Beleid(sregels) afwijkingsmogelijkheden bestemmingsplan (artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 Wabo)
Gemeente Hengelo
Beleid(sregels) afwijkingsmogelijkheden bestemmingsplan gemeente Hengelo
1
Inhoud 1. INLEIDING ................................................................................................................... 3 1.1 Aanleiding ............................................................................................................... 3 1.2 Leeswijzer.................................................................................................................. 3 1.3 Planologische afwijkingsmogelijkheden in de Wabo ......................................................... 3 1.4 Reikwijdte beleidsregels............................................................................................... 3 1.5 Reguliere of uitgebreide voorbereidingsprocedure ........................................................... 4 1.6 Voorbereidingsprocedure ............................................................................................. 4 1.7 Belangenafweging ....................................................................................................... 4 1.8 Privaatrechtelijke aspecten........................................................................................... 5 1.9 Beleid planologische afwijkingsmogelijkheden................................................................. 5 2. ALGEMEEN .................................................................................................................... 6 2.1 Flankerend beleid........................................................................................................ 6 2.1.1 Relatie planologische afwijking en bestemmingsplan .................................................. 6 2.1.2 Relatie planologische afwijking en welstand .............................................................. 6 2.1.3 Relatie planologische afwijking en vergunningvrije bouwwerken .................................. 6 2.1.4 Relatie planologische afwijking en Tuindorp ’t Lansink ................................................ 7 2.2 Hardheidsclausule / inherente afwijkingsbevoegdheid (artikel 4:84 Awb) ........................... 7 2.3 Planschade-overeenkomst............................................................................................ 8 3. BELEIDSREGELS ........................................................................................................... 9 3.1 Begrippen ..................................................................................................................... 9 3.1.1 Definities................................................................................................................. 9 3.1.2 Wijze van meten .....................................................................................................12 3.2 Afwijkingsmogelijkheden.............................................................................................13 3.3 Een bijbehorend bouwwerk .........................................................................................13 3.3.1 Een bijbehorend bouwwerk binnen de bebouwde kom ..............................................13 3.3.2 Uitzonderingen hoofdbouwdiepte bij bestaande en nieuw woningen: ...........................15 3.3.3 Bijbehorende bouwwerken buiten de bebouwde kom................................................15 3.4 Gebouw ten behoeve van infrastructurele of openbare voorzieningen ...............................15 3.5 Bouwwerk, geen gebouw zijnde ...................................................................................16 3.5.1 Erfafscheidingen...................................................................................................16 3.6 Dakkapellen en dakopbouwen......................................................................................16 3.7 Antenne-installatie .....................................................................................................16 3.8 Installatie voor warmtekrachtkoppeling bij een glastuinbouwbedrijf..................................17 3.9 Installatie voor duurzame energie bij een agrarisch bedrijf ..............................................17 3.10 Jaarlijks terugkerende evenementen...........................................................................17 3.11 Wijzigen gebruik bouwwerken....................................................................................18 3.12 Gebruik van een recreatiewoning voor bewoning ..........................................................18 3.13 Meerdere keren afwijking ..........................................................................................18 3.14 Inwerkingtreding......................................................................................................19 3.15 Citeertitel ................................................................................................................19 4. Inspraak..................................................................................................................... 19 Bijlage 1 Toelichting beleidsregels ................................................................................. 20
Beleid(sregels) afwijkingsmogelijkheden bestemmingsplan gemeente Hengelo
2
1. INLEIDING In deze notitie zijn beleidsregels geformuleerd voor de planologische afwijkingsmogelijkheden zoals opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor). Deze wet en het daarbij behorende besluit zijn op 1 oktober 2010 in werking getreden. De wet biedt aan de raad en het college in met name genoemde gevallen de mogelijkheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het mogen afwijken van het betreffende bestemmingsplan. Planologische afwijking kan worden verleend ten behoeve van het realiseren van bouwwerken, van tijdelijke bouwwerken, van de geldende gebruiksfunctie en van het uitvoeren van (tijdelijke) werkzaamheden.
1.1 Aanleiding Artikel 4, bijlage 2 Bor biedt voor een aantal gevallen de mogelijkheid om af te wijken van het bestemmingsplan. Het gaat hierbij om afwijkingen van bouwwerken en gebruiksfuncties die op grond van het bestemmingsplan zijn toegestaan. Het beleid is noodzakelijk op om een transparante en eenduidige wijze te kunnen afwijken van het bestemmingsplan. De wijze waarop het beleid is ingevuld biedt ruimere en flexibelere bouw- en gebruiksmogelijkheden, waar dit stedenbouwkundig mogelijk is. Het beleid draagt hierdoor bij aan de dereguleringsambitie en het komt de grondexploitatie ten goede.
1.2 Leeswijzer In hoofdstuk 1 wordt een uiteenzetting gegeven van de werking van de nieuwe regels zoals opgenomen in de Wabo en het Bor met, waar nodig, een vergelijking met de huidige regels. In hoofdstuk 2 wordt onder andere ingegaan op de reikwijdte van flexibiliteitbepalingen. Vervolgens wordt de relatie tussen een afwijkingsbesluit en het bestemmingsplan, welstand en vergunningvrije bouwwerken behandeld. Tot slot wordt de zogenaamde hardheidsclausule behandeld. Hoofdstuk 3 bevat de beleidsregels waaronder een definitielijst. Hierin worden enkele begrippen en de wijze van meten nader toegelicht. In hoofdstuk 4 wordt per thema verder uitgewerkt welke concrete beleidsuitgangspunten zijn vastgelegd. Per thema worden eerst de achtergronden van de uitgangspunten verwoord, waarna de uitgangspunten per thema kort worden samengevat. Achtereenvolgens worden behandeld: uitbreidingen van of een bijgebouw bij een woning, balkons en terrassen, erfafscheidingen, bouwwerk geen gebouw zijnde, uitbreidingen van en bijbehorende bouwwerken bij andere gebouwen en jaarlijks terugkerende evenementen. In hoofdstuk 5 tenslotte wordt ingegaan op de administratieve bepalingen. Als bijlage bij deze beleidsregels is een toelichting opgenomen met daarin de wettelijke basis in het Bor.
1.3 Planologische afwijkingsmogelijkheden in de Wabo Van oudsher is het afwijken van de voorschriften van een bestemmingsplan geregeld in de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), op 1 juli 2008 vervangen door de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Per 1 oktober 2010 zijn de planologische afwijkingsmogelijkheden opgenomen in de Wabo.
1.4 Reikwijdte beleidsregels Artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wabo geeft aan dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Artikel 2.10 lid 1 sub c Wabo bepaalt, dat een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, 1e lid aanhef en sub a van de Wabo (het bouwen van een bouwwerk) onder meer wordt geweigerd als deze activiteit in strijd is met het bestemmingsplan. Een dergelijke aanvraag moet op grond van artikel 2.10 lid 2 van de Wabo worden gezien als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wabo, dus (tevens), als een aanvraag om een omgevingsvergunning om te mogen afwijken van het bestemmingsplan.
Beleid(sregels) afwijkingsmogelijkheden bestemmingsplan gemeente Hengelo
3
Als het gaat om een activiteit (als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c Wabo) in strijd met het bestemmingsplan, kan op grond van het bepaalde in artikel 2.12, 1e lid onder a (voor zover hier relevant) van de Wabo de omgevingsvergunning slechts worden verleend: •
in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen. Hier betreft het de zgn. 'kruimellijst'. Deze is opgenomen in artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor).
