BELEIDSREGELS “TOELATING TOT DE SCHULDHULPVERLENING IN DE DRECHTSTEDEN” Het Drechtstedenbestuur overwegende dat, het de verantwoordelijkheid van het Drechtstedenbestuur is om beleidsregels vast te stellen ter uitwerking van het regionaal beleidsplan schuldhulpverlening Drechtsteden. gelet op artikel 4:81 lid 1, 4:83 en artikel 1:3 lid 4 Algemene wet bestuursrecht; artikel 3, lid 1 Wet gemeentelijke schuldhulpverlening
Artikel 1
Begripsbepalingen
1.
De begripsomschrijvingen in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze regeling worden gebruikt.
2.
In deze regeling wordt verstaan onder: a. de wet: Wet gemeentelijke schuldhulpverlening; b. GR Drechtsteden: Gemeenschappelijke Regeling “Openbaar Lichaam Drechtsteden”; c. Drechtstedenbestuur: dagelijks bestuur van de GR Drechtsteden; d. regeling: onderhavige beleidsregels; e. inwoner: ingezetene die op grond van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens is ingeschreven bij de gemeente Alblasserdam, Dordrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Papendrecht, Sliedrecht of Zwijndrecht óf ingezetenen zonder adres als bedoeld in artikel 1 Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens; f. zelfstandig ondernemer: verzoeker die voor de voorziening in het bestaan is aangewezen op arbeid in het eigen bedrijf of zelfstandig beroep hier te lande en die: - voldoet aan de wettelijke vereisten voor de uitoefening daarvan; - voldoet aan het urencriterium, bedoeld in artikel 3.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001; en - alleen of samen met degenen met wie hij het bedrijf of zelfstandig beroep uitoefent de volledige zeggenschap in dat bedrijf of zelfstandig beroep heeft en de financiële risico's daarvan draagt; g. inkomen: inkomsten uit hoofde van een arbeidsverhouding, sociale zekerheidswetten, inkomenondersteunende maatregelen en
1
h.
Artikel 2
overige middelen, die in redelijkheid en billijkheid tot het inkomen gerekend kunnen worden; aflossingscapaciteit: het bedrag dat de schuldenaar dient af te dragen voor de aflossing van zijn schulden. De aflossingscapaciteit wordt vastgesteld door het inkomen te verminderen met het voor de schuldenaar vastgestelde Vrij te laten bedrag. Doelgroep
Binnen de Drechtsteden staat schuldhulpverlening open voor alle inwoners van 18 jaar en ouder. Artikel 3
Toegang
Een inwoner meldt zich voor schuldhulpverlening bij het Drechtstedenbestuur en verzoekt haar om tot de schuldhulpverlening te worden toegelaten. Het Drechtstedenbestuur laat de verzoeker toe tot de schuldhulpverlening tenzij een van de in artikel 4 genoemde weigeringsgronden van toepassing is. Artikel 4
Weigeringsgronden
Onverminderd de criteria genoemd in artikel 3 van de wet en de overige bepalingen in deze beleidsregels, kan het Drechtstedenbestuur besluiten tot het weigeren van de schuldhulpverlening indien: a. verzoeker niet over inkomen beschikt; b. verzoeker vanwege in de persoon gelegen factoren niet in staat is een schuldhulpverleningstraject te volgen; c. uit houding en gedragingen van verzoeker ondubbelzinnig blijkt dat hij zijn beschikbare middelen niet wil gebruiken ter delging van zijn schulden, dan wel op andere wijze niet wil meewerken aan het schuldhulpverleningstraject; d. verzoeker zich ten opzichte van de medewerkers, belast met werkzaamheden die voortkomen uit het schuldhulpverleningstraject, misdraagt; e. de aard van de schulden een aanbod tot schuldhulpverlening in de weg staat; f. verzoeker zelfstandig ondernemer is met een nog functionerende onderneming; g. de voor schuldhulpverlening in te zetten producten, bedoeld in artikel 5, zijn uitgenut. Artikel 5
Productplafond
Het Drechtstedenbestuur kan plafonds vaststellen voor: 1. de verschillende producten binnen het schuldhulpverleningsaanbod; 2. het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifiek product. Artikel 6
Hernieuwde melding
Indien aan verzoeker, voorafgaande aan de dag waarop het verzoek om schuldhulpverlening wordt ingediend, eerder een aanbod tot schuldhulpverlening is
2
gedaan wordt de toegang tot schuldhulpverlening voor een periode van maximaal 5 jaar geweigerd, met dien verstande dat hiervan kan worden afgeweken als a. er sprake is van “plotselinge onvoorziene omstandigheden met inkomensachteruitgang als gevolg”; b. er sprake is van schulden die ontstaan zijn door in de persoon gelegen factoren, waarbij duidelijk is dat de zich eerder voorgedane situatie zich niet meer kan voordoen doordat de klant in tegenstelling tot eerdere situatie maatregelen heeft getroffen waardoor een nieuwe terugval voorkomen wordt. Artikel 7
De overeenkomst
De vorm waarin het Drechtstedenbestuur schuldhulpverlening aanbiedt, de voorwaarden waaronder dit gebeurt en de duur van het traject, zoals bedoeld in artikel 4, lid 3 van de wet, worden bij overeenkomst geregeld. Artikel 8 1.
