Bergh Mysterieuze krachten
23-04-2008
17:22
Pagina 1
Mysterieuze krachten in de sport
Bergh Mysterieuze krachten
23-04-2008
17:22
Pagina 2
Bergh Mysterieuze krachten
23-04-2008
17:22
Pagina 3
Joris van den Bergh
Mysterieuze krachten in de sport Ingeleid door Ron Couwenhoven Met een voorwoord van Johan Faber
2008 Uitgeverij Thomas Rap Amsterdam
Bergh Mysterieuze krachten
23-04-2008
17:22
Pagina 4
Bergh Mysterieuze krachten
23-04-2008
17:22
Pagina 5
Inleiding
‘Gedurende vele en vele jaren hebben wij een studie gemaakt van de gemoedstoestand van de wedstrijdrijder. Het heette vroeger, en die mening wordt nog alom aangehangen, dat de wedstrijdman kalm moet zijn. Daar is geen woord van waar! Een wielrenner en een schaatsenrijder zijn alleen dan tot de allerhoogste verrichtingen in staat, wanneer zij geënerveerd zijn. Een kalme wedstrijdman staat gelijk met een leeuw, die bij oude heren een prooi zou trachten te bemachtigen. Dat hij geënerveerd moet zijn, houdt niet in dat hij zich als een zenuwpees zou gedragen. Hij is er geoefend wedstrijdman voor om te beletten dat de zenuwen hem de baas worden. Maar van meet af aan staat elke zenuw bij hem gespannen en zijn gehele wezen, alle krachten en alle vermogens waarover hij beschikt, zijn louter en alleen op de wedstrijd gericht.’ Zo presenteerde Joris van den Bergh op 12 februari 1929 zijn visie op de topsport in de Nieuwe Rotterdamsche Courant, waarvoor hij de vierde Elfstedentocht in Friesland volgde. Hij schreef het twaalf jaar voor hij zijn befaamde Mysterieuze krachten in de sport, waarin hij zijn visie over de psyche van de topsporter en het belang van mentale training vastlegde. Deze diepgaande studie, die uiteindelijk meer dan twin-
5
Bergh Mysterieuze krachten
23-04-2008
17:22
Pagina 6
tig jaar in beslag zou nemen, was baanbrekend. Sportverslaggever Van den Bergh (1882-1953) stelde als eerste vast dat de geest van een sporter van nog veel groter belang was dan zijn spierkracht. Karel Lotsy, jarenlang voorzitter van de Koninklijke Nederlandsche Voetbalbond (knv b) en begin jaren dertig aangesteld in de sportcommissie die het Nederlands elftal moest begeleiden, zei over het werk van Joris van den Bergh: ‘Zonder de ideeën van Van den Bergh had ik mijn werk niet kunnen doen.’ Het Nederlands elftal was in 1930 een soort gezelligheidsvereniging, die vrijwel altijd verloor. Daar moest Lotsy een einde aan maken en dat deed hij in de zogenaamde ‘wondertent’ van het Haagse vuc aan de hand van het werk van Joris. Oranje veranderde mede daardoor in een winnende ploeg. Mysterieuze krachten in de sport heeft meer dan zestig jaar na de eerste publicatie nog niets aan kracht verloren. Natuurlijk zijn de hedendaagse ideeën over begeleiding van topsporters totaal verschillend dan die uit het tijdperk-Joris van den Bergh, maar de basisprincipes die hij in zijn klassiek geworden boek neerlegde zijn nog steeds hetzelfde. Het boek was een handleiding voor vrijwel elke trainer en sporter in de jaren veertig en vijftig en vormde zo een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van de topsport in Nederland. 2008, Ron Couwenhoven, sportjournalist
6
Bergh Mysterieuze krachten
23-04-2008
17:22
Pagina 7
Voorwoord
Ik vermoed dat Mysterieuze krachten in de sport van Joris van den Bergh, dat voor het eerst verscheen in 1941, het soort boek is dat veel mensen ‘kennen’ zonder het te hebben gelezen. Het is wat je noemt een klassieker in de sportliteratuur, en omdat de titel al veel weggeeft, kan iedereen begrijpen waar het ongeveer over gaat, zodat elke geïnteresseerde in sport op zijn minst een vage notie heeft van de inhoud. Mijn eigen exemplaar schafte ik jaren geleden aan in een tweedehands boekenwinkel, voor 9,50 euro. Het was een gebonden editie, met een ietwat vergeelde kaft, maar verder nog in goede staat. Eerlijk gezegd waren mijn verwachtingen laaggespannen. Een sportboek van bijna zeventig jaar oud was naar mijn gevoel per definitie gedateerd. Ik stelde me een ondraaglijk, vooroorlogs jongensboekenstijltje voor, met veel uitroeptekens en hinderlijk ouderwetse spelling. Bij het doorbladeren zag ik bovendien dat de tekst was verluchtigd met karikaturen van praktisch vergeten atleten als Jacques van Egmond, Albert van Schendel en Gerrit van der Ruit. Lollige illustraties, dat was geen goed teken. Dacht ik. Ik las Mysterieuze krachten, en was verbaasd. Goed boek.
