Professionalisme en Managerialisme in de advocatuur Een onderzoek naar de status van de Advocaat in Nederland
2
Inhoudsopgave Voorwoord ................................................................................................................ 4 Inleiding .................................................................................................................... 5 Hoofdstuk 1: De ontwikkeling van de professie advocaat door de eeuwen heen ..... 7 1.1 Historische achtergrond advocaat en ontwikkeling van de advocatuur .......... 7 1.2 Het ontstaan van de advocaat .......................................................................... 7 Hoofdstuk 2: De advocaat in de media ................................................................... 10 2.1 Onderzoek Blauw Research .......................................................................... 10 2.2 Onderzoek uit België .................................................................................... 11 2.3 De advocaat in het nieuws, series en films ................................................... 12 2.4 De advocaat op televisie ............................................................................... 12 2.5 De advocaat in positief daglicht .................................................................... 13 2.5.1 Documentaire Anker & Anker ............................................................... 13 2.5.2 Kijken in de ziel: Strafpleiters ............................................................... 13 2.5.3 Collegetour met Bram Moszkowicz ...................................................... 13 2.6 De advocaat in negatief daglicht ................................................................... 14 2.6.1 Prem Radhakishun ..................................................................................... 14 2.6.2 House Ibiza met Theo Hiddema............................................................. 14 2.7 BA’ers (Bekende Advocaten) ....................................................................... 15 2.8 Reactie vanuit advocatuur op imago ............................................................. 17 Hoofdstuk 3: Regels in de advocatuur .................................................................... 18 3.1 Inleiding ........................................................................................................ 18 3.2 Wat is een code? ........................................................................................... 18 3.3 Nederlandse codes ........................................................................................ 18 3.4 De Orde van Advocaten ................................................................................ 19 3.5 Toezicht op de advocatuur ............................................................................ 21 3.6 Opbouw “het Vademecum” .......................................................................... 21 3.7 De gedragsregels ........................................................................................... 21 3.8 De diversiteitverklaring ................................................................................ 22 Hoofdstuk 4: Controle en toezicht op de advocatuur .............................................. 23 4.1 De hoofdrolspeler: de individuele advocaat.................................................. 23 4.2 De wetgever; de Orde van Advocaten .......................................................... 24 4.3. Spelregels; Toezicht ..................................................................................... 25 4.4 Toezicht in de accountancy ........................................................................... 27 4.5 De overheid aan zet! ..................................................................................... 28
3
Hoofdstuk 5: Enquête ............................................................................................. 30 5.1 Materiaal ....................................................................................................... 30 5.2 Anaylse-Methode .......................................................................................... 30 5.3 Resultaten...................................................................................................... 30 5.4 Conclusie en beperkingen ............................................................................. 31 Hoofdstuk 6: De hybride professional .................................................................... 33 6.1 Performativiteit en discours .......................................................................... 33 Hoofdstuk 7: Conclusie........................................................................................... 37 Referenties .............................................................................................................. 40 Bijlage A: Gedragsregels ........................................................................................ 44 Groep 1: algemene regels (bestaat uit 4 regels). ................................................. 44 Groep 2: verhouding tot de cliënt (bestaat uit 7 regels) ...................................... 44 Groep 3: optreden in rechte (bestaat uit 5 regels) ............................................... 46 Groep 4: betrekkingen tussen advocaten (bestaat uit 6 regels) ........................... 47 Groep 5: financiële regels (bestaat uit 6 regels) .................................................. 48 Groep 6: praktijkregels (bestaat uit 11 regels) .................................................... 50
4
Voorwoord Voor u ligt het rapport van de Honoursdenktank ‘Professionals: dilemma’s en gewoonten binnen een professionele organisatie’ over de advocatuur. De Honoursdenktank is gekoppeld aan het Interdisciplinaire Honoursprogramma van de Radboud Universiteit te Nijmegen en is bedoeld voor de gemotiveerde student, die over de grenzen van de eigen discipline heen wil kijken. In het interdisciplinaire Honoursprogramma volgen studenten een viertal cursussen, waarna ze als afronding samen met studenten van verschillende opleidingen werken aan een opdracht van een bedrijf of overheidsinstelling. Deze denktank is ontstaan vanuit de Honourscursus ‘Professionals’. In deze cursus zijn verschillende professies behandeld, waarbij vooral de nadruk is gelegd op de hybride professional. Later in dit rapport zal deze term uitgebreid behandeld worden. In samenwerking met het advocatenbureau Dirkzwager en prof. dr. Ed Vosselman is de volgende opdracht ontstaan: “Onderzoek wat de status is van de advocaat in de huidige maatschappij. Vergelijk die status met de gewenste status vanuit de Orde van Advocaten. Besteed aandacht aan de eventuele spanning tussen het professionele discours en het discours over het ‘managerialisme’. Ontstaat er zoiets als een hybride advocaat, of is er sprake van een meer pure vorm?” Dit onderzoek werd begeleid door prof. dr. Ed Vosselman (Radboud Universiteit) en mr. Eric Boerma (Dirkzwager; Orde van Advocaten). In dit rapport zal ten eerste in de inleiding aandacht worden besteed aan de hoofdvragen van dit rapport en het theoretisch kader omtrent de hoofdvragen. Om deze vragen te kunnen beantwoorden zal achtereenvolgens de volgende onderwerpen aan bod komen: de advocaat in de media; de geschiedenis van de advocatuur; regels, orde en toezicht en de hybride professional. Hierna zal afgesloten worden met een conclusie, die tracht antwoord te geven op de hoofdvragen. De lezer wordt gevraagd deze stukken als afzonderlijke stukken te lezen, die de advocatuur vanuit verschillende perspectieven belicht.
Honoursdenktank ‘Professionals’ Christoph Behrend ( psychologie), Joep van Deutekom (wijsbegeerte); Lotte Firet (medicijnen); Lisa Glasbergen (sociologie); Gerdien Gunnink (rechten); Lisanne Haket (geneeskunde); Annekkee van den Langenberg (bedrijfskunde); Véronique Louhenapessy (psychologie); Suzanne van Leuven (geneeskunde); Lennart Spee (psychologie) en David van Zanten (bedrijfskunde)
5
Inleiding Het woord ‘professie’ komt van het Latijnse woord ‘ex professo’, wat betekent: ‘met vlijt, weloverdacht en opzettelijk’ (Slot Webcommerce, 2012). Deze eigenschappen zijn vaak nog steeds belangrijk bij het uitoefenen van een beroep, maar daarnaast zijn ook andere zaken belangrijk geworden. Wat tegenwoordig bijvoorbeeld ook van belang is, is hoe bedrijven georganiseerd worden. Tegenwoordig zijn er twee verschillende visies op professies: aan de ene kant het professionalisme en aan de andere kant het managerialisme. Bij het managerialisme is de manier van organiseren van werk belangrijk. Het professionalisme daarentegen focust zich op het werk zelf. Een duidelijk voorbeeld hiervan is te vinden in de geneeskunde. Waar deze voorheen uitsluitend een zuivere professie was, is ook binnen deze professie het managerialisme erin geslopen. Voorheen werd de arts vertrouwd op zijn medische kennis. Tegenwoordig worden niet alleen patiënten veel kritischer, maar wordt het werk van een arts ook vanuit het management sterk gecontroleerd. Echter, zijn mensen vaak niet geheel onder te brengen in één van deze categorieën. Daarvoor is de term ‘hybride professional’ in het leven geroepen, waarbij het gaat om een balans tussen beide perspectieven. De discussie over hoe de balans bereikt wordt tussen de bovengenoemde stromingen is toepasbaar op verschillende professies. Een andere professie die met deze discussie kampt is de advocatuur. Een advocaat is een specialist, een professional, een wetenschapper, een werkgever, een werknemer, een dienstverlener en een ondernemer. De advocaat bekleedt ook een maatschappelijke positie, waardoor het belangrijk is dat er duidelijke regels zijn die de integriteit van de advocaat helpt bewaken. Dit rapport richt zich uitsluitend op de professie van de advocaat. Zoals eerder genoemd zal in dit rapport aandacht worden besteed aan de volgende vragen: ‘Wat is de status van de advocaat in de huidige maatschappij?’; ‘Wat is de gewenste status van de Orde van Advocaten?’; “Is er spanning tussen het professionele discours en het discours over het ‘managerialisme en op welke wijze?’; en ‘Ontstaat er zoiets als een hybride advocaat, of is er sprake van een meer pure vorm?’. Voordat de hybride advocaat besproken wordt, is het belangrijk om eerst terug te gaan naar de kern en te kijken naar de geschiedenis van de advocaat. ‘Hoe is de professie van advocaat ontstaan en welke ontwikkelingen heeft de advocatuur doorgemaakt?’. Deze vragen zullen terugkomen in het eerste hoofdstuk en zullen dienen als opstap naar het beantwoorden van de eerste deelvraag: ‘Wat is de status van de advocaat in de huidige maatschappij?’. Het tweede hoofdstuk zal ingaan op de deelvraag over de status van de advocaat in de huidige maatschappij. Deze vraag wordt beantwoord met behulp van twee onderzoeken waarin het beeld wat het publiek heeft over advocaten aan bod komt.
6
Vervolgens zal gekeken worden naar het beeld wat het publiek krijgt door de media. Het derde en vierde hoofdstuk zal in het teken van de tweede deelvraag staan, namelijk wat de gewenste status is van de Orde van de Advocaten. In het derde hoofdstuk zullen eerst de regels binnen de advocatuur ter sprake komen en er zal globaal ingegaan worden op de Orde van de Advocaten. Het vierde hoofdstuk zal hier dieper op ingaan en zal zich richten op controle en toezicht binnen de advocatuur. De hiervoor genoemde hoofdstukken bespreken literatuuronderzoeken. Naast de literatuuronderzoeken is voor dit rapport ook een enquête opgesteld en verstuurd naar verschillende advocatenkantoren. Deze enquête en de bevindingen zullen besproken worden in hoofdstuk vijf. Het doel van deze enquête was om, naast het beeld wat het algemene publiek van advocaten heeft, te peilen hoe advocaten over zichzelf denken en hoe ze over de gedragsregels denken die in hoofdstuk drie en vier aan bod komen. In deze enquête komt daarnaast ook de hybride professional ter sprake die later in hoofdstuk zes uitgebreid zal worden besproken. Zoals ik net noemde zal in hoofdstuk zes de hybride professional besproken worden. Er zal eerst dieper worden ingegaan op het managerialisme en op het concept performativiteit en er zal een ander perspectief op de mens besproken worden. Dit hoofdstuk sluit af met een evaluatie van de hybridisering. Tot slot zal in hoofdstuk zes de conclusies van de voorgaande hoofdstukken worden besproken.
7
Hoofdstuk 1: De ontwikkeling van de professie advocaat door de eeuwen heen
1.1 Historische achtergrond advocaat en ontwikkeling van de advocatuur De advocaat, letterlijk vertaald uit het Latijn betekent het ‘degene die er bij gehaald wordt’. Maar hoe is deze professie eigenlijk ontstaan? In dit essay zal worden ingegaan op de historische achtergrond van de advocatuur. Daarnaast zal aandacht besteed worden aan de ontwikkeling die de opleiding tot advocaat als professie heeft doorgemaakt, mede bezien in het licht van de ontwikkeling binnen de organisatie van de advocatuur.
1.2 Het ontstaan van de advocaat Wie kunnen nu aangemerkt worden als de eerste advocaten? Men wijst als eerste op de redenaars in de Griekse Oudheid. Echter, zoals de naam al doet vermoeden deze redenaars waren ook geen echte advocaten. Zij traden op voor de partij door het woord te voeren, maar hielden daarnaast ook gewone toespraken. De Latijnse benaming advocaat zien we voor het eerst terug in de Romeinse tijd. De priesters in die tijd stelden de dagen vast waarop er geprocedeerd kon worden, waardoor zij ook in de gevoerde processen betrokken raakten. Dit veranderde echter halverwege de 3e eeuw V.C., de beoefening van het juristenschap kwam in handen van de aristocratie. Een oorzaak hiervan is gelegen in het zogenaamde ‘patronus/cliens systeem’. Dit systeem houdt in dat de cliens uit de lagere klasse in ruil voor de verrichte diensten aan de patronus uit de hogere klasse bescherming van de patronus kreeg. Deze bescherming strekte zich ook uit tot juridische bijstand, waarbij degene om zijn redenaarskwaliteiten als advocaat optrad. Tot dan toe was de advocaat een leek, waarbij het vooral neer kwam op het adviseren, het opstellen van akten en het volgen van de juiste formele procedure. Ook doet de procesvertegenwoordiging voor het eerst zijn intrede. Dit is echter niet de procesvertegenwoordiger zoals wij die vandaag de dag kennen, deze persoon treedt in rechte voor personen op die door ziekte of ouderdom niet ter processe kunnen schijnen (Bannier, Fanoy & Mulder, 2011). In de Middeleeuwen zien we ook de advocaat terug, er dient echter onderscheid gemaakt te worden tussen de advocaat (de raadsman) en de procureur (de vertegenwoordiger in het proces, hij gaf een meer praktische ondersteuning aan de cliënt in het proces) (Bannier, Fanoy & Mulder, 2011). Jansen verduidelijkt dit onderscheid door de volgende beeldspraak: “de advocaat is de dokter, de procureur is de apotheker.” (Jansen, 2009). Aan het eind van de Middeleeuwen zien we het aanzien van de advocaat stijgen mede door de receptie van het Romeins recht, waarmee het lokale recht wordt verdreven. Vanaf 1500 werd al de eis gesteld aan de advocaat dat hij kennis van het recht diende te hebben. In de 16e eeuw werden de eerste Nederlandse universiteiten gesticht, aan de rechtenfaculteiten werd in het
8
begin voornamelijk Romeins recht gedoceerd, later deed ook hedendaags recht – een mengeling van Romeins, canoniek, feodaal en inheems recht – zijn intrede (Jansen, 2009). In 1531 wordt de ‘Grote Instructie’ uitgevaardigd, die informatie geeft over de advocaat in die tijd, zo dit geschrift de vereisten om advocaat te kunnen worden. Een belangrijk vereiste is dat de advocaat kennis van het recht dient te hebben (Hermesdorf, 1951). Uit de Grote Instructie blijkt verder dat de advocaat ook een eed aflegt. In deze eed vinden we grote overeenkomsten met de eed zoals wij die tegenwoordig voor advocaten kennen. Qua organisatie verschilde de advocatuur erg zoals wij die vandaag de dag kennen (Banier, Fanoy & Mulder, 2011). Zo was de advocaat afhankelijk van de rechter, in die zin dat de het Hof van Holland, het verschuldigde bedrag taxeerde. Tijdens de Franse Revolutie verandert de advocatuur ingrijpend onder het bewind van Napoleon Bonaparte. Napoleon tekent op 14 december 1810 een keizerlijk decreet, namelijk het ‘contenant règlement sur l’ exercise de la profession d’advocat et la diciplinair du barreau. Met dit decreet wordt volgens Bannier en Sanders (2010) de grondslag gelegd voor de Nederlandse advocatuur. Dit decreet herstelde de advocatuur die in 1790 opgeheven balie, - De balie is een beroepsvereniging van advocaten – daarnaast werd ook de professie van advocaat verboden. Dit leverde echter grote wantoestanden op, waardoor in 1804 de professie van advocaat weer in ere, bij wet werd hersteld. Onze gewesten maken pas in 1811 kennis met een georganiseerde balie. Het keizerlijk decreet gold tot 1838, toen bij Koninklijk Besluit, de Wet op de Rechterlijke Organisatie vorm kreeg, in de wet RO werd de opdracht aan de Hoge Raad gegeven een reglement voor de advocaat en procureur op te stellen. (Jansen, 2009). Er werden drie reglementen opgesteld, het derde reglement ging over de advocaten en procureurs. Elk arrondissement in Nederland kende een raad van toezicht en discipline. Op dat moment ontbrak echter een overkoepelend orgaan. Tijdens de studie rechten werd rechter vooral het theoretischer karakter van de opleiding benadrukt, aandacht voor enige praktijk ervaring was er dan ook niet in de 18e en 19e eeuw. Praktische ervaring in de procespraktijk deed de advocaat op door als het ware ‘in de leer te gaan’ bij een oudere, ervaren advocaat. Deze opvatting veranderde echter met de invoering van de Procureurswet van 1879. Met de instelling van deze wet verdween ook de procureur uit de Nederlandse procespraktijk, nu moest de advocaat wel kennis hebben van de procespraktijk. Ook de manier van onderwijs geven op de universiteiten kwam daarmee onderdruk te staan, zij sloot immers niet aan op de praktijk, waar praktische vaardigheden onontbeerlijk waren geworden. Vanaf de jaren tachtig van de 19e eeuw werd het dan ook mogelijk voor studenten om pleitcolleges te volgen. In 1915 werd de Nederlandse Advocaten Vereeniging opgericht (NAV), deze ging zich naast de behartiging van de belangen van advocaten ook bezig houden met de opleiding tot advocaat, daarnaast richtte zij in 1918 het tijdschrift Advocatenblad op. De behartiging van deze belangen was hard nodig door de sterke groei van het aantal advocaten in Nederland, het begin van specialisatie in verschillende rechtsgebieden en de noodzaak om zich in een inkomen te voorzien naar de Eerste Wereldoorlog. In die tijd kwam dan ook langzaam het patroonsysteem van de grond, de beginnende advocaat is de eerste jaren werkzaam onder een ervaren advocaat, die de patroon wordt genoemd. Naast
9
de praktijk ervaring die de jonge advocaat bijgebracht diende te worden waren ook gedragsregels van belang. Een advocaat mocht zijn praktijk niet uitoefen puur en alleen om financiële belangen na te jagen. Een advocaat mocht daarnaast niet lid zijn van de Tweede Kamer, een advocaat kende zijn geheimhoudingsplicht en diende betrouwbaar te zijn. Deze gedragsregels werden uitgebracht in het Advocatenblad van 1939 (Jansen, 2009). Na de Tweede Wereldoorlog zien we dat de opleiding tot advocaat steeds meer gestalte krijgt. De Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) werd ingesteld na aanleiding van de op 1 oktober 1952 ingetreden Advocatenwet (Bannier, Fanoy & Mulder, 2011). Deze wet gaf daarnaast uitvoering aan artikel 153 Grondwet (oud, thans 134 lid 2 Grondwet), namelijk de bevoegdheid aan de regelgevende bevoegdheid om onderwerpen als de opleiding te regelen. In 1955 wordt dan ook de Stageverordening ingevoerd (Jansen, 2009). Door verdere specialisatie wordt in 1988 de Stageverordening gewijzigd, vanaf die tijd geldt eenjarige de Beroepsopleiding (BO) voor afgestudeerde juristen die advocaat willen worden, later wordt deze opleiding verdiept met een tweede en derde jaar, de zogeheten Voorgezette Stagiaire Opleiding (VSO). De meest recente ontwikkeling zien we bij de grote kantoren die een geheel eigen beroepsopleiding aanbieden. Daarnaast hebben in 2008, veertien Randstedelijke, commercieel ingestelde en internationaal gerichte kantoren samen met het Nijmeegse centrum voor Postacademisch juridisch onderwijs (CPO) en Juridisch PAO Utrecht de Law Firm School oprichten, deze verzorgen een aantal vakken uit de beroepsopleiding voor deze kantoren (Jansen, 2009). Geconcludeerd kan worden dat er in de 19e en 20e eeuw steeds meer vorm is gegeven aan de opleiding tot advocaat. Daarnaast zien we ook dat de organisatie binnen de advocatuur steeds meer vorm heeft gekregen, het resultaat daarvan is de Advocatenwet en de Nederlandse Orde van Advocaten. We zien een ontwikkeling die sterk gericht is op de professionalisering en vakbekwaamheid van de advocaat.