Dit beleid heeft dus alleen betrekking op planologische afwijkingen als bedoeld in artikel 2.12 lid 1 sub a onder 2 van de Wabo.
1.5 Reguliere of uitgebreide voorbereidingsprocedure De Wabo onderscheidt twee voorbereidingsprocedures bij het nemen van een vergunningbesluit : de reguliere en de uitgebreide procedure. Regel bij het bepalen van de te volgen procedure is, dat de reguliere voorbereidingsprocedure wordt gevolgd, tenzij anders is bepaald. Omdat artikel 2.12 lid 1 sub a onder 2 van de Wabo niet in artikel 3.10 van de Wabo is opgenomen is de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing.
1.6 Voorbereidingsprocedure Een groot verschil tussen de reguliere en de uitgebreide voorbereidingsprocedure is, dat bij de uitgebreide voorbereidingsprocedure de 'uniforme openbare voorbereidingsprocedure' (afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht) moet worden gevolgd. Omdat de ‘kruimelgevallen’ met de komst van de Wabo onder de reguliere voorbereidingsprocedure blijven vallen, volgen deze dus niet de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Dit betekent dat besluiten op zodanige afwijkingsverzoeken van het bestemmingsplan worden genomen zonder voorafgaande terinzagelegging van het ontwerpbesluit en zonder voorafgaande mogelijkheid een zienswijze naar voren te brengen. Bij toepassing van de reguliere procedure voor het behandelen van aanvragen voor een omgevingsvergunning dient binnen acht weken (eventueel te verlengen met zes weken) een besluit te worden genomen. Als de wettelijke termijn wordt overschreden, ontstaat een van rechtswege verleende omgevingsvergunning.
1.7 Belangenafweging De toelichting van de Invoeringswet Wabo geeft aan, dat een afwijking met toepassing van de reguliere voorbereidingsprocedure weliswaar niet meer ter inzage hoeft te worden gelegd, maar dat dit op zich niet betekent dat de artikelen 4:7 en 4:8 van de Algemene wet bestuurswet (Awb) niet van toepassing zijn. In deze artikelen staat het volgende: Artikel 4:7: 'Voordat een bestuursorgaan een aanvraag tot het geven van een beschikking geheel of gedeeltelijk afwijst, stelt het de aanvrager in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen indien de afwijzing zou steunen op gegevens over feiten en belangen die de aanvrager betreffen, en die gegevens afwijken van gegevens die de aanvrager ter zake zelf heeft verstrekt’; Artikel 4:8: 'Voordat een bestuursorgaan een beschikking geeft waartegen een belanghebbende die de beschikking niet heeft aangevraagd naar verwachting bedenkingen zal hebben, stelt het die belanghebbende in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen indien de beschikking zou steunen op gegevens over feiten en belangen die de belanghebbende betreffen, en die gegevens niet door de belanghebbende zelf ter zake zijn verstrekt.' Belanghebbenden als bedoeld in deze artikelen die niet in de gelegenheid zijn gesteld om hun zienswijze naar voren te brengen kunnen uiteraard wel bezwaar maken tegen de verleende of geweigerde omgevingsvergunning, en desgewenst in beroep komen tegen de beslissing op bezwaar.
Beleid(sregels) afwijkingsmogelijkheden bestemmingsplan gemeente Hengelo
4
In het in de omgevingsvergunning begrepen planologische afwijkingsbesluit moet gemotiveerd worden waarom in het betreffende geval (geen) medewerking aan de planologische afwijking wordt verleend. In het algemeen kan slechts medewerking aan afwijking van het bestemmingsplan worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: • • • • • •
het straat- en bebouwingsbeeld (stedenbouwkundig karakter); de woonsituatie; de milieusituatie; de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid; de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
1.8 Privaatrechtelijke aspecten Het (ver)bouwen van een bouwwerk heeft ook privaatrechtelijke aspecten. De relatie tussen de stedenbouwkundige bepalingen uit het bestemmingsplan enerzijds en de bepalingen van het burenrecht anderzijds komen vaak tot uiting bij het realiseren van aan -, uit- of bijgebouwen en erfafscheidingen. Bij de afweging in het kader van een planologische afwijkingsprocedure dienen de privaatrechtelijke belangen nadrukkelijk te worden meegewogen. Aspecten en factoren die daarbij aan de orde komen zijn onder meer de bezonning van tuinen en lichttoetreding tot naburige percelen, de eigendomssituatie met betrekking tot (bouwkundige verbindingen tussen) bouwwerken en beperkte zakelijke rechten, zoals het recht van erfdienstbaarheid of mandeligheid. De wettelijke bepalingen met betrekking tot het burenrecht zijn opgenomen in boek 5 van het Burgerlijk Wetboek. Het verlenen van een ontheffing is niet mogelijk als daarmee c.q. daardoor een inbreuk op het burenrecht (mogelijk) wordt gemaakt dan wel ten opzichte van een derdebelanghebbende onrechtmatig zal of kan worden gehandeld.
1.9 Beleid planologische afwijkingsmogelijkheden Op grond van de in dit beleidskader door burgemeester en wethouders vastgelegde beleidsregels als bedoeld in titel 4.3 van de Awb kan het meewerken aan of het weigeren van een afwijking van het bestemmingsplan worden gemotiveerd. De beleidsregels voorzien dus in een afwegingskader voor het al dan niet verlenen van medewerking aan planologische afwijkingen voor gevallen als bedoeld in artikel 2.12 lid 1 sub a onder 2 van de Wabo). Beleidsregels zijn van belang omdat deze de burgers vooraf inzicht geven in de wijze waarop het bestuursorgaan een verzoek om planologische afwijking beoordeelt. Transparantie van besluitvorming geeft het overheidshandelen meer legitimiteit en draagt bij aan de rechtszekerheid. Voorwaarde is uiteraard wel, dat de beleidsregels deugdelijk zijn gemotiveerd conform artikel 3:42, tweede lid van de Awb door publicatie algemeen bekend zijn gemaakt. Op grond van de gemeentelijke inspraakverordening en Awb wordt het ontwerp beleid gedurende 6 weken voor inspraak ter inzage gelegd.
