TECHNOLOGIE IN DE GEHANDICAPTENSECTOR een impressie van onderzoek in Nederland
1
TECHNOLOGIE IN DE GEHANDICAPTENSECTOR een impressie van onderzoek in Nederland
2
Bundel ten behoeve van het congres ‘focus op onderzoek 2011’.
Redactie: Manon Verdonschot
(
[email protected])
Karin van Soest
(
[email protected])
December 2011
Vilans, Utrecht www.vilans.nl www.vilans.nl/inclusie
1.
INLEIDING
Deze bundel is een impressie van onderzoek in de gehandicaptensector. Hierin zijn we niet compleet. Aanvullingen? Mail ze naar
[email protected] en we voegen het toe!
Op 1 en 2 december 2011 vindt het congres Focus op Onderzoek plaats. Op dat congres wordt in een symposium aandacht geschonken aan het thema technologie in de
3
gehandicaptensector. Naar aanleiding daarvan is een zoektocht gestart naar lopend of net afgerond onderzoek in Nederland gedaan. Deze bundel geeft een overzicht van de resultaten. Per onderzoek volgt informatie over: auteurs; jaar; technologie; onderzoekspopulatie; aanleiding; vraagstelling/ doelstelling; aanpak; voornaamste/ te verwachten conclusies en; meer informatie. Tot slot volgt informatie over lectoraten, leerstoelen en onderzoeksinstituten rondom technologie in de zorg.
Om zoveel mogelijk onderzoek rondom technologie te vinden is een quickscan naar literatuur gedaan en zijn oproepen gedaan aan onderzoekers via social media en email. Gezocht is op de periode 2009-2011. In de zoektocht naar onderzoeken hebben we de term technologie breed opgevat. We hebben gezocht naar onderzoeken rondom: •
Ondersteunende technologie (ofwel hulpmiddelen): Heeft als doel bij te dragen aan de oplossing van ervaren knelpunten als het gaat over de kwaliteit van leven.
•
Domotica: Onder domotica verstaan we een in eigen woning of zorginstelling aangebracht systeem dat de gezondheid ondersteunt. Ze vergroten de veiligheid en zelfredzaamheid van de cliënt. Ook zorgen ze voor meer wooncomfort en maken ze communicatie met de zorgverlener gemakkelijker.
•
Zorg op afstand: Zorg op afstand is het op afstand verlenen van zorg met gebruik van ICT. Het is een vorm van domotica, die vooral in de zorg voor thuiswonende ouderen of chronisch zieken wordt ingezet. Denk hierbij aan monitoring, ondersteuning, consultatie en behandeling op afstand
•
E-health: E-health is een verzamelterm voor het gebruik van ICT, met name internet, om de gezondheid(szorg) te ondersteunen en verbeteren. Via websites kunnen cliënten bijvoorbeeld meetwaarden en gezondheidsdoelen bijhouden. E-health wordt vooral toegepast in de zorg voor zelfstandig wonende cliënten.
•
E-learning: E-learning” is de verzamelnaam voor het vormgeven van leersituaties (formeel en informeel) met behulp van informatie- en communicatietechnologie (in het bijzonder internettechnologie).
2.
ONDERZOEK IN DE GEHANDICAPTENSECTOR
2.1
BlueCall Phone opent de weg naar inclusie - een pilot binnen Pameijer.
Auteurs Manon Verdonschot (Vilans) Jan Alblas en Margareth Basart (Pameijer) Geet Vanderwalle en Liesbeth Billiet (Ithaka)
4 Jaar 2011
Technologie De BlueCall Phone (BCP) is een concept ontwikkeld door vzw Ithaka uit België (www.vzw-ithaka.be). Het is een applicatie voor de iPhone. De applicatie is gericht op het vergroten van de maatschappelijke participatie van personen met een (verstandelijke) beperking. De zelfstandigheid en de vrijheid van deze personen worden bevorderd, en zij worden in staat gesteld hun eigen keuzes te maken. De BlueCall Phone biedt ondersteuning wanneer zij dat nodig hebben.
De BlueCall Phone is gebaseerd op vierhoofdfuncties: •
Bellen De BCP bevat een eenvoudig telefoonfunctie. Het adresboek is extra toegankelijk gemaakt door het gebruik van foto’s.
•
Hulp vragen Door ‘Het Blauw Scherm’ van de BCP aan een medeburger te tonen kan een persoon met een beperking om hulp vragen. Via ‘Het Blauwe Scherm’ kan de persoon een vraag stellen, een boodschap doorgeven, of kan de medeburger in geval van een noodsituatie in contact komen met de coach of een familielid van de persoon met een beperking.
•
Beschikking over het eigen dagelijks leven Abstracte taal van bijvoorbeeld dag- en weekplanningen, verplaatsingstrajecten of in- en uitstaphaltes worden gevisualiseerd of weergegeven in de agendafunctie, in een taal die een individu met een beperking zelf begrijpt (taakondersteuners, to do list)
•
Het eigen verhaal op zak hebben Foto’s over het persoonlijke leven van een persoon met een beperking (de persoon zelf, de woonomgeving, de werkomgeving, familieleden, etc.) worden aangeboden
in een gestructureerd fotoalbum. Door middel van dit album worden gesprekspartners uitgenodigd om zich interactief op te stellen en kan een ‘echt’ gesprek op gang komen.
De BCP zal mensen met een (verstandelijke) beperking en hun netwerk de mogelijkheid geven om met meer zekerheid en gerustheid te participeren in de maatschappij, te gaan werken en zich te bewegen in het sociale leven. Het opent de weg naar meer inclusie.
Onderzoekspopulatie
5
Mensen met een verstandelijke beperking en de begeleider/ coach
Aanleiding Door aanwezig te zijn in de samenleving kunnen op een gewone, natuurlijke manier contacten en relaties met andere mensen worden aangegaan. Met buren, met collega’s op het werk, met kinderen in het gewone onderwijs of met clubgenoten van de sportvereniging. Mensen met een beperking vinden het vaak lastig om om te gaan met hun complexe en dynamische leefomgeving en hebben dikwijls moeite met onverwachte gebeurtenissen. The BlueCall Phone (BCP) kan hierin ondersteunen.
Vraagstelling/ doelstelling De pilot had als doel Pameijer (en andere organisaties) inzicht te geven in de meerwaarde van de BCP voor de kwaliteit van leven voor haar klanten. Ook moest de pilot inzichtelijk maken welke aandachtpunten van belang zijn bij de ondersteuning, coachingsproces, etc. Deze inzichten maken dat de mogelijkheden van deze technologie door andere personen met een verstandelijke beperking optimaal benut kunnen worden.
Aanpak Vilans heeft samen met Pameijer de pilot uitgevoerd met vier klanten van Pameijer. De volgende activiteiten vinden plaats: 1) het projectteam samenstellen; 2) De voorbereiding; 3) Kick-off bijeenkomst; 4) Deelnemers en doelen; 5) Nulmeting; 6) Coachingsproces; en 7) Evalueren en rapporteren.
Voornaamste conclusies De pilot heeft een aantal interessante inzichten opgeleverd met betrekking tot de meerwaarde van de BCP voor de kwaliteit van bestaan van klanten van Pameijer. Deze inzichten zijn verkregen door middel van de observaties, de analyse van het coachingsproces en uit het vergelijken van de nul- en eindmeting.
Bij alle vier de deelnemers zijn effecten zichtbaar. Over het algemeen zijn de deelnemers vooral trots op wat ze geleerd hebben. De BlueCall Phone maakt hen minder afhankelijk van anderen en geeft structuur aan de dag. Het opent de weg naar inclusie. Deelnemers voelden zich daardoor duidelijk zelfverzekerder. Ook traden er tijdens de pilot een aantal anderen leuke interessante effecten op. Eén deelnemer leerde bijvoorbeeld hoe hij onderweg met waardevolle spullen moet omgaan. Een tweede deelnemer bleek enorm verkeersveilig. En een ander ontdekte dat het maken van foto’s erg leuk is en hij zich met de foto’s beter kan uitdrukken. Daarnaast bleek dat de BlueCall Phone een gevoel van veiligheid biedt. Met name voor begeleiding en familie. Hierdoor krijgt de deelnemer kans om zich te ontplooien en in de toekomst zelfstandiger te worden.
6 Meer informatie www.bluecallphone.be http://www.kennispleingehandicaptensector.nl/knp.net?id=KNP_GUID5325E603A8AD4274AC9819D8DB589F94
2.2
Shakem: Mobiele technologie ter ondersteuning van de ontwikkeling van relaties en emotioneel welzijn - een case study.
Auteurs W. den Brok, P.S. Sterkenburg en C. Schuengel
Organisaties Vrije Universiteit Amsterdam (VU Amsterdam voert het onderzoek uit) Bartiméus, Doorn(hier wordt het onderzoek uitgevoerd) Accessibility (ontwikkelen van de applicatie) InZicht (financiering)
Jaar November 2010 – November 2011
Technologie De technologie is een iPhones Touch. In dit project is gebruik gemaakt van drie aangepaste versies: één geschikt voor de cliënt, één voor de begeleider op het werk en één voor de begeleider van wonen. Hiermee kunnen de cliënt en zijn begeleiders zeer eenvoudige berichten naar elkaar sturen.
Aanleiding Separatieangst komt beduidend vaker voor bij mensen met een matig tot lichte verstandelijke
beperking dan bij mensen zonder deze beperking. Onderzoek naar het overwinnen van separatieangst is belangrijk aangezien deze angst een risico factor kan zijn voor psychopathologie en de gewenste dagelijkse zorg en begeleiding kan belemmeren.
Doelstelling Het doel van dit onderzoek is na te gaan of een behandelingsprotocol rond een aangepaste smart Phone mensen met een visuele en verstandelijke beperking kan helpen om separatieangst te overwinnen. De smart Phone is ontwikkeld door Bartiméus Accessibility.
7
Aanpak Het onderzoek betreft een single case study met een multi-fase opzet (ABCBC) met een nameting, drie weken na afloop van de interventie. Een volwassen bewoner van een woongroep met een visuele en lichte verstandelijke beperking en zijn begeleiders werd geleerd om de aangepaste smart Phone te gebruiken tijdens de dagelijkse activiteiten. Hoe vaak en welke emotionele berichten werden verstuurd diende als primaire uitkomstmaat om de kwaliteit van de interactie tussen begeleider en cliënt te meten. Daarnaast werden relevante delen van verschillende vragenlijsten en dagelijkse elektronische rapportages gebruikt om scheidingsangst, eenzaamheid, probleemgedrag, gevoel van welzijn, de toenemende kwaliteit van de interactie tussen begeleiders en de cliënt en differentiatie tussen begeleiders in kaart te brengen (PIMRA, SRZ/SRZi, Honos-LD, ABCL, SBSHO, BSI, IDQL). Ook is de sociale validiteit van de behandeling met mobiele technologie onderzocht.
