Beleidskader Bevolkingsonderzoeken naar Kanker
RIVM Rapport 120002002/2014 Nynke de Jong Nynke van der Veen Joost Timmermans
RIVM Briefrapport 120002002
Colofon
ISBN: © RIVM 2014 Delen uit deze publicatie mogen worden overgenomen op voorwaarde van bronvermelding: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), de titel van de publicatie en het jaar van uitgave.
Nynke de Jong (Programmacoördinator bevolkingsonderzoek borstkanker), Centrum voor Bevolkingsonderzoek Nynke van der Veen (Programmacoördinator bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker), Centrum voor Bevolkingsonderzoek Harriët van Veldhuizen (Programmaleider bevolkingsonderzoek darmkanker), Centrum voor Bevolkingsonderzoek Contact: Nynke de Jong Centrum voor Bevolkingsonderzoek
[email protected]
Dit briefrapport is in opdracht van het Ministerie van VWS opgesteld.
Pagina 2 van 27
RIVM Briefrapport 120002002
Rapport in het kort
Beleidskader Bevolkingsonderzoeken naar Kanker Het Beleidskader Bevolkingsonderzoeken naar Kanker (BBK) biedt organisaties die betrokken zijn bij de uitvoering van de bevolkingsonderzoeken naar kanker een gemeenschappelijk beeld van het doel, de uitgangspunten, randvoorwaarden, en organisatie ervan. Het beleidskader is opgesteld om deze partijen optimaal te laten samenwerken. Het document is in 2013 herzien, waarmee het in lijn is gebracht met de huidige wet- en regelgeving. Het Beleidskader geeft een overzicht van de wettelijke en beleidsmatige kaders voor de bevolkingsonderzoeken. Daarnaast beschrijft het de samenwerking en onderlinge verhoudingen van partijen die betrokken zijn bij de voorbereiding, besluitvorming en uitvoering van deze bevolkingsonderzoeken. Bovendien wordt ingegaan op voorwaarden die nodig zijn om de bevolkingsonderzoeken naar kanker effectief, efficiënt en met een hoge kwaliteit uit te voeren. In Nederland bestaan er drie bevolkingsonderzoeken naar kanker: borstkanker, baarmoederhalskanker en, sinds 2014, darmkanker. Deze onderzoeken bestaan uit een reeks van opeenvolgende handelingen die door verschillende partijen worden uitgevoerd en gecoördineerd (de uitnodiging voor het onderzoek, het onderzoek zelf, de beoordeling van de uitslag, de communicatie, en de eventuele doorverwijzing). Deze handelingen moeten goed op elkaar aansluiten en efficiënt gestructureerd zijn om de kwaliteit van het bevolkingsonderzoek te waarborgen. Het RIVM ziet er als landelijke regiehouder op toe dat de bevolkingsonderzoeken voor de deelnemers een hoge kwaliteit hebben, goed bereikbaar (laagdrempelig) én betaalbaar zijn. Op die manier ontstaat een optimaal ‘aanbod’ voor de deelnemers aan de bevolkingsonderzoeken. De precieze wijze waarop en door wie de bevolkingsonderzoeken worden uitgevoerd, is uitgewerkt in het zogeheten uitvoeringskader, dat met dit Beleidskader samenhangt. Trefwoorden: Bevolkingsonderzoek, kanker, borstkanker, baarmoederhalskanker, darmkanker, screening, subsidie, kwaliteit
Pagina 3 van 27
RIVM Briefrapport 120002002
Inhoud Rapport in het kort
3
1 1.1 1.2 1.3
Inleiding 5 Doel van dit beleidskader Verantwoording 5 Distributie en onderhoud
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.4.1 2.4.2 2.4.3
Bevolkingsonderzoek6 Grondwettelijke taak overheid ‘public health’ Programmatische preventie 6 Nationaal Programma Bevolkingsonderzoek Uitgangspunten bevolkingsonderzoek 7 Criteria Wilson en Jungner 7 Publieke waarden 7 Samenwerking in de zorgketen 7
3
De rol van de overheid bij het instellen en inrichten van de bevolkingsonderzoeken naar kanker 9 Belangrijkste spelers van de overheid 9 De Gezondheidsraad 9 ZonMw 10 Ministerie van VWS – directie Publieke Gezondheid 10 Het RIVM-CvB 10 De inspectie voor de Gezondheidszorg 11
3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.1.4 3.1.5 4 4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.1.4 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4
5 5
6 6
De rol van partijen bij de uitvoering van de bevolkingsonderzoeken naar kanker 12 Belangrijkste spelers in de uitvoering 12 Opdrachtgeving bevolkingsonderzoek 12 Landelijke aansturing en regie bevolkingsonderzoek 13 Regionale coördinatie en uitvoering bevolkingsonderzoek 13 Lokale uitvoering bevolkingsonderzoek 14 Kwaliteitsborging en –verbetering van bevolkingsonderzoek 14 Referentiefunctie bevolkingsonderzoek 15 Landelijke monitor bevolkingsonderzoek 15 Landelijke evaluatie bevolkingsonderzoek 16 Optimalisatie in de bestaande bevolkingsonderzoeken 16
Pagina 4 van 27
RIVM Briefrapport 120002002
1
Inleiding
1.1
Doel van dit beleidskader Dit Beleidskader Bevolkingsonderzoeken naar kanker geeft een overzicht van de door VWS vastgestelde wettelijke- en beleidsmatige kaders m.b.t. de bevolkingsonderzoeken naar borstkanker, baarmoederhalskanker en darmkanker. Tevens specificeert dit document de samenwerking van de partijen die betrokken zijn bij de voorbereiding, besluitvorming en uitvoering van de bevolkingsonderzoeken naar kanker. Daarnaast specificeert dit document nadere voorwaarden die nodig zijn om de bevolkingsonderzoeken naar kanker effectief, doelmatig en kwalitatief verantwoord uit te voeren, gegeven de bestaande regelgeving en verhoudingen. In de bijlagen 1 en 2 is een overzicht opgenomen van de in dit beleidskader gebruikte begrippen en afkortingen.
1.2
Verantwoording Dit Beleidskader Bevolkingsonderzoeken naar Kanker is opgesteld onder verantwoordelijkheid van het RIVM – Centrum voor Bevolkingsonderzoek (RIVM-CvB), daarbij geadviseerd door de programmacommissies van de bevolkingsonderzoeken naar kanker. Het RIVM-CvB stelt het document vast in nauwe afstemming met het ministerie van VWS.
1.3
Distributie en onderhoud Het Beleidskader Bevolkingsonderzoeken naar Kanker is een uitgave van het RIVM-CvB. Het is op www.rivm.nl te downloaden. Het Beleidskader wordt met regelmaat getoetst op actualiteit en indien nodig aangepast.