Beleid(sregels) afwijkingsmogelijkheden bestemmingsplan gemeente Hengelo
5
2. ALGEMEEN De inhoud van beleidsregels wordt enerzijds bepaald door de reikwijdte van de voorschriften die de mogelijkheid van een afwijking in zich houden en anderzijds door het ruimtelijk ordeningsbeleid neergelegd in regelgeving en beleidsregels van rijk, provincie en gemeente. Bij deze regelgeving en beleidsregels over ruimtelijke ordening kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het bepaalde in de Wro, het Bro, de Wabo, het Bor, de provinciale Omgevingsvisie en verordening en de gemeentelijke structuurvisie en de Welstandsnota. De vraag of aan een verzoek om planologische afwijking al dan niet medewerking dient te worden verleend, moet worden beantwoord aan de hand van met name twee beoordelingscriteria. Deze criteria zijn achtereenvolgens: • de inhoud en reikwijdte van de toepasselijke regelgeving en het beleid; • het flankerend beleid bij de beleidsuitvoering. Teneinde te voorkomen dat het vaststellen van beleidsregels leidt tot een starre regeling wordt in paragraaf 2.2 aandacht geschonken aan de zogenaamde hardheidsclausule. 2.1 Flankerend beleid Naast inhoud, strekking en reikwijdte van het bovenlokale ruimtelijk ordeningsrecht wordt de ruimte voor planologische afwijking beïnvloed door regelgeving en beleid(sregels) op lokaal niveau. Gedacht kan daarbij worden aan het bepaalde in bestemmingsplannen, beeldkwaliteitsplannen, structuurvisies, de Welstandsnota, de Erfgoedverordening en de aanwezigheid van rijks - en gemeentelijke monumenten en beschermde stads- of dorpsgezichten (Tuindorp ’t Lansink) etc. 2.1.1 Relatie planologische afwijking en bestemmingsplan In het kader van de actualisering van de bestemmingsplannen is naderhand geconcludeerd dat in enkele gevallen geen maatwerk is geleverd ten aanzien van maximale hoofdbouwdieptes. De geactualiseerde bestemmingsplannen sluiten vaak op onderdelen niet meer aan op de laatste ruimtelijke inzichten of maatschappelijke ontwikkelingen. Van een actueel bestemmingsplan mag worden verwacht dat het de laatste planologische inzichten bevat. Om tegemoet te komen aan de wens om, gezien de huidige maatschappelijke ontwikkelingen, met name op grotere percelen een diepere hoofdbouw toe te staan zijn in deze beleidsregels een aantal uitzonderingen opgenomen. In voorkomende gevallen, bijvoorbeeld ‘voortschrijdend inzicht’ of kennelijke verschrijvingen, wordt een tussentijdse wijziging van het beleid voorgesteld zodat in alle vergelijkbare gevallen eenduidig kan worden gehandeld. 2.1.2 Relatie planologische afwijking en welstand Het bestemmingsplan is hèt instrument waarmee aan gronden een bestemming wordt gegeven en waarmee de daarbij behorende bebouwings- en gebruiksmogelijkheden worden vastgelegd. Ten aanzien van de verhouding tussen beeldkwaliteit (welstand) en het bestemmingsplan is de jurisprudentie duidelijk. De welstandstoets zal zich in beginsel moeten richten naar de bouwmogelijkheden die het geldende bestemmingsplan biedt. Met andere woorden: hoe duidelijker de bebouwingsmogelijkheden in een bestemmingsplan zijn omschreven, des te terughoudender dient de welstandstoets te zijn. Dat geldt ook voor de in het verlengde van een bestemmingsplan te verlenen omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan. 2.1.3 Relatie planologische afwijking en vergunningvrije bouwwerken Een ander aspect is de relatie tussen vergunningsvrij bouwen en het afwijken van het bestemmingsplan. Naast het zonder planologische toets omgevingsvergunningvrij ondernemen van de activiteiten “bouwen van een bouwwerk” en “strijdig planologisch gebruik” (mits betrekking hebbend op activiteiten als bedoeld in artikel 2 van bijlage II bij het Bor) bepaalt de Wabo dat voor het bouwen van op de grond staande bijbehorende bouwwerken in het achtererfgebied, die passen binnen het bestemmingsplan en niet hoger zijn dan 5 meter, geen omgevingsvergunning nodig is voor de activiteit “bouwen van een bouwwerk”en ook niet voor de activiteit “planologisch afwijkend gebruik”, wanneer voldaan wordt aan de voorschriften van het bestemmingsplan (zie art. 3, 1e lid van bijlage II van het Bor). Als er voor een dergelijk
Beleid(sregels) afwijkingsmogelijkheden bestemmingsplan gemeente Hengelo
6
bouwwerk wordt meegewerkt aan een planologische afwijking van de voorschriften uit het bestemmingsplan dan is (als behorend tot een der gevallen als bedoeld in artikel 4 van bijlage II bij de Bor) er nog steeds geen omgevingsvergunning nodig voor de activiteit bouwen. In zo'n situatie is er dus alleen een omgevingsvergunning nodig voor afwijkend planologisch gebruik. Dit betekent dat er in dat geval wordt meegewerkt aan een afwijking van het bestemmingsplan zonder dat daar een 'bouwkundige' tekening aan ten grondslag ligt. De Mor (Ministeriële regeling omgevingsrecht) geeft wel duidelijke indieningsvereisten voor het aanvragen van een vergunning voor het mogen afwijken van het bestemmingsplan, maar een tekening met gevels, materiaal, kleuren e.d. is niet noodzakelijk. Ook toetsing (vooraf) aan brandveiligheidseisen en redelijke eisen van welstand vindt niet plaats. 2.1.4 Relatie planologische afwijking en Tuindorp ’t Lansink Het gebied Tuindorp ‘t Lansink is aangewezen als beschermd dorpsgezicht in de zin van artikel 35 van de Monumentenwet. Voor percelen gelegen in het bestemmingsplan “Tuindorp ’t Lansink” wordt in principe geen medewerking verleend aan een verzoek om planologische afwijking, behoudens indien en voor zover het een erf- of perceelsafscheiding betreft waarop (naast een positief advies van de Welstandscommissie) een positief advies van de Monumentencommissie is ontvangen. Het vigerende bestemmingsplan biedt voor het overige voldoende bouwmogelijkheden. In incidentele situaties, daar waar het historisch karakter van Tuindorp ’t Lansink dit verlangt, kan een uitzondering gelden en middels ontheffing toch medewerking worden verleend aan planologische afwijking wanneer sprake is van een aantoonbaar maatschappelijk belang, zichtbare verbetering van de ruimtelijke samenhang of een aanmerkelijke verbetering van verpauperde/niet beschermwaardige delen. Dit kan gelden voor situaties toegepast in zowel de bebouwde inrichting alsmede de openbare ruimte.
2.2 Hardheidsclausule / inherente afwijkingsbevoegdheid (artikel 4:84 Awb) De hardheidsclausule, gebaseerd op de inherente afwijkingsbevoegdheid van artikel 4:84 Abw, dient met terughoudendheid te worden toegepast. Uitgangspunt is dat het bestuur handelt conform de vastgestelde beleidsregels. Het vastleggen van beleidsregels verplicht het college van burgemeester en wethouders in beginsel te handelen overeenkomstig het in deze regels neergelegde beleid. Belanghebbenden moeten hierop kunnen vertrouwen. Het tweede uitgangspunt is, dat handelen overeenkomstig de beleidsregels geschiedt, behoudens bijzondere omstandigheden. Er kunnen omstandigheden zijn die bij onverkorte toepassing van het vastgestelde beleid voor een of meer (derde)belanghebbenden leiden tot onevenredige gevolgen in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. Hierbij kan gedacht worden aan gevolgen van onevenredige hardheid, ofwel aan onbillijkheden van overwegende aard. In het algemeen zal er op grond van de inherente afwijkingsbevoegdheid een beroep op de hardheidsclausule kunnen worden gedaan indien: a.
b. c.
er bijzondere omstandigheden zijn die tot medewerking aan afwijking van het beleid nopen en er geen redelijke alternatieven bestaan om hierin te voorzien, mits de ruimtelijke consequenties beperkt blijven en niet voor (ongewenste) precedentwerking hoeft te worden gevreesd; het verzoek weliswaar niet binnen het geldende beleid past, maar een beleidswijziging als gevolg van het verzoek in de rede ligt; een verzoek weliswaar past binnen de beleidsregels maar er, gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval, gezien de onevenredige gevolgen voor derde-belanghebbenden, tóch geen medewerking dient te worden verleend.