7
Bergh Mysterieuze krachten
23-04-2008
17:22
Pagina 8
Ondanks de merkwaardige, archaïsche wij-vorm die Van den Bergh hanteerde. Karakteristiek voorbeeld: ‘Wij hebben reeds gereveleerd, dat Karel Lotsy bij zijn pogingen om de prestaties van het in de put geraakte Nederlands voetbalelftal te verheffen, publicaties van ons tot leidraad had genomen.’ Die ‘wij’ bestaat natuurlijk slechts uit de auteur zelf, maar of Van den Bergh de pluralis majestatis gebruikte uit arrogantie of juist uit bescheidenheid, kan ik uit de tekst niet opmaken. Enfin, iedere schrijver heeft zijn eigenaardigheden, en bovendien waren sportjournalisten destijds nog heren in kostuum, geen snelle jongens in leren jekkies. Ik werd in ieder geval gegrepen door de aanstekelijke geestdrift van Van den Bergh. Sport was voor hem een bron van gezonde spanning en vermaak, waarin cynisme geen plaats had. Mysterieuze krachten in de sport gaat, zoals de titel al een beetje suggereert, over de invloed van de psyche op sportprestaties. Met talloze voorbeelden laat Van den Bergh zien hoe mysterieus en onvoorspelbaar die invloed kan zijn. Soms gaat de juiste mentale preparatie zelfs rechtstreeks in tegen alle staande trainingsvoorschriften. Zoals bij de befaamde schaatser uit het begin van de vorige eeuw Coen de Koning, die aan de vooravond van een belangrijke wedstrijd plotseling ‘bier moest hebben’. De Koning had als gedreven atleet al jaren geen druppel gedronken, maar nu was bier zogezegd het geestelijk elixer dat hij nodig had om te kunnen presteren. De Koning won inderdaad de wedstrijd, en zou
8
Bergh Mysterieuze krachten
23-04-2008
17:22
Pagina 9
gedurende de rest van zijn carrière niet meer naar alcohol talen – eigenlijk nog het meest eigenaardige aspect van deze anekdote. Joris van den Bergh was een pionier in het schimmige gebied van sport en psyche, maar inmiddels is de sportpsychologie uitgegroeid tot een volwassen wetenschap, compleet met talloze meer dubieuze vertakkingen. Het aantal ‘mentale begeleiders’ die topatleten bijstaan in de jacht op records en medailles, is aangegroeid tot een klein leger. Het probleem van de huidige, ‘wetenschappelijke’ literatuur is dat het mysterie uit de mysterieuze krachten lijkt te zijn gesijpeld. Nergens heb ik tot nu toe de speelsheid en het enthousiasme gevonden waarmee Van den Bergh in de psyche van de sportman trad. Daarom koester ik voorlopig mijn bijna zeventig jaar oude, vergeelde exemplaar, dat vele malen goedkoper was dan één sessie bij de psycholoog. 2008, Johan Faber
9
Bergh Mysterieuze krachten
23-04-2008
17:22
Pagina 10
Bergh Mysterieuze krachten
23-04-2008
17:22
Pagina 11
W
ij zijn in de sport gekomen vele en vele jaren geleden, toen in Nederland de sport feitelijk pas begon. Want ja, er werd schaats gereden en men zat te paard, men kolfde en kegelde en men was lid van een schietvereniging, doch daarmede had men de sport gehad. Wij hebben de metalen fiets zien komen en wij hebben de voetbalsport zien komen, waarmede gezegd wil zijn, dat wij de gehele ontwikkeling van het gehele sportwezen in Nederland hebben beleefd. Beleefd! Ja, in meer dan in de gewone zin van dit woord. Want eerst dartelden wij in de sport en vierden wij er ons jongensleventje in uit, gedachteloos en uitbundig. Daarna begonnen wij in de sport rond te kijken, en later nam dit rondkijken de vorm aan van aandachtig observeren, van een studie. Vaag rees er iets in ons op; er begon ons iets te schemeren. En uit