Beleidskader Jeugdzorg 2013 - 2016
november 2012
jeugdzorg
Inhoud Beleidskader Jeugdzorg Stadsgewest Haaglanden 2013 – 2016
1. Inleiding ..................................................................................................................... 1 2. De relatie met de gemeentelijke (preventieve) jeugdzorg .............................................. 3 2.1. Aansluitingsafspraken ............................................................................................ 3 2.2. Doelgroepenbeleid ................................................................................................ 3 2.3. Financiering preventieve jeugdzorgactiviteiten ........................................................ 3
3. Bureau Jeugdzorg ....................................................................................................... 4 3.1. Toegang ............................................................................................................... 4 3.2. Advies- en meldpunt kindermishandeling (AMK) ...................................................... 4 3.3. Jeugdbescherming ................................................................................................ 5 3.4. Jeugdreclassering.................................................................................................. 5 4. Zorgaanbieders ........................................................................................................... 7 4.1. Aanbod................................................................................................................. 7 4.2. Gesloten jeugdzorg ............................................................................................... 7 5. Kwaliteit ..................................................................................................................... 9 6. Overdracht van de jeugdzorg ..................................................................................... 10 6.1. Opstelling, rol en activiteiten van het Stadsgewest ................................................ 10 6.2. Programma ‘Overdracht van de jeugdzorg’ ........................................................... 10 6.3. Vooruitlopen op de transitie ................................................................................. 13 7. Financiën .................................................................................................................. 15 Bijlage Terugblik beleidskader 2009 – 2012 ............................................................................ 16
Beleidskader Jeugdzorg Stadsgewest Haaglanden 2013 – 2016 1. Inleiding Iedere vier jaar wordt een vierjarig beleidsplan – het beleidskader jeugdzorg - voor de jeugdzorg opgesteld. Omdat het huidige beleidskader op 1 januari 2013 afloopt, dient het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden uiterlijk op 1 december 2012 een nieuw beleidskader 2013 – 2016 vast te stellen. Het beleidskader wordt vervolgens ter goedkeuring aangeboden aan de ministers van Volksgezondheid, welzijn en Sport (VWS) en Veiligheid en Justitie (V&J). Dit is het derde beleidskader sinds de invoering van de Wet op de jeugdzorg. Het zal tevens het laatste zijn; de Wet op de jeugdzorg, het huidig stelsel van jeugdzorg en de daarbij behorende verantwoordelijkheid- en rol verdeling tussen Rijk, provincies/stedelijke regio’s, gemeenten en instellingen, alsook het onderscheid tussen de verschillende sectoren met bijhorende wetgeving en financieringsstromen zullen verdwijnen. De planning is dat de gemeente per 1 januari 2015 de brede verantwoordelijkheid voor en financiering van de zorg voor jeugdigen overneemt. Deze datum bakent in beginsel tevens de periode af waarop dit beleidskader inhoudelijk gezien betrekking heeft. Na 1 januari 2015 houdt de rol van het Stadsgewest uitgezonderd de mogelijke afronding van lopende zaken in principe op. Het is nog niet duidelijk of de datum van 1 januari 2015 ‘gehaald’ wordt, gezien de kritiek op de concepttekst van de nieuwe wet, die de Wet op de jeugdzorg moet vervangen en de termijnen die staan voor de invoering. Het nieuwe kabinet Rutte 2 houdt nadrukkelijk vast aan deze datum. Het Stadsgewest geeft uitvoering aan de Wet op de jeugdzorg. Daarin staat het functioneren van de huidige jeugdzorg centraal. Het gaat daarbij om de realisatie van voldoende jeugdzorg, passend bij de vraag, tijdig ingezet, van goede kwaliteit en effectief. Daar staan Stadsgewest en instellingen ook komende jaren voor. Daarmee ligt er een goede basis voor de toekomstige zorg voor de jeugd in Haaglanden. De huidige jeugdzorg is een peiler waarop in de toekomst voortgebouwd kan worden. Dat betekent dat de huidige organisatie, uitvoering en infrastructuur benut kunnen worden in het nieuwe stelsel. Op 1 januari 2015 nemen de gemeenten in Haaglanden het stokje over. Dat wil niet zeggen dat de ‘werking’ van het beleid van het Stadsgewest en daarmee van dit beleidskader op die datum stopt. In ieder geval zal de jeugdzorg doorlopen voor de kinderen, jongeren en ouders die al jeugdzorg ontvangen; dat impliceert dat de nu werkzame instellingen hun werk voor de al in zorg zijnde cliënten moeten kunnen voortzetten. Ook zal de afwikkeling van verplichtingen van het Stadsgewest t.a.v. de gesubsidieerde instellingen en vice versa waarschijnlijk nog doorlopen in het jaar 2015. Afhankelijk van de wijze waarop de gemeenten afzonderlijk en in relatie met elkaar de zorg voor jeugd willen organiseren, is er veel te regelen en moet ook rekening gehouden worden met ‘frictiekosten’ bij de overgang naar het nieuwe stelsel. Continuïteit van zorg is een belangrijk aandachtspunt in het landelijk overleg tussen Rijk, IPO en VNG mede in samenhang met beperking van de frictiekosten. Uiterlijk eind maart 2013 worden hiertoe afspraken gemaakt. Onderdeel van de landelijke afspraken is de wijze waarop de toch nog optredende frictiekosten zullen worden gefinancierd. 1
