Beleidsplan
Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) Gemeente Sint-Michielsgestel 2016-2019
Afdeling Naam Datum
: : :
Ontwikkeling Anja Leerintveld December 2015
Inhoudsopgave pagina Inhoudsopgave 2 Inleiding Hoofdstuk 1. Wat is VVE
3
Hoofdstuk 2. 2.a VVE-locaties
4
Hoofdstuk 3. Stichting VES 3.a Doelgroepbepaling
6
Hoofdstuk 4. Samenwerking onderwijs en doorgaande lijn 4.a Overlegstructuur en VVE-coördinatie 4.b Zorgteam
7
Hoofdstuk 5.a 5.b 5.c
9
5. Werkwijze VVE Basis(rand)voorwaarden Systematische begeleiding Individuele kindbegeleiding
Hoofdstuk 6. Taalstimulering-taalbeleid
12
Hoofdstuk 7. Ouderbeleid
13
Hoofdstuk 8. Scholing
14
Hoofdstuk 9. Verantwoording gemeente 9.a Inhoudelijke verantwoording 9.b Inzet subsidiemiddelen 9.c Taken en verantwoordelijkheden
15
Hoofdstuk 10. Kwaliteit VVE
17
Hoofdstuk 11. Slotwoord
18
Bijlage 1: Kwaliteitszorg Bijlage 2: Overzicht instanties en contactpersonen Bijlage 3: SMI beleidsregels
1
Inleiding We willen dat ieder kind de kans krijgt zich zo goed mogelijk te ontwikkelen. Deelname aan een VVE programma vergroot de ontwikkelingskansen en bevordert op termijn de positie op zowel de arbeidsmarkt als in sociaal opzicht. Daar waar nodig is moeten kinderen met een achterstand deel kunnen nemen aan een VVE programma. We willen uitvoering geven aan een stelsel met aandacht voor pedagogische én educatieve doelstellingen en daarin maatwerk leveren. Het moet daarbij voor ouders mogelijk zijn om de zorg voor hun kinderen en deelname aan het arbeidsproces te combineren. Dit vraagt om een hechte samenwerking van de partners in het voor- en vroegschoolse veld. Financiële drempels moeten voor de doelgroep worden weggenomen en we willen segregatie voorkomen. In dit beleidsplan wordt beschreven hoe we binnen de Gemeente Sint-Michielsgestel uitvoering willen geven aan de voor- en vroegschoolse educatie (VVE) vanaf 2016. Uitgangspunten hiervoor zijn het landelijk kwaliteitskader (Toezichtkader) van de Inspectie van het Onderwijs en het GGD-Toetsingskader voorschoolse educatie. Dit zal in 2017 worden vernieuwd. Om tot dit beleidsplan te komen zijn met de beoogde coördinator voorschoolse voorzieningen de visie, uitvoering en kwaliteitsdoelstellingen besproken. Deze bevindingen zijn voorgelegd aan de kinderopvangorganisaties, het basisonderwijs (Skipos en STROOMM) en de jeugdgezondheidszorg (GGD) binnen onze gemeente. Het beleidsplan is een groeidocument. Het is nooit af, maar door ervaringen en nieuwe doelstellingen steeds in ontwikkeling. We willen de verworvenheden en datgene wat afgelopen jaren is gerealiseerd borgen en de kwaliteit in de uitvoering van VVE evalueren om te blijven verbeteren. VVE is onderdeel van het brede jeugd- en onderwijsbeleid, dat geactualiseerd gaat worden binnen het nieuwe beleidsplan Welzijn en Maatschappelijke ondersteuning. Het voorgaande VVE beleid dateerde uit 2010 en was sterk verouderd. De harmonisatie van het peuterspeelzaalwerk binnen de kinderopvang en ontwikkelingen als de jeugdzorg en het passend onderwijs vroegen om nieuw beleid, zodat het werkveld verder kon met VVE. Hierin wordt de filosofie van het gemeentelijk sociaal domein door getrokken, namelijk het uitgaan van de eerste verantwoordelijkheid van ouders, het bieden van maatwerk en vroegtijdige inzet om later grotere problemen te voorkomen. Deze lijn zal dan ook passen binnen de integrale update van overkoepelende beleidsplannen die de kaders bevatten waarover de gemeenteraad besluit. In dit beleidsplan wordt gesproken over Integrale Kindcentra in plaats van Educatieve Clusters. Dat is de oorspronkelijke term die binnen gemeente Sint-Michielsgestel is gebruikt voor de samenwerking en gezamenlijke huisvesting van onderwijs en opvang. Maar landelijk en in het werkveld wordt inmiddels ‘kindcentrum’ gebruikt, omdat het beter de lading dekt: Een integraal kindcentrum is een voorziening voor kinderen van tenminste 0-12 jaar, waar zij gedurende de dag komen om te leren, spelen, ontwikkelen en ontmoeten. Alle ontwikkelingsterreinen van kinderen komen aan bod. We continueren hiermee dus bestaand beleid, maar noemen het anders.
2
1. Wat is VVE ? Voor- en vroegschoolse educatie (VVE) heeft als eerste doel de brede algemene ontwikkeling te stimuleren van kinderen van 2 tot 6 jaar. Het tweede doel is om kinderen die de Nederlandse taal niet of matig beheersen extra ondersteuning te bieden in het leren van de Nederlandse taal en ontwikkelingsachterstanden bij kinderen te verminderen of te voorkomen. Kinderen krijgen via speciale programma’s voor VVE, met name gericht op de taalontwikkeling van peuters, extra aandacht voor hun ontwikkeling. Een goede taalontwikkeling tussen 0 en 6 jaar is belangrijk voor het latere leren op de basisschool. VVE is ontstaan om jonge kinderen met een mogelijke (Nederlandse) taalachterstand meer kansen te geven op een goede start in het basisonderwijs. Per 1 augustus 2010 is de wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (OKE) in werking getreden (www.wetoke.nl). Het doel van deze wet is onder meer om de kansen te vergroten voor kinderen met taalachterstanden. Een VVE-programma kan hier ondersteunend aan zijn. De overheid stimuleert de kinderdagopvang en peuterarrangementen om meer gebruik te maken van VVE-programma’s. Een VVEprogramma is een methodiek in het aanbieden van activiteiten en een wijze van pedagogisch en didactisch handelen. Voorschoolse educatie wordt aangeboden in de peuterarrangementen voor kinderen tussen 2 en 4 jaar. De gemeente streeft naar een doorgaande lijn van voorschool naar vroegschool, groep 1 en 2 van de basisschool. Aan de peuterarrangementen die voorschoolse educatie aanbieden worden kwaliteitseisen gesteld die beschreven staan in de basisvoorwaarden Kwaliteit Voorschoolse Educatie (zie ‘Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie’). De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de kwaliteit van VVE. Het toezicht richt zich zowel op het gemeentelijk beleid als op de kwaliteit van VVE op de VVE-locaties. De gemeente is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de voorschoolse educatie. De GGD beoordeelt in opdracht van de gemeente de basiskwaliteit daarvan. Het basisonderwijs is verantwoordelijk voor de vroegschoolse educatie. De inspectie van het onderwijs houdt toezicht op het geheel. De gemeente is verantwoordelijk voor het onderwijsachterstandenbeleid en krijgt daarvoor een doeluitkering die wordt gebruikt voor het voorschoolse deel. Gemeente en schoolbesturen zijn verplicht om met elkaar afspraken te maken over VVE (Lokaal Educatieve Agenda).In Sint-Michielsgestel gebeurt dat via het OOGO (op overeenstemming gericht overleg) met Skipos en STROOMM en de Regiegroep Jeugd 0-12 jaar. Vanwege de nieuwe organisatievormen, wordt aan een nieuw overlegmodel gewerkt.
