. van feiten in deze procedure is het eenvoudigst en ook het gevaarlijkst. ‘Wat niet weet wat niet deert’ is de gedachte hierbij.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
120/387
De feiten (punt 2) en het geschil (punt 3) in het vonnis laten wij hier buiten de beschouwing. Deze zogenaamde ‘samenvattingen’ zijn al een bron van ellende omdat die niet volledig, niet juist en niet de hele waarheid / situatie omvatten maar een verkorte versie daarvan. Ook komt de actie van de gerechtsdeurwaarder LAVG nog aan bod. Van belang is vast te stellen wat er wanneer gebeurde. De gemachtigde D.A.S. probeert achteraf de positie van zijn opdrachtgever Rowood zo te sterk mogelijk voor te stellen. Maar zij waren er destijds niet bij, D.A.S. werd pas actief bij de incasso van de vordering en toen was de discussie over de tenaamstelling van de facturering al ver achter de rug. Als voorbeeld noemen wij het weglaten van al haar eigen correspondentie in deze procedure van voor 17 juni 2013. En zij laat alle correspondentie weg van dhr. Magnusson aan Rowood van voor 10 juni 2013. Die weggelaten stukken gaan nu juist over de tenaamstelling van de facturen! Waarom doet zij dat zo bewust? Daarmee misleidt D.A.S. toch ook de rechtbank / kantonrechter? D.A.S. wil zo haar eigen selectieve standpunt met selectieve documenten ‘heilig’ verklaren en deze als enig juiste laten beoordelen. D.A.S. doet dat ook door te stellen dat alle kritiek op de facturering door Rowood ‘onjuist’ is en niet relevant. Die ontkenningen en beweringen van D.A.S. hoeven helemaal niet juist te zijn, integendeel. Maar die ontkenningen moeten afschrikken en voorkomen dat er nog langer discussie blijft bestaan. En de aanhouder wint meestal, niet altijd. Relatie opdrachtgever en opdrachtnemer. Rowood is in deze procedure opdrachtgever. Opdrachtnemer(s) zijn achtereenvolgens de gemachtigden Atradius Collections B.V., D.A.S. Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V. en LAVG gerechtsdeurwaarders. Waarom is dit zo belangrijk? Omdat opdrachtgever verantwoordelijk en aansprakelijk is voor wat opdrachtnemer(s) doen en niet doen of nalaten! Rowood is dus verantwoordelijk en aansprakelijk voor wat Atradius, D.A.S. en LAVG niet goed doen of nalaten in deze procedure. Relevante feiten, omstandigheden en documenten niet melden en / of deze verzwijgen en ontkennen tegenover de rechter is dus verwijtbaar, zeker als de rechter mede daardoor op het verkeerde been wordt gezet en op basis van onjuiste informatie onjuiste conclusies trekt. De reputatie en het imago van een (gemachtigde) partij in dit soort procedures is dus van het allergrootste belang om van een te vertrouwen en betrouwbare rechtsgang te kunnen spreken. Alleen komen manipulaties door deze partijen niet naar buiten omdat zij door alle betrokkenen gezamenlijk ‘met de mantel der liefde’ worden bedekt, verzwegen of ontkend. Dat blijkt zowel uit de voor hen van toepassing zijnde externe reglementen als uit hun interne vertrouwelijke afspraken en hun gedragscode(s). Tot slot kan de rechter zich tegen dit soort manipulaties nauwelijks verweren. Hij kan niet zelf op onderzoek uitgaan en moet het doen met alles wat hem ter beschikking wordt gesteld. Meer niet! Tot slot gaat het ons om de kern in dit geschil. Die draait grotendeels om de discussie voorafgaande aan de procedure die in de processtukken geheel ontbreekt. Dit heeft ook gevolgen voor de inhoud van de procedure. Bij de tenuitvoerlegging van het vonnis door de gerechtsdeurwaarder komt ook een belangrijk probleem aan het licht.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
121/387
a. De voorgeschiedenis. Op 1 maart 2013 stuurt Atradius, in opdracht van Rowood, een incassobrief naar Nesca T&C omdat er € 10.168,32 open staat. Het betreft de factuur van 23 november 2012 ten name van Nesca T&C. Dhr. Magnusson stuurt een vragenbrief gedateerd 4 maart 2013 (bijlage 1) aan Rowood (dus niet aan Atradius!). De heer P. Verhoeven van Rowood reageert per e-mail en antwoordt dat alle correspondentie via Atradius moet lopen. Dhr. Magnusson start onmiddellijk een eigen betaalregeling van € 1.000,- per week. Op 5 maart 2013 reageert dhr. Magnusson aan dhr. Verhoeven met de mededeling (bijlage 2) dat na correctie van de facturatie er daarna herziening van standpunten volgt. Hij vraagt om (credit)facturen. Op 17 april 2013 stuurt Atradius een brief aan Nesca T&C met de mededeling dat er nog € 8.295,57 open staat. Geen enkele reactie noch inhoudelijk antwoord op de vragenbrief van 1 maart 2013! Op 22 april 2013 stuurt dhr. Magnusson een kopie van de brief van 5 maart 2013 (bijlage 3) aan dhr. Verhoeven. Hij vraagt opnieuw om (credit)facturen.
Noot 1. Wat opvalt in het dossier is dat tot 23 oktober 2013 alle facturen van Rowood op naam staan van Nesca Flooring B.V., niet toevallig op hetzelfde adres gevestigd als Nesca T&C. Alle leveranties vinden altijd plaats op het adres van Nesca Flooring B.V. tenzij de bestelling wordt opgehaald. Noot 2. Uit de financiële administratie van Nesca T&C blijkt het volgende. De factuur van 23 oktober 2012 ad € 20.321,04 ‘vervangt’ de factuur van 23 oktober 2012 ad € 20.321,04. Maar het factuurnummer en het ordernummer verschillen, de rest niet. Wat speelt hier en waarom? Noot 3. Op 7 februari 2013 factureert Rowood weer als gebruikelijk aan Nesca Flooring B.V.. Waarom eigenlijk? Noot 4. De factuur van 7 november 2012 (bijlage 4) ad € 6.159,17 ten name van Nesca T&C wordt op 6 november 2012 (!) terug gefaxt aan Rowood met het verzoek deze factuur op naam van Nesca Flooring B.V. te stellen. Let u vooral op de data. De factuur van 21 december 2012 (bijlage 5) ad € 3.251,58 ten name van Nesca T&C wordt direct (!) terug gefaxt aan Rowood met het verzoek deze factuur op naam van Nesca Flooring B.V. te stellen.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
122/387
Hierop is de facturatie door Rowood niet aangepast. Waarom niet? Noot 5. Rowood had een kredietverzekering afgesloten op Nesca Flooring B.V., niet op Nesca T&C. Kan het zo zijn dat Rowood graag wilde leveren maar de kredietlimiet voor Nesca Flooring B.V. was bereikt en dat de oplossing was een kredietlimiet op Nesca T&C aan te vragen en te gebruiken eind oktober 2012? Dat is dan met medewerking van Rowood gerealiseerd en verklaart ‘ongebruikelijke’ mutaties in de financiële administratie van Rowood. Maar waarom dan niet meegewerkt aan een juiste tenaamstelling van de facturen aan Nesca Flooring B.V. in plaats van manipulatie met de naam Nesca T&C? Noot 6. Als sprake was van een kredietlimiet op Nesca Flooring B.V. en Nesca T&C, wat is dan de uitkering geweest door Atradius op het openstaande bedrag van Rowood na het faillissement van Nesca Flooring B.V. op 8 mei 2013? En aan Rowood inzake latere non-betaling door Nesca T&C? Waarom is het bestaan van kredietlimieten in deze niet van de kant van Rowood in de procedure ingebracht noch een uitkering door Atradius daarop? Noot 7. Rowood heeft nimmer betalingen van Nesca T&C ontvangen. Hoewel uitdrukkelijk om tegenbewijs is gevraagd is die vraag niet beantwoord door Rowood. Alle betalingen aan Rowood (!) zijn afkomstig van Nesca Flooring B.V.. Noot 8. Heeft Atradius zich wel aan haar onderzoekplicht gehouden nu blijkt dat voornoemde noten niet voorkomen in haar correspondentie noch dat Atradius antwoord geeft op de vragenbrief van dhr. Magnusson van 4 maart 2013? Speelt dhr. Verhoeven van Rowood hierbij een belangrijke rol door niet alle informatie over de discussie rond de tenaamstelling van facturen aan Atradius mede te delen? Op 23 mei 2013 schrijft D.A.S. een brief aan Nesca T&C.. Zij stelt daarin dat Nesca T&C opdracht heeft gegeven voor de leveringen zonder overigens een bewijs daarvoor te geven. Ook stelt D.A.S. dat Nesca T&C ten onrechte Nesca Flooring B.V. als opdrachtgever aanwijst maar geeft ook hier geen bewijs voor. D.A.S. meldt dat er getuigen zijn die deze lezing bevestigen, dat pas na maanden is geklaagd dat de tenaamstelling niet klopt en dat wel de juiste betalingen zijn verricht. Te betalen € 6.322,82. Rowood blijkt nu bij D.A.S. Rowood Holding te zijn? Noot 9. Er ontbreken bewijzen dat Nesca T&C heeft besteld en geleverd. Dat er getuigen zijn klopt want dat er afspraken gemaakt zijn staat vast, alleen waarover afspraken zijn gemaakt is onderwerp van discussie. Uit deze stellingen blijkt dat D.A.S. geen weet heeft van de noten voornoemd of zich van de domme houdt uit eigenbelang of uit het belang van haar opdrachtgever Rowood. Wat weet D.A.S. van de kredietlimieten-affaire, de administratieve malversaties met facturen en de verzoeken van Nesca T&C om creditfacturen en al haar eerdere correspondentie? D.A.S. ontkent en negeert alle eerder gestelde vragen uit de vragenbrief van 4 maart 2013 gericht aan Rowood. Dat ‘pas na maanden wordt geklaagd over de tenaamstelling’ geeft aan hoe Rowood D.A.S. niet (!) informeert (zie noot 4).
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
123/387
Dat alle betalingen aan Rowood door Nesca Flooring B.V. zijn gedaan vermeldt D.A.S. maar even niet. Noot 10. Opeens neemt de rechtsbijstandsverzekering de incasso over van Atradius? Wat gebeurt hier? Nu zijn er twee incassobureaus actief (zie noot 11 en de data van de incassobrieven). Op 3 juni 2013 stuurt Atradius nog een brief aan Nesca T&C. Hierin deelt zij mede dat Nesca Flooring B.V. op 8 mei 2013 is gefailleerd. Ook deelt Atradius mede dat Nesca T&C ‘een nieuwe debiteur’ is geworden in oktober 2012. Nadat een nieuwe kredietlimiet was verstrekt (!) is een orderbevestiging gestuurd gedateerd 22 oktober 2013 (waarvan de kopie niet bij de brief zit). Daarna zijn meerdere opdrachten verstrekt en deelbetalingen ontvangen. Er staat nog € 8.322,62 (!) open. Noot 11. Hier blijkt uit de correspondentie van 3 juni 2013 van Atradius (!) dat er inderdaad op de achtergrond een spel is gespeeld met een kredietverzekering voor Nesca T&C. Dat deze is toegekend betekent kennelijk dat aan alle verzekeringstechnische voorwaarden is voldaan. Dan is dus ook sprake van een verzekeringsuitkering door later non-betaling? Zie ook noot 6. Op 5 juni 2013 (bijlage 6) stuurt dhr. Magnusson een vragenbrief aan Rowood / dhr. Verhoeven. Een kopie van deze brief ging ook naar Atradius en D.A.S.. Noot 12. Deze vragenbrief is door geen van de drie partijen, te weten Rowood, Atradius en D.A.S. beantwoord. Op 4 juli 2013 stuurt D.A.S. opnieuw een incassobrief voor het openstaande bedrag van € 6.322,82. Hierop antwoordt dhr. Magnusson (bijlage 7) met een e-mail van 16 juli jl. met de tekst: u reageert niet inhoudelijk op mijn argumenten, als u de realiteit ontkent heeft verdere communicatie geen zin’. Onder het voorbehoud van alle (publicatie)rechten wacht hij de ontwikkelingen af. Noot 13. Door continu de vragen en standpunten van Nesca T&C te negeren en te ontkennen weten Rowood, Atradius en D.A.S. hun eigen ‘papieren evangelie’ te handhaven zonder dat Atradius en D.A.S. de volledige en werkelijke gang van zaken, dus inclusief de voorgeschiedenis, overzien en kennen. Kennelijk kan en mag Rowood zijn eigen spel blijven spelen. Noot 14. Heeft D.A.S. zich wel aan haar onderzoekplicht gehouden nu blijkt dat voornoemde noten niet voorkomen in haar correspondentie noch dat Atradius antwoord geeft op de vragenbrief van dhr. Magnusson van 4 maart 2013 c.s.? Speelt dhr. Verhoeven van Rowood hierbij een belangrijke rol door niet alle informatie over de discussie rond de tenaamstelling van facturen aan D.A.S. mede te delen? b. De dagvaarding en procedurestukken. Op enkele markante stellingen uit de dagvaarding reageren wij als volgt (nummering volgens dagvaarding).
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
124/387
1. Met gedaagde is een overeenkomst aangegaan: 3. Gedaagde heeft bedragen betaald: Flooring B.V. 6. Partijen zijn een overeenkomst aangegaan: 7. Eiser moet zijn geld halen bij de curator: eiser. 8. Gedaagde heeft om creditfacturen gevraagd: gefaxt. Gedaagde betaalde via zijn bankrekening: betaald. 9. getuigen weten van opdracht: facturen. 10. Tenaamstelling na faillissement gevraagd: gedaan zie noot 4 hiervoor. 13. Te hoge incassokosten berekend:
het bewijs ontbreekt. nooit, altijd betaalde Nesca het bewijs ontbreekt. loos en achterhaald argument van 2 keer factuur in 2012 terug Nesca Flooring B.V. heeft altijd dateren van ver na terugsturen in november en december 2012 rechter corrigeert conform de wet.
Noot 15. Geen enkele van de voorgaande noten over de ‘voorgeschiedenis’ komt terug in de dagvaarding! Door continu de vragen en standpunten van Nesca T&C te negeren en te ontkennen weten Rowood, Atradius en D.A.S. hun eigen ‘papieren evangelie’ te handhaven zonder dat Atradius en D.A.S. de volledige en werkelijke gang van zaken, dus inclusief de voorgeschiedenis, overzien en kennen. Kennelijk kan en mag Rowood zijn eigen spel blijven spelen. Dit betekent dat de rechter qua informatievoorziening door Rowood en D.A.S. is misleid waardoor de rechter geen ‘kijk’ kreeg op de voorgeschiedenis. En hiermee konden partijen Rowood en D.A.S. ook de eventuele uitkeringen onder de kredietverzekering buiten beeld houden? Noot 16. Rowood biedt vier ‘verklaringen’ aan waaruit zou moeten blijken dat Nesca T&C ‘zonder twijfel’ de opdrachtgever c.q. betalende partij is. Alle ondertekenaars van deze verklaringen zijn werkzaam bij Rowood. En deze verklaringen gaan geheel voorbij aan de twee teruggestuurde facturen waarin de wijziging van de tenaamstelling is gevraagd (noot 4). Uiteraard heeft Rowood nog een register waaruit blijkt dat Nesca T&C beide faxen heeft geretourneerd en vraagt om gewijzigde tenaamstelling en creditfacturen! Dit versus de verklaringen van de Rowood-medewerkers. In het antwoord van 17 oktober 2013 aan de kantonrechter meldt dhr. Magnusson dat zijn adres niet geheim is en dat Rowood weet van de teruggestuurde facturen om de tenaamstelling te wijzigen. Rowood heeft geen enkel bewijs kunnen aanleveren waaruit blijkt dat Nesca T&C ook maar één factuur heeft voldaan. Aan de getuigenissen kan geen enkele waarde worden toegekend. Noot 17. Abusievelijk was het woonadres van dhr. Magnusson wel geheim, het dateert uit de tijd dat hij op zijn huidige adres kwam wonen in april 2003. In de conclusie van repliek van Rowood van 19 november 2013 staat dat Rowood alles ontkent en betwist wat dhr. Magnusson heeft gesteld. Magnusson bewijst niet dat Nesca Flooring B.V. opdrachtgever is! Nesca T&C heeft de facturen steeds betaald. Klagen over de factuur begon pas toen bleek dat Nesca Flooring failliet zou gaan!
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
125/387
Noot 18. Als Rowood en D.A.S. ‘gezamenlijk’ de rechter de voorgeschiedenis kunnen en mogen onthouden dan kun je stellen dat alles wat dhr. Magnusson vraagt en meldt over de voorgeschiedenis ‘ontkend en betwist’ mag worden! Het duidelijkste bewijs van deze tactiek is het niet aanbieden aan de rechter in de procedure van de correspondentie van D.A.S. gedateerd voor 17 juni 2013 en van de correspondentie van dhr. Magnusson gedateerd van voor 10 juni 2013. Ook het niet vermelden van het bestaan van twee kredietverzekeringen en mogelijk twee uitkeringen daarop spreekt boekdelen. Alle voorgaande noten spreken duidelijke taal. Weet Atradius van deze procedure en achtergronden? Indien er een kredietverzekering tot uitkering is gekomen heeft Atradius het regresrecht (en niet D.A.S. en / of Rowood). D.A.S. vraagt bewijs van dhr. Magnusson dat Nesca Flooring B.V. opdracht heeft gegeven terwijl D.A.S. weet dat Rowood bewijs moet leveren dat Nesca T&C opdrachtgever is. Je kunt het toch proberen? In de conclusie van dupliek van dhr. Magnusson van 9 december 2013 geeft hij aan dat hij een aanvraag tot toelating tot de WSNP heeft gedaan en dat verdere ‘betwisting van de vermeende schuld’ niet zinvol is. c. Het vonnis. Op 21 januari 2014 wijst de kantonrechter vonnis en stelt dhr. Magnusson in het ongelijk op alle punten. De punten 2.5 en 2.6 zijn verrassend: dhr. Magnusson vraagt op 10 juni 2013 aan Rowood om de tenaamstelling te wijzigen terwijl Nesca Flooring B.V. al failliet was gegaan op 8 mei 2013. In punt 4.2 stelt de rechter dat dhr. Magnusson niet, danwel onvoldoende gemotiveerd heeft bestreden dat hij ‘persoonlijk’ de bestellingen plaatste. Rowood mocht begrijpen dat dhr. Magnusson de overeenkomsten op zijn naam sloot (zie noot 1!). In punt 4.3 komt de rechter tot de conclusie dat dhr. Magnusson geen andere schriftelijke bewijsstukken heeft overlegd waaruit blijkt dat Nesca Flooring B.V. de opdrachtgever is (zie noot 4!). Noot 19. Hieruit blijkt het effect van de tactiek van Rowood en D.A.S.. Onthoudt de rechter de voorgeschiedenis en ontken en verzwijg die als dhr. Magnusson erop doelt. De noodzaak van alle voorgaande noten is nu tamelijk duidelijk geworden voor de onafhankelijke en objectieve buitenstaander. d. Beslaglegging. Op 19 maart 2014 stuurt LAVG Gerechtsdeurwaarders een brief naar de werkgever van dhr. Magnusson. Zij hebben opdracht tot beslaglegging over te gaan op grond van een executoriale titel. Werkgever dient een serie vragen te beantwoorden die specifiek gaan over salaris en zijn ‘persoonlijke situatie’. Als de werkgever om een kopie van het rechtmatig bewijs vraagt antwoordt LAVG dat zulks niet nodig is. Kennelijk is een vermoeden van een gerechtsdeurwaarder genoeg om die bevoegdheid te claimen. In een vragenbrief van ons van 29 april 2014 (bijlage 8) vragen wij vervolgens opheldering bij LAVG over een aantal onverkwikkelijke zaken, met name de vaststelling van het Vrij Te
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
126/387
Laten Bedrag (VTLB). LAVG antwoordt op 9 mei 2014 dat zij de beslagvrije voet zal aanpassen mits wij alle vragen beantwoorden. Noot 20. Voor beslag op loon moet de deurwaarder aan werkgever overtuigend duidelijk maken dat sprake is van rechtmatig bewijs voor zo’n vergaande actie. De deurwaarder wil graag zelf bepalen wat het VTLB dient te zijn. Dat is dan door hem in zijn voordeel uit te leggen omdat bijna niemand dit begrijpt en kan weerleggen.
Onze samenvatting en conclusie. Zie het effect van de tactiek van Rowood en D.A.S.: onthoudt de rechter de voorgeschiedenis en ontken en verzwijg die als dhr. Magnusson erop doelt tijdens de procedure. Door continu de vragen en standpunten van Nesca T&C te negeren en te ontkennen weten Rowood, Atradius en D.A.S. hun eigen ‘papieren evangelie’ te handhaven. Kennelijk kan en mag Rowood zijn eigen spel spelen. De rechter stond voor een gemanipuleerd ‘voldongen feit’. Dit betekent ook dat de rechter qua informatievoorziening door Rowood en D.A.S. is misleid waardoor de rechter geen ‘kijk’ kreeg op de cruciale voorgeschiedenis. En hiermee konden partijen Rowood en D.A.S. ook de eventuele uitkeringen onder de kredietverzekering van Atradius buiten beeld houden? Wij stelden ons de vraag of ‘zonder twijfel’ Rowood, Atradius, D.A.S. en LAVG te vertrouwen zijn en als betrouwbaar beoordeeld kunnen worden. Op grond van bovenstaande beschouwingen is het antwoord ‘nee’!
Waagmeesters Bedrijfs Advies J.G. Scholten
Bijlage(n): 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
vragenbrief van dhr. Magnusson gedateerd 4 maart 2013 brief van dhr. Magnusson gedateerd 5 maart 2013 brief van dhr. Magnusson gedateerd 22 april 2013 kopie factuur gedateerd 7 november 2012 geretourneerd aan Rowood kopie factuur gedateerd 21 december 2012 geretourneerd aan Rowood vragenbrief van dhr. Magnusson gedateerd 5 juni 2013 e-mail van dhr. Magnusson gedateerd 16 juli 2013 vragenbrief van Waagmeesters Bedrijfs Advies gedateerd 29 april 2014 aan LAVG
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
127/387
Bijlage: beschouwingen faillissement Van Heusden Afbouw (04-12-2014) Datum: 4 december 2014 beschouwingen curator
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: WBA / Van Heusden Afbouw /
Inleiding. Deze beschouwingen betreffen het faillissement van Van Heusden Afbouw B.V. (Den Haag, F 06/734). 1. Mr. R.P. de Bruin, curator, namens ‘La Gro Advocaten’ te Gouda. 2. Mr. D. de Loor t/m mr. J. van Dorp, rechter-commissaris, namens Rechtbank Den Haag. 3. De heer J. de Jong, directeur groot aandeelhouder van failliet Van Heusden Afbouw B.V. 4. Rabobank Alblasserwaard Noord en Oost U.A. gevestigd te Gorinchem 5. Mr. B.G. van Twist en mr. A.G. Moeijes namens de heer J. de Jong en J. de Jong Beheer B.V. 6. Mr. R.G. Degenaar en mr. H. Schuurbiers namens Rabobank Alblasserwaard Noord en Oost U.A. Het betreft de stukken: 7. Alle stukken en correspondentie na de uitspraak van het faillissement op 11 oktober 2006. 8. Alle faillissementsverslagen van de curator 1 t/m 10. 9. Enkele andere dossierstukken van de opsteller komen terzijde aan de orde. 10. Bijlage 1.: De context, met name de praktische uitwerking van de huidige faillissementswet en het functioneren van de curator daarbij. 11. Bijlage 2.: De praktijk van de advocatuur in het algemeen. 12. Bijlage a t/m g.: Overzicht curatoren en faillissementsverslagen en correspondentie aan curator (digitaal). Dit stuk bevat de volgende onderdelen. a. Verpanding van debiteuren door de rabo. b. Arbeidsongeschiktheidsverzekering. c. De rekening-courant tussen Van Heusden en J. de Jong Beheer B.V.. d. De verslagen van de curator. e. De kritiek op de curator en zijn opdrachtgever. f. Samenvatting en voorlopige conclusie.
a. Verpanding van debiteuren door de rabobank. Van Heusden Afbouw B.V., hierna te noemen van Heusden, had de debiteurenvorderingen aan de bank verpand en leverde periodiek haar debiteurenlijst met pandlijst in bij de bank. Enkele maanden na het faillissement stelt curator De Bruin vast dat er bij de meeste debiteuren / opdrachtgevers sprake is van een verbod op verpanding; dan is de vordering niet overdraagbaar. Dit resulteert uiteindelijk is een situatie waarbij de rabo besluit de debiteuren die wel rechtsgeldig zijn verpand zelf te incasseren en de curator de andere debiteuren te laten innen. De totale debiteurenportefeuille bedraagt € 532.000,- incl. onderhandenwerk. Separatistenregeling.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
128/387
De rabo is in het faillissement separatist, dat wil zeggen zij kan en mag zelf haar zekerheden uitwinnen. Welke keuze had de rabo inzake de debiteureninning? Zelf doen of de curator laten innen tegen 10% van de opbrengst (en eventueel een uurloon). De rabo kiest ‘vrijwillig’ voor inning door de curator van de debiteuren met een verpandingsverbod. De curator heeft daarop ‘aangedrongen’, de rabo laat zich overreden. Gevolgen van inning door de curator. Als de curator deze debiteuren int (waarvan 5 grote van totaal ca. € 400.000,-) gebeurt het volgende a. De curator bepaalt de gang van zaken zelf, de rabo wordt geheel afhankelijk van de curator. b. De curator kan en mag zijn eigen uurtarief (laten) rekenen en alle uren schrijven die dit kost. c. De rabo raakt haar preferentie kwijt: de kosten die de curator ‘maakt’ worden als eerste voldaan. d. De rabo benadeelt uiteindelijk zichzelf omdat bij haar een hogere restschuld blijft openstaan. e. De rabo benadeelt de crediteuren die een borgstelling hebben afgegeven. Kortom: door het besluit van de rabo krijgt de curator vrij spel en benadeelt de rabo zichzelf en de borgen. Uit de financiële afrekening van de curator aan het einde van het faillissement wordt duidelijk waarom de curator belang heeft bij debiteureninning door zijn kantoor. Waarom koos de rabo niet voor de simpele separatistenregeling of had de rabo geen keuze? Dit heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat de rabo destijds niet wist van haar eigen ‘fout’ dat deze verpanding niet mogelijk was. De rabo weet dat een verpandingsverbod in de aannemingswereld ‘gebruikelijk’ is maar heeft Van Heusden hier niet op gewezen. De rabo controleert elke pandlijst maar dit probleem werd niet ontdekt. De separatistenregeling is veel goedkoper maar kennelijk niet aantrekkelijk genoeg voor de curator. Uiteindelijk betaalt de rabo de rekening en schuift deze door naar de borgen, die hier machteloos tegenover staan. Het resultaat van de debiteureninning door de curator. Uiteindelijk haalt de curator ca. € 191.000,- op voor de boedelrekening waarvan hij zelf ca. € 114.000,- daadwerkelijk heeft geïncasseerd en ca. € 77.000,- door de rabo is teruggestort uit eerdere inning.
b. Arbeidsongeschiktheidsverzekering. Van Heusden had een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten voor haar DGA die al sinds april 2006 een uitkering verstrekte aan de bestuurder (vervangend loon). Direct na het faillissement, in oktober 2006, ontslaat curator De Bruin de DGA ondanks het feit dat die laatste ziek thuis zat met een burn-out. De curator claimde later deze uitkeringen tot en met april 2008 omdat de polis op naam van failliet staat zijnde de verzekeringnemer. Tussenpersoon en verrekening openstaande premies. Omdat de tussenpersoon van deze verzekering de uitkering doorbetaalde aan de DGA kon hij openstaande rekeningen (van achterstallige premies) verrekenen tot en met september
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
129/387
2006. De curator claimt de uitkering ingaande de maand van het faillissement tot de einddatum van de uitkering in april 2008. Discussie over vervangend loon. De curator weigert de uitkering door te betalen aan de zieke DGA als vervangend loon en beroept zich daarbij op wettelijke regels. Uit de financiële afrekening van de curator aan het einde van het faillissement wordt duidelijk waarom de curator belang heeft bij dit standpunt. Andere argumenten golden niet. Betalingen door de verzekeringsmaatschappij en door de DGA aan de curator? De maatschappij zou € 70.737,- hebben overgemaakt? De tussenpersoon meldt dat er ca. € 27.000,- naar de curator is overgeboekt? De DGA geeft aan ca. € 30.000,- naar de curator te hebben overgeschreven? Deze bedragen kunnen wij niet verifiëren. De curator meldt in zijn verslagen een bijschrijving van ca. € 3.000,-.
c. Een rekening-courant met Van Heusden Afbouw B.V.. In mei 2008 wil de curator een boekenonderzoek laten verrichten door een extern accountant, Grant Thornton uit Gouda, waarmee de curator wel vaker samenwerkt. Het verslag van dit onderzoek is niet bekend gemaakt aan de DGA. Wel ontstaat er op basis van dat verslag een zeer lange briefwisseling tussen de curator en de DGA. Rekening-courant tussen Van Heusden en J. de Jong Beheer B.V.. De curator stelt vast dat het niet is toegestaan dat er privé-mutaties zijn in de RC-verhouding tussen Van Heusden en Beheer en claimt een vordering te hebben van ca. € 112.000,-. Later breidt de curator zijn stelling uit met de toevoeging dat dit wel mogelijk is toegestaan mits de privé-mutaties daarna worden doorbelast aan de privépersoon. De curator volhardt in zijn ‘blote’ stellingen. Tot op de dag van vandaag heeft de curator niet geantwoord op de vraag waarop hij zijn stelling baseert, dat wil zeggen, dat hij niet concreet aangeeft op basis van welke bepalingen, jurisprudentie en richtlijnen van de accountancy etc. bepaalde uitgevoerde boekingen niet acceptabel vindt. De mededeling dat boekingen ‘in beginsel’ niet correct zijn volstaan absoluut niet en is een ‘loze bewering’. Het gevolg van deze ‘blote’ stellingen-tactiek van de curator. De curator vermeldt in zijn verslagen uitsluitend zijn ongemotiveerde standpunt en chanteert en gijzelt daarmee de DGA publiekelijk als fraudeur. De curator weigert de concrete onderbouwing van zijn stelling te geven en weigert gelijktijdig het gemotiveerde standpunt van de DGA in zijn verslag (als weerwoord) op te nemen. Vervolgens begint de curator te dreigen met de belastingdienst en een procedure. Onze reacties hierop treft u aan in de bijlagen b t/m g.
d. De verslagen van de curator. De structuur van deze verslagen is voorgeschreven maar de curator kan er in vermelden wat hem goed uitkomt en weglaten wat hem minder welgevallig is. Niemand kan er rechten aan ontlenen. Curator De Bruin vermeldt zijn urenverantwoording niet, heel ongebruikelijk maar wel praktisch en passend. Het is de vraag of de curator de inkomsten uit de
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
130/387
arbeidsongeschiktheidsverzekering ‘volledig en juist’ heeft verantwoord, deze corresponderen geheel niet met de ons bekende gegevens. Ook is niet duidelijk welke inkomsten de curator danwel zijn kantoorgenoten hebben gedeclareerd terzake de incassoprocedures van de debiteuren met verpandingsverboden. De hieraan gerelateerde kosten kunnen ook bewust buiten beeld worden gehouden als zijnde niet relevant. Zijn de debiteurenbedragen exclusief kosten? Maar de vergoedingen van onder andere de rabobank zouden wel in beeld moeten komen. Ook de dreigementen van de curator aan de DGA staan duidelijk vermeld als hij niet ‘luistert’. Tot slot motiveert de curator in zijn verslagen zijn standpunten uitgebreid maar terzake doende verweer laat hij consequent weg. Het is de vraag of de BTW wel juist is aangegeven door de curator. Het gespecificeerde financiële verslag ziet er ongeveer uit als onderstaand (bruto bedragen maal € 1.000,- incl. BTW). Inkomsten (ca.): Ontvangen debiteuren rabo Debiteuren uit procedures Verkoop activa Van Heusden Aov-uitkering (*) Rente totaal
Uitgaven (ca.): 77 declaraties curator c.s. 114 boedelcrediteuren 17 preferente crediteuren 34 concurrente crediteuren pm overig 242 totaal
204 20 2 18 pm 242
(*) Dit spoort niet met de mededelingen van aan de maatschappij gerelateerde personen, die komen aan veel hogere bedragen. Conclusie op basis van deze opstelling. f. Voor het realiseren van de verkoop van activa, de inning van het bedrag van de rabo en de aov-verzekering zijn nauwelijks inspanningen vereist geweest van de curator. g. Als het gemiddelde tarief / uur voor de inzet van de curator c.s. € 204,- bruto is, dan heeft de curator 1.000 uur aan deze opdracht (laten) besteden. h. Duizend uur voor het concreet ‘binnenhalen’ van € 114.000,- debiteuren c.s. is wel kostbaar.
i. De kritiek op de curator en zijn opdrachtgever. 1. Wat heeft de curator gedaan om de rabo te overreden om de debiteuren die een verpandingsverbod hanteren zelf te mogen innen? De curator kan zo veel (eigen) inkomsten genereren en zijn preferentie benutten. De rabo wist of kon weten wat de nadelen zijn voor de bank en de borgen en waarom de curator dit graag zelf wil doen. En waarom is geen gewone separatistenregeling (10%) afgesproken? Een ‘dark room’? 2. De curator stelde destijds tegenover de rabo vast dat hij ‘alles binnenhaalt’ van de debiteuren. Van de debiteuren is ca. € 200.000,- binnengekomen van de oorspronkelijke € 532.000,- incl. OHW. Wat achteraf blijkt is dat de curator wel ‘alles uit de boedelrekening haalt’. 3. De curator had de ethische, morele- en fatsoenplicht om de arbeidsongeschiktheidsuitkering aan te wenden waarvoor hij bedoeld was, namelijk de loondoorbetaling aan een ontslagen zieke. Achteraf blijkt de curator dit saldo op de boedelrekening te eigen bate te hebben weg gedeclareerd.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
131/387
4. De curator chanteert en gijzelt de DGA publiekelijk als fraudeur op basis van zijn ‘luchtledige stelling’. Hij gaat jarenlang niet in op de vraag deze stelling concreet te onderbouwen met de juridische basis ervan. 5. Op basis van een verhaals-onderzoek zal de curator mogelijk gemotiveerd zijn geweest de DGA onder druk te zetten en dreigementen te uitten. 6. De verslagen zijn door de curator gebruikt om zijn eigen positie en ‘doen en laten’ te verdedigen. Zijn urendeclaratie ontbreekt bewust. 7. Uit het financieel verslag kan worden afgeleid dat de curator c.s. de boedelrekening leeg declareert op basis van ca. 1.000 uur tegen een bruto tarief van gemiddeld € 204,- / uur. Een vorstelijke beloning voor het daadwerkelijk incasseren van € 114.000,- debiteuren met een verpandingsverbod en het regelen van de overige zaken. 8. Volgens onze niet geverifieerde opgaven (de enige beschikbare bron is de melding / melder zelf) zijn er veel hogere bedragen aan de boedelrekening overgemaakt in het kader van de arbeidsongeschiktheidsverzekering dan de curator in zijn verslagen opgeeft. 9. Welke kosten heeft de curator, of zijn kantoor in opdracht van de curator, gedeclareerd voor de incassowerkzaamheden van de debiteuren met een verpandingsverbod? 10. Hoe kan de RC dit alles toestaan en verantwoorden als opdrachtgever van de curator?
j. Samenvatting en conclusie. Wij hebben in het verleden ons de algemene vraag gesteld of curatoren te vertrouwen zijn en of zij betrouwbaar genoemd kunnen worden. In onze ogen was het antwoord op die vraag: nee! Na ons voorlopige onderzoek van dit dossier stellen wij voorlopig vast dat er gerede twijfels bestaan over het antwoord op de vraag of curator De Bruin is te vertrouwen en betrouwbaar is. Zijn reactie op deze beschouwingen kunnen leiden tot wijziging van ons voorlopige standpunt mits die reactie tijdig is en is voorzien van schriftelijke bewijsstukken die onze visie weerleggen. Stellingen brengen geen wijzigingen aan in ons voorlopige standpunt. Wettelijk is de RC uiteindelijk verantwoordelijk en aansprakelijk voor het doen en laten van de curator.
J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
132/387
Bijlage: context uitwerking faillissementswet en functioneren curator (11-2014)
De context, met name de praktische uitwerking van de huidige faillissementswet en het functioneren van de curator daarbij. i.
Wat is het doel van de faillissementswet? Volgens de curator / alle curatoren c.s. is dat het ‘belang van de schuldeisers dienen’.
ii.
Wat is de effectieve uitwerking van de faillissementswet? Dat de schuldeisers nagenoeg nooit iets krijgen.
iii.
Hoe verklaren we het verschil tussen wettelijk doel en praktische uitwerking?
iv.
Dan moeten we eerst het ‘verschil’ aantonen alvorens dat te kunnen analyseren en beoordelen. Probleem is dan dat noch de curatoren hun stelling kunnen bewijzen (omdat er geen wetenschappelijk onderzoek publiekelijk over rapporteert) noch de schuldeisers hun stelling kunnen bewijzen (en wel om dezelfde redenen). Maar publiek geheim is dat schuldeisers altijd volledig achter het net vissen, zeker als ze geen wettelijke voorrechten hebben. Een publiek geheim is ook dat curatoren niet transparant zijn over hun inkomsten uit faillissementen en dat de rechtbank c.q. de faillissementswet hen daartoe alle ruimte geeft. De curatoren kunnen, algemeen gesteld, de opbrengsten uit de verzilverde bezittingen die gereserveerd zijn op de ‘boedelrekening’, geheel weg declareren, met toestemming van de RC.
v.
vi.
U kunt raden waarom er geen wetenschappelijk onderzoek met deze ‘resultaten’ is gepubliceerd tot nu toe. Want dat zou aantonen dat de huidige situatie niet uitpakt zoals de curatoren het uitleggen en dat daarmee hun oneigenlijke en bevoorrechte positie geheel ten onrechte bestond en nog steeds bestaat. Daarbij de opmerking dat de curator geen schuldeiser is op het moment dat het faillissement wordt uitgesproken maar dat de wet de curator tot bevoorrecht schuldeiser maakt. En de wetgever heeft, op advies van onder andere de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) dit bewust zo geregeld. De tekst van de faillissementswet spreekt in alle gevallen in het voordeel van de boedel c.q. de curator, direct en indirect. vii.
Waarom repareert de wetgever dit maatschappelijke probleem niet onmiddellijk? Omdat de wetgever, dat wil zeggen de Tweede en Eerste Kamer, het bestaande systeem wel goed vinden zoals dat is! Een grove analyse van de aanwezige krachten. a. De opzet van de huidige faillissementswet versterkt het ‘verdienmodel’ van de advocatuur. Dat doel en middel (bevoordeling curator) en oorzaak en gevolg (financiële schade bij de schuldeisers) zo verkeerd uitpakken voor de maatschappij is tot nu toe niet relevant bevonden door het Ministerie van Veiligheid en Justitie inclusief het Openbaar Ministerie. b. De spelers op dit terrein, het Ministerie, het OM, de rechtbank c.q. de RC, de NOvA en met name het bankwezen hebben allemaal een soort ‘monopolypositie’ en een gezamenlijke machtspositie (lees: lobbykracht bij de Tweede en Eerste Kamer). Kennelijk hebben zij er, individueel danwel gezamenlijk en heimelijk
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
133/387
belang bij dit niet te veranderen en zo te laten als het is. Ondanks de maatschappelijke schade die in de miljarden euro’s per jaar loopt. c. De spelers voornoemd hebben er alle belang bij dat deze financiële kant van de afwikkeling van faillissementen ‘volstrekt ondoorzichtig’ is en blijft. Met name de advocatuur c.q. de NOvA is daar erg op gesteld. Wat niet weet wat ook niet deert en verleidt. De machtspositie van deze spelers ontstaat ook omdat ‘achter de schermen geheime afspraken’ mogelijk zijn. d. De tegenkrachten, met name de gefailleerden of personen achter de gefailleerden, zijn niet georganiseerd. Elk individu dat met een curator te maken krijgt moet, voor zichzelf strijden, vaak zonder geld daarvoor te bezitten. Gefailleerden hebben geen rechten maar wel plichten! Wat hieraan ook ontbreekt is een adequaat toezichthouder die voor de belangen van de gedupeerden opkomt en hun rechten verdedigt. Maar in de kern is het reglement van de NOvA een probleem. Hieruit volgt dat een advocaat het een collega advocaat / curator niet moeilijk maakt, een curator is immers ook en gelijktijdig een commercieel advocaat. Zij lossen het samen wel op en vertellen de klager niet alles. Hun onderlinge belangen zijn altijd belangrijker dan die van een klant. Zie ook www.bedrijfsadviseur.biz, stekeligheden en daarna ‘juridisch advies nodig? Advocatuur, rechtspraak en curatoren inclusief het Ministerie werken totaal anders dan wat u mag verwachten van hen. Wees voorzichtig met hen uw vertrouwen te geven. viii.
Wat is het geldelijk belang bij belanghebbenden? De maatschappelijke schade is jaarlijks € 2 á 3 miljard. Bedenk dat ook de belastingdienst aan omzetbelasting, loonheffing etc. heel veel schade ondervindt door het uitblijven van betaling. In de advocatuur zullen de bruto inkomsten rond de € 1 miljard belopen, incl. BTW.. Deze schattingen zijn gebaseerd op grove benaderingen, landelijke gegevens zijn hierover niet gepubliceerd noch publiekelijk beschikbaar(?). De schade bij de eigenaren van gefailleerde ondernemingen is moeilijker te benaderen.
ix.
Andere systematische en georganiseerde maatschappelijke gevolgen? De rol van de advocatuur in onze maatschappij is bijna niet te onderschatten. Lees onze notities voornoemd over de werking van de advocatuur, rechtspraak, curatoren en wat het Ministerie hieraan doet. Als onze conclusies juist zijn en deze personen niet zijn te vertrouwen en niet betrouwbaar zijn te noemen, dan is dat een op zichzelf staande systeemcrash. Het wordt nog erger als de gang van zaken rond faillissementen, en met name die van de rol van curatoren die daarbij werkzaam zijn, ter discussie komt te staan. Als de faillissementswet systematisch en georganiseerd de curator bevoordeelt, dan gaat dit ten koste van alle andere maatschappelijke betrokkenen, waaronder de belastingdienst en de schuldeisers zonder voorrechten. Nogmaals, wetenschappelijke publicaties met inzichtelijke en cijfermatige conclusies zijn niet openbaar beschikbaar. Op zich is dat al een bijzonder belangrijk en indringend signaal en veelzeggend teken aan de wand.
x.
Nieuw perspectief?
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
134/387
De Minister van Veiligheid en Justitie is voornemens om fraudebestrijding, die zeker ook voorkomt bij faillissementen, aan de wettelijke taak van de curator toe te voegen. Als de curator aangifte doet van fraude in een faillissement zal strafrechtelijke vervolging veel vaker voorkomen dan nu het geval is. En daarmee zal frauduleus handelen bij faillissementen beter te bestrijden zijn? Op papier althans. Want de curator is op dit moment volgens de wet al onderzoeker, politieagent, verbalisant, rechter en tegelijkertijd inner en begunstigde van de geldelijke inkomsten. Feitelijk betekent dit dat de curator nog meer (rechts)middelen tot zijn beschikking krijgt om geldelijk bevoorrecht te zijn in een faillissement. In onze maatschappij zijn de laatste jaren veel nieuwe regels ontstaan om ‘functiescheiding’ aan te brengen binnen financiële adviseurschappen, financiële functies en financiële regelingen (bonussen) bij met name het bank- en verzekeringswezen. Hoe kan het dat het curatorschap zich in een tegenovergestelde richting ontwikkelt? Is het effect van de NOvA-lobby in de Tweede en Eerste Kamer dan sterker dan het maatschappelijk besef terzake realiteit en actualiteit van de Kamerleden in dezen? Terzijde zij opgemerkt dat de NOvA / de advocatuur ‘onlangs’ geen extern toezichthouder heeft gekregen in dit kader. De advocatuur houdt toezicht op zichzelf en controleert zichzelf. De advocatuur is wel te vertrouwen en wel betrouwbaar dus? Papier is geduldig en mooie plannen en verwachtingen belangrijker dan de praktijk in de ogen van politici en politieke bestuurders? De slotsom? Het verdienmodel van de curator cumuleert verder en het is de vraag of die functie wel in goede handen is bij de commerciële advocatuur! De curator is niet onafhankelijk, niet objectief en niet de zakelijk deskundige, hij is, door de wettekst (!), persoonlijk belanghebbende (gemaakt!) bij een zo groot mogelijke geldstroom uit een faillissement. Met als gevolg dat als er geen geld voor de curator beschikbaar is hij ernaar op zoek gaat. En vindt hij dan nog geen geld, dan heft hij het faillissement op ‘wegens gebrek aan baten’! De huidige en nieuwe wettekst creëert dus een ‘farce majeure’ voor de al maatschappelijk benadeelde andere partijen! Wij hebben op basis van praktische ervaringen geen vertrouwen in de bestaande structuren, instituten, wetgeving en toezichthouders noch achten wij die betrouwbaar. In de bijlage ‘overzicht curatoren en faillissementsverslagen’ (bijlage 3) geven de kolommen ‘€ declaratie curator’ en ‘% curator van boedelrekening’ globaal inzicht in het leeg declareren van de boedelrekening door de curatoren van de door ons onderzochte faillissementen.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
135/387
Bijlage: de praktijk van de advocatuur in het algemeen (11-2014) De praktijk van de advocatuur in het algemeen. Het gedrag en de werkwijze van de advocatuur en haar belangenbehartiger NOvA hebben wij vastgelegd in drie notities over de advocatuur, de rechtspraak en de curatoren. Wij zien de advocatuur als een gilde en elk van de deelnemers heeft een ‘niet aanvalsverdrag’ getekend in de vorm van het reglement van de NOvA. Advocaten maken het elkaar niet lastig; prettiger kunnen zij het niet maken, wel profijtelijker? 1. Reciprociteit tussen de advocaten onderling in het algemeen. Van het allergrootste belang is de reciprociteit onder advocaten, dat wil zeggen wederkerigheid, gelijke behandeling over en weer. Deze is min of meer gedwongen ingegeven door het feit dat zij ‘naar buiten toe’ elkaar, onderling, niet afvallen. Zulks op grond van het NOvA-reglement. Het met elkaar afrekenen gebeurt wel degelijk maar ‘achter de schermen’, als vast onderdeel van het verdienmodel. Als de ene advocaat de andere helpt (!), hoe, waar, wanneer, waarmee, hoeveel en hoe vaak ook, dan ontstaat het recht op een wederdienst. Die wederdienst kan en mag ten koste gaan van de opdrachtgever mits deze maar niets in de gaten heeft. Eigenlijk is dit een goed bewaard geheim waarbij elk ‘geheim’ (lees: hulp) in de toekomst onopvallend en stil uiteindelijk geld oplevert. Een soort goodwill maar dan een ‘tegoed’ van collega’s die mogelijk ten koste gaat van de vertrouwelijkheid en betrouwbaarheid van de rechtsgang en alle andere dienstverlening waaronder geheime schikkingen etc.. Geruisloos en onopvallend! Is dit legaal conform de bestaande nationale-, EU- en wereldwijde wetgeving? NB: wat voor de advocatuur geldt, is ook van toepassing op politici, bestuurders, monopolisten etc.? 2. Dark rooms in het bijzonder. Dat is een geheime afspraak tussen partijen met het doel dat die partijen daar beter van worden. Bij voorkeur gebeurt dit collegiaal en dan is het een vorm van historisch cliënte isme. Het recht ontstaat op enig moment maar de ‘verrekening’ ervan gebeurt later en ‘stiekem’. Het mag niet maar het gebeurt wel mede omdat er geen of nauwelijks controle op mogelijk is. De vervelende kant hiervan is dat het incasseren van dit ‘eigen belang’ via reciprociteit ten koste gaat van een andere partij en natuurlijk in het geheim, met het oogmerk dat het niet opvalt. De manieren waarop dit verrekenen gebeurt zijn legio, de momenten en aantallen eveneens. En omdat (het raadplegen van) de advocatuur gebaseerd is op vertrouwen en specifieke deskundigheid bij de opdrachtgever ontbreekt, zal een opdrachtgever van een advocaat niet eens vermoeden dat dit fenomeen bestaat, laat staan weten dat dit ten koste kan gaan van zijn belangen / zaak. En de advocaat van de tegenpartij zal uit eigen belang en het reglement van de NOvA zijn mond houden, in elk geval zijn opdrachtgever niet hierover informeren. Dat zou ‘zelfmoord’ betekenen. 3. Verwevenheid belanghebbenden. De overheid / wetgever, het Ministerie, het OM, de toezichthouder, de advocatuur, NOvA en haar lobbyclub zijn zeer nauw met elkaar verweven ‘achter de schermen’. Er is geen functiescheiding en als die er is op papier, dan is die er niet in de praktijk. Reciprociteit, dark rooms en verwevenheid c.q. belangenverstrengeling zijn uiteindelijk zichtbaar in het eindresultaat: de wetgeving. Soms verstopt in compromissen en mooi verwoorde toelichtingen op wetgeving, soms direct in de wet zelf. De faillissementswet is er een schitterend voorbeeld van. De curator komt altijd
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
136/387
en overal als winnaar uit de strijd, al of niet met de wet- en regelgeving in de hand. En bij verschil van mening c.q. interpretatieverschillen houdt de toezichthouder op de curator, de RC, alles tegen. En lukt het dan nog niet, dan zal het monopolie van deze functionarissen en eventueel hun machtspositie u blokkeren. Want verzwijgen, negeren en ontkennen is uiteindelijk alleen mogelijk op basis van een monopolie- en / of machtspositie. U loopt dood op de mensen die deze patriarchale instituten samen organiseren, vormen en van regels voorzien. De vraag wie dit betaalt is niet van toepassing omdat de wetgever het zo heeft bedacht, bedoeld en geregeld. 4. De netwerken van advocaten in de praktijk. Advocaten kunnen en mogen elkaar raadplegen en informeren wanneer zij dat willen. Dat kan uit eigen beweging maar ook op verzoek. Van belang is dat dit buiten beeld blijft maar privacy is geen enkele praktische beperking. Het ‘verschoningsrecht’ van de advocaat kan een prima dekmantel zijn om dit systeem van gegevensuitwisseling optimaal te beschermen. Hieruit, en uit de activiteiten als procederen en schikkingen, komen de reciprociteit en de dark rooms moeiteloos voort. Samen sterk, vertrouwelijkheid en betrouwbare partnerschap dienen het verdienmodel optimaal en maken het efficiënt, effectief en duurzaam qua continuïteit. En nauwelijks controleerbaar voor een niet-ingewijde. 5. Wanneer werkt de reciprociteit in combinatie met de dark room wel en niet? Het verdienmodel van de advocatuur bestaat hoofdzakelijk uit geld verdienen maar vergeet reputatie en imago bij dit ‘vrije beroep’ niet. Dat geld verdienen kan met een overwinning (in het gelijk zijn gesteld in een procedure etc.) of met uurtje-factuurtje (niet in het gelijk zijn gesteld). Bij een schikking hebben beide partijen / advocaten winst geboekt luidt de uitleg. Dit systeem werkt alleen als de tegenpartij een advocaat heeft ingeschakeld die het reciprociteitsbeginsel accepteert! Doet de advocaat van de tegenpartij niet mee, om welke redenen dan ook, dan is er geen ‘deal achter de schermen’ tussen de advocaten c.s.. Hetzelfde resultaat ontstaat als de tegenpartij geen advocaat (nodig) heeft, om welke redenen dan ook (kantongerecht). Want een ‘deal achter de schermen’ tussen de advocaten vereist minimaal twee advocaten van twee twistende partijen (een adviseur die geen advocaat is zal het reciprociteitsbeginsel niet nodig hebben en verafschuwen). Hier ziet u het voordeel van de monopolypositie van de advocatuur: als advocaten verplicht zijn, is reciprociteit uitermate kansrijk en vruchtbaar en een dark room succesvol! 6. Als het reciprociteitsbeginsel niet werkt kunnen onbegrijpelijke en ondenkbare gevolgen duidelijk worden. Want zijn de advocaten het onderling ‘vooraf’ met elkaar eens, dan stemmen zij hun informatievoorziening, onder andere die aan de rechter, hierop af. En maken zij het elkaar zo gemakkelijk mogelijk. En dan is het resultaat min of meer conform de wensen van de advocaten onder het mom van een ‘vonnis’ van de rechter. Een deal tussen de beide advocaten is dan altijd gepaard gegaan met manipulatie van informatie en manipulatie van antwoorden op vragen. Zonder reciprociteit of een deal vooraf is het de rechter die beslist op de gegevens die hij heeft, en dat kan ongewenste verrassingen inhouden. Dan is in de voorfase vaak ook sprake van vormen van dreigementen, chantage en gijzeling van de tegenpartij. Advocaten die flink tekeer gaan tegenover elkaar in de rechtszaal of op papier kunnen de beste vrienden van elkaar zijn aan de telefoon of in een onderonsje. U weet nu waarom!
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
137/387
7. Uit welke hoeken komt de belangenverstrengeling tussen advocaten onderling? a. Een advocaat c.q. een advocatenkantoor heeft een bestaande klantenkring en dus kennis van elke klant (dossier etc.). Eveneens hebben zij kennis van en dossiers over de klanten van de andere advocaat / tegenpartij (processtukken, correspondentie, financiële gegevens etc.). Vervolgens leren de advocaten elkaar kennen omdat zij elkaar regelmatig als ‘tegenpolen’ ontmoeten in de rechtszaal of op papier. Deze drie bronnen vormen de basis van historische kennis en ervaring. Spannend wordt het als de advocaat een min of meer vaste relatie heeft met één opdrachtgever (een bank) en een opdrachtgever een geschil heeft met die bank en wil procederen. De regels van de NOvA schrijven voor dat deze advocaat de opdracht niet mag aannemen wegens ‘belangenverstrengeling’ maar als de advocaat zijn adviseurschap van de bank niet vertelt aan de potentiële klant dan is de ‘dubbele pet’ van de advocaat ondubbelzinnig aanwezig. En de advocatuur verzwijgt meer dan u denkt als hen dat goed uitkomt. Wij zijn van mening dat elke advocaat ‘spreekplicht’ heeft, dat inhoudelijk wil zeggen het tegenovergestelde van zijn ‘zwijgrecht’. Ook kan de opdrachtgever dit vooraf duidelijk vragen. 8. De slotsom en moral hazard? De advocatuur heeft zich zodanig ontwikkeld, georganiseerd en geëvalueerd dat, gesteund door spelregels van de overheid / wetgever en het OM / de rechtspraak, de curator aan een loterij begint ‘zonder nieten’. En mochten er ‘onfortuinlijke tegenslagen’ ontstaan dan zal een ‘beroepsaansprakelijkheidsverzekering’ ruggensteun bieden. De curator zal niet of nauwelijks opdraaien voor door hem aangerichte schade omdat ‘het systeem’ dat niet toestaat. Binnen ‘het systeem’ begaan de deelnemers geen fouten! De ‘vervanging’ van een curator is vaak geen vervanging van deze curator maar de benoeming van een tweede curator naast de eerste. De vervanging van een RC is nagenoeg nooit ‘met redenen omkleed’. Om verzekeringstechnische redenen zal een advocaat en een curator altijd ontkennen dat hij fouten heeft gemaakt. En uw advocaat zal wel oppassen om ‘belangrijke tegenpartijen’ het vuur aan de schenen te leggen. Dat doen advocaten onder elkaar anders! Samen komen zij er achter de schermen wel uit.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
138/387
Bijlage: samenhang Fw, NovA en RC/curator (11-2014)
De samenhang tussen de Faillissementswet, de NOvA en de RC / curator. - Wanneer is iemand advocaat? Als de NOvA de jurist inschrijft in haar register (de balie) en hij daarmee het reglement van de NOvA accepteert. Daarna kan en mag de advocaat bij de rechtbank optreden. Ook is dan de wet op de advocatuur op hem van toepassing. - De eed van de advocaat. Bij het aanvaarden van zijn ‘benoeming’ tot advocaat legt hij een eed af met de volgende tekst. ‘Ik zweer (beloof) getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet, eerbied voor de rechterlijke autoriteiten, en dat ik geen zaak zal aanraden of verdedigen, die ik in gemoede niet gelove rechtvaardig te zijn’. - Reglement NOvA De kernwaarden voor iedere advocaat zijn: onafhankelijk, partijdig, deskundig, integer en vertrouwelijk. Er staat dus niet dat een advocaat de advocaat van de tegenpartij niet vrijelijk en uit eigen beweging mag informeren over zijn kennis, ervaring, belangen en hoe er ‘samen’ goed uit te komen door onderlinge afspraken te maken over het doen en het laten. Dan komen de reciprociteit en dark rooms tot hun recht als persoonlijk en eigen belang. Dat daar ook nadelige effecten uit voorvloeien zoals een onvolledig geïnformeerde rechter en benadeling van een of beide rechtspartijen is bijzaak mits het maar niet opvalt. Dan kunnen onderlinge rekeningen worden vereffend met wederzijds voordeel. Elkaar beconcurreren, bekritiseren en corrigeren is absoluut niet aan de orde. Een klacht over het functioneren van de advocaat dient u in bij zijn kantoor. De NovA stelt dat zo de meeste klachten tot een goed einde komen. Is dit niet het geval dan kunt u in overleg / onverplicht een beroep doen op de geschillencommissie. Mocht dit ook niet tot een bevredigende oplossing leiden dan staan de tuchtrechter en de raad van toezicht nog open. Dit alles in ‘eigen beheer’ van de advocatuur. In sommige gevallen kunt u naar de gewone rechter stappen. - De Faillissementswet. Hierbij treedt iets bijzonders op. De rechtbank benoemt de curator. De curator moet advocaat (!) zijn met als specialisatie ‘faillissementen afwikkelen’ naast eventueel ander werk. Daarbij is de rechtbank / het OM opdrachtgever en is de advocaat opdrachtnemer. Deze relatie valt onder speciale wet- en regelgeving want eigenlijk werkt de advocaat dan voor de rechtbank / het OM om een speciale klus op te knappen. De RC controleert de curator en neemt bepaalde beslissingen voor de curator (lijkt op functiescheiding maar is dit niet). Door de stapeling van wet- en regelgeving (specifiek de faillissementswet naast de andere wetgeving) en de stapeling van beschermingsmaatregelen en beslisniveaus ontstaat een onaantastbaar duo dat zonder enige transparantie vooraf alle beslissingen neemt. De curator levert periodiek wel verslagen in over de voortgang van het faillissement maar daarin kan de curator vermelden wat hij wil (!) en weglaten wat hij niet kwijt wil (!). De RC beslist over de declaraties die de curator op basis van zijn urenverantwoording indient. Zit er geen geld in de ‘pot’ dan ontvangt de
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
139/387
curator weinig of niets, zit er veel geld in de ‘pot’ dan kan en mag de curator daar rijkelijk uit ‘putten’. Bijzondere situaties als het niet of te laat deponeren van jaarrekeningen, ‘Paulianeus handelen’ (benadeling van schuldeisers) en ‘onbehoorlijk bestuur’ leiden al snel tot actie van de curator die de curator persoonlijk(!) of zijn kantoor tot voordeel strekken. Uiteraard geheel conform de faillissementswet en met medeweten en medewerking van de RC! De andere schuldeisers zouden ook van die ‘boedelinkomsten’ moeten profiteren maar dat is praktisch en juridisch ‘onmogelijk’ gemaakt door de wettekst.
- Het Ministerie / het OM. Dit leeg declareren door de curator van de boedelrekening met medeweten en medewerking van de RC gebeurt al 10-tallen jaren. Het is duidelijk dat de curatoren dit doen ten koste van de andere schuldeisers. Het feit dat er geen publiekelijk beschikbaar wetenschappelijk onderzoek beschikbaar is over deze praktijk in Nederland is opzienbarend en veelzeggend. En schuldeisers die in opstand komen lopen vast op het duo RC / curator en de faillissementswet. Het feit dat een curator weinig of niets declareert in het ene faillissement rechtvaardigt niet dat hij in een ander faillissement deze schade mag ‘inhalen’. En waarom krijgt de curator een veel hoger ‘gemiddeld’ uurtarief toegekend dan hij in zijn / de gemiddelde advocatenpraktijk van heden kan realiseren anno 2014? Kan en mag de RC de curator laten ‘profiteren’ van de grote(re) omvang van een boedelrekening ten koste van de andere maatschappelijke partijen als schuldeiser? Kan en mag de curator uit eigen belang een bestuurder aansprakelijk stellen en verdenken, manipuleren en gijzelen in zijn verslagen? Dit laatste gebeurt juist als de curator uit een ‘verhaalonderzoek’ afleidt dat er vermogen beschikbaar is om ‘zijn’ aanspraken op de verhalen onder het mom de belangen van de schuldeisers te dienen. Van dit soort acties zijn nog nooit schuldeisers beter geworden, wel de curatoren die dit zo (mogen) spelen. En de politici uit de Tweede en Eerste Kamer en het Ministerie / het OM staan er al jaren bij te kijken en versterken de positie van de curator door zijn eigen belang ‘vrij baan’ te geven. Het kan verkeren. F. Samenvatting en conclusie. 1. De faillissementswet is zo geschreven dat de curator, of zijn kantoor, zich mag verrijken ten koste van de andere maatschappelijke schuldeisers. Dat fraudebestrijding dit vereist is pure onzin en niet bewezen. Het zou zo moeten zijn dat een advocaat in dienst van het Ministerie / het OM faillissementen afwikkelt en dat zo echte functiescheiding ontstaat. De commerciële advocaat is niet geschikt om als curator op te treden omdat juist die functiescheiding tussen onderzoeker, politieagent, verbalisant, rechter en tegelijkertijd inner en begunstigde van de geldelijke inkomsten volstrekt ontbreekt. Het ontbreken van transparantie en het manipuleren, verdacht maken en gijzelen in de faillissementsverslagen van een bestuurder door de curator is dagelijkse praktijk. En dat uit het eigen belang van de curator met medeweten en medewerking van de RC. 2. De NovA heeft een reglement waardoor advocaten / curatoren het elkaar niet lastig maken, elkaar niet beconcurreren en in het geheim onderling ‘afspraken’ heimelijk verzilveren. De procespartijen c.s. weten hier niet van. De rechter kan hierdoor ook aardig gemanipuleerd zijn of worden ten kosten van een of beide procespartijen. De eed van de advocaat stelt niets voor en niemand kan er een beroep op doen. Advocaten onderling bepalen samen in hoge mate de uitkomst van een procedure / schikking in de vorm van een vonnis of vaststellingsovereenkomst. Dit is prima Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
140/387
ontwikkeld en uitgewerkt in het huidige verdienmodel van de advocatuur. 3. Het Ministerie / het OM ziet toe op de uitvoering / toepassing en het realiseren van de doelstellingen van de wetgeving. Onbekend is wat zij deed en doet om ‘misstanden’ rond de advocatuur / curatoren en de faillissementswet te beperken of te voorkomen. Zij hebben ook geen bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de doelstellingen van de faillissementswet bereikt worden, namelijk schuldeisers een uitkering aanbieden uit de boedelrekening. 4. De faillissementswet, de advocatuur / NOvA en het Ministerie / het OM staan samen toe dat in een faillissement de maatschappelijke partijen fors benadeeld worden ten gunste van de curator. Geen advocaat die dit bekritiseert! Het zelfreinigend vermogen en zelfreflectie ontbreekt geheel omdat dit niet nodig is en niet nodig is geweest voor deze partijen. Het verdienmodel staat centraal en dat profiteert van de huidige uitvoeringspraktijk.
J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
141/387
Bijlage: beschouwingen bij faillissement J.F. Koks B.V. (11-12-2014)
Datum: 11 december 2014
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: Koks / beschouwingen
Inleiding. Deze beschouwingen betreffen het faillissement van: 1. Aannemersbedrijf J.F. Koks B.V. (F.02/08/294 op 23 september 2008 uitgesproken). Met curator mr. P. de Koning, namens ‘Schelstraete advocaten’ gevestigd te Tilburg. Op 13 juni 2013 stelt de rechtbank een andere curator aan (* geen vervanging?). ** Mr. P. de Koning is sinds juni 2013 werkzaam bij ‘Cremers De Koning Advocaten te Tilburg. 2. Mr. H.H. de Kroon – Biewenga, mr. D.A.E.M. Hulskes en mr. T.J. van Gessel als elkaar opvolgende rechter-commissaris namens de rechtbank Breda. 3. De heer J.F. Koks en J.F. Koks Holding B.V. (Koks c.s.) als bestuurder / DGA van gefailleerde. Het betreft de stukken: 4. De correspondentie ingaande faillissementsdatum 23 september 2008. 5. De procedure en het vonnis van de rechtbank Breda (203931 / HA ZA 09-911, eiser is curator). 6. De beroepsprocedure en het arrest van het Hof Den Bosch (HD 200.077.748, eiser is Koks c.s.). 7. Overige stukken en informatie. Het geschil. Curator De Koning claimt bij Koks c.s. het hele tekort ad ca. € 450.000,- in het faillissement omdat de jaarrekening over 2006 te laat is gedeponeerd. Direct na het uitbrengen van de dagvaarding legt curator De Koning beslag op huurpenningen en al het onroerend goed van Koks c.s.. Hierdoor komen de familie Koks en de resterende onderneming J.F. Koks Holding B.V. in grote geestelijke en financiële nood. In hoger beroep stelt het Gerechtshof Den Bosch de curator op alle punten in het ongelijk. Maar de schade is aangericht ten gunste van de curator en ten koste van Koks c.s. en de maatschappelijke schuldeisers. Wat beschouwen we? De faillissementswet geeft de curator ruim baan om de belangen van de schuldeisers te dienen. De praktijk wijst uit (zie de bijlage ‘juridisch advies nodig versie 06?) dat de curator, met medewerking en medeweten van de rechter-commissaris (RC), zich tegoed doet aan alle inkomsten op de boedelrekening. De werkwijze van de curator is zodanig dat het eigenbelang van de curator en eventueel de belangen van het advocatenkantoor van de curator ten volle uitgebuit worden ten koste van de ondernemer(s) en andere getroffen maatschappelijke partijen als belastingdienst, UWV en gewone schuldeisers. De faillissementswet is zo geschreven dat dit ‘leeg declareren’ door de curator van de boedelrekening probleemloos kan geschieden. Erger nog, de RC staat dit toe en geeft zijn medewerking hieraan door de declaraties van de curator goed te keuren. De structuur van deze beschouwingen. a. Historische gang van zaken. b. Het arrest waarin de curator in alle opzichten in het ongelijk is gesteld. c. Samenvatting en conclusie. d. Verwijten aan de curator / RC.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
142/387
e. Slotsom. a. Historische gang van zaken. 1. De kennismaking met curator De Koning vond plaats in het bijzijn van kantoorgenoot mr. L.M. Schelstraete. Zij deelden dhr. Koks mede dat het faillissement ‘hem veel geld gaat kosten’. Kennelijk hadden zij al kennis genomen van het niet tijdig deponeren van de jaarrekening over 2006. 2. De activa van de onderneming werden verkocht aan een ‘doorstarter’ en brachten € 150.000,- op zonder dat er enige moeite voor nodig was. 3. De schuld aan de rabo werd op basis van pandrecht afgelost uit deze opbrengst. 4. Curator De Koning doet een verhaalonderzoek op Koks c.s. en ziet dan tot zijn vreugde dat er veel onroerend goed in bezit is van de familie Koks, Koks Holding en dat er een geldstroom is in de vorm van huurpenningen naar Koks Holding afkomstig van de doorstarter. 5. De curator doet niets aan de inning van debiteuren blijkt achteraf. Er komt € 6.000,binnen terwijl er ca. € 158.000,- open stond. Verklaring van curator De Koning: door slecht werk mogen de debiteuren ‘verrekenen’ (Schaap, V.d. Voorden en Jacobs) . Er ontbreekt elk bewijs voor deze stelling van de curator en vragen daarover worden genegeerd en verzwegen, ook in de latere fasen. 6. Volgens dhr. Koks stond er aan openstaande rekeningen van schuldeisers ca. € 310.000,- open. Volgens lijsten afkomstig van curator De Koning uit de procedures stond er ca. € 415.000,- open. Er ontbreekt elk bewijs voor deze stelling van de curator en vragen daarover worden genegeerd en verzwegen, ook in de latere fasen. 7. In april 2009 start curator De Koning bij de rechtbank Breda een procedure om Koks c.s. aansprakelijk te stellen voor het boedeltekort van ca. € 415.000,-. Gelijktijdig laat de curator op alle bezittingen van Koks c.s. beslag leggen ter bewaring van zijn rechten. 8. Dit vraagt enige toelichting. Curator De Koning procedeert omdat de wet aangeeft dat bij niet tijdige deponering van de jaarrekening over 2006 de bestuurder kennelijk onbehoorlijk heeft gefunctioneerd en hij daardoor aansprakelijk is voor het boedeltekort tenzij Koks c.s. kan aangeven dat niet deponeren geen belangrijke oorzaak is van het faillissement. En curator De Koning had uit het verhaalonderzoek (zie ook 4.) kunnen afleiden dat er voldoende geld is of kan zijn bij Koks c.s. om ca. € 415.000,- op te halen. Dus: heeft curator De Koning een ‘geheim’ argument om de debiteuren niet te innen en de schuldeisers te hoog voor te stellen omdat op die manier ‘het boedeltekort’ maximaal is (op papier wel te verstaan!). 9. Op 4 augustus 2010 wijst de rechtbank vonnis tegen Koks c.s. en stelt vast dat de curator in het gelijk is te stellen. Koks moet naast het boedeltekort van ca. € 415.000,- ook alle (proces)kosten betalen ad € 21.000,-, daarnaast ook de kosten die hij zelf heeft gemaakt. 10. Uit verkoop activa en inkomsten uit beslag op de huurpenningen heeft curator De Koning in september 2011 € 215.000,- op de boedelrekening staan. 11. Voor de start van de rechtbankprocedure had curator De Koning 145 uur aan zijn opdracht besteed, in oktober 2010 ca. 345. Het procederen levert de curator dus 200 uur declareren op, dat wil zeggen vijf weken á 40 uur werk voor de curator en zijn kantoorgenoten. 12. Dit vraagt enige toelichting. 13. De bijzondere acties van curator De Koning kunnen in hoofdzaak bestaan uit het inroepen van ‘aansprakelijkheid wegens onbehoorlijk bestuur’ (te laat deponeren van de jaarrekening over 2006) en ‘Paulianeus’ handelen (benadeling van schuldeisers). De inkomsten hieruit komen op de boedelrekening van het faillissement en daaruit declareert curator De Koning zolang het kan. De gewone schuldeisers komen door die legale ‘piraterij’ van de curator nooit in aanmerking voor een uitkering.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
143/387
14. Op de verificatievergadering in januari 2011 komt curator De Koning met nieuwe bedragen terzake de schuldeisers. Er ontbreekt elk bewijs voor deze nieuwe stelling van de curator en vragen daarover worden ontkend, genegeerd en verzwegen, ook in de latere fasen. 15. In september 2010 starten Koks c.s. een hoger beroep bij het Hof van Den Bosch met een nieuwe advocaat tegen het vonnis van de rechtbank in Breda. 16. Het hof wijst in een tussenvonnis een claim van curator De Koning af om Koks c.s. een voorschot van € 100.000,- te laten betalen vooruitlopend op zijn gelijk. Kennelijk was het geld voor de curator een belangrijk motief. Het Hof motiveert haar afwijzend oordeel met de vaststelling dat curator De Koning ‘onvoldoende belang heeft bij een voorschot vooruitlopend op de schadevergoeding’.
b. Het arrest waarin de curator in alle opzichten in het ongelijk is gesteld. 17. Op 3 juli 2012 wijst het Hof in haar arrest alle vorderingen van curator De Koning af en veroordeelt curator De Koning tot betaling van alle kosten, inclusief die van de voorafgaande rechtbankprocedure. 18. Dit vraagt enige toelichting. De curator stelt het volgende. Het (wettelijk) vermoeden van het onbehoorlijk bestuur als belangrijke oorzaak van het faillissement werd niet weggenomen. De van buiten komende oorzaken werden onvoldoende onderbouwd. Wanbetalers en wanprestaties van onderaannemers is iets waar de bestuurder iets tegen had kunnen doen. Ook het boedeltekort ad € 415.000,- kon niet worden verklaard. Het Hof geeft aan dat Koks c.s. aannemelijk moet maken dat zij wel behoorlijk bestuurd hebben. Het Hof oordeelt dat andere oorzaken aanwezig waren zoals dalende omzet, niet betalende debiteuren en liquiditeitskrapte omdat de bank niet financierde. En dat normale bedrijfsrisico’s niet zijn toe te schrijven aan onbehoorlijk bestuur. De curator heeft niet aangetoond dat onverantwoord is gehandeld door Koks c.s. met het doel de schuldeisers te benadelen. Koks. c.s. hebben het vermoeden voldoende onderbouwd weerlegd en de curator heeft onvoldoende onderbouwd waarom onbehoorlijk bestuur heeft geleid tot het faillissement. De advocaten Y. Borrius en B. Kraaipoel hebben een knap werkstuk afgeleverd voor Koks c.s.! 19. Hiermee is de veroordeling door de rechtbank Breda van tafel en moet de curator alle inmiddels geïnde gelden teruggeven en alle kosten betalen. 20. Daarna gebeurt er iets bijzonders. Curator De Koning schrijft op 20 september 2012 een brief aan de advocaat van Koks c.s. en deelt mee dat hij de ‘kostenveroordeling’ *** door het Hof van ca. € 21.000,- en € 24.000,- als boedelvordering kwalificeert en dat de ‘toestand der boedel’ betaling ervan niet toelaat. De RC heeft deze afwikkeling van het faillissement reeds goedgekeurd! 21. Dit vraagt enige toelichting. Curator De Koning had toen toch al ca. € 165.000,binnengehaald? Dat wil zeggen dat de curator alle ca. 400 uren die hij na april 2009 aan de twee rechtszaken heeft besteed inmiddels heeft gedeclareerd en betaald gekregen terwijl hij de zaak klip en klaar heeft verloren c.q. in alle opzichten in het ongelijk is gesteld en de kostenveroordeling afwimpelt. Kan het gekker en onzinniger? 22. Uiteindelijk declareert en ontvangt de curator € 178.000,- bruto voor 572 uur werk. Dat leverde gemiddeld € 311,- bruto / uur op. Geen enkele andere schuldeiser krijgt een cent. 23. Uit de beschikbare stukken rijzen een drietal vragen
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
144/387
i.
(*) Op 13 juni 2013 stelt de rechtbank een andere curator aan (zie ii. **?). Heeft dit enig verband met het vernietigende oordeel van het Hof? ii. (**) Mr. P. de Koning is sinds juni 2013 werkzaam bij ‘Cremers De Koning Advocaten te Tilburg en niet langer bij ‘Schelstraete advocaten’ te Tilburg. Heeft dit enig verband met het vernietigende oordeel van het Hof? iii. (***) Waarom kan en mag de RC de urendeclaratie van de curator terzake de uren rond de beide rechtszaken wel goedkeuren en laten innen en krijgt Koks c.s. de kostenveroordeling niet uitgekeerd van de boedel noch van de curator?
c. Samenvatting en conclusie. De faillissementswet staat toe dat de curator op basis van zijn urendeclaratie de boedelrekening kan en mag leeg declareren ad € 178.000,- bruto. De RC weet hiervan en werkt hieraan mee. Er resteert van de € 194.000,- aan inkomsten niets voor de andere schuldeisers uitgezonderd de rabobank. Die krijgt op basis van haar pandrecht ca. € 20.000,-. De curator int evenwel € 178.000,- bruto! Nadat de curator € 150.000,- had ontvangen uit verkoop activa aan een doorstarter begint hij een procedure om de aansprakelijkheid wegens onbehoorlijk bestuur van Koks c.s. vast te stellen en het boedeltekort ad € 415.000,- te claimen. Wat hebben de advocaten van Koks c.s. gedaan om de curator bij de rechtbank Breda te weerhouden van een succes? Was er een relatie tussen de curator en deze advocaten en zo ja wat was de (geheime) afspraak tussen hen? Hun Amsterdamse (!) collega’s hebben later wel succes maar dan is de boedelrekening inmiddels leeg geplukt. Koks c.s. is bewust met een ‘trucje’ door de RC en de curator het bos ingestuurd en benadeeld voor ca. € 45.000,- omdat de kostenveroordeling is geparkeerd op de boedelrekening terwijl die voor rekening en risico van de curator en de RC kwam (danwel zijn / hun bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering). Curator De Koning wijst steeds alle klachten van Koks c.s. af. Hij negeert en ontkent ze evenals de RC. Door de faillissementsverslagen van de curator zijn verdachtmakingen geuit alsof Koks c.s. verwijtbaar heeft gehandeld als ondernemer. Het Hof oordeelt tegenovergesteld en stelt vast dat de curator zijn werk niet goed heeft gedaan en stelt curator De Koning zelf verantwoordelijk en aansprakelijk voor de geleden schade. Maar het kwaad is inmiddels wel geschied. De curator verliest ook de (incasso)procedure tegen Jacobs.
d. Verwijten aan de curator / RC. De faillissementswet staat toe dat de curator op basis van zijn urendeclaratie de boedelrekening kan en mag leeg declareren ad € 178.000,- bruto. De RC weet hiervan en werkt hieraan mee. Er resteert van de € 194.000,- aan inkomsten niets voor de andere schuldeisers uitgezonderd de rabobank. Die krijgt op basis van haar pandrecht ca. € 20.000,-. De curator int evenwel € 178.000,- bruto! Nadat de curator € 150.000,- had ontvangen uit verkoop activa aan een doorstarter begint hij een procedure om de aansprakelijkheid wegens onbehoorlijk bestuur van Koks c.s. vast te stellen en het boedeltekort ad € 415.000,- te claimen.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
145/387
Wat hebben de advocaten van Koks c.s. gedaan om de curator bij de rechtbank Breda te weerhouden van een succes? Was er een relatie tussen de curator en deze advocaten en zo ja wat was de (geheime) afspraak tussen hen? Hun Amsterdamse (!) collega’s hebben later wel succes maar dan is de boedelrekening inmiddels leeg geplukt. Koks c.s. is bewust met een ‘trucje’ door de RC en de curator het bos ingestuurd en benadeeld voor ca. € 45.000,- omdat de kostenveroordeling is geparkeerd op de boedelrekening terwijl die voor rekening en risico van de curator en de RC kwam (danwel zijn / hun bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering). Curator De Koning wijst steeds alle klachten van Koks c.s. af. Hij negeert en ontkent ze evenals de RC. Door de faillissementsverslagen van de curator zijn verdachtmakingen geuit alsof Koks c.s. verwijtbaar heeft gehandeld als ondernemer. Het Hof oordeelt tegenovergesteld en stelt vast dat de curator zijn werk niet goed heeft gedaan en stelt curator De Koning zelf verantwoordelijk en aansprakelijk voor de geleden schade. Maar het kwaad is inmiddels wel geschied. De curator verliest ook de (incasso)procedure tegen Jacobs. Waarom wil curator De Koning geen derden bij een gesprek tussen hem en Koks c.s.?
e. Slotsom. Wij stelden ons in dit onderzoek de vraag of ‘zonder twijfel’ de curator en de rechtercommissaris c.s. te vertrouwen zijn en als betrouwbaar beoordeeld kunnen worden. Op grond van bovenstaande beschouwingen is het antwoord op die vraag: ‘nee’!
J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfsadvies
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
146/387
Bijlage: beschouwingen bij civiele procedure ABN Amro Bank vs Van Tongeren Beheer B.V.
Datum: 5 februari 2015
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: WBAwbdrReproBeschouwingen
Inleiding. Deze beschouwingen betreffen de procedure tussen: 1. ABN AMRO Bank N.V. te Amsterdam, eiser, vertegenwoordigd door mr. D.K. Greveling van Greveling Advocaten te Hilversum. 2. Van Tongeren Beheer B.V. te Haarlem, gedaagde, vertegenwoordigd door mr. B.G. van Twist en mw. mr. A.C. Turner van Van Twist Advocaten te ’s-Gravendeel. Het betreft de stukken: 3. dagvaarding van 4 mei 2010 (eiser) 4. conclusie van antwoord in conventie en conclusie van eis in reconventie van 18 augustus 2010 (gedaagde). 5. conclusie van antwoord in reconventie van 25 november 2010 (eiser). 6. tussenvonnis rechtbank Haarlem van 16 maart 2011 (169709 / HA ZA 10-709). 7. Verslagen c.s. van drie getuigenverhoren te weten 7 juni en 26 juli 2011 en 17 januari 2012. 8. Vonnis van 27 juni 2012 (169709 / HA ZA 10-709).
Het geschil. Dit gaat over het krijgen van een vonnis ten gunste van de ABN Bank om Van Tongeren te veroordelen tot betaling van ca. € 77.000,- exclusief rente en kosten. Daarna kan de bank dit bedrag onbetwist incasseren. Van Tongeren betwist de betaling van dit bedrag omdat hij schade heeft geleden doordat de ABN Bank ‘de verpanding van debiteuren’ niet tijdig en niet juist heeft verricht. Wat beschouwen we? Wij gaan uitsluitend in op de beoordeling door de rechter van het geschil (met name de punten 4.8, 4.9 en 4.14 in het tussenvonnis van 16 maart 2011) en de gang van zaken en kwaliteit van de getuigenverhoren. Dat doen wij vanuit onze dossierkennis of vanuit de beschikbare stukken (met stellingen van de advocaten in hun dagvaarding en antwoorden etc.). Wij waren als bedrijfsadviseur bij deze procedure betrokken. Die stellingen van advocaten zijn beweringen die elk op zich staan maar onvolledige en onjuiste informatie kunnen bevatten en op ‘halve waarheden’ of fictie berusten. De feiten (punt 2) en het geschil (punt 3) in beide vonnissen laten wij hier buiten onze beschouwing. Deze zogenaamde ‘samenvattingen’ zijn al een bron van ellende omdat die niet volledig, niet juist en niet de hele waarheid / situatie omvatten maar een verkorte versie daarvan. Van belang is vast te stellen wat er wanneer gebeurde. De advocaten (m/v) proberen achteraf de posities van hun opdrachtgever, eiser enerzijds en gedaagde anderzijds, zo te sterk mogelijk voor te stellen. Maar zij waren er destijds, in 2009, niet bij.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
147/387
Als bijvoorbeeld de curator van Van Tongeren Repro B.V. in juli 2009 een brief schrijft aan de ABN Bank waarin staat dat de verpanding van vorderingen (debiteuren) uit haar brief van 8 juli 2009 niet tot zekerheid kan dienen omdat registratie van de pandlijsten niet heeft plaatsgevonden, dan zal de later (!) ingeroepen advocaat van de ABN Bank, alles in het werk stellen om die ‘verwijtbare nalatigheid’ van de ABN Bank te verzwijgen, te negeren, te ontkennen en te relativeren in zijn stukken. De advocaat van de bank doet dat door te stellen dat alle kritiek op de niet-registratie ‘onjuist’ is en niet relevant. Die ontkenningen en beweringen van hem hoeven helemaal niet juist te zijn, integendeel. Maar die ontkenningen moeten afschrikken en voorkomen dat er nog langer discussie blijft bestaan. En de aanhouder wint meestal, niet altijd. Vervolgens ontstaat het risico dat de benadeelde partij, Van Tongeren Beheer B.V., een advocaat raadpleegt. Dat is een risico want die te hulp gevraagde advocaat kan best een ‘relatie’ hebben met dezelfde ABN Bank of met de advocaat van die ABN Bank. Dan heeft de te hulp geschoten advocaat van Van Tongeren Beheer B.V. een ‘dubbele pet op’ waarvan u niet op de hoogte bent noch op de hoogte komt, want u gaat ervan uit, en vertrouwt erop, dat zoiets in Nederland niet gebeurt. U vertrouwt erop dat zoiets niet voorkomt. Wel dus! Samen komen de advocaten er wel uit. Volgens de regels van de Nederlandse Orde van Advocaten kan en mag dit niet maar komt het verschijnsel dagelijks vele malen voor. Het is vervolgens aan de rechter de ‘feiten’ ter achterhalen die in de procedure beschikbaar moeten komen om tot een juiste beoordeling daarvan in relatie tot de wetgeving te komen. Dat de advocaten elk voor zich, of samen in overleg, kunnen bepalen wat de rechter wel en niet tot zijn beschikking krijgt is al dubieus. Dat zij ook nog de getuigenverhoren kunnen manipuleren is nog dubieuzer.