Stadsgewest en gemeenten hebben de opdracht de overdracht van de jeugdzorg goed voor te bereiden, zodat kansen vroegtijdig benoemd kunnen worden en gestart kan worden met innovatie van de zorg. Eventuele negatieve effecten kunnen opgevangen worden en de jeugdzorgorganisaties kunnen zich instellen op de veranderingen. Jeugdigen en ouders mogen niet tussen de wal en schip raken als gevolg van het transitieproces. In het beleidskader 2013 - 2016 worden vanuit het gezichtspunt van het Stadsgewest - als overdragende partij - de voornemens en acties benoemd die bij moeten dragen aan een gecontroleerde en gefaseerde overgang van de huidige organisatie en inrichting van de provinciale jeugdzorg naar het nieuwe stelsel waarin de gemeenten de integrale verantwoordelijkheid krijgen voor de zorg voor de jeugd. Inmiddels is door het Stadsgewest de procedure in gang gezet om de subsidierelatie met de door het Stadsgewest gefinancierde instellingen per 1 januari 2015 te beëindigen. De jeugdzorg staat niet stil; afgelopen jaren is veel geïnvesteerd in vernieuwing van de zorg, samenwerking tussen sectoren, verbetering van de kwaliteit en effectiviteit. Het Stadsgewest heeft nadrukkelijk gestuurd op spreiding van de ‘uitgifte’ van de zorg over de gemeenten in Haaglanden, uitwisseling en afstemming met gemeentelijk jeugdbeleid, intersectorale samenhang, gezinsgerichte zorg en efficiënte cliëntlogistiek. Met het budget is voldoende zorg gerealiseerd zonder lange wachttijden. Deze lijn wordt komende jaren voortgezet en stevig verbonden met de ambities van Rijk en gemeenten met de transitie en transformatie van de jeugdzorg: (vroeg)tijdige signalering, inzet van de eigen kracht van cliënt(-systeem), kindnabije en integrale zorg, 1 kind - 1 gezin – 1 plan en ontschotting van de zorg. De gemeenten in Haaglanden zijn actief doende om zich voor te bereiden op hun toekomstige verantwoordelijkheid voor de zorg voor jeugd en alles wat daaruit voortvloeit. Tussen gemeenten en Stadsgewest zijn afspraken gemaakt over het gezamenlijk optrekken bij de voorbereiding van de overdracht/overname van de jeugdzorg. De gemeenten hebben een aanpakplan opgesteld. Daar waar de aanpak van de gemeenten verbonden is met de voorbereiding van de overdracht door het Stadsgewest, zal een duidelijke agenda en wederzijdse inzet afgesproken worden. Deze ‘uitvoeringsagenda Overdracht’ zal dan zowel onderdeel uitmaken van het beleidskader als van het aanpakplan van de 9 gemeenten en leidraad zijn voor de voorbereiding op de overdracht van de (provinciale) jeugdzorg naar de gemeenten in Haaglanden. Het beleidskader valt zodoende in twee delen uiteen: - Het beleid op grond van de huidige Wet op de jeugdzorg voor de komende jaren. Het beleid heeft betrekking op de financiering van de zorg (Bureau Jeugdzorg en de zorgaanbieders) en de eisen die daaraan gesteld worden (kwaliteit). Het betreffen dan in eerste instantie de ‘lopende zaken’, maar ook innovatie. - De inzet en initiatieven in direct verband met de overdracht van de jeugdzorg. Voor een belangrijk deel loopt dit parallel of is dit verbonden met de aanpak van de gemeenten in de regio in verband met de transitie (zie hoofdstuk 5). Het beleidskader is gebaseerd op het landelijk beleidskader en het bevat de hoofdlijnen van het beleid ten aanzien van Bureau Jeugdzorg en het jeugdzorgaanbod. Centraal hierin staat de verhouding tussen vraag en aanbod, de kwaliteit van het aanbod en de financiering daarvan. Het Stadsgewest ontvangt jaarlijks een doeluitkering van de ministeries van VWS en V&J. In de bijlagen bij dit beleidskader wordt kort ingegaan op de vraag of de ambities zoals die zijn neergelegd in het vorige beleidskader (2009 – 2012) zijn bereikt. 2
2. De relatie met de gemeentelijke (preventieve) jeugdzorg 2.1. Aansluitingsafspraken Het gemeentelijke jeugdbeleid en de geïndiceerde jeugdzorg ontmoeten elkaar in eerste instantie via de Toegang van Bureau Jeugdzorg die onder meer indicaties afgeeft voor hulp vanuit het jeugdzorgaanbod. Het is van belang dat er een zo optimaal mogelijke aansluiting is tussen het preventieve jeugdbeleid in de gemeenten en de regionale jeugdzorg. Een goede overdracht, zonder onnodige procedures van de jeugdigen van lokale naar geïndiceerde jeugdzorg en een efficiënte wederzijdse informatie uitwisseling tijdens en na afloop van geïndiceerde zorg is van groot belang voor de kwaliteit en de continuïteit van de hulpverlening. Resultaat:
- Aansluitingsafspraken tussen Stadsgewest, BJZ en gemeenten over afstemming en samenwerking. - Afspraken over de inzet van BJZ (toegangsfuncties) in de CJG’s en ZAT’s.
2.2. Aandachtsgroepen Het Stadsgewest heeft voor de komende jaren een aantal specifieke groepen benoemd; zwerfjongeren, slachtoffers en daders van loverboyproblematiek, jonge moeders en jeugdige criminelen onder de 12 jaar. Voor een goede preventie, signalering, doorverwijzing en voldoende professionele opvang van deze jeugdigen is het van belang een betrouwbaar en zo volledig mogelijk beeld te hebben wat betreft de omvang en aard van deze groepen. Een betrouwbare registratie van BJZ is hierbij van belang evenals een scholing van de medewerkers van de jeugdzorginstellingen in deze problematiek. Het Stadsgewest stimuleert dat de jeugdzorginstellingen in de uitvoering van hun activiteiten voldoende aandacht schenken aan de hierboven genoemde doelgroepen. Resultaat:
- Specifiek aandacht en (methodische) inzet van Bureau Jeugdzorg en de jeugdzorgaanbieders op zwerfjongeren, slachtoffers van loverboys, tienermoeders en jeugdige criminelen onder de 12 jaar.