die schemer trad iets duidelijker naar voren, toen wij een snel ontwikkelingsproces bij een onzer jongere vrienden hadden gadegeslagen. Deze jongeman was op 20-jarige leeftijd nog een echt teer manneke; trouwens hij stamde uit een lichamelijk tenger geslacht. Een van zijn oudere vrienden, een ware poteling, die zijn spieren methodisch tot ontwikkeling had gebracht, had hem er toe gekregen physical culture te gaan beoefenen en met groote energie had de zwakke jongeman zich daartoe gezet. Zijn leidsman in dezen – die oudere vriend – was een overtuigd tegenstander van het werken met zware hulp-
11
Bergh Mysterieuze krachten
23-04-2008
17:22
Pagina 12
middelen. Halters, expansers en McFadden-apparaten achtte hij – althans de eerste jaren – ongewenst en hij liet zijn jongen vriend met lege handen aan de arbeid gaan. Een serie zeer simpele oefeningen diende speciaal om arm- en schouderspieren te ontwikkelen. Hij liet den jongen man oefeningen doen waarbij de vuist was gebald en de spieren zich spanden en ontspanden. De arm werd gestrekt en bij krachtig geknepen vuist gebogen, waarbij de biceps waren opgezet. Dan werd de arm weer langzaam gestrekt en werden de antagonistische spieren gespannen. Zo ging het met de armen voorwaarts, zijwaarts en omhoog. Ook werden de ellebogen zover mogelijk op de rug gebracht en voorts werden de vuisten van omlaag langzaam omhoog gebracht, net alsof er een zwaar gewicht werd geheven. De gehele oefening duurde van twintig tot vijfentwintig minuten, doch deze simpele handelingen waren zó inspannend, dat de reeds getrainde jongeman er toch zeer vermoeid van werd. Welnu, toen dat tere manneke van 20 jaar 22 jaar was geworden en hij dus twee jaar deze eenvoudige oefeningen had gedaan, kende men zijn tors niet terug. Het slappe manneke was een atletische figuur geworden. Maar hoe had de jongeman deze eenvoudige en kortstondige oefeningen gedaan? Wij hadden ook anderen zien oefenen, ‘en club’ en in hun clublokalen. Zij oefenden de ganse avond, doch hun oefening geschiedde genoeglijk. De zijne was van alle genoeglijkheid gespeend. Zijn oefening geschiedde aandachtig. 12
Bergh Mysterieuze krachten
23-04-2008
17:22
Pagina 13
In tijdsduur was de oefening van onzen jongen vriend gering, doch zij was belangrijk door de intensiteit. Hij sprak tijdens zijn oefeningen geen woord. Er bestond dan niemand en niets voor hem. Hij keek als het ware met enthousiasme naar zijn vuist, naar onderarm, bovenarm of borst. Hij hield het oog gericht op zich zelf, op het doel. Hij ging geheel in zich zelf, dat is in zijn doel, op. Zijn geest, zijn gedachten, zijn brein, zijn gemoed en zijn begeerten waren uitsluitend bij de versterking van lichaam en spier. Voorheen gold algemeen: veel oefenen en lang oefenen. Het zat ’m vooral in de lange duur. Doch toen zeiden wij: het is niet de tijdsduur, welke de mate van de training bepaalt, het is de intensiteit, waarmede de training geschiedt. En hiermede waren wij een stapje verder gekomen. Thans, na zovele jaren een studie te hebben gemaakt van de sport en van den sportman, en na ons te hebben verdiept in het wezen van de sport, thans zeggen wij, dat de geest van overheersende waarde is, dat het in de sport gaat om de psychische bijstand, dat het gaat om de innerlijke krachten, welke men achter zijn oefeningen en achter zijn sportverrichting schaart. De invloed van de geest op sportman en op sportprestatie: dat is de feitelijke inhoud van dit schriftuur.