3
2. VVE en de Kinderopvangorganisaties Tot september 2015 was de uitvoering van VVE in handen van Stichting Speelband. Conform de landelijke ontwikkelingen heeft de gemeente Sint-Michielsgestel besloten de uitvoering van het peuterspeelzaalwerk onder te brengen bij de diverse kinderopvangorganisaties. Inmiddels zijn er op alle 10 basisscholen VVE locaties die door het integreren van de peuterspeelzalen in de diverse kinderopvangorganisaties sinds september 2015 de peuterarrangementgroepen draaien. Daarnaast zijn er buiten deze kindcentra kinderopvangorganisatie die ook VVE gecertificeerd zijn of worden. De VVE-locaties werken met het VVE-programma van Uk en Puk. Pedagogisch medewerkers van deze locaties zijn getraind (of worden aangemeld voor een training) en gecertificeerd in het desbetreffende programma. Locaties die een samenwerking hebben met een basisschool werken samen aan een doorgaande lijn op het gebied van beleid, het systematisch volgen van de kinderen en overdracht van gegevens en een inhoudelijke doorgaande lijn van het VVE-programma. Binnen de VVE-locaties wordt aan alle kinderen vanaf 2 jaar, op een speelse en actieve manier, het VVE-programma aangeboden in een rijke en aan het thema aangepaste veilige en vertrouwde speel(leer)omgeving met doelgerichte activiteiten om de brede ontwikkeling te stimuleren. De verticale groepen en de babygroepen gaan, passend gemaakt voor de leeftijd en mogelijkheden van de jongere kinderen, mee in het thema. VVE heeft een vaste plek in het dagritme en wordt geïntegreerd in de dagelijkse manier van werken en de zorg en begeleiding van de kinderen. Peuters met een behoefte aan extra aandacht voor de taalontwikkeling krijgen extra ondersteuning in de vorm van individuele kindbegeleiding of het werken in kleine groepjes. Hierin ligt de nadruk op de taalontwikkeling. Of zij krijgen een extra dagdeel aangeboden. Een combinatie kan ook. Als er VVE-activiteiten worden gedaan in kleine groepjes wordt er voor gezorgd dat in ieder geval de doelgroepkinderen (kinderen met een VVE-indicatie) deelnemen aan deze activiteiten, maar juist door een bewuste samenstelling van groepjes van doelgroep- en niet- doelgroeppeuters krijgen kinderen de kans elkaar aan te vullen en van elkaar te leren. VVE wordt dus geïntegreerd aangeboden voor alle peuters. Daarnaast is er maatwerk voor doelgroeppeuters. Het werken met een VVE programma biedt de pedagogisch medewerker houvast in het ontwikkelingsgericht en methodisch werken en het aanbieden van activiteiten doordat het inhoud en structuur biedt. VVE geeft handvatten om in te spelen op het ontwikkelingsproces van kinderen. De GGD controleert tijdens haar inspectie in opdracht van de gemeente Sint-Michielsgestel de kwaliteit van de uitvoering van VVE. 2.a VVE-locaties Op alle peuterarrangementlocaties wordt VVE aangeboden. Peuterarrangementen zijn de kinderopvanglocaties bij kindcentra waar het peuterwerk / de voorschoolse educatie wordt gesubsidieerd voor kinderen waarvan de ouders geen recht hebben op kinderopvangtoeslag. Daarnaast zijn er nog enkele VVE locaties op horizontale peutergroepen bij kinderopvanglocaties buiten de kindcentra. Op deze manier kunnen doelgroepkinderen geïntegreerd en in de buurt deelnemen aan VVE. Voor een overzicht van alle VVE locaties in Sint-Michielsgestel wordt verwezen naar het digitale landelijk register kinderopvang en peuterspeelzalen (LRKP). Dat kan namelijk veranderen, dus het LRKP is leidend. Registraties worden door de gemeente bijgehouden.
4
Jaarlijks dienen de VVE-locaties een locatieplan te schrijven waarin speerpunten worden geformuleerd voor de (verbetering) van de kwaliteit van de uitvoering van VVE. Locaties worden hierin op maat geadviseerd en ondersteund door de coördinator voorschoolse voorzieningen.