2.3. Financiering preventieve jeugdzorgactiviteiten Het Stadsgewest heeft in het kader van de RAS afgelopen jaren preventieve jeugdzorgactiviteiten (via de GGD’en) gefinancierd. Deze financieringsmogelijkheid loopt in 2012 af; de provincie heeft aangegeven geen nieuwe afspraken in dit verband te maken met het Stadsgewest Haaglanden. Als gevolg van een juridische procedure heeft de provincie onlangs middelen beschikbaar moeten stellen. Deze worden op voorstel van de gemeenten ingezet in 2012, 2013 en 2014 in het kader van de transitie. Resultaat:
- Inzet provinciale middelen in 2012, 2013, 2014 t.b.v. de transitie op grond van voorstellen van de 9 gemeenten.
3
3. Bureau Jeugdzorg 3.1. Toegang Bureau Jeugdzorg dient tot het moment van overdracht van de inwerkingtreding van de nieuwe wet de huidige wettelijke taken uit te voeren. Daarbij gaat het om de aansluiting met het lokale jeugdbeleid (CJG en onderwijs), het opstellen van indicaties voor geïndiceerde jeugdzorg en jeugd-GGZ, het fungeren als Advies- en Meldpunt kindermishandeling (AMK) en het uitvoeren van door de rechter uitgesproken maatregelen jeugdbescherming en jeugdreclassering. In het beleidskader 2009- 2012 werd de jeugdige zelf in de jeugdzorg centraal gesteld. Er heeft in de afgelopen jaren een omslag in het denken plaatsgevonden, waarbij steeds meer de gezinssituatie in samenhang wordt bezien en de zorg en ondersteuning ook meer uit te laten gaan van de eigen kracht van de jongeren en hun ouders. De hulpverlening sluit daarbij aan met o.a. 1 kind-1 gezin-1 plan, Eigen Kracht Conferenties of Familie Netwerk Beraden. De jeugdzorg maakt daarbij gebruik van een nieuwe benaderingswijze: Signs of Safety. Samen met het gezin worden de mogelijkheden onderzocht op welke wijze het beste kan worden zorg gedragen voor de veiligheid en goede ontwikkeling van het kind. Ook wordt laagdrempelige ondersteuning en hulp bij het opvoeden en opgroeien geboden in de buurt en binnen het eigen netwerk. Op deze wijze kan ook worden aangesloten bij de doelstelling om op termijn het groeiend beroep op gespecialiseerde zorg terug te dringen: hoofddoelstelling van het nieuwe stelsel. Als niettemin blijkt dat (laagdrempelige) vrijwillige hulp ontoereikend is, zullen zwaardere hulpvormen moeten worden ingezet (geïndiceerde jeugdzorg). Of als sprake is van een bedreigende situatie voor de jeugdige zal niet moeten worden geaarzeld om door te pakken en hulp in justitieel kader af te dwingen. Nieuwe wetgeving maakt het mogelijk eerder een ondertoezichtstellingmaatregel uit te spreken, mede ook door de introductie van een nieuwe lichte maatregel. In de vorige periode is door het Stadsgewest ingezet op en zijn afspraken gemaakt over vermindering doorlooptijd indicatiestelling, zorgcoördinatie en nazorg. In de periode tot 2015 zal één en ander geborgd worden. Resultaat:
- Het Stadsgewest financiert Bureau Jeugdzorg voor de uitvoering van de wettelijke taken en maakt jaarlijks afspraken met Bureau Jeugdzorg over ‘vooruitlopen’ op de transitie. - De doorlooptijd indicatiestelling is minder dan 35 kalender dagen; ingeval van crisis wordt direct actie ondernomen. - Met ingang van 2013 wordt zorgcoördinatie op uniforme en eenduidige wijze uitgevoerd door JB, JR en de Toegang. - Met ingang van 2013 is nazorg integraal onderdeel van ieder hulptraject.
3.2. Advies- en meldpunt kindermishandeling (AMK) Het aantal meldingen van kindermishandeling is de afgelopen jaren sterk gestegen. De invoering van de meldcode zal de groei waarschijnlijk verder versterken. Het Stadsgewest volgt in beginsel de ’vraag’ in financiële zin. Om tot een sluitende aanpak van kindermishandeling te komen is samenwerking in de jeugdzorgketen van groot belang. In dit kader loopt al enkele jaren de landelijke RAAK aanpak.
4
In de afgelopen periode is in Haaglanden samenwerking tussen AMK en o.a. de beide Steunpunten Huiselijk Geweld tot stand gekomen, mede in relatie tot de Kindspoormeldingen van de politie. Resultaat:
- Het Stadsgewest financiert Bureau Jeugdzorg voor het AMK in beginsel (d.w.z. voor zover de beschikbare financiële middelen dit toelaten) op basis van de vraag, zodat lange wachten doorlooptijden bij deze werksoort niet optreden. - Het AMK draagt bij aan een sluitende aanpak van kindermishandeling (RAAK aanpak).
3.3. Jeugdbescherming Voor besluitvorming over de inzet van jeugdbescherming is al enkele jaren de ambitie om deze terug te brengen tot maximaal 2 kalendermaanden in 75 % van de gevallen. Voorts zal het Stadsgewest sturen op het behalen van de volgende landelijk vastgestelde normen: binnen 1 dag spoorbesluit bij BJZ/AMK, binnen 1 week casusoverleg met de Raad voor de kinderbescherming en uiterlijk 5 dagen na de uitspraak van de kinderrechter de werkelijke start van uitvoering van de gezinsvoogdij. Het Stadsgewest geeft de komende jaren uitvoering aan de landelijke afspraken die zijn gemaakt in het kader van de tarieven jeugdbescherming en jeugdreclassering. Daarbij gaat het o.a. om terugdringen ziekteverzuim, terugbrengen van de gemiddelde looptijd van een OTS en verbeteringen in de financiële administratie van Bureau Jeugdzorg. Verwacht wordt dat ingaande 2015 het wetsvoorstel Herziening kinderbescherming van kracht wordt. De daarin aangebrachte verbeteringen, waaronder invoering van een lichtere maatregel zullen worden ingevoerd. Het Stadsgewest ziet toe op invoering van een nieuwe methodiek voor de voogdij en volgt de daarmee beoogde resultaten. Resultaat:
- Behalen norm voor doorlooptijd jeugdbeschermingsketen. - Uitwerking landelijke afspraken in het kader van de tarieven jeugdbescherming en jeugdreclassering. - Invoering nieuwe methodiek voogdij. - Invoering in 2015 van de wijzigingen jeugdbescherming conform het wetsvoorstel Herziening kinderbescherming.