13
Bergh Mysterieuze krachten
23-04-2008
17:22
Pagina 14
Dit schriftuur, dat de neerslag van een reeks van ervaringen is... van ervaringen, die ons nu en dan tot analyseren hebben gebracht en ons ook vragen hebben doen stellen. Wij hebben deze ervaringen vastgelegd in de hoop, dat anderen, tot welzijn van de sport, er iets uit zouden mogen opsteken, dat zij er iets in zouden mogen vinden waar zij verder mee kunnen werken en dat zij het nuttige, het bruikbare er uit, zouden mogen doorgeven, aan de jongeren, aan den jongeren mens, hetzij hij sportman is of niet. Want de behandelde materie zit niet alleenlijk vast aan de sport, zij is niet louter sportmaterie. Wat in dezen waar is voor de sport, is ook waar voor het leven buiten de sport. Zonder de krachten, welke wij hier behandelen, wordt men uiterst zelden een crack in de sport. Zonder dezelfde krachten wordt men stellig geen ‘crack’ in het ‘gewone’ leven.
14
Bergh Mysterieuze krachten
23-04-2008
17:22
Pagina 15
D
e spier, de ontwikkeling van de spier, ondergaat de kracht van de bijstand der gedachte, de assistentie van de geest. Wanneer dit waar is ten aanzien van de ontwikkeling van de spier, dan geldt dit in nog sterker mate voor de spierverrichting. En met spierverrichting begint de sport. Wij hebben een sportman gekend, op zijn gebied (de wielrensport) een van de grootste, welke de wereld heeft voortgebracht, die deze geestelijke en mentale materie zeer zuiver en krachtig heeft aangevoeld. Hij heeft tijdens de vele vakgesprekken, welke wij met hem voerden, er het volgende van gezegd: ‘De sportman, die alleen maar fysiek traint, is als de kunstschilder, die alleen maar verft. Zoals je schildert met je brein, met je gemoed, met je gedachten en met je sentiment, zo kun je sport beoefenen, trainen met je brein, met je gemoed. Je kunt een spier ontwikkelen door oefening. Je laat haar veel werken en je onderhoudt haar goed en dan wordt zij op den duur vanzelf sterk. Dat is doodeenvoudig. Maar een spier, die alleen langs die weg is sterk geworden, is een ‘domme’ spier. Nu kun je een spier ook versterken door middel van je gedachten, door met je hersens bij die spier te zijn. De meeste mensen weten niet, wat de hersenbijstand voor den sportman betekent. De meeste sportlui weten er ook niets van. Het is maar een doodenkele, die de zaak voelt. Ze lachen er om en kijken je net aan, alsof je uit Meeren-
15
Bergh Mysterieuze krachten
23-04-2008
17:22
Pagina 16
berg bent weggelopen. Daarom spreek ik er met hen ook niet over en bovendien behoef ik de concurrenten toch niet in te lichten. Maar ik zeg je, wanneer je een spier hebt versterkt door er aan te denken, door er met je hersens bij te zijn, dan is dat een heel ander ding dan die andere sterke spier, dan die “domme” spier. Dan is dat een levendige, vooral gevoelige, fel reagerende spier, dan is dat als het ware een spier met gevoel en begrip. Het klinkt gek, maar als je dat in je leven hebt gebracht, je gemoed achter je fysieke daden zetten, dan is het net, alsof je spieren in je sport meedenken. Dat moet je hebben, wil je als sportman het grootste bereiken. Je kunt oefenen zoveel als je wilt, je kunt aanleg hebben, heel ijverig wezen, prachtig gebouwd, soepel en gespierd zijn, je kunt een prima hart hebben, maar “dat andere”, de mentale en geestelijke bijstand, de concentratie van alle innerlijke krachten en de zelfbeïnvloeding, moeten er bij komen, wil je excelleren.’ Eerst nog iets van die levendige, vooral gevoelige, fel reagerende spier. Dit is de spier voor den man der lichte atletiek, voor den hardloper, den verspringer, den hoogspringer, de spier voor den wielrenner, voor den sprinter vooral. Het is de vertroetelde spier, de gesoigneerde spier, de ook door de geest gekoesterde spier, de spier van het zijden huidje en van een soepelheid, welke haar, in rust, als week doet aanvoelen. Het is de dubbelhoof-