Aan ieder afwijkingsbesluit gaat een belangenafweging vooraf die in een concreet geval, zelfs als het verzoek past binnen de in het vastgelegde beleid opgenomen randvoorwaarden, tot weigering van het afwijkingsverzoek kan leiden. Met een beroep op de hardheidsclausule kunnen onvoorziene en/of onaanvaardbare gevolgen van beleidsregels worden voorkomen. Indien de hardheidsclausule wordt toegepast, maar óók wanneer in afwijking van de in de beleidsregels opgenomen beoordelingscriteria ondanks het voldoen aan deze criteria geen medewerking aan een aanvraag wordt verleend, wordt zowel de aanvraag als de voorgenomen
Beleid(sregels) afwijkingsmogelijkheden bestemmingsplan gemeente Hengelo
7
afwijking van het in de beleidsregels neergelegde beleid aan het college voorgelegd. Periodiek wordt het beleid geëvalueerd en wordt, indien nodig, een integraal aanpassingsvoorstel aan het college voorgelegd.
2.3 Planschade-overeenkomst Bij het verlenen van toestemming voor het afwijken van het bestemmingsplan overeenkomstig de artikelen 4.1 t/m 4.10 van deze beleidsregels, dient overeenkomstig de geldende gemeentelijke Procedureverordening planschades een planschadeovereenkomst te worden afgesloten tussen de initiatiefnemer en de gemeente.
Beleid(sregels) afwijkingsmogelijkheden bestemmingsplan gemeente Hengelo
8
3. BELEIDSREGELS 3.1 Begrippen 3.1.1 Definities In deze beleidsregels wordt verstaan onder: aanbouw: een bijbehorend bouwwerk dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk bijbehorend bouwwerk onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; aansluitend terrein: het terrein dat op grond van het bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt; achtererfgebied: erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw; afhankelijke woonruimte: een gastenverblijf of bijbehorend bouwwerk, welke een ruimtelijke eenheid vormt met de woning, die voor mantelzorg geschikt is of wordt gemaakt, waarbij sprake is en blijft van één huishouden op het perceel. ander bouwwerk: een bouwwerk, geen gebouw zijnde; antennedrager: antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne; antenne-installatie: installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie; bebouwde kom: het gebied gekenmerkt door het begin van een langs wegen gelegen aaneengesloten bebouwing van zodanige omvang en dichtheid, dat een voor de weggebruiker duidelijk herkenbaar verschil in karakter van de wegomgeving aanwezig is met een buiten de bebouwde kom gelegen weg; bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde; bebouwingspercentage: een op de verbeelding aangegeven percentage dat het gedeelte van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; bestemmingsgrens: een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak; bestemmingsvlak: een op de verbeelding aangeven vlak met eenzelfde bestemming; bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; bouwgrens: een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak; bouwlaag:
Beleid(sregels) afwijkingsmogelijkheden bestemmingsplan gemeente Hengelo
9
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder; bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; bouwperceelsgrens: een grens van een bouwperceel; bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels van een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten; bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; bijbehorend bouwwerk: uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak. bijgebouw: een bijbehorend bouwwerk, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en dat qua afmetingen ondergeschikt is aan en niet rechtstreeks toegankelijk is vanuit dat (hoofd)gebouw; carport: een bouwwerk met tenminste een dak en niet, of aan maximaal twee zijden van wanden voorzien, die niet tot de constructie zelf behoren; categorie 1 en 2 bedrijven: bedrijven als genoemd in de categorieën 1 en 2 van de VNG- brochure Bedrijven en Milieuzonering, die door hun activiteiten een lichte tot matige milieubelasting tot gevolg hebben; detailhandel: Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; erf: al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden; erfgrens: de grens van een erf; erker: een toevoeging van ten hoogste één bouwlaag aan de gevel van een woning; gebouw: elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; hoofdgebouw: een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is; Beleid(sregels) afwijkingsmogelijkheden bestemmingsplan gemeente Hengelo
10
luifel: Een plat uitgebouwd afdak aan een hoofdgebouw, veelal (doch niet uitsluitend) tegen een gevel boven een deur geplaatst; oorspronkelijk: gelijktijdig met het bijbehorende hoofdgebouw opgericht; openbaar toegankelijk gebied: weg als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder b van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer; openbare weg: weg als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder b van de Wegenverkeerswet 1994; opstal(len): alles wat boven op een stuk grond gebouwd, geplaatst, geplant is etc.; overkapping: een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak, met maximaal 1 wand (valt onder de categorie bijbehorend bouwwerk); peil: Het peil vastgesteld conform de bepalingen van het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Bij ontbreken van een definiëring geldt de volgende bepaling: - voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; - voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; perceel: één of meerdere aan elkaar grenzende en kadastraal vastgelegde eenheden terrein, welke in het bezit zijn van dezelfde eigenaar en waarop krachtens het bestemmingsplan zelfstandige, bij elkaar behorende bouwwerken zijn toegelaten; permanente bewoning: gebruik van (een deel van) een gebouw als hoofdwoonverblijf; recreatiewoning: een permanent aanwezig gebouw, geen stacaravan zijnde, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, voor recreatieve doeleinden bewoond te worden. Hieronder worden tevens aangemerkt een chalet en een vakantiehuisje. Permanente bewoning van de recreatiewoning, chalet of vakantiehuisje is niet toegestaan; uitbouw: een bijbehorend bouwwerk dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk bijbehorend bouwwerk door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; voorerfgebied: het erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied; voorgevel: voor wat betreft de realisatie van bijbehorende bouwwerken wordt slechts één gevel als voorgevel aangemerkt, namelijk de gevel die zich als belangrijkste gevel manifesteert; voorgevelrooilijn: voorgevelrooilijn danwel bouwgrens als bedoeld in het bestemmingsplan, de beheersverordening dan wel de gemeentelijke bouwverordening;
Beleid(sregels) afwijkingsmogelijkheden bestemmingsplan gemeente Hengelo
11
woning: (een gedeelte van) een gebouw met woonfunctie/een complex van ruimtes, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één individueel huishouden; woongebouw: een gebouw, dat één of meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden. Voor de begripsbepalingen die niet in deze beleidsregels zijn voorzien, gelden de bepalingen van het van toepassing zijnde bestemmingsplan. Voor zover mede het bestemmingsplan hier niet in voorziet zijn de voorschriften van de Bouwverordening van toepassing.