Pagina 5 van 27
RIVM Briefrapport 120002002
2
Bevolkingsonderzoek
2.1
Grondwettelijke taak overheid ‘public health’ De landelijke overheid heeft vanuit de Grondwet de taak (artikel 22) om maatregelen te treffen ter bevordering van de volksgezondheid. De minister van VWS is verantwoordelijk voor het formuleren van beleidsdoelen en het inzetten van instrumenten en actoren om deze bevordering te bereiken. De Wet publieke gezondheid (WPG) en de Wet op het bevolkingsonderzoek (WBO) vormen een belangrijk wettelijke kader om de gezondheid van de bevolking te beschermen of te bevorderen. Naast de genoemde wetten zijn alle voor de gezondheidszorg geldende wetten, zoals de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO), de Wet op de beroepen in de individuele zorg (Wet BIG) en de Wet bescherming persoonsgegevens (WBP) van toepassing op de drie bevolkingsonderzoeken naar kanker. Elke zorgaanbieder die betrokken is bij de uitvoering van het bevolkingsonderzoek moet voldoen aan de Wet klachtrecht cliënten zorgsector (WKCZ) en de Kwaliteitswet zorginstellingen (KWZi). Bijlage 3 geeft een overzicht van en een korte toelichting op de wetten en regelingen die specifiek van toepassing zijn voor het bevolkingsonderzoek naar kanker.
2.2
Programmatische preventie Publieke gezondheidszorg is op grond van de WPG een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de lokale en de landelijke overheid. De WPG omschrijft publieke gezondheidszorg als “gezondheidsbeschermende en gezondheidsbevorderende maatregelen voor de bevolking of specifieke groepen daaruit, waaronder het voorkomen en het vroegtijdig opsporen van (behandelbare) ziekten”. De landelijke overheid vult de verantwoordelijkheid onder meer in door middel van preventieprogramma’s (waaronder de bevolkingsonderzoeken naar kanker). Op het bevolkingsonderzoek naar kanker is bovendien de Wet op het bevolkingsonderzoek (WBO) van toepassing. De WBO is met name ingesteld om mensen te beschermen tegen onnodige of schadelijke screening. Het uitvoeren van de bevolkingsonderzoeken naar kanker is WBO vergunningplichtig. Bijlage 3 geeft een overzicht van en korte toelichting op de overige wetten en regelingen die specifiek van toepassing zijn voor het bevolkingsonderzoek naar kanker.
2.3
Nationaal Programma Bevolkingsonderzoek Onderdeel van de nationale preventieprogramma’s is het Nationaal Programma Bevolkingsonderzoek (NPB). Dit bestaat uit de, door het Rijk gefinancierde landelijke bevolkingsonderzoeken, te weten: de drie bevolkingsonderzoeken naar kanker en screeningen rond de zwangerschap.
Pagina 6 van 27
RIVM Briefrapport 120002002
De overheid biedt deze onderzoeken als programma aan om op een doelmatige manier bereikbaarheid en kwaliteit voor de gehele doelgroep te garanderen. Het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker wordt iedere vijf jaar aangeboden aan vrouwen van 30 t/m 60 jaar en bestaat uit cytologische beoordeling van cellen van de baarmoederhals. Het bevolkingsonderzoek borstkanker wordt iedere twee jaar aangeboden aan vrouwen van 50 t/m 75 jaar en bestaat uit beoordeling van röntgenfoto’s van de borsten. Het bevolkingsonderzoek darmkanker wordt iedere twee jaar aangeboden aan mannen en vrouwen van 55 t/m 75 jaar en bestaat uit het onderzoeken van ontlasting op de aanwezigheid van bloedsporen. 2.4
Uitgangspunten bevolkingsonderzoek
2.4.1
Criteria Wilson en Jungner De verantwoordelijkheid van de overheid wordt onder andere ingevuld door een zorgvuldige toetsing aan de criteria voor verantwoord bevolkingsonderzoek welke in 1968 voor de Wereldgezondheidsraad (WHO) zijn geformuleerd door Wilson & Jungner met een aanvulling daarop uit 2008. Dit normatieve kader is internationaal breed aanvaard en onderschreven: zie bijlage 4 voor de opsomming van deze criteria. De criteria worden door de Gezondheidsraad gebruikt om te beoordelen of een nieuw bevolkingsonderzoek (of een innovatie binnen een bestaand bevolkingsonderzoek) verantwoord is. Periodiek toetst de Gezondheidsraad of het bevolkingsonderzoek nog steeds voldoet aan de gestelde criteria. Hierbij worden naast de kosten en baten ook de vooren nadelen van het programma opnieuw gewogen. De Gezondheidsraad verwoordt deze afwegingen in een advies aan de minister,die uiteindelijk besluit.
2.4.2
Publieke waarden De uitvoering van de bevolkingsonderzoeken moet voldoen aan de door de overheid gehanteerde publieke waarden: kwaliteit, bereikbaarheid en betaalbaarheid. Deze uitgangspunten (of publieke waarden) zijn vertaald in overeenkomstige kwaliteitsdomeinen, specifiekere kwaliteitsaspecten en bijbehorende indicatoren. De verschillende kwaliteitsaspecten van de publieke waarden worden zorgvuldig met elkaar in balans gebracht, zodat een optimale situatie ontstaat m.b.t. de inrichting en uitvoering van de bevolkingsonderzoeken. Zie bijlage 5 voor de uitwerking van de publieke waarden. De kwaliteitsaspecten van de publieke waarden worden met behulp van monitors en evaluaties op regelmatige basis gemeten en geëvalueerd. De wijze waarop dit plaatsvindt en door wie dit wordt uitgevoerd is verder uitgewerkt in de Uitvoeringskaders van de drie bevolkingsonderzoeken naar kanker.
2.4.3
Samenwerking in de zorgketen Een bevolkingsonderzoek is geen eigenstandige taak, maar een onderdeel van een zorgketen waarbij aansluiting op het natraject, diagnose en behandeling, van essentieel belang is voor het succes van een screening. Pagina 7 van 27
RIVM Briefrapport 120002002
Dit vergt niet alleen een optimale maar ook het zo tijdig mogelijk signaleren en agenderen van knelpunten in het aansluitende zorgtraject. Ook voor het vervolgtraject zijn de publieke waarden van toepassing. Alle onderdelen van de zorgketen (het primair proces) moeten naadloos op elkaar aansluiten. Met name de overgang van screening naar nadere diagnostiek en behandeling is een belangrijke stap waarvoor partijen binnen de screening en zorg gezamenlijk verantwoordelijkheid zijn. In onderstaande afbeelding zijn de stappen weergegeven die onderdeel uitmaken van het primair proces van de drie bevolkingsonderzoeken naar kanker.
Figuur 1a: Weergave van het primair proces van de bevolkingsonderzoeken borstkanker en baarmoederhalskanker. Het bevolkingsonderzoek is afgelopen als de betrokken vrouwen de uitslag van het bevolkingsonderzoek hebben ontvangen.