5
3.Stichting VES Kinderopvangorganisaties werken met betrekking tot VVE nauw samen met Stichting VES. Stichting VES werkt in opdracht van de gemeente Sint-Michielsgestel en heeft o.a. als taak te zorgen voor de uitvoering en de kwaliteit van voorschoolse educatie en het realiseren van een doorgaande ontwikkelingslijn. De stichting neemt besluiten over de doelgroepkinderen en het aangeboden maatwerk. Stichting VES is er voor professionals in de peuterarrangementen en ondersteunt en adviseert in de uitvoering van VVE en maakt de jaarlijkse planning voor de thema’s voor de voorscholen. Stichting VES inventariseert de scholingsbehoeften en organiseert op vraag en op maat trainingen en workshops. De stichting beheert de subsidie voor VVE. Daarnaast kan de stichting adviseren en ondersteunen bij het opstellen van een jaarlijks VVE locatieplan, pedagogisch medewerkers coachen en ondersteunen bij de uitvoering van de VVE programma’s. 3.a Doelgroepbepaling Stichting VES draagt er (mede) zorg voor dat alle peuters een plek krijgen op een voorschoolse voorziening en stelt vast of een kind als doelgroeppeuter kan worden aangemerkt. Gemeente Sint-Michielsgestel hanteert de volgende criteria: 1. Heeft het kind een achterstand in de taal- en / of sociaal emotionele ontwikkeling 2. De primair verzorgende ouder heeft niet-Nederlands als thuistaal. 3.b Toeleiding Het signaleren van doelgroepkinderen gebeurt door pedagogisch medewerkers en GGD verpleegkundigen en artsen. Diegene bespreekt dit met ouders en geeft toelichting over VVE. Als ouders toestemming geven, kunnen de signalen met andere professionals worden besproken. Van kinderopvang wordt verwacht de GGD in te schakelen. Ze stemmen onderling af of bespreken voldoende is, of een groepsbezoek wenselijk is. Indien de GGD ook van mening is dat een kind tot de doelgroep behoord, kan een aanvraagformulier worden ingevuld. Daarin kan kinderopvang aanvinken dat de GGD akkoord is met de aanvraag. Ouders ondertekenen het formulier dat naar Stichting VES wordt gestuurd. Vervolgens bepaalt Stichting VES binnen twee weken aan de hand van de verstrekte gegevens inclusief de informatie van de GGD of het desbetreffende kind een doelgroeppeuter is en vindt er terugkoppeling plaats naar de organisatie. Indien kinderen geen gebruik maken van kinderopvang of peuterarrangement binnen onze gemeente, zal de GGD toeleiden en contactpersoon zijn. Diegene die heeft toegeleid, betrekt ouders in het gehele proces en voorziet hen van terugkoppeling over het besluit en verdere plan van aanpak. Binnen de organisaties worden de gegevens van deze kinderen apart verwerkt zodat locaties en Stichting VES zicht hebben op het aantal doelgroeppeuters per locatie. Als Stichting VES twijfelt of er onvoldoende informatie is aangeleverd, kan de VVE coördinator zelf ook een groepsbezoek doen of een andere organisatie inschakelen (zoals Samenwerkingsverband Primair onderwijs de Meierij, ondersteuningseenheid Vught e.o. of Integrale Vroeghulp). Indien de toeleider en Stichting VES het niet met elkaar eens zijn, zal de MEE consulent van het Basisteam Jeugd & Gezin een bindend advies geven. In overleg met betrokken partijen wordt een maatwerk plan van aanpak opgesteld en evaluatiemomenten afgesproken.
6
4. Samenwerking onderwijs en doorgaande ontwikkelingslijn In een doorgaande lijn gaat het om een ononderbroken ontwikkelingslijn van kinderen van nul tot dertien, waarin het kind centraal staat. Alle partners rondom het kind op pedagogisch, opvoedkundig en educatief gebied en zorg en ontspanning werken samen waardoor de ontwikkelingskansen van kinderen optimaal zijn en achterstanden zo vroeg mogelijk worden gesignaleerd en voorkomen. De samenwerking en afstemming tussen kinderopvang en onderwijs is van doorslaggevend belang voor een soepele doorgaande ontwikkelingsleerlijn en effectiviteit van VVE. Om een goede doorgaande lijn te realiseren wordt binnen een kindcentrum verder toegewerkt naar: één pedagogisch didactische visie één gezamenlijke overlegstructuur op elkaar afgestemd activiteitenaanbod warme overdracht afstemming in het ouderbeleid afstemming in de interne zorgstructuur (zorgteam 0-12 jaar) het gebruik van een erkend kindvolgsysteem Doordat het aanbod en werkwijze van de voorschool aansluit bij het aanbod van de vroegschool is voor de kinderen de leer(f)omgeving vertrouwd en veilig en maakt het de overgang van de kinderopvang naar de basisschool gemakkelijker (bijvoorbeeld de 3+ groep als voorbereiding op de basisschool). In Sint-Michielsgestel werken alle basisscholen met het programma Schatkist. Een logische opvolger van Puk omdat ook wordt gewerkt met een handpop, Pom Pom. Door thema’s en activiteiten op elkaar af te stemmen zijn peuters en kleuters met dezelfde thema’s bezig. Op die manier beklijft het beter en kan verdieping plaatsvinden. Ook vinden er rondom het thema, bijvoorbeeld een startactiviteit en afsluiting, én buiten het thema zoals bijvoorbeeld voorlezen door basisschoolleerlingen bij de voorschool, sinterklaas en andere vieringen, gezamenlijke activiteiten plaats. In het belang van het continueren van de doorgaande ontwikkelingslijn worden voor een goede overdracht van gegevens voor het individuele kind als het 4 jaar wordt en naar de basisschool gaat, observatielijsten vanuit het kindvolgsysteem gebruikt (hiermee kan het uniforme overdrachtsformulier komen te vervallen). Tevens vindt er tussen de pedagogisch medewerker en de leerkracht van desbetreffende basisschool voor alle peuters een “warme overdracht” plaats, waarin er specifiek wordt ingezoomd op de ontwikkeling van het kind. Overdracht van gegevens mag alleen plaatsvinden na toestemming van de ouders en kan in een aantal gevallen ook digitaal binnen een kindcentrum. Een warme overdracht houdt in dat er tussen de pedagogisch medewerker en de leerkracht een gesprek is over de ontwikkeling en begeleiding van het kind en waarin de schriftelijke informatie vanuit het kindvolgsysteem wordt toegelicht. Door een warme overdracht kan er beter worden ingespeeld op de ontwikkelbehoeften van het kind. Deze overdracht geldt voor alle kinderen die naar een basisschool binnen gemeente SintMichielsgestel gaan. Als het kind naar een andere basisschool gaat wordt het overdrachtsformulier na toestemming van ouders naar de desbetreffende school gestuurd. De basisscholen in Sint-Michielsgestel garanderen dat de extra aandacht die doelgroepkinderen nodig hebben in de onderbouw wordt voortgezet. De uitslagen van Cito / Kijk toetsen komen in een erkend volgsysteem. Maar het volgsysteem is er voor het kind en niet andersom. Er wordt daarom ook waarde gehecht aan kwalitatieve evaluatie van de voortgang en niet alleen maar kwantitatieve resultaten. In de schoolgidsen staat beschreven hoe (opbrengstgericht) wordt gewerkt. De inspectie van het onderwijs controleert op het
7
onderwijs en de zorg. Scholen zijn verplicht te werken met een erkend instrument voor de sociaal-emotionele ontwikkeling. De basisscholen kunnen ook bij Stichting VES terecht, als vraagbaak. Ook als doelgroepkinderen pas in het basisonderwijs worden gesignaleerd, zal bekeken worden of het door eerdere signalering voorkomen had kunnen worden. De coördinator van Stichting VES sluit in ieder geval een keer per jaar aan bij het overleg van de Intern Begeleiders van het basisonderwijs, ook om mogelijke trends te bespreken. Maar Stichting VES kan op verzoek ook na de rapportgesprekken met de onderbouwcoördinator bespreken in hoeverre doelgroepkinderen vooruitgang hebben geboekt.