Tot slot gaat het om de kern van de discussie in dit geschil. Die draait om: a. Vonnis van 16 maart 2011: onder andere de punten 4.8, 4.9 en conclusie 4.14. b. Vonnis van 27 juni 2012: onder andere de punten 2.3 en 2.7. Feitelijke overwegingen. c. 20 mei 2009: gesprek op de ABN AMRO bank, uitleg procedure verpanding en die gevolgd. d. 4 mei 2010: dagvaarding en ‘verweer’ tegen niet-verpanden. e. 16 maart 2011: vonnis: bewijslast bij Van Tongeren om toezegging ‘registratie’ hard te maken. f.
februari 2012: getuigenverhoren afgerond, senior accountmanager dhr. Kleiterp weet zich ‘niets relevants te herinneren’ van de afspraken uit het gesprek van 20 mei 2009 (c).
g. 27 juni 2012: vonnis luidt: dat ‘bewijs’ niet is geleverd en Van Tongeren wordt veroordeeld.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
148/387
Nadere analyse. h. ‘Achteraf’ betwist de ABN de ‘verpanding’ voor het eerst in haar dagvaarding (c versus d). i.
‘Achteraf’ blijkt dat Van Tongeren de door ABN Bank voorgeschreven procedure tot verpanding tijdig en juist heeft gevolgd om tot rechtsgeldige verpanding te komen in wederzijds belang (b).
j.
Van Tongeren mag dan gerechtvaardigd verwachten dat ‘registratie’ door de ABN Bankkantoor Amsterdam als gebruikelijk en procedureel tijdig plaatsvindt.
k. Dan moet de ABN Bank ‘bewijs’ leveren waarom zij niet tijdig en volgens haar vigerende procedures heeft geregistreerd. Het ABN Bankkantoor in Amsterdam heeft dit verzuimd te doen direct na ontvangst van de pandlijsten zoals achteraf duidelijk werd. De rechtbank oordeelt onbegrijpelijk en ongeloofwaardig in dezen door in het tussenvonnis van 16 maart 2010 Van Tongeren het ‘bewijs’ te laten leveren dat de ABN Bank ‘toegezegd heeft dat registratie door de bank zou plaatsvinden’. In de brief van de ABN Bank van 8 juli 2009 dient zij haar vordering in bij de curator van Van Tongeren Repro B.V. en claimt de ABN Bank separaat de ‘verpanding van alle vorderingen op derden’ tegenover de curator van Van Tongeren Repro B.V., inclusief een kopie van de bewijsstukken daarbij. Dit is het ultieme bewijs dat de ABN Bank de verpandingsafspraken intern en extern erkende en regulier uitvoerde zoals gebruikelijk is in dezen. l.
‘Bewijs’ leveren kan niet rechtens aan Van Tongeren worden opgelegd (e)!
m. Spraakverwarring tussen ‘verpanden” en registreren. Registreren is onderdeel van verpanden. n. Is het aanvullend nodig het feit vast te stellen dat de getuige van de ABN Bank, dhr. Kleiterp, in zijn hoedanigheid van ‘senior accountmanager van de ABN Bank voor Van Tongeren c.s. ‘zich niets weet te herinneren’ van het gesprek en de daaropvolgende handelingen (c)? Deze getuige was en is de enige persoon die wist en weet hoe de procedure in ‘Amsterdam’ zou moeten verlopen en was op de hoogte van het belang en de noodzaak van de rechtsgeldige verpanding. o. Is hier sprake van dwaling door de rechtbank inzake het vonnis van 16 maart 2011 (4.14)? Immers, de ABN Bank ‘betwist dat een toezegging tot registratie’ is gedaan maar die betwisting is ‘onzin’ als de reguliere procedure van de ABN Bank wordt gevolgd door het ABN Bankkantoor in Amsterdam, in welke procedure ‘registratie’ een bekend en onbetwist, vaststaand onderdeel is om aan wettelijke eisen te kunnen voldoen van rechtsgeldige verpanding. Zulks blijkt tevens uit de brief van de ABN Bank aan de curator van Van Tongeren Repro B.V. gedateerd 8 juli 2009! En ‘achteraf’ blijkt dat het ABN Bankkantoor in Amsterdam de tijdig registreren heeft verzuimd te doen.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
149/387
Van Tongeren heeft aan deze Amsterdamse procedure part noch deel gehad omdat Van Tongeren er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat het ABN Bankkantoor Amsterdam dit verpanden conform de officiële procedure, dus inclusief registreren, zou doen. De ABN Bank heeft nimmer tegenover Van Tongeren verklaard dat Van Tongeren nog in actie moest komen! Daar is geen verklaring van senior accountmanager dhr. Kleiterp van de ABN Bank voor nodig! Samenvatting en conclusie. 6. Als de ABN Bank bij de curator de ‘verpanding van alle vorderingen op derden’ claimt in haar brief van 8 juli 2009, en die claim voorziet van de vereiste bijlagen, dan geeft de ABN Bank daarmee expliciet aan dat zij de betwiste verpanding zelf, intern en extern, ondubbelzinnig erkent en zelf procedureel regulier uitvoert c.q. claimt. 7. Dat de ABN Bank een jaar later in de rechtbankprocedure stelt dat de ABN Bank ‘registratie niet heeft toegezegd’, omdat tijdige en reguliere registratie door het ABN Bankkantoor Amsterdam is verzuimd, is niet relevant, niet terzake en zelfs misleidend. 8. Dat de rechtbank, naar aanleiding van de stelling van de ABN Bank dat ‘registratie niet is toegezegd’ de bewijslast bij Van Tongeren legt, is niet begrijpelijk en niet geloofwaardig, in de wetenschap dat de ABN Bank in haar brief van 8 juli 2009 expliciet aangeeft dat zij de betwiste verpanding zelf, intern en extern, ondubbelzinnig erkent en zelf procedureel regulier uitvoert c.q. claimt. 9. Dat de ABN Bank niets te verliezen had, noch te verliezen heeft, en dat de ABN Bank zelfs belang had bij, rechtsgeldige verpanding, en dat door de ‘houding en het gedrag’ van de ABN Bank zeer grote financiële schade is ontstaan bij haar kredietrelatie Van Tongeren Beheer B.V.. 10. De drie getuigenverhoren nutteloos werden door de getuigenis van dhr. Kleiterp dat die ‘zich niets weet te herinneren’ en dat die laatste getuigenis een staaltje van zuivere manipulatie betreft ten gunste van de ABN Bank. Op grond van deze samenvatting en conclusie stellen wij vast dat: 1. ABN AMRO Bank N.V. te Amsterdam, en 2. mr. D.K. Greveling van Greveling Advocaten te Hilversum, en 3. mr. B.G. van Twist van Van Twist Advocaten te ’s-Gravendeel, en 4. mw. mr. A.C. Turner van Van Twist Advocaten te ’s-Gravendeel, zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk niet te vertrouwen zijn en niet betrouwbaar zijn te noemen. 5. Rechtbank Haarlem niet begrijpelijk en niet geloofwaardig heeft geoordeeld en dwaalde in dezen. Waagmeesters Bedrijfs Advies J.G. Scholten
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
150/387
Bijlage: beschouwingen curator Van Tongeren Repro (10-02-2015) Datum: 10 februari 2015
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: WBA / Van Tongeren Repro / beschouwingen curator
Inleiding. Deze beschouwingen betreffen het faillissement van Van Tongeren Repro B.V. (Haarlem, F 244/2009). 1. Mr. R.J. Kaas, curator, namens ‘G advocaten’, Nieuwe Gracht 37, 2011 NC Haarlem (thans R.J. Kaas en A. van der Weijden, Wilhelminastraat 38-1, 2011 VN Haarlem. 2. Mr. A.J. Wolfs, rechter-commissaris, namens Rechtbank Haarlem. 3. Ondernemer de heer J. van Tongeren, directeur groot aandeelhouder J. van Tongeren Holding B.V.. Het betreft de stukken: 4. Alle stukken en onze correspondentie na de uitspraak van het faillissement op 9 juni 2009. 5. Alle faillissementsverslagen van de curator 1 t/m 12. 6. Enkele andere dossierstukken van de opsteller komen terzijde aan de orde. Dit stuk bevat de volgende onderdelen. a. Het ook laten failleren van Van Tongeren Holding B.V.. b. De postblokkade. c. De schuldregeling overnemen van een schuldenaar. d. De verslagen van de curator. e. Samenvatting en voorlopige conclusie.
a. Het ook laten failleren van Van Tongeren Holding B.V.. Op de dag van kennismaking tussen dhr. J. van Tongeren en zijn echtgenote en curator Kaas adviseert curator Kaas ook om Van Tongeren Holding B.V. maar te laten failleren. Dat is toch wel beter. Curator Kaas belt hierover met de accountant van dhr. Van Tongeren en herhaalt zijn advies. Ook in het bijzijn van de bedrijfsadviseur herhaalt curator Kaas dit standpunt. Het pand in de Holding heeft een overwaarde van ca. € 180.000,-. Van Tongeren Holding maakt later een doorstart met zijn eigen bedrijfsuitrusting en inventaris. b. De postblokkade. Ingaande het faillissement gaat alle post naar de curator. Niet alleen de post van Van Tongeren Repro, maar ook die van Van Tongeren Holding en van privé. De curator stuurt de post zeer slecht door. Later is de afspraak dat dhr. Van Tongeren de post wekelijks komt ophalen. Later blijkt dat de curator alle post van verzekeringsmaatschappijen en gericht aan dhr. Van Tongeren privé, heimelijk heeft achtergehouden. Achteraf blijkt dat het post betreft over het vrijvallen van enkele pensioenpolissen waardoor er problemen ontstaan met het verzilveren Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
151/387
ervan. Een en ander komt aan het licht als er telefonisch contact tussen dhr. Van Tongeren en Reaal en Aegon ontstaat. Als zij kopie-correspondentie sturen komt het ‘dwarsliggen’ van curator Kaas volledig in beeld. Alle correspondentie en vragen van de bedrijfsadviseur over dit onverteerbare gedrag van curator Kaas worden afgewimpeld met verwijzing naar het slecht functioneren van het postkantoor en de postbodes. Duidelijk werd dat curator Kaas zich bewust zo gedroeg en dat dit rancuneus gedrag is (na de weigering ook Van Tongeren Holding te laten failleren?). Welk belang zou curator Kaas hebben gehad met dit spelletje ‘verstoppertje spelen’? c. De schuldregeling overnemen van een schuldenaar. Nadat er in het tweede en derde jaar weinig is gebeurd en gedaan in het faillissement vraagt dhr. Van Tongeren wanneer curator Kaas het faillissement denkt af te wikkelen. Dat kan zeer snel als dhr. Van Tongeren de betaalregeling van een schuldenaar wil overnemen. Het incassorisico blijft bij de curator. d. De verslagen van de curator. Curator Kaas zet in zijn verslagen wat hij kwijt wil. Soms is wat hij ontkent, negeert of verzwijgt veel belangrijker dan wat hij schrijft of uitspreekt. Wat zou er gebeurd zijn als de verpanding van de debiteuren aan de ABN AMRO Bank wel regulier had plaatsgevonden door die bank? Dan zou de curator nauwelijks inkomsten hebben gehad. Onduidelijk is of de curator de BTW aangifte juist heeft gedaan. De curator declareerde en ontving ca. € 19.000,- bruto voor bijna 80 uur werk.
e. Samenvatting en voorlopige conclusie. Gelet op het gedrag van curator Kaas inzake zijn advies om Van Tongeren Holding ook maar te laten failleren en het bewust achterhouden van privépost inzake pensioenpolissen die tot uitkering komen is de voorlopige conclusie gerechtvaardigd dat curator Kaas niet is te vertrouwen en onbetrouwbaar is. De rechtbank Haarlem en de rechter-commissaris van die rechtbank zijn verantwoordelijk en aansprakelijk voor het doen en laten van curator Kaas uit hoofde van het opdrachtgever- en het opdrachtnemer schap. J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfsadvies
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
152/387
Bijlage: beschouwingen advocaten Van Heusden Afbouw (12-02-2015)
Datum: 12 februari 2015 beschouwing
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: WBA / Van Heusden Afbouw / advocaten
Inleiding. Deze beschouwingen betreffen het faillissement van Van Heusden Afbouw B.V. (Den Haag, F 06/734). 1. Mr. R.P. de Bruin, curator, namens ‘La Gro Advocaten’ te Gouda. 2. Mr. D. de Loor t/m mr. J. van Dorp, rechter-commissaris, namens Rechtbank Den Haag. 3. De heer J. de Jong, directeur groot aandeelhouder van failliet Van Heusden Afbouw B.V.. 4. Rabobank Alblasserwaard Noord en Oost U.A. gevestigd te Gorinchem. 5. Mr. B.G. van Twist en mr. A.G. Moeijes namens de heer J. de Jong en J. de Jong Beheer B.V. 6. Mr. R.G. Degenaar en mr. H. Schuurbiers namens Rabobank Alblasserwaard Noord en Oost U.A. Het betreft de stukken: 7. Stukken en correspondentie na de uitspraak van het faillissement op 11 oktober 2006. 8. De dagvaarding van 20 maart 2009 (door eiser, de rabo). 9. De conclusie van antwoord c.s. van 19 augustus 2009 (door gedaagde, De Jong c.s.). 10. Het vonnis van 7 juli 2009 (335506/HA ZA 09-1310) na comparitiezitting. 11. Hoger beroep tegen het vonnis, de grieven van 10 mei 2011. 12. Een vaststellingsovereenkomst tussen de rabo en De Jong c.s.. Dit stuk bevat de volgende onderdelen. a. Verpandingsverbod van debiteuren. b. Discussie met en kritiek op de rabo en rabo Nederland. c. De comparitiezitting. d. Het hoger beroep gemotiveerd. e. Kritiek op de comparitiezitting van het Gerechtshof. f. De beslechting van het geschil. g. Conclusie.
Het geschil. Dit gaat over het krijgen van een vonnis ten gunste van de rabo om De Jong c.s. te veroordelen tot betaling van ca. € 286.000,- uit hoofde van een zakelijke borg ad € 136.000,en een particuliere borg ad € 150.000,-. Dit voor de openstaande schulden van gefailleerde Van Heusden Afbouw B.V. aan de rabo. Daarna kan de bank dit bedrag onbetwist incasseren. De Jong c.s. betwist de betaling van dit bedrag omdat zij schade hebben geleden doordat de rabo ‘de verpanding van debiteuren’ niet juist heeft voorgesteld en niet heeft gecorrigeerd. Wat beschouwen we?
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
153/387
Wij gaan met name in op de gang van zaken rond de ‘gedingstukken’. De gedingstukken zijn ingebracht door de advocaten van rabo en De Jong c.s. maar die zijn niet volledig en compleet. Dat doen wij vanuit onze dossierkennis en vanuit de beschikbare stukken (met stellingen van de advocaten in hun dagvaarding en antwoorden etc.). Wij waren als bedrijfsadviseur bij deze procedure betrokken. Die stellingen van advocaten zijn beweringen die elk op zich staan maar onvolledige en onjuiste informatie kunnen bevatten en op ‘halve waarheden’ of fictie berusten. Van belang is vast te stellen wat er wanneer gebeurde. De advocaten (m/v) proberen achteraf de posities van hun opdrachtgever, eiser enerzijds en gedaagde anderzijds, zo te sterk mogelijk voor te stellen. Maar zij waren er destijds, in 2006, niet bij! De advocaat van de bank doet dat door te stellen dat alle kritiek op de niet juiste verpanding ‘onjuist’ is en niet relevant. Die ontkenningen en beweringen hoeven helemaal niet juist te zijn, integendeel. Maar die ontkenningen moeten afschrikken en voorkomen dat er nog langer discussie blijft bestaan. En de aanhouder wint meestal, niet altijd. Vervolgens ontstaat het risico dat de benadeelde partij, De Jong c.s., een advocaat raadpleegt. Dat is een risico want die te hulp gevraagde advocaat kan best een ‘relatie’ hebben met dezelfde rabo of met de advocaat van die rabo. Dan heeft de te hulp geschoten advocaat van De Jong c.s. een ‘dubbele pet op’ waarvan u niet op de hoogte bent noch op de hoogte komt, want u gaat ervan uit, en vertrouwt erop, dat zoiets in Nederland niet gebeurt. U vertrouwt erop dat zoiets niet voorkomt. Wel dus! Samen komen de advocaten er wel uit. Volgens de regels van de Nederlandse Orde van Advocaten kan en mag dit niet maar komt het verschijnsel dagelijks vele malen voor. Het is vervolgens aan de rechter(s) de ‘feiten’ ter achterhalen die in de procedure(s) beschikbaar moeten komen om tot een juiste beoordeling daarvan in relatie tot de wetgeving te komen. Dat de advocaten elk voor zich, of samen in overleg, kunnen bepalen wat de rechter wel en niet tot zijn beschikking krijgt is dubieus.
a. Verpandingsverbod van debiteuren. Van Heusden Afbouw B.V. had alle debiteuren keurig verpand aan de rabo tot vlak voor het faillissement. Direct na het faillissement int de rabo ca. € 100.000,- aan debiteuren. Daarna oefent curator De Bruin druk uit op de rabo om de incasso van deze gelden aan hem over te laten. De rabo betaalt de curator daarvoor! Dit hing niet alleen samen met de hoge omvang van de debiteurenportefeuille, oorspronkelijk ca. € 532.000,-, maar ook met de latere vaststelling dat er in een aantal gevallen sprake was van een verpandingsverbod (van de kant van de debiteur). Als de debiteur, of de curator, een beroep doet op het verpandingsverbod dan gaan de gelden naar de curator, en niet naar de rabo. De medewerking van de rabo betekende dat de curator vrij spel kreeg om zijn eigen belangen te dienen en dat de rabo naar het geld kan ‘fluiten’. En als de rabo geld tekort komt claimt de rabo dit bij haar borgen, te weten De Jong c.s.. De borgen staan op het standpunt dat de rabo wist of kon weten van het vermoedelijke bestaan van het verpandingsverbod maar de rabo heeft nooit aan De Jong c.s. iets verteld over dit risico noch vragen gesteld hierover of deze problematiek samen met De Jong c.s. onderzocht. De Jong c.s. kende dit risico ook niet.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
154/387
Onderstaand schema geeft globaal aan wat het belang was van de curator bij inning van de debiteuren. Het gespecificeerde financiële verslag van curator De Bruin ziet er ongeveer uit als volgt (bruto bedragen maal € 1.000,- incl. BTW). Inkomsten (ca.): Ontvangen debiteuren rabo 77 Debiteuren uit procedures 114 Verkoop activa Van Heusden 17 Aov-uitkering (*) 34 Rente pm totaal 242
Uitgaven (ca.): declaraties curator c.s. boedelcrediteuren preferente crediteuren concurrente crediteuren overig totaal
204 20 2 18 pm 242
(*) Dit spoort niet met de mededelingen van aan de maatschappij gerelateerde personen, die komen aan veel hogere bedragen. Conclusie op basis van deze opstelling. i. Voor het realiseren van de verkoop van activa, de inning van het bedrag van de rabo en de aov-verzekering zijn nauwelijks inspanningen vereist geweest van de curator. j. Als het gemiddelde tarief / uur voor de inzet van de curator c.s. € 204,- bruto is, dan heeft de curator 1.000 uur aan deze opdracht (laten) besteden. k. Duizend uur voor het concreet ‘binnenhalen’ van € 114.000,- debiteuren c.s. is wel kostbaar.
b. Discussie met en kritiek op de rabo en rabo Nederland. Het tekort dat de rabo nu ervaart leidt tot het aanschrijven van de borgen om die tot betalen te manen. Naar aanleiding van die druk op De Jong c.s. reageert de bedrijfsadviseur met twee brieven aan de directie van de rabobank en één aan de directie van Rabo Nederland. Die treft u onderstaand aan en zij zijn al eerder gepubliceerd op de website www.bedrijfsadviseur.biz.. Brief 1. Rabobank Alblasserwaard Noord en Oost Bijzonder Beheer Bedrijven / de heer G. van Oostveen Postbus 1001 3380 AA Giessenburg Datum: 2 juni 2010
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: J. de Jong c.s., Bergambacht
Geachte heer Van Oostveen, Op persoonlijke titel, maar in onze hoedanigheid van bedrijfsadviseur, richten wij ons tot u met het volgende naar aanleiding van de incasso van twee borgstellingen ten gunste van uw bank. U weet dat wij betrokken zijn bij alle discussies die er tot nu toe gevoerd zijn rond het faillissement van Van Heusden Afbouw B.V. en als gevolg daarvan de incasso van de
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
155/387
borgstellingen op De Jong Beheer B.V. en de heer De Jong in privé. Alle partijen zijn in afwachting van het vonnis dat is gevraagd en waarvoor we sterke aanwijzingen hebben hoe dat vonnis luidt. Omdat het vonnis tot eind juni a.s. is uitgesteld hebben wij om een verkennend en oriënterend gesprek met u verzocht maar u heeft daar geen behoefte aan en vraagt een concreet voorstel van de kant van de borgen. Dit laatste is voor ons aanleiding onze visie op de gang van zaken tot nu toe in deze brief vast te leggen, vooruitlopend op overleg over een oplossing. Puntsgewijs treft u onze visie als ervaringsdeskundige aan. 1. Verpanding debiteuren aannemingsbedrijf in de bouwwereld. Uw bank en Van Heusden zij al heel lang bekenden van elkaar. Tegenover de kredietfaciliteit waren zekerheden bedongen en verkregen. De bank weet uit ervaring welke vorderingen in het algemeen niet voor verpanding in aanmerking komen zoals intercompany, gelijktijdig debiteur als crediteur van kredietnemer etc.. Uw krediet- en zekerheidsstukken vermelden dit (juridisch) ook en bij de controle en beoordeling op dekkingswaarde van de ingeleverde pandlijsten zijn dit actuele criteria (praktisch). Uiteraard is het bestaan van een verpandingsverbod namens opdrachtgever / klant van uw kredietnemer Van Heusden ook zo’n criterium en weigeringsgrond in de controle en beoordeling op dekkingswaarde van de ingeleverde pandlijsten. Althans, dat behoort zo te zijn. De bank wist of kon weten dat kredietnemer Van Heusden dit laatste risico loopt bij haar opdrachtgevers / klanten omdat u de aard en omvang van haar opdrachtgeverbestand door en door kent. De bank heeft nooit op- of aanmerkingen gemaakt tegenover Van Heusden dat haar pandlijsten niet juist, onvolledig of zelfs niet rechtsgeldig zijn door het niet voldoen aan de juridisch vereisten voor rechtsgeldige verpanding. Dit staat los van het faillissement maar zou de nadelige gevolgen van een faillissement hebben voorkomen of aanzienlijk hebben verkleind en verlicht. Kredietnemer en borgen mochten er dus op vertrouwen dat deze verpandingen perfect in orde zijn qua dekkingswaarde. Achteraf blijkt echter dat de bank deze onvolkomenheden in de pandakten tijdig had moeten en kunnen vaststellen en daaraan gevolgen had moeten en kunnen verbinden. Dat was niet alleen in haar eigenbelang maar ook in dat van Van Heusden en de borgen geweest. Doordat de bank heeft nagelaten dit tijdig vast te stellen en te melden aan Van Heusden en de borgen is dit vervolgens wel snel en eenvoudig door de curator van Van Heusden vastgesteld. Hierdoor lijdt de bank enorme schade en daarmee / daardoor ook de verstrekker van een borgstelling. Deze schade voor beide partijen had voorkomen kunnen worden als de zorgplicht van de bank in dezen continu, tijdig, strikt en juist was vervuld ten aanzien van de pandlijsten van Van Heusden en de borgen. Door de borgstellingen te claimen op basis van het hogere debetsaldo dat hierdoor ontstaat schaadt de bank de belangen van de borgen direct. En daar maken wij bezwaar tegen omdat dit niet nodig was geweest als de bank haar verantwoordelijkheid en inspanningsverplichting tijdig en juist had onderkend en erkend. De bank had zich aan haar eigen regels en voorschriften moeten houden om haar eigen schade en daarmee die van de borgen te beperken of te voorkomen. De hieruit voortvloeiende schade ‘door eigen toedoen’ voor de bank kan onzes inziens niet rechtsgeldig worden verhaald op de borgen. 2. De rechtsgeldigheid van de borgstelling van Beheer. Voordat een bank een borgstelling opneemt in haar zekerheden / voorwaarden tegenover kredietnemer dient zij de juridische haalbaarheid ervan te toetsten. Is de verstrekker van de borgstelling wel bevoegd om die rechtsgeldig te verlenen en zo ja, welke bijkomende voorwaarden spelen een rol. Naar onze mening staan de statuten van De Jong Beheer B.V.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
156/387
niet toe dat zij borg staat voor de kredietverlening aan Van Heusden. Dit omdat zulks niet expliciet in de doelomschrijving van haar stond en staat vermeld. De bank wist of kon dit weten ten tijde van het accepteren van de getekende borgakte op grond waarvan de bank nu een vordering indient. Ook hierbij valt vast te stellen dat de bank haar eigenbelang niet c.q. niet tijdig heeft onderkend, anders was dit niet gebeurd. De bank kan onzes inziens de borgstelling niet rechtsgeldig claimen bij Beheer. 3. Uitwinning zekerheden. De verhouding tussen de bank enerzijds en kredietnemer c.s. anderzijds was goed en open, ook toen duidelijk werd dat de ‘debiteuren’ een groeiend probleem gingen vormen voor het werkkapitaal. In goed overleg werd de tijd gegeven om een plan van aanpak te maken en de problemen het hoofd te bieden. In die goede verhouding kwam verandering toen de curator een machtsspel opzette. In uw brief van 18 oktober 2006 aan de curator doet u melding van uw vordering(en), zekerheden etc. en meldt u dat de bank zelf de zekerheden zal uitwinnen. Kort daarop komt er ook ca. € 100.000,- op de werkrekening van Van Heusden binnen uit hoofde van debiteurenbetalingen. Nadat de curator u ‘onder andere’ had gemeld dat hij een beroep zou doen op de ‘verpandingsverboden’ (zie punt 1.) draagt u de uitwinning over aan de curator. De gevolgen van het overdragen van de uitwinning van de debiteurenportefeuille van ca. € 450.000,- heeft de bank niet kunnen voorzien en overzien. Wel kunnen wij vaststellen dat de bank een ‘tegenstrijdig belang’ heeft tegenover de curator. En wij kunnen vaststellen dat de bank 100% voor het eigenbelang moet opkomen en als gevolg daarvan ook voor de belangen van de borgen. De bank heeft de borgen niet vooraf op de hoogte gesteld van het uitbesteden van de uitwinning van zekerheden aan de curator noch om toestemming daarvoor aan de borgen gevraagd. De bank heeft deze uitwinning ‘vrijwillig’ overgedragen aan de curator, zij was daartoe niet verplicht noch was de curator hiertoe gerechtigd. Maar de curator heeft de bank weten te overtuigen van het belang van deze overdracht van de uitwinning door de bank aan de curator. Achteraf kunnen de borgen raden wat er is gebeurd maar vooral waarom dat is gebeurd. De borgen stonden hierbij geheel buiten spel. De bank heeft het recht, het belang en de middelen om de uitwinning zelf te realiseren. Waarom zou de bank de al gestarte uitwinning overdragen aan een curator die, geïnspireerd door de omvang van de debiteurenportefeuille van ca. € 450.000,-, uitsluitend voor het belang van zijn boedelrekening, zijn kantoor en zijn declarabele uren gaat? Het bankbelang en dat van de curator is 100% tegenstrijdig aan elkaar en toch draagt de bank de uitwinning aan de curator over. Naar de motivatie die hieraan ten grondslag ligt kunnen we alleen maar ‘gissen’. Wat we wel zeker weten is dat de curator, inclusief de kostenvergoeding die hij in overleg met u mag declareren voor die uitwinning, hierdoor voorkomt dat het debetsaldo van de bank fors zal dalen. Dat laatste was en is in het belang van de bank maar ook in het belang van de borgen. Hieruit volgt dat de bank zichzelf enorm ‘tekort heeft gedaan’ om niet te spreken van zichzelf schade heeft toegebracht, door ermee in te stemmen dat de curator voor de vervolguitwinning van debiteuren zorgt. Dat kan in de tonnen lopen als later blijkt welke bedragen de curator uit de boedelrekening beschikbaar stelt aan de crediteuren. De bank heeft haar belang tegenover de curator niet, niet juist en niet volledig hard gemaakt is onze stellige indruk. Elk bewijs daarvoor ontbreekt althans.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
157/387
Maar het gevolg hiervan is weer dat de bank nu wel gedwongen is de borgen aan te spreken en dit voor een bedrag aan debetsaldo dat door de curator wordt achtergehouden c.q. niet wordt aangezuiverd. Maar bovenal is duidelijk dat ook de borgen tezamen niet kunnen worden aangesproken boven de in de borgakten genoemde bedragen zodat de rekening voor enkele tonnen bij de bank zelf terecht komt. Dit zij zo gesteld niet wetende welke uitkering de curator te zijner tijd zal verrichten. Wij menen dat de bank door de uitwinning uit handen te geven aan de curator niet alleen zichzelf maar ook de borgen zeer ernstig heeft benadeeld en financiële schade heeft toegebracht. Uit niets blijkt dat de bank serieus haar eigenbelang en dat van de borgen heeft verdedigd en de schade geminimaliseerd. Hierdoor pleegt de bank een onrechtmatige daad ten opzichte van de borgen en haar leden, die ook machteloos staan tegenover het gebeurde. 4. Tegenstrijdige belangen bank en borgen. Als de bank de ‘verpanding debiteuren’ vanaf de aanvang juridisch juist had laten plaatsvinden en de uitwinning niet aan de opdringerige curator had overgedragen, was het te incasseren debetsaldo waar nu over is geprocedeerd tonnen lager geweest en was de schade bij de bank, en daarmee bij de borgen, nihil gebleven. Wij als adviseur concluderen hieruit niet alleen dat door niet en onjuist handelen van de bank, de bank zichzelf heeft benadeeld en de concurrerende curator heeft bevoordeeld, maar ook dat de bank dat niet rechtsgeldig kan en mag verhalen op de borgen. De bank zelf had dit, met al haar expertise, moeten of kunnen voorzien en heeft niet overtuigend aangetoond dit met alle inzet en kracht te hebben beperkt of voorkomen. En daardoor benadeelt de bank de borgen als zij de incasso van de borgen ter hand neemt zoals is gebeurd. Uiteraard zult u juridisch proberen bovenstaande bankhouding en (het nalaten van) bankhandelingen te ontkennen en te weerleggen maar dat maakt geen enkele indruk op ons, zeker niet gelet op de houding en het gedrag van uw juristen (Mr. R.G. Degenaar c.s.) in de fasen tot heden. De bank heeft zich niet aan haar eigen regels en voorschriften gehouden en er bestaat geen wet die dat verbiedt. Maar de gedupeerde borgen doen wel een beroep op deze verwijtbare benadeling door de bank in dezen. Geen van de voornoemde constateringen komt in de (juridische) processtukken naar voren en wij achten het daarom onze taak (!) dit onder uw aandacht te brengen en u te vragen er passende maatregelen op te nemen. Niet in het minst om ‘herhaling’ ervan te voorkomen en in het belang van uw leden. Benadeling van uw leden. Verder stellen wij vast dat uw juridisch adviseurs het eigenbelang van de bank niet of niet juist en / of onvolledig hebben gediend. Immers, onze vaststellingen uit de punten 1 tot en met 4 moeten bij hen bekend worden verondersteld op grond van hun kennis en ervaring. Als zij u niet hebben gewaarschuwd voor de risico’s die uit deze punten voortvloeien, en u hebben geadviseerd de incasso van de borgakten toch ter hand te nemen zoals is gebeurd, dan hebben zij en u bewust het risico geaccepteerd dat de borgen u zouden wijzen op de ‘onregelmatigheden’ voornoemd met alle gevolgen van dien. Logisch gevolg zou dan wel zijn geweest dat dit ogenschijnlijke A-B-C-tje geen bijdrage had geleverd aan de bezettingsgraad van uw juridisch advieskantoor. Maar, nu draaien de leden van uw bank voor de geleden en noch te lijden verliezen op, zowel direct als indirect. Wij nemen aan dat zij deze casus nog niet kennen en de gevolgen ervan nog niet overzien. Mede met het oog op dit laatste sturen wij ook een kopie van deze brief aan de Commissie
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
158/387
Kortmann, die een herziening van de faillissementswet behandelt en voorbereidt. Deze opgesomde praktische ‘problemen’ zullen de commissie nooit bereiken omdat ze door alle (juridische) partijen uit eigenbelang worden verzwegen. U zult begrijpen dat wij deze vaststellingen graag met u willen bespreken alvorens met een concreet voorstel te kunnen en willen komen. Een beroep op het te verwachten vonnis is ook niet uit te sluiten gelet op de inhoud van deze brief. Tot nadere toelichting zijn wij steeds bereid. Hoogachtend, Waagmeesters Bedrijfs Advies J.G. Scholten
CC: Radboud Universiteit Nijmegen, Faculteit der Rechtsgeleerdheid, t.a.v. dhr. prof. mr. S.C.J.J. Kortmann, Postbus 9049, 6500 KK Nijmegen
Brief 2. Rabobank Alblasserwaard Noord en Oost Bijzonder Beheer Bedrijven / de heer G. van Oostveen Postbus 1001 3380 AA Giessenburg Datum: 10 juni 2010
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: J. de Jong c.s., Bergambacht / 2
Geachte heer Van Oostveen, Op persoonlijke titel, maar in onze hoedanigheid van bedrijfsadviseur, richten wij ons tot u met het volgende naar aanleiding van de brief van kantoor Degenaar Hoogendam Colombijn advocaten te Gorinchem, de datum 4 juni jl.. De uitgangspositie van WBA. Allereerst stellen wij vast dat wij geen (juridische) partij zijn in dezen noch belanghebbende, maar wel een adviesrol hebben en een eigen verantwoordelijkheid daarbij. Van hieruit gesignaleerde ‘onregelmatigheden’ die benadeling veroorzaken stellen wij aan de kaak om herhaling van die benadeling te voorkomen. Als wij dat nodig achten publiceren wij dat ter voorkoming van verdere benadeling. Maar dat schreven wij al eerder. Ook zijn wij geen jurist maar ervaringsdeskundige. Wij ondervinden geen hinder van tegengestelde belangen die morgen weer zijn verwisseld. En ten slotte zijn wij ook geen juridisch correct adviseur, wij adviseren praktisch datgene wat wij nodig, nuttig en wenselijk achten op een moment dat het ons goed uitkomt, al of niet het algemeen belang dienende (*). Ook kunnen en willen wij onze bevindingen niet als formele klacht behandeld zien. Dit omdat de aan de officiële klachtenbehandeling verbonden beperkende voorwaarden zijn verbonden. Het advocatenkantoor is opdrachtnemer van de bank, de bank is in dezen opdrachtgever.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
159/387
Daarmee is de bank mede verantwoordelijk en aansprakelijk voor het doen en laten van opdrachtnemer. (*) Wij hebben ingaande 1978 de ervaring opgedaan dat onze praktische aanpak en de juristenaanpak elkaar niet verdragen. Dit lichten wij generaliserend als volgt toe. - Wij hebben de casus in de praktijk actief gevolgd en daadwerkelijk meegemaakt. Vaak kennen wij alle details en feiten / omstandigheden uit persoonlijke ervaring. Oorzaak en gevolg zijn met elkaar verbonden zoals probleem en oplossing aan elkaar verwant zijn. Anders gezegd: denken en werken vanaf de werkvloer. - Juristen hebben een opdracht vanuit hun opdrachtgever, een vast omschreven specifiek doel. Zij werken altijd met en via papier, vanachter een bureau en in de wetenschap dat zij de ‘enige echte waarheid’ in pacht hebben. Zelfverzekerd als zij zijn laten zij in hun stukken weg wat hen niet goed van pas komt, zijn doelredeneringen een vast format, ontkennen en negeren zij wat de tegenpartij ook schrijft en zijn zij gecharmeerd van niet onderbouwde noch beargumenteerde suggesties, stellingen en aannames die het doel dienen, namelijk winnen. Indien nodig overleggen zij, heimelijk of niet, met de jurist van de tegenpartij. En natuurlijk niet te vergeten de bijpassende dreigementen en bedreigingen. Kortom: creatief opgezette papieren tijgers die allemaal dezelfde kant opgaan. Dit speelt allemaal in op de rechter die zelden meer heeft dan, juist ja, deze papieren. En de rechter kan en mag zich enkel en alleen op die papieren baseren. Zo zit het systeem in elkaar en zo zijn de spelregels ook opgebouwd. - De visie van de jurist is dus nooit een weergave van de praktijk van de casus, voorwaar een belangrijke vaststelling. Uw reactie op de inhoud van onze brief van 2 juni jl.. Als wij uw reactie kort mogen samenvatten luidt die als volgt: u neemt onze reactie voor kennisgeving aan omdat deze kwestie onder de rechter is, de door ons aangevoerde argumenten al door onze advocaat zijn aangevoerd en dat tijdens de comparitie duidelijk is geworden dat de rechter ondanks het verweer het gevorderde zal toewijzen. Eigenlijk staat er dat wij maar op het vonnis moeten wachten en dat het zo goed is. Dan kunt u vast aangeven waar in de dagvaarding en andere (proces)stukken staat dat: 1. De rabobank de acceptatie van de ingeleverde pandlijsten heeft afgewezen omdat zij niet aan de door de rabobank gestelde vereisten voldoen en (vorm)fouten bevatten die de dekkingswaarde voor de rabobank verlagen. 2. De borgstelling van de Beheer BV door de rabobank is geweigerd omdat van doeloverschrijding sprake is. 3. De rabobank niet is gezwicht voor de ultieme druk van de curator die de uitwinning zelf ter hand wil nemen. 4. De rabobank de door haar verwijtbare nalatigheid gemiste debiteurenbedragen niet verhaalt op de borgen. 5. De rabobank als rechtspersoon niet wordt benadeeld door het voornoemde gewraakte bankbeleid in dezen. Immers, borgstellingen zijn juist bedoeld om schade uit eigen stommiteiten te kunnen verhalen op derden. Uw antwoorden zien wij met belangstelling tegemoet. Deze vijf punten zijn namelijk allemaal genoemd in onze brief van 2 juni jl. en door uw antwoord van 4 juni jl. verhult u opnieuw de ‘blunderput’ van de rabobank door te doen alsof het vonnis ‘de waarheid en niets dan de waarheid’ weergeeft. U probeert juridisch de kwestie met een vonnis te laten ‘afsluiten’ zodat de rabobank ‘onbetwist’ haar vordering kan innen. Dus: u, en daarmee de rabobank, winnen! Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
160/387
Maar daarmee doet u, noch de rechter, geen recht aan de aantoonbare verwijtbare praktische blunders van de rabobank die er de enige echte oorzaak van zijn dat het debetsaldo niet is afgelost uit de dekkingswaarde c.q. de debiteurenontvangsten. De schade die de rabobank hierdoor zelf oploopt mag zij onzes inziens niet op de borgen verhalen. U begrijpt dat WBA hier een stokje voor steekt en deze praktijk aan een ieder zal uitleggen die dat wil horen en lezen. Dit los van het feit dat hoger beroep mogelijk is. In die wetenschap (!), dus het thans persoonlijk op de hoogte zijn via onze brieven van die ‘blunderput’, kan uw raadsman niet langer met fatsoen deze kwestie behartigen. Immers, dat staat zijn eed of belofte niet toe. Door de rechter de ‘blunderput’ te onthouden in zijn dagvaarding en (proces)stukken eerbiedigt hij niet de rechterlijke autoriteiten. En hij zou geen zaak aanraden of verdedigen die hij in gemoede niet gelove rechtvaardig te zijn. Uiteraard geldt dit ook voor het kantoor waarvoor hij werkt. Maar wij erkennen dat de Nederlandse Orde van Advocaten hen wel zou steunen, zij zijn en blijven immers een van hen. De directie van de rabobank zal eveneens haar eigen conclusies moeten trekken uit de vaststelling dat zij mede verantwoordelijk en aansprakelijk is voor de daden en werkwijze van haar raadsman. Daarnaast is zij verantwoordelijk en aansprakelijk voor de ‘blunderput’ en het in de naaste toekomst voorkomen van herhaling daarvan ten koste van bank en haar leden. Tevens zal zij een uitspraak moeten doen, in overleg met Rabo Nederland, om het vonnis niet te gebruiken.
Uw aansprakelijkstelling en sommatie. Eigenlijk staat er dat WBA stout is geweest door haar onjuiste feitelijke en juridische bevindingen aan derden te sturen. En dat mag niet weer gebeuren! Zou het zo kunnen zijn dat uw raadsman zich bewust is van zijn verwijtbaar nalaten door de voornoemde punten 1 tot en met 5 overal te verzwijgen en vervolgens te ontkennen en negeren? Het is natuurlijk niet leuk als een leek hem en u daarop kan aanspreken. En hij kan zijn fouten achteraf niet meer corrigeren. En als ze onjuist zijn was het eenvoudig geweest ze inhoudelijk te weerleggen. De curator heeft, met uw uitdrukkelijke instemming, gelijk gekregen met zijn beroep op het ‘verpandingsverbod’. U als pandhouder wist of kon weten dat dit risico bij acceptatie van de pandlijsten was uit te sluiten. De doeloverschrijding kan elke ingewijde onmiddellijk vaststellen. Het tegenstrijdig belang tussen bank en curator heeft u er niet van weerhouden de curator zijn zin te geven en hem hoge kostenvergoedingen toe te staan voor de incassi. Als de bank het ‘verpandingsverbod’ tijdig had vastgesteld was er geen aanspraak op de borgen nodig geweest. De vuile was moet binnen blijven en zo is het goed. Het lijkt er dus verdacht veel op dat de raadsman er zelf ook alle belang bij heeft dat geen van de vijf vaststellingen eveneens als ‘eigen fouten’ aangemerkt kunnen worden in de procedure. Maar daar is hij nu te laat mee, alles ligt zoals het ligt en is ‘onder de rechter’ zoals hij zelf aangeeft. Onze vaststellingen zijn hem een doorn in het oog maar vooral in de portemonnee en de reputatie. U begrijpt dat wij deze aansprakelijkstelling en sommatie van de hand wijzen en in het belang van voorkoming van herhaling van deze werkwijze deze casus op ons conveniërende wijze kunnen publiceren. U begrijpt dat u ons niet kunt verbieden uw stommiteitenreeks
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
161/387
bekend te maken. Uw raadsman gaat wel erg ver door oorzaak en gevolg met elkaar te verwisselen Wij verzoeken u binnen twee weken na dagtekening van deze brief ons schriftelijk te willen berichten dat de bank, op grond van haar moverende redenen, de incassi van de borgstellingen niet langer voortzet. Bij gebreke van dat tijdige bericht zijn wij vrij deze casus op ons conveniërende wijze te publiceren ter voorkoming van herhaling van benadeling. Te beginnen met Rabobank Nederland. Tot nadere toelichting zijn wij steeds bereid. Hoogachtend, Waagmeesters Bedrijfs Advies J.G. Scholten
CC: -
De directie van Rabobank Alblasserwaard Noord en Oost, t.a.v. de heer P. Hoogendoorn De Raad van Commissarissen Rabobank Alblasserwaard Noord en Oost, t.a.v. de heer P. van den Bosch Ledenraad Noord van Rabobank Alblasserwaard Noord en Oost, t.a.v. de heer H. den Besten
Brief 3. (nadat het vonnis bekend was geworden). Aangetekend met bericht van ontvangst De directie van Rabobank Nederland Afdeling Toezicht Binnenlands Bedrijf Gildenkwartier 199 3511 DH UTRECHT Datum: 9 juli 2010
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: D.H.C. Alblasserwaard
Geachte mevrouw, mijnheer, Op persoonlijke titel, maar in onze hoedanigheid van bedrijfsadviseur, richten wij ons tot u met het volgende. Bijgaand treft u een aantal brieven aan waarin wij een casus praktisch benaderen inclusief de juridische reacties namens de bank daarop. Hieruit blijkt dat de feiten en omstandigheden van de casus door de juristen volledig zijn ‘gepasseerd en genegeerd’ in de processtukken. Enkel het ‘bestaan van borgstellingen’ die geïncasseerd moeten worden staat centraal. Het praktische gevolg van deze werkwijze van de bank is dat haar verwijtbare nalatigheid terzake de afwezigheid van opbrengst uit gestelde verpandingen c.q. het oplopen daardoor van de debetsaldi wordt afgewenteld op de borgen en de leden van de bank. De inhoud van onze brieven vatten we als volgt samen. Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
162/387
Wij verwijten de bank ‘verwijtbare nalatigheid’ op onder meer het volgende: 1. De verpanding debiteuren blijkt achteraf onrechtmatig en de opbrengst is niet bij de bank ontvangen. 2. Bij de borgstellingen is sprake van doeloverschrijding c.q. ontbreekt de vereiste handtekening van de levenspartner waardoor de borgstellingen niet rechtmatig tot stand zijn gekomen. Beide partijen doen hierdoor een beroep op de vernietigbaarheid van deze akten. 3. De bank heeft de uitwinning van verpandingen onnodig aan de curator afgestaan en laat de uitwinningkosten als gevolg daarvan oplopen ten koste van het debetsaldo van kredietnemer. De borgen hebben hier geen toestemming voor gegeven. 4. De door eigen toedoen van de bank geleden schade in de vorm van ontbrekende opbrengsten uit zekerheden kan en mag vervolgens niet verhaald worden op de borgen c.q. de leden van de bank. 5. Dat de bank al haar toerekenbare tekortkomingen verhaalt op de borgen c.q. leden van de bank is een onrechtmatige daad. Bovendien verwijten wij de bank dat zij haar jurist, in de relatie van opdrachtgever en opdrachtnemer, willens en wetens heeft opgedragen aan de vijf voornoemde ‘onregelmatigheden’ voorbij te gaan in de dagvaarding terzake de incasso van de borgstellingen. De jurist wist of kon weten dat het niet aflossen (uit opbrengsten van zekerheden) van de schuldvordering en de onderhavige borgstellingakten de vordering in de uitgebrachte dagvaarding en processtukken niet rechtvaardigen. De juristen hebben hun ‘toneelstuk’ geschreven en opgevoerd en kunnen niet meer terug. De bank kan nog wel terug door te erkennen dat het praktisch geschutter van de locale bank het uitvoeren van het vonnis niet rechtvaardigt. Natuurlijk zullen de bank en haar jurist dit niet prettig vinden omdat het vonnis in zijn vorm suggereert dat zij ‘juridisch’ gelijk hebben. Dat is economisch gezien ook heel aantrekkelijk. Het vonnis neemt elke discussie weg en camoufleert daarmee primair het ‘verwijtbaar’ doen en nalaten van de bank. Maar de leden van de bank en de borgen betalen nu de geleden schade doordat de procedure is ingevuld zoals door de juristen gewenst werd, voorbijgaand aan de feitelijke gang van zaken daaraan voorafgaand. En dat is ontoelaatbaar. Tot slot de sommatie van de bank en haar jurist aan ons om deze casus niet te publiceren wegens ‘schade’, wat dat in dezen ook moge zijn. Deze sommatie houdt impliciet in dat wij de werkwijze van bank en juristen niet mogen openbaren omdat zij daardoor schade zouden kunnen lijden. Waarvan akte! Wij hebben geen enkel aandeel gehad in de werkwijze van bank en jurist, daar waren zij geheel vrij en zelfstandig in, ja zelfs autonoom. Achteraf hebben wij daar de kritiek op zoals hiervoor is verwoord. De kern van die kritiek is dat de juristen in de processtukken de ware toedracht en feiten hebben vervangen door ‘hun papieren waarheid’, dat wil zeggen, alleen datgene schrijven wat hen goed van pas komt en al het overige, dat hen niet goed van pas komt zoals de punten 1 t/m 5 voornoemd, weglaten. De bank en haar jurist zijn verantwoordelijk en aansprakelijk voor het doen en laten van de jurist. In dit geval voor het verschil tussen wat in de processtukken staat en al hetgeen dat niet of niet juist daarin is vermeld. En de rechter baseert zich dus op enkel datgene wat door de juristen ‘van waarde is verklaard’. De onder 1 tot en met 5 genoemde zaken staan nergens vermeld in de processtukken, hoewel de jurist van de bank ons graag anders doet geloven. En dat is ontoelaatbaar. Wij achten het van maatschappelijk belang, en specifiek van belang voor de leden van de
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
163/387
bank(en) en kredietnemers in vergelijkbare posities, dat zij zich alsnog bewust worden van de risico’s en gevaren die zij lopen als de bank(en) rechtmatig handelen door te handelen zoals bovenstaand is bekritiseerd. a. Als de bank juist heeft gehandeld moet dat onmiddellijk worden gepubliceerd. Het is niet denkbaar dat bankrelaties de onder 1 tot en met 5 genoemde bankhandelingen vooraf accepteren omdat dit rechtstreekse en onrechtmatige benadeling is van hen (en bevoordeling van de bank). Die bankrelaties begrijpen dat ook niet evenals de ‘juridische logica’ hen zal ontgaan. Ook niet als dit wel is toegestaan onder vigerende algemene voorwaarden etc.! b. Als de bank onjuist heeft gehandeld moet dat onmiddellijk worden gepubliceerd. De motivatie is gelijk aan die onder punt a. Het klantbelang en de zorgplicht vereisen dit rechtstreeks. Wij wijzen deze sommatie met bovengenoemde motivatie van de hand. Dit mede onder verwijzing naar het eigenbelang van de (leden van de) bank en haar jurist om dit publiceren van eigen doen en laten (transparantie vooraf dus) te verbieden. Het maatschappelijk klantbelang vraagt heden om de bekritiseerde werkwijze vooraf te mogen kennen en de gevolgen ervan te voorzien zodat een transparante afweging en bankkeuze kan volgen. Wij verzoeken u deze casus grondig (dat wil zeggen onafhankelijk, objectief en deskundig) te willen onderzoeken, met name op de door ons aangehaalde ‘verwijtbare nalatigheid’ genoemd onder de punten 1 tot en met 5. Uw bevindingen vernemen wij graag in een persoonlijk gesprek. Zolang de resultaten van uw onderzoek niet met ons zijn besproken zal het inmiddels verschenen vonnis niet tot acties leiden. Wij houden ons alle (publicatie)rechten voor. Tot nadere toelichting zijn wij steeds bereid. Hoogachtend, Waagmeesters Bedrijfs Advies J.G. Scholten
Bijlagen: 5 stuks Het resultaat: de reacties van de rabo en rabobank Nederland zijn onovertroffen: de zaak is ‘onder de rechter’ en ontkennen, negeren en verzwijgen. c. De comparitiezitting. Uit onze brieven aan de rabo en rabo Nederland blijkt dat het eerdere antwoord van advocaat Van Twist niet compleet, volledig en te vriendelijk aanvoelde. Uit eerdere ervaringen met het betwisten van een borgstellingsakte blijken heel andere criteria te zijn gebruikt om die met succes te kunnen vernietigen. Op de zitting vindt slechts herhaling van zetten plaats. Geen nieuws onder de zon. Aan het einde van de zitting geeft de rechter, een plaatsvervangend rechter wel te verstaan, duidelijk te kennen dat ze voorlopig van oordeel is dat de hele vordering van de rabo voor toewijzing vatbaar is. Een opvallende slotfase. Een plaatsvervangend rechter is een lokaal commercieel advocaat die als rechter optreedt! Wie en welke relaties en contacten er in het netwerk de dienst uitmaken is niet bekend. En Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
164/387
dat is een grijs gebied. Het is aan de plaatsvervangend rechter om zelf aan te geven of haar ‘netwerkrelaties’ het behandelen van een zaak blokkeren omdat sprake is van ‘belangenverstrengeling’ etc.. Een kwestie van vertrouwen! Het vonnis luidt dat alle verweer van advocaat Van Twist terzijde is geschoven en dat de rabo haar gehele vordering krijgt toegewezen. Een flinke afknapper en een aanslag op het vertrouwen in ‘de rechtspraak’.
d. Het hoger beroep gemotiveerd. Op 15 juli 2010 reageren wij in een memo aan advocaat Van Twist hoe wij er over denken en welke standpunten wij innemen. Schoonhoven, 15 juli 2010 Beste Bas, Naar aanleiding van het vonnis en de opdracht aan Beheer en Johan alles te betalen het volgende. In ons eerste gesprek met Johan werd jouw rol als advocaat van de rabo (Hoeksche Waard) geen blokkade genoemd in deze strijd tegen de rabo Alblasserwaard. Als wij nu terugkijken op het gevoerde verweer voor Beheer en Johan tegen rabo Alblasserwaard dan vallen de volgende zaken op. ii.
Inhoudelijk: wat is er feitelijk gebeurd met het debetsaldo en de zekerheidsstukken (dus voor de start incasso borgen). De procesmatige en juridische kanten van de incasso.
iii.
Sub 1. 1. De verpanding debiteuren blijkt achteraf onrechtmatig en de opbrengst is niet bij de bank ontvangen. 2. Bij de borgstellingen is sprake van doeloverschrijding c.q. ontbreekt de vereiste handtekening van de levenspartner waardoor de borgstellingen niet rechtmatig tot stand zijn gekomen. Beide partijen doen een beroep op de vernietigbaarheid van deze akten. 3. De bank heeft de uitwinning van verpandingen onnodig aan de curator afgestaan en laat de uitwinningkosten als gevolg daarvan oplopen ten koste van het debetsaldo van kredietnemer. De borgen hebben hier geen toestemming voor gegeven. 4. De door eigen toedoen van de bank geleden schade in de vorm van ontbrekende opbrengsten uit zekerheden kan en mag vervolgens niet verhaald worden op de borgen c.q. de leden van de bank. 5. Dat de bank al haar toerekenbare tekortkomingen verhaalt op de borgen c.q. leden van de bank is een onrechtmatige daad. Geen van deze punten heb jij in je verweer opgenomen, je concentreert je vooral op het verpandingsverbod. De onvolkomenheden aan de procedure rond acceptatie van de verpandingsstukken van Beheer, een beroep op de vernietigbaarheid van de borgakten etc. ontbreekt geheel.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
165/387
Als de bank fouten maakt in de verpandingsstukken en de rekening ervan presenteert aan de borgen (en de leden van de bank) zeg jij er niets over. Wat Beheer, Johan en mij nu verweten wordt is dat wij de verkeerde advocaat hebben ingeschakeld gelet op de inhoud van het (juridische) verweer. Uiteraard is dat niet acceptabel voor ons. Sub 2. Het lijkt erop dat jij het (de advocaat van) de rabo niet moeilijk hebt gemaakt. Dit gebaseerd op sub 1 en de manier waarop de advocaat van de rabo zijn werk heeft afgerond t/m het beantwoorden van onze laatste brief van 10 juni jl.. De inhoud van zijn brieven van 4 en 21 juni jl. geeft aan dat, in zijn benadering en denkwijze, hij het superieur heeft gedaan / is gegaan en dat hij ‘lak heeft aan de fouten van de rabo zelf’. Je kunt zeggen dat hij in de ontkenningsfase en de negeerfase zit maar voorlopig heeft hij ‘het vonnis’ mede als resultaat van jouw verweer, aan zijn kant gekregen. In de ‘van de werkelijkheid en feiten ontdane procedure’ is de wereld op zijn kop gezet door een vonnis dat is gebaseerd op de ‘soep’ die beide advocaten de rechter hebben voorgeschoteld. Jij bent als raadsman van Beheer en Johan niet in staat geweest dit laatste te voorkomen en dat is niet alleen opvallend maar ook enorm schadelijk. Het is nu mede aan WBA om dit, en de werkwijze van de advocaat van de rabo en de rabo zelf, te publiceren als waarschuwing dat het ‘ondenkbare’ niet ondenkbaar is bij advocaten! Zie onze brief van 9 juli aan Rabo Nederland. Wat natuurlijk ook opvalt is dat de rechter niet uit zichzelf ‘zelfreinigend optreedt’ en vaststelt wat wij onder punten 1 t/m 5 hebben vastgesteld. Dit betekent dat zij de advocaten ‘de soep laat voorbereiden’ zoals de advocaten dat willen, zonder de advocaten waar nodig terug te fluiten op ‘onregelmatigheden van hun kant’. En dit heeft ook vergaande consequenties voor het rechtsgevoel van de gewone burger want die mag vertrouwen op bescherming van deskundige, objectieve en onafhankelijke rechtspraak. Eens temeer blijkt hieruit de ‘onbegrensde macht van advocaten als die een ‘toneelstuk mogen schrijven en opvoeren’. Helemaal als dit tussen de advocaten onderling niet is afgeremd op de een of andere manier. En wat te denken van de sommatie aan WBA dit niet aan derden bekend te maken; zou dat iets met absoluut gebrek aan ‘preventief zelfreinigend vermogen’ en zelfoverschatting te maken hebben? Volstrekt ongestraft ‘los van de het hier en nu’? Conclusie mijnerzijds: wij moeten nu, verplicht, in hoger beroep en zullen geen gebruik meer maken daarbij van jouw expertise. Kun jij aangeven voor welke datum wij hoger beroep moeten instellen (i.v.m. de vakantie van Johan nu)? Wij behouden ons, mede namens Beheer en Johan, alle rechten voor. Waagmeesters Bedrijfs Advies J.G. Scholten
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
166/387
Waagmeesters Bedrijfs Advies, tel.: 0182-320510 / 06-20442693 fax: 0182-320509 Website: http://www.bedrijfsadviseur.nl, email:
[email protected]
Slotsom: wij hebben het gevoel bevestigd gekregen dat de verdediging van De Jong c.s. meer collegiaal dan strikt zakelijk is geweest. Is er dan toch sprake van een ‘dubbelrol’ tussen advocaat Degenaar van de rabo en advocaat Van twist van De Jong c.s.? Middels een gesprek met een andere advocaat hopen en verwachten wij een ‘second opinion’ te kunnen krijgen die uitsluitsel geeft over dit onbevredigende gevoel en de kansen op eerherstel. Er volgt een gesprek met advocaat Moeijes en na het bestuderen van de gedingstukken en een groot deel van onze correspondentie komen de contouren van een hoger beroep in zicht die als volgt zijn samen te vatten. 1. De zakelijke borgstelling is zonder de handtekening van de levenspartner vernietigbaar (en via een brief van de levenspartner aan de rabo ook vernietigd). 2. De zakelijke borgstelling is ook niet gegeven in het kader van de normale bedrijfsuitoefening (maar voor financiering van een structureel verlies). 3. De kredietverhoging van € 75.000,- vereiste een borgstelling van € 150.000,-. 4. De juiste informatie van de rabo over de risico’s van deze borgstelling ontbrak. 5. De rabo wist of kon weten dat een ‘verpandingsverbod’ van toepassing was vanaf 2003. 6. De statuten van J. de Jong Beheer B.V. staan het afgeven van een borgtocht niet toe (en die is via een brief van J. de Jong Beheer B.V. aan de rabo ook vernietigd). 7. De rabo haar zorgplicht en inspanningsverplichtingen tegenover de borgen heeft verzaakt. Dit komt logischer over. In een memorie van Grieven start het hoger beroep en opnieuw breekt een spannende tijd aan.
e. Kritiek op de comparitiezitting van het Gerechtshof. In de bijeenkomst van 15 december 2011 laat de rechter al snel merken te willen aansturen op een financiële regeling om het geschil zo op te lossen. Er komt geen gelegenheid dieper in te gaan op de nieuwe argumenten die zijn aangevoerd door De Jong c.s.. De rabo gaat gretig in op deze wending en trekt de discussie naar de waarde van het privé onderpand, de hypotheekinschrijving tot zekerheid van de privé borgtocht en denkt hardop na over een lager bedrag dan de borgtochten toestaan. Maar tot een deal komt het niet. Partijen kunnen de komende maanden verder overleg plegen om eruit te komen. Kort daarop wordt het De Jong c.s. te veel en geven zij zich gewonnen.
f. De beslechting van het geschil. In maart 2013 bereiken partijen een akkoord over een financiële regeling om de borgtochten ‘af te wikkelen’. Nadat die is getekend resteren er nog enkele kritiekpunten. 1. Waarom wil de rabo dat De Jong c.s. zich conformeert in de vaststellingsovereenkomst aan zwijgplicht voor hun adviseur?
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
167/387
2. De rabo houdt vast aan de BKR-notering, op uitdrukkelijk verzoek verdwijnt die later.
g. Conclusie. Diegenen die een borgstelling hebben afgegeven, of gaan afgeven, lopen ongelooflijk veel en grote risico’s later. De opdrachtgever (bijvoorbeeld de rabo) is verantwoordelijk en aansprakelijk voor wat zijn opdrachtnemer (bijvoorbeeld de advocaten Degenaar en Schuurbiers) doen en laten. De advocaten van de rabo hadden mogelijk een ‘dubbele agenda’ in relatie tot de advocaten van De Jong c.s.. Beide advocaten zijn dienstbaar aan de rabo-organisatie. Dat was bekend bij De Jong c.s. maar volgens advocaat Van Twist zou dat geen rol spelen in deze adviesfunctie. Zonder nader onderzoek zal het antwoord op die vraag altijd uitblijven. De druk van de curator op de rabo heeft geleid tot het vullen van de boedelrekening met ca. € 200.000,- uit debiteuren, welk bedrag de curator weg declareert voor zichzelf. Hier is de rabo zelf ook debet aan omdat de verpanding verwijtbaar niet goed was geregeld. De rabo hult zich in ‘stilzwijgen’ als de niet juiste verpanding haar onprofessionele taakuitoefening bewijst. Maar de rabo kon wel haar financiële tekort beperken met de opbrengst uit beide borgtochten. Die borgen betalen uiteindelijk de rekening van de rabo. De rabo treft een schikking omdat zij de ‘juridische realiteit’ (lees: onder andere de nieuw argumenten en het procesrisico in het hoger beroep) graag laat voor wat die zijn. Bij een schikking ontbreekt de rechterlijke toets! En ook de (hogere) leidinggevenden bij de rabo, die de niet juiste verpanding ontkennen, negeren en verzwijgen, blijven zo buiten beeld. Alle andere soortgelijke ‘slachtoffers’ als De Jong c.s. hebben dan geen idee hoe vaak dit fenomeen voorkomt en hoe eventuele oplossingen eruit zouden zien (externe werking). Natuurlijk houden de advocaten die de problematiek kennen en er oplossingen voor hebben, hun mond. Deze houding en dit gedrag van deze partijen, beter gezegd ‘verstoppertje spelen’, draagt bij en is onderdeel van ‘kosten- en risicobeheersing’ door de rabo enerzijds en handhaving van het verdienmodel van de advocaten anderzijds. En tot slot: de formele gang van zaken in de beide gerechtelijke procedures heeft niets te maken met wat er in de praktijk, de historische realiteit, is gebeurd. De papieren wereld en eigen regeltjes van de advocatuur en de rechtspraak, in combinatie met de ‘heimelijke onderlinge contacten’ tussen de advocaten, is onderdeel van het gebruikelijke verdienmodel en werpt vroeg of laat dankbare vruchten af voor de acteurs. In ons praktijkverslag ‘Juridisch advies nodig?’ staan alle grappen en grollen van de advocatuur vermeld die wij hebben meegemaakt in deze casus.
J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfsadvies
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
168/387
Bijlage: beschouwingen incassoprocedure Keurentjes bij Rabobank (23-03-2015)
Datum: 23 maart 2015
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: WBA / Keurentjes / beschouwingen
Inleiding. Deze beschouwingen betreffen de incassoprocedure van rabobank Flevoland tegen de heer en mevrouw Keurentjes (kantonrechter Lelystad, 3547643 LC EXPL 14-4950). 1. Coöperatieve rabobank Flevoland U.A. te Lelystad, eiser, vertegenwoordigd door haar gemachtigde. 2. Gemachtigde Groenewegen en Partners Gerechtsdeurwaarders te Hilversum. 3. De heer G.J.M. Keurentjes en mevrouw J.A.J.M. Friezen-Keurentjes te Swifterbant, gedaagde. Het betreft de stukken: 4. Stukken en correspondentie van voor de dagvaarding tussen eiser en gedaagde. 5. De dagvaarding van 27 oktober 2014 (door eiser, de rabo). 6. De conclusie van antwoord van 2 december 2014 (door gedaagde, Keurentjes c.s.). 7. De conclusie van dupliek van 28 februari 2015 (door gedaagde, Keurentjes c.s.). Dit stuk bevat de volgende onderdelen. a. De beide conclusies. b. De samenvatting en conclusie.
Het geschil. Dit gaat over het krijgen van een vonnis ten gunste van de rabo om Keurentjes c.s. te veroordelen tot betaling van € 25.000,- uit hoofde van een particuliere borg ad € 1.000.000,-. Dit voor de openstaande schulden van gefailleerde besloten vennootschappen aan de rabo. Daarna kan de bank dit bedrag onbetwist incasseren. Keurentjes c.s. betwist de betaling van de vordering. Wat beschouwen we? Wij gaan met name in op de gang van zaken rond de ‘gedingstukken’. De gedingstukken zijn ingebracht door de gemachtigde Groenewegen van de rabo maar die zijn niet volledig en compleet. Dat beschouwen doen wij vanuit ons dossier en vanuit de beschikbare stukken (met stellingen van de gemachtigde Groenewegen in haar dagvaarding en antwoorden etc.). Wij waren als bedrijfsadviseur alleen bij deze procedure betrokken, niet bij de faillissementen. Die stellingen van gemachtigde Groenewegen zijn beweringen die elk op zich staan maar onvolledige en onjuiste informatie kunnen bevatten en op ‘halve waarheden’ of fictie berusten. Van belang is vast te stellen wat er wanneer gebeurde. De gemachtigde Groenewegen probeert achteraf de positie van haar opdrachtgever, eiser de rabobank, zo te sterk mogelijk voor te stellen. Maar zij was er destijds, in 2006, niet bij! De gemachtigde Groenewegen van de bank doet dat door te stellen dat alle kritiek op de niet juiste en onvolledige dagvaarding, en alle vragen daarover, ‘onjuist’ zijn en niet relevant. Die ontkenningen en beweringen hoeven helemaal niet juist te zijn, integendeel. Maar die ontkenningen moeten afschrikken en voorkomen dat er nog langer discussie blijft bestaan over de rol van de rabobank destijds. En de aanhouder wint meestal, niet altijd. Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
169/387
Vervolgens ontstaat het risico dat de benadeelde partij, Keurentjes c.s., een advocaat raadpleegt. Dat is een risico want die te hulp gevraagde advocaat kan best een ‘relatie’ hebben met dezelfde rabo of met de gemachtigde Groenewegen van de rabo. Dan heeft de te hulp geschoten advocaat van Keurentjes c.s. een ‘dubbele pet op’ waarvan u niet op de hoogte bent noch op de hoogte komt, want u gaat ervan uit, en vertrouwt erop, dat zoiets in Nederland niet gebeurt. U vertrouwt erop dat zoiets niet voorkomt. Wel dus! Samen komen de advocaten er wel uit. Volgens de regels van de Nederlandse Orde van Advocaten kan en mag dit niet maar komt het verschijnsel dagelijks vele malen voor. De gemachtigde van Keurentjes c.s., De Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V., is geen advocaat en dus loopt Keurentjes c.s. genoemde risico’s niet. Het is vervolgens aan de rechter alle relevante ‘feiten’ te achterhalen die in de procedure beschikbaar moeten komen om tot een juiste beoordeling daarvan in relatie tot de wetgeving te komen. Dat advocaten elk voor zich, of samen in overleg, kunnen bepalen wat de rechter wel en niet tot zijn beschikking krijgt is dubieus.
a. De beide conclusies. Brief 1, de conclusie van antwoord. Rechtbank Midden-Nederland Kamer voor kantonzaken / zittingsplaats Lelystad T.a.v. de civiele griffie Postbus 2035 8203 AA LELYSTAD E-mail:
[email protected] Datum: 2 december 2014
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: zittingsdatum: 12 november 2014 Gedaagde: G.J.M. Keurentjes en J.A.J.M.
Friesen Eiser: Coöperatieve Rabobank Flevoland U.A. Zaaknummer: 3547643 LC EXPL 14-4950 Conclusie van antwoord op de dagvaarding van 27 oktober 2014 Edelachtbare, Namens de heer G.J.M. Keurentjes en mevrouw J.A.J.M. Friesen, en in onze hoedanigheid van bedrijfsadviseur, reageren wij als volgt. De kredietverstrekking. Het krediet groot ca. € 2.000.000,-, dat wil zeggen het totale krediet aan zakelijk en privé, is aangeboden in augustus 2005. In september 2005 tekenen gedaagden de akte van borgtocht. In november 2006 failleren de ondernemingen van gedaagden nadat eiser daaraan voorafgaand de kredieten heeft opgezegd. Zowel de grootte van de kredietverlening als de wijze waarop die is beëindigd, roepen
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
170/387
vragen op. Dan is het van belang dat, voor uw juiste beeldvorming, eiser alle relevante stukken overhandigt waaruit blijkt waarom zij de kredietverlening heeft opgezegd en hoe de uitwinning van zekerheden is verlopen. Bovendien is het raadselachtig waarom bij een krediet van ca. € 2 miljoen een borgstelling van € 1 miljoen is verlangd. Waren borgen zo vermogend dat dit een realistische voorwaarde van eiser was? Waarom was er sprake van ondertekening van de aanbieding door de adviseur bijzondere kredieten? Wij zien de relevante stukken en daarbij behorende toelichting graag tegemoet. Dan kan daarop alsnog door ons worden gereageerd indien nodig.
Overleg met de rabobank. Vanaf januari 2007 is er sprake van min of meer geregeld en open overleg tussen gedaagde en eiser over de restschuld. In februari 2011 vraagt eiser persoonlijke- en privégegevens op die op de privacy van gedaagden betrekking hebben. Deze worden gedeeltelijk beschikbaar gesteld in de brief van maart 2011. Eiser acht de verstrekte informatie onvoldoende en wil een compleet beeld van de inkomsten en uitgaven van gedaagden om te kunnen beoordelen of een betaalregeling mogelijk is. Omdat het bij de verstrekte informatie blijft, inclusief beslag op het loon, schakelt eiser een incassobureau in. Waarop baseert eiser zijn standpunt recht te hebben op alle informatie over vermogen en inkomen van gedaagden? Wij zien het antwoord met belangstelling tegemoet. In onze brief van 7 juni 2012 geven wij aan dat het incassobureau normaliter beschikt over alle informatie uit het dossier van eiser. Wij herhalen dat er in de vermogens- en inkomenspositie geen wijzigingen zijn opgetreden. Op onze vraag of € 150.000,- incassokosten (!) wel terecht zijn is het antwoord van ‘Groenewegen en Partners Gerechtsdeurwaarders’ ‘ja’. Dat is gebaseerd op ‘oude wetgeving’ en volgt uit ‘het systeem’. Dat hier terzake sprake is van ‘onredelijk bezwarende bepalingen’ in de voorwaarden van eiser c.q. gevolmachtigde komt niet ter sprake. De vraag is genegeerd en ontkennend beantwoord en de onzinnige kosten blijven gehandhaafd. Waarvan akte. Ook later melden wij dat het logisch is voor eiser om op basis van de beschikbaar gestelde gegevens beslissingen te nemen en conclusies te trekken over de haalbaarheid van een betaalregeling met gedaagde. Afkoopregeling rabo. In december 2012 richten wij ons tot eiser omdat gedaagde op eigen gelegenheid met kleine schuldeisers afkoopregelingen treft. Deze regelingen zijn voorgefinancierd door de familie van gedaagde. Dat afkopen bieden wij eiser dan ook aan en vragen om overleg. Uitgangspunt is daarbij dat niet de afloscapaciteit van gedaagden maar de medewerking van de familie bepalend is voor de inhoud van deze regeling. Op verzoek vullen wij een ‘familievoorstel’ in wat erop neerkomt dat tegen betaling door de familie van € 27.500,- finale kwijting voor het onbetaald gebleven deel volgt. De vordering is
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
171/387
dan € 1040.011,71 (!).Daarbij is namens de familie onderbouwd dat zij nu alle risico’s lopen van de voorfinanciering hiervan. Het voorstel wordt op 19 april 2013 afgewezen omdat door eiser niet is te achterhalen of het een maximaal haalbaar bedrag behelst. Hierbij komt de afloscapaciteit van gedaagden weer centraal te staan terwijl die niet relevant is in relatie tot het door ons gedane voorstel. Verhaalonderzoek. Op 19 augustus 2014 kondigt eiser een dagvaarding aan en een verhaalonderzoek. Mogelijk is de inkomens- en vermogenspositie verbeterd. Wij antwoorden op 8 september 2014 dat de situatie al jaren ongewijzigd is en dat een beter voorstel er niet in zit. Uit de dagvaarding blijkt dat het verhaalonderzoek € 1.219,75 heeft gekost. Dat onderzoek is gedaan in de wetenschap dat gedaagden die kosten niet kunnen voldoen en dat de rabo haar vordering hiermee verhoogt. Wij maken bezwaar tegen deze gang van zaken. Als gedaagden deze rekening betalen hebben zij ook recht op een afschrift van de rapportage. Ook is dit declareren gebaseerd op een onredelijk bezwarende bepaling hetgeen de rechter kan beamen. Hoogte van de vordering. Eiser komt tot de conclusie (in punt 19) dat er wettelijke rente vanaf 25 januari 2007 verschuldigd is over de hoofdsom van € 1 miljoen en aan incassokosten ad € 1.219,75. Eiser dient die bedragen concreet te vermelden inclusief onderbouwing daarvan middels een kopie van de berekening. Eiser bedoelt met incassokosten waarschijnlijk de verhaalkosten?
Geen verweer gevoerd. Dat stelt eiser in punt 20. Gedaagden hebben wel verweer gevoerd hetgeen blijkt uit de stukken die eiser alsnog overhandigt ‘op desgevraagd c.q. ons verzoek’ voornoemd. De kredietopzegging is namelijk weldegelijk bekritiseerd en ondeugdelijk onderbouwd.
Voorbehouden. Wij behouden ons in dezen het recht voor op onderdelen, onder andere terzake van later nog te ontvanger stukken, nadien te mogen reageren. Dat behelst ook betwisting van de rechtmatigheid van de onderhavige borgtocht, en eventueel een tegenvordering, indien de onrechtmatigheid van de claim op de borgtocht achteraf mocht worden vastgesteld in relatie tot onrechtmatige opzegging van de kredietfaciliteit.
Verzoek aan de rechter. Eiser te gelasten ‘alle’ gevraagde stukken c.q. toelichting aan gedaagde beschikbaar te stellen en de gestelde vragen te beantwoorden. Hoogachtend, Waagmeesters Bedrijfs Advies
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
172/387
J.G. Scholten
Brief 2, de conclusie van dupliek. Rechtbank Midden-Nederland Kamer voor kantonzaken / zittingsplaats Lelystad T.a.v. de civiele griffie Postbus 2035 8203 AA LELYSTAD E-mail:
[email protected] Datum: 28 februari 2015
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: zittingsdatum: 4 maart 2015 Gedaagde: G.J.M. Keurentjes en J.A.J.M.
Friesen Eiser: Coöperatieve Rabobank Flevoland U.A. Zaaknummer: 3547643 LC EXPL 14-4950 Conclusie van dupliek Edelachtbare, Namens de heer G.J.M. Keurentjes en mevrouw J.A.J.M. Friesen, en in onze hoedanigheid van bedrijfsadviseur, reageren wij als volgt. In deze conclusie van dupliek houden wij de volgorde c.q. nummering aan uit de conclusie van repliek. De standpunten van eiser. 12. Eiser weigert steeds ‘desgevraagd’ haar beweringen en verklaringen uit zowel de dagvaarding als de conclusie van repliek met bewijsstukken te onderbouwen. Daarbij verwijt zij gedaagden dat te doen! 13 en 14. De vraag luidde: waarom aangeboden en getekend door bijzonder beheer? Kennelijk was het kredietbeheer van deze kredietrelatie al reeds ondergebracht bij de risicovolle afdeling? Het antwoord op de laatste vraag is dus ja! Vanuit een risicovolle positie is dus het krediet verhoogd met ca. € 700.000,- en ca. een jaar later zijn de ondernemingen gefailleerd na kredietopzegging door de rabobank. Wat verstaat de rabobank in dezen onder ‘zorgplicht’? 15. Gedaagden betwisten dat uit de borgakten duidelijk blijkt dat zij wisten ‘waartoe zij zichzelf verbonden’ door het tekenen ervan. Waarop baseert eiser zich concreet? Dat de borgakten besproken zijn met gedaagden, waaronder wij verstaan het begrijpen door gedaagden van de risico’s die daaruit voortvloeien, moet eiser nog even onderbouwen.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
173/387
Wat verstaat de rabobank in dezen onder ‘zorgplicht’? 16. Gevraagd werd of de borgstelling van € 1.000.000,- realistisch was destijds. Eiser geeft geen antwoord op deze cruciale vraag. Het antwoord op de laatste vraag is dus ja! Vanuit een risicovolle positie is dus het krediet verhoogd met ca. € 700.000,- en ca. een jaar later zijn de ondernemingen gefailleerd na kredietopzegging door de rabobank. Wat verstaat de rabobank in dezen onder ‘zorgplicht’? 17. De vraag luidde of relevante stukken overlegd konden worden? Kan eiser die dan alsnog inbrengen ten behoeve van de informatieplicht tegenover de rechter en gedaagde? 18. In de opzeggingsbrief ontbreekt het echte motief van de rabobank. Mondeling werd bezwaar gemaakt tegen de grote hoeveelheden contant geld die gedaagde uit hoofde van zijn machinehandel met relaties in Oost-Europa ontving. Vanuit die contante stortingen werden de handelscrediteuren voldaan. Eerst verkopen, dan geld incasseren, dan storten en dan de inkoop betalen. 19. De vraag luidde of relevante stukken overlegd konden worden? Kan eiser die dan alsnog inbrengen ten behoeve van de informatieplicht tegenover de rechter en gedaagde? De verkoop van al het onroerend goed, de gehele voorraad landbouwmachines en – werktuigen alsmede de gehele partij inventarisstukken inclusief gereedschappen etc. is executoriaal verkocht. Ver onder de handelswaarde mede omdat de rabo c.q. de curator er snel vanaf wilden. Waarom krijgt de rechter deze stukken niet bij de dagvaarding te zien? Wil eiser zich beperken tot het juridische vraagstuk en haar ‘eigen doen en laten’ rond de historische feiten buiten beeld laten? Kan eiser die bewijsstukken dan alsnog inbrengen ten behoeve van de informatieplicht tegenover de rechter en gedaagde? 20. Op basis waarvan heeft gedaagde zijn rechten verwerkt? Dat maakt eiser niet duidelijk en ons verzoek luidt dan ook dit nader te onderbouwen. 21. Gedaagde wilde (en kan) geen betaalregeling treffen. Dat is de wens van eiser steeds geweest! En alle verstrekte informatie, inclusief die rond het beslag op het loon, was duidelijk en voldoende informatief. 22. De rabobank wees het voorstel tot finale kwijting, afkomstig van de familie, af. De familie kan en mag zich op het standpunt beroepen dat zij, en niemand anders, bepalen welk bedrag en onder welke voorwaarden dat bedrag geleend wordt aan gedaagden. De familie neemt het risico over van gedaagden en dat is heden ten dage geen kleinigheid. Dit standpunt was duidelijk vermeld in het voorstel. 23. Gedaagde wilde (en kan) geen betaalregeling treffen. Dat is de wens van eiser steeds geweest! En alle verstrekte informatie, inclusief die rond het beslag op het loon, was duidelijk en voldoende informatief. 24. Gedaagde bracht € 150.000,- incassokosten in rekening, geen € 15.000,-! Het toppunt
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
174/387
van een ‘onredelijk bezwarende bepaling’ maar is wel realiteit bij (het incassobureau van) de rabo. 25. Dat is door ons niet zo begrepen maar nu wel duidelijk. 26. De vraag luidde of relevante stukken terzake de rentepercentages en de renteberekening overlegd konden worden? Kan eiser die dan alsnog inbrengen ten behoeve van de informatieplicht tegenover de rechter en gedaagde? Gelet op de laatste ontwikkelingen rond de interbancaire rente, die is nagenoeg ‘nul’ procent, kan nauwelijks meer sprake zijn van ‘vermogensschade’ bij eiser. Ook de spaarrente en de rente op deposito’s bij de rabo zijn rond de ‘nul’ procent. Wij zijn nieuwsgierig welk rentepercentage de rabo in de door haar achtergehouden berekeningen hanteerde in de loop van de periode 2006 t/m 2015. Van nog groter belang is de vraag waarop de rabo de renteclaim baseert. Gebruikelijk is dat in uitzichtloze situaties als de onderhavige, de restantschuld rentevrij wordt gemaakt. 27. Eiser stelt hier, vrij vertaald, dat zij ‘steeds zorgvuldig heeft gehandeld’ OMDAT gedaagde niet heeft gesteld noch aannemelijk heeft gemaakt of bewezen heeft dat de rabo ‘onzorgvuldig handelde’. Mogen wij onder andere verwijzen naar de inhoud van bovenstaande antwoorden op de punten 13, 14, 15, 16, 19 en 26? En dat terwijl eiser haar beweringen, verklaringen en stellingen nog moet onderbouwen met stukken. Laat de rechter maar uitmaken of gedaagde een ‘onduidelijk en niet-juridisch inhoudelijk verweer’ heeft gevoerd. Het ontbreken van ‘desgevraagde stukken’ in de (dagvaarding en de) conclusie van repliek spreekt duidelijke taal en behoeft geen enkele verdere motivering. 28. De opzegging van het krediet dateert van 13 november 2006. Daarna heeft de curator alle relevante stukken bij gedaagden opgevraagd en die zijn (nog) niet retour gekomen. Gedaagden zijn ervaringsdeskundigen in handel en reparatie van landbouwmachines en – werktuigen, geen experts in dossiervorming en ‘kleine lettertjes’ in juridische teksten en akten, zoals die van de rabo en haar gemachtigde. 29. De vraag luidde of relevante stukken overlegd konden worden? Kan eiser die dan alsnog inbrengen ten behoeve van de informatieplicht tegenover de rechter en gedaagde?
Gedaagden wensen nog het volgende tot uitdrukking te brengen. De houding en het gedrag van de rabo en haar gemachtigde weerspiegelen een zekere ‘verwijtbaarheid’ richting gedaagden. Het lijkt er op dat zij gedaagden de schuld geven van ‘het verlies’ van € 1 miljoen. Strikt zakelijk bezien is dat begrijpelijk maar niet helemaal logisch. Gedaagden hebben namelijk geld geleend, € 2 miljoen, met de bedoeling er een bloeiende onderneming mee ‘op te bouwen en die in stand te houden’. Niet meer en niet minder. En de
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
175/387
rabo ondersteunde dat initiatief! Er was wederzijds vertrouwen in elkaar. Zou gedaagde meewerken aan zijn eigen ondergang in 2006? Heeft gedaagde er belang bij om, na een kredietopzegging, failliet te gaan? Onder normale omstandigheden was er geen bedrag van ca. € 2 miljoen verspeeld door executie van activa onder een slecht gesternte. Dat het wel zo gelopen is, is bijzonder spijtig maar niet de opzet noch de wens geweest van gedaagde. Gedaagde kampt nog elke dag met ‘de gebakken peren’ die zij persoonlijk en aan den lijve ondervinden. Het beslag op het salaris is ongewenst, ongewild en onwerkbaar maar wel ‘realiteit’. Onverplicht en onverschuldigd herhalen wij nog eenmaal het eerder gedane bod namens de familie. Zij betalen € 27.500,- tegen finale kwijting van al hetgeen na betaling van de afkoopsom verschuldigd is aan eiser, de afkoopsom te voldoen binnen een maand na datum van de vaststellingsovereenkomst die wij opstellen. Verzoek aan de rechter. Eiser alsnog te gelasten ‘alle’ gevraagde stukken c.q. toelichting aan gedaagde beschikbaar te stellen en de gestelde vragen te beantwoorden. Hoogachtend, Waagmeesters Bedrijfs Advies J.G. Scholten Bijlage: - een persoonlijke visie van de auteur van deze conclusie op de gang van zaken rond deze procedure Een persoonlijke visie van de auteur van deze conclusie op de gang van zaken rond deze procedure.
