Beroepsproduct ‘Testmateriaal voor leesinhoudelijk tekstbegrip bij lichte afasie’
ELSA VAN DER PERK & GABY VAN WINDEN
BESTAAT U WAT ER GRIJPT?
Opleiding Logopedie Hogeschool Rotterdam, Januari 2010
Docent: Rianne Brinkman | Opdrachtgever: Vereniging voor Klinische Linguïstiek
WOORD VOORAF Dit beroepsproduct is het resultaat van de uitvoering van het project ‘testmateriaal voor leesinhoudelijk tekstbegrip bij lichte afasie’. Het project is uitgevoerd voor de Vereniging voor Klinische Linguïstiek (VKL). Het doel van dit project was het vinden van teksten in drie verschillende moeilijkheidscategorieën, waarmee de VKL in de toekomst een test kan ontwikkelen. De te ontwikkelen test is ervoor bedoeld om, op tekstniveau, het leesbegrip van lichte afatici te kunnen bepalen. De moeilijkheidsgraad van een tekst is afhankelijk van vele variabelen. Aan de hand van deze variabelen, hebben we criteria opgesteld waarmee we teksten hebben geselecteerd en ingedeeld. We hebben 18 teksten geselecteerd met uiteenlopende onderwerpen en doelen. De teksten hebben we aan de hand van variabelen, ingedeeld in de volgende categorieën: ‘eenvoudig’, ‘semi-complex’ en ‘complex’. De teksten in de categorie ‘eenvoudig’ hebben een tekstlengte van 60-80 woorden; bevatten geen figuurlijk taalgebruik en samengestelde zinnen; bevatten maximaal 10% laagfrequente woorden; en de gemiddelde zinslengte is maximaal 8 woorden. De teksten in de categorie ‘semi-complex’ hebben een tekstlengte van 140-160 woorden; bevatten maximaal 25% figuurlijk taalgebruik en samengestelde zinnen; bevatten maximaal 15% laagfrequente woorden; en de gemiddelde zinslengte ligt tussen de 8 en 11 woorden. De teksten in de categorie ‘complex’ hebben een tekstlengte van 300-320 woorden; bevatten maximaal 50% figuurlijk taalgebruik en samengestelde zinnen; bevatten maximaal 20% laagfrequente woorden; en de gemiddelde zinslengte ligt boven de 11 woorden. Naast een beoordeling van de teksten op door ons geselecteerde variabelen, hebben we de teksten beoordeeld met behulp van een leesbaarheidsformule: Texamen. Texamen is een instrument waarmee je het taalniveau van teksten kunnen diagnosticeren en analyseren. De resultaten van dit instrument komen enigszins overeen met onze eigen bevindingen. Als laatste hebben we bij iedere tekst enkele vragen opgesteld, waarmee bepaald kan worden of de tekst ook daadwerkelijk begrepen is door de lezer. Bij de teksten in de categorie eenvoudig hebben we 2 vragen opgesteld; bij de teksten in de categorie semi-complex 3; en bij de teksten in de categorie complex 4. In dit beroepsproduct worden eerst alle 18 teksten, ingedeeld naar moeilijkheidsgraad, weergegeven. De teksten I.1 tot en met I.6 zijn eenvoudig; de teksten II.1 tot en met II.6 zijn semi-complex; en de teksten III.1 tot en met III.6 zijn complex. Achter de 18 teksten, vindt u de bronvermelding. Vervolgens worden de beoordelingstabellen, behorend bij de teksten, weergegeven. De beoordelingstabellen staan in dezelfde volgorde als de bijbehorende teksten. Na deze beoordelingstabellen vindt u de resultaten van Texamen. Als laatste worden de vragen weergegeven, die zijn opgesteld bij de teksten.
TEKSTEN
I.1 Dief met één been steelt één schoen in België Een man en een vrouw zijn zaterdag in België door de politie opgepakt. Ze hadden één herenschoen gestolen. De andere lieten ze liggen. De man heeft namelijk maar één been. De man en vrouw zijn 60 en 61 jaar oud. Justitie heeft het koppel na verhoor maar vrijgelaten. Het paar bleek in een zeer armoedige situatie te leven. De schoen mochten ze vermoedelijk niet houden.
I.2 Water Water is onmisbaar. Zeker in de zomer. Je kunt er een verfrissende duik in nemen. Ook kun je het drinken. De lichaamstemperatuur stijgt door de warmte flink. Het lichaam laat je daarom zweten. Je koelt daardoor af. Het lichaam regelt de temperatuur zo zelf. Al dat verloren vocht moet wel weer aangevuld worden. Houd daarom op warme dagen altijd een flesje water in de buurt. Drink regelmatig.
I.3 Het Spoorwegmuseum Het Spoorwegmuseum heeft een zeer uitgebreide verzameling. Er zijn bijvoorbeeld: - locomotieven - treinstellen - rijtuigen - stoommachines - allerlei materialen van de spoorweg Maar er is nog veel meer! Open Het museum is open van dinsdag tot en met zondag van 10 tot 17 uur. Prijzen - Volwassenen: € 14,50 - Kinderen tot 12 jaar: € 11,50 - 65 plus: € 13,00 - Mensen met een museumjaarkaart krijgen gratis toegang.
I.4 Stokbrood met peterselieboter Meng de volgende ingrediënten met elkaar: - 125 gram zachte boter - een stukje geperste knoflook - 4 eetlepels gesneden peterselie - een beetje zout - een beetje peper - een scheutje citroensap Snijdt 1 stokbrood regelmatig in. Smeer de peterselieboter in de sneden. Verpak het brood in aluminiumfolie. Leg het dan ongeveer 20 minuten in een verwarmde oven. Zet de oven op 180 graden.
I.5 Gratis strooizout In de periode van november tot april kan het glad worden. De gemeente maakt dan de openbare wegen veilig. Ook strooien ze de wegen rondom openbare gebouwen. Zoals ziekenhuizen, verzorgingshuizen en stations. U bent zelf verantwoordelijk voor uw eigen straat of stoep. Inwoners kunnen gratis strooizout afhalen bij Stadsbeheer. Het adres is Staatweg 1. U kunt maximaal één emmertje zout per persoon gratis afhalen. Ook kunt u zout pakken bij de zoutbakken.
I.6 Aanrijding door zwaan Een zwaan heeft gisteren een aanrijding met vier auto‟s veroorzaakt. Een chauffeur uit Amstelveen probeerde het dier te ontwijken. Hij remde. Een tweede chauffeur reed achter de chauffeur uit Amstelveen. De tweede chauffeur gleed op de andere rijstrook. De weg was namelijk glad. De tweede chauffeur botste op de chauffeur uit Amstelveen. Ook botste hij op een derde chauffeur. Een vierde chauffeur remde. Daardoor belandde hij in de sloot.
II.1 Zonnebloemen zaaien Zonnebloemen geven de tuin in september een prachtige gele kleur. Je plant zonnebloemen heel eenvoudig. Probeer het zelf maar! Benodigdheden - een zakje zonnebloempitten - potgrond - potjes - water Gebruiksaanwijzing Eerst kweek je de zaadjes op in een potje. Neem een potje met een gaatje in de bodem. Neem een beetje potgrond. Maak met je vinger kuiltjes van ongeveer 2 cm diep. Leg dan in elk kuiltje één zaadje. Doe daarna een beetje grond in de kuiltjes. Druk de grond lichtjes aan. Geef daarna het potje een beetje water zodat de aarde vochtig is. Let erop dat de grond niet te nat wordt. Zet de potjes daarna op een warme, zonnige plek. Bijvoorbeeld in de vensterbank. Ongeveer drie weken later zijn de eerste pitjes ontkiemd. De stekjes hebben nu voldoende wortels. De plantjes kunnen in de volle grond gezet worden op een zonnige plek in de tuin om zo uit te groeien tot prachtige zonnebloemen.
II.2 Postzegels voor kerst- en nieuwjaarspost In de maand december wordt er héél veel kerst- en nieuwjaarspost verstuurd. Er zijn daarom speciale postzegels te koop. Decemberzegels. Deze zegels maken uw post extra feestelijk. Ze zijn daarnaast ook nog eens 10 cent goedkoper. Hier volgen de regels voor het gebruik van de Decemberzegels: - De Decemberzegels zijn geldig van 17 november tot en met 6 januari. - De zegels zijn alleen voor uw kerst- en nieuwjaarskaarten tot en met 50 gram binnen Nederland. - Voor overige post geldt het standaardtarief. - Na 6 januari kunt u overgebleven Decemberzegels blijven gebruiken. - Plak dan wel bij tot het standaardtarief. - Verstuur uw kerst- en nieuwjaarskaarten in een dichtgeplakte envelop. - „TNT Post‟ streeft ernaar kerst- en nieuwjaarskaarten binnen 3 werkdagen te bezorgen. - Voor kerst- en nieuwjaarskaarten naar het buitenland geldt het normale buitenlandtarief. „TNT Post‟ wenst u prettige feestdagen!
II.3 Hooikoorts De lente is natuurlijk prachtig. Het is helaas ook het seizoen van loopneuzen, niesaanvallen en traanogen. Heb je last van hooikoorts, dan is dat verschrikkelijk, maar gelukkig niet onoverkomelijk. Anderhalf miljoen Hooikoorts is een van de meest voorkomende allergieën. Ongeveer anderhalf miljoen Nederlanders hebben er last van. Zij hebben last van het stuifmeel (de „pollen‟) van grassen, bomen en andere planten. Het zorgt bij hen voor niesbuien, jeukende of tranende ogen en loopneuzen. Het hooikoortsseizoen loopt gemiddeld van februari tot en met september. Ramen dicht Een paar maanden binnen blijven met de ramen en deuren dicht? Dat is natuurlijk niet te doen. Je kunt wel je buitenactiviteiten afstemmen op het pollenweerbericht. Je kunt ook een hooikoortsfilter of pollenhor aanschaffen. Zo kun je het raam toch open zetten. Let in het pollenseizoen ook extra op je weerstand: eet goed, slaap goed, neem voldoende beweging en vermijd stress. Mocht dat allemaal niet genoeg zijn, dan zijn er allerlei geneesmiddelen beschikbaar.
II.4 Johann Reis Johann Reis werd in 1834 in Frankfurt geboren. Hij moest later koopman worden van zijn grootouders. Daarvoor ging hij in de leer. Het beroep stond hem echter niet aan. Hij nam daarom toen hij 10 jaar was privé-lessen scheikunde, wiskunde en natuurkunde. Hij werd op zijn 16 e al leraar in de natuurkunde. In zijn vrije tijd hield hij zich bezig met knutselen en experimenteren. Hij interesseerde zich voor een apparaat dat wij nu een telefoontoestel noemen. De naam van dat apparaat: „telefoon‟ is ook van hem afkomstig. Zijn uitvinding werd steeds beter. Zijn werk werd tijdens zijn leven echter niet erkend. De natuurkundigen keurden zijn werk zelfs af. De publicatie van zijn uitvinding werd geweigerd. Later zegt hij: “Ik heb aan de wereld een grote uitvinding geschonken, maar een ander zal de uitvinding verder moeten ontwikkelen”. Hij stierf op veertigjarige leeftijd aan tuberculose. Hij is nooit beroemd geworden.