Te verwachten conclusies Verwacht wordt dat de door de cliënt verzonden berichten en de reactie van de begeleider hierop bij het weerzien met de cliënt de kwaliteit van de relatie tussen cliënt en begeleider en de differentiatie tussen begeleiders zal verbeteren. We verwachten minder angst, minder gevoelens van eenzaamheid, minder probleemgedrag en een groter gevoel van welzijn.
Meer informatie www.focusoponderzoekv1.registrationsite.nl/view.cfm?page_id=22258
2.3
Beeldhorloge – een effectmeting
Auteurs/organisaties Mevr. I. van der Plaats MSc (Rijksuniversiteit Groningen) i.s.m Kennis en Onderzoekscentrum Talant.
Jaar 2011
Technologie Het beeldhorloge is ontwikkeld voor mensen die moeite hebben met klokkijken en hulp nodig hebben bij het oriënteren in de tijd. Het horloge werkt met behulp van afbeeldingen en geeft mensen met een verstandelijke beperking inzicht in hun dagritme. Op vooraf ingestelde momenten vertoont het beeldhorloge een pictogram of foto van de activiteit die op dat moment aan de orde is. Het verschijnen van dit pictogram gaat als men dat wil vergezeld van een geluids- en trilsignaal. Zo wordt de drager van het horloge er op geattendeerd dat er een nieuwe activiteit gaat plaatsvinden. Het beeldhorloge is niet alleen geschikt voor mensen met een verstandelijke beperking, maar kan ook hulp bieden aan mensen met autisme, PDD/NOS, ADHD, het syndroom van Asperger of beginnende dementie.
Aanleiding Talant is een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking. Talant wil het beeldhorloge inzetten voor cliënten die moeite hebben om zich te oriënteren in de tijd. Om inzicht te krijgen in de effecten van het beeldhorloge op het leven van de client heeft Talant een onderzoek hiernaar laten verrichten door de vakgroep orthopedagogiek van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) in samenwerking met het Kennis- en Onderzoekscentrum (K&OC) van Talant.
Vraagstelling/doelstelling •
Wat is het effect van het Beeldhorloge op zelfredzaamheid van cliënten met een verstandelijke beperkingen?
•
Wat is het effect van het Beeldhorloge op de zorgrelatie tussen begeleiders/ouders en cliënten van cliënten met een verstandelijke beperkingen?
8
Aanpak Het onderzoek is uitgevoerd onder een groep van circa twintig cliënten die allen het beeldhorloge hebben gedragen. Omdat het kennisniveau over het onderzoeksobject vooraf beperkt was, is voor een kwalitatieve insteek gekozen in de vorm van diepte-interviews. In de opzet is men uitgegaan van een nulmeting (situatie van cliënten voordat men een beeldhorloge droeg ) en 1-meting (situatie cliënten nadat men het beeldhorloge drie maanden had gedragen).
Voorlopige conclusies
9
Het onderzoek bevindt zich in de afrondende fase. De eerste resultaten wijzen in meerdere gevallen op een positieve bijdrage aan de zelfredzaamheid en een positief effect op de zorgrelatie.
Meer informatie Voor vragen over het onderzoek kunt u contact opnemen met Ruud Tap, beleidsadviseur Kennis- en Onderzoekscentrum Talant (
[email protected]). Voor vragen over het beeldhorloge kunt u contact opnemen met Nanko Brattinga van Timer BV (
[email protected]).
2.4
De ontwikkeling van een hulpmiddel ter ondersteuning van de dagstructuur - de resultaten van een pilotstudie
Auteurs/ organisaties •
Carlin Melching en Maaike Melching (SPH studenten van Saxion – voormeting)
•
Leonie Lettink, Yoran Langeslag & Dennis Oude Alink (SPH studenten van Saxion –nameting )
•
Karin Kremer-Baars, docent SPH saxion)
•
Yvonne Kerkhof (kenniskringlid, kenniscentrum gezondheid, welzijn & technologie van Saxion)
•
Lector Charles Willems (kenniscentrum gezondheid, welzijn & technologie van Saxion)
•
Coachend Zorgen van Auger (ontwikkelaar).
Jaar Schooljaar 2010-2011
Technologie Een hulpmiddel ter ondersteuning van de dagstructuur voor mensen met een verstandelijke beperking.
Aanleiding De Lichtenvoorde heeft de krachten gebundeld met Auger en Saxion om gezamenlijk een hulpmiddel ter ondersteuning van de dagstructuur voor cliënten te ontwikkelen. De dagstructuur is hiervoor gedigitaliseerd en zichtbaar gemaakt met behulp van een digitaal planbord. Cliënten kunnen op een digitaal planbord zien wanneer hun persoonlijk begeleider of een andere medewerker aanwezig is. Daarnaast heeft het planbord een visuele en auditieve signaalfunctie voor bijvoorbeeld het ontbijt of de komst van een taxi. Hierdoor neemt de zelfstandigheid van cliënten toe en zijn medewerkers hopelijk minder tijd kwijt in de dagelijkse aansturing van cliënten. De tijd die hiermee wordt gewonnen, kan worden ingezet voor meer cliëntgerichte zorg. De activiteiten van cliënten worden door de medewerkers met behulp van een centrale beheeromgeving ingevoerd en zijn vervolgens zichtbaar op de digitale planborden in de algemene ruimtes van groepswoningen of in de eigen kamers/appartementen van cliënten. Als pilot zijn planborden geplaatst in het appartement van twee individuele cliënten en in de huiskamers van twee groepswoningen. De pilot heeft gelopen van januari t/m april 2011 en werd gevolgd door middel van praktijkgericht onderzoek.
Vraagstelling/ doelstelling De vraagstelling is gericht op de effecten van het hulpmiddel, het in kaart brengen van de ervaringen opgedaan in deze pilot en de wensen ten aanzien van de doorontwikkeling. Het doel van het onderzoek is om De Lichtenvoorde inzicht en advies te geven over de uitbereiding van de digitalisering van de dagstructuur met behulp van dit hulpmiddel.
Aanpak SPH studenten van Saxion hebben voorafgaand aan de plaatsing van de planborden de beginsituatie in kaart gebracht voor wat betreft de mate van begeleiding/ zelfstandigheid van cliënten ten aanzien van het structureren van de dag (voormeting). Er is hiervoor een observatielijst ontworpen. In april heeft de nameting plaatsgevonden waarbij mogelijke effecten, ervaringen en wensen ten aanzien van de doorontwikkeling van het planbord zowel op individueel als op groepsniveau in kaart zijn gebracht. In zowel de voor als nameting hebben observaties en interviews plaatsgevonden.
Voornaamste conclusies De belangrijkste conclusies van de nameting zijn: •
Het digitale planbord heeft op dit moment geen effect op de zelfstandigheid van de cliënt
•
Het planbord wordt minimaal gebruikt.
•
Er wordt nog steeds gebruik gemaakt van andere hulpmiddelen, zoals picto-agenda’s en takenlijsten
•
Er worden (met name) technische problemen ervaren in het gebruik
•
Medewerkers weten niet goed wat het doel is van het planbord
10
•
Cliënten en medewerkers zien wel potentie in het planbord indien deze gebruiksvriendelijker wordt.
De overall conclusie van deze pilot is dat er een basis is gelegd voor het digitale planbord. Het hulpmiddel is op dit moment nog niet rijp is voor een verdere uitrol binnen de Lichtenvoorde (en extern) gebaseerd op de huidige functionaliteit ‘ondersteuning dagstructuur’. Deze uitrol zou zowel betrekking kunnen hebben op toename van het aantal gebruikers als op toename van functionaliteiten van het hulpmiddel (zoals het inplannen van activiteiten door het sociale netwerk
11
van de cliënt). Het is de gezamenlijke wens van de betrokken partijen om de implementatie van het digitale planbord verder te verbeteren en meer te stroomlijnen, opdat het digitaal planbord meer en op de juiste wijze gebruikt gaat worden op zowel groeps- als individueel cliëntniveau.
Meer informatie www.coachendzorgen.nl
2.5
Effectonderzoek Time-Totem
Auteurs/ organisaties Het onderzoek is uitgevoerd bij Stichting de Driestroom in Elst door studenten van de HAN, opleiding logopedie, te Nijmegen en wordt vanuit de Radboud Universiteit begeleid door Prof. Dr Hans van Balkom (hoogleraar ‘Ondersteunde Communicatie voor mensen met meervoudige beperkingen’).
Jaar 2011
Technologie Time-Totem is een digitaal instelbaar planningssysteem dat tijdstip en duur van een geplande activiteit visueel aanschouwelijk maakt en aan een tijdstip en tijdsduur koppelt, zonder dat daar begeleiding bij nodig is. Het apparaat bestaat uit een zuil met (verwisselbare) afbeeldingen die elk een activiteit visualiseren. Naast de afbeelding kan op een ingesteld tijdstip een signaallamp gaan branden. Er kan ook een geluidsignaal worden toegevoegd.
Aanleiding Voor mensen met een verstandelijke of meervoudige beperking wordt vaak gebruik gemaakt van gevisualiseerde tijd-, dag- of weekprogramma’s. Hierbij wordt de volgorde van handelingen of
activiteiten voor de cliënt, bewoner of leerling weergegeven door foto’s, voorwerpen (als concrete verwijzers) of pictogrammen in de uit te voeren volgorde neer te leggen en te tonen op een communicatiebord. De ervaring leert echter dat de begrippen ‘tijd’ en ‘duur’ hierbij regelmatig problemen opleveren. Omdat de meeste mensen in de doelgroep niet goed en tijdig kunnen klokkijken en vaak onvoldoende notie hebben van tijd, het daadwerkelijk verloop van tijd en de duur van activiteiten, zijn ze voor het koppelen van een tijd en tijdsduur aan activiteiten volledig afhankelijk van hun begeleiders. Begrippen als ‘straks’, ‘nu’, ‘over vijf minuten’, ‘na afloop’, enzovoorts, zijn voor hen moeilijk te begrijpen en in te schatten. Voor de verduidelijking van deze begrippen biedt Time-Totem een uitweg.