4.a Overlegstructuur VVE en VVE-coördinatie De VVE-coördinator organiseert netwerkbijeenkomsten en intervisiebijeenkomsten voor de VVE locaties. In deze bijeenkomsten staat de inhoudelijke kwaliteit centraal. Twee keer per jaar vindt er overleg plaats met gemeente, Stichting VES, alle deelnemende kinderopvangorganisaties en de GGD. In dit overleg worden alle aspecten van de uitvoering van het VVE beleid geëvalueerd en indien nodig bijgesteld.
4.b Zorgstructuur Soms is voor kinderen naar aanleiding van observaties extra zorg gewenst en kan dit worden besproken met een jeugdverpleegkundige van de GGD. Hoe eerder signalen worden opgepakt, hoe eerder er passende ondersteuning en begeleiding kan worden geboden. Preventie staat dus voorop. Om ondersteuning en begeleiding op elkaar af te stemmen zijn er bij elk kindcentrum zorgteams voor 0 t/m12 jarigen. Er zijn kleinere zorgteams rondom voorschoolse voorzieningen die niet zijn ondergebracht in een kindcentrum. Een zorgteam is een samenwerkingsverband, gemeente breed, waar signalen van kinderen op het gebied van gezondheid, ontwikkeling, opvoeding en educatie kunnen worden aangemeld door alle partners en dat advies geeft aan ouders en medewerkers van de locatie. Op alle locaties is wel een vorm van samenwerking rondom de zorg voor 0-4 jarigen. Binnen de kinderopvang is een jeugdverpleegkundige van de GGD namens het Basisteam Jeugd & Gezin (BJG) contactpersoon voor de locatie. De verpleegkundige is aanwezig bij zorgteamoverleggen of met regelmaat aanwezig bij een groep of teamoverleg. De intern begeleider (IB-er) van de basisschool is voorzitter van de zorgteams en naast de GGD is de schoolmaatschappelijk werker vast lid. Daarnaast is er een ‘lege stoel’ als er behoefte is aan bepaalde expertise, bijvoorbeeld van Samenwerkingsverband primair onderwijs de Meierij of Integrale Vroeghulp. Het is van belang om naar het hele ‘systeem’ te kijken als er zorgen rondom de ontwikkeling zijn. Dus de uitvoering van passend onderwijs en de jeugdzorg komen samen in de zorgteams. In het belang van het kind wordt gezocht naar passende ondersteuning. Dit kan zowel betrekking hebben op onderwijs en opvang als op de thuissituatie. Uitgangspunt is als er zorgen zijn rondom het kind, dat dit te allen tijde met de ouders wordt besproken. De privacyregeling van gemeente Sint-Michielsgestel is van toepassing. Indien nodig kan vanuit het zorgteam opgeschaald worden naar het Basisteam Jeugd & Gezin als er jeugdhulp i.h.k.v. de Jeugdwet nodig zou kunnen zijn of de veiligheid van kinderen in het geding is. Zie daarvoor het beleidsplan jeugdzorg Sint-Michielsgestel 20152018. In de bijlage staan alle contactgegevens van betrokken organisaties.
8
5. Werkwijze VVE Als basis wordt er binnen de VVE (gesubsidieerde) peuterarrangementen en kinderdagopvanggroepen van gewerkt met het landelijk erkend VVE-programma Uk en Puk. Dit programma biedt rondom een thema een gestructureerd, beredeneerd en samenhangend aanbod van activiteiten aan alle kinderen vanaf 2 jaar waarbij het kind met zijn ontwikkeling en talenten centraal staat. Het programma wordt altijd spelenderwijs aangeboden en aangepast aan het ontwikkelingsniveau en leeftijd van de kinderen. Bij alle kinderen (0-4) wordt gelet op het stimuleren van de (taal)ontwikkeling en pedagogisch medewerkers kijken hoe ze ook bij de dagelijkse activiteiten de kinderen kunnen stimuleren. VVE is een werkwijze die de hele dag doorloopt waarbij het welbevinden van het kind altijd voorop staat. Vanuit een (emotioneel) veilige en vertrouwde omgeving en de basisbehoefte van een kind om zich te kunnen ontwikkelen, wordt het kind uitgenodigd en uitgedaagd tot spelen en mag het zelf ontdekken en initiatieven nemen. Pedagogisch medewerkers laten zich leiden door, en spelen bewust in op de initiatieven, behoefte, belangstelling en competenties van het kind. Zij stimuleren het kind tot zelfredzaamheid en zelfstandigheid door ruimte te geven aan het kind om zoveel mogelijk zelf te doen en te ontdekken. Het VVE-programma is flexibel en wordt aangepast aan de situatie van de groep op dat moment waarbij wordt ingespeeld op alles wat er gebeurt in de groep en wat de kinderen doen en willen. Het integrale programma biedt methodisch en op samenhangende wijze doelgerichte spelactiviteiten aan voor de taalontwikkeling, sociaal-emotionele ontwikkeling, ontluikend rekenen, motoriek en creatieve ontwikkeling. Kinderen ontwikkelen zich door spel, en spel biedt de mogelijkheid de kinderen te stimuleren in de verschillende ontwikkelingsgebieden. Activiteiten hoeven niet altijd te leiden tot een tastbaar resultaat, het plezier van het (samen) doen staat voorop. Ook het bewust aandacht geven aan de dagelijkse activiteiten en overgangsmomenten zijn leermomenten en biedt kansen de ontwikkeling van het kind te stimuleren.