Figuur 1b: Weergave primair proces van het bevolkingsonderzoek darmkanker. Het bevolkingsonderzoek is afgelopen als betrokken mannen en vrouwen de uitslag hebben ontvangen en indien van toepassing verwezen zijn naar de zorg.
Pagina 8 van 27
RIVM Briefrapport 120002002
3
De rol van de overheid bij het instellen en inrichten van de bevolkingsonderzoeken naar kanker
3.1
Belangrijkste spelers van de overheid Bij de voorbereiding van nieuwe bevolkingsonderzoeken of ingrijpende wijzigingen en herbeoordeling van bestaande bevolkingsonderzoeken zijn verschillende overheidspartijen betrokken. De Gezondheidsraad en ZonMw hebben vooral een beleidsvoorbereidende - en wetenschappelijke adviesrol t.a.v. nieuwe en ingrijpende wijzigingen van de bevolkingsonderzoeken naar kanker. Het RIVM-CvB adviseert over de inrichting en uitvoeringsaspecten. De uiteindelijke besluitvorming ligt bij VWS. IGZ heeft een toezichthoudende rol.
Figuur 2: Overheidspartijen m.b.t. bevolkingsonderzoek. Hieronder zijn de rollen van de betrokken overheidspartijen m.b.t. het bevolkingsonderzoek naar kanker nader toegelicht. 3.1.1
De Gezondheidsraad De Gezondheidsraad (GR) is een onafhankelijk wetenschappelijk adviesorgaan van VWS en adviseert op het gebied van de volksgezondheid en gezondheids(zorg)onderzoek. Rol bij het bevolkingsonderzoek naar kanker: a De Gezondheidsraad voert zowel tijdens de beleidsvoorbereiding als uitvoering van het bevolkingsonderzoek verkenningen uit, geeft gevraagd en ongevraagd wetenschappelijk advies aan de minister van VWS over de stand van de wetenschap, innovaties en ingrijpende wijzigingen van de bevolkingsonderzoeken naar kanker. b De Gezondheidsraad adviseert de minister van VWS bij vergunningaanvragen op basis van de Wet op het Bevolkingsonderzoek (WBO).
Pagina 9 van 27
RIVM Briefrapport 120002002
3.1.2
ZonMw ZonMw is een zelfstandig bestuursorgaan en financiert gezondheidsonderzoek. Ook stimuleert ZonMW het gebruik van de ontwikkelde kennis om daarmee de zorg en gezondheid te verbeteren. ZonMW stimuleert gezondheidsonderzoek en zorginnovatie binnen de gehele kennisketen, variërend van fundamenteel onderzoek tot implementatie. Rol bij het bevolkingsonderzoek naar kanker: a ZonMw zet in opdracht van de minister van VWS gezondheidsonderzoek uit en bewaakt deze. Het betreft m.b.t. de bevolkingsonderzoeken naar kanker onder andere pilots, aanvullend (wetenschappelijk) onderzoek en kosteneffectiviteitstudies.
3.1.3
Ministerie van VWS – directie Publieke Gezondheid De minister van VWS is politiek verantwoordelijk voor de bevolkingsonderzoeken naar kanker en stelt het beleid m.b.t. het bevolkingsonderzoek vast. Rol bij het bevolkingsonderzoek naar kanker: a Het ministerie stelt de wettelijke- en beleidsmatige kaders voor bevolkingsonderzoeken naar kanker vast. b Het ministerie geeft WBO-vergunningen af aan partijen die in het kader van bevolkingsonderzoek wetenschappelijk onderzoek uitvoeren. c De minister van VWS stelt de financiering beschikbaar voor het Nationaal Programma Bevolkingsonderzoek. d Het ministerie geeft ZonMW de opdracht voor het uitzetten, financieren en faciliteren van onderzoek waaronder de bevolkingsonderzoeken naar kanker. e Het ministerie geeft de Gezondheidsraad opdracht om advies uit te brengen over (de wenselijkheid van) mogelijk nieuw bevolkingsonderzoek, veranderingen en vernieuwingen in of herbeoordeling van een lopend bevolkingsonderzoek. f De minister van VWS beslist over ingrijpende veranderingen in de bevolkingsonderzoeken naar kanker waaronder aanpassing van de doelgroep, het screeningsinterval en de gebruikte test(en). g Het ministerie geeft het RIVM-CvB de opdracht voor de voorbereiding en nadere inrichting van de bevolkingsonderzoeken naar kanker.
3.1.4
Het RIVM-CvB Sinds 1 januari 2006 heeft de minister van VWS de landelijke aansturing en regie van programmatische preventieprogramma’s opgedragen aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Voor deze taak heeft het RIVM in 2006 het Centrum voor Bevolkingsonderzoek (CvB) opgericht. Waarbij de opdracht is om vanuit publieke belangen de veelal private uitvoering te regisseren en te optimaliseren. Het RIVMCvB is hiermee een verbindende schakel tussen beleid en praktijk.
Pagina 10 van 27
RIVM Briefrapport 120002002
Rol bij het bevolkingsonderzoek naar kanker: a Het RIVM-CvB adviseert VWS over inrichting en uitvoeringsconsequenties bij het voorbereiden en opzetten van nieuwe bevolkingsonderzoeken en het aanpassen (innoveren) van bestaande bevolkingsonderzoeken. b Het RIVM-CvB organiseert een landelijk netwerk met betrokken partijen zoals de uitvoerders, screeningsorganisaties, de referentiefunctie, de evaluator en de programmacommissies om mogelijk haalbare innovaties ten aanzien van het bevolkingsonderzoek te signaleren en te bespreken. RIVM-CvB informeert en adviseert VWS en andere overheidspartijen hierover. c Het RIVM-CvB zorgt in opdracht van VWS voor de (her)inrichting en uitvoering van de bevolkingsonderzoeken naar kanker en draagt zorg voor de waarborging van de publieke waarden. d Het RIVM-CvB informeert relevante partijen over de van toepassing zijnde wettelijke- en beleidsmatige kaders. 3.1.5
De inspectie voor de Gezondheidszorg De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) is een overheidsinstantie en onderdeel van het ministerie van VWS. De IGZ ziet toe op de naleving van een aantal kwaliteitswetten in de zorg, kan aanwijzingen geven en zo nodig maatregelen nemen. Aanbieders van zorg zijn verplicht calamiteiten te melden. Rol bij het bevolkingsonderzoek naar kanker: a De Inspectie voor de Gezondheidszorg verzorgt het overheidstoezicht op de volksgezondheid. De IGZ houdt toezicht op de kwaliteit, veiligheid en toegankelijkheid van de gezondheidszorg, zo ook op die van de bevolkingsonderzoeken, en bewaakt de rechten van de cliënt. b De Inspectie voor de Gezondheidszorg onderzoekt calamiteiten en incidenten, neemt zo nodig maatregelen en adviseert de minister van VWS in het kader van de handhaving van de van toepassing zijnde wetgeving op de bevolkingsonderzoeken.