Vraagstelling/ doelstelling Het doel van dit onderzoek was het evalueren van de effectiviteit, efficiëntie en gebruikersvriendelijkheid van Time-Totem bij mensen met een verstandelijke of meervoudige beperking.
Aanpak Het onderzoek is uitgevoerd met tien cliënten volgens het ABAB-model: er heeft twee keer afwisselend een baseline (zonder Time-Totem) en een interventieperiode (met Time Totem) plaatsgevonden gedurende telkens twee weken. De onderzoekers deden een dossierstudie, twee diepte-interviews bij begeleiders (een aan het begin en een aan het einde van het onderzoek) en analyseerden filmopnames aan de hand van zelf ontwikkelde observatieformulieren; de begeleiders formuleerden GAS-doelen, die door de onderzoekers werden gescoord na elke interventieperiode.
Voornaamste conclusies Zeven van de elf deelnemers werden zelfstandiger, namen meer initiatief en hadden meer overzicht op de dag. Twee deelnemers hadden meer tijd nodig voor het goed aanleren van Time-Totem en twee andere deelnemers lieten geen reactie op Time-Totem zien. In de twee diepte-interviews gaven de begeleiders aan minder tijd kwijt te zijn met de aansturing van de deelnemers
Meer informatie www.cfe-groep.nl/gebruikerservaringen
12
2.6
Zorg op afstand, bestaande techniek voor nieuwe doelgroepen.
Auteurs/organisaties John Grin en Wilma Aarts (Universiteit van Amsterdam, Faculteit der Maatschappij- en gedragswetenschappen, afdeling Politicologie & SIPI, Stichting voor Interculturele Participatie en Integratie).
13
In opdracht van: Cordaan.
Jaar 2011
Technologie In dit project wordt met ZoA videocommunicatie bedoeld. Bij videocommunicatie kunnen cliënt en begeleider elkaar zien en met elkaar praten. In Nederland zijn meerdere vormen ontwikkeld, met name PAL4 en Viedome. Door Cordaan is gekozen voor een hoogwaardige videoverbinding via het zogeheten PAL4-systeem. PAL4 is een afkorting die staat voor Persoonlijke Assistent voor het Leven. Het werkt heel simpel met een aanraakscherm bij de cliënt en een speciale computer genaamd bidibox bij de zorgorganisatie. Het is een op internet gebaseerde toepassing waarmee Cordaan veel meer kan doen dan alleen maar zorg aanbieden. Voor het aanraakscherm van PAL4 kan Cordaan (met partnerorganisaties) ook ander aanbod of andere inhoud ontwikkelen, zoals bijvoorbeeld wijkinformatie, spelletjes of een virtuele ontmoetingsplaats.
Onderzoekspopulatie Het gaat hierbij om uiteenlopende doelgroepen: •
verstandelijk gehandicapten
•
psychiatrische zorgcliënten
•
allochtone ouderen (onderverdeeld in ouderen van Surinaamse, Turkse en Marokkaanse afkomst).
Aanleiding Thuiszorginstelling Cordaan heeft om verschillende redenen initiatief genomen tot het project ‘Zorg op afstand, bestaande techniek bij nieuwe doelgroepen’:
•
Verschillende groepen zorggebruikers en zorgbehoeftigen (verstandelijk gehandicapten, psychiatrische mensen en allochtone ouderen) dreigen geïsoleerd te raken van de huidige samenleving waarin techniek en computers sterk zijn doorgedrongen.
•
Een deel van de zorgbehoeftigen wordt momenteel onvoldoende ondersteunt door zorg aan huis, waardoor zij moeten worden opgenomen. Opname heeft allerlei nadelen voor de zorggebruiker. ZoA kan de levenskwaliteit thuis juist verbeteren en zou opname onnodig kunnen maken.
Er is ook nog een meer algemene reden, die ook ten grondslag ligt aan het landelijk programma ZoA: •
de afnemende inzet en betrokkenheid van naasten en vrijwilligers in de zorg en het feit dat zorg steeds meer alleen aan professionals wordt overgelaten.
•
De toename van professionele zorg aan huis bij huidige en toekomstige groepen zorgbehoeftigen is problematisch, vanwege een groeiend tekort aan arbeidskrachten in de zorg.
ZoA kan helpen aan deze problematiek het hoofd te bieden.
Vraagstelling/ doelstelling Het onderzoek heeft drie doelen: •
Allereerst beoogt het onderzoek bij te dragen aan tussentijds leren. Het onderzoek kan gaandeweg gegevens en inzicht opleveren waarmee het ZoA experiment voor nieuwe doelgroepen kan worden ingericht, bijgestuurd en geoptimaliseerd. Het onderzoek is erop gericht de veranderingen door de invoering van ZoA te begrijpen en in beeld te brengen. Onderzocht wordt wat de aard is van de vernieuwing en verandering die de invoering van ZoA met zich meebrengt. Het op hoofdlijnen documenteren van de invoering bij Cordaan, en de vergelijking met projecten elders wordt gezien als een belangrijke doelstelling.
•
Een tweede belangrijke onderzoeksdoelstelling is het bepalen van de effecten van de invoering van ZoA bij de verschillende nieuwe doelgroepen op alle betrokkenen bij die doelgroepen. Een belangrijke vraag is of de gewenste kwaliteits- en efficiencyverbetering optreden bij de specifieke doelgroepen. De gewenste meerwaarde heeft betrekking op onder meer klanttevredenheid, arbeidstevredenheid, efficiëntieverbetering en vooruitgang in de ogen van naasten (en mantelzorgers).
•
Ten derde is het doel met dit onderzoek inzicht te verschaffen in de kosten en baten van de invoering van ZoA. Ook hierbij gaat allereerst om een kwalitatief beeld. De invoering van ZoA gebeurt in een wereld die zowel binnen als buiten Cordaan sterk in verandering is.
Met de kennis waarover we beschikken beogen we een overzicht te geven van de belangrijkste kosten en baten, voordelen en nadelen of complicaties, die komen kijken bij de invoering van ZoA bij de verschillende specifieke doelgroepen.
14
Aanpak Met het experiment ‘Zorg op afstand, bestaande techniek voor nieuwe doelgroep’ voert Cordaan op experimentele basis videocommunicatie in bij doelgroepen waarbij ZoA tot nu toe niet of nauwelijks is toegepast. Het zijn doelgroepen die veelal niet in beeld zijn bij de toepassing van deze techniek, maar die, in de visie van Cordaan, wel veel baat kunnen hebben bij ZoA. Het betreft hier een kwalitatief onderzoek. Het project is in november 2008 begonnen en duurde tot eind 2010. In de loop van het project is ZoA ingevoerd bij achtereenvolgens de doelgroep verstandelijk gehandicapten, de doelgroep psychiatrische cliënten, Surinaamse ouderen en
15
tenslotte ouderen van Marokkaanse en Turkse afkomst. Steeds zou het scherm eerst bij vijf cliënten uit een doelgroep worden geplaatst. Dan zou worden gekeken hoe het gebruik van ZoA verloopt bij de aangesloten cliënten. Vervolgens zouden uit dezelfde doelgroep nog 15 andere cliënten worden geselecteerd en aangesloten. In totaal zouden volgens het plan 20 cliënten per doelgroep worden aangesloten, in totaal bij 80 cliënten. Een deel van de aangesloten cliënten zou ook een scherm geplaatst krijgen bij een naaste of mantelzorger.
Voornaamste conclusies ZoA is op experimentele basis ingevoerd bij VGZ-cliënten. Als we kijken en praten met cliënten, begeleiders en naasten komen steevast negatieve en positieve geluiden naar voren. Men is, kort samengevat, positief over wat ZOA kan of zou kunnen, en men is kritisch over hoe het nog vaak loopt. Zonder uitzonderling noemt iedereen dat er nog te veel storingen zijn. En dat leidt bij cliënten en ook wel bij begeleiders tot stress. Een eerste conclusie is dat bij een deel van de VGZ-cliënten ZOA goed inzetbaar is. Een belangrijk doel van het experiment was te bepalen of deze doelgroep wel zou kunnen omgaan met ZoA, en of ZoA wel geschikt te maken zou zijn voor deze doelgroep. Het antwoord op deze vragen is ja. Wel is het gebruik van geschreven taal, en van de Engelse taal bij bepaalde toepassingen voor een deel van de cliënten een probleem. En voor de één behoort email en/of internet tot de mogelijkheden en interesses, en voor de ander niet. Het experiment laat dus zien dat ZoA bruikbaar kan zijn voor VG-cliënten en dat het meerwaarde voor hen kan hebben. Tegelijkertijd is duidelijk dat de huidige wijze van uitvoering en functioneren nog onvoldoende is om cliënten substantiële meerwaarde te bieden. Enerzijds wordt de meerwaarde beperkt door de storingen van ZoA en bepaalde gebruikersonvriendelijkheid (voor de doelgroep). Anderzijds is de meerwaarde tijdens het experiment mede beperkt geweest doordat begeleiders niet altijd de rol van aanjager en initiatiefnemer spelen bij het beeldbellen, en omdat er niet voor alle cliënten met ZoA steeds nieuwe specifieke, voortschrijdende doelen worden gesteld en in de praktijk nagestreefd. Op dit moment is de meerwaarde van ZoA nog vooral een belofte en nog slechts bescheiden in de praktijk. De tijd lijkt nu rijp voor het verbreden en verbeteren van reeds geconstateerde mogelijkheden dan voor verdere uitwerking in allerlei nieuwe toepassingsmogelijkheden en samenwerkingsverbanden.
Meer informatie http://home.medewerker.uva.nl/j.grin/bestanden/totaal rapport 16 mrtZoA.pdf
2.7
Ervaringen van verpleegkundigen en verzorgenden met nieuwe technologieën in de zorg.
Auteurs/organisaties A.J.E. de Veer en A.L. Francke (Nivel)
Jaar 2009
Technologie Technologische toepassingen in de verpleging en verzorging. Daarbij kan gedacht worden aan ICT toepassingen zoals elektronische dossiers, bewegingsmelders, en videocommunicatie, maar ook aan andere technologische toepassingen zoals tilsystemen en doekjes om cliënten zonder water en zeep te wassen. Nieuwe technologieën in de verpleging en verzorging moeten vooral zorgen voor betere zorg voor de cliënt.