10
Hoofdstuk 2: De advocaat in de media De (Nederlandse) advocaat heeft, net als alle andere beroepen, een imago. Het woord imago heeft vaak een negatieve bijklank, maar hier wordt niets anders bedoeld dan ‘het beeld dat men van een advocaat heeft’. Diverse factoren kunnen dit beeld beïnvloeden, maar een belangrijk aandeel hierin is weggelegd voor de media. Om dit te verduidelijken zullen we proberen een beeld te schetsen van het imago van de Nederlandse advocaat, aangevuld met factoren (uit de media) die hierop hun invloed uitoefenen.
2.1 Onderzoek Blauw Research De advocaat heeft een sterk wisselend imago. In een onderzoek van Blauw Research (2006) naar het imago van de Nederlandse advocaat, komt dit duidelijk naar voren. In dit onderzoek werden 2500 Nederlanders in de leeftijd van 18 tot 65 jaar benaderd om te participeren. Uiteindelijk waren er 1044 respondenten, waarbij rekening is gehouden met leeftijd, geslacht, opleiding en inkomensverdeling. Wat bleek is dat mensen die ervaring hebben met advocaten, een meer uitgesproken mening hebben. Zij zijn over het algemeen positiever over deze beroepsgroep en kenmerken advocaten vaker als kundig, behulpzaam, zorgvuldig en betrouwbaar. Het beeld wordt positiever naarmate mensen vaker in aanraking komen met advocaten. Eén derde van de groep met ervaring heeft, ondanks meerdere persoonlijke ervaringen, een slechte indruk van advocaten. De meest genoemde kernwoorden door deze groep zijn ‘duur’ (30%) en ‘kundig’ (17%). Mensen die geen ervaring hebben met advocaten, zijn vaker van mening dat criminelen door deze beroepsgroep de dans ontspringen. Hierbij worden ook de woorden geldwolven, gehaaid en arrogant veelvuldig genoemd. De meest genoemde kernwoorden zijn ‘duur’ (26%) en ‘slim’ (12%). Als ervaringsdeskundige is het vormen van een opinie over een imago natuurlijk gegrond, omdat het uit eigen ervaringen voortkomt. Wanneer je echter nooit in aanraking bent geweest met de advocatuur, wordt dit imago vooral gebaseerd op meningen van anderen en op informatie uit de media. Opvallend is dat de gemiddelde waardering van advocaten onder ‘ervaringsdeskundigen’ en ‘nietervaringsdeskundigen’ vrijwel gelijk is (respectievelijk een 6,5 en een 6,4). Blijkbaar zorgt ervaring met een advocaat dus voor een gelijkwaardig imago ten opzichte van geen ervaring met een advocaat .
11
Algemeen gezien vindt meer dan de helft van de mensen de advocaat deskundig, professioneel en doelgericht. Slechts een deel van de onderzoeksgroep (45%) vindt advocaten ook daadwerkelijk integere én deskundige professionals, waarschijnlijk omdat de meerderheid twijfelt aan de integriteit van advocaten. Tweederde twijfelt ook aan de onafhankelijkheid van advocaten. Positieve elementen die worden gemist in de advocatuur zijn transparantie en medeleven, hier zou dus aan gewerkt
kunnen worden. Opvallend is dat de stelling ‘hoe beter, hoe duurder’ volgens de helft van de mensen opgaat voor de advocatuur. Een groot deel van de mensen gaat er dus vanuit dat een duurdere advocaat dus per definitie beter werk zal leveren dan een goedkopere advocaat.
Figuur 1. Figuur uit het onderzoek van Blauw Research (2006). Aan de ondervraagde personen werd gevraagd in enkele steekwoorden aan te geven hoe ze over advocaten denken. De steekwoorden werden ingedeeld op positieve (groen) en negatieve (rood) associaties.
Het positief beïnvloeden van een imago is veel lastiger op het moment dat mensen al een duidelijk beeld hebben. Echter, als men nog relatief blanco denkt over de advocatuur en deze verschijnt negatief in het nieuws, is het risico op imagoschade groter. In Nederland heeft 85% van de doelgroep een mening over de advocatuur. Het ombuigen van dat beeld zal daarom relatief lastig zijn. Uit bovenstaande resultaten van het door Blauw Research gedane onderzoek, blijkt dat in de advocatuur sprake is van een wisselend imago. Op dit gebied valt voor de Nederlandse advocaat dus nog winst te behalen door hierin verbeteringen aan te brengen.
2.2 Onderzoek uit België De hoge winsten binnen de advocatuur leveren een grote bijdrage aan het imago van de advocaat. Zo blijkt uit een recent onderzoek van Test-Aankoop – de
12
Vlaamse Consumentenbond (2011) - dat veel mensen ontevreden zijn over advocaten. De helft van de respondenten heeft in de afgelopen tien jaar een advocaat in de arm genomen en meer dan de helft daarvan zegt zeer slecht te zijn ingelicht over een aantal essentiële aspecten, zoals honorarium (61%) en de totale kosten van de rechtszaak (67%). De meerderheid van de respondenten vindt zijn advocaat vrij duur (48%) of te duur (21%). Deze cijfers gaan over de situatie in België, maar kunnen worden vergeleken met de Nederlandse situatie op het gebied van imago. Ze komen grotendeels overeen met de eerder genoemde resultaten uit het onderzoek van Blauw Research (2006).
2.3 De advocaat in het nieuws, series en films Grote strafzaken op het nieuws, in televisieseries en in films vormen dan een beeld dat al snel overgenomen wordt. Veel Nederlanders volgden (via de berichtgeving op het journaal) het proces over de ontvoering van Freddy Heineken en, meer recent, kent een grote groep de gang van zaken rondom het proces van Geert Wilders of het proces van Robert M. Dit is natuurlijk maar het topje van de ijsberg. Daarom wordt er in de media op zijn best een eenzijdig beeld gepresenteerd over de advocatuur in het algemeen. Wat ons opvalt is dat strafrecht vaak de meeste aandacht krijgt, maar dit is slechts een onderdeel van het recht waar de advocatuur zich mee bezig houdt. Wanneer je naar televisieseries als ‘Ally McBeal’, ‘Matlock’ en ‘Keyzer&DeBoer Advocaten’ kijkt, laten deze allemaal een geïdealiseerd beeld zien. Er gebeurt altijd wel iets spannends, in de rechtszaal worden pittige kruisverhoren gehouden en de zaak wordt altijd netjes binnen drie kwartier afgerond. De advocaat speelt hierin een soort heldenrol en wordt gepresenteerd als iemand die alles op kan lossen. Ook in films wordt dit gedaan, bijvoorbeeld in de film ‘Rainman’. Deze film, evenals het boek van John Grisham, was een gigantisch succes en heeft ervoor gezorgd dat de advocaat in een ander daglicht kwam te staan. Dit grimmige beeld over de hardheid in de wereld van de advocatuur wordt benadrukt door de film ‘Erin Brockovich’. Natuurlijk loopt het in dit soort fictieve situaties altijd goed af, maar het zorgt wel voor een sterke beïnvloeding van niet-wetende kijkers.
2.4 De advocaat op televisie Advocaten tonen zich op televisie in twee rollen; vakinhoudelijk ondersteunend (als professional) of in een rol die niets te maken heeft met de professie van advocaat. Vakinhoudelijk ondersteunend valt er te denken aan het beoordelen van zaken, controleren of de terminologie klopt met de juridische werkelijkheid, kortom; informeren. Echter, advocaten komen ook op televisie wanneer dit niets met hun daadwerkelijke professie als advocaat te maken heeft. De gebroeders Anker waren bijvoorbeeld te zien als figuranten in ‘De Kameleon’ (film), Hammerstein was te zien in Onderweg naar Morgen (weliswaar vaak als zichzelf), er zijn reclamespotjes (denk aan Bram Moszkowicz) en Moszkowicz is een graag geziene gast in RTL Boulevard.
13
Veel lezers van advocatie.nl vinden advocaten op televisie egotrippers; advocaten die frequent op televisie te zien zijn worden minder serieus genomen. Er zijn echter ook positieve effecten voor advocaten die op televisie verschijnen; wanneer er een kijkje achter de schermen bij een advocatenkantoor of bepaalde rechtszaak is gegeven, krijgt het grote publiek meer inzicht in de advocatuur, wat uiteindelijk een positief effect op de professie van advocaten geeft.
2.5 De advocaat in positief daglicht 2.5.1 Documentaire Anker & Anker Maria Mok en Meral Uslu hebben een tweedelige documentaire over Anker & Anker gemaakt, toepasselijk getiteld Anker&Anker. (NCRV Dokument). Hierbij wordt de een-eiige tweeling gevolgd bij vier grote rechtzaken. De documentaire belicht de juridische kant van de zaken van de cliënten, maar ook de humane kant van de twee heren. Zo wordt expliciet genoemd dat een advocaat zich niet teveel moet aantrekken van een uitspraak of het lot van een cliënt, dat de werkweken veeleisend zijn en dat de beide heren een goede stem en een goede dosis humor bezitten. Al met al komt de advocaat in de documentaire in een positief daglichtte staan.. 2.5.2 Kijken in de ziel: Strafpleiters In juni 2011 maakt NTR een informatieve documentaire serie genaamd Kijken in de ziel: Strafpleiters. De laatste aflevering van deze reeks is genaamd De Advocaat. In deze aflevering worden er vragen gesteld aan verschillende topadvocaten. Hierin komt naar voren dat er twee categorieen advocaten zijn; zij die zich liever niet bemoeien met de media, en zij die ‘uit hun ivoren toren komen’ en zich ook laten zien in Shownieuws etc. In de documentaire worden ook enkele vragen gesteld over de onderlinge publieke ruzies die zijn gevoerd onder de topadvocaten in de media. Zo werden er wederom beschuldigingen gedaan aan het adres van r andere advocaten (denk aan de schending van de geheimhoudingsplicht door Anker in de zaak Wilders; tijdens de collegetour impliceerde Anker dat hij de eerste keus van Wilders was als advocaat in de zaak tegen hem en dat Moskowicz mediageil is en dus beter de zaak op zich kon nemen). De advocaten geven ook aan dat een advocaat professionele distantie moet houden om een cliënt goed te kunnen vertegenwoordigen. De documentaire geeft dus geen expliciet positief beeld van de advocatuur als professie, maar ook geen expliciet negatief beeld; beide kanten worden belicht. Door deze verschillende kanten blijft het positieve beeld uiteindelijk hangen. 2.5.3 Collegetour met Bram Moszkowicz In het programma Collegetour wordt er in elke aflevering onder leiding van Twan Huys een bekende Nederlander geinterviewd door een zaal vol studenten, Bram Moszkowicz is de eerste gast in 2011. De menselijke kant van Moszkowicz komt in de aflevering duidelijk naar voren; er wordt bijvoorbeeld gepraat over zijn vader en over zijn eigen overtredingen. Daarnaast wordt ook de ‘advocaten kant’ van Moszkowicz belicht met de klassieke
14
advocatenvraag; knaag het aan zijn geweten wanneer hij misdadigers bijstaat? Moszkowicz geeft hierop aan dat we in een rechtsstaat leven, wat met zich mee brengt dat mensen die te recht staan bijgestaan moeten worden door een advocaat. ‘Een advocaat staat iemand bij omdat ze ergens van verdacht worden, doe je dit binnen de kaders van de wet is er niks mis met mijn geweten’, aldus Moszkowicz. In deze aflevering van de collegetour worden dus verschillende kanten van Bram Moszkowicz neergezet; de menselijke kant, maar ook de ‘advocaten kant’. Hierdoor is het algemene beeld wat gevormd wordt van Moszkowicz een vrij positief beeld. Deze aflevering zou het imago van de advocatuur dus positief bij kunnen staan.