In hoofdlijnen de uitwerking van rechtdoen en recht spreken in samenwerking met advocaten. 1. De wetten en regels rond rechtspraak en advocatuur zijn gemaakt tussen het Ministerie van Veiligheid en Justitie / het OM enerzijds en de Nederlandse Orde van Advocaten anderzijds. 2. Een partij hoeft geen medewerking (lees: informatie) te verlenen aan zijn veroordeling. 3. De rechter in het civiel recht / ondernemingen is passief en doet geen onderzoek naar informatie. 4. Een juridisch geschil kun je oplossen buitengerechtelijk en gerechtelijk (lees: procederen). 5. Buitengerechtelijk vertrouwen de opdrachtgevers op de onafhankelijke, objectieve en zakelijke adviezen en werkzaamheden van de advocaat / raadsman die zij betalen. 6. In een procedure brengt de advocaat van de eisende partij geen ‘bewijsmateriaal’ in dat tegen zijn standpunten pleit, idem werkt de advocaat van de gedaagde partij. 7. Als de rechter geen onderzoek mag plegen betekent het voorgaande dat een vonnis ‘per definitie’ gebaseerd kan zijn op onvolledige, onjuiste en onvoldoende historische realiteit van de casus.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
176/387
8. Als de advocaat van de eisende partij ‘bewust’ informatie achterhoudt dan is het de taak van de gedaagde partij die informatie in te brengen, idem geldt het omgekeerde voor de gedaagde partij. 9. Maar als de advocaten ‘onderling geheime afspraken’ hebben gemaakt over deze taakvervulling, dan kan het zijn dat de rechter onvolledig, onjuist en onvoldoende zicht heeft op de historische realiteit van het geschil waardoor zijn vonnis niet juist hoeft te luiden. 10. Het vonnis neemt dan wel een loopje met de werkelijkheid, het heeft wel externe rechtskracht voor beide partijen. 11. De spelregels en de belangen van de desbetreffende advocaten bepalen dus de uitkomst van civiel procederen, niet de rechter op basis van de historische realiteit of de feiten die zich voordeden. 12. In de advocatuur is concurrentie nauwelijks aanwezig, des te meer gelden ‘geheime’ afspraken en samenwerking. 13. Een buitenstaander die dit ‘spel’ doorziet vraagt zich af hoe dit mogelijk is gemaakt door de wetgevende macht en in stand wordt gehouden door de toezichthouders. 14. Ontkennen, verzwijgen en negeren van deze gang van zaken door alle deelnemers in deze sector is de garantie op continuïteit van dit georganiseerde systeem en georganiseerde verdienmodel. 15. De advocaat in kwestie heeft wel een wettelijk monopolie achter zich staan en bedient zich van beschermingsregels als geheimhoudingsplicht en verschoningsrecht. 16. En wie betaalt de rekening? 17. Is recht doen en recht spreken een toneelstuk met de advocaat als ‘geheim’ acteur en regisseur? Dit is niet alleen ongemakkelijk maar ook maatschappelijk onaanvaardbaar. Je moet het als mens maar kunnen en durven. En als wetenschapper, beëdigd, maatschappelijk vertrouwenspersoon, voortschrijdend in een gerespecteerd uniform en tegen een tarief van Hfl. 500,- all in per uur.
J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfsadvies
b. De samenvatting en conclusie. i. In augustus 2005 verhoogt de rabobank afdeling ‘bijzonder beheer’ het krediet met € 700.000,-. ii. Op basis waarvan verhoogde bijzonder beheer dit krediet met € 700.000,-? iii. Waarom vraagt de rabobank daarbij een persoonlijke borgstelling van € 1 miljoen, waar de ondernemer niet sterk genoeg voor is? Zijn de risico’s van deze borg wel besproken? iv. In november 2006 failleren de krediet nemende besloten vennootschappen nadat de rabobank het krediet heeft opgezegd. Dat is ruim een jaar na de kredietverhoging! Waarom een opzegging? v. Waarom brengen de zekerheden (zakelijk en privé onroerend goed en bedrijfsinventaris) zo weinig op? vi. Bij de incasso van de borg eist de gemachtigde Groenewegen van de rabobank incassokosten ter grootte van € 150.000,-. Is dit (g)een ‘onredelijk bezwarende bepaling’ van de rabobank? vii. De gemachtigde Groenewegen van de rabobank laat alle feiten en omstandigheden die tezamen geleid hebben tot de incasso van de borg (lees: het verlies voor de rabobank van ca. € 1 miljoen) altijd en overal bewust buiten
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
177/387
viii.
ix. x. xi.
beschouwing. Waarom doet zij dat? Om de rol van de rabobank in deze affaire te ontkennen, te verzwijgen en te negeren? De rechter behoort toch te beschikken over deze cruciale informatie om tot een juist oordeel te kunnen komen? In haar conclusie van repliek stelt de gemachtigde Groenewegen van de rabobank dat de gemachtigde van Keurentjes c.s. geen ‘bewijsstukken of onderbouwing’ geeft in haar conclusie van antwoord. Maar de ‘bewijsstukken of onderbouwing’ die zijn gevraagd van de gemachtigde Groenewegen ontbreken geheel (zie ook punt vii). Die hadden toch bij de dagvaarding gevoegd moeten en kunnen zijn? Wat verstaat de rabobank onder haar ‘zorgplicht’ in dezen? Wat verstaat de gemachtigde Groenewegen van de rabobank onder haar ‘zorgplicht’ in dezen? Zowel de gemachtigde Groenewegen van de rabobank (opdrachtnemer) als de rabobank (opdrachtgever) manipuleren bewust de rechter door zo veel mogelijk relevante informatie, danwel de historische realiteit, niet aan de rechter beschikbaar te stellen bij de dagvaarding met als gevolg dat de rechter geen juist en geen volledig beeld heeft of krijgt van de ontstaansgeschiedenis die aanleiding gaf tot de incasso van de borg. Dat heeft tot gevolg dat de rechter geen juist oordeel kan vellen in het vonnis.
Tot slot. Diegenen die een borgstelling hebben afgegeven, of gaan afgeven, lopen ongelooflijk veel en grote risico’s later. De opdrachtgever (bijvoorbeeld de rabo) is verantwoordelijk en aansprakelijk voor wat zijn opdrachtnemer (bijvoorbeeld gemachtigde Groenewegen) doen en laten. En de formele gang van zaken in de gerechtelijke procedure heeft niets te maken met wat er in de praktijk, de historische realiteit, is gebeurd. De papieren wereld en eigen regeltjes van de advocatuur en de rechtspraak, in combinatie met de ‘heimelijke onderlinge contacten’ tussen de advocaten, is onderdeel van het gebruikelijke verdienmodel en werpt vroeg of laat dankbare vruchten af voor deze acteurs. In ons praktijkverslag ‘Juridisch advies nodig?’, te vinden op www.bedrijfsadviseur.biz onder ‘stekeligheden’ staan alle grappen en grollen van de advocatuur vermeld die wij hebben meegemaakt in deze en andere casussen. J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfsadvies
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
178/387
Bijlage: beschouwingen ALP Explease vs De Jong Beheer (24-03-2015)
Datum: 24 maart 2015 beschouwingen
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: WBA / ALP Explease /
Inleiding. Deze beschouwingen betreffen de incassoprocedure van Explease B.V. (voorheen ALP Auto Lease Partners B.V.) tegen De Jong Beheer B.V. en de heer J. de Jong. 1. Explease B.V. (voorheen ALP Auto Lease Partners B.V.), eiser, gevestigd te 1861 CM Bergen (NH), Eeuwigelaan 26, vertegenwoordigd door haar gemachtigden. 2. Gemachtigde mr. J.Th. van Oostrum, namens Rensen advocaten gevestigd te 1815 GL Alkmaar, Nassaulaan 30, tot september 2014. 3. Gemachtigde mr. J.H. Pelle, namens STV Mahieu advocaten gevestigd te 2508 CK ’s-Gravenhage, Alexanderveld 93, ingaande september 2014. 4. De Jong Beheer B.V. en de heer J. de Jong, gedaagde. Het betreft de stukken: 5. Stukken en correspondentie uit 2010 en 2014 tussen gemachtigden en gedaagde. 6. De conceptdagvaarding van 20 maart 2015 (door gemachtigde eiser). Dit stuk bevat de volgende onderdelen. a. De drie brieven van gedaagde aan de directie van Explease. b. De samenvatting en conclusie.
Het geschil. Dit gaat over het krijgen van een betaling van ca. € 240.000,- uit hoofde van een particuliere borg c.q. aansprakelijkstelling. Dit voor vermeende schulden uit hoofde van een aantal leaseovereenkomsten van de gefailleerde Van Heusden Afbouw B.V. aan Explease B.V.. Wat beschouwen we? Wij gaan met name in op de gang van zaken rond de ‘correspondentie’. De correspondentie inclusief gevraagde (bewijs)stukken is ingebracht door de beide advocaten Van Oostrum en Pelle maar die is verre van volledig en compleet. Dat beschouwen doen wij vanuit ons dossier en vanuit de beschikbare stukken (met beweringen, verklaringen en stellingen van de beide advocaten Van Oostrum en Pelle in hun brieven en antwoorden etc.). Wij waren als bedrijfsadviseur alleen bij deze correspondentie betrokken, niet bij het faillissement. Die beweringen, verklaringen en stellingen van beide advocaten Van Oostrum en Pelle zijn beweringen die elk op zich staan maar onvolledige en onjuiste informatie kunnen bevatten en op ‘halve waarheden’ of fictie kunnen berusten. Van belang is vast te stellen wat er wanneer gebeurde. De beide advocaten Van Oostrum en Pelle proberen achteraf de positie van hun opdrachtgever, eiser Explease, zo te sterk mogelijk voor te stellen. Maar zij waren er destijds, in 2006, niet bij! De beide advocaten Van Oostrum en Pelle van Explease doen dat door te stellen dat alle kritiek op de niet juiste en onvolledige correspondentie en (bewijs)stukken, en alle vragen daarover, ‘onjuist’ zijn en niet relevant. Die ontkenningen en beweringen hoeven helemaal niet juist te zijn, integendeel. Maar die ontkenningen moeten afschrikken en voorkomen dat Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
179/387
er nog langer discussie blijft bestaan over de rol van Explease destijds. En de aanhouder wint meestal, niet altijd. Vervolgens ontstaat het risico dat de benadeelde partij, De Jong c.s., een advocaat raadpleegt. Dat is een risico want die te hulp gevraagde advocaat kan best een ‘relatie’ hebben met dezelfde Explease of met de beide advocaten Van Oostrum en Pelle van Explease. Dan heeft de te hulp geschoten advocaat van De Jong c.s. een ‘dubbele pet op’ waarvan u niet op de hoogte bent noch op de hoogte komt, want u gaat ervan uit, en vertrouwt erop, dat zoiets in Nederland niet gebeurt. U vertrouwt erop dat zoiets niet voorkomt. Wel dus! Samen komen de advocaten er wel uit. Volgens de regels van de Nederlandse Orde van Advocaten kan en mag dit niet maar komt het verschijnsel dagelijks vele malen voor. De gemachtigde van De Jong c.s., De Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V., is geen advocaat en dus loopt De Jong c.s. genoemde risico’s niet. Het is vervolgens aan de eventuele rechter alle relevante ‘feiten’ te achterhalen die in de procedure beschikbaar moeten komen om tot een juiste beoordeling daarvan in relatie tot de wetgeving te komen. Dat de advocaten elk voor zich, of samen in overleg, kunnen bepalen wat de rechter wel en niet tot zijn beschikking krijgt is dubieus.
c. De brieven. Brief 1 (vragen en verzoek om bewijsstukken te overhandigen). ALP Auto Lease Partners B.V. T.a.v. de directie / de heer J. van Marwijk Postbus 123 1520 AC Zaanstad Fax: (075) 64 03 591 Datum: 7 april 2010
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: ALP / Van Heusden Afbouw BV en aansprakelijkstelling derden
Geachte heer Van Marwijk, Namens de directie van De Jong Beheer B.V. en de heer J. de Jong, en in onze hoedanigheid van bedrijfsadviseur, delen wij u het volgende mede naar aanleiding van de aansprakelijkstelling voornoemd. Door mr. J.Th. van Oostrum, namens Rensen advocaten gevestigd te 1815 GL Alkmaar, Nassaulaan 30, zijn zowel de onderneming als de ondernemer voornoemd aansprakelijk gesteld per brief van 24 maart jl.. Dit omdat aan de opschortende voorwaarden uit de hoofdelijke borgstelling niet is voldaan. Wij richten ons tot u en niet tot uw incassobureau omdat u als opdrachtgever van uw incassobureau volledig medeverantwoordelijk en medeaansprakelijk bent voor wat uw incassobureau doet of nalaat. Over uw aansprakelijkstelling hebben wij de volgende vragen aan u. 1. De vordering die ALP meent te hebben dient eerst bij de curator van failliet Van
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
180/387
Heusden Afbouw B.V. te worden ingediend. Mogen wij die specificatie ontvangen? Is die voorlopig erkend? 2. Als de leaseovereenkomst van toepassing is zien wij graag een deugdelijke ingebrekestelling van u tegemoet van destijds, want die ontbreekt na het inleveren van de twee auto’s op 6 oktober 2006. 3. De onmiddellijk opeisbare schadevergoeding bedraagt het aantal nog verschuldigde termijnen per auto maal het termijnbedrag. Kunt u ook aangeven wat uw werkelijk geleden schade is? 4. Wat is er met de ingeleverde auto’s gebeurd? Zijn deze opnieuw in een leasecontract ondergebracht of verkocht? Kunt u die opbrengsten specificeren? Dit vormt geen onderdeel van uw schadebedrag nemen wij aan. 5. Graag beschikken wij over een kopie van de desbetreffende voortijdig beëindigde leaseovereenkomsten en bijbehorende (voorlopige) innamerapporten. 6. Wij maken bezwaar tegen deze aansprakelijkstellingen van 24 maart 2010 omdat die onmiddellijk na het inleveren van de auto’s had moeten worden gestuurd. Door die nu pas te sturen wekt u tot heden de stellige indruk dat u geheel akkoord bent gegaan met de situatie die was ontstaan. Hoe verklaart u het verloop van drieënhalfjaar zonder enige reactie op de (voorlopige) innamerapporten en het uitblijven van enige aanmaning, ingebrekestelling, sommatie of correspondentie uwerzijds tot aan uw aansprakelijkstelling? Hierdoor benadeelt u contractpartijen onevenredig zwaar en onterecht. Wij maker derhalve ook bezwaar tegen uw achterstandsrente en incassokosten. 7. Wij bestrijden dat u een opeisbare schade(vordering) heeft zonder een deugdelijke ingebrekestelling in oktober 2006 te hebben gestuurd en zonder volledig gespecificeerde schadeberekening uit voornoemde punten. 8. U kent de statuten van De Jong Beheer B.V.. Is uw borgstelling en medeaansprakelijkstelling wel mogelijk? 9. U kent de wetgeving rond borgstelling en medeaansprakelijkstelling af te geven door de heer J. de Jong. Is de getekende overeenkomst wel rechtsgeldig? 10. U laat vaststellen dat niet aan de opschortende voorwaarden uit de hoofdelijke borgstelling is voldaan. Wat bedoelt u daarmee? Dat na ontvangst van de jaarrekening 2004 van Van Heusden Afbouw B.V. en uw conveniërende standpunt daarop de borgstelling en medeschuldenaarstelling is vervallen? 11. Op 16 februari 2006 stuurt Van Heusden Afbouw B.V. u haar jaarrekening 2004. Een kopie van de begeleidende brief treft u bijgaand aan. Daarna heeft zij niets meer van u vernomen en mag zij aannemen dat u akkoord bent met deze jaarrekening. Anders had u direct gereageerd en uw niet conveniërende standpunt schriftelijk bevestigd. Ook dit hebt u verzuimd, net als de tijdige ingebrekestelling en schadeberekening. U begrijpt dat onze reactie op de aansprakelijkstelling verder gaat dan verbazing en wrevel, zeker gezien de omissies en fouten in uw onderbouwing ervan. Daarom behouden wij ons alle rechten voor en delen wij u mede dat wij deze casus op ons conveniërende wijze zullen publiceren met het doel uw relaties over uw werkwijze te informeren en zodoende nieuwe schade en herhaling ervan te voorkomen. Voor zover nodig stellen wij u en uw incassobureau verantwoordelijk en aansprakelijk voor de door onze opdrachtgevers geleden en nog te lijden schade. Tot nadere toelichting zijn wij steeds bereid. Hoogachtend, Waagmeesters Bedrijfs Advies J.G. Scholten
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
181/387
Bijlage: brief aanbieding jaarrekening 2004 de datum 16 februari 2006 Brief 2, reactie op de ontvangen antwoorden. ALP Auto Lease Partners B.V. T.a.v. de directie / de heer J. van Marwijk Postbus 123 1520 AC Zaanstad Fax: (075) 64 03 591 Datum: 1 juli 2010
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: ALP / Van Heusden Afbouw BV en aansprakelijkstelling derden
Geachte heer Van Marwijk, Namens de directie van De Jong Beheer B.V. en de heer J. de Jong, en in onze hoedanigheid van bedrijfsadviseur, delen wij u het volgende mede naar aanleiding van uw antwoordbrief van 25 mei jl.. Door mr. J.Th. van Oostrum, namens Rensen advocaten gevestigd te 1815 GL Alkmaar, Nassaulaan 30, zijn zowel de onderneming als de ondernemer voornoemd aansprakelijk gesteld per brief van 24 maart jl.. Dit omdat aan de opschortende voorwaarden uit de hoofdelijke borgstelling niet is voldaan. Wij richten ons tot u en niet tot uw incassobureau omdat u als opdrachtgever van uw incassobureau volledig medeverantwoordelijk en medeaansprakelijk bent voor wat uw incassobureau doet of nalaat. Over uw aansprakelijkstelling hebben wij de volgende vragen aan u gesteld in onze brief van 7 april jl.. De beantwoording daarvan in de brief van 25 mei jl. roept nog meer vragen op en bevestigt onze eerder geuite visie van ‘verbazing en wrevel’. Dit motiveren wij onderstaand. We werken de antwoorden af in de volgorde van de vragen. 1. De vordering die ALP meent te hebben dient eerst bij de curator van failliet Van Heusden Afbouw B.V. te worden ingediend. Mogen wij die specificatie ontvangen? Is die voorlopig erkend? Dat de curator de vordering voorlopig erkent zegt weinig. Temeer omdat u de opbrengstenkant geheel hebt verstopt en de kostenkant tot in detail specificeert. 2. Als de leaseovereenkomst van toepassing is zien wij graag een deugdelijke ingebrekestelling van u tegemoet van destijds, want die ontbreekt na het inleveren van de twee auto’s op 6 oktober 2006. U dient zich aan uw eigen leaseovereenkomst te houden en de voorwaarden die daarin opgenomen zijn. U kunt die niet eenzijdig uitleggen naar een tegenpartij. U dient met name artikel 15 zo toe te passen dat u binnen enkele dagen de tegenpartij duidelijk maakt door middel van een deugdelijke ingebrekestelling wat de gevolgen zijn, inclusief de financiële, van beëindiging. Wij stellen vast dat u zich niet houdt aan uw eigen voorwaarden en dat de deugdelijke ingebrekestelling ontbreekt tot op de dag van vandaag. Dat heeft vergaande gevolgen nemen wij aan. 3. De onmiddellijk opeisbare schadevergoeding bedraagt het aantal nog verschuldigde termijnen per auto maal het termijnbedrag. Kunt u ook aangeven wat uw werkelijk Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
182/387
geleden schade is? Aan een verwijzing naar artikel 15 hebben wij niets. Uit uw overzicht openstaande facturen blijkt een samenvatting van debet- en creditnota’s. Meer niet. Kunt u per factuur zoals daarin genoemd een specificatie geven van de totstandkoming van het bedrag, een kopie dus waaruit blijkt hoe het eindbedrag is opgebouwd? Daarbij is essentieel wat er is gebeurd met de opbrengstenkant. U kunt niet volstaan met het invullen van een handelswaarde zonder de daarbij relevante gegevens. Wat opvalt is dat er geen enkel contract is beëindigd met een surplus voor de tegenpartij. Dat is een indicatie dat geen enkele leasemaatschappij winst maakt? Uit onze administratie blijkt dat factuur 63324 is voldaan. Staan hier de creditnota’s tegenover? 4. Wat is er met de ingeleverde auto’s gebeurd? Zijn deze opnieuw in een leasecontract ondergebracht of verkocht? Kunt u die opbrengsten specificeren? Dit vormt geen onderdeel van uw schadebedrag nemen wij aan. Aan uw verwijzing hebben wij geen houvast. De schade die u lijdt is per definitie het negatieve verschil tussen de opbrengsten en de kosten. a. In uw kosten hebt u alle toekomstige rente en eigen kosten meegenomen (de volle termijn maal het aantal termijnen) over de niet vervallen termijnen. Maar die kosten heeft u niet gemaakt en kunt u dus niet in rekening brengen, hoogstens een fee voor incidentele administratie per auto. b. Wij verzoeken u een opgave te doen per auto van de opbrengsten nadat die auto bij u is ingeleverd. Het maakt niet uit of u die auto vervreemd heeft of opnieuw in een leaseconstructie heeft ondergebracht. Wij conformeren ons niet aan uw vaststelling van de handelswaarde, u heeft er alle belang bij die op een u conveniërende manier vast te stellen. U presenteert de rekening aan uw contractpartij dus u kunt die ‘waarde’ onafhankelijk, objectief en deskundig onderbouwen of niet. Als vervreemding heeft plaatsgevonden dan graag alle relevante gegevens over koper en uw relatie daarmee, de kopie factuur en invulling van de ‘handelsrelatie’ die u met de kopende partij heeft (frequentie van zakendoen, volume, totstandkoming prijs op basis van auto-specifieke gegevens, datum transactie en overige voorwaarden). Welke interne kosten rekent u bij dit soort transacties? c. Gebruikelijk tegenover de rechter is een schadeberekening op te maken bij staat. Wilt u zich op de u bekende en gebruikelijke manier hierop baseren zodat transparantie ontstaat? Zonder deze staat is verdere discussie over uw vermeende hoofdsom onmogelijk. 5. Graag beschikken wij over een kopie van de desbetreffende voortijdig beëindigde leaseovereenkomsten en bijbehorende (voorlopige) innamerapporten. Die hebben wij gezien. 6. Wij maken bezwaar tegen deze aansprakelijkstellingen van 24 maart 2010 omdat die onmiddellijk na het inleveren van de auto’s had moeten worden gestuurd. Door die nu pas te sturen wekt u tot heden de stellige indruk dat u geheel akkoord bent gegaan met de situatie die was ontstaan. Hoe verklaart u het verloop van drieënhalfjaar zonder enige reactie op de (voorlopige) innamerapporten en het uitblijven van enige aanmaning, ingebrekestelling, sommatie of correspondentie uwerzijds tot aan uw aansprakelijkstelling? Hierdoor benadeelt u contractpartijen onevenredig zwaar en onterecht. Wij maken derhalve ook bezwaar tegen uw achterstandsrente en incassokosten. Uw antwoord is geen antwoord op onze vragen. Integendeel, u suggereert dat u
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
183/387
direct na het inleveren van de auto’s de staat heeft opgemaakt. U bedoelt het overzicht openstaande facturen denken wij. Wilt u alsnog inhoudelijk ingaan op de gestelde vragen? 7. Wij bestrijden dat u een opeisbare schade(vordering) heeft zonder een deugdelijke ingebrekestelling in oktober 2006 te hebben gestuurd en zonder volledig gespecificeerde schadeberekening uit voornoemde punten. Deze vraag wordt niet beantwoord. Wilt u alsnog inhoudelijk ingaan op de gestelde vraag? Zie ook vraag 2 hiervoor genoemd. 8. U kent de statuten van De Jong Beheer B.V.. Is uw borgstelling en medeaansprakelijkstelling wel mogelijk? De statuten sluiten uit dat Beheer zich hard maakt voor derden. Bovendien is deze handeling niet verricht in het kader van de normale bedrijfsuitoefening van Beheer. U kunt dus op uw akten geen beroep doen omdat zij strijdig zijn met de doelomschrijving van de vennootschap (doeloverschrijding). 9. U kent de wetgeving rond borgstelling en medeaansprakelijkstelling af te geven door de heer J. de Jong. Is de getekende overeenkomst wel rechtsgeldig? U kent de regels rond gezinsbescherming. De levenspartner moet meetekenen ‘ten blijke harer toestemming’. Dat is niet gebeurd dus kunt u geen beroep doen op uw akten. 10. U laat vaststellen dat niet aan de opschortende voorwaarden uit de hoofdelijke borgstelling is voldaan. Wat bedoelt u daarmee? Dat na ontvangst van de jaarrekening 2004 van Van Heusden Afbouw B.V. en uw conveniërende standpunt daarop de borgstelling en medeschuldenaarstelling is vervallen? Wilt u alsnog inhoudelijk ingaan op de gestelde vraag? 11. Op 16 februari 2006 stuurt Van Heusden Afbouw B.V. u haar jaarrekening 2004. Een kopie van de begeleidende brief treft u bijgaand aan. Daarna heeft zij niets meer van u vernomen en mag zij aannemen dat u akkoord bent met deze jaarrekening. Anders had u direct gereageerd en uw niet conveniërende standpunt schriftelijk bevestigd. Ook dit hebt u verzuimd, net als de tijdige ingebrekestelling en schadeberekening. U beantwoordt de vragen maar gedeeltelijk. De suggestie dat De Jong c.s. nu valsheid in geschrifte pleegt met deze brief dient u te onderbouwen. Wij gaan ervan uit dat u tenminste een postboek bijhoudt waarin dagelijks de inkomende en uitgaande post staat geregistreerd. Mogen wij daar een kopie van ontvangen een week voor en een week na 16 februari 2006? Het betrof een grote en zware enveloppe dus de kans dat die ‘zoek raakt’ in Nederland is nihil. U dient aannemelijk te maken dat u deze brief met jaarrekening niet heeft ontvangen bij gebreke waarvan wij al uw beweringen daar omtrent naast ons neer moeten leggen. Het zou in de lijn der verwachtingen hebben gelegen dat u bij het ontbreken van deze jaarrekening tijdig een herinnering of aanmaning zou hebben gestuurd, uw administratie is daarop afgestemd hebben wij ervaren. U begrijpt dat uw reactie en antwoorden op onze vragen over de aansprakelijkstelling onze twijfels hebben versterkt. Het is heel wel denkbaar dat u geen vordering heeft als vraag 4 duidelijkheid verschaft over de realistische kosten en opbrengsten. Daarom behouden wij ons opnieuw alle rechten voor en delen wij u mede dat wij deze casus op ons conveniërende wijze zullen publiceren met het doel uw relaties over uw werkwijze te informeren en zodoende nieuwe schade en herhaling ervan te voorkomen. Wij hebben uw reactie hierop gelezen en vragen ons af waarom wij uw ‘denk- en werkwijze’
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
184/387
niet mogen publiceren. Die transparantie is wel het minste waar uw klanten recht op hebben, ook De Jong c.s.. En wij ervaren uw incasso en de onderbouwing van uw vermeende vordering als ‘probeersel’. Voor zover nodig stellen wij u en uw incassobureau verantwoordelijk en aansprakelijk voor de door onze opdrachtgevers geleden en nog te lijden schade. Tot nadere toelichting zijn wij steeds bereid. Hoogachtend, Waagmeesters Bedrijfs Advies J.G. Scholten Brief 3, reactie op herhaalde claim. Explease B.V. T.a.v. de directie / de heer J. van Marwijk Eeuwigelaan 26 1861 CM Bergen (NH) E-mail:
[email protected] Datum: 11 september 2014 BV
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: Explease / Van Heusden Afbouw en aansprakelijkstelling derden
Geachte heer Van Marwijk, Namens de directie van De Jong Beheer B.V. en de heer J. de Jong, en in onze hoedanigheid van bedrijfsadviseur, delen wij u het volgende mede naar aanleiding van een brief van 2 september jl.. Door mr. J.Th. van Oostrum, namens Rensen advocaten gevestigd te 1815 GL Alkmaar, Nassaulaan 30, zijn zowel de onderneming als de ondernemer voornoemd aansprakelijk gesteld voor geleden schade per brief van 24 maart 2010. Dit omdat aan de opschortende voorwaarden uit de hoofdelijke borgstelling niet zou zijn voldaan. Wij richten ons tot u en niet tot mr. J.H. Pelle, namens STV Mahieu advocaten gevestigd te 2508 CK ’s-Gravenhage, Alexanderveld 93, omdat u als opdrachtgever van uw incassobureau volledig medeverantwoordelijk en medeaansprakelijk bent voor wat uw incassobureau doet of nalaat. Over uw aansprakelijkstelling hebben wij u drie brieven gestuurd gedateerd 7 april 2010, 23 juni 2010 en 1 juli 2010. Deze drie brieven zijn hier integraal opgenomen en herhaald. De beantwoording daarvan door u in de brief van 25 mei 2010 en die van 2 september jl. roept nog meer vragen op en bevestigt onze eerder geuite visie van ‘verbazing en wrevel’. Ons moet van het hart dat wij moeite hebben met het beantwoorden van uw brief van 2 september jl. omdat wij u niet meer serieus kunnen nemen. Dat motiveren wij als volgt, aanvullend op de onvolledige en onjuiste beantwoording tot nu toe van de eerder genoemde
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
185/387
vragen. a. Er verstrijkt veel tijd alvorens u een beroep doet op het feit dat u beweerdelijk de jaarrekening 2004 van Van Heusden Afbouw B.V. niet tijdig heeft ontvangen. b. Er verstrijkt veel tijd alvorens u een beroep doet op een beweerdelijke schadevergoeding na het inleveren van de auto’s. c. Uw schadeberekening tot en met heden is gebaseerd op ‘onredelijk bezwarende bepalingen’ uit uw eigen algemene voorwaarden en ontbeert elke feitelijke en praktische onderbouwing van werkelijk gemaakte kosten en genoten opbrengsten. d. De onderneming ALP Auto Lease Partners B.V. heeft statutair een naamswijziging ondergaan. e. Er is een ander incassobureau ingeschakeld. f. In de brief van 2 september jl. staat dat de vragen uit de brief van 1 juli 2010 worden beantwoord, hetgeen onjuist is en misleidend. g. Het verschuldigde bedrag is opgelopen tot ca. € 240.000,-. Het komt ons onbeschoft over, gelet op de hoogte van deze beweerde vordering, hier geen specificatie en juridische onderbouwing van te geven. h. De bijlage bij de brief van 2 september jl. ontbreekt bij zowel onze brief als die van De Jong c.s.. U begrijpt dat wij op grond van uw reactie en antwoorden op onze vragen over de aansprakelijkstelling tot nu toe deze claim in alle denkbare opzichten betwisten en afwijzen. Het is heelwel denkbaar dat u geen vordering heeft als vraag 4 duidelijkheid verschaft over de realistische gemaakte kosten en gerealiseerde opbrengsten. En juist deze vraag laat u tot nu toe onbenoemd en onbeantwoord. Daarom herhalen wij dat wij ons opnieuw alle rechten voorbehouden en delen wij u mede dat wij deze casus op ons conveniërende wijze zullen publiceren met het doel de maatschappij over uw werkwijze te informeren en zodoende nieuwe schade, en herhaling ervan, te voorkomen. Onze eerstvolgende brief aan u is een open brief met daarin samengevat de inhoud van de brieven van 1 juli 2010 en deze brief. Voor zover nodig stellen wij u en uw incassobureau verantwoordelijk en aansprakelijk voor de door onze opdrachtgevers geleden en nog te lijden schade. Het is raadzaam onze website www.bedrijfsadviseur.biz te bezoeken met eerder door ons gepubliceerde dossiers en vragen van uw kant speciale aandacht voor de documenten waarin wij de vragen beantwoorden of de advocatuur en de rechtspraak wel betrouwbaar en te vertrouwen zijn. Tot nadere toelichting zijn wij niet meer bereid. Hoogachtend, Waagmeesters Bedrijfs Advies J.G. Scholten
d. De samenvatting. i. Explease vordert ca. € 240.000,- zijnde ca. € 55.000,- ‘hoofdsom’, ca. € 8.000,incassokosten en ca. € 177.000,- (vertragings)rente. Dit alles ‘ongespecificeerd. j. Uit de brieven namens De Jong c.s. blijkt dat Explease alles in het werk stelt om haar vermeende vordering (schade genoemd) niet te onderbouwen met feiten en bewijsstukken want die verstrekt zij niet. Ook niet als er twee keer om is gevraagd.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
186/387
k. Uit de brieven namens De Jong c.s. blijkt ook dat Explease alles in het werk stelt om de ‘opbrengsten buiten beeld’ te houden zijnde de tussentijdse ‘waarde’ van de ingeleverde auto’s (die zijn doorverkocht of geleased aan derden naderhand). l. Uit de brieven namens De Jong c.s. blijkt dat Explease zich niet houdt aan de eigen regels en voorschriften etc. die zij in haar eigen algemene voorwaarden heeft vastgesteld. Om haar moverende redenen verstuurt Explease geen enkele herinnering, aanmaning of ingebrekestelling ‘tijdig’ aan haar klant Van Heusden Afbouw B.V.. Zo kan het gebeuren dat de herinnering aan het insturen van de jaarrekening ‘uitblijft’ hoewel dit wel gebruikelijk is. m. Uit de brieven namens De Jong c.s. blijkt ook dat de borgstelling door De Jong Beheer B.V. afgegeven niet rechtsgeldig is omdat de statuten dit verbieden (doeloverschrijding). Ook ontbreekt de handtekening van de echtgenote op de borgstelling waardoor de borgstelling niet rechtsgeldig is. n. In deze wetenschap is het de vraag of de beide advocaten Van Oostrum en Pelle, in hun hoedanigheid van advocaat, niet buiten hun boekje hebben gehandeld door aan deze incassoprocedure hun volle medewerking te verlenen. Tot slot. In ons praktijkverslag ‘Juridisch advies nodig?’, te vinden op www.bedrijfsadviseur.biz onder ‘stekeligheden’ staan alle grappen en grollen van de advocatuur vermeld die wij hebben meegemaakt in deze en andere casussen.
J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfsadvies
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
187/387
Bijlage: beschouwingen curator en RC De Timmerwinkel (13-04-2015)
Datum: 13 april 2015 RC
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: WBA / TW / beschouwingen curator en
Inleiding. Deze beschouwingen betreffen het faillissement van De Timmerwinkel B.V. te Waspik (Breda, 08/311F). 1. Curator: mw. mr. L. Pawlikowski van ‘MR Advocaten en Procureurs B.V.’ gevestigd te Grotestraat 146, 5141 HC Waalwijk. 2. Rechter-commissaris: mr. C.T.M. Luijks van de rechtbank Breda. Het betreft de stukken: 3. Dossiertukken en correspondentie uit 2008 t/m 2010. 4. De faillissementsverslagen van de curator. Dit stuk bevat de volgende onderdelen. 5. De vijf brieven van De Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. aan de curator met kopie aan derden. 6. De samenvatting en conclusie. Het geschil. Dit gaat over het krijgen van inzicht in het verwijtbaar handelen en verwijtbaar nalaten van de curator tijdens het afwikkelen van dit faillissement en het functioneren van het toezicht daarop door de rechter-commissaris (RC). Wat beschouwen we? Wij gaan met name in op de gang van zaken rond onze ‘correspondentie’. De correspondentie is ingebracht door ons. Dat beschouwen doen wij vanuit ons dossier en vanuit de beschikbare stukken (met beweringen, verklaringen en stellingen van de curator en de RC in hun brieven en antwoorden etc.). Wij waren als bedrijfsadviseur ook bij het voorbereiden en aanvragen van het faillissement betrokken. De beweringen, verklaringen en stellingen van de curator en RC zijn beweringen die elk op zich staan maar onvolledige en onjuiste informatie kunnen bevatten en op ‘halve waarheden’ of fictie kunnen berusten. Van belang is vast te stellen wat er wanneer gebeurde. De curator en de RC proberen achteraf hun positie zo te sterk mogelijk voor te stellen. Zij doen dat door te stellen dat alle kritiek op de niet juiste en de onvolledige voorstelling van zaken door de curator en het ontbreken van vereiste(bewijs)stukken daarvoor van haar kant, ‘onjuist’ is en niet relevant. De ontkenningen en beweringen hoeven helemaal niet juist te zijn, integendeel. Maar die ontkenningen moeten afschrikken en voorkomen dat er nog langer discussie blijft bestaan over de rol van de curator en de RC destijds. En de aanhouder wint meestal, niet altijd. Vervolgens ontstaat het risico dat de benadeelde partij, de voormalige eigenaar en directie van De Timmerwinkel B.V., een advocaat raadpleegt. Dat is een risico want die te hulp gevraagde advocaat kan best een ‘relatie’ hebben met de curator. Dan heeft de te hulp geschoten advocaat van De Timmerwinkel B.V. een ‘dubbele pet op’ waarvan u niet op de
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
188/387
hoogte bent noch op de hoogte komt, want u gaat ervan uit, en vertrouwt erop, dat zoiets in Nederland niet gebeurt. U vertrouwt erop dat zoiets niet voorkomt. Wel dus! Samen komen de advocaten er wel uit. Volgens de regels van de Nederlandse Orde van Advocaten kan en mag dit niet maar komt het verschijnsel dagelijks vele malen voor. De gemachtigde van De Timmerwinkel B.V., De Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V., is geen advocaat en dus loopt de voormalige eigenaar en directie van De Timmerwinkel B.V. genoemde risico’s niet. Het is vervolgens aan de RC alle relevante ‘feiten’ te achterhalen die in de faillissementsprocedure beschikbaar moet komen om tot een juiste beoordeling daarvan in relatie tot de wetgeving te komen. Dat de curator en de eventuele advocaat elk voor zich, of samen in overleg, kunnen bepalen wat de RC wel en niet tot zijn beschikking krijgt is dubieus. a. Inleiding. b. De brieven. c. Samenvatting en conclusie. a. De Inleiding. Het faillissement is uitgesproken op 7 oktober 2008 door de rechtbank Breda. Direct daarop volgt een gesprek met de curator op de rabobank om de activa te laten verkopen door de advocaat van de voormalige eigenaar en bestuurder van De Timmerwinkel B.V. omdat die alle tweede en derde pandrechten bezitten en tevens de grootste schuldeiser (€ 300.000,-) zijn. Rabo en curator weigeren dat. Later zal blijken waarom. De rabo incasseert binnen enkele weken na het faillissement zoveel geld uit binnenkomende debiteuren dat haar vordering onmiddellijk is afgelost. De voormalige eigenaar en bestuurder van De Timmerwinkel B.V. is nu de enige pandhouder die resteert. Kort daarop verkoopt de curator, met medewerking van de RC, de machines en andere inventaris en vervoermiddelen aan een lokale opkoper. Hoewel de taxatie € 136.000,- aangaf werd alles verkocht voor € 88.000,- incl. BTW. De curator handelt zonder overleg of toestemming van de pandhouder. Waarom de curator geen ‘internetveiling’ houdt is een raadsel voor iedereen. Ook weigert de curator een handreiking van de advocaat van de voormalige eigenaar en bestuurder van De Timmerwinkel B.V. om een koper aan te dragen. De boedel c.q. de voormalige eigenaar en bestuurder van De Timmerwinkel B.V. loopt tenminste € 50.000,- mis door toedoen / nalaten van de curator en met medewerking van de RC. De onderhandse koper is bekend met deze gang van zaken. De Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. brengt dit alles namens de voormalige eigenaar en bestuurder van De Timmerwinkel B.V. in de loop van 2010 onder de aandacht van zowel de curator als de RC maar die wuiven alle kritiek weg en komen samen tot de conclusie dat de curator haar werk goed heeft verricht. Ook kopie-brieven aan de directie van het kantoor van de curator, ‘MR Advocaten en Procureurs B.V.’ gevestigd te Grotestraat 146, 5141 HC Waalwijk, brengt geen verandering in de zaak.
b. De brieven. Brief 1. MR advocaten en procureurs B.V.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
189/387
T.a.v. Mw. Mr. L.Y. Pawlikowski Postbus 105 5140 AC Waalwijk Fax: (0416) 33 06 73 Datum: 8 december 2009
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: Faillissement Timmerwinkel Uw kenmerk: z/2080387 LP/et
Geachte mevrouw Pawlikowski, Namens de directie van Maran Holding B.V., en in onze hoedanigheid van bedrijfsadviseur, berichten wij u inzake bovenstaand onderwerp als volgt. Verwijzend naar uw brief van 11 november jl. en uw verzoek tot overleg over uw bevindingen inzake de rechten van Maran Holding B.V. berichten wij u dat er 14 december a.s. overleg is met onze advocaat Mr. B. van Twist over het antwoord op uw vragen. Na dit gesprek komen wij op uw brief terug. Tot nadere toelichting zijn wij steeds bereid. Hoogachtend, Waagmeesters Bedrijfs Advies J.G. Scholten
Brief 2. MR Advocaten en Procureurs B.V. T.a.v. mw. Mr. L. Pawlikowski Postbus 105 5140 AC Waalwijk Fax: (0416) 330 673 Datum: 6 augustus 2010 Timmerwinkel BV
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: uw curatorschap / De
Geachte mevrouw Pawlikowski, Namens Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V., en in onze hoedanigheid van bedrijfsadviseur, richten wij ons tot u met het volgende. Wij kennen elkaar uit het faillissement van De Timmerwinkel B.V., en besprekingen in oktober 2008. Naast de beide besprekingen op het bedrijf van failliet hadden wij op 23 oktober 2008 een bespreking op de rabobank Waalwijk – Loon op Zand met als hoofdonderwerp het laten uitwinnen van de zekerheden door separatist Maran Holding B.V. in plaats van de rabobank als separatist. De omvang van de uitstaande vordering van Maran was namelijk veel hoger
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
190/387
dan die van de rabobank. U voelde daar destijds niets voor en kreeg uiteindelijk de rabobank achter u. Vervolgens komt er heel snel uit de debiteuren zoveel geld vrij dat de rabobank geheel is afgelost. Maar u negeert Maran als separatist vervolgens geheel en vervolgt de uitwinning zonder enige informatie te geven aan, of medewerking te vragen van, Maran. En na de onderhandse verkoop van vervoermiddelen, bedrijfsinventaris en voorraad is en blijft het stil richting Maran. De inning van debiteuren ging nog enigszins in overleg, maar ook povertjes. Achteraf blijkt uit de stukken het volgende (op hoofdlijnen). De vaste activa zijn getaxeerd op liquidatiebasis voor € 136.106,- en is verkocht voor € 88.060,-. Die verkoop heeft plaatsgevonden aan een u bekende lokale handelaar zonder fiat en medewerking van pandhouder Maran. U maakte bewust geen gebruik van de alom door curatoren met een omvangrijke materiële boedel toegepaste inschakeling van een landelijk werkend veilinghuis en de openbaarheid van de veilingconstructie op internet. En bij de debiteuren zijn grote bedragen niet geïnd. Uiteindelijk krijgt de tweede separatist Maran niets van haar vordering uitgekeerd door u als curator nadat uw omvangrijke (uren)declaratie is gehonoreerd ten laste van de boedelopbrengst. Deze combinatie van feiten en omstandigheden, die leidt tot het niet uitkeren aan Maran als separatist, is opvallend juist nu u destijds was gevraagd de uitwinning aan diezelfde separatist over te laten. De hoogte van de taxatie, de keuze van de onbekende taxateur, het ontbreken van een internetveiling van de omvangrijke materiële activa en het ontbreken van instemming door pandhouder voor de onderhandse verkoop aan de handelaar zijn volstrekt onlogisch en maatschappelijk onaanvaardbaar. Alle betrokken partijen zijn hierdoor benadeeld, behalve uw onderhandse koper van de activa. Alle eerdere pogingen om duidelijkheid in deze ontransparante en kostbare werkwijze te krijgen heeft u vakkundig gesmoord. U heeft geen fouten gemaakt, efficiënt en effectief gewerkt en de Rechter Commissaris heeft altijd alle medewerking verleend.
Wij verzoeken u de door Maran geleden schade als gevolg van uw werkwijze alsnog te vergoeden bij gebreke waarvan wij vrij zijn deze casus op een ons conveniërende wijze te publiceren om herhaling van soortgelijke benadeling te voorkomen. Dit mede omdat er kennelijk geen andere instantie of werkwijze is die u corrigeert. Indien wij binnen twee weken na dagtekening van deze brief geen ons conveniërend antwoord van u hebben ontvangen achten wij ons vrij tot integrale publicatie van ons dossier over te gaan. Tot nadere toelichting zijn wij steeds bereid. Hoogachtend, Waagmeesters Bedrijfs Advies J.G. Scholten
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
191/387
CC: -
Rechter-Commissaris mr. C.T.M. Luijks, rechtbank Breda De voorzitter van de Commissie Insolventierecht, Prof. mr. S.C.J.J. Kortmann Rabobank Nederland, Hoofd Toezicht en Compliance, mw. mr. M.A. Schaafsma Rabobank Waalwijk – Loon op Zand, de heer P. Konijnenburg
Brief 3. MR Advocaten en Procureurs B.V. T.a.v. mw. Mr. L. Pawlikowski Postbus 105 5140 AC Waalwijk Fax: (0416) 330 673 Datum: 2 september 2010 Timmerwinkel BV
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: uw curatorschap / De
Geachte mevrouw Pawlikowski, Namens Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V., en in onze hoedanigheid van bedrijfsadviseur, richten wij ons tot u met het volgende. Wij kennen elkaar uit het faillissement van De Timmerwinkel B.V., en besprekingen in oktober 2008. Naast de beide besprekingen op het bedrijf van failliet hadden wij op 23 oktober 2008 een bespreking op de rabobank Waalwijk – Loon op Zand met als hoofdonderwerp het laten uitwinnen van de zekerheden door separatist mw. A.M. Heijblom-Okkers en de heer M.A. Heijblom, hierna zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk te noemen Heijblom in plaats van de rabobank als separatist. De omvang van de uitstaande vordering van Heijblom was namelijk veel hoger dan die van de rabobank. U voelde daar destijds niets voor en kreeg uiteindelijk de rabobank achter u. Vervolgens komt er heel snel uit de debiteuren zoveel geld vrij dat de rabobank geheel is afgelost. Maar u negeert Heijblom als separatist vervolgens geheel en vervolgt de uitwinning zonder enige informatie te geven aan, of medewerking te vragen van, Heijblom. En na de onderhandse verkoop van vervoermiddelen, bedrijfsinventaris en voorraad is en blijft het stil richting Heijblom. De inning van debiteuren ging nog enigszins in overleg, maar ook povertjes. Achteraf blijkt uit de stukken het volgende (op hoofdlijnen). De vaste activa zijn getaxeerd op liquidatiebasis voor € 136.106,- en is verkocht voor € 88.060,-. Die verkoop heeft plaatsgevonden aan een u bekende lokale handelaar zonder fiat en medewerking van pandhouder Heijblom. U maakte bewust geen gebruik van de alom door curatoren met een omvangrijke materiële boedel toegepaste inschakeling van een landelijk werkend veilinghuis en de openbaarheid van de veilingconstructie op internet. En bij de debiteuren zijn grote bedragen niet geïnd. Uiteindelijk krijgt de tweede separatist Heijblom niets van haar vordering uitgekeerd door u als curator nadat uw omvangrijke (uren)declaratie is gehonoreerd ten laste van de Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
192/387
boedelopbrengst. Deze combinatie van feiten en omstandigheden, die leidt tot het niet uitkeren aan Heijblom als separatist, is opvallend juist nu u destijds was gevraagd de uitwinning aan diezelfde separatist over te laten. De hoogte van de taxatie, de keuze van de onbekende taxateur, het ontbreken van een internetveiling van de omvangrijke materiële activa en het ontbreken van instemming door pandhouder voor de onderhandse verkoop aan de handelaar zijn volstrekt onlogisch en maatschappelijk onaanvaardbaar. Alle betrokken partijen zijn hierdoor benadeeld, behalve uw onderhandse koper van de activa. Alle eerdere pogingen om duidelijkheid in deze ontransparante en kostbare werkwijze te krijgen heeft u vakkundig gesmoord. U heeft geen fouten gemaakt, efficiënt en effectief gewerkt en de Rechter Commissaris heeft altijd alle medewerking verleend. Wij verzoeken u de door Heijblom geleden schade als gevolg van uw werkwijze alsnog te vergoeden bij gebreke waarvan wij vrij zijn deze casus op een ons conveniërende wijze te publiceren om herhaling van soortgelijke benadeling te voorkomen. Dit mede omdat er kennelijk geen andere instantie of werkwijze is die u corrigeert. Indien wij binnen twee weken na dagtekening van deze brief geen ons conveniërend antwoord van u hebben ontvangen achten wij ons vrij tot integrale publicatie van ons dossier over te gaan. Tot nadere toelichting zijn wij steeds bereid. Hoogachtend, Waagmeesters Bedrijfs Advies J.G. Scholten CC: - Rechter-Commissaris mr. C.T.M. Luijks, rechtbank Breda - De voorzitter van de Commissie Insolventierecht, Prof. mr. S.C.J.J. Kortmann - Rabobank Nederland, Hoofd Toezicht en Compliance, mw. mr. M.A. Schaafsma - Rabobank Waalwijk – Loon op Zand, de heer P. Konijnenburg
Brief 4. De directie van MR advocaten en procureurs B.V. T.a.v. de heer J. Gerrits Postbus 105 5140 AC Waalwijk Fax: (0416) 33 06 73 Datum: 23 september 2010
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: Faillissement Timmerwinkel Uw kenmerk: z/2080387 LP Schadevergoeding Heijblom
Geachte heer Gerrits,
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
193/387
Namens Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V., en in onze hoedanigheid van bedrijfsadviseur, richten wij ons tot u met het volgende. Op onze brief van 2 september jl. hebben wij nog geen bevredigend antwoord mogen ontvangen. Indien wij niet voor 1 oktober a.s. een ons conveniërend antwoord van u hebben ontvangen achten wij ons vrij met deze casus de publiciteit te zoeken om alsnog genoegdoening te krijgen en om herhaling te voorkomen. Tot nadere toelichting zijn wij steeds bereid. Hoogachtend, Waagmeesters Bedrijfs Advies J.G. Scholten
Brief 5.
MR Advocaten en Procureurs B.V. T.a.v. mw. Mr. L. Pawlikowski Postbus 105 5140 AC Waalwijk Fax: (0416) 330 673 Datum: 18 november 2010 Timmerwinkel BV
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: uw curatorschap / De
Geachte mevrouw Pawlikowski, Namens Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V., en in onze hoedanigheid van bedrijfsadviseur, richten wij ons tot u met het volgende naar aanleiding van uw brief aan de rechtercommissaris van 14 oktober jl. en de brief van de rechter-commissaris aan ons van 26 oktober jl.. A. Uw brief aan de rechter-commissaris van 14 oktober jl.. Hierin stelt u dat pandhouder akkoord is met uw wijze van afwikkeling en dat zij de aansprakelijkheid niet handhaven. Maar waaruit leidt u dat af en waarop baseert u dat? In die bewuste brief vraagt u pandhouder akkoord te gaan met de door u beoordeelde positie. Dat is iets geheel anders dan een finale goedkeuring van uw handelen als curator tegenover het pandhouderschap gelet op de gevoerde correspondentie daarover. Bovendien zijn de concrete vragen uit de brieven van 2 en 23 september jl. hierin niet door u beantwoord. De vaste activa zijn getaxeerd op liquidatiebasis voor € 136.106,- en is verkocht voor € 88.060,-. Die verkoop heeft plaatsgevonden aan een u bekende lokale handelaar zonder fiat en medewerking van pandhouder. U maakte bewust geen gebruik van de alom door curatoren met een omvangrijke materiële boedel toegepaste inschakeling van een landelijk
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
194/387
werkend veilinghuis en de openbaarheid van de veilingconstructie op internet. Hierdoor loopt de boedel c.q. pandhouder tenminste het verschil van ca. € 50.000,- mis. U beantwoordt de vraag in het geheel niet rond dit dilemma! Deze combinatie van feiten en omstandigheden, die leidt tot het niet of nauwelijks uitkeren aan pandhouder, is opvallend juist nu u destijds was gevraagd de uitwinning aan diezelfde pandhouder over te laten. De hoogte van de taxatie, de keuze van de onbekende taxateur, het ontbreken van een internetveiling van de omvangrijke materiële activa en het ontbreken van instemming door pandhouder voor de onderhandse verkoop aan de handelaar zijn volstrekt onlogisch en maatschappelijk onaanvaardbaar. Alle betrokken partijen zijn hierdoor benadeeld, behalve uw onderhandse koper van de activa. U beantwoordt de vraag in het geheel niet rond dit dilemma! Wat ons verbaast is dat u de klachten over uw functioneren zelf onderzoekt en beantwoordt. Uw rol van curator zou in dezen door een onafhankelijke, deskundige en objectieve derde namens de Rechtbank moeten worden onderzocht. Hier geldt nu dat de slager zijn eigen vlees keurt. Conclusie: uw brief van 14 oktober jl. beantwoordt niet de ter discussie staande handelingen van u, in uw rol van curator, die de boedel € 50.000,- heeft gekost. Dat gaat ten koste van pandhouder en is onacceptabel. Ook de rechter commissaris en de Rechtbank kunnen en mogen dit niet accepteren. B. De brief van de rechter-commissaris aan ons van 26 oktober jl.. Het bovenstaande onder A zou door de rechter-commissaris onderzocht moeten zijn danwel door een daartoe door haar aangewezen derde. Dat is niet gebeurd moeten wij vaststellen. De rechter-commissaris komt tot de conclusie dat op basis van de brief onder A genoemd, en uw brief van 11 november 2009 die geretourneerd is door pandhouder, de curator juist heeft gehandeld. Inhoudelijk betekent deze goedkeuring dat: 1. De rol van de curator wordt goedgekeurd op basis van de resultaten uit haar eigen (zelf)onderzoek zonder dat de externe essentiële vragen afkomstig van gedupeerden door haar zijn beantwoord. 2. De wettelijke rol van de rechter-commissaris als toezichthouder op de curator wordt goedgekeurd door de rechter-commissaris zelf op basis van de resultaten uit het door de curator gehouden eigen (zelf)onderzoek zonder dat de externe essentiële vragen afkomstig van gedupeerden door haar zijn beantwoord. U begrijpt dat dit een onmogelijke en onacceptabele combinatie is van belangenverstrengeling en wegwerken van de vereiste functiescheiding. Hieruit ontstaat tenminste de schijn van het achteraf ‘goedpraten’ van de gemaakte fouten en het voorkomen van daaruit voortvloeiende gevolgen / schade. Wij vinden het bovendien opvallend dat noch de curator noch de rechter-commissaris pandhouder het advies geven een procedure te starten. Wij verzoeken u de door de heer en mevrouw Heijblom geleden schade als gevolg van uw werkwijze alsnog te vergoeden bij gebreke waarvan wij vrij zijn deze casus op een ons conveniërende wijze te publiceren om herhaling van soortgelijke benadeling te voorkomen. Dit mede omdat er kennelijk nog geen andere instantie of werkwijze is die u corrigeert. Indien wij binnen twee weken na dagtekening van deze brief geen ons conveniërend antwoord van u hebben ontvangen achten wij ons vrij tot verdere integrale publicatie van ons dossier over te gaan. Een kopie sturen wij aan de Minister van Veiligheid en Justitie met het verzoek deze zaak in onderzoek te willen nemen.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
195/387
Wij gaan ervan uit dat u het faillissement niet beëindigt zolang deze discussie niet bevredigend is afgerond. Tot nadere toelichting zijn wij steeds bereid. Hoogachtend, Waagmeesters Bedrijfs Advies J.G. Scholten CC: -
Rechter-Commissaris mr. C.T.M. Luijks, rechtbank Breda Minister van Veiligheid en Justitie, mr. I.W. Opstelten, Postbus 20301, 2500 EH Den Haag
d. De samenvatting en conclusie. De verwijten op hoofdlijnen aan de curator en de RC op een rijtje. i. ii. iii. iv. v. vi. vii. viii.
ix.
x. xi.
xii. xiii.
De curator negeert en ontkent de belangen van de grootste schuldeiser tevens pandhouder zowel voorafgaand aan als nadat de rabo is afgelost. De curator verkoopt de activa heimelijk ‘onderhands’ terwijl een internetveiling actueel en transparant is. De curator passeert de rechten en belangen van pandhouder tijdens de verkoop van de materiële activa. De curator bevoordeelt de ‘onderhandse’ koper tenminste voor € 50.000,- met medewerking van de RC. De curator benadeelt hierdoor de boedel c.q. de voormalig eigenaar en bestuurden van De Timmerwinkel B.V.. Klachten aan het adres van het advocatenkantoor van de curator leveren geen reactie op. Klachten aan het adres van de RC levert een antwoordbrief op waarin staat dat de curator de werkwijze van de curator heeft onderzocht en dat de curator aan de RC rapporteert dat de curator goed werk heeft afgeleverd voor de boedel. Achteraf vraagt de curator in haar brief van 11 november 2009 (!) medewerking van de voormalig eigenaar en bestuurden van De Timmerwinkel B.V. aan de verkoop van de niet-bodemgoederen. Dus niet aan de advocaat van de voormalig eigenaar en bestuurden van De Timmerwinkel B.V.. Goedkeuring van de verkoop van de niet-bodemgoederen door de voormalig eigenaar en bestuurden van De Timmerwinkel B.V. wordt door zowel de curator als de RC uitgelegd als algehele goedkeuring door de voormalig eigenaar en bestuurden van De Timmerwinkel B.V. van het algehele gevoerde beleid door de curator c.q. RC. De curator en de RC benadelen c.q. veroorzaken maatschappelijke en financiële schade door hun disfunctioneren in dezen. Deze schade wordt ontkend, genegeerd en verzwegen door zowel de curator als de RC. Op 26 oktober 2010 schrijft de RC aan de voormalig eigenaar en bestuurden van De Timmerwinkel B.V., en niet aan De Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V., dat de rol van de curator in dezen is goedgekeurd op basis van het zelfonderzoek van de curator. In dezelfde brief keurt de RC het functioneren van de RC goed in dezen op basis van het zelfonderzoek van de curator. Er is geen sprake van belangenverstrengeling in dezen noch van het ontbreken van functiescheiding. De curator onttrekt € 43.000,- aan de boedelrekening met medewerking van de RC.
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
196/387
Wij trekken uit deze gang van zaken tot nu toe de voorlopige conclusie dat er in dezen sprake is van een systeemcrash. Dat wil zeggen dat niet het systeem van ‘Justitia’ c.q. haar beleidsdoeleinden bepalen wat er gebeurt in een faillissement of een gerechtelijke procedure, maar dat dit wordt bepaald door de mensen die dit systeem ‘bezetten’ c.q. de heimelijke subjectieve doeleinden van hen tezamen bepalen hoe een faillissement c.q. een gerechtelijke procedure uiteindelijk (juridisch en financieel) eindigt voor de partij(en). Dit zou ook kunnen bevestigen waarom ‘een dief geen aangifte doet tegen een andere dief’? De vraag rijst waarom niemand ingrijpt, waarom dit niet verandert? Kennelijk hebben u en de uwen (lees: de intimi van het systeem van ‘Justitia’) er belang bij dit niet te veranderen. En de slachtoffers van dit huidige systeem dan? Waarom accepteert u dit lijdzaam ondanks de ethische-, morele- en fatsoensnormen die hier continu en grof werden geschonden? Tot slot. In ons praktijkverslag ‘Juridisch advies nodig?’, te vinden op www.bedrijfsadviseur.biz onder ‘stekeligheden’ staan alle grappen en grollen van de advocatuur vermeld die wij hebben meegemaakt in deze en andere casussen. J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfsadvies
Hoofdstuk III – Correspondentie inzake J.A. Nederend Holding B.V.
Correspondentie inzake J.A. Nederend Holding B.V.
Een verslag over correspondentie met Rabobank Utrechtse Waarden, advocaten, curator en gerechtsbestuur rechtbank Utrecht over het faillissement en gevolgen, 2013-2015
Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
197/387
198/387
De Nederlandse rechtspraak en haar deelnemers zijn feilloos, onaantastbaar en onaanraakbaar. Een onnodig faillissement ingedekt door advocatuur, curator, bank en rechtspraak.
Alle correspondentie inzake J.A. Nederend Holding B.V. en de heer J.A. Nederend c.s. met Rabobank Utrechtse Waarden, Rabobank Nederland, curator, rechter-commissaris, president en bestuur rechtbank Midden-Nederland (Utrecht), advocatenkantoor VMBS, advocatenkantoor VanTwist. Inhoudsopgave
Brief 1 (aan CMS 04-09-2013) ........................................................................................................ 201 Brief 2 (aan Rabo UW 11-10-2013) ................................................................................................. 203 Brief 3 (aan Rabo UW 21-10-2013) ................................................................................................. 205 Brief 4 (aan Rabo UW 30-10-2013) ................................................................................................. 207 Brief 5 (aan Rabo UW 05-12-2013) ................................................................................................. 210 Brief 6 (aan Rabo UW 16-12-2013) ................................................................................................. 212 Brief 7 (aan Rabo UW 23-12-2013) ................................................................................................. 214 Brief 8 (aan Rabo UW 07-01-2014) ................................................................................................. 216 Brief 9 (aan Rabo UW 09-01-2014) ................................................................................................. 217 Brief 10 (aan Rabo UW 10-01-2014) ............................................................................................... 219 Brief 11 (aan Rabo UW 27-01-2014) ............................................................................................... 221 Brief 12 (aan Rabo UW 28-01-2014) ............................................................................................... 223 Brief 13 (aan Nederend Holding 28-01-2014) ................................................................................. 225 Brief 14 (aan curator 11-02-2014) ................................................................................................... 227 Brief 15 (aan Rabo UW RvC 26-02-2014) ....................................................................................... 229 Brief 16 (aan curator 24-03-2014) ................................................................................................... 232 Brief 17 (aan RC 24-03-2014) ......................................................................................................... 235 Brief 18 (aan Rabo UW RvC 01-05-2014) ....................................................................................... 236 Brief 19 (aan RC 10-06-2014) ......................................................................................................... 237 Brief 20 email (aan curator 15-08-2014) ......................................................................................... 240 Brief 21 (beschouwingen 15-10-2014) ............................................................................................ 242 Brief 22 (aan Rabo UW 15-10-2014) ............................................................................................... 256 Brief 23 (aan Rabo UW RvC 15-10-2014) ....................................................................................... 257 Brief 24 (aan Rabo NL 15-10-2014) ................................................................................................ 258 Brief 25 (aan Rabo UW 20-10-2014) ............................................................................................... 260 Brief 26 (aan president rechtbank 01-12-2014)............................................................................... 262 Brief 27 (aan president rechtbank 15-12-2014)............................................................................... 265 Brief 28 (aan president rechtbank 17-12-2014)............................................................................... 267 Brief 29 (aan president rechtbank 12-01-2015)............................................................................... 271 Brief 30 (beschouwingen 15-03-2015) ............................................................................................ 272 Brief 31 (aan gerechtsbestuur 31-03-2015) .................................................................................... 276 Brief 32 (aan RC 14-04-2015) ......................................................................................................... 278 Brief 33 (aan Rabo UW 23-04-2015) ............................................................................................... 280 Brief 34 (aan Rabo UW 29-04-2015) ............................................................................................... 284 Brief 35 (aan VMBS 07-05-2015) .................................................................................................... 286 Brief 36 (aan VanTwist 07-05-2015) ............................................................................................... 292 Brief 37 (aan curator 02-06-2015) ................................................................................................... 298 Brief 38 (aan Rabo UW 04-06-2015) ............................................................................................... 304
199/387
Bijlage: J.A. Nederend Holding B.V. begroting 2013 2013 (30-10-2013) ....................................... 310 Bijlage: J.A. Nederend Holding B.V. begroting incl. liquiditeit 2013 – 2015 (07-01-2015) .............. 314 Bijlage: schadestaat J.A. Nederend Holding B.V. en J.A. Nederend (28-01-2014) ........................ 320 Bijlage: argumentatie onrechtmatige opzegging en executie door Rabobank (10-02-2015) .......... 321 Bijlage: open brief Bedrijfsadvies Zilverstad aan RC (28-11-2014) ................................................ 323 Bijlage: beschouwing curator/RC bij faillissement (01-12-2014) ..................................................... 329 Bijlage: beschouwingen RC en curator (17-12-2014) ..................................................................... 338 Bijlage: kopie brief Ministerie van Justitie inzake preventieve maatregel ....................................... 349 Bijlage: Nederend / beschouwingen / brieven RB (31-03-2015) ..................................................... 349 Bijlage: samenvatting en conclusie brieven Rabo, curator, RC, rechtbank (29-04-02015) ............ 370
200/387
Brief 1 (aan CMS 04-09-2013)
CMS Derks Star Busmann N.V. T.a.v. mw. B.C. van Gent - De Graaff Postbus 85250 3508 AG Utrecht E-mail:
[email protected]
Datum: 4 september 2013 61300891/TGG/27198401
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: Nederend / Rabo /
Geachte mevrouw Van Gent - De Graaff, Namens de heer J.A. Nederend, en in onze hoedanigheid als bedrijfsadviseur, delen wij u het volgende mede naar aanleiding van uw brief van 30 augustus 2013. Op 24 juli 2013 heeft u aan J.A. Nederend Holding B.V. te IJsselstein een brief verzonden waarin u mededeelt dat u van de Rabo Bank opdracht hebt gekregen om tot executie van het (bedrijfs)pand met toebehoren Noord IJsseldijk 95 en 95A over te gaan. Op 30 augustus 2013 is door gerechtsdeurwaarders Van den Berg de Rie & Uyterlinde de aanzegging tot de executie overhandigd aan de heer J.A. Nederend. Daaraan voorafgaand bericht op 19 juni 2013 de heer C.N. van der Poel, Rabo Bank Utrechtse Waarden e.o. aan J.A. Nederend Holding B.V. dat, vanwege het beslag door de Belastingdienst, de financiering wordt opgezegd. Dit gebeurt op juridisch onjuiste wijze. Het bestaande krediet wordt daarbij ook niet opgeëist. Onduidelijk is daarmee op welke grond u tot executie wenst over te gaan. Temeer in de aanzegging alleen de financiering van de Rabo Bank wordt genoemd. Niet duidelijk is waarom het krediet 1592.74.257 daarbij genoemd is terwijl in eerdere correspondentie alleen gesproken wordt over de verstrekte hypothecaire geldlening. Wellicht dat u over deze zaken duidelijkheid kunt scheppen met bewijsstukken in uw bezit. Uit diverse akten blijkt dat Noord IJsseldijk 95 geldt als de bedrijfswoning voor de daarachter gelegen bedrijfspanden (loodsen en werkplaatsen). Het lijkt ons daarmee juridisch niet mogelijk om de bedrijfspanden te verkopen zonder de bedrijfswoning. Graag uw zienswijze hierop. De taxatie, die op 28 augustus 2013 heeft plaatsgevonden, gaf een indicatie van de verkoopwaarde die beduidend lager ligt dan de door de Rabo Bank gevorderde bedragen. Daarmee is het dan ook niet mogelijk om, na een eventuele executie, de vordering van de Belastingdienst uit de opbrengst te voldoen. Aangezien het beslag de oorzaak was om de financiering op te zeggen is er dan nog aanleiding om tot executie over te gaan?
201/387
Door de aankondiging van de executie heeft J.A. Nederend Holding B.V. schade geleden. Bij deze worden Rabo Bank Utrechtse waarden e.o. en CMS Derks Star Busman N.V. aansprakelijk gesteld voor alle kosten voortkomend uit geleden schade, te lijden schade en overige kosten in relatie tot de aangezegde executie. Hoogachtend, Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. J.G. Scholten CC: Rabo Bank Utrechtse Waarde e.o., t.a.v. dhr. C.N. van der Poel
202/387
Brief 2 (aan Rabo UW 11-10-2013)
Rabo Bank Utrechtse Waarde e.o. U.A. T.a.v. dhr. C.N. van der Poel Postbus 5 3410 CA LOPIK E-mail:
[email protected]
Datum: 11 oktober 2013
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: Nederend c.s. / executie
Geachte heer Van der Poel, Namens de heer J.A. Nederend, en in onze hoedanigheid van bedrijfsadviseur, delen wij u het volgende mede naar aanleiding van uw e-mail bericht van 8 oktober jl.. U kondigt voortzetting van de executiemaatregelen aan als niet aan een aantal voorwaarden is voldaan uiterlijk vrijdagmiddag 11 oktober 2013. U bevestigde dat de belastingdienst inmiddels van haar executiemaatregelen heeft afgezien. Alle correspondentie in dezen tot en met heden, ingaande onze aansprakelijkstelling van 4 september jl. aan C.M.S. c.s. en uw rabobank, is hier opgenomen en herhaald. Wij hebben daarin vastgesteld dat uw rabobank de financiering aan J.A. Nederend Holding B.V. op juridisch onjuiste wijze heeft opgezegd en niet heeft opgeëist. Daar heeft uw rabobank geen steekhoudend verweer tegen gevoerd. Ook op ons verzoek van 7 oktober jl. om opgave van de juridische argumentatie achter voortzetting van de executie heeft u niet geantwoord. Wij achten uw executievoornemen derhalve juridisch onhaalbaar en onrechtmatig. De door J.A. Nederend c.s. geleden en nog te lijden schade uit de executieprocedure voortvloeiend komt dan ook voor rekening en risico van uw rabobank en C.M.S. c.s.. In ons gesprek van 25 september jl., waarbij uw rabobank werd vertegenwoordigd door twee personen en de heer J.A. Nederend met drie personen, heeft u uitdrukkelijk verklaard geen belang en interesse te hebben in cijfers c.q. een begroting! Uw verzoek om ‘perspectief’ is dan ook te plaatsen. Omdat uw bank en C.M.S. c.s. een juridisch onjuiste werkwijze hebben gehanteerd in de executieprocedure, inclusief wijzigingen (op ons verzoek) op www.bog-auctions.com, achten wij de kosten hiervan geheel voor rekening van uw bank en C.M.S.c.s.. In onze brieven aan de belastingdienst van 11 en 25 september jl. heeft u kunnen lezen dat er op termijn van enkele maanden een oplossing kan komen voor de betaalachterstand bij zowel de belastingdienst als bij uw rabobank (bij u in de vorm van een gedoogde ‘overstand / achterstand in aflossingsverplichtingen’).
203/387
Wij zijn bereid tot constructief overleg om de tijdelijke liquiditeitsproblemen samen te overbruggen. Tot nadere toelichting zijn wij steeds bereid. Hoogachtend, Waagmeesters Bedrijfs Advies J.G. Scholten
204/387
Brief 3 (aan Rabo UW 21-10-2013)
Rabo Bank Utrechtse Waarde e.o. U.A. T.a.v. dhr. C.N. van der Poel Postbus 5 3410 CA LOPIK E-mail:
[email protected]
Datum: 21 oktober 2013
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: Nederend c.s. / kosten executie
Geachte heer Van der Poel, Namens de heer J.A. Nederend, en in onze hoedanigheid van bedrijfsadviseur, delen wij u het volgende mede naar aanleiding van de gemaakte kosten terzake de executiemaatregelen. In zowel uw aanzegging van de voorgenomen executiemaatregelen als in de daarop volgende aanzegging gedaan door C.M.S. c.s. zijn volstrekt onacceptabele fouten gemaakt. Wij hebben u in een vroeg stadium van deze fouten op de hoogte gebracht en tussentijds heeft u de website van BOG Auctions laten aanpassen. Ook zijn uw rabobank en C.M.S. c.s. verantwoordelijk en aansprakelijk gesteld voor de geleden en nog te lijden schade door deze fouten. Op al onze verzoeken om uw juridische argumenten te mogen vernemen waarom u doorging met de voorgenomen executie heeft u tot op de dag van vandaag niet geantwoord. Ook heeft u zich niet verweerd tegen de door ons ingenomen gemotiveerde standpunten in dezen. Wij menen dat uw rabobank de door de heer J.A. Nederend gemaakte kosten ter bestrijding van de negatieve effecten voortvloeiend uit uw onrechtmatig handelen voornoemd dient te vergoeden. Bijgaand treft u de tot en met heden ontvangen facturen aan van de geraadpleegde adviseurs die bereikt hebben dat uw voornemen tot executie niet is uitgevoerd. De door u gemaakte kosten terzake de voorgenomen executie van uw eigen organisatie, de taxatie en de door u ingeschakelde derden etc.. dient u ook voor eigen rekening en risico te nemen. Wij verzoeken u de bijgevoegde facturen rechtstreeks aan de adviseur te voldoen binnen een week na heden, bij gebreke waarvan wij gerechtigd zijn rechtsmaatregelen tegen u te nemen waarvan alle kosten voor uw rekening komen, inclusief de wettelijke rente.
205/387
De in deze brief genoemde kosten dient u niet ten laste te brengen van een aan de heer J.A. Nederend gelieerde bankrekening of onderneming. Onder het voorbehoud van alle (publicatie)rechten. Hoogachtend, Waagmeesters Bedrijfs Advies J.G. Scholten Bijlagen: facturen Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V., Avant Accountants en B&VdV Advocaten
206/387
Brief 4 (aan Rabo UW 30-10-2013)
Rabobank Utrechtse Waarden e.o. U.A. Directeur bedrijven dhr. M.A. Warmerdam Basiliekpad 42 3401 BJ IJsselstein
Datum: 30 oktober 2013
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: J.A. Nederend Holding B.V. c.s.
Geachte heer Warmerdam, Namens de heer J.A. Nederend, en in onze hoedanigheid van bedrijfsadviseur, richten wij ons tot u met het volgende. J.A. Nederend Holding B.V. is kredietrelatie en gevestigd te IJsselstein aan de Noord IJsseldijk 95 B. Zij exploiteert een zakelijke portefeuille onroerend goed en kampte in 2012 en 2013 met een groeiende onderbezetting waardoor liquiditeitsproblemen zijn ontstaan. Sinds augustus 2013 zijn wij als bedrijfsadviseur bij het oplossen van de liquiditeitsproblemen betrokken. Echter, de communicatie met de accountmanager zoals wij die hebben mogen ervaren garandeert geen optimale samenwerking om samen de perikelen het hoofd te bieden. Daarom richten wij ons tot u met het verzoek hierin op heel korte termijn verbeteringen aan te brengen. Dat motiveren wij als volgt. Op onze brieven van 4 september jl. en 11 en 21 oktober jl. wordt niet gereageerd hoewel het om logische verzoeken gaat in een chaotisch behandelingsproces door de rabobank c.s. van een voorgenomen executie door de belastingdienst. De antwoordbrief van VMBS advocaten d.d. 29 oktober jl. is schrijnend van niveau omdat sprake is van een actuele kredietlimiet terzake kredietnemer voornoemd. De belangen van kredietnemer, haar DGA en de rabobank zijn hierin gelegen dat er op korte termijn afspraken komen over de aanvraag van een Bbz-lening in samenwerking met de belastingdienst. Daartoe is aan de belastingdienst verzocht uitstel van betaling te willen geven tot op de aanvraag Bbz-lening is beslist. Een soortgelijk verzoek sturen wij aan u om namens de rabobank die aanvraag Bbz-lening kans van slagen te geven. Intussen wordt aan de lopende verplichtingen voldaan zoals in de begrotingen 2013 en 2014 opgenomen c.q. de toelichting aangeeft. Bijgaand treft u beide begrotingen aan als bijlagen. Ter toelichting op de begroting 2013 en 2014 nog het volgende. 1. Oorzaken verlies. Met name in 2012 zegden huurders de huur op en was de huuromzet meer dan gehalveerd. Dat effect is het 1e kwartaal 2013 nog duidelijk zichtbaar. In april 2013 leverde acquisitie
207/387
nieuwe huurders op maar het bleef moeizaam de onderbezetting weg te werken. In het 4e kwartaal 2013 zijn nieuwe contracten getekend en zal begin 2014 de huur weer op een genormaliseerd niveau uitkomen. Ook de managementfee werd in 2013 verlaagd omdat het omzetniveau in de deelnemingen op een laag pitje stond. Eind 2013 is duidelijk dat voor 2014 het herstel zichtbaar is en stijgt de fee weer 15%. Ook is voor 2014 een herstel van de winstgevendheid van de deelnemingen voorzien. 2. Kostenniveau. In 2013 zijn de kosten geminimaliseerd en is niet geïnvesteerd. In 2014 blijft het kostenniveau min of meer ongewijzigd. Er is geen ruimte voor investeringen. 3. Resultaten. In 2013 blijft het resultaat negatief op ca. € 18.000,-, in 2014 zal dit positief zijn op ca. € 26.000,-. In de begrotingen is het effect van de te betalen BTW en loonheffing verwerkt in het onderdeel ‘te betalen belastingdienst BTW en Loonheffing’, hetgeen een vertekend beeld geeft in het getal bedrijfsresultaat. 4. Kredietbehoefte. In de kolom cumulatieve afloscapaciteit staat dat in september 2013 er een kredietbehoefte was van ca. € 74.000,-, het dieptepunt in de liquiditeit. Voor dit bedrag zal zo snel mogelijk een Bbzaanvraag volgen. De verwachting is dat in januari 2014 duidelijk is hoe deze aanvraag zal verlopen. Wij voorzien een lening van € 75.000,- tegen 8% rente, beschikbaar in januari / februari 2014 en aanvang aflossing in juli 2014 ad € 1.250,- per maand. 5. Nakoming lopende verplichtingen belastingdienst (preferent). Ingaande oktober 2013 is dat weer mogelijk uit incidentele baten. Een restitutie van het energiebedrijf, een teruggave inkomstenbelasting 2012 en de waarborgsom van nieuwe huurders zijn hiervoor gereserveerd. Deze inkomsten komen echter ‘ongeregeld’ binnen en bij de afdracht aan de belastingdienst is dan ook enige flexibiliteit gewenst in de planning versus de betaalverplichting. Hiermee voldoet belastingplichtige aan de voorwaarden voor uitstel van betaling. Door administratieve achterstanden is de BTW-administratie lange tijd niet op orde geweest. Inmiddels zijn de gegevens tot en met het 3e kwartaal wel beschikbaar en kunnen de juiste aangiften snel weg. 6. Nakoming lopende verplichtingen rabobank. De aflossing op de lening is ca. 16 maanden niet gerealiseerd en formeel gedoogd. Op papier nemen wij de aflossingsverplichting mee tot en met december 2013 maar praktisch verzoeken wij de rabobank deze aflossing op te schorten ingaande oktober 2013 tot en met juni 2014, dat wil zeggen gedurende de periode dat de aanvraag Bbz loopt en tot de datum dat op de voorziene Bbz-lening moet worden afgelost. De aflossing op de rekening courant willen wij onverkort handhaven.
208/387
Wij zijn bereid tot constructief overleg op heel korte termijn om de tijdelijke liquiditeitsproblemen samen te overbruggen. Uw uitnodiging zien wij omgaand tegemoet.
Hoogachtend, Waagmeesters Bedrijfs Advies J.G. Scholten
Bijlage(n): begrotingen en afloscapaciteit 2013 en 2014 (zie pagina 310)
209/387
Brief 5 (aan Rabo UW 05-12-2013)
Rabobank Utrechtse Waarden e.o. U.A. Directie / mw. F.J.M. van Winkel Basiliekpad 42 3401 BJ IJsselstein
Datum: 5 december 2013
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: J.A. Nederend Holding B.V. c.s. / 4 aansprakelijkstelling
Geachte mevrouw Van Winkel, Namens de heer J.A. Nederend, en in onze hoedanigheid van bedrijfsadviseur, richten wij ons tot u met het volgende. J.A. Nederend Holding B.V. is een kredietrelatie van uw bank en gevestigd te IJsselstein aan de Noord IJsseldijk 95 B. Zij exploiteert een zakelijke portefeuille onroerend goed en kampte in 2012 en 2013 met een groeiende onderbezetting waardoor liquiditeitsproblemen zijn ontstaan. Sinds augustus 2013 zijn wij als bedrijfsadviseur bij het oplossen van de liquiditeitsproblemen betrokken. Echter, de communicatie met de accountmanager en de plaatsvervangend directeur bedrijven zoals wij die hebben mogen ervaren, garandeert geen optimale samenwerking om, door een optimale afstemming, bij te dragen aan het gezamenlijk de perikelen het hoofd te bieden. Daarom richten wij ons tot u met het verzoek hierin op heel korte termijn verbeteringen aan te brengen. Dat motiveren wij als volgt. Op onze brieven van 4 september jl. en 11, 21 en 30 oktober jl. wordt niet gereageerd hoewel het om logische verzoeken gaat in een chaotisch behandelingsproces door de rabobank c.s. van een voorgenomen executie door de belastingdienst. De antwoordbrief van VMBS advocaten d.d. 29 oktober jl. is schrijnend van niveau omdat sprake is van een actuele kredietlimiet terzake kredietnemer voornoemd. De belangen van kredietnemer, haar DGA en de rabobank zijn hierin gelegen dat er op korte termijn afspraken komen over de aanvraag van een Bbz-lening in samenwerking met de belastingdienst. Daartoe is aan de belastingdienst verzocht uitstel van betaling te willen geven tot op de aanvraag Bbz-lening is beslist. Een soortgelijk verzoek stuurden wij aan u om namens de rabobank die aanvraag Bbz-lening kans van slagen te geven. Intussen wordt aan de lopende verplichtingen voldaan zoals in de begrotingen 2013 en 2014 opgenomen c.q. de toelichting aangeeft. Maar onlangs werd, ondanks het onbeantwoord blijven van onze vragen en verzoeken, de borg aangesproken en is de executieprocedure van het zakelijk onroerend goed opnieuw ter hand genomen.
210/387
Het uitblijven van uw antwoorden op onze vragen hangt mogelijk samen met de richtlijnen voortvloeiend uit de op uw bank en uw advocaat / VMBS en CSM Derks Star Busmann N.V. van toepassing zijnde aansprakelijkheidsverzekering(en). U moet alles blijven ontkennen omdat anders de ‘dekking vervalt uit de polis(sen). Om dit probleem te ondervangen stellen wij u, mevrouw F.A.G. van der Wal, de heer C.N. van der Poel en de door u ingeschakelde advocaat / VMBS en CMS Derks Star Busmann N.V. (de laatste twee in hun hoedanigheid als opdrachtnemer) persoonlijk verantwoordelijk en aansprakelijk voor de door de heer J.A. Nederend geleden en nog te lijden schade uit hoofde van uw handelen of nalaten. Indien u, of partijen namens u, ‘naar buiten optreden’ in dezen dan achten wij al onze correspondentie daarin opgenomen en herhaald in de vorm van een harde kopie. Dan kan die derde kennis nemen van onze standpunten en het door u gevoerde beleid ten aanzien daarvan. Wellicht ten overvloede herhalen wij bereid te zijn tot constructief overleg op heel korte termijn om de tijdelijke liquiditeitsproblemen samen te overbruggen. Uw uitnodiging zien wij omgaand tegemoet.
Hoogachtend, Waagmeesters Bedrijfs Advies J.G. Scholten
Bijlage(n): brieven van 4 september en 11, 21 en 30 oktober 2013 (zie respectievelijk pagina 201, 203, 205 en 207)
211/387
Brief 6 (aan Rabo UW 16-12-2013)
Rabobank Utrechtse Waarden e.o. U.A. Directie / mw. F.J.M. van Winkel Basiliekpad 42 3401 BJ IJsselstein E-mail:
[email protected]
Datum: 16 december 2013
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: J.A. Nederend Holding B.V. c.s. / 5
Geachte mevrouw Van Winkel, Namens de heer J.A. Nederend, en in onze hoedanigheid van bedrijfsadviseur, richten wij ons tot u met het volgende naar aanleiding van uw brief van 10 december jl.. Binnen het achter ons liggende traject heeft uw bank ingrijpende besluiten genomen. Deze besluiten komen tot uitdrukking in diverse stukken, te weten: Datum 19-06-2013 24-07-2013 30-08-2013 15-11-2013 10-12-2013 10-12-2013 B.V..