Onderzoekspopulatie Verpleegkundigen werkzaam in/bij: •
algemene ziekenhuizen
•
de psychiatrie
•
de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking
•
thuiszorginstellingen
Verzorgenden werkzaam in bij: •
thuiszorginstellingen
•
verzorgingshuizen
•
verpleeghuizen.
Aanleiding De technologie die in de gezondheidszorg wordt toegepast, is tot nu toe vooral georiënteerd op medisch ingrijpen en veel minder op de verpleging en verzorging (van Dijk, 2001). Meer en meer komen er technologieën beschikbaar die te gebruiken zijn in de verpleging en verzorging van cliënten.
16
Het is geen vanzelfsprekendheid dat verpleegkundigen en verzorgenden een technologie gaan gebruiken zodra die voor hen beschikbaar is. Om ervoor te zorgen dat verpleegkundigen en verzorgenden daadwerkelijk gaan werken met een nieuwe technologie is aandacht voor de manier waarop de nieuwe technologie geïntroduceerd wordt van wezenlijk belang (RVZ, 2001).
Vraagstelling/ doelstelling In dit onderzoek is nagegaan hoe verpleegkundigen en verzorgenden aankijken tegen het werken met technologische toepassingen. Welke bedreigingen en kansen zien zij en wat hebben zij nodig
17
om deze technologieën te gebruiken. Kennis over hoe verpleegkundigen en verzorgenden aankijken tegen wat zij nodig hebben om technologieën te gebruiken in hun werk, kan gebruikt worden bij het succesvol implementeren van technologie. Omdat niet alle verpleegkundigen en verzorgenden op de hoogte zijn van bepaalde technologieën en er veel verschillende soorten technologieën zijn, zijn zes technologieën gekozen waarover vragen werden gesteld over de ervaringen en (verwachte) effecten. Dit zijn: 1. Elektronische dossiers 2. Verzorgend wassen 3. Beweeg- en meldingsfuncties 4. Monitoring van medische gegevens op afstand (telemedicine) 5. Uitluisteren 6. Videocommunicatie
Aanpak In januari 2009 ontvingen alle 1018 leden van het Panel Verpleging & Verzorging een voorgestructureerde vragenlijst. De verpleegkundigen en verzorgenden werken in verschillende sectoren van de zorg. De schriftelijke vragenlijst is ontwikkeld na bestudering van de literatuur over het gebruik van technologie in de verpleging en verzorging. De inhoudsvaliditeit is beoordeeld door vier deskundigen op het gebied van verpleging en verzorging, arbeidsmarktbeleid en onderzoek. In totaal zijn er 685 vragenlijsten ingevuld geretourneerd, een respons van 67,3 procent. De respons varieert van 60,4 procent voor de verpleegkundigen in de psychiatrie tot 76,9 procent voor de verpleegkundigen in de thuiszorg.
Voornaamste conclusies Geconcludeerd wordt dat verpleegkundigen en verzorgenden over het algemeen positief staan tegenover nieuwe technologieën in de zorg, vooral als de technologie bijdraagt tot een betere kwaliteit van zorg voor de cliënten. Technologieën worden volgens verpleegkundigen en verzorgenden over het algemeen niet ingezet om het werk aantrekkelijker te maken, zo laat dit onderzoek zien. Maar technologieën die de kwaliteit van zorg verhogen kunnen dit wel bewerkstelligen.
Op de tweede plaats kan geconcludeerd worden dat verpleegkundigen en verzorgenden meer aandacht voor en betrokkenheid bij nieuwe technologieën willen. Zij staan in principe open voor nieuwe technologieën. Het betrekken van verpleegkundigen en verzorgenden bij de keuze en introductie van een nieuwe technologie vergroot de kans dat de technologie daadwerkelijk gebruikt wordt. De derde conclusie is dat niet alle technologieën door verpleegkundigen en verzorgenden toegejuicht worden. Dit hangt af van de aard van de technologie en de gehanteerde implementatiestrategie. Een, samen met de verpleegkundigen en verzorgenden, zorgvuldig gekozen technologie en implementatie kan het plezier in het werk verhogen.
18 Meer informatie: www.nivel.nl/pdf/Rapport-ervaringen-verpleegkundigen-nieuwe-technologie.pdf
2.8
OV reismaatje – gebruikersonderzoek
Organisaties Technology Trial Centre Intaal Eljakim BV
Jaar 2011
Onderzoekspopulatie Mensen met een verstandelijke beperking
Technologie OV reismaatje wil het zelfstandiger reizen mogelijk maken voor mensen met een verstandelijke beperking. Het OV reismaatje combineert informatie over de huidige locatie met informatie over de actuele toestand binnen het Openbaar vervoer (dynamische reisinformatie). Op deze manier helpt technologie je in het reizen met het openbaar vervoer. Een mobiele telefoon App, met actuele reisinformatie toegespitst op het niveau van de gebruiker waarin stap voor stap getoond wordt wat je in je reis moet doen. Veilig van A naar B.
Aanleiding Een van de onbedoelde effecten van deconcentratie van woonvoorzieningen is het sociale isolement van mensen met een beperking. De integratie binnen de buurten verloopt moeizaam. Er zijn geïsoleerde eilandjes in buurten ontstaan voor mensen met een handicap. Dit wordt in het bijzonder moeilijk doorbroken wanneer mensen met een beperking zich niet zelfstandig kunnen bewegen binnen de samenleving. In de ontwikkeling van een product is onder andere belangrijk om goed te kijken naar wat er zich afspeelt in de echte wereld. Daarom wordt voordat de ontwikkeling van een product start
19
onderzoek gedaan naar behoeften, mogelijke effecten, maatschappelijk rendement, etc. Eén van de projecten binnen het Technology Trial Centre is de ontwikkeling van het ‘OV reismaatje’. Het ‘OV reismaatje’ is bedoeld om het zelfstandiger reizen mogelijk te maken voor mensen met een verstandelijke beperking.
Vraagstelling De vraagstelling was waaraan een hulpmiddel bij zelfstandig reizen zou moeten voldoen, met als doel te komen tot een programma van eisen voor een hulpmiddel voor zelfstandig reizen: het ‘OV reismaatje’.
Aanpak In een gebruikersonderzoek onder gebruikers, begeleiders en mantelzorgers is nagegaan welke belemmeringen de doelgroepen er van weerhouden zelfstandig te reizen. Daarnaast is met de toekomstige gebruikers nagedacht over oplossingen, de inrichting en functionaliteit van het ‘OV reismaatje’.
Voornaamste conclusies Het gebruikersonderzoek heeft geleid tot inzichten in hoe mensen uit de doelgroep op dit moment reizen en wat hun wensen en behoeften zijn ten aanzien van zelfstandig reizen. Met deze informatie wordt een prototype van het product ontwikkeld. mensen uit de doelgroep zullen in de testfase opnieuw betrokken worden
Meer informatie www.grootklimmendaal.nl/rmc_groot_klimmendaal/technology_trial_centre.aspx www.ovbuddy.nl
2.9
Ethische aspecten van domotica en vrijheidsbeperkingen - de ontwikkeling van een multidisciplinaire richtlijn.
Auteurs/organisaties Alistair Niemeijer, Brenda Frederiks, Marja Depla, Johan Legemaate en Cees Hertogh (EMGO, Institute for Health and Care Research, VU Medisch Centrum, Amsterdam)
Jaar 2008-2012
Technologie Ondersteunende en veiligheid-verhogende technologie (domotica). Toepassing van domotica heeft enerzijds tot doel de veiligheid en kwaliteit van leven van mensen met een beperking te vergroten. Aan de andere kant kan domotica een alternatief zijn voor de ‘hardere’ vrijheidsbeperkende maatregelen (o.a. fixatie).
Onderzoekspopulatie Het gaat hier om de zorg aan mensen met een verstandelijke beperking en ouderen met dementie.
Aanleiding Recente onderzoeken hebben aangetoond dat het huidige juridisch kader voor vrijheidsbeperking in de zorg aan mensen met een verstandelijke beperking en aan mensen met dementie onvoldoende wettelijke bescherming biedt aan patiënten en instellingen die te maken hebben met vrijheidsbeperkende maatregelen. Het huidige juridisch kader correspondeert niet met de concepten voor verantwoorde zorg zoals deze door het werkveld ontwikkeld zijn. De traditionele grote zorginstellingen maken daarnaast steeds meer plaats voor kleinschalige woonvormen, waarbij nieuwe vormen van ondersteuning en ondersteunende technologie (domotica) steeds belangrijker worden, Domotica is een veelbelovende ontwikkeling, maar tegelijkertijd roept het gebruik ervan ook ethische en juridische vragen op. Het ontbreekt in beide sectoren aan een expliciete visie en beleid ten aanzien van de dagelijkse toepassing van domotica. Voor een groot deel ligt de oorzaak in het ontbreken van duidelijke normatieve richtlijnen op dit gebied. De noodzaak daarvan is in 2009 door onderzoek van de Inspectie voor de Gezondheidszorg bevestigd
Vraagstelling/ doelstelling Het doel van dit onderzoek is het ontwikkelen van een multidisciplinaire richtlijn voor de verantwoorde en zorgvuldige toepassing van domotica in de intramurale zorg aan ouderen met dementie en mensen met een verstandelijke beperking.
20
Naast alle ontwikkelingen in het veld die er op gericht zijn vrijheidsbeperking zo veel mogelijk te beperken, is er ook een nieuw wetsvoorstel in voorbereiding die de huidige BOPZ (Wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen) moet gaan vervangen. Het resultaat van dit onderzoek kan een bijdrage leveren en aan verdere consolidatie van het wetsvoorstel en de implementatie van nieuwe regelgeving.
De volgende onderzoeksvragen zijn geformuleerd 1.
Wat is het beleid dat instellingen in de gehandicaptenzorg en zorg voor mensen met dementie voeren met het oog op de toepassing van domotica en vrijheidsbeperkende
21
maatregelen? 2.
Welke ondersteunende technologieën worden gebruikt in deze instellingen, al dan niet als alternatief voor vrijheidsbeperking? .
3.
Wat zijn de wettelijke en ethische vragen/behoefte waar beleid een antwoord op zou moeten geven. Met andere woorden: wat is het paradigma voor goede/verantwoorde zorg?
4.