5.a Basis(rand)voorwaarden VVE
De groep is een rijke stimulerende speelleer(f)omgeving die uitdaagt om te gaan spelen en te ontdekken. Dit betekent o.a.: dat er gewerkt wordt in verschillende hoeken (bijv. ontdekhoek, huishoek, bouwhoek, leeshoek etc.), de inrichting van de hoek(en) wordt aangepast aan het thema (materiaal toevoegen en weghalen, ‘meer is minder’, nieuwe begrippen op woordkaarten) passend bij de mogelijkheden van de kinderen, en door alle ruimten bij het thema te betrekken, er bij de inrichting en gebruik van materialen rekening gehouden wordt dat het taal- en speluitlokkend is en het spel te verrijken met ‘echte’ materialen, om de verschillende hoeken en materialen overzichtelijk te maken voor de kinderen het van belang is materialen, bakken, hoeken etc. te coderen met pictogrammen en/of foto’s; kinderen moeten zelf op ontdekking kunnen gaan en niet hoeven wachten om te gaan spelen. (Foto’s van de kinderen, gezin (familiekaarten) en van activiteiten hangen op ooghoogte.) dat er een verteltafel en /of themahoek is. Er wordt actief gebruik gemaakt van dagritmekaarten: pictogrammen met herkenbare afbeeldingen (foto’s of plaatjes) van de dagelijkse routines zodat kinderen weten welke activiteiten geweest zijn en welke er nog komen. Het gebruik van dagritmekaarten geeft kinderen structuur aan de dag en zorgt voor zekerheid en veiligheid.
9
Er wordt afwisselend individueel en in de grote en kleine groep gewerkt met een aanbod aan activiteiten die spelenderwijs worden aangeboden, spelen is leren, met: voldoende dekkend taalaanbod, differentiatie naar leeftijd en ontwikkelingsniveau en rekeninghoudend met de individuele behoefte van het kind, aanbod dat opklimt in moeilijkheidsgraad, extra uitdaging en spelverrijking voor kinderen die meer willen en aankunnen. Er is dagelijks een groepsexploratie of kring waarin het thema centraal staat. Het creëren van kansmomenten en kinderen actief te betrekken bij overgangsmomenten tussen de activiteiten. Er wordt gewerkt in thema’s die aansluiten bij de belevingswereld van het kind. Een thema duurt gemiddeld 3 tot 6 weken en wordt aangepast aan de doelgroep en bij onverwachte gebeurtenissen. Ieder thema wordt na afloop geëvalueerd en vastgelegd. Eventuele bijzonderheden en/of verbeteringen in de uitvoering worden meegenomen voor het volgende thema. Per thema is er een doelgerichte weekplanning aanwezig, waarin wordt beschreven: welke themagerichte activiteiten wanneer worden ingezet. De activiteiten bieden voldoende mogelijkheden voor initiatieven voor kinderen en pedagogisch medewerkers, wanneer, aan de hand van observaties van het kind, kinderen in de kleine groep of individueel themagerichte activiteiten aangeboden krijgen, welke activiteiten dat zijn en aan welke doelen/ ontwikkelingsgebieden aandacht wordt besteed. Er is ieder schooljaar een jaarplanning en themaplanning. In de jaarplanning is er afstemming tussen de kinderopvang en het onderwijs van thema’s en gezamenlijke activiteiten. Men hanteert een observatiesysteem en registreert de voortgang in de (extra) activiteiten van de kinderen.
5.b Systematische begeleiding Om goed zicht te hebben op de individuele ontwikkeling en begeleiding van het kind en voor een (activiteiten)aanbod op maat, wordt naast de hele dag te letten op signalen van de kinderen, door middel van een observatiemethode de ontwikkeling van ieder kind regelmatig en systematisch gevolgd en geregistreerd. Het registreren van gegevens geeft een beeld van de ontwikkeling van het kind. Op vaste momenten wordt door middel van de observatielijsten gekeken waar het kind staat in zijn ontwikkeling. Door het kind te volgen zien we wat het kind nodig heeft in zijn ontwikkeling en kunnen spel en begeleiding geëvalueerd en aangepast worden aan de behoefte van het individuele kind (‘opbrengstgericht werken’). Binnen de organisaties worden als observatiemethoden voornamelijk Pravoo en Kijk gebruikt. Enkele organisaties hebben nog een eigen volgsysteem. Van hen wordt verwacht binnen twee jaar gebruik te gaan maken van een erkende methode
5.c Individuele kindbegeleiding / werken in de kleine groep Sommige kinderen hebben naar aanleiding van observatie extra ondersteuning nodig in bijvoorbeeld de taalontwikkeling. Deze kinderen krijgen met een intensiever aanbod aan activiteiten individuele begeleiding of in kleine groepjes (‘werken in de kleine groep’) en worden zo voorbereid op het nieuwe thema en/of krijgen extra ondersteuning gedurende het thema. Extra aandacht of ondersteuning is ook bedoeld voor kinderen die wat meer willen of al een stapje verder zijn in de ontwikkeling. Individuele begeleiding en ‘het werken in de kleine groep’ gebeurt zowel binnen als buiten de groepsruimte (speelhal) en de buitenruimte.
10
Het werken in kleine groepjes en de keuze van samenstelling van de groepjes zorgt voor meer samen spelen, kinderen leren van elkaar en vullen elkaar aan, en interactie tussen doelgroeppeuters en meer taalvaardige en /of oudere kinderen. Het werken in kleine groepjes geeft ook meer ruimte voor interactie tussen de pedagogisch medewerker en het kind(eren). Naar aanleiding van de observatie(s) van het kind, wordt er in de weekplanning aangegeven op welke momenten er in de kleine groep en/of individueel gewerkt wordt en aan welke doelen en ontwikkelingsgebieden, welke kinderen hierbij aan bod komen en welke themagerichte activiteiten hiervoor worden ingezet.