Pagina 11 van 27
RIVM Briefrapport 120002002
4
De rol van partijen bij de uitvoering van de bevolkingsonderzoeken naar kanker
4.1
Belangrijkste spelers in de uitvoering In de onderstaande figuur worden de belangrijkste partijen gepresenteerd die een rol hebben in de uitvoering van de bevolkingsonderzoeken. De uitvoering is een samenwerking waarin veel partijen een rol hebben; van beleidsvorming tot en met het aanbieden van het bevolkingsonderzoek aan de doelgroep. Samenwerking in deze keten is essentieel voor een goede uitvoering. De bevolkingsonderzoeken naar kanker worden zoveel mogelijk ondergebracht bij hetzelfde cluster van screeningsorganisaties.
Figuur 3: Belangrijkste partijen betrokken bij de uitvoering; links de betrokken partijen en rechts de belangrijkste rol die deze partijen bij het bevolkingsonderzoek hebben. In de onderstaande paragrafen zijn de kaders weergegeven voor de belangrijkste partijen bij de uitvoering van de bevolkingsonderzoeken naar kanker. Deze kaders vormen de randvoorwaarden en uitgangspunten voor de verdere inrichting en uitvoering van de betreffende bevolkingsonderzoeken naar kanker. Per bevolkingsonderzoek is in een Uitvoeringskader opgesteld met een invulling van de kaders. 4.1.1
Opdrachtgeving bevolkingsonderzoek Het ministerie zorgt voor de noodzakelijke randvoorwaarden zoals de vergunning aan de screeningsorganisaties en de financiering. Daarnaast stelt het ministerie het RIVM-CvB in staat om regie te voeren. a b c
Het ministerie geeft WBO-vergunningen af aan de screeningsorganisatie voor de uitvoering van de bevolkingsonderzoeken. Het ministerie stelt de financiering beschikbaar en geeft het RIVMCvB de opdracht om als kasbeheerder op te treden. Het ministerie stelt de Subsidieregeling Publieke Gezondheid vast.
Pagina 12 van 27
RIVM Briefrapport 120002002
d
4.1.2
Het ministerie mandateert het RIVM-CvB om de Subsidieregeling Publieke Gezondheid uit te voeren en geeft het RIVM-CvB opdracht voor de landelijke aansturing en regie op de uitvoering van de bevolkingsonderzoeken.
Landelijke aansturing en regie bevolkingsonderzoek Het RIVM-CvB stuurt de uitvoering van de bevolkingsonderzoeken landelijk aan en voert de regie namens de Minister van VWS binnen de wettelijke- en beleidskaders van de minister conform de jaarlijkse opdracht. Kaders bij het bevolkingsonderzoek naar kanker: a Het RIVM-CvB houdt zich aan de Leidraad opdrachtverlening Rijksopdrachtgevers – RIVM en legt financiële en inhoudelijke verantwoording af aan VWS. b Het RIVM-CvB is geen zorgaanbieder en houdt zich aan de Wet op het RIVM, AWB, WBP en is ISO-9001 gecertificeerd. c Het RIVM-CvB voert regie uit door het op- en vaststellen van het Uitvoeringskader, kwaliteitsbeoordeling en kwaliteitsborging, communiceren met publiek/professionals en stakeholders, monitoren en evalueren, financieren en het faciliteren van betrokken partijen. d Het RIVM-CvB onderhoudt als landelijk regisseur een relevant landelijk netwerk waaronder de landelijke partijen zoals beroepsverenigingen en patiëntenorganisaties en stimuleren waar relevant voor de bevolkingsonderzoeken, de onderlinge samenwerking tussen deze partijen betrokken bij het bevolkingsonderzoek en de aansluitende zorg. e Het CvB zorgt voor een optimale inbreng van betrokken partijen en samenhang van de handelingen in de keten en de daarbij behorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden.
4.1.3
Regionale coördinatie en uitvoering bevolkingsonderzoek De screeningsorganisaties organiseren en coördineren de uitvoering van de bevolkingsonderzoeken naar kanker in hun regio in opdracht van het RIVM-CvB binnen de daartoe gestelde landelijke kaders. Zij zijn dedicated in de regionale uitvoering van het primair proces van de aangewezen bevolkingsonderzoeken in ieder geval tot en met de uitslag en eventuele verwijzing naar de zorg. Kaders bij het bevolkingsonderzoek naar kanker: a De regionale uitvoering van de bevolkingsonderzoeken naar kanker is belegd bij de 5 regionale screeningsorganisaties: Stichting Bevolkingsonderzoek Noord, Stichting Bevolkingsonderzoek Midden-West, Stichting Bevolkingsonderzoek Zuid, Stichting Bevolkingsonderzoek Zuid-West, Stichting Bevolkingsonderzoek Oost. b De screeningsorganisaties zijn vergunningplichtig krachtens de Wet op het Bevolkingsonderzoek. c De screeningsorganisaties hebben als WBO-vergunninghouder op basis van de Subsidieregeling Publieke Gezondheid recht op subsidie, mits zij voldoen aan de in de vergunning aangegeven voorschriften en zich te houden aan de opgelegde verplichtingen Pagina 13 van 27
RIVM Briefrapport 120002002
d
e
f
g
h
4.2
bij de subsidieverlening. De screeningsorganisaties leggen financiële en inhoudelijke verantwoording af aan het RIVM-CvB. De screeningsorganisaties zijn zelfstandige organisaties met als taak/focus de uitvoering en regionale coördinatie en van de bevolkingsonderzoeken naar kanker. Zij voeren geen commerciële activiteiten uit. De uitvoeringsorganisaties trekken gezamenlijk op en wisselen best practices uit om de uitvoering van de programma’s effectiever en doelmatiger te maken. Hierbij wegen zij steeds de balans tussen onder andere doelmatigheid, continuïteit, regionale inbedding en landelijk uniformiteit af. Gezamenlijke initiatieven van de uitvoeringsorganisaties worden afgestemd met het CvB. De screeningsorganisaties dragen zorg voor de regionale uitvoering van de bevolkingsonderzoeken naar kanker binnen de wet- en regelgeving en de andere landelijk gestelde kaders waaronder dit Beleidskader en de Uitvoeringskaders, en zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van deze uitvoering. De screeningsorganisaties sluiten overeenkomsten of maken vergelijkbare afspraken met de uitvoerende en kwaliteit borgende partijen in de bevolkingsonderzoeken naar kanker. De screeningsorganisaties onderhouden voor de uitvoering van het programma’s een relevant regionaal netwerk en hebben in dit kader overleg met partijen (waaronder de zorginstellingen en beroepsbeoefenaren) in hun regio en stimuleren waar relevant voor de bevolkingsonderzoeken, de onderlinge samenwerking tussen deze partijen betrokken bij het bevolkingsonderzoek en de aansluitende zorg.
