WMO Beleidskader 2015 – 2018
Gemeente Houten Augustus 2015
Inhoud
Pagina
Inleiding 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
WMO trends en ontwikkelingen Visie, Uitgangspunten en Doelen Preventie Fysieke aandachtspunten Eigen kracht en wederkerigheid Sociaal Netwerk Toegang tot ondersteuning Passende ondersteuning/maatwerk Maatschappelijke zorg Lokale innovatie Burgerparticipatie Sturing, Financiële kaders en Toezicht & handhaving Bijlagen - Bijlage I Wettelijk verplichte onderwerpen in beleidsplan WMO - Bijlage II Raakvlakken WMO en diverse ‘andere’ beleidsterreinen - Bijlage III Uitgangspunten sociale agenda en WMO - Bijlage IV Actiepunten gezondheidsbeleid - Bijlage V Tot nu toe toegekend uit Ons Fonds - Bijlage VI Maatwerk begeleiding Lijst met afkortingen
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 2
Inleiding Vanaf 2015 komen delen van de AWBZ onder de verantwoordelijkheid van de gemeente te vallen, evenals een aantal financiële regelingen en ondersteuningsvormen. Deze nieuwe verantwoordelijkheden worden ondergebracht bij de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De wet verplicht gemeentes een en ander uit te werken in een nieuw Wmo-plan en heeft vastgelegd welke onderwerpen daarin minimaal aan bod moeten komen (zie Bijlage I). Daarnaast is het belangrijk dat raadsleden weten waarop ze (kunnen) sturen en kunnen bepalen welke richting we als gemeente op gaan. Allemaal redenen om een nieuw Wmobeleid op te stellen. Het doel van dit Wmo Beleidskader is zodoende: - Inzicht bieden in de huidige stand van zaken van het voormalige en nieuwe Wmo-beleid; - bepalen welke zaken de gemeente in 2015 doet en vanaf 2015 voor de jaren daarna; - bepalen welke randvoorwaarden zijn verbonden aan de uitvoering van de Wmo. De vernieuwing van de Wmo Sinds 2007 is de Wmo van kracht. Met de Wmo werd de gemeente verantwoordelijk voor prestatievelden. Vanaf 2015 komen delen van de AWBZ onder de verantwoordelijkheid van de gemeente te vallen, evenals een aantal financiële regelingen en ondersteuningsvormen. Al deze zaken zijn ondergebracht onder de (nieuwe) Wmo 2015. Hieronder volgt een overzicht van wat ‘overkomt’ en wat al valt onder de verantwoordelijkheid van de Wmo valt. De nieuwe Wmo 2015 herkomst
taak
AWBZ
Individuele en groepsbegeleiding, kortdurend verblijf, extramurale dagbesteding en het vervoer van en naar dagbesteding.
Financiële regelingen
Tegemoetkoming Maatwerkvoorziening Chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg en CER) en mantelzorgwaardering.
Ondersteuningsvormen Cliëntondersteuning (door MEE en anderen), Anonieme hulp op afstand en Beschermd Wonen. Veiligheid Beleidsvoornemens om (o.a.) de veiligheid en leefbaarheid te bevorderen gericht op dat cliënten een veilige woonomgeving hebben. Het gaat hierbij om veiligheid in de zin van ‘vrij zijn‘ van het risico op geweld uit huiselijke kring. Prestatievelden Wmo 2007-2015
Voormalige Prestatievelden (1) sociale samenhang en leefbaarheid, (4) mantelzorg-ondersteuning en vrijwilligerswerk, (5) mensen met een beperking kunnen meedoen, (6) voorzieningen voor mensen met een beperking, (7)
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 3
maatschappelijke opvang (vrouwen opvang en huiselijk geweld), (8) openbare geestelijke gezondheidszorg (w.o. sluitende keten).
De voormalige prestatievelden Informatie + advies en Verslavingszorg worden in de nieuwe wet niet meer bij name genoemd. Informatie en advies komt wel terug n het wetsartikel over de maatwerkvoorzieningen en Verslavingszorg komt indirect aan bod. Zodoende zullen deze onderwerpen onderdeel van het Wmo Beleidskader blijven uitmaken. Bij de vaststelling van de Jeugdwet, Participatiewet en de Wmo is een scheiding aangebracht tussen jeugd (voormalig prestatieveld 2) en de overige delen van de Wmo, met de aantekening dat tussen Jeugd, Participatie en Wmo een stevig verband moet blijven bestaan. Om dit verband te garanderen heeft de gemeenteraad op 18 april 2012 de Sociale Agenda vastgesteld (zie verder Hoofdstuk 2, Uitgangspunten). De Wmo heeft ook met andere beleidsvelden, zoals gezondheid, sport, kunst & cultuur en wonen, raakvlakken. Deze worden uitgeschreven in onderhavige Beleidskader. In Bijlage II staan de raakvlakken met Jeugd, Participatie en Inburgering / Maatschappelijke begeleiding vluchtelingen kort beschreven. Het Rijk heeft in de Wmo 2015 expliciet gesteld dat de gemeentes aandacht moeten hebben voor integrale dienstverlening, de samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders, de mogelijkheid om te kiezen tussen aanbieders en de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking. Deze zaken krijgen in dit Beleidskader hun plek. Het is aan de gemeente om van alle zaken die nu op ons afkomen één sluitend geheel te maken. Voor de gemeente Houten ligt er een goede basis waar we op voort kunnen bouwen. In 2012 is met de Kanteling al een vernieuwing ingezet: meer uitgaan van eigen kracht van de burger en van de kracht van de samenleving. Pas daarna komen mensen in aanmerking voor ondersteuning; in eerste instantie voor de algemene voorzieningen, pas wanneer het echt niet gaat voor maatwerkvoorzieningen. De Kanteling was de basis in het vorige Beleidskaderkader (2012-2015) en daar bouwen we dan ook op voort. Dit doen we ook op de Sociale Agenda die we in 2012 hebben vastgesteld en waarmee de integraliteit vormgeven tussen Wmo, de Jeugdzorg en de Participatie. Tenslotte is dit Wmo Beleidskader ook gebaseerd op de regionale AWBZ-visie1 die de gemeenteraad heeft vastgesteld om de richting te bepalen van verantwoordelijkheid die we als gemeente krijgen voor de cliënten die overkomen uit de AWBZ.
1
Visienota regionale samenwerking AWBZ-transitie, door de gemeenteraad op 10 december 2013 vastgesteld
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 4
Lokale innovatie Ondanks de vernieuwing die we met De Kanteling hebben doorgevoerd, moet nog veel veranderd en vernieuwd worden. Dit komt doordat met de bovengenoemde ontwikkelingen nieuwe doelgroepen en daarmee nieuwe cliëntvragen bij de gemeente komen. Ook wordt de gemeente hiermee verantwoordelijk voor de ondersteuning van meer mensen. Bovendien worden de Wmo en de wetten Participatie en Jeugdzorg met een financiële korting gedecentraliseerd naar de gemeente. De focus in 2014 ligt in eerste instantie op de transitie per 1 januari 2015. Tegelijkertijd zijn we bezig met ons voor te bereiden op de transformatie-opgave met het programmeren van de lokale innovatie: Vormgeven aan een integrale toegang, vormgeven aan een gebiedsgerichte gekantelde klantbenadering, inzetten op eigen kracht, het leggen van verbindingen tussen formele en informele zorg voor de ondersteuning van kwetsbare burgers en gezinnen en het vormgeven van nieuwe vormen van arrangementen is geen eenvoudige opgave,. Er zijn geen blauwdrukken en die moeten er ook niet komen. Ontwikkelen in de praktijk is de strategie om te komen tot fundamentele vernieuwing in het sociale domein. Hierbij leggen we slimme verbindingen tussen de 3 decentralisaties, maar ook tussen zorgaanbieders onderling, tussen organisaties en vrijwilligers, etc. Samenwerking met andere partijen Over de vernieuwing zijn we al in gesprek met andere partijen en dit zullen we blijven doen. Ook zij zijn door de invoering van de nieuwe wetten aan het veranderen en we moeten kijken wat we samen kunnen oppakken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de zorgaanbieders en zorgverzekeraars, maar ook aan de woningcorporaties. De gewenste vernieuwing vraagt van zowel de gemeente als de inwoners en de professionals dat we elkaar ontmoeten om met elkaar de samenleving te verkennen en antwoorden op onze vragen te bedenken. We gaan hierbij uit van de krachten in de samenleving. Het onderhavige Beleidskader biedt daarvoor de kaders. Voor de samenwerking met de Lekstroom-gemeentes is de Visienota regionale samenwerking Lekstroom opgesteld. Hierbij geldt het uitgangspunt ‘lokaal waar het kan, regionaal waar nodig’. Overeen gekomen is dat taken worden verdeeld, overkoepelende aspecten daadwerkelijk overkoepelend worden aangepakt en kennis en informatie intensief worden uitgewisseld. In het kader van het Wmo Beleidskader gebeurt dat reeds op vele onderdelen: gezamenlijke inkoop van zorg, intensieve afstemming en taakverdeling bij het invullen van de huishoudelijke hulp, de Wmo-verordening en het invoeren van de vervangende regeling voor de tegemoetkoming van de meerkosten en de compensatie van het eigen risico. In het kader van Maatschappelijke opvang, Beschermd Wonen en Huiselijk geweld werkt Houten samen met de gemeente Utrecht die daarin een rol heeft als centrumgemeente. WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 5
Doelgroep Het gaat in de Wmo om alle inwoners van Houten. Iedereen kan in een kwetsbare situatie terecht komen en daardoor ondersteuning nodig hebben. Daarnaast zijn er mensen die door hun beperking of chronische ziekte ondersteuning nodig hebben. Als gemeente hadden we al hierin al een verantwoordelijkheid, maar er komen nu nieuwe doelgroepen bij: inwoners die fysieke beperkingen hebben of die in sociaal opzicht in meer of mindere mate geïsoleerd zijn geraakt. Het gaat in hoofdzaak om burgers met verstandelijke beperkingen, psychische, psychiatrische of psychogeriatrische aandoeningen, psychisch sociale problemen en/of lichamelijke beperkingen. Deze laatste categorie beslaat een heel scala: zintuiglijke beperkingen (doof of slechthorend, blind of slechtziend of allebei), beperkingen voortkomend uit niet aangeboren hersenletsel, allerlei soorten van chronische ziektes, meestal met een progressief verloop etc. Voor een deel van de nieuwe doelgroep geldt dat beperkingen vaak al vanaf de geboorte bestaan. Ook als ze later ontstaan, zijn ze bijna altijd van blijvende aard. Het zal vaak gaan om jonge mensen die hun hele verdere leven een blijvend en vaak toenemend beroep op de Wmo zullen moeten doen. De geboden oplossingen liggen veelal op het gebied van structuur en regie en persoonlijke verzorging. De nieuwe doelgroep stelt andere eisen aan de gemeente en dit vergt nieuwe vaardigheden en competenties. De gemeente heeft een gezamenlijke opdracht met maatschappelijke partners om de alle inwoners met maatwerk te bedienen. Nadrukkelijk geldt dat we als gemeente en instellingen hierbij ook bewoners nodig hebben die momenteel (nog) in hun kracht staan. Wmo in 2015 en vanaf 2016 Dit Beleidskader geldt voor de periode 2015-2018. We hebben ons in 2014 erop gericht dat we 1 januari 2015 klaar staan om nieuwe cliënten (zonder of met een voormalige AWBZindicatie) op te vangen. Het gaat hier immers om kwetsbare mensen. Dit betekent dat het Sociaal Loket er klaar voor staat, we zorg ingekocht hebben en de juridische grondslag is vastgelegd in de Verordening, het Besluit en de Beleidsregels. 2015 is een belangrijk jaar! De AWBZ-cliënten komen dan mondjesmaat over naar de Wmo en het is het eerste jaar dat we volgens de nieuwe Wmo werken. Nog niet alles kan dan perfect zijn en we zullen nog veel aan het ontwikkelen zijn. In dit Beleidskader geven we zodoende aan hoe we in 2015 werken, maar ook wat we in 2015 in proces zetten en ontwikkelen voor de jaren vanaf 2016. Leeswijzer Deel 1 Hoofdstuk 1 Trends en ontwikkelingen Hoofdstuk 2 Visie, Uitgangspunten en Doelen WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 6
Deel 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 6 Hoofdstuk 7 Hoofdstuk 8 Hoofdstuk 9
Preventie Fysieke aandachtspunten om mee te doen Eigen kracht en wederkerigheid Sociaal netwerk Toegang Passende ondersteuning Maatschappelijke zorg
Deel 3 Hoofdstuk 10 Lokale innovatie Hoofdstuk 11 Burgerparticipatie Hoofdstuk 12 Sturing, Financiële kaders en Toezicht & Handhaving
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 7
1. Trends en ontwikkelingen Demografische ontwikkeling Demografisch gezien vergrijst Nederland. Houten vergrijst zelfs meer dan gemiddeld. Uit de bevolkingsprognose van Pronexus 2komt naar voren dat de groep ouderen van 65 jaar en ouder verdubbelt van 11,4% in 2014 naar 25,5 % in 2034. Binnen die groep ontwikkelt ook de groep van 80 jaar en ouder zich sterk van 2,9% in 2014 naar 6% in 2034. Tussen 2024 en 2034 stijgt met name de groep 75+, de categorie die de meest intensieve zorg afneemt.
Tabel: Prognose aantal personen 55+ (2014-2034) Jaar/leeftijdscategorie 55-64 65-74 > 75
2014 6754 3150 2350
2024 7755 6010 3269
2034 6796 6829 5759
Bron: Bevolkingsprognose Pronexus, gemeente Houten. Figuur: Ontwikkeling leeftijdscohorten naar jaren(geïndexeerd: 2014 = 100) 300 250 200
55-64
150
65-74
100
> 75
50 0 2014
2024
2034
Bron: Bevolkingsprognose Pronexus, gemeente Houten, mei 2014 De levensverwachting ligt in Houten iets hoger dan gemiddeld in Nederland. In Houten is de levensverwachting vanaf de geboorte gemiddeld 82,9 jaar 3, in Nederland is dit 81,0 jaar. Voor een groot deel worden deze extra jaren in goed ervaren gezondheid en zonder lichamelijke beperkingen doorgebracht. Gemiddeld genomen zijn dit echter wel jaren met
2 3
Pronexus, Bevolkingsprognose Gemeente houten 2014 t/m 2034, mei 2014 Nationale Atlas Volksgezondheid. Levensverwachting 2009-2012.
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 8
ziekten. Het percentage kwetsbaren4 onder zelfstandig wonende ouderen neemt toe naarmate de leeftijd hoger is: onder 75-plussers is het 38% en onder 80-plussers 50%5. Met het aandeel ouderen neemt de zorgvraag en het vraagstuk van eenzaamheid toe. In Houten geeft 47% van de ouderen aan zich eenzaam te voelen6. De eenzaamheid is gestegen, maar ligt in Houten lager dan in vergelijking met Nederland. Nu zijn natuurlijk niet alle ouderen hetzelfde. Het beeld van de zorgbehoevende, kwetsbare oudere past niet bij grote groepen relatief gezonde en welgestelde senioren. Deze leveren zelf nog een actieve bijdrage aan de samenleving. De toekomstige oudere is vitaal en wil in meerderheid niet meer als oudere worden aangesproken, dan wel als oudere worden gehuisvest7. Extramuralisering: Scheiden van wonen en zorg Het rijksbeleid is gericht op het langer zelfstandig wonen van ouderen of mensen met een langdurige ziekte of handicap. Vanaf 1 januari 2013 worden de lagere zorgzwaartepakketten (ZZP)8 niet meer geïndiceerd voor nieuwe cliënten. De zorgzwaartepakketten 1, 2 en 3 voor verpleging en verzorging (V&V), en zorgzwaartepakketten 1 en 2 voor de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) en verstandelijke handicap vanaf 23 jaar (VG) zijn vervallen. Nieuwe cliënten krijgen in plaats van een indicatie voor een licht zorgzwaartepakket een indicatie voor extramurale zorg en ondersteuning vanuit de Wmo. Door het scheiden van wonen en zorg voor de lagere zorgzwaartepakketten blijven steeds meer mensen met een zorgvraag thuis wonen. Mensen met een lichte zorgvraag zullen die zorg in eigen huis moeten ontvangen. De voormalige AWBZ (straks wordt dat de Wet langdurige zorg (Wlz)) blijft alleen beschikbaar voor de hogere zorgzwaartepakketten (ZPP). In de U10-regio is gekeken naar de voorraad van en vraag naar zorgwoningen in de toekomst9. In dit regionale onderzoek is gekeken naar wonen en zorg voor ouderen (V&V), voor cliënten geestelijke gezondheidszorg (GGZ) en gehandicaptenzorg (GZ). Door de extramuralisering van de lagere zorgzwaarten worden de volgende ontwikkelingen verwacht: -
Wonen en zorg voor ouderen: Voor de voorraad intramurale zorgplaatsen voor verzorging en verpleging van ouderen wordt voor Houten tot 2020 een groeiend overschot van 42 plaatsen verwacht. Door de vergrijzing in Houten zal dat na 2020 ombuigen tot een groeiend tekort van 144 plaatsen in 2040. De extramuralisering en groei van het aantal ouderen zorgen samen voor een toename van de vraag naar
4
Kwetsbaarheid bij mensen is een proces van het opeenstapelen van lichamelijke, psychische en/of sociale problemen in het functioneren dat de kans vergroot op negatieve gezondheidsuitkomsten (functiebeperkingen, opname, overlijden). 5 Sociaal en Cultureel Planbureau. Kwetsbaren ouderen, februari 2011. 6 Raedelijn, Houten 2013-2020, 29 mei 2013 7 Gemeente Houten, Toekomstagenda Houten 2025. 8 Ouderen of mensen met een langdurige ziekte of handicap kunnen niet zelfstandig wonen. De zorg die zij (vanuit de AWBZ) nodig hebben, wordt beschreven in een zorgzwaartepakket (ZZP). 9 Gemeente Utrecht, Wonen-zorg en MO in de U10, september 2013
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 9
‘verzorgd wonen’: in Houten zijn 90 zorgplaatsen voor ‘verzorgd wonen’ geïnventariseerd. Hierbij gaat het om complexen van seniorenwoningen waar zorg op afroep wordt geboden. Voor Houten wordt verwacht dat het reeds bestaande tekort aan woningen voor verzorgd wonen voor ouderen door de vergrijzing verder oploopt naar een tekort van 701 woningen in 2040. -
Geestelijke gezondheidszorg (GGZ): De voorraad intramurale zorgplaatsen voor cliënten geestelijke gezondheidszorg is in de U-10 regio de afgelopen jaren al behoorlijk geslonken. In het regionale onderzoek wordt voor Houten een stijgende vraag van het aantal intramurale GGZ-plaatsen verwacht voor 2015 en 2020. In de regio zijn echter een aantal grootschalige instellingen waar door de extramuralisering een overschot aan intramurale GGZ-plaatsen wordt verwacht. Bij het U10-onderzoek wordt er vanuit gegaan dat voor de geestelijke gezondheidszorg geldt dat de afstemming voorraad-vraag zich niet op gemeenteniveau afspeelt maar op regioniveau. De centrumgemeenten worden materieel verantwoordelijk voor beschermd wonen binnen hun regio. De regie voor plaatsing van cliënten ligt bij de centrumgemeenten. Dit vindt in afstemming met de regio plaats.
-
Gehandicaptenzorg (GZ): In de U10-regio is op dit moment een tekort aan intramurale huisvesting voor gehandicapten. Ook voor de periode 2013-2020 wordt in de U10-regio en voor Houten een tekort aan intramuraal wonen voor gehandicapten verwacht.
-
Maatschappelijke opvang (MO): Houten heeft een capaciteit van 15 plaatsen voor maatschappelijke opvang en 32 plaatsen voor vrouwenopvang. In de regio is Houten de enige gemeente naast Utrecht die over plaatsen voor vrouwenopvang beschikt. Voor de komende jaren moet rekening worden gehouden met een nieuwe toestroom van cliënten naar de maatschappelijk opvangvoorzieningen. Dat hangt vooral samen met het proces van extramuralisering in de geestelijke gezondheidszorg.
Effect van scheiden wonen en zorg De extramuralisering van de lagere zorgzwaarten en de verwachte afbouw van intramurale capaciteit zal op termijn een toenemend beroep op de gemeentelijke woningvoorraad tot gevolg hebben. Door het scheiden van wonen en zorg zal de vraag naar extramurale AWBZzorg zoals begeleiding en persoonlijke verzorging toenemen. Daarnaast zal ook het beroep op andere gemeentelijke voorzieningen (inkomen, maatschappelijke ondersteuning, vervoer, dagbesteding) naar verwachting toenemen. Ouderen: Door het langer zelfstandig wonen van ouderen verwachten wij een grotere druk op de Wmo-voorzieningen en een toename van eenzaamheid/sociaal isolement en een grotere aanspraak op informele zorg. Beschermd wonen GGZ-C: Bij de geestelijke gezondheidszorg verwachten we dat er effecten optreden in de zin van grotere kans op terugval en overlast door het ontbreken van een WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 10
beschermende woonomgeving. Een ander risico is dat cliënten in de maatschappelijke opvang worden geplaatst, die hier niet voor is bestemd. Maatschappelijke opvang is bestemd voor tijdelijk verblijf, niet voor wonen. Verstandelijke Gehandicapten: Cliënten met een verstandelijke beperking lopen meer kans op vereenzaming en kunnen bij gebrek aan toezicht eerder in de criminaliteit terecht komen. Dit geldt met name voor de groep jongeren met een licht verstandelijke beperking (LVB). Bij het nieuwe beleid van scheiden wonen en zorg krijgen cliënten die voorheen geïndiceerd zouden worden voor een (intramuraal) zorgzwaartepakket, geen verblijfsindicatie meer. De cliënt moet meer zelf gaan betalen: de huisvesting, de schoonmaak, het onderhoud en de maaltijden. Is het inkomen te laag, dan kan een beroep gedaan worden op de huurtoeslagregeling. De verwachting is dat een substantieel deel van de cliënten aanspraak zal maken op huurtoeslag. Belangrijke speerpunten voor de komende jaren zijn het verder afstemmen van de Wmovoorzieningen op de zorgfuncties van de AWBZ-begeleiding en het laten aansluiten van vraag en aanbod van voorzieningen en levensbestendige woningen. In Houten woont 91% van de inwoners van 75 jaar en ouder zelfstandig. Om zoveel mogelijk woningen geschikt te maken voor mensen (jong en oud) met een functiebeperking is inzicht in het aanbod en vraag van aangepaste, aanpasbare en levensbestendige woningen nodig. In het kader van de transitie AWBZ-Wmo is hiervoor een speciaal project opgestart. Individuele Wmo-voorzieningen (maatwerkvoorzieningen) De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) heeft als doel dat mensen zich thuis en buitenshuis kunnen redden en dat zij kunnen meedoen in de maatschappij. Het gaat om hulp aan mensen met fysieke, psychische, verstandelijke of psychosociale beperkingen of problemen. De ondersteuning die de Wmo biedt, bestaat bijvoorbeeld uit hulp bij het huishouden of een scootmobiel. Inwoners van Houten kunnen onder de huidige Wmo een individuele maatwerkvoorziening aanvragen bij de gemeente zoals: hulp bij het huishouden, een woonvoorziening, rolstoel of een vervoersvoorziening. Het aantal toegekende individuele Wmo-voorzieningen fluctueert per maand. Op 1 augustus 2014 waren er in Houten 724 cliënten met hulp bij het huishouden. Een meerderheid van de cliënten met hulp bij huishouden is ouder dan 65 jaar en ongeveer de helft van de cliënten is ouder dan 80 jaar. Daarnaast hadden begin augustus 2014 circa 406 cliënten een rolstoel, 391 cliënten een voorziening voor een woningaanpassing (o.a. trapliften en drempels) en 150 cliënten een roerende woningvoorziening (zoals een douche/toiletstoel of tillift). In totaal maakten 749 cliënten gebruik van een WMO vervoerspas. In 2013 is een klanttevredenheidsonderzoek gehouden onder gebruikers van individuele Wmo-voorzieningen. Dit onderzoek geeft een positief beeld. De cliënten geven gemiddeld een rapportcijfer 7,3 voor het gesprek of het contact met de gemeente. De respondenten geven aan dat de voorziening in grote mate WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 11
bijdraagt aan het langer zelfstandig blijven wonen en meedoen aan de maatschappij. Met name de tevredenheid over de hulp bij het huishouden en de Wmo-hulpmiddelen is hoog. Stapeling regelingen en voorzieningen Het CBS heeft in het kader van de transities in het sociaal domein de stapeling van regelingen in 2011 in kaart gebracht10. Het gaat om 40 regelingen in het sociaal domein, verdeeld in 5 clusters: Welzijn en zorg, arbeidsparticipatie, onderwijs, Inkomensondersteuning en jeugdzorg. De stapelingsmonitor is opgenomen in www.waarstaatjegemeente.nl. Het is belangrijk om de stapeling van regelingen in het sociale domein te blijven monitoren. De helft van de huishoudens in Nederland maakt gebruik van één of meer regelingen of voorzieningen op het vlak van sociale zekerheid en zorg. In Houten ligt het percentage in vergelijking met Nederland iets lager. In Houten maakt 47% van alle huishoudens gebruik van één of meer regelingen, 53% van de huishoudens maakt geen gebruik van een regeling. In 2011 waren er 640 huishoudens in Houten die gebruik maakte van 6 of meer regelingen. In het cluster Welzijn en zorg is de samenloop van regelingen het hoogst. Ongeveer 10% van alle huishoudens in Houten maakt in 2011 gebruik van een regeling binnen het cluster welzijn en zorg. Het gaat hier om de Wmo-voorziening huishoudelijke verzorging en AWBZzorg. Ongeveer 85% van deze groep heeft ook een regeling binnen het cluster inkomensondersteuning. Nieuwe cliënten Wmo De AWBZ functies begeleiding groep (BGG) (dagbesteding), begeleiding individueel (BGI) en kortdurend verblijf (KVB) (logeeropvang/vakantieopvang) worden een gemeentelijke taak onder de Wmo. In de Wmo krijgen we hiermee met nieuwe cliëntgroepen te maken: mensen met een verstandelijke, psychiatrische, zintuigelijke of somatische beperking en mensen met dementie. Eind 2013 is in Houten een cliënt-analyse uitgevoerd door het WMOkantoor11. Voor de cliënt-analyse zijn cijfers uit drie bronbestanden gebruikt, afkomstig van het CIZ (indicaties), Vektis (zorgdeclaraties) en CAK (int de eigen bijdrage). Uit de rapportage van het WMOkantoor komt naar voren dat de drie gebruikte bronnen verschillende aantallen cliënten per zorgtype laten zien omdat o.a. de definities en meetmomenten van de bronbestanden van elkaar verschillen. -
Wie ontvangen AWBZ-begeleiding in Houten12?
-
Op 1 januari 2013 waren er in Houten 345 geldige indicaties voor begeleiding (BGI, BGG en KVB) voor volwassenen.
-
53% van de volwassen cliënten met begeleiding heeft een psychiatrische aandoening.