2.6 De advocaat in negatief daglicht 2.6.1 Prem Radhakishun In 2006 wordt Prem Radkishun voor een jaar geschorst als advocaat vanwege het niet nakomen van zijn administratieve en financiële verplichtingen. Na deze schorsing is Prem zich meer gaan wijden aan het presenteren van radio-en televisieprogramma’s. In november 2010 beging hij echter een grote fout; Prem riep als tafelheer bij De Wereld Draait Door schande op zich af door te roepen dat Jean-Pierre Geelen, recensent bij de Volkskrant, ‘het voornamelijk met kleine kindertjes doet’. Prem heeft hierop zijn excuses moeten aanbieden, maar zijn reputatie heeft er geen goed onder gedaan. Dit kan ook de reputatie van de advocaat schenden; als advocaat heb je een voorbeeldrol ook wanneer je niet in functie bent. Een advocaat of iemand die met de advocatuur geassocieerd wordt zal dus te allen tijde op zijn woorden moeten letten. Prem Radhakishun is een duidelijk voorbeeld van iemand die met de advocatuur geassocieerd wordt, die niet in een positief daglicht in de media is verschenen. Dit kan invloed hebben op de beeldvorming van advocaten in het algemeen. 2.6.2 House Ibiza met Theo Hiddema In House Ibiza ontvangen Rutger Castricum en Dominique Weesie een heleboel verschillende gasten in een groot huis op Ibiza. Naast gasten uit de entertainmentwereld, komen ook gasten uit de politiek en uit de advocatuur.. In een aflevering is het enige dat de gasten doen aan het zwembad liggen, feest vieren en praten; een erg intellectueel geheel is er dus niet van te maken. Toch hebben de programma makers Theo Hiddema, advocaat van beroep, weten te bewegen om aan het programma deel te nemen. Theo Hiddema wordt in het programma neergezet als een ware ‘dandy’. Wanneer hij het zwembad ingaat houdt hij zijn pak aan en laat hij zich, al liggend op een luchtbed, voortduwen door Jokertje (Oh Oh Cherso). Door zich voort te laten duwen in het zwembad, lijkt zijn status als advocaat een elitepositie te worden. Hij zet zichzelf boven anderen neer. Wat ook opvalt in de aflevering is dat Hiddema zijn manager belt om te vragen of zijn reputatie het aan kan als hij mee gaat stappen met de rest van de groep. Hij
15
gaat uiteindelijk mee op stap en probeert zich wellicht op deze manier wat te populair neer te zetten. Uiteindelijk is het algemene beeld dat Theo Hiddema van zichzelf heeft gecreëerd in deze aflevering die van een elitaire, rechtse man met harde uitspraken. Of dit de reputatie van de advocaten goed doet, zal afhangen van de ontvangende partij. De mening van Hiddema komt sterk naar voren; wanneer men het hiermee eens is, zal het algemene beeld van advocaten positief beïnvloed worden, echter is het tegengestelde ook van toepassing. Ook de schrijvende pers heeft hierin een belangrijk aandeel. Regelmatig publiceren zij zaken over de advocatuur die de mening van de bevolking sterk beïnvloed. Zeker bepaalde dagbladen (bekend om enorm opgeblazen koppen ter verhoging van de verkoopcijfers) bereiken grote groepen mensen hiermee. Een voorbeeld hiervan was het gerucht dat advocaten nieuwe klanten zouden ronselen in de gevangenis (Algemeen Nederlands Persbureau, 2011). Door alle media aandacht ontstond hier een hele hype door en voelde de Orde van Advocaten zich geroepen in te grijpen. Zij riepen op dit soort zaken te melden, zodat er iets aan zou kunnen worden gedaan (Vos, 2011). Dit voorbeeld illustreert het effect dat de (geschreven) media heeft op het imago van de advocatuur. Blijkbaar voelde de Orde van Advocaten zich zo bedreigd door deze hype, dat zij besloot in te grijpen om het betrouwbare en eerlijke imago niet te verliezen.
2.7 BA’ers (Bekende Advocaten) Nederland kent een aantal zeer grote advocatenkantoren, maar opvallend genoeg zijn dit niet de meest bekende. De namen Houthoff Buruma en De Brauw Blackstone Westbroek zeggen niet veel wanneer je niet bekend bent in de juridische wereld, terwijl zij toch rond de 250 advocaten in dienst hebben. Echter, namen als Spong en Hammerstein, Anker&Anker en de familie Moskowitcz komen regelmatig voorbij in het nieuws en kennen dan ook grote(re) bekendheid. Dit heeft vooral te maken met hun presentatie in de media. Zo verschijnt Bram Moskowitcz regelmatig in RTL Boulevard om meer uitleg te geven over juridische zaken in het nieuws, op een meer toegankelijk niveau. Dit vergroot natuurlijk wel de bekendheid van het juridische vak in het algemeen, maar zorgt ook voor een eenzijdig beeld. De advocaat bij een (zakelijke) overname of bij een simpele echtscheiding vertelt zijn verhaal niet in de media, evenmin het geval bij een bedrijfsjurist. Dit zorgt ervoor dat de advocatuur in Nederland de eerder genoemde “Bekende Nederlanders” als affiche heeft, wat natuurlijk wel enkele gevolgen heeft. Wanneer zij er bijvoorbeeld een riante leefstijl op nahouden, gaan veel mensen er vanuit dat dit voor alle advocaten geldt. Natuurlijk is er wel besef dat dit niet voor iedere advocaat geldt, maar in de bepaling van een imago speelt het een belangrijke rol. Voor de eerder genoemde advocaten geldt vaak dat ze bewust dit imago hanteren. Zo stelt Pablo van Klinken, directeur van de juridische uitgeverij KSU: ‘Die imago’s worden zorgvuldig gekoesterd. Begrijp me goed, het zijn professioneel gezien stuk voor stuk topadvocaten. Het begint allemaal met ontzettend goed zijn.
16
Maar met een duur pak en een dure auto straal je uit dat je succes hebt, en dat trekt een bepaald soort klanten aan. Anderen, zoals de gebroeders Anker, kiezen voor het beeld van de volksjongens. Ze hebben dat natuurlijk al wel in zich, maar ze laten niet na zich ermee te profileren. Het geeft in feite niet wat voor uiterlijk imago je creëert, als je jezelf maar onderscheidt van anderen.’ In feite zijn deze topadvocaten dus ook veel bezig met zichzelf te profileren en in de markt te zetten. ‘Een bepaalde lifestyle kan een vorm van marketing zijn. Als je cliëntèle in een Hummer rijdt, kun je zelf moeilijk op de fiets aankomen’, aldus Van Klinken. Imago-deskundige Bart Maussen doet hier nog een schepje bovenop: ‘De keuze voor een advocaat met een bepaalde lifestyle zegt vaak ook iets over de cliënt. Een crimineel die wil laten zien dat hij geld heeft, zal zich graag vertonen met een advocaat die dat ook doet. (…) In sommige gevallen is het nog sterker. Door met Bram Moszkowicz aan te komen zegt zo’n Holleeder ook: kijk eens, ik kan me één van de beste en de duurste advocaten veroorloven. Die keuze kan een vorm van machtsvertoon zijn, een opgestoken vinger naar justitie.’ Dat er in de advocatuur ook meer zakelijk gedacht moet worden en dat imago daar een invloed op heeft, beaamt ook Marcel van Gessel (47) uit Amsterdam, advocaat op het gebied van strafrecht in de ondernemerswereld. ‘Strafrechtadvocaten runnen een commercieel bedrijf, waarin ze het vooral moeten hebben van mond-totmondreclame. Dan zeg je geen nee, als je wordt gevraagd voor NOVA of Netwerk. Dat is gratis reclame op prime time. We vissen allemaal in dezelfde vijver van criminelen. Voor een aantal advocaten geldt dat ze op een goed moment BN’er zijn. Ik zie daar niet zoveel bezwaar in.’ Pablo van Klinken plaatst hier wel een belangrijke kanttekening bij: ‘Een vader die zijn gezin uitmoordt, zal waarschijnlijk geen raadsman hoeven bellen. Zo’n zaak is zowel juridisch als publicitair interessant dus een advocaat meldt zich vanzelf wel.’ Hij doelt hiermee op de trend dat advocaten zelf actief op zoek gaan naar interessante zaken die voor henzelf veel publiciteit op zullen leveren. Hierdoor zouden publicitair minder interessante zaken ook minder aandacht van de advocaat kunnen krijgen, wat zorgt voor een oneerlijke behandeling. In hoeverre hier al sprake van is, valt natuurlijk lastig vast te stellen.
17
2.8 Reactie vanuit advocatuur op imago Gelukkig was het besef over dit slechte imago al doorgedrongen in de Nederlandse advocatuur. In mei 2008 werd op een conferentie voor advocaten al een debat gehouden over de commercialisering van de advocatuur, ze vroegen zich af of zij nog wel onafhankelijk genoeg waren. Kort samengevat ook wel het dilemma ‘profit versus profession’ genoemd. Vastgesteld werd dat de beroepsethiek weer op de voorgrond moest komen te staan. Voorbeeld hiervan is een ethische code voor advocaten, zoals de eed van Hippocrates dit is voor medici.
18
Hoofdstuk 3: Regels in de advocatuur
3.1 Inleiding Regels zijn niet meer weg te denken uit de Nederlandse maatschappij. Ieder mens heeft te maken met regels: regels op de weg, in huis, bij de supermarkt etc. Ook bepaalde beroepsgroepen, zoals de advocatuur, hebben te maken met regels. Advocaten moeten bijvoorbeeld “onafhankelijk zijn, partijdig, deskundig, integer en ze dienen vertrouwelijk om te gaan met de informatie die de cliënt met hen deelt” (Nederlandse Orde van Advocaten, 2012). De Orde van Advocaten, “de publiekrechtelijke beroepsorganisatie van alle advocaten in Nederland” stelt deze regels op (Vollebregt, 2012). Zo zijn er op hun website tal van regels te vinden waaraan de advocaat zich dient te houden. Je zou kunnen zeggen dat deze regels samen een soort code vormen, een code die men in de advocatuur dient na te leven. In dit essay wordt nader ingegaan op deze code: uit welke regels bestaat de code, wat houden deze regels in en waarom bestaan ze eigenlijk? Om hier een antwoord op te kunnen geven, is het essay als volgt opgebouwd: In paragraaf 3.2 wordt uitgelegd wat een “code” eigenlijk is: wanneer kan iets gedefinieerd worden als een ”code”? In paragraaf 3.3 wordt omschreven welke codes er in Nederland bestaan, denk hierbij bijvoorbeeld aan de code voor medici (de eed van Hippocrates). In paragraaf 3.4 wordt nader omschreven wat de Orde van Advocaten is en wat haar functies zijn. De Orde speelt een zeer belangrijke rol in de totstandkoming van de eerder genoemde regels/code. In paragraaf 3.5 wordt uitgelegd hoe de regelgeving voor advocaten is opgebouwd. Deze regelgeving wordt ook wel “het Vademecum” genoemd. In paragraaf 3.6 wordt omschreven welke regels er bestaan en wat ze inhouden. Hierbij wordt ingezoomd op de gedragsregels voor advocaten.
3.2 Wat is een code? Volgens de van Dale staat ‘code’ gedefinieerd als “regels waaraan beoefenaars van allerlei beroepen zich vrijwillig onderwerpen” (Van Dale, z.j.). Hierin worden dus de normen en waarden vastgelegd waar de professionals zich aan dienen te houden. Veel beroepsgroepen werken met een gedragscode. Welbekend hierbij is de Eed van Hippocrates. Maar ook voor bijvoorbeeld verzorgenden, verpleegkundigen, psychologen en advocaten bestaat er zo’n code. De beroepscode zou gezien kunnen worden als een directe leidraad voor de beoefenaar van dat beroep, hoe deze zich als ‘professional’ moet gedragen. Het stimuleert als het ware dus ook de professionaliteit. Daarnaast is er een bevordering van de transparantie; er staat letterlijk zwart op wit wat er van de professional wel en niet verwacht kan worden.
3.3 Nederlandse codes
19
In Nederland werken bijna alle beroepsgroepen en bedrijven met codes of gedragsregels. De bekendste hiervan is waarschijnlijk de bovengenoemde Eed van Hippocrates voor artsen. In deze eed belooft de aankomend arts onder andere om de patiënt geen schade toe te doen, geheim te houden wat wordt toevertrouwd, en geen misbruik te maken van de medische kennis (Ethicas, 2012). Daarnaast bestaan er gedragsregels waar artsen zich aan dienen te houden. Ook voor psychologen geldt zo’n beroepscode, opgesteld door het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP). Elke psycholoog die lid is van het NIP en/of een NIP-registratie heeft moet zich aan deze beroepscode houden. De basisprincipes zijn verantwoordelijkheid, integriteit, respect en deskundigheid. Maar ook voor professionals werkzaam in bijvoorbeeld de media, sport, of de zakenwereld geldt vaak een gedragscode. Gedragscodes komt men ook in het alledaagse leven vaak tegen. Hoe men zich dient te gedragen in het verkeer bijvoorbeeld, of op forums op het internet. In dit essay worden met name de gedragsregels in de advocatuur besproken. Deze regels worden opgesteld door de Nederlandse Orde van Advocaten, welke verderop nog besproken zal worden. In de advocatuur hanteert men ook het begrip ‘gedragsrecht’: het recht dat bepaalt dat een advocaat zich aan (ethische) gedragsregels moet houden en typisch advocatuurlijke vaardigheden moet beheersen (Nederlandse Orde van Advocaten, 2012) Voor advocaten liggen de kernwaarden vastgelegd in de wet. Zo zijn er 5 basisprincipes: onafhankelijkheid, partijdigheid, deskundigheid, integriteit en vertrouwelijkheid. Daarnaast moet een advocaat, wanneer hij wordt toegelaten tot de rechtbank, een eed afleggen: “Ik zweer (beloof) getrouwheid aan de koning, gehoorzaamheid aan de grondwet, eerbied voor de rechterlijke autoriteiten, en dat ik geen zaak zal aanraden of verdedigen, die ik in gemoede niet gelove rechtvaardig te zijn" (Swart & Schepper, 2012).
3.4 De Orde van Advocaten De Orde van Advocaten is “dé beroepsorganisatie van advocaten in Nederland” (Vollebregt, 2012). De Orde is in 1952 opgericht en wordt bestuurd door een Algemene Raad. Deze raad bestaat uit zes advocaten die ieder hun eigen aandachtsgebieden hebben. De Voorzitter van de Algemene Raad wordt gekozen door het College van Afgevaardigden (het inspraakorgaan van de Orde). Het College van Afgevaardigden bestaat uit ongeveer 100 advocaten (Nederlandse Orde van Advocaten, 2012). Ook deze afgevaardigden hebben hun functie verkregen via verkiezingen. “De wettelijk vastgelegde kernfunctie van de Orde is de zorg voor de kwaliteit van advocatendiensten” (Vollebregt, 2012). Om dit te verwezenlijken, oefent de Orde de volgende taken uit: Opleiding: de “opleidingstaak” bestaat uit twee delen. Enerzijds verplicht de Orde de Nederlandse advocaat om na de afronding van zijn/haar studie nog een 3-jarige opleiding te volgen (Nederlandse Orde van Advocaten, 2012). Deze opleiding kan gezien worden als een soort “klaarstoomcursus”. Tijdens de opleiding leert de beginnende advocaat, onder begeleiding van een ervaren advocaat, de fijne kneepjes van het vak. Tijdens deze 3-jarige periode worden de beginnende
20
advocaten ook wel “advocaat-stagiaires” genoemd. Naast deze 3-jarige opleidingsperiode, verplicht de Orde alle advocaten om ieder jaar 20 uur te besteden aan bijscholing, zodat alle advocaten up-to-date blijven rondom belangrijke ontwikkelingen in de advocatuur en de rechtspraak (Nederlandse Orde van Advocaten, 2012). Het houden van toezicht op de advocatuur: Nederland is opgedeeld in 19 regio’s, ook wel arrondissementen genoemd (bijvoorbeeld Assen, Rotterdam, Utrecht, Breda etc.). De Orde zorgt door middel van 19 lokale dekens (toezichthouders) in de 19 arrondissementen voor toezicht op de advocatuur (Nederlandse Orde van Advocaten, 2012.). Daarnaast kan men bij deze lokale dekens terecht met klachten over een advocaat (Nederlandse Orde van Advocaten, 2012). Wetgevingsadvisering: ”het Ministerie van Veiligheid en Justitie stuurt alle wetsvoorstellen die de advocatuur raken voor advies naar de Orde. Met deze adviezen draagt de Orde bij aan goede en voor advocaten ook bruikbare wetgeving” (Nederlandse Orde van Advocaten, 2012). Communiceren over de advocatuur: de Orde van Advocaten zorgt ervoor dat belangrijke ontwikkelingen, gebeurtenissen etc. onder de aandacht worden gebracht. De Orde communiceert deze informatie naar “het grote publiek, de media, de politiek, de advocatuur, studenten en scholieren” (Nederlandse Orde van Advocaten, 2012). Iedereen die graag up-to-date wil blijven en kennis wil verkrijgen over de Orde van Advocaten en de advocatuur in het algemeen, kan bij de Orde terecht. Het opstellen van beroeps- en gedragsregels: de Orde van Advocaten stelt regels op. Alle advocaten dienen zich aan deze regels te houden. De regels worden opgesteld “om ervoor te zorgen dat advocaten goed werk afleveren, goed opgeleid zijn én integer handelen” (Nederlandse Orde van Advocaten, 2012). Wanneer een advocaat zich niet aan de regels houdt, moet hij/zij verschijnen voor de tuchtrechter (Nederlandse Orde van Advocaten, 2012). De regels worden ook wel het “Vademecum advocatuur” genoemd. In de volgende paragraaf wordt hier nader op ingegaan. Het opstellen van beroeps- en gedragsregels is een zeer belangrijke taak van de Orde omdat deze regels uiteindelijk een grote bijdrage leveren aan de bovengenoemde hoofdtaak van de Orde.