16
Bergh Mysterieuze krachten
23-04-2008
17:22
Pagina 17
dige kuitspier, het zijn de dijspieren, welke men, met zachte vingers afgetast, als een bijna gelatineuze substantie kan heen en weer gooien. Zulk een spier is voor sommige sporten een wanbezit en met name de voetballer mag haar nimmer kweken. De spieren van den atletieker en van den sprinter-wielrenner-in-topvorm zijn zó prikkelbaar, zó hypergevoelig, dat zij reacties kennen, welke men ‘schrikken’ zou kunnen noemen. En zo ‘schrikken’ deze spieren o.m. van koud water. Zij kunnen geen koud water verdragen, zonder van hun functionele waarde voor de sportverrichting in te boeten. Voor atletiekbeoefenaars, wielrenners (baanrenners en vooral sprinters), boksers, vooral wanneer zij in topconditie verkeren, behoort zwemmen dan ook een verboden genieting te zijn. Het is niet alleen de invloed van de afkoeling; veeleer staat nog op de voorgrond het gebruik in eens van andere spieren bij het zwemmen. Dit geldt voor alle sporten en derhalve moeten ook roeiers niet zwemmen. Bovendien zal het automatisme – hetwelk het lichaam economisch laat werken – door plotselinge andere bewegingen verstoord worden. Wij hebben een renner, den Olympiade-winnaar Van Egmond, die in topvorm verkeerde, door een enkele zwempartij totaal uit conditie zien geraken en van zijn machtige benen, welke volgens zijn zeggen ‘heerlijk soepel’ waren, getuigde hij de dag na de zwemmerij, dat het stokken waren geworden.
17
Bergh Mysterieuze krachten
23-04-2008
17:22
Pagina 18
Zulke spieren blijven vertroeteling vragen. Zij dienen altijd warm, altijd op temperatuur te zijn, als in de watten. Koud water verruwt zo’n spier, maakt haar stug. De voetballer mag zulk een spier van het zijden huidje nooit kweken. Van de benen, van de beenspieren van den voetballer wordt grovere, ruwere arbeid geëist, een abrupte, hokkende, stotende arbeid, geen ritmische arbeid, geen arbeid met een cadans. De zaak is, dat het been van den voetballer onderhevig is aan andere drukkingen en andere trekkingen. Het been van den voetballer is een manusje van alles, het moet van alles doen, tot worstelen toe en dientengevolge mag het geen ‘exclusieve’ spier zijn, geen vertroetelde gespecialiseerde spier, geen hypergevoelige eenrichtingsspier. Stellig heeft de voetballer een grote mate van lichaamslenigheid van node, doch wat zijn benen betreft, dient hij zijn taak met spieren, die van de grens der overgevoeligheid ver verwijderd zijn, welke zich niet aanstonds getaquineerd gevoelen, welke dus gehard zijn. Hij moge zich massage laten welgevallen, doch bij hem zal de massage gericht moeten zijn op de verkwikkende werking, om van de geneeskrachtige werking niet te spreken. De voetballer, die atletiek beoefent, die op hardlopen traint, dient er voor te zorgen, dat hij de hardlopende voetballer blijft, dus dat hij niet te veel de richting van den atletieker uitgaat.