Wat is de normatieve status van de verschillende technologieën in het licht van enerzijds verantwoorde zorg (o.a. veiligheid, autonomie) en anderzijds in het licht van de wettelijke normen rond de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen?
5.
Welke praktische aanbevelingen kunnen op basis van de antwoorden op voorgaande vragen gemaakt worden – in de vorm van een (concept) richtlijn- met het oog op verantwoorde en beperkte toepassing van domotica in de zorg aan ouderen met dementie en mensen met een verstandelijke beperking?
Aanpak Het onderzoeksproject is van start gegaan met een literatuurstudie en combineert een normatieve onderzoeksbenadering met een empirische benadering. Op basis van de ‘Concept Mapping’ methodiek en een enquête die door zorginstellingen is ingevuld zijn best practices geselecteerd voor aanvullend empirisch onderzoek. Dit heeft geresulteerd in een etnografische veldstudie, namelijk participerende observatie en semi gestructureerde interviews met zorgprofessionals en cliënten. Ook zal een normatieve analyse gemaakt worden van het gebruik van domotica.
Voornaamste conclusies De eerste resultaten laten zien dat domotica in toenemende mate wordt toegepast in zorginstellingen ondanks de vele vragen die de toepassing oproept en ondanks het feit dat er geen duidelijke ethische consensus is omtrent de toepassing van domotica. Het bieden van meer veiligheid dan wel het behoeden van cliënten voor onveilige situaties wordt vaak ook gezien als een (inherente) zorgplicht. Een te grote nadruk op deze zorgplicht kan echter (negatieve) gevolgen hebben voor de autonomie en/of privacy van de cliënt. Uit de concept mappings komt tevens naar voren dat zorgverleners die directe zorg geven aan cliënten veiligheid belangrijker vinden dan
mensen die meer op afstand staan en autonomie hoger inschalen. Tevens blijkt het expliciteren en eigen maken van ethische concepten voor zorgverleners erg moeilijk.
Meer informatie http://www.emgo.nl/research/quality-of-care/research-projects/769/ethics-of-technology-andrestraints-in-residential-care-for-people-with-dementia-or-intellectual-disabilities-development-ofa-multidisciplinary-guideline-for-safe-care/background/
22 2.10
Leerportaal & e-Learning in de Gehandicaptenzorg
Organisatie Atrivision is gestart met een project Leerportaal & e-Learning in de Gehandicaptenzorg in samenwerking met de VGN (Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland) en Cello. Cello is een zorgaanbieder voor mensen met een verstandelijke beperking.
Jaar 2011-2013
Technologie E-learning voor medewerkers en cliënten in de gehandicaptenzorg
Aanleiding De digitale leeromgeving staat om een aantal redenen op de agenda van Cello. Allereerst de maatschappelijke ontwikkelingen: nieuwe medewerkers zijn van een andere generatie en zijn gewend om te leren met behulp van ICT. Daarnaast is er een onderwijskundig perspectief: leeropbrengsten zijn groter als je ook ICT inzet. Digitaal leren is een manier om het minder worden van het ‘meester-gezel leren’ op te vangen’. Het is flexibel inzetbaar en scheelt tijd en vervangingskosten.
Vraagstelling/ doelstelling Cello onderzocht welke elektronische leeromgeving voor medewerkers én cliënten het beste bij de organisatie past. Het doel was zicht te krijgen op de eisen en randvoorwaarden waaraan e-learning voor medewerkers en verstandelijk gehandicapten zou moeten voldoen. Vanuit theorieën en
ontwerpprincipes voor e-learning is hier maar in beperkte mate iets van bekend. Dankzij de pilot zal hier waarschijnlijk meer informatie over worden ingewonnen
Aanpak Cello is aan de slag gegaan met een brede projectgroep. Allereerst heeft deze groep een visie geformuleerd. Waarom is een digitale leeromgeving geschikt voor ons? Hoe ziet leren en ontwikkelen er bij ons over vijf jaar uit? Hoe zien we de verantwoordelijkheid van medewerkers? De visie is vervolgens vastgesteld door het management. Hierna volgde de selectiefase. De
23
projectgroep vertaalde de visie in criteria voor de digitale leeromgeving. Na een schriftelijke ronde met vijf aanbieders volgden gesprekken met drie aanbieders. Leidend in die gesprekken waren casussen die de projectgroep bedacht had. De aanbieders spraken dus niet vanuit hun eigen perspectief, maar moesten aangeven wat hun oplossing zou zijn voor de geschetste casus. Ook voor de geselecteerde aanbieder werd akkoord gevraagd van de directie. De derde stap was een pilot. Een lichte implementatie om gebruikerservaring op te doen. Werkt het ook goed aan de achterkant? In sessie doorliepen medewerkers de e-learning module onder observatie. Er is gekeken hoe de medewerkers de module doorliepen. De pilot is geëvalueerd en nu is de leeromgeving klaar om echt geïmplementeerd te worden.
Voorlopige conclusies Cello heeft een leeromgeving gevonden die past bij de organisatie en die – op basis van de informatie die nu bekend is – ook werkt. De projectgroep heeft het traject verdeeld in fasen en vroeg na elke stap eerst akkoord aan de directie voor ze verder ging. Daardoor hoefden er geen stappen terug in het proces gezet te worden. Ook het feit dat Cello werkte met een brede projectgroep (met deelnemers uit verschillende onderdelen van de organisatie) kwam het succes ten goede. Ten slotte bleek de inzet van een externe adviseur erg nuttig. De valkuil van dit project was dat vragen weer nieuwe vragen opriepen. Het was dus zaak om de focus te bewaren en bij elke vraag of opmerking te kijken: maakt het antwoord uit voor het doel van dit project? Zo nee: dan laten we het liggen. Voor de pilot is een generieke BHV-module van Atrivision afgestemd op de specifieke situatie van Cello. De uitkomsten van de pilotsessie waren veelbelovend voor toekomstig gebruik van e-learning binnen Cello. 89% van de deelnemers gaven na afloop aan liever e-learning doorlopen dan een klassikale training te volgen. De rest, die toch liever zou blijven deelnemen aan klassikaal onderwijs, was wel positief over de e-learning module. Overigens is het de bedoeling om de e-learning modules in te zetten om bestaande trainingen effectiever en efficiënter te maken. Veel organisaties zoeken naar een goede leeromgeving. De aanpak van Cello is transparant en daarmee gemakkelijk over te nemen.
Meer informatie http://www.vgn.nl/praktijknetwerken/bijlagen/Rapport%20pilot%20e-learning%20Cello.pdf http://www.vgn.nl/praktijknetwerken/?page=Cello
3.
ENKELE ONDERZOEKEN IN ANDERE SECTOREN
3.1
PDA als cognitief revalidatiemiddel – een clinical trial
Auteurs/organisaties Elsbeth de Joode, Caroline van Heugten, Frans Verhey, Martin van Boxtel (Universiteit Maastricht)
Jaar 2011
Type technologie Personal Digital Assistant
Onderzoekspopulatie Mensen met niet aangeboren hersenletsel (NAH)
Aanleiding De gevolgen van niet-aangeboren hersenletsel (NAH) grijpen diep in op het dagelijks leven van mensen. Zowel de patiënt als zijn of haar omgeving moeten zich aanpassen aan de nieuwe situatie en de gevolgen daarvan. In een groot aantal van de gevallen hebben patiënten moeite met het onthouden van taken en afspraken en het plannen van de dag of week.
Vraagstelling/ doelstelling Naast de mogelijke verbetering in het dagelijks functioneren van NAH-patienten door het gebruik van de NeuroCue-PDA, willen we weten of het ook de zelfstandigheid bevordert en daardoor ook het gevoel van welzijn en kwaliteit van leven. Bovendien hopen we dat de draaglast voor de directe omgeving van de patiënt vermindert en dat ook zij een groter gevoel van welzijn en kwaliteit van leven gaan ervaren.
Aanpak Met de NeuroCue-studie willen de onderzoekers in een clinical trial aantonen wat de gebruiksvriendelijkheid en effectiviteit van een speciaal voor deze doelgroep ontwikkelde PDA is op de zelfstandigheid en welzijn van NAH-patienten. Er is software ontwikkeld voor dit apparaat die ondersteuning biedt bij cognitieve taken in het dagelijks leven. Zo assisteert de PDA bij dagelijkse planning, het onthouden van afspraken, onthouden van telefoonnummers en adressen en notities
24
maken. Per patiënt kan gekeken worden welke en hoeveel functies nodig en wenselijk zijn, vanwege de variatie in cognitieve stoornissen. Bij het onderzoek zullen 130 patiënten betrokken worden, de helft zal gebruik gaan maken van de NeuroCue-PDA en de andere helft van de gebruikelijke vormen van cognitieve revalidatie. Gedurende een aantal maanden zullen patiënten een van deze behandelvormen ondergaan. Van te voren én achteraf worden er een aantal neuropsychologische tests en vragenlijsten afgenomen. Het project is 1 juni 2007 van start gegaan en duurt tot 1 juni 2011. De interventiestudie is gestart in september 2008.
25
Voornaamste conclusies Een uitgebreide literatuurstudie laat zien dat er over het algemeen positieve effecten worden geconstateerd bij gebruik van dit soort hulpmiddelen, maar dat er aan de kwaliteit van de studies nog vaak wat schort. Dat maakt het interpreteren van de resultaten lastig. Meer onderzoek is nodig. Professionals, cliënten en zorgverleners zijn het eens over de bruikbaarheid van ondersteunende technologie. Ze zijn matig positief over het succesvol gebruik van ondersteunende technologie en zijn gematigd overtuigd van hun mogelijkheden om ondersteunende technologie te gebruiken of een client te assisteren bij het gebruik ervan. Alle 3 de groepen zijn het oneens met de stelling dat het gebruik van een PDA alleen past bij “technology-minded” personen of dat het leren gebruiken van ondersteunende technologie te veel tijd vraagt. Professionals, cliënten en zorgverleners zijn enthousiast over de vooruitgang door nieuwe technologische oplossingen. Cliënten nemen meer initiatief in het gebruik van elektronische hulpmiddelen dan professionals, ondanks het feit dat PDA’s en andere elektronische hulpmiddelen (nog) niet vergoed worden door de zorgverzekeraars.