3.4. Jeugdreclassering Extra inzet van de JR wordt verwacht bij voorgestelde wetswijziging (eind 2013/begin 2014) in verband met het adolescentenstrafrecht, dat o.a. voorziet in de mogelijkheid van een time out bij de gedragsbeïnvloedende maatregel, de voorwaardelijke beëindigde Pij-maatregel, voorwaardelijke invrijheidsstelling na jeugddetentie en de mogelijkheid van elektronische controle. Van de Bureau Jeugdzorg wordt verwacht dat de landelijke afspraken gemaakt over samenloopzaken ingaande medio 2012 gaat uitvoeren. Bij deze zaken is zowel sprake van een beschermingsmaatregel als van een reclasseringsmaatregel. Na 2 jaar zal een en ander worden geëvalueerd.
5
Er wordt landelijk gewerkt aan betere afstemming tussen het regulier onderwijs en het onderwijs in een justitiële jeugdinrichting of gesloten jeugdzorginstelling en hoe dit past in de bestaande structuur van het netwerk- en trajectberaad. Eén en ander vergt extra inzet van de Jeugdreclassering in o.a. dit beraad, waar de beschikbare informatie wordt samengebracht. De Raad voor de Kinderbescherming ontwikkelt een nieuwe aanpak voor schoolverzuim. Extra inzet van de jeugdreclassering in nauwe samenwerking met de leerplichtambtenaar wordt voorzien. Extra capaciteit zal nodig zijn voor het houden van toezicht op leden van problematische jeugdgroepen in het kader van bijzondere voorwaarden, nazorg en de voorwaardelijke invrijheidsstelling. Er wordt een toename van gecombineerde taakstraffen verwacht, dat wil zeggen taakstraffen gecombineerd met toezicht. Dit zal meer inzet vergen van de jeugdreclassering. Vanaf 1 april 2012 zijn gerechtelijke gebieds- en contactverboden ook voor jeugd mogelijk. Voor de handhaving hiervan zal meer toezicht worden opgelegd. Naast de politie wordt ook de jeugdreclassering ingezet. Het in te voeren Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen moet het mogelijk maken, dat alle partners in de jeugdstrafrechtketen veilig, uniform, volledig en tijdig informatie met elkaar kunnen uitwisselen. Bovendien zal dit leiden tot vermindering van de administratieve lastendruk. De JR heeft hierin een belangrijke rol als informatieontvangende en als informatiegenererende ketenpartner. Resultaat:
- De jeugdreclassering geeft mede uitvoering aan nieuwe wetgeving op terrein van jeugdstrafrecht. - De afspraken aangaande de dubbele maatregel zijn ingevoerd bij JR. - Actieve deelname JR aan het netwerk- en trajectberaad. - Participatie JR in nieuwe aanpak schoolverzuim. - Inzet JR bij toezicht op jeugdgroepleden in het kader van nazorg en voorwaardelijke invrijheidsstelling, bij taakstraffen en bij gerechtelijke gebieds- en contactverboden. - invoering bij JR van het Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen (LIJ).
6
4. Zorgaanbieders 4.1. Aanbod Het Stadsgewest staat voor de opgave om een jeugdzorgaanbod te realiseren dat past bij vraag, tijdig ingezet wordt, effectief is en in samenhang met GGZ en LVB zorg, onderwijs en andere voor het op groeien van jeugdigen belangrijke activiteiten. De instroom in de Stadsgewestelijke Jeugdzorg heeft zich de laatste jaren gestabiliseerd. Instroom en uitstroom zijn bijna gelijk aan elkaar.
Innovatie van het aanbod – mede in het perspectief van de transitie – wordt gestimuleerd, o.a. wordt via sector- of instellingsoverstijgende zorgprogramma’s of zorgarrangementen integraliteit van de zorg gerealiseerd. Pleegzorg en gezinshuiszorg zullen verder uitgebreid worden ten koste van de residentiële zorg (leefgroep). Toenemende vraag zal binnen het bestaande budget opgepakt moeten worden (meer jeugdigen helpen voor hetzelfde geld). Crisishulp wordt direct ingezet op vraag van Bureau Jeugdzorg. Het aanbod zal op specifieke doelgroepen zoals zwerfjongeren, tienermoeders, slachtoffers van eergerelateerd geweld en loverboys, jeugdigen met een actuele andere culturele bagage ingesteld moeten zijn. De veiligheid van jeugdigen die in zorg zijn vraagt specifieke aandacht van de zorgaanbieders. Resultaat:
- Het aanbod is voldoende om de vraag tijdig te bedienen; de wachttijden zijn beneden de landelijke norm van 9 weken. - De zorg is passend (problematiek, zwaarte, doelgroep), kwalitatief verantwoord en effectief en wordt zoveel mogelijk in aansluiting op de leefwereld van jeugdige en gezin ingezet. - Jaarlijks vindt via ombouw een uitbreiding van pleegzorg en gezinshuiscapaciteitplaats plaats van 5 tot 10%. - Crisiszorg wordt binnen 12 uur na aanmelding door Bureau Jeugdzorg gestart. - Planmatige omgang met veiligheidsrisico’s voor kinderen die in zorg zijn (afstemming met Bureau Jeugdzorg).