10
CBS, www.Waarstaatjegemeente.nl WMOkantoor. Rapportage decentralisatiemonitor Houten 2013. 12 WMOkantoor. Rapportage decentralisatiemonitor Houten 2013 11
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 12
-
83% van de volwassenen kiest voor zorg in natura (ZIN).
-
17% van de volwassenen kiest voor een persoonsgebonden budget (PGB).
-
Van de cliënten met Begeleiding Groep (BGG) heeft 65% een indicatie inclusief vervoer.
Landelijk is er een grote overlap tussen cliënten met een AWBZ-indicatie voor extramurale zorg en cliënten met een Wmo-voorziening. Uit het onderzoek van het WMOkantoor blijkt dat in Houten 43% van de AWBZ-cliënten al bekend is bij de gemeente omdat zij gebruik maken van een individuele Wmo-voorziening. -
Vanaf juli 2014 heeft het CIZ in de rapportage “Op weg naar andere zorg” de extramurale indicaties uitgesplitst naar functies die overgaan naar de Wmo. Volgens deze gegevens waren er op 1 januari 2014 in Houten 320 volwassen cliënten met een indicatie voor extramurale zorg inclusief een functie die over gaat naar de Wmo 13. Van deze cliënten is 55% tussen de 18 en 49 jaar. De verdeling van de 320 cliënten op basis van (dominante) grondslag is als volgt:
-
50% met een psychiatrische aandoening/ziekte
-
20% met een verstandelijke handicap
-
15% met een somatische aandoening/ziekte
-
5% met een psychogeriatrische aandoening/ziekte
-
5% met een lichamelijke handicap
-
5% met een zintuigelijke handicap
Overdracht cliënt gegevens AWBZ-Wmo Om goed voorbereid te zijn op de nieuwe taken en cliënten worden vanaf juli 2014 de gegevens van de huidige AWBZ cliënten overgedragen aan de gemeente. De gegevensbestanden worden vier maal uitgeleverd om zo volledig mogelijk te zijn. De eerste levering heeft plaats gevonden eind juli 2014. Deze levering geeft nog geen compleet beeld van alle AWBZ-cliënten die overkomen naar de Wmo. Het CIZ heeft niet over alle AWBZ-zorg gegevens die kunnen worden overgedragen. Zo ontbreken de cliënten met AWBZ-zorg zonder indicatie. Vanwege het overgangsrecht hebben de huidige cliënten met een laag ZZP (intramuraal) die extramuraal wordt verzilverd, in 2015 de gelegenheid om zelf te kiezen tussen ondersteuning vanuit de Wmo of intramurale zorg. Deze groep cliënten maakt geen onderdeel uit van de eerste gegevensoverdracht. Daarnaast ontbreken ook de gegevens over de AWBZ-cliënten van 18 tot 23 jaar. Deze indicaties zijn door Bureau Jeugdzorg afgegeven. Deze groep valt echter wel onder de Wmo. 13
CIZ. Op weg naar andere zorg, juli 2014. peildatum 1 januari 2014.
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 13
Wmo-benchmark In 2013 heeft Houten meegedaan aan de uitgebreide landelijke Wmo-benchmark. Uit de resultaten over 2012 kan worden geconcludeerd dat Houten goed blijft presteren en Houten scoort gemiddeld op het totale Wmo-beleid ten opzichte van de landelijke benchmark. Houten scoort bovengemiddeld op gebied van leefbaarheid, wonen en zorg en toegankelijkheid, preventieve ondersteuning jeugd en ondersteuning van mantelzorg. Ook het klanttevredenheidsonderzoek over 2012 onder gebruikers van Wmo-voorzieningen geeft een positief beeld. De respondenten geven aan dat de voorziening bijdraagt aan het langer zelfstandig blijven wonen en meedoen aan de maatschappij. Met name de tevredenheid over de hulp bij het huishouden en de Wmo-hulpmiddelen is hoog. Gemeentelijke monitor sociaal domein De VNG, KING en het Rijk ontwikkelen gezamenlijk met gemeenten een gemeentelijke monitor sociaal domein. De beleidsinformatie wordt ontsloten via www.waarstaatjegemeente.nl. De gemeentelijke monitor is per 1 januari 2015 operationeel en zal in de loop van de tijd verder worden doorontwikkeld. De monitor bestaat uit vier hoofdelementen: - Gebruik in het sociaal domein: Inzicht in het gebruik en de stapeling, verwijzingen, de samenloop met Wlz en Zvw en de beweging (verschuiving en uitstroom) in de keten van zwaar naar basis. -
Cliëntervaring en toegankelijkheid: Inzicht van de perceptie van de dienstverlening.
-
Early warning items: Inzicht in de belangrijkste risicogroepen/voorspellers van gebruik en bieden focus waar interventies op gericht moeten worden.
-
Profiel gemeenten/wijk/kern.
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 14
2. Visie, Uitgangspunten en Doelen Visie In Houten werken we volgens de Houtense aanpak. We gaan daarbij uit van de kracht van ieder mens en van de kracht van de samenleving. In Houten willen we dat mensen hun eigen mogelijkheden inzetten en in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor het oplossen van problemen. Ze kunnen daarvoor een beroep doen op hun sociale netwerk en op de vrijwillige inzet van mede-inwoners. Aanvullend biedt de gemeente een pakket van collectieve en individuele voorzieningen. Individuele voorzieningen worden alleen op indicatie verstrekt en alleen dan als collectieve voorzieningen niet toereikend zijn. Vanaf 2012, met de vaststelling van het Wmo Beleidskader 2012-2015, hebben we de kanteling van hulp naar ondersteuning ingezet. Met de invoering van de Wmo 2015 heeft de gemeente de verantwoordelijkheid gekregen voor cliënten met meer zorgvragen en met (voor de gemeente) nieuwe cliëntvragen. De uitdaging is om ook voor deze cliënten het principe van de kanteling door te voeren. De pijlers voor dit Beleidskader zijn Preventie, het Sociaal netwerk en sociale samenhang, Lokale innovatie en Samenwerking met andere partijen. Op deze wijze realiseren we een verschuiving van de formele zorg naar de informele zorg (uitgangspunt van de AWBZ-visie). Zo zal het gezondheidsbeleid een belangrijke functie krijgen binnen het de preventie. Gezonde mensen hebben (meer) eigen kracht en kunnen langer op zichzelf blijven wonen. Sociale samenhang moet sociale netwerken garanderen. We streven naar een samenleving waar een onderlinge samenhang is. Daar bedoelen we mee dat we het normaal vinden dat we buren of vrienden ondersteunen als het hen even niet lukt, dat we het verenigingsleven en vrijwilligerswerk omarmen. We willen een samenleving waarin we leven met elkaar en voor elkaar. Met de Lokale innovatie willen we de instrumenten een goede basis laten zijn meer informele zorg, maar ook voor passende ondersteuning. Daarnaast is Samenwerking met andere partijen onontbeerlijk voor verschuivingen in het maatschappelijk veld. Seattle, een voorbeeld In Seattle14 in Amerika wordt al veel met het concept van samenlevingsopbouw gewerkt. Belangrijk uitgangspunt is dat je als individu minder kan dan als je gezamenlijk iets aanpakt. Samenlevingen zijn het meest krachtig als ze gezamenlijk actie ondernemen. Het organiseren van zo’n samenleving kan alleen van onderaf. Hoe lokaler de activiteit, hoe meer mensen mee zullen doen. Het betekent ook uitgaan van de bestaande netwerken en waar mogelijk deze uitbreiden.
14
De ideeën uit Seattle over de aanpak om een samenleving op te bouwen komen uit Jim Diers, Neighbor Power – Building Community The Seattle Way (University of Washington Press, 2004).
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 15
Om een dergelijke samenleving te bereiken moet worden ontdekt waar de interesses en belangen van mensen liggen. Dat betekent: luisteren! Mensen worden actief als ze het gevoel hebben dat ze invloed kunnen uitoefenen op de dingen waar ze om geven. Verder is het goed om mensen zo vroeg mogelijk bij de planvorming te betrekken. Plannen worden beter als lokale kennis en waarden worden betrokken. Ze beklijven beter. Wat ze in Seattle ‘community self-help’-projecten noemen blijkt goed aan te slaan. Denk bijvoorbeeld aan het omgaan met tuinafval, een muur met graffiti, een leegstaand gebouw, gezamenlijke tuinen, etc.. Wanneer projecten op initiatief van de inwoners worden gestart, hebben ze meer kans op slagen. Om de samenleving om te buigen naar een samenleving waarbij preventie en de sociale samenhang en netwerken de pijlers zijn, gaan we met de inwoners in gesprek. Tegelijkertijd weten we dat veel ontwikkelingen op ons en onze inwoners afkomen en dat we de kennis en ervaring niet altijd paraat hebben. Het is belangrijk om deze nieuwe verantwoordelijkheid samen met onze inwoners en de gemeenteraad goed vorm te geven. Elkaar ontmoeten en luisteren staan daarbij centraal. Uitgangspunten Vanaf 2015 krijgt de gemeente de verantwoordelijkheid over van het Rijk voor de Jeugdzorg, Participatie en de AWBZ. Omdat de gemeente Houten deze transities in samenhang wil bekijken heeft ze hiervoor de Sociale Agenda vastgesteld. Alle onderdelen van deze transities vallen onder de paraplu van de Sociale Agenda met als uitgangspunt: de participatie van inwoners naar vermogen wordt bevorderd, uitgaande van eigen kracht, zelfredzaamheid en wederkerigheid. Daarnaast gaat preventie vóór curatie. Hiermee geeft de Sociale Agenda richting aan al het beleid op het sociale domein. De AWBZ gaat onderdeel uitmaken van de nieuwe Wmo 2015. De Sociale Agenda is het startpunt voor het beleid van de Wmo. De 6 uitgangspunten hierbinnen zijn: Iedereen doet mee. Burger centraal bij vraag & oplossing. Basis op orde. Beweging van ‘zorgen voor’ naar ‘zorgen dat’. Complexe problemen: daadkracht en eenduidige verantwoordelijkheid. Werkwijze: flexibel, doelmatig, ontwikkelings- en oplossingsgericht. Deze uitgangspunten zijn reeds beschreven in de Sociale Agenda en zijn nog steeds van kracht voor de Wmo. In Bijlage III zijn de uitgangspunten uitgeschreven. Om de overheveling van een aantal voorzieningen uit de AWBZ naar de gemeente inhoudelijke kaders mee te geven, heeft de gemeenteraad de visienota AWBZ opgesteld (vastgesteld december 2013). Ook daarin zijn het benutten van de eigen kracht en het
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 16
probleemoplossend vermogen van inwoners vastgelegd. Omdat het hier over het algemeen om kwetsbare mensen gaat, zijn de volgende uitgangspunten toegevoegd: Ondersteuning dichtbij inwoners, waar mogelijk en indien nodig. Een verschuiving van formele zorg naar informele zorg en van individuele naar collectieve voorzieningen. Realiseren van maatwerk op basis van de vraag/behoefte. 1 huishouden, 1 plan, 1 regisseur. Ook deze uitgangspunten zullen voor de gehele Wmo gelden. In de regio hebben we voor de samenwerking uitgangspunten geformuleerd die aansluiten bij de lokale uitgangspunten. Voor de samenwerking in de regio geldt vervolgens ook: Regie op de uitvoering ligt op lokaal niveau. Lokaal als het kan, regionaal als het nodig is. Specialistische expertise wordt regionaal ingekocht / georganiseerd. Doelen De kern van het Wmo-beleid in Houten is het bevorderen van participatie van alle inwoners, al dan niet geholpen door het eigen netwerk. Daar waar mensen dit niet georganiseerd krijgen biedt de gemeente ondersteuning. De gemeente hanteert hierbij, volgend op het Wmo-beleid 2012-2015, de volgende doelen (uitgeschreven in de volgende hoofdstukken): - Inwoners zijn zich bewust van hun eigen preventieve rol in de maatschappelijke deelname en hanteren een gezonde leefstijl (Hoofdstuk 3). - De woonomgeving (woningen, toegankelijkheid Openbare Ruimte en gebouwen, vervoer) stimuleert langer zelfstandig wonen en maatschappelijke deelname (Hoofdstuk 4). - Inwoners vinden het normaal om uit te gaan van hun Eigen kracht en wederkerigheid (Hoofdstuk 5). - Inwoners maken vanzelfsprekend gebruik van hun sociaal netwerk (hoofdstuk 6). - Iedereen krijgt antwoord op zijn vraag en heeft toegang tot informatie, advies en ondersteuning (Hoofdstuk 7). - De gemeente Houten faciliteert passende ondersteuning als het nodig is (Hoofdstuk 8). - De gemeente Houten garandeert een vangnet voor maatschappelijke zorg (Hoofdstuk 9). Dé uitdaging de komende jaren is om mensen zich bewuster te laten worden van hun eigen rol in hun eigen leven. Hier zullen we bij de onderwerpen preventie, eigen kracht en het sociaal netwerk meer de nadruk op leggen. Daarnaast zal de gemeente een belangrijke rol spelen bij het creëren van de fysieke aandachtspunten om mee te kunnen doen en de organisatie van de toegang en de passende ondersteuning. WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 17
In de volgende hoofdstukken zijn de beleidsonderwerpen uitgeschreven. Per beleidsonderwerp geven waar mogelijk aan: - Stand van zaken. - Wat komt er op ons af (ontwikkelingen en trends). - Wat moeten we doen, waar moeten we op inspelen (wettelijke taken en ontwikkelingen die we nu op moeten pakken). - Wat willen we doen. - Wat zien we als knelpunten bij wat we moeten doen en willen doen. - Wat we in 2015 doen en wat we in 2015 in proces zetten om vanaf 2016 en de jaren daarna te kunnen doen. Bij wat ‘we’ doen, wordt het college bedoeld. Het is van groot belang om de afspraken in dit beleidsplan op de voet te volgen en waar nodig snel bij te sturen. Daarom volgt op dit beleidsplan op korte termijn een (eenvoudig) uitvoeringsplan dat wordt vastgesteld door het college en waarvan de voortgang elke maand met de wethouder en de komende 4 jaar elk jaar in een bondige rapportage aan de raad wordt voorgelegd. Waar mogelijk geven we per beleidsonderwerp een punt op de horizon aan die meetbaar moet zijn en waarover we kwantitatieve en/of kwalitatieve gegevens kunnen verzamelen.
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 18
3.
Preventie
Waar staan we nu? Met de Wmo 2015 wordt nadrukkelijk van gemeenten verwacht dat ze aangeven wat ze doen om te voorkómen dat bewoners op maatschappelijke ondersteuning aangewezen zullen zijn. Het doel is zwaardere en daarmee duurdere zorg te voorkomen. Dat betekent onder andere tijdig herkennen en onderkennen van problemen en het bijsturen daarvan. Bij het gezondheidsbeleid wordt al vanuit dit principe gewerkt, het wordt nu ingezet binnen het Wmo-beleid. De gemeente Houten vindt preventie niet alleen van belang vanwege het financiële aspect, maar hecht tevens waarde aan het voorkómen van problemen en heeft de hoop dat inwoners zich als gevolg van preventie beter voelen. Als gemeente treden we ook op als financier van een groot aantal algemene voorzieningen zoals de bibliotheek, de sportaccommodatie, het theater, het welzijnswerk, e.d.. Deze voorzieningen zijn belangrijk voor de ontwikkeling en ondersteuning van onze inwoners en dragen bij aan hun welbevinden, een niet te onderschatten element bij preventie. We beseffen dat het een utopie is te denken dat alle problemen te voorkómen zijn. Problemen zoals ziekte, handicaps, ouderdom en dementie zijn niet te voorkómen en inwoners van Houten zullen daar niet op worden afgerekend. Ook beseffen we dat we nog onvoldoende weten van de effectiviteit van preventiebeleid. Wat is het effect van preventiebeleid? Leidt preventie tot minder gebruik van dure zorg, leidt het tot minder persoonlijke problemen en leidt het tot een vitalere burger? Voor ons huidige beleid en de verdere ontwikkeling van het beleid is het van groot belang om antwoord op deze vragen te krijgen. Zowel vanuit sociaal als vanuit financieel oogpunt willen we op deze vragen antwoord krijgen. Tegelijkertijd weten we dat dit een grote vraag is, waarbij niet alleen het lokale beleid van invloed zal zijn, maar bijvoorbeeld ook dat van de zorgverzekeraars. We zullen deze vraag naar onderzoek moeten overbrengen aan de VNG en, als gezamenlijke gemeentes, de hulp nodig hebben van wetenschappelijke instituten. Tijdens de bewonersavond op 2 juli 2014 is uitgebreid stil gestaan bij wat preventie is en bewoners hadden daar veel ideeën over: preventie is niet alleen voorkómen, maar ook vooruitkijken en vooruitdenken, op tijd / pro actief op situaties inspelen. In het huidige beleid heeft de gemeente Houten al aandacht voor preventie. Onderstaande lijst is niet uitputtend, maar geeft wel een idee van wat al gebeurt aan preventieve programma’s: - voorkomen van huiselijk geweld en kindermishandeling (zie verder hoofdstuk, paragraaf XX) - schuldpreventie - vroegsignalering eenzaamheid
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 19
-
preventieve huisbezoeken 75+ waardoor we vroegtijdig de zorgvraag in beeld hebben - Basispakket Jeugdgezondheidszorg - het stimuleren van sociale cohesie - verkeersveiligheid - geschikte woning en woonomgeving - preventiebeleid genotmiddelen?! - stimuleren gezonde leefstijl Tijdens de bewonersavond zijn ook veel ideeën aangedragen voor wat de gemeente, maar ook de inwoners persoonlijk, (meer) kunnen doen aan preventie (zie hiervoor paragraaf Wat willen we doen). Wat willen we doen? Preventie is een van de pijlers van het nieuwe Wmo-beleid. Het doel is dat mensen zich vitaal voelen en een sociaal netwerk hebben. Het draagt allemaal bij aan het voorkómen van problemen. Het is ook belangrijk dat we proberen problemen beperkt te houden, zodat ze nog eenvoudig zijn aan te pakken. Om de omslag te maken van (dure) zorg naar preventie gaan we in kaart brengen waar er nog (nieuwe) mogelijkheden liggen voor preventie. Tijdens de bewonersavond op 2 juli 2014 hebben we daar een start mee gemaakt. De aanscherping van de definitie leidde tot veel ideeën over hoe je preventief te werk kunt gaan, zowel als persoon als gemeente. Ideeën van bewoners voor de persoonlijke inzet: Ga op tijd naar je huisarts, opticien, audicien. Zorg dat je verlichting in huis goed is, ook voor ’s nachts. Blijf actief, blijf bewegen en sporten, doe aan beweeg- en valpreventie. Zorg dat je weet welke voorzieningen er in de gemeente zijn en hoe je daarvoor in aanmerking komt. Begin te denken over een aanpak en hulp wanneer je weet dat dat nodig gaat zijn, ook op de langere termijn. Regel op tijd de benodigde hulpmiddelen, wacht niet te lang. Geneer je niet voor bijvoorbeeld stok of rollator of om hulp te vragen. Ga samen met anderen op zoek naar oplossingen voor je probleem (familie, vrienden, stichting Eigen Kracht). Zorg dat je weet om te gaan met ICT en moderne technieken. Leer de jeugd (door school en ouders) dat zelfredzaamheid belangrijk is, leer hen op eigen benen te staan. Leer de jeugd op school hoe ze hun leven kunnen plannen. Ideeën van bewoners voor de rol van de gemeente: Zorg dat aangevraagde hulpmiddelen zo snel mogelijk geregeld zijn. Nu duurt het vaak lang voordat een hulpmiddel geregeld is. WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 20
-
-
-
Ga belemmerende regelgeving tegen, bijvoorbeeld voor mantelzorgwoningen. Zorg voor huizen waarin kinderen en ouders samen en toch apart kunnen wonen. Zorg dat het Sociaal Loket breed bekend is; geef het een andere (aansprekender) naam; zorg dat inwoners hier ook signalen kunnen afgeven over bewoners waar ze zich zorgen over maken. Maak dat mensen de sociale kaart van de hulpverlening makkelijk kunnen vinden en daar goed hun weg in vinden. Zorg dat er buurtvoorzieningen zijn, waardoor je eenzaamheid voorkómt. Zorg dat er hulpmiddelen zijn die aansluiten op de vraag; gebruik hiervoor de kennis van de inwoners en van experts; kijk hierbij breder dan wat voor de hand ligt. Vervroeg de leeftijd van preventief huisbezoek en ga vaker dan 1x in de zoveel jaar bij kwetsbare mensen langs; wees creatief in een brede organisatie van het preventief huisbezoek (zet vrijwilligers, kerk en studenten in, maar maak ze niet eindverantwoordelijk); zorg dat er iets gebeurt met wat er uit het preventief huisbezoek komt. Zorg dat mensen ondersteuning krijgen bij het stellen / verduidelijken van hun vraag (cliëntondersteuning). Stel de (vraag van de) cliënt centraal; zorg dat de cliënt één coördinator (of regisseur of casemanager of aanspreekpunt) heeft. Zorg dat organisaties samenwerken; zorg dat het Sociaal Loket goed is aangesloten bij het Sociaal Medisch Loket en het Elektronisch Patiënten Dossier. Zorg dat er voldoende beroepskrachten blijven en maak gebruik van ze voor het in kaart brengen van mensen met en zonder problemen en betrokkenheid in de buurt. Geef informatie op de gemeentepagina. Geef niet alleen informatie via internet, maar ook op papier.
De gemeente gaat bovenstaande voorstellen bestuderen en verwerken in een preventieplan. Daarnaast gaan we tijdens de keukentafelgesprekken steviger inzetten op preventie. Tijdens de keukentafelgesprekken worden niet alleen de eigen kracht en het sociale netwerk in kaart gebracht, maar zullen we ook meer aandacht geven aan wat mensen kunnen doen om problemen te voorkómen. Daarnaast gaan we ook de komende beleidsperiode (verder) werken aan het vergroten van weerbaarheid van kinderen en jongeren. We zien dit als een belangrijke vorm van preventie, gericht op het voorkómen van dat de jeugd door sociale problemen op school achterstanden oploopt in het lesprogramma. Hieronder zoemen we kort in op twee specifieke onderdelen van ons preventiebeleid: gezondheid en sport. Het lokale gezondheids- en sportbeleid kan niet los gezien worden van de ontwikkelingen in het sociale domein.
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 21
Gezondheidsbeleid De Wet publieke Gezondheidszorg vormt het belangrijkste wettelijke kader voor het lokale gezondheidsbeleid. De Wpg omschrijft nauwkeurig de wettelijke taken van gemeenten. Veel van deze taken zijn duidelijk omschreven en laten weinig tot geen ruimte voor eigen beleid. Verplichte taken met weinig beleidsvrijheid zijn bijvoorbeeld de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg, infectieziektebestrijding en het in stand houden van een GGD voor de uitvoering van taken op het gebied van de publieke gezondheidszorg. Op het gebied van gezondheidsbevordering en ouderengezondheidszorg is sprake van gemeentelijke beleidsvrijheid. Het Rijk stelt enige kaders maar gemeenten stellen hun eigen keuzes vast in hun eigen gemeentelijk gezondheidsbeleid. Ook Houten heeft een eigen gezondheidsnota: ‘Gezond in Houten’ (besproken in rtg op 23 september 2014). Psychosociale gezondheid, gewichtsproblemen en (overmatig) alcoholgebruik zijn daarbij sinds 2010 de Houtense beleidsprioriteiten. Zowel het landelijke beleidskader, het onlangs gelanceerde preventieprogramma Nationaal Programma Preventie ‘Alles is Gezondheid …’, als de epidemiologische gegevens van Houten laten zien dat deze drie thema’s nog steeds actueel zijn. Beleidsdoelen in de Houtense nota ‘Gezond in Houten’ zijn: - Bevorderen van een gezonde leefstijl Preventie en een gezonde levensstijl kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het langer ‘meedoen’, voorkomen van kwetsbaarheid en het vergroten van weerbaarheid’ en het zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen. - Bevorderen zelfredzaamheid en participatie Gezondheidsbeleid staat niet op zichzelf maar richt zich ook op het versterken en bevorderen van zelfredzaamheid en participatie; niet gezondheid, maar ‘meedoen’ is het doel. De participatiemogelijkheden van mensen kunnen worden vergroot door te investeren in de gezondheid van mensen. - Extra aandacht aan inwoners in een kwetsbare positie Gezonde mensen participeren meer en participatie leidt tot een betere gezondheid. Daarom hebben we binnen het preventieve gezondheidsbeleid extra aandacht voor kwetsbare groepen. Ouderen, mensen met een functiebeperking en mensen met een lage Sociaal Economische Score (SES) bevinden zich relatief vaker in een kwetsbare positie. - Waar mogelijk integrale preventieprogramma’s Preventieprogramma’s richten zich vaak op een zeer specifiek onderwerp; bijvoorbeeld alleen op meer sporten, gezond eten, verminderen van de alcoholconsumptie of stoppen met roken. Als er effectieve programma’s beschikbaar zijn met een bredere scope, dan heeft dat onze voorkeur. Voor het realiseren van deze beleidsdoelen zijn actiepunten uitgewerkt (zie Bijlage IV). WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 22
Sportbeleid In 2013 is de tussenstand opgemaakt van de Sportnota 2008-2015 en met het collegeprogramma is afgesproken de huidige sportnota nog dit najaar te evalueren en te herijken. De aandachtspunten in de huidige sportnota zijn: - stimulering van breedtesport - ondersteuning van de sportverenigingen Het sportbeleid levert een belangrijke bijdrage aan het lokale gezondheidsbeleid in het onderdeel Gezond gewicht en bewegen. Ook heeft sport een belangrijke functie in het elkaar ontmoeten. Tenslotte waarderen we het ten zeerste dat veel van het werk in de sport gebeurt op basis van vrijwilligerswerk. Sportverenigingen hebben een belangrijke functie in het preventieve beleid van de gemeente. De gemeente Houten hecht aan vitale verenigingen. Zij kunnen een bijdrage leveren aan het oplossen van vraagstukken binnen het sociale domein, zoals het tegengaan van overgewicht bij kinderen of tegengaan van eenzaamheid. Daarnaast kunnen ze een signaleringsfunctie innemen. Ook hebben ze een rol bij het opbouwen (en onderhouden) van het sociale netwerk van mensen. Het benutten van sportverenigingen als partner voor zorgprofessionals gebeurt bijvoorbeeld bij het ontwikkelen en aanbieden van praktische oplossingen voor gezondheid, bewegen en ontmoeting. In het plan van aanpak combinatiefunctionarissen worden hier afspraken over gemaakt door Sportpunt in samenwerking met Zorg in Houten, Reinaerde of Lister (voorheen SBWU). De verbinding/afstemming van de verschillende zorg en welzijnsorganisaties met sportverenigingen en het sportpunt biedt nieuwe kansen. Dit wordt beschreven in het plan van aanpak Combinatiefunctionarissen. Ook het nieuw te vormen Sportfonds (Collegevoorstel juli 2014) is gericht op het organiseren van sportactiviteiten die een gezonde leefstijl stimuleren. Organisatoren van dergelijke activiteiten kunnen via het sportfonds een financiële bijdrage krijgen. Daarbij worden ze gestimuleerd om ook andere bronnen van inkomsten aan te boren, waardoor zij zo min mogelijk afhankelijk worden van gemeentesubsidie. Slim verbinden - enkele voorbeelden Kunnen we de fysiotherapeut en de gymnastiekvereniging stimuleren dat ze samen gaan werken waarbij de fysiotherapeut / haar deskundigheid aanbiedt om het meer en gezond bewegen aan te moedigen en de gymnastiekvereniging b.v. in Lorech een beweegles gaat geven. Kunnen we in samenwerking met de vrijwilligerscentrale regelen dat het vervoer naar sportverenigingen van cliënten van Reinaerde, SBWU, .. wordt geregeld. WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 23
Wat gaan we doen? - Voor de ideeën die 2 juli 2014 door bewoners voor de persoonlijke inzet zijn aangedragen wordt het eerste kwartaal van 2015 een plan van aanpak opgesteld met als doel deze ideeën breder bekend te maken. De rest van 2015 en de jaren vanaf 2016 gelden als uitvoeringsjaren. - Voor de ideeën die 2 juli 2014 door bewoners voor de gemeentelijke inzet zijn aangedragen wordt ook het eerste kwartaal 2015 een plan van aanpak opgesteld. Bepaald wordt welke ideeën haalbaar en uitvoerbaar zijn. Aan het plan van aanpak zal een uitvoeringskalender worden verbonden. - De vraag of preventiebeleid daadwerkelijk leidt tot vermindering van zwaardere en daarmee duurdere vormen van zorg en tot vitale inwoners overbrengen naar de VNG en bespreken of dat landelijk onderzocht kan worden. - Uitvoeren actiepunten gezondheidsbeleid: zie hiervoor het raadsbesluit over de Gezondheidsnota ‘Gezond in Houten’. - Sport: + uitvoeren sportbeleid + najaar 2014 start uitvoeren combinatiefuncties en JOGG, verder uitwerken + 2015 e.v.: monitoren Sportfonds
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 24
4. Fysieke aandachtspunten Inleiding Om mee te kunnen doen is de fysieke omgeving belangrijk, Het gaat hierbij om geschikte woningen, de toegankelijkheid van de openbare ruimte en de toegankelijkheid van openbare gebouwen en gebouwen waar zorg- en/of dienstverlening wordt geboden. Het gaat hierbij ook om de mogelijkheid voor mensen met een beperking om zich te verplaatsen. In dit hoofdstuk bespreken we wat met betrekking tot deze zaken de stand van zaken in Houten is, wat op ons afkomt, wat we willen of kunnen doen en wat we gaan doen. Geschikte woning en woonomgeving Met de nieuwe Wmo 2015 en de afbouw van plaatsen in verzorgings- en verpleeghuizen zal het steeds belangrijker worden te kijken naar de geschiktheid van woningen. Hierbij gaat het niet (meer) alleen over de geschiktheid van een woning voor senioren, maar ook voor mensen met een beperking en/of chronische ziekte. Elke (bijzondere) doelgroep van bewoners en woningzoekenden heeft een eigen beeld en eigen behoeften bij de geschiktheid van een woning. Wij zien de geschiktheid van de woning en de woonomgeving als preventief in die zin dat het voor mensen mogelijk maakt zelfstandig (of met enige hulp) te wonen en mee te doen in de
samenleving. Daarnaast stelt het het verblijf in een intramurale instelling uit of zelfs af. De stand van zaken: geschikte woningen in Houten en thuistechnologie Volgens de U10 monitor Wonen en Zorg en Maatschappelijke Opvang 2013 worden de volgende tekorten gesignaleerd voor Houten: - Voor de intramurale capaciteit voor verzorging en verpleging tot 2020 wordt een groeiend overschot (10 tot 42 plaatsen) verwacht dat daarna ombuigt tot een groeiend tekort in 2040 (11 tot 144 plaatsen); - Het reeds bestaande tekort aan woningen voor ‘verzorgd wonen’ van ouderen loopt verder op van 214 woningen nu tot 701 woningen in 2040; - Voor intramurale GGz wordt een (stabiel) tekort van 26 plaatsen in 2020 voorzien; - Voor de intramurale gehandicaptenzorg wordt een iets aflopend tekort voorzien van 65 naar 55 verblijfsplaatsen.