2.
Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden
Het Drechtstedenbestuur handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen; In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het Drechtstedenbestuur.
Artikel 9
Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2012 en wordt geciteerd als “Beleidsregels Toelating tot de schuldhulpverlening in de Drechtsteden”.
3
TOELICHTING
Inleiding algemeen Onderhavige regeling is gebaseerd op artikel 3 van de wet en de opdracht uit het beleidsplan om regels op te stellen met betrekking tot de toelating tot de schuldhulpverlening in de Drechtsteden. Achterliggende gedachte is dat de GR Drechtsteden behoefte heeft aan heldere spelregels: de burger weet wat de voorwaarden zijn voor toelating tot de schuldhulpverlening en de GR Drechtsteden weet wanneer zij de toegang kan weigeren. Hierbij speelt mee dat de schuldhulpverleningspraktijk vanaf het moment dat de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening in werking treedt onder het regime van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) valt. Op dat moment is het om juridische redenen van belang om regels met betrekking tot de toelating tot de schuldhulpverlening, het opleggen van verplichtingen en het weigeren van hulp te hebben vastgelegd. Artikel 1
Begripsbepalingen
Dit artikel is gebaseerd op artikel 1 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. Begrippen die in onderhavige regeling worden gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de wet. Daarom worden bepaalde begrippen niet opnieuw gedefinieerd. Waar bepaalde begrippen wel nadere definiëring behoeven zijn deze opgenomen in dit artikel. In het geval dat in andere wetgeving (zoals bijvoorbeeld de Algemene wet bestuursrecht, het Burgerlijk Wetboek, de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, de Wet op het financieel toezicht) een andere betekenis aan een begrip wordt gegeven, geldt in het voorkomende geval vanzelfsprekend de betekenis die volgt uit de relatie tussen lagere en hogere regelgeving. Artikel 2
Doelgroep
Schuldhulpverlening staat in beginsel open voor alle inwoners van de Drechtsteden van 18 jaar en ouder. Een specifiek doelgroepenbeleid wordt dus niet gevoerd. Artikel 3
Toegang
De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening brengt de dienstverlening op het terrein van schuldhulpverlening binnen een publiekrechtelijk kader. De bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht hebben vooral betrekking op de totstandkoming van de schuldhulpverlening en zijn formeel van aard. Het gaat met name om zaken als:
De vorm van het verzoek (een verzoek kan ook elektronisch worden ingediend) - De procedure van het verzoek (melding-intake-wachttijd-beslistermijn en doorlooptijd). - De beschikking (toewijzing, afwijzing, buitenbehandelingstelling)
4
Rechtsbescherming (bezwaar, beroep en klachtrecht).
Het traject van besluitvorming wordt in belangrijke mate gereguleerd door de algemene regeling die de Algemene wet bestuursrecht bevat in de hoofdstukken 3 en 4. Daarnaast hecht de wetgever er aan om de verzoeker van schuldhulpverlening een grote mate van transparantie te bieden betreffende de voortgang van de behandeling van zijn of haar verzoek. Daarom regelt de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening de termijn waarbinnen de hulpvraag in een intakegesprek moet zijn vastgesteld (de wachttijd) en schrijft het voor dat de klant inzicht krijgt in het aantal weken dat verstrijkt tussen het intakegesprek en het bereiken van een resultaat (de doorlooptijd). De klant die niet binnen de door de Algemene wet bestuursrecht genoemde redelijke termijn van acht weken een beslissing heeft ontvangen op het verzoek kan het Drechtstedenbestuur in gebreke stellen. Als vervolgens niet binnen een termijn van twee weken alsnog een besluit volgt dan wordt het Drechtstedenbestuur van rechtswege dwangsommen verschuldigd. Anderzijds zijn er diverse situaties waarin de beslistermijn wordt opgeschort, bijvoorbeeld als de klant een termijn krijgt voor aanvulling van het verzoek. De melding Een inwoner kan zich voor schuldhulpverlening melden bij de Sociale dienst Drechtsteden met het verzoek tot de schuldhulpverlening te worden toegelaten. De melding kan via de website, de telefoon of persoonlijk plaatsvinden. Hier kunnen door de dienst vormvoorschriften ontwikkeld worden; denk hierbij bijvoorbeeld een (digitaal) aanmeldingsformulier. Wacht- en doorlooptijden De wet stelt eisen aan de wachttijd. Het gaat hierbij om de periode tussen de eerste melding en het moment waarop de hulpvraag wordt vastgesteld. Tijdens de workshop wordt de hulpvraag vastgesteld. De maximale wachttijd tussen melding en workshop is vier weken. Uitzondering bij een crisis: de wettelijk toegestane wachttijd is maximaal drie dagen. Dit proces verloopt als volgt: als een crisisklant zich meldt (= dag 1) wordt hij/zij direct ingepland voor de workshop van de volgende dag (= dag 2). De dag na de workshop handelt een medewerker van de Sociale dienst Drechtsteden de crisis af (= dag 3). De doorlooptijd begint als de hulpvraag is vastgesteld, dit is aan het eind van de workshop.