4.2. Gesloten jeugdzorg De gesloten jeugdzorg (jeugdzorg+) wordt door VWS gefinancierd en georganiseerd op bovenregionaal niveau. Stadsregio Rotterdam, Provincie Zuid-Holland en Stadsgewest vormen 1 regio. In het kader van de ontwikkeling van trajectzorg moet de jeugdzorg+ vervlochten worden met de vrij toegankelijke geïndiceerde jeugdzorg. VWS en de drie ‘provinciale’ overheden ontwikkelen een gezamenlijk visie op die vervlechting en de operationalisatie daarvan.
7
Resultaat:
- trajectzorg door JJC, JIB (voorziening jz+ in Leidschendam-Voorburg), Jeugdformaat en Jutters. - afspraken met min. VWS over de financiering van de trajectzorg. - opname (inhoudelijk, proces, logistiek) van JJC en JBC in het ‘circuit’ jeugdzorg+/open jeugdzorg in de regio Zuid-West.
8
5. Kwaliteit Het Stadsgewest handhaaft de kwaliteit van de provinciale jeugdzorg. Veiligheid van de jeugdige is daarbij een basiseis. Met de inspectie is naar aanleiding van onderzoek bij de instellingen regelmatig overleg over de bevindingen op dit punt. Met de inspectie is afgesproken meer intensief met elkaar op te trekken op punten waar verbeteringen in de jeugdzorg noodzakelijk zijn. Naast uitkomsten van tevredenheidsonderzoek houdt het Stadsgewest incidenten in de jeugdzorg en de klachten en signalen van cliënten en de vertrouwenspersoon over het functioneren van de jeugdzorgzorg bij. Deze informatie wordt teruggevoerd naar de instellingen met oog op aanpassingen en verbeteringen. Andere aandachtspunten zijn: - tijdige actualisering HKZ-certificering van de instellingen; - verder terugdringen van de regeldruk in de jeugdzorg, hierbij gaat specifiek aandacht uit naar het toeleidingsproces van jeugdigen naar zorg en overdracht naar het gemeentelijk domein; - uniformering verantwoording instellingen via jaardocument; - inzet van de ‘kennisinfrastructuur’ bij het in kaart brengen van cliëntstromen en gebruik van de jeugdzorg t.b.v. het beleid en onderlinge afstemming tussen instellingen; - rapportage van de kwaliteit/resultaten van de zorg aan de hand van indicatoren. Resultaat:
- jaarlijkse afspraken met de inspectie over acties richting instellingen (onderzoek, toezicht, verbeteracties); - afspraken met instellingen naar aanleiding van incidenten, klachten en signalen cliënten; - elke instelling beschikt in 2013 e.v. jaren over een geactualiseerd HKZ-certificaat; - met de instellingen en gemeenten worden in 2013 en 2014 de ontwikkelingen binnen de jeugdzorg aan de hand van de cijfers (kennisinfrastructuur) besproken; - rapportage aan de hand van kwaliteit- en prestatie-indicatoren.
9
6. Overdracht van de jeugdzorg 6.1. Opstelling, rol en activiteiten van het Stadsgewest Het Stadsgewest zet zich in de transitieperiode in om de overdracht te bewerkstelligen van alle voor het toekomstige stelsel relevante aspecten van de huidige jeugdzorg. Het Stadsgewest is overdragende partij en stelt zich tot doel de provinciale jeugdzorg voortvarend en tegelijkertijd zorgvuldig over te dragen met aandacht voor kansen en innovatie, maar ook met oog voor de risico’s. Het formele overdrachtsmoment is zoals voorzien 1 januari 2015, het overdrachtsproces (ofwel de voorbereiding op de overdracht) heeft betrekking op de periode waarin gericht toegewerkt wordt naar de situatie dat de gemeenten de organisatie en financiering van de zorg daadwerkelijk (kunnen) overnemen, zonder verlies van de samenhang, deskundigheid en praktijk die noodzakelijk zijn voor de continuïteit in de zorg en bescherming die jeugdigen en gezinnen wordt geboden. Het waarborgen van continuïteit in de zorg tijdens het transitieproces is van allergrootste belang. De jeugdigen en gezinnen moeten er op aan kunnen dat zij verzekerd zijn van de zorg die ze eerder toegekend hebben gekregen, ook na de overname van de verantwoordelijkheid door de gemeenten en het wegvallen van het recht op jeugdzorg zoals nu geregeld in de Wet op de jeugdzorg. Het Stadsgewest staat een voor alle bij de transitie betrokkenen en belanghebbenden transparant veranderingsproces voor, waarin duidelijk is waar men aan toe is, zodat tijdig geanticipeerd kan worden op de veranderingen. Als overdragende partij streeft het Stadsgewest naar: - de overdracht van de aanwezige kennis over de huidige jeugdzorg; - borging van de bij de instellingen en het Stadsgewest aanwezige deskundigheid; - toetsing van voorstellen en wensen aan de huidige regel- en wetgeving voor zover (nog) van toepassing; - in kaart brengen van kansen/bedreigingen van voorgestane beleid in het kader van de transitie; - de gemeenten met raad en daad bij staan bij de in te zetten veranderingen; - daar waar gewenst in gezamenlijkheid het toekomstig stelsel vormgeven; - vooruitlopend op de transitie reeds met instellingen in gang gezette vernieuwingen en pilots inbrengen.
6.2. Programma ‘Overdracht van de jeugdzorg’ De onderwerpen zullen in de komende periode aangevuld of nog nader gericht kunnen worden naar aanleiding van landelijke ontwikkelingen. Overdracht en verschuiving van accenten moeten passen binnen de kaders die de Wet op de jeugdzorg stelt. Tot 1 januari 2015 is het Stadsgewest daaraan gehouden, tenzij de Rijksoverheid ruimte biedt om af te wijken.