21
3.5 Toezicht op de advocatuur Zoals hierboven besproken ligt het toezicht op de advocatuur in de handen van de deken van elk arrondissement. Deze dekens zijn ook het eerste orgaan die klachten verwerken over advocaten. De deken wordt gekozen door de advocaten uit het betreffende arrondissement, en komt vaak uit een groot kantoor. Door deze manier van aanstelling is er een kans dat een deken de advocaat waarover geklaagd is persoonlijk kent, en dus niet geheel objectief kan zijn. Daarom is Rein Jan Hoekstra, oud-informateur en voormalig lid van de Raad van State, door de Orde van Advocaten gevraagd om het toezicht door de dekens te gaan onderzoeken. Hij moet de ‘kwaliteit, objectiviteit en integriteit van het toezicht op advocaten door de lokale dekens onderzoeken en hierover publiekelijk rapporteren’ (Nederlandse Orde van Advocaten, 2012). Hij zal dit doen als ‘onafhankelijke derde’, Zoals Arthur Docters van Leeuwen in 2010 stelde: ‘het toezicht op de advocatuur moet door dekens worden uitgevoerd, maar er moet een onafhankelijke derde over hun schouders meekijken.’ (Nederlandse Orde van Advocaten, 2012). De Raad van Discipline, het orgaan waar de klacht heengaat nadat deze door de deken niet afgehandeld kan worden, is overigens wel geheel onafhankelijk.
3.6 Opbouw “het Vademecum” De geldende wet- en regelgeving binnen de advocatuur wordt vastgelegd in het ‘Vademecum advocatuur’. ‘Vademecum’ betekent, letterlijk vertaald uit het Latijn, “ga met mij” (Slot Webcommerce, 2012). Het Vademecum van 2011 is opgedeeld in twee delen: In het eerste deel staan de advocatenwet, de verordeningen, reglementen, richtlijnen en beroeps- en gedragsregels. Ook zijn hierin gegevens over opleidingen, de Centrale Controle Verordeningen en informatie over EU-advocaten opgenomen. In het tweede deel zijn de samenstelling van alle organen en (advies)commissies van de Orde terug te vinden. Daarnaast bestaat er nog een ‘Personendeel’, waarin de adresgegevens van alle advocaten terug te vinden zijn.
3.7 De gedragsregels Zoals in de vorige paragraaf is uitgelegd bestaat het Vademecum uit een bijna oneindig aantal regels. Een van de onderdelen van het Vademecum zijn de gedragsregels. Deze paragraaf zal nader ingaan op deze gedragsregels. De gedragsregels voor advocaten zijn in 1992 opgesteld. Het zijn uitwerkingen van normen die in de advocatuur als zeer belangrijk worden gezien (Nederlandse Orde van Advocaten, 2012). De gedragsregels “zijn bedoeld als richtlijn voor de advocaat voor zijn handelen bij de uitoefening van de praktijk” en als richtlijn voor de tuchtrechter (Nederlandse Orde van Advocaten, 2012). Zo moet een advocaat bijvoorbeeld onafhankelijk zijn, als vertrouwenspersoon optreden en deugdelijk en zorgvuldig handelen (Nederlandse Orde van Advocaten, 2012). Ook dient een advocaat “ernaar te streven dat hij, en daarmee de advocaat in het algemeen, wordt aangezien als iemand wiens oordeel gezag heeft en met wie zaken kunnen worden
22
gedaan. Hierbij dient de advocaat te beseffen, dat de wijze waarop hij optreedt mede bepalend is voor het oordeel over de advocaat en diens taakvervulling” (Nederlandse Orde van Advocaten, 2012). De gedragsregels zijn onderverdeeld in een aantal groepen. Groep 1 bestaat uit de algemene gedragsregels. Groep 2 bestaat uit regels omtrent de verhouding tussen de advocaat en de cliënt. Groep 3 heeft als titel “optreden in rechte” (Nederlandse Orde van Advocaten, 2012). Groep 4 bestaat uit regels over betrekkingen tussen advocaten en groep 5 bestaat uit financiële regels. De gedragsregels worden afgesloten met een aantal praktijkregels. In totaal bestaan de gedragsregels uit 39 regels. De uitgebreide uitwerking van de gedragsregels is te vinden in de bijlage.
3.8 De diversiteitverklaring In 2007 hebben 26 van de grootste advocatenkantoren een ‘diversiteitverklaring’ getekend. Het doel van de verklaring is dat de advocatenbureaus bewuster om zullen gaan met de diversiteit binnen hun kantoor. Bij het aannemen van nieuwe werknemers zal dus meer gelet worden op bijvoorbeeld diens afkomst, seksuele geaardheid, geloof of invaliditeit. Naast de diversiteitverklaring is er ook een Commissie Diversiteit opgericht, die zich sterk zal maken voor meer diversiteit binnen de advocatenkantoren. Door deze commissie zijn ook ‘advo-coaches’ aangesteld, die ervoor moeten gaan zorgen dat met name allochtone rechtenstudenten makkelijker toegang vinden tot de Nederlandse advocatuur.
23
Hoofdstuk 4: Controle en toezicht op de advocatuur Net zoals de arts en de accountant wordt de advocaat gecontroleerd in zijn doen en laten. Ook hij zal niet ontkomen aan controle en toezicht. Men beoogt kwalitatief hoogstaande advocatuur, waarin de advocaat conform de gedragsregels handelt en de kernwaarden probeert te verinnerlijken (Boerma, 2012). Het zijn de kernwaarden, waar alles om draait. Zij maken het beroep van de advocaat zo uniek (Boerma, 2012). Verordeningen geven het gebied en dus de grenzen aan waarbinnen een advocaat zich als waardige advocaat dient te gedragen. De Orde van Advocaten, ‘de publiekrechtelijke beroepsorganisatie van alle advocaten in Nederland,’ stelt de regels en ziet mede toe op de naleving van deze regels. Wat dit toezicht nu inhoudt en wat daarin de rol van de Orde is, zullen we nader gaan toelichten. In deze toelichting zal getracht worden om een zo`n goed mogelijk beeld te schetsen van de trends binnen de controle van de advocatuur. De bronnen hiervoor zullen bestaan uit transcripties van de interviews met de Heer Boerma en met de Heer Hupkes, het adviesrapport van Docters van Leeuwen en enkele internetsites waaronder de site van de Nederlandse Orde van Advocaten.
4.1 De hoofdrolspeler: de individuele advocaat De advocaat is van oudsher een persoon met allure, iemand waar de samenleving tegen op kijkt (Boerma, 2012). Maar deze status en zijn werkzaamheden zijn in de loop der tijd veranderd (Boerma, 2012). In de hedendaagse samenleving is hij naast een beroepsbeoefenaar, een ondernemer die zich sterk moet maken door van zich te laten spreken. Zijn domein staat steeds vaker onder druk en het kost hem vergeleken met zijn broeders van jaren geleden meer moeite om brood op de plank te krijgen (Boerma, 2012). De burger die een advocaat inschakelt is tegenwoordig sneller geneigd om bij een negatieve uitkomst te concluderen dat zijn advocaat er met de pet naar heeft gegooid. De samenleving is in dat opzicht veeleisender geworden. De meest voor de hand liggende redenen, waarom de advocaat af en toe negatief wordt neergezet in de media, hebben te maken met zijn duur ogende levenswijze en het verdedigen van misdadigers. Een voorbeeld hiervan is de Heer Moskowicz. Daarentegen heerst er, over het algemeen, volgens onze bronnen een positief beeld, bepaalde uitzonderingen daarbij nagelaten. Om tot een goede dienstverlening te komen dient de advocaat zich er van bewust te zijn dat communicatie van essentieel belang is (Boerma, 2012). Daarnaast dient hij over een aantal vaardigheden te beschikken. Deze hebben zoal betrekking op het verinnerlijken van de kernwaarden (onafhankelijkheid, partijdigheid, deskundigheid, integriteit, vertrouwen), maar ook op de meer voor de hand liggende zaken, zoals klantvriendelijkheid (Boerma, 2012). Het gedragsrecht en de gedragsregels brengen deze kernwaarden onder de aandacht door ze zichtbaar te maken (Hupkes, 2012). Die regels zijn veel omvattend door de open manier waarop ze zijn geformuleerd (Hupkes, 2012). Ze drukken een grote stempel op de werkwijze van de advocaten, maar door de brede interpretatie blijft er nog genoeg ruimte over om je, als advocaat, tussendoor te manoeuvreren (Hupkes, 2012). Er heerst wel een soort betamelijkheidsnorm die aangeeft dat je je dient te gedragen
24
zoals het een goed advocaat betaamt (Boerma, 2012). Dit is een open norm die is ingekleed door de eerder genoemde gedragsregels (Boerma, 2012). Alleen de randvoorwaarden van zijn werkzaamheden worden vormgegeven (Boerma, 2012). De uiteindelijke inrichting, aankleding van zijn dienstverlening heeft hij in eigen hand (Boerma, 2012). In zijn doen en laten moet hij dus altijd artikel 46 in acht nemen. “De advocaten zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die zij als advocaat behoren te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen zij als zodanig behartigen of behoren te behartigen, ter zake van inbreuken op de verordeningen van de Nederlandse orde en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Deze tuchtrechtspraak wordt uitgeoefend in eerste aanleg door de raden van discipline en in hoger beroep, tevens in hoogste ressort, door het hof van discipline.”
4.2 De wetgever; de Orde van Advocaten Op grond van de advocatenwet heeft de algemene raad, het bestuur van de Nederlandse Orde van Advocaten, de plicht om ervoor te zorgen dat alles in goede banen wordt geleid binnen de advocatuur (Hupkes, 2012). Zij vaardigt verordeningen uit, die kantoren moeten implementeren, waarvan de naleving wordt gecontroleerd door de raden van toezicht (lokale Ordes) (Hupkes, 2012). Verordeningen zijn eigenlijk de beroeps- en gedragsregels, bindende regels, binnen de advocatuur (Hupkes, 2012). De Orde stelt als het ware de onafhankelijke positie van de advocatuur veilig (Hupkes, 2012). Zij ziet er op toe dat de kernwaarden niet geschonden worden en legt restricties op het functioneren van kantoren (Hupkes, 2012). Deze opzet dient een goede praktijk-uitoefening te garanderen (Hupkes, 2012). De Orde mag deze regels handhaven en uitvaardigen omdat zij een publiekrechtelijk bedrijfsorgaan is (Hupkes, 2012). Zij wordt zelf bijgestaan door de Raad van Advies, die adviseert op de hoofdpunten van het beleid (Hupkes, 2012). Tevens bepaald zij via het tableau wie het beroep van advocaat mag uitoefenen (Hupkes, 2012). Kortom artikel 26 van de advocatenwet; de opgedragen taak van de Orde (Nederlandse Orde van Advocaten, 2012): “De algemene raad en de raden van toezicht bevorderen een behoorlijke uitoefening der praktijk en zijn bevoegd tot het nemen van alle maatregelen, die daartoe kunnen bijdragen. Zij komen op voor de rechten en belangen en zien toe op de naleving van de plichten van de advocaten als zodanig en vervullen de taken die hun bij verordeningen zijn opgedragen.” In het geval dat de regels toch worden overtreden door de advocaat of in het geval dat er ontevredenheid heerst, kan er een klacht ingediend worden bij de deken van het arrondissement, waar de betreffende advocaat is gevestigd (Hupkes, 2012). De deken gaat deze dan onderzoeken en probeert via bemiddeling een uitweg te vinden (Hupkes, 2012). Als er onenigheid blijft, zal de klacht naar de raad van discipline gaan (Hupkes, 2012). Dat is een soort tuchtrechter die gaat oordelen of de klacht gegrond is dan wel ongegrond (Hupkes, 2012). Zijn toetsingskader wordt gevormd door de gedragsregels (Hupkes, 2012). Naast deze weg bestaat er ook nog een Geschillencommissie Advocatuur die aangesproken kan worden als een bepaalde klacht op het kantoor niet onderling is op te lossen (Hupkes, 2012).