II.5 Gevonden voorwerpen Moet u gevonden voorwerpen altijd naar de politie brengen? Op hoeveel vindersloon heeft u recht? Aangifte bij de politie is verplicht. Dit geldt ook voor geld dat u op straat vindt. Aangifte is ook nodig als de vondst wordt gedaan in een woning, gebouw of vervoermiddel. De eigenaar moet dan ook worden ingelicht. De vinder heeft volgens het Burgerlijk Wetboek recht op een „redelijke beloning‟. Tien procent van de dagwaarde is het uitgangspunt. Wel moet er aan drie vereisten zijn voldaan: 1. Er moet echt sprake zijn van vinden. 2. Het voorwerp moet onbeheerd zijn aangetroffen. 3. De vinder moet zich over de vondst hebben ontfermd. Doet u een vondst in uw eigen grond, een verzameling oude munten bijvoorbeeld, dan bent u voor 100 procent eigenaar. De echte eigenaar kan waarschijnlijk niet meer worden opgespoord. Alles wat u vindt in de bodem van een ander, wordt gedeeld met de eigenaar. Aangifte bij de politie is verplicht.
II.6 De huidlagen De huid beschermt tegen allerlei invloeden van buitenaf. De huid bestaat uit drie delen. Opperhuid Deze huidlaag is de buitenste laag van de huid. Het heeft vooral een beschermende functie. Het is een heel dunne laag. Op je gezicht is deze laag zelfs maar 0,02 millimeter dik. Rondom je ogen is ze nog veel dunner. Lederhuid Hier bevinden zich bloedvaten. Ze leveren bloed aan de cellen van de huid. Ook bevinden zich hier de zenuwdraden waarmee je voelt. Bijvoorbeeld prettige dingen, maar ook pijn en het verschil tussen koud en warm. Deze laag zorgt voor de elasticiteit van de huid. Onderhuids bindweefsel Deze laag is net onder de huid gelegen. Het bestaat vooral uit los bindweefsel. Daarin zitten vetcelletjes. In deze huidlaag bevinden zich ook talg- en zweetkliertjes die je huid soepel houden. Tot slot zitten ook de haarzakjes in deze huidlaag.
III.1 Gebruik van de waterkoker Gebruik de waterkoker uitsluitend voor het aan de kook brengen van water, niet voor andere vloeistoffen en ook niet voor andere ingrediënten. Kook eerst een volle kan water. De kan wordt hierdoor gereinigd. Gooi dit water weg. Vul de kan altijd met een hoeveelheid water die tussen de minimum en maximum vulstrepen ligt. Bij te weinig water zal de kan te vroeg uitschakelen. Bij teveel kan het water overkoken. Bij het vullen de kan altijd van de voet nemen, zodat er geen water in de voet kan lopen. Schakel de kan in door de aan/uit knop onder de handgreep in te drukken. Het controlelampje gaat aan. Zodra het water kookt zal de aan/uit knop automatisch terug in de uit-stand springen. Indien gewenst kan men het water nog een keer laten koken. Men drukt de knop weer in. Wacht hiermee echter minimaal 30 seconden nadat de kan automatisch uitgeschakeld is. Indien de kan per abuis droog ingeschakeld wordt, zal de droogkookbeveiliging hem automatisch uitschakelen. Door de kan daarna met water te vullen zal de droogkookbeveiliging weer afkoelen en kan men de kan op de normale wijze gebruiken. Raadgevingen • Neem de kan pas van de voet nadat deze automatisch uitgeschakeld is of schakel deze eerst met de hand uit. • Plaats het toestel op een stevig en stabiel oppervlak. • Dompel het apparaat nooit in water onder. Ook niet in een andere vloeistof. • De buitenkant van de waterkoker wordt heet. Pak de kan alleen bij de handgreep beet. • Zorg dat het snoer niet zodanig hangt dat men erover zou kunnen struikelen of erachter blijft haken. • Trek altijd de stekker uit het stopcontact vóór het schoonmaken. Doe dit ook bij storingen. • Gebruik geen schurende of krassende schoonmaakmiddelen. • Gebruik de waterkoker alleen met bijbehorende voet. • Niet gebruiken als het apparaat of het snoer beschadigd is.
III.2 Smaakjesthee is slecht voor de tanden Thee is een populaire drank. Het is zelfs de populairste drank van de wereld. Thee is er tegenwoordig in allerlei smaakjes. Thee met een smaakje kan een aanslag op de tanden zijn. En dan gaat het met name om fruitsmaken. De fruitthee heeft een hoog zuurgehalte. Het zuurgehalte tast het glazuur aan. Dat schrijven wetenschappers in het wetenschappelijke tijdschrift Journal of Dentistry (Tijdschrift voor tandheelkunde). Onderzoekers van het Dental Hospital van Manchester bestudeerden het effect van verschillende theesoorten op de tanden en kiezen. Zij plaatsten daartoe, tanden die getrokken waren, in bakjes met onder meer zwarte bessen thee, vanillethee, gewone thee en water. Na veertien dagen werden de tanden onderzocht. Dit is een periode die kan worden vergeleken met het drinken van dagelijks drie kopjes thee, gedurende achttien jaar lang. Alleen de tanden die in het water of de gewone thee hadden gestaan, bleken onbeschadigd. De tanden in smaakjesthee waren aangetast in de glazuurlaag. Volgens de onderzoekers moeten liefhebbers van fruitthee direct na het drinken van een kopje vruchtenthee de mond spoelen met (bij voorkeur zout) water. Tandenpoetsen na het drinken van thee wordt afgeraden. Het door de thee zachter geworden glazuurlaagje zou namelijk door een poetsbeurt juist weggepoetst kunnen worden. De gezondheidseffecten van thee staan al jaren in de belangstelling. In het bijzonder de effecten op ons gebit. Onderzoekers aan een universiteit in Amerika meldden eerder al dat het drinken van zwarte thee, gaatjes kan voorkómen. In zwarte thee blijken bestanddelen te zitten die het de bacteriën moeilijk kunnen maken. De betreffende stoffen zijn in staat bacteriën te doden en/of de groei en zuuraanmaak te remmen. Hierdoor worden ontstekingen van het tandvlees en gaatjes juist tegengegaan. Ook van groene thee werd, onder meer door onderzoekers uit Japan, vastgesteld dat het de kans op gaatjes vermindert.
III.3 De Geleidehond: intelligent, vriendelijk en werklustig Veel mensen worden erdoor geroerd: een geleidehond die zijn blinde of slechtziende baas feilloos door drukke winkelcentra en chaotisch binnenstadverkeer heen helpt. Daarvoor heeft de onverstoorbare viervoeter een grondige opleiding achter de rug. Als je het in mensentermen vertaalt, is hij cum laude geslaagd op de universiteit. De training van een geleidehond start als hij een zeven weken jonge pup is. Dan komt hij bij een pleeggezin terecht. Zij helpen hem door zijn eerste hondenjaar heen. Eerst moet hij zindelijk worden. Daarna volgt een meer gerichte training. Hij moet wennen aan voorbijrazend verkeer, overvolle perrons, en valsblaffende soortgenoten. Ook worden hem de eerste commando‟s geleerd. Deze worden jaren later door zijn visueel-gehandicapte baas uitgesproken. Na een jaar gaat de pupil het huis uit. Dit is vaak een droevige gebeurtenis voor het pleeggezin. Acht maanden lang zal hij een opleiding volgen. Dat kan bijvoorbeeld bij de Geleidehondenschool van het KNGF (Koninklijke Nederlandse Geleidehonden Fonds) in Amstelveen. Maar niet alleen de hond krijgt een opleiding. Bij het KNGF krijgt de toekomstige baas eveneens onderwijs. Drie weken lang zal hij of zij moeten leren met de hond om te gaan. Eerst loopt de aanstaande hondenbezitter achter een instructeur aan. Deze heeft een tuigje omgegespt en speelt voor hond. De baas of bazin leert een heleboel commando‟s: van „oversteken‟ en „wachten‟ tot „ga naar de bakker‟. En ook wordt hij of zij geleerd dat de geleidehonden nog hun gewone hondse behoeften hebben. Ze moeten dagelijks lekker een uurtje kunnen rennen. Het KNGF fokt vrijwel alle honden zelf. Behalve een enkele herdershond, zijn het voornamelijk labradors, golden retrievers en kruisingen tussen beide rassen. Het zijn honden met een vriendelijk en werklustig karakter. Zij doen hun werk met plezier en hebben hun opleiding met evenveel plezier gevolgd, zonder dat er van enige dwang sprake was.
III.4 Winterwonderland in Noorwegen Zin in een optimaal wintergevoel!? Noorwegen zal je betoveren. Zeker als de meren en watervallen bevroren zijn en de ruige natuur bedekt wordt door een dik pak sneeuw. In oktober maakt de bevolking van Hemsedal zich op voor de winter. De koeien staan weer op stal. Hout wordt gehakt. Ski‟s worden tevoorschijn gehaald. Daarna is het wachten op de eerste sneeuwvlokken. Hier in het noorden is het een half jaar echt winter. Noorwegen ligt op dezelfde breedtegraad als Alaska en Siberië. Het klimaat is wel minder extreem dankzij de gunstige ligging aan de oceaan en de warme Golfstroom. Maar koud wordt het! Bij Scandinaviërs was Hemsedal al één van de populairste wintersportbestemmingen. Nu wordt de plek ook bij Nederlanders steeds geliefder. Het is een prachtig, sneeuwzeker gebied waar van november tot mei geskied kan worden. De fijne poedersneeuw haalt de beste skiër in je naar boven. Het maakt van de dennenbomen, bergen en blokhutten om je heen een magisch schouwspel. Er zijn vijftig afdalingen voor alle niveaus, uitgebreide langlaufpistes, een snowboardpark en een parcours voor de allerkleinsten. Ook zijn er veel offpiste mogelijkheden. Bijzonder aan wintersport in het noorden is dat het een stuk rustiger is dan in de Alpen. Bij de skiliften gaat het er minder gejaagd aan toe en de weidstand van het gebied en de pistes lijkt een goede invloed te hebben op ieders humeur. Complete families komen gezamenlijk de berg af met baby‟s in speciale sleetjes. Wie een dagje wat anders wil, kan een huskyof paardensledetocht maken, ijsklimmen op bevroren watervallen, sneeuwschoenwandelen, ijsvissen of lekker onderuitzakken in de sauna. Wat heel leuk is: een aantal pistes is ‟s avonds en zelfs ‟s nachts verlicht, zodat je lekker door kunt skiën. Niet alleen praktisch, die lampjes, ook heel romantisch. Kortom een prachtige vakantiebestemming!