Lokale uitvoering bevolkingsonderzoek Bij de uitvoering van de bevolkingsonderzoeken en de aansluitende zorg zijn verschillende professionals en organisaties betrokken (zoals de screeningsorganisatie, radiologen, huisartsen, laboratoria, etc.). Kaders bij het bevolkingsonderzoek naar kanker: a
b c
4.3
De professionals en (screenings)organisaties zijn verantwoordelijk voor voldoende deskundigheid en een kwalitatief verantwoorde uitvoering van hun werkzaamheden. De professionals dienen zich te houden aan de landelijk vastgestelde Uitvoeringskaders. De beroepsverenigingen van de professionals zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van het kwaliteitsbeleid binnen hun discipline. Verder ontwikkelen en onderhouden zij richtlijnen en leggen deze voor aan het RIVM-CvB. Het RIVM-CvB verklaart de richtlijnen van toepassing voor de bevolkingsonderzoeken. De verenigingen dragen bij de ontwikkeling van de richtlijnen zorg voor goede afstemming met de andere beroepsverenigingen
Kwaliteitsborging en –verbetering van bevolkingsonderzoek De kwaliteitsborging zorgt ervoor dat de uitvoering van het bevolkingsonderzoek voldoet aan de gestelde eisen. In het Uitvoeringskader is de kwaliteitsborging met betrekking tot de verschillende uitvoerende partijen uitgewerkt. Pagina 14 van 27
RIVM Briefrapport 120002002
Externe kwaliteitsborging, landelijke monitoring en landelijke evaluatie zijn belangrijke instrumenten om de uitvoering en de kwaliteit en bereikbaarheid van de bevolkingsonderzoeken naar kanker te garanderen en continu te verbeteren. 4.3.1
Referentiefunctie bevolkingsonderzoek De referentiefunctie zorgt voor de externe kwaliteitsborging en optimalisering van de uitvoering van het bevolkingsonderzoek. Kaders bij het bevolkingsonderzoek naar kanker: a De referentiefunctie dient zich te richten op de optimalisatie en borging van de medisch-inhoudelijke en fysisch-technische kwaliteit van de bevolkingsonderzoeken naar kanker. b De referentiefunctie dient onafhankelijk te staan t.o.v. de organisaties/professionals die de bevolkingsonderzoeken naar kanker en aansluitende zorg uitvoeren C De referentiefunctie dient voldoende terzake doende expertise en draagvlak bij de betrokken beroepsgroepen te hebben. d De referentiefunctie dient de prestaties van de organisaties en professionals die betrokken zijn bij de uitvoering van de bevolkingsonderzoeken naar kanker te toetsen, de kwaliteit te bewaken en een bijdrage te leveren aan het verbeteren van de uitvoering.
4.3.2
Landelijke monitor bevolkingsonderzoek De landelijke monitor wordt gebruikt om de kwaliteit en bereikbaarheid van de bevolkingsonderzoeken te bewaken, knelpunten (in de zorgketen) te signalering, bij te kunnen sturen maar ook om te verantwoorden naar VWS, inspectie, publiek en andere partners. Kaders bij het bevolkingsonderzoek naar kanker: a Landelijke monitoring dient gebaseerd te zijn op de uitkomsten van indicatoren. De organisaties betrokken bij de uitvoering dienen hiervoor gegevens te leveren en zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit ervan. b De monitorende organisatie dient een gezaghebbende partij te zijn die onafhankelijk staat t.o.v. het RIVM-CvB en de organisaties/professionals die de bevolkingsonderzoeken naar kanker en aansluitende zorg uitvoeren. c De monitorende organisatie dient zich te houden aan de WBP en de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening VSNU. c Onder auspiciën van het RIVM-CvB dienen minimaal jaarlijks landelijke monitoringsgegevens met betrekking tot de bevolkingsonderzoeken naar kanker gepubliceerd te worden. d De continuïteit van de landelijke monitor dient geborgd te zijn door de uitvoering hiervan voor de duur van meerdere jaren bij één partij te beleggen. e De monitorende organisatie dient zich te houden aan het Uitvoeringskader. e De monitorende partij legt jaarlijks financiële en inhoudelijke verantwoording af aan het RIVM-CvB.
Pagina 15 van 27
RIVM Briefrapport 120002002
4.3.3
Landelijke evaluatie bevolkingsonderzoek Bij evaluatieonderzoek wordt gericht nagegaan òf en in welke mate de doelstellingen van het beleid (of programma) gerealiseerd worden. Het spectrum van onderwerpen van evaluaties omvat zowel standaard- als meer variabele onderdelen. Belangrijke standaardonderdelen zijn de effectevaluatie (incidentie/ sterftereductie) en kosteneffectiviteitsstudie. Daarnaast worden additionele vragen beantwoord die hun oorsprong kunnen hebben in de uitkomsten van eerdere landelijke monitors. Kaders bij het bevolkingsonderzoek naar kanker: a Landelijke evaluaties dienen door onafhankelijke partijen uitgevoerd te worden. b De monitorende organisatie dient zich te houden aan de WBP en de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening VSNU. c De evaluerende partij legt financiële en inhoudelijke verantwoording af aan het RIVM-CvB.
4.3.4
Optimalisatie in de bestaande bevolkingsonderzoeken Het optimaliseren (verbeteren) van het huidige bevolkingsonderzoek is iets waar alle betrokken partijen, ieder binnen hun eigen taak en verantwoordelijkheid, blijvend aan moeten werken. Partijen moeten ook de ruimte ervaren deze optimalisaties te initiëren en eventueel door te kunnen voeren. Optimalisaties kunnen echter van invloed van op onder andere de resultaten van de landelijke monitoring, activiteiten van een andere partij in de keten, een publieke waarde of de testeigenschappen van de screening. Optimalisaties waardoor de testkarakteristieken (sensitiviteit en specificiteit) mogelijk veranderen, mogen niet zonder (aanpassing van de) vergunning toegepast worden. De partij die deze optimalisatie signaleert, informeert het RIVM-CvB. Het RIVM-CvB bespreekt deze optimalisatie met de betreffende werkgroep en de programmacommissie voor meer informatie over relevantie/haalbaarheid. Het CvB stemt vervolgens af met VWS over het te volgen traject. Een partij die een optimalisatie wil doorvoeren dat niet in strijd is met de WBO bekijkt wat de voordelen en mogelijke nadelen zijn. Indien er geen nadelen zijn kan de initiatiefnemer de optimalisatie zelf doorvoeren. Omdat een optimalisatie onder andere van invloed kan zijn op de monitoringgegevens of evaluatie wordt het RIVM-CvB geïnformeerd. De monitorende organisatie of evaluator kan daar in de analyse rekening mee houden. Het RIVM-CvB (of de betrokken partij) informeert de werkgroep kwaliteit en programmacommissie. Het RIVMCvB informeert VWS.