25
4.3. Spelregels; Toezicht Toezicht is nuttig en noodzakelijk om de volgende redenen (Van Leeuwen, 2009). Ten eerste is het niet vanzelfsprekend dat op markten voldoende concurrentie aanwezig is en producten van een aanvaardbare kwaliteit verhandeld worden. Ten tweede om het publieke belang te kunnen bewaken of te borgen. Ten derde vanwege de toegenomen maatschappelijk risicoaversie. ‘Goed’ toezicht is toezicht dat aan de volgende kernwaarden, kenmerken voldoet namelijk: onafhankelijkheid, integraliteit, uniformiteit, effectiviteit en preventief karakter (Van Leeuwen, 2010). Ontwikkelingen binnen het toezicht zoals de groeiende aandacht voor het ‘Nieuw Publiek Management’-paradigma, de (incident-driven) ‘medialisering’ en een brede tendens naar government luiden in onze ogen de verschuiving in van een soort ‘pure’ advocaat naar een meer hybride advocaat met een ondernemersmentaliteit. Daarnaast gaat er steeds vaker aandacht uit naar publieke verantwoording door overheidsinstanties als onderdeel van governance (Van Leeuwen, 2010). De codes die al eerder aan bod zijn gekomen, kunnen als vorm van zelfregulering gezien worden. Door zich deugdelijk te verantwoorden over de gang van zaken hoopt men er op dat de overheid op afstand blijft en dat er vertrouwen en legitimatie gecreëerd wordt bij de samenleving (Van Leeuwen, 2010). Het ‘algemene’ toezicht, losstaand van de Orde, kan worden opgesplitst in intern en extern toezicht. Dit interne toezicht wordt merendeels bepaald door afwezigheid van buitenstaanders. Zij heeft betrekking op controle door je ‘peers,’ die weten tegen welke problemen je aan kunt lopen en kunnen je daardoor gemakkelijk aanspreken. De deken houdt toezicht op de advocaten in het arrondissement zoals eerder is besproken. Dit is intern toezicht wat als doel heeft de kwaliteit van de advocatuur te waarborgen. Waar er vandaag de dag minder draagvlak lijkt te zijn voor intern toezicht, neemt de vraag naar externe varianten juist toe. Dit toezicht is gerelateerd aan het ‘(wan)trouwen’ dat cliënten en de maatschappij hebben in de rol die de advocatuur in de rechtstaat vervult. Dit toezicht wordt over het algemeen uitgeoefend door de overheid. Daarnaast heeft de marktwerking ook veel impact op het reilen en zeilen binnen de kantoren. Wellicht meer dan voorheen dient de advocaat zich tweemaal te bedenken voordat hij overgaat tot actie. Het spreekt voor zich dat wanneer iemand slecht werk levert hij minder zaken krijgt. De kwaliteit van de dienst en dus de aanwezigheid van slechte dienstverlening is niet eenvoudig vast te stellen, omdat er informatieasymmetrie aanwezig is tussen de advocaat en zijn cliënt. Desondanks is de tucht, ‘het toeziend oog,’ van de marktwerking heel belangrijk (Boerma, 2012). De inrichting van het toezicht is de afgelopen tijd onderwerp van gesprek omdat het blijkt dat zij enigszins verouderd is en een schijn van vertrouwen opwekt. Wij, burgers, de niet-juridische wereld, schijnen onvoldoende vertrouwen te hebben omdat het op het eerste gezicht lijkt dat de slager zijn eigen vlees keurt. De interne controleurs zouden de hand boven het hoofd houden van advocaten. Dit is al met al
26
kort door de bocht zoals blijkt uit onderzoek van de heer Van Leeuwen. Advocaten willen vanuit zichzelf al dat er een goede dienstverlening plaatsvindt en daarom zijn ze heel streng op elkaar (Boerma, 2012). Het is wel zo dat men in het verleden vanuit een meer gezamenlijkheidprincipe tot een oplossing probeerde te komen (Boerma, 2012). Uit het onderzoek en het rapport van Docters van Leeuwen blijkt dat er geen wantoestanden zijn en dat er onvoldoende urgentie is aangetroffen om over te stappen op extern toezicht door de overheid. Als men deze vorm van overheidsbemoeienis wel zou overwegen, dan zouden de onafhankelijkheid en partijdigheid niet meer gewaarborgd kunnen worden. Dit omdat je je vijand in veel gevallen in huis haalt omdat een groot deel van de zaken wordt gevoerd tegen de overheid. De advocaat bezit namelijk een positie waarin hij zijn cliënt moet kunnen garanderen dat hij volledig onafhankelijk te werk gaat en dat hij vertrouwenswaardig is. Hiervoor is het noodzakelijk dat het toezicht kan waarborgen dat de kernwaarden, met name onafhankelijkheid en vertrouwelijkheid, worden gerespecteerd en behouden. Dit houdt in dat iedere participatie vanuit een ander orgaan dan de Orde zelf, uitgesloten is (Van Leeuwen, 2010). Als de overheid de touwtjes in handen krijgt dan verdwijnt de zelfregulering en zit de advocatuur in de tang bij de overheid. Kortom een voorstel zoals dat van staatssecretaris Teeven waarin er wordt gepleit voor een extern college van toezicht vanuit de overheid is onwenselijk voor de advocatuur. Het toezicht moet zo ingericht worden dat het recht doet aan de rol en positie van de professie in de rechtstaat (Van Leeuwen, 2010). Het is echter wel duidelijk geworden dat het bij het huidige systeem ontbreekt aan transparantie, eenduidigheid en eensgezindheid. Het huidige systeem mag wel gekoesterd worden, maar het zal toch enigszins bijgeschaafd dienen te worden. Het systeem kan dus hier en daar wel ‘een likje verf’ gebruiken. Het interne toezicht zou al met al korter, directiever en vaderlijker moeten zijn. Het broederschap moeten we even laten voor wat het is en men zal zichzelf dienen te onderwerpen aan een grondige zelfreflectie want deze is tot nu toe uitgebleven. Intern zullen de neuzen in dezelfde richting moeten komen zodat een transparante en eenduidige informatieverstrekking wordt bevorderd. Om overzicht te krijgen en te peilen waar verbetering nodig is zou er volgens Docters van Leeuwen een ‘wijze persoon’ aangesteld dienen te worden, die dan als systeemtoezichthouder zal fungeren. Als voorwaarde dient deze persoon een leek te zijn, kortom een niet-jurist. Hij zal dus als een soort rapporteur alle arrondissementen met elkaar gaan vergelijken en een oordeel vellen over de gang van zaken (Van Leeuwen, 2010). Tevens zou de rol en positie van de lokale deken versterkt dienen te worden. Zijn bemiddelende kracht heeft een positieve werking op de tuchtrechtelijke zaken. Daarnaast zal hij proactiever en sneller moeten gaan ingrijpen. Om dit mogelijk te maken zou hij waar nodig ondersteund moeten worden door professionals. Deze oplossingen doen recht aan zowel de rol en de positie van de advocatuur en zijn tegelijkertijd voor de maatschappij verifieerbaar,
27
deugdelijk en integer (Van Leeuwen, 2010). Zij zullen er voor zorgen dat de kwaliteit en de effectiviteit van het toezicht verbeterd wordt.
4.4 Toezicht in de accountancy In het kort zal de gang van zaken betreffende het toezicht bij de accountants besproken worden. Wellicht vallen hier nog wijze lessen uit te leren. Zij bezitten namelijk ook een bevoorrechte positie binnen onze maatschappij, maar hebben wel al een externe staatstoezichthouder, namelijk de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Tevens wordt hun functioneren gecontroleerd door het NIVRA (Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants) en de NOvAA (Nederlandse Orde van Accountants-Administratieconsulenten) (Accountant, 2012). Kortom voldoende ogen die de accountant in de gaten houden. Ook in de accountancy zijn ontwikkelingen naar meer overheidstoezicht zichtbaar. Een voorbeeld hiervan is de invoer van de Wta (Wet toezicht accountantsorganisaties) in 2006. De accountants zullen er niet aan ontkomen dat er geleidelijk steeds meer druk vanuit buitenaf wordt uitgeoefend. Op zich is dit niet zo vreemd als je kijkt naar die bevoorrechte positie en functie van de accountants in de maatschappij. Zoals ook uit de definitie van accountants valt op te maken. Definitie van accountants: “Accountants hebben een maatschappelijke rol. Met hun kennis en inzet op het gebied van audit, assurance en financiële verantwoording verschaffen ze zekerheid over organisaties en hun transacties en vergroten ze het vertrouwen in financiële markten. Door hun bijzondere positie – in het hart van organisaties en als spil tussen belanghebbende partijen – zijn accountants als geen ander in staat een signalerende rol te vervullen.” Uit het NIVRA jaaroverzicht 2007-2008 ‘NIVRA in Debat.’ (Van Leeuwen, 2010). Als maatschappij wil je je toch wel enigszins kunnen indekken tegen mogelijk misbruik en zou je graag willen zien dat de kwaliteit gewaarborgd word. Je zult er dus niet raar van op kijken, dat het toezicht in deze professie ook vaak onderwerp van discussie is. Inmiddels hebben enkele schandalen, zoals die van Ahold en Enron, er mede voor gezorgd dat het toezicht aangescherpt is. Daarnaast was er van binnenuit ook draagvlak voor intensivering van het toezicht. Dit kwam deels voort uit een roep voor meer bescherming van de eigen praktijk aangezien de accountants een steeds groter wordende verantwoording kregen (Accountant, 2012). De advocaten zitten bijna, als het ware, in hetzelfde schuitje als de accountants. Het grote verschil tussen beiden is dat de accountants relatief snel geswitcht zijn van een meer zelfregulerend toezicht naar extern toezicht (Van Leeuwen, 2010). Wellicht is het een idee om met de accountants om de tafel te gaan en te achterhalen welke facetten van hun toezicht ook bruikbaar zouden kunnen zijn in de advocatuur. Voor een gedetailleerde beschrijving van het toezicht bij accountants zou je het rapport van Docters van Leeuwen kunnen raadplegen.
28
4.5 De overheid aan zet! Het lijkt er op dat de ‘strijd’ tussen de advocatuur en de overheid niet in remise eindigt. Zoals het er nu voor staat zal de overheid niet overstag gaan en voet bij stuk houden. In een mediabericht heeft de rijksoverheid namelijk aangegeven, dat de ministerraad inmiddels heeft ingestemd met het wetsvoorstel van Teeven. Dit is een flinke dreun, een behoorlijke aderlating voor de advocatuur die zich continu hard heeft gemaakt voor behoud van zelfregulatie. Dit wetsvoorstel houdt in dat er een onafhankelijk college van toezicht gevormd gaat worden en dat er een geheimhoudingsplicht gaat gelden voor de advocaat. Het onafhankelijke college wordt dan eindverantwoordelijke voor het toezicht op de advocaten. Zij zal bestaan uit drie leden. Deze zijn zelf geen advocaat en kunnen ook niet worden benoemd door advocaten. Hiermee wordt de onafhankelijkheid gewaarborgd. De lokale dekens zullen de voornaamste toezichtstaken, het beleid, onder een ‘toeziend oog’ van het onafhankelijke college, gaan uitvoeren. Zij zullen dus net zoals in het voorstel van Docters van Leeuwen meer autoritair gaan optreden. Dit college heeft als primair doel om de integriteit en de kwaliteit van de professie te koesteren en te bevorderen. Met deze opzet zal het volgens de rijksoverheid en Teeven gemakkelijker worden om onderzoek te doen bij de advocaten en onder de advocatenkantoren en zullen andere huidige (toezichts)organen minder belast worden. Dit toezicht is nodig vanwege de bijzondere positie die advocaten bekleden in onze samenleving. Zij hebben een scala aan privileges zoals een verschoningsrecht, het proces-monopolie en de mogelijkheid verordeningen op te stellen. Om te voorkomen dat hier misbruik van gemaakt wordt, is goed toezicht noodzakelijk. Dit toezicht dient zowel onafhankelijk te zijn van de advocaten als van de overheid zodat er geen gesteggel kan ontstaan over onderlinge afhankelijkheden. Zoals al eerder gesuggereerd wordt in het geval van de overheidsbemoeienis die aan bod komt in het rapport van Doctors Van Leeuwen. Het toezicht richt zich op de kwaliteit van de advocaat en specifiek op de professionaliteit en integriteit van zijn dienstverlening en de bedrijfsvoering en de soliditeit van zowel de advocaat als het kantoor (Van leeuwen, 2010). Daarmee tracht het toezicht kwalitatief hoogstaande advocatuur zeker te stellen. De Orde, als regelgevende instantie, dient hiervoor de samenleving een garantie te bieden dat de rechten en plichten worden nageleefd (Van leeuwen, 2010). De ‘waanbeelden’ van de samenleving geven te allen tijde geen representatief beeld van het toezicht. Er moet echter wel het één en ander veranderen. Het advies van Docters van Leeuwen voor een nieuw toezicht is een goede remedie tegen al het rumoer rondom het zogenaamde ‘eigentoezicht’ van de advocatuur. Maar of de overheid zich daar iets van aantrekt moet nog blijken. Op enkele vlakken liggen beide partijen op één lijn maar de kloof blijft aanwezig. Eén ding is zeker hier is het laatste woord nog niet over gezegd. Er zal nog veel ‘gepolderd’ worden. Voor alsnog lijkt het er op dat Teeven met zijn plannen aan het langste eind gaat trekken. De teugels zullen hoe dan ook aangetrokken worden.
29
30
Hoofdstuk 5: Enquête
5.1 Materiaal Doormiddel van een elektronische vragenlijst die advocatenbureaus online konden invullen hebben we onze gegevens verzameld. De vragenlijst bestond uit 17 stellingen waarop doormiddel van een vijfpuntschaal de respondenten aan moest geven in hoeverre ze het eens of oneens waren met de stellingen. voorbeeld: “
Mijn functie als advocaat bestaat voornamelijk uit sociale hulpverlening.
Eens □ □ □ □ □
Oneens
“
Uiteindelijk is de enquête 34 keer ingevuld waarvan er 4 scores afvielen omdat ze niet volledig waren ingevuld, dit gaf ons net genoeg om statistisch uit te kunnen gaan van een normaalverdeling. In onze enquête werd er allereerst gevraagd of men zichzelf meer beschouwde als een advocaat die “zich voornamelijk met commerciële hulpverlening bezighield”, “ zich voornamelijk met sociale hulpverlening bezighield” of “zich met een hybride vorm van hulpverlening bezighield.” Daarna werden een aantal thema’s bevraagd waaronder; de kennis over de gedragsregels binnen de advocatuur, in hoeverre men zich tijdens het werk laat leiden door de gedragsregels en of men op de hoogte is van de plannen van Van Leeuwen om het toezicht op de gedragsregels te verscherpen. Ook gingen er stellingen over of men zich door commerciële doeleinden soms beperkt voelde om hij of zijn professie uit te voeren en werd het beeld van de respondenten over het imago van de advocatuur in de maatschappij bevraagd.
5.2 Analyse-Methode Op de resultaten hebben wij een GLM-multivariate analyse uitgevoerd met behulp van SPSS. De onafhankelijke variabelen waren de scores op in hoeverre men zich identificeerde met “advocaat die zich voornamelijk met sociale hulpverlening bezighoudt.”, “advocaat die zich voornamelijk met commerciële hulpverlening bezighoudt” en “een hybride vorm tussen een advocaat die zich met sociale hulpverlening bezighoudt en commerciële hulpverlening” . De afhankelijke variabelen waren scores op kennis gedragsregels, het laten leiden door gedragsregels, het kennis hebben van de plannen van van Leeuwen over het aanscherpen van de gedragsregels. De scores op commerciële doeleinden vs professie en het imago van de advocatuur. Alle scores op de variabelen waren kwantitatief.
5.3 Resultaten
31
Uit de resultaten bleek dat men significant laag scoorden op “advocaat die zich met sociale hulpverlening bezighoudt” P= 0,25(df=20, F=2,324). Er werd hier een sterk effect gevonden R² = .589. Er werden geen significante resultaten gevonden bij de vragen of men zich voornamelijk beschouwden als commerciële hulpverlener beschouwden of een hybride vorm hiervan. Wel werd er een sterk effect gevonden (R² =.576) bij de vraag of men zich als een commerciële hulpverlener beschouwde, wat erop wijst dat er te weinig respondenten meegedaan hebben om een significant effect te krijgen. Dit wil zeggen dat men zich niet identificeerden met een advocaat die zich met sociale hulpverlening bezighoudt. Dit was ook te verwachten aangezien het soort advocatenbureaus waarnaar we de enquêtes verstuurd hebben. Doordat alleen deze onafhankelijke variabele significant was, konden we alleen uitspraken doen over “de advocaat die laag scoorden op advocaat zijn die zich voornamelijk met sociale hulpverlening bezighoudt.” en de volgende uitspraken gaan dan ook over dit soort advocaat. Uit de resultaten werd een significant effect gevonden voor de kennis over de gedragsregels. p=.038 (df=4 F=3,693) met een sterk effect R ²=.573. De advocaten gaven hiermee aan dat ze voldoende kennis bezaten over de gedragsregels en dat de Orde van Advocaten hun voldoende richtlijn aangaf om hun werk goed te kunnen uitvoeren. Er werd geen significant effect gevonden met betrekking tot het thema “commerciële doeleinden vs. professie”. Wat betekent dat de verschillen binnen de correspondenten te klein waren om een uitspraak te kunnen doen. Voor het thema ‘imago” werd wel een significant effect gevonden p=.001 (df=4 F11,604) met een sterk effect van R²=.808. De antwoorden wijzen erop dat de advocaten het er over eens waren dat er sprake is van een commercialisering binnen de advocatuur, maar dat deze commercialisering niet als imagobeschadigend wordt ervaren. Wel geeft de richting van de antwoorden aan dat men vindt dat er een imagoverslechtering heeft plaatsgevonden binnen de advocatuur. (een interessante vraag is, waar dit dan wel aan ligt?).
5.4 Conclusie en beperkingen Uit de enquête kan geconcludeerd worden dat in onze steekproef vooral advocaten zaten die zich niet met een advocaat identificeerde die zich voornamelijk met sociale hulpverlening bezighoudt. Het sterke effect op de identificatie met een advocaat die zich voornamelijk met commerciële hulpverlening bezighoudt wijst erop dat een grote meerderheid zich hiermee identificeerde maar dit door het kleine aantal respondenten niet significant kon worden aangetoond.
32
Over deze advocaten kunnen we daarnaast zeggen dat ze zichzelf beschouwen als advocaten met voldoende kennis over de gedragsregels en dat ze zich ook bewust zijn van en zich laten leiden door deze regels in hun werk. Ook kan men zeggen dat de advocaten vinden dat er de laatste tijd een commercialisering plaats heeft gevonden in de advocatuur, maar dat deze commercialisering het imago van de advocatuur niet beschadigt. Daarnaast geven ze wel aan dat in vergelijking met vroeger het imago van de advocatuur in de maatschappij is verslechterd. Onze steekproef bestond uit slechts 30 respondenten waardoor het vrij lastig is om een significant verschil te kunnen concluderen waar dit naar alle waarschijnlijkheid wel had kunnen gebeuren bij een paar items. Ook de diversiteit qua advocatenbureaus was niet erg groot waardoor de steekproef flink gebiast was en geen goed beeld kan worden gegeven van de algehele advocatuur populatie. Desalniettemin hebben we een aantal significante verschillen kunnen detecteren en hebben we een aantal trends in onze resultaten waargenomen.