III.5 Informatieblad Camping Janse Hartelijk welkom op camping Janse. Wij hopen dat u bij ons een aangename en zonnige vakantie zult hebben! In dit informatieblad vindt u voorwaarden, regels en nuttige informatie. Aankomst. Bij aankomst meldt u zich bij de receptie. De sleutel voor het openen van de slagboom verkrijgt u tegen een borg van € 20,00. Dit bedrag dient u contant te betalen. U plaatst uw kampeermiddel op de aangewezen plaats en op de aangegeven manier. Auto’s. Parkeren van uw auto of ander vervoermiddel is alleen toegestaan op de daarvoor aangewezen plaatsen. Rijden met uw auto of ander vervoermiddel is alleen toegestaan op de aangelegde wegen. De maximum snelheid op het terrein is 10 kilometer per uur. Denk aan spelende kinderen! Onnodig heen en weer rijden is niet toegestaan. Van 22.00 tot 7.00 uur mogen er geen auto‟s of andere gemotoriseerde vervoermiddelen op de camping rijden. Bezoekers. Bezoekers van onze gasten zijn welkom. Zij melden zich op de receptie en kunnen hun auto tegen betaling van € 2,50 parkeren op de parkeerplaats vooraan de camping. Bezoekers die blijven overnachten, dienen dit te melden. Zij betalen het geldende overnachtingstarief per persoon. Bijzettentje. Op uw plaats mag alleen een bijzettentje staan wanneer er iemand in overnacht. Honden. Honden worden op de camping niet toegelaten. Hek. Het toegangshek van de camping gaat ‟s nachts dicht, maar niet op slot. Wij verzoeken u het hek altijd achter u te sluiten. De poortjes naar de supermarkt en het strand zijn ‟s nachts wel op slot. Noodgevallen. Noodgevallen moet u altijd melden op de receptie. Indien deze gesloten is: blauwe knop van de deurtelefoon indrukken. Vertrek. De betaling van uw verblijf dient u te voldoen voor of tijdens verblijf. Niet op de dag dat u vertrekt. Op de dag van vertrek dient u de camping om uiterlijk 11.00 uur te verlaten. Let op: lever de sleutel van de slagboom in.
III.6 Laat uw vakantieplezier niet afpikken U gaat op vakantie om te genieten! Dat vakantieplezier laat u zich door niets of niemand afpikken. Onderstaande tips kunnen u daarbij helpen. Besef dat u altijd zelf verantwoordelijk bent. Als deze tips niet van toepassing zijn op uw situatie, zoek dan altijd naar de best mogelijke oplossing. Neem zo weinig mogelijk waardevolle spullen en contant geld mee op vakantie. Draag geld, betaalpasjes, cheques en reisdocumenten altijd op „bedekte‟ wijze bij u in een borst- of buiktasje. Houd zoveel mogelijk contact met camera‟s en tassen. Gaat u met uw auto op vakantie? - Laad uw auto en/of caravan alleen in op de dag van vertrek. - Parkeer uw auto bij rustpauzes bij voorkeur op een plaats waar u er zicht op kunt houden. - Laat nooit waardevolle spullen en waardevolle papieren achter in uw auto. Zorg ervoor dat uw overige bagage niet zichtbaar van buitenaf in de kofferbak ligt. - Sluit uw auto en/of caravan altijd goed af, ook tijdens rustpauzes of bij het tanken. - Neem bij overnachting onderweg uw bagage met u mee naar uw overnachtingsplaats. - Laad uw auto en/of caravan uit op de dag van aankomst. Gaat u met het vliegtuig, de bus, trein of boot op vakantie? - Neem uw waardevolle spullen, waardevolle papieren, breekbare spullen en medicijnen mee in uw handbagage. Bent u op uw bestemming? Laat uw waardevolle spullen en waardevolle papieren niet onbeheerd achter in uw hotelkamer, tent, caravan, auto, op het strand of waar dan ook. Maak gebruik van kluisjes wanneer deze aanwezig zijn. Een alternatief is dat u die spullen altijd bij u draagt. Mocht er ondanks hierboven genoemde voorzorgen toch iets misgaan, doe dan bij diefstal, vermissing of verlies van bagage, reisdocumenten en/of geld altijd direct aangifte bij de politie. Vraag een afschrift van het procesverbaal.
Bronvermelding: • Tekst I.1 Dief met één been steelt één schoen in België Bron: Metro 26 oktober 2009 • Tekst I.2 Water Bron: Leve je lijf (Tijdschrift DA) nummer 3 2008 • Tekst I.3 Het Spoorwegmuseum Bron: www.spoorwegmuseum.nl • Tekst I.4 Stokbrood met peterselieboter Bron: Libelle nr 2. 2010 • Tekst I.5 Gratis strooizout Bron:http://www.gemeentedelft.info/gvscriptvk/dspage.asp?objectid=1062&sessionid=1!f8xG 1nmb5!BNDecKa19fs5WzcV!ns3t!8jhb9sWMdBXGwqyxTagM31UqYyWNZ1 • Tekst I.6 Aanrijding door zwaan Bron: metro 12 januari 2010
• Tekst II.1 Zonnebloemen zaaien Bron: http://www.tuinservicebrabant.nl/index.php?main_page=page&id=67&chapter=9 • Tekst II.2 Postzegels voor kerst- en nieuwjaarspost Bron: achterkant van een velletje Decemberzegels • Tekst II.3 Hooikoorts Bron: Mooi (Tijdschrift van Etos) nummer 2 2008 • Tekst II.4 Johann Reis Bron: oefenteksten afasie : Teksten met vragen en discussiestukken voor mensen met Afasie. Afasiecentrum Rotterdam, logopediestudenten, Hogeschool Rotterdam 2 februari 2002 • Tekst II.5 Gevonden voorwerpen Bron: oefenteksten afasie : Teksten met vragen en discussiestukken voor mensen met Afasie. Afasiecentrum Rotterdam, logopediestudenten, Hogeschool Rotterdam 2 februari 2002 • Tekst II.6 Huidlagen Bron: Mooi (Tijdschrift van Etos) nummer 2 2008
• Tekst III.1 Gebruik van de waterkoker Bron: http://www.gebruikershandleiding.com/Princess-231111/handleiding-5-8188.html • Tekst III.2 Smaakjesthee is slecht voor de tanden Bron: De Telegraaf, 20-11-2001 • Tekst III.3 De geleidehond: intelligent, vriendelijk en werklustig Bron: oefenteksten afasie : Teksten met vragen en discussiestukken voor mensen met Afasie. Afasiecentrum Rotterdam, logopediestudenten, Hogeschool Rotterdam 2 februari 2002 • Tekst III.4 Winterwonderland in Noorwegen Bron: Ariadne at home, nr. 11, november 2009 • Tekst III.5 Informatieblad Camping Janse Bron: informatieblad Camping Janse, Zoutelande, 2008 • Tekst III.6 Laat uw vakantieplezier niet afpikken Bron: polisvoorwaarden, blue travel polis, Postbank, 2008
Beoordeling van de teksten
I.1 Dief met één been steelt één schoen in België Variabele
Beoordeling
Aanwezigheid van titel en tussenkopjes
Alleen titel
Titel en tussenkopjes verwoorden hoofdgedachte
Ja
Tekstlengte
1: 5 2: 74 3: 8
Globale vorm
1. aantal regels 2. aantal woorden 3. aantal zinnen
Staat de belangrijkste informatie vooraan? Gebruik van alinea’s
Ja Nee
Woordfrequentie, zinslengte en complexiteit Percentage laagfrequente woorden Gemiddelde lengte van de woorden
8.1 % 4.5 letters
Percentage woorden van 3 lettergrepen of meer
17.6 %
Gemiddelde zinslengte Percentage zinnen langer dan het gemiddelde
8 woorden 44.4 %
Percentage samengestelde zinnen
0%
Percentage samengestelde woorden Percentage jargon en /of leenwoorden
1.4 % 0% leenwoorden 0% jargon
Percentage uitleg van jargon en/of leenwoorden
N.v.t.
Percentage passieve zinnen Percentage nominalisaties
11.1 % 0%
Globale en lineaire sequentiële samenhang Definities van woorden, herhaling, samenvattingen en voorbeelden
Nee
Percentage verwijswoorden
4%
Chronologische opbouw ja/nee
Nee
Percentage zinnen met afwijkende woordvolgorde Hoeveelheid leestekens per zin
25 % 2
Pragmatische interpretaties Percentage zinnen met figuurlijk taalgebruik (waaronder beeldspraak, metaforen, gezegdes en woordgrappen) Lezer rechtstreeks aangesproken ja/nee
0%
Nee
I.2 Water Variabele
Beoordeling
Aanwezigheid van titel en tussenkopjes
Alleen titel
Titel en tussenkopjes verwoorden hoofdgedachte
Ja
Tekstlengte
1. 5 2. 68 3. 11
Globale vorm
1. aantal regels 2. aantal woorden 3. aantal zinnen
Staat de belangrijkste informatie vooraan? Gebruik van alinea’s
Nee Nee
Woordfrequentie, zinslengte en complexiteit Percentage laagfrequente woorden Gemiddelde lengte van de woorden
4.4 % 4.7 letters
Percentage woorden van 3 lettergrepen of meer Gemiddelde zinslengte Percentage zinnen langer dan het gemiddelde
10.3 % 6.2 woorden 45.5 %
Percentage samengestelde zinnen Percentage samengestelde woorden Percentage jargon en /of leenwoorden
0% 1.5 % 0%
Percentage uitleg van jargon en/of leenwoorden Percentage passieve zinnen
N.v.t. 9.0 %
Percentage nominalisaties Globale en lineaire sequentiële samenhang Definities van woorden, herhaling, samenvattingen en voorbeelden Percentage verwijswoorden
0% 1 herhaling 10.3 %
Chronologische opbouw ja/nee
N.v.t.