11
6. Taalstimulering Taalontwikkeling is een essentieel onderdeel voor de algemene ontwikkeling van het kind. Door taal komt het kind in contact met zijn omgeving, kan het zich ’verstaanbaar’ maken en helpt indrukken te verwerken. De woordenschat is hierbij van essentieel belang. De basis voor de taalontwikkeling ligt in de eerste 6 jaar van een kind. De pedagogisch medewerkers in de kinderopvang hebben dan ook een belangrijke rol in de spraaktaalontwikkeling en taalverwerving van de kinderen. Maar niet alleen de sensitieve responsiviteit (om adequaat op de signalen van een kind te reageren, door goed te kijken en luisteren) is van groot belang, ook de interactie tussen kinderen onderling levert veel op. Een belangrijk onderdeel (in het aanbod van VVE) is het bewust stimuleren van deze taalontwikkeling door naast het doelgericht aanbieden van taalactiviteiten:
op een positieve manier te reageren en op een goede manier te herhalen wat het kind zegt, te benoemen van wat gezien en gedaan wordt, zowel dat van de pedagogischmedewerker zelf als van het kind, in alle situaties de dingen bij naam te noemen, te begrijpen wat een kind wilt zeggen en taal te verbinden aan de activiteit, interactie: in (spel)momenten gesprekjes aan te gaan en gesprekjes in de kleine en de grote kring, het kind zelf de ruimte te geven om te praten en door taal uit te lokken, de interactie tussen kinderen onderling stimuleren, het interactief voorlezen, vertellen d.m.v. prentenboeken en liedjes zingen, versjes, taal in rollen- en fantasiespel, de creativiteit te stimuleren door expressieve activiteiten: fantasie, muziek, spel, beeldende activiteiten (alle uitingsvormen van ervaringen zijn even belangrijk), door middel van de inrichting van de groep uitdaging te bieden door hoekjes te creëren met taaluitlokkend materiaal en deze beeldend te maken door woordkaarten, labelen van materiaal en hoeken (de kinderen spelen in de hoeken in kleine groepjes en leren taal door met elkaar te praten, te luisteren en te ontdekken en nieuwe woorden te gebruiken), thematisch te werken, door in verschillende activiteiten dezelfde begrippen en woorden aan bod te laten komen, ook tijdens de dagelijkse activiteiten kansmomenten en mogelijkheden te creëren om de (taal)ontwikkeling van kinderen te beïnvloeden.
12
7. Ouderbeleid Binnen een kindcentrum is de opvoeding van het kind een gedeelde en gezamenlijke verantwoordelijkheid van pedagogisch medewerkers en ouders. Het opbouwen van een vertrouwensrelatie en een goede samenwerking met ouders is de basis van het werk in de kinderopvang. Een goed contact vergroot de ouderbetrokkenheid, de betrokkenheid van de ouders bij de ontwikkeling van het kind, en is een voorwaarde om de opvoeding thuis en die op het kindcentrum zo goed mogelijk te laten aansluiten. Informatie-uitwisseling en afstemming tussen pedagogisch medewerkers en ouders is belangrijk voor goede begeleiding van het kind en bevordert de samenwerking met de ouders. Ouderbetrokkenheid begint al bij de intake en het kennismakingsgesprek waarin er naar de thuissituatie (bijvoorbeeld thuistaal) wordt geïnformeerd en er door de locatie informatie wordt gegeven over het VVE-programma en VVE-activiteiten. Voorafgaand en tijdens een thema ontvangen ouders door middel van bijvoorbeeld een nieuwsbrief (ouderbrieven, inzicht in het dagritme op bijvoorbeeld een whiteboard, website, foto’s) informatie over de thema’s en activiteiten. Door middel van (verschillende) oudergesprekken worden ouders geïnformeerd over het welbevinden en de stapjes in de ontwikkeling van hun kind en de dagelijkse activiteiten en routines op een locatie. De verschillende oudergesprekken zijn: 1. intakegesprek en kennismakingsgesprek (op de groep, eventueel huisbezoek), 2. haal- en brenggesprekken, 3. 3-maandenevaluatie, 4. gesprekken naar aanleiding van de observatie (door middel van de observatiemethode), 5. het overdrachtsgesprek (en eindevaluatie), 6. het gesprek tussendoor bij behoefte van de ouder of als de pedagogisch medewerker zich zorgen maakt. Ouders spelen een belangrijke en grote rol bij de (taal)ontwikkeling van hun kinderen. Als ouders actief worden betrokken (spelinloop, verjaardag van het kind) en geïnformeerd (oudergesprekken, themabijeenkomsten) weten zij wat ze thuis kunnen doen om de ontwikkeling van hun kind te stimuleren zodat ook thuis de doorgaande ontwikkeling wordt gestimuleerd. Ouderbetrokkenheid thuis heeft dan door de stimulerende omgeving (positieve gesprekjes, spelen met het kind, voorlezen) een positieve invloed op de ontwikkelingskansen van het kind. Streven is om in de toekomst het project ‘VVE thuis’ aan te gaan bieden. Dit kan een speerpunt vanaf 2018 zijn om op door te ontwikkelen. Er is bij Stichting VES al wat uitleenmateriaal voor ouders beschikbaar (cd’s met boeken) waar VVE locaties gebruik van kunnen maken. Tijdens ouderbijeenkomsten krijgen ouders informatie en ondersteuning om thuis met hun kinderen stimulerende (taal)activiteiten te doen en ontvangen materiaal voor het nieuwe thema. De activiteiten sluiten aan bij de thema’s van VVE-programma’s waardoor woorden, begrippen en leerinhouden zowel op het kindcentrum als thuis aan de orde komen. Het effect van VVE is groter als er zowel in het kindcentrum als door de ouders in de thuissituatie aandacht wordt besteed aan het thema. Elke kinderopvangorganisatie heeft een oudercommissie. Daarin kan besproken worden hoe ouders beter betrokken kunnen worden bij activiteiten en meedenken en beslissen over het verder vormgeven van ouderparticipatie. Stichting VES kan advies geven over het ouderbeleid. Uiteraard kan dit afgestemd worden binnen het kindcentrum.
13
8. Scholing VVE vraagt van de pedagogisch medewerker veel competenties. De belangrijkste houding competentie is het respect voor de autonomie van het kind door een positieve benadering en het inspelen op de initiatieven van het kind, de eigen inbreng van het kind te stimuleren (en positief te waarderen), waarnemend en kindvolgend te zijn en de zelfredzaamheid te stimuleren. Voor het goed kunnen uitvoeren van een VVE-programma is, naast de vereiste competentieontwikkeling, een voldoende geschoolde medewerker nodig. Het is belangrijk dat pedagogisch medewerkers beschikken over voldoende kennis en vaardigheden om jonge (doelgroep)kinderen op verschillende domeinen zoals hun taalontwikkeling, motorische ontwikkeling, sociaal-emotionele ontwikkeling en ontluikende rekenvaardigheid te ondersteunen. Uit het VVE budget zal incidenteel de helft van een trainingsprogramma worden bekostigd. We gaan uit van een bestandsopname op 1 januari 2016. De training in een VVE-programma verschaft inzicht in het programma en geeft handvatten en houvast in het aanbieden van activiteiten. Deelnemers worden voor een training door de locatie aangemeld bij Stichting VES. Er worden door de landelijke overheid hogere eisen gesteld aan de taalvaardigheid van pedagogisch medewerkers om werkzaam te kunnen zijn op een VVE-locatie. Alle pedagogisch medewerkers op VVE groepen moeten op termijn een voldoende Nederlands taalniveau beheersen op het (Nederlands) taalniveau 3F. Het taalniveau van de pedagogisch medewerkers is randvoorwaarde om VVE goed uit te voeren. Locaties zijn zelf verantwoordelijk voor voldoende scholing van pedagogisch medewerkers. In een locatiespecifiek opleidingsplan, geeft een locatie aan welke medewerkers wanneer zijn gecertificeerd en met welke (scholings)activiteiten ze jaarlijks, opgedane VVEvaardigheden en kennis, denkt te onderhouden. Door het opleidingsplan is er structurele aandacht voor de scholing van de pedagogisch medewerker en kan de professionele manier van handelen worden bevorderd en gewaarborgd. De GGD beoordeelt op VVE-locaties of aan genoemde voorwaarden, voldoende scholing van beroepskrachten voorschoolse educatie en een jaarlijks opgesteld opleidingsplan, wordt voldaan.