Meer informatie www.hulpmiddelpeat.nl/?page_id=7
3.2
Domotica in de ouderenzorg
Auteurs/ organisaties •
Marja Depla (EMGO+/VUmc)
•
Sandra Zwijsen (EMGO+/VUmc)
•
Selma te Boekhorst (EMGO+/VUmc en Ideon)
•
Anneke Francke (NIVEL en EMGO+/VUmc)
•
Cees Hertogh (EMGO+/VUmc)
26 Jaar 2011
Technologie Domotica
Aanleiding In de psychogeriatrische verpleeghuiszorg wordt veel gebruik gemaakt van vrijheidsbeperkende maatregelen. Eén van de alternatieven voor traditionele vrijheidsbeperkende maatregelen als de Zweedse band en de verpleegdeken zou het gebruik van domotica kunnen zijn. De eerste domoticatoepassingen waren er vooral op gericht dat mensen met een functiebeperking zich langer zelfstandig kunnen redden. Bijvoorbeeld doordat zij vanuit hun rolstoel huiselijke taken kunnen (laten) uitvoeren. De tweede generatie domotica biedt daarnaast een keur aan elektronische voorzieningen die het leven van mensen aangenamer en gemakkelijker kunnen maken, zoals automatische verlichting en dergelijke. Binnen de verpleeghuiszorg kan domotica ook gebruikt worden om toezicht op de bewoners te houden. Er kan dan onder andere gedacht worden aan bewegingssensoren, chips in kleding of deurverklikkers. Op deze manier kan bijvoorbeeld geregistreerd worden of iemand ’s nachts zijn kamer verlaat of opstaat uit zijn stoel, zodat de verzorgenden weten dat er zich mogelijk een gevaarlijke situatie voordoet. Tot op heden is er geen onderzoek gedaan naar de bruikbaarheid van domotica als alternatief voor de traditionele manieren van vrijheidsbeperking in verpleeghuizen.
Vraagstelling/ doelstelling Centraal in het onderzoek staat de vraag of domotica een alternatief vormen voor fixaties.
Aanpak Om te beginnen is onderzocht hoe zorgprofessionals tegen vrijheidsbeperking aankijken. Uit eerder onderzoek is namelijk bekend dat er een verschil bestaat tussen de juridische opvattingen en de opvattingen die men in de praktijk van de zorg hanteert. Vervolgens zijn de eerste ervaringen met
het werken met domotica als alternatief voor fixaties in kaart gebracht. Gegevens zijn verzameld door middel van vragenlijsten, focusgroepen en interviews.
Voornaamste conclusies Om te beginnen is gebleken dat verzorgenden en familieleden een maatregel veelal alleen vrijheidsbeperkend vinden als de bewoner er naar hun idee last van heeft en als de maatregel niet in het belang van de bewoner wordt ingezet maar louter om diens vrijheid te beperken. Zij geven aan dat bewoners vaak geen last van een maatregel hebben omdat ze zich van de toepassing
27
nauwelijks bewust zijn of omdat zij deze niet vervelend lijken te vinden en misschien zelfs wel prettig. De noodzaak van een het vinden van een alternatief wordt in deze situaties niet als dwingend ervaren. Verschillende indicatiegebieden.
De cijfers over het feitelijk gebruik van fixaties en domotica in de onderzochte verpleeghuizen doen vermoeden dat de indicatiegebieden van deze vrijheidsbeperkende maatregelen elkaar maar gedeeltelijk overlappen. Domotica worden bij een veel grotere groep bewoners toegepast, en bovendien vaker bij bewoners met minder ernstige cognitieve en functionele problemen.
Het vermoeden dat het om verschillende indicatiegebieden gaat, wordt bevestigd door de ervaringen met domotica in de praktijk. Domotica worden in veel meer situaties ingezet dan die waarin er sprake is van direct gevaar. Het monitoren van de bewoners geeft verzorgenden en naasten het veilige gevoel dat zij alle potentieel gevaarlijke situaties in de gaten kunnen houden. Voor de meest gevaarlijke situaties lijken domotica bovendien geen bevredigend alternatief te zijn. Een belangrijk bezwaar van elektronische maatregelen is volgens de verzorgenden dat ze het vallen en dwalen van bewoners niet kunnen voorkomen, maar hooguit signaleren. Hierdoor ziet men domotica eerder als een welkome aanvulling op de bestaande maatregelen dan als een alternatief.
Meer informatie http://www.nivel.nl/pdf/Boek-domotica.pdf
3.3
Zorg aan huis - Evaluatieonderzoek van het UAS-project van Zorgpalet BaarnSoest.
Auteurs/organisaties Annegreet Jans MSc. & drs. Tessa Overmars–Marx (Vilans), ir. Joost van Hoof Eur Ing & dr. Helianthe S.M. Kort (Hogeschool Utrecht, Kenniscentrum Innovatie van Zorgverlening)
Jaar 2009
Technologie Het Unattended Autonomous Surveillance (UAS) systeem analyseert en interpreteert de actuele thuissituatie. Het systeem volgt de bewegingen van de bewoner vierentwintig uur per dag en trekt hier conclusies uit. UAS is hiermee een intelligent alarmeringssysteem. Het gaat na of zich mogelijke noodsituaties bij mensen voordoen of dat er sprake is van dwalen (bij mensen met dementie). De bewaking wordt automatisch aan- en uitgeschakeld.
Het uitgebreide UAS-systeem heeft de volgende functies: •
mobiliteitsmonitor
•
dwaalsignalering
•
dwaalpreventie
•
voice response
•
brandsignalering
•
video-observatie
•
video-oppas
Hiernaast kunnen cliënten thuis gebruikmaken van: •
videotelefonie (geen onderdeel van UAS-systeem)
•
actieve personenalarmering (apparatuur is geen onderdeel van UAS, alarmen zijn wel
•
gekoppeld aan het UAS-systeem)
Onderzoekspopulatie Een verschillend aantal aspecten van de inzet van het UAS-systeem zijn onderzocht: 1. de beleving van veiligheid en communicatie door de betrokken cliënten 2. de beleving van de zorgsituatie door de betrokken zorgmedewerkers 3. de zorgsituatie van de cliënten (zorgindicatie/ziektebeeld) 4. de werking van het UAS-systeem en of, en in welke mate, de inzet van zorg vermindert.
28
Aanleiding Door de vergrijzing in Nederland neemt het aantal ouderen, en hiermee de groep dementerenden, sterk toe. Daardoor ontstaat er groeiende vraag naar ouderenhuisvesting en verpleeghuiszorg die het huidige aanbod overstijgt. Zorgorganisatie Stichting Zorgpalet Baarn-Soest huldigt de opvatting dat ouderen met een indicatie voor verpleeghuiszorg thuis moeten kunnen wonen. De inzet van technologie kan het thuis wonen van deze ouderen mogelijk maken. Om die reden heeft TNO een nieuw woningautomatiseringssysteem voor ouderen ontwikkeld, genaamd Unattended Autonomous Surveillance (UAS, automatische bewaking). Het doel van dit systeem is dat ouderen thuis kunnen
29
blijven wonen of dat verpleeghuisopname kan worden uitgesteld. Stichting Zorgpalet Baarn-Soest zet in een uitgebreide praktijkpilot het prototype van de UAS-technologie in voor de zorg aan cliënten thuis. Op grond van de ervaringen in de praktijkpilot wordt het UAS-systeem verbeterd en zal het vervolgens op de markt worden geïntroduceerd.
Vraagstelling/ doelstelling De centrale vraag van het onderzoek luidt als volgt: Is door de inzet van het UAS-systeem bij thuiswonende cliënten met een verpleeghuisindicatie uitstel van verpleeghuisopname mogelijk? Om een evenwichtig antwoord te kunnen geven op de centrale onderzoeksvraag, worden de volgende deelvragen onderscheiden: 1.
Leidt het UAS-systeem tot een vermindering van de gevoelens van onveiligheid bij de cliënten?
2.
Leidt de inzet van het UAS-systeem volgens de betrokken zorgmedewerkers tot een meer verantwoorde zorgverlening in de thuissituatie? Bijvoorbeeld in de vorm van meer inzicht in de dag-/nachtsituatie bij de cliënt of in een reductie van de onzekerheid omtrent de veiligheid van de cliënt in de thuissituatie?
3.
Hoe functioneert het UAS-systeem bij de cliënten die hiervan gebruikmaken?
4.
Leidt de inzet van het UAS-systeem tot een vermindering van het aantal alarmoproepen waarbij de inzet van zorgverleners nodig is doordat er gebruikgemaakt wordt van de beelden geluidsverbinding?
Aanpak Er wordt naar aanleiding van deze deelvragen een aantal aspecten onderzocht: 1.
de beleving van veiligheid en communicatie door de betrokken cliënten
2.
de beleving van de zorgsituatie door de betrokken zorgmedewerkers
3.
de zorgsituatie van de cliënten (zorgindicatie/ziektebeeld)
4.
de werking van het UAS-systeem en of, en in welke mate, de inzet van zorg vermindert
Hierbij wordt gebruikgemaakt van de volgende methoden en technieken: 1.
mondelinge vraaggesprekken (semi-gestructureerd). Er worden door de Hogeschool Utrecht een nulmeting en twee nametingen uitgevoerd
2.
checklist medewerkers met relevante kwaliteitsaspecten en interviews met medewerkers
3.
analyse van zorgindicaties en ziektebeeld van de cliënten
4.
analyse van berichten die het UAS-systeem genereert
Voornaamste conclusies De meeste cliënten vinden dat het systeem het gevoel van veiligheid vergroot, en dit gevoel wordt gedeeld door de familieleden van veel cliënten die tijdens de interviews aanwezig waren. Zorgmedewerkers geven aan dat de belangrijkste bijdrage die het systeem levert het vergroten van de veiligheidsgevoelens is van cliënten, familie en medewerkers. Inzet van het systeem leidt dus tot een reductie van de onzekerheid omtrent de veiligheid van de cliënt in de thuissituatie. Het prototype van het UAS-systeem is gedurende het project verbeterd doordat technische problemen zijn opgelost en het UAS-systeem is aangepast naar aanleiding van de ervaringen van cliënten. Het aantal valse alarmen van het prototype is in het project teruggebracht naar één keer per twee weken, hetgeen acceptabel is voor Zorgpalet Baarn-Soest. Het UAS-systeem genereert in vergelijking met andere systemen van passieve personenalarmering weinig valse alarmen. Noodsituaties worden bij een technisch goed functionerend prototype van het UAS-systeem adequaat gedetecteerd. De verschillende functies van het UAS-systeem, zoals dwaaldetectie, voice response (bij een aantal cliënten) en video-observatie, blijken goed te functioneren bij cliënten. Het UAS-systeem is een welkome aanvulling op de actieve personenalarmering door de beelden die de zorgmedewerker bij een alarm kan bekijken.