Van Rabobank CMS Van den Berg c.s. VMBS Van den Berg c.s. Rabobank
Betreft Executie i.v.m. hypothecair beslag idem Exploot executieveiling Opeisen borg Exploot executieveiling Beantwoording brieven Waagmeesters Bedrijfs Advies
Bij het laatste bevreemdt het ons dat wij de correspondentie richten aan de Directie, mw. F.J.M. van Winkel, en er een antwoord volgt van de Directeur Bedrijfsmanagement, mw. F. van der Wal. Er is van onze kant ook geen zicht op het feit of uw correspondentie een weergave is van rechtsgeldige besluiten door of namens het bestuur van uw bank. Zeker bij ingrijpende beslissingen als deze mogen wij verwachten dat het bestuur dit kenbaar maakt en, conform het uittreksel kamer van koophandel, bekrachtigt met de handtekening van twee gevolmachtigde bestuurders. Ook voor wat betreft de correspondentie van derden (CMS Derks Star Busmann, Van den Berg c.s., VMBS) wordt wel benoemd dat zij namens uw bank optreden, maar hebben zij dit niet aangetoond door middel van een volmacht van uw bestuur. Gaarne ontvangen wij dan ook van u de bevestiging dat alle gevoerde correspondentie een weergave is van rechtsgeldige bestuursbesluiten in dezen, ondertekend door twee gevolmachtigde bestuurders en een afschrift van de volmacht voor CMS c.s. en VMBS om namens uw bank in deze op te kunnen treden.
212/387
Wellicht ten overvloede herhalen wij dat wij bereid zijn tot constructief overleg op heel korte termijn om de tijdelijke liquiditeitsproblemen samen te overbruggen. Uw uitnodiging zien wij omgaand tegemoet. Hoogachtend, Waagmeesters Bedrijfs Advies J.G. Scholten
213/387
Brief 7 (aan Rabo UW 23-12-2013)
Rabobank Utrechtse Waarden e.o. U.A. Directie / mw. F.J.M. van Winkel Basiliekpad 42 3401 BJ IJsselstein E-mail:
[email protected]
Datum: 23 december 2013
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: J.A. Nederend Holding B.V. c.s. / 6
Geachte mevrouw Van Winkel, Namens de heer J.A. Nederend, en in onze hoedanigheid van bedrijfsadviseur, richten wij ons tot u met het volgende naar aanleiding van uw brief van 18 december jl.. Uw redenering inzake interne besluitvorming is interessant maar niet relevant. Wij houden de rabobank aan de externe werking van de ‘inschrijving’ van de rabobank bij de kamer van koophandel, die aangeeft welke functionarissen tekenbevoegdheid hebben om namens de bank rechtsgeldige besluiten schriftelijk te mogen communiceren. De door u zo genoemde ‘opzeggingsbrief’ van 19 juni 2013 is niet getekend door de (daartoe specifiek bevoegde) bestuurders hoewel de inhoud van de brief zulks wel vereist. Wij verzoeken u nogmaals om een getekende volmacht van de rabobank aan VMBS en CMS c.s. om namens u op te mogen treden in dezen, bij gebreke waarvan u uw zorgplicht verwijtbaar verzaakt. U gelieve deze stukken binnen een week na heden aan de heer Nederend te sturen. Uit de beantwoording van onze correspondentie met de rabobank blijkt dat u de gestelde vragen en gemaakte opmerkingen / constateringen niet direct, duidelijk en stellig beantwoordt. U ontkent en negeert deze en u bent duidelijk niet gewend om aangesproken te worden op door uw organisatie gemaakte ‘fouten’. Uiteraard hangt dit samen met het feit dat deze correspondentie niet afkomstig is van een advocaat die voor uw bank regelmatig optreedt en affiniteit met u heeft. Wij kennen geen vereiste waaruit blijkt dat wij verplicht zijn uw kennelijke ‘gevolmachtigden’ te moeten aanschrijven in dezen. Dit klemt temeer daar u weigerde de vereiste volmachten aan ons te willen verstrekken. Alle eerder in onze correspondentie opgenomen aansprakelijkstellingen zijn geacht hier woordelijk te zijn opgenomen en herhaald.
214/387
Wij doen onze uiterste best om begin januari 2014 de achterstand in de aflossingen te hebben aangezuiverd. Tot nadere toelichting zijn wij steeds bereid.
Hoogachtend, Waagmeesters Bedrijfs Advies J.G. Scholten
215/387
Brief 8 (aan Rabo UW 07-01-2014)
Rabobank Utrechtse Waarden e.o. U.A. Directie / mw. F.J.M. van Winkel Basiliekpad 42 3401 BJ IJsselstein E-mail:
[email protected]
Datum: 7 januari 2014
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: J.A. Nederend Holding B.V. c.s. / 7
Geachte mevrouw Van Winkel, Namens de heer J.A. Nederend, en in onze hoedanigheid van bedrijfsadviseur, richten wij ons tot u met het volgende naar aanleiding van de brief van 31 december jl. van VMBS advocaten c.q. mr. I. Soetens. Uw raadsman kan al maanden lang weten dat alle correspondentie naar de heer J.A. Nederend moet op zijn schriftelijke verzoek aan u. Elke derde dient - op verzoek - een volmacht te overleggen om namens een volmachtgever te mogen optreden. Dat de brief van 19 juni 2012 geen ‘’rechtens juiste opzegginsbrief’ is mag uw raadsman betwisten zolang hij wil. Dat er tot op de dag van vandaag een kredietlimiet op de kredietfaciliteiten van J.A. Nederend Holding B.V. staat geeft aan hoe de feiten luiden. Dat een borg niet eerder verplicht is zijn verplichtingen na te komen dan nadat de hoofdschuldenaar in zijn verplichtingen is tekort geschoten is ons bekend. Dat na alles wat fout is gegaan op uw rabobank uw raadsman niet de boodschap maar de boodschapper ter discussie stelt zegt alles over de geboden kwaliteit in dezen. Inmiddels heeft dhr. Nederend het bedrag beschikbaar waarmee hij, ten behoeve van zijn Holding voornoemd, de achterstand in aflossing kan aanzuiveren. Uiteraard dient de rabobank dan af te zien van de voorgenomen executie en de aanspraak op de borg in te trekken. Dat zien wij graag schriftelijk bevestigd voor donderdag 9 januari a.s. om 12.00 uur om een tijdig verzoek aan de voorzieningenrechter tegen uw executievoornemens niet te frustreren. Tot slot treft u bijgaand een aangepaste begroting 2013 t/m 2015 aan. Hieruit moge blijken dat, in aanvulling op de eerder toegezonden begrotingen, de verplichtingen door de Holding voornoemd in 2014 tijdig kunnen worden nagekomen. Tot nadere toelichting zijn wij steeds bereid. Hoogachtend, Waagmeesters Bedrijfs Advies J.G. Scholten Bijlage: begroting 2013 t/m 2015 / afloscapaciteit (zie pagina 314)
216/387
Brief 9 (aan Rabo UW 09-01-2014)
Rabobank Utrechtse Waarden e.o. U.A. Directie / mw. F.J.M. van Winkel Basiliekpad 42 3401 BJ IJsselstein E-mail:
[email protected]
Datum: 9 januari 2014
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: J.A. Nederend Holding B.V. c.s. / 8
Geachte mevrouw Van Winkel, Hierdoor richten wij ons tot u met het volgende naar aanleiding van de e-mail van 9 januari jl. van VMBS advocaten c.q. mr. I. Soetens inzake bovengenoemde. In onze brief van 7 januari jl. hebben wij een voorstel gedaan tot algehele aflossing van de ongeregelde overstand namens kredietnemer voornoemd. Wij verzochten u voor 12.00 uur vandaag te willen antwoorden om een verzoek aan de voorzieningenrechter niet te frustreren. Aan dat verzoek heeft u geen gehoor gegeven en hebben wij taal noch teken hierover van u vernomen. Daarom sturen wij u deze brief met de volgende mededelingen. De rabobank laat een ‘ongeregelde overstand’ ontstaan begin 2013 en pakt die onjuist en niet constructief op richting kredietnemer. De communicatie daarover is zeer slecht tot en met het gesprek met ons op 25 september jl.. In dat gesprek blijkt de accountmanager standpunten in te nemen die onverantwoord en de bank onwaardig zijn. Uit het taxatierapport opgesteld in 2012 blijkt al heel duidelijk de al lang bestaande problematiek. Wij nemen aan dat de communicatie van uw accountmanager met de ontvanger inzake het beslag dezelfde karaktertrekken vertoont als die wij hiervoor noemden. Als wij over de ontstaansgeschiedenis, de tot dan toe ondernomen acties en de houding / het gedrag van de accountmanager corresponderen ontstaat ontkennend en ontwijkend gedrag namens uw bestuur. Op constructieve voorstellen en herfinancieringsplannen is de reactie negatief en niet adequaat in het belang van rabobank en kredietnemer samen. Met de komst van uw raadsman voornoemd worden de gemaakte misstappen en fouten ontkend, er ontstaan acties die averechts uitwerken en de problematiek vergroten in plaats van verkleinen. Uiteraard wilde uw raadsman graag ‘in het geheim’ met een advocaat (van kredietnemer) overleggen die affiniteit met uw rabobank heeft (‘dubbele pet’). Wij stellen vast dat het bestuur van de rabobank in dezen tot nu toe niet adequaat en onjuist heeft gereageerd op de voorstellen om de problematiek tussen de rabobank en kredietnemer
217/387
op te lossen, ondanks ons schriftelijk verzoek daartoe. Waagmeesters Bedrijfs Advies heeft een maatschappelijke functie en dient misstanden aan de kaak te stellen c.q. op te lossen en wel zodanig dat ‘herhaling ervan’ wordt voorkomen. In deze casus stellen wij vast dat het bestuur van de rabobank verwijtbaar heeft gehandeld c.q. heeft nagelaten ten nadele van de rabobank maar ook ten nadele van kredietnemer. Wij overwegen ons dossier te publiceren op een ons conveniërende wijze en tijdstip opdat niet (nog) meer klanten van de rabobank met deze nadelige werkwijze en houding / gedrag geconfronteerd worden. U en anderen zijn al eerder door ons in dezen aansprakelijk gesteld voor geleden en nog te lijden schade ten laste van kredietnemer. Wij behouden ons het recht voor een onderzoek in te stellen naar uw beleid door andere casussen / dossiers van uw rabobank te bekijken. Ook de rol van door u ingeschakelde raadsman(nen) komt daarbij aan de orde, in het bijzonder de ‘schaduwzijde’ van hun optreden. Immers, de opdrachtgever (rabobank) is verantwoordelijk en aansprakelijk voor het doen en laten van de opdrachtnemer (uw raadsman). De bewuste ‘ontkenningen’ door uw raadsman van misstappen en fouten door zijn ‘opdrachtgever’ begaan is namelijk in strijd met de beroepsethiek en de beroepseed. Het kan ook niet zo zijn dat als gevolg van uw beleid (werkwijze, gedrag, houding, ondernomen juridische acties etc.) de kosten van al deze misstappen en fouten, inclusief de gevolgen daarvan, voor rekening en risico van uw kredietnemer komen. Die kosten dienen naar onze mening voor rekening van de personen te komen die op onverantwoorde wijze en niet constructief hebben geopereerd in dezen. Wij stellen ons op het standpunt dat het bestuur van de rabobank zich in dezen ‘onredelijk en onbillijk’ en in diverse opzichten verwijtbaar ‘onjuist’ heeft opgesteld en zich onvoldoende rekenschap heeft gegeven van haar vereiste zorgplicht c.q. de positieve gevolgen van de voorstellen en oplossingen die kredietnemer inmiddels heeft gedaan. De ontwikkelingen in de komende weken zullen uiteindelijk bepalen tot welke acties wij zullen overgaan. Het spijt ons u niet anders te kunnen berichten.
Hoogachtend, Waagmeesters Bedrijfs Advies J.G. Scholten
218/387
Brief 10 (aan Rabo UW 10-01-2014)
Rabobank Utrechtse Waarden e.o. U.A. Directie / mw. F.J.M. van Winkel Basiliekpad 42 3401 BJ IJsselstein E-mail:
[email protected]
Datum: 14 januari 2014
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: J.A. Nederend Holding B.V. c.s. / 9
Geachte mevrouw Van Winkel, Hierdoor richten wij ons tot u met het volgende naar aanleiding van het e-mail bericht van 13 januari jl. afkomstig van VMBS advocaten c.q. mr. I. Soetens inzake bovengenoemde. Kunt u ons aangeven wanneer het misstappen- en foutenfestival van uw raadsman VMBS advocaten c.q. mr. I. Soetens ophoudt? 1. Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. schrijft op 9 januari jl. een brief aan u. Hierin staat dat Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. overweegt haar dossier in dezen te publiceren. De motivatie is uitgebreid weergegeven en vormt een weerslag van alle voorgaande correspondentie met u in dezen. Voor de goede orde, deze brief is niet geschreven namens de heer J.A. Nederend en of zijn J.A. Nederend Holding B.V.. 2. Op 13 januari jl. schrijft uw raadsman voornoemd een zeer uitgebreide brief aan J.A. Nederend Holding B.V. en de heer J.A. Nederend. Als wij het goed begrijpen is deze brief een reactie op de brief van Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. van 9 januari jl.. Maar J.A. Nederend Holding B.V. en de heer J.A. Nederend worden door uw raadsman hierbij aangezien voor, en aangesproken op, de inhoud van die bewuste brief van Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.. Dat kan toch niet waar zijn voor VMBS advocaten c.q. mr. I. Soetens in zijn hoedanigheid van wetenschapper en advocaat in dezen? 3. In de brief van 13 januari jl. van VMBS advocaten c.q. mr. I. Soetens aan J.A. Nederend Holding B.V. en de heer J.A. Nederend treedt uw raadsman op als adviseur en ‘hoeder van de belangen’ van J.A. Nederend Holding B.V. en de heer J.A. Nederend en wel in zijn hoedanigheid van advocaat van uw rabobank. Dat is in strijdt met alle vigerende regelgeving die van toepassing is op uw raadsman in dezen. 4. Uw raadsman heeft 4 pagina’s nodig om nog eens uit te leggen dat uw rabobank noch uw raadsman enig verwijt valt te maken in de gevolgde procedures tot de executie. Daarbij zijn de inhoudelijke feiten c.q. de onderbouwing nagenoeg geheel weggelaten. 5. De eerder door ons geuite aansprakelijkstellingen en eis tot schadevergoeding van alle geleden en nog te lijden schade is hier woordelijk opnieuw opgenomen en herhaald, zowel van de kant van J.A. Nederend Holding B.V. en de heer J.A. Nederend als van onze kant.
219/387
Het spijt ons u niet anders te kunnen berichten. Hoogachtend, Waagmeesters Bedrijfs Advies J.G. Scholten
220/387
Brief 11 (aan Rabo UW 27-01-2014)
Rabobank Utrechtse Waarden e.o. U.A. Directie / mw. F.J.M. van Winkel Basiliekpad 42 3401 BJ IJsselstein E-mail:
[email protected]
Datum: 27 januari 2014 c.s. / 10
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: J.A. Nederend Holding B.V.
Geachte mevrouw Van Winkel, Hierdoor richten wij ons tot u met het volgende inzake bovengenoemde. Naar aanleiding van het e-mail bericht van CMS Derks Star Busmann N.V. gedateerd 21 januari jl. is duidelijk geworden dat de rabobank terzake de executieveiling van 16 januari jl. het pand heeft gegund. Dit is voor ons aanleiding over te gaan tot publicatie van ons dossier op een ons conveniërende wijze en op een ons conveniërend tijdstip en conform de aankondiging van die optie in onze brief van 9 januari jl.. Wij zullen de door J.A. Nederend Holding B.V. en de heer J.A. Nederend in privé geleden en nog te lijden schade op u en uw adviseurs verhalen conform eerdere mededelingen en aansprakelijkstellingen. De publicatie van ons dossier heeft inmiddels plaatsgevonden op internet en is gekoppeld aan een notitie terzake het functioneren van de advocatuur in haar rol als raadsman c.q. vertrouwenspersoon in het algemeen maatschappelijk verkeer (civiel recht / ondernemingen). Een kopie van deze notitie treft u als bijlage aan. Het spijt ons u niet anders te kunnen berichten.
Hoogachtend, Waagmeesters Bedrijfs Advies J.G. Scholten
221/387
Bijlage(n): Kunt u, ‘zonder twijfels’, uw advocaat vertrouwen en betrouwbaar noemen? (zie pagina 10)
CC: - het Ministerie van Veiligheid en Justitie, t.a.v. dhr. mr. I.W. Opstelten, Turfmarkt 147, 2511 DP Den Haag - het Bestuur van ‘Rabo Nederland’, t.a.v. de heer M. Minderhoud, Croeselaan 18, 3521 CB Utrecht
222/387
Brief 12 (aan Rabo UW 28-01-2014)
Rabobank Utrechtse Waarden e.o. U.A. Directie / mw. F.J.M. van Winkel Basiliekpad 42 3401 BJ IJsselstein E-mail:
[email protected]
Datum: 28 januari 2014
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: J.A. Nederend Holding B.V. c.s. / 12
Geachte mevrouw Van Winkel, Namens de heer J.A. Nederend, en in onze hoedanigheid van bedrijfsadviseur, richten wij ons tot u met het volgende naar aanleiding van de e-mails van CMS c.s. van 21 januari jl.. In de e-mail van 10.27 uur deelt CMS c.s. aan de heer J.A. Nederend mee dat gunning plaatsvond. In de e-mail van 09.25 uur deelt CMS c.s. aan de heer F. Overbeek mee dat gunning plaatsvond. Hieruit blijkt dat dhr. Overbeek eerder werd geïnformeerd dan dhr. Nederend en dit verklaart waarom dhr. Overbeek dhr. Nederend direct belt en om de sleutels vraagt terwijl laatstgenoemde nog van niets wist. Vervolgens handelt dhr. Overbeek alsof hij eigenaar is, betreedt ongevraagd het terrein en de panden, bezoekt de panden met derden en praat met de huurders. Tevens deelt hij aan een ieder die het wil horen mede dat hij de nieuwe eigenaar is en dat de huur aan hem dient te worden overgemaakt. U begrijpt dat een en ander buiten medeweten, en zonder toestemming van, de eigenaar van de terreinen en panden is gebeurd. Wij houden de rabobank, CMS c.s. en dhr. Overbeek verantwoordelijk en aansprakelijk voor de geleden en nog te lijden schade. Wij vertrouwen erop dat u met onmiddellijke ingang dhr. Overbeek wijst op zijn rechten en plichten, zowel die van voor als die van na de juridische eigendomsoverdracht. Tot slot delen wij u mede dat op grond van de ‘onjuiste procedure’ die de rabobank heeft gevolgd om tot de executieveiling over te mogen gaan, de huidige eigenaar van de betrokken onroerende zaken en haar directeur grootaandeelhouder, een juridische procedure zullen starten tot ontbinding van de gunning en tot vergoeding van de geleden en nog te lijden schade.
223/387
Wij vertrouwen er op dat u zich van verdere juridische acties onthoudt totdat hierover contact met u wordt opgenomen. Tot nadere toelichting zijn wij steeds bereid. Hoogachtend, Waagmeesters Bedrijfs Advies J.G. Scholten CC:
1. 2.
CMS Derks Star Busmann N.V.,
[email protected] de heer F. Overbeek,
[email protected]
224/387
Brief 13 (aan Nederend Holding 28-01-2014)
J.A. Nederend Holding B.V. T.a.v. de heer J.A. Nederend Noord IJsseldijk 95 b 3402 PG IJsselstein
Datum: 28 januari 2014
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: schadeclaim namens grootaandeelhouder
Geachte heer Nederend, Namens de heer J.A. Nederend, in zijn hoedanigheid van grootaandeelhouder in uw aandelenkapitaal, en in onze hoedanigheid van bedrijfsadviseur, delen wij u het volgende mede. Sinds augustus 2013 zijn wij als bedrijfsadviseur verbonden aan uw onderneming om de gerezen liquiditeitsproblemen te helpen oplossen. Met behulp van een plan om te komen tot een hogere bezettingsgraad van uw portefeuille verhuurpanden, de totstandkoming van betaalregelingen en de aanvraag van een Bbz-lening was in oktober 2013 duidelijk dat er reële vooruitzichten waren om de problematiek het hoofd te bieden. Dat bleek ook duidelijk uit de prognoses 2014 en 2015. Totdat uw rabobank voor de tweede keer, maar nu zelfstandig, de executie van uw onroerend goed ter hand nam. U bent bekend met de uitvoerige correspondentie van de rabobank aan u en uw onderneming sedert 1 juni 2013 en de uitvoerige antwoordcorrespondentie die namens u en uw onderneming is verstuurd aan uw rabobank. De rabobank ontkende, en ontkent nog steeds, tegenover u en uw onderneming alle verwijten die wij namens u en uw onderneming maakten terzake de ‘rechtmatigheid’ van haar handelen en haar nalaten die, tezamen, inmiddels geleid hebben tot de executie en gunning van uw portefeuille verhuurpanden. Hierdoor heeft de rabobank onrechtmatig schade veroorzaakt die ten laste komt van u en uw onderneming. Door de gunning krijgt uw onderneming geen inkomsten meer en dreigt acuut, als gevolgschade, een faillissement op korte termijn. Hierdoor worden zowel de schuldeiser belastingdienst als uw rabobank zwaar benadeeld, en mogelijk uw grootaandeelhouder in privé vanwege een afgegeven borgstelling. Uw schade door de gunning tegen € 70.000,beloopt ca. € 400.000,- op het dieptepunt van deze crisistijd. Ten slotte komt de schade tezamen terecht bij de grootaandeelhouder, zowel in die in materiële zin als die in immateriële zin. Die schade kan de grootaandeelhouder niet, of maar beperkt, verhalen op de veroorzaker ervan, de rabobank. Daarom legt de grootaandeelhouder middels dit schrijven een schadeclaim ‘op te maken bij staat’ neer bij (het bestuur van) J.A. Nederend Holding B.V. met de uitdrukkelijke afspraak dat zij die claim effectueert tegenover de rabobank als de grootaandeelhouder dat schriftelijk verzoekt. Alle gebruikelijke methoden als verrekeningen etc. zijn hierop van toepassing.
225/387
Tot slot verzoeken wij u dit schrijven voor ‘akkoord getekend’ te willen retourneren. Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
Schadestaat J.A. Nederend Holding B.V. en J.A. Nederend (zie pagina 320)
226/387
Brief 14 (aan curator 11-02-2014)
Van Diepen Van der Kroef Insolventies / mr. drs. R.J.G. Kraaijvanger Postbus 14033 3508 SB UTRECHT E-mail:
[email protected]
Datum: 11 februari 2014
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: failliet J.A. Nederend Holding BV
Geachte heer Kraaijvanger, Namens de heer J.A. Nederend, en in onze hoedanigheid van bedrijfsadviseur, delen wij u het volgende mede in vervolg op onze bespreking van 6 februari jl.. Op ons verzoek een kopie te mogen ontvangen van het verslag van onze bespreking op 6 februari jl. antwoordt u afwijzend. Zo’n antwoord is geen vertrouwenwekkende start te noemen. Inmiddels hebben wij nagenoeg alle stukken aan u gezonden terzake het besluitenlijstje van 7 februari jl.. Onderstaande opmerkingen hebben nog betrekking op het besprokene van 6 februari jl.. 1. Wij ondernemen geen actie terzake de minderheidsdeelnemingen en zoeken ook geen koper. 2. Inzake de ‘tegenstrijdige belangen en uw voormalige kantoor’ wijkt de tekst van uw bericht van 7 februari jl. (onderaan) af van hetgeen is afgesproken. Wij maakten geen bezwaar tegen uw aanstelling tot curator omdat er geen aanwijzingen waren op dat moment voor een tegenstrijdig belang. 3. Tijdens deze bespreking is geen aandacht besteed aan enkele bijlagen die bij de aanvraag eigen faillissement waren gevoegd. Het betreft onder andere de brief aan de Commissie Insolventierecht van 9 juni 2008, de notitie over vertrouwen en betrouwbaarheid van de advocaten van 21 januari 2014 en de brief van het Ministerie van Justitie aan het College van Procureurs Generaal terzake klachten over curatoren. 4. Terzake de hypotheeknemer Nebako Beheer B.V. onderneemt u zelf actie. 5. De heer J.A. Nederend heeft na serieuze hartproblemen in 2012 geen goede gezondheid gehad in de tweede helft van 2013. Hij is nu op zoek naar een andere werkgever in dezelfde branche. 6. Het bevreemdt u dat de DGA een schadeclaim heeft ingediend bij failliet. 7. U onderzoekt de ‘rauwelijkse executie’ door de rabobank en of sprake is van schending van de zorgplicht. Een kopie van de correspondentie tussen rabobank en haar gemachtigde en de heer J.A. Nederend en zijn gemachtigde trof u aan bij de aanvraag eigen faillissement. In de bijlage staan alle ‘citaten’ uit de correspondentie namens failliet die duiden op onrechtmatige executie.
227/387
8. Het alternatief voor executeren door de rabobank was de aangetoonde levensvatbaarheid op basis van de prognoses 2014 en 2015 alsmede de aanvraag Bbz-lening. 9. Tot slot maakten wij ernstig bezwaar tegen de postblokkade als die andere huisnummers treft. Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. Bijlage(n): 321)
argumenten onrechtmatige opzegging / executie door de rabobank (zie pagina
228/387
Brief 15 (aan Rabo UW RvC 26-02-2014)
Raad van Commissarissen van Rabobank Utrechtse Waarden e.o. U.A. T.a.v. de voorzitter J.P. Six Basiliekpad 42 3401 BJ IJsselstein E-mail:
[email protected]
Datum: 26 februari 2014 Nederend Holding BV
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: Open brief / Executie J.A.
Geachte heer Six, Deze open brief richten wij ook en informatief aan u, er van uitgaande dat u als raad van commissarissen wist of kon weten hoe de directie van de Rabobank Utrechtse Waarden e.o. U.A. (en Rabobank Nederland) heeft gehandeld in het dossier van kredietrelatie J.A. Nederend Holding B.V., Noord IJsseldijk 95 b, 3402 PG IJsselstein. In de correspondentie van 19 juni 2013 en later tussen de rabobank voornoemd en J.A. Nederend Holding B.V. zijn de standpunten over en weer duidelijk weergegeven. Wij zijn op grond van onderstaande samenvatting tot de conclusie gekomen dat de rabobank(en) onrechtmatig heeft gehandeld inzake de opzegging van het krediet en de daarop volgende executie en gunning van verbonden zekerheden. i. De brief van 19 juni 2013 is geen rechtens juiste opzeggingsbrief van de kredieten verstrekt aan J.A. Nederend Holding B.V.. Het is ook niet de door de rabobank gebruikelijk gehanteerde opzeggingsbrief. Er vindt onder andere geen opeising van het kredietbedrag plaats in deze brief. De opzeggingsbrief van 19 juni 2013 is ook niet getekend door een daartoe bevoegde bankfunctionaris genoemd in het desbetreffende uittreksel van de kamer van koophandel. De rabobank en haar gemachtigde blijven ontkennen dat hun opzegging juridisch onjuist is omdat hun individuele aansprakelijkheidsverzekering dat zo voorschrijft. Met dat stilzwijgende argument blijven zij ook de antwoorden op de vragen schuldig die betrekking hebben op de juridische achtergronden voor de tweede poging tot executie. De rabobank gaat ten onrechte uit van kredietopzegging in haar brief van 19 juni 2013 hoewel die opzegging aan geen enkele formele eis voldoet zoals geformuleerd in haar ‘te doen gebruikelijk te hanteren’ en concernmatig voorgeschreven opzeggingsbrief. Deze vermeende opzegging voldoet in geen enkel opzicht aan het gestelde in het arrest van 18 februari 2003 van het gerechtshof Arnhem, terzake redelijkheid en billijkheid bij opzegging van een zakelijk krediet. ii. Tot na 21 januari 2014, de datum waarop de gunning van het onroerend goed plaatsvond, staat er op zowel de bankrekening van de middellange lening als die waarop het rekening courant krediet werd geadministreerd door de rabobank een administratieve kredietlimiet. Deze laatste kredietlimiet maakte het gebruikelijke ‘uitgaande betalingsverkeer’ mogelijk hetgeen het tegenovergestelde is van de situatie bij een opgezegd krediet. Bij een opgezegd krediet is geen uitgaand
229/387
betalingsverkeer toegestaan (dit is het belang van de bank) en is dat onmogelijk gemaakt door verwijdering van de administratieve kredietlimiet. iii. De rabobank heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen deze argumentatie. iv. Ook heeft de rabobank geen antwoord gegeven op de vraag welke haar juridische motieven zijn om te kunnen en mogen executeren. v. De rabobank heeft tijdens haar eerste poging tot executie de onjuiste gegevens op de website van BOG Auctions laten aanpassen op verzoek van ons. Later is deze executie door de rabo ingetrokken. vi. De belastingdienst gaat in op het verzoek tot uitstel van betaling vooruitlopend op de toekenning van de aangevraagde Bbz-lening, de rabo reageert daar niet op. Omdat betaling van de lopende verplichtingen bij de belastingdienst zowel een primaire voorwaarde is bij een betaalregeling en dat zij een preferent karakter heeft, zijn die over oktober en november 2013 stipt nagekomen. vii. Het bestuur van de rabobank schendt haar zorgplicht ernstig door – desgevraagd geen getekend exemplaar op te sturen van een volmacht terzake een door haar gemachtigde persoon die namens haar correspondeert met bankklanten als de onderhavige onderneming in onderhavige problematiek. viii. De gevolmachtigde van de rabobank gaf er de voorkeur aan met een advocaat van doen te hebben namens J.A. Nederend Holding B.V. die stevige affiniteit heeft en had met diezelfde rabobank. ix. Op 7 januari 2014 meldt J.A. Nederend Holding B.V. dat zij het verschuldigde bedrag aan ‘achterstallige aflossing’ beschikbaar heeft om daarmee de achterstand geheel aan te zuiveren en verzoekt de rabobank tijdig, dat wil zeggen uiterlijk 9 januari 2013 om 12.00 uur, te melden dat zij akkoord gaat met intrekking van de executie als tegenprestatie. x. De rabobank laat de gestelde deadline passeren zonder te reageren en antwoordt pas nadat zij daarop is aangesproken en opnieuw aansprakelijk gesteld is voor de geleden en nog te lijden schade. Het instellen van een kort geding tegen de executie was daardoor onmogelijk geworden qua tijdsverloop. xi. De rabobank heeft alle pogingen van J.A. Nederend Holding B.V. genegeerd om de continuïteit te herstellen op termijn van enkele maanden en geweigerd de daarvoor benodigde tijd beschikbaar te stellen. Dit ondanks de tijdige en volledige toezending van de financiële plannen en begeleidende stukken. Ook heeft de rabobank het aanbod genegeerd de volledige achterstand in aflossing op te heffen. xii. Op grond van deze opsomming van feiten is de rabobank niet alleen haar zorgplicht verwijtbaar niet nagekomen jegens J.A. Nederend Holding B.V. maar heeft zij ook onrechtmatig gehandeld door de bestreden executie toch uit te voeren, gevolgd door gunning. xiii. De rabobank is hierdoor schadeplichtig jegens J.A. Nederend Holding B.V. voor de door laatstgenoemde geleden en nog te lijden schade, alsmede voor de gevolgschade welke haar aandeelhouder heeft geleden en nog zal lijden. Wij stellen vast dat het bestuur van de rabobank(en) in dezen niet adequaat en onjuist heeft gereageerd op de voorstellen om de problematiek tussen de rabobank en kredietnemer op te lossen, ondanks onze schriftelijke verzoeken daartoe. Waagmeesters Bedrijfs Advies heeft een maatschappelijke functie en dient misstanden aan de kaak te stellen c.q. op te lossen en wel zodanig dat ‘herhaling ervan’ wordt voorkomen. In deze casus stellen wij vast dat het bestuur van de rabobank(en) verwijtbaar heeft gehandeld c.q. heeft nagelaten ten nadele van de rabobank(en) maar ook en vooral ten nadele van kredietnemer. De publicatie van ons dossier heeft inmiddels plaatsgevonden op internet en is gekoppeld aan een notitie inzake het functioneren van juristen en de advocatuur in haar rol als
230/387
raadsman c.q. vertrouwenspersoon in het algemeen maatschappelijk verkeer (civiel recht / ondernemingen). Binnenkort vinden vervolgpublicaties plaats over de bewuste beleidsmatige verwaarlozing van de maatschappelijke functies van de rabobank(en) door haar bestuurders. De verantwoordelijke bestuurders zoeken onzes inziens excuses voor de aangerichte maatschappelijke en individuele schade. Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. CC: het Bestuur van ‘Rabo Nederland’, t.a.v. de heer M. Minderhoud, Croeselaan 18, 3521 CB Utrecht
231/387
Brief 16 (aan curator 24-03-2014)
Van Diepen Van der Kroef Insolventies / mr. drs. R.J.G. Kraaijvanger Postbus 14033 3508 SB UTRECHT E-mail:
[email protected]
Datum: 24 maart 2014 2
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: failliet J.A. Nederend Holding BV /
Geachte heer Kraaijvanger, Namens de heer J.A. Nederend en Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V., en in onze hoedanigheid van bedrijfsadviseur, delen wij u het volgende mede naar aanleiding van uw emails van 5 en 14 maart jl.. 1. Minderheidsdeelnemingen. De jaarrekeningen over 2012 zijn beschikbaar, die over 2013 niet. Dat laatste houdt verband met een brand in het kantoor / pand te IJsselstein in de zomer van 2013, waarbij de daar aanwezige financiële administratie 2013 verloren ging. Van Rossum Kozijntechniek B.V. is in 2013 opgericht en heeft nog geen jaarrekening gemaakt. Ook hier speelt de voornoemde brand een curiale rol. Voor verkoop van deze aandelen verwijzen wij u naar de statuten van de desbetreffende vennootschappen. U kunt de aandelen met een gefundeerde vraagprijs aanbieden aan de andere aandeelhouders. Inmiddels is er al contact geweest over een en ander hebben wij begrepen. Uw verwijzing naar artikel 105 Fw is in deze niet terecht omdat hierover al een aantal keren is gesproken en geschreven en de standpunten duidelijk zijn. Aan de informatieplicht is inmiddels voldaan. 2. Overleg met de bank. U bedoelt dat u contact heeft opgenomen met de advocaat van de rabobank Utrechtse Waarden, mr. I. Soetens. Het lijkt ons voor de hand liggend dat mr. Soetens onze stelling betwist dat de rabobank zich schuldig heeft gemaakt aan ‘onrechtmatige executie’. Hij heeft er immers alle belang bij dat u, in uw hoedanigheid van curator, niet tegen hem en zijn opdrachtgever optreedt c.q. procedeert terzake een schadeclaim van minimaal € 400.000,- namens failliet en / of de ex-bestuurder van failliet. U onderzoekt het handelen van de rabobank maar u wacht het eindvonnis af in de procedure van de rabobank tegen de heer J.A. Nederend inzake de geclaimde borgstelling. U motiveert dit belangrijke besluit niet en maakt hier mogelijk een zeer ernstige beoordelingsfout die de boedelcrediteuren zeer ernstig kan benadelen. In dit kader stellen wij vast dat u in uw hoedanigheid van curator opdrachtnemer bent en de (rechter-commissaris van de) rechtbank Midden-Nederland c.q. het Openbaar Ministerie uw
232/387
opdrachtgever is. Wij, als belanghebbenden in dit faillissement, houden u en de rechtercommissaris verantwoordelijk en aansprakelijk voor de schade die het gevolg is van uw passieve houding in deze kwestie. 3. RC directie o/g. U verzoekt betaling van een openstaand bedrag. Alvorens uw verzoek in behandeling te kunnen nemen verzoeken wij u het ontstaan, het verloop en de hoogte van deze vordering ondubbelzinnig aan te tonen. U gelieve dit te doen op een wijze die gelijk is aan die welke u hanteert bij een aanmelding van een vordering op failliet. Ten overvloede wijze wij u er op dat de ex-bestuurder op 28 januari 2014 een schadeclaim heeft ingediend bij failliet van ca. € 400.000,- terzake het onrechtmatig executeren door de rabobank. De ex-bestuurder wacht, net als u, het vonnis af in de procedure rond de geclaimde borgstelling c.s. en beroept zich eventueel op verrekening. 4. bedrijfsmiddelen en debiteuren. Deze zaken zijn of worden afgehandeld. De heer J.A. Nederend neemt hierover contact met u op. Overige ontwikkelingen. 5. Het verslag van de curator de datum 7 maart 2014. Het valt op dat u over drie volledige jaarrekeningen beschikt over de periode 2010 t/m 2012 maar in het verslag vermeldt dat er geen ‘omzetgegevens’ zijn. Hoe verklaart u dit? In het verslag staat dat de jaarrekening 2012 is gedeponeerd op 4 april 2014. Dat moet volgens onze opgave zijn 4 februari 2014. Hoe verklaart u dit? Het verslag vermeldt niets omtrent de schadeclaim ad € 400.000,- die de ex-bestuurder heeft ingediend bij failliet, noch over de achtergronden hiervan zoals die blijken uit alle correspondentie dienaangaande met de (gemachtigde van de) rabobank, welke ook in uw bezit is. De overige schuldeisers hebben wel recht op deze informatie, inclusief de belastingdienst en de rabobank zelf. Zie ook punt 2 voornoemd. Uw mededeling dat u dit in onderzoek heeft is misleidend en schermt ten onrechte de veroorzaker af van het faillissement c.q. de omvang van de schade. 6. Lege boedelrekening. Het kan en mag onzes inziens niet zo zijn dat u, omwille van een lege boedelrekening, niet optreedt tegenover de veroorzaker van het faillissement, te weten de rabobank. Al eerder is vermeld dat het standpunt van de advocaat van de rabobank uiteraard luidt dat geen sprake is van onrechtmatige executie. Dat is zijn belang maar niet dat van u, noch dat van de andere boedelcrediteuren. En u weet maar al te goed dat er financiële regelingen zijn om toch zelfstandig te kunnen procederen in dezen. Ook voor het feit dat de rabobank een grote crediteur van de boedel lijkt zijn oplossingen beschikbaar. Zij lijkt grote crediteur van de boedel maar is het niet als zij bij vonnis tot schadevergoeding wordt veroordeeld. 7. Vertrouwen in de advocatuur. U en de rechtbank zijn op de hoogte van onze notitie over ‘vertrouwen in de advocatuur’ van 21 januari jl.. Deze notitie zat bij alle stukken van de faillissementsaanvraag en blijft tot nu toe buiten elke bespreking.
233/387
Tot nu toe gebeurt in dit faillissement precies wat in die notitie beschreven staat. U belt met mr. I. Soetens van de rabobank, met mr. S. van der Velden die namens failliet correspondeerde met de rabobank maar ook voor die rabobank optrad en optreedt, en later met de advocaat van de ex-bestuurder die de procedure rond de borgstelling begeleidt. Gevieren stemt u heimelijk onderling af wie welke actie wanneer onderneemt en u houdt elkaar op de hoogte van de ontwikkelingen en resultaten. Samen komt u er wel uit! ‘Achter de schermen schijnt altijd de zon’. Uiteraard staan de belangen van de persoonlijke advocaten in hun onderscheiden functie / rol hierbij voorop. Het is ook niet bekend welke ‘relatiekring’ u gemeenschappelijk had en / of heeft. Het is de vraag of de belangen van de boedelcrediteuren wel voldoende aan bod komen in deze setting. Wij verzoeken u een gedegen oplossing aan te geven voor dit dilemma binnen twee weken na heden. Onder het voorbehoud van alle (publicatie)rechten. Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. CC: Rechtbank Midden-Nederland, Afdeling insolventies, rechter-commissaris mr. A.K. Korteweg Bijlage(n): brief aan de Raad van Commissarissen van Rabobank Utrechtse Waarden e.o. u.a. (zie pagina 229)
234/387
Brief 17 (aan RC 24-03-2014)
Rechtbank Midden-Nederland Civiel recht / Insolventies en schuldsaneringen T.a.v. rechter-commissaris mr. A.K. Korteweg Postbus 16005 3500 DA UTRECHT E-mail:
[email protected]
Datum: 24 maart 2014
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: 16/14/107F inzake J.A. Nederend Holding BV
Geachte heer Korteweg, Namens de heer J.A. Nederend en Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V., en in onze hoedanigheid van bedrijfsadviseur en crediteuren, delen wij u het volgende mede. Bijgaand treft u een kopie aan van onze laatste correspondentie met curator mr. drs. R.J.G. Kraaijvanger. Uw inhoudelijke reactie zien wij met belangstelling tegemoet.
Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
Bijlage(n): 1. brief aan de curator d.d. 24 maart 2014 (zie pagina 232) 2. brief aan de Raad van Commissarissen van Rabobank Utrechtse Waarden e.o. u.a. d.d. 26 februari 2014 (zie pagina 229)
235/387
Brief 18 (aan Rabo UW RvC 01-05-2014)
Raad van Commissarissen van Rabobank Utrechtse Waarden e.o. U.A. T.a.v. de voorzitter J.P. Six Basiliekpad 42 3401 BJ IJsselstein E-mail:
[email protected]
Datum: 1 mei 2014 Nederend
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: Open brief / Executie J.A. Holding BV / 2
Geachte heer Six, Dank voor uw antwoordbrief van 14 april jl.. In reactie daarop delen wij u mede dat onze brief van 26 februari jl. niet mag worden beschouwd als een klacht, omdat een dergelijke brief niet thuis hoort bij de Raad van Commissarissen van een bank. Het gaat ons er nadrukkelijk om dat u als Raad van Commissarissen het beleid van het bestuur van de Rabobank Utrechtse Waarden e.o. U.A. dient te controleren en uit dien hoofde (mede)verantwoordelijkheid draagt voor eventueel benodigde correctie van dat beleid indien dat naar maatschappelijke maatstaven van redelijkheid, billijkheid en zorgplicht etc. nuttig en noodzakelijk is. De inhoud van onze brief van 26 februari jl. en de daaraan voorafgaande correspondentie met het bestuur c.s. van deze rabobank geeft onzes inziens duidelijk aan dat sprake is van onrechtmatige daad jegens een kredietnemer van deze rabobank met dramatische gevolgen voor alle crediteuren van kredietnemer, inclusief deze rabobank. Als dat uw Raad van Commissarissen inmiddels niet duidelijk is geworden dan staat een behoorlijke taakvervulling door haar stevig ter discussie en komen wij daar later op terug.
Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
236/387
Brief 19 (aan RC 10-06-2014)
Rechtbank Midden-Nederland Civiel recht / Insolventies en schuldsaneringen T.a.v. rechter-commissaris mr. A.K. Korteweg Postbus 16005 3500 DA UTRECHT E-mail:
[email protected]
Datum: 10 juni 2014 BV
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: 16/14/107F inzake J.A. Nederend Holding
Geachte heer Korteweg, Namens de heer J.A. Nederend en Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V., en in onze hoedanigheid van crediteuren en bedrijfsadviseur, richten wij ons tot u met het volgende. Situatieschets. De curator in dezen, mr. R.L.G. Kraaijvanger van ‘Van Diepen van der Kroef advocaten’ te Utrecht, wil een pakket minderheidsaandelen verkopen in onder andere Nebako B.V.. Advocaat mr. R. Reumkens van ‘Gresnigt & Van Kippersluis advocaten’ te IJsselstein, onderhandelt namens Nebako B.V. met de curator hierover. Gelijktijdig adviseert dhr. Reumkens Nebako B.V. inzake vermeende activa die de heer J.A. Nederend onder zich zou hebben namens Nebako B.V. uit hoofde van zijn opgezegde managementovereenkomst. Verwijtbaar gedrag. Inmiddels is ons gebleken dat dhr. Reumkens op eigen initiatief, onverplicht, collegiaal en doelbewust kopiecorrespondentie heeft gestuurd aan de curator, die hij heeft gemaakt namens Nebako B.V. en die is gericht aan dhr. Nederend. De curator heeft deze kopiecorrespondentie inmiddels gebruikt tegen dhr. Nederend. Uiteraard is het niet de bedoeling dat Nebako B.V. en dhr. Nederend bekend zijn met dit ‘lekken’ door dhr. Reumkens naar de curator. Strijdigheid met beroeps- en ethiek-, moraal- en fatsoensregels. Deze handelswijze van dhr. Reumkens en de curator is in strijd met de geldende beroepsen ethiek-, moraal- en fatsoensregels. Bovendien beschadigen zij hierdoor het aanzien van de advocatuur in het algemeen en de vertrouwelijkheid, betrouwbaarheid en het beroepsgeheim van de advocatuur in het bijzonder. Kennelijk is er ‘collegiaal’ geen sprake van enige vorm van vertrouwelijkheid, betrouwbaarheid en beroepsgeheim, en zeker geen privacy. Dhr. Reumkens kan met zijn initiatief in dezen uitsluitend het eigen belang dienen als onderdeel van het (collectieve) verdienmodel c.q. de reciprociteit van de advocaten binnen de advocatuur.
237/387
Evenwel blijft de hieruit voortvloeiende maatschappelijk schade ‘geheim en buiten beeld’ voor alle betrokken partijen die van dit ‘bewust lekken’ nadeel ondervinden. Zowel dhr. Reumkens als de curator hebben ‘met dubbele petten’ en in strijd met alle regels het spel zo gespeeld en bevestigen zo, onbedoeld, de inhoud van ons u bekende memo van 21 januari 2014. Gepaste sancties. Uiteraard is dit aanleiding voor u om het gedrag van de curator en dhr. Reumkens als voorbeeld te stellen in het kader van het ‘zelfreinigend vermogen’ van de advocatuur in relatie tot de rechtspraak. U gelieve deze gang van zaken te melden bij de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten en toe te zien op het volgende. a. Dat zowel de curator als dhr. Reumkens onmiddellijk worden geschorst in hun functie van advocaat totdat in hoogste instantie over dit verwijtbaar gedrag een definitief oordeel is geveld. b. Dat de curator onmiddellijk uit zijn functie wordt ontheven door u c.q. de rechtbank. Wij beogen hiermee herhaling en meer maatschappelijke schade te voorkomen. Vervolgens dient u onmiddellijk zelf uw functie als rechter-commissaris neer te leggen. Immers, onder uw leiding en verantwoordelijkheid als opdrachtgever van de curator in zijn hoedanigheid van opdrachtnemer, is gebeurd wat nooit had kunnen en mogen gebeuren. Publicatieplicht. Wij stellen geen bewijsmateriaal aan u beschikbaar. U dient, uit hoofde van uw functie deze gang van zaken onmiddellijk zelf grondig te onderzoeken en beide heren ‘tot de orde te roepen en schoon schip te maken’. Indien wij niet binnen twee weken na datum van deze brief schriftelijk hebben vernomen van u dat u alle gevraagde sancties heeft uitgevoerd, dan publiceren wij deze casus op de ons conveniërende wijze. Het enkel verlopen van deze periode is voor ons voldoende om tot deze actie over te gaan. Wij beogen hiermee herhaling en meer maatschappelijke schade te voorkomen. Ons memo van 21 januari jl. was voldoende duidelijk over de gedragingen tussen advocaten onderling. Toezichthouder advocatuur. Het gedrag van ‘heimelijk spion en verklikker spelen tussen de advocaten onderling’ is niet alleen in strijd met de geldende beroeps- en ethiek-, moraal- en fatsoensregels. Dit gedrag dient het financieel eigen belang van elke deelnemer in dit beroepsspel en dat van de relevante opdrachtgever(s) van de individuele advocaat. Het bevestigt ook het volstrekt ondeugdelijke standpunt van de NOvA in de recente discussie met de Minister van Veiligheid en Justitie over het instellen van een onafhankelijke toezichthouder op de advocatuur in Nederland. Het tegenargument van de NOvA is het beroepsgeheim, dat boven alles is verheven voor de advocatuur. Het beroepsgeheim selectief toepassen uit financieel belang van de betrokken advocaat en zijn opdrachtgever(s) en uit zelfbescherming van de advocaat lijken het praktische belang en motief te zijn, getuige deze casus.
238/387
Uw inhoudelijke reactie zien wij binnen twee weken na heden tegemoet. Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. CC:
1. De Minister van Veiligheid en Justitie te Den Haag 2. De directie van Nebako B.V. te IJsselstein
239/387
Brief 20 email (aan curator 15-08-2014)
Van: Huib Sacré [mailto:
[email protected]] Verzonden: vrijdag 15 augustus 2014 13:08 Aan: 'Robbert Kraaijvanger' CC: '
[email protected]'; 'Sandra Heinis-Meenhorst'; '
[email protected]' Onderwerp: RE: J.A. Nederend Holding BV/Faillissement | 2:248 + betaling rc-vordering J.A. Nederend (1c+7d) Geachte heer Kraaijvanger, Namens de heer J.A. Nederend en in onze hoedanigheid als bedrijfsadviseur van het gefailleerde J.A. Nederend Holding B.V. dank voor uw uitgebreide en prompte antwoord. Echter moeten wij daarbij de volgende opmerkingen maken, i.
Het WBA-onderzoek van de Belastingdienst zien wij met vertrouwen tegemoet;
ii.
Onze eerder gestelde vraag betrof op welke rechtsgrond en/of jurisprudentie u meent dat auditfiles behoren tot de in art. 2:10 BW genoemde administratieve gegevens. De in dit artikel genoemde gegevens strekken tot de vermogenspositie en staat van baten en lasten. Wij verzoeken u de gestelde vraag alsnog beargumenteerd te beantwoorden;
iii.
Voor de Belastingdienst behoren de auditfiles niet tot de administratieve gegevens die vallen onder de bewaarplicht. Voor informatie over bewaarplicht verwijzen wij u naar de volgende link: http://download.belastingdienst.nl/belastingdienst/docs/geautomatiseerde_administratie _en_fiscale_bewaarplicht_al0401z10fd.pdf
iv.
Wij zijn bekend met de uit de Fw aan u toekomende bijzondere bevoegdheden. Echter hierbij verwijzen wij nogmaals naar eerder aangevoerde argumenten dat de heer Nederend nooit in bezit is geweest van de door u verzochte bestanden noch er mee bekend is of deze op eniger tijd zijn aangemaakt. Voor zover deze überhaupt zijn aangemaakt. De administratie van de vennootschap is simpel en overzichtelijk, waarbij de 12 ‘maanden’ repeteren en in zeer grote mate hetzelfde zijn qua inkomsten en uitgaven. Gebruik is dat bij een dergelijke niet-complexe kleine administraties door de belastingdienst geen auditfiles gevraagd worden. Blijft de vraag als gesteld onder ii;
v.
U meldt dat u de vordering van de heer Nederend op de vennootschap/curanda betwist. Dat u deze vordering betwist was ons niet bekend noch op welke gronden u de vordering betwist. Wij verzoeken u de gronden waarop u meent de vordering te kunnen betwisten aan ons bekend te maken;
vi.
Op basis van de regels rond de jaarrekening wordt verrekening van rekening-courant directie o/g met de vordering uit v. voornoemd mogelijk. Dat dit de boedel c.q. u niet goed uitkomt is niet relevant. Als verrekening niet slaagt wordt u verzocht de vordering aan te tonen aan de hand van vereiste boekingsstukken uit de afgelopen vijf jaar op basis waarvan deze rekening-courant is gemuteerd;
vii.
U heeft geconstateerd dat de jaarrekeningen 2011 en 2012 te laat zijn gedeponeerd. In
240/387
genoemde jaren zijn de omstandigheden die hebben geleid tot de aanvraag faillietverklaring niet aanwezig noch te verwachten. Het plotseling wegvallen van alle verhuur-inkomsten bij het bestaan van schulden door een onrechtmatige executie onroerend goed is ‘overmacht’ en de enige zwaarwegende oorzaak van het faillissement. Uw vermoeden van onbehoorlijk bestuur als belangrijke oorzaak zien wij in dezen dan ook onvoldoende onderbouwd. Het lijkt op een doelredenering voor het geval uw ‘standpunt inzake de auditfiles’ onjuist blijkt te zijn en de rechtbank de ‘schadeclaim’ van de heer Nederend honoreert. U wordt dan ook verzocht nadere argumentatie te leveren waaruit blijkt dat de executieverkoop niet de zwaarwegende oorzaak van het faillissement was. Hoogachtend, Bedrijfsadvies Zilverstad B.V. Huib Sacré please consider the environment before printing this email KvK nummer 59117559.
241/387
Brief 21 (beschouwingen 15-10-2014)
Datum: 15 oktober 2014
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: Nederend / beschouwingen
Inleiding. Deze beschouwingen betreffen de procedure tussen: 1. Coöperatieve Rabobank Utrechtse Waarden U.A., eiser vertegenwoordigd door mr. I. Soetens van VMBS Advocaten te Eindhoven 2. De heer J.A. Nederend, gedaagde vertegenwoordigd door mr. B.G. van Twist van Van Twist Advocaten te ’s-Gravendeel Het betreft de stukken: 3. dagvaarding van 10 februari 2014 (eiser) 4. conclusie van antwoord in conventie en conclusie van eis in reconventie van 20 mei 2014 (gedaagde) 5. conclusie van antwoord in reconventie (eiser) 6. vonnis rechtbank Utrecht van 1 oktober 2014 (C.16.363602)
Het geschil. Dit gaat over het krijgen van een vonnis ten gunste van de rabo om een borgtocht van € 120.000,- ten laste van dhr. Nederend. Daarna kan de rabo de borg onbetwist incasseren. Nederend betwist de betaling van de borg omdat hij schade heeft geleden door onterechte ‘executie’ van het onroerend goed van zijn Holding door die rabo. Wat beschouwen we? Wij gaan uitsluitend in op de beoordeling door de rechter van het geschil (punt 4 van het vonnis). Dat doen wij vanuit onze dossierkennis of vanuit de beschikbare stukken (met stellingen van de advocaten in hun dagvaarding en antwoorden). Wij waren niet bij deze procedure betrokken, noch direct noch indirect. Die stellingen zijn beweringen die elk op zich staan maar onvolledige en onjuiste informatie kunnen bevatten en op ‘halve waarheden’ of fictie berusten. De feiten (punt 2) en het geschil (punt 3) laten wij hier buiten onze beschouwing. Deze zogenaamde ‘samenvattingen’ zijn al een bron van ellende omdat die niet volledig, niet juist en niet de hele waarheid / situatie omvatten maar een verkorte versie daarvan. Van belang is vast te stellen wat er wanneer gebeurde. De advocaten (m/v) proberen achteraf de posities van hun opdrachtgever zo te sterk mogelijk voor te stellen. Maar zij waren er destijds niet bij. Als bijvoorbeeld een krediet onjuist lijkt opgezegd door de bank op 19 juni 2013 dan zal de later ingeroepen advocaat, in dezen op 29 oktober 2013, alles in het werk stellen om die opzegging ‘heilig’ te verklaren en als enig juiste beoordelen. De advocaat van de bank doet dat door te stellen dat alle kritiek op de opzegging ‘onjuist’ is en niet relevant. Die ontkenningen en beweringen van hem hoeven helemaal niet juist te zijn, integendeel. Maar die ontkenningen moeten afschrikken en voorkomen dat er nog langer discussie blijft bestaan. En de aanhouder wint meestal, niet altijd. Vervolgens ontstaat het risico dat de persoon waarvan het krediet is opgezegd, een advocaat raadpleegt. Dat is een risico want die te hulp gevraagde advocaat kan best een ‘relatie’ hebben met dezelfde bank of de advocaat van die bank. Dan heeft de te hulp geschoten advocaat een ‘dubbele pet op’ waarvan u niet op de hoogte bent noch op de
242/387
hoogte komt want u gaat ervan uit, en vertrouwt erop, dat zoiets in Nederland niet gebeurt. U vertrouwt erop dat zoiets niet voorkomt. Wel dus! Samen komen de advocaten er wel uit. Volgens de regels van de Nederlandse Orde van Advocaten kan en mag dit niet maar komt het verschijnsel dagelijks vele malen voor. Tot slot gaat het om de kern van de discussie in dit geschil. Die draait om: i. de opzeggingsbrief ii. de executie iii. de gunning iv. diverse achterliggende discussiepunten Noot 1. Een vonnis zegt veel en toch weinig. De rechter heeft niet meer informatie dan de beide advocaten geven in hun stukken en de antwoorden van de advocaten op vragen van de rechter tijdens de zitting, in dezen gehouden op 20 augustus 2014. Doel van de zitting was te kijken of, en zo ja welke, ‘oplossing’ voor het geschil voorhanden is. De rechter mag geen ‘uitspraken’ doen over niet ‘ingebrachte feiten en omstandigheden’. Ook mag de rechter niet actief op onderzoek uitgaan. Dit houdt in dat alles wat de advocaten ‘achterhouden’ buiten het oordeel (vonnis) van de rechter blijft. En alles wat niet is betwist door de andere partij, is daarna als vaststaand feit aangenomen. De rechter kan wel ‘ambtshalve’ aanpassingen aanbrengen in wat partijen vorderen, bijvoorbeeld in hun kosten. Als de gedaagde partij niet verschijnt op een zitting, dan neemt de rechter aan dat alles wat de eisende partij schreef en beweert, feitelijk juist is! Dan is sprake van een ‘verstekvonnis’. Dit heeft tot gevolg dat een vonnis van een rechter gebaseerd kan zijn op onvolledige en onjuiste informatie en op ‘halve waarheden’. Beide advocaten kunnen het ‘op een akkoordje gooien’ voordat zij naar de rechter gaan of er tijdens de procedure afspraken over maken wat wel en wat niet te doen. Voor de duidelijkheid, dit kan ook (en veiliger) zonder dat de partijen of mensen die de advocaten vertegenwoordigen, dit weten of goedkeuren. Het is dus van het grootste belang om te zoeken naar datgene wat niet is ingebracht of onweersproken blijft in de stukken van de advocaten en in het vonnis van de rechter. Veel succes toegewenst! Noot 2. De rechter gaat in zijn vonnis nooit in op de ‘onzin-stellingen’ van een advocaat of zijn onlogische redeneringen of onwaarheden. Dat is maar goed ook lijkt een voor de hand liggende conclusie. Maar zo kan een recht zoekende buitenstaander nooit de kwaliteit van een advocaat beoordelen, een gemiste kans dus. ‘Wat niet weet, wat niet deert’. Nee, transparantie over de kwaliteiten van de advocaat en zijn kantoor is een eerste vereiste in onze maatschappij. En op de rechtbanken is die kennis en ervaring volop beschikbaar maar niet bereikbaar noch openbaar. Noot 3. De advocaat heeft ‘zwijgrecht’ over zowel zijn opdrachtgevers als zijn dossiers. Daar zit een zekere logica in tenzij dit zwijgrecht gebruikt wordt om essentiële informatie aan een nieuwe opdrachtgever te onthouden teneinde daar zelf voordeel uit te krijgen.
243/387
Daarom is het raadplegen van een advocaat een risico als u hem niet eerst vraagt naar een mogelijke ‘dubbele pet’ in uw geschil. Hetzelfde geldt voor zijn kantoorgenoten of hun ‘verleden’. Maar dit vinden zij niet leuk en verwijzen dan graag naar een ‘prima collega’. De advocaat zou ook een actieve informatieplicht moeten hebben richting een nieuwe opdrachtgever maar die is er niet.
De beoordeling door de rechter. A. Het krediet is duidelijk opgezegd (4.1). De rechter gaat niet, en nergens, in op alle kritiek op de opzeggingsbrief. Wil dit ‘verzwijgen en negeren’ door de rechter aangeven dat de volgende punten voor de rechter niet relevant en belangrijk zijn? i. De opzegging is gedaan en getekend door een accountmanager van Bijzonder Beheer. ii. Hierbij is niet het voorgeschreven ‘format’ gebruikt dat bij Bijzonder Beheer gebruikelijk is. iii. In de opzeggingsbrief is geen aandacht besteed aan: - de beëindiging van de kredietovereenkomsten, - de rekeningnummers van de opgezegde kredietovereenkomsten, - de soort krediet en het bedrag per kredietrekening, - de kredietbedragen zijn niet opgeëist, - er is geen termijn van terugbetaling gesteld, - de opbrengsten en voorwaarden terzake de gestelde zekerheden zijn niet benoemd en opgeëist noch veiliggesteld, - de rekeningen zijn niet geblokkeerd voor gebruik / disposities in de toekomst, - de aansprakelijke rechtspersoon per kredietovereenkomst is niet benoemd, - de achterstallige rente- en aflossing zijn niet bepaald, - er is geen sommatie in de opzeggingsbrief opgenomen, - er is geen uitleg gegeven over de alternatieve invulling van de executiemogelijkheden (herfinanciering door een andere bank), etc. etc.. iv. Kredietnemer kon tot en met de derde dag na de executie van de onroerende goederen beschikken over de dispositieruimte op de kredietrekening in rekening courant. Deze kredietrekening was dus noch feitelijk noch praktisch onbruikbaar gemaakt. v. Een kredietovereenkomst in de vorm van een middellang krediet of in de vorm van een lening is niet dagelijks opzegbaar, in tegenstelling tot het rekeningcourant krediet. vi. De opzeggingsbrief is niet ondertekend door een in het handelsregister van de Kamer van Koophandel genoemde ‘bevoegde functionaris’ die namens de rabo brieven mag ondertekenen. Dit handelsregister heeft ‘externe werking’ dat wil zeggen dat niet daarin genoemde personen de rabo niet kunnen ‘binden’ aan ‘afspraken’. vii. De bewuste opzeggingsbrief lijkt, omwille van de feiten dat deze niet het ‘voorgeschreven format’ betreft en ook niet is getekend door een bevoegde functionaris, op een persoonlijke actie van de accountmanager. viii. En van de medewerker van de afdeling Bijzonder Beheer mag worden verondersteld dat deze de juridisch juiste procedure en formaliteiten kent en opvolgt. ix. De opzeggingsbrief is een belangrijke brief namens de bank aan kredietnemer. Het is in dezen zelfs de eerste aankondiging van de executie van het onroerend goed. Dan mag verwacht worden dat de bank deze
244/387
x.
opzegginsbrief met alle vereiste zorgvuldigheid behandelt en laat ondertekenen door een daartoe ‘bevoegde functionaris’, hetgeen niet is gebeurd. Waaruit blijkt dat deze opzeggingsbrief een directiebesluit van de rabo was?
Het enige dat de rechter schrijft is dat ‘duidelijk’ is opgezegd, meer niet. Dus alle bovenstaande vraagpunten laat de rechter bewust onaangeroerd. Waarom eigenlijk? Kennelijk zijn ze niet relevant en belangrijk. Dit ‘verzwijgen en negeren’ behoeft wel nader onderzoek en beoordeling in het hoger beroep. Noot 4. Advocaat Soetens reageert op de op- en aanmerkingen en kritiek op deze opzeggingsbrief dat die ‘feitelijk en rechtens onjuist zijn’. De onderbouwing ervan op elk van deze punten ontbreekt, net als bij de rechter in zijn vonnis. Een duidelijk stelling maar geen bewijs per kritiekpunt voor zijn stellingen. Wij beschikken over raboopzeggingsbrieven die wel aan alle genoemde vereisten voldoen. De gevolgen zijn duidelijk zichtbaar. Bij de rabo kan en mag de kassière ook de kredietfaciliteit van Nederend Holding opzeggen! Noot 5. Laten we eens kijken naar de verschillende niveaus binnen de bank en wat daarop is gebeurd. i. De accountmanager op Bijzonder Beheer gebruikt niet de voorgeschreven format voor de belangrijke opzeggingsbrief. In strijd met alle protocollen, regels en voorschriften voor die afdeling, die te allen tijde fouten moet voorkomen. Dit heeft alle schijn van anarchie. ii. Niet de chef van de afdeling Bijzonder Beheer en de directie van de bank (bevoegde functionarissen) tekenen de brief maar de accountmanager zelf. In strijd met alle protocollen, regels en voorschriften voor die afdeling, die te allen tijde fouten moet voorkomen. Dit (5 i + ii) heeft alle schijn van chaos in zich en zou kunnen aantonen dat alle interne controles (governance) en ‘checks and balances’ ontbraken in dezen of niet goed functioneerden. iii. We stellen aan de hand van de reacties van advocaat Soetens (inclusief de dagvaarding) en het vonnis vast dat dit kennelijk geoorloofd gedrag is waar geen kritiek op mogelijk is. iv. We stellen ook vast dat advocaat Soetens een andere optie had in zijn eerste reactie aan kredietnemer c.q. op alle kritiek op de opzeggingsbrief. Hij had de directie van de bank erop kunnen wijzen dat deze opzeggingsbrief ‘feitelijk en rechtens onjuist is’! Om vervolgens met kredietnemer in overleg te treden en voor het probleem van de opzeggingsbrief en dat van de liquiditeitskrapte van kredietnemer een gezamenlijke oplossing te zoeken. Maar nee, de volledige ‘ontkenning en gelijktijdig het negeren van de kritiek’ werd van stal gehaald en de bank deed vervolgens alsof er niets aan de hand was en is. Dit gedrag is in de advocatuur heel gebruikelijk en pakt meestal goed uit. Want zolang er geen publiciteit of een ‘wakkere’ advocaat tegenover staat blijven de gevolgen van dit gedrag en deze houding onbekend en tot een minimum bekend. Hier wreekt zich het ontbreken van transparantie bij advocaten. v. En het was bekend dat Nederend geen geld had om een ‘wakkere’ advocaat te betalen. Daarbij aangetekend is dat de bedrijfsadviseur van Nederend, die alle kritiek ‘verzon’, geen advocaat is (en ook niet bij de rabo heeft gewerkt). Geen vuiltje aan de lucht dus. vi. Maar dan dringt zich een directe vergelijking op met actuele rabo-perikelen op een hoger niveau en met een internationaal karakter. De rabo is betrokken
245/387
vii.
viii. ix. x.
xi. xii.
geraakt bij de Libor-affaire. En de rabo is onderwerp van onderzoek c.q. verdachte in manipulatie op internationaal niveau van zowel valutahandel als de handel in grondstoffen. Kenmerk van al deze manipulaties is dat de betreffende ‘functionarissen’ onvoldoende intern werden gecontroleerd. Dus dat alle interne controles (governance) en ‘checks and balances’ ontbraken in dezen of onvoldoende functioneerden. Daardoor kon de manipulatie ontstaan en plaatsvinden. Net als bij de afdeling Bijzonder Beheer van de rabo in dezen. Wij stellen vast dat de rabo voor de Libor-affaire ‘snel’ een vaststellingsovereenkomst accepteerde ter grootte van ca. € 775.000.000,-. De advocaten van de rabo hebben dit kennelijk niet tegen kunnen houden. De overeenkomsten met de achtergronden van de betwiste opzeggingsbrief zijn wel treffend, alleen de ontkenningfase is nog niet ‘overruled’. Zou deze opvallende vergelijking van deze twee affaires, en overeenkomstige oorzaken ervan, niet bij de rechter bekend zijn? En bij advocaat Soetens? Zou dit ook kunnen verklaren waarom de rabo zo snel mogelijk streeft naar één bankvergunning voor alle vestigingen in plaats van een bankvergunning per vestiging? En zeer recent het verzoek van onder andere de rabo aan de Minister van Veiligheid en Justitie om het collectief verhalen van massaschade niet van toepassing te verklaren op de banken. Dan gaat het om ondeugdelijke en ontoereikende voorlichting van de bank aan niet professionele MKB-klanten die een rentederivaat kochten. Dhr. Nederend tekent een borgtocht die later een hoofdelijk medeschuldenaarschap blijkt te zijn. Hoe is dit toch mogelijk? Dhr. Nederend was en is een ‘doener’ die ondeugdelijke en ontoereikende voorlichting van de bank aan hem als niet professionele MKB-klant niet allemaal begrijpt en doorgrondt.
B. Geoorloofde opzegging (4.2) en gunstige toekomstverwachtingen (4.3 en 4.4). Het bestaan van de achterstand in aflossing is een feit. De rechter haakt vervolgens in op het, volgens de rabo, onvoldoende onderbouwde plan van aanpak. De rechter heeft daar geen specifiek oordeel over en zegt niet wat naar zijn mening een voldoende onderbouwing inhoudt. Hij stelt vast dat de rabo dat oordeel heeft benoemd in haar brieven. Maar ook de rabo geeft niet, nooit en nergens aan ‘wat er precies aan de onderbouwing’ ontbreekt. De rechter constateert daarna dat ‘uit niets blijkt dat dit plan met onderbouwing ook is verschaft’! Vervolgens stelt de rechter vast dat Nederend niet onderbouwd beweert dat ‘de bank niet geïnteresseerd was in nadere onderbouwing van prognoses’, hetgeen de bank weer betwist. Dat zou de bank niet gezegd hebben. De rechter zoekt naar antwoorden op de vragen als ‘wie dat heeft gezegd, in welke context en wanneer’ en merkt op dat dergelijke desinteresse van de bank nergens uit blijkt, integendeel. Dan blijkt dat advocaat Soetens niet alle correspondentie (brieven en e-mails) die bestaat tussen Nederend en de rabo heeft ingebracht bij de rechter c.q. bij zijn dagvaarding en verdere stukken heeft gevoegd. Onder andere de brieven van 4 september, 11 oktober en 21 oktober 2013, alle direct of indirect aan de rabo gericht, zijn niet door advocaat Soetens aan de rechter overhandigd. En waarom niet? Omdat die brieven zijn zaak niet sterker maken. Integendeel, die geven belangrijke informatie aan de rechter over het wangedrag van de accountmanager van Bijzonder Beheer. Die brieven zijn als bijlage 1 t/m 3 bijgevoegd.
246/387
In de brief van 4 september 2013 is CMS Derks Star Busmann N.V. gevraagd bewijsstukken te (laten) overhandigen waaruit blijkt dat de executie-aankondiging gerechtvaardigd is (met een kopie aan de accountmanager van de rabo). Bovendien is gewezen op de netelige positie van de bedrijfswoning in dezen en een aansprakelijkstelling voor geleden en nog te lijden schade geclaimd. In de brief van 11 oktober 2013 is de accountmanager van de rabo voor de 2e keer schriftelijk gevraagd om de juridische onderbouwing van deze lopende executiemaatregelen te geven. Van groter belang is het volgende citaat uit deze brief. ‘In ons gesprek van 25 september jl., waarbij uw rabobank werd vertegenwoordigd door twee personen en de heer J.A. Nederend met drie personen, heeft u uitdrukkelijk verklaard geen belang en interesse te hebben in cijfers c.q. een begroting!’ Bovendien werd de oplossing voor het liquiditeitstekort van Nederend Holding in het vooruitzicht gesteld. In de brief van 21 oktober 2013 is gewezen op de op ons verzoek inmiddels aangepaste website waarop de executieveiling werd aangekondigd, is opnieuw gevraagd om de juridische onderbouwing van deze lopende executiemaatregelen te geven en werden gemaakte kosten in declaraties aangeboden. Advocaat Soetens had en heeft er geen belang bij deze brieven, met een dergelijke inhoud, aan de rechter te laten zien. Accountmanager C. van der Poel, van de opzeggingsbrief en de afdeling Bijzonder Beheer, had uitdrukkelijk te kennen gegeven in het gesprek van 25 september 2013, dat op verzoek van Nederend plaatsvond, dat de bank (!) geen interesse had in een prognose en daar ook geen belang aan hechtte! Dat was meer dan duidelijke taal in het bijzijn van 4 getuigen. Uit nadere uitleg bleek dat ‘de bank al ca. € 300.000,- had afgeboekt’ of in woorden van gelijke strekking van de accountmanager. Op het moment dat dit gesprek plaatsvond, 25 september 2013, was advocaat Soetens nog niet bij deze kwestie betrokken. Was het een bewuste actie dat de accountmanager van Bijzonder Beheer niet bij de zitting aanwezig was om de rechter volledig en uit de eerste hand te informeren? Dit ‘voorval’ plaatst de vragen van de rechter tijdens de zitting van 20 augustus jl. en geeft gelijktijdig antwoorden daarop. De bank wilde op dat bewuste moment geen positieve berichten van en over kredietnemer horen noch bezitten. Vanaf dat moment heeft de rabo c.s. zijn ogen gesloten voor welk positief bericht dan ook over de verwachte groei van het aantal huurders en de winstpotentie die terugkeerde. Voor wat betreft de onderbouwing van de prognose van exploitatie / winst in 2014 en 2015, en de balansen daarbij behorend, zijn we heel snel klaar. Die is niet nodig. De verhuur van bedrijfspanden groeide weer sterk in de 2e helft van 2013, in die zin dat er snel veel meer huurders bijkwamen. De omzet groeide van ca. € 40.000,- in 2012 naar € 60.000,- in december 2013 (op jaarbasis). Hoeveel planonderbouwing is er nodig om de groei van € 3.500,- naar € 5.000,- huurinkomsten per maand te verantwoorden? De rabo had ‘alleen’ kunnen vragen ‘wie’ de nieuwe huurders zijn en dat deed zij niet. Uit de geprognotiseerde omzetten voor 2014 en 2015 was de rente- en aflossing gemakkelijk op te brengen mits de aanvraag voor een Bbz-lening zou worden gehonoreerd om de belastingschuld in één keer
247/387
af te lossen. Voor beide verplichtingen was voldoende afloscapaciteit aanwezig, zo blijkt uit de stukken. En de huurinkomsten zijn vergelijkbaar met een salarisstrook. Elke maand hetzelfde en een financiële administratie die elke maand dezelfde is. De rabo was hiermee tot in detail bekend. En het was dus geen problematisch iets die prognoses, nauwelijks risico’s in omzetten / maand en de vaste lasten zijn alle bekend. Voor de rabo was het dus heel overzichtelijk en heel inzichtelijk, alleen al omwille van de zeer kleinschalige omzet op jaarbasis. Dan terug naar de vraag van de rabo en de rechter: ‘was de onderbouwing van de plannen onvoldoende’? Nee dus! Door de bijgevoegde prognosebalansen was zelf inzichtelijk hoe het eigen vermogen zich ontwikkelde! En met de vraag van de rabo naar een kopie van de (nieuwe) huurovereenkomsten was er ook zekerheid over de haalbaarheid van die prognose beschikbaar! Of was er onvoldoende kennis bij de rabo en bij advocaat Soetens aanwezig om een begroting van € 60.000,- huur per jaar te doorgronden? Daar heeft het alle schijn van. Want simpeler kon Nederend het echt niet maken. Resteert nog de vraag van de rechter over de resultaten van 2013. Het antwoord staat vermeld bij alle prognoses die zijn ingeleverd bij de rabo. Het betreft over 2013 wel ‘voorlopige’ resultaten omdat de accountant die cijfers nog niet had gecontroleerd. Dus kon dhr. Nederend niet ‘expliciet’ zijn over 2013. Noot 6. Advocaat Soetens heeft gebruik gemaakt van zijn recht om de genoemde drie brieven niet aan de rechter te geven. Hij mag daarin selectief zijn om zijn opdrachtgever niet te benadelen. Dat wil zoveel zeggen dat advocaat Soetens weet van de brief (!) maar tijdens de zitting mondeling betwist (!) dat het wel gezegd is. En zonder bewijs volgt de rechter advocaat Soetens! Het kan verkeren dat een advocaat dit kan, mag, en ook doet. Beyond the call of duty? Eigen meester en niemands knecht? Is dit niet onbetamelijk? En niet in strijd met zijn eed? Maar dan rijst de vraag waarom advocaat Van Twist die drie brieven niet heeft ingebracht? Het was zijn belang om hiermee de rechter ervan te overtuigen dat de accountmanager van de rabo iets dat ‘onacceptabel’ is voor een bankman had uitgesproken voor zowel de bank als de kredietnemer. Als de rechter deze bewuste brief voorafgaand aan de zitting had kunnen lezen, dan was hem wel duidelijk geweest dat de rabo ‘op een onvoorstelbare wijze zijn desinteresse had getoond en uitgesproken in het bijzijn van 4 getuigen’ over het plan van aanpak c.q. de begrotingen van Nederend. Die begrotingen gaven alle vertrouwen in de mogelijkheid de toekomstige rente- en aflossingsverplichtingen op te brengen. Advocaat Van twist heeft door deze ‘misser’ de rechter mogelijk op een verkeerd spoor gezet. Of de rechter op een verkeerd spoor laten zetten door advocaat Soetens. Advocaat Soetens kan zich namelijk niet verdedigen tegen de inhoud van het gesprek c.q. de bevestiging in de brief van 11 oktober 2013. Hoewel, hij kan pogingen ondernemen te ‘ontkennen’ dat het gesprek met deze strekking heeft plaatsgevonden. Dan komt het aan op het horen van alle getuigen onder ede en dan zijn manipulaties ook denkbaar. C. Onzorgvuldige executie (4.7).
248/387
Onzorgvuldigheid bij executie en gunning zijn niet aangetoond. De hoogte van de verkoopopbrengst had Nederend moeten ‘bevrijden’ van de € 120.000,- borgtocht. Onderhandse verkoop was een gepasseerd station. Noot 7. De rechter lijkt met een sterk vernauwde blik naar dit onderwerp te kijken. Daar zal de dagvaarding en de zelfverzekerdheid van advocaat Soetens een bijdrage aan hebben geleverd. Als wij de bank als maatschappelijk participant beschouwen, met een nagenoeg monopolistische rol binnen onze huidige samenleving, dan zijn enkele essentiële onderdelen van de gevolgde procedures niet aan bod gekomen in de beschikbare stukken. De maatschappelijke verantwoording van de gevolgen van het volgen van die procedures is daarvan de belangrijkste. Uiteraard kan deze benadering niet los staan van de context en de door ons hier geschetste feitelijke beleving van deze casus. Het komt dan met name neer op de gang van zaken na de executieveiling, dus de gunning en alles wat daarbij komt kijken. Noot 8. Het recht van parate executie staat niet ter discussie en de gunning is daarvan een uitvloeisel. We moeten vaststellen dat de gunning plaatsvond tegen € 70.000,- aan de enige bieder bij afslag. Er waren dus geen andere partijen als gegadigde (meer) beschikbaar. Hoe kan dat? Wat zijn de achterliggende redenen daarvoor? Een internetveiling is toch de best denkbare oplossing vanuit alle partijen bezien. Voor de bank het grootste bereik naar gegadigden, voor de eigenaar de optimale marktomstandigheden. En toch een bod dat nog onder de taxatiewaarde van ca. € 80.000,- ligt. En een bod dat de rabo accepteert.
249/387
Als we het bod nader bekijken en relativeren dan ontstaat het volgende beeld. i. ii. iii. iv. v.
boekwaarde in de jaarrekening per 12/2013: hypotheekschuld (lening en RC samen) idem: WOZ-waarde / 12/2012: waarde in verhuurde staat: gunning
344 (ca.-bedragen maal € 1.000,-) 360 442 600 70
Advocaat Soetens en de rechter kijken ‘met gefronste wenkbrauwen’ naar de waarde in verhuurde staat en hebben hun bedenkingen. Die ‘maatstaf’ is niet erg populair tegenwoordig. Maar diezelfde maatstaf is 10-tallen jaren door de marktpartijen (verhuurders) gehanteerd en toegepast. En de rabo (en andere banken) hebben die waarderingsmaatstaf 10-tallen jaren gehanteerd voor de basis van hun onroerend goed financieringen. En heden ten dage is deze maatstaf nog uitstekend bruikbaar als waarderingsnorm, ook in taxatierapporten. Als de huurders in staat zijn en blijven om de huur te betalen, dan is de cash-flow goud waard. Immers, cash is money. En in het geval van Nederend Holding betreft het huurders van kleine bedrijven die relatief en absoluut de veiligste huurders zijn. Dat de financieringsnorm door de banken voor verhuurd onroerend goed min of meer is gehalveerd heeft te maken met risicoaspecten en verzwaarde normen van De Nederlandse Bank. De waarde van deze waarderingsmaatstaf heeft hierdoor niet ingeboet, ook niet voor taxateurs, wel voor de financier. Wat zijn de uitgangspunten geweest voor de rabo om, gelet op de overlegde prognoses met herstelde huurinkomsten, en gelet op de alternatieve waarderingsmaatstaven voornoemd, toch voor € 70.000,- te gunnen? De rabo heeft niet de plicht om te gunnen. De rabo mocht gunnen! Anders gezegd: waarom nam de rabo genoegen met € 70.000,- als de andere opties vijf á zeven keer beter presteren? De slechtst denkbare oplossing was in dit geval gunnen. Hierdoor ontstond onmiddellijk een verlies van € 290.000,- voor de bank en als gevolg van de verkoop van het onroerend goed, het faillissement van de eigenaar c.q. Holding. En toch koos de rabo daarvoor. De motieven zijn niet bekend gemaakt in de procedure maar roepen wel de volgende vragen op. Advocaat Soetens bespreekt in zijn conclusie van antwoord in reconventie de relatie van de bank met andere bankrelaties. Het belang daarvan is zwaarwegend suggereert hij. Maar waarom dan kiezen voor de directe en meest slechte oplossing, waardoor die andere bankrelaties ook indirect de meeste schade oplopen? Noot 9. Onze benadering is een heel andere en zal nog tot maatschappelijke discussie kunnen leiden. Geen enkel weldenkende instelling of weldenkend mens zal, gelet op het verschil tussen het enige bod en de andere hiervoor vermelde waarderingsmaatstaven, en gelet op de prognoses, dezelfde keuze hebben gemaakt als de directie van de rabo deed. Dat overwegende heeft de directie van de rabo, door tegen € 70.000,- toch te gunnen, zich schuldig gemaakt aan verwijtbaar ‘onbehoorlijk bestuur’ (1). Hierbij is geen rekening gehouden met de gevolgschade voor de Holding door haar faillissement (2). En hierbij is ook geen rekening gehouden met de gevolgschade voor de enig
250/387
aandeelhouder in het kapitaal van die Holding (3). Vervolgens verhaalt de rabo haar schade, die zij zelf heeft geïnitieerd, via de borgtocht op dhr. Nederend (4). Noot 10. Vervolgens is onze benadering dat die vier voornoemde schadecomponenten ‘onverplicht’ zijn aangegaan door de directie van de rabo en zijn veroorzaakt door de gunning toch te verrichten. De rabo was daartoe niet verplicht maar kon dat wel doen uit vrije wil. De motivatie van de directie van de rabo is niet bekend maar de directie zal wel ‘maatschappelijke’ verantwoording moeten afleggen voor dit onredelijke, onbillijke en onlogische handelen. Er was niets dat de rabo dwong op korte termijn te gunnen. De renteverplichtingen werden nagekomen en de inlossing van de achterstallige aflossing was beschikbaar (gesteld). Het ziet er thans naar uit dat er alleen maar verliezers zijn. De grootste verliezer is dhr. Nederend, daarna volgt de rabo. D. diverse achterliggende discussiepunten Hier reageren wij op stellingen van advocaat Soetens die voorkomen in zijn conclusie van antwoord in reconventie. Om herhalingen te voorkomen zijn alleen de nieuwe aspecten daaruit beoordeeld. Dit stuk lijkt ongedateerd te zijn. a. b. c. d. e. f. g. h. i. j. k. l. m. n. o. p. q. r. s.
De opzegging is niet betwist ((9)? De middellange lening is direct opeisbaar (9)? De Holding is onjuist geadviseerd (14)? De rabo is niet gebaat bij benadeling van de Holding of dhr. Nederend, zeker niet als verlies is te voorkomen, de belangen zijn ook gelijk (15)? De financiering kon niet in stand blijven (16)? Bezwarende maatregelen ten koste van de zekerhedenpositie van de bank (17)? Executie had voorkomen kunnen worden door achterstanden in te lopen, het aanbod van Nederend daartoe kwam ‘te laat’ (18 + 19)? De stukken werden te laat overhandigd en de inhoud ervan gaf geen aanleiding tot heroverweging (20)? Het enige bod, bij gebrek aan andere mogelijkheden om de opbrengsten maximeren, te accepteren (20)? Goede hoop op een oplossing tussen rabo en de Holding komt voor rekening van Nederend (23)? De bedrijfsadviseur blijft steken op een zinloze discussie over ‘vertegenwoordiging’ (23)? De rabo heeft diverse handreikingen gedaan maar die heeft Nederend niet begrepen (32)? Dat de opbrengst naar het oordeel van Nederend tegenvalt is de rabo niet te verwijten (32)? Het standpunt dat de rabo ‘een pas op de plaats’ had moeten maken is onjuist. Dat is geen verplichting van de rabo (34)? Door gebruik te maken van haar zekerheidsrechten beperkt de rabo de schade voor zichzelf en de bankrelaties (34)? De zorgplicht van de rabo geldt niet alleen voor de Holding en Nederend (34)? De rabo heeft een maatschappelijke belang te dienen inclusief dat van haar bankrelaties (34)? Niets doen zou, gezien de weigerachtigheid, geen optie zijn en de schade niet hebben beperkt? De rabo kan geen schending van zorgplicht worden verweten (36)?