Artikel 4
Weigeringsgronden
Onverminderd de overige bepalingen in deze beleidsregels, kan het Drechtstedenbestuur besluiten tot het weigeren van schuldhulpverlening. Hieronder worden de weigeringsgronden afzonderlijk toegelicht.
5
a. Verzoeker beschikt niet over een inkomen. Het is van belang dat verzoeker middelen heeft die aangewend kunnen worden voor het aflossen van de schulden. Omdat schulden pas geregeld kunnen worden als er een inkomen beschikbaar is wordt, indien van toepassing, een verzoeker zonder inkomen doorverwezen naar de workshop werk van de Sociale dienst Drechtsteden. b. Verzoeker is vanwege in de persoon gelegen factoren niet in staat een schuldhulpverleningstraject te volgen. Hiermee worden in de persoon gelegen factoren bedoeld die het volgen van een schuldhulpverleningstraject in de weg staan; bijvoorbeeld een verslaving. Let op: als duidelijk is dat de in de persoon gelegen factoren een traject niet langer in de weg staan doordat de klant maatregelen heeft getroffen waardoor een nieuwe terugval voorkomen wordt (bijvoorbeeld door ondersteuning van een hulpverlener/ begeleider/ familielid) kan toelating wel mogelijk zijn; c.
Uit houding en gedragingen van verzoeker blijkt ondubbelzinnig dat hij zijn beschikbare middelen niet wil gebruiken ter delging van zijn schulden, danwel dat hij op andere wijze niet wil meewerken aan een schuldhulpverleningstraject. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om verzoekers die niet noodzakelijke uitgaven doen en weigeren hun uitgavenpatroon aan te passen aan hun inkomenssituatie (= een sluitende begroting op basis van de beslagvrije voet) door bijvoorbeeld hun auto te verkopen. Ook kan een aanbod tot schuldhulpverlening worden geweigerd als uit houding en gedrag van verzoeker ondubbelzinning blijkt dat hij onvoldoende gemotiveerd is om aan de verplichtingen in het kader van de op te stellen schuldhulpverleningsovereenkomst te gaan voldoen. Bijvoorbeeld als hij aangeeft dat een ander zijn schuldproblemen moet oplossen en hij zichzelf onvoldoende wil inzetten en/of niet lerend opstelt. d. Verzoeker misdraagt zich ten opzichte van de medewerkers, belast met werkzaamheden die voortkomen uit het schuldhulpverleningstraject. In de situatie dat een verzoeker zich ernstig heeft misdragen, zal gekeken moeten worden naar de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene. Voorbeelden van uitingen van agressief gedrag zijn verbaal geweld (schelden), discriminatie, intimidatie (uitoefenen van psychische druk), zaakgericht fysiek geweld (vernielingen) en mensgericht fysiek geweld. Onder de term: 'zeer ernstige misdragen' kunnen diverse vormen van agressie worden verstaan, zij het dat er sprake moet zijn van verwijtbaarheid en van gedrag dat in het normale menselijke verkeer in alle gevallen als onacceptabel kan worden beschouwd. e. De aard van de schulden staat een schuldhulpverleningsaanbod in de weg. In de overweging of verzoeker al dan niet tot de schuldhulpverlening wordt toegelaten is ook de aard van de schulden van belang. Dit is het geval als er sprake is van schulden als gevolg van fraude en/of strafrechtelijke schadevergoedingsmaatregelen. Onder fraude wordt verstaan een opzettelijk handelen of nalaten waarbij misleiding wordt gebruikt om een wederrechtelijk voordeel te behalen ten koste van een bestuursorgaan. Het Drechtstedenbestuur kan schuldhulpverlening in ieder geval weigeren in geval een persoon fraude heeft gepleegd die financiële benadeling van een bestuursorgaan tot gevolg heeft en die persoon in verband daarmee onherroepelijk strafrechtelijk is veroordeeld of een onherroepelijke bestuurlijke sanctie, die beoogt leed toe te voegen, is opgelegd. De toegang tot schuldhulpverlening kan ook worden geweigerd indien fraude nog niet onherroepelijk is vastgesteld. Mocht na een strafrechtelijke en/of bestuurrechtelijke procedure de fraude niet zijn vastgesteld, vervalt 6