Pagina 16 van 27
RIVM Briefrapport 120002002
Indien er naast voordelen ook (mogelijke) nadelen zijn, is een afweging van voordelen en nadelen nodig. De partij die de optimalisatie wil doorvoeren legt dit voor aan het RIVM-CvB. Het RIVM-CvB bespreekt dit met de werkgroep kwaliteit en eventueel de programmacommissie en VWS. Als de optimalisatie of actualisatie complex is omdat er sprake kan zijn van grote uitvoeringsconsequenties, grote gevolgen voor de organisatie of de betrokken partijen, gegevensuitwisseling en beschikbaarheid gegevens, politieke risico’s of risico’s op het gebied van de continuïteit en/ of landelijke uniformiteit, zal het RIVM-CvB meestal in lead zijn bij het voorbereiden en invoeren van de optimalisatie. Het RIVM-CvB betrekt partijen hierbij zoveel mogelijk. Goedkeuring van VWS (en waarschijnlijk advies van de Gezondheidsraad) is dan ook noodzakelijk. Het RIVM-CvB kan verder ingrijpen bij minder complexe optimalisaties als de continuïteit van het bevolkingsonderzoek in het gedrang komt of er politieke risico’s ontstaan.
Pagina 17 van 27
RIVM Briefrapport 120002002
Bijlage 1
Begrippen
Bevolkingsonderzoek Een vorm van preventieve gezondheidszorg (ook wel screening of preventie programma’s genoemd), waarbij een geneeskundig onderzoek systematisch aan een bevolkingsgroep wordt aangeboden. Kwaliteit Voldoen aan de gestelde eisen. Kwaliteitsborging Geheel van geplande en systematische acties, nodig om in voldoende mate vertrouwen te geven dat het bevolkingsonderzoek voldoet en blijft voldoen aan de gestelde eisen. Kwaliteitsverbetering Geheel van geplande en systematische acties, gericht op het vergroten van de mogelijkheden om te voldoen aan de eisen. Landelijke kwaliteitseisen Landelijk geldende eisen (minimaal of maximaal) met betrekking tot bevolkingsonderzoek, die aansluiten bij de publieke waarden, waaraan organisaties, uitvoerders of de uitvoering moeten voldoen. Monitoring Een structurele activiteit gericht op het borgen en zo nodig verbeteren van (de kwaliteit van de uitvoering van) het bevolkingsonderzoek. Publieke waarden Waarden (duurzame opvattingen over de vormgeving van en de bezigheden in de samenleving) die het algemeen belang treffen. De publieke waarden i.h.k.v. bevolkingsonderzoek zijn: kwaliteit, bereikbaarheid en betaalbaarheid. Richtlijn (overgenomen van de Regieraad) Een richtlijn is een document met aanbevelingen, gericht op het verbeteren van de kwaliteit van zorg(a), berustend op systematische samenvattingen van wetenschappelijk onderzoek en afwegingen van de voor- en nadelen van de verschillende zorgopties, aangevuld met expertise en ervaringen van zorgprofessionals(b) en zorggebruikers(c). a) De volgende kenmerken van kwaliteit van zorg worden onderscheiden: effectiviteit, veiligheid, patiënt-/cliëntgerichtheid, doelmatigheid, tijdigheid, gelijkheid, b) Onder zorgprofessionals worden verstaan artsen, apothekers, fysiotherapeuten, gezondheidszorgpsychologen, psychotherapeuten, tandartsen, verloskundigen, verpleegkundigen en overige professionele zorgverleners en zorgmedewerkers. c) Onder zorggebruikers worden patiënten, cliënten, familie van patiënten en cliënten, en mantelzorgers verstaan.
Pagina 18 van 27
RIVM Briefrapport 120002002
Rollen De benoeming van een geheel aan taken en activiteiten, en de daarbij behorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden, uitvoerbaar door één of meer personen/organisaties, inclusief op welk moment en op welke plaats in het bevolkingsonderzoek. Zorgketen Ketenzorg is het samenhangend geheel van (zorg)inspanningen t.b.v. de uitvoering van het bevolkingsonderzoek en aansluitende zorg, dat door verschillende partijen onder een herkenbare regiefunctie wordt geleverd, waarbij het cliëntproces centraal staat en waarbij zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht met diens omgeving.
Pagina 19 van 27
RIVM Briefrapport 120002002
Bijlage 2
Afkortingen
BMHK BK BSN CvB DK GBA HKZ Certificatieschema IGZ IKC ISO KWZi LEBA
Baarmoederhalskanker Borstkanker Burger Servicenummer Centrum voor Bevolkingsonderzoek (onderdeel van het RIVM) Darmkanker Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens Certificatieschema voor het bevolkingsonderzoek borstkanker van de Stichting HKZ, versie 2006 (zie www.hkz.nl) Inspectie voor de Gezondheidszorg Integraal Kankercentrum International Organization for Standardization Kwaliteitswet zorginstellingen Landelijk Evaluatie Team voor het bevolkingsonderzoek Baarmoederhalskanker
LETB
Landelijk Evaluatie Team voor het bevolkingsonderzoek Borstkanker
LRCB
Landelijk Referentiecentrum voor bevolkingsonderzoek
Ministerie van VWS NHG NPB RIVM SO WABB WBO WBP Wet BIG WPG WGBO WGBZ WKCZ WTZi ZonMw
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Nederlands Huisartsen Genootschap Nationaal Programma Bevolkingsonderzoek Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Screeningsorganisatie Wet Algemene Bepalingen Burgerservicenummer Wet op het Bevolkingsonderzoek Wet Bescherming Persoonsgegevens Wet op de beroepen in de Individuele Gezondheidszorg Wet Publieke Gezondheid Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst Wet Gebruik Burgerservicenummer in de Zorg Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector Wet Toelating Zorginstellingen Nederlandse organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie
Pagina 20 van 27
RIVM Briefrapport 120002002
Bijlage 3
Overzicht relevante Wet- en regelgeving
Wet op het bevolkingsonderzoek De Wet op het bevolkingsonderzoek (WBO) beschermt de bevolking tegen gevaren die verbonden zijn aan bepaalde typen bevolkingsonderzoek. Bevolkingsonderzoek is daarbij gedefinieerd als geneeskundig onderzoek van personen dat wordt verricht ter uitvoering van een aan de gehele bevolking of aan een categorie daarvan gedaan aanbod dat gericht is op het ten behoeve of mede ten behoeve van de te onderzoeken personen opsporen van ziekten van een bepaalde aard of van bepaalde risico-indicatoren. De wet verbiedt het zonder vergunning aanbieden van bevolkingsonderzoek naar onder meer kanker, of dat gebruik maakt van ioniserende straling. De bevolkingsonderzoeken naar kanker zijn daarom aan de vergunningplicht onderworpen. Het Besluit bevolkingsonderzoek stelt regels die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de te onderzoeken personen tegen de risico’s van bevolkingsonderzoek. Deze regels kunnen verschillen voor de onderscheidene categorieën van bevolkingsonderzoek. Een vergunning kan onder beperkingen worden verleend en aan een vergunning kunnen voorschriften worden verbonden; een en ander ter bescherming van de te onderzoeken personen tegen de risico's of ter verzekering van een voldoende nut van het desbetreffende bevolkingsonderzoek, en uitsluitend voor zover noodzakelijk in verband met de aard van het bevolkingsonderzoek waarvoor de vergunning wordt verleend. Alvorens op een aanvraag te beslissen, hoort de minister de Gezondheidsraad. Alle WBO-vergunningen met betrekking tot de bevolkingsonderzoeken naar kanker kennen een paragraaf of bijlage, waarin voorschriften zijn geformuleerd die voor alle vergunninghouders gelijkelijk gelden. Daarnaast kunnen uiteraard specifieke voorschriften geformuleerd zijn. Het toezicht op de naleving van de WBO(-vergunning) is aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). Deze zal in eerste instantie alleen behoeven te toetsen op de naleving van de vergunningsvoorschriften. Op overtreding van bijvoorbeeld voorschriften bij de vergunning staat een boete per overtreding. Subsidieregeling publieke gezondheid Voor de uitvoering van een bevolkingsonderzoek naar kanker kan de minister subsidie verstrekken aan screeningsorganisaties, voor zover: het bevolkingsonderzoek naar borstkanker zich richt op vrouwen in de leeftijdsgroep van 50 tot en met 75 jaar het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker zich richt op vrouwen in de leeftijdsgroep van 30 tot en met 60 jaar het bevolkingsonderzoek naar darmkanker zich richt op mannen en vrouwen in de leeftijdsgroep van 55 tot en met 75 jaar. en van hen geen betalingen worden verlangd voor deelname aan het onderzoek. Pagina 21 van 27