Door de inzet van het UAS-systeem worden zorgmedewerkers minder belast en zeer effectief ingezet. Dit komt vooral door de camera’s van het UAS-systeem, hierdoor hoeft een medewerker bij een alarm niet eerst naar de woning van de cliënt om na te gaan of er werkelijk een noodsituatie is. Uit het cliëntenonderzoek blijkt dat cliënten een verhoogd gevoel van veiligheid hebben door het UAS-systeem. Feit blijft dat een aantal cliënten een zeer intensieve zorgvraag heeft en dat hiermee een groot beroep op de inzet van de zorgmedewerkers gedaan wordt. In welke mate de inzet van de medewerkers door het gebruik van het UAS-systeem in kwantitatief opzicht afneemt, zou onderzocht moeten worden in een vervolgonderzoek, waarbij kwantitatieve gegevens over de inzet van zorgmedewerkers geanalyseerd worden.
Door de inzet van het prototype van het UAS-systeem heeft bij drie pg-cliënten uitstel van verpleeghuisopname plaatsgevonden. Bij een van deze cliënten is er zelfs sprake van afstel van verpleeghuisopname. Het UAS-systeem is bij andere cliënten een middel dat hen ondersteunt in het zelfstandig thuis wonen. In totaal namen er twintig cliënten deel aan het project. Tijdens het project is het prototype van het UAS-systeem technisch verbeterd. Na het project wordt het
30
prototype van het UAS-systeem verder ontwikkeld op grond van de ervaringen in het project en vervolgens op de markt gebracht. Het werken met het UAS-systeem vraagt weinig nieuwe competenties van medewerkers en de kosten van het UAS-systeem zijn vergelijkbaar met systemen voor zorg op afstand met videoalarmering. Hier staat tegenover dat de sociale en emotionele baten van het UAS-systeem groot zijn, naast de verwachte kostenefficiency voor de zorgorganisatie: cliënten kunnen zelfstandig thuis wonen en voelen zich veiliger, medewerkers beoordelen de situatie van cliënten als veiliger en het UAS-systeem reduceert door het gebruik van de camera’s de inzet van medewerkers. Op deze manier draagt Het UAS-systeem bij aan de omslag van intramurale naar extramurale dienstverlening en geeft het een nieuwe impuls aan de mogelijkheden voor
31
intensieve zorg bij cliënten thuis. Daarmee is het UAS-systeem een antwoord op de groeiende vraag naar ouderenhuisvesting en verpleeghuiszorg in de toekomst.
3.4
Dementie en technologie – een promotieonderzoek
Auteur Nienke Nijhof – universiteit twente
Jaar 2008 –
Aanleiding Momenteel zijn er 110.000 Nederlanders waarbij de diagnose dementie is gesteld. Daarnaast zijn er ongeveer 120.000 mensen die lijden aan dementie maar bij wie de diagnose nog niet is vastgesteld. De ziekte ontwikkelt zich met name door ouderdom wat inhoudt dat, gezien de toenemende levensverwachting van mensen, het aantal mensen met dementie ook zal toenemen. En dit zal in een schrikbarend tempo geschieden, het absolute aantal mensen met dementie zal tussen 2005 en 2050 met 45.9% stijgen. De kosten voor mensen met dementie zijn gigantisch, zeker wanneer uiteindelijk tot langdurige verpleeghuisopname moet worden besloten. Het Trimbos instituut laat zien dat ca. 22% van de totale uitgaven van de gezondheidszorg wordt veroorzaakt door behandeling van psychische stoornissen (waaronder ook verstandelijke handicaps). Aangezien bijna 25% hiervan wordt besteed aan zorg voor mensen met dementie, betekent dit een absolute uitgave in de orde van grootte van 1.8 miljard euro. Bijna 93% hiervan komt voor rekening van de noemer ‘verpleging en verzorging’ (excl. maatschappelijke kosten en mantelzorg).
De zorg voor mensen met dementie is in de eerste plaats het domein van mantelzorgers, vrijwilligers, verpleegkundigen, verzorgenden en artsen. De laatste jaren heeft de technologie, ter
ondersteuning van de zorg voor mensen met dementie, zich sterk ontwikkeld. Het accent ligt daarbij op toepassingen van technologie gericht op het verminderen van de zorgvraag door het vergroten van de zelfredzaamheid van de dementerende en de mantelzorger te ondersteunen. Concepten zoals zorgdomotica, screen-to-screenzorg en geavanceerde vormen van alarmering zijn niet langer voorbehouden aan gespecialiseerde instituten maar worden tegenwoordig bij mensen thuis, in kleinschalige woonomgevingen en in verpleeghuizen ingezet. Het accent ligt hierbij op het voorkomen of tijdig ontdekken van alarmerende situaties en het ondersteunen van een dementerende en mantelzorger. Voorbeelden hiervan zijn UAS, Leo Pollakhuis, LifeStyleMonitoring en IST-Vivago . Deze technologieën worden in Nederland slechts nog in beperkte mate toegepast en hierbij wordt er weinig tot geen onderzoek gedaan naar de gedragswetenschappelijke aspecten van deze technologieën en de eventueel te behalen financiële voordelen. Het promotie onderzoek van Nienke Nijhof, gestart in juni 2008, in samenwerking tussen de Universiteit Twente en Focus Cura zal zich hier op gaan richten.
Aanpak Voor dit promotie onderzoek is een quickscan uitgevoerd naar de bestaande onderzoeken in Nederland en het buitenland op het gebied van ICT technologieën bij mensen met dementie. Deze quickscan is in juni 2009 gepubliceerd in het Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie.
In het onderzoek zal door gebruik te maken van technologie projecten bij mensen met dementie nader gekeken worden naar de implementatie en effecten van deze technologie. Door middel van summatieve evaluatie. De aspecten die hierin belangrijk zijn, zijn zelfredzaamheid, kwaliteit van leven, ondersteuning van de mantelzorger, het gevoel van veiligheid en de arbeidssatisfactie bij zowel de dementerenden, de mantelzorgers als de zorgverleners. Tevens zal bij dit onderzoek gekeken worden naar eventueel te behalen financiële voordelen. Met behulp van de verschillende projecten zal getracht worden input te genereren voor een business model.
Projecten van verschillende zorginstellingen, zowel intramuraal als extramuraal die hieraan meedoen zijn gericht op monitoring technologie (IST Vivago, AD lifestylemonitoring), signaleringstechnologie (uitluistertechnologie en sensorentechnologie) en communicatietechnologie (PAL4 en Klessebessers).
Voornaamste conclusies Het promotieonderzoek van Nienke Nijhof is te volgen via www.dementietechnologie.nl.
32
4.
Leerstoelen, lectoraten, onderzoeksinstituten
4.1
Lectoraat Technologie in gezondheid en welzijn – Saxion Hogeschool
De trend binnen de zorg is om de hulpbehoevende zoveel mogelijk in de eigen vertrouwde omgeving te laten (thuis). Slimme, innovatieve technologische toepassingen en ICTtools (zoals het elektronisch patiëntendossier) kunnen daar een belangrijke rol bij spelen. Technologie kan zorgprocessen vereenvoudigen en de zelfredzaamheid van patiënten en cliënten bevorderen.
33
In deze onderzoekslijn onderzoeken we op welke wijze de technologie hierbij een ondersteunende rol kan vervullen. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar de doelgroep mensen met dementie.
Meer informatie www.saxion.nl/gezondheidwelzijnentechnologie/lectoraten/technologie
4.2
Lectoraat Technologie in de Zorg - Hogeschool Zuyd
Het Lectoraat Technologie in de Zorg van de Hogeschool Zuyd probeert een initiërende en stimulerende rol te spelen in innovaties in de langdurige zorg. Samen met zorginstellingen, professionals, bedrijven en bij cliënten van zorg- en kennisinstellingen willen we onderzoek en innovatieprojecten uitvoeren, daarmee nieuwe kennis ontwikkelen en die ten goede laten komen aan professionals en cliënten in de zorg en aan de opleidingen van de Hogeschool. Het gaat daarbij steeds om de toepassing van technologie. Technologie wordt gezien als een van de oplossingsrichtingen om in de naaste toekomst te kunnen voldoen aan de sterk groeiende behoefte aan zorg, in een arbeidsmarkt met te weinig beschikbare mensen voor de zorg.
Meer informatie www.technologyincare.nl
4.3
Lectoraat Vraaggestuurde zorg – Hogeschool Utrecht
Het lectoraat Vraaggestuurde Zorg verzorgt verschillende activiteiten om mensen, zo lang als zij zelf willen en zo lang als mogelijk binnen de mogelijkheden van het cliëntsysteem: •
zelfstandig te laten wonen;
•
zelfstandig te laten functioneren;
•
zelfstandig over hun zorg te laten beslissen.
Zelfstandigheid bevordert het lectoraat door te onderzoeken welke keuzemogelijkheden mensen hebben om invulling te geven aan hun zelfstandigheid. Naast de ontwikkeling in de huidige mogelijkheden van taakverschuiving willen wij daartoe ook de mogelijkheden van technologische ondersteuning in de zorg tot ontwikkeling brengen. Wanneer blijkt dat technologische ondersteuning niet meer toereikend is en niet meer past bij de zorgbehoefte, kan een passend aanbod van zorg door professionals worden aangeboden. Tevens is het mogelijk om beide opties naast elkaar aan te bieden aan mensen met een (potentiële) zorgvraag.
Het lectoraat Vraaggestuurde zorg richt zich op de zorginhoudelijk aspecten van vraagsturing op macro- en mesoniveau. Activiteiten vinden plaats op het terrein van de taakherschikking en op het terrein van technologie in de zorg. Op het vlak van de taakherschikking zijn de activiteiten gerelateerd aan de ontwikkelingen in de masteropleidingen PA en MANP, beide gepositioneerd binnen de Academie Gezondheidszorg Utrecht (AGUtrecht).
Op mesoniveau staat de technologie in de zorg centraal en dan vooral de aan de gebouwde omgeving gerelateerde technologie. Keuze voor deze thema’s op macro-, en mesoniveau komen voort uit de noodzaak om kennis te genereren voor oplossingen voor dreigende capaciteitstekorten binnen de gezondheidszorg en de wens van mensen om zo lang mogelijk thuis te wonen.