251/387
t.
De rabo betwist dat het onroerend goed weer zo goed verhuurd was dat de opbrengst hoger zou zijn en de verplichtingen kunnen worden nagekomen (37)? u. De berekening van de huurwaarde is niet onderbouwd met bewijsstukken over de inkomsten (40)? v. De rabo weet niet meer of minder dan dat een dergelijke huursom niet werd ontvangen (40)? w. Achteraf kan met zekerheid worden gesteld, gezien het faillissement van de Holding, dat de huursom uit de begroting niet werd geïncasseerd (40)? x. Als dit (w) wel het geval was geweest dan was de Holding in staat de op haar rustende verplichtingen te dragen (40)? y. De rabo is haar zorgplicht nagekomen met de executie (41)? z. De stellingen van dhr. Nederend kunnen zijn standpunten niet staven en vormen een onjuiste rechtsopvatting (41)? aa. De rabobank betwist dat de schade even groot is als de hoogte van de borgtocht en dat de voorgewende schade niet voldoet aan de wettelijke criteria en niet is onderbouwd (43 / 44)? bb. De schadebegroting van Nederend is een onjuiste rechtsopvatting. Dhr. Nederend lijdt geen schade omdat het onroerend goed (van de Holding) is verkocht (46)? cc. Nu de rabo niet verplicht is de voorgewende schade van dhr. Nederend te vergoeden is verrekening met de vordering van de rabo uit hoofde van de borg niet mogelijk (48)? dd. Dhr. Nederend mag ook niet verrekenen op grond van de algemene voorwaarden van de rabo (49)? ee. Als er schade is zou de Holding die lijden en die wordt verrekend met het eigen vermogen van de Holding, niet met dhr. Nederend. Over verrekening met de rabo is niets gesteld of gebleken namens Nederend (50)? ff. Er is geen recht van opschorting omdat er geen opeisbare vordering is van Nederend op de rabo. Dhr. Nederend kan en mag niet opschorten conform de algemene voorwaarden (52 + 53)? gg. De rabo heeft zeer veel inspanningen verricht om de vordering te innen. Zij kan de daadwerkelijke gemaakte en verschuldigde incassokosten alsnog in rekening brengen (54)? hh. De rabo handhaaft al haar vorderingen en wijst alle vorderingen van Nederend af. De rabo heeft haar zorgplicht niet geschonden en hoeft geen voorgewende schade van Nederend te vergoeden (56)? Aanvullend hierop: de curator van Nederend Holding heeft advocaat Soetens voor de zittingsdatum een tussentijds verslag over het faillissement bezorgd. Maar advocaat Soetens wist niet van de vragenbrief van de bedrijfsadviseur aan de curator over zijn ‘misstappen’ in dit verslag en het verzoek tot rectificatie van zijn fouten. ‘Een mond vol tanden’ bij advocaat Soetens was het gevolg!
Noot 11. Voornoemde conclusie van antwoord in reconventie is een litanie van stemming makende stellingen waarbij veelal is vergeten de onderbouwing ervan per stelling erbij te geven. Het evangelie van Soetens? Rode draad is dat de lezer wel de indruk moet krijgen dat de rabo alles goed heeft gedaan en dat Nederend alles fout deed en in alles weigerachtig was en niet meewerkte aan een wederzijdse oplossing. Een eenzijdige benadering die ervan uitgaat dat er geen correspondentie etc. is geweest. Het is kennelijk het ultieme doel van advocaat Soetens om alle beweringen van de tegenpartij te betwisten.
252/387
De ‘tegenvordering’ uit hoofde van de schade kan en mag niet hoger zijn dat de vordering in de dagvaarding? De schade is dus vele malen hoger. Wat opvalt is dat advocaat Van Twist niet schriftelijk reageert op conclusie van antwoord in reconventie. Waarom is niet bekend maar wel van belang. Voor de lezer-buitenstaander is een kopie van de hoofdzaken in alle brieven van de bedrijfsadviseur aan de rabo c.s. bijgevoegd (bijlage 4). Van belang is de datum van deze brieven versus de stellingen van advocaat Soetens. Daarmee zijn bijna alle stellingen van advocaat Soetens weersproken danwel gerelativeerd. Op enkel juridische facetten gaan wij hieronder in. Noot 12. Over het ‘ontbrekende’ taxatierapport is bekend dat de makelaar / taxateur, die bekend was en is met de panden, uit hoofde van eerdere taxaties, geen medewerking meer wilde verlenen aan een nieuwe taxatie. U raadt al waarom. De makelaar treedt veel op in de plaatselijke omgeving. En de belangrijkste opdrachtgever zou wel eens de rabo kunnen zijn die in dezen de eisende partij is. Advocaat Soetens wist dit of kon dit weten en weet hoe in dezen ‘de vork aan de steel zit’. Overigens is het te doen gebruikelijk bij de onderbouwing van de waarderingen in een taxatierapport voor zakelijke panden die verhuurd zijn of worden, om de huursom en de huurwaarde te berekenen en te vermelden als vast onderdeel van de waarderingsgrondslagen. Advocaat Soetens en de rechter zijn geacht dit te weten of te kunnen weten. Dat de huurwaarde daarmee eigenlijk de enig juiste ‘hoofdwaarde’ is voor een dergelijke taxatie werd eerder betoogd, en wel op basis van de geldstroom. De relatie huursom en huurwaarde is richtinggevend, de andere criteria (boekwaarde, WOZwaarde en courantheid etc.) zijn ook van belang maar hebben een ondersteunende rol bij de huurwaarde. De executiewaarde is weer een afgeleide van eerder genoemde waarden. Noot 13. Advocaat Soetens redeneert de schade van de enig aandeelhouder weg in zijn mooie verhaal. Door de gunning is het eigen vermogen van de Holding met ca. € 344.000,gedaald. Immers de panden zijn niet meer het eigendom van de Holding en daarmee verdwijnt de boekwaarde uit de balans. En het eigen vermogen van de Holding vormt de basis voor de waardering van de aandelen in het aangiftebiljet inkomstenbelasting (box 2) van dhr. Nederend als enig aandeelhouder. Die waarde is na het faillissement ‘nul’. Hierdoor is de ‘all-in’ schade van de aandeelhouder opgelopen tot boven de € 500.000,- als gevolg van de onbegrijpelijke gunning door de rabo. Noot 14. Advocaat Soetens stelt vast dat de Holding failleerde omdat niet voldoende huur werd geïncasseerd. Ook schrijft hij dat de rabo niet beter weet dan dat er onvoldoende huurinkomsten zijn. Als dit wel het geval was geweest dan was de Holding in staat de op
253/387
haar rustende verplichtingen te dragen (40)? Elke feitelijke onderbouwing van deze stellingen ontbreekt! De Holding failleerde op eigen aangifte omdat door gunning van de panden de Holding geen inkomsten meer had. En de ontvangen huur in januari 2014 was € 4.644,95 excl. BTW. Zulks staat ook in de begrotingen 2014 opgenomen die tijdig in het bezit waren van de rabo en advocaat Soetens. Dan zou, volgens de woorden van advocaat Soetens, de Holding wel levensvatbaar zijn geweest. Noot 15. De algemene voorwaarden c.s. van de rabo staan vol met ‘onredelijk bezwarende bepalingen’. De rabo kan en mag alles, kredietnemer kan en mag niets! Advocaat Van Twist kan hierop een beroep doen maar doet dat niet. Door niet te reageren op de conclusie van antwoord in reconventie is deze mogelijkheid tot nihil teruggebracht. Heeft er tussen advocaat Soetens en advocaat Van Twist hierover overleg plaats gevonden? Zulks is ons niet bekend. Noot 16 In deze casus valt op dat: i. Betrokken partijen bank, advocaten en rechtbank alle een monopolie hebben. Zonder concurrentie geen topkwaliteit? ii. Deze betrokken partijen omvangrijke algemene voorwaarden en spelregels hebben. iii. De betrokken advocaten kunnen manipuleren met en in hun stukken en woorden. iv. De betrokken rechter kan manipuleren in zijn vonnis (o.a. weglaten en negeren) en wordt gemanipuleerd door de advocaten (o.a. krijgt niet alle stukken). v. Er voor buitenstaanders minimale transparantie bestaat, de procedure als geheel komt neer op een ‘toneelstuk’ dat weinig van doen heeft met de werkelijkheid en de feiten. vi. De gunning een recht is van de rabo maar een ‘dark room’ vormt voor de betrokken kredietnemer die wel de ‘onredelijke en onbillijke gevolgen’ moet ondergaan zonder het recht op ‘maatschappelijke verantwoording’ c.q. transparantie daarover. Er zijn wel objectieve alternatieven in beeld gebracht voor de ‘niet-gunning’ maar er zijn geen objectieve argumenten bekend over het waarom voor het ‘wel gunnen’. vii. Een gunning door de rabo zeer omvangrijke schade kan berokkenen aan kredietnemer welke schade gezien kan worden als ‘onbehoorlijk bestuur’ en ‘onverplicht’ door de rabo. viii. De risico’s van een borgtocht volstrekt onoverzichtelijk zijn voor de gever ervan. In deze casus veroorzaakt de rabo door de gunning veel schade en verhaalt zij die schade voor een tweede keer op dhr. Nederend door de borgtocht te incasseren. ix. In onze notitie van 21 januari jl. over de advocatuur en in de notitie van 23 augustus jl. over de rechtspraak komen veel punten voor die in deze casus glashelder aan het licht zijn gekomen. x. De rechter zou, op grond van zijn eigen werkwijze en zijn eigen vrije onderzoek, een veel betrouwbaarder beeld van wat er werkelijk is gebeurd kunnen krijgen en van de feiten die daarbij speelden. Dat moet leiden tot betere rechtspraak. De opzet van de vrederechter was en is zo gek nog niet. Noot 17.
254/387
Tot slot: ‘hij die de enig juiste rechtsopvattingen heeft, mag de eerste steen gooien’.
Onze conclusie. 1. De rabo is, gelet op het bovenstaande, verantwoordelijk en aansprakelijk voor de schade voortvloeiend uit de kredietopzegging, executie en onverantwoorde gunning van het bewuste onroerend goed van de Holding, inclusief de vervolgschade bij Holding, aandeelhouder en derden. 2. Het gedrag van advocaat Soetens en de inhoud van het vonnis vertonen kenmerken van ‘ontkennen, verhullen en verzwijgen van de anarchistische houding en het chaotische gedrag van de accountmanager van Bijzonder Beheer, de chef van de afdeling Bijzonder Beheer en de directie van de rabo. 3. Na de uitspraak in hoger beroep of zoveel eerder als het Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. convenieert, zal deze beschouwing worden gepubliceerd. Onder het voorbehoud van tussentijdse wijzigingen i.v.m. lopende ontwikkelingen (datum in briefhoofd) Waagmeesters Bedrijfs Advies J.G. Scholten CC: 1. 2.
Rabo UW IJsselstein Raad van Bestuur rabo UW
Bijlage(n): 1. Brief aan CMS Derks Star Busmann N.V. van 4 september 2013, kopie Rabo (zie pagina 201) 2. Brief aan Rabo Utrechtse Waarden en accountmanager C.N. van der Poel van 11 oktober 2013 (zie pagina 203) 3. Brief aan Rabo Utrechtse Waarden en accountmanager C.N. van der Poel van 21 oktober 2013 (zie pagina 205) 4. kopie van de hoofdzaken in alle brieven van de bedrijfsadviseur aan de rabo c.s.
255/387
Brief 22 (aan Rabo UW 15-10-2014)
Rabobank Utrechtse Waarden e.o. U.A. Directie / mw. F.J.M. van Winkel Basiliekpad 42 3401 BJ IJsselstein E-mail:
[email protected]
Datum: 15 oktober 2015
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: C.16.363602 rabobank UW vs J.A. Nederend ‘beschouwing op de processtukken en vonnis’
Geachte mevrouw Van Winkel, Bijgaande notitie aan de Raad van Bestuur van Rabo Nederland is heden ook per e-mail aan u verzonden. Uw inhoudelijke reactie zien wij met belangstelling binnen twee weken van u tegemoet. Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
Bijlage(n): notitie inzake een ‘beschouwing op de processtukken en vonnis’(zie pagina 242)
256/387
Brief 23 (aan Rabo UW RvC 15-10-2014)
Raad van Commissarissen van Rabobank Utrechtse Waarden e.o. U.A. T.a.v. de voorzitter J.P. Six Basiliekpad 42 3401 BJ IJsselstein E-mail:
[email protected]
Datum: 15 oktober 2015
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: C.16.363602 rabobank UW vs J.A. Nederend / ‘beschouwing op de processtukken en vonnis’
Geachte heer Six, Bijgaande notitie aan de Raad van Bestuur van Rabo Nederland is heden ook per e-mail verzonden aan u verzonden Uw inhoudelijke reactie zien wij met belangstelling binnen twee weken van u tegemoet. Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
Bijlage(n): notitie inzake een ‘beschouwing op de processtukken en vonnis’ (zie pagina 242)
257/387
Brief 24 (aan Rabo NL 15-10-2014) Aantekenen Raad van Bestuur ‘Rabo Nederland’ T.a.v. de heer M. Minderhoud Croeselaan 18 3521 CB UTRECHT
Datum: 15 oktober 2014
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: rabobank Utrechtse Waarden / 4 inzake J.A. Nederend Holding B.V. over ‘beschouwing op de processtukken en vonnis’
Geachte heer Minderhoud, Bijgaand treft u een notitie aan inzake een uit de hand gelopen kredietdossier. Het betreft onze beschouwing op de processtukken tot en met het vonnis van 1 oktober jl.. Voor de goede orde wijzen wij u op de reeds eerder aan u voorgelegde dossiers die wij hebben gepubliceerd. Binnenkort kunnen hierover vervolgpublicaties plaatsvinden. Het betrof hier de volgende dossiers. 1. Op 9 juli 2010: rabobank Alblasserwaard N en O / J. de Jong c.s.. 2. Op 6 april en 3 mei 2012: Obvion / Koster 3. Op 27 januari 2014: rabobank Utrechtse Waarden e.o. U.A. / J.A. Nederend Holding B.V. 4. Op 26 februari 2014: J.A. Nederend Holding B.V. open brief inzake onrechtmatige executie 5. Op 28 augustus 2014: rabobank UW vs J.A. Nederend, incl. tegenvordering 6. Op 15 oktober 2014: rabobank UW vs J.A. Nederend, beschouwing processtukken / vonnis Ons doel is u op de hoogte te brengen van de laatste ontwikkelingen ten opzichte van onze brief van 28 augustus jl. en om te voorkomen dat u zich later kunt beroepen op het feit dat u niet wist of niet kon weten wat zich in deze rechtbankdossiers afspeelde c.q. afspeelt en niet kon of wilde anticiperen op wat zich nog zal kunnen gaan voordoen. Dit geldt uiteraard ook voor de in de CC van deze brief genoemde partijen. Een en ander houdt in dat wij later publiekelijk bij alle genoemde partijen terugkomen op de gang van zaken in beide rechtbankdossiers. Om onze betrokkenheid bij beide rechtbankdossiers aan te tonen verwijzen wij naar onze website www.bedrijfsadviseur.biz waarop wij (bijna) al onze correspondentie gericht aan de (directie en Raad van Commissarissen) van rabobank UW te IJsselstein hebben gepubliceerd onder de titel: ‘Is uw advocaat te vertrouwen en hoe werken Rabobank Utrechtse Waarden uit Lopik en VMBS advocaten uit Eindhoven?’. Op de zittingsdatum 20 augustus jl. terzake C/16/363602-14/149, rabobank UW vs J.A.
258/387
Nederend, heeft de advocaat namens de rabobank UW, mr. I. Soetens van VMBS Advocaten te Eindhoven, wederom duidelijk gemaakt dat de correspondentie van de ‘bedrijfsadviseur’ onzinnig is. Kennelijk tolereert de rabobank-organisatie als geheel en als opdrachtgever van haar advocaat voornoemd, dat een situatie escaleert.
Uw inhoudelijke reactie zien wij met belangstelling binnen twee weken van u tegemoet. Onder het voorbehoud van alle (publicatie)rechten van deze brief en genoemde notitie op korte termijn. Tot nadere toelichting zijn wij steeds bereid. Hoogachtend, Waagmeesters Bedrijfs Advies J.G. Scholten
CC: 1. Bestuur rabobank UW te IJsselstein 2. Raad van Commissarissen voor de rabobank UW te IJsselstein
Bijlage(n): notitie inzake een ‘beschouwing op de processtukken en vonnis’ (zie pagina 242)
259/387
Brief 25 (aan Rabo UW 20-10-2014) Rabobank Utrechtse Waarden e.o. U.A. Directie / mw. F.J.M. van Winkel Basiliekpad 42 3401 BJ IJsselstein E-mail:
[email protected]
Datum: 20 oktober 2015
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: C.16.363602 rabobank UW vs J.A. Nederend ‘beschouwing op de processtukken en vonnis’ / 2
Geachte mevrouw Van Winkel, Hierdoor reageren wij op uw brief van 16 oktober jl.. Deze reactie is onbezonnen en uiterst onzorgvuldig want geen van uw standpunten is onderbouwd. U gedraagt zich gelijk aan de natuurlijke personen die acteerden in het toneelstuk “De Procedure”, dat wil zeggen zoals beide advocaten en de rechter daarin optraden. Met uw ‘verzwijgen, negeren en dreigementen’ toont u aan te leven in een eigen, andere wereld. De wereld op papier van de advocaten en de rechter wel te verstaan. En gelijktijdig uw ogen sluitend voor de feiten en gepasseerde werkelijkheid. Elke Nederlander, met name die van 18 tot en met 81 jaar, heeft het recht om te kunnen vaststellen wat er werkelijk is gebeurd ingaande de bestreden opzeggingsbrief, en vooral door wie dat is gedaan. En de rabo UW, Rabo Nederland, de beide advocaten en de rechter hebben niet het recht ‘achteraf’ in het toneelstuk “De Procedure’ te manipuleren daar waar hen dat goed uitkomt. En zij hebben ook niet het recht het slachtoffer van deze manipulaties vervolgens ‘hun rekening’ te sturen. De vastgestelde feiten raken eerst de rabo UW en pas daarna de advocaten en de rechter. 1. De anarchie: de opzeggingsbrief, bij u kan en mag de kassière ook kredietfaciliteiten opzeggen. 2. De chaos: geen governance en ‘checks and balances’ vanuit de directie op Bijzonder Beheer etc.. 3. Het dossier: de correspondentie, de dossieropbouw en de zorgplicht richting Nederend (en klanten). 4. Onbehoorlijk bestuur: onverplicht grote schade veroorzaakt door onzorgvuldige afweging belangen. Hieruit blijkt dat uw bankkantoor kennelijk geen eigen bankvergunning / zelfstandigheid waardig is? 5. Gemanipuleer: door beiden advocaten tegenover de rechter en de rechter in zijn vonnis. Wat als uw toezichthouder, een ‘wakkere’ advocaat of de redactie van een actualiteitenprogramma op dit dossier stuit? Bij een hoger beroep bent u te laat, dan liggen voornoemde ‘wapenfeiten’ 1 tot en met 5 op straat. U als opdrachtgever bent verantwoordelijk en aansprakelijk voor wat uw opdrachtnemer, in
260/387
dezen advocaat Soetens, deed en doet, naast uw eigen verantwoordelijkheden als bestuurder. Wij stellen u in de gelegenheid om binnen tien werkdagen na dagtekening van deze brief alsnog uw standpunten te herzien danwel te onderbouwen. Indien u dat niet of te laat doet, dan ligt, om advocaat Soetens te citeren, uw reactie op de beschouwingen voor afwijzing gereed door het ontbreken van enige onderbouwing. Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
CC:
1. Rabo Nederland (met uw antwoord van 16 oktober jl.) 2. Raad van Bestuur rabo UW
261/387
Brief 26 (aan president rechtbank 01-12-2014)
Aantekenen Rechtbank Midden-Nederland T.a.v. de President van de rechtbank Bureau President Vrouwe Justitiaplein 1 3511 EX UTRECHT E-mail:
[email protected]
Datum: 1 december 2014
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: C/16/14/107 F: J.A. Nederend Holding B.V. / verzoek tot ontslag van curator mr. R. Kraaijvanger en vervanging van rechtercommissaris mr. P. Neijt Ons kenmerk: NederendWBApresident20141201
Geachte mevrouw, mijnheer, Inzake bovengenoemd faillissement richten wij ons tot u met het volgende. Op 28 november jl. schreef Bedrijfsadvies Zilverstad B.V. een brief aan rechter-commissaris mr. P. Neijt terzake een brief met aansprakelijkstelling van curator mr. Drs. R. Kraaijvanger gedateerd 12 november 2014 en gericht aan dhr. J.A. Nederend. Aanvullend op deze brief berichten wij u als volgt in onze hoedanigheid van schuldeiser in voornoemd faillissement. De Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. is een aan het maatschappelijk verkeer deelnemende organisatie. Zij adviseert tal van personen en ondernemingen die in financiële problemen zijn gekomen ongeacht de oorzaak. Zij acht het haar maatschappelijke plicht om tegen - in haar ogen - onoorbare situaties verweer te voeren en deze onoorbare situaties te bestrijden en helpen voorkomen. Indien nodig publiceert zij over waargenomen onoorbare situaties met het doel herhaling ervan te bestrijden en te voorkomen. Wij hebben een vooronderzoek verricht naar het functioneren als curator van mr. drs. R. Kraaijvanger en het functioneren van rechter-commissaris mr. P. Neijt van uw rechtbank, inzake bovengenoemd dossier. In de bijlagen treft u een kopie verslag aan van onze voorlopige bevindingen, hierna te noemen beschouwingen. Wij stelden ons in dit voorlopige onderzoek de vraag of ‘zonder twijfel’ de curator als opdrachtnemer, en de RC als opdrachtgever, te vertrouwen zijn en als betrouwbaar beoordeeld kunnen worden.
262/387
Op grond van bovenstaande beschouwingen is het voorlopige antwoord op die vraag: ‘nee’! Daaraan verbinden wij de voorlopige conclusie dat wij u verzoeken, in onze hoedanigheid van schuldeiser in voornoemd faillissement, de curator oneervol te ontslaan en de RC te vervangen en wel met onmiddellijke ingang om herhaling van verwijtbaar gedrag en het ontstaan van meer maatschappelijke schade te voorkomen. Alvorens wij tot publicatie van onze beschouwingen voornoemd overgaan op www.bedrijfsadviseur.biz krijgt u de gelegenheid om hierop (uitsluitend schriftelijk) te reageren en wel tot en met 16 december a.s.. Na deze datum sluiten wij het voorlopige onderzoek af. Geen antwoord, een onvolledig antwoord of een te laat antwoord uwerzijds leidt niet tot bijstelling van onze beschouwingen. Uitsluitend van schriftelijke bewijsstukken voorziene wijzigingsvoorstellen in uw reactie kunnen leiden tot wijziging van onze beschouwingen. Derden kunnen niet op de voorlopige beschouwingen reageren noch deze wijzigen. Vervolgens vindt binnen 2 weken na 15 december a.s. publicatie plaats van de definitieve beschouwingen onder ons conveniërende voorwaarden en vindt melding plaats aan alle relevante maatschappelijke partijen, waaronder uw rechtbank, relevante toezichthouders en het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Doelgroep daarnaast is elke Nederlander van 18 tot en met 81 jaar over onze bevindingen te informeren. Hierover is geen enkele vorm van communicatie mogelijk. Op onze website voornoemd treft u onder ‘stekeligheden’ en ‘juridisch advies nodig?’ een viertal notities aan terzake de advocatuur, curatoren, de rechtspraak en het Ministerie van Veiligheid en Justitie, waarin onze ervaringen en visie in dezen zijn opgenomen. Wij behouden ons het recht voor latere ontwikkelingen in dit dossier in de beschouwingen op te nemen.
263/387
Uw inhoudelijke reactie zien wij met belangstelling binnen twee weken van u tegemoet.
Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
CC:
- Ministerie van Veiligheid en Justitie - Van Diepen Van Der Kroef advocaten te Utrecht
Bijlage(n): - brief van Bedrijfsadvies Zilverstad aan RC mr. P. Neijt van 28 november 2014 (zie pagina 323) - beschouwingen van de curator en de RC in het faillissement van J.A. Nederend Holding BV, gedateerd 1 december 2014 (zie pagina 329)
264/387
Brief 27 (aan president rechtbank 15-12-2014)
Rechtbank Midden-Nederland T.a.v. de President van de rechtbank Bureau President Vrouwe Justitiaplein 1 3511 EX UTRECHT E-mail:
[email protected]
Datum: 15 december 2014 B.V. /
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: C/16/14/107 F: J.A. Nederend Holding verzoek tot correctie curator mr. drs. R.L.G. Kraaijvanger Ons kenmerk: NederendWBApresident20141215
Geachte mevrouw, mijnheer, Inzake bovengenoemd faillissement richten wij ons tot u, als schuldeiser in dezen, met het volgende. Van curator mr. drs. R.L.G. Kraaijvanger ontvingen wij bijgevoegde brief (bijlage) van 10 december jl.. Naar aanleiding van deze brief stellen wij het volgende vast. 1. Curator mr. drs. R.L.G. Kraaijvanger lijkt ‘van de weg af te zijn’. Immers, De Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. communiceert al zeker tien maanden met hem en nu blijkt de correspondentie afkomstig van de curator opeens te zijn gericht aan een natuurlijk persoon. Wij mogen er vanuit gaan dat de curator het verschil kent tussen een vennootschap en een natuurlijk persoon. 2. Curator mr. drs. R.L.G. Kraaijvanger ‘kan of wil niet goed lezen’. Immers, in onze brief van 1 december jl. aan Van Diepen Van der Kroef advocaten staat dat zij, dat wil zeggen het genoemde advocatenkantoor, niet kan reageren op de brief van 1 december jl. aan de president van de rechtbank Midden-Holland met de beschouwingen als bijlage. Uit de bijlage bij deze brief van curator mr. drs. R.L.G. Kraaijvanger blijkt dat hij ‘kennis heeft genomen’ van onze brief met beschouwingen en naar aanleiding van deze brief met beschouwingen zijn standpunt – niet onderbouwd weerlegd - handhaaft. Bovendien mogen wij aannemen dat de president voornoemd persoonlijk zal reageren op onze brief en dit niet laat doen door curator mr. drs. R.L.G. Kraaijvanger, die uiteraard niet ontvankelijk is in dezen. Wij verzoeken u curator mr. drs. R.L.G. Kraaijvanger zijn bovengenoemde brief van 10
265/387
december jl. te laten corrigeren en wel zoals de rechtsregels voorschrijven en de normale regels van fatsoen in acht nemend. Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. Bijlage:
brief curator van 10 december jl.
266/387
Brief 28 (aan president rechtbank 17-12-2014)
Aantekenen. Rechtbank Midden-Nederland T.a.v. de President van de rechtbank Mw. mr. J. Mendlik Vrouwe Justitiaplein 1 3511 EX UTRECHT E-mail:
[email protected]
Datum: 17 december 2014 B.V. /
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: C/16/14/107 F: J.A. Nederend Holding aansprakelijkstelling president
rechtbank Midden-Nederland Ons kenmerk: NederendWBApresidentAanspr20141217 Geachte mevrouw Mendlik, Hierdoor richten wij ons tot u met het volgende in onze hoedanigheid van schuldeiser in dit faillissement. 1. Definitief geworden beschouwingen en conclusie. Wij hebben een voorlopig onderzoek verricht naar het functioneren als curator van mr. drs. R.L.G. Kraaijvanger en het functioneren van rechter-commissaris mr. P. Neijt van uw rechtbank, inzake bovengenoemd dossier. Per brief gedateerd 1 december jl. met bijlagen / beschouwingen bent u daarvan op de hoogte gesteld. Deze brief met bijlagen is geacht hier integraal te zijn opgenomen en herhaald. Wij stelden ons in dit voorlopige onderzoek de vraag of ‘zonder twijfel’ de curator als opdrachtnemer, en de RC als opdrachtgever, te vertrouwen zijn en als betrouwbaar beoordeeld kunnen worden. Op grond van bovenstaand onderzoek / beschouwingen was het voorlopige antwoord op die vraag: ‘nee’! Daaraan verbonden wij de voorlopige conclusie dat wij u verzochten, in onze hoedanigheid van schuldeiser in voornoemd faillissement, de curator oneervol te ontslaan en de RC te vervangen en wel met onmiddellijke ingang om herhaling van verwijtbaar gedrag en het ontstaan van meer maatschappelijke schade te voorkomen. Op onze brief met bijlagen van 1 december jl. en gelijkluidend e-mail bericht heeft u tijdig gereageerd. Uw antwoord gaf geen aanleiding de conclusie in de beschouwingen te wijzigen. Dat heeft tot gevolg dat onze ‘beschouwingen’ thans een definitieve status hebben gekregen en voor publicatie beschikbaar zijn. Onderstaand treft u onze conclusie nog een keer aan.
267/387
Onze conclusie. Wij hebben in het verleden ons de vraag gesteld of curator mr. drs. R.L.G. Kraaijvanger te vertrouwen is en of hij betrouwbaar kan worden genoemd. In onze ogen was het antwoord: nee! Na lezing en beantwoording van zijn brief met aansprakelijkstelling van de DGA gedateerd 12 november jl. stellen wij vast dat er gerede twijfels bestaan over de deskundigheid, zakelijkheid en objectiviteit van deze curator. Deze conclusie is onder meer gebaseerd op de volgende feitelijke vaststelling in onze beschouwingen van 1 december jl. (punt iii. bladzijde 12). ‘De oorzaak van het faillissement. Die kent de curator nog niet na negen maanden onderzoek aan dit dossier. De jaaromzet 2013 beloopt ca. € 100.000,- waarvan ca. 50% uit managementfee bestaat en ca. 50% uit huuropbrengsten. Of heeft de curator een bijbedoeling? Ja, hij heeft onlangs ontdekt dat de DGA € 40.000,- aan ‘onbenoemde persoonlijke opnamen’ heeft gedaan en daardoor is de onderneming gefailleerd. Dus roept de curator Pauliana te hulp. En stelt hij de DGA aansprakelijk voor het hele ‘tekort’ in de boedel, zowel in de verslagen als in zijn brief van 12 november jl.. De curator is even vergeten dat deze opnamen het DGA-salaris over 2013 vormden. Dat wist hij want hij ontsloeg de DGA op 7 februari 2014 eigenhandig. Maar de chantage en gijzeling van de DGA zijn al wel gepubliceerd zonder dat de curator zijn vaststellingen heeft geverifieerd. En de DGA staat nu te boek als fraudeur! Terwijl het omgekeerde juist is, de curator marchandeert, manipuleert en blundert.’ Het definitieve antwoord op de vraag of ‘zonder twijfel’ de curator voornoemd als opdrachtnemer, en de RC voornoemd als opdrachtgever, te vertrouwen zijn en als betrouwbaar beoordeeld kunnen worden is nee!
2. Uw reactie op onze beschouwingen en conclusie. In uw antwoordbrief van 15 december jl. stelt u vast dat het ‘gerechtsbestuur c.q. de president van de rechtbank op geen enkele wijze ‘inhoudelijke’ bemoeienis heeft met lopende rechtszaken dan wel rechterlijke beslissingen. U ziet dan ook geen aanleiding op onze brief van 1 december jl. te reageren’. Naar onze mening bent u bestuurder en (eind)verantwoordelijke voor de ‘goede en juiste gang van zaken’ op uw rechtbank, inclusief ‘goed werkgeverschap’ in de zin van continue beoordeling en evaluatie van uw medewerkers en het ontslag van ’disfunctionerende’ curatoren en hun RC.. Uw verzwijgt, negeert en ontkent de door ons gesignaleerde misstanden volledig en pleegt daardoor onbehoorlijk bestuur’.
268/387
Het feit dat u concludeert dat u ‘geen aanleiding heeft’ om te reageren op onze brief met beschouwingen en de gemotiveerde conclusie die daaruit volgt was aanleiding voor ons om te filosoferen over uw overwegingen. 1. Stel dat u de aannemelijke beschouwingen en conclusie accepteert, wat zijn dan de gevolgen daarvan? Die gevolgen zouden ons inziens verstrekkend zijn. a. U zou de voortdurende ‘rebellie tegen curator mr. drs. R.L.G. Kraaijvanger’ hebben beloond. b. Gevolg daarvan zou zijn dat de curator wordt vervangen en zijn (en uw) prestige, reputatie en imago lopen een geduchte deuk op. c. Gevolg daarvan zou ook zijn dat de RC wordt vervangen en zijn (en uw) prestige, reputatie en imago lopen een geduchte deuk op. d. De rebellen zijn immers ondeskundig en bemoeizuchtig en zeker niet in staat het functioneren van gerespecteerde wetenschappers met een indrukwekkende staat van dienst te bekritiseren. e. Dit zou een onverteerbare situatie opleveren voor de rechtspraak in het algemeen en de rechtbank Midden-Holland in het bijzonder en, met mogelijk, precedentwerking. 2. Stel dat u de aannemelijke beschouwingen en conclusie verwerpt, wat zijn dan de gevolgen daarvan? Die gevolgen zouden ons inziens miniem zijn. f. g. h. i.
j. k. l.
m. n. o.
U kunt heden vanuit uw ‘machtspositie’ dan de beschouwingen en conclusie simpelweg verzwijgen, negeren, ontkennen etc. in een briefje van enkele regels met een niet of ‘onjuist of niet relevant’ onderbouwd standpunt. U wint daar tijd mee totdat duidelijk is of de heer J.A. Nederend hoger beroep instelt tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 1 oktober jl.. En stel vervolgens dat de DGA in de hoger beroep procedure in het gelijk wordt gesteld. De curator schrijft dan in zijn eerstvolgende faillissementsverslag dat als de DGA het hoger beroep wint de boedel ook een vordering krijgt op de rabobank ter grootte van minimaal het boedeltekort van ca. € 400.000,-. De rabobank kan dan wel ‘verrekening’ toepassen. Bovendien kan de curator dan proberen zijn vermeende vorderingen te zijner tijd op de DGA te verhalen omdat dan de borgstelling is komen te vervallen. En de curator kan zijn declaraties indienen bij de RC en de rijkelijk gevulde boedelrekening. Een minder aansprekend feit is dan wel dat de curator en alle deskundigen om hem heen tot nu toe ontkennen dat de DGA kans van slagen heeft om de rabobank te verwijten dat de executie en gunning van het onroerend goed in J.A. Nederend Holding B.V. onrechtmatig was. En in een zitting met de RC voornoemd als rechter zou de claim van de DGA inzake de ‘schade van € 400.000,- in privé’ als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen. En in een zitting met de RC voornoemd als rechter zou de claim van de curator inzake ‘Pauliana’ en die van de rekening courant directie ten laste van de DGA als voldoende onderbouwd worden toegewezen. Kortom: alleen maar winnaars in de personen van de curator, de RC en de president!
Het geschetste scenario onder punt 2 is uitermate realistisch want de brief van de curator van 10 december jl. aan ons lijkt verdacht veel op een antwoord dat is ingegeven door, en misschien zelfs in samenspraak afkomstig is van, niemand minder dan u naar aanleiding van voornoemde brief van De Waagmeesters bedrijfs Advies B.V. van 1 december jl..
269/387
Systeemcrash. Wij trekken uit de gang van zaken tot nu toe de voorlopige conclusie dat er in dezen sprake is van een systeemcrash. Dat wil zeggen dat niet het systeem van “Justitia’ c.q. haar beleidsdoeleinden bepalen wat er gebeurt maar de mensen die dit systeem ‘bemannen’ c.q. de subjectieve doeleinden (!) van hen tezamen bepalen hoe deze ‘rebellie’ wordt verzwegen, genegeerd, ontkend en onschadelijk gemaakt. Dit zou ook kunnen bevestigen dat ‘een dief geen aangifte doet tegen een andere dief’? Aansprakelijkstelling. Omdat u geweigerd heeft de curator en de RC voornoemd met onmiddellijke ingang uit hun respectievelijke functies te ontheffen teneinde in dezen meer maatschappelijke schade te voorkomen, stellen wij u verantwoordelijk en aansprakelijk voor de gevolgen van uw onbehoorlijk bestuur en de daaruit voortvloeiende geleden en nog te lijden schade van de DGA en zijn bedrijfsadviseurs. De Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. is een aan het maatschappelijk verkeer deelnemende organisatie. Zij adviseert tal van personen en ondernemingen die in financiële problemen zijn gekomen ongeacht de oorzaak. Zij acht het haar maatschappelijke plicht om tegen - in haar ogen - onoorbare situaties verweer te voeren en deze onoorbare situaties te bestrijden en helpen voorkomen. Indien nodig publiceert zij over waargenomen onoorbare situaties met het doel herhaling ervan te bestrijden en te voorkomen. Thans vindt binnen 2 weken na heden publicatie plaats van onze beschouwingen en conclusie onder ons conveniërende voorwaarden en melding aan alle relevante maatschappelijke partijen, waaronder de betrokken rechtbank, relevante toezichthouders en het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Doelgroep daarnaast is elke Nederlander van 18 tot en met 81 jaar. Hierover is geen enkele vorm van communicatie mogelijk. Wij behouden ons het recht voor latere ontwikkelingen in dit dossier in de beschouwingen op te nemen. Ook zijn wij vrij om dossiers waarin de voornoemde curator en de voornoemde RC actief zijn of zijn geweest aan een onderzoek te (laten) onderwerpen. Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. CC:
- Ministerie van Veiligheid en Justitie, de Minister
Bijlage(n): - Beschouwingen RC en curator 17 december 2014 (zie pagina 338) - ‘Juridisch advies nodig’? (alleen digitaal) (zie pagina 8 en verder)
270/387
Brief 29 (aan president rechtbank 12-01-2015)
Rechtbank Midden-Nederland T.a.v. de President van de rechtbank Mw. mr. J. Mendlik Vrouwe Justitiaplein 1 3511 EX UTRECHT E-mail:
[email protected]
Datum: 12 januari 2015 B.V. /
Behandeld door: J.G. Scholten
rechtbank
Kenmerk: C/16/14/107 F: J.A. Nederend Holding
vervolg aansprakelijkstelling president Midden-Nederland / 2 Ons kenmerk:
NederendWBApresOpleg20150112 Geachte mevrouw Mendlik, Hierdoor richten wij ons tot u met het volgende in onze hoedanigheid van schuldeiser in dit faillissement. Bij de eigen aangifte van voornoemd faillissement is als bijlage meegestuurd bijgaande kopiebrief van het Ministerie van Justitie. Wij moeten thans vaststellen dat de Rechtbank Midden-Nederland, en u als president daarvan, deze oplegmaatregel stipt opvolgt en toepast nu de blunderende curator mr. R. Kraaijvanger en de falend toezichthouder c.q. rechter-commissaris mr. P. Neijt hun werkzaamheden in dit dossier ongestoord kunnen en mogen continueren. Alle correspondentie van ons en collega Bedrijfsadvies Zilverstad B.V. aan de curator, de rechter-commissaris en u voornoemd is hier volledig opgenomen en herhaald.
Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. CC:
- Ministerie van Veiligheid en Justitie, de Minister
Bijlage(n): - kopiebrief Ministerie van Justitie inzake preventieve maatregel: ‘oplegmededeling’ indien bij aangiften faillissementsfraude de betrokkenheid van curatoren aannemelijk is (zie pagina 349) - ‘Juridisch advies nodig’? (alleen digitaal) (zie pagina 8 en verder)
271/387
Brief 30 (beschouwingen 15-03-2015)
Datum: 31 maart 2015 / brieven RB
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: Nederend / beschouwingen
Beknopte samenvatting van verwijtbare observaties. 1. De brieven aan de curator. a. De dga (de heer J.A. Nederend) moet de deelnemingen waarderen. b. De tegenstrijdige belangen die de curator had / heeft komen inhoudelijk niet aan de orde. c. Het vertrouwen in en betrouwbaarheid van advocaten en curatoren komen niet ter sprake. d. De schadeclaim groot € 400.000,- van de dga is een raadsel in de ogen van de curator. e. Onderzoek naar onrechtmatige executie, gunning en zorgplicht door de rabo’ gebeurt ‘rauwelijks’. f. Alle ‘advocaten’ hebben heimelijk contact met elkaar, de heren I. Soetens, B.G. van Twist, R. Reumkens en S. van der Velden, en bepalen de regie en de rolverdeling in samenwerking met curator R.L.G. Kraaijvanger om zo hun eigen belangen inclusief die van hun opdrachtgevers te behartigen. Wie behartigt de belangen van de dga hierbij? g. De curator wacht ‘lijdzaam’ de rechtbankprocedure af in strijd met de belangen van de schuldeisers. h. Verrekening van de RC-directie o/g met de schadeclaim van de dga is ongemotiveerd afgewezen. i. Bewust foute feitelijke gegevens ten laste van de dga in de faillissementsverslagen blijven gehandhaafd. j. Er zijn tegengestelde belangen tussen de advocaat van de rabo en curator Kraaijvanger maar ‘samen komen zij er wel uit’. k. Curator Kraaijvanger stelt onbewezen dat de bedrijfsadviseur aanzet om de administratie niet af te geven. l. De curator stelt onbewezen dat de dga ‘auditfiles’ moet overhandigen. m. De kasopnamen in 2013, gedaan door de dga, zijn geen salarisopnamen en vormen de belangrijkste oorzaak van het faillissement. De curator zegde wel zijn arbeidsovereenkomst op. n. De aansprakelijkstelling van de dga door de curator staat boordevol met stellingen, aannames, verklaringen, verdachtmakingen en redeneringen van curator Kraaijvanger zonder enige feitelijke en sluitende onderbouwing ervan en heeft tot doel de dga publiekelijk te ‘gijzelen’ en als ‘dader’ te kwalificeren en stigmatiseren. o. De curator ‘onderzoekt’ de onrechtmatige executie, gunning en zorgplicht door de rabo’ maar zijn openbare conclusies blijven verstoken van enige feitelijke en sluitende onderbouwing ervan. Na zeer geruime tijd is duidelijk dat de belangen van de schuldeisers schromelijk zijn verwaarloosd door zijn passiviteit en zijn geslotenheid. p. Curator Kraaijvanger ontkent, verzwijgt en negeert de elementaire belangen van de dga. q. Achteraf blijkt de curator publiekelijk de schadeclaim van de dga te betwisten, enige argumentatie ontbreekt tot op de dag van vandaag.
272/387
r. s.
t.
u. v.
w.
x. y.
De salarisopnamen door de dga in 2013 blijken later uit te monden in ‘onbehoorlijk bestuur’ in de ogen van de aanklager Kraaijvanger. Dat is ook in het belang van de persoon van de curator. In de faillissementsverslagen creëert de curator door zijn bewust onjuiste en bewust pertinent foute interpretaties van de salarisopnamen uit 2013 een ‘verdachte dga’ met als slachtoffer de schuldeisers en de curator. Een perfecte ‘gijzeling’ die zijn weerga niet kent op het ‘toneel van de beoefening van de rechtspraak’. Wat zijn de welbegrepen ‘eigen belangen’ van de curator als juridisch motief om zijn verdienmodel en dat van zijn collega-advocaten ten volle te benutten? Is de aanval zijn beste verdediging of zijn de externe historische feiten van doorslaggevend belang? De rabo valt niets te verwijten concludeert de curator later. Slechts de feitelijke onderbouwing hiervan ontbreekt. Maar toch wil hij het hoger beroep afwachten omwille van het procesrisico? Curator Kraaijvanger gaat nooit en nergens in op de argumenten van de dga en zijn bedrijfsadviseur die het doen en laten van de rabo beargumenteerd bekritiseren (twee beschouwingen). Dat de collega-advocaten I. Soetens en B.G. van Twist de rechter op hun manier, en mogelijk in samenspraak, hebben ‘gemanipuleerd’ is onderdeel van de advocatencode / code of silence. Hierop breidt de curator rustig en in stilte verder. Mogelijk dat zij zo en samen grote achterliggende belangen uit hun klantennetwerk afschermen. Als de curator de belangen van de schuldeisers dient te behartigen, waarom ondersteunde hij dan niet de procedure van de dga tegen de rabo die een borgstelling wil bekrachtigen in een vonnis? De rabo is aangemerkt als de veroorzaker van onnodige (gevolg)schade voor de dga door de ondenkbare gunning als slot van een onrechtmatige geachte executieprocedure van zakelijk onroerend goed. Deze optie kost nauwelijks iets en de argumentatie ervan is uitgebreid en zakelijk onderbouwd. Nadeel is dat in dat geval een procedure tegen een grote en invloedrijke klant zou plaatsvinden met belangrijke ‘voorbeeldwerking’ en dito negatieve uitstraling voor de betrokken advocaat c.q advocaten en hun kantoren. De mededelingen over de ‘melding betaalonmacht’ door de curator slaan nergens op. De conclusie luidt dat de curator niet te vertrouwen en onbetrouwbaar is in dezen wegens het bovenstaande.
2. De brieven aan de rechter-commissaris. i. ii. iii. iv.
v.
Het betreft zowel kopie-brieven die aan de curator zijn gestuurd als brieven over de curator. Zie het verwoorde onder ‘De brieven aan de curator’ hiervoor. Een kopie van de correspondentie gaat naar de Minister van Veiligheid en Justitie. Curator Kraaijvanger en advocaat R. Reumkens hebben heimelijk onderling contact. Advocaat Reumkens informeert curator Kraaijvanger ‘op eigen initiatief, onverplicht, collegiaal en doelbewust’ over de correspondentie terzake een derderelatie van de dga. Dit is verwijtbaar gedrag en in strijd met de geldende vertrouwelijkheid van deze gegevens, de beroepsregels, en de ethiek, de moraal en het fatsoen. Het vertrouwen in en de betrouwbaarheid van de ‘beroepsgroep’ in het algemeen zijn hiermee fundamenteel aangetast. Welke waarde heeft het ‘beroepsgeheim’ en voor wie geldt dat en wanneer is dat van toepassing? De ‘dubbele petten’ dienen alleen het persoonlijk eigen belang van beide ‘raadslieden’ als verdienmodel (reciprociteit / wederkerigheid). Het verzoek om advocaat Reumkens te schorsen en curator Kraaijvanger uit zijn functie te ontheffen wordt genegeerd, ontkend en verzwegen.
273/387
vi. vii.
Hiërarchisch is de RC / het OM opdrachtgever en de curator opdrachtnemer. De opdrachtgever is verantwoordelijk en aansprakelijk voor het ‘doen en laten’ van de opdrachtnemer. Publicatie van bepaalde brieven en beschouwingen vindt daarna plaats ter bestrijding en voorkoming van herhaling van deze maatschappelijke ontwikkelingen.
3. De brieven aan de president van de rechtbank. a) Het betreft zowel kopie-brieven die aan de curator en de RC zijn gestuurd als brieven over de curator en over de RC aan de president. b) Zie het verwoorde onder ‘De brieven aan de curator’ en ‘De brieven aan de RC’ hiervoor. c) Een kopie van de correspondentie gaat naar de Minister van Veiligheid en Justitie. d) Een brief of de kopie van een brief is geen ‘klacht’ als dat niet uitdrukkelijk is vermeld. e) Onze beschouwingen waarin staat onderbouwd en gemotiveerd waarom rechtercommissaris P.J. Neijt en curator R.L.G. Kraaijvanger niet te vertrouwen en onbetrouwbaar zijn. f) ‘De curator is de weg kwijt’ als hij opeens zijn correspondentie aan de dissidente bedrijfsadviseurs van de dga stuurt op hun privétitel in plaats van naar hun ondernemerstitel. g) De curator heeft de reacties op zijn aansprakelijkstelling van de dga gelezen en stelt ongemotiveerd vast dat hij zijn standpunt niet wijzigt. Dat is logisch want dan zou hij zijn ‘gijzeling van de dga’ opgeven en dat dient niet zijn persoonlijke belang. h) De gevraagde correcties terzake curator en RC worden genegeerd, ontkend en verzwegen. i) Er volgt een aansprakelijkstelling van de president van de rechtbank wegens passiviteit terwijl deze bekend is met de inhoud van de correspondentie c.q. kritiek op het functioneren van de RC en curator. j) Het gerechtsbestuur heeft geen inhoudelijke bemoeienis met de ‘rechtsgang’. k) Het gerechtsbestuur is toch verantwoordelijk en aansprakelijk voor het goed functioneren van de rechtbank en de rechtspraak in Utrecht? Een duidelijk disfunctionerende RC en curator zijn geen probleem en vereisen geen correcties? Dat niet ingrijpen is puur ‘onbehoorlijk bestuur’! l) Er zijn twee scenario’s denkbaar: de gevolgen van wel ingrijpen en van niet ingrijpen. m) Publicatie van bepaalde brieven en beschouwingen vindt daarna plaats ter bestrijding en voorkoming van herhaling van deze maatschappelijke ontwikkelingen. n) Wij moeten thans vaststellen dat de Rechtbank Midden-Nederland, en u als president daarvan, de ‘oplegmaatregel’ Van de Minister van Justitie destijds stipt opvolgt en toepast nu de blunderende curator mr. R.L.G. Kraaijvanger en de falend toezichthouder c.q. rechter-commissaris mr. P. Neijt hun werkzaamheden in dit dossier ongestoord kunnen en mogen continueren.
Onze conclusie naar aanleiding van voormelde brieven / de samenvatting ervan. Wij trekken uit deze gang van zaken tot nu toe de voorlopige conclusie dat er in dezen sprake is van een systeemcrash. Dat wil zeggen dat niet het systeem van ‘Justitia’ c.q. haar beleidsdoeleinden bepalen wat er gebeurt in een faillissement of een gerechtelijke procedure, maar dat dit wordt bepaald door de mensen die dit systeem ‘bezetten’ c.q. de heimelijke subjectieve doeleinden van hen tezamen bepalen hoe een faillissement c.q. een gerechtelijke procedure uiteindelijk (juridisch en financieel) eindigt voor de partij(en).
274/387
Dit zou ook kunnen bevestigen waarom ‘een dief geen aangifte doet tegen een andere dief’? De vraag rijst waarom niemand ingrijpt, waarom dit niet verandert? Kennelijk hebben u en de uwen (lees: de intimi van het systeem van ‘Justitia’) er belang bij dit niet te veranderen. En de slachtoffers van dit huidige systeem dan? Waarom accepteert u dit lijdzaam ondanks de ethische-, morele- en fatsoensnormen die hier continu en grof worden geschonden?
J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfsadvies
275/387
Brief 31 (aan gerechtsbestuur 31-03-2015)
Rechtbank Midden-Nederland T.a.v. het Gerechtsbestuur Vrouwe Justitiaplein 1 3511 EX UTRECHT E-mail:
[email protected]
Datum: 31 maart 2015 B.V. /
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: C/16/14/107 F: J.A. Nederend Holding ‘open brief aan het gerechtsbestuur’ Ons kenmerk: WBA28NedGerechtsbestuurUtrecht
Geachte mevrouw, mijnheer Hierdoor richten wij ons tot u met het volgende in onze hoedanigheid van schuldeiser in dit faillissement. Omdat onze brieven aan de curator R.L.J. Kraaijvanger, de rechter-commissaris P.J. Neijt en de president van de rechtbank Midden-Nederland J. Mendlik niet hebben geleid tot enige zichtbare correctie van de curator noch van de rechter-commissaris voornoemd, hebben wij besloten deze ‘open brief’ aan het Gerechtsbestuur te sturen. Alle correspondentie van ons en collega Bedrijfsadvies Zilverstad B.V. aan de curator, de rechter-commissaris en uw president voornoemd is hier volledig opgenomen en herhaald. In deze ‘open brief’ treft u niet alleen een kopie van bijna alle brieven aan die door ons of onze collega zijn verzonden aan voornoemde functionarissen, maar ook een beknopte samenvatting van de verwijtbare observaties en onze conclusie. De kern van onze conclusie luidt als volgt. Wij trekken uit deze gang van zaken tot nu toe de voorlopige conclusie dat er in dezen sprake is van een systeemcrash. Dat wil zeggen dat niet het systeem van ‘Justitia’ c.q. haar beleidsdoeleinden bepalen wat er gebeurt in een faillissement of een gerechtelijke procedure, maar dat dit wordt bepaald door de mensen die dit systeem ‘bezetten’ c.q. de heimelijke subjectieve doeleinden van hen tezamen bepalen hoe een faillissement c.q. een gerechtelijke procedure uiteindelijk (juridisch en financieel) eindigt voor de partij(en). Dit zou ook kunnen bevestigen waarom ‘een dief geen aangifte doet tegen een andere dief’?
276/387
Wij verzoeken u alsnog de gevraagde corrigerende maatregelen te nemen uit onze brief van 15 december 2014. Indien u een toelichting van ons verwacht op onze brieven dan zijn wij bereid tot een gesprek.
Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
CC:
- Ministerie van Veiligheid en Justitie, de Minister
Bijlage(n): - Juridisch advies nodig’ versie 09?’ (alleen digitaal) op www.bedrijfsadviseur.biz onder stekeligheden (zie pagina 8 en verder) - Nederend / beschouwingen/ brieven RB (zie pagina 349)
277/387
Brief 32 (aan RC 14-04-2015)
Robert Kochlaan 10 2871 LH Schoonhoven Rechtbank Midden Nederland Locatie Utrecht / Sector Civiel T.a.v. mr. P.J. Neijt, Rechter-commissaris Postbus 16005 3500 DA UTRECHT
Referentie: 2013002/313/RKcur008
Behandeld door: H.A. Sacré
Telefoon: 0182 740679 Email:
[email protected]
Datum: 14 april 2015
Betreft : Hoorzitting 105 Fw inzake faillissement J.A. Nederend Holding B.V. Uw kenmerk : 16/14/107 F Cc.: mw. mr. J. Mendlik, Wnd. President Rechtbank
Geachte heer Neijt,
Op 27 maart jl. heeft u, via de Griffie, de heer J.A. Nederend opgeroepen voor de zitting op donderdag 28 mei 2015 te 10:30 uur ex 105 Fw. Namens de heer Nederend voornoemd en in onze hoedanigheid als bedrijfsadviseur, het volgende, Ten einde deze zitting op de meest effectieve manier te laten verlopen, wordt u verzocht kenbaar te maken over welke onderwerpen u de heer Nederend specifiek wil horen. Dit zal de heer Nederend in gelegenheid stellen zich te kunnen voorbereiden en, waar mogelijk, er voor zorgdragen de, in zijn bezit zijnde, benodigde stukken mee te nemen naar deze zitting. Voorts stelt de heer Nederend dat hij zich tijdens deze zitting wil laten bijstaan door zijn gemachtigde, zijnde de ondergetekende. Daarbij heeft de heer Nederend ondergetekende verzocht om, tijdens de zitting, zich actief in te zetten bij de beantwoording van, door u, te stellen vragen. De opinie van de heer Nederend en ondergetekende aangaande het faillissement en de werkwijze van de curator is aan u bekend gemaakt in onze eerdere, onbeantwoorde, correspondentie, i.e. onze brieven van 28 november 2014 en 23 december 2014. Uitgaande van deze, en overige hier niet aangehaalde correspondentie met de curator, dient u op zijn minst gezien te worden als belanghebbende bij de zitting van 28 mei. Dit neigt naar belangenverstrengeling. Vandaar onze vraag, waarom u deze zitting voorzit. Van onze zijde willen wij, uit oogpunt van objectiviteit, u nadrukkelijk verzoeken deze zitting te laten
278/387
voorzitten door een andere rechter-commissaris. Achteraf zal er dan geen discussie ontstaan over de wijze van aansturing van vraagstelling en beantwoording. Tevens wordt nadrukkelijk verzocht, eveneens uit oogpunt van objectiviteit, of er tijdens de gehele zitting, door de rechtbank, een geluidsopname gemaakt kan worden. Van deze geluidsopname dient een enkelvoudige kopie aan de heer Nederend ter beschikking gesteld te worden. Naast het proces-verbaal zal deze geluidsopname als referentie kunnen dienen. Hiermee zal achteraf geen discussie ontstaan over wat letterlijke vraagstelling of beantwoording of uitspraken zijn geweest. Deze brief is heden zowel per gewone post als per email, aan de adressen in het briefhoofd genoemd, aan u verzonden. De kopiehouder heeft eveneens een bericht via de fax, faxnummer 030 2233048, ontvangen. Vertrouwend op uw medewerking in bovenstaande verzoeken en onder voorbehoud van alle rechten en weren, namens de heer Nederend voornoemd, verblijven wij,
Hoogachtend, Bedrijfsadvies Zilverstad B.V. Huib A. Sacré
<
279/387
Brief 33 (aan Rabo UW 23-04-2015)
Rabobank Utrechtse Waarden e.o. U.A. Directie / mw. F.J.M. van Winkel Basiliekpad 42 3401 BJ IJsselstein E-mail:
[email protected]
Datum:
Behandeld door:
Kenmerk:
23 april 2015 c.s.
J.G. Scholten
beschouwingen rechtbankprocedure / Nederend Ons kenmerk: WBA33NedBeschProc20150423
Geachte mevrouw Van Winkel, Inzake bovengenoemd dossier richten wij ons tot u met het volgende. Definitief geworden beschouwingen en conclusie. Wij hebben een voorlopig onderzoek verricht naar het functioneren van de rabobank Utrechtse Waarden U.A. en uw advocaat mr. I. Soetens van VMBS Advocaten te Eindhoven en de advocaat van de heer J.A. Nederend, mr. B.G. van Twist van Van Twist Advocaten te ’s-Gravendeel, inzake bovengenoemd dossier. Per brief gedateerd 15 oktober 2014 (abusievelijk 2015) met bijlagen / beschouwingen bent u, alsmede uw Raad van Commissarissen en het Bestuur van Rabo Nederland hiervan op de hoogte gesteld. Alle correspondentie met bijlagen aan deze drie partijen gericht in deze casus is geacht hier integraal te zijn opgenomen en herhaald. Uw antwoordbrief. Op onze brief met bijlagen van 15 oktober 2014 en gelijkluidend e-mail bericht, heeft u gereageerd met uw brief van 16 oktober 2014. Uw inhoudelijke reactie luidt als volgt: de rabobank herkent zich niet in de beschouwingen en neemt daar afstand van. De inhoud richt zich meer op mr. Soetens en mr. Van Twist en de rechterlijke macht. De rabobank reageert daarom niet op de inhoud van de brief en richt zich vervolgens uitsluitend tot de betrokken partijen. Onze reactie hierop luidt als volgt. In ons antwoord van 20 oktober 2014 (abusievelijk 2015) stellen wij het volgende vast. “Deze reactie is onbezonnen en uiterst onzorgvuldig want geen van uw standpunten is onderbouwd. U gedraagt zich gelijk aan de natuurlijke personen die acteerden in het toneelstuk “De Procedure”, dat wil zeggen zoals beide advocaten en de rechter daarin optraden. Met uw ‘verzwijgen, negeren en dreigementen’ toont u aan te leven in een eigen, andere wereld. De wereld op papier van de advocaten en de rechter wel te verstaan. En gelijktijdig uw ogen sluitend voor de feiten en gepasseerde werkelijkheid. Elke Nederlander, met name die van 18 tot en met 81 jaar, heeft het recht om te kunnen vaststellen wat er werkelijk is gebeurd ingaande de bestreden opzeggingsbrief, en vooral door wie dat is gedaan. En de rabo UW, Rabo Nederland, de beide advocaten en de rechter hebben niet het recht ‘achteraf’ in het toneelstuk “De Procedure’ te manipuleren daar waar hen dat goed uitkomt. En zij hebben ook niet het recht het slachtoffer van deze manipulaties
280/387
vervolgens ‘hun rekening’ te sturen. De vastgestelde feiten raken eerst de rabo UW en pas daarna de advocaten en de rechter. 1. De anarchie: de opzeggingsbrief, bij u kan en mag de kassière ook kredietfaciliteiten opzeggen. 2. De chaos: geen governance en ‘checks and balances’ vanuit de directie op Bijzonder Beheer etc.. 3. Het dossier: de correspondentie, de dossieropbouw en de zorgplicht richting Nederend (en klanten). 4. Onbehoorlijk bestuur: onverplicht grote schade veroorzaakt door onzorgvuldige afweging belangen. Hieruit blijkt dat uw bankkantoor kennelijk geen eigen bankvergunning / zelfstandigheid waardig is? 5. Gemanipuleer: door beiden advocaten tegenover de rechter en de rechter in zijn vonnis.” Op 15 oktober 2014 bent u uitgenodigd om schriftelijk, en van schriftelijke bewijsstukken voorziene wijzigingsvoorstellen op onze beschouwingen van 15 oktober 2014 in te dienen. Wij stellen vast dat u kennelijk geen inhoudelijk verweer tegen onze beschouwingen heeft, anders had u die wel ingebracht. Ook in de gerechtelijke stukken ontbreekt elk inhoudelijk verweer op onze aan de orde gebrachte standpunten en vragen. Uw verweer kenmerkt zich door ontkennen, negeren en verzwijgen van de historische feiten omdat zulks u goed uitkomt. Wij hebben kennis genomen van uw schriftelijke reacties maar die is voor ons geen aanleiding onze beschouwingen van 15 oktober 2014 te wijzigen. Dat heeft tot gevolg dat onze ‘beschouwingen’ thans een definitieve status hebben gekregen en voor publicatie beschikbaar zijn. Onderstaand treft u onze samenvatting en conclusie nog een keer aan. De samenvatting op hoofdlijnen uit onze beschouwingen. In deze casus valt op dat: i. Betrokken partijen bank, advocaten en rechtbank alle een monopolie hebben. Zonder concurrentie geen topkwaliteit? ii. Deze betrokken partijen omvangrijke algemene voorwaarden en spelregels hebben. iii. De betrokken advocaten kunnen manipuleren met en in hun stukken en woorden. iv. De betrokken rechter kan manipuleren in zijn vonnis (o.a. weglaten en negeren) en wordt gemanipuleerd door de advocaten (o.a. krijgt niet alle stukken). v. Er voor buitenstaanders minimale transparantie bestaat, de procedure als geheel komt neer op een ‘toneelstuk’ dat weinig van doen heeft met de werkelijkheid en de feiten. vi. De gunning een recht is van de rabo maar een ‘dark room’ vormt voor de betrokken kredietnemer die wel de ‘onredelijke en onbillijke gevolgen’ moet ondergaan zonder het recht op ‘maatschappelijke verantwoording’ c.q. transparantie daarover. Er zijn wel objectieve alternatieven in beeld gebracht voor de ‘niet-gunning’ maar er zijn geen objectieve argumenten bekend over het waarom voor het ‘wel gunnen’.
281/387
vii. viii.
ix. x.
Een gunning door de rabo zeer omvangrijke schade kan berokkenen aan kredietnemer welke schade gezien kan worden als ‘onbehoorlijk bestuur’ en ‘onverplicht’ door de rabo. De risico’s van een borgtocht volstrekt onoverzichtelijk zijn voor de gever ervan. In deze casus veroorzaakt de rabo door de gunning veel schade en verhaalt zij die schade voor een tweede keer op dhr. Nederend door de borgtocht te incasseren. In onze notitie van 21 januari jl. over de advocatuur en in de notitie van 23 augustus jl. over de rechtspraak komen veel punten voor die in deze casus glashelder aan het licht zijn gekomen. De rechter zou, op grond van zijn eigen werkwijze en zijn eigen vrije onderzoek, een veel betrouwbaarder beeld van wat er werkelijk is gebeurd kunnen krijgen en van de feiten die daarbij speelden. Dat moet leiden tot betere rechtspraak. De opzet van de vrederechter was en is zo gek nog niet.
De conclusie uit onze beschouwingen. 1. De rabo is, gelet op het bovenstaande, verantwoordelijk en aansprakelijk voor de schade voortvloeiend uit de kredietopzegging, executie en onverantwoorde gunning van het bewuste onroerend goed van de Holding, inclusief de vervolgschade bij Holding, aandeelhouder en derden. 2. Het gedrag van advocaat Soetens en de inhoud van het vonnis vertonen kenmerken van ‘ontkennen, verhullen en verzwijgen van de anarchistische houding en het chaotische gedrag van de accountmanager van Bijzonder Beheer, de chef van de afdeling Bijzonder Beheer en de directie van de rabo. 3. Na de uitspraak in hoger beroep of zoveel eerder als het Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. convenieert, zal deze beschouwing worden gepubliceerd. Onze slotconclusie. Wij stelden ons in dit voorlopige onderzoek de vraag of ‘zonder twijfel’, de rabobank Utrechtse Waarden U.A. en uw advocaat mr. I. Soetens van VMBS Advocaten te Eindhoven en de advocaat van de heer J.A. Nederend, mr. B.G. van Twist van Van Twist Advocaten te ’s-Gravendeel, inzake bovengenoemd dossier, te vertrouwen zijn en als betrouwbaar beoordeeld kunnen worden. In onze ogen was en is het antwoord op die vraag: nee! Vervolgconclusie: systeemcrash? Wij trekken uit de gang van zaken tot nu toe de voorlopige conclusie dat er in dezen sprake is van een systeemcrash. Dat wil zeggen dat niet het systeem van ‘Justitia’ c.q. haar beleidsdoeleinden bepalen wat er gebeurt in de voorgerechtelijke correspondentie en procedure, maar dat dit wordt bepaald door de mensen die dit systeem ‘bezetten’ c.q. de subjectieve doeleinden (!) van hen tezamen bepalen hoe de voorgerechtelijke correspondentie en de procedure uiteindelijk (juridisch en financieel) eindigt voor de andere partij. Dit zou ook kunnen verklaren waarom ‘een dief geen aangifte doet tegen een andere dief’? De Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. is een aan het maatschappelijk verkeer deelnemende organisatie. Zij adviseert tal van personen en ondernemingen die in financiële problemen zijn gekomen ongeacht de oorzaak. Zij acht het haar maatschappelijke plicht om tegen - in haar ogen - onoorbare situaties verweer te voeren en deze onoorbare situaties te bestrijden en helpen voorkomen. Indien nodig publiceert zij over waargenomen onoorbare situaties met het doel herhaling ervan te bestrijden en te voorkomen. Een nadere uitwerking van dit beleid treft u aan op de volgende pagina’s 4 t/m 6 van deze brief.
282/387
Thans vindt binnen 2 weken na heden publicatie plaats van onze beschouwingen en conclusie onder ons conveniërende voorwaarden en melding aan alle relevante maatschappelijke partijen, waaronder de betrokken rechtbank, relevante toezichthouders en het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Doelgroep daarnaast is elke Nederlander van 18 tot en met 81 jaar. Hierover is geen enkele vorm van communicatie mogelijk. Vervroegde publicatie van onze beschouwingen door uw recente acties. Is het een toevallige samenloop van omstandigheden dat uw advocaat mr. Soetens innige contacten en afspraken heeft met curator mr. R. Kraaijvanger zoals gebleken tijdens de zitting van de rechtbank? En de afspraken tussen mr. Soetens en mr. Van Twist om recent het faillissement van de heer J.A. Nederend aan te vragen bij de rechtbank? Kennelijk wilt u en de uwen een arrest voorkomen. Is het toeval dat wij zowel curator R. Kraaijvanger, rechter-commissaris P. Neijt en de advocaten Soetens en Van Twist zeer kritisch beschouwen in onze stukken en dat daarna, tijdens het hoger beroep bij het Gerechtshof, zij samenspannen om het enige echte slachtoffer metterdaad ‘monddood’ te maken? Het heeft er alle schijn van dat het ‘systeem Justitia’ in dezen gebruikt is en wordt om misstanden veroorzaakt door haar ‘deelnemers in persoon’ te verdoezelen. U wist of kon weten dat de rabobank Utrechtse Waarden U.A. opdrachtgever is van mr. I. Soetens en dat deze rabobank verantwoordelijk en aansprakelijk is voor zijn doen en laten in dezen. Wij behouden ons het recht voor latere ontwikkelingen in dit dossier alsnog in de beschouwingen op te nemen. Ook zijn wij vrij om dossiers waarin de rabobank Utrechtse Waarden U.A. en uw advocaat mr. I. Soetens van VMBS Advocaten te Eindhoven en advocaat mr. B.G. van Twist van Van Twist Advocaten te ’s-Gravendeel actief zijn of zijn geweest aan een onderzoek te (laten) onderwerpen. Een onderzoek naar de relatie tussen de rabobank Utrechtse Waarden U.A. en de koper van het zakelijk onroerend goed uit de executieveiling behoort ook tot de mogelijkheden. Deze casus wordt ook ingebracht in de landelijke discussie over het functioneren van ‘Bijzonder Beheer’ bij de banken. Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. Bijlage(n): - beschouwingen van 15 oktober 2014 (reeds in uw bezit) (zie pagina 242) - ‘Juridisch advies nodig versie 09?’ (alleen digitaal) op www.bedrijfsadviseur.biz (zie pagina 8 en verder) - Publicatiebeleid Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. (zie pagina 39)
283/387
Brief 34 (aan Rabo UW 29-04-2015)
Rabobank Utrechtse Waarden e.o. U.A. Directie / mw. F.J.M. van Winkel Basiliekpad 42 3401 BJ IJsselstein E-mail:
[email protected]
Datum:
Behandeld door:
Kenmerk:
29 april 2015
J.G. Scholten
Nederend vs rabobank UW / open brief Ons kenmerk: NederendWBA23Rabo20150429
Geachte mevrouw Van Winkel, Hierdoor richten wij ons tot u met het volgende. 1. Inzake Nederend Holding B.V. en de heer J.A. Nederend hebben wij tegen de navolgende partijen verwijtbaar gedrag en / of verwijtbaar handelen vastgesteld en dat schriftelijk aan hen bevestigd. a. Rabobank Utrechtse Waarden e.o. U.A. en Rabobank Nederland, namens welke optrad mr. I. Soetens van VMBS advocaten te Eindhoven. b. Advocaat mr. B. van Twist namens Van Twist advocaten te ’s-Gravendeel. c. Curator mr. R.L.G. Kraaijvanger van Van Diepen van der Kroef advocaten te Utrecht. d. Rechter-commissaris mr. P.J. Neijt van de Rechtbank Midden-Nederland. e. Het gerechtsbestuur van de rechtbank Midden-Nederland. In de bijlage aan deze brief en de twee digitale bijlagen treft u een specificatie van deze verwijten aan (zie daarvoor ook de drie beschouwingen). 2. Tot op de dag van vandaag zijn partijen het volstrekt oneens met elkaars standpunten. 3. De Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. zocht na verloop van tijd de publiciteit op in dezen. 4. De heer J.A. Nederend tekende hoger beroep aan tegen het vonnis van de rechtbank inzake de incasso van de borg ad € 120.000,- in oktober 2014 op grond van onrechtmatige executie / gunning door de rabobank UW c.s.. 5. Na het aantekenen van hoger beroep kwam de curator in november 2014 met een claim richting de DGA Nederend op hoogst dubieuze vermeende feiten. 6. In maart 2014 kondigt de rabobank UW executie aan van het vonnis van de rechtbank Utrecht en dreigt het onroerend goed van dhr. Nederend te executeren. 7. In maart 2015 kondigt de rechter-commissaris een hoorzitting aan van de heer Nederend zonder verdere informatie. Gevraagd is de rechter-commissaris daarin te vervangen in verband met belangenverstrengeling en belangentegenstellingen en is gevraagd aan te geven waarover de heer Nederend wordt gehoord in verband met zijn voorbereidingen. 8. In april 2015 kondigt de rabobank UW de faillissementsaanvraag aan van de heer Nederend. 9. Kennelijk is het, gelet op de data waarop de hoorzitting, de zitting van het hoger beroep bij het Gerechtshof, de executiemaatregelen en de faillissementsaanvraag van genoemde partijen onder punt 1 genoemd erom te doen het hoger beroep te
284/387
voorkomen c.q. onmogelijk te maken. 10. Kennelijk hebben de partijen genoemd onder punt 1 heimelijk, systematisch en georganiseerd samengewerkt aan deze opzet, door ons aangezien als een samenspanning om het eerdere slachtoffer ‘buiten spel te zetten’. 11. De rol van de koper van het onroerend goed in de eerdere executieveiling is nog onderzoekwaardig. 12. Wij beantwoorden deze samenspanning voornoemd met het publiceren van deze brief en alle documenten als in de bijlagen genoemd met het doel elke Nederlander van 18 t/m 81 jaar hiervan kennis te laten nemen en er van te leren, alsmede om herhaling van dit gedrag en / of handelen te bestrijden, te beperken en te voorkomen. Wij verwijzen hiervoor ook naar ons ‘publicatiebeleid’ dat reeds in uw bezit is. Uw inhoudelijke reactie zien wij met belangstelling binnen twee weken van u tegemoet.
Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
CC:
1. Raad van Bestuur Rabo Nederland 2. Raad van Commissarissen rabo UW 3. De Minister van Veiligheid en Justitie 4. anderen niet nader genoemd
Bijlage: 1. Onderaan samenvattingen en conclusies uit brieven aan rabobank UW, curator Kraaijvanger, rechter-commissaris Neijt en het gerechtsbestuur van rechtbank Midden Nederland (zie pagina 370) 2. Alleen digitaal: alle brieven van De Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. aan rabobank UW, curator Kraaijvanger, rechter-commissaris Neijt en het gerechtsbestuur van rechtbank Midden-Nederland 3. Alleen digitaal: een samenvatting van de kern uit alle brieven van De Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. aan rabobank UW, curator Kraaijvanger, rechter-commissaris Neijt en het gerechtsbestuur van rechtbank Midden-Nederland
285/387
Brief 35 (aan VMBS 07-05-2015)
VMBS Advocaten B.V. T.a.v. mr. I. Soetens Postbus 760 5600 AT Eindhoven
[email protected]
Datum:
Behandeld door:
Kenmerk:
7 mei 2015 c.s.
J.G. Scholten
beschouwingen rechtbankprocedure / Nederend Ons kenmerk: WBA39NedBeschProcVMBS20150507
Geachte heer Soetens, Inzake bovengenoemd dossier rabo UW / Nederend c.s. richten wij ons tot u met het volgende. Definitief geworden beschouwingen en conclusie. Wij hebben een voorlopig onderzoek verricht naar het functioneren van de rabobank Utrechtse Waarden U.A. en u als haar advocaat en de advocaat van de heer J.A. Nederend, mr. B.G. van Twist van Van Twist Advocaten te ’s-Gravendeel, inzake bovengenoemd dossier. Per brief gedateerd 23 april 2015 met bijlagen / beschouwingen van 15 oktober 2014 bent u daarvan op de hoogte gesteld. Deze brief met bijlagen is geacht hier integraal te zijn opgenomen en herhaald. Op onze brief met bijlagen van 23 april 2015 en gelijkluidend e-mail bericht, heeft u op 6 mei jl. gereageerd per e-mail. Uw reactie komt er kortweg op neer dat u zowel namens rabo UW als op persoonlijke titel reageert, dat u in het persoonlijke betoog veel onwaarheden en onjuiste redenaties en feiten aantreft, dat een en ander niet ten dienste stond en staat van het belang van de heer J.A. Nederend, dat wij niet in gesprek met u wilden gaan en dat u zich onthoudt van een inhoudelijke reactie. Onze reactie hierop luidt als volgt. Op 23 april jl. bent u uitgenodigd om schriftelijk, en van schriftelijke bewijsstukken voorziene wijzigingsvoorstellen op onze beschouwingen van 23 april jl. in te dienen. Wij stellen vast dat u inzake uw schriftelijk antwoord van 6 mei jl. niet één letter besteedt aan inhoudelijk verweer tegen de standpunten zoals verwoord in onze voornoemde beschouwingen. Wij stellen ook vast dat u kennelijk geen inhoudelijk verweer tegen onze beschouwingen heeft, anders had u die wel ingebracht. Ook in de gevoerde correspondentie in dezen met rabo UW, curator en rechter-commissaris ontbreekt elk inhoudelijk verweer op de aan de orde gebrachte standpunten en vragen. Uw verweer kenmerkt zich door ontkennen, negeren en verzwijgen van de historische feiten omdat zulks u en de uwen goed uitkomt.
286/387
Wij hebben kennis genomen van uw schriftelijke reacties maar dit is voor ons geen aanleiding onze beschouwingen van 15 oktober 2014 jl. te wijzigen. Dat heeft tot gevolg dat onze ‘beschouwingen’ thans een definitieve status hebben gekregen en voor publicatie beschikbaar zijn. Onderstaand treft u onze samenvatting en conclusie nog een keer aan. De samenvatting en conclusie uit de beschouwingen. 1. De rabo is, gelet op het bovenstaande, verantwoordelijk en aansprakelijk voor de schade voortvloeiend uit de kredietopzegging, executie en onverantwoorde gunning van het bewuste onroerend goed van de Holding, inclusief de vervolgschade bij Holding, aandeelhouder en derden. 2. Het gedrag van advocaat Soetens en de inhoud van het vonnis vertonen kenmerken van ‘ontkennen, verhullen en verzwijgen van de anarchistische houding en het chaotische gedrag van de accountmanager van Bijzonder Beheer, de chef van de afdeling Bijzonder Beheer en de directie van de rabo. 3. Na de uitspraak in hoger beroep of zoveel eerder als het Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. convenieert, zal deze beschouwing worden gepubliceerd. Onze conclusie. Wij stelden ons in dit voorlopige onderzoek de vraag of ‘zonder twijfel’ de rabobank Utrechtse Waarden U.A. en u als haar advocaat en de advocaat van de heer J.A. Nederend, mr. B.G. van Twist van Van Twist Advocaten te ’s-Gravendeel, inzake bovengenoemd dossier, te vertrouwen zijn en als betrouwbaar beoordeeld kunnen worden. In onze ogen was het antwoord op die vraag: nee! Op grond van bovenstaand definitief geworden onderzoek c.q. definitief geworden beschouwingen luidt het definitieve antwoord op deze vraag ook: ‘nee’! Vervolgconclusie: systeemcrash? Wij trekken uit de gang van zaken tot nu toe de voorlopige conclusie dat er in dezen sprake is van een systeemcrash. Dat wil zeggen dat niet het systeem van ‘Justitia’ c.q. haar beleidsdoeleinden bepalen wat er gebeurt in de (voorgerechtelijke) correspondentie en procedure, maar dat dit wordt bepaald door de mensen die dit systeem ‘bezetten’ c.q. de subjectieve doeleinden (!) van hen tezamen bepalen hoe de (voorgerechtelijke) correspondentie en procedure uiteindelijk (juridisch en financieel) eindigt voor de andere partij. Dit zou ook kunnen verklaren waarom ‘een dief geen aangifte doet tegen een andere dief’? Dit laatste lichten wij specifiek nog nader toe. Op 12 (a en b) en 28 (c) mei a.s. staat het volgende op de rol van het Gerechtshof Arnhem – Leeuwarden en de rechtbank Midden-Nederland: a. Indienen van de grieven (hoger beroep tegen het vonnis van rechtbank Midden– Nederland). b. De faillissementsaanvraag van de heer J.A. Nederend in privé. c. Een hoorzitting door de RC inzake het faillissement van J.A. Nederend Holding B.V. . Min of meer gelijktijdig kondigt u de executie van het vonnis voornoemd aan gelet op het privé onroerend goed van de heer Nederend. Dit nadat het hoger beroep al eind 2014 bekend was gemaakt aan u.
287/387
Direct en indirect is uw regie hierin aanwezig namens rabo UW en rabo Nederland. Doel van u namens de rabobank c.s. is het voorkomen / blokkeren van de voortgang van het hoger beroep en het krijgen van de regie over het doen en laten van de heer Nederend. Niet alleen het belang c.q. het motief hiervoor is duidelijk aanwezig. De rabo c.s. kan alleen maar verlies lijden na het vonnis van de rechtbank, ook zijn advocaat mr. B. van Twist, curator mr. R.L.G. Kraaijvanger, RC mr. P.J. Neijt en het gerechtsbestuur van de rechtbank voornoemd ernstig in verlegenheid gebracht door hen openlijk van verwijtbaar gedrag en verwijtbaar handelen te verwittigen door een bedrijfsadviseur van de heer Nederend. Maar ook uw positie als advocaat van de rabo c.s. biedt u de gelegenheid om dit zo te regisseren. Immers, nadat het voornoemde vonnis bekend was geworden en hoger beroep was aangekondigd, heeft u met al deze partijen ‘heimelijk, systematisch en georganiseerd samengewerkt’ aan deze opzet onder a t/m c en de te nemen executiemaatregelen, door ons aangezien als een samenspanning om het slachtoffer de heer Nederend ‘buiten spel te zetten’. Uw correspondentie en contacten richting het Gerechtshof bevestigen dit duidelijk. En alle genoemde partijen uit het systeem ‘Justitie’ hebben hieraan meegewerkt. Wij beantwoordden deze samenspanning voornoemd met het publiceren van de ‘open brief’ aan de rabo UW van 29 april jl. en alle documenten van ons gericht aan alle partijen die u regisseert met het doel elke Nederlander van 18 t/m 81 jaar van uw werkwijze kennis te laten nemen en er van te leren, alsmede om herhaling van dit gedrag en / of handelen te bestrijden, te beperken en te voorkomen. Dat deze systeemcrash kan ontstaan hangt samen met het volgende principe binnen ‘Justitie’. i. De advocaat en zijn collega’s van / binnen Justitie hebben altijd gelijk. ii. Als de advocaat en zijn collega’s van / binnen Justitie geen gelijk hebben treedt regel i. in werking. iii. Regel ii. treedt in werking tenzij er iemand van buiten het systeem Justitie volhardend weerstand biedt en de druk van Justitie negeert en weerstaat om vervolgens de werking van het systeem Justitie transparant te maken en wijst op de ‘belangenbehartiging’ van de deelnemers die binnen het systeem Justitie actief zijn. Daar kan reciprociteit dan zijn nuttig werk verrichten. Hierbij spelen enkele wettelijke regels niet altijd mee met de deelnemers. Dan gaat het om de vraag wie is verantwoordelijk voor wie? De opdrachtgever is verantwoordelijk en aansprakelijk voor de gedragingen van de opdrachtnemer. Dus de rabo c.s., de RC en het Openbaar Ministerie zijn verantwoordelijk en aansprakelijk voor de verrichtingen van advocaat Soetens, curator Kraaijvanger en RC Neijt. En daarnaast speelt het antwoord op de vraag wat het gevolg is van dat wel of niet handelen? Veelal komt het erop neer dat geld en prestige voor de samenspanners het motief zijn en een geldelijk verlies voor de partij tegen wie is samengespannen. Samen lossen de samenspanners het wel op. Uiteraard gebeurt een en ander ‘heimelijk’ en transparantie is het laatste wat kan en mag bestaan. Dit laatste verklaart de houding en het gedrag van deelnemers van / binnen Justitie, alles ontkennen, verzwijgen en negeren op basis van bestaande ‘regels’ en alle verdere actie
288/387
ontmoedigen door verdachtmakingen, dreigementen en gijzeling. Er bestaat geen controle-, correctie- of concurrentiesysteem om dit fenomeen te beteugelen uit algemeen maatschappelijk belang. En de toezichthouders dan? Voor de rabo c.s. zou dat de Raad van commissarissen of de Raad van Bestuur moeten zijn, Voor de advocaten de deken danwel de Nederlandse Orde van Advocaten, voor de curator de RC en voor de RC het gerechtsbestuur (hiërarchisch of functioneel). Omdat signalen zijn genegeerd uit angst voor reputatieschade en omdat het de praktijk is dat de ‘deelnemers van Justitie’ het in goed overleg onderling wel kunnen oplossen blijven toezichthouders veelal buiten beeld. En de rol van Het Openbaar Ministerie en de rol van het Ministerie van Veiligheid en Justitie dan? Het verhaal wordt eentonig. De bestaande regels zijn zo gemaakt dat er een vicieuze cirkel is en blijft. Klagers kunnen ‘naar de pomp lopen’ en terug. Verdoezelen van eigenbelang. Centraal bij alle partijen die in deze casus zijn aangeschreven voor verwijtbaar gedrag en verwijtbaar handelen staat het (financiële) eigenbelang of behoud van reputatie c.q. het voorkomen van financiële schade. Dat begint bij (het inschakelen van) de advocaat. Zijn taak is om tegen betaling de belangen van zijn opdrachtgever te behartigen door de ‘historische realiteit aan te passen aan de geldende regelgeving’. Als er sprake is van meer dan één advocaat, trekken zij samen op en komen zij er samen altijd uit. Dit is de basis van het rechtssysteem maar de systeemcrash als voornoemd is hierin keurig verstopt. En als de rechter nodig is, staat het rechtssysteem de advocaten toe de rechter te manipuleren op bijna alle vlakken, waarbij ‘samen komen we er wel uit’ en de reciprociteit centraal staan. In het systeem Justitie is er geen primaire belangenbehartiging van de ‘klant’, voorop staat het belang van de advocaat en vervolgens het belang van de reciprociteit of wederkerigheid. Daarna komt het belang van de klant aan de orde. Er zijn legio technieken om de klant of een weerwoord van de klant te passeren. Het begint met ontkennen, verzwijgen en negeren en eindigt met verdachtmakingen, dreigementen en gijzeling. De klant is een transparante- en afrekencultuur gewend, hij komt bij de advocatuur en de rechtspraak terecht in ‘ons kent ons’ oplossingen en heimelijke reciprociteit. De fouten van de advocaat Soetens en curator Kraaijvanger. Advocaat Soetens beweert dat hij alle correspondentie van ons aan de rechter heeft voorgelegd. Als wij hem erop wijzen dat hij een cruciale brief van ons aan de rabo UW van 11 oktober 2013 niet bij zijn dagvaarding heeft gevoegd ontstaat stilte. In deze brief staat het volgende citaat dat niet pleit voor advocaat Soetens en zijn eerder en later ingenomen standpunten noch voor die van de rabo c.s.. ‘ In ons gesprek van 25 september jl., waarbij uw rabobank werd vertegenwoordigd door twee personen en de heer J.A. Nederend met drie personen, heeft u uitdrukkelijk verklaard geen belang en interesse te hebben in cijfers c.q. een begroting! Uw verzoek om ‘perspectief’ is dan ook te plaatsen. ‘.