33
Hoofdstuk 6: De hybride professional We hebben twee theoretische kaders beknopt besproken: managerialisme en professionalisme. Een interessante vraag die dan rijst is hoe dit concrete mensenlevens beïnvloedt en waarom het dat doet. In onze complexe wereld is denken in termen van “pure” mensen, e.g. “de manager,” “de professional,” te simpel; niemand behoort precies bij één van de twee polen thuis. In plaats daarvan worden we geconfronteerd met hybride mensen, wellicht deels manager en deels professional. Maar hoe komt dat? De advocatuur is immers van oudsher een professie; waarom worden hun medewerkers dan toch wezens ver van de pure professional? Om dit te verduidelijken, zal ik twee argumenten kort uiteen zetten. Allereerst is het concept performativiteit belangrijk: advocaten worden niet slechts geconfronteerd met een kwaadaardige manager die hun leven ingrijpend verandert. Het zijn integendeel uiteindelijk simpele en vaak herhaalde handelingen die mensen ingrijpend veranderen. Ten tweede hebben we een ander mensbeeld nodig om deze gebeurtenissen adequaat te kunnen beschouwen; voor een traditioneel humanistisch subject is hybridisering eigenlijk onmogelijk. Tot slot pogen we te evalueren in hoeverre deze vermenging gewenst is of niet.
6.1 Performativiteit en discours De verleiding is groot om de manager aan te wijzen als verantwoordelijk voor managerialistische eigenschappen van mensen. Toch is hij of zij niet voldoende: de manager kan weliswaar opleggen dat enige handeling voltrokken wordt, maar daarmee is een wereld- en mensbeeld zoals dat in managerialisme naar voren komt nog niet compleet. Hoe verklaart men dan dat mensen inderdaad zo nu en dan voldoen aan de eigenschappen die bij dit kader horen, e.g. egocentrisch zijn of alleen maar gemotiveerd worden door bonussen of straffen? Regelmatig komt hier een naturalistisch vertoog boven drijven: mensen zouden nu eenmaal, van nature, zus en zo in elkaar zitten. Het zou tot de wezenlijke antropologische kern behoren een egoïstische opportunist te zijn. Uiterst bang om te naïef te zijn wordt zo maar het zekere voor het onzekere genomen: we moeten onze medemensen wantrouwen en ze zo ook benaderen in de werksfeer, waarbij financiële incentives dan ook een grote rol moeten spelen. Alleen dan kan de economische mens gemotiveerd worden om werkelijk haar uiterste te geven en niet te vervallen in luiheid. Een legitimatie als de bovenstaande is echter niet zonder ernstige problemen. Vanuit een genealogisch perspectief kan men zich immers afvragen of hier de volgorde niet omgedraaid wordt. Zo’n perspectief “investigates the political stakes in designating as an origin and cause those identity categories that are in fact the effects of institutions, practices, discourses…” (Butler, 1990: xxxi). Is het wel zo dat mensen zo essentieel managerialist (e.g. egocentrisch, autonoom, rationeel) zijn? Wellicht zijn het juist bepaalde instituties, praktijken en discoursen die een dergelijk subject creëren. Belangrijk hierbij op te merken is dat dit niet moet worden begrepen als een gigantische complottheorie die de beschuldigende vinger wijst naar een aantal mensen “aan de top.” Het gaat om zaken waar iedereen binnen de relevante groep, en wellicht daarbuiten, aan meewerkt. In concreto kan
34
men bijvoorbeeld denken aan simpele handelingen die men regelmatig uitvoert: e.g. een collega vragen of zij haar bonus weer gehaald heeft dit kwartaal, of een klant afwijzen omdat die niet genoeg rendement oplevert. Wanneer dit soort gevallen een zekere iteratie toekomt, en dat ze dus herhaald worden, kunnen ze een performatief karakter krijgen; ze construeren een mensbeeld en de normativiteit die daarbij aansluit. Een mens hoort zich zo te gedragen. Het wordt zo naïef en bovendien niet langer gerechtvaardigd om mensen te zien als meer complexe wezens, die bijvoorbeeld ook een intrinsieke motivatie hebben, en zich door meer laten leiden dan enkel hebzucht. Het zou dus een fout zijn in een particulier beleid de economische, managerialist mens als onomstreden uitgangspunt te nemen. Op die manier wordt immers precies dat type mens opnieuw benadrukt en ook tot stand gebracht, onder andere via de op het eerste gezicht betekenisloze handelingen die het stimuleert of creëert. Zo stelt hoogleraar Accounting Ed Vosselman: “…theoretisch kan aannemelijk worden gemaakt en empirisch zijn er aanwijzingen dat het actief inzetten van een instrumentarium gericht op het voorkomen en bestrijden van opportunisme bij intrinsiek gemotiveerde individuen juist opportunisme kan oproepen” (Vosselman, 2008 : 157). Ook in de economische wetenschap zien we dus draagvlak voor een conceptualisatie van de mens die toelaat dat zij diepgaand veranderd kan worden door een bepaalde benadering. Doordat mensen behandeld worden alsof ze economische mensen zijn, worden ze ook zo; een proces dat bovendien zelfversterkend werkt met behulp van allerlei herhaalde handelingen op de werkvloer. Op een wat grotere schaal ontstaat er zo geleidelijk een discours omtrent managerialisme, een set aan verhalen en handelingen die de mens als manager legitimeert. We zijn nu echter in staat een dergelijke benadering kritisch te aanschouwen: is het wel zo dat de mens essentieel (deels) manager is, of maken we haar juist zo door hier vanuit te gaan?
6.2 Een ander mensbeeld Om de bovenstaande ontwikkelingen een plaats te kunnen geven in ons wereldbeeld, is een bepaald soort mensbeeld nodig. Wanneer men de mens traditioneel ziet als iets met één fundamentele identiteit die constant blijft door de tijd heen, die in volkomen vrijheid zijn of haar keuzes maakt, etc., dan is het simpelweg onmogelijk in te zien hoe de bovenstaande zaken kunnen leiden tot een ander subject. Een voor de hand liggend hedendaags alternatief is te vinden in postmoderne literatuur of werken die daardoor geïnspireerd zijn (e.g. de geschriften van Michel Foucault of Judith Butler). Hierin wordt doorgaans benadrukt dat mensen opgroeien en leven in een symbolische orde: een wereld waarin allerlei betekenissen complex met elkaar verweven zijn, en mensen tot bepaald gedrag gedisciplineerd worden. Er is in die zin geen “ik”, dat voorafgaat aan haar omgeving. In het kader van sexualiteit en gender stelt Butler bijvoorbeeld: “There is no gender identity behind the expressions of gender; that identity is performatively constituted by the very ‘expressions’ that are said to be its results” (Butler, 1990: 25). Een persoon conceptualiseren als iets dat ten grondslag zou liggen aan het handelen zelf draait de volgorde misschien wel om.
35
6.3 De advocatuur Zit het zo ook niet bij de advocatuur? Ook hier, zo kan men betogen, zijn er geen managers als zodanig te vinden: er zijn “slechts” mensen te vinden die op een bepaalde manier handelen. Hun handelingen, hebben wellicht inderdaad een performatieve lading: door dag in dag uit te handelen als een manager, wordt men ook manager. Wanneer bonussystemen worden ingesteld met een bepaald mensbeeld als uitgangspunt, dan dient men uiterst zorgvuldig te zijn: door naïef uit te gaan van een economische, egoïstische mens, kan juist die persoon ge(re)produceerd worden. Het is twijfelachtig of dit inderdaad wenselijk is: enerzijds is het intuïtief onwenselijk om mensen om te vormen, of zichzelf om te laten vormen, tot ietwat cynische figuren die opportunistisch zijn en niet voorbij hun eigen gewin kunnen kijken. Anderzijds lijkt dit heden ten dagen onvermijdelijk wanneer het om “keiharde business” gaat: we lijken geobsedeerd door een discours dat een andere, meer sociale blik op de mens afdoet als dom en onschuldig. Maar is er dan echt geen uitweg denkbaar? Alvorens we onze vingers branden aan een dergelijke vraag, moeten we ons bedenken dat als zoiets al überhaupt mogelijk zou zijn, het toch uiteindelijk gedrag van mensen zou moeten betreffen. Mensen of de beelden ervan veranderen is geen kwestie die binnen een zeer kort tijdsbestek kan worden aangepakt; geen mening die met een bevlogen toespraak kan worden aangepast. Beleid dat hier iets aan wil doen zal dus op een subtieler niveau moeten plaatsvinden. Het zal werknemers en werkgevers de ruimte moeten geven meer te doen dan alleen afwegingen te maken vanuit een managerialistische positie. Een onderdeel daarvan is te erkennen dat men door meer gemotiveerd wordt dan alleen een nog hogere bonus of anderzijds financiële beloning. Er zijn ook andere drijfveren, zoals de ambitie om uit te blinken, een zekere passie of plezier voor het werk dat iemand doet, de acceptatie van een sociale groep van collega’s, enzovoorts. Wanneer handelingen op institutioneel niveau worden gecultiveerd die recht doen aan de bovenstaande factoren, dan ontstaat wellicht op den duur een mens die voorbij de egoïstische, cynische opportunist gaat. Hierbij kan men bijvoorbeeld denken aan de procedure rondom het kiezen van een cliënt: in plaats van altijd degene te kiezen die het hoogste rendement oplevert, kunnen (zo nu en dan?) ook andere factoren centraal worden gesteld, zoals de affiniteit die een bepaalde advocaat met een zaak heeft. Tot slot dient opgemerkt te worden dat enige hybridisering helemaal niet zo kwaadaardig hoeft te zijn: ook bij de werkzaamheden van de professional spelen immers financiële en administratieve kwesties een rol. Een grotere bewustwording daarvan is in principe alleen maar wenselijk. Dat is echter iets anders dan een beheersing van het werk door economische bezigheden. We pleiten dan ook nadrukkelijk niet voor een terugkeer naar een “goede oude tijd”, of een sprookje waarin de advocaat kan doen waar hij of zij zin in heeft. Het is daarentegen zaak een balans te vinden, waarbij noch blind wordt uitgegaan van een fantastische werknemer, noch een econoom centraal gesteld wordt die alleen gemotiveerd kan worden door financiële incentives. Hierbij speelt het beleid van de desbetreffende
36
organisaties een rol voor zover het bepaald performatief gedrag mogelijk maakt, waaromtrent de kracht van het steeds maar weer herhalen van een set aan handelingen en de discours waarin dat verwikkeld is niet onderschat mag worden.
37
Hoofdstuk 7: Conclusie Wellicht het belangrijkste deel van onze onderzoeksopdracht betreft wat de status van de advocaat is in de huidige Nederlandse maatschappij en welke spanningen dat oplevert met een gewenste status, die zowel vanuit de Orde van Advocaten komt als uit meer algemene zorgen en wensen. Daartoe hebben we allereerst simpelweg de vraag gesteld naar het imago van de advocatuur: hoe komt zij naar voren in de media en daarmee samenhangend in populaire opinie? Het blijkt hier, niet geheel verassend, om een ambigu begrip te gaan. Enerzijds ziet men de advocaat als bijvoorbeeld kundig en correct, maar anderzijds als gehaaid en geldwolf. In de media komt deze dubbelzinnigheid terug, zij het met iets andere kenmerken. Met name in de tegenstelling tussen fictie en non-fictie, zien we vanuit dat perspectief respectievelijk een geïdealiseerde held(in) die rechtvaardigheid garandeert en een meer cynische, maar vooral ook commerciëlere figuur. Dit beeld moet echter genuanceerd worden, aangezien er ook voorbeelden gevonden zijn van documentaires die een minder eenzijdig beeld geven, hetgeen ons inziens dan ook toegejuicht mag worden. Om de bovenstaande media-analyse te verrijken, is gepoogd een historische achtergrond te schetsen van de advocaat zoals we die nu kennen. We zagen daar hoe de advocatuur moeizaam en langzaam ontwikkelde tot een heuse professie. Steeds meer specialisatie vond plaats, waarmee de opleiding tot advocaat uiteindelijk meer praktijkgericht zou worden. Er ontstond zo behoefte aan een overkoepelend orgaan dat de verschillende takken van de professie als het ware bijeen zou kunnen houden, hetgeen gestalte heeft gekregen in de vorm van de Advocatenwet en de Nederlandse Orde van Advocaten. De resultaten van deze ontwikkelingen uiten zich dus voor een gewichtig gedeelte in regels en codes, die bijna representatief blijken te zijn voor professionalisme. Zo worden de waarden onafhankelijkheid, onpartijdigheid, deskundigheid, integriteit en vertrouwelijkheid centraal gesteld in dergelijke richtlijnen omtrent gedrag. De beroepspraktijk lijkt echter ook enige transparantie en toezicht te eisen, die overigens in het geding kunnen komen door procedures die enige objectiviteit niet altijd kunnen garanderen. We wezen bijvoorbeeld op het de manier waarop dekens of toezichthouders worden gekozen, en hoe dit ertoe leidt dat zij moeten oordelen over advocaten en kantoren die een paar jaar later uiterst belangrijk kunnen zijn voor de eigen carrière. Op het gebied van transparantie en toezicht is verbetering dus nog mogelijk. Dit geldt niet alleen voor de richtlijnen omtrent gedrag en de manier waarop die worden gecontroleerd, maar betreft ook de omgang met de ‘cliënt’: transparantie is een positief kenmerk dat regelmatig genoemd wordt als zijnde missend in het contact met een advocaat. Op institutioneel niveau wordt hier gelukkig uitvoerig over gedacht en gesproken. Problematisch wordt het echter wel wanneer we beschouwen dat relatief nieuwe wetsvoorstellen wellicht te ver doorslaan naar de andere kant van het spectrum. In plaats van het toezicht te plaatsen bij mensen en posities die niet onafhankelijk genoeg zijn door hun banden met de advocatuur,
38
lijkt deze macht nu komen te liggen op plaatsen waar men eveneens niet onafhankelijk is, maar deze keer door de verbinding met de overheid. Dat kan tot onwenselijke situaties leiden, bijvoorbeeld wanneer geoordeeld moet worden over een procedure waarin de overheid zelf aangeklaagd wordt. Er zal dus voorzichtig moeten worden gekeken naar manieren waarop deze twee omstandigheden vermeden kunnen worden en zo een balans tussen toezicht en integriteit bereikt kan worden. We pleiten daarmee weliswaar voor enige verandering in de manier waarop controle en rekenschap georganiseerd wordt binnen de advocatuur, maar zonder daarbij in overhaaste of ongenuanceerde alternatieven terecht te komen. Na een beschouwing van de ontwikkelingen op structureel niveau, hebben we vervolgens met behulp van een enquête geprobeerd informatie te verzamelen over opvattingen van individuele advocaten omtrent de gang van zaken in de advocatuur en hun waargenomen positie daarin. Enkele interessante resultaten die daaruit volgden waren dat de ondervraagde advocaten zich identificeerde met de advocaat als commerciële hulpverlener en dat ze zichzelf beschouwden als hebbende voldoende kennis van gedragsregels, waarbij die regels ook daadwerkelijk als leidraden dienen bij de beroepspraktijk. De eerste daarvan is enigszins merkwaardig, wanneer we bedenken dat na de Eerste Wereldoorlog expliciet gemaakt werd dat een advocaat zijn praktijk niet mag uitoefenen puur en alleen om financiële belangen na te jagen. Nu willen we geenszins het streven naar winst demoniseren, maar het illustreert wel hoe managerialistische invloeden langzaam maar zeker kunnen binnensluipen in een professionele omgeving. Vanuit de voorgemelde observatie hebben we ons ten slotte bezig gehouden met de meer theoretische vraag naar de hybridisering van de twee betrokken discoursen, namelijk managerialisme en professionalisme. Hoe ontwikkelen mensen zich in reële omgevingen die vaak door meer dan één discours gekarakteriseerd worden en waarom? In een filosofische beschouwing kwamen we tot de conclusie dat de advocaat inderdaad geen pure professional of pure manager is, maar op een complexe manier ontwikkelt tot een soort tussenvorm. We moeten hierbij in de gaten houden dat het niet zo zeer de kwaadaardige aandeelhouder of leidinggevende is die deze mensen ingrijpend verandert, maar dat het met name vrij simpele en op het eerste gezicht “onbenullige” handelingen zijn die op langere termijn constituerend zijn voor de transformatie in kwestie. Het concept performativiteit bleek een perspectief te bieden dat ondersteunt hoe mensen echt anders kunnen gaan nadenken over de wereld om hen heen en hun eigen plaats daarin door routinematige activiteiten. Hierdoor kan veranderen wat als normaal of zelfs vanzelfsprekend gezien wordt, hetgeen ingrijpende invloeden kan hebben op de praktijk. Een implicatie van deze analyse is echter wel dat een “traditioneel, humanistisch” mensbeeld ontoereikend is, en dat we mensen in plaats daarvan moeten beschouwen als wezens die sterk met hun omgeving in verbinding staan. Bij het ontwikkelen van beleid is het dus raadzaam te overwegen welke consequenties voorgestelde maatregelen hebben voor de manier waarop werknemers hun dagelijkse werk doen, en welke gevolgen dat heeft voor hun mens-zijn. Voorzichtigheid is hierbij geboden: men loopt het risico precies het
39
soort mensen te creëren waarvoor gevreesd wordt. Wanneer bijvoorbeeld beloningssystemen worden ingevoerd die erop gericht zijn opportunisme tegen te gaan, dan kan dat in bepaalde situaties juist opportunistische individuen voortbrengen. Wederom is het zaak om een balans te vinden. Enerzijds biedt het professionele discours talrijke voordelen die tot een prettigere, meer productieve en creatieve werkomgeving kunnen leiden, maar anderzijds is een bewustwording van onvermijdelijke administratieve en financiële kwesties en een zekere efficiëntie in het omgaan daarmee helemaal niet onwenselijk. Laten we er in ieder geval voor zorgen dat geen van beide uitersten het werk en leven compleet overheersen.