Hieruit zou de conclusie getrokken kunnen worden dat de huidige woningvoorraad onvoldoende geschikt is voor langer zelfstandig wonen omdat er een fors tekort wordt voorzien aan ‘verzorgd wonen’. Dit beeld moet genuanceerd worden. De woningvoorraad van Houten is in algemene zin van hoge kwaliteit. Vanwege het feit dat het een jonge woningvoorraad betreft (gebouwd onder recente Bouwbesluit-eisen), zijn de woningen relatief goed aanpasbaar. Er zijn veel geschikte woningen en er zijn veel woningen geschikt
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 25
te maken, maar we hebben niet voldoende woningen voor al die kwetsbare mensen die zelfstandig blijven wonen. Dit tekort kan op verschillende manieren worden aangepakt: - door nieuwbouw van complexen met verzorgd wonen (gelijkvloerse woningen met zorgsteunpunten in de nabije omgeving) - door aanpassing van bestaande woningen (sociale huur, particuliere huur, eigen woningbezit) zodat de huidige bewoner geholpen wordt - door aanpassing van bestaande woningen om doorstroming te genereren van zorgbehoeftigen naar die woningen. Neveneffect is dat de vrijkomende woningen een rol kunnen spelen in verlevendiging van de wijk. Overigens is er geen eenduidig beeld van woonwensen van ouderen. Recent onderzoek (Woonvoorkeuren specifieke woonvormen voor ouderen: een verhaal met veel gezichten; Companen 2014) geeft aan dat de behoefte van ouderen om zelfstandig te willen blijven wonen hard is en dat de consument doorkrijgt dat dat ook kan. Vroeger was het niet in iedere woning mogelijk om een traplift te plaatsen, tegenwoordig kan dat wel. Niet meer kunnen traplopen –de belangrijkste drijfveer om iets aan de woonsituatie te veranderen- is geen belemmering meer voor zelfstandig blijven wonen. Daarbij komt dat senioren in steeds meer gemeenten prima zorg aan huis kunnen krijgen van thuiszorgorganisaties. Volgens Companen zou daarmee de behoefte om naar een woonzorgcomplex te verhuizen ook komen te vervallen. Deze conclusie lijkt haaks te staan op de conclusie uit bovengenoemde U10-monitor dat er grote behoefte is aan ‘verzorgd wonen’. Daarom zal dit thema in het a.s. woningbehoefteonderzoek nader onderzocht worden. Wat betreft de woonomgeving in algemene zin in Houten kan worden geconcludeerd dat deze binnen de kern Houten van een hoge kwaliteit is. Autoverkeersluw, veilig, dorps. Ondanks bezuinigingen op het beheer van de openbare ruimte blijft die ruimte aantrekkelijk om in te verblijven. Naast het aanpassen van woningen kennen we het project ‘slim wonen’. Hier is al een start mee gemaakt door Viveste, van Houten & co en Zorgspectrum. Inwoners krijgen tips en Hier is al een start mee gemaakt Inwoners krijgen tips en adviezen over eenvoudige aanpassingen in huis die het woon-en leefgemak, maar ook veiligheid en zelfstandigheid kunnen vergroten en / of behouden.Ook is met een aantal partijen in en uit Houten een start gemaakt met het onderzoeken van mogelijkheden van thuistechnologie. De zorg op afstand en domotica kunnen ingedeeld worden in vier categorieën: -
Gemaksdiensten: diensten op het gebied van praktische en/of huishoudelijke zaken; Welzijnsdiensten: diensten die bijdragen aan het welbevinden van mensen in lichamelijk en geestelijk opzicht; veiligheid en bewaking: heeft betrekking op diensten die bijdragen aan het veiligheidsgevoel van mensen;
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 26
-
behandeling en verzorging: heeft betrekking op diensten die te maken hebben met medische begeleiding en/of bevordering van zelfmanagement door patiënten, zoals het doen van thuismetingen.
De gemeenschappelijke doelen om de mogelijkheden van thuistechnologie te onderzoeken zijn: - Verhogen van zelfredzaamheid - Vergroten gevoel van veiligheid - Tegengaan van eenzaamheid - Ondersteuning mantelzorgers Op dit moment wordt onderzocht hoe thuistechnologie ingezet kan worden voor met name de kwetsbare groepen in Houten. De koppeling van verschillende diensten (welzijn, gemak, zorg op afstand) worden hierin meegenomen. Verder wordt ook gekeken naar de wijze waarop inwoners (nog) beter geïnformeerd kunnen worden over de mogelijkheden die er zijn om(preventief) aanpassingen aan een woning te doen. Aandachtspunt hierbij is wat bij thuistechnologie de rol van de gemeente is en wat van inwoners zelf en woningbouwcorporaties verwacht mag worden. Gaat het hier om maatwerkvoorzieningen of spreken we hier over eigen kracht? Ontwikkelingen die op ons afkomen Vanaf ongeveer 2025 verwachten we een forse toename van de groepen ouderen (75-85) en oudere ouderen (85+). Dit is een gevolg van het rijksbeleid gericht op dat ouderen langer zelfstandig wonen en waarbij de intramurale plaatsen worden afgebouwd. Als gevolg van rijksbeleid is er sprake van een krimpende hoeveelheid sociale huurwoningen. Wat betreft het toevoegen van geschikte woningen (i.c. verzorgd wonen) moeten we de kansen pakken die zich in de transformatiegebieden (met name in gebieden met voorzieningen) voordoen. Daarbij moeten we er rekening mee houden dat de woningen zich in de buurt bevinden van voorzieningen zoals zorg, winkels en openbaar vervoer. Daarnaast is het van belang om bewustwording bij ouderen en medioren ten aanzien van woningaanpassing te bevorderen, eventueel in combinatie met duurzaamheidsbevordering om de woonlasten te beperken. Hierbij moeten we nagaan of een financiële stimulans mogelijk is (b.v. laagrentende leningen mogelijk maken met als uitvoerder Stichting Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten (SVN). Tijdens de bewonersavond op 2 juli 2014 over Preventie en Sociaal netwerk kwam de relatie mantelzorger-zorgbehoevende regelmatig aan de orde. Mensen spraken uit dat het zowel de mantelzorger als de zorgbehoevende helpt als ze dichter bij elkaar wonen. Waar mogelijk willen we faciliteren dat mantelzorgers en ‘zorgbehoevende(n)’ dichter bij elkaar kunnen wonen, bijvoorbeeld door het tijdelijk toestaan van inwoning of het plaatsen van een tijdelijke unit bij bestaande woningen. WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 27
Een belangrijk knelpunt voor de aanpak zijn de financiën: nadelig effect op grondexploitatie, lagere inkomens van ouderen, onvoldoende gemeentelijke begrotingsruimte om initiatieven te stimuleren. Omgekeerd kan worden overwogen een deel van het Wmo-budget in te zetten uit oogpunt van preventie en ter stimulering van duurzaamheid in brede zin: energiebewust en levensloopbestendig.
Toegankelijkheid Gemeenten hebben met de wet de opdracht gekregen de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving. Dit sluit aan bij het voornemen van de regering het VN Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap op korte termijn goed te keuren, onder de voorwaarde dat de hieruit volgende verplichtingen geleidelijk ten uitvoer kunnen worden gebracht. Uitgangspunt van dit verdrag is een samenleving die mensen met beperkingen zoveel mogelijk in staat stelt op gelijke voet te participeren. Gedacht kan worden aan de toegankelijkheid en veiligheid van de woonomgeving en openbare ruimten zoals leeszalen, het gemeentehuis, etc. De participatie van mensen met een beperking aan het maatschappelijk verkeer zal bevorderd worden als zij zich met hun rolstoel, of met welk hulpmiddel dan ook, gemakkelijk kunnen bewegen in hun woonomgeving, en toegang hebben tot alle openbare faciliteiten. Stand van zaken De gemeente hanteert het BIOR (Beheereisen Inrichting Openbare Ruimte)15 als handboek voor de inrichting en het beheer van de openbare ruimte. Bij elk nieuwbouw- of herinrichtingproject van de gemeente Houten is de projectleider/initiatiefnemer verplicht het BIOR te hanteren (Collegebesluit 16 juni 2009). Dit dient als randvoorwaarde te worden opgenomen in de projectopdracht. De toegankelijkheid van de openbare ruimte voor invaliden is in meerdere onderdelen van het BIOR vastgelegd. De toegankelijkheid voor invaliden wordt in het BIOR niet overal apart genoemd. In veel gevallen wordt hier standaard rekening mee gehouden, bijvoorbeeld de breedtes van trottoirs e.d. In sommige gevallen verwijst het BIOR naar de (landelijke) CROW16 publicatie 201 Praktijkboek toegankelijkheid openbare ruimte. In veel gevallen wordt ook de Stichting Gehandicapten Houten (SGH) betrokken bij nieuwe plannen. De SGH is zowel vertegenwoordigd in de WMO-raad als in het Verkeersberaad dat 4x per jaar bijeenkomt. Zo nodig behandelt het Verkeersberaad problemen met bereikbaarheid. Wat we willen doen Toegankelijkheid openbare gebouwen en dienst- en zorgverlenende instellingen 15 16
Te vinden op Plaza/Seviceplein. CROW is een nationaal kennisplatform voor infrastructuur, vervoer en openbare ruimte.
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 28
In Houten blijkt de toegankelijkheid van de openbare ruimte goed geregeld in die zin dat er aandacht voor is in de planvorming van de openbare ruimte en gebouwen. Toch komen er van mensen met een beperking af en toe signalen binnen over dat zij niet overal eenvoudig kunnen komen. Zo zijn er hier en daar onhandige stoephoogtes en drempels en vergt het soms een omweg om ook met een rolstoel ergens te kunnen komen. Waar mogelijk wordt hiervoor dan een oplossing gezocht. Ook is het nog de vraag of alle openbare gebouwen en/of de gebouwen van dienst- en zorgverlenende instellingen toegankelijk zijn voor mensen met een beperking (stok, rollator of rolstoel). En dan gaat het om zowel de toegang als de toiletruimte. In overleg met de SGH zullen we dit nader onderzoeken. Dementievriendelijke wijk Wat we daarnaast willen is onderzoeken of en hoe in Houten een dementievriendelijke wijk kan worden ingericht. We weten dat het aantal ouderen toeneemt (zie hiervoor hoofdstuk 3, Trends & Ontwikkelingen en de vorige paragraaf van onderhavig hoofdstuk) en dat daarmee het aantal demente mensen gaat toenemen. De trend is dat mensen met dementie niet meer per definitie worden opgenomen in verzorgingshuizen. Het idee hierachter is dat ook mensen met dementie met de juiste ondersteuning thuis moeten kunnen blijven wonen. Belangrijk hierbij is dat zowel de zorg (denk hierbij o.a. aan de wijkverpleging, mantelzorg) goed georganiseerd wordt, maar ook dat de omgeving erop is ingericht, zowel fysiek (woning, inrichting buurt en verkeer) als sociaal (de buren, het sociaal netwerk). Ondersteuning bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen is gericht op behoud of verbeteren van zelfredzaamheid. Dit behoort tot de maatschappelijke ondersteuning waarvoor de gemeenten verantwoordelijk zijn en dat geldt ook voor mensen met dementie. Dit is echter een vorm van ondersteuning waar we nog veel over moeten leren, evenals over wat er nodig is om de wijken zo te richten dat mensen met dementie er veilig kunnen wonen. We weten dat de werkgroep Geriatrie de kennis onder inwoners van Houten over dementie willen vergroten. Kennis onder bewoners is een belangrijke start, maar we denken dat er
meer mogelijk is. Vervoer In het collegeprogramma is het volgende opgenomen: “We onderzoeken of verschillende vormen van doelgroepenvervoer op een slimme wijze te combineren zijn in een servicenetwerk. Hierbij kunnen bestaande voorzieningen als de rolstoel- en ‘Driekabus’ worden betrokken en mogelijk geïntegreerd. Ondernemerschap (zoals het huidige vervoer met golfkarren) wordt nadrukkelijk gestimuleerd. Uitwerking van de plannen geschiedt samen met belangenorganisaties (van ouderen) en ondernemers.” Wat betreft mobiliteit is dit de komende collegeperiode belangrijkste aandachtspunt.
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 29
Tot nu toe is de gemeente verantwoordelijk voor het WMO-vervoer (Regiotaxi) en het leerlingenvervoer. Per 1-1-2015 wordt de gemeente ook verantwoordelijk voor het vervoer naar de dagbesteding. Dit laatste vervoer wordt nu nog gefinancierd uit de AWBZ. Wat we willen doen In BRU-verband is afgesproken om te komen tot een zelfstandig Servicepunt Doelgroepenvervoer Regio Utrecht, waarin de deelnemende BRU-gemeenten (aangevuld met Wijk bij Duurstede en Utrechtse Heuvelrug) de inkoop en het beheer van het Regiotaxivervoer, het Leerlingenvervoer en het AWBZ-vervoer onderbrengen. Deze regionale bundeling biedt kwalitatieve en financiële voordelen. De aanbesteding voor Leerlingenvervoer is gestart. Het AWBZ-vervoer wordt pas per 2017 aanbesteed. Naast de Regiotaxi zijn er nog drie vormen van kleinschalig vervoer binnen
Houten: - de rolstoelbus - de golfkarretjes voor vervoer binnen de rondweg - de drie kernenbus alias “Drieka” voor begeleid groepsvervoer tussen de kleine kernen Schalkwijk Tull en ’t Waal en ’t Goy
In 2014 willen we nader verkennen hoe doelgroepenvervoer regionaal gebundeld kan worden. In Lekstroomverband zijn gesprekken gaande om te kijken of we het AWBZ-vervoer via de zorginstellingen tot de regionale aanbesteding per 2017 op de huidige wijze kunnen voortzetten. Daarnaast willen we in Houten onderzoeken wat de lokale vervoersbehoeften zijn en in hoeverre het bestaande aanbod daarin voorziet. Op basis hiervan zal na de zomer van 2014 een nieuw besluit worden genomen over kleinschalig doelgroepenvervoer binnen Houten. Wat gaan we doen? - In woningbehoefteonderzoek onderzoek doen naar de woonbehoefte van ouderen. - Met de uitkomsten van het onderzoek naar de mogelijkheden van thuistechnologie bepalen (in 2015) we of we pilots draaien met, bij en voor de doelgroep om zodoende kwetsbare mensen langer zelfstandig thuis te laten wonen. - In 2015 Samen met de SGH in kaart brengen wat de stand van zaken is met betrekking tot de toegankelijkheid van de openbare ruimte, de openbare gebouwen en gebouwen van dienst- en zorgverlenende instellingen en op basis hiervan een plan van aanpak opstellen. Vanaf 2017 kan dan gestart worden met de aanpak om alle openbare gebouwen en gebouwen van dienst- en zorgverlenende instellingen daadwerkelijk toegankelijk te maken. - In samenwerking met de werkgroepen Geriatrie en Mentaal-Vitaal in kaart brengen wat er nodig is (fysiek en sociaal) voor een dementievriendelijke wijk en waar we deze in Houten zouden kunnen invoeren.
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 30
-
In 2014 nadere verkenning naar de mogelijkheden het doelgroepenvervoer regionaal te bundelen. Onderzoek naar de lokale vervoersbehoeften en in hoeverre het aanbod daarin voorziet en op basis hiervan een besluit nemen over kleinschalig doelgroepenvervoer (najaar 2014).
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 31
5. Eigen kracht en wederkerigheid Wat is de stand van zaken? Eigen kracht is een term die sinds De Kanteling steeds meer ingeburgerd raakt. We verwachten van mensen dat ze zelf meer kunnen en dat ze er (voor wie dat mogelijk is) hun best voor doen om zelf ook een steentje bij te dragen. Nu de Wmo zich uitbreidt naar een deel van de AWBZ-cliënten is het de vraag wat de eigen kracht van deze mensen is. De gemeente heeft daar nog weinig ervaring mee. In het vorige Wmo Beleidskader stond eigen kracht en wederkerigheid al centraal. Zelfregie was hierin een belangrijk thema waaraan met name binnen het Sociaal Loket invulling is gegeven. Binnen het Sociaal Loket worden, vooral bij complexe hulpvragen, vraagverhelderende gesprekken gevoerd waarbij de eigen kracht en wederkerigheid aan bod komen. Voor de gemeente Houten beperkt eigen kracht zich niet tot de eigen inzet van mensen, maar rekenen we ook de inzet van de meest directe omgeving – de mantelzorger – tot de eigen kracht en wederkerigheid. We verwachten dat ouders voor kinderen zorgen en vice versa, we verwachten ook dat partners voor elkaar zorgen. Wat komt er op ons af? De gemeente wordt verantwoordelijk voor cliënten die nu begeleiding via de AWBZ krijgen, tegelijkertijd neemt het aantal intramurale plaatsen in verzorgingshuizen, verpleeghuizen en de GGZ af. Dat betekent dat er meer mensen die enige vorm van ondersteuning kunnen gebruiken zelfstandig in de wijk blijven wonen. Zoals al gesteld weten wij als gemeente nog weinig van de situatie, de eigen kracht en het informele netwerk van deze mensen. Wettelijk gezien wordt ervan uitgegaan dat we bij het bepalen van de ondersteuning uitgaan van de eigen kracht en het netwerk van mensen. Dit is dan ook een belangrijk onderwerp van gesprek tijdens de keukentafelgesprekken. Wat willen we doen? We denken dat eigen kracht een breder begrip is dan dat mensen tot nu toe ervaren. Eigen kracht beperkt zich niet tot het voor jezelf (kunnen) zorgen. We vragen ook van mensen dat ze tijdig hun probleem aankaarten bij hun directe omgeving en, als het nodig is, bij de huisarts of het Sociaal Loket. Ook vinden we het van groot belang dat mensen hun informele netwerk onderhouden. Je netwerk kan belangrijk zijn op het moment dat het minder gaat. Samen met bewoners willen we onderzoeken hoe we kunnen stimuleren dat mensen eerder hun problemen aankaarten. Ook willen we samen onderzoeken hoe mensen hun informele netwerk kunnen opzetten en onderhouden. Van Houten&Co en Sien kunnen hier een rol in spelen. Wat zien we als knelpunten?
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 32
We weten dat problemen aankaarten en hulp vragen, met name voor oudere mensen, niet altijd makkelijk is. Je wilt niet als zeur gezien worden en we hebben soms de neiging ons sterker voor te doen dan we zijn. Daarnaast geeft het gebruik maken van de hulp van een ander het gevoel van afhankelijkheid. Toch is het belangrijk om in een zo vroeg mogelijk stadium aan de slag te gaan met een probleem: hoe eerder hoe beter. En wat betreft het informele netwerk: het wordt soms als ‘onkies’ ervaren om over het onderhouden van het informele netwerk te praten. Alsof mensen bezig zijn met hun carrière. Wij denken dat het steeds belangrijker en normaler wordt om ook je informele netwerk te onderhouden om daar eventueel gebruik van te kunnen maken. Allemaal nieuwe vormen van eigen kracht. Mantelzorg, een onderdeel van eigen kracht en wederkerigheid Zoals hierboven aangegeven is mantelzorg een onderdeel van eigen kracht en wederkerigheid. We verwachten dat mensen voor elkaar zorgen: kinderen voor ouders, partners voor elkaar. We weten dat we niet alles kunnen verwachten van mantelzorgers en dat mantelzorgers ook hun eigen leven hebben met gezin en werk. Goede ondersteuning van de mantelzorger is daarom van belang. Hieronder gaan we uitgebreid in op de ondersteuning van mantelzorg en één van de specifieke vormen van mantelzorgondersteuning, de respijtzorg. Stand van zaken Mantelzorgondersteuning In 2008 was 16% van de Houtenaren mantelzorger; in 2012 was dit 21%. Gemiddeld is men aan mantelzorg wekelijks tussen de 10 en 15 uur kwijt, maar er is ook een klein aandeel dat fulltime mantelzorg verricht. Een deel (25%) van de mantelzorgers geeft aan behoefte te hebben aan ondersteuning. De helft van deze groep weet echter niet goed hoe aan deze ondersteuning te komen. Heeft men eenmaal ondersteuning ontvangen, dan is men daar in het algemeen (zeer) tevreden over.17 Dé uitdaging van de komende jaren is om mensen die zorg nodig hebben en hun mantelzorgers nog beter te ondersteunen, zodat beiden kunnen (blijven) meedoen. De vraaggerichte aanpak in het kader van de Kanteling kan daar een belangrijke bijdrage aan leveren. Hierbij zal ook moeten worden gekeken naar de fysieke inrichting van de openbare ruimte, de ondersteuningsmogelijkheden in de buurt en het sociale netwerk. De gemeente Houten stelt zich als doel dat mantelzorgers a. weten waar ze terecht kunnen met hun vragen over mantelzorgondersteuning en b. dat zij passende ondersteuning krijgen. Tijdens de bewonersavond op 2 juli 2014 hebben mensen aangegeven dat ze een definitie van ‘mantelzorg’ willen hebben. Er bestaan wel definities, maar een eenduidige definitie zou missen. Daartegenover staat dat voor mantelzorg geldt dat elke situatie uniek is en de zorg verschilt van persoon tot persoon, in zijn soort en in zijn duur.