Percentage zinnen met afwijkende woordvolgorde Hoeveelheid leestekens per zin
9.1 % 1
Pragmatische interpretaties Percentage zinnen met figuurlijk taalgebruik (waaronder beeldspraak, metaforen, gezegdes en woordgrappen)
0%
Lezer rechtstreeks aangesproken ja/nee
Ja
I.3 Het Spoorwegmuseum Variabele
Beoordeling
Aanwezigheid van titel en tussenkopjes
Titel en 2 tussenkopjes Ja
Globale vorm
Titel en tussenkopjes verwoorden hoofdgedachte Tekstlengte
1. aantal regels 2. aantal woorden 3. aantal zinnen
Staat de belangrijkste informatie vooraan? Gebruik van alinea’s Woordfrequentie, zinslengte en complexiteit Percentage laagfrequente woorden
1. 14 2. 73 3. 12 N.v.t. Ja, 3 alinea’s 8.2 %
Gemiddelde lengte van de woorden Percentage woorden van 3 lettergrepen of meer Gemiddelde zinslengte
4.7 letters 9.1 % 6.1 woorden
Percentage zinnen langer dan het gemiddelde Percentage samengestelde zinnen
25 % 0%
Percentage samengestelde woorden Percentage jargon en /of leenwoorden Percentage uitleg van jargon en/of leenwoorden
8.2 % 5.5 % jargon
Percentage passieve zinnen
0%
Percentage nominalisaties Globale en lineaire sequentiële samenhang Definities van woorden, herhaling, samenvattingen en voorbeelden
0% 1.4 % 5 voorbeelden
Percentage verwijswoorden
2.7 %
Chronologische opbouw ja/nee Percentage zinnen met afwijkende woordvolgorde
Nee, n.v.t. 1.7 %
Hoeveelheid leestekens per zin Pragmatische interpretaties
1.4
Percentage zinnen met figuurlijk taalgebruik (waaronder beeldspraak, metaforen, gezegdes en woordgrappen)
0%
Lezer rechtstreeks aangesproken ja/nee
Nee
I.4 Stokbrood met peterselieboter Variabele
Beoordeling
Aanwezigheid van titel en tussenkopjes
Alleen titel
Titel en tussenkopjes verwoorden hoofdgedachte
Ja
Tekstlengte
1: 10 2: 68 3: 12
Globale vorm
1. aantal regels 2. aantal woorden 3. aantal zinnen
Staat de belangrijkste informatie vooraan? Gebruik van alinea’s
N.v.t. Ja
Woordfrequentie, zinslengte en complexiteit Percentage laagfrequente woorden Gemiddelde lengte van de woorden Percentage woorden van 3 lettergrepen of meer Gemiddelde zinslengte Percentage zinnen langer dan het gemiddelde
8.8 % 4.9 letters 20.6 % 5 woorden 41.6 %
Percentage samengestelde zinnen Percentage samengestelde woorden Percentage jargon en /of leenwoorden Percentage uitleg van jargon en/of leenwoorden
0% 10.3 % 0%
Percentage passieve zinnen
0%
N.v.t.
Percentage nominalisaties Globale en lineaire sequentiële samenhang Definities van woorden, herhaling, samenvattingen en voorbeelden Percentage verwijswoorden
0%
Chronologische opbouw ja/nee Percentage zinnen met afwijkende woordvolgorde Hoeveelheid leestekens per zin
Ja 0% 1
Nee 1.5 %
Pragmatische interpretaties Percentage zinnen met figuurlijk taalgebruik (waaronder beeldspraak, metaforen, gezegdes en woordgrappen) Lezer rechtstreeks aangesproken ja/nee
0%
Ja
I.5 Gratis strooizout Variabele
Beoordeling
Aanwezigheid van titel en tussenkopjes
Alleen titel
Titel en tussenkopjes verwoorden hoofdgedachte Tekstlengte 1. aantal regels 2. aantal woorden 3. aantal zinnen
Ja 1: 6 2: 73 3: 9
Staat de belangrijkste informatie vooraan?
Nee
Globale vorm
Gebruik van alinea’s Woordfrequentie, zinslengte en complexiteit
Nee
Percentage laagfrequente woorden Gemiddelde lengte van de woorden
8.2 % 5.2 letters
Percentage woorden van 3 lettergrepen of meer
21.9 %
Gemiddelde zinslengte Percentage zinnen langer dan het gemiddelde
8.1 woorden 33.3 %
Percentage samengestelde zinnen
0%
Percentage samengestelde woorden
9.6 % 0%
Percentage jargon en /of leenwoorden Percentage uitleg van jargon en/of leenwoorden Percentage passieve zinnen Percentage nominalisaties Globale en lineaire sequentiële samenhang Definities van woorden, herhaling, samenvattingen en voorbeelden
N.v.t. 0% 0% 3 voorbeelden 2 herhalingen
Percentage verwijswoorden
4.0 %
Chronologische opbouw ja/nee
Nee/n.v.t.
Percentage zinnen met afwijkende woordvolgorde Hoeveelheid leestekens per zin
33.3 % 1.3
Pragmatische interpretaties Percentage zinnen met figuurlijk taalgebruik (waaronder beeldspraak, metaforen, gezegdes en woordgrappen) Lezer rechtstreeks aangesproken ja/nee
0%
Ja
I.6 Aanrijding door zwaan Variabele
Beoordeling
Aanwezigheid van titel en tussenkopjes
Alleen titel
Titel en tussenkopjes verwoorden hoofdgedachte Tekstlengte 1. aantal regels 2. aantal woorden 3. aantal zinnen
Ja 1. 5 2. 72 3. 10
Staat de belangrijkste informatie vooraan?
Ja
Globale vorm
Gebruik van alinea’s Woordfrequentie, zinslengte en complexiteit
Nee
Percentage laagfrequente woorden Gemiddelde lengte van de woorden
6.9 % 5.3 letters
Percentage woorden van 3 lettergrepen of meer
16.7 %
Gemiddelde zinslengte Percentage zinnen langer dan het gemiddelde
7.2 woorden 40 %
Percentage samengestelde zinnen
0%
Percentage samengestelde woorden
1.4 % 0%
Percentage jargon en /of leenwoorden Percentage uitleg van jargon en/of leenwoorden Percentage passieve zinnen Percentage nominalisaties Globale en lineaire sequentiële samenhang Definities van woorden, herhaling, samenvattingen en voorbeelden
N.v.t. 0% 2.8 % 3 herhalingen
Percentage verwijswoorden
5.6%
Chronologische opbouw ja/nee
Ja
Percentage zinnen met afwijkende woordvolgorde Hoeveelheid leestekens per zin
20% 1.1
Pragmatische interpretaties Percentage zinnen met figuurlijk taalgebruik (waaronder beeldspraak, metaforen, gezegdes en woordgrappen) Lezer rechtstreeks aangesproken ja/nee
0%
Nee
II.1 Zonnebloemen Zaaien Variabele
Beoordeling
Aanwezigheid van titel en tussenkopjes
Titel en 2 tussenkopjes Ja
Globale vorm
Titel en tussenkopjes verwoorden hoofdgedachte Tekstlengte
1. aantal regels 2. aantal woorden 3. aantal zinnen
Staat de belangrijkste informatie vooraan? Gebruik van alinea’s
1. 17 2. 158 3. 18 Nee Ja, 3 alinea’s
Woordfrequentie, zinslengte en complexiteit Percentage laagfrequente woorden Gemiddelde lengte van de woorden
5.7 % 4.7 letters
Percentage woorden van 3 lettergrepen of meer Gemiddelde zinslengte
5.1 % 8.8 woorden
Percentage zinnen langer dan het gemiddelde
22.2 %
Percentage samengestelde zinnen
16.7 %
Percentage samengestelde woorden Percentage jargon en /of leenwoorden
5.7 % 0%
Percentage uitleg van jargon en/of leenwoorden Percentage passieve zinnen
N.v.t. 0%
Percentage nominalisaties Globale en lineaire sequentiële samenhang
0%
Definities van woorden, herhaling, samenvattingen en voorbeelden Percentage verwijswoorden
4 herhalingen
Chronologische opbouw ja/nee Percentage zinnen met afwijkende woordvolgorde
Ja 22.2 %
Hoeveelheid leestekens per zin Pragmatische interpretaties
3.2 %
1.3
Percentage zinnen met figuurlijk taalgebruik (waaronder beeldspraak, metaforen, gezegdes en woordgrappen)
16.7 %
Lezer rechtstreeks aangesproken ja/nee
Ja
II.2 Postzegels voor kerst- en nieuwjaarspost Variabele
Beoordeling
Aanwezigheid van titel en tussenkopjes
Alleen titel
Titel en tussenkopjes verwoorden hoofdgedachte
Ja
Tekstlengte
1: 17 2: 147 3: 15
Globale vorm
1. aantal regels 2. aantal woorden 3. aantal zinnen
Staat de belangrijkste informatie vooraan? Gebruik van alinea’s
Nee Ja, 3 alinea’s
Woordfrequentie, zinslengte en complexiteit Percentage laagfrequente woorden Gemiddelde lengte van de woorden Percentage woorden van 3 lettergrepen of meer Gemiddelde zinslengte Percentage zinnen langer dan het gemiddelde
13.6 % 5.2 letters 23.1 9.8 woorden 33.3 %
Percentage samengestelde zinnen Percentage samengestelde woorden Percentage jargon en /of leenwoorden Percentage uitleg van jargon en/of leenwoorden
13.3 % 12.2 % 0%
Percentage passieve zinnen
6.7 %
Percentage nominalisaties Globale en lineaire sequentiële samenhang Definities van woorden, herhaling, samenvattingen en voorbeelden Percentage verwijswoorden Chronologische opbouw ja/nee Percentage zinnen met afwijkende woordvolgorde Hoeveelheid leestekens per zin
N.v.t. 0.7 % 3 herhalingen 2.7 % Nee/n.v.t. 20 % 2.3
Pragmatische interpretaties Percentage zinnen met figuurlijk taalgebruik (waaronder beeldspraak, metaforen, gezegdes en woordgrappen) Lezer rechtstreeks aangesproken ja/nee
6.7 %
Ja
II.3 Hooikoorts Variabele
Beoordeling
Aanwezigheid van titel en tussenkopjes
Titel en 2 tussenkopjes Ja
Globale vorm
Titel en tussenkopjes verwoorden hoofdgedachte Tekstlengte
1. aantal regels 2. aantal woorden 3. aantal zinnen
Staat de belangrijkste informatie vooraan? Gebruik van alinea’s Woordfrequentie, zinslengte en complexiteit Percentage laagfrequente woorden
1: 16 2: 159 3: 15 Nee Ja 14.5 %
Gemiddelde lengte van de woorden Percentage woorden van 3 lettergrepen of meer Gemiddelde zinslengte
5.4 letters 22.6 % 11 woorden
Percentage zinnen langer dan het gemiddelde Percentage samengestelde zinnen
33.3 % 20.0 %
Percentage samengestelde woorden Percentage jargon en /of leenwoorden
10.1 % 0 % leenwoorden 3.1 % jargon 20 % jargon wél uitgelegd
Percentage uitleg van jargon en/of leenwoorden Percentage passieve zinnen Percentage nominalisaties
6,7 % 0,63 %
Globale en lineaire sequentiële samenhang Definities van woorden, herhaling, samenvattingen en voorbeelden Percentage verwijswoorden
1 definitie
Chronologische opbouw ja/nee
Nee , n.v.t.