3.1.2 Wijze van meten Bij de toepassing van deze beleidsregels wordt als volgt gemeten: De (bouw)hoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander-bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; De goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; Bij het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden afwijkende goothoogtes ten behoeve van esthetische accenten (tot een maximum van 25% van de totale gootlengte) buiten beschouwing gelaten. De oppervlakte van een bouwwerk: De oppervlakte gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; Indien een gebouw voorzien is van een niet geheel door wanden omsloten overkapping, wordt het gedeelte van het gebouw onder deze overkapping mede als oppervlakte berekend, met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is op dakoverstekken en luifels met een diepte van minder dan 0,5 meter; De bebouwde oppervlakte: De buitenwerks gemeten oppervlakte van het op een bouwperceel aanwezige c.q. op te richten gebouw of gebouwencomplex, gemeten op een meter boven peil; De afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens: De kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsscheiding van het bouwperceel; De inhoud van een bouwwerk: Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; De diepte van een hoofdgebouw: Vanaf de aan de straat gelegen bouwgrens tot aan de achtergevel van het hoofdgebouw of vanaf de bestaande voorgevel tot aan de achtergevel van het gebouw; Tenzij anders bepaald, worden de waarden zoals hier opgenomen in m of m2 zijn uitgedrukt op de volgende wijze gemeten: • afstanden loodrecht, • hoogten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven. Bij een bouwwerk, voor zover dit zich bevindt op een erf- of perceelgrens, wordt gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogst is, en Beleid(sregels) afwijkingsmogelijkheden bestemmingsplan gemeente Hengelo
12
•
ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
3.2 Afwijkingsmogelijkheden Bij de beoordeling van verzoeken om af te wijken van het bestemmingsplan worden voor wat betreft de afwijkingsmogelijkheden als genoemd in artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 en 2 Wabo, de onderstaande nader uitgewerkte beleidsregels, als geregeld in artikel 4 van Bijlage II Bor, worden toegepast. In artikel 4 van bijlage II behorende bij het Bor (kruimelgevallenlijst) wordt onderscheid gemaakt tussen de realisering van bouwwerken binnen of buiten de bebouwde kom. Het is dus van belang vast te stellen of een opstal al dan niet binnen de bebouwde kom is gesitueerd. Per geval dient te worden beoordeeld of een perceel zich al dan niet binnen de bebouwde kom bevindt. Uit de jurisprudentie blijkt dat dit een vraag van feitelijke aard betreft. Niet de plaats van het verkeersbord dat de bebouwde kom weergeeft is bepalend, maar de aard van de omgeving. Wil er in ruimtelijke zin sprake zijn van een bebouwde kom, dan zal er in het betrokken gebied in ieder geval van een structurele samenhang van bebouwing sprake moeten zijn. Zo zal verspreid liggende woonbebouwing in het buitengebied geen bebouwde kom in ruimtelijke zin vormen.
3.3 Een bijbehorend bouwwerk Wettekst: ‘Voor verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking: 1. een bijbehorend bouwwerk: a. binnen de bebouwde kom, b. buiten de bebouwde kom, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: 1°. niet hoger dan 5 m, tenzij sprake is van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf; 2°. de oppervlakte niet meer dan 150 m2, en; 3°. het bouwen niet tot gevolg heeft dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd dan wel dat de oppervlakte/ de inhoudsmaat die op grond van het bestemmingsplan of de beheersverordening voor bebouwing in aanmerking komt voor meer dan 50% wordt overschreden; 3.3.1 Een bijbehorend bouwwerk binnen de bebouwde kom Een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan voor een bijbehorend bouwwerk binnen de bebouwde kom kan worden verleend voor: 1. een erker aan een woning in het voorerfgebied en de erker voorts voldoet aan de volgende kenmerken: a. de breedte van de erker mag maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel van de woning bedragen dan wel de bestaande gevelopening; b. de diepte vanaf de voorgevel mag niet meer dan maximaal 1,50 m. bedragen; c. de hoogte, gemeten vanaf het aansluitende terrein, mag maximaal 3 m. bedragen dan wel 0,25 m. boven de vloer van de eerste verdieping van de woning of dat woongebouw; d. een luifel mag onderdeel uitmaken van de constructie waarbij de maximale breedtemaat voor dit deel buiten toepassing blijft; Algemene toepassingsvoorwaarden voor bouwen aan de voorkant Erkers, balkons en luifels mogen aan een hoofdgebouw worden gebouwd met een maximale bouwdiepte van 1,5 meter; bij een woning met twee naar de openbare weg gekeerde gevels mag de erker om de hoek worden doorgezet (“hoekerker”). Indien er op een perceel een oorspronkelijk bijbehorend bouwwerk staat vóór de voorgevel geldt dat voor de voorgevel van het vergunde bijbehorend bouwwerk aan de voorzijde van de woning een aangebouwd bijbehorend bouwwerk met een maximale oppervlakte van 10 m2 mag worden opgericht. De bouwhoogte mag maximaal 3,25 meter bedragen. Beleid(sregels) afwijkingsmogelijkheden bestemmingsplan gemeente Hengelo
13
Indien er op een perceel een oorspronkelijk bijbehorend bouwwerk staat vóór de voorgevel geldt dat de ruimte die zich bevindt tussen het bijbehorend bouwwerk en de voorzijde van de woning mag worden volgebouwd. Er dient te worden aangesloten op de zijdelingse begrenzing van het oorspronkelijk bijbehorend bouwwerk en de bouwhoogte mag maximaal 3,25 meter bedragen. 2. een uitbreiding van een woning of een bijgebouw bij een woning op het zij- en achtererfgebied, een bijgebouw of een overkapping op achtererfgebied dat voldoet aan de volgende kenmerken: a. de voorgevel van een bijbehorend bouwwerk is gelegen op een afstand van tenminste 2,5 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan, met dien verstande, dat slechts één gevel als voorgevel kan worden beschouwd; b. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt tenminste 1 meter, tenzij op de perceelsgrens wordt gebouwd; c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet hoger zijn dan 3,25 meter, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt; d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet hoger zijn dan 5 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt; e. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw bedraagt per perceel niet meer dan: - 50 m2 voor percelen met een grootte tot en met 500 m2; - 75 m2 voor percelen groter dan 500 m2; - 100 m2 voor percelen groter dan 1000 m2, met dien verstande dat de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken, die op dat gedeelte van het bouwperceel zijn of worden gebouwd waar volgens het vigerende bestemmingsplan het hoofdgebouw nog als hoofdgebouw vergroot kan worden, niet wordt gerekend tot het gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken; f. indien sprake is van een bijbehorend bouwwerk respectievelijk uitbreiding ten behoeve van of in verband met (de aanwezigheid van) een kantoor- of praktijkruimte ten dienste van een aan huis gebonden beroep c.q. beroeps/bedrijfsmatige (kleinschalige) activiteiten en/of ruimte voor lichamelijk gehandicapten, de maximaal toegestane oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken onder e met 25 m2 mag worden uitgebreid, met dien verstande, dat sprake moet zijn van een causaal verband tussen de uitbreiding en het aan huis gebonden beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten respectievelijk de lichamelijk handicap; g. indien sprake is van de bouw van een carport, het bepaalde onder a en d buiten toepassing blijft. Een carport mag worden opgericht met dien verstande dat: - de carport achter of op gelijke hoogte met de voorgevel van het hoofdgebouw wordt opgericht; indien sprake is van een carport die wordt opgericht direct grenzend aan een bestaande carport op een aangrenzend perceel mag deze ook voor de voorgevel worden opgericht, maar alleen als de uitvoering identiek is aan de al bestaande carport; - de bouw- en goothoogte van de carport mag niet hoger zijn dan 3,25 meter; voor zover sprake is van een carport die wordt gebouwd aan een al bestaande carport (zie hiervoor) mag de hoogte maximaal de hoogte van de bestaande carport bedragen. Algemene toepassingsvoorwaarden voor een uitbreiding van een woning of een bijgebouw bij een woning op het zij- en achtererfgebied, een bijgebouw of een overkapping op achtererfgebied. 3. Een uitbreiding van het hoofdgebouw, uitsluitend zijnde een woning, op het achtererfgebied, dat voldoet aan de volgende kenmerken: a. de diepte van de woning mag na de uitbreiding niet meer bedragen dan 11 meter, dan wel de bestaande bouwdiepte indien deze meer bedraagt; b. de goothoogte van het hoofdgebouw mag niet hoger zijn dan de in het bestemmingsplan aangegeven goothoogte, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt; c. de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet hoger zijn dan de in het bestemmingsplan aangegeven bouwhoogte, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt; d. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 2 meter, dan wel de bestaande afstand indien deze minder dan 2 meter bedraagt respectievelijk indien de bouwgrens anders bepaalt; e. het maximale bebouwingsoppervlak van het bij het oorspronkelijke hoofdgebouw behorende achtererfgebied mag niet meer dan 50% bedragen.