17
Leefbaarheidsmonitor Houten, 2008 en 2012
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 33
Wat er op ons afkomt Als gevolg van de decentralisatie AWBZ wordt er meer en langduriger inzet van mantelzorgers gevraagd. De bezuinigingen maken dat er minder snel een beroep gedaan kan worden op professionele ondersteuning of begeleiding. Onder andere om die reden en vanwege nieuwe ideeën over de zorg voor elkaar wordt er bij de vraag om ondersteuning eerst gekeken naar wat er aan (mantel)zorg kan worden ingezet. Daarna wordt gekeken naar de mogelijke inzet door vrijwilligers en pas daarna door professionals. Het Rijk, maar ook de gemeente Houten, vindt de waardering van mantelzorgers belangrijk. Mantelzorgers leveren een grote bijdrage niet alleen aan het zelfstandig leven van hun partner, ouder of kind, maar daarmee ook aan de samenleving. Ze zijn een belangrijk voorbeeld voor de samenleving. Eerder bestond de waardering met name uit een kleine jaarlijkse financiële vergoeding voor de mantelzorger. Het Rijk verwacht van de gemeente dat zij beter in staat is de waardering vorm te geven en heeft hiervoor ook geld gereserveerd in het Deelfonds Sociaal Domein. Het is aan de gemeente hier een juiste invulling aan te geven. Wat willen we doen? - Er als gemeente voor zorgen dat de basisfuncties voor mantelzorg voorhanden zijn (Informatie, Advies en begeleiding, emotionele steun, educatie, praktische hulp, respijtzorg en financiële en/of materiële hulp). Dit wil zeggen dat de functies of door de gemeente zelf of door onze gesubsidieerde partners of eerstelijnspartners georganiseerd en beschikbaar zijn. Het betekent bijvoorbeeld ook dat we als gemeente mantelzorgers erop moeten wijzen dat het Sociaal Loket er ook voor hen is. - Mogelijkheden voor lotgenotencontact verzorgen. - Er komt meer aandacht voor jonge mantelzorgers (b.v. kinderen van ouders met chronische psychiatrische klachten, broertjes en zusjes van cliënten). - Waar mogelijk faciliteren dat mantelzorgers en ‘zorgbehoevende(n)’ dichter bij elkaar kunnen wonen (b.v. door het tijdelijk toestaan van inwoning of het plaatsen van een tijdelijke unit bij bestaande woningen). - Jaarlijks onze waardering laten blijken voor de inzet van mantelzorgers. - Als gemeente ervoor zorgen dat we de positie van de mantelzorger waarborgen via de Wmo Verordening. Het is van belang de mantelzorger te betrekken bij het aan het Sociaal Loket inventariseren van de ondersteuningsbehoefte. - Samen met mantelzorgers onderzoeken welke behoeften zij aan nazorg hebben. Veel mantelzorgers hebben jaren voor hun partners of ouder(s) gezorgd en vallen in een gat als deze uiteindelijk overleden is. - Vanaf 2015 moeten gemeenten anonieme hulp op afstand geregeld hebben in hun dienstverlening. Het gaat hier om een vorm van cliëntondersteuning (zie hiervoor hoofdstuk Toegang) waarvan wij denken het nog te onbekend is onder mantelzorgers. We bespreken met de mantelzorgers en de organisatie die de hulp levert op welke manier we deze hulp beter onder de aandacht kunnen brengen. WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 34
Wat zien we als knelpunten? We weten dat we veel en steeds meer vragen van mantelzorgers. We moeten er daarom ook alert op zijn dat ze niet overbelast raken. We willen dat voorkómen, maar we weten ook dat mantelzorgers de neiging hebben vaak pas aan de bel te trekken als ze te zeer belast zijn. Stand van zaken Respijtzorg Respijtzorg is de tijdelijke en volledige overname van zorg met als doel de mantelzorger een adempauze te geven. Het voorkomt opname of werkt opname verkortend omdat de zorg plaatsvindt in de thuissituatie. Een regelmatige adempauze voorkomt ook dat mantelzorgers overbelast raken: ze kunnen de zorg voor hun naaste langer volhouden als ze af en toe tijd voor zichzelf hebben. In de huidige AWBZ (tot 1 januari 2015) is het zo geregeld dat mensen met een beperking die thuis wonen en permanent toezicht nodig hebben, met een indicatie voor Kortdurend Verblijf (KDV), maximaal drie etmalen per week kunnen logeren, zodat hun mantelzorgers vrijaf krijgen. Andere vormen van respijtzorg zijn: vakantieprogramma’s voor kinderen en jongeren met een handicap, thuisopvang, dagbesteding (begeleiding in groepsverband) voor ouderen met dementie of een maatje (vrijwilliger). Wat komt er op ons af? Met de doorontwikkeling van de Wmo komt een breder palet aan respijtzorg onder de verantwoordelijkheid van de gemeente te vallen. Het gaat hierbij om Kortdurend Verblijf en de dagbesteding als vorm van respijt voor mantelzorgers; deze functies verdwijnen uit de AWBZ en komen – met een korting - in de Wmo. Specifiek met betrekking tot de functie Kortdurend Verblijf zien we binnen de gemeente Houten de volgende aandachtspunten: a. Logeeropvang wordt bij een groot aantal aanbieders afgenomen Het merendeel van de Kortdurend Verblijf-indicaties wordt op basis van PGB verzilverd (m.n. voor jongeren onder 18 jaar). Dit maakt het lastig een overzicht te krijgen van aanbieders waarbij deze ondersteuning wordt afgenomen. Het beeld bestaat dat er sprake is van een grote spreiding, ook geografisch. b. De vraag zal de komende jaren toenemen Het belang van respijtzorg neemt de komende jaren toe. Dit heeft onder andere te maken met de verwachte groei van het aantal dementerenden18 en het feit dat de lichtere vormen van zorg en begeleiding niet meer als intramurale voorziening toegankelijk zijn. Deze ontwikkelingen leiden tot een groter beroep op mantelzorg. c. Het intramuraal aanbieden van Kortdurend Verblijf kent nadelen Op dit moment wordt logeren over het algemeen aangeboden door zorginstellingen. Aanbieders vanuit de sector van de verstandelijk gehandicapten geven aan dat het 18
Bron: Nationaal Zorgkompas.
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 35
aanbod in de huidige vorm moeilijk rendabel te maken is gezien de slechter te plannen capaciteit en de kosten van professionele ondersteuning. Hiernaast wordt vanuit de psychogeriatrie ook een risico gesignaleerd op de afgesproken tijdelijkheid. Wanneer de verpleeghuiscapaciteit wordt afgebouwd, zullen weer wachtlijsten ontstaan. Net als in het verleden zal zich voordoen dat zorgvragers voor een korte duur komen, maar niet meer vertrekken gezien de ernst van de problematiek en/of de mantelzorger die ten einde raad is. Wat moeten we doen, waar moeten we op inspelen? In de Wmo 2015 is geen verplichting opgenomen hoe de gemeente vormgeeft aan dit onderdeel van de wet. Gemeenten hoeven Kortdurend Verblijf en extramurale begeleiding als respijtzorg niet één-op-één over te nemen. Financieel gezien kan dit niet en de wet vraagt dat ook niet. Het vraagstuk is dus niet zozeer: hoe neemt de gemeente de bestaande functies Kortdurend Verblijf en dagbesteding als respijtzorg over, maar eerder: hoe kan de gemeente de hervorming van de langdurige zorg en de jeugdzorg aanwenden om een impuls te geven aan mantelzorgondersteuning op lokaal en regionaal niveau? Hoe kunnen wij respijtbeleid ontwikkelen dat aansluit bij de behoeften van kwetsbare burgers en hun mantelzorgers in onze gemeente? We denken hierbij aan: - Het ontwikkelen van een gevarieerd aanbod: eerder en lichtere vormen van mantelzorg. - Alternatieven vinden voor de nadelen van het intramurale Kortdurende Verblijf. - Onderzoeken wat de stand van zaken van de dagbesteding als respijtzorg is en wat wij als gemeente Houten daarmee kunnen en willen. Wat zien we als knelpunten? - Acceptatie bij mantelzorger en zorgvrager dat ze hulp kunnen gebruiken. - Vereiste cultuuromslag bij professionals, mantelzorgers en hulpvragers. - Toenemende druk op vrijwillige inzet (kwantiteit en kwaliteit). - Toename van de behoefte aan mantelzorgondersteuning en Kortdurend Verblijf. Wat gaan we doen? Algemeen voor eigen kracht: - 2015: Discussie in de media op gang zetten om zo te onderzoeken hoe tegen ‘hulp vragen’ en ‘actiever je eigen netwerk onderhouden’ wordt aangekeken. Hierbij maken we gebruik van de werkgroep MentaalVitaal. - 2015: Met van Houten&Co en de werkgroep MentaalVitaal dit onderwerp bespreekbaar maken en hoe we het in activiteiten om kunnen zetten. - Vanaf 2016: Van Houten&Co voert de activiteiten uit het voorgaande aandachtsstreepje uit. Voor mantelzorgondersteuning:
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 36
-
-
-
-
We geven via de website van de gemeente en met behulp van onze samenwerkingspartners informatie over waar mantelzorgers de basisfuncties kunnen vinden. We geven van Houten&Co de opdracht om in overleg met de huisartsen en mantelzorgers te inventariseren welke lotgenotencontacten (ook voor jonge mantelzorgers) wenselijk zijn en vervolgens deze op te zetten en te faciliteren. We geven van Houten&Co de opdracht om in overleg met scholen en CJG activiteiten op te zetten voor jonge mantelzorgers (dit kunnen ook lessen zijn) en/of docenten. We onderzoeken hoe we via de vergunningverlening mogelijk kunnen maken dat mantelzorger en zorgbehoevende dicht(er) bij elkaar komen te wonen. We stellen een plan van aanpak op voor de waardering van mantelzorgers en vragen hiervoor aan Van Houten&Co om in samenwerking met mantelzorgers te bespreken op welke manier zij gewaardeerd willen worden (denk aan dagje uit, bijzondere activiteit). De positie van mantelzorgers zullen we in de Wmo Verordening borgen door daar hun betrokkenheid bij het zorgplan vast te leggen. Samen met mantelzorgers onderzoeken welke behoeften zij aan nazorg hebben. We bespreken met de mantelzorgers en de organisatie die anonieme hulp op afstand levert op welke manier we deze hulp beter onder de aandacht van mantelzorgers kunnen brengen.
Voor respijtzorg: - Kortdurend verblijf wordt pas ingezet als alle overige vormen van respijtzorg ontoereikend zijn. Pas als de respijtzorg uit de dichtstbijzijnde schil niet beschikbaar is of onvoldoende verlichting biedt, wordt opgeschaald naar de volgende. Kortdurend Verblijf is hiermee de vorm van respijtzorg die als laatste wordt ingezet. - Inzetten op vernieuwing van zowel Kortdurend Verblijf als Dagbesteding als respijtzorg vanuit doelstelling ‘de mantelzorger vrijaf geven’ In het land zijn al diverse voorbeelden van (informele) alternatieven voor logeeropvang binnen een professionele instelling. Te denken valt aan Stichting Wielewaal, die vakantiedagopvang, logeerweekenden en groepsvakanties biedt voor (vooral) kinderen met een beperking. - Ontwikkelen van vrijwillige vormen van respijtzorg In het land zijn diverse voorbeelden van inzet van vrijwilligers bij de invulling van respijtzorg.19 - Regionale samenwerking Ook al zullen we in staat blijken de informele respijtzorg uit te breiden en het aanbod te vernieuwen, het ‘gewone’ kortdurend verblijf blijven we nog steeds inkopen.
19
Zie b.v. Aster van de stichting Doras in Amsterdam-Noord
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 37
6. Sociaal Netwerk Waar staan we nu? De gemeente Houten voert een beleid waarin vrijwilligerswerk wordt gestimuleerd en heeft een rijk verenigingsleven in sport en kunst & cultuur. Naast de preventieve functie (mensen blijven gezonder en meer betrokken wanneer ze meedoen) is deze inzet ook van belang voor het opbouwen van de sociale samenhang, het onderhouden van de eigen kracht en het opbouwen van het sociaal netwerk: wanneer men zich goed voelt in het vrijwilligerswerk, het verenigingsleven en de vrije tijds-activiteiten, kunnen problemen worden voorkómen en bouwt men een netwerk op om op terug te vallen. De bereidheid om vrijwilligerswerk te verrichten, neemt in Houten geleidelijk verder toe. In 2006 deed 27% vrijwilligerswerk, in 2012 was dit 42%. Er zijn verschillende ‘soorten’ vrijwilligers: - Vrijwilligers vanuit eigen keuze. - Geleide vrijwilligers: denk aan maatschappelijke stage. - Vrijwilligers vanuit bedrijven: bedrijven die het belangrijk vinden dat hun medewerkers zich maatschappelijk in zetten. - Vrijwilligers met beperking: mensen met een beperking participeren. - Vrijwillige inzet als onderdeel van re-integratie. De vrijwillige inzet van burgers, zowel informeel en ongeorganiseerd (kleinschalig burgerinitiatief) als in georganiseerd verband (vrijwilligersorganisaties en bijvoorb eeld sport), vormt een onmisbaar deel van de ‘civil society’. Vrijwilligerswerk is ook bij uitstek het middel voor burgers om verantwoordelijkheid te nemen en niet alles van een ander of de overheid te verwachten. Bij vrijwillige inzet gaat het niet alleen om vrijwillige inzet in de zorg. De doelstelling van de Wmo is ‘meedoen’ in de brede zin van het woord en het vereist dat vrijwillige inzet op alle terreinen van de samenleving ondersteund kan worden. Zeer recentelijk, in 2014, is Ons Fonds opgericht. Dit is een instrument om bewonersinitiatieven te stimuleren en te ondersteunen. De gemeente werkt hiervoor samen met Viveste, VH&Co en bewoners. Het doel van Ons Fonds is: de leefbaarheid in de wijk, buurt of straat verbeteren en/of de sociale samenhang versterken door het stimuleren van bewonersparticipatie, eigen kracht en betrokkenheid van burgers. Bewoners met een vernieuwend idee kunnen subsidie aanvragen om hun idee te realiseren. Overigens mogen ook bedrijven of instellingen aanvragen indienen, zo lang de ideeën maar passen binnen de doelstelling van het Fonds en de bedrijven of instellingen zich houden aan een aantal criteria. Zie Bijlage V voor de lijst met initiatieven die tot nu toe beloond zijn uit Ons Fonds. Het Fonds bevordert het sociale samenhang door gezamenlijke activiteiten van buurtbewoners mogelijk te maken, bijvoorbeeld het opstarten van een buurtmoestuin. WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 38
Bovendien is één van de criteria dat er draagvlak voor het initiatief moet zijn. Dat betekent dat buurtgenoten met elkaar in gesprek moeten over de wenselijkheid van het initiatief. Het sportbeleid staat beschreven in het hoofdstuk Preventie. Kunst & Cultuur in Houten bestaat nu uit Theater, Bibliotheek, Muziekcollectief (muziekschool) en een breed palet aan andere activiteiten zoals toneel, koren, dans, gluren bij de buren, kunstfietsroute, etc. Op het Cultuurplein ontwikkelt Houtense Helden diverse activiteiten voor alle bewoners. Op het gebied van sociale samenhang en het ontwikkelen van sociale netwerken gebeurt er in Houten dus al veel, maar we weten ook dat er het een en ander op ons af komt waarbij we het sociaal netwerk van mensen hard nodig hebben. Wat komt er op ons af? De verwachte toename van het aantal cliënten en de bezuinigingen in de zorg en in de AWBZ brengt met zich mee dat er minder professionele zorg kan worden ingezet, mensen langer thuis blijven wonen en mantelzorgers eerder en meer ingezet worden. Om toch de juiste aandacht te kunnen geven en om ervoor te waken dat mantelzorgers niet (nog meer) overbelast raken is de inzet van (nieuwe) vrijwilligers belangrijk. Het gaat hierbij ook om vrijwilligers voor de nieuwe doelgroepen. Daarnaast brengen de bezuinigingen in het algemeen met zich mee dat er een groter beroep op vrijwilligers gedaan wordt. Deze ontwikkelingen maken dat we naar nieuwe wegen moeten zoeken om de nieuwe, maar ook de ‘oude’ cliënten van goede ondersteuning te kunnen (blijven) voorzien en ons rijke verenigingsleven in stand te houden en goed in te kunnen zetten. Op het specifieke gebied van vrijwilligerswerk zien we de volgende ontwikkelingen op ons af komen: De vraag naar inzet van vrijwilligers neemt toe, juist ook voor de ‘nieuwe’ doelgroepen. De inhoud van werkzaamheden van vrijwilligers verandert in meer welzijn en ondersteuning op maat en het verrichten van allerlei hand- en spandiensten. Grenzen tussen de werkzaamheden van vrijwilligers en die van beroepskrachten verschuiven. Het wordt steeds lastiger vrijwilligers te vinden en te binden. Het huidige vrijwilligersbestand vergrijst en de toekomstige vrijwilligers zullen steeds diverser zijn in hun motieven, wensen en behoeften. Met betrekking tot Kunst & Cultuur is vanaf 2015 de nieuwe bibliotheekwet van kracht. Houten ontwikkelt een nieuw concept voor de bibliotheek met daarin aandacht voor de raakvlakken met de Wmo. Vanuit De Slinger worden nieuwe initiatieven genomen op het gebied van cultuurparticipatie en educatie die moeten leiden tot verbindingen tussen
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 39
verschillende groepen uit de samenleving. Het theater blijft de ontmoetingsplaats in Houten voor Kunst & Cultuur. Wat moeten we en wat willen we doen? Zoals gezegd zullen we in de komende jaren vrijwilligers hard nodig hebben. Echter, we zullen ook op een verantwoorde manier met hen moeten omgaan. Er wordt in het algemeen van uitgegaan dat de vrijwilligers ‘voor het oprapen’ liggen. Dit is nog maar zeer de vraag. In Houten wordt al door veel mensen vrijwilligerswerk gedaan. Een uitdaging is om vrijwilligers in de zorg goede mogelijkheden voor training en kennis te bieden, hen te ondersteunen in moeilijke situaties (sparring partner) en hen zoveel mogelijk te koppelen aan professionals. We willen vrijwilligerswerk aantrekkelijker maken voor jonge en actieve inwoners. Om te zorgen dat we de mantelzorger niet overbevragen zullen we vaker kijken naar wat het sociaal netwerk kan betekenen. Zoals al eerder geschreven hebben we de neiging onze hulpvraag in eerste instantie aan de mantelzorg te stellen, daarna aan hulpverleners en vrijwilligers en pas daarna kijken we om ons heen naar buren, vrienden, kennissen (van ons werk, van de straat, van de winkel, van de school). Tijdens de bewonersavond op 2 juli 2014 is uitgebreid stil gestaan bij wat we verstaan onder ons sociaal netwerk en wat we kunnen doen om een breder sociaal netwerk te stimuleren. Net als bij preventie werd hiervoor tijdens de bewonersavond een onderscheid aangebracht tussen wat we bewoners persoonlijk kunnen en wat de rol van de gemeente kan zijn. Besproken werd dat het sociaal netwerk nu vaak een incidenteel karakter heeft en dat we dit zouden moeten doorbreken. Veel van de aangedragen ideeën dragen bij aan de (verdere) versterking van de sociale samenhang. Bewonersideeën voor persoonlijke inzet: - Ga er zelf op uit door bijvoorbeeld al vroeg vrijwilligerswerk te doen. Je leert dan veel mensen kennen en vergroot dus je sociaal netwerk. - Besef je dat je sociale netwerk niet alleen uit je mantelzorger(s) bestaat, maar dat het veel breder is: vrienden, buren, kennissen, (oud) collega’s, straat- en winkelgenoten. Vraag ook hen om hulp en maak daar gebruik van. - Vergroot je sociale netwerk door moderne technieken als Facebook. - Ga langs bij je buren, leer ze kennen, steek een helpende hand uit als je vermoedt dat er iets aan de hand is; besef dat sociale controle niet onbeleefd bedoeld hoeft te zijn, maar een belangrijk bijdrage aan de persoonlijke veiligheid kan leveren. - Sluit je aan bij Houten Helpt of een nieuw op te richten klussenproject. Overigens was men zich ervan bewust dat er ook al veel initiatieven bestaan, zoals Handje Helpen, Stichting Present, Repair Café, Thuisafgehaald, moestuin voor Voedselbank. Ook WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 40
organiseert Sien in samenwerking met MEE cursussen om een netwerk te leren opbouwen. Deze cursussen zijn bedoeld voor ouders en familie van iemand met een (verstandelijke) beperking of autisme spectrum stoornis. Een goed initiatief dat wellicht voor een bredere doelgroep georganiseerd kan worden door Van Houten&Co. Wel bleek dat niet iedereen op de hoogte was van deze initiatieven en was de conclusie ook dat er meer bekendheid aan dit soort initiatieven gegeven moet worden. Bewonersideeën voor wat de gemeente kan doen: - Stimuleer dat buren meer naar elkaar omkijken. - Promoot Houten Helpt. - Ga met stichting Eigen Kracht in gesprek over het organiseren van het sociale netwerk rond iemand die hulp nodig heeft (netwerk in kaart brengen en het sociaal netwerk betrekken bij het opstellen van een ondersteuningsplan). - Onderzoek de al bestaande vormen van de organisatie van het sociaal netwerk bij een ondersteuningsvraag (zie Bucketlist – Volkskrantartikel 28 juni 2014: georganiseerd hulp vragen). - Organiseer huisbezoeken door studenten. - Ga serieus in op buurtinitiatieven en stimuleer ze; organiseer hang/ontmoetingsplekken in de buurt. Organiseer (via Van Houten&Co) het ontmoeten in de buurt. - Organiseer klussenprojecten waarbij vraag en aanbod bij elkaar komen, en waar mensen tegelijkertijd een sociaal netwerk opbouwen en onderhouden. - Zorg dat bij het ondersteuningsplan dat door het Sociaal Loket wordt opgesteld er een onderscheid wordt gemaakt tussen praktische taken en gezelligheidszaken. - Organiseer ontmoetingsmomenten tussen mensen met en zonder verstandelijke handicaps (prokkel). - Houd voorzieningen als Eten in het Oude Station in stand; dat heeft een belangrijke functie in het opbouwen en onderhouden van het sociaal netwerk. - Houd bij de inrichting van wijken en de bouw van seniorenwoningen en woningen voor minder validen rekening met het feit dat ze vaker hulp uit de buurt nodig hebben (in een seniorenflat wonen nu vaak ouderen die elkaar niet kunnen helpen). - Voorkóm dat ouderen moeten verhuizen en daardoor hun sociaal buurtnetwerk - dat ze zo hard nodig hebben en gebruiken – kwijtraken. - Promoot bij projectontwikkelaars dat bij de bouw van seniorenflats een zeer laagdrempelige gezamenlijke / activiteitenruimte een belangrijke buurtfunctie heeft waar mensen uit de buurt elkaar ontmoeten en hun sociaal netwerk opbouwen / onderhouden. Er zijn veel mensen die een baan hebben, geen mantelzorger zijn, geen vrijwilligerswerk doen, maar die we hard nodig hebben. Het gaat hier niet om ‘handen aan het bed’, het gaat om ‘handen in de ondersteuning van eigen kracht.’ Vaak moeten we ons beseffen dat het mes aan twee kanten snijdt: via vrijwilligerswerk vergroten we ons sociale netwerk én WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 41
ondersteunen we de eigen kracht van mensen. Ook hiervoor zijn veel ideeën geopperd. Voor een deel gaat het hier om voorlichting, bekendmaking, maar er zijn ook praktische ideeën genoemd. Voorlichting – bekendmaking: - Artikelen in bladen als het ’t Groentje, de gemeentepagina. - Stel een wijkpagina op in ’t Groentje / Trefpunt over vrijwilligerswerk. - Stel een punt in waarbij hulpvraag en hulpaanbod aan elkaar worden gekoppeld; denk daarbij ook aan leuke dingen als wandelingen, uitjes etc.. - Betrek vrijwilligerswerk bij de voorlichting over het Sociaal Loket. - Neem de mogelijkheden van vrijwilligerswerk goed en herkenbaar op in de Sociale Kaart. - Geef overal goed aan dat vrijwilligerswerk niet vrijblijvend is en dat het incidenteel kan zijn. Praktische ideeën: - Koppel de Vrijwilligerscentrale aan het Sociaal Loket. - Stimuleer vrijwilligerswerk bij 55-plussers die werkloos raken en door hun leeftijd moeilijk aan werk komen. - Onderzoek hoe je mensen met een beperking kunt inzetten als vrijwilliger, gebruikmakend van hun talenten. - Promoot bij scholen en opleidingen meer dan nu maatschappelijke stages. - Stel voor schoolkinderen sociale schoolplicht in waarbij ze anderen helpen; kinderen leren hierdoor dat helpen normaal is; stimuleer zo een cultuuromslag. - Laat jongeren met een uitkering vrijwilligerswerk doen, bijvoorbeeld via Houten helpt of bij het nieuw te vormen klusproject. - Stel een Facebookpagina op: Houten voor elkaar, waarbij hulpvraag en hulpaanbod bij elkaar komen. - Stimuleer bedrijven in Houten dat zij hun werknemers tijdens het werk een x-aantal uur vrijwilligerswerk laten doen; stimuleer flexibelere werktijden. - Bespreek met de regering de mogelijkheden van sociale dienstplicht. - Geef de vrijwilligers ondersteuning, zodat ze niet bang hoeven zijn voor te veel werk en dat zij de eindverantwoordelijkheid krijgen. - Organiseer een gemeenteavond om vrijwilligerswerk te promoten. Wat gaan we doen? - We gaan door met Ons Fonds. We gaan daar meer bekendheid aan geven. - Houten oriënteert zich in 2014 en 2015 op een nieuw concept van de bibliotheek dat goed aansluit op de wens en behoeftes vanuit de Houtense burger en daarbij de raakvlakken met de Wmo verder onderzoekt en uitwerkt. Daarover wordt met diverse mogelijke aanbieders gesproken. WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 42
-
-
-
We overleggen met onze samenwerkingspartners wat er nodig is om vrijwilligers goed te informeren over hun positie en rol (denk aan een korte en krachtige brochure waarin een aantal zakelijke punten (verzekering, onkostenvergoeding, belasting) op een rij worden gezet en waarin tips en tops staan voor zowel de individuele vrijwilliger als de organisaties die werken met vrijwilligers). Van Houten&Co heeft een voorstel geschreven voor een vrijwilligersacademie waaruit vrijwilligers en mantelzorgers scholing en deskundigheidsbevordering aangeboden krijgen. Onderdeel is een ondersteuningsnetwerk voor vrijwilligers die werken in de zorg (hoe ga ik om met grenzen, etc.) zodat vrijwilligers die ergens in vast dreigen te lopen dit met een luisterend oor kunnen bespreken. Het college werkt dit voorstel verder uit, waarbij de volgende aandachtspunten worden gehanteerd: + de verschillende ‘soorten‘ vrijwilligers en de werkterreinen (denk aan sport, cultuur, zorg en welzijn); + de Vrijwilligerscentrale als centraal punt in het netwerk en het kenniscentrum op het gebied van Vrijwilligerswerk in Houten en + Cursus&co (en haar activiteitenbureau) als organisator van de bijeenkomsten en registratie van deelnemers en aanbod (digitale aanmelding en registratie). Voor de ideeën die op 2 juli 2014 zijn aangedragen wordt het eerste kwartaal van 2015 een plan van aanpak opgesteld met als doel deze ideeën breder bekend te maken. De rest van 2015 en de jaren vanaf 2016 gelden dan als uitvoeringsjaren.
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 43
7. Toegang tot ondersteuning Inleiding Inwoners vinden hun toegang tot ondersteuning op meerdere manieren. Dit kan via de huisarts zijn, het algemeen maatschappelijke werk, Eerstelijns Medische Centra, het Sociaal Loket en later ook bij de wijkverpleegkundige. Hoe de toegang tot die ondersteuning is georganiseerd en op elkaar afgestemd is van belang voor of inwoners wel voldoende en de juiste ondersteuning krijgen. Het Sociaal Loket heeft hier een belangrijke rol in, evenals waar men de eerste vraag kan stellen (Sociale Kaart) en hoe de inwoners ondersteund worden bij het stellen van die vraag. In dit hoofdstuk wordt de ontwikkelingen aan het Sociaal Loket beschreven, evenals de Sociale Kaart, de wijkverpleegkundige en de cliëntondersteuning. Ontwikkelingen aan het Sociaal Loket Een belangrijke stap in het verkrijgen van ondersteuning is de toegang tot die ondersteuning. In Houten is dat geregeld via het Sociaal Loket. Daar kan men terecht voor informatie, advies en de toeleiding naar ondersteuning. In de wet is nu strikter vastgelegd hoe die toegang eruit ziet. Voor Houten geldt dat we al voor een groot deel zo werken als de wet nu van ons vraagt. Zoals in het Hoofdstuk Trends en Ontwikkelingen al aangegeven is uit onderzoek gebleken dat er een grote overlap is tussen cliënten met een AWBZ-indicatie voor extramurale zorg en cliënten met een Wmo-voorziening. Uit onderzoek van het WMOkantoor blijkt dat in Houten 43% van de AWBZ-cliënten al bekend is bij de gemeente omdat zij gebruik maken van een individuele Wmo-voorziening. Deze mensen zijn dus al bekend bij het Loket. We weten ook dat Op 1 januari 2013 er in Houten 345 inwoners waren met een geldige indicatie voor begeleiding (BGI, BGG en KVB) voor volwassenen en dat Volgens het CIZ er op 1 januari 2014 in Houten 320 volwassen cliënten waren met een indicatie voor extramurale zorg inclusief een functie die overgaat naar de Wmo20. Het wil niet zeggen dat al deze mensen op 1 januari 2015 op stoep staan. Dat hangt af van wanneer hun indicatie afloopt. Dat kan uiterlijk 1 januari 2016 zijn. Wel mogen we verwachten dat een aanzienlijk aantal van deze mensen door het jaar heen contact zullen opnemen met het Loket over hun voorziening. Omdat het om mensen gaat die al ergens gebruik maken van voorzieningen is het belangrijk om hen niet weer door de hele molen te laten gaan. Zij hebben hun verhaal al vaak op meerdere plekken moeten vertellen en uitschrijven. Daarentegen heeft het rijk niet voor niets een grotere verantwoordelijkheid bij de gemeente gelegd en dat is met name bedoeld om vernieuwing door te voeren. De vernieuwing kan in eerste instantie geïnitieerd worden 20
Zie voor alle bronnen Hoofdstuk 3 trends en ontwikkelingen.