RIVM Briefrapport 120002002
Bij de a. b. c.
subsidieverlening kan de minister verplichtingen opleggen met betrekking tot de kwaliteit van het bevolkingsonderzoek; met betrekking tot het vastleggen van gegevens; met betrekking tot een wijze van uitvoering van het bevolkingsonderzoek die bijdraagt aan de verbetering van de bevolkingsonderzoeken; d. die strekken tot verwezenlijking van het doel van het subsidie; of e. die betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.
Het toezicht op de naleving van de subsidieregeling en –verplichtingen is niet neergelegd bij de IGZ, maar bij de subsidieverlener (RIVM) en de Auditdienst van het Ministerie van VWS. De WGBO, de Wet BIG en de KWZi De basis van de wetgeving in de zorg wordt gevormd door de WGBO, de wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst. Deze regelt onder meer het reguliere informed consent, privacy, de kwalitatieve zorgplicht van de zorgverlener, dossiervorming en de verdere rechtsbetrekking tussen beide betrokkenen. Zo vermeldt ze de bewaartermijn van 15 jaar voor dossiers. Op personen die geneeskundige handelingen verrichten is de Wet BIG van toepassing. Bij de bevolkingsonderzoeken naar kanker gaat het om artsen, klinisch fysici en radiodiagnostisch laboranten. De wet richt zich op de kwaliteit van de beroepsuitoefening met als doel de bescherming van de patiënt tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen door zorgverleners. Artsen, klinisch en radiodiagnostisch laboranten hebben op grond van deze wet van doen met de eigen zorgplicht met betrekking tot de kwaliteit van de beroepsuitoefening. Artsen hebben daarnaast van doen met een registratieplicht en tuchtrecht. De IGZ ziet toe op de naleving van deze wet. Wat de Wet BIG is voor de individuele zorgverlener, is de Kwaliteitswet zorginstellingen (KWZi) voor de zorginstelling. Screeningsorganisaties zijn zorginstellingen in de zin van deze wet. De wet verplicht hen tot het aanbieden van verantwoorde zorg, het daarop inrichten van de organisatie en het in dat verband systematisch managen van de kwaliteit van zorg. De wet geeft de minister de bevoegdheid tot bestuurlijke maatregelen. De IGZ ziet toe op de naleving van deze wet. De KWZi is onder meer de grond tot HKZcertificering. De WKCZ en de WTZi De wetten uit de vorige paragraaf richten zich primair op de kwaliteit van zorg. Deze paragraaf gaat in op wetten die zich meer richten op de organisatie van de zorginstelling, vanwege het publieke karakter en de relatief afhankelijke positie van de cliënt.
Pagina 22 van 27
RIVM Briefrapport 120002002
De Wet klachtrecht cliënten zorgsector (WKCZ) verplicht zorgaanbieders tot een klachtenregeling, een klachtencommissie en dergelijke. Zij zijn verplicht tot publieke verantwoording middels jaarlijkse publicatie van een verslag. De Wet toelating zorginstellingen (WTZi) is van toepassing op instellingen die verzekerde zorg aanbieden. Deze wet stelt eisen aan de bestuursstructuur en de transparantie van de instelling. De wet bouwt daarin voort op Healthcare Governance, en was voor het veld aanleiding tot het opstellen van de verdergaande Zorgbrede Governancecode. De screeningsorganisaties zijn gehouden aan de Governancecode. De WBP De Wet bescherming persoonsgegevens (WBP) formuleert de belangrijkste regels voor het vastleggen en gebruiken van persoonsgegevens, alle gegevens betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon. Transparantie, doelbinding en rechtmatige verwerking van persoonsgegevens zijn de belangrijkste uitgangspunten. De wet gaat ook in op gedragscodes en de verplichte melding van databases. Het toezicht op de naleving is opgedragen aan het College bescherming persoonsgegevens. De Wabb en de WGBZ De Wet algemene bepalingen Burgerservicenummer (Wabb) omvat algemene bepalingen over het Burgerservicenummer en het gebruik ervan door overheidsorganen. De Wet gebruik Burgerservicenummer in de zorg (WGBZ) formuleert de plicht tot gebruik van het Burgerservicenummer (BSN), en de daaraan verbonden verplichtingen. De Kernenergiewet Deze wet stelt onder meer regels ter bescherming tegen de gevaren die verbonden zijn aan het gebruik van radioactiviteit, zoals aan de orde bij het bevolkingsonderzoek borstkanker. Dit gebruik is meldings- c.q. vergunningplichtig. Bijzondere regels gelden voor medische toepassing van en bescherming tegen straling, waarbij expliciet bevolkingsonderzoek benoemd is. Het belangrijkste besluit waar stralingsregels in zijn opgenomen is het Besluit stralingsbescherming. Het bevat de basisregels voor het werken met radioactieve stoffen en toestellen. De primaire verantwoordelijkheid voor de naleving van de kernenergiewet ligt uiteraard bij de melder c.q. vergunninghouder, i.c. de screeningsorganisatie. Het toezicht op de naleving is aan de IGZ. De Wet publieke gezondheid Op grond van deze wet zijn burgemeester en wethouders gehouden tot bevordering van de totstandkoming en de continuïteit van en de samenhang binnen de publieke gezondheidszorg en de afstemming ervan met de curatieve gezondheidszorg en de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen. Pagina 23 van 27
RIVM Briefrapport 120002002
Daartoe dragen zij in ieder geval zorg voor (onder meer) het bijdragen aan opzet, uitvoering en afstemming van preventieprogramma's, met inbegrip van programma’s voor gezondheidsbevordering. Verder bepaalt deze wet dat de minister van VWS de kwaliteit en doelmatigheid van de publieke gezondheidszorg bevordert, zorg draagt voor de instandhouding en verbetering van de landelijke ondersteuningsstructuur, en interdepartementale en internationale samenwerking bevordert op het gebied van de publieke gezondheidszorg. De Wet op het RIVM De Minister heeft, gelet op de Wet op het RIVM, het RIVM opgedragen de landelijke aansturing en coördinatie van programmatische preventieprogramma’s uit te voeren. De bevolkingsonderzoeken naar kanker zijn daar voorbeelden van. De landelijke aansturing van de programmatische preventieprogramma’s houdt onder andere in, dat het RIVM namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zorg draagt voor de bekostiging van deze programma’s via het verstrekken van subsidies vanaf het jaar 2006.