Beleid(sregels) afwijkingsmogelijkheden bestemmingsplan gemeente Hengelo
14
3.3.2 Uitzonderingen hoofdbouwdiepte bij bestaande en nieuw woningen: Om tegemoet te komen aan de wens om, gezien de maatschappelijke ontwikkelingen, met name op grotere percelen binnen de bebouwde kom een diepere hoofdbouw toe te staan zijn de volgende uitzonderingen opgenomen. De maximaal aanvaardbare diepte van een hoofdgebouw wordt gedifferentieerd naar 3 verschillende woningtypes en van belang is de relatie tussen de breedte/oppervlakte van de kavel en de afstanden tot zijdelingse perceelsgrenzen. Bij niet evenwijdig aan de hoofdbouw lopende zijdelingse perceelsgrenzen wordt de gemiddelde maat van de gezamenlijk gemeten afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen gehanteerd. Deze uitzonderingsregels gelden niet voor de plangebieden Dalmeden, Buitengebied, Medaillon, ‘t Weusthag. In deze bestemmingsplannen is al maatwerk geleverd ten aanzien van hoofdbouwdieptes. 1. Rij/woningen geschakeld door hoofdbouw [a] buiten de in het bestemmingsplan vastgestelde hoofdbouwdiepte van maximaal 11 meter respectievelijk 12 meter, mag worden uitgebreid met maximaal 1 meter bij percelen groter dan 200 m2, mits: • het achtererfgebied behorende bij het oorspronkelijke hoofdgebouw met niet meer dan 50% bebouwd wordt; • de afstand van de uitbreiding tot de achtererfgrens minimaal 5 meter bedraagt. 2. Twee onder een kap/maximaal 2 woningen aaneengeschakeld door hoofdbouw [a] buiten de in het bestemmingsplan vastgestelde hoofdbouwdiepte van maximaal 11 meter respectievelijk 12 meter, mag worden uitgebreid met een diepte van maximaal 25% (met een minimum van 1 meter) van de gezamenlijk gemeten afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen, mits: • het achtererfgebied behorende bij het oorspronkelijke hoofdgebouw met niet meer dan 50% bebouwd wordt; • de afstand van het hoofdgebouw tot één zijdelingse perceelgrens minimaal 2 meter bedraagt; • de afstand van de uitbreiding tot de achtererfgrens minimaal 5 meter bedraagt. 3. Vrijstaand [a] buiten de in het bestemmingsplan vastgestelde hoofdbouwdiepte van maximaal 11 meter respectievelijk 12 meter, mag worden uitgebreid met een diepte van maximaal 50% van de gezamenlijk gemeten afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen, mits: • het achtererfgebied behorende bij het oorspronkelijke hoofdgebouw met niet meer dan 50% bebouwd wordt; • de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens minimaal 2 meter bedraagt; • de afstand van de uitbreiding tot de achtererfgrens minimaal 5 meter bedraagt. 3.3.3 Bijbehorende bouwwerken buiten de bebouwde kom Voor bijbehorende bouwwerken buiten de bebouwde kom wordt niet afgeweken van het geldende bestemmingsplan, aangezien recentelijk het bestemmingsplan Buitengebied is vastgesteld. Dit geldt eveneens voor de gebieden die niet binnen bestemmingsplan Buitengebied vallen en buiten de bebouwde kom zijn gelegen.
3.4 Gebouw ten behoeve van infrastructurele of openbare voorzieningen Wettekst: ‘Voor verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking: ………………. 2. een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, onder a, dat niet voldoet aan de in dat subonderdeel genoemd eisen, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: a. niet hoger dan 5 m, en Beleid(sregels) afwijkingsmogelijkheden bestemmingsplan gemeente Hengelo
15
b. de oppervlakte niet meer dan 50 m²; Gezien de diversiteit van het aantal gebouwen dat met deze afwijking kan worden opgericht wordt van geval tot geval beoordeeld of het wenselijk is medewerking te verlenen.
3.5 Bouwwerk, geen gebouw zijnde Wettekst ‘Voor verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking: …………………………………………………………………. 3. een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: a. niet hoger dan 10 m, en b. de oppervlakte niet meer dan 50 m²; 3.5.1 Erfafscheidingen Indien de erfafscheiding grenst aan openbaar toegankelijk gebied en minimaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn is gelegen, kan medewerking aan planologische afwijking worden overwogen voor een erfafscheiding van maximaal 2 meter hoogte. Indien op een zij- en/of achtererf van een perceel grenzend aan openbaar toegankelijk gebied en voor de voorgevelrooilijn een erfafscheiding wordt gesitueerd, kan deze met een planologische afwijking worden opgericht. Bij hoekbebouwing wordt ook de zijgevel die gericht is op de weg gezien als voorgevel. Een belangrijk aspect bij een oordeel over het verlenen van medewerking aan planologische afwijking voor een erfafscheiding is het verkeersveiligheidsaspect. Het belang van de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen. Verder dient vanuit stedenbouwkundig oogpunt het straat- en bebouwingsbeeld niet te worden aangetast. Tenslotte dient rekening te worden gehouden met de belangen van eigenaren en/of gebruikers van nabijgelegen gronden.
3.6 Dakkapellen en dakopbouwen Wettekst ‘Voor verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking: ……………………………………………………………………………………… 4. een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw Dakkapel Een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan is niet noodzakelijk omdat de bestemmingsplannen de plaatsing van een dakkapel meestal niet verbieden. Dakopbouw Een afwijking van het bestemmingsplan wordt toegestaan voor een dakopbouw, mits de in het bestemmingsplan toegestane nokhoogte in elk geval niet wordt overschreden. Om welstandstechnische redenen kan in bepaalde gevallen worden afgeweken van de goothoogte.
3.7 Antenne-installatie Wettekst ‘Voor verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking: …………………………………………………………………………………………. 5. een antenne-installatie, mits niet hoger dan 40 m;
Beleid(sregels) afwijkingsmogelijkheden bestemmingsplan gemeente Hengelo
16
Er kan alleen bij omgevingsvergunning van het bestemmingsplan worden afgeweken, als wordt voldaan aan de criteria zoals opgenomen in de Notitie ruimtelijke randvoorwaarden bij de plaatsing van zend/antenne-installaties, vastgesteld door de Raad op 29 januari 2002.
3.8 Installatie voor warmtekrachtkoppeling bij een glastuinbouwbedrijf Wettekst ‘Voor verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking: ………………………………………………………………………… 6. een installatie bij een glastuinbouwbedrijf voor warmtekrachtkoppeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder w, van de Elektriciteitswet 1998; Gezien de diversiteit van het aantal bouwwerken dat met deze afwijking kan worden opgericht wordt van geval tot geval beoordeeld of het wenselijk is medewerking te verlenen.
3.9 Installatie voor duurzame energie bij een agrarisch bedrijf Wettekst ‘Voor verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking: ……………………………………………………………………………………………….. 7. een installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd door het bewerken van uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet aangewezen eindproducten van een krachtens dat artikellid omschreven bewerkingsprocedé dat ziet op het vergisten van ten minste 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procedé genoemde nevenbestanddelen; Gezien de diversiteit van het aantal gebouwen dat met deze afwijking kan worden opgericht wordt van geval tot geval beoordeeld of het wenselijk is medewerking te verlenen.