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 44
door de cliënten de vraag te stellen hoe zij hun zorg/voorziening die ze de laatste jaren hebben ontvangen ervaren hebben. Wat zouden zij daarin veranderd willen zien, maar ook hoe kijken ze nu aan tegen hun persoonlijke situatie en hun eventuele eigen kracht en de eventuele ondersteuning die mantelzorgers en het sociale netwerk kunnen geven. Een belangrijke taak voor het Sociaal Loket zal namelijk gelegen liggen in bewustwording. Het beleid van de overheid (lokaal en landelijk) is er lange tijd op gericht geweest dat mensen ‘recht’ hadden op ondersteuning en zorg. Deze gedachtegang is door de tijd en de ervaringen ingehaald. Het Sociaal Loket had daar al een belangrijke taak in sinds De Kanteling, maar deze taak zal nu nadrukkelijker worden met de Wmo 2015. Maatwerk betekent tegelijkertijd dat het Sociaal Loket dus met minder regelgeving zal werken. Het betekent dat er niet meer uitgebreide instructieboeken liggen aan de hand waarvan de medewerkers precies bepalen welke voorziening in welk geval verstrekt wordt en wat niet. Het is aan het Sociaal Loket en aan het sociaal team om vanuit hun professionaliteit steeds opnieuw de afweging te maken tussen eigen kracht, mantelzorg, inzet van sociaal netwerk en vrijwilligers en gebruik van algemene en maatwerkvoorzieningen. Waar hadden mensen eerder op in kunnen spelen en wat overkomt hen en kunnen ze niets aan doen? Kan iets worden aangeschaft met eigen gelden (als algemeen gebruikelijke voorziening) of via de woningbouw of VVE of moet het worden verstrekt via een maatwerkvoorziening? Wat gaan we doen? Het Sociaal Loket voorbereiden en begeleiden in het maken van afwegingen tussen eigen kracht, mantelzorg, inzet van sociaal netwerk en vrijwilligers en gebruik van algemene en maatwerkvoorzieningen Ontwikkelingen rond het Sociaal Loket: Sociale Kaart, cliëntenondersteuning, wijkverpleegkundige Stand van zaken Tijdens de gesprekken met maatschappelijke partners over de pilot ‘1-huishouden 1-plan 1regisseur’ is gebleken dat organisaties zoals MEE, van Houten&Co, Vitras/CMD eveneens ervaring hebben met het stimuleren van eigen kracht en het sociaal netwerk. In de vorige beleidsperiode heeft de gemeente deze gekantelde werkwijze geïmplementeerd. Eerst middels een pilot en inmiddels als methodiek binnen de Wmo en het Sociaal Loket. De volgende stap is een vraaggestuurde, gekantelde en interactieve website. We zien de Sociale Kaart als een belangrijke stap in de toegang, in feite een stap die nog vóór het Sociaal Loket ligt. Samen met maatschappelijke samenwerkingspartners wordt deze Sociale Kaart vormgegeven. Het gaat om één Sociale Kaart voor de gemeente Houten en niet voor de gehele Lekstroom. Uiteraard zijn er instellingen die niet alleen in Houten werken maar ook in de regio.
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 45
Wat komt er op ons af? Elke gemeente krijgt met de verantwoordelijkheid voor de AWBZ-cliënten een grotere groep mensen die zich bij het Sociaal Loket kunnen melden. Op een aantal van deze vragen, zal het Sociaal Loket momenteel nog geen antwoord hebben. Het is dus van belang om het Loket zo in te richten dat: - het meer cliënten kan opvangen, - de kennis over de nieuwe ondersteuningsvraag in huis is, - de medewerkers zich bewust zijn van de situatie van de nieuwe cliënten. Momenteel wordt er hard aan gewerkt om dit 1 januari 2015 gerealiseerd te hebben. Bij de transities hebben we als gemeente een belangrijke regierol in het vormgeven van de integrale toegang. Het gaat hier nadrukkelijk om een ontwikkelproces en we werken zodoende niet met een blauwdruk. We leren in en van de praktijk. We doen dit in coproductie met stakeholders waarbij de verbinding centraal staat. De systemen moeten eenvoudig en ondersteunend zijn aan de zelfredzaamheid en aan de leefwereld van de cliënt. Een andere ontwikkeling die op ons afkomt is de rol van de wijkverpleegkundige. Het rijk heeft besloten dat de inbedding van de wijkverpleegkundige in de zorg de verantwoordelijkheid wordt van de gemeente. Achmea is verantwoordelijk voor de inkoop van de zogenaamde schakelfunctie wijkverpleging in onze regio. De inkoop van de schakelfunctie (ook wel segment S1 in de nieuwe bekostiging) binnen de wijkverpleegkundige zorg voor 2015 is een onderwerp waarover afstemming moet plaatsvinden tussen de zorgverzekeraar en de Wmo-regio’s, in ons geval de Lekstroomregio. Hierbij gaat het vooral om de niet-toewijsbare zorg (niet direct gekoppeld aan een cliënt). Afgesproken moet worden hoe de verpleegkundige functie zich verhoudt tot het sociale domein (in het bijzonder tot het sociale team en tot de eerstelijnszorg. Een derde ontwikkeling is de verplichting die de wet ons geeft om cliëntondersteuning te regelen. De bedoeling hiervan is dat iedereen die ondersteuning vraagt geholpen moet kunnen worden in het beantwoord krijgen van die vraag. De gedachte hierachter is dat niet iedereen in staat is zijn/haar probleem goed onder woorden te brengen en aan te geven wat men voor ondersteuning denkt nodig te hebben. Een (onafhankelijke) cliëntondersteuner kan hierin helpen. De stichting MEE heeft hier veel ervaring in, maar niet voor alle doelgroepen. Het rijk heeft geregeld dat de gemeente het eerste jaar verder gaat met MEE. De komende jaren zal ook naar andere vormen worden gekeken. De invulling van het pakket van MEE wordt grotendeels in Lekstroom-verband vormgegeven. Over een kleiner lokaal deel is de gemeente in gesprek met MEE. Naast deze vorm van cliëntondersteuning krijgt de gemeente ook de verantwoordelijkheid over anonieme hulp op afstand. Bij anonieme hulp op afstand kunnen inwoners dag en nacht anoniem bellen om hun verhaal kwijt te kunnen. Dit is een vorm van cliëntondersteuning die langere tijd door provincies is ingevuld via de stichting Sensoor. De WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 46
VNG koopt dit voor de jaren 2015 en 2016 in namens de gemeentes, zodat de anonieme hulp op afstand gegarandeerd is. Drie stichtingen hebben bij de VNG aangegeven interesse te hebben voor deze functie, namelijk Stichting Sensoor, Stichting Korrelatie en Stichting Hulplijn Amsterdam. De VNG is di met deze organisaties in gesprek. Wat willen we doen? Met betrekking tot de Sociale Kaart hebben we gezien dat elders in Nederland sociale kaarten vooral de uitstraling hebben van een kaartenbak van adressen van hulpverleners. De voormalige website van Via-Houten bood ook dergelijke informatie. Hoewel dat soort gegevens natuurlijk nog steeds nodig zijn, streven wij naar vormen van interactieve informatievoorziening. Dat krijgt onder andere vorm door laagdrempelige vraag- en antwoordcombinaties. We weten dat er vanuit meerdere hoeken toegang is tot ondersteuning is. Men kan de vraag stellen bij de huisarts, het algemeen maatschappelijke werk, Eerstelijns Medische Centra, het Sociaal Loket en later ook bij de wijkverpleegkundige. In feite kan men de vraag naar ondersteuning op vele plekken stellen en mag het niet uitmaken waar de vraag binnenkomt. Het is zaak om die vraag op die plek te krijgen waar die beantwoord wordt. Belangrijk hierbij is dat men niet wordt doorverwezen, maar doorgeleid. Voor de jeugdigen in Houten hebben we de Houtense routes (dus waar de vraag binnenkomt en naartoe gaat) in kaart gebracht. De bedoeling is dat we dit ook gaan doen voor de vragen van volwassenen. Het Sociaal Loket is daarvoor het centrale punt. Als doorontwikkeling van het Sociaal Loket wordt gewerkt aan het Sociaal Team Volwassenen als één van de toegangen tot ondersteuning. De bedoeling hiervan is een integrale aanpak waarbinnen beroepskrachten vanuit verschillende disciplines nauw met elkaar samenwerken in een sociaal team. Met ‘integrale’ toegang worden alle vragen die vanuit de drie transities worden gesteld in de front-office beantwoord. Het Sociaal team Volwassenen is bedoeld voor de complexere (multiprobleem) situaties, waarbij de zelfredzaamheid van de inwoners vaak laag is en regie op de hulpvraag en de verschillende trajecten noodzakelijk is. Naast het Sociaal Team Volwassenen wordt ook gewerkt aan een Sociaal Team Jeugd: beide teams werken volgens dezelfde methodiek onder eenzelfde aansturing. Afhankelijk van de ervaringen kunnen deze teams in een latere instantie worden samengevoegd of uitgebreid. Belangrijk is dat er bij alle vernieuwingen sprake is van continuïteit van de dienstverlening en zorg voor bestaande cliënten. Daarnaast willen we nieuwe cliënten een passend aanbod van dienstverlening en zorg bieden. Het komende jaar werken we voor de cliëntondersteuning verder met MEE en de stichting Sensoor, Korrelatie of Hulplijn Amsterdam. Belangrijk hierbij is de cliëntondersteuning, als WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 47
nieuwe vorm van ondersteuning, op de voet te volgen. Bekeken wordt of elke doelgroep (de juiste) cliëntondersteuning krijgt en hoe de ondersteuning wordt ervaren door de diverse cliënten. We gaan dit in 2015 en 2016 intensief monitoren en aanpassen waar het nodig blijkt. Wat zien we als knelpunten? Bij de Sociale Kaart zien we als knelpunten dat we het bereik van een website niet moeten overschatten, dat het beheer veel werk vergt en goed moet worden geregeld en, tenslotte, dat maatschappelijke partners vaak in meerdere regio’s en of gemeenten werken. Het Sociaal Loket is een relatief nieuwe organisatie die nog druk doende is met de opbouw en het op orde krijgen van de basis. De principes van De Kanteling zijn nog niet helemaal een regulier onderdeel van de werkwijze. Tegelijkertijd wordt er in het laatste kwartaal van 2014 (in aanloop naar 1 januari 2015) al een zwaar beroep gedaan op het Sociaal Loket om zich voor te bereiden op de veranderingen die er nu het Sociaal Loket afkomen. Met betrekking tot het Sociaal Team Volwassenen beseffen we ons dat het ontwikkelproces tijd en aandacht vraagt, terwijl we per januari 2015 veel nieuwe verantwoordelijkheden krijgen en we continuïteit van dienstverlening en ondersteuning willen garanderen. Dit kan het gevoel geven dat we ons in een ‘spagaat’ bevinden. Partners moeten voldoende gefaciliteerd worden (in tijd en/of geld) om de pilot Sociaal team Volwassenen kans van slagen te geven. Er wordt een groot aantal ontwikkelpunten meegegeven in de pilot. De uitdaging is dit proces op een zorgvuldige en efficiënte manier vorm te geven en de verschillende onderdelen met elkaar te verbinden. Wat gaan we doen? Met betrekking tot de Sociale Kaart is het streven per 1 januari 2015 een functionerende interactieve website te hebben in Houten die samen met maatschappelijke partners tot stand is gekomen. In 2015 e.v. wordt deze website goed gemonitord (onder andere op aantal bezoekers e.d.), doorontwikkeld en uitgebreid op grond van de ervaringen. Een ander streven is dat per 1 januari 2015 de continuïteit van de dienstverlening en de zorg voor bestaande cliënten en het passend aanbod van de dienstverlening en de zorg voor nieuwe cliënten vanuit het Sociaal Loket is vormgegeven. Vanuit het ontwikkelmodel gaan we in 2015 en 2016 de toegang verder ontwikkelen in de breedte (met andere maatschappelijke partners) en diepte (meer functies). Dit betekent dat we onder andere via training, verbreding van de kennis maar ook via pilots (1 huishouden 1 plan 1 regisseur en sociale teams) de integrale toegang verder vormgeven. Ook zullen we in het eerste half jaar van 2015 in regioverband met Achmea afspraken maken over de invulling van de functie van de wijkverpleegkundige.
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 48
In 2015 en 2016 monitoren we de cliëntondersteuning van MEE en Sensoor intensief en ook hier zal op grond van de uitkomsten de ondersteuning verder worden ontwikkeld. Het overleg met de regio en de behoefte op lokaal niveau en van de diverse doelgroepen zullen hier nadrukkelijk onderdeel van zijn. Met behulp van de eerste fase van de pilot Sociaal Team Volwassenen (voorzien tot juni 2015) zullen we op grond van de tussenevaluatie en ervaringen vervolgkeuzes maken voor het voortzetten en doorontwikkelen van het Sociaal Team Volwassenen. Dit doen we nadrukkelijk in samenwerking met de maatschappelijke partners.
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 49
8. Maatwerkvoorzieningen Inleiding In de wet wordt nadrukkelijk genoemd dat we in het beleidsplan (ons Beleidskader) aangeven wat we doen op het gebied van algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen. We hebben een hele reeks van beide en het zou een mooi boekwerk worden als we deze alle zouden uitschrijven. In dit hoofdstuk geven wij aan wat wij als gemeente verstaan onder algemene en maatwerkvoorzieningen. Wat de beschrijving van de maatwerkvoorzieningen betreft richten we ons op de belangrijkste veranderingen in de maatwerkvoorzieningen. Die spelen zich af rond de Begeleiding, de Huishoudelijke Ondersteuning (HO) en de voormalige Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg), in combinatie met de voormalige Compensatie eigen risico (CER). Daarnaast zijn er nog andere maatwerkvoorzieningen zoals de hulpmiddelen en de woningaanpassingen, maar zoals gezegd beperken wij ons tot degene waar de grootste veranderingen zich afspelen. Beschermd wonen is een specifieke vorm van maatwerkvoorziening waarbij de gemeentes binnen de regio Utrecht samenwerken, maar waarvoor de centrumgemeente Utrecht de coördinerende rol heeft. De Maatschappelijke zorg wordt verder uitgewerkt in hoofdstuk 9. Naast de genoemde maatwerkvoorzieningen gaan we in dit hoofdstuk ook in op de verstrekkingsvormen van de maatwerkvoorzieningen (Zorg in Natura en PGB) en op de eigen bijdrage die inwoners betalen voor het gebruik van een maatwerkvoorziening. Algemene voorziening en maatwerkvoorziening De Wmo 2015 noemt nog maar twee soorten voorzieningen: algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen: “Een algemene voorziening is een aanbod van diensten en activiteiten dat zonder uitgebreid voorafgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers toegankelijk is en dat is gericht op het versterken van de zelfredzaamheid en participatie of op opvang”. Een algemene voorziening is in principe voor iedereen toegankelijk. Een formele beslissing (beschikking) van de gemeente is niet nodig voor deelname. Het is wel mogelijk dat de aanbieder een activiteit niet voor iedereen openstelt, denk bijvoorbeeld aan een beweegactiviteit voor ouderen, een tekenles voor jongeren. e.d. Andere voorbeelden van algemene voorzieningen zijn: een maaltijdvoorziening, een klussendienst, een was- en strijkservice, een restaurant in een verzorgingshuis, welzijnsactiviteiten. Vaak kan een algemene voorziening een voorliggend, volwaardig en goedkopere invulling zijn van de gewenste/noodzakelijke ondersteuning in zelfredzaamheid en participatie.
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 50
“Een maatwerkvoorziening is een op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen, ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen en opvang”. Een maatwerkvoorziening is een bijdrage op maat aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven. Een maatwerkvoorziening wordt verstrekt op basis van een beschikking. Tegen deze beschikking is bezwaar en beroep mogelijk. Voor de maatwerkvoorziening blijft een landelijke inkomensafhankelijke eigen bijdrageregeling van toepassing. Dit wordt geregeld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Besluit MO) bij de Wmo 2015. In principe mag de gemeente op grond van de Wmo 2015 alle voorzieningen die zij als maatwerkvoorziening aanbiedt ook als algemene (voorliggende) voorziening aanbieden. Uitzondering is het beschermd wonen. Dat kan alleen een maatwerkvoorziening zijn (zie Hoofdstuk Maatschappelijke Zorg). Wanneer maatwerk en wanneer algemeen? Of iemand in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening moet blijken uit het gesprek met de inwoner. De uitkomst van het gesprek wordt vastgelegd in een plan van aanpak. Dit plan wordt opgesteld door de cliënt en iemand van het Sociaal Loket of sociaal team, eventueel in samenwerking met de mantelzorger en/of cliëntondersteuner. Het plan van aanpak kan bestaan uit een pakket van: zelf doen, inzet van mantelzorgers en vrijwilligers, algemene voorzieningen en -zo nodig- een maatwerkvoorziening. Als blijkt dat iemand, ook met inzet van zijn sociale netwerk of algemene voorzieningen, niet of onvoldoende in staat is zichzelf te redden of tot maatschappelijke participatie kan komen, gaan we over tot het verstrekken van een maatwerkvoorziening. Het plan van aanpak volstaat voor een aanvraag van een maatwerkvoorziening (zie voor een uitgebreide beschrijving van de Toegang hoofdstuk 7). Maatwerk Begeleiding Als gemeente worden we per 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de huidige AWBZ-taken extramurale begeleiding, inclusief kortdurend verblijf en het vervoer. Begeleiding omvat alle activiteiten die geleverd worden ten behoeve van mensen met een lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke beperking of een psychiatrische aandoening dan wel mensen die matig of zwaar probleemgedrag vertonen op het gebied van: De sociale zelfredzaamheid Het bewegen en verplaatsen Het psychisch functioneren Het geheugen en de oriëntatie. WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 51
Het kan daarbij gaan om individuele begeleiding, begeleiding in groepsverband (dagbesteding) en kortdurend verblijf. De maatwerkvoorziening begeleiding is gericht op het zo zelfredzaam mogelijk kunnen (blijven) meedoen van Inwoners, op het moment dat dit (even) niet (geheel) zelfstandig lukt en/of het sociaal netwerk en/of algemene voorzieningen dit niet (volledig) kunnen bereiken. Daarnaast zorgt de maatwerkvoorziening ervoor dat inwoners zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen (blijven) wonen. Ten opzichte van de huidige AWBZ-productindeling hebben de Lekstroomgemeenten – samen met de aanbieders – een sterk vereenvoudigde productstructuur opgesteld, waarin de te behalen doelen meer tot uitdrukking komen (zie Bijlage VI). De nadere invulling (naar inhoud en omvang in uren) van de zorg voor de individuele cliënt hoort tot het professionele domein van de zorgaanbieder en wordt gedaan in overleg met de cliënt. De volgende maatwerkvoorzieningen begeleiding worden onderscheiden: 1. Ondersteuning zelfredzaamheid (individueel ingevuld). De huidige functie begeleiding individueel gaat op in deze maatwerkvoorziening. De omvang wordt bepaald aan de hand van een verdeling op 3 niveaus: basis, middel en zwaar. 2. Ondersteuning maatschappelijke deelname (meestal in groepsverband). De huidige functie ‘begeleiding groep’ gaat op in deze maatwerkvoorziening. Ook hier geldt dat de omvang wordt bepaald aan de hand van een verdeling op 3 niveaus: basis, middel en zwaar. 3. Kortdurend Verblijf Kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger of het netwerk. Het kan gaan om cliënten die voortdurend toezicht nodig hebben of waar constant zorg of zorg op ongeregelde tijdstippen noodzakelijk is.
Keuzemogelijkheid tussen aanbieders van maatwerkvoorzieningen De wet verplicht gemeenten aan te geven op welke wijze rekening wordt gehouden met keuzemogelijkheden voor degenen aan wie een maatwerkvoorziening wordt verstrekt en met kleine doelgroepen. Bij het opstellen van het plan van aanpak zal daarmee rekening moeten worden gehouden. Voorkomen moet worden dat de gemeenten onvoldoende oog zouden hebben voor kwetsbare burgers met specifieke problemen die slechts bij enkelen voorkomen. De maatwerkvoorzieningen Begeleiding worden op Lekstroomniveau ingekocht21. Hierbij is gebruik gemaakt van de methodiek van bestuurlijk aanbesteden. Aan zogenaamde fysieke 21
Voor de doelgroep ZG (zintuiglijke beperking) zijn er landelijk inkoopafspraken gemaakt.
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 52
overlegtafels ontwikkelen gemeenten samen met aanbieders een Basisovereenkomst en Deelovereenkomsten. De basisovereenkomst is feitelijk een relationeel contract waarin de communicatie-, overleg- en besluitvormingsstructuur worden vastgelegd. Op basis van de basisovereenkomst worden de deelovereenkomsten opgesteld. In de deelovereenkomsten is onder meer opgenomen: - Producten: welke producten kopen we in? - Prestaties: welke prestaties worden geleverd? - Monitoring: hoe gaan we de prestaties monitoren - Bekostigingsmodel: hoe gaan we de aanbieders financieren? Met alle aanbieders die voldoen aan de voorwaarden uit de overeenkomsten én die kunnen leveren tegen het vastgestelde tarief wordt een overeenkomst afgesloten. De huidige Houtense cliënten met een AWBZ-indicatie voor begeleiding zijn verspreid over circa 30 aanbieders. Er vanuit gaande dat het merendeel van deze aanbieders een overeenkomst zal sluiten is de keuzevrijheid van cliënten gegarandeerd. Wat gaan we doen? 2015 is een ontwikkeljaar, waarin de gemeente voor het eerst gaat werken met de maatwerkvoorziening begeleiding. We gaan ervaring opdoen met de nieuwe productindeling en bijbehorende bekostigingssystematiek en we maken een start met de gewenste innovatie. Het is in die zin van belang om goed vinger aan de pols te houden om de effecten van het in gang gezette beleid te kunnen monitoren, zowel beleidsmatig als financieel. Met aanbieders blijven we regulier in gesprek om de ervaringen en ontwikkelingen te monitoren. Afspraken daarover (bijvoorbeeld in de vorm van prestatie-indicatoren) zijn vastgelegd in de deelovereenkomsten. In 2015 zullen we ook onderzoeken welke voorzieningen, die nu nog als individuele maatwerkvoorziening in de AWBZ/Wmo worden verstrekt, ingevuld kunnen worden als een algemene voorziening. We denken daarbij aan bepaalde vormen van groepsbegeleiding (dagbesteding). Maatwerk Huishoudelijke Ondersteuning (HO) Stand van zaken Met ingang van 1 januari 2015 wordt de gemeente gekort op het budget voor de hulp bij het huishouden. De omvang van de korting noodzaakt de gemeente om de hulp bij het huishouden anders vorm te geven. Gezien de landelijk opgelegde korting voor de uitvoering van de hulp bij het huishouden per 1 januari 2015 moet deze voorziening anders worden vormgegeven. Begin 2014 heeft het college het projectplan “bezuinigingen hulp bij het huishouden” vastgesteld. In dat projectplan zijn de belangrijkste (beleids)veranderingen weergegeven en is een overzicht gemaakt rondom de op dat moment bekende cijfers en feiten.
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 53
Het college heeft in het Beleidsakkoord 2014-2018 “Houten maken we samen” aangegeven dat de gemeente de korting op het budget voor de huishoudelijke zorg moet opvangen, maar wel de kwaliteit van zorg moet behouden. Behouden wat goed is, efficiënter werken waar dat kan en inzetten op vernieuwing van het sociale domein. Het uitgangspunt is dat de gemeente Houten, de inwoners die het echt nodig hebben, blijft ondersteunen bij de hulp bij het huishouden binnen de financiële mogelijkheden. Wat we willen doen De uitwerking van het Beleidsakkoord is uitgeschreven in het projectplan Huishoudelijke Ondersteuning (collegebesluit 2 september 2014) met daarin de volgende punten: 1. Inhoudelijke afwegingen 2. Mogelijke scenario’s vanaf 2015 3. Financiële gevolgen 4. Advies en vervolg In het projectplan is opgenomen dat voor het participeren in de samenleving de huishouding geen obstakel mag zijn. Het hoeft niet overal “spik en span” te zijn, maar het huishouden moet “op orde” zijn. Er kan goed geleefd worden, het vormt een basis, waar de inwoner mensen kan ontvangen en van waaruit de inwoner kan participeren in de samenleving. Kortom: de huishouding is in principe geen doel op zich, maar een middel om te kunnen participeren, zelfredzaam te zijn. Het college heeft besloten om vanaf 1 januari 2015 de huishoudelijke ondersteuning prestatiegericht in te kopen als maatwerkvoorziening. De gemeente maakt met een aanbieder een prijsafspraak over de te leveren prestatie (een schoon en gestructureerd huishouden). De cliënt heeft geen recht meer op uren, maar op een resultaat. De aanbieder ontvangt een vast budget per cliënt per periode. De aanbieder bepaalt samen met de cliënt welke activiteiten er verricht moeten worden en op welke moment om de prestatie te behalen. Wat we gaan doen Uitvoering geven aan het collegebesluit d.d. 2 september 2014 over de Huishoudelijke Ondersteuning. De komende 2 jaar zal ook onderzocht worden of de huishoudelijke ondersteuning omgezet kan worden naar een algemene voorziening. Maatwerk Tegemoetkoming meerkosten voortvloeiend uit ziektes of beperkingen (Wtcg/CER) Mensen met een chronische ziekte of een handicap hebben vaak extra zorgkosten door hun aandoening. Zij konden daarvoor een compensatie krijgen via de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en regeling Compensatie eigen risico (Cer). De WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 54
tegemoetkomingen werden uitgekeerd door het Centraal Administratie Kantoor (CAK). Het kabinet heeft besloten om de Wtcg en Cer af te schaffen, waarbij voor de Cer geldt dat dit gebeurt met terugwerkende kracht per 1 januari 2014. Ter vervanging van de Wtcg en Cer krijgen gemeenten de bevoegdheid om een nieuwe compensatieregeling voor chronisch zieken en gehandicapten te ontwikkelen. Hiervoor krijgen gemeenten van het Rijk ongeveer een derde van het budget dat beschikbaar is voor de uitvoering van de Wtcg en Cer tot hun beschikking. De landelijke overheid heeft de Wtcg en Cer afgeschaft, omdat met deze regelingen niet altijd de mensen bereikt werden die bereikt moesten worden. Zo waren er mensen die een tegemoetkoming kregen terwijl zij geen extra zorgkosten hadden. Maar omgekeerd waren er ook chronisch zieken en gehandicapten met extra zorgkosten die hiervoor geen tegemoetkoming kregen. De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 stelt dat gemeenten vanaf 2015 ondersteuning op maat kunnen bieden. Het is hierbij niet verplicht een tegemoetkoming te verstrekken. Gemeentes kunnen ervoor kiezen het budget dat ter vervanging van de Wtcg en de Cer overkomt naar de gemeenten toe te voegen aan het brede Wmo-budget, ze kunnen er ook voor kiezen het aan te wenden voor een vervangende regeling. Hierbij wordt dan gedacht aan de mogelijke volgende regelingen: - Tegemoetkoming via individuele bijzondere bijstand - Collectieve (aanvullende) zorgverzekering - Tegemoetkoming vanuit de Wmo - Verlagen van de eigen bijdrage bij Wmo - Subsidie aan het fonds financiële ondersteuning Houten samen met de andere Lekstroomgemeentes in kaart aan het brengen wat de mogelijkheden, voor- en nadelen van deze opties zijn. Hierover volgt dit najaar een verslag met daaraan gekoppeld een voorstel voor de structurele aanpak. Wat gaan we doen? Op basis van het onderzoek dat samen met de andere Lekstroomgemeentes plaatsvindt naar de mogelijkheden, voor- en nadelen van een nieuwe regeling voorleggen aan de raad. De uitkomsten van de beslissing over een definitieve regeling verwerken in het Besluit maatschappelijke ondersteuning.