10
1. Integratie Toegangsfuncties BJZ in het CJG Het CJG zal in de toekomst de functie om gespecialiseerde jeugdzorg in te zetten op zich nemen. In dat verband is het van belang de daarvoor relevante deskundigheid en middelen zoveel mogelijk op te nemen in het CJG te beleggen. Het gaat om de uitvoering van activiteiten als screening en diagnose, motivering cliëntsysteem, inzet familienetwerkberaad, risicotaxatie, raadsmelding, zorgcoördinatie, casemanagement, crisisinterventie. Resultaat: - Per 1 januari 2014 is de toegangsfunctie van BJZ opgenomen in de CJG’s van alle
gemeenten in het Stadsgewest. De CJG’s zorgen vanaf dat moment voor een verantwoorde en gerichte inzet van specialistische jeugdzorg bij die jeugdigen en gezinnen waar dat nodig is; de CJG’s zorgen voor een tijdige inzet van jeugdbescherming ingeval de veiligheid van de jeugdige in het geding is. 2. AMK en de veiligheid van jeugdigen Het voornemen van het Rijk is het AMK te koppelen aan het Steunpunt Huiselijk geweld. De vraag is hoe deze koppeling kan plaatsvinden met tegelijkertijd de focus op de veiligheid van kinderen. De verbinding met het CJG is van groot belang. Met de integratie van toegangsfuncties BJZ in het CJG wordt de huidige directe verbinding met het AMK in stand gehouden. Resultaat:
- Tot 2015 blijft het AMK direct verbonden aan Bureau Jeugdzorg, c.q. de Centra voor Jeugd en Gezin en kan direct ingeschakeld worden door het CJG of derden om onderzoek te doen naar kindermishandeling. Kindspoor (inclusief zorgmeldingen) wordt verbonden met het Centrum voor Jeugd en Gezin. 3. Aansluiting bij de zorgstructuur van het Voortgezet Onderwijs Het VO vraagt een eigen verbinding (tussen de zorgstructuur binnen het onderwijs) met de jeugdzorg. Gezien de andere schaal waarop het VO is georganiseerd, het bereik onder van jongeren 12-18 jaar en specifieke kenmerken van de doelgroep zal het Stadsgewest met BJZ de zorgaanbieders bezien op welke wijze het best aangesloten kan worden tot 2015. Deze aansluiting moet de beleidsontwikkeling van de gemeenten op dit punt niet in de weg staan. Het Stadsgewest faciliteert en stimuleert de directe aansluiting van BJZ en de zorgaanbieders bij het Voortgezet Onderwijs in Haaglanden. Op de wijze waarop de gemeente het CJG in dat verband wil inzetten wordt zoveel mogelijk geanticipeerd. Waar mogelijk wordt in dit verband aangesloten bij de wijze waarop VO en CJG al zijn verbonden. In dit kader zal ook worden bezien op welke wijze aansluiting bij MBO en SVO plaats vindt. Resultaat:
- Eind 2013 zijn met alle samenwerkingsverbanden Voorgezet onderwijs en de gemeenten samenwerkingsafspraken gemaakt over de inzet van jeugdzorg. 4. Jeugdbescherming en Jeugdreclassering Van de kant van het Rijk is er nog geen duidelijkheid verschaft over de positie van de JR/JB in het nieuwe stelsel van jeugdhulp. De verwachting is dat de justitiële jeugdzorg buiten het directe gemeentelijk domein blijft en een regionale of bovenregionale organisatie zal krijgen en landelijk specifieke eisen geformuleerd zullen worden ten aanzien van de kwaliteit van de organisatie, werkproces en samenhang en de financiering. Deze ontwikkeling wordt afgewacht. Jeugdbescherming en jeugdreclassering zijn niet los te maken van de andere 11
activiteiten van BJZ. Met de integratie van de toegangsfuncties in het CJG zal een directe verbinding met JR en JB in stand gehouden moeten worden. Resultaat:
- Het Stadsgewest spreekt in 2012 met de gemeenten af op welke wijze – als ‘tussenfase' – de JB en JR activiteiten dicht tegen de CJG’s van de gemeenten georganiseerd zullen worden en verbinding houden met de andere activiteiten van BJZ. 5. Zorgaanbod Het gespecialiseerde – veelal met ‘verblijf’- jeugdzorgaanbod zal op bovengemeentelijk niveau georganiseerd worden. Het Rijk zal – zeker ingeval van justitiële jeugdhulp – specifieke eisen stellen aan deze vormen van jeugdhulp. Met de verschuiving van het accent in het beleid naar preventie en inzet op eigen kracht is de vraag welk deel van wat nu valt onder geïndiceerde jeugdzorg onder de directe werking van het CJG – in uitvoerende zin – opgenomen kan worden. Met zorgaanbieders en gemeenten wordt dit verkend. In eerste instantie zal daarbij gedacht kunnen worden aan de trajecten die nu zonder indicatiebesluit worden ingezet (enkelvoudig ambulant). Resultaat:
- Inventarisatie begin 2013 van geïndiceerde zorgactiviteiten (kwantitatief en kwalitatief) die onder de werking van het CJG gebracht (kunnen) worden. - Afspraken met de gemeenten en de instellingen over ‘overdracht ‘ van activiteiten. - ‘Overdracht’ van ambulante activiteiten naar CJG’s in 2e helft 2013. 6. Gesloten jeugdzorg Gezamenlijk hebben het ministerie van VWS, de Stadsregio Rotterdam, Provincie ZuidHolland, het Stadsgewest Haaglanden de implementatie van trajectzorg voorbereid. In 2012 starten de drie gesloten/open jeugdzorginstellingen (Hoenderloogroep, Horizon-Avenier en JJC-Jeugdformaat) ieder met een pilot, waarin de trajectzorg ‘uitgeprobeerd’ wordt. Op niveau van trajectontwerp worden de gemeenten betrokken met oog op hun (toekomstige) rol en activiteiten. Vandaar uit zal worden verkend op welke wijze en wanneer de gemeenten de regie over de trajectzorg kunnen ‘overnemen’. Resultaat:
- Begin 2013 zijn de gemeenten aangesloten bij de beleidsontwikkeling trajectzorg Jeugdzorg-plus. 7. Fricties en risico’s Landelijk zijn er drie scenario’s in kaart gebracht bij de financiële risico’s: geen overgangsmaatregelen, overgangsmaatregelen in verband met de continuïteit van de zorg en overgangsmaatregelen in verband met de continuïteit zorg en inzet zorgaanbieders. De laatste optie zou betekenen dat de zorg voor cliënten door de huidige instellingen na de transitiedatum gecontinueerd wordt gedurende een bepaalde periode en de instellingen in dat verband de levering van zorg kunnen continueren. Het eerste scenario (geen overgangsmaatregelen en verplichtingen voor gemeenten vanuit de huidige situatie) brengt behalve een ingewikkelde overgangsproblematiek (juridisch, bestuursrechtelijk, personeel) ook de hoogste kosten met zich mee. Resultaat:
- Begin 2013 is duidelijk wat de gevolgen kunnen zijn van de transitie in financieel opzicht, een actieprogramma is opgesteld om de risico’s zoveel mogelijk te beheersen.