Pagina 24 van 27
RIVM Briefrapport 120002002
Bijlage 4
Criteria Wilson & Jungner
Criteria van Wilson en Jungner: De op te sporen ziekte moet een belangrijk gezondheidsprobleem zijn. Er moet een algemeen aanvaarde behandelingsmethode voor de ziekte zijn. Er moeten voldoende voorzieningen voorhanden zijn voor diagnose en behandeling. Er moet een herkenbaar latent of vroeg symptomatisch stadium van de ziekte zijn. Er moet een betrouwbare opsporingsmethode bestaan. De opsporingsmethode moet aanvaardbaar zijn voor de bevolking. Het natuurlijke verloop van de op te sporen ziekte moet bekend zijn. Er moet overeenstemming bestaan over de vraag wie behandeld moet worden. De kosten van opsporing, diagnostiek en behandeling moeten in een acceptabele verhouding staan tot de kosten van de gezondheidszorg als geheel. Het proces van opsporing moet een continu proces zijn en niet een eenmalig project. In 2008 is door de World Health Organisation (WHO) een lijst met aanvullende criteria opgesteld. Aanvullende criteria opgesteld door de WHO: Het bevolkingsonderzoek moet inspelen op een erkende behoefte. Het doel van het bevolkingsonderzoek moet bij aanvang zijn vastgesteld. De doelgroep van het bevolkingsonderzoek moet zijn vastgesteld. De effectiviteit van het bevolkingsonderzoek moet wetenschappelijk bewezen zijn. Het bevolkingsonderzoek moet een samenhangend geheel zijn van opleiding, scholing, testpraktijk, zorg en programmamanagement. De kwaliteit van het bevolkingsonderzoek moet geborgd zijn om de potentiële risico’s van screening te minimaliseren. Het bevolkingsonderzoek moet garanties bieden voor geïnformeerde keuze en de privacy en de autonomie van het individu respecteren. De toegankelijkheid van het bevolkingsonderzoek moet gewaarborgd zijn voor de hele doelgroep. Het bevolkingsonderzoek moet vanaf het begin geëvalueerd worden. De voordelen van het bevolkingsonderzoek moeten opwegen tegen de mogelijke nadelen van het bevolkingsonderzoek.
Pagina 25 van 27
RIVM Briefrapport 120002002
Bijlage 5
Publieke waarden
De publieke waarde kwaliteit: De programma’s zijn effectief De programma’s zijn effectief in termen van de gehanteerde screeningstest (test-karakteristieken), de deelname van de doelgroep en de bijdrage aan gezondheidswinst en/of het bieden van handelingsopties. De programma’s zijn vraaggericht De programma’s houden rekening met de wensen en behoeften van de doelgroep. De programma’s zijn veilig en landelijk uniform De programma’s worden veilig, verantwoord en landelijk uniform uitgevoerd. De voordelen van het programma wegen voor de doelgroep op tegen de mogelijke nadelen. De continuïteit van het programma is gegarandeerd. De programma’s zijn innovatief De beschikbare kennis en ervaring van betrokken partijen wordt structureel ingezet om de programma’s blijvend te verbeteren. Relevante innovaties in (screenings)methoden, diagnostiek en behandeling worden tijdig gesignaleerd. Mogelijke consequenties voor de programma’s worden besproken met het ministerie van VWS, ZonMw, Gezondheidsraad en andere relevante partijen. De publieke waarde bereikbaarheid: De programma’s zijn toegankelijk De programma’s worden zodanig georganiseerd dat de doelgroep zomin mogelijk belemmeringen ervaart om deel te nemen. De programma’s garanderen de tijdige uitvoering van de benodigde activiteiten De doelgroep wordt tijdig uitgenodigd om deel te nemen aan het programma. De doorlooptijden in het programma zijn acceptabel inclusief die naar diagnostiek en behandeling. Deelname aan de programma’s is een vrije keuze Deelname aan de programma’s is vrijwillig. De voorlichting aan het algemene publiek en de doelgroep is actueel, objectief en evenwichtig en faciliteert het maken van een goed geïnformeerde keuze. Evenwichtige voorlichting gaat in op zowel de voor- als nadelen van het programma. De publieke waarde betaalbaarheid: De kosten van de programma’s zijn inzichtelijk De kosten van de programma’s zijn inzichtelijk zodat de overheid het gebruik van de ingezette publieke middelen kan afwegen tegen het gebruik voor andere taken van de overheid. De programma’s zijn doelmatig De uitvoering van de programma’s vindt plaats tegen zo laag mogelijk kosten in relatie tot de vereiste kwaliteit en bereikbaarheid. Ook zijn de programma’s kosteneffectief.
Pagina 26 van 27
RIVM Briefrapport 120002002
Bijlage 6
Brondocumenten
Voor de samenstelling van dit beleidskader is gebruik gemaakt van de onderstaande documenten in de aangegeven versie.
Kaderwet VWS-subsidies 1998 (tekst geldend op 9 maart 2012) Subsidieregeling publieke gezondheid (tekst geldend op 13 mei 2011) Wet op het bevolkingsonderzoek 1992 (tekst geldend op 5 april 2012)
Pagina 27 van 27