Verstrekkingsvormen: ZIN of PGB De verstrekking van de maatwerkvoorzieningen kan op 2 manieren plaatsvinden: zorg in natura (ZIN) of via een persoonsgebonden budget (PGB).
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 55
In Houten geldt dat de cliënt in overleg met het Sociaal Loket of het Sociaal Team Volwassenen en eventueel met behulp van een cliëntondersteuner en/of mantelzorger een plan van aanpak opstelt. De gevraagde benodigde ondersteuning blijkt uit dit persoonlijk plan van aanpak waarin is aangegeven op welke wijze eigen kracht, sociaal netwerk, algemene en maatwerk voorzieningen bijdragen aan het oplossen van de hulpvraag van de cliënt. Het proces van vraagverheldering en plan van aanpak wordt getoetst, waarna een beschikking voor ZIN of PGB wordt afgegeven. Bij de toetsing wordt optimaal gebruik gemaakt van gegevens uit het Gesprek en het plan van aanpak. In deze paragraaf gaan we uitgebreider in op PGB omdat daar grote veranderingen in plaatsvinden. Zorg in natura (ZIN) Bij zorg in natura wordt de maatwerkvoorziening geleverd door een aanbieder waarmee de gemeente een overeenkomst heeft afgesloten. Indien er meerdere aanbieders zijn gecontracteerd kan de cliënt een keuze maken uit deze aanbieders. De aanbieder levert de zorg; de cliënt hoeft daar verder niets voor aan te doen. Verrekening van de zorg vindt plaats tussen aanbieder en gemeente. Persoonsgebonden budget (PGB) Met een PGB koopt de cliënt zelf zorg in. De cliënt sluit zelf overeenkomsten af met de zorgverlener. De eindverantwoordelijkheid voor levering van de diensten ligt hiermee bij de cliënt zelf en niet bij de gemeente. De uitvoering van de zorg kan gebeuren door professionals of het sociaal netwerk, bijvoorbeeld een familielid, een direct betrokken mantelzorger of een (ander) ‘niet daartoe opgeleid persoon’. Voor- en nadelen van een PGB Een PGB biedt voor een cliënt veel voordelen. De cliënt behoudt de eigen regie. Hij of zij bepaalt bij wie het budget wordt ingewisseld. Tevens bepaalt de cliënt onder welke voorwaarden dit gebeurt. Zo wordt de zorg echt maatwerk en kan een en ander precies worden aangepast aan de levenswijze van de cliënt. Landelijk is over de PGB-regeling veel discussie geweest. Het beschikbare budget voor de PGB’s is ieder jaar behoorlijk opgehoogd. Het aantal budgethouders groeide meer dan verwacht, wat niet werd gecompenseerd door een afname van zorg in natura. Het PGB leek een aanzuigende werking te hebben: een deel van de mensen met een PGB zou geen zorg afnemen als het PGB niet bestond. Een ander nadeel van een PGB is dat de cliënt alles zelf moet regelen. De cliënt moet alels zelf uitzoeken, zelf onderhandelen en zelf voor vervanging zorgen als dat nodig is. Andere nadelen aan het PGB-model zoals het in veel gemeente wordt gehanteerd zijn dat de cliënt zelf werkgever is en te maken krijgt met een hoop administratie. WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 56
Wettelijke regels Het ministerie heeft met de nieuwe Wmo bepaald dat een PGB slechts wordt verstrekt als: 1) de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren; 2) de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat de individuele voorziening die wordt geleverd door een aanbieder, door hem niet passend wordt geacht (Jeugdwet); de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget wenst geleverd te krijgen (Wmo); 3) naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de individuele voorziening behoren en die de cliënt van het budget wil betrekken, van goede kwaliteit (veilig, doeltreffend en cliëntgericht) zijn. Om misbruik met het PGB tegen te gaan is in de Wmo2015 vastgelegd dat het budget niet meer op de rekening van de cliënt wordt gestort. In plaats daarvan wordt het overgemaakt naar de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De SVB beheert het budget en verzorgt de betalingen aan de zorgverleners. Dit wordt ‘trekkingsrecht’ genoemd. Voor de inwoner met een PGB betekent dit een vermindering van de administratieve lasten, terwijl de regie op de inhoud van de ondersteuning behouden blijft. Voor de gemeenten betekent het trekkingsrecht een vereenvoudiging van het verantwoordingsproces, inzicht in de PGB bestedingen door maandelijkse overzichten en het voorkomen van onrechtmatige bestedingen. In de wet is daarnaast vastgelegd dat het volgende via de Verordening moet worden geregeld. op welke wijze de hoogte van het PGB wordt vastgesteld; welke regels er worden gehanteerd voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een PGB, misbruik of oneigenlijk gebruik. Deze voorwaarden zijn in de wet vastgelegd. Het is aan de gemeenten om invulling te geven aan de beoordeling die leidt tot een toetsing van de eerste en de derde voorwaarde. Beleidskaders PGB Vanwege de nieuwe ontwikkelingen is het van belang om met elkaar de kaders vast te stellen voor de manier waarop de gemeente Houten verdere invulling geeft aan de vormgeving van het PGB.
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 57
Momenteel wordt in Houten een deel van de ondersteuning dat via een PGB wordt verleend, uitgevoerd door familieleden. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij de Huishoudelijke Ondersteuning - de dochter die het huis van haar moeder schoonmaakt. In feite wordt zo voor de mantelzorg betaald. Dit kan een logische gedachtegang zijn, omdat bekend is dat er mantelzorgers zijn die er in inkomen op achteruitgaan vanwege hun mantelzorgwerk. Daarentegen kijken we tijdens het gesprek met de inwoner en zijn/haar mantelzorger naar de mogelijkheden van de inzet van eigen kracht, in dit geval de mantelzorg. En tenslotte geldt dat via het gebruik van (professionele) PGB of ZIN de mantelzorger wordt ontlast. Hoe verhoudt dit alles zich tot elkaar? De gemeente Houten vindt het van belang dat PGB en ZIN als gelijkwaardige voorzieningen worden aangeboden. Wij vinden de ondersteuning van de zorgbehoevende van belang en vinden hierbij de zorg voor de mantelzorger even belangrijk. Tijdens het gesprek zal zowel de situatie van de zorgbehoeftige als die van de mantelzorger onderwerp van gesprek zijn. Hierbij wordt besproken: - aan welke ondersteuning behoefte is - of het hier professionele ondersteuning betreft of dat dit ook kan worden uitgevoerd door de iemand uit het sociaal netwerk, bijvoorbeeld een mantelzorger - de voor- en nadelen van de diverse vormen van ondersteuning, inclusief de consequenties - of een eventuele inzet van de mantelzorger niet leidt tot overbelasting van de mantelzorger en hoe dit voorkómen kan worden Het gaat hier nadrukkelijk om een open gesprek waar niet aan de hand van een ‘beslisboom’ een besluit over de ondersteuning wordt genomen. De afweging tussen de inzet van professionele ondersteuning of inzet van het sociaal netwerk (bijvoorbeeld de mantelzorger) is maatwerk die per situatie verschilt. Wanneer gekozen wordt voor de inzet van het sociale netwerk, zal besproken worden hoe haalbaar en houdbaar dit is, ook op de langere termijn. Het ‘pakket’ waar men uiteindelijk op terecht komt, kan bestaan uit alleen professionele ondersteuning of alleen inzet uit het sociaal netwerk (bijvoorbeeld mantelzorg) en kan ook bestaan uit een mix van verschillende vormen. In sommige gevallen kan het beter zijn te kiezen voor professionele ondersteuning vanwege de achtergrondsituatie of emotionele betrokkenheid van de mantelzorger. Onder andere om die reden heeft het onze voorkeur de inzet van de mantelzorger aan bepaalde voorwaarden te laten voldoen. Deze worden in het Besluit Maatschappelijke ondersteuning nader vastgelegd. We beseffen ons dat het (emotioneel of praktisch gezien) niet makkelijk is om mantelzorg ‘af te staan’ en dat dat in sommige gevallen een van de redenen is om een PGB te gebruiken als vervanging van een deel van het inkomen. Daartegenover staan de voordelen van professionele ondersteuning: de toegang tot het professionele netwerk en daarmee tot de deskundigheid van het professionele netwerk, de signaalfunctie van professional en het voorkómen van overbelasting van de mantelzorger. De mantelzorger kan zich dan ‘beperken’ tot mantelzorg en degene die zorg behoeft krijgt de zorg die nodig is. Voor de goede WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 58
afweging tussen professionele zorg en de inzet door iemand uit het sociale netwerk zijn bewustwording van de rol van de mantelzorger en kennis over ZIN belangrijke elementen. Dit geldt zowel voor de persoon uit het sociaal netwerk als voor de professionals (medewerkers van het Sociaal Loket én de medewerkers van de zorgaanbieders). Voor de medewerkers geldt daarnaast dat bepaalde competenties mogen worden verwacht waardoor het maken van een goede afweging in een open gesprek worden gerealiseerd. Nadrukkelijk stellen wij wel dat het PGB primair bedoeld is als een vorm om zorg in te kopen en niet als vervanging van het inkomen of het verkrijgen van inkomsten. Met betrekking tot het gebruik van het PGB voor de inzet van iemand uit het sociaal netwerk die niet is opgeleid voor de ondersteuningsfunctie voeren wij de wet uit: de gemeente moet ervan overtuigd zijn dat is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de PGB behoren, van goede kwaliteit zijn. Dit geldt voor zowel een ‘daartoe opgeleid persoon’ als een ‘niet daartoe opgeleid persoon’ en hierop zullen we ook handhaven. Tenslotte speelt het punt van in welke situaties je een PGB afgeeft of de voorkeur hebt voor een ZIN. Bij de afweging tussen ZIN en PGB speelt mee in hoeverre de situatie in ontwikkeling is evenals het kunnen toewerken naar zelfredzaamheid. Wanneer we weten dat een situatie over een bepaalde tijd in verandering is, pleit dat voor ZIN in die zin dat de ondersteuning (via intercollegiale contacten) eenvoudiger is aan te passen op het moment dat dat nodig is. Ook kan in een dergelijk geval gekozen worden voor een PGB-indicatie voor een afzienbare periode, waarna je tegen het aflopen van die termijn opnieuw de afweging maakt. Eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening Elke inwoner van Houten kan een beroep doen op de Wmo, ongeacht inkomen en vermogen. Er wordt wel een verschil gemaakt bij de eigen bijdrage; deze is inkomensafhankelijk. Als algemene regel geldt dat de eigen bijdrage nooit hoger mag zijn dan de kostprijs van een voorziening. In het landelijk Uitvoeringsbesluit Maatschappelijke Ondersteuning (Uitvoeringsbesluit MO) bij de Wmo 2015 zijn de regels ten aanzien van de eigen bijdrage vastgelegd zodat in alle gemeenten een uniforme systematiek wordt gehanteerd. Voor het vaststellen van de hoogte van de eigen bijdrage gelden de landelijk vastgestelde regels. Zo wordt berekend welke inkomensafhankelijke maxima gelden en hoe die worden berekend. De eigen bijdrage word geïnd door het CAK. De gemeente Houten wil de financiële kracht van inwoners benutten en gaat, net zoals onder de huidige Wmo het geval is, een eigen bijdrage vragen voor maatwerkvoorzieningen.
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 59
In de verordening en nadere lokale regels worden de voorwaarden, hoogte en berekening van de eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen verder uitgewerkt. Met het afschaffen van de tegemoetkoming van de meerkosten voor chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de compensatie van het eigen risico (CER) (zie voor beide paragraaf B) gaat een deel van de inwoners er in inkomen op achteruit. Daarnaast krijgt in het huidige stelsel iedereen die een eigen bijdrage voor zorg thuis (extramuraal) betaalt, automatisch een korting van 33 procent op de te betalen eigen bijdrage. Samenhangend met het afschaffen van de Wtcg en CER heeft de regering deze korting per 2015 laten vervallen. Wat gaan we doen? We stellen binnen het Besluit Maatschappelijke ondersteuning regels op over PGB en eigen bijdrage, met specifieke aandacht voor waarvoor het PGB bestemd is, de maatwerkvoorzieningen Ondersteuning zelfredzaamheid, Ondersteuning maatschappelijke deelname, Kortdurend verblijf en Huishoudelijke Ondersteuning, tarieven, inclusief het onderscheid daarin tussen een ‘daartoe opgeleid’ en ‘niet daartoe opgeleid persoon’. De regelgeving rond de PGB en eigen bijdragen binnen de Wmo stemmen we af met die van de Jeugd.
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 60
9. Maatschappelijke zorg Stand van zaken Maatschappelijke zorg is een overkoepelend begrip voor: 1. Maatschappelijke opvang 2. Openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGz) 3. Verslavingsbeleid 4. Aanpak Huiselijk geweld Ad 1. Maatschappelijke opvang omvat activiteiten bestaande uit het tijdelijk bieden van onderdak, begeleiding, informatie en advies aan personen die, door een of meerdere problemen, al dan niet gedwongen de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. De gemeente Utrecht heeft als centrumgemeente de verantwoordelijkheid en het budget om de maatschappelijke opvang te realiseren. Daartoe is onder andere het Stedelijk Kompas 2011-2014 100% Thuis door Utrecht opgesteld. In dit plan geeft Utrecht aan meer te willen inzetten op samenwerking met de regio. De praktijk wijst uit dat maar weinig mensen na de eerste opvang, waarvoor Utrecht als centrumgemeente de verantwoording neemt, weer teruggaan naar de regiogemeente van herkomst. Hierover zullen de komende jaren met de regiogemeenten afspraken gemaakt worden. In de eerste plaats omdat het voor een blijvend herstel van de cliënt meestal beter is dat hij/zij terug gaat naar de vertrouwde omgeving en in de tweede plaats omdat we als regiogemeente verantwoordelijk zijn voor onze eigen burgers. Utrecht zal de komende jaren samen met de regiogemeenten (en woningcorporaties) nieuwe afspraken maken over: a) Inzet op preventie van dakloosheid in de regio. b) Het toewijzen van woningen voor ex-dak- en thuislozen in het kader van (blijvend) herstel in de regio. c) Het beschikbaar stellen door de regio van locaties en realisatie van woonvoorzieningen voor mensen die gebaat zijn bij een rustige, meer landelijk gelegen woonvorm; Ad 2. De OGGz, voorheen prestatieveld 8 in de Wmo, staat voor het voorkómen van ergere problemen en het voorkómen van uitval of zelfs het voorkómen van terugval. De meeste focus gaat uit naar kwetsbare groepen en in het bijzonder mensen die in een multiprobleemsituatie verkeren. Deze mensen kunnen de juiste samenhangende zorg missen of mijden. Het gaat vaak over (dreigend) daklozen en zwerfjongeren. Voor Houten geldt dat we nog meer gaan inzetten op signalering. Door de transitie van AWBZ naar Wmo is de verwachting dat meer mensen zorg zullen gaan mijden (dit zal makkelijker worden omdat indicaties gaan wegvallen). Het risico op overschrijding van het WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 61
aantal trajecten outreachende hulpverlening OGGZ heeft zich in 2013 niet voorgedaan, maar kan zich in 2015 opnieuw voordoen. Het sociale wijkteam zal daarin een belangrijke signaleringsrol krijgen. Belangrijke aandachtspunten hierbij zijn dat mensen niet tussen wal en schip vallen en dat eventuele overlast wordt voorkomen. Het inloopspreekuur GGZ is een vorm van begeleiding en wordt ook gedecentraliseerd naar de gemeenten. Het Inloopspreekuur gerelateerd aan maatschappelijke opvang gaat naar de centrumgemeente (en dus ook het budget). Het restant budget gaat naar de individuele gemeenten. Hoe we aan deze verantwoordelijkheid verder invulling geven, moeten we in de regio, maar ook in Lekstroomverband, nog bespreken. Ad 3. Ambulante verslavingszorg heeft betrekking op: - ambulante hulpverlening, gericht op verslavingsproblemen - preventie van verslavingsproblemen - activiteiten in het kader van bestrijding van overlast ten gevolge van verslaving Het hoofddoel van het prestatieveld ‘verslavingszorg’ is: Burgers die (tijdelijk) niet meer op eigen kracht kunnen meedoen of zich afgewend hebben van de maatschappij worden ondersteund bij het (weer) op een volwaardige manier kunnen deelnemen aan het maatschappelijk verkeer. In brede zin gaat het om alle mensen die een verslaving hebben. In Houten is er speciale aandacht voor de doelgroep jeugd en hun ouders als het gaat om preventie (zie onderdeel gezondheidsbeleid). Wat gaan we doen? Waar het tot 2014 moeizaam verliep in de samenspraak met Utrecht als centrumgemeente voor deze taken loopt dit vanaf 2014 beter. Echter, in 2014 en 2015 zullen verdere afspraken met Utrecht en de regiogemeenten moeten worden gemaakt ten aanzien van de maatschappelijke opvang en het inloopspreekuur van de GGz. We blijven bestuurlijk en ambtelijk inzetten op goede contacten en constructieve afspraken. Twee specifieke vormen van Maatschappelijke zorg Op twee specifieke vormen van Maatschappelijke zorg gaan we dieper in, omdat die meer aandacht vragen van de regiogemeente. In de nieuwe Wmo krijgen we namelijk nieuwe en andere rollen en verantwoordelijkheden dan onder de oude Wmo. Beschermd wonen Stand van zaken Bij beschermd wonen gaat om het bieden van verblijf en begeleiding gericht op participatie van personen met een psychische aandoening. Beschermd wonen biedt cliënten een veilige, afgeschermde woon- en leefomgeving waar samenhangende begeleiding wordt geboden
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 62
aan cliënten die door hun beperkingen niet in staat zijn zelfstandig te leven en een mogelijk gevaar voor zichzelf of anderen vormen. Beschermd wonen wordt tot nu toe vanuit de AWBZ gefinancierd op basis van zogenaamde Zorgzwaarte Pakketten (ZZP). Een ZZP is een totaalpakket met verblijf, begeleiding, persoonlijke verzorging en verpleging. Vanaf 2015 vallen volwassenen (18-plus) met een indicatie voor een zorgzwaartepakket GGZ Verblijf zonder behandeling (GGZ C) onder de Wmo.22 Echter, dit zal wat betreft toegang en budgetten via centrumgemeente Utrecht gaan lopen. De budgetten voor beschermd wonen komen dus niet bij de regiogemeente terecht. Kerngedachte achter deze transitie is dat gemeenten beter dan de zorgkantoren uitvoering kunnen geven aan de participatie. De gemeenten worden verantwoordelijk voor een breed scala van voorzieningen gericht op participatie en zelfredzaamheid. Beschermd wonen is hierbij de meest zware vorm van begeleiding. Cliënten die blijvend afhankelijk zijn van begeleiding zullen in de toekomst mogelijk onder de Wet langdurige zorg (Wlz) gaan vallen. De exacte afbakening moet nog worden bepaald maar mogelijk zal dit in 2015 of 2016 tot een verschuiving leiden. Vanaf 2015 worden de centrumgemeenten verantwoordelijk voor beschermd wonen, inclusief het budget. Wat moeten we doen? Een goede afbakening tussen de Wlz, Zvw23 en Wmo is van groot belang om te voorkomen dat afwenteling plaatsvindt of dat mensen tussen wal en schip vallen. Landelijk wordt hiervoor een screeninginstrument ontwikkeld. Omdat dit instrument nog niet per 1 januari 2015 operationeel zal zijn, maken partijen werkafspraken over de processen en criteria voor toegang. - De gemeente Utrecht stemt de scheiding tussen Wmo, Zvw en Wlz af met Achmea, zowel op bestuurlijk niveau als op het niveau van contractering. Waar nodig maakt de gemeente Utrecht in aanvulling op het bestuurlijk GGZ akkoord afspraken met de zorgverzekeraar over de omvang van het aanbod. - De 15 regiogemeenten en de centrumgemeente Utrecht maken onderling afspraken over de overgang tussen beschermd wonen en ambulante begeleiding en vice versa, inclusief eventuele overbruggingszorg. Bij verdere ambulantisering zal het budget voor intramurale voorzieningen worden overgeheveld naar ambulante begeleiding (in de 22
Momenteel zijn er de volgende zes pakketten binnen de GGZ C (GGZ Verblijf zonder behandeling), waarbij de eerste twee inmiddels niet meer worden geïndiceerd voor de AWBZ: GGZ C1: Beschermd wonen met begeleiding. GGZ C2: Gestructureerd beschermd wonen met uitgebreide begeleiding. GGZ C3: Beschermd wonen met intensieve begeleiding. GGZ C4: Gestructureerd beschermd wonen met intensieve begeleiding. GGZ C5: Beschermd wonen met intensieve begeleiding en gedragsregulering. GGZ C6: Beschermd wonen met intensieve begeleiding en intensieve verpleging en verzorging. 23 Zvw = Zorgverzekeringswet
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 63
-
-
-
regio en stad) zodat de gewenste capaciteit kan worden geleverd. Gemeenten maken onderlinge afspraken bij eventuele overschotten of tekorten van het budget. De gemeenten, woningcorporaties en aanbieders maken afspraken over het voorkómen van huisuitzetting, het beschikbaar stellen van voldoende betaalbare woonruimte en de voorwaarden waaronder cliënten zelfstandig kunnen wonen. Hiernaast maken de gemeenten op basis van een convenant huisvesting onderling afspraken om cliënten gemakkelijker terug te kunnen leiden naar hun oorspronkelijke gemeente. Hierdoor wordt ‘verstopping’ voorkomen. De gemeenten en aanbieders maken afspraken over het capaciteitsmanagement, dat wil zeggen het bijsturen van capaciteit op basis van de vraagontwikkeling van de diverse begeleidingsvormen. Partijen willen de mogelijkheden die de nieuwe Wmo biedt, benutten om een breed repertoire van methodieken en voorzieningen te ontwikkelen om zo een effectieve ondersteuning mogelijk te maken. Met de decentralisatie van begeleiding kan de participatie worden vergroot waardoor op termijn minder zware voorzieningen nodig zijn. Voor de periode 2016-2020 zien de partijen diverse mogelijkheden om verbeteringen aan te brengen.
Wat gaan we doen? Na de zomer 2014 zullen de partijen stappen zetten om te komen tot een beleidsplan voor 2016-2020. Hieronder volgt de richting van het plan. - Herinrichting producten De intramurale voorzieningen zijn relatief duur en niet voor iedereen geschikt. Ambulantisering van een deel van de cliënten zal leiden tot verbetering van de kwaliteit van het leven en tot lagere kosten. Hiervoor is dan wel een budgetherziening noodzakelijk. - Samenhangend aanbod over de grenzen van de Wmo Bij cliënten beschermd wonen kan ook sprake zijn van verstandelijke beperkingen. De begeleiding van deze groep komt per 2015 in twee domeinen, Wmo en Wlz. Dit vereist een nadere afstemming. Bovendien zal de taskforce EPA24 de samenhang met de GGZbehandeling, waaronder de FACT- en ACT-teams, onderzoeken.
24
EPA = mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen…;
FACT = FACT staat voor Flexible Assertive Community Treatment (methodiek). Cliënten die vallen onder een wijkteam wat volgens deze methodiek werkt hebben vaak meervoudige en complexe problemen, op verschillende levensgebieden. Dit maakt nauwe samenwerking van verschillende disciplines belangrijk. Op die manier lukt het om een goede en complete behandeling te bieden. Naast het verminderen van psychische klachten, is het bevorderen van herstel vaak een doel. ACT = Assertive Community Treatment (ACT) is een organisatiemodel voor de behandeling, begeleiding en rehabilitatie van mensen met ernstige en langdurende psychiatrische aandoeningen in combinatie met problematiek op andere levensgebieden (Bond et al, 2001). ACT biedt kort gezegd ambulante en intensieve
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 64
-
-
Onderzoek naar de kwaliteit en efficiency binnen beschermd wonen Binnen de AWBZ is er weinig zicht op de effectiviteit en efficiency van de diverse aanbieders. Onderzoek moet hierin verbetering brengen en prestatie-indicatoren opleveren om deze zaken te meten. Belangrijke onderzoeksvraag daarbij is ook hoe op een verantwoorde manier de verblijfsduur teruggebracht kan worden. Kwaliteitssystemen en administratieve verantwoording kunnen worden vereenvoudigd. De kwaliteitssystemen moeten daarbij voor ZIN en PGB gelijk worden getrokken. Verbetering op onderdelen De cliënt moet kunnen kiezen in zijn/haar dagbesteding. De wijze waarop vraagt nog nadere uitwerking.