289/387
Tijdens de terechtzitting negeert advocaat Soetens de inhoud van deze brief ‘desgevraagd’ tegenover de rechter. Als de inhoud van deze cruciale brief onjuist was geweest, dan had rabo UW wel een brief geschreven om dit duidelijk te maken, te betwisten of te corrigeren. Maar niets van dat! Waarvan akte. Rabo UW en rabo Nederland hebben zich kennelijk vergist, of in advocaat Soetens of in de bedrijfsadviseur. In november 2014 schrijft curator Kraaijvanger een brief aan de heer Nederend. Daarin stelt hij de heer Nederend aansprakelijk voor ‘kennelijk onbehoorlijk bestuur’ en bestempelt hij de salarisopnamen uit 2013 als privé-opnamen die direct aan de curator Kraaijvanger terug moeten worden betaald. Deze en meer duidelijk foute interpretaties zet de curator Kraaijvanger in zijn gepubliceerde faillissementsverslagen en weigert deze, na advies en verzoeken daarover, te corrigeren. Nu blijkt ook duidelijk waarom de curator Kraaijvanger dit deed en mogelijk dit ‘op verzoek’ heeft geredigeerd en georkestreerd. Met deze vermeende vordering(en) kan hij als steunvordering dienen voor de faillissementsaanvraag van de heer Nederend. En de RC, die heeft dit alles goedgekeurd en geaccepteerd, komt het wel goed uit dat een vervelend dossier tot zwijgen wordt gebracht. Ook het gerechtsbestuur komt niet in actie na daartoe te zijn uitgenodigd. Die laat dit disfunctioneren van de curator en de RC rustig voortduren. In maart 2015 blijkt ook dat advocaat mr. B. van Twist al op de hoogte was van het plan om het persoonlijk faillissement van de heer Nederend gezamenlijk aan te vragen. Een blinde vlek voor ethiek, moraal en fatsoen bij de deelnemers van / binnen Justitie staat in dienst van het ongeneeslijk ‘eigenbelang’ van de deelnemers van het systeem Justitie, inclusief de ‘top’ daarvan. Maar dat het uit de hand is gelopen in deze casus bij rabo UW, rabo Nederland, advocaat Soetens, curator Kraaijvanger, RC Neijt en het gerechtsbestuur moge duidelijk zijn. De achteraf ingehuurde regisseur koos voor de verkeerde afslag zo bleek later. De Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. is een aan het maatschappelijk verkeer deelnemende organisatie. Zij adviseert tal van personen en ondernemingen die in financiële problemen zijn gekomen ongeacht de oorzaak. Zij acht het haar maatschappelijke plicht om tegen - in haar ogen - onoorbare situaties verweer te voeren en deze onoorbare situaties te bestrijden en helpen voorkomen. Indien nodig publiceert zij over waargenomen onoorbare situaties met het doel herhaling ervan te bestrijden en te voorkomen. Thans vindt binnen 2 weken na heden publicatie plaats van onze beschouwingen en conclusie onder ons conveniërende voorwaarden en melding aan alle relevante maatschappelijke partijen, waaronder de betrokken rechtbank, relevante toezichthouders en het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Doelgroep daarnaast is elke Nederlander van 18 tot en met 81 jaar. Hierover is geen enkele vorm van communicatie mogelijk. Wij behouden ons het recht voor latere ontwikkelingen in dit dossier alsnog in de beschouwingen op te nemen. Ook zijn wij vrij om dossiers waarin de rabobank Utrechtse Waarden U.A., u als advocaat en advocaat mr. B.G. van Twist van Van Twist Advocaten te ’s-Gravendeel actief zijn of zijn geweest, aan een onderzoek te (laten) onderwerpen. Wij veronderstellen dat u bekend bent met ons ‘publicatiebeleid’, anders kunt u een exemplaar hiervan opvragen op bovenvermeld adres.
290/387
Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
Bijlage(n): - beschouwingen van 15 oktober 2014 (reeds in uw bezit) (zie pagina 242) - ‘Juridisch advies nodig versie 09?’ (alleen digitaal) op www.bedrijfsadviseur.biz ( zie pagina 8 en verder)
CC:
1. rabo UW 2. Raad van Bestuur rabo Nederland 3. Raad van Commissarissen rabo UW 4. De Minister van Veiligheid en Justitie 5. anderen niet nader genoemd
291/387
Brief 36 (aan VanTwist 07-05-2015)
Van Twist Advocaten T.a.v. dhr. B.G. van Twist ½ Mijlweg 61 B 3295 KG ‘s-Gravendeel E-mail:
[email protected]
Datum:
Behandeld door:
Kenmerk:
7 mei 2015 c.s.
J.G. Scholten
beschouwingen rechtbankprocedure / Nederend Ons kenmerk:
WBA41NedBeschProcTwist20150507
Geachte heer Van Twist, Inzake bovengenoemd dossier rabo UW / Nederend c.s. richten wij ons tot u met het volgende. Definitief geworden beschouwingen en conclusie. Wij hebben een voorlopig onderzoek verricht naar het functioneren van de rabobank Utrechtse Waarden U.A. en haar advocaat mr. I. Soetens van VMBS advocaten te Eindhoven en u als de advocaat van de heer J.A. Nederend, van Van Twist Advocaten te ’sGravendeel, inzake bovengenoemd dossier. Per brief gedateerd 23 april 2015 met bijlagen / beschouwingen van 15 oktober 2014 bent u daarvan op de hoogte gesteld. Deze brief met bijlagen is geacht hier integraal te zijn opgenomen en herhaald. Op onze brief met bijlagen van 23 april 2015 en gelijkluidend e-mail bericht, heeft u niet gereageerd. Onze reactie hierop luidt als volgt. Op 23 april jl. bent u uitgenodigd om schriftelijk, en van schriftelijke bewijsstukken voorziene wijzigingsvoorstellen op onze beschouwingen van 15 oktober 2014 in te dienen. Wij stellen vast dat u kennelijk geen inhoudelijk verweer tegen onze beschouwingen heeft, anders had u die wel ingebracht. Ook in de gevoerde correspondentie in dezen met rabo UW, curator en rechter-commissaris ontbreekt elk inhoudelijk verweer op de aan de orde gebrachte standpunten en vragen. Wij hebben kennis genomen van het ontbreken van uw schriftelijke reacties maar dit is voor ons geen aanleiding onze beschouwingen van 15 oktober 2014 jl. te wijzigen. Dat heeft tot gevolg dat onze ‘beschouwingen’ thans een definitieve status hebben gekregen en voor publicatie beschikbaar zijn. Onderstaand treft u onze samenvatting en conclusie nog een keer aan. De samenvatting en conclusie uit de beschouwingen. 4. De rabo is, gelet op het bovenstaande, verantwoordelijk en aansprakelijk voor de schade voortvloeiend uit de kredietopzegging, executie en onverantwoorde gunning
292/387
van het bewuste onroerend goed van de Holding, inclusief de vervolgschade bij Holding, aandeelhouder en derden. 5. Het gedrag van advocaat Soetens en de inhoud van het vonnis vertonen kenmerken van ‘ontkennen, verhullen en verzwijgen van de anarchistische houding en het chaotische gedrag van de accountmanager van Bijzonder Beheer, de chef van de afdeling Bijzonder Beheer en de directie van de rabo. 6. Na de uitspraak in hoger beroep of zoveel eerder als het Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. convenieert, zal deze beschouwing worden gepubliceerd. Onze conclusie. Wij stelden ons in dit voorlopige onderzoek de vraag of ‘zonder twijfel’ de rabobank Utrechtse Waarden U.A. en haar advocaat mr. I. Soetens van VMBS advocaten te Eindhoven en u als de advocaat van de heer J.A. Nederend, van Van Twist Advocaten te ’sGravendeel, inzake bovengenoemd dossier, te vertrouwen zijn en als betrouwbaar beoordeeld kunnen worden. In onze ogen was het antwoord op die vraag: nee! Op grond van bovenstaand definitief geworden onderzoek c.q. definitief geworden beschouwingen luidt het definitieve antwoord op deze vraag ook: ‘nee’! Vervolgconclusie: systeemcrash? Wij trekken uit de gang van zaken tot nu toe de voorlopige conclusie dat er in dezen sprake is van een systeemcrash. Dat wil zeggen dat niet het systeem van ‘Justitia’ c.q. haar beleidsdoeleinden bepalen wat er gebeurt in de (voorgerechtelijke) correspondentie en procedure, maar dat dit wordt bepaald door de mensen die dit systeem ‘bezetten’ c.q. de subjectieve doeleinden (!) van hen tezamen bepalen hoe de (voorgerechtelijke) correspondentie en procedure uiteindelijk (juridisch en financieel) eindigt voor de andere partij. Dit zou ook kunnen verklaren waarom ‘een dief geen aangifte doet tegen een andere dief’? Dit laatste lichten wij specifiek nog nader toe. Op 12 (a en b) en 28 (c) mei a.s. staat het volgende op de rol van het Gerechtshof Arnhem – Leeuwarden en de rechtbank Midden-Nederland: d. Indienen van de grieven (hoger beroep tegen het vonnis van rechtbank Midden– Nederland). e. De faillissementsaanvraag van de heer J.A. Nederend in privé. f. Een hoorzitting door de RC inzake het faillissement van J.A. Nederend Holding B.V. . Min of meer gelijktijdig kondigt u de executie van het vonnis voornoemd aan gelet op het privé onroerend goed van de heer Nederend. Dit nadat het hoger beroep al eind 2014 bekend was gemaakt aan u. Direct en indirect is uw regie hierin aanwezig namens rabo UW en rabo Nederland. Doel van u namens de rabobank c.s. is het voorkomen / blokkeren van de voortgang van het hoger beroep en het krijgen van de regie over het doen en laten van de heer Nederend. Niet alleen het belang c.q. het motief hiervoor is duidelijk aanwezig. De rabo c.s. kan alleen maar verlies lijden na het vonnis van de rechtbank, ook zijn advocaat mr. B. van Twist, curator mr. R.L.G. Kraaijvanger, RC mr. P.J. Neijt en het gerechtsbestuur van de rechtbank voornoemd ernstig in verlegenheid gebracht door hen openlijk van verwijtbaar
293/387
gedrag en verwijtbaar handelen te verwittigen door een bedrijfsadviseur van de heer Nederend. Maar ook uw positie als advocaat van de rabo c.s. biedt u de gelegenheid om dit zo te regisseren. Immers, nadat het voornoemde vonnis bekend was geworden en hoger beroep was aangekondigd, heeft u met al deze partijen ‘heimelijk, systematisch en georganiseerd samengewerkt’ aan deze opzet onder a t/m c en de te nemen executiemaatregelen, door ons aangezien als een samenspanning om het slachtoffer de heer Nederend ‘buiten spel te zetten’. Uw correspondentie en contacten richting het Gerechtshof bevestigen dit duidelijk. En alle genoemde partijen uit het systeem ‘Justitie’ hebben hieraan meegewerkt. Wij beantwoordden deze samenspanning voornoemd met het publiceren van de ‘open brief’ aan de rabo UW van 29 april jl. en alle documenten van ons gericht aan alle partijen die u regisseert met het doel elke Nederlander van 18 t/m 81 jaar van uw werkwijze kennis te laten nemen en er van te leren, alsmede om herhaling van dit gedrag en / of handelen te bestrijden, te beperken en te voorkomen.
Dat deze systeemcrash kan ontstaan hangt samen met het volgende principe binnen ‘Justitie’. i. De advocaat en zijn collega’s van / binnen Justitie hebben altijd gelijk. ii. Als de advocaat en zijn collega’s van / binnen Justitie geen gelijk hebben treedt regel i. in werking. iii. Regel ii. treedt in werking tenzij er iemand van buiten het systeem Justitie volhardend weerstand biedt en de druk van Justitie negeert en weerstaat om vervolgens de werking van het systeem Justitie transparant te maken en wijst op de ‘belangenbehartiging’ van de deelnemers die binnen het systeem Justitie actief zijn. Daar kan reciprociteit dan zijn nuttig werk verrichten. Hierbij spelen enkele wettelijke regels niet altijd mee met de deelnemers. Dan gaat het om de vraag wie is verantwoordelijk voor wie? De opdrachtgever is verantwoordelijk en aansprakelijk voor de gedragingen van de opdrachtnemer. Dus de rabo c.s., de RC en het Openbaar Ministerie zijn verantwoordelijk en aansprakelijk voor de verrichtingen van advocaat Soetens, curator Kraaijvanger en RC Neijt. En daarnaast speelt het antwoord op de vraag wat het gevolg is van dat wel of niet handelen? Veelal komt het erop neer dat geld en prestige voor de samenspanners het motief zijn en een geldelijk verlies voor de partij tegen wie is samengespannen. Samen lossen de samenspanners het wel op. Uiteraard gebeurt een en ander ‘heimelijk’ en transparantie is het laatste wat kan en mag bestaan. Dit laatste verklaart de houding en het gedrag van deelnemers van / binnen Justitie, alles ontkennen, verzwijgen en negeren op basis van bestaande ‘regels’ en alle verdere actie ontmoedigen door verdachtmakingen, dreigementen en gijzeling. Er bestaat geen controle-, correctie- of concurrentiesysteem om dit fenomeen te beteugelen uit algemeen maatschappelijk belang. En de toezichthouders dan? Voor de rabo c.s. zou dat de Raad van commissarissen of de Raad van Bestuur moeten zijn, Voor de advocaten de deken danwel de Nederlandse Orde van Advocaten, voor de curator de RC en voor de RC het gerechtsbestuur (hiërarchisch of functioneel).
294/387
Omdat signalen zijn genegeerd uit angst voor reputatieschade en omdat het de praktijk is dat de ‘deelnemers van Justitie’ het in goed overleg onderling wel kunnen oplossen blijven toezichthouders veelal buiten beeld. En de rol van Het Openbaar Ministerie en de rol van het Ministerie van Veiligheid en Justitie dan? Het verhaal wordt eentonig. De bestaande regels zijn zo gemaakt dat er een vicieuze cirkel is en blijft. Klagers kunnen ‘naar de pomp lopen’ en terug. Verdoezelen van eigenbelang. Centraal bij alle partijen die in deze casus zijn aangeschreven voor verwijtbaar gedrag en verwijtbaar handelen staat het (financiële) eigenbelang of behoud van reputatie c.q. het voorkomen van financiële schade. Dat begint bij (het inschakelen van) de advocaat. Zijn taak is om tegen betaling de belangen van zijn opdrachtgever te behartigen door de ‘historische realiteit aan te passen aan de geldende regelgeving’. Als er sprake is van meer dan één advocaat, trekken zij samen op en komen zij er samen altijd uit. Dit is de basis van het rechtssysteem maar de systeemcrash als voornoemd is hierin keurig verstopt. En als de rechter nodig is, staat het rechtssysteem de advocaten toe de rechter te manipuleren op bijna alle vlakken, waarbij ‘samen komen we er wel uit’ en de reciprociteit centraal staan. In het systeem Justitie is er geen primaire belangenbehartiging van de ‘klant’, voorop staat het belang van de advocaat en vervolgens het belang van de reciprociteit of wederkerigheid. Daarna komt het belang van de klant aan de orde. Er zijn legio technieken om de klant of een weerwoord van de klant te passeren. Het begint met ontkennen, verzwijgen en negeren en eindigt met verdachtmakingen, dreigementen en gijzeling. De klant is een transparante- en afrekencultuur gewend, hij komt bij de advocatuur en de rechtspraak terecht in ‘ons kent ons’ oplossingen en heimelijke reciprociteit. De fouten van de advocaat Soetens en curator Kraaijvanger. Advocaat Soetens beweert dat hij alle correspondentie van ons aan de rechter heeft voorgelegd. Als wij hem erop wijzen dat hij een cruciale brief van ons aan de rabo UW van 11 oktober 2013 niet bij zijn dagvaarding heeft gevoegd ontstaat stilte. In deze brief staat het volgende citaat dat niet pleit voor advocaat Soetens en zijn eerder en later ingenomen standpunten noch voor die van de rabo c.s.. ‘ In ons gesprek van 25 september jl., waarbij uw rabobank werd vertegenwoordigd door twee personen en de heer J.A. Nederend met drie personen, heeft u uitdrukkelijk verklaard geen belang en interesse te hebben in cijfers c.q. een begroting! Uw verzoek om ‘perspectief’ is dan ook te plaatsen. ‘. Tijdens de terechtzitting negeert advocaat Soetens de inhoud van deze brief ‘desgevraagd’ tegenover de rechter. Als de inhoud van deze cruciale brief onjuist was geweest, dan had rabo UW wel een brief geschreven om dit duidelijk te maken, te betwisten of te corrigeren. Maar niets van dat! Waarvan akte. Rabo UW en rabo Nederland hebben zich kennelijk vergist, of in advocaat Soetens of in de bedrijfsadviseur. In november 2014 schrijft curator Kraaijvanger een brief aan de heer Nederend. Daarin stelt hij de heer Nederend aansprakelijk voor ‘kennelijk onbehoorlijk bestuur’ en bestempelt hij de
295/387
salarisopnamen uit 2013 als privé-opnamen die direct aan de curator Kraaijvanger terug moeten worden betaald. Deze en meer duidelijk foute interpretaties zet de curator Kraaijvanger in zijn gepubliceerde faillissementsverslagen en weigert deze, na advies en verzoeken daarover, te corrigeren. Nu blijkt ook duidelijk waarom de curator Kraaijvanger dit deed en mogelijk dit ‘op verzoek’ heeft geredigeerd en georkestreerd. Met deze vermeende vordering(en) kan hij als steunvordering dienen voor de faillissementsaanvraag van de heer Nederend. En de RC, die heeft dit alles goedgekeurd en geaccepteerd, komt het wel goed uit dat een vervelend dossier tot zwijgen wordt gebracht. Ook het gerechtsbestuur komt niet in actie na daartoe te zijn uitgenodigd. Die laat dit disfunctioneren van de curator en de RC rustig voortduren. In maart 2015 blijkt ook dat advocaat mr. B. van Twist al op de hoogte was van het plan om het persoonlijk faillissement van de heer Nederend gezamenlijk aan te vragen. Een blinde vlek voor ethiek, moraal en fatsoen bij de deelnemers van / binnen Justitie staat in dienst van het ongeneeslijk ‘eigenbelang’ van de deelnemers van het systeem Justitie, inclusief de ‘top’ daarvan. Maar dat het uit de hand is gelopen in deze casus bij rabo UW, rabo Nederland, advocaat Soetens, curator Kraaijvanger, RC Neijt en het gerechtsbestuur moge duidelijk zijn. De achteraf ingehuurde regisseur koos voor de verkeerde afslag zo bleek later.
De Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. is een aan het maatschappelijk verkeer deelnemende organisatie. Zij adviseert tal van personen en ondernemingen die in financiële problemen zijn gekomen ongeacht de oorzaak. Zij acht het haar maatschappelijke plicht om tegen - in haar ogen - onoorbare situaties verweer te voeren en deze onoorbare situaties te bestrijden en helpen voorkomen. Indien nodig publiceert zij over waargenomen onoorbare situaties met het doel herhaling ervan te bestrijden en te voorkomen. Thans vindt binnen 2 weken na heden publicatie plaats van onze beschouwingen en conclusie onder ons conveniërende voorwaarden en melding aan alle relevante maatschappelijke partijen, waaronder de betrokken rechtbank, relevante toezichthouders en het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Doelgroep daarnaast is elke Nederlander van 18 tot en met 81 jaar. Hierover is geen enkele vorm van communicatie mogelijk.
296/387
Wij behouden ons het recht voor latere ontwikkelingen in dit dossier alsnog in de beschouwingen op te nemen. Ook zijn wij vrij om dossiers waarin de rabobank Utrechtse Waarden U.A., u als advocaat en advocaat mr. B.G. van Twist van Van Twist Advocaten te ’s-Gravendeel actief zijn of zijn geweest, aan een onderzoek te (laten) onderwerpen. Wij veronderstellen dat u bekend bent met ons ‘publicatiebeleid’, anders kunt u een exemplaar hiervan opvragen op bovenvermeld adres.
Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
Bijlage(n): - beschouwingen van 15 oktober 2014 (reeds in uw bezit) (zie pagina 242) - ‘Juridisch advies nodig versie 09?’ (alleen digitaal) op www.bedrijfsadviseur.biz (zie pagina 8 en verder)
CC:
1. rabo UW 2. Raad van Bestuur rabo Nederland 3. Raad van Commissarissen rabo UW 4. De Minister van Veiligheid en Justitie 5. anderen niet nader genoemd
297/387
Brief 37 (aan curator 02-06-2015)
Robert Kochlaan 10 2871 LH Schoonhoven Waagmeesters Bedrijfsadvies B.V. t.a.v. dhr. J.G. Scholten Waagmeestersstraat 12 2871 GK SCHOONHOVEN
Referentie: 2013002/342/RKcur014
Telefoon: +31 (0)182 740679 Email:
[email protected]
Behandeld door: H.A. Sacré
Datum: 2 juni 2015
Betreft : hoorzitting inzake faillissement J.A. Nederend Holding B.V. Uw kenmerk :
<
Geachte heer Scholten, Bijgaand treft u in kopie de brief, inclusief bijlagen, die wij heden aan dhr. R. Kraaijvanger, curator, hebben verzonden. U bent kopiehouder gezien opmerkingen gemaakt tijdens de hoorzitting van 28 mei jl. onder andere aan uw adres. Met vriendelijke groet, Bedrijfsadvies Zilverstad B.V. Huib A. Sacré
Bijlage(n): 1. Kopie brief aan curator 02-06-2015, inclusief bijlagen
298/387
Van Diepen Van der Kroef T.a.v. mr. drs. R.J.G. Kraaijvanger Postbus 1033 3508 SB UTRECHT
Referentie: 2013002/340/RKcur012
Behandeld door: H.A. Sacré
Robert Kochlaan 10 2871 LH Schoonhoven Telefoon: +31 (0)182 740679 Email:
[email protected]
Datum: 2 juni 2015
Betreft : Verslag hoorzitting inzake faillissement J.A. Nederend Holding B.V. Uw kenmerk : 20140060 – zaakkenmerk 16/14/107 F Cc.: Waagmeesters Bedrijfsadvies B.V. Dhr. J.G. Scholten
Geachte heer Kraaijvanger, Aan de rechter-commissaris is ons eigen verslag van de hoorzitting inzake genoemd faillissement ter beschikking gesteld. Bijgaand treft u hiervan een kopie aan. <
Uit ons verslag blijkt dat een bij een aantal punten het ontbreekt aan een inhoudelijke onderbouwing. Wij noemen hierbij: - Het betwisten van de door de heer J.A. Nederend ingediende vordering; - Het onjuist adviseren c.q. handelen door Waagmeesters Bedrijfsadvies B.V. en/of Bedrijfsadvies Zilverstad B.V. zodanig dat de belangen van de heer J.A. Nederend zijn geschaad; - Het niet ingaan op ons verzoek tot een gezamenlijke claim tegen Rabobank UW; - Het beperken van verhaalsrecht; - Overige. Naar aanleiding van het laatste punt wordt u verzocht op overige zaken uit het eigen verslag, waarin u het gewenst acht, een inhoudelijke reactie te geven. Onder voorbehoud van alle rechten en weren, namens de heer J.A. Nederend, verblijven wij, Hoogachtend, Bedrijfsadvies Zilverstad B.V. Huib A. Sacré Bijlage(n): 1. Kopie brief aan rechter-commissaris 02-06-2015, inclusief bijlage.
299/387
Rechtbank Midden Nederland Locatie Utrecht / Sector Civiel T.a.v. mr. P.J. Neijt, Rechter-commissaris Postbus 16005 3500 DA UTRECHT Referentie: 2013002/339/RKcur011
Behandeld door: H.A. Sacré
Robert Kochlaan 10 2871 LH Schoonhoven Telefoon: 0182 740679 Email:
[email protected]
Datum: 2 juni 2015
Betreft : Verslag hoorzitting inzake faillissement J.A. Nederend Holding B.V. Uw kenmerk : 16/14/107 F Cc.: Van Diepen Van der Kroef mr. R.J.G. Kraaijvanger MKS Advocaten mr. A. Morijn Geachte heer Neijt, Naar aanleiding van uw brief van 1 mei jl. en de hoorzitting van 28 mei jl. het volgende, <
In uw brief van 1 mei noemt u als uitgangspunt dat een proces-verbaal van de hoorzitting uitsluitend bestemd is voor de rechter-commissaris en de curator. Tijdens de hoorzitting is de beschikbaarstelling van het proces-verbaal niet aan de orde gesteld. Vooralsnog moeten wij dus aannemen dat het uitgangspunt gehandhaafd blijft. Wij hebben dan ook de vrijheid genomen onze aantekeningen uit te werken tot een eigen verslag van de hoorzitting en bieden dat u dit bij deze aan. Dit verslag dient gelezen te worden in het verlengde van onze brieven van 14 april en 27 mei jl. Curator zal van dit verslag een kopie ontvangen en verzocht worden om op een aantal punten alsnog inhoudelijk te reageren. Onder voorbehoud van alle rechten en weren, namens de heer Nederend voornoemd, verblijven wij,
Hoogachtend, Bedrijfsadvies Zilverstad B.V. Huib A. Sacré
Bijlage(n): 1. Eigen verslag hoorzitting 28-05-2015 inzake J.A. Nederend Holding B.V.i.f.
300/387
Gespreksverslag Datum Plaats Aanwezig
Onderwerp # 1
2
3
4
5
6
J.A. Nederend Holding B.V.i.f. 28 mei 2015 Rechtbank Midden Nederland, locatie Utrecht Rechtbank: mr. P. Neijt (RC), griffier (proces-verbaal) Curator: mr. R. Kraaijvanger, mw. S. Heinis Failliet: J. Nederend Bedrijfsadvies Zilverstad: H. Sacré (verslag) Verslag hoorzitting 28 mei 2015
Onderwerp /Actiepunt Neijt vraagt Nederend een toelichting te geven op het faillissement. Nederend noemt dat er, na ziekte en opzeggen van een aantal huurcontracten, er minder inkomsten waren. In die periode is er een achterstand ontstaan bij de hypotheekaflossing en bij de belastingdienst. In 2013 was er sprake van herstel, maar de Rabobank wilde dit niet inzien en heeft het onroerend goed geveild. Wegens het wegvallen van inkomsten en het blijven bestaan van schulden is failliet aangevraagd. Neijt geeft aan dat er meer aan de hand is gezien de inhoud van dit dossier. Neijt citeert een alinea uit een brief van de heer Scholten i en verzoekt om uitleg. Nederend verklaart dat hij de standpunten van de heer Scholten onderschrijft maar, door het taalgebruik, niet altijd begrijpt. De heer Scholten is niet aanwezig, Nederend kan geen discussie over de brieven aangaan. Sacré noemt dat de brief uit hoofde van een andere positie dan adviseur geschreven is. Neijt bevestigd dat de heer Scholten een belanghebbende crediteur is. Curator is ontevreden over de medewerking. Als voorbeeld noemt hij dat de administratie niet compleet is aangeleverd. Hij is ook ontevreden over de houding van Nederend en zijn adviseurs. De houding van Scholten en Sacré was van dag één dat de curator uitgeschakeld moest worden. Op vraag van Neijt geeft curator de voorbeelden: - Het niet aanleveren van auditfiles - Het niet voldoen van de vordering inzake de rekening-courant - Het niet voldoen van de vordering inzake onoorbare betalingen Auditfiles: Sacré noemt dat de volledige fysieke en digitale administratie op eerste verzoek is aangeleverd. Auditfiles zijn nooit aangemaakt en nooit opgeëist door de belastingdienst. Voor een eenvoudige administratie als deze is het aanleveren van auditfiles niet vereist. De accountant is bereid, tegen vergoeding, de auditfiles aan te leveren. Nederend noemt dat de curator deze kosten niet wil betalen. Curator verwijst naar zijn eerste brief waarin hij de grootboekkaarten opeist. Omdat deze niet aangeleverd zijn, zijn de auditfiles opgeëist. Volgens curator weigert Nederend op advies van zijn adviseurs te leveren. Nederend en Sacré betwisten dit laatste. Sacré bevestigt dat de grootboekkaarten bij de accountant beschikbaar zijn. Hij zal de accountant benaderen om deze ter beschikking te stellen. Rekening-courant: curator kan niet omschrijven waaruit de rekening-courant bestaat omdat de administratie ontbreekt. Volgens Neijt is de aangifte onvoldoende om de vordering te onderbouwen. Sacré beroept dat er verrekening is met een vordering van Nederend op de vennootschap. Curator erkent de
Status
301/387
7
8
9
10
11
12
13
vordering niet, Nederend handhaaft de vordering. Naar mening van Neijt dient de rekening-courant voldaan te worden. Salarisbetalingen: Neijt verzoekt curator aan te tonen dat er een arbeidsovereenkomst is of een managementovereenkomst. Curator kan dit niet, maar hij heeft wel een opzegging gedaan om discussie in de toekomst te voorkomen. Volgens Neijt heeft hij met de opzegging bevestigd dat er een overeenkomst bestaat. De betalingen kunnen dus uit hoofde van de bestaande overeenkomst gedaan zijn. Sacré noemt dat betalingen onregelmatig zijn gedaan, naar dispositieruimte, en niet altijd omschreven als salaris of voorschot. Dat is niet netjes. Curator houdt over het bestaan van een overeenkomst een slag om de arm. Neijt noemt dat het zijn taak is om te beoordelen of een procedure die de curator wil opstarten kans van slagen heeft. Een procedure duurt lang en kost veel geld. Als er toestemming komt voor een procedure zal een onderzoek bestuurlijke aansprakelijkheid gestart worden. Curator herhaalt dat hij de vordering van Nederend onzin vindt. Neijt begrijpt dat Nederend een schadevergoeding zoekt. Bij het winnen van het hoger beroep inzake het inwinnen van de borg vervalt de vordering van de Rabobank op de BV en ontstaat de mogelijkheid de bank aansprakelijk te stellen en een vordering in te stellen. Nederend en Sacré benadrukken dat de vordering gehandhaafd blijft. Curator haalt het vonnis van 1 oktober 2014 aan en beroept zich er op dat er een rechtmatige opzegging en executie heeft plaatsgevonden. Sacré noemt dat dit de eerste kredietopzegging is van nog geen A4-tje die hij in zijn praktijk tegen komt. Deze opzegging voldoet aan geen van de vormvereisten. In het hoger beroep is een memorie van grieven ingediend en heeft een rolzitting op 26 mei plaatsgevonden. Neijt vraagt of er samenwerking mogelijk is. Nederend en Sacré vinden van niet. Neijt noemt de toonzetting van de correspondentie hard. Sacré poneert dat hij de curator er op aangesproken heeft zijn taak niet naar behoren uit te voeren en op onvolkomenheden in de verslaglegging heeft gewezen. Neijt noemt zich geschoffeerd te voelen. Sacré noemt dat dit wederzijds is voor wat betreft de curator. Sacré heeft Neijt als rechter-commissaris / opdrachtgever geïnformeerd met de bedoeling dat corrigerend richting de curator zou worden opgetreden. Neijt vraagt of hijzelf zijn werk dan niet goed doet. Volgens Sacré is dit een conclusie van Neijt, maar dat hij dit een juiste conclusie vindt. Sacré kan zich niet vinden in de woorden van de curator dat er van dag een af geen medewerking is geweest, zie punt 3 dit verslag. Vanaf de eerste bijeenkomst is er een aanbod geweest om gezamenlijk een claim in te dienen bij de Rabobank en hierover eventueel te procederen. Curator heeft daar geen reactie op gegeven. Curator noemt dat er overleg is geweest met de advocaat van de Rabobank, mr. Soetens. Curator en advocaat zijn van mening dat de advisering door Scholten en Sacré, Nederend geen goed heeft gedaan en nadelig voor de procedure is geweest. Neijt adviseert Nederend de mening van curator ter harte te nemen en naar eigen inzicht te handelen. Curator noemt dat Nederend wordt bijgestaan door een advocaat en is bereid om met hem te overleggen en tot een oplossing te komen. Sacré benadrukt dat deze advocaat de heer Nederend bijstaat in de
302/387
14
15
16
procedure over de borg en niet betrokken is bij het faillissement van J.A. Nederend Holding B.V. Neijt vraagt naar de huidige inkomsten van Nederend. Nederend antwoordt dat hij in de bouw werkt. Neijt en curator noemen beide dat het werken van Nederend in een BV waarvan zijn partner DGA is te dichtbij is. Dit hindert het verhaalsrecht en kan dus mogelijk onrechtmatig is. Als er vermogen in BV is dan wel opgebouwd wordt is dit mogelijk vermogen dat onder het verhaalsrecht zou moeten vallen. Neijt wil inzicht hebben. Neijt noemt dat de afwikkeling van dit faillissement kan leiden tot het faillissement van Marjoned B.V. door de toepassing van het verhaalsrecht. Neijt vraagt Nederend wat de curator nu moet doen. Nederend vraagt om de opheffing van het faillissement en sluiting van het dossier. Volgens Neijt kan dat niet en zal het niet gebeuren zo lang er sprake is van een mogelijke vordering op de Rabobank. Neijt concludeert dat de grootboekkaarten aangeleverd moeten worden en Nederend een voorstel moet doen over het voldoen van de rekening-courant.
_______________________ i
Bedoelde alinea uit de brief van Waagmeesters Bedrijfsadvies B.V. aan het gerechtsbestuur van 31 maart 2015 luidt: Wij trekken uit deze gang van zaken tot nu toe de voorlopige conclusie dat er in dezen sprake is van een systeemcrash. Dat wil zeggen dat niet het systeem van ‘Justitia’ c.q. haar beleidsdoeleinden bepalen wat er gebeurt in een faillissement of een gerechtelijke procedure, maar dat dit wordt bepaald door de mensen die dit systeem ‘bezetten’ c.q. de heimelijke subjectieve doeleinden van hen tezamen bepalen hoe een faillissement c.q. een gerechtelijke procedure uiteindelijk (juridisch en financieel) eindigt voor de partij(en). Dit zou ook kunnen bevestigen waarom ‘een dief geen aangifte doet tegen een andere dief’?
303/387
Brief 38 (aan Rabo UW 04-06-2015)
Rabobank Utrechtse Waarden e.o. U.A. Directie / mw. F.J.M. van Winkel Postbus 5 3410 CA LOPIK E-mail:
[email protected]
Datum:
Behandeld door:
Kenmerk:
4 juni 2015
J.G. Scholten
Nederend vs rabobank UW / open brief 2 Ons kenmerk: NederendWBA25RaboOpen20150604
Geachte mevrouw Van Winkel, Hierdoor richten wij ons tot u met het volgende. U weet dat de heer J.A. Nederend hoger beroep bij het Gerechtshof heeft aangetekend tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht gedateerd 1 oktober 2014 gekenmerkt C/16/363602 / HA ZA 14149. Rabobank UW heeft als raadsman in deze rechtbankprocedure gebruik gemaakt van advocaat mr. I. Soetens van VMBS advocaten te Eindhoven. Advocaat Soetens schreef zijn eerste brief op 29 oktober 2014 aan dhr. Nederend. Voor laatstgenoemde datum kwam alle correspondentie van de hand van uw accountmanager, de heer C.N. van der Poel, van uw bank. Advocaat Soetens werd ingeschakeld toen duidelijk werd dat uw accountmanager voornoemd ‘grove fouten’ had gemaakt in de behandeling van het gelijknamige kredietdossier van J.A. Nederend Holding B.V. en dat van dhr. Nederend. Zowel voornoemde accountmanager als advocaat Soetens hebben vervolgens geprobeerd deze gemaakte fouten te ontkennen, te negeren en te verzwijgen getuige alle correspondentie die onder andere wij en Bedrijfsadvies Zilverstad B.V. aan u en anderen hebben verstuurd in dezen. Deze correspondentie in hier integraal opgenomen en herhaald en u bekend. Dat advocaat Soetens na zijn aantreden zelf ook grove fouten heeft gemaakt staat los van het feit dat hij heeft geprobeerd om de grove fouten van rabobank UW te ontkennen, te negeren en te verzwijgen. Dat is de kwalitatieve en kwantitatieve tegenprestatie tegenover de betaling van zijn declaraties. Maar nu is gebleken dat diezelfde advocaat Soetens ook door u is aangesteld om in het hoger beroep bij het Gerechtshof namens u op te treden, voelen wij ons geroepen zijn rol tot en met heden kritisch toe te lichten vanuit de kant van dhr. Nederend en zijn adviseur(s). Uiteraard is het niet gebruikelijk advocaten in het algemeen en advocaat Soetens in het bijzonder ‘de maat te nemen’ maar maatschappelijk gezien is dit nu de gelegenheid, gewenst en zelfs noodzakelijk denken wij. Algemeen geformuleerde kritiek.
304/387
Uit alle correspondentie tot nu toe, en in het bijzonder in onze brief van 9 januari 2014 blijkt, samengevat, welke inhoudelijke rol advocaat Soetens in dit dossier tot nu toe heeft gespeeld. Wij citeren onderstaand uit onze brief van 9 januari 2014 aan u als directie van de rabobank UW. * Als wij over de ontstaansgeschiedenis, de tot dan toe ondernomen acties en de houding / het gedrag van de accountmanager corresponderen ontstaat ontkennend en ontwijkend gedrag namens uw bestuur. Op constructieve voorstellen en herfinancieringsplannen is de reactie negatief en niet adequaat in het belang van rabobank en kredietnemer samen. Met de komst van uw raadsman voornoemd worden de gemaakte misstappen en fouten ontkend, er ontstaan acties die averechts uitwerken en de problematiek vergroten in plaats van verkleinen. Uiteraard wilde uw raadsman graag ‘in het geheim’ met een advocaat (van kredietnemer) overleggen die affiniteit met uw rabobank heeft (‘dubbele pet’). Wij stellen vast dat het bestuur van de rabobank in dezen tot nu toe niet adequaat en onjuist heeft gereageerd op de voorstellen om de problematiek tussen de rabobank en kredietnemer op te lossen, ondanks ons schriftelijk verzoek daartoe. Waagmeesters Bedrijfs Advies heeft een maatschappelijke functie en dient misstanden aan de kaak te stellen c.q. op te lossen en wel zodanig dat ‘herhaling ervan’ wordt voorkomen. In deze casus stellen wij vast dat het bestuur van de rabobank verwijtbaar heeft gehandeld c.q. heeft nagelaten ten nadele van de rabobank maar ook ten nadele van kredietnemer. Wij overwegen ons dossier te publiceren op een ons conveniërende wijze en tijdstip opdat niet (nog) meer klanten van de rabobank met deze nadelige werkwijze en houding / gedrag geconfronteerd worden. U en anderen zijn al eerder door ons in dezen aansprakelijk gesteld voor geleden en nog te lijden schade ten laste van kredietnemer. Wij behouden ons het recht voor een onderzoek in te stellen naar uw beleid door andere casussen / dossiers van uw rabobank te bekijken. Ook de rol van door u ingeschakelde raadsman(nen) komt daarbij aan de orde, in het bijzonder de ‘schaduwzijde’ van hun optreden. Immers, de opdrachtgever (rabobank) is verantwoordelijk en aansprakelijk voor het doen en laten van de opdrachtnemer (uw raadsman). De bewuste ‘ontkenningen’ door uw raadsman van misstappen en fouten door zijn ‘opdrachtgever’ begaan is namelijk in strijd met de beroepsethiek en de beroepseed. Het kan ook niet zo zijn dat als gevolg van uw beleid (werkwijze, gedrag, houding, ondernomen juridische acties etc.) de kosten van al deze misstappen en fouten, inclusief de gevolgen daarvan, voor rekening en risico van uw kredietnemer komen. Die kosten dienen naar onze mening voor rekening van de personen te komen die op onverantwoorde wijze en niet constructief hebben geopereerd in dezen. Wij stellen ons op het standpunt dat het bestuur van de rabobank zich in dezen ‘onredelijk en onbillijk’ en in diverse opzichten verwijtbaar ‘onjuist’ heeft opgesteld en zich onvoldoende rekenschap heeft gegeven van haar vereiste zorgplicht c.q. de positieve gevolgen van de voorstellen en oplossingen die kredietnemer inmiddels heeft gedaan. *
305/387
Dit is zoals aangegeven een samenvatting, alle details vindt u in de correspondentie namens u van de hand van advocaat Soetens en alle eerder genoemde brieven van de adviseur(s) van dhr. Nederend. Specifiek geformuleerde kritiek. Waar u niet van op de hoogte bent is het volgende. Op 3 oktober 2014 belt advocaat Soetens ons hoewel hij wist en kon weten dat wij hem mondeling niet te woord willen staan. Wat toen en daarna is besproken ligt vast in twee van onze e-mails die onderstaand aantreft. * A. Op 3 okt. 2014, om 08:19 heeft Jan Scholten - Waagmeesters Bedrijfs Advies
het volgende geschreven: Geachte heer Soetens, Elke mededeling die u wilt doen kunt u schriftelijk bij ons indienen. Dan kan er achteraf geen discussie ontstaan over wat is besproken en afgesproken. De geschiedenis herschrijven gebeurt altijd achteraf en voornamelijk in het werk van de advocatuur! Wij negeren elk ultimatum van u. Vervolgens stellen wij dat u op de hoogte bent van al onze brieven aan de rabo c.s. en dat de rechter dat niet is. Waarop u stelt dat 'de rechtbank alle correspondentie tussen ons / dhr. Nederend en de rabo heeft bezien'. Is dit zo? Kunt u concreet aangeven welke brieven van ons aan de rabo tegenover de rechtbank zijn gebruikt? Dan weet u toch ook welke niet zijn gebruikt door u? En waarom zijn juist die brieven niet gebruikt? En uw uitspraken 'over de brieven van de bedrijfsadviseur' op de zittingsdag dan? En als dit zo zou zijn, waarom vraagt de rechter dan - volgens het PV - aan dhr. J. Nederend: 'sinds wanneer de rabo door hem is geïnformeerd'? Wij onthouden ons van een waardeoordeel over u.
Groeten, Waagmeesters Bedrijfs Advies J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies, tel.: 0182-320510 / 06-20442693 fax: 0182-320509 Website: http://www.bedrijfsadviseur.nl, email: [email protected]
B. Van: Jan Scholten - Waagmeesters Bedrijfs Advies
306/387
Onderwerp: Nederend /Rabobank Utrechtse Waarden Datum: 10 oktober 2014 08:31:01 CEST Aan: Ivo Soetens Blinde kopie: Huib Sacré Geachte heer Soetens, U bent ons nog het antwoord schuldig op de vraag welke van onze brieven aan de rabo c.s. u niet bij de rechter heeft aangebracht. Als u beweert al onze brieven aan rabo c.s. te hebben ingebracht en wij het tegendeel aantonen, dan heeft u een nieuw en 2e probleem. Dat houdt tevens in dat u een 'loopje nam en neemt met de waarheid', iets wat niet in uw voordeel kan spreken. In de bijlage tenminste één brief van ons aan de accountmanager van de rabo die niet door u aan de rechter is voorgelegd. Zou de rechter in zijn vonnis bij punt 4.3 hierop doelen? Tot slot nog een nieuw feit voor u. In de bijlagen een brief van ons aan de minister van V&J inzake curatoren en hun faillissementsverslagen. Met een overzicht van de belangrijkste (financiële) uitkomsten daarvan. Op een ons conveniërend moment zullen wij drie persberichten maken en onze notities inzake advocatuur, rechtspraak en curatoren publiekelijk maken. Uw dagvaarding zou een goed moment daarvoor zijn denk ik. Ik verwacht snel van u enkele antwoorden te vernemen. Brief van 11 oktober 2013: * Op het e-mail bericht van 10 oktober 2014 heeft advocaat Soetens niet meer gereageerd. Wat betekent dit? Dat advocaat Soetens ‘een loopje nam en neemt met de waarheid’. In gewoon Nederlands voor ons betekent dit dat advocaat Soetens loog. De historische realiteit past advocaat Soetens en zijn opdrachtgever rabobank UW niet en hij ontkent, verzwijgt en negeert die. Rabobank UW heeft destijds noch het bestaan van de brief van 11 oktober 2013 noch de inhoud ervan weersproken of betwist. In de desbetreffende brief van ons aan uw accountmanager Van der Poel gedateerd 11 oktober 2013, die als bijlage bij de e-mail was bijgevoegd, staat de volgende zinsnede: *
307/387
In ons gesprek van 25 september jl., waarbij uw rabobank werd vertegenwoordigd door twee personen en de heer J.A. Nederend met drie personen, heeft u uitdrukkelijk verklaard geen belang en interesse te hebben in cijfers c.q. een begroting! Uw verzoek om ‘perspectief’ is dan ook te plaatsen. * Advocaat Soetens is te bestempelen als een leugenaar waarop de volgende stelling van toepassing is. Stelling: De historische realiteit geweld aandoen in de functie van advocaat / procespartij is tot daar aan toe, maar dat te doen met het doel jezelf en je opdrachtgever te bevoordelen ten koste van de tegenpartij is volstrekt onacceptabel, immoreel, onethisch, onfatsoenlijk en in strijd met de beroepseed en de vertrouwensfunctie. Gelukkig heeft deze ‘rechtsregel’ alleen in de theaterzaal van de rechtbank rechtskracht! Het weglaten van de brief van 11 oktober jl. in de stukken die advocaat Soetens aanbiedt aan de rechter is dus zowel manipulatie van de rechter als de historische realiteit geweld aandoen. Conclusie. Advocaat Soetens is, gelet op het bovenstaande, en gelet op normale maatschappelijk aanvaarde normen en waarden voor vertrouwensfuncties, ongeschikt om als advocaat op te treden. Wij brengen u in herinnering dat rabobank UW als opdrachtgever van advocaat Soetens verantwoordelijk en aansprakelijk is voor het doen en laten van uw opdrachtnemer.
Omdat u en advocaat Soetens op onze vragen, opmerkingen en standpunten gedaan in al onze brieven geen inhoudelijke reactie noch inhoudelijk verweer hebben gevoerd, en dat dit uitsluitend leidde tot het ontkennen, negeren en verzwijgen ervan, publiceren wij deze brief zonder op uw reactie te wachten.
308/387
Tot slot voegen wij nog een bijlage bij waarin wij het ‘FIFA-syndroom’ vergelijken met het ondernemingsrecht / de ondernemingsjurisprudentie in de Nederlandse rechtspraak.
Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. CC: 1. Raad van Bestuur Rabo Nederland 2. Raad van Commissarissen rabo UW 3. De Minister van Veiligheid en Justitie 4. anderen niet nader genoemd
Bijlage: FIFA-syndroom en ondernemingsrechtspraak (zie pagina 378)
309/387
Bijlage: J.A. Nederend Holding B.V. begroting 2013 2013 (30-10-2013) J.A. Nederend Holding B.V. - RSIN 007448478
Exploitatie 2013
2013 Balans 2012 Omzet / bestaand Omzet / nieuw Omzet / energie Omzet / energie (eindafr.) Managementfee Inkoop Bruto omzet Afschrijvingen Personeelskosten (netto) Energie/water Energie/water (eindafr.) Huisvesting (OZB+onderh.) Huisvesting overig Accountantkosten Verkoopkosten Bedrijfs/kantoorkosten Rente (RC+Hyp) Totaal kosten
realisatie april mei 1.805 1.805 1.067 1.067 225 225
juni 1.805 1.067 225
juli
Noten
januari 1.805 0 175
februari 1.805 0 175
maart 1.805 0 175
1.805 1.067 225
augustus 1.805 1.067 225
4.500 0 6.480
4.500 0 6.480
4.500 0 6.480
4.500 0 7.596
4.500 0 7.596
4.500 0 7.596
4.500 0 7.596
4.500 0 7.596
544 3.000 894
544 3.000 894
544 3.000 894
544 3.000 894
544 6.000 894
544 3.000 894
544 3.000 894
544 3.000 894
186 177 0 150 1.431 9.382
186 177 0 150 1.431 6.382
186 177 0 150 1.431 6.382
186 730 0 150 1.431 6.935
Begroting september oktober november december Totaal 1.805 1.805 1.805 1.805 21.656 1.067 850 850 850 8.950 225 225 225 225 2.550 2.850 2.850 4.500 4.500 4.500 4.500 54.000 0 0 0 0 0 7.596 10.230 7.380 7.380 90.006 544 3.000 894
544 3.000 644 -3.000
544 3.000 644
544 3.000 644
186 730 0 150 1.431 6.935
186 730 0 150 1.431 3.685
186 730 0 150 1.431 6.685
186 730 0 150 1.431 6.685
6.528 39.000 9.978 -3.000 3.028 2.232 4.889 0 1.800 17.172 81.627
186 177 0 150 1.431 6.382
186 177 0 150 1.431 6.382
186 177 0 150 1.431 6.382
3.028 186 177 0 150 1.431 9.410
Bedrijfsresultaat
98
98
98
-1.814
-1.786
1.214
1.214
661
661
6.545
695
695
8.379
Deelnemingen
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Winst/Verlies
98
98
98
-1.814
-1.786
1.214
1.214
661
661
6.545
695
695
8.379
Winst voor afschrijving
642
642
642
-1.270
-1.242
1.758
1.758
1.205
1.205
7.089
1.239
1.239
14.907
310/387
1)
2) 3)
4)
5)
6)
J.A. Nederend Holding B.V. - RSIN 007448478
Exploitatie 2013
2013 Balans 2012 Belastingdienst achterstand Rabobank achterstand afl. Rabobank RC Benodigde liquiditeit
36.500 4.000 12.300 52.800
Belastingdienst lopend Rabobank lopende afl. Rabobank RC Investeringen Betalingen
januari
februari
maart
realisatie april mei
juni
juli
Noten
augustus
Begroting september oktober november december
1)
Totaal
3.000 600 0 3.600
3.000 600 0 3.600
3.000 600 0 3.600
3.000 600 0 3.600
5.000 600 0 5.600
3.000 600 0 3.600
3.000 600 0 3.600
3.000 600 0 3.600
3.000 600 0 3.600
0 600 0 600
0 600 0 600
0 600 0 600
65.500 11.200 12.300 89.000
630 0 250 0 880
630 0 250 0 880
630 0 250 0 880
630 0 250 0 880
630 0 250 0 880
630 0 250 0 880
630 0 250 0 880
630 0 250 0 880
630 0 250 0 880
3.630 0 250 0 3.880
3.630 0 250 0 3.880
3.630 0 250 0 3.880
16.560 0 3.000 0 19.560 -54.533
Afloscapaciteit
-52.800
-2.078
-2.078
-2.078
-3.990
-5.962
-962
-962
-1.515
-1.515
10.369
4.519
4.519
Cum. Afloscapaciteit
-52.800
-54.878
-56.957
-59.035
-63.025
-68.986
-69.948
-70.910
-72.424
-73.939
-63.570
-59.052
-54.533
1) - t/m juli op basis van actuele cijfers 2) - netto personeelskosten, LH in de liquiditeitsprognose 3) - volgens opgave DGA 4) - na juli geschatte kosten plus reservering 5) - Bedrijfsresultaat na LH (17.621) 6) - WvA na LH (11.093) 7) - aflossing via FE + lopende verplichtingen vanaf oktober bronnen van inkomsten hiervoor: - restitutie energierekening oktober 2013 - borgsommen nieuwe huurders - J.A. Nederend privé restitutie IB 2012 8) - mutatie RC bank januari-juli gextrapoleerd
311/387
7) 8)
J.A. Nederend Holding B.V. - RSIN 007448478
Exploitatie 2014
Omzet / bestaand Omzet / nieuw Omzet / energie Omzet / energie (eindafr.) Managementfee Inkoop Bruto omzet
januari 2.729 2.075 250
februari 2.729 2.075 250
maart 2.729 2.075 250
april 2.729 2.075 250
mei 2.729 2.075 250
juni 2.729 2.075 250
2014 Begroting juli 2.729 2.075 250
5.250 0 10.304
5.250 0 10.304
5.250 0 10.304
5.250 0 10.304
5.250 0 10.304
5.250 0 10.304
5.250 0 10.304
5.250 0 10.304
5.250 0 10.304
Noten 1)
augustus 2.729 2.075 250
september 2.729 2.075 250
oktober 2.729 2.075 250 3.510 5.250 0 13.814
november december 2.729 2.729 2.075 2.075 250 250 5.250 0 10.304
5.250 0 10.304
Totaal 32.748 24.900 3.000 3.510 63.000 0 127.158
Afschrijvingen Personeelskosten (netto) Energie/water Energie/water (eindafr.) Huisvesting (OZB+onderh.) Huisvesting overig Accountantkosten Verkoopkosten Bedrijfs/kantoorkosten Rente (RC+Hyp) Totaal kosten
544 3.000 644
544 3.000 644
544 3.000 644
544 3.000 644
544 6.000 644
544 3.000 644
544 3.000 644
544 3.000 644
544 3.000 644
544 3.000 700 650
544 3.000 700
544 3.000 700
186 407 0 150 1.431 6.362
186 407 0 150 1.431 6.362
186 407 0 150 1.431 6.362
1.514 186 407 0 150 1.431 7.876
186 407 0 150 1.431 9.362
186 407 0 150 1.431 6.362
186 407 0 150 1.431 6.362
186 407 0 150 1.431 6.362
186 407 0 150 1.431 6.362
186 407 0 150 1.431 7.068
186 407 0 150 1.431 6.418
186 407 0 150 1.431 6.418
6.528 39.000 7.896 650 1.514 2.232 4.889 0 1.800 17.172 81.681
Bedrijfsresultaat
3.942
3.942
3.942
2.428
942
3.942
3.942
3.942
3.942
6.746
3.886
3.886
45.477
Deelnemingen
2.250
2.250
2.250
2) 3)
3)
4)
5)
6.750
6)
Winst/Verlies
3.942
3.942
3.942
4.678
942
3.942
6.192
3.942
3.942
8.996
3.886
3.886
52.227
7)
Winst voor afschrijving
4.486
4.486
4.486
5.222
1.486
4.486
6.736
4.486
4.486
9.540
4.430
4.430
58.755
8)
312/387
J.A. Nederend Holding B.V. - RSIN 007448478
Exploitatie 2014
januari
februari
maart
april
mei
juni
2014 Begroting juli
Belastingdienst BTW+LH Rabobank aflossingen Bbz rente + aflossing Vervangings investeringen Benodigde liquiditeit
2.000 250 500 150 2.900
2.000 250 500 150 2.900
2.000 250 500 150 2.900
5.000 250 500 150 5.900
4.000 250 500 150 4.900
2.000 250 500 150 2.900
5.000 850 1.750 150 7.750
2.000 850 1.750 150 4.750
2.000 850 1.750 150 4.750
5.000 850 1.750 150 7.750
2.000 850 1.750 150 4.750
2.000 850 1.750 150 4.750
35.000 6.600 13.500 1.800 56.900
Afloscapaciteit
1.586
1.586
1.586
-678
-3.414
1.586
-1.014
-264
-264
1.790
-320
-320
1.855
Cum. Afloscapaciteit
1.586
3.171
4.757
4.078
664
2.249
1.235
971
706
2.496
2.175
1.855
Noten 1)
augustus
september
oktober
1) - op basis realisatie en begroting 2013 2) - bestaande huuropbrengsten 2013 gecorrigeerd met inflatie 3) - conform opgave DGA 4) - netto personeelskosten, LH is opgenomen in de liquiditeitsprognose 5) - op basis van de huidige taxatie WOZ per 01-01-2014 vaststellen 6) - Deelnemingen leveren geschat 9.000 op, uitkering per kwartaal 7) - netto winst na LH 26.277 8) - WvA na LH 32.005 9) - lopende verplichting per maand LH 2.000 per kwartaal BTW 3.000 verplichtingen worden voldaan vanuit toereikend bedrijfsresultaat 10) - aflossing RC bank conform 2013, vanaf juli per maand 600 aflossing hypotheek 11) - Bbz krediet van 75.000 tegen 8% over 5 jaar
313/387
november december
Totaal 9) 10) 11)
Bijlage: J.A. Nederend Holding B.V. begroting incl. liquiditeit 2013 – 2015 (07-01-2015)
J.A. Nederend Holding B.V. - RSIN 007448478
Exploitatie 2013
2013 Balans 2012 Omzet / bestaand Omzet / nieuw Omzet / energie Omzet / energie (eindafr.) Managementfee Inkoop Bruto omzet Afschrijvingen Personeelskosten (netto) Energie/water Energie/water (eindafr.) Huisvesting (OZB+onderh.) Huisvesting overig Accountantkosten Verkoopkosten Bedrijfs/kantoorkosten Rente (RC+Hyp) Totaal kosten
realisatie april mei 1.805 1.805 1.067 1.067 225 225
juni 1.805 1.067 225
juli
Noten
januari 1.805 0 175
februari 1.805 0 175
maart 1.805 0 175
1.805 1.067 225
augustus 1.805 1.067 225
4.500 0 6.480
4.500 0 6.480
4.500 0 6.480
4.500 0 7.596
4.500 0 7.596
4.500 0 7.596
4.500 0 7.596
4.500 0 7.596
544 3.000 894
544 3.000 894
544 3.000 894
544 3.000 894
544 6.000 894
544 3.000 894
544 3.000 894
544 3.000 894
186 177 0 150 1.431 9.382
186 177 0 150 1.431 6.382
186 177 0 150 1.431 6.382
186 730 0 150 1.431 6.935
Begroting september oktober november december 1.805 1.805 1.805 1.805 1.067 850 2.550 2.550 225 225 275 275 2.850 4.500 4.500 4.500 4.500 0 0 0 0 7.596 10.230 9.130 9.130 544 3.000 894
544 3.000 644
1)
Totaal 21.656 12.350 2.650 2.850 54.000 0 93.506
544 3.000 644 -3.000
544 3.000 644
186 730 0 150 1.431 6.935
186 730 0 150 1.431 3.685
186 730 0 150 1.431 6.685
186 730 0 150 1.431 6.685
6.528 39.000 9.978 -3.000 3.028 2.232 4.889 0 1.800 17.172 81.627
186 177 0 150 1.431 6.382
186 177 0 150 1.431 6.382
186 177 0 150 1.431 6.382
3.028 186 177 0 150 1.431 9.410
Bedrijfsresultaat
98
98
98
-1.814
-1.786
1.214
1.214
661
661
6.545
2.445
2.445
11.879
Deelnemingen
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Winst/Verlies
98
98
98
-1.814
-1.786
1.214
1.214
661
661
6.545
2.445
2.445
11.879
Winst voor afschrijving
642
642
642
-1.270
-1.242
1.758
1.758
1.205
1.205
7.089
2.989
2.989
18.407
314/387
2) 3)
4)
5)
6)
J.A. Nederend Holding B.V. - RSIN 007448478
Exploitatie 2013
2013 Balans 2012 Belastingdienst achterstand Rabobank achterstand afl. Rabobank RC Benodigde liquiditeit
36.500 4.000 12.300 52.800
Belastingdienst lopend Rabobank lopende afl. Rabobank RC Investeringen Betalingen
januari
februari
maart
realisatie april mei
juni
juli
Noten
augustus
Begroting september oktober november december Totaal
3.000 600 0 3.600
3.000 600 0 3.600
3.000 600 0 3.600
3.000 600 0 3.600
5.000 600 0 5.600
3.000 600 0 3.600
3.000 600 0 3.600
3.000 600 0 3.600
3.000 600 0 3.600
0 600 0 600
0 600 0 600
0 600 0 600
65.500 11.200 12.300 89.000
630 0 250 0 880
630 0 250 0 880
630 0 250 0 880
630 0 250 0 880
630 0 250 0 880
630 0 250 0 880
630 0 250 0 880
630 0 250 0 880
630 0 250 0 880
3.630 0 250 0 3.880
3.630 0 250 0 3.880
3.630 0 250 0 3.880
16.560 0 3.000 0 19.560 -51.033
Afloscapaciteit
-52.800
-2.078
-2.078
-2.078
-3.990
-5.962
-962
-962
-1.515
-1.515
10.369
6.269
6.269
Cum. Afloscapaciteit
-52.800
-54.878
-56.957
-59.035
-63.025
-68.986
-69.948
-70.910
-72.424
-73.939
-63.570
-57.302
-51.033
1) - t/m juli op basis van actuele cijfers 2) - netto personeelskosten, LH in de liquiditeitsprognose 3) - volgens opgave DGA 4) - na juli geschatte kosten plus reservering 5) - Bedrijfsresultaat na LH (17.621) 6) - WvA na LH (11.093) 7) - aflossing via FE + lopende verplichtingen vanaf oktober bronnen van inkomsten hiervoor: - restitutie energierekening oktober 2013 - borgsommen nieuwe huurders - J.A. Nederend privé restitutie IB 2012 8) - mutatie RC bank januari-juli gextrapoleerd
315/387
1)
7) 8)
J.A. Nederend Holding B.V. - RSIN 007448478
Exploitatie 2014
Omzet / bestaand Omzet / nieuw Omzet / energie Omzet / energie (eindafr.) Managementfee Inkoop Bruto omzet
januari 3.790 1.225 250
februari 3.790 1.225 250
maart 3.790 1.225 250
april 3.790 1.225 250
mei 3.790 1.225 250
juni 3.790 1.225 250
2014 Begroting juli 3.790 1.225 250
5.250 0 10.515
5.250 0 10.515
5.250 0 10.515
5.250 0 10.515
5.250 0 10.515
5.250 0 10.515
5.250 0 10.515
5.250 0 10.515
5.250 0 10.515
Noten 1)
augustus 3.790 1.225 250
september 3.790 1.225 250
oktober 3.790 1.225 250 3.510 5.250 0 14.025
november december 3.790 3.790 1.225 1.225 250 250 5.250 0 10.515
5.250 0 10.515
Totaal 45.476 14.700 3.000 3.510 63.000 0 129.686
Afschrijvingen Personeelskosten (netto) Energie/water Energie/water (eindafr.) Huisvesting (OZB+onderh.) Huisvesting overig Accountantkosten Verkoopkosten Bedrijfs/kantoorkosten Rente (RC+Hyp) Totaal kosten
544 3.350 644
544 3.350 644
544 3.350 644
544 3.350 644
544 3.350 644
544 3.350 644
544 3.350 644
544 3.350 644
544 3.350 644
544 3.350 644 650
544 3.350 644
544 3.350 644
186 407 0 150 1.431 6.712
186 407 0 150 1.431 6.712
186 407 0 150 1.431 6.712
1.514 186 407 0 150 1.431 8.226
186 407 0 150 1.431 6.712
186 407 0 150 1.431 6.712
186 407 0 150 1.431 6.712
186 407 0 150 1.431 6.712
186 407 0 150 1.431 6.712
186 407 0 150 1.431 7.362
186 407 0 150 1.431 6.712
186 407 0 150 1.431 6.712
6.528 40.200 7.728 650 1.514 2.232 4.889 0 1.800 17.172 82.713
Bedrijfsresultaat
3.802
3.802
3.802
2.288
3.802
3.802
3.802
3.802
3.802
6.662
3.802
3.802
46.973
Deelnemingen
2.250
2.250
2.250
2) 3)
3)
4)
5)
6.750
6)
Winst/Verlies
3.802
3.802
3.802
4.538
3.802
3.802
6.052
3.802
3.802
8.912
3.802
3.802
53.723
7)
Winst voor afschrijving
4.346
4.346
4.346
5.082
4.346
4.346
6.596
4.346
4.346
9.456
4.346
4.346
60.251
8)
316/387
J.A. Nederend Holding B.V. - RSIN 007448478
Exploitatie 2014
januari
februari
maart
april
mei
juni
2014 Begroting juli
Belastingdienst LH Rabobank aflossingen Bbz rente + aflossing Vervangings investeringen Benodigde liquiditeit
1.900 250 500 150 2.800
1.900 250 500 150 2.800
1.900 250 500 150 2.800
1.900 250 500 150 2.800
1.900 250 500 150 2.800
1.900 250 500 150 2.800
1.900 850 1.750 150 4.650
1.900 850 1.750 150 4.650
1.900 850 1.750 150 4.650
1.900 850 1.750 150 4.650
1.900 850 1.750 150 4.650
1.900 850 1.750 150 4.650
22.800 6.600 13.500 1.800 44.700
Afloscapaciteit
1.546
1.546
1.546
2.282
1.546
1.546
1.946
-304
-304
4.806
-304
-304
15.551
Cum. Afloscapaciteit
1.546
3.092
4.639
6.921
8.467
10.013
11.960
11.656
11.352
16.158
15.855
15.551
Noten 1)
augustus
september
oktober
1) - op basis realisatie en begroting 2013 2) - bestaande huuropbrengsten 2013 gecorrigeerd met inflatie 3) - conform opgave DGA 4) - netto personeelskosten, LH is opgenomen in de liquiditeitsprognose 5) - op basis van de huidige taxatie WOZ per 01-01-2014 vaststellen 6) - Deelnemingen leveren geschat 9.000 op, uitkering per kwartaal 7) - netto winst na LH 26.277 8) - WvA na LH 32.005 9) - lopende verplichting per maand LH 1.900 verplichtingen BTW direct reserveren uit inkomsten 10) - aflossing RC bank conform 2013, vanaf juli per maand 600 aflossing hypotheek 11) - Bbz krediet van 75.000 tegen 8% over 5 jaar
317/387
november december
Totaal 9) 10) 11)
J.A. Nederend Holding B.V. - RSIN 007448478
Exploitatie 2015
Omzet / bestaand Omzet / nieuw Omzet / energie Omzet / energie (eindafr.) Managementfee Inkoop Bruto omzet
januari 5.165 0 275
februari 5.165 0 275
maart 5.165 0 275
april 5.165 0 275
mei 5.165 0 275
juni 5.165 0 275
2015 Begroting juli 5.165 0 275
5.750 0 11.190
5.750 0 11.190
5.750 0 11.190
5.750 0 11.190
5.750 0 11.190
5.750 0 11.190
5.750 0 11.190
5.750 0 11.190
5.750 0 11.190
Noten
augustus 5.165 0 275
september 5.165 0 275
oktober 5.165 0 275 3.960 5.750 0 15.150
november december 5.165 5.165 0 0 275 275 5.750 0 11.190
5.750 0 11.190
Totaal 61.981 0 3.300 3.960 69.000 0 138.241
Afschrijvingen Personeelskosten (netto) Energie/water Energie/water (eindafr.) Huisvesting (OZB+onderh.) Huisvesting overig Accountantkosten Verkoopkosten Bedrijfs/kantoorkosten Rente (RC+Hyp) Totaal kosten
544 3.600 656
544 3.600 656
544 3.600 656
544 3.600 656
544 3.600 656
544 3.600 656
544 3.600 656
544 3.600 656
544 3.600 656
544 3.600 656 1.388
544 3.600 656
544 3.600 656
189 415 0 150 1.145 6.698
189 415 0 150 1.145 6.698
189 415 0 150 1.145 6.698
1.541 189 415 0 150 1.145 8.240
189 415 0 150 1.145 6.698
189 415 0 150 1.145 6.698
189 415 0 150 1.145 6.698
189 415 0 150 1.145 6.698
189 415 0 150 1.145 6.698
189 415 0 150 1.145 8.086
189 415 0 150 1.145 6.698
189 415 0 150 1.145 6.698
6.528 43.200 7.867 1.388 1.541 2.272 4.977 0 1.800 13.738 83.311
Bedrijfsresultaat
4.492
4.492
4.492
2.950
4.492
4.492
4.492
4.492
4.492
7.064
4.492
4.492
54.930
Deelnemingen
2.250
Winst/Verlies
6.742
4.492
4.492
5.200
4.492
4.492
6.742
4.492
4.492
9.314
4.492
4.492
63.930
Winst voor afschrijving
7.286
5.036
5.036
5.744
5.036
5.036
7.286
5.036
5.036
9.858
5.036
5.036
70.458
2.250
2.250
2.250
318/387
9.000
1)
2) 2) 2) 2)
J.A. Nederend Holding B.V. - RSIN 007448478
Exploitatie 2015
januari
februari
maart
april
mei
juni
2015 Begroting juli
Belastingdienst LH Rabobank aflossingen Bbz rente + aflossing Vervangings investeringen Benodigde liquiditeit
2.100 850 1.700 150 4.800
2.100 850 1.700 150 4.800
2.100 850 1.700 150 4.800
2.100 850 1.700 150 4.800
2.100 850 1.700 150 4.800
2.100 850 1.700 150 4.800
2.100 850 1.700 150 4.800
2.100 850 1.700 150 4.800
2.100 850 1.700 150 4.800
2.100 850 1.700 150 4.800
2.100 850 1.700 150 4.800
2.100 850 1.700 150 4.800
25.200 10.200 20.400 1.800 57.600
Afloscapaciteit
2.486
236
236
944
236
236
2.486
236
236
5.058
236
236
12.858
Cum. Afloscapaciteit
2.486
2.721
2.957
3.901
4.137
4.372
6.858
7.094
7.329
12.387
12.622
12.858
Noten
augustus
september
oktober
1) - huurprijzen verhoogd met 3% 2) - kosten verhoogd met inflatie
319/387
november december
Totaal
Bijlage: schadestaat J.A. Nederend Holding B.V. en J.A. Nederend (28-01-2014) Schadestaat J.A. Nederend Holding B.V. en J.A. Nederend #
omschrijving schadestaat Holding € 67.000 x 9
€ 603.000 € 70.000
1 2
waarde onroerend goed opbrengst excecutie
3 4 5 6 7
waardestijging onroerend goed waardestijging bij toevoeging bedrijfswoning waardestijging aandelen Nebako Beheer B.V. waardestijging aandelen Nebako B.V. waardestijging aandelen VRKT B.V.
8 9 10 11 12 13 14 15 16
winstpotentie eigen vermogen goodwil (verdwijnen van) waardevermeerdering woningbouw advieskosten WBA advieskosten BZ bedrijfs- en advieskosten Avant kosten advocaat (vd Velden) kosten advocaat (van Twist) ultimo maart '14 advies- en advieskosten na executie
17 18 19
rentekosten invorderingskosten overige
€ pm pm pm
A
Totale schade Holding ex pm-posten
€ 575.000
20 21 22 23 24 25 26 27
schadestaat privé schade uit Holding inkomensderving pensioenopbouw emotionele schade / smartengeld terugverdienen RC directie rentekosten invorderingskosten overige
B
Totale schade privé ex pm-posten
€ 533.000 pm pm pm x 20% pm x 20% pm x 10%
pm pm pm € € 42.000 pm pm pm pm pm pm pm pm
€ 60.000 per jaar over x jaar
-
€ 575.000 pm pm pm € 32.000 pm pm pm € 607.000
320/387
Bijlage: argumentatie onrechtmatige opzegging en executie door Rabobank (10-022015) Datum:
Behandeld door:
10 februari 2015
J.G. Scholten
Kenmerk:
argumenten onrechtmatige opzegging / executie door rabobank Utrechtse Waarden e.o U.A.
Samenvatting en conclusie. i.
De brief van 19 juni 2013 is geen rechtens juiste opzeggingsbrief van de kredieten verstrekt aan J.A. Nederend Holding B.V.. Het is ook niet de door de rabobank gebruikelijk gehanteerde opzeggingsbrief. Er vindt onder andere geen opeising van het kredietbedrag plaats in deze brief. ii. Tot na 21 januari 2014, de datum waarop de gunning van het onroerend goed plaatsvond, staat er op zowel de bankrekening van de middellange lening als die waarop het rekening courant krediet werd geadministreerd door de rabobank een administratieve kredietlimiet. Deze laatste kredietlimiet maakte het gebruikelijke ‘uitgaande betalingsverkeer’ mogelijk hetgeen het tegenovergestelde is van de situatie bij een opgezegd krediet. Bij een opgezegd krediet is geen uitgaand betalingsverkeer toegestaan (dit is het belang van de bank) en is dat onmogelijk gemaakt door verwijdering van de administratieve kredietlimiet. iii. De rabobank heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen deze argumentatie. iv. Ook heeft de rabobank geen antwoord gegeven op de vraag welke haar juridische motieven zijn om te kunnen en mogen executeren. v. De rabobank heeft tijdens haar eerste poging tot executie de onjuiste gegevens op de website van BOG Auctions laten aanpassen op verzoek van ons. Later is deze executie door de rabo ingetrokken. vi. De belastingdienst gaat in op het verzoek tot uitstel van betaling vooruitlopend op de toekenning van de aangevraagde Bbz-lening, de rabo reageert daar niet op. Omdat betaling van de lopende verplichtingen bij de belastingdienst zowel een primaire voorwaarde is bij een betaalregeling en dat zij een preferent karakter heeft, zijn die over oktober en november 2013 stipt nagekomen. vii. De rabobank en haar gemachtigde blijven ontkennen dat hun opzegging juridisch onjuist is omdat hun individuele aansprakelijkheidsverzekering dat zo voorschrijft. Met dat stilzwijgende argument blijven zij ook de antwoorden op de vragen schuldig die betrekking hebben op de juridische achtergronden voor de tweede poging tot executie. viii. De opzeggingsbrief van 19 juni 2013 is ook niet getekend door een daartoe bevoegde bankfunctionaris genoemd in het desbetreffende uittreksel van de kamer van koophandel. ix. Het bestuur van de rabobank schendt haar zorgplicht ernstig door – desgevraagd geen getekend exemplaar op te sturen van een volmacht terzake een door haar gemachtigde persoon die namens haar correspondeert met bankklanten als de onderhavige onderneming in onderhavige problematiek. x. De gevolmachtigde van de rabobank gaf er de voorkeur aan met een advocaat van doen te hebben namens J.A. Nederend Holding B.V. die stevige affiniteit heeft en had met diezelfde rabobank. xi. Op 7 januari 2014 meldt J.A. Nederend Holding B.V. dat zij het verschuldigde bedrag aan ‘achterstallige aflossing’ beschikbaar heeft om daarmee de achterstand geheel aan te zuiveren en verzoekt de rabobank tijdig, dat wil zeggen uiterlijk 9 januari 2013 om 12.00 uur, te melden dat zij akkoord gaat met intrekking van de executie als tegenprestatie.
321/387
xii.
xiii.
xiv.
xv.
xvi.
De rabobank laat de gestelde deadline passeren zonder te reageren en antwoordt pas nadat zij daarop is aangesproken en opnieuw aansprakelijk gesteld is voor de geleden en nog te lijden schade. Het instellen van een kort geding tegen de executie was daardoor onmogelijk geworden qua tijdsverloop. De rabobank heeft alle pogingen van J.A. Nederend Holding B.V. genegeerd om de continuïteit te herstellen op termijn van enkele maanden en geweigerd de daarvoor benodigde tijd beschikbaar te stellen. Dit ondanks de tijdige en volledige toezending van de financiële plannen en begeleidende stukken. Ook heeft de rabobank het aanbod genegeerd de volledige achterstand in aflossing op te heffen. De rabobank gaat ten onrechte uit van kredietopzegging in haar brief van 19 juni 2013 hoewel die opzegging aan geen enkele formele eis voldoet zoals geformuleerd in haar ‘te doen gebruikelijk te hanteren’ en concernmatig voorgeschreven opzeggingsbrief. Deze vermeende opzegging voldoet in geen enkel opzicht aan het gestelde in het arrest van 18 februari 2003 van het gerechtshof Arnhem, terzake redelijkheid en billijkheid bij opzegging van een zakelijk krediet. Op grond van deze opsomming van feiten is de rabobank niet alleen haar zorgplicht verwijtbaar niet nagekomen jegens J.A. Nederend Holding B.V. maar heeft zij ook onrechtmatig gehandeld door de bestreden executie toch uit te voeren, gevolgd door gunning. De rabobank is hierdoor schadeplichtig jegens J.A. Nederend Holding B.V. voor de door laatstgenoemde geleden en nog te lijden schade, alsmede voor de gevolgschade welke haar aandeelhouder heeft geleden en nog zal lijden.
Waagmeesters Bedrijfs Advies J.G. Scholten
322/387
Bijlage: open brief Bedrijfsadvies Zilverstad aan RC (28-11-2014) Robert Kochlaan 10 2871 LH Schoonhoven Rechtbank Midden Nederland Locatie Utrecht / Sector Civiel T.a.v. mr. P.J. Neijt, Rechter-commissaris Postbus 16005 3500 DA UTRECHT
Referentie: 2013002/217/RKcur003
Behandeld door: H.A. Sacré
Telefoon: 0182 740679 Email: [email protected]
Datum: 28 november 2014
Betreft : Open brief in beantwoording op de brief van curator Kraaijvanger Uw kenmerk : 16/14/107 F
Geachte heer Neijt,
In opvolging van het schrijven van 15 augustus jl. en naar aanleiding van de brief van mr. R. Kraaijvanger, hierna curator, van 12 november 2014 1 het volgende, De heer Kraaijvanger is curator bij het faillissement van J.A. Nederend Holding B.V., hierna Nederend Holding. Bij Nederend Holding is betrokken de heer J.A. Nederend, hierna Nederend, als Directeurgrootaandeelhouder (DGA). Nederend ontkent en betwist al hetgeen door curator in zijn brief is gesteld, tenzij en voor zover Nederend het in het navolgende uitdrukkelijk erkent. In deze reactie beperken wij ons tot de hoofdzaken, op de niet door ons benoemde zaken en onderwerpen behouden wij het recht om daar later inhoudelijk op terug te komen na verder onderzoek. Algemeen. 1. Het oogmerk van curator c.q. de faillissementswet is het dienen van de belangen van de crediteuren nadat het inkomen van curator is veiliggesteld. Dit leidt al snel tot papieren doelredeneringen, ontkenningen en verzwegen onderwerpen ‘achteraf’ van de kant van curator. 2. Curator kan allerlei redeneringen aan het papier toevertrouwen in de wetenschap dat ‘wat hij vandaag weet, hij niet wist in januari 2013’ en dat hij er zelf niet bij is geweest noch erbij was.
1
Bijlage 1
323/387
3. Er zijn veel stellingen van curator in de brief opgenomen die niet zijn onderbouwd met bewijsstukken maar wel voorzien zijn van enkel zijn (doel)redeneringen. 4. Curator heeft in het recente verleden in dit faillissement eisen, voorwaarden en dreigementen geuit richting Nederend die nu niet meer in deze brief voorkomen. 5. Als curator spreekt van ‘onderzoek’ dan is niet bekend welke belangen daarbij hebben meegespeeld. Zijn conclusie uit zijn onderzoek naar de ‘rechtmatigheid van de executie door de Rabobank’ is niet gebaseerd op juridisch inhoudelijke feiten maar op gebrek aan geld om te kunnen procederen. Dan is meeliften op de uitkomsten van de procedures die Nederend voert wel zo gemakkelijk maar dat hoeft niet het belang van de crediteuren te dienen. 6. Curator ontkent en verzwijgt bewust het belang van Nederend, als enig aandeelhouder en DGA, tot nu toe. Dat Nederend door het onrechtmatig executeren door de Rabobank al zijn ‘stille’ vermogen in de gefailleerde vennootschap, i.e. Nederend Holding, is kwijtgeraakt is ‘glashelder’, behalve voor curator, die er geen belang bij heeft dit te erkennen. De gemotiveerde en onderbouwde schadeclaim die Nederend voor het faillissement van zijn onderneming heeft ingediend bij de directie van die onderneming bedraagt ca. € 400.000,minimaal. 7. Curator betwist de schadeclaim van Nederend maar tot nu toe ‘zonder enig spoor van onderbouwing of motivering’. Antwoorden op de stellingen uit de brief van curator. 8. Wij onderzoeken de deponeringen maar betwisten de daaruit voortvloeiende aansprakelijkheid voor het faillissementstekort. De tactiek van curator is dat hij ‘de oorzaak van het faillissement’ na 10 maanden nog niet kent. Hij motiveert dit suggestief met de doelredenering en stelling van ‘oneigenlijke opnamen’ door Nederend. Curator weet wel dat een week na de executie van het onroerend goed het faillissement onvermijdelijk was. Het eigenbelang van curator (politieagent, verbalisant, rechter en ontvanger van de boete) is hier in één en dezelfde persoon verenigd. Ook is het hier gebruikt als chantage- en gijzelingsmiddel tegenover Nederend. 9. Curator heeft vanaf het aanvraagdossier kunnen beschikken over nagenoeg alle gegevens die de financiële administratie vormen. Latere vragen van curator richting de accountant waren volstrekt ongepast. 2 10. Curator constateert dat Nederend heeft nagelaten binnen zes maanden na het einde van een boekjaar een balans en verlies & winstrekening op te stellen. Curator vergeet even het bewijs hiervoor te leveren. Of bedoelt curator dat hij deze stukken niet heeft? 3 11. Curator stelt vast dat Nederend in 2013 ca. € 40.000,- onverplicht, zonder tegenprestatie en zonder motivatie of overeenkomst heeft opgenomen uit de liquide middelen van de onderneming. Curator suggereert dat die opnamen de ‘enig echte’ oorzaak zijn van het faillissement. Curator is kennelijk vergeten dat hij de enige medewerker van de onderneming, en wel Nederend, heeft ontslagen. Dat deze ‘kas- en bankopnamen’ niet altijd voorzien zijn 2
Zie eveneens onze brief aan curator, mr. P. Neijt rechter-commissaris in Cc., van 15 augustus betreffende onjuistheden en incorrecte aannames in het tweede faillissementsverslag 3 Zie voetnoot 2
324/387
van de omschrijving ‘voorschot salaris’ en ook nog een onregelmatig plaatsvonden, is uiteraard niet netjes. De onregelmatige salarisinkomsten uit hoofde van de managementovereenkomst van de onderneming van Nederend met een gelieerde derde Beheeronderneming kwam altijd binnen op dezelfde bankrekening als waar vanaf Nederend de salarisvoorschotten opnam! 12. Hoeveel uur heeft het (de boedel!) gekost voor Curator en zijn staf om deze zogenaamde ‘persoonlijk verwijtbare opnames’ in beeld te brengen, te onderzoeken en de deugdelijkheid ervan te betwisten? Opgemerkt zij dat een gedetailleerde uren en financiële verantwoording niet opgenomen is in de tot nu toe verschenen faillissementsverslagen. 13. En van waar de suggestie en doelredenering van curator dat deze opnames de enig echte oorzaak zijn van het faillissement? Het antwoord: deze redenering stelt curator in staat Nederend in een ‘verkeerd daglicht’ te stellen en gelijktijdig hem op wettelijke vermoedens aan te spreken voor het volledige ‘tekort’ in de boedel. 4 14. De chantage en gijzeling zoals verwoord in de openbare faillissementsverslagen van curator en deze brief behoeven dus wel enige correctie door de Rechter-commissaris. 15. Curator betwist de vordering van Nederend uit hoofde van de schadeclaim maar vergeet één ding: dit even te motiveren. 16. Curator komt tot de conclusie dat de Rabobank niets valt te verwijten bij de executie van het onroerend goed. Hij vergeet één ding: dit even te motiveren. 17. Met onderstaande argumenten motiveren wij waarom de Rabobank onrechtmatig executeerde, i. De opzegging is gedaan en getekend door een accountmanager van Bijzonder Beheer. ii. Hierbij is niet het voorgeschreven ‘format’ gebruikt dat bij Bijzonder Beheer gebruikelijk is. iii. In de opzeggingsbrief is geen aandacht besteed aan: - de beëindiging van de kredietovereenkomsten, - de rekeningnummers van de opgezegde kredietovereenkomsten, - de soort krediet en het bedrag per kredietrekening, - de kredietbedragen zijn niet opgeëist, - er is geen termijn van terugbetaling gesteld, - de opbrengsten en voorwaarden ter zake de gestelde zekerheden zijn niet benoemt en opgeëist noch veiliggesteld, - de rekeningen zijn niet geblokkeerd voor gebruik / disposities in de toekomst, - de aansprakelijke rechtspersoon per kredietovereenkomst is niet benoemd, - de achterstallige rente- en aflossing zijn niet bepaald, - er is geen sommatie in de opzeggingsbrief opgenomen, - er is geen uitleg gegeven over de alternatieve invulling van de executiemogelijkheden (herfinanciering door een andere bank), etc., etc. iv. Kredietnemer kon tot en met de derde dag na de executie van de onroerende goederen beschikken over de dispositieruimte op de kredietrekening in rekening courant. Deze kredietrekening was dus noch feitelijk noch praktisch onbruikbaar gemaakt.