Percentage zinnen met afwijkende woordvolgorde
20 %
Hoeveelheid leestekens per zin Pragmatische interpretaties
15,3 %
1.9
Percentage zinnen met figuurlijk taalgebruik (waaronder beeldspraak, metaforen, gezegdes en woordgrappen)
20 %
Lezer rechtstreeks aangesproken ja/nee
Ja
II.4 Johann Reis Variabele
Beoordeling
Aanwezigheid van titel en tussenkopjes
Alleen titel
Titel en tussenkopjes verwoorden hoofdgedachte
Ja
Tekstlengte
1: 12 2: 150 3: 16
Globale vorm
1. aantal regels 2. aantal woorden 3. aantal zinnen
Staat de belangrijkste informatie vooraan? Gebruik van alinea’s
N.v.t Ja, 3 alinea’s
Woordfrequentie, zinslengte en complexiteit Percentage laagfrequente woorden
8.7 %
Gemiddelde lengte van de woorden Percentage woorden van 3 lettergrepen of meer Gemiddelde zinslengte Percentage zinnen langer dan het gemiddelde
5.1 letters 18.0 % 9.4 woorden 43.8 %
Percentage samengestelde zinnen Percentage samengestelde woorden Percentage jargon en /of leenwoorden Percentage uitleg van jargon en/of leenwoorden
25 % 5.3 % 0%
Percentage passieve zinnen
12.5 %
Percentage nominalisaties Globale en lineaire sequentiële samenhang Definities van woorden, herhaling, samenvattingen en voorbeelden Percentage verwijswoorden Chronologische opbouw ja/nee Percentage zinnen met afwijkende woordvolgorde Hoeveelheid leestekens per zin Pragmatische interpretaties Percentage zinnen met figuurlijk taalgebruik (waaronder beeldspraak, metaforen, gezegdes en woordgrappen) Lezer rechtstreeks aangesproken ja/nee
N.v.t. 4.7 % 3 herhalingen 16.7 % Ja 18.8 % 1.6 6.3 %
Nee
II.4 Johann Reis Variabele
Beoordeling
Aanwezigheid van titel en tussenkopjes
Alleen titel
Titel en tussenkopjes verwoorden hoofdgedachte
Ja
Tekstlengte
1: 12 2: 150 3: 16
Globale vorm
1. aantal regels 2. aantal woorden 3. aantal zinnen
Staat de belangrijkste informatie vooraan? Gebruik van alinea’s
N.v.t Ja, 3 alinea’s
Woordfrequentie, zinslengte en complexiteit Percentage laagfrequente woorden Gemiddelde lengte van de woorden Percentage woorden van 3 lettergrepen of meer Gemiddelde zinslengte Percentage zinnen langer dan het gemiddelde
8.7 % 5.1 letters 18.0 % 9.4 woorden 43.8 %
Percentage samengestelde zinnen Percentage samengestelde woorden Percentage jargon en /of leenwoorden Percentage uitleg van jargon en/of leenwoorden
25 % 5.3 % 0%
Percentage passieve zinnen
12.5 %
Percentage nominalisaties Globale en lineaire sequentiële samenhang Definities van woorden, herhaling, samenvattingen en voorbeelden Percentage verwijswoorden Chronologische opbouw ja/nee Percentage zinnen met afwijkende woordvolgorde Hoeveelheid leestekens per zin
N.v.t. 4.7 % 3 herhalingen 16.7 % Ja 18.8 % 1.6
Pragmatische interpretaties Percentage zinnen met figuurlijk taalgebruik (waaronder beeldspraak, metaforen, gezegdes en woordgrappen) Lezer rechtstreeks aangesproken ja/nee
6.3 %
Nee
II.5 Gevonden voorwerpen Variabele
Beoordeling
Aanwezigheid van titel en tussenkopjes
Alleen titel
Titel en tussenkopjes verwoorden hoofdgedachte
Ja
Tekstlengte
1: 14 2: 158 3: 16
Globale vorm
1. aantal regels 2. aantal woorden 3. aantal zinnen
Staat de belangrijkste informatie vooraan? Gebruik van alinea’s
Ja Ja
Woordfrequentie, zinslengte en complexiteit Percentage laagfrequente woorden Gemiddelde lengte van de woorden Percentage woorden van 3 lettergrepen of meer Gemiddelde zinslengte Percentage zinnen langer dan het gemiddelde
10.1 % 4.9 letters 18.4 % 9.9 woorden 25 %
Percentage samengestelde zinnen Percentage samengestelde woorden Percentage jargon en /of leenwoorden Percentage uitleg van jargon en/of leenwoorden
25 % 2.5 % 0 % leenwoorden 1.86 % jargon Nee
Percentage passieve zinnen
18.8 %
Percentage nominalisaties Globale en lineaire sequentiële samenhang Definities van woorden, herhaling, samenvattingen en voorbeelden
5.1 % 1 voorbeeld 1 herhaling
Percentage verwijswoorden
3.2 %
Chronologische opbouw ja/nee Percentage zinnen met afwijkende woordvolgorde
Nee/n.v.t. 12.5 %
Hoeveelheid leestekens per zin Pragmatische interpretaties
1.6
Percentage zinnen met figuurlijk taalgebruik (waaronder beeldspraak, metaforen, gezegdes en woordgrappen)
0%
Lezer rechtstreeks aangesproken ja/nee
Ja
II.6 Huidlagen Variabele
Beoordeling
Aanwezigheid van titel en tussenkopjes
Titel en 3 tussenkopjes Ja
Globale vorm
Titel en tussenkopjes verwoorden hoofdgedachte Tekstlengte
1. aantal regels 2. aantal woorden 3. aantal zinnen
Staat de belangrijkste informatie vooraan? Gebruik van alinea’s Woordfrequentie, zinslengte en complexiteit Percentage laagfrequente woorden
1 13 2. 144 3. 17 N.v.t. Ja, 4 alinea’s 15.3 %
Gemiddelde lengte van de woorden Percentage woorden van 3 lettergrepen of meer Gemiddelde zinslengte
4.9 letters 18.1 % 8.5 woorden
Percentage zinnen langer dan het gemiddelde Percentage samengestelde zinnen
17.6 % 17.6 %
Percentage samengestelde woorden Percentage jargon en /of leenwoorden Percentage uitleg van jargon en/of leenwoorden
10.4 % 4.9 % jargon
Percentage passieve zinnen
0%
Percentage nominalisaties Globale en lineaire sequentiële samenhang Definities van woorden, herhaling, samenvattingen en voorbeelden
N.v.t. 0% 2 herhalingen 3 voorbeelden
Percentage verwijswoorden
6.3 %
Chronologische opbouw ja/nee Percentage zinnen met afwijkende woordvolgorde
Nee, n.v.t. 44.2 %
Hoeveelheid leestekens per zin Pragmatische interpretaties
1.1
Percentage zinnen met figuurlijk taalgebruik (waaronder beeldspraak, metaforen, gezegdes en woordgrappen)
11.8 %
Lezer rechtstreeks aangesproken ja/nee
Nee
III.1 Gebruik van de waterkoker Variabele
Beoordeling
Aanwezigheid van titel en tussenkopjes
Titel en 1 tussenkopje Ja
Globale vorm
Titel en tussenkopjes verwoorden hoofdgedachte Tekstlengte
1. aantal regels 2. aantal woorden 3. aantal zinnen
Staat de belangrijkste informatie vooraan? Gebruik van alinea’s Woordfrequentie, zinslengte en complexiteit Percentage laagfrequente woorden
1. 25 2. 312 3. 28 Nee Ja, 6 alinea’s 9.3%
Gemiddelde lengte van de woorden Percentage woorden van 3 lettergrepen of meer Gemiddelde zinslengte
4.8 letters 17.0%
Percentage zinnen langer dan het gemiddelde Percentage samengestelde zinnen
35.7 % 42.9 %
Percentage samengestelde woorden Percentage jargon en /of leenwoorden Percentage uitleg van jargon en/of leenwoorden
4.5 % 1.3 % jargon
Percentage passieve zinnen
10.7 %
Percentage nominalisaties Globale en lineaire sequentiële samenhang Definities van woorden, herhaling, samenvattingen en voorbeelden
11.1 woorden
0% 2.2 % 5 herhalingen
Percentage verwijswoorden
3.8 %
Chronologische opbouw ja/nee Percentage zinnen met afwijkende woordvolgorde
Nee, n.v.t. 28.6 %
Hoeveelheid leestekens per zin Pragmatische interpretaties
1.6
Percentage zinnen met figuurlijk taalgebruik (waaronder beeldspraak, metaforen, gezegdes en woordgrappen)
10.7 %
Lezer rechtstreeks aangesproken ja/nee
Nee
III.2 Smaakjesthee is slecht voor de tanden Variabele
Beoordeling
Aanwezigheid van titel en tussenkopjes
Alleen titel
Titel en tussenkopjes verwoorden hoofdgedachte
Ja
Tekstlengte
1. 25 2. 302 3. 24
Globale vorm
1. aantal regels 2. aantal woorden 3. aantal zinnen
Staat de belangrijkste informatie vooraan? Gebruik van alinea’s
Ja Ja, 5 alinea’s
Woordfrequentie, zinslengte en complexiteit Percentage laagfrequente woorden Gemiddelde lengte van de woorden Percentage woorden van 3 lettergrepen of meer Gemiddelde zinslengte Percentage zinnen langer dan het gemiddelde
14.6 % 5.4 letters 18.5 %
Percentage samengestelde zinnen Percentage samengestelde woorden Percentage jargon en /of leenwoorden Percentage uitleg van jargon en/of leenwoorden
45.8 % 6.0 % 3.0 % jargon
Percentage passieve zinnen
20.8 %
12.6 woorden 41.7 %
11.1 %
Percentage nominalisaties Globale en lineaire sequentiële samenhang Definities van woorden, herhaling, samenvattingen en voorbeelden Percentage verwijswoorden
3.6 %
Chronologische opbouw ja/nee Percentage zinnen met afwijkende woordvolgorde Hoeveelheid leestekens per zin
N.v.t. 25 % 1.6
1 definitie 7 herhalingen 3.3 %
Pragmatische interpretaties Percentage zinnen met figuurlijk taalgebruik (waaronder beeldspraak, metaforen, gezegdes en woordgrappen) Lezer rechtstreeks aangesproken ja/nee
25 %
Nee
III.3 De geleidehond: intelligent, vriendelijk en werklustig Variabele
Beoordeling
Aanwezigheid van titel en tussenkopjes
Alleen titel
Titel en tussenkopjes verwoorden hoofdgedachte
Ja
Tekstlengte
1: 25 2: 305 3: 27
Globale vorm
1. aantal regels 2. aantal woorden 3. aantal zinnen
Staat de belangrijkste informatie vooraan? Gebruik van alinea’s
Ja Ja, 4 alinea’s
Woordfrequentie, zinslengte en complexiteit Percentage laagfrequente woorden Gemiddelde lengte van de woorden Percentage woorden van 3 lettergrepen of meer Gemiddelde zinslengte Percentage zinnen langer dan het gemiddelde
17 % 5.4 letters 21.0 % 11.3 woorden 33.3 %
Percentage samengestelde zinnen Percentage samengestelde woorden Percentage jargon en /of leenwoorden
Percentage passieve zinnen
44.4 % 6.5 % 0.7 % leenwoorden 2.6 % jargon 37.5 % jargon wél uitgelegd 11.1 %
Percentage nominalisaties
3.0 %
Percentage uitleg van jargon en/of leenwoorden
Globale en lineaire sequentiële samenhang Definities van woorden, herhaling, samenvattingen en voorbeelden
1 definitie
Percentage verwijswoorden
10.5 %
Chronologische opbouw ja/nee Percentage zinnen met afwijkende woordvolgorde
Nee, n.v.t. 48.1 %
Hoeveelheid leestekens per zin
1.7
Pragmatische interpretaties Percentage zinnen met figuurlijk taalgebruik (waaronder beeldspraak, metaforen, gezegdes en woordgrappen)
11.1 %
Lezer rechtstreeks aangesproken ja/nee
Nee
III.4 Winterwonderland in Noorwegen Variabele
Beoordeling
Aanwezigheid van titel en tussenkopjes
Alleen titel
Titel en tussenkopjes verwoorden hoofdgedachte
Ja
Tekstlengte
1: 22 2: 300 3: 26
Globale vorm
1. aantal regels 2. aantal woorden 3. aantal zinnen
Staat de belangrijkste informatie vooraan? Gebruik van alinea’s
Nee Ja, 2 alinea’s
Woordfrequentie, zinslengte en complexiteit Percentage laagfrequente woorden Gemiddelde lengte van de woorden Percentage woorden van 3 lettergrepen of meer Gemiddelde zinslengte Percentage zinnen langer dan het gemiddelde
19.3 % 5.1 letters 18.7 % 11.5 woorden 34.6 %
Percentage samengestelde zinnen Percentage samengestelde woorden Percentage jargon en /of leenwoorden
46.2 % 8.0 % 1.3 % leenwoorden 4.7 % jargon 0% 15.4 % 1.3 %
Percentage uitleg van jargon en/of leenwoorden Percentage passieve zinnen Percentage nominalisaties Globale en lineaire sequentiële samenhang Definities van woorden, herhaling, samenvattingen en voorbeelden
Nee
Percentage verwijswoorden
3.3 %
Chronologische opbouw ja/nee
Nee, n.v.t.