deze uitsluitinggrond. In geval van fraude en/of strafrechtelijke schadevergoedingsmaatregelen wordt de verzoeker voor een periode van maximaal vijf jaar uitgesloten, te rekenen vanaf de datum van de terugvorderingbeschikking (en niet vanaf aanvang van de fraudeperiode). In individuele gevallen, als de verzoeker door een veranderde houding en gedrag overtuigt dat deze situatie zich in de toekomst niet meer zal voordoen, dan kan het Drechtstedenbestuur besluiten de verzoeker toe te laten (met uitzondering van toelating tot het product schuldregelen; dit is gezien de “niet regelbare” fraudeschulden geen optie). f. Verzoeker is zelfstandig ondernemer met een nog functionerende onderneming. Een belangrijke vraag is of de gemeentelijke schuldhulpverlening ook toegankelijk moet zijn voor zelfstandigen. Volgens de wetgever moet die vraag ontkennend worden beantwoord, althans voor zover het gaat om zelfstandigen met een nog functionerende onderneming. Die groep kan bij financiële problemen aankloppen bij een bank voor extra krediet. Als dat niet mogelijk is, kan de zelfstandige een aanvraag doen voor bijstand op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz 2004). In dat kader zal het Drechtstedenbestuur onderzoek doen naar de levensvatbaarheid van de onderneming. Is de onderneming levensvatbaar, dan kan worden overgegaan tot het verstrekken van bedrijfskapitaal, waarmee schulden kunnen worden voldaan. Schuldhulpverlening is in dat geval volgens de wetgever niet meer aan de orde. Als de onderneming niet levensvatbaar is, bestaat vaak geen andere mogelijkheid dan het staken van de onderneming. In het geval de zelfstandige besluit te stoppen met de onderneming, kan hij verzoeken om schuldhulpverlening. Naar het oordeel van de wetgever gelden dan wel twee voorwaarden: 1. de zelfstandige stopt feitelijk met de onderneming (de boekhouding moet afgerond zijn en de belastingaanslagen moeten definitief zijn vastgesteld). 2. de zelfstandige laat zich uitschrijven bij de kamer van koophandel. Ook zelfstandigen met problematische schulden die geen beroep doen op het Bbz 2004, of daarvoor niet in aanmerking komen (bijvoorbeeld omdat de betrokkene een partner met inkomen heeft), kunnen zich volgens de wetgever melden bij de gemeente. Bovengenoemde voorwaarden gelden ook voor hen. g. De voor schuldhulpverlening in te zetten producten zijn uitgenut. Dit artikel gaat niet alleen over eigen verantwoordelijkheid van de verzoeker. Dit artikel gaat ook over prioriteitstelling: keuzes tot al dan niet toelaten tot de schuldhulpverlening dienen mede te worden gemaakt tegen de organisatorische achtergrond van beschikbare formatie en tijd. Artikel 5
Productplafond
Het Drechtstedenbestuur maakt een verdeling van de beschikbare middelen over de verschillende producten. Dit kan in het beleidsplan, de begroting of het business(jaar)plan gebeuren. Het uitgeput zijn van begrotingsposten kan in beginsel nooit een reden zijn om geen aanbod te doen. Daarbij is het doen van een aanbod een verplichting conform de wet. Wel kan de invulling van het productaanbod beïnvloed worden door de doorontwikkeling ervan (verbetering workshops, verdergaande digitalisering)en door budgettaire beperkingen. Zijn er vanwege die beperkingen voor bepaalde producten geen middelen meer, dan dient te worden nagegaan welke andere instrumenten beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat in beginsel er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wat wel kan is dat per product een plafond wordt ingebouwd. Dit
7
laat de mogelijkheid open dat er naar een ander instrument wordt uitgeweken. Bij dit artikel wordt uitgegaan van de bevoegdheid van de het Drechtstedenbestuur om plafonds in te stellen. Een mogelijkheid is dat bij de vaststelling van de plafonds wordt verwezen naar de bedragen die in het beleidsplan of in de begroting voor de verschillende voorzieningen worden gereserveerd. Artikel 6
Hernieuwde melding