3.10 Jaarlijks terugkerende evenementen Wettekst ‘Voor verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking: ……………………………………………………………………………….. 8. het gebruiken van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum van drie per jaar en een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen; Artikel 4, lid 8 van bijlage II van het Bor voorziet in de mogelijkheid om voor jaarlijks terugkerende evenementen bij omgevingsvergunning planologisch af te wijken van de (gebruiks) bepalingen van het bestemmingsplan. Hieraan is de restrictie verbonden dat het om maximaal 3 evenementen per jaar gaat met een duur van ten hoogste 15 dagen per evenement inclusief opbouwen/afbreken etc. Van deze mogelijkheid wordt alleen gebruik gemaakt indien voor het betreffende evenement ook de overige benodigde vergunningen (b.v. Flora- en Faunawet /Natuurbeschermingswet/Evenementenvergunning) kunnen worden verleend. De planologische afwijkingsmogelijkheid geldt zowel voor het gebruik van gronden als voor bouwwerken. Voor het overige wordt verwezen naar de nota’s Autoparkeren en Geluid.
Beleid(sregels) afwijkingsmogelijkheden bestemmingsplan gemeente Hengelo
17
3.11 Wijzigen gebruik bouwwerken Wettekst ‘Voor verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking: ………………………………………………………….. 9. het gebruiken van bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: a. binnen de bebouwde kom, en b. de oppervlakte niet meer dan 1500 m²; Een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan is alleen mogelijk voor bouwwerken die voldoen aan de kenmerken van artikel 4 lid 9 van bijlage II van het Bor, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: a. b.
gelegen binnen de bebouwde kom de oppervlakte niet meer dan 1500 m2
Verlening van een omgevingsvergunning voor een gebruikswijziging, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, is alleen mogelijk bij reeds bestaande bebouwing. Een functiewijziging kan gevolgen hebben voor het woon- en leefmilieu ter plaatse. Dit met name wanneer de functie veel bezoekers trekt en/of er een grote behoefte bestaat aan parkeergelegenheid. Met een functiewijziging in een woonwijk wordt dan ook terughoudend omgegaan. Een uitzondering kan worden gemaakt voor voorzieningen die naar aard en functie primair een woonwijk als verzorgingsgebied hebben (bijvoorbeeld medische of maatschappelijke voorzieningen) en voorzieningen die een bijdrage kunnen leveren aan de diversiteit en verlevendiging van een woonwijk (denk aan kleinschalige detailhandel). Medewerking aan overige functiewijzigingen binnen een woongebied wordt slechts overwogen indien het een kleinschalige bedrijfsactiviteit betreft die valt onder categorie 1 of 2 van de VNG brochure Bedrijven en Milieuzonering. Een functiewijziging dient vanzelfsprekend te passen binnen de overige gemeentelijke sectorale nota´s, zoals de Detailhandels- en Horecastructuurvisie en de nota Autoparkeren. Gezien de diversiteit aan bouwwerken wordt van geval tot geval beoordeeld of het wenselijk is medewerking te verlenen.
3.12 Gebruik van een recreatiewoning voor bewoning Wettekst ‘Voor verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking: ……………………………………………………………………………… 10. het gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: a. de recreatiewoning voldoet aan de bij of krachtens de Woningwet aan een bestaande woning gestelde eisen; b. de bewoning niet in strijd is met de bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet geurhinder en veehouderij gestelde regels of de Reconstructiewet concentratiegebieden, c. de bewoner op 31 oktober 2003 de recreatiewoning als woning in gebruik had en deze sedertdien onafgebroken bewoont, en d. de bewoner op 31 oktober 2003 meerderjarig was.’ Er wordt geen afwijking van het bestemmingsplan verleend voor het veranderen van de gebruiksfunctie recreatief woongebruik, naar een woongebruik voor permanente bewoning.
3.13 Meerdere keren afwijking Het meerdere malen medewerking verlenen aan planologische afwijkingen als bedoeld in artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht voor één perceel is toegestaan, zolang de in de beleidsregels vastgestelde bouw- en gebruiksmogelijkheden in totaal niet overschreden worden. Beleid(sregels) afwijkingsmogelijkheden bestemmingsplan gemeente Hengelo
18
3.14 Inwerkingtreding Het/de beleid(sregels) afwijkingsmogelijkheden bestemmingsplan gemeente Hengelo treden in werking op de dag ná die van bekendmaking.
3.15 Citeertitel Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleid(sregels) afwijkingsmogelijkheden bestemmingsplan gemeente Hengelo.
4. Inspraak Op grond van de Inspraakverordening is de gelegenheid geboden in te spreken op de vast te stellen Beleidsregels afwijkingsmogelijkheden bestemmingsplan. Na de publicatie in het Hengelo’s Weekblad op 29 november 2011 hebben de ontwerpbeleidsregels vanaf 30 november 2011 gedurende zes weken ter visie gelegen. Gedurende deze termijn heeft iedereen de mogelijkheid gehad om schriftelijk of mondeling zijn/haar zienswijze over deze regels bij burgemeester en wethouders naar voren te brengen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
Beleid(sregels) afwijkingsmogelijkheden bestemmingsplan gemeente Hengelo
19
Bijlage 1 Toelichting beleidsregels In deze notitie zijn voor elke afwijkingscategorie van artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht beleidsregels geformuleerd. 1 Algemene bepalingen Bij het formuleren van de in de beleidsregels gehanteerde definities is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de definities die in de Wabo en het Bor worden gebruikt. Een aantal definities is afkomstig uit andere beleidsregels, zoals bestemmingsplannen en de APV 2010. 2 Een bijbehorend bouwwerk De meest voorkomende aanvragen hebben betrekking op het uitbreiden van of het plaatsen van een bijgebouw bij een woning. Binnen bepaalde grenzen kan dat vergunningsvrij worden gedaan. Ondanks de restricties die nu zijn opgenomen in het Bor, blijft er behoefte bestaan om aanvullende richtlijnen op te stellen voor het al dan niet verlenen van een omgevingsvergunning voor afwijking van de bestemmingsplanvoorschriften. Hiervoor kan een onderscheid worden gemaakt tussen bouwen op het voor- en achtererfgebied. In principe wordt er geen medewerking verleend aan het bebouwen van het voorerfgebied. Juist de situering aan de voorkant van een hoofdgebouw is bepalend voor het stedenbouwkundige beeld en de begrenzing van de openbare ruimte. Een uitzondering kan worden gemaakt voor die gevallen waarbij sprake is van ondergeschikte onderdelen, zoals erkers. Voor de voorwaarden hiervoor is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de bestaande praktijk. Bebouwing op het achtererfgebied zal over het algemeen minder gevolgen hebben voor de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse. Wel dient voorkomen te worden dat percelen volledig dichtslibben. Daarom is de maximaal toelaatbare hoeveelheid aan uitbreidingen van of bijgebouwen bij een woning gesteld op maximaal 50%. Bij uitbreiding van of een bijgebouw bij een woning op het achtererfgebied dient voorkomen te worden dat smalle, ontsierende en moeilijk te onderhouden stroken grond ontstaan. Om deze reden wordt als eis gesteld dat op minimaal 1 meter afstand van het openbaar toegankelijk gebied wordt gebouwd. Voor de hoogte is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de mogelijkheden van vergunningsvrij bouwen. Daarnaast mag een uitbreiding van of een bijgebouw bij een woning geen invloed hebben op het aantal benodigde parkeerplekken op eigen terrein en dient te worden voldaan aan welstandseisen. Voorts mag het beoogde gebruik van een uitbreiding of een bijgebouw niet afwijken van het gebruik van het (bestaande) hoofdgebouw. 