12
- Met de gemeenten zijn eind 2013 afspraken gemaakt over het afdekken van de financiële risico’s. - Met de instellingen voor jeugdzorg (BJZ en zorgaanbieders) worden in het kader van de subsidieverlening 2014 afspraken gemaakt over afbouw/overdracht verplichtingen en mogelijk inzet na het moment van de overdracht van de verantwoordelijkheid. 8. De sector jeugdzorg De sector jeugdzorg zal met de overdracht van de jeugdzorg opgeheven worden. Inzet is om menskracht, kennis en (regionale) praktijk ook in de nieuwe (inter)gemeentelijke constellatie te benutten. Tijdig zal toegewerkt worden naar een plan voor overdracht van personeel. Indien een bovengemeentelijk/regionaal verband wordt gerealiseerd voor beleid /samenwerking/ inkoop/subsidiëring van specialistische jeugdzorg kan het personeel van de sector jeugdzorg van het Stadsgewest hiervoor worden ingezet. Resultaat:
- Begin 2014 is er een gezamenlijk voorstel van Stadsgewest en gemeenten voor de toekomst van het huidige team jeugdzorg van het Stadsgewest, c.q. de overdracht van medewerkers naar de gemeenten, c.q. een bovengemeentelijk/regionaal verband jeugdhulp.
6.3. Vooruitlopen op de transitie Met de innovaties binnen de jeugdzorg wordt vooruit gelopen op de inhoudelijke veranderingen die nagestreefd worden met de transitie van de jeugdzorg. In de uitvoeringsplannen jeugdzorg wordt nader ingegaan op verloop en resultaten. De innovaties hebben betrekking op bevorderen ‘eigen kracht’ cliënt(-systeem) en verminderen inzet zware zorg, ontschotten van de zorg, versterking integraliteit van de zorg en invoering van het werkprincipe 1 kind/gezin-1 plan.
13
Overzicht lopende vernieuwingen i.h.k. van de overdracht
Aanduiding
Wie
Rol Stadsgewest
Pons
Bureau Jeugdzorg
Samenwerking OnderwijsJeugdzorg
BJZ, Jeugdformaat, samenwerkingsverbanden VO BJZ, Jeugdformaat, CJG’s
Initiërend, regisserend, faciliterend Faciliterend, regisserend
Ambulante zorg zonder IB Veiligheid voor kinderen Haagse Samenwerking
JIJ Eigen kracht (Signs of safety, familienetwerkberaden) Zorgcoördinatie en nazorg
BJZ, preventieve instellingen, jz instellingen BJZ, jz instellingen, gemeente Den Haag (CJG/JGZ) BJZ, jz instellingen en gemeenten BJZ, jeugdformaat BJZ, jz instellingen
Inzet kennisinfrastructuur Integratie BJZ in CJG
BJZ, gemeenten
Samenwerking Jeugdformaatkinderopvang
DAK en Jeugdformaat
14
Initiërend, faciliterend, regisserend Initiërend, faciliterend faciliterend
Faciliterend, stimulerend Initiërend, faciliterend, regisserend Initiërend, faciliterend, uitvoerend Initiërend, faciliterend en uitvoerend faciliterend
7. Financiën De omvang van het budget voor de jeugdzorg in Haaglanden is afhankelijk van de hoogte van de doeluitkering. Bij de inzet van de beschikbare middelen voor jeugdzorg gaat het om de financiering van de uitvoering van de wettelijke taken. De meerjarenraming baten voor de periode 2013 – 2016 geeft inzicht in de budgetten die nodig zijn om het huidig niveau van 2012 te handhaven. Hierbij is geen rekening gehouden met eventuele bezuinigingen. De afgelopen twee jaren is de vraag naar jeugdzorg vrijwel stabiel gebleven. De verwachting is dat de vraag de komende jaren zal stijgen samenhangend met het teruglopend welvaartspeil (crisis) in Nederland en de bezuinigingen bij gemeenten die ook het preventieve domein zullen raken. Daarnaast wordt geconstateerd dat de vraag ingewikkelder wordt, met de name de problematiek van jongeren (denk ook aan de leeftijdsgrens van 18 jaar) is moeilijker op te lossen en vraagt een zwaardere en meer samengestelde inzet. Met behulp van de kennisinfrastructuur jeugdzorg worden de ontwikkelingen nauw gevolgd. In het overzicht hieronder de meerjarenraming baten 2013 – 2016
Meerjarenraming baten 2013 ‐ 2016 Doeluitkering Justitieonderdeel
2013 2014 € 20.486.488 € 20.486.488
2015 p.m
2016 p.m
Zorg (incl. toegang BJZ)
€ 83.438.110 € 83.438.110
p.m
p.m
Totaal
€ 103.924.598 € 103.924.598
p.m
p.m
Prijspeil 2011
De bestuurskosten worden gedekt met een structurele bijdrage van de gemeente Den Haag en een bijdrage van het Rijk (opgehoogd in verband met de transitie) en vanuit de gemeentelijke bijdrage aan het Stadsgewest. Met ingang van 2013 stopt de bijdrage van de provincie Zuid-Holland. Deze bijdragen maken geen deel uit van de doeluitkering.