Wat betreft de bevoegdheid tot weigering van een aanbod schuldhulpverlening in relatie tot eerdere trajecten/contacten schuldhulpverlening, zijn in dit artikel regels gesteld. Op basis van het principe van eigen verantwoordelijkheid wordt een nadrukkelijke grens gesteld aan het kunnen doen van hernieuwde aanvragen. Uitgangspunt hierbij is dat schuldhulpverlening in de Drechtsteden is gericht op duurzame gedragverandering van de verzoeker en daarom in principe eenmalig is: één keer in de problemen raken kan, maar een tweede keer heeft men iets uit te leggen. Bij het bepalen of een persoon al eerder gebruik heeft gemaakt van schuldhulpverlening telt de verleende schuldhulpverlening c.q. de contacten daaromtrent vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregels ook mee. De vraag wanneer schuldhulpverlening wordt geweigerd, kan ook betrekking hebben op een eerder traject/contact ingevolge de WSNP. Van deze regels kan worden afgeweken als er sprake is van “onvoorziene omstandigheden met inkomensachteruitgang als gevolg”, bijvoorbeeld in geval van plotselinge werkloosheid of echtscheiding. Daarnaast is afwijking mogelijk als de schulden ontstaan zijn door in de persoon gelegen factoren waarbij duidelijk is dat de zich eerder voorgedane situatie zich niet meer kan voordoen doordat de klant maatregelen heeft getroffen waardoor een nieuwe terugval voorkomen wordt. Voorbeelden van dergelijke maatregelen zijn het inschakelen van een hulpverlener, begeleiding van betrokkene door een familielid en het instellen van beschermingsbewind. Uitsluitingstermijnen Verzoekers worden nooit voor onbepaalde tijd uitgesloten van schuldhulpverlening. Uitsluiting is altijd voor een bepaalde periode; de lengte van de periode wordt bepaald aan de hand van de reden van beëindiging van het vorige schuldhulpverleningsaanbod en is maximaal 5 jaar. Artikel 7
De overeenkomst
Het Drechtstedenbestuur stelt middels onderhavige regeling regels voor de toegang tot de dienstverlening. In onderhavige regels zijn echter geen bepalingen opgenomen die de schuldhulpverlening inhoudelijk normeren. Het Drechtstedenbestuur is vrij om te bepalen welk(e) type(n) van dienstverlening word(t)(en) ingezet en maakt hieromtrent afspraken met de klant en legt deze vast in een (privaatrechtelijke) overeenkomst. Hetzelfde geldt voor de informatie- en medewerkingsplicht. Weliswaar introduceert de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening een informatie- en medewerkingsplicht voor de klant maar aan het niet nakomen van deze verplichtingen verbindt de wet geen gevolgen. Zo bevat het geen bepaling op grond waarvan de schuldhulpverlening kan
8
worden beëindigd bij het niet nakomen van de inlichtingenplicht en evenmin is er een sanctiemogelijkheid. Overigens is die mogelijkheid er wél ingeval van samenloop tussen de WWB en de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening; op het niet nakomen van een verplichting met betrekking tot het voorkómen of oplossen van schulden die verbonden is aan het recht op bijstand kan wel degelijk een sanctie worden gekoppeld. De inlichtingen- en medewerkingverplichtingen worden ook in de overeenkomst opgenomen. Ook wordt in de overeenkomst opgenomen een sanctie te verbinden aan het niet nakomen van genoemde verplichtingen (lees: het stopzetten van het minnelijk traject). Als de verplichting aan het recht op een WWB-uitkering is verbonden is tevens een WWB-sanctie mogelijk. Kortom: met de inwerkingtreding van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening wordt de schuldhulpverlening een publieke taak en krijgt het een algemeen en specifiek bestuursrechtelijk kader. Niettemin blijft de inhoudelijke dienstverlening beheerst worden door de afspraken die de Sociale Dienst Drechtsteden met de klant maakt en contractueel vastlegt. Artikel 8
Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden
Dit artikel geeft ruimte aan het Drechtstedenbestuur om in bijzondere (lid 1) c.q. onvoorziene (lid 2) gevallen af te wijken van de regels zoals neergelegd in deze regeling. Artikel 9
Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2012 en vervangt per die datum de bestaande regels en werkwijze inzake schuldhulpverlening. De hoofdregel is dus dat deze nieuwe regeling niet alleen geldt voor situaties gelegen na datum inwerkingtreding.
9