14
9. Verantwoording voor gemeente 9.a Inhoudelijke verantwoording VVE-locaties leggen jaarlijks door middel van een evaluatieformulier inhoudelijke verantwoording af over de verbeterpunten van het afgelopen kalenderjaar en stellen volgens een format gezamenlijk (voor- en vroegschools) een volgend locatieplan op voor het volgende jaar (niet op kindniveau). Het locatieplan geeft (1 à 2) speerpunten, projecten en activiteiten aan met het doel de kwaliteit van VVE te verbeteren en sluit aan bij het jaarplan van de locatie. Stichting VES geeft advies op het ingediende locatieplan en ondersteunt en begeleidt de locaties hierin. Uitgangspunt voor het locatieplan is het kwaliteitskader van de Inspectie van het Onderwijs. De coördinator van Stichting VES bespreekt twee keer per jaar de voortgang met de gemeente. Het jaarverslag en de jaarrekening gebruikt de gemeente bij de verantwoording van de rijksmiddelen. In de jaarlijkse beschikking voor VVE worden aanvullende voorwaarden gesteld.
9.b Inzet subsidiemiddelen Om VVE optimaal te kunnen uitvoeren, worden er gelden beschikbaar gesteld door de gemeente Sint Michielsgestel. De gemeente ontvangt hiervoor OAB middelen (in 2016 63.821 euro). De middelen worden aan Stichting VES beschikbaar gesteld en dienen te worden ingezet voor: 1. Maatwerk doelgroeppeuters -Extra dagdeel (delen) doelgroeppeuters We gaan uit van de eigen kracht van ouders en hun verantwoordelijkheid. In principe wordt ervan uit gegaan dat kinderen zelf 2 ochtenden kunnen deelnemen aan het VVE peuterarrangement middels kinderopvangtoeslag of gesubsidieerd via Stichting VES. Indien nodig zullen voor doelgroepkinderen financiële drempels worden weggenomen voor deelname aan voldoende uren VVE. Er kan ook sprake zijn van een vergoeding via Optimisd als er sprake is van een SMI (sociaal medische indicatie, zie bijlage). -Individuele kindbegeleiding / werken in de kleine groep (kindgebonden uren) Dit zijn de extra (gesubsidieerde) uren voor de individuele kindbegeleiding (‘werken in de kleine groep’). Een derde pedagogisch medewerker wordt dan ingezet om de groep de ruimte te geven voor ‘het werken in de kleine groep’ en/of individuele kindbegeleiding. In verband met de verantwoording voor de besteding van de middelen moet door middel van een heldere taakverdeling tussen de vaste medewerker en de derde medewerker kunnen worden aangegeven hoe de derde medewerker wordt ingezet voor de uitvoering van VVE. De ervaring van afgelopen jaren leert dat er in gemeente Sint-Michielsgestel jaarlijks zo’n 25 doelgroepkinderen in beeld zijn. Dit wijkt niet veel af van de norm die wordt gebruikt bij de gewichtenregeling in het onderwijs. Het bereik van doelgroepkinderen wordt geregistreerd, om te zien of de toeleiding goed verloopt. 2. VVE-coördinatie Organisatiekosten voor VVE coördinatie uitgevoerd door Stichting VES. Dit heeft enerzijds betrekking op het organisatorische vlak (dit bedraagt maximaal 15% van het totale VVE budget), anderzijds op inhoudelijke ondersteuning aan de VVE locaties. 3. Cofinanciering deskundigheidsbevordering Dit is bestemd voor deskundigheidsbevordering van de pedagogisch medewerkers op de VVE groepen, in de vorm van maximaal 50% cofinanciering. Over de inhoud van de deskundigheidsbevordering vindt overleg plaats met alle deelnemende kinderdagverblijven. Uitgangspunt in 2016 is eerst om aan de VVE voorwaarden te voldoen. En in 2017 kan het
15
een gezamenlijke bijscholing zijn voor het gewenste taalniveau op 3F. Dit betekent dat ook op dit terrein sprake is van maatwerk en er niet evenredig per VVE locatie middelen worden ingezet omdat de startsituatie verschilt. Vanaf 2018 kan deskundigheidsbevordering mogelijk deels plaatsmaken voor een tegemoetkoming in taakgebonden uren. De gemeente geeft dus een impuls om alle deelnemende locaties op gecertificeerd niveau te krijgen. De kinderopvang blijft echter zelf verantwoordelijk voor verwerven en behoud van expertise. De verhouding van de middelen voor de verschillende onderdelen kan jaarlijks wisselen, het zijn communicerende vaten.
16
10. Kwaliteit VVE De kwaliteit van VVE is afhankelijk van de manier waarop het VVE-programma wordt gebruikt zoals het is beschreven en bedoeld, hoe er invulling wordt gegeven aan de (rand) voorwaarden van VVE en van de competentieontwikkeling (vaardigheden, kennis en houding) en de rol van de individuele pedagogisch medewerker. Voor een goede uitvoering van VVE zijn pedagogische basisvaardigheden nodig zoals het zorgen voor veiligheid en geborgenheid, interactie met het kind, het zien en creëren van ontwikkelingskansen en het inspelen op signalen en initiatieven van het kind. Door in te spelen op de behoefte van de kinderen stimuleert de pedagogisch medewerker de ontwikkeling van de kinderen. In de wet OKE is opgenomen dat de Inspectie van het Onderwijs toezicht houdt op de kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie. Sinds 1 augustus 2011 beoordeelt de GGD in opdracht van de gemeente de basiskwaliteit van VVE op de door de gemeente SintMichielsgestel gesubsidieerde VVE-locaties. De basisvoorwaarden staan vermeld in het toetsingskader dat de GGD hiervoor gebruikt.