15
Bijlage Terugblik beleidskader 2009 – 2012 In het beleidskader Jeugdzorg Haaglanden 2009 - 2012 zijn ambities en doelen geformuleerd voor de jeugdzorg in Haaglanden. De vraag is wat daarvan uiteindelijk terecht is gekomen. In het hiernavolgende zal hierop per thema kort worden ingegaan.
1. Zorg om de jeugdige en veiligheid voor iedere jeugdige - Voor wat betreft het terugdringen van de doorlooptijd in de jeugdbeschermingketen is het ambitieniveau niet gehaald (75 % van de gevallen binnen 2 kalendermaanden (61 dagen), maar met een gemiddelde doorlooptijd van rond de 100 dagen is wel degelijk sprake van een forse verbetering; - in de afgelopen periode is in het kader van RAAK is in de afgelopen periode intensief samengewerkt tussen de RAAK regio’s en Haaglanden om tot een sluitende aanpak kindermishandeling te komen; een en ander resulteert in sterke toename van het aantal meldingen vermoedens van kindermishandeling en het aantal Kindspoorzaken (kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld).
2. Zorg voor criminele jongeren - de jeugdreclassering participeert actief in het netwerk- en trajectberaad ten behoeve van jeugdigen in detentie; de inzet van gemeenten in deze beraden is nog wisselend, mede samenhangend met de concentratie van de activiteiten in het Haagse Veiligheidshuis. - alle jongeren die een justitiële inrichting na een strafrechtelijk verblijf verlaten krijgen een passende vorm van nazorg; - de voorgestane verbinding van de jeugdstrafrechtketen met de jeugdzorgketen is slechts gedeeltelijk tot stand gekomen. Wel is binnen BJZ sprake van een ontschotting tussen de onderscheiden werksoorten waardoor de toegangsmedewerker en de jeugdreclasseerder in elkaars dossier kunnen kijken.
3. Zorg voor jongeren met ernstige gedragsstoornissen Ingaande 2012 wordt in de regio Zuid-West gestart met vormen van trajectzorg ten behoeve van jeugdigen die gesloten geplaatst worden. Het Stadsgewest werkt samen met de provincie, de Stadsregio Rotterdam en de jeugdzorg+ instellingen aan verbetering van de zorg voor deze jeugdigen en maakt afspraken over verantwoordelijkheden en de financiering van de trajectzorg. Capaciteitsuitbreiding gesloten opvang met een tweede voorziening in de Haaglanden regio in Leidschendam-Voorburg is nagenoeg gerealiseerd.
4. Samenhang en continuïteit in de zorg Er is de afgelopen periode hard gewerkt aan verbetering van de inzet van BJZ in het lokale domein, waarbij nieuwe werkwijzen zijn ontwikkeld: proactief, gericht op het gezin (1 kind1 gezin-1 plan) met benutting van op de eigen kracht van de jeugdige en zijn gezin/netwerk gerichte methodieken.
16
Er heeft afstemming plaatsgevonden tussen programma’s van de zorgaanbieders Horizon en Jeugdformaat. Integrale zorg/hulp wordt uitgeprobeerd in het project “Haagse Samenwerking”.
5. Naar een jeugdzorg zonder wachttijd De wachtlijsten zijn weggewerkt, dat wil zeggen dat er geen jeugdigen langer dan 9 weken staan te wachten op zorg zonder dat er al een vorm van jeugdzorg geboden wordt. Ook het aantal jeugdigen op de bruto wachtlijst is zeer beperkt. In crisisgevallen wordt direct hulp geboden. Mede ten gevolge van de inzet op versnelling van de doorstroom is de capaciteit voldoende.
6. Versterking regie door samen optrekken In de afgelopen jaren is de samenwerking tussen de verschillende sectoren en domeinen in de jeugdzorg geïntensiveerd. Een van de resultaten daarvan is de ingebruikname van de kennisinfrastructuur, waarin de jeugdzorginstellingen, inclusief jeugd-GGZ en jeugd-LVB, participeren. Aan verdere uitbouw wordt gewerkt mede ten behoeve van de transitie van de jeugdzorg.
7. Verantwoord regelen met minder regels De instellingen hebben de afgelopen periode veel in gang gezet om de regeldruk te verminderen. Daarbij is vooral gekeken naar vermindering van deze druk bij de overgang van de jeugdige van de ene instelling naar de andere: vereenvoudiging van processen en logistieke aanpassingen. Resultante is o.a. ook de ontschotting van de werksoorten binnen BJZ.
8. Resultaten tellen Er is de afgelopen jaren hard gewerkt aan een effectieve en doelmatig organisatie van de jeugdzorg en aan verbetering van de kwaliteit. De zorg wordt snel en dichtbij de cliënt geboden. In 2010 is een nieuwe bekostigingssystematiek ingevoerd, waarbij het zorgaanbod is onderverdeeld in zorgprogramma’s.
9. Regionale organisatie, lokale uitvoering De jeugdzorg sluit meer dan voorheen goed aan bij de lokale context waaraan de jeugdige of het gezin waar de jeugdige deel van uit maakt zich verbonden weet. BJZ participeert in alle gemeenten in CJG’s en/of ZAT’s. Kwaliteitsverbetering is zichtbaar in de aansluiting tot stand gebracht: pilot PONS is afgerond, project Haagse Samenwerking loopt, ambulante hulp zonder indicatie wordt ingezet door CJG, zorgcoördinatie en nazorg worden door jeugdzorg uitgevoerd. Voorts is de relatie met het onderwijs verstevigd en samenwerking van jeugdzorg met de kinderopvang (Jeugdformaat-DAK) gerealiseerd.
17