Tegengaan van geweld tegen volwassenen en kinderen Stand van zaken Het signaleren van geweld vindt plaats bij de verloskundige, huisarts, het ziekenhuis (Spoedeisende Hulp, maar ook op de verpleegafdelingen), op school, bij de schoolarts en op vele andere plekken. Medio 2013 is de wet Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling in gegaan. Met deze wet worden scholen, (para) medici en welzijnswerkers verplicht een protocol in huis te hebben waarin staat hoe men bij vermoeden van huiselijk geweld en/of kindermishandeling te werk gaat. De gemeente heeft hierin een stimulerende rol en een handhavende rol ten opzichte van organisaties die Wmotaken uitvoeren. De afgelopen jaren is het Tijdelijk Huisverbod landelijk geïmplementeerd. Het aantal huisverboden in Houten is gestegen. Dit komt waarschijnlijk mede omdat er meer capaciteit bij de officier van justitie is vrijgemaakt (het opleggen van een huisverbod is een tijdrovende zaak). Wat komt er op ons af? In toenemende mate wordt er door slachtoffers of anderen (buren, familie) melding gedaan van huiselijk geweld. Het lijkt alsof de drempel om dit te doen lager wordt (PR media). Ook weten wijkagenten beter wat ze kunnen doen met een (vermoeden van) een situatie van huiselijk geweld. Begin 2015 moet er een regionaal functionerend Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en Steunpunt Huiselijk geweld (AMHK) voor Utrecht/Amersfoort en de regiogemeenten zijn gerealiseerd. Dit vraagt goede inhoudelijke en procesmatige afstemming tussen de centrumgemeenten Utrecht/Amersfoort en de regiogemeenten. Daarnaast moet er een regiovisie huiselijk geweld en kindermishandeling worden opgesteld. Deze wordt door Utrecht/Amersfoort (als trekkers) opgesteld in samenwerking met de regiogemeenten.
zorg aan deze doelgroep. De zorg is outreachend, dat wil zeggen dat de zorg naar de patiënt wordt toegebracht en wordt geleverd op de plek waar de patiënt zich op dat moment bevindt.
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 65
Het huidige stelsel vrouwenopvang wordt vernieuwd en verbeterd. Gemeenten nemen vanaf 2015 gezamenlijk de volle verantwoordelijkheid voor de aanpak van geweld in huiselijke kring (preventie, opvang & bescherming, herstel en nazorg). Sterker dan in het verleden zal daarbij samenhang worden aangebracht tussen beleid inzake huiselijk geweld enerzijds en kindermishandeling anderzijds. Een regioaanpak voor geweld in huiselijke kring zorgt er voor dat de essentiële onderdelen stevig zijn verankerd in het beleid van alle gemeenten. De centrumgemeenten spelen hierin een coördinerende rol. Het kabinet heeft het voornemen dat per 1 januari 2015 gemeenten verantwoordelijk worden voor het realiseren en in stand houden van een Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK). De Advies- en Meldpunten Kindermishandeling (AMK’s) en de Steunpunten Huiselijk Geweld (SHG’s) worden samengevoegd tot één organisatie. Op dit moment vallen de Steunpunten Huiselijk Geweld (SHG’s) onder de verantwoordelijkheid van de centrumgemeenten voor vrouwenopvang. De Advies en Meldpunten Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMK’s) zijn onderdeel nu nog onder Bureaus Jeugdzorg en vallen onder de verantwoordelijkheid van de provincies. De gemeenten zullen het Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling bovenlokaal gaan organiseren. Deze bundeling van het Advies- en Meldpunten Kindermishandeling (AMK )en het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) is nodig zodat inwoners en professionals weten waar ze terecht kunnen bij een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling. Daarnaast is de samenvoeging van het Advies- en Meldpunten Kindermishandeling (AMK )en het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) bedoeld om een integrale aanpak van kindermishandeling en huiselijk geweld te bevorderen. Wat zien we als knelpunten bij wat we moeten doen en willen doen? Het AMHK is nog niet klaar; dit moet nog verder ontwikkeld worden. In de regio wordt hier hard aan gewerkt. De vertaling naar lokaal is een belangrijk aandachtspunt. Wat gaan we doen? In 2015 wordt de basis van de regiovisie gelegd. Vanaf 2015 wordt deze verder uitgewerkt. Daarbij is er aandacht voor preventie, signalering, de verbetering van casus overleggen in het veiligheidshuis (efficiënter). We gaan aan de slag met het te vormen AMHK; regiogemeenten denken mee in de vorming van het nieuwe AMHK en we gaan de consequenties voor de lokale situatie voorbereiden.
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 66
10.
Lokale innovatie
Stand van zaken De focus in 2014 ligt in eerste instantie op de transitie per 1 januari 2015: wat moet er minimaal klaar zijn om goed voorbereid te zijn op de transities? We willen per 1 januari 2015: Continuïteit van dienstverlening en zorg voor bestaande cliënten. Een passend aanbod van dienstverlening en zorg voor nieuwe cliënten. Tegelijkertijd zijn we bezig met een eerste stap in een transformatie-opgave die nog vele jaren zijn beslag zal hebben. De programmering van de lokale innovatie is gericht op: vormgeven aan een integrale toegang, vormgeven aan een gebiedsgerichte gekantelde klantbenadering, inzetten op eigen kracht, het leggen van verbindingen tussen formele en informele zorg voor de ondersteuning van kwetsbare burgers en gezinnen en het vormgeven van nieuwe vormen van arrangementen. Er zijn geen blauwdrukken en die moeten er ook niet komen. Ontwikkelen in de praktijk is de strategie om te komen tot fundamentele vernieuwing in het sociale domein. Dat moet wel met waarborgen omgeven zijn als het gaat om de veiligheid van kwetsbare burgers: eigen kracht voorop is geen cynische vertaling van ´zoek het lekker zelf uit´. Verdergaande praktijkuitwerking is nodig en uitwisseling tussen praktijken is daarbij essentieel. In de zomer 2014 is de programmering van de lokale innovatie en plannen van aanpak gereed gekomen. Na de zomer starten we met pilots Sociale Teams, te beginnen met die van jeugd.
Wat komt er op ons af Per 1 november 2014 moeten we de nieuwe Wmo-klanten goed kunnen bedienen. Uitgangspunt is daarbij de gekantelde klantbenadering waarbij de klant op een andere wijze WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 67
zal worden benaderd dan nu binnen de gemeente gangbaar is. Dat zal leiden tot een diversiteit aan activiteiten, enerzijds zowel dienstverlening in het Sociaal Loket en andere activiteiten door de gemeente anderzijds activiteiten door derden te ontwikkelen, zoals outreachende dienstverlening (huisbezoek, wijkgesprek e.d.), welzijns- en zorgarrangementen. Bij transformatie gaat het om het organisch ontwikkelen vanuit een lange termijnperspectief (je kunt het niet afdwingen en organiseren): zoeken, leren, experimenteren en succesvolle experimenten uitbouwen en opschalen. Bij de transformatie-opgave gaat het om een transformatie van de verzorgingsstaat: van overheid naar burger. Dit vraagt om een beleidstransformatie binnen de gemeente en bij maatschappelijke organisaties (= in de huid kruipen van de vraag). Dit betekent het geven van richting en ruimte vanuit duidelijke, ambitieuze kaders en het bieden van innovatieruimte, mentale juridische en organisatorische ruimte, belemmeringen wegnemen, ongedachte coalities stimuleren, niet alles zelf willen organiseren maar het mogelijk maken dat anderen het zelf kunnen organiseren. Het ‘oude’ zorgsysteem grondig renoveren en een nieuw ondersteuningsnetwerk opbouwen rondom nieuwe waarden: welbevinden, samen-redzaamheid, vertrouwen en mensgerichtheid. Vertaald naar de Wmo, Transitie Jeugdzorg en Participatiewet betekent dit: ondersteuning dichtbij de burger organiseren, meer informele ondersteuning waarbij combinaties mogelijk zijn tussen o.a. 0 e en 1e lijn (aansluiting welzijnswerk en huisartsen). Wat we moeten doen, waar we op in moeten spelen Via onder andere pilots bereiden we ons in 2014 al voor op de transformatie-opgave: we zetten vernieuwingen in gang in co-productie met stakeholders en geven via onder andere opdrachten aan gesubsidieerde organisaties en via het inkooptraject hieraan al vorm en inhoud (gegeven alle onzekerheden die er ook nog zijn!). Wat willen we doen? Ontwikkelproces: geen blauwdruk Act & reflect: leren in / van de praktijk Co-productie met stakeholders: verbinden Het primaire proces centraal: de relatie inwoner – professional / vrijwilliger Systemen: vereenvoudigen en ondersteunend aan zelfredzaamheid en leefwereld Waarderen en benutten van dat wat goed werkt Eventuele knelpunten Sociaal Loket moet de basis op orde hebben en tegelijkertijd vorm geven aan de vernieuwing. Van organisaties vragen we ontwikkeling van werksoort (b.v. AMW richting Welzijn Nieuwe Stijl), methodiekontwikkeling en uitbreiding van werkzaamheden (b.v. door meer vragen om zorg en ondersteuning) terwijl er tegelijkertijd meer financiële druk (onder meer geen compensatie index tot 2016) en onzekerheid is. WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 68
Wat gaan we doen? Via pilots, methodiekontwikkeling, vernieuwende arrangementen en ontwikkeling van de werksoort bereiden we ons programmatisch en zo mogelijk 3-decentralsiaties breed voor op de transformatie. Het monitoren van de resultaten en evalueren van de experimenten maakt hier een belangrijk onderdeel van uit. Deze beweging zetten we nu in 2014 al in gang en zetten we voort in 2015 en daarna.
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 69
11.
Burgerparticipatie
Burger- en cliëntenparticipatie Door de transitie van de Jeugdzorg, Participatiewet en AWBZ krijgen gemeenten met een groot scala aan nieuwe taken en doelgroepen te maken. Het is van groot belang dat burgers en cliënten meepraten tijdens het transitieproces, en ook dat hun opinie geborgd wordt in de nieuwe situatie. Het perspectief van kwetsbare burgers levert waardevolle input voor nieuwe, creatieve oplossingen en arrangementen. Als we spreken over cliëntparticipatie, gaat het om het betrekken van gebruikers (zoals cliënten en patiënten) bij zorg-, hulp- en dienstverlening waar zij een beroep op doen. Denk aan de inbreng van cliënten in o.a. de jeugdzorg, geestelijke gezondheidszorg, gehandicaptenzorg, de Wmo en de uitvoering van de Wet Werk en Bijstand (WWB). Bij burgerparticipatie gaat het om de betrokkenheid van burgers bij het opstellen, uitvoeren en evalueren van overheidsbeleid, in het bijzonder bij gemeentelijk (Wmo-) beleid. Denk aan Wmo-raden, burgerraadplegingen, maar ook burgerinitiatieven en -projecten. Het algemeen belang van burgers staat hierbij voorop. Belangrijk hierbij is dat het algemeen burgerbelang kan verschillen van de belangen van specifieke groepen. Vanaf 2015 zullen we samen met partijen (w.o. Wmo-raad en cliëntenraad) werken aan nieuwe vormen voor Burger- en cliëntenparticipatie in Houten. Naar verwachting zal 2015 daarin een overgangsjaar worden. Herijking De vernieuwing is ingegeven door drie ontwikkelingen. 1. Als gevolg van de wijzigingen in de prestatievelden van de WMO en de verantwoordelijkheid die gemeente heeft gekregen in het kader van de Jeugdwet ontstaat er een nieuw, breder speelveld in het sociaal domein. Zo breed dat de huidige WMO-raad zowel qua samenstelling als qua vorm niet alle aandachtsvelden dekt, bijvoorbeeld de nieuwe doelgroepen en de jeugdzorg, 2. Tegelijkertijd is het speelveld voor de Cliëntenraad Werk en Inkomen van de gemeente Houten veranderd door de oprichting van de Cliëntenraad WIL in Lekstroomverband. Het aantal onderwerpen waarover de lokale Cliëntenraad Werk en Inkomen kan adviseren is daardoor sterk afgenomen. 3. Tot slot is ook de gemeente op zoek naar nieuwe vormen van samenwerking met de inwoners. De titel van het nieuwe beleidsakkoord is niet voor niets “Houten maken we samen”. In juli 2014 heeft de gemeenteraad het concept bestuursakkoord besproken, waarin het college de beoogde nieuwe bestuursstijl heeft uitgewerkt. Bovenstaande ontwikkelingen vragen om burger- en cliëntenparticipatie nieuwe stijl. De totstandkoming hiervan geven we in samenspraak met de Wmo-raad en de Cliëntenraad vorm, resulterend in een nieuwe verordening Burger- en Cliëntenparticipatie waarover we de gemeenteraad in het vierde kwartaal van 2014 willen laten besluiten. WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 70
Betrekken bij (monitoring van) beleid Bij de voorbereiding van beleid en de monitoring van de uitvoering van het beleid hebben we de mening van cliënten en inwoners hard nodig. Juist de ervaringen van cliënten en inwoners geven ons inzicht. Zoals in het Beleidsakkoord al aangegeven gaan we uit van meer ontmoetingen tussen de gemeente met inwoners en cliënten. Zo hebben we bij de voorbereiding van het Wmo Beleidskader een bewonersavond over preventie en sociaal netwerk gehouden, hebben we over de Verordeningen Jeugd en Wmo bewonersavonden in de diverse wijken georganiseerd en hebben we ter voorbereiding van het nieuwe beleid rond de hulp in de huishouding 4 avonden voor cliënten georganiseerd. Met deze initiatieven gaan we door. Zo vinden het van belang om zelf van de cliënten te horen hoe zij de ondersteuning ervaren om zodoende hun ervaringen te betrekken bij de inkoop van de ondersteuning bij de (zorg)aanbieders. Wat gaan we doen? 1 Nog in 2014 werken we samen met de Wmo-raad en de cliëntenraad aan een nieuwe vorm van Burger- en cliëntenparticipatie (in relatie tot de drie decentralisatie). 2015 zal het overgangsjaar zijn. 2 Organiseren van meer Ontmoetingsmomenten van de gemeente met inwoners en cliënten om zodoende de ervaringen van inwoners en cliënten goed te kunnen verwerken in beleid en te kunnen gebruiken bij de inkoop van producten van (zorg)aanbieders.
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 71
12.
Sturing, financiële kaders, toezicht & handhaving
Sturing De nieuwe verantwoordelijkheden die op de gemeente afkomen leiden voor de gemeente niet tot andere rollen dan voorheen. Naast uitvoerder en handhaver (toezichthouder) bij de uitvoering door derden, is en blijft zij vooral ook de regisseur die zich richt op de realisatie van het Wmo-beleid. De regierol kan veranderen gedurende het proces van beleidsontwikkeling en kan variëren per beleidsonderdeel. Evenals tijdens de vorige beleidsperiode bestaat deze vorm van sturen uit de volgende elementen: - Ruimte geven De gemeente Houten geeft ruimte door partijen te vertrouwen, los te laten, initiatieven positief te benaderen, risico’s te nemen, fouten te accepteren, te ondernemen en te experimenteren. - Richting geven De gemeente Houten geeft richting door te werken vanuit een inhoudelijke visie, vertaald in doelen, prestaties en opdrachtformuleringen. Zij stelt kaders en prioriteiten, geeft spelregels aan, verleidt partijen, bevordert binding, jaagt processen aan, stimuleert met initiatieven en remt soms af. - Resultaten vragen De gemeente Houten vraagt resultaten door partijen aan te sturen op de gewenste effecten en te behalen resultaten zoals geformuleerd in de opdracht. Deze partijen dienen ook rekenschap en verantwoording af te leggen. - Rekenschap geven De gemeente Houten geeft rekenschap door verantwoording over haar handelen af te leggen aan inwoners en zichzelf te vergelijken met andere, vergelijkbare gemeenten. Zij communiceert regelmatig en is daarin transparant. Ook de regierol van de gemeente zal per onderwerp blijven verschillen: - Preventie De gemeente geeft inwoners en verenigingen ruimte in de invulling van hun activiteiten, zal met behulp van nieuwe en oude communicatiemiddelen vaker wijzen op de eigen mogelijkheden van inwoners om problemen te voorkomen, geeft een nieuwe richting aan het beleid en zal de VNG vragen onderzoek te doen naar de effecten. - Fysieke aandachtspunten om mee te kunnen doen De gemeente richt de openbare ruimte zo in dat mensen zich veilig in de openbare kunnen begeven en er zodoende op dat vlak zo min mogelijk belemmeringen zijn om mee te doen. Daarnaast probeert de gemeente partijen te beïnvloeden die verantwoordelijk zijn voor huisvesting van mensen met een beperking en waar mogelijk hierin een eigen rol te vervullen. - Eigen kracht en wederkerigheid
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 72
-
-
-
-
De gemeente schept randvoorwaarden bij het versterken van de eigen kracht van mensen. De gemeente stimuleert wederkerigheid in sociale relaties en de zorg voor elkaar en voor de leefomgeving. Dit kan een meer verplichtend karakter hebben bij het bevorderen van arbeidsparticipatie. Tijdens vraagverhelderende ‘keukentafelgesprekken’ wordt wederkerigheid actief onder de aandacht gebracht bij burgers. Het bieden van mantelzorgondersteuning zodat mantelzorgers het langer kunnen volhouden is en blijft een belangrijk speerpunt voor de gemeente. Sociaal netwerk Bij het bevorderen van sociale contacten en versterken van informele netwerken kiezen we voor een faciliterende rol, o.a. door aan de mogelijke persoonlijke inzet van bewoners meer bekendheid te geven en de ideeën die tijdens de bewonersavond van 2 juli 2014 zijn aangedragen in een beleidsplan om te zetten en daaraan, samen met bewoners, uitvoering te geven. De faciliterende rol met betrekking tot de inrichting van de openbare ruimte op zo’n wijze dat ontmoeting tussen mensen gestimuleerd wordt, blijft hetzelfde, evenals het beschikbaar stellen van accommodaties voor ontmoeting. Ook de faciliterende rol in cultuur- en sportfonds en het stimuleren van vrijwilligerswerk blijft gehandhaafd. Toegang en vraag beantwoord Vanwege de toenemende maatschappelijk en financiële verantwoordelijkheden in het domein van de Wmo wil de gemeente grip houden op kosten, kwaliteit en cliëntinformatie. Het is daarom van belang om, ook in de komende (transitie)periode, de frontoffice in de Wmo ‘dichtbij’ te organiseren, er sturing op te houden en via de keukentafelgesprekken verder richting te geven aan de Kanteling. De vernieuwing zal plaatsvinden via invulling van de Sociale Kaart, de cliëntondersteuning, de Sociale Teams Volwassenen en Jeugd en de Houtense routes. Passende ondersteuning Wanneer burgers ondersteuning nodig hebben, wordt deze zo georganiseerd dat de eigen kracht behouden blijft of vergroot wordt. Dit kan in de vorm van het versterken van het eigen netwerk via vraagverhelderende ‘keukentafelgesprekken’ en het bieden van collectieve en/of individuele ondersteuning. De gemeente geeft hieraan richting vanuit de inhoudelijke Wmo-visie en vraagt resultaten van partijen. Voor mensen die blijvende zorg nodig hebben is het noodzakelijk dit zo in te richten dat dit bijdraagt aan hun welbevinden. Maatschappelijke zorg Mensen die geen regie kunnen nemen in hun eigen leven willen we actief benaderen en richting hulp leiden. Ook dit vraagt resultaten van betrokken partijen en bindende ketenafspraken. Een goede samenwerkingsrelatie met de centrumgemeente Utrecht ten behoeve van kwetsbare burgers is essentieel en een noodzakelijke voorwaarde.
De kunst van goed opdrachtgeverschap en samenwerking met externe partners
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 73
In de vorige beleidsperiode is ingezet op een duidelijkere inrichting van het opdrachtsgeversmodel. Hierbij is aandacht gegeven aan: - op tijd starten met de voorbereiding - met elkaar in gesprek blijven: draag zorg voor een goede dialoog tussen gemeente en aanbieders (ook regionaal!) - werken vanuit één visie; dat schept helderheid voor aanbieders - denken vanuit de cliënt; het opdrachtgeversmodel volgt daaruit - de daadwerkelijke uitvoering begint pas na de overeenkomst (actief contractbeheer is essentieel). Hiermee heeft de gemeente zich ontwikkeld naar een professioneel opdrachtgever. Het gemeentebestuur stuurt en geeft aan welke maatschappelijke vraagstukken moeten worden aangepakt en welke doelen zij daarbij willen bereiken. In het welzijnsveld worden subsidies verleend en is Van Houten&Co de ‘preferred supplier’. Met betrekking tot de individuele voorzieningen wordt bestuurlijk aanbesteed. Dit is nu grotendeels gebeurd op Lekstroom-niveau. Hierbij hebben de maatschappelijke organisaties gekeken naar welke activiteiten en diensten ze inzetten. De expertise en flexibiliteit van de organisatie en de kwaliteit van de professionals zijn daarbij cruciale factoren. De gemeente Houten benadrukt hierin dat samenwerking tussen de diverse maatschappelijke organisaties onderling en met de gemeente cruciaal zijn voor het belang van de cliënt. Samenwerken doe je niet voor het samenwerken, maar is een gezamenlijk belang ten gunste van de cliënt. Dit betekent tot co-creatie komen en in bepaalde gevallen zelfs een deel van hun autonomie opgeven (of onder-aannemerschap organiseren) om tot passende arrangementen te komen die aansluiten op de vraag. Co-creatie betekent ook gedeeld eigenaarschap vanuit ieders eigen belangen. Het betekent ook dat wij, als gemeente, ons niet overal mee moeten willen bemoeien, zeker niet met goede initiatieven. We moeten ons er niet mee bemoeien, maar ze wel kennen, weten dat ze bestaan. Dit vraagt van de gemeente een flexibele werkwijze die doelmatig is, ontwikkelingsgericht en oplossingsgericht: sluitende financieringssystemen over de schotten heen, slimme en duurzame samenwerkingsallianties zowel lokaal als regionaal en sterke professionals (minder bureaucratie en meer ruimte). De gemeente zelf zal hierin een actieve rol en houding in het netwerk (zowel lokaal en regionaal) innemen, maar verwacht van de maatschappelijke organisaties eenzelfde rol en houding. Ook voor de organisaties, evenals voor de gemeente, geldt dat zij zich het komende jaar moeten kunnen focussen om de basis goed op orde te houden en krijgen. Hierin zullen we elkaar moeten vertrouwen en moet er dus een evenwicht bestaan tussen controleren en samenwerking. Aandachtspunt is, dat met de komst van de AWBZ-onderdelen het speelveld in complexiteit zal toenemen en daarmee de dilemma’s, waarvoor de gemeente gesteld wordt. Dit heeft WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 74
met name te maken met de regionale samenwerking die nodig is om de AWBZ-zorg goed in te richten voor alle cliënten. Integraliteit Met de Sociale Agenda hebben we de integraliteit gegarandeerd tussen de transities Maatschappelijke Ontwikkeling, Jeugdzorg en Participatie. De garantie zit in de overkoepelende uitgangspunten (zie Bijlage III) en aan deze uitgangspunten voldoet het onderhavige Beleidskader. We weten echter ook dat er nog winst te behalen is in onderlinge kruisbestuiving en afstemming, waardoor we de activiteiten gericht op maatschappelijke ondersteuning, jeugd en participatie meer met elkaar kunnen verbinden. Regie op de uitvoering Het is van groot belang om de afspraken in dit beleidsplan op de voet te volgen en waar nodig snel bij te sturen. Daarom volgt op dit beleidsplan op korte termijn een (eenvoudig) uitvoeringsplan dat wordt vastgesteld door het college en waarvan de voortgang periodiek met de wethouder wordt besproken. De raad ontvangt in 2015 en in 2016 twee maal per jaar een bondige voortgangsrapportage. Daarna kan deze rapportage bij gebleken toereikendheid jaarlijks naar de raad gaan. Daarin wordt teruggekeken naar het voorgaande jaar en vooruitgekeken naar het volgende jaar. Die rapportages kunnen tegelijkertijd benut worden voor de (verplichte) verantwoording aan Wmo-raad en Rijk. Ook zal de voortgang elk half jaar met de Wmo-raad worden besproken. Het Wmo-beleidskader is nog meer dan in de vorige beleidsperiode te beschouwen als een dynamisch portfolio: de algemene uitgangspunten en resultaten kunnen wel geschetst worden, maar de uitwerking zal afhankelijk van de veranderende omstandigheden flexibel aangepast worden. Zeker in deze tijd, waarin de toekomst met veel onzekerheden is omgeven. Voor een aantal specifieke onderwerpen zal het bovendien nodig zijn om de komende periode concretere en geactualiseerde deelplannen uit te werken, op basis waarvan gerichte sturing kan plaatsvinden. In deze plannen zijn de doelen en uitgangspunten van het Wmobeleid leidend. Monitoring en analyse Om de ontwikkelingen op het brede terrein van de Wmo te kunnen volgen en waar nodig aanpassingen te plegen, is het belangrijk om de informatiepositie van de gemeente te behouden en, waar nodig, te versterken. Het is noodzakelijk om het beleid te monitoren en de beschikbare informatie goed te analyseren. De gemeente wil, zeker met de komende transities, grip houden op kosten, kwaliteit en cliëntinformatie. Daarbij is het van belang om trends en ontwikkelingen in het maatschappelijk veld goed in het vizier te gouden. Voor de
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 75
komende periode is het van belang de (impact van) naderende ontgroening 25en vergrijzing in Houten goed te monitoren. Monitoren is dan ook noodzakelijk om goed invulling te geven aan: - beleidsvorming, het signaleren van trends en ontwikkelingen en het maken van beleidskeuzes; - de bedrijfsvoering, financiële ontwikkeling en efficiency; - verplichte verantwoording aan de gemeenteraad; - verplichte verticale toets voor en verantwoording aan het Rijk (IV3). In de Programmabegroting zijn de indicatoren opgenomen om het effect van het beleid te monitoren en te evalueren en om de uitvoering bij te sturen. Om dit te meten gebruiken we diverse instrumenten: -
-
-
25
26
Klanttevredenheidsonderzoeken Op grond van de Wmo was de gemeente tot nu toe verplicht om jaarlijks de uitkomsten van onderzoek naar de tevredenheid van vragers van maatschappelijke ondersteuning te publiceren. De cliënttevredenheidsonderzoeken richten zich jaarlijks op een andere doelgroep binnen het brede domein van de Wmo.26 Gemeenten worden met de Wmo 2015 in het kader van de ‘horizontale verantwoording’ verplicht om jaarlijks een klantervaringsonderzoek uit te voeren. Dit onderzoek is niet meer gericht op de tevredenheid van cliënten, maar op hun ervaringen. Er zal gewerkt worden met een standaard vragenlijst voor het onderzoek zodat benchmarking door gemeenten mogelijk is. De vragenlijst zal in gezamenlijk opdrachtgeverschap van VWS en VNG worden ontwikkeld en een nader te bepalen derde partij. Cliëntorganisaties worden hierbij betrokken. De eerste rapportage van het klantervaringsonderzoek verschijnt in 2016 en beschrijft de ervaringen van klanten in 2015. In 2014 wordt vooruitlopend op de nieuwe Wmo naast de klanttevredenheid ook gevraagd naar de ervaringen van de cliënten van het Sociaal loket met het keukentafelgesprek. De regionale GGD-onderzoeken met input uit Houten. De leefbaarheidsmonitor die door de gemeente zelf uitgevoerd wordt. Deze wordt 1 maal in de 2 jaar uitgevoerd. De laatste was in 2013. Burgerpanel (zie ook bij 1) en peilingen: in 2012 is een burgerpanel-onderzoek uitgevoerd naar de dienstverlening binnen de Wmo. Daarnaast wordt om de twee jaar een jongerenpeiling gehouden onder jongeren van 15 t/m 17 jaar.
Ontgroening = het aantal kinderen en jongeren daalt; kinderen en jongeren zijn weggetrokken uit de gemeente.