Percentage zinnen met afwijkende woordvolgorde Hoeveelheid leestekens per zin
38.5 % 2.0
Pragmatische interpretaties Percentage zinnen met figuurlijk taalgebruik (waaronder beeldspraak, metaforen, gezegdes en woordgrappen) Lezer rechtstreeks aangesproken ja/nee
46.2 %
Nee
III.5 Informatieblad Camping Janse Variabele
Beoordeling
Aanwezigheid van titel en tussenkopjes
Titel en 9 tussenkopjes Ja
Globale vorm
Titel en tussenkopjes verwoorden hoofdgedachte Tekstlengte
1. aantal regels 2. aantal woorden 3. aantal zinnen
Staat de belangrijkste informatie vooraan? Gebruik van alinea’s Woordfrequentie, zinslengte en complexiteit Percentage laagfrequente woorden
1. 27 2. 314 3. 28 N.v.t. Ja, 9 alinea’s 12.1 %
Gemiddelde lengte van de woorden Percentage woorden van 3 lettergrepen of meer Gemiddelde zinslengte
4.9 letters 18.5 % 11.2 woorden
Percentage zinnen langer dan het gemiddelde Percentage samengestelde zinnen
42.9 % 39.3 %
Percentage samengestelde woorden Percentage jargon en /of leenwoorden Percentage uitleg van jargon en/of leenwoorden
5.1 % 0%
Percentage passieve zinnen
14.3 %
Percentage nominalisaties Globale en lineaire sequentiële samenhang Definities van woorden, herhaling, samenvattingen en voorbeelden
N.v.t. 2.5 % 1 herhaling
Percentage verwijswoorden
3.5 %
Chronologische opbouw ja/nee Percentage zinnen met afwijkende woordvolgorde
Nee, n.v.t. 35.7 %
Hoeveelheid leestekens per zin Pragmatische interpretaties
1.8
Percentage zinnen met figuurlijk taalgebruik (waaronder beeldspraak, metaforen, gezegdes en woordgrappen)
0%
Lezer rechtstreeks aangesproken ja/nee
Ja
III.6 Laat uw vakantieplezier niet afpikken Variabele
Beoordeling
Aanwezigheid van titel en tussenkopjes
Ja, titel en tussenkopjes Titel: nee Tussenkopjes: ja
Globale vorm
Titel en tussenkopjes verwoorden hoofdgedachte Tekstlengte
1. aantal regels 2. aantal woorden 3. aantal zinnen
Staat de belangrijkste informatie vooraan? Gebruik van alinea’s Woordfrequentie, zinslengte en complexiteit Percentage laagfrequente woorden
1: 30 2: 302 3: 25 Nee Ja, 6 alinea’s 15.2 %
Gemiddelde lengte van de woorden
4.9 letters
Percentage woorden van 3 lettergrepen of meer
21.5 %
Gemiddelde zinslengte Percentage zinnen langer dan het gemiddelde
12.1 woorden 36 %
Percentage samengestelde zinnen
36 %
Percentage samengestelde woorden Percentage jargon en /of leenwoorden
4.6 % 0.9 % jargon
Percentage uitleg van jargon en/of leenwoorden
0%
Percentage passieve zinnen
0%
Percentage nominalisaties Globale en lineaire sequentiële samenhang Definities van woorden, herhaling, samenvattingen en voorbeelden
2.6 % 6 herhalingen
Percentage verwijswoorden Chronologische opbouw ja/nee
2.0 % Nee/n.v.t.
Percentage zinnen met afwijkende woordvolgorde
4%
Hoeveelheid leestekens per zin
2.2
Pragmatische interpretaties Percentage zinnen met figuurlijk taalgebruik (waaronder beeldspraak, metaforen, gezegdes en woordgrappen) Lezer rechtstreeks aangesproken ja/nee
8%
Ja
Beoordeling Texamen [ Als referentie bij het beoordelen van de teksten volgens onze eigen criteria zijn wij in de gelegenheid gesteld om de teksten ook te laten beoordelen middels Texamen. Texamen is een instrument waarmee je het taalniveau van teksten kunnen diagnosticeren (Wat is de kwaliteit van een tekst? en Wat is het taalniveau van de tekst) en analyseren (Welke elementen zijn verantwoordelijk voor de hoogte van het taalniveau?). Met Texamen zou begrijpelijkheid concreet en meetbaar kunnen worden gemaakt, gekoppeld aan taalniveaus. De Raad van Europa heeft een meetlat gemaakt waarmee je het taalniveau van mensen kunt meten: het Common European Framework (CEF). Dit onderscheidt de volgende niveaus: A1, A2, B1, B2, C1 en C2. A1 is het laagste taalniveau en C2 het hoogste. Deze meetlat is geschikt voor alle Europese talen. Met deze meetlat kun je niet alleen het taalniveau van mensen meten, maar ook het taalniveau van teksten. Texamen is dus een instrument dat dit taalniveau van teksten meet. Hier wordt de beoordeling van Texamen weergegeven. Per ingevoerde tekst geeft texamen als resultaat een taalniveau aan. Daarnaast geeft texamen aan welke tekstkenmerken daarvoor verantwoordelijk zijn. Er worden 6 kenmerken gegradeerd op een 6-puntsschaal. (Texamen is een leesbaarheidsformule met 20 variabelen maar er worden er maar zes weergegeven omdat deze concreet zijn aan te passen door schrijvers die hun tekst begrijpelijker willen maken.) Alvorens Texamen de berekening van taalniveau maakt, zijn er eerst drie vragen over de tekst die je zelf dient te beantwoorden: 1 Staat het belangrijkste van de tekst in het begin? ▪ altijd of bijna altijd ▪ soms wel ▪ nooit ▪ weet ik niet ▪ er zijn geen hoofdgedachtes 2 Hoeveel figuurlijke uitdrukkingen komen er in de tekst voor? 3 Legt de schrijver jargonwoorden uit? ▪ altijd of bijna altijd ▪ soms wel ▪ nooit ▪ weet ik niet ▪ er zijn geen jargonwoorden ]
Resultaat: Dief met één been steelt één schoen in België
Resultaat: Water
Resultaat: Het Spoorwegmuseum
Resultaat: Stokbrood met peterselieboter
Resultaat: Gratis strooizout
Resultaat: Aanrijding door zwaan
Resultaat: Zonnebloemen zaaien
Resultaat: Postzegels voor kerst- en nieuwjaarspost
Resultaat: Hooikoorts
Resultaat: Johann Reis
Resultaat: Gevonden voorwerpen
Resultaat: Huidlagen
Resultaat: Gebruik van de waterkoker
Resultaat: Smaakjesthee is slecht voor de tanden
Resultaat: De geleidehond: intelligent, vriendelijk en werklustig
Resultaat: Winterwonderland in Noorwegen
Resultaat: Informatieblad camping Janse
Resultaat: Laat uw vakantieplezier niet afpikken
Vragen bij de teksten
Tekst I.1 Dief met één been steelt één schoen ▪ Vraag 1: Waarom heeft justitie de man en de vrouw vrijgelaten? Antwoord: Het paar bleek in een zeer armoedige situatie te leven. Deze informatie is minder belangrijk in de tekst en men zou daar sneller overheen kunnen lezen; Het staat ook aan het einde van de tekst (aandacht verslapt); en de lezer moet een relatie leggen tussen twee zinnen die niet expliciet wordt gegeven. ▪ Vraag 2: Waarom stalen de man en vrouw maar 1 schoen? Antwoord: De man heeft maar 1 been. De clou van het verhaal wordt gesnapt.
Tekst I.2 Water ▪ Vraag 1: Waarom moet je op warme dagen water drinken? Antwoord: Om het met zweten verloren vocht weer aan te vullen (het antwoord is dus tweeledig: zowel het verliezen van zweet moet genoemd worden als het weer aanvullen van vocht.) Het doel van de tekst is begrepen. ▪ Vraag 2: Waarom zweet je op warme dagen? Antwoord: Om je lichaam af te laten koelen. Je moet een verband begrijpen dat gelegd wordt door een verwijswoord: daardoor.
Tekst I.3 Het Spoorwegmuseum ▪ Vraag 1: Wat zul je niet tegenkomen in het spoorwegmuseum? a) stoommachines b) rijtuigen c) stoomboten d) treinstellen Antwoord: C Een stoomboot is zowel semantisch (verder) verwant omdat het een voertuig is, daarnaast is het qua woordvorm verwant (‘stoom-‘) ▪ Vraag 2: U wilt met uw familie op maandagmiddag naar het spoorwegmuseum. Kan dat? Antwoord: nee (het museum is dan gesloten) Men moet begrijpen dat als het museum van dinsdag tot zondag open is dat het dus maandag gesloten is.