3 Gebouw ten behoeve van infrastructurele of openbare voorzieningen Onder deze afwijkingsmogelijkheid vallen gebouwen ten behoeve van een nutsvoorziening, de waterhuishouding, het meten van de luchtkwaliteit, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het weg-, spoorweg-, water- of luchtverkeer. Naar redelijkheid en billijkheid, rekening houdend met de feiten en omstandigheden, moet worden geoordeeld of deze afwijking van het bestemmingsplan mogelijk is. 4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde Het is niet mogelijk om beleidsregels, beschreven in objectieve grootheden, voor elk denkbaar bouwwerk te formuleren. Het kan bij deze afwijking gaan om speeltoestellen, vlaggenmasten, lichtmasten op een sportterrein of een kleine tribune, een goot voor kuilvoer, een verticaal staande opslagtank voor bijvoorbeeld CO2 of een bassin. Zo kan men eindeloos veel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedenken, die niet groter zijn dan 50 m2 en niet hoger dan 10 meter. Naar redelijkheid en billijkheid, rekening houdend met de feiten en omstandigheden, moet worden geoordeeld of deze afwijking van het bestemmingsplan mogelijk is. 5 Dakkapellen en dakopbouwen Dakkapel Een dakkapel is een, met dakpannen omringde, (ondergeschikte) toevoeging aan een schuine kap. In de bestemmingsplannen van Hengelo zijn dakkapellen als ondergeschikte bouwonderdelen bezien. Om die reden zijn er geen specifieke gebruiks - en bouwvoorschriften voor dakkapellen opgenomen. Dakopbouw Met een dakopbouw wordt een nieuwe ruimte gecreëerd of een bestaande ruimte vergroot door het aanbrengen van een nieuwe bouwlaag op een plat dak of door het realiseren van een verhoging
Beleid(sregels) afwijkingsmogelijkheden bestemmingsplan gemeente Hengelo
20
van het bestaande dak (nokverhoging) of door het optrekken van de gevel. Het is in veel gevallen niet bezwaarlijk om eenzelfde dakopbouw te maken als die bij een naburige woning of ander hoofdgebouw indien de omstandigheden gelijk zijn. Het gaat dan vaak om rijtjeshuizen waarbij in het verleden op een naburig huis al een dakopbouw is gemaakt en waarbij de situatie gelijk is in het geval van de gevraagde dakopbouw. Meestal ontstaat er dan weer een nieuwe eenheid. Daarvan zijn vele voorbeelden in diverse woonwijken van de gemeente Hengelo aan te wijzen. Het welstandsaspect is hierbij dan ook van doorslaggevende betekenis. 6 Antenne-installatie Mobiele telefonie is niet meer uit de samenleving weg te denken; iedereen wil overal bereikt kunnen worden (bereik en capaciteit van de antennes zijn hierbij sleutelwoorden). Er moeten dan ook voldoende antennes met voldoende (zend)capaciteit zijn. Uitgangspunt is dat in Hengelo een optimale dekkingsgraad voor mobiele telefonie wordt bereikt. Antenne-installaties dienen zoveel mogelijk te worden aangepast aan het karakter van de omgeving om te voorkomen dat het aangezicht in landschappelijk en/of stedenbouwkundig opzicht te veel wordt aangetast. Deze aanpassing kan bijvoorbeeld worden geoptimaliseerd door gebruikmaking van bestaande reclamemasten of –zuilen, elektriciteitsmasten, schoorstenen, etc. Bij de plaatsbepaling binnen de bebouwde kom en voor zover geen gebruik kan worden gemaakt van bestaande gebouwen of bouwwerken, verdient de plaatsing op bedrijfslocaties en (grote) infrastructurele voorzieningen (hoofdweg/hoogspanningsmasten) de voorkeur. Middels de gestelde criteria wordt voorkomen dat er onevenredige landschappelijke en/of stedenbouwkundige verstoringen zullen ontstaan. Met site-sharing kan het aantal antenne-locaties worden beperkt. Op grond van de (bouw)regelgeving mag een vergunning overigens niet geweigerd worden om redenen van gezondheid. Ook kunnen aan de vergunning geen voorwaarden worden verbonden die hierop betrekking hebben. Dit neemt niet weg dat veel bezwaren tegen antennes hierop zijn gebaseerd. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat hoe dichter de antennes bij de gebruikers staan, hoe lager de uitgezonden vermogens. Uit diverse onderzoeken zijn geen aanwijzingen voor negatieve korte termijneffecten van GSM en UMTS-signalen op de gezondheid en het welbevinden gevonden. Over lange termijneffecten bestaat nog geen helderheid. 7 Installatie voor warmtekrachtkoppeling bij een glastuinbouwbedrijf In deze beleidsregels wordt onder een warmtekrachtkoppeling verstaan: de gecombineerde opwekking van warmte en elektriciteit of mechanische energie door verstoking van een brandstof, waarvan de warmte nuttig gebruikt wordt, anders dan voor de productie van elektriciteit. Naar redelijkheid en billijkheid, rekening houdend met de feiten en omstandigheden, moet worden geoordeeld of deze afwijking van het bestemmingsplan mogelijk is. Bij elke aanvraag dient goed te worden gemotiveerd waarom een afwijking nodig is. Ook dient de afwijking zorgvuldig onderbouwd te worden. 8 Installatie voor duurzame energie bij een agrarisch bedrijf Artikel 5 lid 2, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet luidt als volgt: ‘Bij ministeriële regeling kunnen afvalstoffen of reststoffen, categorieën afvalstoffen of reststoffen of eindproducten van bij die regeling omschreven bewerkingsprocedés worden aangewezen, indien er naar het oordeel van Onze Minister geen landbouwkundige en milieukundige bezwaren bestaan dat deze stoffen als meststof worden verhandeld of bij de productie van meststoffen worden gebruikt.’ Naar redelijkheid en billijkheid, rekening houdend met de feiten en omstandigheden, moet worden geoordeeld of deze afwijking van het bestemmingsplan mogelijk is. Bij elke aanvraag dient goed te worden gemotiveerd waarom een afwijking nodig is. Ook dient de afwijking zorgvuldig onderbouwd te worden. 9 Evenementen Op dit moment heeft de gemeente Hengelo nog geen vastgestelde beleidsregels inzake evenementen. Wel is er de nota Geluid bij evenementen en de vastgestelde nota Autoparkeren. Ook dient rekening te worden gehouden met bijvoorbeeld de Flora- en Faunawet. 10 Wijzigen gebruik bouwwerken Hier gaat het om een functiewijziging van een bouwwerk. Ook hiervoor geldt dat het vrijwel ondoenlijk is om hiervoor gedetailleerde en algemeen geldende beleidsregels vast te stellen omdat de omstandigheden, waarin het verzoek om een functiewijziging zich kan voordoen, zeer divers kunnen zijn. Bovendien is er altijd sprake van maatwerk. 11 Gebruik van een recreatiewoning voor bewoning Beleid(sregels) afwijkingsmogelijkheden bestemmingsplan gemeente Hengelo
21
De gemeenteraad heeft uitdrukkelijk aangegeven dat permanente bewoning ongewenst en niet aan de orde is. Een afwijking van dit gebruik wordt dan ook niet verleend.
Beleid(sregels) afwijkingsmogelijkheden bestemmingsplan gemeente Hengelo
22