Onderzoek naar taakherschikking geeft een antwoord op de vraag hoe op macroniveau een oplossing gevonden kan worden voor het capaciteitstekort, waarbij verantwoorde zorg het uitgangspunt blijft. Op mesoniveau is kennis nodig om oplossingen te genereren om ouderen en mensen met een chronische ziekte langer zelfstandig thuis te laten wonen met technologische ondersteuning. Leidraad daarbij is dat men het menselijke aspect niet uit het oog verliest.
De thema’s beslaan domeinen waar de activiteiten van andere lectoraten binnen het Kenniscentrum Innovatie van Zorgverlening (IVZ) ophouden. Tevens draagt de kennis uit het lectoraat Vraaggestuurde Zorg ertoe bij dat het Kenniscentrum vanuit meerdere perspectieven werkt aan preventie van aandoeningen als gevolg van de biologische veroudering en de daarmee samenhangende beperkingen.
Meer informatie www.innovatievanzorgverlening.onderzoek.hu.nl/Data/Lectoraten/Vraaggestuurde%20Zorg.aspx
34
4.4
Lectoraat Health, Innovations & Technology (HIT) - Fontys Paramedische Hogeschool
Dit lectoraat en de kenniskring overkoepelen de 6 respectievelijke paramedische opleidingen en leggen horizontale verbanden tussen deze opleidingen. De speerpunten van het onderzoek van dit lectoraat situeren zich op het snijvlak van gezondheidszorg en technologie met als doel het verbeteren van de levenskwaliteit van de patiënt/cliënt. Om onderzoeksvragen uit het beroepsveld van alle opleidingen van FPH aan bod te kunnen laten komen, werden binnen het lectoraat 3
35
expertisecentra opgericht: •
Movement Assessment & Rehabiltiation Technology (MART)
•
Communication Assessment and Technology (CAaT)
•
Bridging Innovations to Sustainable Care (BISC)
De patiënt met zijn zorgvraag staat centraal en de analyse wordt uitgevoerd in een multidisciplinaire wetenschappelijke setting. De setting van de expertisecentra biedt een uitstekende basis voor de verdere uitbouw van onderwijsinnovatie, praktijkgericht onderzoek en zakelijke dienstverlening. De lector en de kenniskring vormen ten behoeve van alle opleidingen van FPH de motor inzake kennisontwikkeling in het kennisdomein van Gezondheidszorg en Technologie.
Meer informatie www.han.nl/onderzoek/kennismaken/technologie-en-samenleving/lectoraat/zorggericht-bouwen/
4.5
Leerstoel Technologie in de zorg – Maastricht University
Hoewel zorgprofessionals vaak afwijzend staan tegenover de inzet van technologie in de zorg, zal het – zeker in de langdurige zorg – in de toekomst onvermijdelijk zijn. Hoe technologie op een verstandige manier ingezet kan worden voor een kwalitatieve, effectieve en efficiënte zorg, is de centrale vraag van deze leerstoel.
Meer informatie www.maastrichtuniversity.nl
4.6
Roessingh leerstoel – universiteit twente
Revalidatie en training búiten de muren van een zorginstelling is een van de mogelijkheden om het hoofd te bieden aan het groeiend aantal chronisch zieken. Monitoring op afstand, gekoppeld aan feedback die de patiënt motiveert, zorgt er straks voor dat patiënten thuis of op het werk effectiever kunnen werken aan hun gezondheid. Miriam Vollenbroek (37) is aan de Universiteit Twente benoemd tot bijzonder hoogleraar Technology supported cognitive training for rehabilitation; zij gaat deze nieuwe technologie ontwikkelen samen met Roessingh Research and Development in Enschede.
36 Training in de thuissituatie - of op het werk - maakt het mogelijk om bijvoorbeeld verkeerde bewegingspatronen snel bloot te leggen en ook meteen feedback te geven op het gedrag van de patiënt. Tijdens de revalidatie in een zorginstelling krijgen patiënten die feedback voortdurend van zorgprofessionals, het is de kunst om de daar geleerde vaardigheden ook te vertalen naar de praktijk van alledag. De nieuwe technologie is daarnaast een manier om de druk op de intramurale zorg te verlichten. De huidige gezondheidszorg is niet berekend op de sterke groei van het aantal chronisch zieken en de combinatie van monitoring en feedback is juist voor deze groep een belangrijke innovatie die ook nog eens kostenbesparend kan werken.
Nu al wordt deze benadering getest in een Europees onderzoeksproject onder leiding van de nieuwe hoogleraar: patiënten met chronische pijnklachten dragen dan gedurende een aantal weken een hesje waarin sensoren zijn verwerkt die onder meer de spierspanning meten. Via een PDA of mobiele telefoon krijgen ze feedback op hun gedrag: bijvoorbeeld het advies zich te ontspannen. Niet alleen de technologie speelt hierin een rol, ook het type feedback is van belang: vel je bijvoorbeeld een waarde-oordeel of informeer je de patiënt vooral feitelijk? Hoe motiveer je de patiënt om door te gaan met de training? Daarnaast kan het nooit alleen maar een technisch hulpmiddel zijn; persoonlijk contact met de zorgverlener blijft onderdeel van het trainingsprogramma. In haar nieuwe leerstoel wil Miriam Vollenbroek-Hutten al deze aspecten van ‘technology-supported training’ onderzoeken.
Meer informatie http://www.utwente.nl/ewi/telemedicine/RM%26T%20News/prof_vollenbroek.doc/
4.7
Leerstoel Ondersteunde Communicatie
Sinds 1 oktober 2010 heeft de BOSK een bijzondere leerstoel Ondersteunde Communicatie (OC) bij meervoudige handicaps aan Radboud Universiteit Nijmegen. De leerstoel is uniek, omdat het wereldwijd de eerste en enige leerstoel is die zich volledig richt op Ondersteunde Communicatie. Als bijzonder hoogleraar is de heer dr. L.J.M. (Hans) van Balkom benoemd. De bijzondere leeropdracht is hem verleend tot het verzorgen van onderwijs en het verrichten van onderzoek op het terrein van Ondersteunde Communicatie bij meervoudige handicaps. In Nederland gaat het om meer dan een half miljoen mensen, waarvan de helft kinderen en
37
jongeren, die vanwege een beperking, ongeval of ziekte problemen hebben met het begrijpen, verwerken en uiten van spraak, schrift of gebarentaal. Ondersteunde Communicatie omvat gebarensets en gebarensystemen, grafische symbolen, tastbare verwijzers, traditionele hulpmiddelen (schriften, borden, mappen) en technische, computergebaseerde toepassingen (bv. met computerspraak of virtuele leeromgevingen). De BOSK wordt in de realisering van de bijzondere leerstoel financieel ondersteund door de Stichting De Drie Triangels. De leerstoel start met een onderzoeksprogramma dat gefinancierd wordt door het Revalidatiefonds en Koninklijke Kentalis.
Meer informatie www.leerstoeloc.nl
4.8
Onderzoeksinstituut Center for e-Health Research and Disease Management (CeHRes)- Universiteit Twente
Onderwerp van onderzoek van CeHRes is de invloed van technologische innovaties (web 2.0, health 2.0, serious gaming, virtual agents, embedded intelligence, domotica, robotica) op de gezondheidszorg in casu op uitkomsten van zorgprocessen, op gezondheidswinst, doelmatigheid, kosteneffectiviteit en kostenreductie.
De gebruikerservaring, de aansluiting bij het dagelijks leven van de gebruiker, zijn autonomie en informatiepositie vormen een ijkpunt voor de evaluatie van technologische interventies en oplossingen. In onze informatiesamenleving wil het CeHRes dus vraaggericht werken. Dat wil zeggen op geleide van vragen uit de zorg en ten dienste van burger/patiënt vanuit een wetenschappelijk kader. Het CeHRes werkt samen met internationale onderzoeksinstituten zoals de University of Toronto, de Universiteit van Münster en de University of Waterloo op het gebied van ontwerp, ontwikkeling en implementatie van evidence based technology in de zorg.
Haar missie is •
Het scheppen en overdragen van wetenschappelijke kennis over psychologische, sociale en gedragsmatige aspecten van de implementatie van ICT in de gezondheidszorg;
•
Het integreren van praktische kennis voor het (her)ontwerpen van implementatiestrategieën in het belang van burgers, consumenten en patiënten;
•
Het vertalen van kennis voor commerciële en industriële toepassingen ten behoeve van bruikbare (zorg)applicaties en (zorg)concepten voor ontwerp en inzet van technologie zoals econsultation, e-coaching en disease management.
Om deze missie te verwezenlijken onderneemt het CeHRes het volgende •
Het leveren van aantrekkelijk onderwijs van hoge wetenschappelijke kwaliteit;
•
Het uitvoeren van relevant onderzoek van hoge wetenschappelijke kwaliteit;
•
Het leveren van vraaggerichte maatschappelijke dienstverlening van hoge wetenschappelijke kwaliteit
•
Versterken en intensiveren van structurele wetenschappelijke samenwerking tussen de UT, (internationale) kenniscentra, Universiteiten, Hoge scholen, zorginstellingen en het Nederlandse midden- en kleinbedrijf (network projects, knowledge diffusion, translationeel onderzoek);
•
Uitbreiding van samenwerking in de (keten)zorg i.c. zelfzorgcontinuüm samenwerking tussen de nulde, eerste, tweede en derde lijnsgezondheidszorg;
•
Kennistransfer en disseminatie middels beleidsadvisering, (inter)nationale, regionale en locale conferenties, fora, symposia, workshops en (wetenschappelijke) publicaties.
Meer informatie www.ehealthresearchcentre.nl www.dementietechnologie.nl www.pal4.nl/website/home
4.9
Onderzoeksinstituut CAMeRA – Vrije Univerisiteit Amsterdam
CAMeRA doet onderzoek naar de impact van media en technology op het welbevinden van mensen. CAMeRA focust op specifieke onderzoeksthema’s die relevant zijn voor zowel maatschappelijk als individueel perspectief. Het doel van CAMeRA is het bestuderen van mechanismen en effecten van verschillende soorten media ter verbetering van communicatieprocessen, maar ook voor het verder ontwikkelen van de communicatie theorie en methodologie en het ontwikkelen van nieuwe technologie.
Meer informatie www.camera.vu.nl
38