▪ Vraag 3: U bent ouder dan 65 jaar en in het bezit van een museumjaarkaart. Hoeveel kost de entree? Antwoord: niets, toegang is gratis met een museumjaarkaart. Men moet begrijpen dat als je een museumjaarkaarthouder bent, je altijd gratis naar binnen, mag ongeacht de leeftijd. Het noemen van zowel een leeftijd als het bezitten van een museumjaarkaart kan verwarrend zijn als men dit niet begrijpt. Ook het vasthouden van concentratie tot het einde van de tekst wordt gemeten.
Tekst I.4 Stokbrood met peterselieboter ▪ Vraag 1: Welk ingrediënt heb je niet nodig voor het maken van de peterselieboter? a) knoflook b) stokbrood c) citroensap d) peterselie Antwoord: B Men moet hebben begrepen dat de peterselieboter eerst wordt gemaakt alvorens het op het stokbrood wordt gesmeerd. ▪ Vraag 2: U wilt dit recept maken. U heeft niet meer in huis, welke boodschappen moet u doen? Antwoord: boter, knoflook, peterselie, zout, peper, citroensap, stokbrood en aluminiumfolie. Wanneer in het antwoord peterselieboter voorkomt heeft men niet begrepen dat dit moet worden gemaakt. Men moet daarnaast niet het stokbrood en de aluminiumfolie vergeten (en dus niet alleen de ingrediënten uit de opsomming noemen) ▪ Vraag 3: Waarin moet het stokbrood verpakt worden, voor het in de oven gaat? a) vershoudfolie b) keukenpapier c) aluminiumfolie d) nergens in Antwoord: C Antwoord a is semantisch het meest verwant, antwoord b is semantisch verder verwant, antwoord d is een irrelevante afleider.
Tekst I.5 Gratis strooizout ▪ Vraag 1: Welke wegen worden door de gemeente veilig gemaakt bij gladheid? Noem de 2 antwoorden die in de tekst beschreven staan.
Antwoord: De openbare wegen en de wegen rondom openbare gebouwen. De mensen die deze tekst lezen, moeten begrijpen dat de gemeente zorgt dat de openbare wegen gewoon begaanbaar zijn. Ze zijn alleen verantwoordelijk voor hun eigen straat. ▪ Vraag 2: Op welke twee plekken kunt u strooizout halen? Antwoord: Bij Stadsbeheer en bij de zoutbakken. Het doel van deze tekst is dat de mensen weten dat ze zout kunnen ophalen om hun eigen straat begaanbaar te maken. Ze moeten dan wel weten waar ze dit zout kunnen halen. ▪ Vraag 3: Wat moet u voor het strooizout betalen? a) 10 euro per emmer b) niets c) voor de eerste emmer niets, daarna 5 euro per emmer d) 1 euro per 100 gram strooizout Antwoord: B Iedereen kan maximaal één emmer halen, maar het kost niets. Antwoord a en d zijn irrelevant, want er wordt niet over bedragen gesproken. Antwoord c kan verwarrend zijn, omdat er gezegd wordt dat je maar één emmer mag halen. Dan is het in ieder geval gratis. Verder wordt hier niets over gezegd.
Tekst I.6 Aanrijding door zwaan ▪ Vraag 1: Hoe is de aanrijding met 4 auto’s ontstaan? Antwoord: Een chauffeur probeerde een zwaan te ontwijken en remde. Er staan geen cohesieve elementen in het deel van de tekst waar het antwoord in staat, toch moet de coherentie begrepen worden om het te kunnen begrijpen. ▪ Vraag 2: Waar kwam de tweede chauffeur terecht? En waarom? Antwoord: Op de andere rijstrook, omdat het glad was. Er wordt van vier chauffeurs beschreven wat er met ze gebeurd. Zo belandde een vierde chauffeur in de sloot. Dit kan verwarrend zijn. Er moet dus goed gelezen worden wat met welke chauffeur gebeurde.
Tekst II.1 Zonnebloemen zaaien ▪ Vraag 1: Wanneer mogen de plantjes in de volle grond gezet worden? Antwoord: Als de stekjes voldoende wortels hebben. De lezer moet een relatie leggen tussen twee zinnen die niet expliciet wordt gegeven. Concentratie tot het einde van de tekst. ▪ Vraag 2: Hoe lang duurt het voordat de stekjes in de volle grond geplaatst mogen worden? Antwoord: Ongeveer 3 weken Óf ▪ Vraag 3: Hoe diep moeten de zaadjes in de potgrond? Antwoord: ongeveer 2 centimeter Het antwoord (op vraag 2 en 3) moet je over meerdere zinnen lezen. ▪ Vraag 4: Wat is de goede volgorde? a) Grond in de pot; water geven; zaadje in de grond duwen b) Grond in de pot; kuiltje maken in de potgrond; zaadje grond; potgrond eroverheen c) Zaadje in het potje; grond eroverheen; grond aanduwen d) Grond in de pot; kuiltje maken in de potgrond; water geven; zaadje in de grond Antwoord: B Om deze gebruiksaanwijzing toe te passen, moet je goed de volgorde van de stappen weten om het juiste resultaat te krijgen.
Tekst II.2 Postzegels voor kerst- en nieuwjaarspost ▪ Vraag 1: Wat is er speciaal aan Decemberzegels? Antwoord: Ze maken de post extra feestelijk en ze zijn 10 cent goedkoper. Het is een tweeledig antwoord, beiden delen moeten genoemd worden ▪ Vraag 2: U wilt 1 januari een nieuwjaarskaart sturen aan uw familie in Amerika. Mag u een Decemberzegel gebruiken? a) Nee, want Decemberzegels mag je alleen gebruiken in December b) Nee, je moet gewone postzegels gebruiken c) Ja, maar je moet bijplakken tot het buitenlandtarief d) Ja, dit mag want ze zijn geldig tot 6 januari Antwoord: C Er moet rekening gehouden worden met meerdere regels rondom de Decemberzegels. ▪ Vraag 3: Wat klopt er niet? Decemberzegels zijn voor al uw post tot en met 50 gram binnen Nederland.
Antwoord: Alleen voor kerst- en nieuwjaarskaarten. Dat de Decemberzegels alleen voor kerst- en Nieuwjaarspost bedoeld zijn, wordt nergens in de tekst expliciet vermeld. Deze informatie is wel duidelijk maar impliciet.
Tekst II.3 Hooikoorts ▪ Vraag 1: Voor wie kan de lente een vervelend seizoen zijn? Antwoord: Mensen met hooikoorts. Het antwoord staat niet letterlijk in de tekst, de tekst moet begrepen om het antwoord te kunnen geven. ▪ Vraag 2: Wat kunnen symptomen zijn van hooikoorts? a) Een loopneus, niesbuien en traanogen b) Traanogen, jeukende ogen en stress c) Jeukende ogen, haaruitval en eczeem d) Hoestbuien, niesbuien en een loopneus Antwoord: A Antwoord c is irrelevant, omdat er dingen genoemd worden die niet in de tekst staan en niets met hooikoorts te maken hebben. Antwoord b en d zouden kunnen, maar niet alles klopt. Er worden wel dingen in genoemd die ook in de tekst voorkomen. ▪ Vraag 3: Wat kun je doen om de symptomen van hooikoorts te verminderen? Noem minimaal 4 mogelijkheden. Mogelijke antwoorden: hooikoortsfilter, pollenhor, buitenactiviteiten afstemmen op het pollenweerbericht, goed eten, goed slapen, stress vermijden, voldoende beweging, gebruik van geneesmiddelen. De hele laatste alinea moet gelezen en begrepen zijn om 4 antwoorden te kunnen geven.
Tekst II.4 Johann Reis ▪ Vraag 1: Waar is Johann Reis de uitvinder van? a) De mobiele telefoon b) De fax c) De telefoon d) Het antwoordapparaat Antwoord: C
Alle antwoorden zijn semantisch gerelateerd. Antwoord b staat er het verst vanaf omdat het een ander apparaat is, antwoord a is het meest gerelateerd, men moet snappen dat het veel later werd ontworpen. ▪ Vraag 2: Waarom ging Johann op reis? a) Het moest van zijn grootouders b) Om zijn uitvinding te publiceren c) Om leraar in de natuurkunde te worden d) Hij ging niet op reis. Antwoord: D Deze vraag kan verwarring scheppen in verband met de achternaam van de man. ▪ Vraag 3: Wat klopt hier niet?: “Johann werd in Frankrijk geboren. Hij kreeg privé-lessen scheikunde, natuurkunde en wiskunde. Hij stierf in 1834 aan Tuberculose” Antwoord: Johann werd geboren in Frankfurt bovendien stierf hij niet in 1834, toen werd hij geboren. Er moeten twee fouten uit de zinnen worden gehaald, men zou er snel een over het hoofd kunnen zien. De fouten moet je in heel de tekst zoeken. De fouten zijn verwarrend omdat Frankrijk qua woordvorm lijkt op Frankfurt, en het jaartal 1834 ergens anders in de tekst wel voorkomt.
Tekst II.5 Gevonden voorwerpen ▪ Vraag 1: U vindt 50 euro op straat. Moet u dan aangifte doen van uw vondst? a) Ja, altijd b) Nee, alleen als u het vindt in een andere stad of een ander dorp c) Ja, want het bedrag is hoger dan 25 euro d) Nee, u hoeft nooit aangifte te doen als u geld vindt Antwoord: A In de tekst wordt beschreven dat aangifte verplicht is als men een vondst doen. Door middel van deze casus kan bepaald worden of iemand dat ook echt begrepen heeft. Antwoord b en c zijn irrelevant, want hierover wordt niets gezegd. Antwoord a en d staan tegenover elkaar. ▪ Vraag 2: Wanneer krijgt de vinder een beloning? a) b) c) d)
Er moet echt sprake zijn van vinden. Het voorwerp moet onbeheerd zijn aangetroffen. De vinder moet zich over de vondst hebben ontfermd. Als a, b en c alledrie gelden
Antwoord: D De vinder heeft niet altijd recht op een beloning, alleen als aan alle drie de eisen wordt voldaan. ▪ Vraag 3: Wat verstaat men onder een ‘redelijke beloning’? Antwoord: 10 % van de dagwaarde is het uitgangspunt. Er staat geen cohesief element tussen de twee zinnen de vraag en het antwoord zijn terug te vinden. Toch moet begrepen worden dat de tweede zin een ‘uitleg’ is van wat bedoeld wordt met een ‘redelijke beloning’
Tekst II.6 Huidlagen ▪ Vraag 1: Met je huid kun je voelen, wat is een andere belangrijke functie van de huid? Antwoord: Het beschermt je tegen allerlei invloeden van buitenaf. Er staat niet direct in de tekst vermeld dat het voelen een belangrijke functie is van de huid, bovendien staat het verder in de tekst dan het antwoord. ▪ Vraag 2: In welke huidlaag bevinden zich vetcelletjes? Antwoord: In het onderhuids bindweefsel Verwijswoorden moeten begrepen worden en men moet gebruik maken van de tussenkopje ▪ Vraag 3: Waar op het lichaam is de opperhuid het dunst? a) op het gezicht b) op de handen c) rond de ogen d) op de hals Antwoord: D Zowel de huid op het gezicht wordt genoemd als de huid rondom de ogen. Het cohesieve element ‘vooral’ moet worden begrepen.