4
Relevante informatie over de oorzaak van het faillissement in bijlage 9 dossier eigen aangifte 30 januari 2014
325/387
v.
vi.
vii.
viii. ix.
x.
Een kredietovereenkomst in de vorm van een middellang krediet of in de vorm van een lening is niet dagelijks opzegbaar, in tegenstelling tot het rekening-courant krediet. De opzeggingsbrief is niet ondertekend door een in het handelsregister van de Kamer van Koophandel genoemde ‘bevoegde functionaris’ die namens de Rabobank brieven mag ondertekenen. Dit handelsregister heeft ‘externe werking’ dat wil zeggen dat niet daarin genoemde personen de Rabobank niet kunnen ‘binden’ aan ‘afspraken’. De bewuste opzeggingsbrief lijkt, omwille van de feiten dat deze niet het ‘voorgeschreven format’ betreft en ook niet is getekend door een bevoegde functionaris, op een persoonlijke actie van de accountmanager. En van de medewerker van de afdeling Bijzonder Beheer mag worden verondersteld dat deze de juridisch juiste procedure en formaliteiten kent en opvolgt. De opzeggingsbrief is een belangrijke brief namens de bank aan kredietnemer. Het is in dezen zelfs de eerste aankondiging van de executie van het onroerend goed. Dan mag verwacht worden dat de bank deze opzeggingsbrief met alle vereiste zorgvuldigheid behandeld en laat ondertekenen door een daartoe ‘bevoegde functionaris’, hetgeen niet is gebeurd. Waaruit blijkt dat deze opzeggingsbrief een directiebesluit van de Rabobank was?
18. Er is nog een belangrijke reden om te spreken van ‘onrechtmatige executie’. Het recht van parate executie staat niet ter discussie en de gunning is daarvan een uitvloeisel. We moeten vaststellen dat de gunning plaatsvond tegen € 70.000,- aan de enige bieder bij afslag. Er waren dus geen andere partijen als gegadigde (meer) beschikbaar. Hoe kan dat? Wat zijn de achterliggende redenen daarvoor? Een internetveiling is toch de best denkbare oplossing vanuit alle partijen bezien. Voor de bank het grootste bereik naar gegadigden, voor de eigenaar de optimale marktomstandigheden. En toch een bod dat nog onder de taxatiewaarde van ca. € 80.000,- ligt. En een bod dat de Rabobank accepteert. Als we het bod nader bekijken en relativeren dan ontstaat het volgende beeld (ca.-bedragen maal € 1.000,-), i. ii. iii. iv. v.
boekwaarde in de jaarrekening per 12/2013: hypotheekschuld (lening en RC samen) idem: WOZ-waarde / 12/2012: waarde in verhuurde staat: gunning
344 360 442 (actualisering volgt) 600 70
Wat zijn de uitgangspunten geweest voor de Rabobank om, gelet op de overlegde prognoses met herstelde huurinkomsten, en gelet op de alternatieve waarderingsmaatstaven voornoemd, toch voor € 70.000,- te gunnen? De Rabobank heeft niet de plicht om te gunnen. De Rabobank mocht gunnen! Anders gezegd: waarom nam de Rabobank genoegen met € 70.000,- als de andere opties vijf á zeven keer beter presteren? De slechtst denkbare oplossing was in dit geval gunnen. Hierdoor ontstond onmiddellijk een verlies van € 290.000,- voor de bank en als gevolg van de verkoop van het onroerend goed, het faillissement van de eigenaar, i.e. Nederend Holding. En toch koos de Rabobank daarvoor. De motieven zijn niet bekend gemaakt in de procedure maar roepen wel de volgende vragen op.
326/387
Onze benadering is een heel andere en zal nog tot maatschappelijke discussie kunnen leiden. Geen enkel weldenkende instelling of weldenkend mens zal, gelet op het verschil tussen het enige bod en de andere hiervoor vermelde waarderingsmaatstaven, en gelet op de prognoses, dezelfde keuze hebben gemaakt als de directie van de Rabobank deed. Dat overwegende heeft de directie van de Rabobank, door tegen € 70.000,- toch te gunnen, zich schuldig gemaakt aan verwijtbaar ‘onbehoorlijk bestuur’ (1). Hierbij is geen rekening gehouden met de gevolgschade voor Nederend Holding door haar faillissement (2). En hierbij is ook geen rekening gehouden met de gevolgschade voor de enig aandeelhouder in het kapitaal van die Holding (3). Vervolgens verhaalt de Rabobank haar schade, die zij zelf heeft geïnitieerd, via de borgtocht op Nederend (4). Vervolgens is onze benadering dat die vier voornoemde schadecomponenten ‘onverplicht’ zijn aangegaan door de directie van de Rabobank en zijn veroorzaakt door de gunning toch te verrichten. De Rabobank was daartoe niet verplicht maar kon dat wel doen uit vrije wil. De motivatie van de directie van de Rabobank is niet bekend maar de directie zal wel ‘maatschappelijke’ verantwoording moeten afleggen voor dit onredelijke, onbillijke en onlogische handelen. Er was niets dat de Rabobank dwong op korte termijn te gunnen. De renteverplichtingen werden nagekomen en de inlossing van de achterstallige aflossing was beschikbaar (gesteld). 19. Als de executie door de Rabobank ‘onrechtmatig’ is geweest, dan is het denkbaar dat de failliete onderneming c.q. de boedel een vordering heeft op de Rabobank. Het is daarom van het grootste belang dat curator in zijn recente faillissementsverslagen uitlegt en motiveert waarom hij geen procedure is start tegen de Rabobank. De curator vergeet één ding: dit weigeren even te motiveren. 20. Curator roept ‘Pauliana’ in op basis van de ‘opnamen’ in 2013 door de Nederend. Curator zit er faliekant naast met zijn doelredenering. 21. Curator claimt een schuld in rekening courant van Nederend aan de failliete onderneming. Hij vergeet één ding: het even te motiveren en onderbouwen met bewijsstukken. Sinds wanneer is het aanvraagformulier voor een faillissement een bewijsstuk hiervoor? 22. In januari 2013 ontvangt Nederend van de belastingdienst bericht dat er beslag is gelegd op zijn onroerende zaken in Nederend Holding. Curator stelt dat vanaf dat moment Nederend wist dat Nederend Holding failliet zou gaan en dat hij ‘niet meer vrij was in handelen’ en dat Nederend daarmee rekening moet houden. Dat is een stelling die achteraf prima past bij een doelredenering. Later haalt curator ook de opzeggingsbrief van de Rabobank weer te voorschijn en de wens van de bank om het onroerend goed ‘onderhands te verkopen’. 23. Als de belastingdienst en de Rabobank serieus wilden wat curator nu ‘achteraf’ stelt, dan was Nederend Holding in de zomer van 2013 al failliet gegaan na een dan uit te voeren executie van het onroerend goed. Frappant is dat de Rabobank (!) tot en met drie dagen na de executie in januari 2014 van het onroerend goed, de dispositieruimte op de rekening courant van Nederend Holding in stand hield. Bij elke kredietopzegging door een bank zijn alle kredieten onmiddellijk geblokkeerd. De opzegging door de Rabobank was dus kennelijk geen kredietopzegging in juni 2013!
327/387
24. De eerste en enig juiste melding betaalonmacht dateert van augustus 2012 september en oktober 2013 6, die curator noemt, zijn dus niet relevant.
5
en die van
25. De betalingen aan Nederend in 2013 ad ca. € 40.000,- zijn een voorschot op het salaris en derhalve verplicht, geen begunstiging en wel een tegenprestatie, in tegenstelling tot wat curator allemaal beweert. 26. Curator wist en kon weten dat er een arbeidsovereenkomst aan die betalingen ten grondslag lag 7. Voorts heeft curator heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd met medeweten van de RC 8. 27. Curator verwacht dat Nederend niet uit eigen beweging tot betaling overgaat en dat hij zal moeten procederen in het belang van de crediteuren (of van curator zelf?). 28. Dat is de enig juiste constatering van de curator in een brief van 11 pagina’s tekst. Conclusie: Wij hebben in het verleden ons de vraag gesteld of deze curator te vertrouwen is en of hij betrouwbaar kan worden genoemd. In onze ogen was het antwoord: nee! Na lezing en beantwoording van deze brief stellen wij vast dat er gerede twijfels bestaan over de deskundigheid, zakelijkheid en objectiviteit van deze curator. De lezer van deze brief mag zelf zijn conclusies trekken.
<
Hoogachtend, Bedrijfsadvies Zilverstad B.V. Huib A. Sacré Bijlage(n): 1. kopie brief mr. R. Kraaijvanger d.d. 12 november 2014 2. kopie ontvangstbevestiging melding betalingsonmacht belastingdienst 9 augustus 2014 3. kopie email van Diepen van der Kroef 10 februari 2014
5
Zie bijlage 2, ontvangstbevestiging belastingdienst d.d. 9 augustus 2012
6
Zie dossier eigen aangifte d.d. 30 januari 2014, bijlage 19
7
Arbeidsverhouding gemeld via Formulier ‘Eigen aangifte faillietverklaring’ en twee vragenlijsten gedeponeerd bij curator op 5 februari 2014, bij curator gedeponeerde kopie loonstrook op 7 februari 2014 8 Zie bijlage 3, bevestigingsemail juridisch medewerkster mw. S. Heinis-Meenhorst
328/387
Bijlage: beschouwing curator/RC bij faillissement (01-12-2014) Datum:
Behandeld door:
Kenmerk:
1 december 2014
J.G. Scholten
WBA / Nederend / beschouwingen RC en curator
Inleiding. Deze beschouwingen betreffen het faillissement van J.A. Nederend Holding B.V. (Utrecht, 16.14.107 F). 1. Mr. drs. R. Kraaijvanger, curator, namens ‘Van Diepen Van Der Kroef advocaten’ te Utrecht. 2. Mr. P. Neijt, rechter-commissaris, namens Rechtbank Midden-Nederland te Utrecht. 3. De heer J.A. Nederend, directeur groot aandeelhouder van failliet J.A. Nederend Holding B.V. Het betreft de stukken: 4. De brief van de curator aan de DGA gedateerd 12 november 2014 en 5. De brief van Bedrijfsadvies Zilverstad B.V. aan de RC gedateerd 28 november 2014. 6. Eerdere correspondentie met kritiek op de curator, zijn verslagen en de (wisseling van) de RC komt terzijde aan de orde. Dit stuk bevat de volgende onderdelen. a. De context, met name de praktische uitwerking van de huidige faillissementswet en het functioneren van de curator daarbij. b. De praktijk van de advocatuur in het algemeen. c. De kritiek op de curator en zijn opdrachtgever. d. Samenvatting en conclusie.
A. De context, met name de praktische uitwerking van de huidige faillissementswet en het functioneren van de curator daarbij. i. Wat is het doel van de faillissementswet? Volgens de curator / alle curatoren c.s. is dat het ‘belang van de schuldeisers dienen’. ii. Wat is de effectieve uitwerking van de faillissementswet? Dat de schuldeisers nagenoeg nooit iets krijgen volgens de schuldeisers. iii. Hoe verklaren we het verschil tussen wettelijk doel en praktische uitwerking? Dan moeten we eerst het ‘verschil’ aantonen alvorens dat te kunnen analyseren en beoordelen. Probleem is dan dat noch de curatoren hun stelling kunnen bewijzen (omdat er geen wetenschappelijk onderzoek publiekelijk over rapporteert) noch de schuldeisers hun stelling kunnen bewijzen (en wel om dezelfde redenen). Maar publiek geheim is dat schuldeisers altijd volledig achter het net vissen, zeker als ze geen wettelijke voorrechten hebben. En publiek geheim is ook dat curatoren niet transparant zijn over hun inkomsten uit faillissementen en dat de rechtbank c.q. de faillissementswet hen daartoe alle ruimte geeft. De curatoren kunnen, algemeen gesteld, de opbrengsten uit de verzilverde bezittingen die gereserveerd zijn op de ‘boedelrekening’, geheel weg declareren, met toestemming van de RC.
329/387
iv.
1.
2.
U kunt raden waarom er geen wetenschappelijk onderzoek met deze ‘resultaten’ is gepubliceerd tot nu toe. Want dat zou aantonen dat de huidige situatie niet uitpakt zoals de curatoren het uitleggen en dat daarmee hun oneigenlijke en bevoorrechte positie geheel ten onrechte bestond en nog steeds bestaat. Daarbij de opmerking dat de curator geen schuldeiser is op het moment dat het faillissement wordt uitgesproken maar dat de wet de curator tot bevoorrecht schuldeiser maakt. En de wetgever heeft, op advies van onder andere de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) dit bewust zo geregeld. De tekst van de faillissementswet spreekt in alle gevallen in het voordeel van de boedel c.q. de curator, direct en indirect. Waarom repareert de wetgever dit maatschappelijke probleem niet onmiddellijk? Omdat de wetgever, dat wil zeggen de Tweede en Eerste Kamer, het bestaande systeem wel goed vinden zoals dat is! Een grove analyse van de aanwezige krachten. 1. De opzet van de huidige faillissementswet versterkt het ‘verdienmodel’ van de advocatuur. Dat doel en middel (bevoordeling curator) en oorzaak en gevolg (financiële schade bij de schuldeisers) zo verkeerd uitpakken voor de maatschappij is tot nu toe niet relevant bevonden door het Ministerie van Veiligheid en Justitie inclusief het Openbaar Ministerie. 2. De spelers op dit terrein, het Ministerie, het OM, de rechtbank c.q. de RC, de NOvA en met name het bankwezen hebben allemaal een soort ‘monopolypositie’ en een gezamenlijke machtspositie (lees: lobbykracht bij de Tweede en Eerste Kamer). Kennelijk hebben zij er, individueel danwel gezamenlijk en heimelijk belang bij dit niet te veranderen en zo te laten als het is. Ondanks de maatschappelijke schade die in de miljarden euro’s per jaar loopt. 3. De spelers voornoemd hebben er alle belang bij dat deze financiële kant van de afwikkeling van faillissementen ‘volstrekt ondoorzichtig’ is en blijft. Met name de advocatuur c.q. de NOvA is daar erg op gesteld. Wat niet weet wat ook niet deert en verleidt. De machtspositie van deze spelers ontstaat ook omdat ‘achter de schermen geheime afspraken’ mogelijk zijn. 4. De tegenkrachten, met name de gefailleerden of personen achter de gefailleerden, zijn niet georganiseerd. Elk individu dat met een curator te maken krijgt moet, voor zichzelf strijden, vaak zonder geld daarvoor te bezitten. Gefailleerden hebben geen rechten maar wel plichten! Wat hieraan ook ontbreekt is een adequaat toezichthouder die voor de belangen van de gedupeerden opkomt en hun rechten verdedigt. Maar in de kern is het reglement van de NOvA een probleem. Hieruit volgt dat een advocaat het een collega advocaat / curator niet moeilijk maakt, een curator is immers ook en gelijktijdig een commercieel advocaat. Zij lossen het samen wel op en vertellen de klager niet alles. Hun onderlinge belangen zijn altijd belangrijker dan die van een klant. Zie ook www.bedrijfsadviseur.biz, stekeligheden en daarna ‘juridisch advies nodig? Advocatuur, rechtspraak en curatoren inclusief het Ministerie werken totaal anders dan wat u mag verwachten van hen. Wees voorzichtig met hen uw vertrouwen te geven. Wat is het geldelijk belang bij belanghebbenden? De maatschappelijke schade is jaarlijks € 2 á 3 miljard. Bedenk dat ook de belastingdienst aan omzetbelasting, loonheffing etc. heel veel schade ondervindt door het uitblijven van betaling. In de advocatuur zullen de bruto inkomsten rond de € 1 miljard belopen, incl. BTW.. Deze schattingen zijn gebaseerd op grove benaderingen, landelijke gegevens zijn hierover niet gepubliceerd noch publiekelijk beschikbaar(?). De schade bij de eigenaren van gefailleerde ondernemingen is moeilijker te benaderen. Andere systematische en georganiseerde maatschappelijke gevolgen?
330/387
3.
De rol van de advocatuur in onze maatschappij is bijna niet te onderschatten. Lees onze notities voornoemd over de werking van de advocatuur, rechtspraak, curatoren en wat het Ministerie hieraan doet. Als onze conclusies juist zijn en deze personen niet zijn te vertrouwen en niet betrouwbaar zijn te noemen, dan is dat een op zichzelf staande systeemcrash. Het wordt nog erger als de gang van zaken rond faillissementen, en met name die van de rol van curatoren die daarbij werkzaam zijn, ter discussie komt te staan. Als de faillissementswet systematisch en georganiseerd de curator bevoordeelt, dan gaat dit ten koste van alle andere maatschappelijke betrokkenen, waaronder de belastingdienst en de schuldeisers zonder voorrechten. Nogmaals, wetenschappelijke publicaties met inzichtelijke en cijfermatige conclusies zijn niet openbaar beschikbaar. Op zich is dat al een bijzonder belangrijk en indringend signaal en veelzeggend teken aan de wand. Nieuw perspectief? De Minister van Veiligheid en Justitie is voornemens om fraudebestrijding, die zeker ook voorkomt bij faillissementen, aan de wettelijke taak van de curator toe te voegen. Als de curator aangifte doet van fraude in een faillissement zal strafrechtelijke vervolging veel vaker voorkomen dan nu het geval is. En daarmee zal frauduleus handelen bij faillissementen beter te bestrijden zijn? Op papier althans. Want de curator is op dit moment volgens de wet al onderzoeker, politieagent, verbalisant, rechter en tegelijkertijd inner en begunstigde van de geldelijke inkomsten. Feitelijk betekent dit dat de curator nog meer (rechts)middelen tot zijn beschikking krijgt om geldelijk bevoorrecht te zijn in een faillissement. In onze maatschappij zijn de laatste jaren veel nieuwe regels ontstaan om ‘functiescheiding’ aan te brengen binnen financiële adviseurschappen, financiële functies en financiële regelingen (bonussen) bij met name het bank- en verzekeringswezen. Hoe kan het dat het curatorschap zich in een tegenovergestelde richting ontwikkelt? Is het effect van de NOvA-lobby in de Tweede en Eerste Kamer dan sterker dan het maatschappelijk besef terzake realiteit en actualiteit van de Kamerleden in dezen? Terzijde zij opgemerkt dat de NOvA / de advocatuur ‘onlangs’ geen extern toezichthouder heeft gekregen in dit kader. De advocatuur houdt toezicht op zichzelf en controleert zichzelf. De advocatuur is wel te vertrouwen en wel betrouwbaar dus? Papier is geduldig en mooie plannen en verwachtingen belangrijker dan de praktijk in de ogen van politici en politieke bestuurders?
De slotsom? Het verdienmodel van de curator cumuleert verder en het is de vraag of die functie wel in goede handen is bij de commerciële advocatuur! De curator is niet onafhankelijk, niet objectief en niet de zakelijk deskundige, hij is, door de wettekst (!), persoonlijk belanghebbende (gemaakt!) bij een zo groot mogelijke geldstroom uit een faillissement. Met als gevolg dat als er geen geld voor de curator beschikbaar is hij ernaar op zoek gaat. En vindt hij dan nog geen geld, dan heft hij het faillissement op ‘wegens gebrek aan baten’! De huidige en nieuwe wettekst creëert dus een ‘farce majeure’ voor de al maatschappelijk benadeelde andere partijen! Wij hebben op basis van praktische ervaringen geen vertrouwen in de bestaande structuren, instituten, wetgeving en toezichthouders noch achten wij die betrouwbaar.
331/387
In de bijlage ‘overzicht curatoren en faillissementsverslagen’ (bijlage 1) geven de kolommen ‘€ declaratie curator’ en ‘% curator van boedelrekening’ globaal inzicht in het leeg declareren van de boedelrekening door de curatoren van de door ons onderzochte faillissementen.
B. De praktijk van de advocatuur in het algemeen. Het gedrag en de werkwijze van de advocatuur en haar belangenbehartiger NOvA hebben wij vastgelegd in drie notities over de advocatuur, de rechtspraak en de curatoren. Wij zien de advocatuur als een gilde en elk van de deelnemers heeft een ‘niet aanvalsverdrag’ getekend in de vorm van het reglement van de NOvA. Advocaten maken het elkaar niet lastig; prettiger kunnen zij het niet maken, wel profijtelijker?
1. Reciprociteit tussen de advocaten onderling in het algemeen. Van het allergrootste belang is de reciprociteit onder advocaten, dat wil zeggen wederkerigheid, gelijke behandeling over en weer. Deze is min of meer gedwongen ingegeven door het feit dat zij ‘naar buiten toe’ elkaar, onderling, niet afvallen. Zulks op grond van het NOvA-reglement. Het met elkaar afrekenen gebeurt wel degelijk maar ‘achter de schermen’, als vast onderdeel van het verdienmodel. Als de ene advocaat de andere helpt (!), hoe, waar, wanneer, waarmee, hoeveel en hoe vaak ook, dan ontstaat het recht op een wederdienst. Die wederdienst kan en mag ten koste gaan van de opdrachtgever mits deze maar niets in de gaten heeft. Eigenlijk is dit een goed bewaard geheim waarbij elk ‘geheim’ (lees: hulp) in de toekomst onopvallend en stil uiteindelijk geld oplevert. Een soort goodwill maar dan een ‘tegoed’ van collega’s die mogelijk ten koste gaat van de vertrouwelijkheid en betrouwbaarheid van de rechtsgang en alle andere dienstverlening waaronder geheime schikkingen etc.. Geruisloos en onopvallend! Is dit legaal conform de bestaande nationale-, EU- en wereldwijde wetgeving? NB: wat voor de advocatuur geldt, is ook van toepassing op politici, bestuurders, monopolisten etc.? 2. Dark rooms in het bijzonder. Dat is een geheime afspraak tussen partijen met het doel dat die partijen daar beter van worden. Bij voorkeur gebeurt dit collegiaal en dan is het een vorm van historisch cliënte isme. Het recht ontstaat op enig moment maar de ‘verrekening’ ervan gebeurt later en ‘stiekem’. Het mag niet maar het gebeurt wel mede omdat er geen of nauwelijks controle op mogelijk is. De vervelende kant hiervan is dat het incasseren van dit ‘eigen belang’ via reciprociteit ten koste gaat van een andere partij en natuurlijk in het geheim, met het oogmerk dat het niet opvalt. De manieren waarop dit verrekenen gebeurt zijn legio, de momenten en aantallen eveneens. En omdat (het raadplegen van) de advocatuur gebaseerd is op vertrouwen en specifieke deskundigheid bij de opdrachtgever ontbreekt, zal een opdrachtgever van een advocaat niet eens vermoeden dat dit fenomeen bestaat, laat staan weten dat dit ten koste kan gaan van zijn belangen / zaak. En de advocaat van de tegenpartij zal uit eigen belang en het reglement van de NOvA zijn mond houden, in elk geval zijn opdrachtgever niet hierover informeren. Dat zou ‘zelfmoord’ betekenen. 3. Verwevenheid belanghebbenden. De overheid / wetgever, het Ministerie, het OM, de toezichthouder, de advocatuur, NOvA en haar lobbyclub zijn zeer nauw met elkaar verweven ‘achter de schermen’. Er is geen functiescheiding en als die er is op papier, dan is die er niet in de praktijk.
332/387
Reciprociteit, dark rooms en verwevenheid c.q. belangenverstrengeling zijn uiteindelijk zichtbaar in het eindresultaat: de wetgeving. Soms verstopt in compromissen en mooi verwoorde toelichtingen op wetgeving, soms direct in de wet zelf. De faillissementswet is er een schitterend voorbeeld van. De curator komt altijd en overal als winnaar uit de strijd, al of niet met de wet- en regelgeving in de hand. En bij verschil van mening c.q. interpretatieverschillen houdt de toezichthouder op de curator, de RC, alles tegen. En lukt het dan nog niet, dan zal het monopolie van deze functionarissen en eventueel hun machtspositie u blokkeren. Want verzwijgen, negeren en ontkennen is uiteindelijk alleen mogelijk op basis van een monopolie- en / of machtspositie. U loopt dood op de mensen die deze patriarchale instituten samen organiseren, vormen en van regels voorzien. De vraag wie dit betaalt is niet van toepassing omdat de wetgever het zo heeft bedacht, bedoeld en geregeld. 4. De netwerken van advocaten in de praktijk. Advocaten kunnen en mogen elkaar raadplegen en informeren wanneer zij dat willen. Dat kan uit eigen beweging maar ook op verzoek. Van belang is dat dit buiten beeld blijft maar privacy is geen enkele praktische beperking. Het ‘verschoningsrecht’ van de advocaat kan een prima dekmantel zijn om dit systeem van gegevensuitwisseling optimaal te beschermen. Hieruit, en uit de activiteiten als procederen en schikkingen, komen de reciprociteit en de dark rooms moeiteloos voort. Samen sterk, vertrouwelijkheid en betrouwbare partnerschap dienen het verdienmodel optimaal en maken het efficiënt, effectief en duurzaam qua continuïteit. En nauwelijks controleerbaar voor een niet-ingewijde. 5. Wanneer werkt de reciprociteit in combinatie met de dark room wel en niet? Het verdienmodel van de advocatuur bestaat hoofdzakelijk uit geld verdienen maar vergeet reputatie en imago bij dit ‘vrije beroep’ niet. Dat geld verdienen kan met een overwinning (in het gelijk zijn gesteld in een procedure etc.) of met uurtje-factuurtje (niet in het gelijk zijn gesteld). Bij een schikking hebben beide partijen / advocaten winst geboekt luidt de uitleg. Dit systeem werkt alleen als de tegenpartij een advocaat heeft ingeschakeld die het reciprociteitsbeginsel accepteert! Doet de advocaat van de tegenpartij niet mee, om welke redenen dan ook, dan is er geen ‘deal achter de schermen’ tussen de advocaten c.s.. Hetzelfde resultaat ontstaat als de tegenpartij geen advocaat (nodig) heeft, om welke redenen dan ook (kantongerecht). Want een ‘deal achter de schermen’ tussen de advocaten vereist minimaal twee advocaten van twee twistende partijen (een adviseur die geen advocaat is zal het reciprociteitsbeginsel niet nodig hebben en verafschuwen). Hier ziet u het voordeel van de monopolypositie van de advocatuur: als advocaten verplicht zijn, is reciprociteit uitermate kansrijk en vruchtbaar en een dark room succesvol! Als het reciprociteitsbeginsel niet werkt kunnen onbegrijpelijke en ondenkbare gevolgen duidelijk worden. Want zijn de advocaten het onderling ‘vooraf’ met elkaar eens, dan stemmen zij hun informatievoorziening, onder andere die aan de rechter, hierop af. En maken zij het elkaar zo gemakkelijk mogelijk. En dan is het resultaat min of meer conform de wensen van de advocaten onder het mom van een ‘vonnis’ van de rechter. Een deal tussen de beide advocaten is dan altijd gepaard gegaan met manipulatie van informatie en manipulatie van antwoorden op vragen. Zonder reciprociteit of een deal vooraf is het de rechter die beslist op de gegevens die hij heeft, en dat kan ongewenste verrassingen inhouden. Dan is in de voorfase vaak ook sprake van vormen van dreigementen, chantage en gijzeling van de tegenpartij.
333/387
Advocaten die flink tekeer gaan tegenover elkaar in de rechtszaal of op papier kunnen de beste vrienden van elkaar zijn aan de telefoon of in een onderonsje. U weet nu waarom! 6. Uit welke hoeken komt de belangenverstrengeling tussen advocaten onderling? Een advocaat c.q. een advocatenkantoor heeft een bestaande klantenkring en dus kennis van elke klant (dossier etc.). Eveneens hebben zij kennis van en dossiers over de klanten van de andere advocaat / tegenpartij (processtukken, correspondentie, financiële gegevens etc.). Vervolgens leren de advocaten elkaar kennen omdat zij elkaar regelmatig als ‘tegenpolen’ ontmoeten in de rechtszaal of op papier. Deze drie bronnen vormen de basis van historische kennis en ervaring. Spannend wordt het als de advocaat een min of meer vaste relatie heeft met één opdrachtgever (een bank) en een opdrachtgever een geschil heeft met die bank en wil procederen. De regels van de NOvA schrijven voor dat deze advocaat de opdracht niet mag aannemen wegens ‘belangenverstrengeling’ maar als de advocaat zijn adviseurschap van de bank niet vertelt aan de potentiële klant dan is de ‘dubbele pet’ van de advocaat ondubbelzinnig aanwezig. En de advocatuur verzwijgt meer dan u denkt als hen dat goed uitkomt. Wij zijn van mening dat elke advocaat ‘spreekplicht’ heeft, dat inhoudelijk wil zeggen het tegenovergestelde van zijn ‘zwijgrecht’. Ook kan de opdrachtgever dit vooraf duidelijk vragen. 7. De slotsom en moral hazard? De advocatuur heeft zich zodanig ontwikkeld, georganiseerd en geëvalueerd dat, gesteund door spelregels van de overheid / wetgever en het OM / de rechtspraak, de curator aan een loterij begint ‘zonder nieten’. En mochten er ‘onfortuinlijke tegenslagen’ ontstaan dan zal een ‘beroepsaansprakelijkheidsverzekering’ ruggensteun bieden. De curator zal niet of nauwelijks opdraaien voor door hem aangerichte schade omdat ‘het systeem’ dat niet toestaat. Binnen ‘het systeem’ begaan de deelnemers geen fouten! De ‘vervanging’ van een curator is vaak geen vervanging van deze curator maar de benoeming van een tweede curator naast de eerste. De vervanging van een RC is nagenoeg nooit ‘met redenen omkleed’. Om verzekeringstechnische redenen zal een advocaat en een curator altijd ontkennen dat hij fouten heeft gemaakt. En uw advocaat zal wel oppassen om ‘belangrijke tegenpartijen’ het vuur aan de schenen te leggen. Dat doen advocaten onder elkaar anders! Samen komen zij er achter de schermen wel uit.
C. De kritiek op de curator en zijn opdrachtgever. In bijlage 2 de brief van Bedrijfsadvies Zilverstad B.V. aan de RC gedateerd 28 november jl. staat de kritiek goed verwoord. Op de logica van de curator en zijn eigen belang gaan wij hier dieper in. Wij nemen dan als uitgangspunt de faillissementsverslagen 1, 2 en 3 van de curator alsmede laatstgenoemde brief en dat in relatie tot bovenstaande onderdelen A (context en tekst faillissementswet) en B (de praktijk van de advocatuur).
i.
De onrechtmatige executie en onrechtmatige gunning door de rabo.
334/387
De DGA heeft zes maanden gecorrespondeerd met de rabo over het ontbreken van rechtmatige opzegging van de kredietfaciliteiten en de onrechtmatige executie c.q. gunning daarop volgend. De curator is vanaf het moment van zijn aanstelling bekend met deze discussie en heeft de correspondentie voornoemd. De curator heeft tot heden nergens een toelichting gegeven op zijn standpunt dat de rabo rechtmatig executeerde en rechtmatig gunde. Wat is het belang van de curator? Volgens zijn mededelingen het dienen van de belangen van de schuldeisers. Maar waaruit blijkt dat de curator dat in dezen doet? Zijn motivatie ontbreekt in zowel zijn verslagen als in zijn aansprakelijkstelling. Bij het onderzoek dat de curator heeft ingesteld is de DGA noch de bedrijfsadviseur betrokken geweest. Er is geen verslag van dit onderzoek beschikbaar. De motivatie van de DGA staat in de brief van 28 november jl. uitgebreid vermeld. Wel constateert de curator in zijn 2e en 3e verslag dat als de rabo onrechtmatig executeerde, zijn boedel een vordering heeft op de rabo. De omvang ervan (lees: de schade) zou dan minimaal € 400.000,- bedragen volgens de claim van de DGA. En toch doet de curator niets! Opvallend is dat de curator in zijn verslagen geen bedragen van de schade c.q. de claim noemt. Waarom niet? Bang dat dit vragen oproept over zijn standpunt niets te doen? Kan het zijn dat de curator geen geld heeft om te procederen?Curatoren weten perfect de weg om dit soort zaken te financieren, al of niet met de Ministeries samen. En als de curator nu samenwerkt met de DGA, waarvan hij weet dat die is gedagvaard? Dat zou de oplossing zijn die nauwelijks iets kost toch? Zou de curator dan misschien andere belangen hebben, die van reciprociteit en dark room? Of zou de curator rekening moeten houden met ‘andere’ belangen uit het ‘netwerk’ van hem, zijn kantoor, de RC, de advocaat van de rabo als de tegenpartij, of de rabo (!) zelf? Is dit niet het ultieme voorbeeld van de ‘systeemcrash’ waarin verzwijgen, negeren en ontkennen zijn vruchten afwerpt? Als we het vonnis van de rechtbank bekijken van 1 oktober jl. en daarin letten op de motivatie van de conclusie, dan kunnen we niet anders concluderen dat het manipuleren, verzwijgen, negeren en ontkennen van feiten de basis vormt van ‘het gelijk van de rabo’. De curator is hiermee beter bekend dan wie ook, gelet op zijn netwerk, maar wenst niet samen op te trekken met de DGA. ii. De vordering van de DGA op de boedel. De curator betwist die vordering (lees: schadeloosstelling van € 400.000,-) vanaf het eerste moment maar heeft die betwisting niet gemotiveerd of onderbouwd. In de correspondentie tussen DGA en rabo heeft de DGA een aansprakelijkstelling van de rabo opgenomen. Dat doet hij vanuit zijn aandeelhouderschap (de curator praat over ‘volledige controle en is daarmee dus bekend). Door de onrechtmatige executie en gunning lijdt zijn onderneming schade en die lijdt de DGA nu in privé voor 100%.
335/387
iii. De oorzaak van het faillissement. Die kent de curator nog niet na negen maanden onderzoek aan dit dossier. De jaaromzet 2013 beloopt ca. € 100.000,- waarvan ca. 50% uit managementfee bestaat en ca. 50% uit huuropbrengsten. Of heeft de curator een bijbedoeling? Ja, hij heeft onlangs ontdekt dat de DGA € 40.000,- aan ‘onbenoemde persoonlijke opnamen’ heeft gedaan en daardoor is de onderneming gefailleerd. Dus roept de curator Pauliana te hulp. En stelt hij de DGA aansprakelijk voor het hele ‘tekort’ in de boedel, zowel in de verslagen als in zijn brief van 12 november jl.. De curator is even vergeten dat deze opnamen het DGA-salaris over 2013 vormden. Dat wist hij want hij ontsloeg de DGA op 7 februari 2014 eigenhandig. Maar de chantage en gijzeling van de DGA zijn al wel gepubliceerd zonder dat de curator zijn vaststellingen heeft geverifieerd. En de DGA staat nu te boek als fraudeur! Terwijl het omgekeerde juist is, de curator marchandeert, manipuleert en blundert. iv. Melding betaalonmacht (MBO). De curator laat weten dat de meldingen betaalonmacht uit 2013 dateren en dat de belastingschuld ca. € 70.000,- bedraagt. De DGA is wel een ‘slechterik’. Bij de aanvraag van het faillissement luidt één van de vragen of een MBO is ingediend. Ja luidt het antwoord, de bevestiging van de belastingdienst dateert van 9 augustus 2012 en is als kopie bij de aanvraag gedaan. De suggestie van de curator dat die schuld ook op de DGA is te verhalen klopt dus van geen kant. v. De curator claimt een schuld van de directie in rekening courant aan de failliete onderneming groot ca. € 36.000,- en klaagt dat die nog niet is betaald na herhaaldelijk vragen daarom. De curator vermeldt niet dat de DGA heeft gevraagd om bewijsstukken die ondubbelzinnig aantonen dat die schuld bestaat. De curator heeft nog niet schriftelijk geantwoord met bijlagen.
vi. De curator beweert dat de bedrijfsadviseur de DGA ervan weerhoudt om financiële stukken te overhandigen. Waar is het bewijs? Zie de brief van 15 augustus 2014 aan de curator die nog steeds niet is beantwoord. Of is de vraag om ‘auditfiles’ zinnig?
Conclusie: Wij hebben in het verleden ons de vraag gesteld of deze curator te vertrouwen is en of hij betrouwbaar kan worden genoemd. In onze ogen was het antwoord: nee!
336/387
Na lezing en beantwoording van zijn brief met aansprakelijkstelling van de DGA stellen wij vast dat er gerede twijfels bestaan over de deskundigheid, zakelijkheid en objectiviteit van deze curator. De relatie met de voorgaande punten A en B moge duidelijk zijn. Goed dat de DGA geen advocaat heeft ingeschakeld?
J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
Bijlage(n): 1. ‘overzicht curatoren en faillissementsverslagen’ (zie pagina 43) 2. brief van Bedrijfsadvies Zilverstad aan RC mr. P. Neijt van 28 november 2014 (zie pagina 323)
337/387
Bijlage: beschouwingen RC en curator (17-12-2014) Datum: 17 december 2014 en
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: WBA / Nederend / beschouwingen RC curator
Inleiding. Deze beschouwingen betreffen het faillissement van J.A. Nederend Holding B.V. (Utrecht, 16.14.107 F). 1. Mr. drs. R. Kraaijvanger, curator, namens ‘Van Diepen Van Der Kroef advocaten’ te Utrecht. 2. Mr. P. Neijt, rechter-commissaris, namens Rechtbank Midden-Nederland te Utrecht. 3. De heer J.A. Nederend, directeur groot aandeelhouder van failliet J.A. Nederend Holding B.V. Het betreft de stukken: 4. De brief van de curator aan de DGA gedateerd 12 november 2014 en 5. De brief van Bedrijfsadvies Zilverstad B.V. aan de RC gedateerd 28 november 2014. 6. Eerdere correspondentie met kritiek op de curator, zijn verslagen en de (wisseling van) de RC komt terzijde aan de orde. Dit stuk bevat de volgende onderdelen. a. De context, met name de praktische uitwerking van de huidige faillissementswet en het functioneren van de curator daarbij. Pag. 5 b. De praktijk van de advocatuur in het algemeen. Pag. 7 c. De samenhang tussen de Faillissementswet, de NOvA en de RC / curator. Pag. 9 d. De kritiek op de curator en zijn opdrachtgever. Pag. 11 e. Samenvatting en conclusie. Pag. 13
A. De context, met name de praktische uitwerking van de huidige faillissementswet en het functioneren van de curator daarbij. 1. Wat is het doel van de faillissementswet? Volgens de curator / alle curatoren c.s. is dat het ‘belang van de schuldeisers dienen’. 2. Wat is de effectieve uitwerking van de faillissementswet? Dat de schuldeisers nagenoeg nooit iets krijgen volgens de schuldeisers. 3. Hoe verklaren we het verschil tussen wettelijk doel en praktische uitwerking? Dan moeten we eerst het ‘verschil’ aantonen alvorens dat te kunnen analyseren en beoordelen. Probleem is dan dat noch de curatoren hun stelling kunnen bewijzen (omdat er geen wetenschappelijk onderzoek publiekelijk over rapporteert) noch de schuldeisers hun stelling kunnen bewijzen (en wel om dezelfde redenen). Maar publiek geheim is dat schuldeisers altijd volledig achter het net vissen, zeker als ze geen wettelijke voorrechten hebben. En publiek geheim is ook dat curatoren niet transparant zijn over hun inkomsten uit faillissementen en dat de rechtbank c.q. de faillissementswet hen daartoe alle ruimte geeft.
338/387
De curatoren kunnen, algemeen gesteld, de opbrengsten uit de verzilverde bezittingen die gereserveerd zijn op de ‘boedelrekening’, geheel weg declareren, met toestemming van de RC.
4.
5.
U kunt raden waarom er geen wetenschappelijk onderzoek met deze ‘resultaten’ is gepubliceerd tot nu toe. Want dat zou aantonen dat de huidige situatie niet uitpakt zoals de curatoren het uitleggen en dat daarmee hun oneigenlijke en bevoorrechte positie geheel ten onrechte bestond en nog steeds bestaat. Daarbij de opmerking dat de curator geen schuldeiser is op het moment dat het faillissement wordt uitgesproken maar dat de wet de curator tot bevoorrecht schuldeiser maakt. En de wetgever heeft, op advies van onder andere de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) dit bewust zo geregeld. De tekst van de faillissementswet spreekt in alle gevallen in het voordeel van de boedel c.q. de curator, direct en indirect. Waarom repareert de wetgever dit maatschappelijke probleem niet onmiddellijk? Omdat de wetgever, dat wil zeggen de Tweede en Eerste Kamer, het bestaande systeem wel goed vinden zoals dat is! Een grove analyse van de aanwezige krachten. a. De opzet van de huidige faillissementswet versterkt het ‘verdienmodel’ van de advocatuur. Dat doel en middel (bevoordeling curator) en oorzaak en gevolg (financiële schade bij de schuldeisers) zo verkeerd uitpakken voor de maatschappij is tot nu toe niet relevant bevonden door het Ministerie van Veiligheid en Justitie inclusief het Openbaar Ministerie. b. De spelers op dit terrein, het Ministerie, het OM, de rechtbank c.q. de RC, de NOvA en met name het bankwezen hebben allemaal een soort ‘monopolypositie’ en een gezamenlijke machtspositie (lees: lobbykracht bij de Tweede en Eerste Kamer). Kennelijk hebben zij er, individueel danwel gezamenlijk en heimelijk belang bij dit niet te veranderen en zo te laten als het is. Ondanks de maatschappelijke schade die in de miljarden euro’s per jaar loopt. c. De spelers voornoemd hebben er alle belang bij dat deze financiële kant van de afwikkeling van faillissementen ‘volstrekt ondoorzichtig’ is en blijft. Met name de advocatuur c.q. de NOvA is daar erg op gesteld. Wat niet weet wat ook niet deert en verleidt. De machtspositie van deze spelers ontstaat ook omdat ‘achter de schermen geheime afspraken’ mogelijk zijn. d. De tegenkrachten, met name de gefailleerden of personen achter de gefailleerden, zijn niet georganiseerd. Elk individu dat met een curator te maken krijgt moet, voor zichzelf strijden, vaak zonder geld daarvoor te bezitten. Gefailleerden hebben geen rechten maar wel plichten! Wat hieraan ook ontbreekt is een adequaat toezichthouder die voor de belangen van de gedupeerden opkomt en hun rechten verdedigt. Maar in de kern is het reglement van de NOvA een probleem. Hieruit volgt dat een advocaat het een collega advocaat / curator niet moeilijk maakt, een curator is immers ook en gelijktijdig een commercieel advocaat. Zij lossen het samen wel op en vertellen de klager niet alles. Hun onderlinge belangen zijn altijd belangrijker dan die van een klant. Zie ook www.bedrijfsadviseur.biz, stekeligheden en daarna ‘juridisch advies nodig? Advocatuur, rechtspraak en curatoren inclusief het Ministerie werken totaal anders dan wat u mag verwachten van hen. Wees voorzichtig met hen uw vertrouwen te geven. Wat is het geldelijk belang bij belanghebbenden? De maatschappelijke schade is jaarlijks € 2 á 3 miljard. Bedenk dat ook de belastingdienst aan omzetbelasting, loonheffing etc. heel veel schade ondervindt door het uitblijven van betaling. In de advocatuur zullen de bruto inkomsten rond
339/387
6.
7.
de € 1 miljard belopen, incl. BTW.. Deze schattingen zijn gebaseerd op grove benaderingen, landelijke gegevens zijn hierover niet gepubliceerd noch publiekelijk beschikbaar(?). De schade bij de eigenaren van gefailleerde ondernemingen is moeilijker te benaderen. Andere systematische en georganiseerde maatschappelijke gevolgen? De rol van de advocatuur in onze maatschappij is bijna niet te onderschatten. Lees onze notities voornoemd over de werking van de advocatuur, rechtspraak, curatoren en wat het Ministerie hieraan doet. Als onze conclusies juist zijn en deze personen niet zijn te vertrouwen en niet betrouwbaar zijn te noemen, dan is dat een op zichzelf staande systeemcrash. Het wordt nog erger als de gang van zaken rond faillissementen, en met name die van de rol van curatoren die daarbij werkzaam zijn, ter discussie komt te staan. Als de faillissementswet systematisch en georganiseerd de curator bevoordeelt, dan gaat dit ten koste van alle andere maatschappelijke betrokkenen, waaronder de belastingdienst en de schuldeisers zonder voorrechten. Nogmaals, wetenschappelijke publicaties met inzichtelijke en cijfermatige conclusies zijn niet openbaar beschikbaar. Op zich is dat al een bijzonder belangrijk en indringend signaal en veelzeggend teken aan de wand. Nieuw perspectief? De Minister van Veiligheid en Justitie is voornemens om fraudebestrijding, die zeker ook voorkomt bij faillissementen, aan de wettelijke taak van de curator toe te voegen. Als de curator aangifte doet van fraude in een faillissement zal strafrechtelijke vervolging veel vaker voorkomen dan nu het geval is. En daarmee zal frauduleus handelen bij faillissementen beter te bestrijden zijn? Op papier althans. Want de curator is op dit moment volgens de wet al onderzoeker, politieagent, verbalisant, rechter en tegelijkertijd inner en begunstigde van de geldelijke inkomsten. Feitelijk betekent dit dat de curator nog meer (rechts)middelen tot zijn beschikking krijgt om geldelijk bevoorrecht te zijn in een faillissement. In onze maatschappij zijn de laatste jaren veel nieuwe regels ontstaan om ‘functiescheiding’ aan te brengen binnen financiële adviseurschappen, financiële functies en financiële regelingen (bonussen) bij met name het bank- en verzekeringswezen. Hoe kan het dat het curatorschap zich in een tegenovergestelde richting ontwikkelt? Is het effect van de NOvA-lobby in de Tweede en Eerste Kamer dan sterker dan het maatschappelijk besef terzake realiteit en actualiteit van de Kamerleden in dezen? Terzijde zij opgemerkt dat de NOvA / de advocatuur ‘onlangs’ geen extern toezichthouder heeft gekregen in dit kader. De advocatuur houdt toezicht op zichzelf en controleert zichzelf. De advocatuur is wel te vertrouwen en wel betrouwbaar dus? Papier is geduldig en mooie plannen en verwachtingen belangrijker dan de praktijk in de ogen van politici en politieke bestuurders? De slotsom? Het verdienmodel van de curator cumuleert verder en het is de vraag of die functie wel in goede handen is bij de commerciële advocatuur! De curator is niet onafhankelijk, niet objectief en niet de zakelijk deskundige, hij is, door de wettekst (!), persoonlijk belanghebbende (gemaakt!) bij een zo groot mogelijke geldstroom uit een faillissement. Met als gevolg dat als er geen geld voor de curator beschikbaar is hij ernaar op zoek gaat. En vindt hij dan nog geen geld, dan heft hij het faillissement op ‘wegens gebrek aan baten’! De huidige en nieuwe wettekst creëert dus een ‘farce majeure’ voor de al maatschappelijk benadeelde andere partijen! Wij hebben op basis
340/387
van praktische ervaringen geen vertrouwen in de bestaande structuren, instituten, wetgeving en toezichthouders noch achten wij die betrouwbaar. In de bijlage ‘overzicht curatoren en faillissementsverslagen’ (bijlage 1) geven de kolommen ‘€ declaratie curator’ en ‘% curator van boedelrekening’ globaal inzicht in het leeg declareren van de boedelrekening door de curatoren van de door ons onderzochte faillissementen.
B. De praktijk van de advocatuur in het algemeen. Het gedrag en de werkwijze van de advocatuur en haar belangenbehartiger NOvA hebben wij vastgelegd in drie notities over de advocatuur, de rechtspraak en de curatoren. Wij zien de advocatuur als een gilde en elk van de deelnemers heeft een ‘niet aanvalsverdrag’ getekend in de vorm van het reglement van de NOvA. Advocaten maken het elkaar niet lastig; prettiger kunnen zij het niet maken, wel profijtelijker? 1. Reciprociteit tussen de advocaten onderling in het algemeen. Van het allergrootste belang is de reciprociteit onder advocaten, dat wil zeggen wederkerigheid, gelijke behandeling over en weer. Deze is min of meer gedwongen ingegeven door het feit dat zij ‘naar buiten toe’ elkaar, onderling, niet afvallen. Zulks op grond van het NOvA-reglement. Het met elkaar afrekenen gebeurt wel degelijk maar ‘achter de schermen’, als vast onderdeel van het verdienmodel. Als de ene advocaat de andere helpt (!), hoe, waar, wanneer, waarmee, hoeveel en hoe vaak ook, dan ontstaat het recht op een wederdienst. Die wederdienst kan en mag ten koste gaan van de opdrachtgever mits deze maar niets in de gaten heeft. Eigenlijk is dit een goed bewaard geheim waarbij elk ‘geheim’ (lees: hulp) in de toekomst onopvallend en stil uiteindelijk geld oplevert. Een soort goodwill maar dan een ‘tegoed’ van collega’s die mogelijk ten koste gaat van de vertrouwelijkheid en betrouwbaarheid van de rechtsgang en alle andere dienstverlening waaronder geheime schikkingen etc.. Geruisloos en onopvallend! Is dit legaal conform de bestaande nationale-, EU- en wereldwijde wetgeving? NB: wat voor de advocatuur geldt, is ook van toepassing op politici, bestuurders, monopolisten etc.? 2. Dark rooms in het bijzonder. Dat is een geheime afspraak tussen partijen met het doel dat die partijen daar beter van worden. Bij voorkeur gebeurt dit collegiaal en dan is het een vorm van historisch cliënte isme. Het recht ontstaat op enig moment maar de ‘verrekening’ ervan gebeurt later en ‘stiekem’. Het mag niet maar het gebeurt wel mede omdat er geen of nauwelijks controle op mogelijk is. De vervelende kant hiervan is dat het incasseren van dit ‘eigen belang’ via reciprociteit ten koste gaat van een andere partij en natuurlijk in het geheim, met het oogmerk dat het niet opvalt. De manieren waarop dit verrekenen gebeurt zijn legio, de momenten en aantallen eveneens. En omdat (het raadplegen van) de advocatuur gebaseerd is op vertrouwen en specifieke deskundigheid bij de opdrachtgever ontbreekt, zal een opdrachtgever van een advocaat niet eens vermoeden dat dit fenomeen bestaat, laat staan weten dat dit ten koste kan gaan van zijn belangen / zaak. En de advocaat van de tegenpartij zal uit eigen belang en het reglement van de NOvA zijn mond houden, in elk geval zijn opdrachtgever niet hierover informeren. Dat zou ‘zelfmoord’ betekenen. 3. Verwevenheid belanghebbenden. De overheid / wetgever, het Ministerie, het OM, de toezichthouder, de advocatuur, NOvA en haar lobbyclub zijn zeer nauw met elkaar verweven ‘achter de schermen’.
341/387
Er is geen functiescheiding en als die er is op papier, dan is die er niet in de praktijk. Reciprociteit, dark rooms en verwevenheid c.q. belangenverstrengeling zijn uiteindelijk zichtbaar in het eindresultaat: de wetgeving. Soms verstopt in compromissen en mooi verwoorde toelichtingen op wetgeving, soms direct in de wet zelf. De faillissementswet is er een schitterend voorbeeld van. De curator komt altijd en overal als winnaar uit de strijd, al of niet met de wet- en regelgeving in de hand. En bij verschil van mening c.q. interpretatieverschillen houdt de toezichthouder op de curator, de RC, alles tegen. En lukt het dan nog niet, dan zal het monopolie van deze functionarissen en eventueel hun machtspositie u blokkeren. Want verzwijgen, negeren en ontkennen is uiteindelijk alleen mogelijk op basis van een monopolie- en / of machtspositie. U loopt dood op de mensen die deze patriarchale instituten samen organiseren, vormen en van regels voorzien. De vraag wie dit betaalt is niet van toepassing omdat de wetgever het zo heeft bedacht, bedoeld en geregeld. 4. De netwerken van advocaten in de praktijk. Advocaten kunnen en mogen elkaar raadplegen en informeren wanneer zij dat willen. Dat kan uit eigen beweging maar ook op verzoek. Van belang is dat dit buiten beeld blijft maar privacy is geen enkele praktische beperking. Het ‘verschoningsrecht’ van de advocaat kan een prima dekmantel zijn om dit systeem van gegevensuitwisseling optimaal te beschermen. Hieruit, en uit de activiteiten als procederen en schikkingen, komen de reciprociteit en de dark rooms moeiteloos voort. Samen sterk, vertrouwelijkheid en betrouwbare partnerschap dienen het verdienmodel optimaal en maken het efficiënt, effectief en duurzaam qua continuïteit. En nauwelijks controleerbaar voor een niet-ingewijde. 5. Wanneer werkt de reciprociteit in combinatie met de dark room wel en niet? Het verdienmodel van de advocatuur bestaat hoofdzakelijk uit geld verdienen maar vergeet reputatie en imago bij dit ‘vrije beroep’ niet. Dat geld verdienen kan met een overwinning (in het gelijk zijn gesteld in een procedure etc.) of met uurtje-factuurtje (niet in het gelijk zijn gesteld). Bij een schikking hebben beide partijen / advocaten winst geboekt luidt de uitleg. Dit systeem werkt alleen als de tegenpartij een advocaat heeft ingeschakeld die het reciprociteitsbeginsel accepteert! Doet de advocaat van de tegenpartij niet mee, om welke redenen dan ook, dan is er geen ‘deal achter de schermen’ tussen de advocaten c.s.. Hetzelfde resultaat ontstaat als de tegenpartij geen advocaat (nodig) heeft, om welke redenen dan ook (kantongerecht). Want een ‘deal achter de schermen’ tussen de advocaten vereist minimaal twee advocaten van twee twistende partijen (een adviseur die geen advocaat is zal het reciprociteitsbeginsel niet nodig hebben en verafschuwen). Hier ziet u het voordeel van de monopolypositie van de advocatuur: als advocaten verplicht zijn, is reciprociteit uitermate kansrijk en vruchtbaar en een dark room succesvol! Als het reciprociteitsbeginsel niet werkt kunnen onbegrijpelijke en ondenkbare gevolgen duidelijk worden. Want zijn de advocaten het onderling ‘vooraf’ met elkaar eens, dan stemmen zij hun informatievoorziening, onder andere die aan de rechter, hierop af. En maken zij het elkaar zo gemakkelijk mogelijk. En dan is het resultaat min of meer conform de wensen van de advocaten onder het mom van een ‘vonnis’ van de rechter. Een deal tussen de beide advocaten is dan altijd gepaard gegaan met manipulatie van informatie en manipulatie van antwoorden op vragen. Zonder reciprociteit of een deal vooraf is het de rechter die beslist op de gegevens die hij heeft, en dat kan ongewenste verrassingen inhouden. Dan is in de voorfase vaak ook sprake van vormen van dreigementen, chantage en gijzeling van de tegenpartij. 342/387
Advocaten die flink tekeer gaan tegenover elkaar in de rechtszaal of op papier kunnen de beste vrienden van elkaar zijn aan de telefoon of in een onderonsje. U weet nu waarom! 6. Uit welke hoeken komt de belangenverstrengeling tussen advocaten onderling? Een advocaat c.q. een advocatenkantoor heeft een bestaande klantenkring en dus kennis van elke klant (dossier etc.). Eveneens hebben zij kennis van en dossiers over de klanten van de andere advocaat / tegenpartij (processtukken, correspondentie, financiële gegevens etc.). Vervolgens leren de advocaten elkaar kennen omdat zij elkaar regelmatig als ‘tegenpolen’ ontmoeten in de rechtszaal of op papier. Deze drie bronnen vormen de basis van historische kennis en ervaring. Spannend wordt het als de advocaat een min of meer vaste relatie heeft met één opdrachtgever (een bank) en een opdrachtgever een geschil heeft met die bank en wil procederen. De regels van de NOvA schrijven voor dat deze advocaat de opdracht niet mag aannemen wegens ‘belangenverstrengeling’ maar als de advocaat zijn adviseurschap van de bank niet vertelt aan de potentiële klant dan is de ‘dubbele pet’ van de advocaat ondubbelzinnig aanwezig. En de advocatuur verzwijgt meer dan u denkt als hen dat goed uitkomt. Wij zijn van mening dat elke advocaat ‘spreekplicht’ heeft, dat inhoudelijk wil zeggen het tegenovergestelde van zijn ‘zwijgrecht’. Ook kan de opdrachtgever dit vooraf duidelijk vragen. 7. De slotsom en moral hazard? De advocatuur heeft zich zodanig ontwikkeld, georganiseerd en geëvalueerd dat, gesteund door spelregels van de overheid / wetgever en het OM / de rechtspraak, de curator aan een loterij begint ‘zonder nieten’. En mochten er ‘onfortuinlijke tegenslagen’ ontstaan dan zal een ‘beroepsaansprakelijkheidsverzekering’ ruggensteun bieden. De curator zal niet of nauwelijks opdraaien voor door hem aangerichte schade omdat ‘het systeem’ dat niet toestaat. Binnen ‘het systeem’ begaan de deelnemers geen fouten! De ‘vervanging’ van een curator is vaak geen vervanging van deze curator maar de benoeming van een tweede curator naast de eerste. De vervanging van een RC is nagenoeg nooit ‘met redenen omkleed’. Om verzekeringstechnische redenen zal een advocaat en een curator altijd ontkennen dat hij fouten heeft gemaakt. En uw advocaat zal wel oppassen om ‘belangrijke tegenpartijen’ het vuur aan de schenen te leggen. Dat doen advocaten onder elkaar anders! Samen komen zij er achter de schermen wel uit.
C. De samenhang tussen de Faillissementswet, de NOvA en de RC / curator. Wanneer is iemand advocaat? Als de NOvA de jurist inschrijft in haar register (de balie) en hij daarmee het reglement van de NOvA accepteert. Daarna kan en mag de advocaat bij de rechtbank optreden. Ook is dan de wet op de advocatuur op hem van toepassing. - De eed van de advocaat. Bij het aanvaarden van zijn ‘benoeming’ tot advocaat legt hij een eed af met de volgende tekst. ‘Ik zweer (beloof) getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet, eerbied voor de rechterlijke autoriteiten, en dat ik geen zaak zal aanraden of verdedigen, die ik in gemoede niet gelove rechtvaardig te zijn’. -
Reglement NOvA 343/387
De kernwaarden voor iedere advocaat zijn: onafhankelijk, partijdig, deskundig, integer en vertrouwelijk. Er staat dus niet dat een advocaat de advocaat van de tegenpartij niet vrijelijk en uit eigen beweging mag informeren over zijn kennis, ervaring, belangen en hoe er ‘samen’ goed uit te komen door onderlinge afspraken te maken over het doen en het laten. Dan komen de reciprociteit en dark rooms tot hun recht als persoonlijk en eigen belang. Dat daar ook nadelige effecten uit voorvloeien zoals een onvolledig geïnformeerde rechter en benadeling van een of beide rechtspartijen is bijzaak mits het maar niet opvalt. Dan kunnen onderlinge rekeningen worden vereffend met wederzijds voordeel. Elkaar beconcurreren, bekritiseren en corrigeren is absoluut niet aan de orde. Een klacht over het functioneren van de advocaat dient u in bij zijn kantoor. De NovA stelt dat zo de meeste klachten tot een goed einde komen. Is dit niet het geval dan kunt u in overleg / onverplicht een beroep doen op de geschillencommissie. Mocht dit ook niet tot een bevredigende oplossing leiden dan staan de tuchtrechter en de raad van toezicht nog open. Dit alles in ‘eigen beheer’ van de advocatuur. In sommige gevallen kunt u naar de gewone rechter stappen. - De Faillissementswet. Hierbij treedt iets bijzonders op. De rechtbank benoemt de curator. De curator moet advocaat (!) zijn met als specialisatie ‘faillissementen afwikkelen’ naast eventueel ander werk. Daarbij is de rechtbank / het OM opdrachtgever en is de advocaat opdrachtnemer. Deze relatie valt onder speciale wet- en regelgeving want eigenlijk werkt de advocaat dan voor de rechtbank / het OM om een speciale klus op te knappen. De RC controleert de curator en neemt bepaalde beslissingen voor de curator (lijkt op functiescheiding maar is dit niet). Door de stapeling van wet- en regelgeving (specifiek de faillissementswet naast de andere wetgeving) en de stapeling van beschermingsmaatregelen en beslisniveaus ontstaat een onaantastbaar duo dat zonder enige transparantie vooraf alle beslissingen neemt. De curator levert periodiek wel verslagen in over de voortgang van het faillissement maar daarin kan de curator vermelden wat hij wil (!) en weglaten wat hij niet kwijt wil (!). De RC beslist over de declaraties die de curator op basis van zijn urenverantwoording indient. Zit er geen geld in de ‘pot’ dan ontvangt de curator weinig of niets, zit er veel geld in de ‘pot’ dan kan en mag de curator daar rijkelijk uit ‘putten’. Bijzondere situaties als het niet of te laat deponeren van jaarrekeningen, ‘Paulianeus handelen’ (benadeling van schuldeisers) en ‘onbehoorlijk bestuur’ leiden al snel tot actie van de curator die de curator persoonlijk (!) of zijn kantoor tot voordeel strekken. Uiteraard geheel conform de faillissementswet en met medeweten en medewerking van de RC! De andere schuldeisers zouden ook van die ‘boedelinkomsten’ moeten profiteren maar dat is praktisch en juridisch ‘onmogelijk’ gemaakt door de wettekst. - Het Ministerie / het OM. Dit leeg declareren door de curator van de boedelrekening met medeweten en medewerking van de RC gebeurt al 10-tallen jaren. Het is duidelijk dat de curatoren dit doen ten koste van de andere schuldeisers. Het feit dat er geen publiekelijk beschikbaar wetenschappelijk onderzoek beschikbaar is over deze praktijk in Nederland is opzienbarend en veelzeggend. En schuldeisers die in opstand komen lopen vast op het duo RC / curator en de faillissementswet. Het feit dat een curator weinig of niets declareert in het ene faillissement rechtvaardigt niet dat hij in een ander faillissement deze schade mag ‘inhalen’. En waarom krijgt de curator een veel hoger ‘gemiddeld’ uurtarief toegekend dan hij in
344/387
zijn / de gemiddelde advocatenpraktijk van heden kan realiseren anno 2014? Kan en mag de RC de curator laten ‘profiteren’ van de grote(re) omvang van een boedelrekening ten koste van de andere maatschappelijke partijen als schuldeiser? Kan en mag de curator uit eigen belang een bestuurder aansprakelijk stellen en verdenken, manipuleren en gijzelen in zijn verslagen? Dit laatste gebeurt juist als de curator uit een ‘verhaalonderzoek’ afleidt dat er vermogen beschikbaar is om ‘zijn’ aanspraken op de verhalen onder het mom de belangen van de schuldeisers te dienen. Van dit soort acties zijn nog nooit schuldeisers beter geworden, wel de curatoren die dit zo (mogen) spelen. En de politici uit de Tweede en Eerste Kamer en het Ministerie / het OM staan er al jaren bij te kijken en versterken de positie van de curator door zijn eigen belang ‘vrij baan’ te geven. Het kan verkeren.
1.
Samenvatting en conclusie. De faillissementswet is zo geschreven dat de curator, of zijn kantoor, zich mag verrijken ten koste van de andere maatschappelijke schuldeisers. Dat fraudebestrijding dit vereist is pure onzin en niet bewezen. Het zou zo moeten zijn dat een advocaat in dienst van het Ministerie / het OM faillissementen afwikkelt en dat zo echte functiescheiding ontstaat. De commerciële advocaat is niet geschikt om als curator op te treden omdat juist die functiescheiding tussen onderzoeker, politieagent, verbalisant, rechter en tegelijkertijd inner en begunstigde van de geldelijke inkomsten volstrekt ontbreekt. Het ontbreken van transparantie en het manipuleren, verdacht maken en gijzelen in de faillissementsverslagen van een bestuurder door de curator is dagelijkse praktijk. En dat uit het eigen belang van de curator met medeweten en medewerking van de RC.
2.
De NovA heeft een reglement waardoor advocaten / curatoren het elkaar niet lastig maken, elkaar niet beconcurreren en in het geheim onderling ‘afspraken’ heimelijk verzilveren. De procespartijen c.s. weten hier niet van. De rechter kan hierdoor ook aardig gemanipuleerd zijn of worden ten kosten van een of beide procespartijen. De eed van de advocaat stelt niets voor en niemand kan er een beroep op doen. Advocaten onderling bepalen samen in hoge mate de uitkomst van een procedure / schikking in de vorm van een vonnis of vaststellingsovereenkomst. Dit is prima ontwikkeld en uitgewerkt in het huidige verdienmodel van de advocatuur.
3.
Het Ministerie / het OM ziet toe op de uitvoering / toepassing en het realiseren van de doelstellingen van de wetgeving. Onbekend is wat zij deed en doet om ‘misstanden’ rond de advocatuur / curatoren en de faillissementswet te beperken of te voorkomen. Zij hebben ook geen bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de doelstellingen van de faillissementswet bereikt worden, namelijk schuldeisers een uitkering aanbieden uit de boedelrekening.
4.
De faillissementswet, de advocatuur / NOvA en het Ministerie / het OM staan samen toe dat in een faillissement de maatschappelijke partijen fors benadeeld worden ten gunste van de curator. Geen advocaat die dit bekritiseert! Het zelfreinigend vermogen en zelfreflectie ontbreekt geheel omdat dit niet nodig is en niet nodig is geweest voor deze partijen. Het verdienmodel staat centraal en dat profiteert van de huidige uitvoeringspraktijk.
345/387
D. De kritiek op de curator en zijn opdrachtgever. In bijlage 2 de brief van Bedrijfsadvies Zilverstad B.V. aan de RC gedateerd 28 november jl. staat de kritiek goed verwoord. Op de logica van de curator en zijn eigen belang gaan wij hier dieper in. Wij nemen dan als uitgangspunt de faillissementsverslagen 1, 2 en 3 van de curator alsmede laatstgenoemde brief en dat in relatie tot bovenstaande onderdelen A (context en tekst faillissementswet) en B (de praktijk van de advocatuur). i.
De onrechtmatige executie en onrechtmatige gunning door de rabo. De DGA heeft zes maanden gecorrespondeerd met de rabo over het ontbreken van rechtmatige opzegging van de kredietfaciliteiten en de onrechtmatige executie c.q. gunning daarop volgend. De curator is vanaf het moment van zijn aanstelling bekend met deze discussie en heeft de correspondentie voornoemd. De curator heeft tot heden nergens een toelichting gegeven op zijn standpunt dat de rabo rechtmatig executeerde en rechtmatig gunde. Wat is het belang van de curator? Volgens zijn mededelingen het dienen van de belangen van de schuldeisers. Maar waaruit blijkt dat de curator dat in dezen doet? Zijn motivatie ontbreekt in zowel zijn verslagen als in zijn aansprakelijkstelling. Bij het onderzoek dat de curator heeft ingesteld is de DGA noch de bedrijfsadviseur betrokken geweest. Er is geen verslag van dit onderzoek beschikbaar. De motivatie van de DGA staat in de brief van 28 november jl. uitgebreid vermeld. Wel constateert de curator in zijn 2e en 3e verslag dat als de rabo onrechtmatig executeerde, zijn boedel een vordering heeft op de rabo. De omvang ervan (lees: de schade) zou dan minimaal € 400.000,- bedragen volgens de claim van de DGA. En toch doet de curator niets! Opvallend is dat de curator in zijn verslagen geen bedragen van de schade c.q. de claim noemt. Waarom niet? Bang dat dit vragen oproept over zijn standpunt niets te doen? Kan het zijn dat de curator geen geld heeft om te procederen? Curatoren weten perfect de weg om dit soort zaken te financieren, al of niet met de Ministeries samen. En als de curator nu samenwerkt met de DGA, waarvan hij weet dat die is gedagvaard? Dat zou de oplossing zijn die nauwelijks iets kost toch? Zou de curator dan misschien andere belangen hebben, die van reciprociteit en dark room? Of zou de curator rekening moeten houden met ‘andere’ belangen uit het ‘netwerk’ van hem, zijn kantoor, de RC, de advocaat van de rabo als de tegenpartij, of de rabo (!) zelf? Is dit niet het ultieme voorbeeld van de ‘systeemcrash’ waarin verzwijgen, negeren en ontkennen zijn vruchten afwerpt? Als we het vonnis van de rechtbank bekijken van 1 oktober jl. en daarin letten op de motivatie van de conclusie, dan kunnen we niet anders concluderen dat het
346/387
manipuleren, verzwijgen, negeren en ontkennen van feiten de basis vormt van ‘het gelijk van de rabo’. De curator is hiermee beter bekend dan wie ook, gelet op zijn netwerk, maar wenst niet samen op te trekken met de DGA. ii.
De vordering van de DGA op de boedel. De curator betwist die vordering (lees: schadeloosstelling van € 400.000,-) vanaf het eerste moment maar heeft die betwisting niet gemotiveerd of onderbouwd. In de correspondentie tussen DGA en rabo heeft de DGA een aansprakelijkstelling van de rabo opgenomen. Dat doet hij vanuit zijn aandeelhouderschap (de curator praat over ‘volledige controle en is daarmee dus bekend). Door de onrechtmatige executie en gunning lijdt zijn onderneming schade en die lijdt de DGA nu in privé voor 100%. iii.
De oorzaak van het faillissement. Die kent de curator nog niet na negen maanden onderzoek aan dit dossier. De jaaromzet 2013 beloopt ca. € 100.000,- waarvan ca. 50% uit managementfee bestaat en ca. 50% uit huuropbrengsten. Of heeft de curator een bijbedoeling? Ja, hij heeft onlangs ontdekt dat de DGA € 40.000,- aan ‘onbenoemde persoonlijke opnamen’ heeft gedaan en daardoor is de onderneming gefailleerd. Dus roept de curator Pauliana te hulp. En stelt hij de DGA aansprakelijk voor het hele ‘tekort’ in de boedel, zowel in de verslagen als in zijn brief van 12 november jl.. De curator is even vergeten dat deze opnamen het DGA-salaris over 2013 vormden. Dat wist hij want hij ontsloeg de DGA op 7 februari 2014 eigenhandig. Maar de chantage en gijzeling van de DGA zijn al wel gepubliceerd zonder dat de curator zijn vaststellingen heeft geverifieerd. En de DGA staat nu te boek als fraudeur! Terwijl het omgekeerde juist is, de curator marchandeert, manipuleert en blundert.
iv.
Melding betaalonmacht (MBO). De curator laat weten dat de meldingen betaalonmacht uit 2013 dateren en dat de belastingschuld ca. € 70.000,- bedraagt. De DGA is wel een ‘slechterik’. Bij de aanvraag van het faillissement luidt één van de vragen of een MBO is ingediend. Ja luidt het antwoord, de bevestiging van de belastingdienst dateert van 9 augustus 2012 en is als kopie bij de aanvraag gedaan. De suggestie van de curator dat die schuld ook op de DGA is te verhalen klopt dus van geen kant.
v. De curator claimt een schuld van de directie in rekening courant aan de failliete onderneming groot ca. € 36.000,- en klaagt dat die nog niet is betaald na herhaaldelijk vragen daarom. De curator vermeldt niet dat de DGA heeft gevraagd om bewijsstukken die ondubbelzinnig aantonen dat die schuld bestaat. De curator heeft nog niet schriftelijk geantwoord met bijlagen. vi. De curator beweert dat de bedrijfsadviseur de DGA ervan weerhoudt om financiële stukken te overhandigen.
347/387
Waar is het bewijs? Zie de brief van 15 augustus 2014 aan de curator die nog steeds niet is beantwoord. Of is de vraag om ‘auditfiles’ zinnig?
E. Conclusie: Wij hebben in het verleden ons de vraag gesteld of deze curator te vertrouwen is en of hij betrouwbaar kan worden genoemd. In onze ogen was het antwoord: nee! Na lezing en beantwoording van zijn brief met aansprakelijkstelling van de DGA stellen wij vast dat er gerede twijfels bestaan over de deskundigheid, zakelijkheid en objectiviteit van deze curator. De relatie met de voorgaande punten A en B moge duidelijk zijn. Goed dat de DGA geen advocaat heeft ingeschakeld? J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. Bijlage(n): 1. ‘overzicht curatoren en faillissementsverslagen’ (zie pagina 43) 2. brief van Bedrijfsadvies Zilverstad aan RC mr. P. Neijt van 28 november 2014 (zie pagina 323)
348/387
Bijlage: kopie brief Ministerie van Justitie inzake preventieve maatregel
Bijlage: Nederend / beschouwingen / brieven RB (31-03-2015)
349/387
Datum: 31 maart 2015 / brieven RB
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: Nederend / beschouwingen
Beknopte samenvatting van verwijtbare observaties. 4. De brieven aan de curator. a. De dga (de heer J.A. Nederend) moet de deelnemingen waarderen. b. De tegenstrijdige belangen die de curator had / heeft komen inhoudelijk niet aan de orde. c. Het vertrouwen in en betrouwbaarheid van advocaten en curatoren komen niet ter sprake. d. De schadeclaim groot € 400.000,- van de dga is een raadsel in de ogen van de curator. e. Onderzoek naar onrechtmatige executie, gunning en zorgplicht door de rabo’ gebeurt ‘rauwelijks’. f. Alle ‘advocaten’ hebben heimelijk contact met elkaar, de heren I. Soetens, B.G. van Twist, R. Reumkens en S. van der Velden, en bepalen de regie en de rolverdeling in samenwerking met curator R.L.G. Kraaijvanger om zo hun eigen belangen inclusief die van hun opdrachtgevers te behartigen. Wie behartigt de belangen van de dga hierbij? g. De curator wacht ‘lijdzaam’ de rechtbankprocedure af in strijd met de belangen van de schuldeisers. h. Verrekening van de RC-directie o/g met de schadeclaim van de dga is ongemotiveerd afgewezen. i. Bewust foute feitelijke gegevens ten laste van de dga in de faillissementsverslagen blijven gehandhaafd. j. Er zijn tegengestelde belangen tussen de advocaat van de rabo en curator Kraaijvanger maar ‘samen komen zij er wel uit’. k. Curator Kraaijvanger stelt onbewezen dat de bedrijfsadviseur aanzet om de administratie niet af te geven. l. De curator stelt onbewezen dat de dga ‘auditfiles’ moet overhandigen. m. De kasopnamen in 2013, gedaan door de dga, zijn geen salarisopnamen en vormen de belangrijkste oorzaak van het faillissement. De curator zegde wel zijn arbeidsovereenkomst op. n. De aansprakelijkstelling van de dga door de curator staat boordevol met stellingen, aannames, verklaringen, verdachtmakingen en redeneringen van curator Kraaijvanger zonder enige feitelijke en sluitende onderbouwing ervan en heeft tot doel de dga publiekelijk te ‘gijzelen’ en als ‘dader’ te kwalificeren en stigmatiseren. o. De curator ‘onderzoekt’ de onrechtmatige executie, gunning en zorgplicht door de rabo’ maar zijn openbare conclusies blijven verstoken van enige feitelijke en sluitende onderbouwing ervan. Na zeer geruime tijd is duidelijk dat de belangen van de schuldeisers schromelijk zijn verwaarloosd door zijn passiviteit en zijn geslotenheid. p. Curator Kraaijvanger ontkent, verzwijgt en negeert de elementaire belangen van de dga. q. Achteraf blijkt de curator publiekelijk de schadeclaim van de dga te betwisten, enige argumentatie ontbreekt tot op de dag van vandaag. r. De salarisopnamen door de dga in 2013 blijken later uit te monden in ‘onbehoorlijk bestuur’ in de ogen van de aanklager Kraaijvanger. Dat is ook in het belang van de persoon van de curator.
350/387
s. In de faillissementsverslagen creëert de curator door zijn bewust onjuiste en bewust pertinent foute interpretaties van de salarisopnamen uit 2013 een ‘verdachte dga’ met als slachtoffer de schuldeisers en de curator. Een perfecte ‘gijzeling’ die zijn weerga niet kent op het ‘toneel van de beoefening van de rechtspraak’. t. Wat zijn de welbegrepen ‘eigen belangen’ van de curator als juridisch motief om zijn verdienmodel en dat van zijn collega-advocaten ten volle te benutten? Is de aanval zijn beste verdediging of zijn de externe historische feiten van doorslaggevend belang? u. De rabo valt niets te verwijten concludeert de curator later. Slechts de feitelijke onderbouwing hiervan ontbreekt. Maar toch wil hij het hoger beroep afwachten omwille van het procesrisico? v. Curator Kraaijvanger gaat nooit en nergens in op de argumenten van de dga en zijn bedrijfsadviseur die het doen en laten van de rabo beargumenteerd bekritiseren (twee beschouwingen). Dat de collega-advocaten I. Soetens en B.G. van Twist de rechter op hun manier, en mogelijk in samenspraak, hebben ‘gemanipuleerd’ is onderdeel van de advocatencode / code of silence. Hierop breidt de curator rustig en in stilte verder. Mogelijk dat zij zo en samen grote achterliggende belangen uit hun klantennetwerk afschermen. w. Als de curator de belangen van de schuldeisers dient te behartigen, waarom ondersteunde hij dan niet de procedure van de dga tegen de rabo die een borgstelling wil bekrachtigen in een vonnis? De rabo is aangemerkt als de veroorzaker van onnodige (gevolg)schade voor de dga door de ondenkbare gunning als slot van een onrechtmatige geachte executieprocedure van zakelijk onroerend goed. Deze optie kost nauwelijks iets en de argumentatie ervan is uitgebreid en zakelijk onderbouwd. Nadeel is dat in dat geval een procedure tegen een grote en invloedrijke klant zou plaatsvinden met belangrijke ‘voorbeeldwerking’ en dito negatieve uitstraling voor de betrokken advocaat c.q advocaten en hun kantoren. x. De mededelingen over de ‘melding betaalonmacht’ door de curator slaan nergens op. y. De conclusie luidt dat de curator niet te vertrouwen en onbetrouwbaar is in dezen wegens het bovenstaande.
5. De brieven aan de rechter-commissaris. i. ii. iii. iv.
v. vi.
Het betreft zowel kopie-brieven die aan de curator zijn gestuurd als brieven over de curator. Zie het verwoorde onder ‘De brieven aan de curator’ hiervoor. Een kopie van de correspondentie gaat naar de Minister van Veiligheid en Justitie. Curator Kraaijvanger en advocaat R. Reumkens hebben heimelijk onderling contact. Advocaat Reumkens informeert curator Kraaijvanger ‘op eigen initiatief, onverplicht, collegiaal en doelbewust’ over de correspondentie terzake een derderelatie van de dga. Dit is verwijtbaar gedrag en in strijd met de geldende vertrouwelijkheid van deze gegevens, de beroepsregels, en de ethiek, de moraal en het fatsoen. Het vertrouwen in en de betrouwbaarheid van de ‘beroepsgroep’ in het algemeen zijn hiermee fundamenteel aangetast. Welke waarde heeft het ‘beroepsgeheim’ en voor wie geldt dat en wanneer is dat van toepassing? De ‘dubbele petten’ dienen alleen het persoonlijk eigen belang van beide ‘raadslieden’ als verdienmodel (reciprociteit / wederkerigheid). Het verzoek om advocaat Reumkens te schorsen en curator Kraaijvanger uit zijn functie te ontheffen wordt genegeerd, ontkend en verzwegen. Hiërarchisch is de RC / het OM opdrachtgever en de curator opdrachtnemer. De opdrachtgever is verantwoordelijk en aansprakelijk voor het ‘doen en laten’ van de opdrachtnemer.
351/387
vii.
Publicatie van bepaalde brieven en beschouwingen vindt daarna plaats ter bestrijding en voorkoming van herhaling van deze maatschappelijke ontwikkelingen.
6. De brieven aan de president van de rechtbank. a) Het betreft zowel kopie-brieven die aan de curator en de RC zijn gestuurd als brieven over de curator en over de RC aan de president. b) Zie het verwoorde onder ‘De brieven aan de curator’ en ‘De brieven aan de RC’ hiervoor. c) Een kopie van de correspondentie gaat naar de Minister van Veiligheid en Justitie. d) Een brief of de kopie van een brief is geen ‘klacht’ als dat niet uitdrukkelijk is vermeld. e) Onze beschouwingen waarin staat onderbouwd en gemotiveerd waarom rechtercommissaris P.J. Neijt en curator R.L.G. Kraaijvanger niet te vertrouwen en onbetrouwbaar zijn. f) ‘De curator is de weg kwijt’ als hij opeens zijn correspondentie aan de dissidente bedrijfsadviseurs van de dga stuurt op hun privétitel in plaats van op hun ondernemerstitel. g) De curator heeft de reacties op zijn aansprakelijkstelling van de dga gelezen en stelt ongemotiveerd vast dat hij zijn standpunt niet wijzigt. Dat is logisch want dan zou hij zijn ‘gijzeling van de dga’ opgeven en dat dient niet zijn persoonlijke belang. h) De gevraagde correcties terzake curator en RC worden genegeerd, ontkend en verzwegen. i) Er volgt een aansprakelijkstelling van de president van de rechtbank wegens passiviteit terwijl deze bekend is met de inhoud van de correspondentie c.q. kritiek op het functioneren van de RC en curator. j) Het gerechtsbestuur heeft geen inhoudelijke bemoeienis met de ‘rechtsgang’. k) Het gerechtsbestuur is toch verantwoordelijk en aansprakelijk voor het goed functioneren van de rechtbank en de rechtspraak in Utrecht? Een duidelijk disfunctionerende RC en curator zijn geen probleem en vereisen geen correcties? Dat niet ingrijpen is puur ‘onbehoorlijk bestuur’! l) Er zijn twee scenario’s denkbaar: de gevolgen van wel ingrijpen en van niet ingrijpen. m) Publicatie van bepaalde brieven en beschouwingen vindt daarna plaats ter bestrijding en voorkoming van herhaling van deze maatschappelijke ontwikkelingen. n) Wij moeten thans vaststellen dat de Rechtbank Midden-Nederland, en u als president daarvan, de ‘oplegmaatregel’ Van de Minister van Justitie destijds stipt opvolgt en toepast nu de blunderende curator mr. R.L.G. Kraaijvanger en de falend toezichthouder c.q. rechter-commissaris mr. P. Neijt hun werkzaamheden in dit dossier ongestoord kunnen en mogen continueren.