40
Referenties -
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Accountant (2012). Kabinet scherpt toezicht op advocatuur aan. Verkregen van: http://www.accountant.nl/Accountant/Nieuws/Kabinet+scherpt+toezicht+op+a dvocatuur+aan.aspx Advocatie (2011). Vlamingen niet tevreden over advocaten. Verkregen van: http://www.advocatie.nl/page?1,5302/Actueel/vlamingen_niet_tevreden_over_ advocaten Advocatie (2005). Steeds meer advocaten op tv. Verkregen van: http://www.advocatie.nl/page?1,1368/Actueel/steeds_meer_advocaten_op_tv Algemeen Nederlands Persbureau (2011). Advocaten laten cliënten ronselen in bajes. Verkregen van: http://www.metronieuws.nl/nieuws/advocaten-latenclienten-ronselen-in-bajes/xlkkhD!w4uWKZICENL0tJSZW4YRQ/ Bannier, F.A.W., Fanoy, N.A.M.E.C. & Mulder, C.S.A. (2011). Beroep: advocaat, in de ban van de balie. Deventer: Kluwer. Bannier en Sanders, Advocatenblad, december 2010. Beerekamp, H. (2010). Verbaal begaafde advocaten geknipt voor televisievuurwerk. Verkregen van: http://weblogs.nrc.nl/media/2010/11/16/verbaal-begaafde-advocaten-gekniptvoor-televisievuurwerk/ Blauw Research (2006). Rapportage het imago van de advocatuur. Verkregen van: http://www.platformuep.nl/Rapportage%20het%20imago%20van%20de%20advocatuur.pdf Boerma, E. (2012) Transcriptie. Butler, J. (1990). Gender Trouble. Routledge, New York. Van Dale (z.j.). Betekenis ‘Executie’. Verkregen van: http://www.vandale.nl/opzoeken?pattern=executie&lang=nn, geraadpleegd op 02-02-2012 Van Dale (z.j.). Betekenis ‘grievend’. Verkregen van: http://www.vandale.nl/opzoeken?pattern=grievend&lang=nn, geraadpleegd op 02-01-2012 Van Dale (z.j.). Betekenis ‘Code’. Verkregen van: http://www.vandale.nl/opzoeken?pattern=code&lang=nn, geraadpleegd op 1702-2012 Docters van Leeuwen, A.W.H (2009). De constructie van het Toezicht, Toespraak ter gelegenheid van 25jaar Waarborgfonds Sociale Woningbouw Docters van Leeuwen, A.W.H (2010) Het bestaande is geen alternatief. Een verkenning naar verbeteringen in het toezicht op de advocatuur. Nederlandse School voor Openbaar Bestuur Ethicas (2012). Ethiek en beroepshouding in de zorg. Verkregen van: http://www.beroepshoudingindezorg.nl/page1/page2/download2.html, geraadpleegd op 5-01-2012 Hermesdorf, B.H.D. (1951). Licht en schaduw: in de advocatuur der lage landen. Leiden: E.J. Brill. Hupkes, N. (2012) Transcriptie.
41
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
International Bar Association (2011). About de IBA .Verkregen van: http://www.ibanet.org/About_the_IBA/About_the_IBA.aspx, geraadpleegd op 02-01-2012 Jansen, C. (2009). Geschiedenis van de advocatuur in de lage landen, 1e druk. Hilversum: Verloren. NCRV (2010). Dokument: Anker en Anker. Verkregen van: http://dokument.ncrv.nl/ncrvgemist/8-11-2010/ncrv-dokument-anker-anker Nederlandse Orde van Advocaten (2012). Aan welke regels moeten advocaten zich houden. Verkregen van: http://www.advocatenorde.nl/244/consumenten/veelgestelde%20vragen/aanwelke-regels-moeten-advocaten-zich-houden.html geraadpleegd op 01-012012 Nederlandse Orde van Advocaten (2012). Organisatie van de orde. Verkregen van: http://www.advocatenorde.nl/252/consumenten//organisatie-van-deorde.html, geraadpleegd op 02-01-2012 Nederlandse Orde van Advocaten (2012). Taken van de orde. Verkregen van: http://www.advocatenorde.nl/251/consumenten//taken-van-de-orde.html, geraadpleegd op 02-01-2012 Nederlandse Orde van Advocaten (2012). Missie van de orde. Verkregen van: http://www.advocatenorde.nl/250/consumenten//missie-van-de-orde.html, geraadpleegd op 02-01-2012 Nederlandse Orde van Advocaten (2012). Vademecum. Verkregen van: http://advocaten.advocatenorde.nl/wetenregelgeving/vademecum.asp, geraadpleegd op 02-01-2012 Nederlandse Orde van Advocaten (2012). Wet- en regelgeving: Inleiding. Verkregen van: http://advocaten.advocatenorde.nl/nova/novvade.nsf/c70ce544d407054ec1256 9f1004485c2/f6ba8bd06dbde964c12565be003c1057?OpenDocument, geraadpleegd op 02-01-2012 Nederlandse Orde van Advocaten (2012). Wet- en regelgeving: Algemene regels. Verkregen van: http://advocaten.advocatenorde.nl/nova/novvade.nsf/c70ce544d407054ec1256 9f1004485c2/d849637bb3faf7a5c12565be003caf5d?OpenDocument, geraadpleegd op 02-01-2012 Nederlandse Orde van Advocaten (2012). Wet- en regelgeving: Verhouding tot de cliënt. Verkregen van: http://advocaten.advocatenorde.nl/nova/novvade.nsf/c70ce544d407054ec1256 9f1004485c2/083b18b9611e0ff3c12570b900334188?OpenDocument, geraadpleegd op 02-01-2012 Nederlandse Orde van Advocaten (2012). Wet- en regelgeving: Optreden in rechte. Verkregen van: http://advocaten.advocatenorde.nl/nova/novvade.nsf/c70ce544d407054ec1256 9f1004485c2/a345af9ef0a8008ac12565be00425180?OpenDocument, geraadpleegd op 02-01-2012 Nederlandse Orde van Advocaten (2012). Wet- en regelgeving: Betrekkingen tussen advocaten. Verkregen van:
42
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
http://advocaten.advocatenorde.nl/nova/novvade.nsf/c70ce544d407054ec1256 9f1004485c2/21cae2e29356ce63c12566880034b21e?OpenDocument, geraadpleegd op 02-01-2012 Nederlandse Orde van Advocaten (2012). Wet- en regelgeving: Financiële regels. Verkregen van: http://advocaten.advocatenorde.nl/nova/novvade.nsf/c70ce544d407054ec1256 9f1004485c2/173e98351c1717e9c12565be0043a635?OpenDocument, geraadpleegd op 02-01-2012 Nederlandse Orde van Advocaten (2012). Wet- en regelgeving: Praktijkregels. Verkregen van: http://advocaten.advocatenorde.nl/nova/novvade.nsf/c70ce544d407054ec1256 9f1004485c2/613629099859c747c1257515003ebb6a?OpenDocument, geraadpleegd op 02-01-2012 Nederlandse Orde van Advocaten (2012). Wet- en regelgeving. Verkregen van: http://www.advocatenorde.nl/3313/advocaten/wet-en-regelgeving.html, geraadpleegd op 4-01-2012 Nederlandse Orde van Advocaten (2012). Gedragsrecht. Verkregen van: http://www.advocatenorde.nl/309/advocaten/.html, geraadpleegd op 5-01-2012 Nederlandse Orde van Advocaten (2012). Kernwaarden advocatuur. Verkregen van: http://www.advocatenorde.nl/255/advocaten/feiten-over-deadvocatuur.html, geraadpleegd op 5-01-2012 Nederlandse Orde van Advocaten (2012). Diversiteit in de advocatuur. Verkregen van: http://www.advocatenorde.nl/255/advocaten/feiten-over-deadvocatuur.html, geraadpleegd op 20-2-2012 Nederlandse Orde van Advocaten (2012). Deken orde van advocaten. Verkregen van: http://www.advocatenorde.nl/623/bedrijven/deken-orde-vanadvocaten.html, geraadpleegd op 20-2-2012 Nederlandse Orde van Advocaten (2012). Hoekstra controleert toezicht op de advocatuur. Verkregen van: http://www.advocatenorde.nl/5701/consumenten/Nieuws/hoekstra-controleerttoezicht-op-de-advocatuur.html, geraadpleegd op 21-2-2012 Nederlandse Overheid (2012). Verkregen van: www.rijksoverheid.nl Nederlands Instituut van Psychologen (2011). Beroepsethiek en beroepscode. Verkregen van: http://www.psynip.nl/website/wat-doet-hetnip/beroepsethiek/beroepsethiek-en-beroepscode, geraadpleegd op 4-01-2012 NTR Collegetour (2011). Bram Moszkowicz. Verkregen van: http://collegetour.ntr.nl/page/detailreacties/aflevering/17700/Bram%20Moszko wicz De Pers (2011). Advocaten maken zich zorgen over hun imago. Verkregen van: http://www.depers.nl/economie/202208/Advocaten-maken-zich-zorgen-overhun-imago.html Powned (2011). House Ibiza. Verkregen van: http://www.powned.tv/uitzendinggemist/house_ibiza.html Slot Webcommerce (2012). Opzoeken: Vademecum. Verkregen van: www.encyclo.nl, geraadpleegd op 5-01-2012
43
-
-
-
-
Slot Webcommerce (2012). Opzoeken: professie. Verkregen van: http://www.encyclo.nl/lokaal/10608&page=71, geraadpleegd op 14-05-2012 Swart, M. & Schepper, M. (2012). Uw advocaat. Verkregen van: http://www.advocaat-eindhoven.nl/uw-advocaat/uw-advocaat.html, geraadpleegd op 5-05-2012. Uitzending gemist (2010). Kijken in de ziel: Strafpleiters. Verkregen van: http://beta.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1015226-de-advocaat Vollebregt, B.A.W. (2012). De Nederlandse Orde van Advocaten, wat is dat en wat heb je eraan? Verkregen van: http://www.advocaatkeus.nl/nederlandseorde-van-advocaten.php geraadpleegd op 01-01-2012 Vollebregt, B.A.W. (2012). Een goede advocaat, een goed advocatenkantoor, hoe vind je ze? Verkregen van: http://www.advocaatkeus.nl/ Vos, R. (2011). Ronselende advocaten worden aangepakt. Verkregen van: http://www.spitsnieuws.nl/archives/binnenland/2011/07/ronselende-advocatenworden-aangepakt Vosselman, E. (2008). Accounting, instrumentalisme en het organisatorisch samenwerkingsverband. In Management accounting: maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie (pp. 154-162).
44
Bijlage A: Gedragsregels Groep 1: algemene regels (bestaat uit 4 regels). Regel 1: “de advocaat dient zich zodanig te gedragen dat het vertrouwen in de advocatuur of in zijn eigen beroepsuitoefening niet wordt geschaad” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 2, lid 1: “de advocaat dient te vermijden dat zijn vrijheid en onafhankelijkheid in de uitoefening van het beroep in gevaar zouden kunnen komen” (advocaten.advocatenorde.nl). Een advocaat moet er in alle tijden voor zorgen dat hij zijn cliënt een onafhankelijk advies kan blijven geven. Dit gaat bijvoorbeeld moeilijk wanneer er sprake is van een persoonlijke of financiële relatie met een cliënt. Regel 2, lid 2: “het is de advocaat niet geoorloofd een beloning of provisie toe te kennen of te ontvangen voor het aanbrengen van opdrachten” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 3: “de advocaat dient zich voor ogen te houden dat een regeling in der minne vaak de voorkeur verdient boven een proces” (advocaten.advocatenorde.nl).
De voorkeur gaat uit naar een opdracht zonder proces (een rechtszaak). Het treffen van een regeling wordt geprefereerd. Regel 4: “de advocaat behoort de hem opgedragen zaken zorgvuldig te behandelen” (advocaten.advocatenorde.nl).
Groep 2: verhouding tot de cliënt (bestaat uit 7 regels) Regel 5: “het belang van de cliënt, niet enig eigen belang van de advocaat, is bepalend voor de wijze waarop de advocaat zijn zaken dient te behandelen” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 6, lid 1: “de advocaat is verplicht tot geheimhouding; hij dient te zwijgen over bijzonderheden van door hem behandelde zaken, de persoon van zijn cliënt en de aard en omvang van diens belangen” (advocaten.advocatenorde.nl). Belangrijk om hierbij te melden is dat de geheimhouding betrekking heeft op alle informatie die de advocaat over de cliënt ontvangt. Dit kan informatie zijn die hij
45
van zijn cliënt zelf ontvangt of informatie die hij van andere ontvangt. In alle gevallen moet de advocaat zich aan zijn geheimhoudingsplicht houden. Regel 6, lid 2: “indien een juiste uitvoering van de hem opgedragen taak naar zijn oordeel een gebruik maken van zijn verkregen kennis naar buiten eist, staat dat de advocaat vrij, voor zover de cliënt daartegen geen bezwaar heeft en voor zover dit in overeenstemming is met een goede beroepsuitoefening” (advocaten.advocatenorde.nl). Een advocaat ontkomt er vaak niet aan om informatie over zijn cliënt naar buiten te brengen (bijvoorbeeld tijdens een rechtszaak). Lid 2 staat dit toe mits de cliënt hier geen bezwaar tegen maakt (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 6, lid 3: “de advocaat legt zijn medewerkers en personeel de inachtneming van een gelijke geheimhouding op” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 6, lid 4: “de geheimhoudingsplicht duurt voort na de beëindiging van de relatie met de cliënt” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 6, lid 5: “indien de advocaat aan een wederpartij vertrouwelijkheid heeft toegezegd of deze vertrouwelijkheid voortvloeit uit de aard van zijn relatie met een derde, zal de advocaat deze vertrouwelijkheid ook jegens zijn cliënt in acht nemen” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 7, lid 1: “de advocaat mag zich niet met de behartiging van de belangen van twee of meer partijen belasten indien de belangen van deze partijen tegenstrijdig zijn of een daarop uitlopende ontwikkeling aannemelijk is” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 7, lid 2: “de advocaat die de belangen van twee of meer partijen behartigt, is in het algemeen verplicht zich geheel uit de zaak terug te trekken zodra een niet aanstonds overbrugbaar belangenconflict ontstaat” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 7, lid 3: “de advocaat die in een bepaalde zaak de belangen van twee of meer partijen heeft behartigd en die zich als advocaat van een of meer van die partijen heeft teruggetrokken, zal in die zaak of in de voortzetting daarvan niet optreden tegen de partij of partijen ten aanzien van welke hij zich heeft teruggetrokken” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 7, lid 4: “het is de advocaat niet toegestaan tegen een voormalige cliënt of een bestaande cliënt van hem of van een kantoorgenoot van hem op te treden behoudens het bepaalde in de volgende leden” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 7 lid 5, 6 en 7 gaan dieper in op deze regel. Regel 8: “de advocaat dient zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen” (advocaten.advocatenorde.nl).