Tekst III.1 Gebruik van de waterkoker ▪ Vraag 1: Waarom moet voor het eerste gebruik van de waterkoker een volle kan water worden gekookt? Antwoord: Om de kan te reinigen Er wordt hier gevraagd naar een belangrijke eerste stap na het aanschaffen van de waterkoker. ▪ Vraag 2: Waar dient de droogkookbeveiliging voor
Antwoord: Wanneer de kan droog aangezet wordt, zal deze hem automatisch uitschakelen. Dit is een begripsvraag, bovendien moet er een moeilijke zin worden begrepen. ▪ Vraag 3: Welke van de volgende raadgevingen klopt niet? a) Voor het schoonmaken moet u de stekker uit het stopcontact trekken. b) U moet het toestel op een stevig en stabiel oppervlak plaatsen. c) U kunt het apparaat ook gebruiken om andere vloeistoffen dan water in te koken. d) Gebruik geen schurende of krassende schoonmaakmiddelen. Antwoord: C Het goede antwoord moet niet gezocht worden onder het kopje raadgevingen, maar aan het begin van de tekst. Het gaat dus niet alleen om het begrijpen van de laatste alinea. ▪ Vraag 4: Waarom moet de hoeveelheid water altijd tussen de minimum en maximum vulstrepen liggen? Noem 2 redenen. Antwoord: Bij te weinig water zal de kan te vroeg uitschakelen. Bij teveel kan het water overkoken De verbanden in de alinea (2) zijn niet expliciet.
Tekst III.2 Smaakjesthee is slecht voor de tanden ▪ Vraag 1: Waarom is een hoog zuurgehalte in fruitthee slecht voor je tanden? Antwoord: Het tast je glazuur aan. De lezer moet begrijpen dat het glazuur op de tanden zit. ▪ Vraag 2: Wat kun je het beste doen na het drinken van fruitthee? a) Je tanden poetsen b) Je mond spoelen met zout water c) Een pepermuntje eten d) Flossen Antwoord: B Antwoord a en b staan beide in de tekst en lijken allebei logisch, echter antwoord a wordt juist afgeraden. Antwoord c en d staan niet in de tekst maar zijn semantisch (verder) gerelateerd. ▪ Vraag 3: Welke tanden bleven na het onderzoek onbeschadigd? Antwoord: de tanden die in het water of de gewone thee hadden gestaan.
Er wordt in deze tekst een onderzoek besproken en hier wordt gevraagd naar het resultaat van dit onderzoek. Dit is de aanleiding van het artikel. Bovendien moet begrepen worden wat met ‘het onderzoek’ wordt bedoeld, dit staat niet letterlijk in de tekst vermeld. ▪ Vraag 4: Welke thee die niet slecht is voor de tanden, kunt u wel drinken? Antwoord: gewone thee, groene thee en zwarte thee. De antwoorden staan niet opgesomd in de tekst maar moeten uit de hele tekst worden gehaald.
Tekst III.3 De geleidehond: intelligent, vriendelijk en werklustig ▪ Vraag 1: Wanneer begint de geleidehond aan zijn opleiding? Antwoord: Als hij een zeven weken jong pup is. Deze vraag is letterlijk te vinden in de tekst, maar je moet het wel gelezen en begrepen hebben. ▪ Vraag 2: Wie verzorgd de opleiding tot geleidehond? Antwoord: De KNGF (Koninklijke Nederlandse Geleidehonden Fonds) De tekst moet zijn begrepen wil men de vraag goed kunnen interpreteren. ▪ Vraag 3: De toekomstige baas of bazin moet ook veel leren. Noem twee dingen. Antwoorden: commando’s geven (als ‘oversteken’, ‘wachten’, ‘ga naar de bakker’); dat de geleidehond ook zijn gewone hondse behoeften heeft. Dit antwoord moet gezocht worden in een hele alinea. Deze moet dan ook helemaal gelezen en begrepen worden. Daarnaast moeten 2 antwoorden gegeven worden. ▪ Vraag 4: Welke hondenrassen worden door de KNGF opgeleid tot geleidehond? a) Labradors, border collies en herdershonden b) Golden retrievers, herdershonden en labradors c) Golden retrievers, border collies en sint bernards d) Alle honden zijn geschikt Antwoord: B De tekst moet zijn begrepen wil men de vraag goed kunnen interpreteren.
Tekst III.4 Winterwonderland ▪ Vraag 1: Wat kun je niet doen in Hemsedal? a) Een huskytocht
b) Sneeuwschoenwandelen c) Naar de sauna d) Naar een pretpark ‘Wonderland’ Antwoord: D In het hele tweede deel van de tekst wordt genoemd wat je allemaal kunt doen. Men moet de informatie goed kunnen filteren. ▪ Vraag 2: Waarom is Hemsedal in Noorwegen een prachtige vakantiebestemming? Noem minimaal 4 redenen. Mogelijke antwoorden: Het is een sneeuwzeker gebied, er kan van november tot mei geskied worden, de omgeving is mooi, het is een stuk rustiger dan in de Alpen, er zijn veel ski- langlauf- en snowboard mogelijkheden, Je kunt er ook ’s avonds en ’s nachts skieen, er zijn nog allerlei andere dingen te doen, etc. Hier geldt hetzelfde als voor vraag 1. Deze informatie moet men kunnen filtreren uit de hele tekst. ▪ Vraag 3: Waarom is het klimaat in Hemsedal minder extreem dan in Alaska en Siberie? Antwoord: Door de gunstige ligging aan de oceaan en de warme golfstroom. Antwoord is letterlijk terug te vinden in de tekst. Het woord ‘dankzij’ moet begrepen worden. ▪ Vraag 4: Bij wie wordt Hemsedal als wintersportbestemming steeds geliefder? a) Scandinaviërs b) Nederlanders c) Siberiërs d) Polen Antwoord: B Antwoord d is ‘irrelevant’; antwoord c ook, maar Siberië wordt wel genoemd in de tekst; antwoord a kan verwarring scheppen, maar bij Scandinaviërs was Hemsedal al geliefd.
Tekst III.5 Informatieblad Camping Janse ▪ Vraag 1: Wat doet u als eerste als u op de camping komt? Antwoord: Melden bij de receptie. Het antwoord is letterlijk te vinden in de tekst, men kan uit de vraag opmaken dat aan het begin van de tekst gezocht moet worden.
▪ Vraag 2: U bent de hele dag weggeweest en komt ’s avonds om 12 uur bij de camping terug. Mag u dan de camping op rijden om uw auto bij uw tent/caravan te parkeren? a) Nee, er mogen geen auto’s op de camping. b) Ja, als u zich maar aan de maximale snelheid van 10 kilometer per uur houdt. c) Nee, van 22.00 tot 7.00 uur mogen er geen auto’s of andere gemotoriseerde vervoermiddelen op de camping rijden. d) Ja, als u maar op de aangelegde wegen blijft. Antwoord: C Antwoord a is irrelevant, want auto’s zijn toegestaan. Er gelden echter wel regels. Deze zijn meegenomen in antwoord b en d. Deze regels zijn nu echter niet van toepassing, want tussen 11 en 7 mogen er geen auto’s op de camping rijden. ▪ Vraag 3: U heeft uw vrienden op bezoek en zij willen blijven slapen in een bijzettentje. Mag dat? a) Nee, uw bezoek mag niet overnachten op de camping. b) Ja, ze kunnen gratis overnachten. c) Ja, maar ze betalen ook het geldende overnachtingstarief per persoon. d) Nee, want u mag geen bijzettentje plaatsen. Antwoord: C Voor antwoord a en b moet begrepen worden dat je bezoek mag ontvangen en dat bezoek mag blijven slapen, maar daar wel voor moet betalen. Antwoord d is verwarrend, omdat in de tekst staat dat je alleen een bijzettentje mag hebben als er iemand in overnacht. In dit geval mag je dus wel een bijzettentje hebben. ▪ Vraag 4: Wat klopt er niet? Noem 2 dingen. De betaling van uw verblijf dient u te voldoen voor of tijdens verblijf. Dit kan ook op de dag dat u vertrekt. Op de dag van vertrek mag u zelf bepalen wanneer u de camping verlaat. Antwoord: U mag niet betalen op de dag van vertrek en u dient uiterlijk 11 uur de camping te verlaten. Er zijn twee belangrijke details gewijzigd in dit stukje.
Tekst III.6 Laat uw vakantieplezier niet afpikken ▪ Vraag 1: Waar komt deze tekst waarschijnlijk uit? a) de krant b) een brief van de gemeente c) een reisverzekeringspolis d) een folder van een beveiligingsbedrijf Antwoord: C
(Het doel van) de tekst moet begrepen worden wil men dit antwoord kunnen bedenken. ▪ Vraag 2: Wat kun je het beste doen bij diefstal, vermissing of verlies? Antwoord: Aangifte doen bij de politie en een kopie vragen van het procesverbaal. Het antwoord is tweeledig enkel aangifte doen is eigenlijk geen volledig antwoord. Bovendien staat in de vraag niet vermeld, zoals in de tekst, wat er vermist gestolen of verloren kan zijn. Er moet dus gegeneraliseerd worden. ▪ Vraag 3: Wat moet je doen als deze tips niet van toepassing zijn op uw situatie? Antwoord: Zoeken naar de best mogelijke oplossing. De vraag en het antwoord staan letterlijk in de tekst vermeld. Het antwoord is echter vaag/ niet erg concreet. Men kan daarom verder willen zoeken naar een concreter antwoord. ▪ Vraag 4: U gaat met de trein op vakantie. Welke tip wordt u gegeven? a) Neem uw waardevolle spullen, waardevolle papieren, breekbare spullen en medicijnen mee in uw handbagage. b) Ruim direct bij aankomst op de bestemming uw spullen op. c) Maak gebruik van kluisjes wanneer deze aanwezig zijn. d) Neem bij overnachting onderweg uw bagage met u mee naar uw overnachtingsplaats. Antwoord: A Men moet in de tussenkopjes op zoek naar welke tips van toepassing zijn op treinreizigers.