17
11. Slotwoord Beleidsplannen worden gebruikelijk voor vier jaar vast gesteld. Maar de dynamiek van de praktijk vraagt om flexibiliteit binnen het kader van het beleid. We beogen de hoofdlijnen van het werken met het VVE programma Puk voor alle kinderen en maatwerk voor doelgroeppeuters vast te houden. Er kunnen echter accenten worden verlegd als het gaat om bijvoorbeeld deskundigheidsbevordering of leesstimulering conform een nieuw bibliotheekconcept. Daarom gaat Stichting VES twee keer per jaar in overleg met de gemeente, houders van kinderdagverblijven en GGD over de uitvoering van het VVE beleid. Indien nodig zullen aanpassingen worden voorgelegd aan het bestuur van Stichting VES en eventueel het college van B&W van Sint-Michielsgestel. Ons VVE beleid moet ook passen binnen de kaders van de landelijke wet- en regelgeving en budgetneutraal worden uitgevoerd. Daarom zijn we benieuwd naar de voorstellen van minister Lodewijk Asscher van SZW en staatssecretaris Sander Dekker van OCW over de vorming van integrale kindcentra (ikc's) in het voorjaar van 2016. Er is landelijk veel discussie over de effectiviteit van VVE. Uiteraard hangt veel af van de pedagogisch medewerkers die met een ‘bewezen’ programma werken. Daarom investeren we daar ook in. We gaan er vanuit dat het op een speelse manier stimuleren van de ontwikkeling van het jonge kind zoals in dit beleidsplan omschreven altijd goed is. En laat daar zo veel mogelijk kinderen van profiteren.
18
Bijlage 1: Kwaliteitszorg Om de kwaliteit van VVE te waarborgen is het van belang afspraken, doelen, activiteiten en gewenste resultaten te beschrijven, deze periodiek en systematisch te evalueren en planmatig te verbeteren en datgene wat goed gaat te borgen. Door te reflecteren vragen we ons af of we de dingen die we doen op een juiste manier doen en waarom we ze zo doen, kunnen afspraken worden bijgesteld en worden nieuwe doelen bepaald om voortgang te bereiken. Er zijn verschillende activiteiten, hulpmiddelen en instrumenten om de kwaliteit van VVE te bewaken, borgen en verbeteren. Voorbeelden daarvan zijn: Locatieniveau:
VVE is een vast agendapunt in het groeps- en/of teamoverleg met vaste onderwerpen en vastgelegd in notulen. Er is een schriftelijke weergave van de uitvoering van het VVE-programma en hoe hieraan invulling wordt gegeven. Op de locatie (groepen) is een schriftelijke voorbereiding van het thema, een weekplanning met een taakverdeling tussen de vaste medewerkers en de derde medewerker. Er is een fysieke VVE-map aanwezig (met daarin o.a. het locatieplan, Toezichtkader van de Inspectie van het Onderwijs, Toetsingskader GGD, kwaliteitskaart, opleidingsplan, ouderbeleidsplan, jaarplan, notulen van de overlegvormen 0-6, voorbereiding en evaluaties van thema’s enz.) en deze is toegankelijk voor alle medewerkers. Elke locatie heeft een locatiespecifiek opleidingsplan dat jaarlijks wordt geactualiseerd. De locatie houdt zicht op de vereiste certificering van pedagogisch medewerkers en is verantwoordelijk voor het up to date houden van scholing van de pedagogisch medewerkers. Op de locatie is een ouderbeleidsplan. Er is een vastgelegd systeem (cyclus) van evaluatieactiviteiten (met betrekking tot de kwaliteit van VVE). Thema’s worden geëvalueerd, evaluaties worden vastgelegd en verbeterpunten worden meegenomen in een volgende voorbereiding. Twee keer per jaar wordt m.b.v. de inzet van de kwaliteitskaart de uitvoering van VVE in een groep (en/of locatie) aantoonbaar geëvalueerd en gemeten, verbeterpunten vastgesteld en besproken hoe doelen (planmatig en aantoonbaar) kunnen worden bereikt en vervolgens weer geëvalueerd in een groeps- en/of teamoverleg (PDCA cyclus). De speer- en/of verbeterpunten met betrekking tot de uitvoering van VVE worden aan de hand van het locatieplan jaarlijks met betrekking tot de gewenste resultaten geëvalueerd en bijgesteld en zijn naast nieuwe doelstellingen uitgangspunt voor het volgende locatieplan. Pedagogisch medewerkers worden hierover geïnformeerd en er worden afspraken gemaakt met als doel de uitvoering van kwaliteit van VVE op de locatie te verbeteren. Het locatieplan is wezenlijk onderdeel van het jaarplan. VVE wordt meegenomen in de jaargesprekken: pedagogisch medewerkers vullen als voorbereiding individueel de kwaliteitskaart in.
19
Bijlage 2: Overzicht van instanties en contactpersonen Stichting VES Els van Hoorn (coordinator VVE) M: 06-34333349 E:
[email protected] GGD Hart voor Brabant Jeugdartsen:
Marieke Vermeulen (
[email protected] 06-12992415) Dries Janssen (
[email protected] 06-20734277) Heleen Rutten (
[email protected] 0883686345)
Verpleegkundigen:
Sanne van Lokven (
[email protected] 0883686275) Betsie Jansen (
[email protected] 0883686331) Ingrid Rothengatter (
[email protected] 0883686344) Saskia Ensink (
[email protected] 0883686320)
Inspecteur kinderopvang: Tamara van Waardenburg T: 088 – 3686353 E:
[email protected] Basisteam Jeugd & Gezin Sint-Michielsgestel Hans Janssen (teamleider) T: 073-5531677 M: 06-20962478 E:
[email protected] Samenwerkingsverband primair onderwijs de Meierij Anneke Buursink-Niessink (ondersteuningsmanager Vught e.o.) T: 073 - 6840838 M: 06 - 19406581 E:
[email protected]
20
Integrale Vroeghulp regio ‘s-Hertogenbosch Hans Timmermans T: (073) 640 17 54 E:
[email protected]
Optimisd T: 0413-750390 E:
[email protected]
Kinderopvangorganisaties www.landelijkregisterkinderopvang.nl
Basisonderwijs
Skipos: Hajo Renkema (
[email protected] 073-594 4328 www.skipos.nl) Stroomm: Pieter-Jan van Hoof (
[email protected] 073 553 02 72 www.stroomm.nl)
21
Bijlage 3: SMI beleidsregels Wordt nog ingevoegd (in januari 2016 nog vaststellen door college, uitvoering door Optimisd)
22