46
Regel 9, lid 1: “de advocaat draagt volledige verantwoordelijkheid voor de behandeling van de zaak. De advocaat kan zich niet aan deze verantwoordelijkheid onttrekken met een beroep op de van zijn cliënt verkregen opdracht. Hij mag evenwel geen handelingen verrichten tegen de kennelijke wil van de cliënt” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 9, lid 2: “indien tussen de advocaat en zijn cliënt verschil van mening bestaat over de wijze waarop de zaak moet worden behandeld en dit geschil niet in onderling overleg kan worden opgelost, dient de advocaat zich terug te trekken” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 9, lid 3: “wanneer de advocaat besluit een hem verstrekte opdracht neer te leggen, dient hij dat op zorgvuldige wijze te doen en dient hij ervoor zorg te dragen dat zijn cliënt daarvan zo min mogelijk nadeel ondervindt” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 10, lid 1: “bij het verstrekken van informatie aan derden over een zaak die bij hem in behandeling is of is geweest, neemt de advocaat, behalve de belangen van de cliënt, tevens gerechtvaardigde andere belangen in acht. De advocaat verstrekt geen informatie zonder toestemming van de cliënt en vermijdt misverstand over de hoedanigheid waarin hij optreedt” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 10, lid 2: “in een strafzaak verstrekt de advocaat geen afschrift van processtukken aan de media. De advocaat is terughoudend met het geven van inzage in die stukken” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 11: “de advocaat die bemerkt dat hij tekort is geschoten in de behartiging van de belangen van zijn cliënt, moet zijn cliënt op de hoogte stellen en hem, zo nodig, adviseren onafhankelijk advies te vragen” (advocaten.advocatenorde.nl). Dit is een regel die is gebaseerd op een regel uit de IBA’s International Code of Ethics (advocaten.advocatenorde.nl). IBA is een wereldwijde organisatie die zich bezighoudt met alles omtrent ‘het recht’ (www.ibanet.org).
Groep 3: optreden in rechte (bestaat uit 5 regels) Regel 12, lid 1: “op brieven en andere mededelingen van de ene advocaat aan de andere mag in rechte geen beroep worden gedaan, tenzij het belang van de cliënt dit bepaaldelijk vordert, maar dan niet zonder voorafgaand overleg met de advocaat van de wederpartij” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 12, lid 2: “indien dit overleg niet tot een oplossing leidt, dient het advies van de deken te worden ingewonnen voordat in rechte een beroep als vorenbedoeld wordt gedaan” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 13: “omtrent de inhoud van tussen advocaten gevoerde schikkingsonderhandelingen mag aan de rechter aan wiens oordeel of instantie aan wier oordeel de zaak is onderworpen, niets worden medegedeeld zonder toestemming van de advocaat van de wederpartij” (advocaten.advocatenorde.nl).
47
Regel 14, lid 1: “bij het bepalen van het tijdstip van overleggen van stukken aan de rechter aan wiens oordeel of de instantie aan wier oordeel de zaak is onderworpen dient de advocaat er rekening mee te houden dat de wederpartij een reactie daarop voldoende zorgvuldig moet kunnen voorbereiden” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 14, lid 2: “overlegging van een pleitnota is slechts geoorloofd, wanneer zij niet meer bevat dan hetgeen door de advocaat is bepleit” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 14, lid 3: “terstond na afloop van de pleidooien moet een afschrift van de pleitnota aan de advocaat van de wederpartij worden afgegeven” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 15, lid 1: “het is de advocaat niet geoorloofd zich in een aanhangig geding anders dan tezamen met de advocaat der wederpartij tot de rechter aan wiens oordeel of de instantie aan wier oordeel de zaak is onderworpen te wenden, tenzij schriftelijk en met gelijktijdige toezending van een afschrift der mededeling aan de advocaat van de wederpartij en voorts zo tijdig dat die advocaat voldoende gelegenheid heeft om op de mededelingen te reageren” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 15, lid 2: “nadat om een uitspraak is gevraagd, is het de advocaat niet geoorloofd zich zonder toestemming van de wederpartij tot de rechter te wenden” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 16, lid 1: “personen die door de wederpartij als getuige zijn aangezegd of kennelijk zullen worden aangezegd, zal de advocaat vóór het verhoor niet mogen horen” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 16, lid 2: “in strafzaken zal de advocaat zich ervan onthouden getuigen die door het Openbaar Ministerie zijn gedagvaard of opgeroepen vooraf te horen” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 16, lid 3: “deze bepalingen gelden niet ten aanzien van de eigen cliënt en personen in dienst van of in een bijzondere relatie staande tot de eigen cliënt” (advocaten.advocatenorde.nl).
Groep 4: betrekkingen tussen advocaten (bestaat uit 6 regels) Regel 17: “in het belang van de rechtzoekenden en van de advocatuur in het algemeen behoren de advocaten te streven naar een onderlinge verhouding die berust op welwillendheid en vertrouwen” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 18, lid 1: ”de advocaat stelt zich met een partij betreffende een aangelegenheid, waarin deze naar hij weet door een advocaat wordt bijgestaan, niet anders in verbinding dan door tussenkomst van die advocaat, tenzij deze laatste hem toestemming geeft rechtstreeks met die partij in verbinding te treden. Dit geldt evenzeer wanneer de bedoelde partij zich rechtstreeks tot hem wendt” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 18, lid 2: “de advocaat die een aanzegging met rechtsgevolg doet, mag dat rechtstreeks aan de wederpartij doen, mits met gelijktijdige verzending van een afschrift aan diens advocaat” (advocaten.advocatenorde.nl).
48
Regel 19: “de advocaat is verplicht, alvorens hij overgaat tot het nemen van rechtsmaatregelen en in het bijzonder tot het nemen van executiemaatregelen, zijn wederpartij of, zo deze wordt bijgestaan door een advocaat, die advocaat van zijn voornemen kennis te geven. In beginsel dient hij daarbij een redelijke tijd voor beraad te geven. Waar redelijkerwijs mogelijk voert hij overleg over het tijdstip van behandeling van een zaak” (advocaten.advocatenorde.nl). Een executie is een “vonnis” of “terechtstelling” (www.vandale.nl). Regel 20: “het is de advocaat niet geoorloofd een advocaat of oud-advocaat op te roepen om getuigenis af te leggen ter zake van wat deze in de uitoefening van zijn beroep van advocaat heeft waargenomen alvorens met de deken overleg te hebben gepleegd. Deze regel is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van medewerkers en personeel van een advocaat of oud-advocaat” (advocaten.advocatenorde.nl). Deze regel heeft te maken met het eerder genoemde beroepsgeheim van advocaten. Regel 21, lid 1: “indien de advocaat bij de behandeling van een zaak een andere advocaat een opdracht verstrekt, moet hij instaan voor de aan hem toekomende vergoedingen en honoraria, tenzij hij een uitdrukkelijk voorbehoud maakt” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 21, lid 2: “dit geldt ook in zaken waarin de advocaat is toegevoegd” (advocaten.advocatenorde.nl). Het is nadrukkelijk verboden om cliënten van elkaar “af te pakken” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 22, lid 1: “verzoekt iemand een advocaat de behandeling van zijn zaak, die reeds bij een andere advocaat in behandeling is, over te nemen, dan voeren deze advocaten onderling overleg met het oogmerk dat de opvolgende advocaat behoorlijk wordt ingelicht over de stand van de zaak”. (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 22, lid 2: “is de declaratie van de andere advocaat niet voldaan en beroept deze zich op zijn retentierecht, dan is hij niettemin verplicht het dossier op verzoek van de cliënt aan de opvolgende advocaat af te geven onder door de deken te stellen voorwaarden” (advocaten.advocatenorde.nl).
Groep 5: financiële regels (bestaat uit 6 regels) Regel 23, lid 1: “de advocaat is gehouden tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 23, lid 2: “de advocaat behoort het maken van onnodige kosten te vermijden. Dit geldt evenzeer tegenover de wederpartij van de cliënt” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 24, lid 1: “tenzij een advocaat goede gronden heeft om aan te nemen dat zijn cliënt niet in aanmerking kan komen voor door de overheid gefinancierde rechtshulp, is hij verplicht met zijn cliënt bij het begin van de zaak en verder telkens wanneer daartoe aanleiding bestaat, te overleggen of er termen zijn om te
49
trachten door de overheid gefinancierde rechtshulp te verkrijgen” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 24, lid 2: “de advocaat zal voor de behandeling van een zaak waarin hij is toegevoegd voor zijn werkzaamheden geen vergoeding, in welke vorm dan ook, bedingen of in ontvangst nemen, afgezien van eigen bijdragen en verschotten volgens de daarvoor geldende regels” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 24, lid 3: “wanneer de cliënt mogelijk in aanmerking komt voor door de overheid gefinancierde rechtshulp en niettemin verkiest daarvan geen gebruik te maken, dient de advocaat dat schriftelijk vast te leggen” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 25, lid 1: “bij het vaststellen van zijn declaratie behoort de advocaat een, alle omstandigheden in aanmerking genomen, redelijk salaris in rekening te brengen” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 25, lid 2: “het staat de advocaat niet vrij overeen te komen, dat slechts bij het behalen van een bepaald gevolg salaris in rekening wordt gebracht” (advocaten.advocatenorde.nl). Dit wordt ook wel het verbod op “no cure no pay” genoemd. Een advocaat mag dit principe niet hanteren. Regel 25, lid 3: “de advocaat mag niet overeenkomen, dat het salaris een evenredig deel zal bedragen van de waarde van het door zijn bijstand te bereiken gevolg, behoudens wanneer dit geschiedt met inachtneming van een binnen de advocatuur gebruikelijk en aanvaard incassotarief” (advocaten.advocatenorde.nl). Dit wordt ook wel het “quota pars litis” genoemd. Ook dit principe mag een advocaat niet hanteren. Regel 25, lid 4: “de advocaat richt zijn declaratie aldus in, dat de cliënt daaruit kan zien hoeveel wordt gerekend voor salaris, verschotten en omzetbelasting. Indien voorschot is ontvangen of betalingen, wegens geliquideerde kosten of uit anderen hoofde, voor de cliënt zijn ontvangen of gedaan, behoort de advocaat de bedragen daarvan in de declaratie of afzonderlijk te vermelden en waar nodig en mogelijk te verrekenen” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 26, lid 1: “wanneer een advocaat een opdracht aanvaardt, dient hij de financiële consequenties daarvan met de cliënt te bespreken en inzicht te geven in de wijze waarop en de frequentie waarmee hij zal declareren” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 26, lid 2: “de advocaat behoort zijn cliënt op de hoogte te stellen zodra hij voorziet dat de declaratie aanmerkelijk hoger zal worden dan hij aanvankelijk tegenover de cliënt had geschat” (advocaten.advocatenorde.nl).
50
Regel 27: “maakt de cliënt tegen de ingediende declaratie bezwaar, dan is de advocaat verplicht de cliënt te wijzen op de terzake bestaande regelingen” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 27 lid 2 tot en met 7 gaan verder in op bovenstaande regel. Regel 28, lid 1: “het is de advocaat niet geoorloofd voor de betaling van zijn declaratie andere zekerheid te aanvaarden dan een voorschot in geld, behoudens in bijzondere gevallen en dan slechts na overleg met de deken” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel
28
lid
2
en
3
gaan
hier
verder
op
in.
Groep 6: praktijkregels (bestaat uit 11 regels) Regel 29: “de advocaat dient in zijn contacten met derden misverstand te vermijden over de hoedanigheid waarin hij in de gegeven situatie optreedt” (advocaten.advocatenorde.nl). Een advocaat behoort zich volgens deze regel actief te gedragen (bijvoorbeeld tijdens het voeren van onderhandelingen met de andere partij) (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 30: “de advocaat dient zich te onthouden van het verstrekken van feitelijke gegevens waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat die onjuist zijn” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 31: “de advocaat dient zich in woord en geschrift niet onnodig grievend uit te laten” (advocaten.advocatenorde.nl). Grievend kan gedefinieerd worden als: “kwetsend, krenkend” (www.vandale.nl). Regel 32, lid 1: “indien de advocaat bij de behandeling van een zaak diensten van derden inroept of getuigen oproept, moet hij instaan voor de aan hen toekomende vergoedingen en honoraria, tenzij hij een uitdrukkelijk voorbehoud maakt” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 32 lid 2 en 3 gaan hier verder op in. Regel 33: “de advocaat moet ervoor zorgen, dat de organisatie en inrichting van zijn kantoor in overeenstemming zijn met de eisen van een goede praktijkuitoefening” (advocaten.advocatenorde.nl). Deze regel heeft betrekking op de aard van de zaken die de advocaat behandeld, de grootte van zijn/haar praktijk en op de mogelijkheid die de cliënt heeft om met de advocaat te kunnen communiceren. Een advocaat mag spreekuren buiten zijn kantoor om houden (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 34, lid 1: “de advocaat die een functie vervult bij enig college dat met rechtspraak of beslechting van geschillen op andere wijze is belast, onthoudt zich van elke bemoeienis met een zaak waarin hij in die functie werkzaam is, is geweest
51
of zal worden betrokken” Regel 34 lid 2 gaat hier verder op in.
(advocaten.advocatenorde.nl).
Regel 35: “de advocaat mag een opdracht van een tussenpersoon, die niet als advocaat is ingeschreven uitsluitend aanvaarden indien hij ervan overtuigd is dat de opdracht met instemming van de cliënt is gegeven en hij zich bovendien het recht heeft voorbehouden zich te allen tijde rechtstreeks met de cliënt te verstaan” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 36, lid 1: “het is de advocaat niet toegestaan zonder mededeling vooraf aan degene met wie hij spreekt iemand aan de telefoon te laten meeluisteren of de inhoud van een gesprek op een geluidsdrager vast te leggen” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 36, lid 2: “is een gesprek met een andere advocaat met diens goedvinden op een geluidsdrager vastgelegd, dan vindt regel 12 overeenkomstige toepassing” (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 37: “bij een tuchtrechtelijk onderzoek of een verzoek om informatie van de deken dat met een mogelijk tuchtrechtelijk onderzoek of een aan de deken opgedragen controle verband houdt is de advocaat tegen wie het onderzoek of de controle is gericht, verplicht alle gevraagde inlichtingen aanstonds te verstrekken, zonder zich op zijn geheimhoudingsplicht te kunnen beroepen, behoudens in bijzondere gevallen. De advocaat die overweegt zich op de aanwezigheid van een bijzonder geval te beroepen, overlegt met de deken” (advocaten.advocatenorde.nl). Een advocaat is verplicht altijd medewerking te verlenen aan een dergelijk onderzoek. Regel 38: “een advocaat mag leden van zijn personeel, die niet als advocaat zijn ingeschreven, slechts zaken laten behandelen wanneer hij er zich van overtuigd heeft dat zij daartoe ook de bekwaamheid hebben, wanneer hij het terrein waarop zij dit mogen doen heeft afgebakend en wanneer dit onder zijn toezicht gebeurt. Hij blijft tegenover zijn cliënt voor de behandeling van de zaken en de gegeven adviezen verantwoordelijk” (advocaten.advocatenorde.nl). Dit komt meestal voor bij administratieve zaken (advocaten.advocatenorde.nl). Regel 39: “de advocaat dient bij het verrichten van grensoverschrijdende werkzaamheden binnen de Europese Unie en het Europees economisch gebied de CCBE Gedragscode voor Europese advocaten in acht te nemen” (advocaten.advocatenorde.nl). Nederlandse advocaten behoren de CCBE Gedragscode voor Europese advocaten na te leven wanneer zij contact hebben met advocaten uit andere Europese landen en wanneer zij zaken doen in andere Europese landen (advocaten.advocatenorde.nl).
52