Onze conclusie naar aanleiding van voormelde brieven / de samenvatting ervan. Wij trekken uit deze gang van zaken tot nu toe de voorlopige conclusie dat er in dezen sprake is van een systeemcrash. Dat wil zeggen dat niet het systeem van ‘Justitia’ c.q. haar beleidsdoeleinden bepalen wat er gebeurt in een faillissement of een gerechtelijke procedure, maar dat dit wordt bepaald door de mensen die dit systeem ‘bezetten’ c.q. de heimelijke subjectieve doeleinden van hen tezamen bepalen hoe een faillissement c.q. een gerechtelijke procedure uiteindelijk (juridisch en financieel) eindigt voor de partij(en). Dit zou ook kunnen bevestigen waarom ‘een dief geen aangifte doet tegen een andere dief’? De vraag rijst waarom niemand ingrijpt, waarom dit niet verandert? 352/387
Kennelijk hebben u en de uwen (lees: de intimi van het systeem van ‘Justitia’) er belang bij dit niet te veranderen. En de slachtoffers van dit huidige systeem dan? Waarom accepteert u dit lijdzaam ondanks de ethische-, morele- en fatsoensnormen die hier continu en grof worden geschonden?
J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfsadvies
Datum: 30 maart 2015
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: WBA / Nederend / beschouwing President
1. Brieven aan curator. Brief 1. Van Diepen Van der Kroef Insolventies / mr. drs. R.J.G. Kraaijvanger Postbus 14033 3508 SB UTRECHT E-mail: [email protected]
Datum: 11 februari 2014
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: failliet J.A. Nederend Holding BV
Geachte heer Kraaijvanger, Namens de heer J.A. Nederend, en in onze hoedanigheid van bedrijfsadviseur, delen wij u het volgende mede in vervolg op onze bespreking van 6 februari jl.. Op ons verzoek een kopie te mogen ontvangen van het verslag van onze bespreking op 6 februari jl. antwoordt u afwijzend. Zo’n antwoord is geen vertrouwenwekkende start te noemen. Inmiddels hebben wij nagenoeg alle stukken aan u gezonden terzake het besluitenlijstje van 7 februari jl.. Onderstaande opmerkingen hebben nog betrekking op het besprokene van 6 februari jl.. 1. Wij ondernemen geen actie terzake de minderheidsdeelnemingen en zoeken ook geen koper. 2. Inzake de ‘tegenstrijdige belangen en uw voormalige kantoor’ wijkt de tekst van uw bericht van 7 februari jl. (onderaan) af van hetgeen is afgesproken. Wij maakten geen bezwaar tegen uw aanstelling tot curator omdat er geen aanwijzingen waren op dat
353/387
moment voor een tegenstrijdig belang. 3. Tijdens deze bespreking is geen aandacht besteed aan enkele bijlagen die bij de aanvraag eigen faillissement waren gevoegd. Het betreft onder andere de brief aan de Commissie Insolventierecht van 9 juni 2008, de notitie over vertrouwen en betrouwbaarheid van de advocaten van 21 januari 2014 en de brief van het Ministerie van Justitie aan het College van Procureurs Generaal terzake klachten over curatoren. 4. Terzake de hypotheeknemer Nebako Beheer B.V. onderneemt u zelf actie. 5. De heer J.A. Nederend heeft na serieuze hartproblemen in 2012 geen goede gezondheid gehad in de tweede helft van 2013. Hij is nu op zoek naar een andere werkgever in dezelfde branche. 6. Het bevreemdt u dat de DGA een schadeclaim heeft ingediend bij failliet. 7. U onderzoekt de ‘rauwelijkse executie’ door de rabobank en of sprake is van schending van de zorgplicht. Een kopie van de correspondentie tussen rabobank en haar gemachtigde en de heer J.A. Nederend en zijn gemachtigde trof u aan bij de aanvraag eigen faillissement. In de bijlage staan alle ‘citaten’ uit de correspondentie namens failliet die duiden op onrechtmatige executie. 8. Het alternatief voor executeren door de rabobank was de aangetoonde levensvatbaarheid op basis van de prognoses 2014 en 2015 alsmede de aanvraag Bbz-lening. 9. Tot slot maakten wij ernstig bezwaar tegen de postblokkade als die andere huisnummers treft. Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. Bijlage(n):
argumenten onrechtmatige opzegging / executie door de rabobank
Brief 2. Van Diepen Van der Kroef Insolventies / mr. drs. R.J.G. Kraaijvanger Postbus 14033 3508 SB UTRECHT E-mail: [email protected]
Datum: 24 maart 2014 2
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: failliet J.A. Nederend Holding BV /
Geachte heer Kraaijvanger, Namens de heer J.A. Nederend en Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V., en in onze hoedanigheid van bedrijfsadviseur, delen wij u het volgende mede naar aanleiding van uw emails van 5 en 14 maart jl.. 1. Minderheidsdeelnemingen. De jaarrekeningen over 2012 zijn beschikbaar, die over 2013 niet. Dat laatste houdt verband met een brand in het kantoor / pand te IJsselstein in de zomer van 2013, waarbij de daar aanwezige financiële administratie 2013 verloren ging. Van Rossum Kozijntechniek B.V. is in 354/387
2013 opgericht en heeft nog geen jaarrekening gemaakt. Ook hier speelt de voornoemde brand een curiale rol. Voor verkoop van deze aandelen verwijzen wij u naar de statuten van de desbetreffende vennootschappen. U kunt de aandelen met een gefundeerde vraagprijs aanbieden aan de andere aandeelhouders. Inmiddels is er al contact geweest over een en ander hebben wij begrepen. Uw verwijzing naar artikel 105 Fw is in deze niet terecht omdat hierover al een aantal keren is gesproken en geschreven en de standpunten duidelijk zijn. Aan de informatieplicht is inmiddels voldaan. 2. Overleg met de bank. U bedoelt dat u contact heeft opgenomen met de advocaat van de rabobank Utrechtse Waarden, mr. I. Soetens. Het lijkt ons voor de hand liggend dat mr. Soetens onze stelling betwist dat de rabobank zich schuldig heeft gemaakt aan ‘onrechtmatige executie’. Hij heeft er immers alle belang bij dat u, in uw hoedanigheid van curator, niet tegen hem en zijn opdrachtgever optreedt c.q. procedeert terzake een schadeclaim van minimaal € 400.000,- namens failliet en / of de ex-bestuurder van failliet. U onderzoekt het handelen van de rabobank maar u wacht het eindvonnis af in de procedure van de rabobank tegen de heer J.A. Nederend inzake de geclaimde borgstelling. U motiveert dit belangrijke besluit niet en maakt hier mogelijk een zeer ernstige beoordelingsfout die de boedelcrediteuren zeer ernstig kan benadelen. In dit kader stellen wij vast dat u in uw hoedanigheid van curator opdrachtnemer bent en de (rechter-commissaris van de) rechtbank Midden-Nederland c.q. het Openbaar Ministerie uw opdrachtgever is. Wij, als belanghebbenden in dit faillissement, houden u en de rechtercommissaris verantwoordelijk en aansprakelijk voor de schade die het gevolg is van uw passieve houding in deze kwestie. 3. RC directie o/g. U verzoekt betaling van een openstaand bedrag. Alvorens uw verzoek in behandeling te kunnen nemen verzoeken wij u het ontstaan, het verloop en de hoogte van deze vordering ondubbelzinnig aan te tonen. U gelieve dit te doen op een wijze die gelijk is aan die welke u hanteert bij een aanmelding van een vordering op failliet. Ten overvloede wijze wij u er op dat de ex-bestuurder op 28 januari 2014 een schadeclaim heeft ingediend bij failliet van ca. € 400.000,- terzake het onrechtmatig executeren door de rabobank. De ex-bestuurder wacht, net als u, het vonnis af in de procedure rond de geclaimde borgstelling c.s. en beroept zich eventueel op verrekening. 4. bedrijfsmiddelen en debiteuren. Deze zaken zijn of worden afgehandeld. De heer J.A. Nederend neemt hierover contact met u op. Overige ontwikkelingen. 5. Het verslag van de curator de datum 7 maart 2014. Het valt op dat u over drie volledige jaarrekeningen beschikt over de periode 2010 t/m 2012 maar in het verslag vermeldt dat er geen ‘omzetgegevens’ zijn. Hoe verklaart u dit?
355/387
In het verslag staat dat de jaarrekening 2012 is gedeponeerd op 4 april 2014. Dat moet volgens onze opgave zijn 4 februari 2014. Hoe verklaart u dit? Het verslag vermeldt niets omtrent de schadeclaim ad € 400.000,- die de ex-bestuurder heeft ingediend bij failliet, noch over de achtergronden hiervan zoals die blijken uit alle correspondentie dienaangaande met de (gemachtigde van de) rabobank, welke ook in uw bezit is. De overige schuldeisers hebben wel recht op deze informatie, inclusief de belastingdienst en de rabobank zelf. Zie ook punt 2 voornoemd. Uw mededeling dat u dit in onderzoek heeft is misleidend en schermt ten onrechte de veroorzaker af van het faillissement c.q. de omvang van de schade. 6. Lege boedelrekening. Het kan en mag onzes inziens niet zo zijn dat u, omwille van een lege boedelrekening, niet optreedt tegenover de veroorzaker van het faillissement, te weten de rabobank. Al eerder is vermeld dat het standpunt van de advocaat van de rabobank uiteraard luidt dat geen sprake is van onrechtmatige executie. Dat is zijn belang maar niet dat van u, noch dat van de andere boedelcrediteuren. En u weet maar al te goed dat er financiële regelingen zijn om toch zelfstandig te kunnen procederen in dezen. Ook voor het feit dat de rabobank een grote crediteur van de boedel lijkt zijn oplossingen beschikbaar. Zij lijkt grote crediteur van de boedel maar is het niet als zij bij vonnis tot schadevergoeding wordt veroordeeld. 7. Vertrouwen in de advocatuur. U en de rechtbank zijn op de hoogte van onze notitie over ‘vertrouwen in de advocatuur’ van 21 januari jl.. Deze notitie zat bij alle stukken van de faillissementsaanvraag en blijft tot nu toe buiten elke bespreking. Tot nu toe gebeurt in dit faillissement precies wat in die notitie beschreven staat. U belt met mr. I. Soetens van de rabobank, met mr. S. van der Velden die namens failliet correspondeerde met de rabobank maar ook voor die rabobank optrad en optreedt, en later met de advocaat van de ex-bestuurder die de procedure rond de borgstelling begeleidt. Gevieren stemt u heimelijk onderling af wie welke actie wanneer onderneemt en u houdt elkaar op de hoogte van de ontwikkelingen en resultaten. Samen komt u er wel uit! ‘Achter de schermen schijnt altijd de zon’. Uiteraard staan de belangen van de persoonlijke advocaten in hun onderscheiden functie / rol hierbij voorop. Het is ook niet bekend welke ‘relatiekring’ u gemeenschappelijk had en / of heeft. Het is de vraag of de belangen van de boedelcrediteuren wel voldoende aan bod komen in deze setting. Wij verzoeken u een gedegen oplossing aan te geven voor dit dilemma binnen twee weken na heden. Onder het voorbehoud van alle (publicatie)rechten. Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. CC: Rechtbank Midden-Nederland, Afdeling insolventies, rechter-commissaris mr. A.K. Korteweg Bijlage(n): e.o. u.a.
brief aan de Raad van Commissarissen van Rabobank Utrechtse Waarden
356/387
Brief 3. Robert Kochlaan 10 2871 LH Schoonhoven Van Diepen Van der Kroef Tav. mr. drs. R.L.G. Kraaijvanger Postbus 14033 3508 SB UTRECHT
Referentie: 2013007/RKcur001
Behandeld door: H.A. Sacré
Telefoon: 0182 740679 Email: [email protected]
Datum: 15 augustus 2014
Betreft: Tweede faillissementsverslag J.A. Nederend Holding B.V. Uw kenmerk: Cc: mr. P.J. Neijt, Rechter-commissaris Geachte heer Kraaijvanger, <
Uit hoofde van mijn positie als bedrijfsadviseur en bekend zijnde met het dossier inzake het faillissement J.A. Nederend Holding B.V. heb ik kennis genomen van het tweede faillissementsverslag. In het door u gepubliceerde verslag doen zich een aantal onjuistheden en aannames voor waardoor dit verslag een onduidelijke en onjuiste weergave is van de feiten. U bent ermee bekend dat de Rechter-commissaris verantwoordelijk en aansprakelijk is voor uw doen en laten in dezen. Naar aanleiding van dit verslag wil ik het volgende opmerken, Op generlei wijze is/wordt geadviseerd aan een bestuurder van een failliete vennootschap om te weigeren bestaande en beschikbare (digitale) administratie aan een curator te overhandigen. Een dergelijke handelwijze is in strijd met de Fw. en de ethiek, moraal en fatsoen. In onderhavige dossier is, aan de hand van de door u aangeleverde vragenlijsten, de bestaande administratie, zowel die op papier als de digitale versie, samengesteld en overhandigd. Het door u ingenomen standpunt dat auditfiles voor deze administratie bestaan is onjuist. Noch de bestuurder noch de accountant zijn in bezit van dergelijke bestanden. Indien door jurisprudentie aantoonbaar is dat een bestuurder de verplichting heeft zorg te dragen dat auditfiles een onderdeel van de digitale administratie vormen kan ik uw vraag plaatsen. Uw verwijzingen naar wetteksten zijn dan ook onjuist in dezen. Indien er geen verplichting is, is de levering van auditfiles een dienst die derden leveren aan de boedel c.q. de curator. De bestuurder kan hier niet op aangesproken worden. Derden die diensten leveren aan een curator inzake een faillissementsonderzoek kunnen hiervoor een vergoeding eisen. De situatie dat er geen verplichting ligt bij de bestuurder en u geen vergoeding voor de diensten van derden wenst te betalen is niet de bestuurder en/of de adviseur aan te rekenen.
357/387
Voor de goede orde verwijs ik hierbij ook naar de email die heden aan u verstuurd is met een specifieke vraagstelling rondom dit onderwerp. Volledigheidshalve is een kopie van deze volledige email als bijlage toegevoegd. Met betrekking tot de inhoud van het verslag wil ik de volgende observaties onder uw aandacht brengen, a. Uw stelling dat auditfiles nodig zijn voor een standaard faillissementsonderzoek in deze casus is onjuist. Auditfiles dienen voor een controlefaciliteit bij de belastingdienst. Wat is dan de betekenis/waarde van auditfiles in uw onderzoek in deze simpele en kleine financiële administratie? b. Uit het verslag blijkt niet of curator zich ingespannen heeft te onderzoeken of andere partijen dan de hypotheekgever geïnteresseerd zijn in het verkrijgen van eigendom over het onroerend goed. Het belang van derden bij het verwerven van onroerend goed kan dusdanig zijn dat de handelswaarde de taxatiewaarde overstijgt. Het niet verkrijgen van een hogere opbrengst benadeelt de crediteuren bij de boedelverdeling. Verzocht wordt inzicht te geven welke de inspanningen zijn gedaan derden te benaderen inzake de verkoop van het onroerend goed. c. Een crediteur pretendeert eigendomsrechten (punt 3.5) en een crediteur heeft een beroep gedaan op eigendomsvoorbehoud (punt 5.6). Onduidelijk is of het hier dezelfde crediteur betreft, of het eigendomsrecht of eigendomsvoorbehoud is, op welke titel het beroep gedaan is, waarom het beroep geen onderdeel is van uw onderzoek of wat de gronden zijn waarop de bestuurder meent geen medewerking te moeten verlenen. U wordt verzocht duidelijk te zijn en hierop toelichting te geven. <
d. In het dossier staat dat van de bekende minderheidsdeelnemingen door bestuurder geen waardebepaling van het aandelenpakket is af te leiden. Bestuurder in geen bekende met waardebepaling van aandelen. Er is geen sprake van een weigering tot informeren. Echter wel dat curator verzuimt aan te geven welke facetten en/of informatie bijdragen tot de waardebepaling en welke inbreng van de bestuurder hierin gezocht wordt. Indien u alsnog belang hecht aan dergelijke informatie wordt u verzocht aan te geven op welke punten en in welk detail u informatie wenst. e. Inzake de administratie van de minderheidsdeelnemingen is onduidelijk op welke rechtsgronden en/of jurisprudentie u dit standpunt inneemt. Tot de brand heeft de uitvoering van de bewaarplicht niet ter discussie gestaan. Het verloren gaan van administratieve bescheiden bij een brand is overmacht. U wordt verzocht aan te geven op welke rechtsgronden en/of jurisprudentie u meent dat bestuurder niet voldaan heeft aan de bewaarplicht in geval van overmacht. f.
Het te laat indienen van jaarrekeningen en het voeren van onbehoorlijk bestuur zijn gescheiden gronden voor het vermoeden van belangrijke oorzaak van een faillissement. Het vermoeden van onbehoorlijk bestuur baseert u op het te laat indienen van jaarrekeningen. Dit zonder verder enige onderbouwing op welke wijze en in welke mate dit bijgedragen zou kunnen hebben tot het faillissement. Het totaal wegvallen van alle verhuur-inkomsten ten opzichte van het bestaan van een schuldenlast is voor mij de belangrijkste oorzaak. Zie ook de email van heden toegevoegd als bijlage. U wordt verzocht uw afwijkende zienswijze gedetailleerd te onderbouwen.
g. In algemeenheid nog de volgende bemerkingen: 1. kunt u alsnog reden(en) opgeven waarom afgeweken is van de reguliere rapportage termijn van drie maanden.
358/387
2. waarom zijn de reden(en) als onder 1 niet opgenomen in het verslag? 3. in de rapportageperiode is de Rechter-commissaris vervangen. In het verslag wordt dit niet vermeld noch de reden tot vervanging. Verzocht wordt om de reden tot vervanging bekend te maken. 4. in de rapportageperiode is er correspondentie geweest vanuit Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.. Waarom is deze correspondentie niet in het verslag benoemd gezien de relevantie? 5. Waarom zijn uw urenspecificaties, besteed aan deze casus, vertrouwelijk en daarmee buiten de verslaglegging gehouden? Samenvatting en conclusie: Gebleken is dat in het gepubliceerde tweede faillissementsverslag meerdere onjuistheden, omissies en/of onvolkomenheden staan. Bij een aantal van de geconstateerde punten zijn vragen gesteld waarop ik binnenkort antwoord verwacht. Indien uw antwoord in mijn ogen onvoldoende lijkt kwalificeer ik dit tweede faillissementsverslag als onbehoorlijk en intimiderend. In dat geval behoud ik mij het recht voor het verslag met mijn bemerkingen aan u gericht en onderliggende stukken te publiceren.
Hoogachtend, Bedrijfsadvies Zilverstad B.V. Huib A. Sacré
Bijlage(n): kopie email Bedrijfsadvies Zilverstad aan curator 15-08-2014
<
Van: Huib Sacré [mailto:[email protected]] Verzonden: vrijdag 15 augustus 2014 13:08 Aan: 'Robbert Kraaijvanger' CC: '[email protected]'; 'Sandra Heinis-Meenhorst'; '[email protected]' Onderwerp: RE: J.A. Nederend Holding BV/Faillissement | 2:248 + betaling rc-vordering J.A. Nederend (1c+7d) Geachte heer Kraaijvanger, Namens de heer J.A. Nederend en in onze hoedanigheid als bedrijfsadviseur van het gefailleerde J.A. Nederend Holding B.V. dank voor uw uitgebreide en prompte antwoord. Echter moeten wij daarbij de volgende opmerkingen maken, i.
Het WBA-onderzoek van de Belastingdienst zien wij met vertrouwen tegemoet;
ii.
Onze eerder gestelde vraag betrof op welke rechtsgrond en/of jurisprudentie u meent dat auditfiles behoren tot de in art. 2:10 BW genoemde administratieve gegevens. De in dit artikel genoemde gegevens strekken tot de vermogenspositie en staat van baten en lasten. Wij verzoeken u de gestelde vraag alsnog beargumenteerd te beantwoorden;
iii.
Voor de Belastingdienst behoren de auditfiles niet tot de administratieve gegevens die vallen onder de bewaarplicht. Voor informatie over bewaarplicht verwijzen wij u naar de volgende link: http://download.belastingdienst.nl/belastingdienst/docs/geautomatiseerde_administratie
359/387
_en_fiscale_bewaarplicht_al0401z10fd.pdf iv.
Wij zijn bekend met de uit de Fw aan u toekomende bijzondere bevoegdheden. Echter hierbij verwijzen wij nogmaals naar eerder aangevoerde argumenten dat de heer Nederend nooit in bezit is geweest van de door u verzochte bestanden noch er mee bekend is of deze op eniger tijd zijn aangemaakt. Voor zover deze überhaupt zijn aangemaakt. De administratie van de vennootschap is simpel en overzichtelijk, waarbij de 12 ‘maanden’ repeteren en in zeer grote mate hetzelfde zijn qua inkomsten en uitgaven. Gebruik is dat bij een dergelijke niet-complexe kleine administraties door de belastingdienst geen auditfiles gevraagd worden. Blijft de vraag als gesteld onder ii;
v.
U meldt dat u de vordering van de heer Nederend op de vennootschap/curanda betwist. Dat u deze vordering betwist was ons niet bekend noch op welke gronden u de vordering betwist. Wij verzoeken u de gronden waarop u meent de vordering te kunnen betwisten aan ons bekend te maken;
vi.
Op basis van de regels rond de jaarrekening wordt verrekening van rekening-courant directie o/g met de vordering uit v. voornoemd mogelijk. Dat dit de boedel c.q. u niet goed uitkomt is niet relevant. Als verrekening niet slaagt wordt u verzocht de vordering aan te tonen aan de hand van vereiste boekingsstukken uit de afgelopen vijf jaar op basis waarvan deze rekening-courant is gemuteerd;
vii.
U heeft geconstateerd dat de jaarrekeningen 2011 en 2012 te laat zijn gedeponeerd. In genoemde jaren zijn de omstandigheden die hebben geleid tot de aanvraag faillietverklaring niet aanwezig noch te verwachten. Het plotseling wegvallen van alle verhuur-inkomsten bij het bestaan van schulden door een onrechtmatige executie onroerend goed is ‘overmacht’ en de enige zwaarwegende oorzaak van het faillissement. Uw vermoeden van onbehoorlijk bestuur als belangrijke oorzaak zien wij in dezen dan ook onvoldoende onderbouwd. Het lijkt op een doelredenering voor het geval uw ‘standpunt inzake de auditfiles’ onjuist blijkt te zijn en de rechtbank de ‘schadeclaim’ van de heer Nederend honoreert. U wordt dan ook verzocht nadere argumentatie te leveren waaruit blijkt dat de executieverkoop niet de zwaarwegende oorzaak van het faillissement was.
Hoogachtend, Bedrijfsadvies Zilverstad B.V. Huib Sacré please consider the environment before printing this email KvK nummer 59117559.
Brief 4.
Rechtbank Midden Nederland Locatie Utrecht / Sector Civiel T.a.v. mr. P.J. Neijt, Rechter-commissaris Postbus 16005 3500 DA UTRECHT Datum: 28 november 2014 360/387
Betreft : Open brief in beantwoording op de brief van curator Kraaijvanger Uw kenmerk : 16/14/107 F (zie pagina 323) 2. Brieven aan rechter-commissaris. Brief 1. (kopie van brief aan curator). Van Diepen Van der Kroef Insolventies / mr. drs. R.J.G. Kraaijvanger Postbus 14033 3508 SB UTRECHT E-mail: [email protected]
Datum: 24 maart 2014 Holding BV / 2
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: failliet J.A. Nederend
Geachte heer Kraaijvanger, Namens de heer J.A. Nederend en Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V., en in onze hoedanigheid van bedrijfsadviseur, delen wij u het volgende mede naar aanleiding van uw emails van 5 en 14 maart jl.. 1. Minderheidsdeelnemingen. De jaarrekeningen over 2012 zijn beschikbaar, die over 2013 niet. Dat laatste houdt verband met een brand in het kantoor / pand te IJsselstein in de zomer van 2013, waarbij de daar aanwezige financiële administratie 2013 verloren ging. Van Rossum Kozijntechniek B.V. is in 2013 opgericht en heeft nog geen jaarrekening gemaakt. Ook hier speelt de voornoemde brand een curiale rol. Voor verkoop van deze aandelen verwijzen wij u naar de statuten van de desbetreffende vennootschappen. U kunt de aandelen met een gefundeerde vraagprijs aanbieden aan de andere aandeelhouders. Inmiddels is er al contact geweest over een en ander hebben wij begrepen. Uw verwijzing naar artikel 105 Fw is in deze niet terecht omdat hierover al een aantal keren is gesproken en geschreven en de standpunten duidelijk zijn. Aan de informatieplicht is inmiddels voldaan. 2. Overleg met de bank. U bedoelt dat u contact heeft opgenomen met de advocaat van de rabobank Utrechtse Waarden, mr. I. Soetens. Het lijkt ons voor de hand liggend dat mr. Soetens onze stelling betwist dat de rabobank zich schuldig heeft gemaakt aan ‘onrechtmatige executie’. Hij heeft er immers alle belang bij dat u, in uw hoedanigheid van curator, niet tegen hem en zijn opdrachtgever optreedt c.q. procedeert terzake een schadeclaim van minimaal € 400.000,- namens failliet en / of de ex-bestuurder van failliet. U onderzoekt het handelen van de rabobank maar u wacht het eindvonnis af in de procedure
361/387
van de rabobank tegen de heer J.A. Nederend inzake de geclaimde borgstelling. U motiveert dit belangrijke besluit niet en maakt hier mogelijk een zeer ernstige beoordelingsfout die de boedelcrediteuren zeer ernstig kan benadelen. In dit kader stellen wij vast dat u in uw hoedanigheid van curator opdrachtnemer bent en de (rechter-commissaris van de) rechtbank Midden-Nederland c.q. het Openbaar Ministerie uw opdrachtgever is. Wij, als belanghebbenden in dit faillissement, houden u en de rechtercommissaris verantwoordelijk en aansprakelijk voor de schade die het gevolg is van uw passieve houding in deze kwestie. 3. RC directie o/g. U verzoekt betaling van een openstaand bedrag. Alvorens uw verzoek in behandeling te kunnen nemen verzoeken wij u het ontstaan, het verloop en de hoogte van deze vordering ondubbelzinnig aan te tonen. U gelieve dit te doen op een wijze die gelijk is aan die welke u hanteert bij een aanmelding van een vordering op failliet. Ten overvloede wijze wij u er op dat de ex-bestuurder op 28 januari 2014 een schadeclaim heeft ingediend bij failliet van ca. € 400.000,- terzake het onrechtmatig executeren door de rabobank. De ex-bestuurder wacht, net als u, het vonnis af in de procedure rond de geclaimde borgstelling c.s. en beroept zich eventueel op verrekening. 4. bedrijfsmiddelen en debiteuren. Deze zaken zijn of worden afgehandeld. De heer J.A. Nederend neemt hierover contact met u op. Overige ontwikkelingen. 5. Het verslag van de curator de datum 7 maart 2014. Het valt op dat u over drie volledige jaarrekeningen beschikt over de periode 2010 t/m 2012 maar in het verslag vermeldt dat er geen ‘omzetgegevens’ zijn. Hoe verklaart u dit? In het verslag staat dat de jaarrekening 2012 is gedeponeerd op 4 april 2014. Dat moet volgens onze opgave zijn 4 februari 2014. Hoe verklaart u dit? Het verslag vermeldt niets omtrent de schadeclaim ad € 400.000,- die de ex-bestuurder heeft ingediend bij failliet, noch over de achtergronden hiervan zoals die blijken uit alle correspondentie dienaangaande met de (gemachtigde van de) rabobank, welke ook in uw bezit is. De overige schuldeisers hebben wel recht op deze informatie, inclusief de belastingdienst en de rabobank zelf. Zie ook punt 2 voornoemd. Uw mededeling dat u dit in onderzoek heeft is misleidend en schermt ten onrechte de veroorzaker af van het faillissement c.q. de omvang van de schade. 6. Lege boedelrekening. Het kan en mag onzes inziens niet zo zijn dat u, omwille van een lege boedelrekening, niet optreedt tegenover de veroorzaker van het faillissement, te weten de rabobank. Al eerder is vermeld dat het standpunt van de advocaat van de rabobank uiteraard luidt dat geen sprake is van onrechtmatige executie. Dat is zijn belang maar niet dat van u, noch dat van de andere boedelcrediteuren. En u weet maar al te goed dat er financiële regelingen zijn om toch zelfstandig te kunnen procederen in dezen. Ook voor het feit dat de rabobank een grote crediteur van de boedel lijkt zijn oplossingen beschikbaar. Zij lijkt grote crediteur van de
362/387
boedel maar is het niet als zij bij vonnis tot schadevergoeding wordt veroordeeld. 7. Vertrouwen in de advocatuur. U en de rechtbank zijn op de hoogte van onze notitie over ‘vertrouwen in de advocatuur’ van 21 januari jl.. Deze notitie zat bij alle stukken van de faillissementsaanvraag en blijft tot nu toe buiten elke bespreking. Tot nu toe gebeurt in dit faillissement precies wat in die notitie beschreven staat. U belt met mr. I. Soetens van de rabobank, met mr. S. van der Velden die namens failliet correspondeerde met de rabobank maar ook voor die rabobank optrad en optreedt, en later met de advocaat van de ex-bestuurder die de procedure rond de borgstelling begeleidt. Gevieren stemt u heimelijk onderling af wie welke actie wanneer onderneemt en u houdt elkaar op de hoogte van de ontwikkelingen en resultaten. Samen komt u er wel uit! ‘Achter de schermen schijnt altijd de zon’. Uiteraard staan de belangen van de persoonlijke advocaten in hun onderscheiden functie / rol hierbij voorop. Het is ook niet bekend welke ‘relatiekring’ u gemeenschappelijk had en / of heeft. Het is de vraag of de belangen van de boedelcrediteuren wel voldoende aan bod komen in deze setting. Wij verzoeken u een gedegen oplossing aan te geven voor dit dilemma binnen twee weken na heden. Onder het voorbehoud van alle (publicatie)rechten. Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V. CC: Rechtbank Midden-Nederland, Afdeling insolventies, rechter-commissaris mr. A.K. Korteweg Bijlage(n): e.o. u.a.
brief aan de Raad van Commissarissen van Rabobank Utrechtse Waarden
Brief 2. Rechtbank Midden-Nederland Civiel recht / Insolventies en schuldsaneringen T.a.v. rechter-commissaris mr. A.K. Korteweg Postbus 16005 3500 DA UTRECHT E-mail: [email protected]
Datum: 10 juni 2014 BV
Behandeld door: Kenmerk: J.G. Scholten 16/14/107F inzake J.A. Nederend Holding
(zie pagina 237)
3. Brieven aan de president van de rechtbank Utrecht.
363/387
Brief 1. Rechtbank Midden-Nederland T.a.v. de President van de rechtbank Bureau President Postbus 16005 3500 DA UTRECHT E-mail: [email protected]
Datum: 25 augustus 2014
Behandeld door: Kenmerk: J.G. Scholten C/16/14/107 F: J.A. Nederend Holding B.V., en C/16/363602-14/149: rabobank UW vs J.A.
Nederend
Geachte mevrouw, mijnheer, Bijgaande brief met bijlagen aan de Minister van Veiligheid en Justitie is heden ook per email verzonden aan: 1. President van de rechtbank Midden-Nederland locatie Utrecht 2. Rechter-commissaris mr. P.J. Neijt van de rechtbank Midden-Nederland locatie Utrecht 3. Curator mr. R.L.G. Kraaijvanger van Van Diepen van der Kroef advocaten te Utrecht 4. Bestuur rabobank UW te Lopik 5. Advocaat voor de rabobank, mr. I. Soetens van VMBS Advocaten te Eindhoven 6. Advocaat voor Nebako, mr. R. Reumkens, stille informant en sparringpartner van de curator, van Gresnigt & Van Kippensluis te IJsselstein 7. Advocaat voor de rabobank, mr. S.A. van der Velden, van Bruggink & van der Velden Advocaten Belastingadviseurs, ex-advocaat van J.A. Nederend Holding BV, 8. Raad van Commissarissen voor de rabobank UW te LOPIK
Uw inhoudelijke reactie zien wij met belangstelling binnen twee weken van u tegemoet.
Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
Bijlage(n): 1. brief aan de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 25 augustus 2014
364/387
2. brief en e-mail bericht aan de curator van 15 augustus 2014
Brief 2. Rechtbank Midden-Nederland Bestuur rechtbank Midden-Nederland T.a.v. mw. mr. M.M. Hoppenbrouwers Postbus 16005 3500 DA UTRECHT
Datum: 9 augustus 2015
Behandeld door: Kenmerk: J.G. Scholten C/16/14/107 F: J.A. Nederend Holding B.V., en C/16/363602-14/149: rabobank UW vs J.A.
Nederend
Geachte mevrouw Hoppenbrouwers, Dank voor uw brief van 4 september jl. inzake de ontvangstbevestiging van een klacht. Wij zijn echter van mening dat een kopie van een brief aan de Minister van Veiligheid en Justitie, die ter informatie is gestuurd aan de President van voornoemde rechtbank, niet als een klacht beschouwd kan worden.
Hoogachtend, J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfs Advies B.V.
Brief 3. Aantekenen Rechtbank Midden-Nederland T.a.v. de President van de rechtbank Bureau President Vrouwe Justitiaplein 1 3511 EX UTRECHT E-mail: [email protected]
365/387
Datum: 1 december 2014
Behandeld door: Kenmerk: J.G. Scholten C/16/14/107 F: J.A. Nederend Holding B.V. / verzoek tot ontslag van curator mr. R.
Kraaijvanger en vervanging van rechter-commissaris mr. P. Neijt Ons kenmerk: NederendWBApresident20141201 (zie pagina 262) Brief 4. Rechtbank Midden-Nederland T.a.v. de President van de rechtbank Bureau President Vrouwe Justitiaplein 1 3511 EX UTRECHT E-mail: [email protected]
Datum: 15 december 2014
Behandeld door: Kenmerk: J.G. Scholten C/16/14/107 F: J.A. Nederend Holding B.V. / verzoek tot correctie curator mr. drs. R.L.G.
Kraaijvanger Ons kenmerk: NederendWBApresident20141215 (zie pagina 265) Brief 5. Aantekenen. Rechtbank Midden-Nederland T.a.v. de President van de rechtbank Mw. mr. J. Mendlik Vrouwe Justitiaplein 1 3511 EX UTRECHT E-mail: [email protected] Datum: 17 december 2014
Behandeld door: Kenmerk: J.G. Scholten C/16/14/107 F: J.A. Nederend Holding B.V. / aansprakelijkstelling president rechtbank Midden-Nederland Ons kenmerk: NederendWBApresidentAanspr20141217
(zie pagina 267) Brief 5.
366/387
Rechtbank Midden Nederland T.a.v. mw. mr. J. Mendlik, Wnd President Postbus 16005 3500 DA UTRECHT
Referentie: 2013002/241/RKcur006
Behandeld door: H.A. Sacré
Datum: 23 december 2014
Betreft : informatie afwikkeling faillissement Uw kenmerk : 16/14/107 F Faillissement : J.A. Nederend Holding B.V. te IJsselstein, nummer 16/14/107 F Cc.: mr. P.J. Neijt Rechter-commissaris Geachte mevrouw Mendlik, Alvorens in te gaan op enkele stukken uit de correspondentie met mr. drs. R.L.G. Kraaijvanger, verbonden aan het kantoor van Van Diepen Van der Kroef Advocaten, curator in bovenvermeld faillissement willen wij u op een grove omissie van de zijde van de heer Kraaijvanger wijzen. Sedert zijn aanstelling als curator in dit faillissement, 4 februari 2014, communiceren wij vanuit de rechtspersoon Bedrijfsadvies Zilverstad B.V.9 Op 10 en 11 december 201410 richt de heer Kraaijvanger zijn brieven, zonder enige aanleiding daartoe, aan een natuurlijke persoon, zijnde tevens de ondertekenaar van de correspondentie namens voornoemde vennootschap. Gegeven de achtergrond van de heer Kraaijvanger kan worden verwacht dat zijn kennisniveau de verschillen tussen een natuurlijk persoon en een rechtspersoon in detail bevat. In ogenschouw genomen de bijzondere juridische positie van de heer Kraaijvanger, curator, en zijn rechtsbescherming en machtsmiddelen inzake de insolventiewet- en regelgeving, nemen wij dan voetstoots aan dat een dergelijke grove omissie in adressering geen secretariële typefout is. Enige verwijzing en/of aansprakelijkstelling hierna naar de natuurlijke persoon zal per direct leiden tot verweer en/of een klacht bij de daarvoor bevoegde instanties. Wij behouden ons het recht voor om zulk verweer en/of klachten onmiddellijk na verzending volledig te publiceren. De heer Kraaijvanger is, in een antwoord op een brief van 11 december jl.11, op de hoogte gesteld van ons standpunt. Ingaande op de correspondentie specifiek het volgende: Faillissementsverslagen
9
Inschreven Kamer van Koophandel en Fabrieken te Rotterdam sedert 31 oktober 2013 onder nummer 59117559
10
Zie bijlagen 4 tot en met 6
11
Zie bijlage 8, 2e alinea
367/387
Op 15 augustus 201412 is commentaar gegeven op het tweede faillissementsverslag. De heer P. Neijt, als verantwoordelijk Rechter-commissaris, heeft een kopie van deze brief ontvangen. In een zevental punten wordt in detail ingegaan op onvolledigheden, omissies en fouten in dit verslag. De heer Kraaijvanger heeft op geen enkele wijze gereageerd op onze observaties en bevindingen. Ook op het verschenen derde faillissementsverslag is op een tweetal punten commentaar geleverd per brief van 1 december 201413. Ondanks dat gemotiveerd is aangegeven waarom wij van mening zijn dat er wijzigingen in de verslagen dienen te worden aangebracht beantwoordt de heer Kraaijvanger deze laatste brief afwijzend zonder enige onderbouwing en/of motivatie14. Opvallend is dat het tweede faillissementsverslag eerst verschenen is twee maanden na de eerder genoemde verwachte publicatiedatum15. Echter wel tijdig om te worden gebruikt door advocaat mr. I. Soetens tijdens de comparitiezitting inzake Rabobank vs. Nederend op 20 augustus 201416. Tegen de wijze waarop Soetens gebruikmaakte van dit verslag is bij de Rechter bezwaar gemaakt onder vermelding van de brief van 15 augustus jl. en enige van de gewenste correcties. De heer Soetens haalde nadrukkelijk de negatieve uitlatingen aan het adres van de heer Nederend als bestuurder aan zonder aan te geven dat hiervoor geen bewijs was geleverd. Open brief aan Rechter-commissaris Op 28 november 2014, en niet 1 december 201417, is aan de heer Neijt een open brief verzonden. In deze brief wordt stelling genomen tegen de brief van de heer Kraaijvanger aan de heer Nederend van 12 november 201418. Nadrukkelijk wordt in die brief stelling genomen tegen het feit dat de heer Kraaijvanger gebaseerd op foutieve aannames en giswerk de heer Nederend bestempeld als fraudeur. Het ieders goed recht om te reageren op een open brief. Maar het getuigt van arrogantie om dan in de reactie geen enkele motivatie en/of onderbouwing te geven waarom een bepaald standpunt gehandhaafd blijft. Dit staat naar onze mening gelijk aan het negeren en verzwijgen van de feiten genoemd in onze brief van 28 november jl. Conclusie Aan de heer Neijt is meerdere malen informatie verstrekt over de gedragingen van de heer Kraaijvanger als curator inzake voornoemd faillissement. Naar goed bestuurlijk gebruik mogen wij verwachten dat, de heer Neijt als opdrachtgever (leidinggevende), deze informatie besproken heeft met de heer Kraaijvanger. Tevens dat de heer Neijt aan de heer Kraaijvanger, ook naar goed bestuurlijk gebruik, corrigerende maatregelen heeft opgelegd.
12
Zie bijlage 1 en bijlage 4, laatste is een aanhaling
13
Zie bijlage 4
14
Zie bijlage 6
15
Zie eerste faillissementverslag 07-03-2014, punt 10.3 pagina 11 en bijlage 1, punt g.1. pagina 2
16
Zaak C/16/363602 / HA ZA 14-149, Coöperatieve Rabobank Utrechtse Waarden u.a. tegen J.A. Nederend
17
Zie bijlage 3, 1e alinea
18
Zie bijlage 2
368/387
De correspondentie van 10 en 11 december van de heer Kraaijvanger doet vermoeden dat, voor zo ver er corrigerende maatregelen zijn geweest, deze geen effect hebben gehad. De heer Kraaijvanger handhaaft zijn werkwijze en veroorzaakt daarmee ernstige schade aan de heer Nederend en ernstige maatschappelijke schade inzake het faillissement. Naar onze mening zijn verregaande corrigerende maatregelen tot beperking van reeds veroorzaakte schade noodzakelijk. Hierbij wordt gedacht aan maatregelen die kunnen leiden tot de vervanging van de heer Kraaijvanger als curator en de heer Neijt als Rechtercommissaris in voornoemd faillissement. Wij behouden ons het nadrukkelijk alle rechten voor om, op een voor ons conveniërend tijdstip, dit dossier is zijn geheel dan wel in gedeelte te publiceren dan wel te gebruiken of aan te halen in andere situaties en procedures. Vertrouwend in uw onbevooroordeeld inzicht en afweging en in afwachting van u reactie, verblijven wij,
Hoogachtend, Bedrijfsadvies Zilverstad B.V. Huib A. Sacré
<
Bijlage(n): 1. Kopie brief Bedrijfsadvies Zilverstad 2013007/RKcur001 (incl. bijlage), 15-08-2014 2. Kopie brief curator 20140060/F-09-009, 12-11-2014 3. Kopie brief Bedrijfsadvies Zilverstad 2013002/217/RKcur003 (excl. bijlagen), 28-112014 4. Kopie brief Bedrijfsadvies Zilverstad 2013002/220/RKcur004, 01-12-2014 5. Kopie brief curator 20140060/F-01a-003, 10-12-2014 6. Kopie brief curator 20140060/F-01a-002, 11-12-2014 7. Kopie brief curator 20140060/F-01a-007, 11-12-2014 8. Kopie brief Bedrijfsadvies Zilverstad 2013002/235/RKcur005, 17-12-2014 Brief 6. Rechtbank Midden-Nederland T.a.v. de President van de rechtbank Mw. mr. J. Mendlik Vrouwe Justitiaplein 1 3511 EX UTRECHT E-mail: [email protected] Datum: 12 januari 2015
Behandeld door: J.G. Scholten
Kenmerk: C/16/14/107 F: J.A. Nederend Holding B.V. / vervolg aansprakelijkstelling president rechtbankMidden-Nederland / 2 Ons kenmerk: NederendWBApresOpleg20150112
(zie pagina 271)
369/387
Bijlage: samenvatting en conclusie brieven Rabo, curator, RC, rechtbank (29-0402015)
1. Samenvatting en conclusies uit brieven aan de rabobank Utrechtse Waarden. i.
ii.
iii. iv. v. vi.
vii.
viii. ix.
x. xi.
xii.
xiii.
De brief van 19 juni 2013 is geen rechtens juiste opzeggingsbrief van de kredieten verstrekt aan J.A. Nederend Holding B.V.. Het is ook niet de door de rabobank gebruikelijk gehanteerde opzeggingsbrief. Er vindt onder andere geen opeising van het kredietbedrag plaats in deze brief. Tot na 21 januari 2014, de datum waarop de gunning van het onroerend goed plaatsvond, staat er op zowel de bankrekening van de middellange lening als die waarop het rekening courant krediet werd geadministreerd door de rabobank een administratieve kredietlimiet. Deze laatste kredietlimiet maakte het gebruikelijke ‘uitgaande betalingsverkeer’ mogelijk hetgeen het tegenovergestelde is van de situatie bij een opgezegd krediet. Bij een opgezegd krediet is geen uitgaand betalingsverkeer toegestaan (dit is het belang van de bank) en is dat onmogelijk gemaakt door verwijdering van de administratieve kredietlimiet. De rabobank heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen deze argumentatie. Ook heeft de rabobank geen antwoord gegeven op de vraag welke haar juridische motieven zijn om te kunnen en mogen executeren. De rabobank heeft tijdens haar eerste poging tot executie de onjuiste gegevens op de website van BOG Auctions laten aanpassen op verzoek van ons. Later is deze executie door de rabo ingetrokken. De belastingdienst gaat in op het verzoek tot uitstel van betaling vooruitlopend op de toekenning van de aangevraagde Bbz-lening, de rabo reageert daar niet op. Omdat betaling van de lopende verplichtingen bij de belastingdienst zowel een primaire voorwaarde is bij een betaalregeling en dat zij een preferent karakter heeft, zijn die over oktober en november 2013 stipt nagekomen. De rabobank en haar gemachtigde blijven ontkennen dat hun opzegging juridisch onjuist is omdat hun individuele aansprakelijkheidsverzekering dat zo voorschrijft. Met dat stilzwijgende argument blijven zij ook de antwoorden op de vragen schuldig die betrekking hebben op de juridische achtergronden voor de tweede poging tot executie. De opzeggingsbrief van 19 juni 2013 is ook niet getekend door een daartoe bevoegde bankfunctionaris genoemd in het desbetreffende uittreksel van de kamer van koophandel. Het bestuur van de rabobank schendt haar zorgplicht ernstig door – desgevraagd geen getekend exemplaar op te sturen van een volmacht terzake een door haar gemachtigde persoon die namens haar correspondeert met bankklanten als de onderhavige onderneming in onderhavige problematiek. De gevolmachtigde van de rabobank gaf er de voorkeur aan met een advocaat van doen te hebben namens J.A. Nederend Holding B.V. die stevige affiniteit heeft en had met diezelfde rabobank. Op 7 januari 2014 meldt J.A. Nederend Holding B.V. dat zij het verschuldigde bedrag aan ‘achterstallige aflossing’ beschikbaar heeft om daarmee de achterstand geheel aan te zuiveren en verzoekt de rabobank tijdig, dat wil zeggen uiterlijk 9 januari 2013 om 12.00 uur, te melden dat zij akkoord gaat met intrekking van de executie als tegenprestatie. De rabobank laat de gestelde deadline passeren zonder te reageren en antwoordt pas nadat zij daarop is aangesproken en opnieuw aansprakelijk gesteld is voor de geleden en nog te lijden schade. Het instellen van een kort geding tegen de executie was daardoor onmogelijk geworden qua tijdsverloop. De rabobank heeft alle pogingen van J.A. Nederend Holding B.V. genegeerd om de continuïteit te herstellen op termijn van enkele maanden en geweigerd de daarvoor
370/387
benodigde tijd beschikbaar te stellen. Dit ondanks de tijdige en volledige toezending van de financiële plannen en begeleidende stukken. Ook heeft de rabobank het aanbod genegeerd de volledige achterstand in aflossing op te heffen. xiv. De rabobank gaat ten onrechte uit van kredietopzegging in haar brief van 19 juni 2013 hoewel die opzegging aan geen enkele formele eis voldoet zoals geformuleerd in haar ‘te doen gebruikelijk te hanteren’ en concernmatig voorgeschreven opzeggingsbrief. Deze vermeende opzegging voldoet in geen enkel opzicht aan het gestelde in het arrest van 18 februari 2003 van het gerechtshof Arnhem, terzake redelijkheid en billijkheid bij opzegging van een zakelijk krediet. xv. Op grond van deze opsomming van feiten is de rabobank niet alleen haar zorgplicht verwijtbaar niet nagekomen jegens J.A. Nederend Holding B.V. maar heeft zij ook onrechtmatig gehandeld door de bestreden executie toch uit te voeren, gevolgd door gunning. xvi. De rabobank is hierdoor schadeplichtig jegens J.A. Nederend Holding B.V. voor de door laatstgenoemde geleden en nog te lijden schade, alsmede voor de gevolgschade welke haar aandeelhouder heeft geleden en nog zal lijden.
2. Samenvatting en conclusies uit brieven aan curator Kraaijvanger. z. De dga (de heer J.A. Nederend) moet de deelnemingen waarderen. aa. De tegenstrijdige belangen die de curator had / heeft komen inhoudelijk niet aan de orde. bb. Het vertrouwen in en betrouwbaarheid van advocaten en curatoren komen niet ter sprake. cc. De schadeclaim groot € 400.000,- van de dga is een raadsel in de ogen van de curator. dd. Onderzoek naar onrechtmatige executie, gunning en zorgplicht door de rabo’ gebeurt ‘rauwelijks’. ee. Alle ‘advocaten’ hebben heimelijk contact met elkaar, de heren I. Soetens, B.G. van Twist, R. Reumkens en S. van der Velden, en bepalen de regie en de rolverdeling in samenwerking met curator R.L.G. Kraaijvanger om zo hun eigen belangen inclusief die van hun opdrachtgevers te behartigen. Wie behartigt de belangen van de dga hierbij? ff. De curator wacht ‘lijdzaam’ de rechtbankprocedure af in strijd met de belangen van de schuldeisers. gg. Verrekening van de RC-directie o/g met de schadeclaim van de dga is ongemotiveerd afgewezen. hh. Bewust foute feitelijke gegevens ten laste van de dga in de faillissementsverslagen blijven gehandhaafd. ii. Er zijn tegengestelde belangen tussen de advocaat van de rabo en curator Kraaijvanger maar ‘samen komen zij er wel uit’. jj. Curator Kraaijvanger stelt onbewezen dat de bedrijfsadviseur aanzet om de administratie niet af te geven. kk. De curator stelt onbewezen dat de dga ‘auditfiles’ moet overhandigen. ll. De kasopnamen in 2013, gedaan door de dga, zijn geen salarisopnamen en vormen de belangrijkste oorzaak van het faillissement. De curator zegde wel zijn arbeidsovereenkomst op. mm. De aansprakelijkstelling van de dga door de curator staat boordevol met stellingen, aannames, verklaringen, verdachtmakingen en redeneringen van curator Kraaijvanger zonder enige feitelijke en sluitende onderbouwing ervan en heeft tot doel de dga publiekelijk te ‘gijzelen’ en als ‘dader’ te kwalificeren en stigmatiseren. nn. De curator ‘onderzoekt’ de onrechtmatige executie, gunning en zorgplicht door de rabo’ maar zijn openbare conclusies blijven verstoken van enige feitelijke en sluitende
371/387
onderbouwing ervan. Na zeer geruime tijd is duidelijk dat de belangen van de schuldeisers schromelijk zijn verwaarloosd door zijn passiviteit en zijn geslotenheid. oo. Curator Kraaijvanger ontkent, verzwijgt en negeert de elementaire belangen van de dga. pp. Achteraf blijkt de curator publiekelijk de schadeclaim van de dga te betwisten, enige argumentatie ontbreekt tot op de dag van vandaag. qq. De salarisopnamen door de dga in 2013 blijken later uit te monden in ‘onbehoorlijk bestuur’ in de ogen van de aanklager Kraaijvanger. Dat is ook in het belang van de persoon van de curator. rr. In de faillissementsverslagen creëert de curator door zijn bewust onjuiste en bewust pertinent foute interpretaties van de salarisopnamen uit 2013 een ‘verdachte dga’ met als slachtoffer de schuldeisers en de curator. Een perfecte ‘gijzeling’ die zijn weerga niet kent op het ‘toneel van de beoefening van de rechtspraak’. ss. Wat zijn de welbegrepen ‘eigen belangen’ van de curator als juridisch motief om zijn verdienmodel en dat van zijn collega-advocaten ten volle te benutten? Is de aanval zijn beste verdediging of zijn de externe historische feiten van doorslaggevend belang? tt. De rabo valt niets te verwijten concludeert de curator later. Slechts de feitelijke onderbouwing hiervan ontbreekt. Maar toch wil hij het hoger beroep afwachten omwille van het procesrisico? uu. Curator Kraaijvanger gaat nooit en nergens in op de argumenten van de dga en zijn bedrijfsadviseur die het doen en laten van de rabo beargumenteerd bekritiseren (twee beschouwingen). Dat de collega-advocaten I. Soetens en B.G. van Twist de rechter op hun manier, en mogelijk in samenspraak, hebben ‘gemanipuleerd’ is onderdeel van de advocatencode / code of silence. Hierop breidt de curator rustig en in stilte verder. Mogelijk dat zij zo en samen grote achterliggende belangen uit hun klantennetwerk afschermen. vv. Als de curator de belangen van de schuldeisers dient te behartigen, waarom ondersteunde hij dan niet de procedure van de dga tegen de rabo die een borgstelling wil bekrachtigen in een vonnis? De rabo is aangemerkt als de veroorzaker van onnodige (gevolg)schade voor de dga door de ondenkbare gunning als slot van een onrechtmatige geachte executieprocedure van zakelijk onroerend goed. Deze optie kost nauwelijks iets en de argumentatie ervan is uitgebreid en zakelijk onderbouwd. Nadeel is dat in dat geval een procedure tegen een grote en invloedrijke klant zou plaatsvinden met belangrijke ‘voorbeeldwerking’ en dito negatieve uitstraling voor de betrokken advocaat c.q advocaten en hun kantoren. ww. De mededelingen over de ‘melding betaalonmacht’ door de curator slaan nergens op. xx. De conclusie luidt dat de curator niet te vertrouwen en onbetrouwbaar is in dezen wegens het bovenstaande.
3. Samenvatting en conclusies uit brieven aan rechter-commissaris Neijt. viii. ix. x. xi.
Het betreft zowel kopie-brieven die aan de curator zijn gestuurd als brieven over de curator. Zie het verwoorde onder ‘De brieven aan de curator’ hiervoor. Een kopie van de correspondentie gaat naar de Minister van Veiligheid en Justitie. Curator Kraaijvanger en advocaat R. Reumkens hebben heimelijk onderling contact. Advocaat Reumkens informeert curator Kraaijvanger ‘op eigen initiatief, onverplicht, collegiaal en doelbewust’ over de correspondentie terzake een derderelatie van de dga. Dit is verwijtbaar gedrag en in strijd met de geldende vertrouwelijkheid van deze gegevens, de beroepsregels, en de ethiek, de moraal en het fatsoen. Het vertrouwen in en de betrouwbaarheid van de ‘beroepsgroep’ 372/387
xii. xiii. xiv.
in het algemeen zijn hiermee fundamenteel aangetast. Welke waarde heeft het ‘beroepsgeheim’ en voor wie geldt dat en wanneer is dat van toepassing? De ‘dubbele petten’ dienen alleen het persoonlijk eigen belang van beide ‘raadslieden’ als verdienmodel (reciprociteit / wederkerigheid). Het verzoek om advocaat Reumkens te schorsen en curator Kraaijvanger uit zijn functie te ontheffen wordt genegeerd, ontkend en verzwegen. Hiërarchisch is de RC / het OM opdrachtgever en de curator opdrachtnemer. De opdrachtgever is verantwoordelijk en aansprakelijk voor het ‘doen en laten’ van de opdrachtnemer. Publicatie van bepaalde brieven en beschouwingen vindt daarna plaats ter bestrijding en voorkoming van herhaling van deze maatschappelijke ontwikkelingen.
4. Samenvatting en conclusies uit brieven aan het gerechtsbestuur rechtbank Midden-Nederland. o) Het betreft zowel kopie-brieven die aan de curator en de RC zijn gestuurd als brieven over de curator en over de RC aan de president. p) Zie het verwoorde onder ‘De brieven aan de curator’ en ‘De brieven aan de RC’ hiervoor. q) Een kopie van de correspondentie gaat naar de Minister van Veiligheid en Justitie. r) Een brief of de kopie van een brief is geen ‘klacht’ als dat niet uitdrukkelijk is vermeld. s) Onze beschouwingen waarin staat onderbouwd en gemotiveerd waarom rechtercommissaris P.J. Neijt en curator R.L.G. Kraaijvanger niet te vertrouwen en onbetrouwbaar zijn. t) ‘De curator is de weg kwijt’ als hij opeens zijn correspondentie aan de dissidente bedrijfsadviseurs van de dga stuurt op hun privétitel in plaats van naar hun ondernemerstitel. u) De curator heeft de reacties op zijn aansprakelijkstelling van de dga gelezen en stelt ongemotiveerd vast dat hij zijn standpunt niet wijzigt. Dat is logisch want dan zou hij zijn ‘gijzeling van de dga’ opgeven en dat dient niet zijn persoonlijke belang. v) De gevraagde correcties terzake curator en RC worden genegeerd, ontkend en verzwegen. w) Er volgt een aansprakelijkstelling van de president van de rechtbank wegens passiviteit terwijl deze bekend is met de inhoud van de correspondentie c.q. kritiek op het functioneren van de RC en curator. x) Het gerechtsbestuur heeft geen inhoudelijke bemoeienis met de ‘rechtsgang’. y) Het gerechtsbestuur is toch verantwoordelijk en aansprakelijk voor het goed functioneren van de rechtbank en de rechtspraak in Utrecht? Een duidelijk disfunctionerende RC en curator zijn geen probleem en vereisen geen correcties? Dat niet ingrijpen is puur ‘onbehoorlijk bestuur’! z) Er zijn twee scenario’s denkbaar: de gevolgen van wel ingrijpen en van niet ingrijpen. aa) Publicatie van bepaalde brieven en beschouwingen vindt daarna plaats ter bestrijding en voorkoming van herhaling van deze maatschappelijke ontwikkelingen. bb) Wij moeten thans vaststellen dat de Rechtbank Midden-Nederland, en u als president daarvan, de ‘oplegmaatregel’ van de Minister van Justitie destijds stipt opvolgt en toepast nu de blunderende curator mr. R.L.G. Kraaijvanger en de falend toezichthouder c.q. rechter-commissaris mr. P. Neijt hun werkzaamheden in dit dossier ongestoord kunnen en mogen continueren.
Onze conclusie naar aanleiding van voormelde samenvattingen en conclusies.
373/387
Wij trekken uit deze gang van zaken tot nu toe de voorlopige conclusie dat er in dezen sprake is van een systeemcrash. Dat wil zeggen dat niet het systeem van ‘Justitia’ c.q. haar beleidsdoeleinden bepalen wat er gebeurt in een faillissement of een gerechtelijke procedure, maar dat dit wordt bepaald door de mensen die dit systeem ‘bezetten’ c.q. de heimelijke subjectieve doeleinden van hen tezamen bepalen hoe een faillissement c.q. een gerechtelijke procedure uiteindelijk (juridisch en financieel) eindigt voor de partij(en). Dit zou ook kunnen verklaren waarom ‘een dief geen aangifte doet tegen een andere dief’?
374/387
Hoofdstuk IV - Nabeschouwing
Nabeschouwing
Nabeschouwing, conclusies en visie.
375/387
“… ze hieven het glas, deden een plas en alles bleef zo als het was …”
Inhoudsopgave 0. Inleiding ........................................................................................................................................... 377 1. Het FIFA-syndroom en de gelijkenis met de ondernemingsrechtspraak ........................................ 378 2. Brief aan Rabo NL (RvB) 08-06-2015 ............................................................................................. 379 3. Brief aan Ministerie van Veiligheid en Justitie, 08-06-2015 ............................................................ 382 4. Nabeschouwing: monopolie advocatuur ......................................................................................... 387
376/387
0. Inleiding Datum:
Behandeld door:
Kenmerk:
8 juni 2015
J.G. Scholten
WBAJurAdvNodigHfdst4inleiding
Nabeschouwing. politici, bestuurders, Ministerie van Veiligheid en Justitie, Openbaar Ministerie, en de advocatuur, zij zagen dat het zo goed was. En hieven het glas, maakten een plas, en alles bleef zoals het was.
J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfsadvies
377/387
1. Het FIFA-syndroom en de gelijkenis met de ondernemingsrechtspraak Datum:
Behandeld door:
Kenmerk:
1 juni 2015
J.G. Scholten
WBA FIFA-Syndroom
Het FIFA – syndroom en de gelijkenis met de ondernemingsrechtspraak / -justitie in Nederland. 1. FIFA-syndroom. Een georganiseerd samenwerkingsverband tussen vertegenwoordigers van grote financiële belangen, met een eigengemaakt monopolie en juridische immuniteit, dat kan optreden als een dictator op het werkterrein van haar clientèle. Een samenwerkingsverband dat de belangen van haar participanten belangrijker acht dan de doelstelling van het instituut, uitmondend in bewust wangedrag, corruptie, matchfixing, discriminatie en racisme, zonder dat de participanten op grond van ethiek, moraal en fatsoen hieraan een einde maken door op adequate wijze in te grijpen en het maatschappelijk belang te stellen boven het eigen belang. 2. De ondernemingsrechtspraak / -justitie in Nederland. * De ondernemingsrechtspraak / -justitie is een miljardenindustrie. Een nationale monopolistische bedrijfstak die grote belangen vertegenwoordigt. En ook achter de schermen vechten juristen en politici om en met grote financiële belangen. Het recht hoort de macht immers te continueren. Waar grote belangen gelden is de verleiding tot vals spelen aanwezig. Het verschil tussen de rechtspraak en de rest van de samenleving is dat er bij de rechtspraak veel regels en instituties van toepassing zijn om vals spel van de betrokken juristen te faciliteren in plaats van dat te voorkomen. Als iedereen de eigen regels en instituten maar consequent respecteert dan gaat het gelukkig zelden mis. De rechtspraak heeft zichzelf losgezogen van de samenleving. In de rechtszaal is wel een rechter aanwezig om naleving van de regels te controleren en zijn eigen belangen en die van de opdrachtgever te respecteren. Ook handhaaft hij het decorum. Er is geen toezichthouder die optreedt als het vals spelen toch uit de hand loopt. De beloning voor het vals spelen en de bonussen van het succes zijn verzekerd van ongegeneerde juridische immuniteit ten behoeve van de deelnemers aan de rechtspraak. De slachtoffers kunnen zich melden bij geharnaste instituties die zich gesterkt voelen door de jarenlange duidelijke jurisprudentie en de in het leven geroepen eigen regelgeving, voorwaarden en omgangsetiketten. Er is meer nodig dan een parlementaire enquête om de rechtspraak weer gezond te maken. Als de deelnemers, sponsoren en overwinnaars miljardenomzetten realiseren dan is een aanpassing onwaarschijnlijk. Waarschijnlijker is het dat na veel stof en reuring niets verandert en het goede altijd blijft gestraft op termijn. * De tekst is een variant op het hoofdredactioneel commentaar in het Financieel Dagblad van 1 juni 2015 J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfsadvies
378/387
2. Brief aan Rabo NL (RvB) 08-06-2015
Raad van Bestuur ‘Rabo Nederland’ T.a.v. de heer W. Draijer Croeselaan 18 3521 CB UTRECHT
Datum: 8 juni 2015
Behandeld door: Kenmerk: J.G. Scholten Nederend c.s. / 2e open brief rabobank UW ons kenmerk: WBARaboNLNed20150608
Geachte heer Draijer, Bijgaand treft u een kopiebrief van 8 juni jl. aan inzake een uit de hand gelopen kredietdossier van rabobank Utrechtse Waarden e.o. U.A. en haar advocaat mr. I. Soetens. Onze conclusie naar aanleiding van voormelde brief / de samenvatting ervan. * Op het e-mail bericht van 10 oktober 2014 heeft advocaat Soetens niet meer gereageerd. Wat betekent dit? Dat advocaat Soetens ‘een loopje nam en neemt met de waarheid’. In gewoon Nederlands voor ons betekent dit dat advocaat Soetens loog. De historische realiteit past advocaat Soetens en zijn opdrachtgever rabobank UW niet en hij ontkent, verzwijgt en negeert die. Rabobank UW heeft destijds noch het bestaan van de brief van 11 oktober 2013 noch de inhoud ervan weersproken of betwist. In de desbetreffende brief van ons aan uw accountmanager Van der Poel gedateerd 11 oktober 2013, die als bijlage bij de e-mail was bijgevoegd, staat de volgende zinsnede: * In ons gesprek van 25 september jl., waarbij uw rabobank werd vertegenwoordigd door twee personen en de heer J.A. Nederend met drie personen, heeft u uitdrukkelijk verklaard geen belang en interesse te hebben in cijfers c.q. een begroting! Uw verzoek om ‘perspectief’ is dan ook te plaatsen. * Advocaat Soetens is te bestempelen als een leugenaar waarop de volgende stelling van toepassing is. Stelling: De historische realiteit geweld aandoen in de functie van advocaat / procespartij is tot daar aan toe, maar dat te doen met het doel jezelf en je opdrachtgever te bevoordelen ten koste van de tegenpartij is volstrekt onacceptabel, immoreel, onethisch, onfatsoenlijk en in strijd met de beroepseed en de vertrouwensfunctie. Gelukkig heeft deze ‘rechtsregel’ alleen in de theaterzaal van de rechtbank rechtskracht! Het weglaten van de brief van 11 oktober jl. in de stukken die advocaat Soetens aanbiedt aan de rechter is dus zowel manipulatie van de rechter als de historische realiteit geweld aandoen. 379/387
Conclusie. Advocaat Soetens is, gelet op het bovenstaande, en gelet op normale maatschappelijk aanvaarde normen en waarden voor vertrouwensfuncties, ongeschikt om als advocaat op te treden. Wij brengen u in herinnering dat rabobank UW als opdrachtgever van advocaat Soetens verantwoordelijk en aansprakelijk is voor het doen en laten van uw opdrachtnemer. Omdat u en advocaat Soetens op onze vragen, opmerkingen en standpunten gedaan in al onze brieven geen inhoudelijke reactie noch inhoudelijk verweer hebben gevoerd, en dat dit uitsluitend leidde tot het ontkennen, negeren en verzwijgen ervan, publiceren wij deze brief zonder op uw reactie te wachten. Tot slot voegen wij nog een bijlage bij waarin wij het ‘FIFA-syndroom’ vergelijken met het ondernemingsrecht / de ondernemingsjurisprudentie in de Nederlandse rechtspraak. * Voor de goede orde wijzen wij u op de reeds eerder aan u voorgelegde dossiers die wij hebben gepubliceerd. Binnenkort kunnen hierover vervolgpublicaties plaatsvinden. Het betrof hier de volgende dossiers. 1. Op 9 juli 2010: rabobank Alblasserwaard N en O / J. de Jong c.s.. 2. Op 6 april en 3 mei 2012: Obvion / Koster. 3. Op 27 januari 2014: rabobank Utrechtse Waarden e.o. U.A. / J.A. Nederend Holding B.V.. 4. Op 26 februari 2014: J.A. Nederend Holding B.V. open brief inzake onrechtmatige executie. 5. Op 28 augustus 2014: rabobank UW vs J.A. Nederend, incl. tegenvordering. 6. Op 15 oktober 2014: rabobank UW vs J.A. Nederend, beschouwing processtukken / vonnis. 7. Op 1 maart 2015: rabobank Alblasserwaard N en O / J. de Jong en J. de Jong Beheer B.V.. 8. Op 14 april 2015: rabobank Flevoland U.A. en G.J.M. Keurentjes en J.A.J.M. Friesen. 9. Op 23 april 2015: rabobank UW vs J.A. Nederend, beschouwing processtukken / vonnis. 10. Op 30 april 2015: rabobank Utrechtse Waarden U.A., met bijlagen inzake mr. I. Soetens en mr. B. van Twist, inzake de publicatie van al onze correspondentie in dezen. 11. Op 7 mei 2015: rabobank UW inzake mr. I. Soetens en mr. B. van Twist. 12. Op 6 juni 2015: 2e open brief aan rabo UW inzake ongeschiktheid van mr. I. Soetens. Ons doel is u op de hoogte te brengen van de laatste ontwikkelingen ten opzichte van onze brief van 9 juli 2010 en om te voorkomen dat u zich later kunt beroepen op het feit dat u niet wist of niet kon weten wat zich in deze (rechtbank)dossiers afspeelde c.q. afspeelt en niet kon of wilde anticiperen op wat zich nog zal kunnen gaan voordoen. Dit geldt uiteraard ook voor de eventuele in de CC van deze brief genoemde partijen. Een en ander houdt in dat wij later publiekelijk bij alle genoemde partijen terugkomen op de gang van zaken in de (rechtbank)dossiers etc..
380/387
Om onze betrokkenheid bij de voornoemde (rechtbank)dossiers aan te tonen verwijzen wij naar onze website www.bedrijfsadviseur.biz waarop wij (bijna) al onze correspondentie publiceren na dit te hebben aangekondigd. Onder ‘stekeligheden’ en ‘Juridisch advies nodig’? treft u veel informatie aan. Onder ‘Niet te vertrouwen en niet betrouwbaar’ treft u de gepersonaliseerde dossiers aan. Uw inhoudelijke reactie zien wij met belangstelling binnen twee weken na heden van u tegemoet. Wij veronderstellen u bekend met ons ‘publicatiebeleid’, anders kunt u een exemplaar hiervan opvragen op bovenvermeld adres. Tot nadere toelichting zijn wij steeds bereid.
Hoogachtend, Waagmeesters Bedrijfs Advies J.G. Scholten
Bijlage: brief van 4 juni jl. aan rabo UW inzake ongeschiktheid van mr. I. Soetens (zie pagina 304)
381/387
3. Brief aan Ministerie van Veiligheid en Justitie, 08-06-2015
Ministerie van Veiligheid en Justitie t.a.v. dhr. mr. G.A. van der Steur Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag
Datum: 8 juni 2015
Behandeld door: Kenmerk: J.G. Scholten Nederend c.s. / open brief 2 rabobank UW ons kenmerk: WBA42NederMvVJ20150608
Geachte heer Van der Steur, Hierdoor richten wij ons tot u met het volgende. 1. Het FIFA – syndroom en de gelijkenis met de ondernemingsrechtspraak / -justitie in Nederland. 3. FIFA-syndroom. Een georganiseerd samenwerkingsverband tussen vertegenwoordigers van grote financiële belangen, met een eigengemaakt monopolie en juridische immuniteit, dat kan optreden als een dictator op het werkterrein van haar clientèle. Een samenwerkingsverband dat de belangen van haar participanten belangrijker acht dan de doelstelling van het instituut, uitmondend in bewust wangedrag, corruptie, matchfixing, discriminatie en racisme, zonder dat de participanten op grond van ethiek, moraal en fatsoen hieraan een einde maken door op adequate wijze in te grijpen en het maatschappelijk belang te stellen boven het eigen belang. 4. De ondernemingsrechtspraak / -justitie in Nederland. * De ondernemingsrechtspraak / -justitie is een miljardenindustrie. Een nationale monopolistische bedrijfstak die grote belangen vertegenwoordigt. En ook achter de schermen vechten juristen en politici om en met grote financiële belangen. Het recht hoort de macht immers te continueren. Waar grote belangen gelden is de verleiding tot vals spelen aanwezig. Het verschil tussen de rechtspraak en de rest van de samenleving is dat er bij de rechtspraak veel regels en instituties van toepassing zijn om vals spel van de betrokken juristen te faciliteren in plaats van dat te voorkomen. Als iedereen de eigen regels en instituten maar consequent respecteert dan gaat het gelukkig zelden mis. De rechtspraak heeft zichzelf losgezongen van de samenleving. In de rechtszaal is wel een rechter aanwezig om naleving van de regels te controleren en zijn eigen belangen en die van de opdrachtgever te respecteren. Ook handhaaft hij het decorum. Er is geen toezichthouder die optreedt als het vals spelen toch uit de hand loopt. De beloning voor het vals spelen en de bonussen van het succes zijn verzekerd van ongegeneerde juridische immuniteit ten behoeve van de deelnemers aan de rechtspraak.
382/387
De slachtoffers kunnen zich melden bij geharnaste instituties die zich gesterkt voelen door de jarenlange duidelijke jurisprudentie en de in het leven geroepen eigen regelgeving, voorwaarden en omgangsetiketten. Er is meer nodig dan een parlementaire enquête om de rechtspraak weer gezond te maken. Als de deelnemers, sponsoren en overwinnaars miljardenomzetten realiseren dan is een aanpassing onwaarschijnlijk. Waarschijnlijker is het dat na veel stof en reuring niets verandert en het goede altijd blijft gestraft op termijn. * De tekst is een variant op het hoofdredactioneel commentaar in het Financieel Dagblad van 1 juni 2015
2. Inzake J.A. Nederend Holding B.V. en de heer J.A. Nederend versus rabobank Utrechtse Waarden. Bijgaand treft u een kopie aan van onze 2e open brief van 4 juni 2015 gericht aan de rabobank Utrechtse Waarden inzake advocaat Soetens terzake voornoemd dossier. Onze conclusie naar aanleiding van voormelde brief / de samenvatting ervan. * Op het e-mail bericht van 10 oktober 2014 heeft advocaat Soetens niet meer gereageerd. Wat betekent dit? Dat advocaat Soetens ‘een loopje nam en neemt met de waarheid’. In gewoon Nederlands voor ons betekent dit dat advocaat Soetens loog. De historische realiteit past advocaat Soetens en zijn opdrachtgever rabobank UW niet en hij ontkent, verzwijgt en negeert die. Rabobank UW heeft destijds noch het bestaan van de brief van 11 oktober 2013 noch de inhoud ervan weersproken of betwist. In de desbetreffende brief van ons aan uw accountmanager Van der Poel gedateerd 11 oktober 2013, die als bijlage bij de e-mail was bijgevoegd, staat de volgende zinsnede: * In ons gesprek van 25 september jl., waarbij uw rabobank werd vertegenwoordigd door twee personen en de heer J.A. Nederend met drie personen, heeft u uitdrukkelijk verklaard geen belang en interesse te hebben in cijfers c.q. een begroting! Uw verzoek om ‘perspectief’ is dan ook te plaatsen. * Advocaat Soetens is te bestempelen als een leugenaar waarop de volgende stelling van toepassing is. Stelling: De historische realiteit geweld aandoen in de functie van advocaat / procespartij is tot daar aan toe, maar dat te doen met het doel jezelf en je opdrachtgever te bevoordelen ten koste van de tegenpartij is volstrekt onacceptabel, immoreel, onethisch, onfatsoenlijk en in strijd met de beroepseed en de vertrouwensfunctie. Gelukkig heeft deze ‘rechtsregel’ alleen in de theaterzaal van de rechtbank rechtskracht! Het weglaten van de brief van 11 oktober jl. in de stukken die advocaat Soetens aanbiedt
383/387
aan de rechter is dus zowel manipulatie van de rechter als de historische realiteit geweld aandoen. Conclusie. Advocaat Soetens is, gelet op het bovenstaande, en gelet op normale maatschappelijk aanvaarde normen en waarden voor vertrouwensfuncties, ongeschikt om als advocaat op te treden. Wij brengen u in herinnering dat rabobank UW als opdrachtgever van advocaat Soetens verantwoordelijk en aansprakelijk is voor het doen en laten van uw opdrachtnemer.
Omdat u en advocaat Soetens op onze vragen, opmerkingen en standpunten gedaan in al onze brieven geen inhoudelijke reactie noch inhoudelijk verweer hebben gevoerd, en dat dit uitsluitend leidde tot het ontkennen, negeren en verzwijgen ervan, publiceren wij deze brief zonder op uw reactie te wachten. *
5. Stelling van 8 juni jl.: Het wettelijk monopolie van de particuliere commerciële (ondernemingsrecht)advocatuur om ‘bij uitsluiting’ van cliënt een procedure te kunnen starten c.q zich te stellen, te pleiten en op te treden namens cliënt, is een flagrante schending van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM). In bijlage 2 treft u de complete stelling aan. Deze stelling vormt de nabeschouwing in de publicatie van het digitale boekje ‘Juridisch advies nodig’? dat binnenkort in digitale vorm op onze website www.bedrijfsadviseur.bizz verschijnt.
Dank voor uw antwoordbrief van 6 oktober 2014, geschreven door de heer J.F.L. Roording, hoofd van de afdeling operationele zaken en incidentenmanagement. Uit uw antwoord blijkt niet dat u als Minister van het Ministerie van Veiligheid en Justitie niet de eindverantwoordelijke bewindspersoon bent in deze observaties. Het blijft dus zaak u van onze observaties kennis te laten nemen. Wat u als Minister met die kennis en informatie doet is niet aan ons om te beoordelen.
Terzake eerder aangebrachte zaken. Voor de goede orde wijzen wij u op de reeds eerder aan u voorgelegde dossiers die wij ook hebben gepubliceerd op www.bedrijfsadviseur.biz.. a. ‘Fraudebestrijding in insolventierecht’. Binnenkort vindt hierover een vervolgpublicatie plaats. Het betrof hier het volgende dossier: 9 juni 2008: open brief aan de Commissie Insolventierecht, de heer Prof. Mr. S.C.J.J. Kortmann. b. Rabobank Utrechtse Waarden / J.A. Nederend Holding B.V c.s., aansprakelijkstellingen en publicatie dossier van 27 januari jl. c.q. 10 juni jl.. c. Rabobank Utrechtse Waarden / de heer J.A. Nederend terzake incasso van een borgstelling met het instellen van een tegenvordering. d. Onze notitie van 21 januari 2014 met als onderwerp: Kunt u, ‘zonder twijfels’, uw advocaat vertrouwen en betrouwbaar noemen? e. Onze notitie van 23 augustus 2014 met als onderwerp: Kunt u, ‘zonder twijfels’, op de
384/387
rechtspraak vertrouwen en die betrouwbaar noemen? f. De notitie van 9 oktober 2014: curatoren en faillissementsverslagen. g. De notitie van 28 oktober 2014: wat u moet weten over het Ministerie van Veiligheid en Justitie. h. De notitie van 1 december 2014: ‘Nederend / beschouwingen RC en curator’. i. De brieven van 5 en 9 december 2014: Nesca T&C / beschouwingen op vonnis 2413352 CV expl 1310205. j. De vijfde notitie van 9 december 2014: WBA / wunw / Faillissementswet, Curator en NOvA. k. De brief van 17 december 2014: aansprakelijkstelling president rechtbank Midden-Nederland en het verzoek aan de president van de rechtbank MiddenNederland van 15 december 2014 om curator mr. drs. R.L.G. Kraaijvanger zijn brief van 10 december 2014 te laten corrigeren. l. De brief van 18 december 2014: curator mr. B.J. Nauta is niet te vertrouwen en onbetrouwbaar. m. De brief van 22 december 2014: curator mr. R.P. de Bruin is niet te vertrouwen en onbetrouwbaar. n. De notitie van 29 december 2014: wat u moet weten over de vraag of een systeemcrash bestaat? o. De brief van 30 december 2014: curator mr. P. de Koning en RC mr. T.J. van Gessel c.s. zijn niet te vertrouwen en onbetrouwbaar. p. De zevende notitie van 8 januari 2014 inzake ‘Critici en klokkenluiders strafrecht’? q. De brief van 12 januari 2015: President rechtbank Midden-Nederland, curator mr. R. Kraaijvanger en rechter-commissaris mr. P. Neijt inzake strikte toepassing oplegmaatregel faillissementsfraude rond curatoren. r. De brieven van 21 februari 2015 aan de Raad van Bestuur van de ABN AMRO Bank, Greveling Advocaten, Van Twist Advocaten en Lindorff Credit Management waarin wij vaststellen dat zij niet te vertrouwen en onbetrouwbaar zijn in de casus Van Tongeren Beheer B.V.. s. De mededeling van 23 februari 2015 dat de notitie ‘Juridisch advies nodig? versie 09’ is afgerond en digitaal beschikbaar is op www.bedrijfsadviseur.nl onder ‘stekeligheden’. t. De brief van 28 februari 2015 aan mr. B.G. van Twist waarin wij vaststellen dat hij niet te vertrouwen is en niet betrouwbaar in de casus Van Heusden Afbouw B.V. (zie ook punt r. hierboven). u. De brief van 31 maart 2015: ‘open brief’ aan het gerechtsbestuur van rechtbank Midden-Nederland. v. De brieven van 7 april jl. aan Rabobank Flevoland U.A. en Groenewegen Gerechtsdeurwaarders waarin wij vaststellen dat zij niet te vertrouwen en niet betrouwbaar zijn. w. De brieven van 8 april jl. aan Explease B.V., STV Mahieu advocaten en Rensen advocaten waarin wij vaststellen dat zij niet te vertrouwen en niet betrouwbaar zijn. x. De brief van 29 april jl. aan Rabobank Utrechtse Waarden U.A., met bijlagen inzake mr. I. Soetens en mr. B. van Twist, inzake de publicatie van al onze correspondentie in dezen. y. De brief van 7 mei 2015 aan VMBS advocaten mr. I. Soetens. z. De notitie ‘Het FIFA-syndroom’ van 1 juni 2015. aa. De brief van 4 juni 2015 aan rabobank UW inzake de ongeschiktheid van advocaat mr. I. Soetens. bb. De notitie inzake ‘Het wettelijk monopolie van de particuliere commerciële (ondernemingsrecht) advocatuur van 8 juni 2015.
385/387
Tot nadere toelichting zijn wij steeds bereid. Wij veronderstellen u bekend met ons ‘publicatiebeleid’, anders kunt u een exemplaar hiervan opvragen op bovenvermeld adres. Onder het voorbehoud van alle (publicatie)rechten van deze brief op korte termijn.
Hoogachtend, Waagmeesters Bedrijfs Advies J.G. Scholten
Bijlage(n): 1. brief van 4 juni jl. aan rabobank UW inzake ongeschiktheid van advocaat mr. I. Soetens (zie pagina 304) 2. Stelling: inzake het wettelijk monopolie van de particuliere commerciële (ondernemingsrecht)advocatuur (zie pagina 387)
386/387
4. Nabeschouwing: monopolie advocatuur
Datum:
Behandeld door:
Kenmerk:
8 juni 2015
J.G. Scholten
WBA / Juridisch advies nodig monopolie
advocatuur
Stelling: 1. Het wettelijk monopolie van de particuliere commerciële (ondernemingsrecht)advocatuur om ‘bij uitsluiting’ van cliënt een procedure te kunnen starten c.q zich te stellen, te pleiten en op te treden namens cliënt, is een flagrante schending van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM). 2. Dit monopolie beperkt de primaire vrijheid van cliënt in ernstige mate en bevoordeelt en faciliteert de rol van deze advocaat en die van de advocaat van de tegenpartij als pleitbezorger van het eigenbelang en het eigen verdienmodel alsmede dat van de (ondernemings)rechtspraak als systeem. 3. De naam raadsman of raadsvrouw in dezen is dan ook volstrekt onjuist en misleidend. 4. Als de cliënt zelf zijn ‘kwestie’ wil verprutsen bij de (vrede)rechter, in plaats van dat door de advocatuur te laten doen, dan is dat zijn autonome recht op vrije keuze en voor zijn rekening en risico. 5. Alle verklaringen en redeneringen van de (ondernemings)advocatuur, rechtspraak etc. hiertegen zijn doelredeneringen uit eigenbelang en legitimeren niet de praktijk zoals weergegeven in het praktijkverslag “Juridisch advies nodig?’. 6. Het ontbreken heden ten dage van enig openbaar, onafhankelijk en objectief wetenschappelijk onderzoek naar het rechtmatig functioneren van de (ondernemings)advocatuur en de (ondernemings)rechtspraak in Nederland bevestigt onbedoeld het bestaan van ‘de doorgestoken kaart’ in deze beide beroepsgroepen. 7. Bovendien dient elke cliënt die een raadsman raadpleegt en / of aanstelt wettelijk verplicht gebruik te maken van de (op te stellen) Algemene Voorwaarden voor de Nederlandse Rechtzoekenden, welke AVNR prevaleren indien zij conflicteren met de ‘algemene voorwaarden’ van de advocatuur c.q. die van de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) in het algemeen en die van de raadsman c.s. of zijn kantoor in het bijzonder. 8. Op elke vermoedelijke overtreding van de AVNR door de raadsman c.s. is de raadsman met onmiddellijke ingang van rechtswege geschorst in zijn raadgevende taken totdat een (vrede)rechterlijke uitspraak in hoogste instantie in staat van gewijsde is getreden. 9. Van zowel de schorsing als de daarop volgende rechterlijke uitspraken wordt een openbaar register door de rechtbanken actueel bijgehouden dat online bereikbaar is voor iedere belanghebbende c.q. elke Nederlander. 10. Het principe van deze Algemene Leveringsvoorwaarden voor Nederlanders, die thans individueel hun recht moeten zoeken tegenover de georganiseerde particuliere commerciële monopolisten, waaronder die van het bankwezen, de registeraccountants, de medische zorgsector etc., dient op zeer korte termijn bekrachtigd te worden door ‘landelijke verbindend verklaring’ door het parlement van het bestaan en de praktische uitwerking van die voorwaarden.
J.G. Scholten Waagmeesters Bedrijfsadvies
387/387