18
Bergh Mysterieuze krachten
23-04-2008
17:22
Pagina 19
W
ij waren even afgedwaald naar het fysiologische, naar de verrichting. Doch wij keren thans terug tot ‘dat andere’, tot den commandant van de spier, tot de mentale en geestelijke werking, tot de concentratie, tot de aandacht en de liefde, tot de psychologische basis van de grote sportverrichting. Mental training en concentratie zijn hier in Nederland na onze deels versnipperde publicaties op dit gebied en nadat Lotsy deze theorieën als leidraad had genomen bij zijn zo zeer geslaagde pogingen om van het diep getuimelde Nederlandse elftal (1931) een winnend elftal te maken... wij herhalen, mental training en concentratie zijn hier in Nederland sindsdien welhaast mode-woorden geworden. Maar het woord ‘vitaminen’ ligt in ieders mond bestorven, terwijl het gros van vitaminen zelfs geen vaag begrip heeft. Wat zegt ons dan die populariteit van mental training en van concentratie? Velen weten in waarheid niet eens, waar zij het over hebben... en toch willen zij er mee werken, zoals we straks zullen laten zien. Want mental training en concentratie zijn niet voor de massa. Voor mental training en concentratie moet men het gevoelige vermogen bezitten, men moet er het innerlijk voor hebben, men moet er ‘de ziel’ en de samentrekkende kracht voor bezitten. De tastzin van het gevoel is hier pionier-wegwijzer. Mental training en concentratie zijn zaken van gevoel en van compressie van wil, tevens een dooreenstrengeling
19
Bergh Mysterieuze krachten
23-04-2008
17:22
Pagina 20
van wil, overtuiging en voorstellingsvermogen, van ‘geloof ’ en van ‘liefde’. Men moet in de kracht dezer dingen geloven en men moet vervuld zijn van liefde voor het onderwerp en voor het gestelde doel. De onmeetbare en onweegbare dingen, de imponderabilia, moet men weten te hanteren als voorwerpen uit de gereedschapskist, dus als praktische realiteiten. Mental training en concentratie staan naast elkaar. Het zijn aparte begrippen. Maar praktisch zijn zij dooreen geweven. Mental training zonder concentratie is ondenkbaar en in de sport zullen concentratie en mental training steeds samenvloeien. Mental training is sportbeoefening met de geest en concentratie is de samentrekking van al zijn innerlijke, geestelijke en fysieke krachten op het gestelde doel. Beide voeren tot de mobilisatie van de voedende krachten, welke den mens het doel, waarop zijn ‘liefde’ is gericht, doen naderen. Wie het hoogste in de sport wil bereiken, moet er van doordrongen zijn, dat het lichamelijke eerst leven krijgt door de geest en dat het psychische element in de sport een hoofdrol vervult. Men spreekt van mysterieuze waarden, maar daarom zijn het nog geen exotische waarden, geen waarden, welke ver van ons dagelijkse doen verwijderd liggen. Integendeel! doch daar heeft men zich in de sport nog maar zeer weinig rekenschap van gegeven. De sensibele mens werkt in zijn dagelijkse doen herhaaldelijk met deze waarden. Hij toont dagelijks aan, dat hij
20
Bergh Mysterieuze krachten
23-04-2008
17:22
Pagina 21
begrijpt, dat zij er zijn, dat hij in het heil dier mysterieuze krachten gelooft. Hij doet echter wat de doorsneemens nu eenmaal pleegt te doen; hij bemoeit er zich verder niet mee. Hij gaat er niet verder op in. Hij accepteert ze zonder meer als een natuurlijk iets. Als iets, waarvan het voor hem vanzelfsprekend is, dat men het er niet eens nader over heeft. In vele huisgezinnen komt het bijv. voor, dat onder de maaltijd tot een verstrooid, dus tot een geestelijk afwezig, kind wordt gezegd: ‘Kom jongen, zit toch niet aan iets anders te denken, je weet nauwelijks wat je eet, houd je gedachten bij je eten, dan heb je er veel meer voeding van!’ Er zal welhaast geen bedrijf in de beschaafde wereld zijn, waarin een leider met enig aanvoelingsvermogen niet eenmaal de opmerking heeft geplaatst: ‘Als jij met je geest meer bij je werk was, zou de kwaliteit er van heel wat beter zijn.’ Zo is het ook in de sport. Men kan volgens de geijkte term de halve dag op een voetbalveld hebben gehangen, aan goaltje trappen, dribbelen, koppen hebben gedaan, men kan een friendly game hebben gespeeld, men kan dus vele uren aan zijn sport hebben gedaan, zonder nochtans vijf minuten behoorlijk te hebben getraind. Wanneer de gedachten afgeleid, dus afwezig waren, wanneer de geest verwijlde ver van het veld, is het verblijf van een halve dag op de oefenplaats niet meer geweest dan een frisse-luchthapperij.
21
Bergh Mysterieuze krachten
23-04-2008
17:22
Pagina 22
Professionals bereiken in de sport hogere resultaten dan amateurs. De records wijzen dit uit. Men antwoordt op een dergelijke opmerking, dat dit nog al logisch is, want professionals oefenen veel meer dan amateurs. Maar wij hebben in de sport amateurs gekend – en wij kennen er nóg – die in tijdsduur meer trainden dan de sterkste professionals in dezelfde tak van sport. En toch waren deze professionals, die in tijdsduur minder oefenden, sterker dan die amateurs. Zolang die amateurs amateur waren, bleven zij op ’n zeker moment stil staan, d.w.z. dat hun prestaties niet meer vooruitgingen. Werden zij echter professional, dan begonnen na enige tijd hun prestaties te groeien. De verklaring is deze, dat zij als amateur afgeleid waren door hun werkkring, door hun beroepsbezigheden en dat zij, professional geworden, hun aandacht onverdeeld aan hun sport konden schenken. Hun werkkring was nu hun sport geworden. Zij hadden niets anders aan hun kop. Hun leven en denken was op hun sport gericht en juist dáárdoor, doordat hun innerlijk steeds van hun sport was vervuld en zij ook vrijwel doorlopend in vorm waren, konden zij ook met minder training (te weten zichtbare training) volstaan.
22
Bergh Mysterieuze krachten
23-04-2008
17:22
Pagina 23
Juist doordat de amateur andere maatschappelijke en andere levensbemoeiingen kent, juist doordat hij per dag zovele uren is afgeleid en hij gedurende die tijd dus in alle opzichten ver buiten zijn sport staat, dient hij met de tijdsruimte, welke hij aan zijn sport kan schenken, te woekeren. Doch dit geschiedt sporadisch, althans te weinig. Er wordt bij de sporttraining veel tijd verdaan. In tijdshoeveelheid gaat er meer tijd verloren dan de training voor grote prestaties strikt genomen vergt. Wij wezen er reeds op: het is niet de tijdsduur, welke de mate van de training bepaalt, het is de intensiteit, waarmede de training geschiedt. De sportman verdoet veel van de tijdsduur, welke hij aan zijn sport toe kan meten, door abstracties en omwijlingen van de geest. Velen gaan van huis, pakken de tram naar hun oefenplaats en hun geest zweeft langs de zichtbaarheden van het publieke leven. Wat hun geest betreft kunnen zij net zo goed juffrouwen zijn, die uit verveling lopen te winkelen. Met ‘een hoofd vol lege koffers’, dus mentaal onvoorbereid, bereiken zij de oefenplaats; daar wordt nog gedarteld en een boom opgezet over de film van gisteravond en over dat meisje van de vorige week je-weet-wel, en wanneer zij hun sportkleding aantrekken en hun schoenen dicht rijgen, staan hun snavels nog niet stil; zij beginnen hun oefeningen als... ja, als locomotieven, waar te weinig kolen in zijn. In de rustpozen, als zij even op adem moet komen, zijn zij weer de klappende eksters en als zij hun toilet de ville
23
Bergh Mysterieuze krachten
23-04-2008
17:22
Pagina 24
aantrekken, wordt er dadelijk aan een of ander verzetje, zij het dan ook uiterst eerbaar verzetje, gedacht. En dit terwijl training, waarachtige training, met ernst begint en met ernst eindigt. Geen dooie-dienders ernst, doch juist een levendige en levenwekkende ernst. Want de ware training, dit dient de sportman te beseffen, begint reeds zodra hij zich opmaakt om ter oefenplaats te gaan. Het behoort zó te zijn, dat hij ‘traint’ (door zich mentaal geheel over te geven aan het doel) van het moment af, waarop hij zijn trainingsgoed in het valies stopt en hij het huis verlaat. Het moet hem voor ogen staan, neen! het moet hem geheel beheersen, dat hij gaat om te oefenen, om zich te bekwamen, om zijn fysieke conditie, zijn techniek, zijn stijl en daardoor de kwaliteit zijner verrichtingen op te voeren, en in deze trainingsgedachten moet hij zijn eerste toekomstige wedstrijd onmiddellijk betrekken. Het moet hem beheersen, dat zijn gaan naar de oefenplaats, dat zijn oefening geen spel is om het spel, doch een ernstige handeling terwille van een ernstig doel. Dat hij dit alles doet om zich op die en die datum, bij die en die gelegenheid te doen gelden. Hier herinneren wij ons wat de Amerikaan Edgar Ansel Mowrer in zijn boek This American World heeft geschreven. Hij heeft gezegd: voor sport lopen wij, Amerikanen, warm op onze manier. Voor tal van primitieve volkeren was de sport een voorbereiding tot de oorlog. De oude Grieken beoefenden de sport om de vreugde, welke zij
24