In het tevredenheidsonderzoek 2011 was de doelgroep cliënten van Van Houten&Co: ouderen die contacten hebben gehad met de ouderenadviseurs en jongeren. In 2012 is een burgerpanel uitgevoerd naar behoeften, bekendheid met en gebruik van de beschikbare dienstverlening m.b.t. hulp, zorg en ondersteuning in Houten. In 2013 richtte het onderzoek zich op gebruikers van Wmo-voorzieningen.
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 76
-
-
VISD27 ontwikkelt met en voor gemeenten een gemeentelijke monitor sociaal domein via www.waarstaatjegemeente.nl. De monitor bestaat uit vier elementen: 1. Gebruik in het sociaal domein 2. Early warning items 3. Clientervaring en toegankelijkheid 4. Profiel gemeenten/wijk/kern. De gemeentelijke monitor is per 1 januari 2015 operationeel en zal in de loop van de tijd verder worden doorontwikkeld. De lijst met elementen wordt eventueel (nog) aangevuld op basis van de indicatoren in de Programmabegroting. Eventueel zeer gerichte beleidsonderzoeken.
Financiële kaders Dit beleidsplan, inclusief eventuele, na vaststelling van dit plan ontstane ontwikkelingen, zal financieel worden vertaald in de gemeentelijke programmabegroting. De verantwoording van de resultaten vindt plaats op de reguliere momenten in de planning en control cyclus. Het Deelfonds Sociaal Domein De middelen voor de Wmo 2015 maken deel uit van het zogenaamde Deelfonds Sociaal Domein. Hieronder valt ook de Jeugdwet en Participatiewet. Het Deelfonds Sociaal Domeinis een door het Rijk ingestelde en tijdelijke bijzondere uitkeringsvariant binnen het gemeentefonds. Dit fonds vervalt na drie jaar en wordt in principe opgenomen in de algemene uitkering. Gemeenten mogen de middelen op de drie genoemde terreinen alleen besteden binnen de kaders van dit fonds. Dat betekent concreet dat bijvoorbeeld middelen uit het Jeugdzorgbudget mogen worden aangewend ten behoeve van de nieuwe Wmo-taken en andersom. Er mogen echter geen middelen buiten dit fonds worden gebracht. Omgekeerd mogen er wel algemene middelen binnen dit fonds worden gebracht. Eventuele tekorten en overschotten worden betrokken bij de afwegingen in de Perspectiefnota. In het nieuwe stelsel ontvangen gemeenten een uitkering uit het gemeentefonds volgens een verdeelmodel, voor 2015 op basis van het historische verdeelmodel. Na 2015 zal deze verdeling overgaan op een objectief verdeelmodel. De hierna genoemde bedragen zijn allen gebaseerd op de meicirculaire 2014 van het ministerie van VWS. Het budget 2015 In dit Beleidskader geven we geen budgettaire informatie, omdat het raadsbesluit over dit Beleidskader vooruitloopt op het raadsbesluit over de begroting. Voor budgettaire informatie wordt verwezen naar de begroting 2015. De raad heeft bij de perspectiefnota 2014 besloten om: “de beschikbare en toekomstige budgetten voor transities tijdens de voorbereidings- en implementatiefase uit te zonderen van ombuigingen en als een samenhangend geheel te beschouwen”.
27
VISD staat voor Verkenning Informatievoorziening Sociaal Domein. Het programma Informatievoorziening Sociaal Domein helpt gemeenten om hun informatiehuishouding op tijd aan te passen aan de nieuwe taken.
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 77
De belangrijkste uitgangspunten hierbij zijn: -
de beschikbare en toekomstige budgetten voor de transities worden tijdens de voorbereidings- en implementatiefase (2014) uitgezonderd van ombuigingen; - een nader vast te stellen percentage van de door het Rijk over te dragen budgetten wordt gereserveerd voor bedrijfsvoeringkosten (inclusief benodigde formatie); - tijdens de uitvoeringsfase (2015) van de transities moeten de inhoudelijke keuzes passen binnen de beschikbare budgetten. Het college heeft op 17 december 2013 de spelregels uitgewerkt van bovenstaande kaders. Deze uitwerking wordt hieronder toegelicht, om de context van het financiële kader voor de transities in 2014 en 2015 te verduidelijken. Door de besluitvorming bij de perspectiefnota 2014 ontstaat er voor de voorbereidings- en implementatiefase (2014) en het eerste uitvoeringsjaar (2015) een nieuw financieel kader, te weten: -
-
De beschikbare en toekomstige (= deelfonds sociaal domein) budgetten voor transities worden tussen “hekken” geplaatst. Er wordt in 2014 niet extra omgebogen op de budgetten voor transities. De budgetten voor transities worden in 2014 en 2015 als een samenhangend geheel beschouwd. Alle budgetoverschrijdingen en -onderschrijdingen binnen de “hekken” worden in 2014 en 2015 verrekend met de bestemmingsreserve “Programma Transities in Samenhang”. Door lokaal te sturen op inhoud en prestaties kunnen de kosten (op termijn) worden beïnvloed. Hierdoor ontstaat meer financiële ruimte om de noodzakelijke innovatie vorm te geven. In de tweede helft van 2015 wordt de invoering van de 3 D’s geëvalueerd. Op basis hiervan wordt een voorstel voor de raad uitgewerkt hoe om te gaan met de bestemmingsreserve “Programma Transities in Samenhang” na 2015.
Collegeprogramma: besparingsopgave 2016 -2018 In de afgelopen periode (2009-2013) is met succes een daling van de uitgaven op de individuele voorzieningen Wmo gerealiseerd door toepassing van een set aan maatregelen. Ook de gekantelde werkwijze heeft ertoe geleid dat het beroep op individuele voorzieningen is afgenomen. Dit heeft ertoe geleid dat met behoud van de kwaliteit van de voorzieningen toch structurele ombuigingen zijn gerealiseerd. Vanaf 2015 wordt vanuit het Rijk een ombuiging van 40% op het budget Hulp bij het huishouden ingeboekt. Hierdoor moeten extra maatregelen worden getroffen om deze ombuiging binnen de bestaande begroting op te kunnen vangen. De 40% budgetkorting zal leiden tot een andere kwaliteit van zorg, waarbij nog meer dan voorheen gekeken zal worden naar wat mensen nog zelf kunnen. Inwoners die in staat zijn de hulp bij het huishouden zelf te organiseren en/of zelf kunnen betalen worden geacht dat zelf te doen. Op die manier blijft de voorziening hulp bij het huishouden weliswaar beschikbaar voor de groep inwoners die niet zelf in deze hulp kunnen voorzien, maar ook deze groep zal rekening moeten houden met vermindering van het aantal uren zorg. Daarnaast wordt door het Rijk ook het budget voor hulpmiddelen gekort. Deze voorliggende maatregelen hebben tot gevolg dat aanvullende maatregelen vanaf 2016 WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 78
een andere kwaliteit van de ondersteuning met zich meebrengen. Dit vraagt ook innovatie van voorzieningen van individueel naar collectief, waarin tijdig geïnvesteerd moet worden om het beoogde resultaat te behalen. Toch is het van belang om in het kader van benodigde extra ombuigingen, op basis van het jaarrekeningresultaat 2013, ook een te verwachten besparing op de Wmo voorzieningen met ingang van 2016 op te nemen. Voor een goede invulling hiervan is het nodig om in 2015 in samenhang met de evaluatie van de tijdelijke financiële uitgangspunten voor de transities (de ‘hekken’) ook een nader voorstel uit te werken voor de concretisering en fasering van deze besparing. In het collegeprogramma staat vermeld dat de verwachte besparing oploopt van € 100.000,in 2016 naar € 500.000,- vanaf 2018. Uitgangspunten Wmo - We voeren de Wmo 2015 uit binnen de beschikbare middelen: de middelen uit onze eigen begroting en de middelen die overkomen vanuit het Rijk met de transitie van AWBZ-taken, zijn kaderstellend voor de uitvoering van de Wmo 2015. De budgetten dienen als budgettair kader voor de uitvoering van de Wmo. - Binnen het kader wordt onderscheid gemaakt tussen beïnvloedbaar budget (o.a. subsidies, activiteiten en voorzieningen) en niet beïnvloedbaar budget (o.a. uitvoeringskosten organisatie). - Bij de keuzes voor meer, minder of anders uitvoeren van Wmo-beleid betekent dit dat herschikking binnen het budgettaire kader plaatsvindt. - Indien herschikking onvoldoende mogelijk blijkt worden eventuele aanvullende middelen betrokken bij de integrale afweging over de omvang en inzet van gemeentelijke middelen. - Veel voorzieningen binnen de Wmo hebben het karakter van een open einde regeling. Het gaat hierbij om de individuele maatwerkvoorzieningen. Bij volume- en/of prijstoename kan dit leiden tot een groei van het benodigd budget. Om trends hierin tijdig te herkennen worden de uitgaven gemonitord. - Ook noodzakelijke extra middelen voor deze open einde regelingen zijn onderdeel van de integrale afweging bij bijvoorbeeld de Perspectiefnota. - De inkomsten voor de uitvoering van de Wmo die de gemeente ontvangt via het gemeentefonds worden overeenkomstig het karakter van het gemeentefonds niet verbijzonderd ten behoeve van de Wmo en worden beschouwd als algemeen dekkingsmiddel. Toelichting onderdelen budget Hieronder volgt een toelichting op diverse onderdelen van het budget. Het gaat hier met name om de nieuwe Wmo-taken, de uitvoerings- en beleidskosten. Begeleiding: ondersteuning zelfredzaamheid, ondersteuning maatschappelijke deelname, kortdurend verblijf WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 79
De middelen voor Begeleiding en dagbesteding zijn inclusief de door het Rijk opgelegde korting. Dit budget omvat eveneens 5% van het budget voor persoonlijke verzorging.
Cliëntondersteuning Het budget voor Cliëntondersteuning is voor 90% bestemd voor MEE. Met MEE worden in Lekstroomverband en op lokaal niveau afspraken gemaakt. De resterende 10% wordt eventueel aangewend voor het ontwikkelen van cliëntondersteuning voor doelgroepen waarmee MEE (nog) geen ervaring heeft en de monitoring van de cliëntondersteuning. Anonieme hulp op afstand, 7 x 24 uur bereikbaarheid De anonieme hulp op afstand en voor 7 x 24 uur is in de Wmo vastgelegd. De gemeente is hiermee voor 24 uur per dag bereikbaar voor advies en informatie. Deze taak wordt door de VNG op landelijke schaal uitgevoerd. Gemeenten kopen deze taak gezamenlijk in. Het budget hiervoor is onderdeel van het macrobudget 2015 dat via het gemeentefonds beschikbaar wordt gesteld. De VNG is over de uitvoering in gesprek met de stichtingen Sensoor, Korrelatie en Hulplijn Amsterdam. Wtcg/CER Het Rijk schaft twee van de drie landelijke tegemoetkomingsregelingen voor chronisch zieken en gehandicapten met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2014 af. Het gaat hierbij om de Wtcg (Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten) en de CER (compensatie eigen risico). De reden hiervoor is dat de regelingen, zoals zij tot nu toe worden uitgevoerd, te ongericht zijn. De regering wil nu naar een vorm van ondersteuning die beter is toegesneden op de persoonlijke situatie van de betreffende doelgroep. Daarom wordt de uitvoering belegd bij de gemeenten en worden de budgetten van de CER en Wtcg (na een korting) overgeheveld naar het sociaal domein van het gemeentefonds. In het najaar volgt een voorstel voor nieuw beleid. PGB Het persoonsgebonden budget (PGB) kent over het algemeen een lager tarief dan de vergoeding die zorginstellingen ontvangen bij zorg in natura. Het totale zorgbudget bestaat momenteel naar verwachting voor circa 30% tot 40% uit PGB’s. Het Rijk heeft aangegeven dat op de bestaande PGB-tarieven voor overgangscliënten niet mag worden gekort. Omdat ook de voorwaarden voor een PGB veranderen, kan het zijn dat een deel van deze cliënten alsnog kiest voor zorg in natura. Gemeenten worden door het Rijk gedeeltelijk gecompenseerd, maar vanwege het ontbreken van gegevens op cliëntniveau, is moeilijk in te schatten of deze compensatie voldoende is. Interne Uitvoeringskosten WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 80
De interne Uitvoeringskosten zijn onderdeel van het macrobudget Wmo 2015. Het Rijk heeft hiervoor een apart bedrag gespecificeerd van 42 mln euro en veronderstelt daarnaast dat kosten ten behoeve van indicatiestelling opgenomen zijn in het totale budget Wmo. Voldoende budget voor toereikende en competente formatie kost geld, dat weliswaar van het Wmo-budget af gaat, maar zich zal terugverdienen. De gekantelde werkwijze, meer gebruik maken van eigen kracht, vermindert het gebruik van Wmo-voorzieningen. De nieuwe verantwoordelijkheden van de gemeente zullen ook leiden tot een toename in het aantal cliënten aan het Sociaal Loket. Het Kantelingsproces van het Sociaal Loket is nog gaande en het Loket is zodoende nog niet geheel ervaren in het principe van eigen kracht. De komende tijden zullen er nieuwe cliënten op het Loket afkomen, met nieuwe problemen en vragen. De medewerkers zullen hier niet alleen in geschoold moeten worden, maar ook ervaren in moeten worden. Met name de toename in het aantal cliënten vergt meer personeel bij het Sociaal Loket. Daarnaast zal het leren omgaan met de nieuwe vragen tijdelijk extra personeel vragen, totdat het personeel deze nieuwe vaardigheden onder de knie heeft. Dit geldt ook voor het invoeren van het Sociaal Team Volwassenen. In 2015 zullen daarnaast eenmalig extra kosten worden gemaakt in verband met het voeren van overgangsgesprekken met de huidige cliënten. In het gemeentefonds zijn hiertoe middelen beschikbaar gesteld. De nieuwe uitvoeringstaken worden zoveel als mogelijk geïntegreerd in de bestaande uitvoeringsorganisatie. Gecombineerd met het feit dat een deel van de cliënten van de nieuwe Wmo-taken voor de gemeente al bestaande Wmo-cliënten zijn, zullen efficiencyvoordelen optreden. De gemiddelde uitvoeringskosten zullen hierdoor mogelijk afnemen. Overigens beperken de interne uitvoeringskosten zich niet alleen tot het Sociaal Loket. Het gaat hierbij ook om de kosten verbonden aan facturering, monitoring, toezicht e.d. Beleids- en coördinatiekosten De nieuwe taken gaan gepaard met nieuwe en meer beleids- en coördinatietaken. Met name in de eerste periode beleid verder ontwikkeld moeten worden, zal de productinnovatie plaats moeten vinden, worden pilots uitgevoerd, zal de vernieuwing gemonitord moeten worden en eventueel aangepast en moet de regie worden gevoerd op de gehele vernieuwing (nieuwe cliënten aan het Sociaal Loket, cliëntondersteuning, Wtcg en CER-beleid, mantelzorgondersteuning, preventie en sociaal netwerk). Een belangrijk aandachtspunt daarbij is informatie-analyse. Ook de toezicht en handhaving op onder andere het (oneigenlijk) gebruik van de voorzieningen en het PGB vergt extra aandacht. Dit betekent dat er met name in de eerste periode meer beleids- en coördinatiecapaciteit en capaciteit voor toezicht & handhaving nodig is. In 2015 zal ook duidelijk worden welke extra beleids- coördinatiecapaciteit nodig is. WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 81
Risico’s De voorbereiding op de implementatie van deze decentralisatie is nog niet afgerond. Daarom is het lastig om nu een evenwichtig overzicht van risico’s op te nemen. Echter om niet tot 1 januari 2015 te wachten heeft de gemeente Houten samen met de andere gemeenten vanuit de regio Lekstroom op 22 juli 2014 een risicosessie uitgevoerd met als onderwerp de drie decentralisaties in het Sociale domein. Doel hiervan was om risico’s vanaf 22 juli 2014 tot en met 31 december 2016 te inventariseren, te prioriteren én om beheersmaatregelen zo SMART mogelijk te formuleren voor geclusterde risico’s. Risico’s zijn geïnventariseerd op de domeinen Jeugd, Zorg, Werk en het brede Sociale domein. Tijdens deze risicosessie zijn voor Wmo onder andere onderstaande risico’s benoemd: - dat we er tijdens de fysieke overlegtafels met de prijsonderhandelingen niet uitkomen en er op 1/10/2014 geen contracten zijn gesloten; - zorg - en dan met name de kwalitatieve zorg - dreigt een elitair spelletje te worden van mensen die 't kunnen betalen versus mensen die het niet als een eerste levensbehoefte zien. Met een hele grote groep mensen daar tussen; - het niet op tijd signaleren van de zorgvraag en het niet tijdig bieden van een adequate ondersteuning leidt tot een vermindering van de zelfredzaamheid. Hierdoor kan de (persoonlijke) veiligheid in het geding komen; - op/afschalen zorg is niet goed mogelijk, omdat de lokale en bovenlokale zorgketens niet goed onderling aansluiten (bijvoorbeeld: wmo - beschermd wonen / MO/VO - nazorg / uitstroom lokaal); - onvoldoende vormgeving (en innovatie) op het langer zelfstandig wonen. Daarnaast zijn er nog risico’s voor die Wmo die al langer bekend zijn, te weten: Nieuw objectief verdeelmodel door het rijk In de toekomst wordt een nieuw objectief verdeelmodel door het rijk geïntroduceerd, wat een onzekere factor is met betrekking tot uitkeringen in de jaren vanaf 2016. Dit kan voor Houten dus positieve en negatieve gevolgen hebben. Afschaffing intramuraal ZorgZwaartePaketten (ZZP’s) Door afschaffing van de lagere, intramurale ZZP’s bestaat de kans dat meer mensen een beroep doen op extramurale zorg, waarvoor de gemeente vanuit de nieuwe Wmo verantwoordelijk is. Hiervoor wordt Houten door het rijk gedeeltelijk gecompenseerd, maar het is moeilijk in te schatten of deze compensatie voldoende is. Volumeontwikkeling Gemeenten hebben zorgplicht en willen wachtlijsten zoveel als mogelijk voorkomen/minimaliseren. Op dit moment is moeilijk in te schatten hoe de volumes van de WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 82
in te kopen zorg zich zullen ontwikkelen. Deze ontwikkelingen moeten de komende jaren goed worden gemonitord teneinde tot budgettaire beheersing te komen. Mocht de volumestijging lokaal hoger zijn dan landelijk gecompenseerd kan dit mogelijk leiden tot extra kosten. In de begroting 2015 wordt in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing uitgebreid ingegaan op de ontwikkeling van de risico’s in het sociaal domein. Beheersmaatregelen Om bovengenoemde risico’s te kunnen beheersen zetten we meer in op het verstrekken van algemene voorzieningen, innovatie (zowel lokaal als voor de producten in de maatwerkvoorzieningen), transformatie in de zorg en het verder voorzetten van de gekantelde werkwijze evenals op preventie en het stimuleren van sociale netwerken. Hierdoor kan de zorgvraag voor duurdere maatwerkvoorzieningen afnemen. Toezicht, handhaving en fraudebestrijding In de Wmo 2015 is opgenomen dat de gemeente een toezichthoudende verantwoordelijkheid heeft. Het Rijk heeft de integrale verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de wet, waaronder de kwaliteit van de geboden maatschappelijke ondersteuning bij de gemeente belegd. Daarvoor moeten bij verordening regels worden gesteld inzake een aantal kwaliteitsaspecten van maatschappelijke ondersteuning. Daarnaast zijn in het wetsvoorstel basisnormen opgenomen waaraan de geboden maatschappelijke ondersteuning dient te voldoen. Het wetsvoorstel maakt de door gemeenten gecontracteerde aanbieders direct verantwoordelijk voor het leveren van ondersteuning van goede kwaliteit. De gemeenten moeten ook zelf voorzien in adequaat toezicht op de naleving van de gestelde kwaliteitseisen. Het wetsvoorstel voorziet wel in een vorm van ondersteuning van de gemeentelijke toezichthouders door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) bij hun taakoefening. Gemeentes kunnen bij de IGZ terecht voor advies over toezicht en handhaving. De IGZ zal de minister jaarlijks rapporteren over uitvoering van het toezicht op gemeentelijk niveau en de effecten daarvan op het niveau van de maatschappelijke ondersteuning. Hiermee wordt naar het oordeel van de regering geborgd dat de maatschappelijke ondersteuning van goede kwaliteit is en in veilige omstandigheden wordt geleverd. In Houten is het toezicht en de handhaving (nog) niet regulier en planmatig ingevuld. Wij spreken van onrechtmatigheid als er sprake is van misbruik of van fraude. Onder misbruik verstaan we ‘het opzettelijk niet, niet tijdig, onjuist of onvolledig verstrekken van gegevens en inlichtingen met als doel ten onrechte gemeentegelden te ontvangen’. Dit
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 83
betreft een bewuste misleiding om onrechtmatig of onwettig voordeel te behalen. Bij misbruik is er sprake van onrechtmatigheid. Er is sprake van fraude als er opzettelijk gepleegde onrechtmatige feiten, die ten laste komen van de voor de zorg bestemde middelen. Fraude kan gelijk worden gesteld met misbruik. Ook hier is sprake van onrechtmatigheid. Het aangaan van handelingen met het doel gemeentegelden te ontvangen, waarbij gehandeld is in overeenstemming met de wet- en regelgeving maar waarbij de handelingen voorbij gaan aan het doel, valt onder oneigenlijk gebruik. Bij oneigenlijk gebruik is er dus geen sprake van onrechtmatigheid. Handhaving wordt ingezet zodra blijkt dat de voorziening niet rechtmatig, doelmatig, volgens kwaliteit- en resultaatsafspraken wordt ingezet. Dit zal in overleg met de cliënt en/of de aanbieder worden gecorrigeerd. Het sluitstuk daarbij is: het intrekken van het recht op de voorziening, het terugvorderen van onterecht verstrekte middelen, het verhalen van de kosten op de klant en/of zorgaanbieder. Wat we willen Wij willen het toezicht en de handhaving zoveel mogelijk integraal invullen, dat wil zeggen dat we toezicht houden op zowel de rechtmatigheid, de doelmatigheid, de kwaliteit, als het te bereiken resultaat van de verstrekte voorzieningen. We zien Toezicht & Handhaving als een vorm van met ons allen werken aan de kwaliteit van de voorzieningen en als een methode om de cliënt te beschermen. Om dit te kunnen doen is het nodig dat we een Plan Toezicht & Handhaving opstellen met daarin aandacht voor: - Waarop houden we precies toezicht: op welke onderdelen, de kwaliteit, of de zorg geleverd is, … - Hoe vullen we de handhaving in, steekproeven, dossieronderzoek, reageren op signalen, … - Waaraan kun je fraude ontdekken In eerste instantie denken we dat het toezicht twee onderdelen heeft: toezicht op juiste besteding van de middelen, en toezicht op gemaakte afspraken met aanbieders over kwaliteit en te bereiken resultaten. Vooral gebruikers, cliëntengroepen zelf, mantelzorgers en professionals kunnen ons veel informatie geven over hun beoordeling van de geboden ondersteuning en indirect een beoordeling van ons beleid. We sluiten daarbij aan op de methodiek die wordt toegepast bij de uitvoering van de WWB: hoogwaardig handhaven. Dit bestaat uit vroegtijdig informeren, optimaliseren van de dienstverlening, vroegtijdige opsporing en afhandeling, en daadwerkelijk actie ondernemen. Deze aanpak heeft een preventieve werking door aandacht voor fraude bij indicatiestelling, WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 84
toekenning voorzieningen, verantwoording/ facturering. Daarnaast zijn we er ook alert op dat voorzieningen tijdig worden beëindigd wanneer ze niet meer nodig zijn. De inkoop van de meeste zorg gebeurt nu regionaal. We moeten er nog over nadenken over of het toezicht en de handhaving zodoende ook beter regionaal belegd kan worden. Redenen die hiervoor pleiten zijn: - Het grote aantal zorgaanbieders waarmee we te maken hebben. - De afspraken die regionaal zijn gemaakt in de basisovereenkomst en nu vervolgens in de deelovereenkomst. - De afstemming en advisering met de IGZ. - Regionaal onderlinge afstemming en mogelijkheid van verdeling van taken. Wat gaan we doen? - In het 4e kwartaal van 2014 het uitvoeringsplan Beleidskader 2015-2018 opstellen en deze beleidsperiode periodiek de voortgang monitoren. - Tijdens het opstellen van de collegevoorstellen voor de uitvoering en tijdens de uitvoering wordt de mogelijke kruisbestuiving tussen de Wmo, Jeugdwet en Participatiewet verder vorm gegeven. - In eerste kwartaal 2015 opstellen plan Toezicht & Handhaving en de uitvoering vormgeven.
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 85
BIJLAGE I: WETTELIJK VERPLICHTE ONDERWERPEN IN BELEIDSPLAN WMO
Artikel 2.1.2. Lid 2 Het plan beschrijft de beleidsvoornemens in zake door het college te nemen besluiten of te verrichten handelingen die erop gericht zijn: a de sociale samenhang, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente te bevorderen, alsmede huiselijk geweld te voorkomen en te bestrijden; b mantelzorgers en andere vrijwilligers te ondersteunen; c vroegtijdig vast te stellen of ingezetenen maatschappelijke ondersteuning behoeven; d te voorkomen dat ingezetenen op maatschappelijke ondersteuning aangewezen zullen zijn; e algemene voorzieningen te bieden aan ingezetenen die maatschappelijke ondersteuning behoeven; f maatwerkvoorzieningen te bieden ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie van ingezetenen van de gemeenten die daartoe op eigen kracht, met hun gebruikelijke hulp, met mantelzorg met hulp van andere personen uit hun sociale netwerk niet of onvoldoende in staat zijn; g maatwerkvoorzieningen te bieden aan personen die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving en beschermd wonen of opvang behoeven in verband met psychische of psychisch sociale problemen of omdat zij de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld. Lid 4 In het plan wordt bijzondere aandacht gegeven aan: a een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, publieke gezondheid, zorg, jeugdzorg, onwelzijn, wonen, werk en inkomen; b de samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet met het oog op een zo integraal mogelijke dienstverlening; c keuzemogelijkheden tussen aanbieders voor degenen aan wie een maatwerkvoorziening wordt verstrekt, in het bijzonder voor kleine doelgroepen; d de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking.
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 86
BIJLAGE II: RAAKVLAKKEN WMO EN DIVERSE ‘ANDERE’ BELEIDSTERREINEN Jeugd
Wmo, Jeugd en Participatie vallen onder dezelfde uitgangspunten in de Sociale Agenda. Raakvlakken zijn er onder meer in het welzijnsprogramma, maatschappelijke opvang en bestrijding huiselijk geweld en kindermishandeling. Nu wordt er (nog) voor jeugd en Wmo twee aparte Sociale teams ontwikkeld, maar wel op basis van dezelfde principes (vraag van de burger staat centraal / burger bepaalt hulpvraag, integrale dienstverlening, passende ondersteuning, uitgaan van eigen kracht en ondersteuning van het sociale netwerk). Als jongeren 18 worden, komen zij onder de Wmo te vallen en is het belangrijk om een doorlopende lijn te (kunnen) garanderen. Voor Wmo, Jeugd en Participatie proberen we één pakket aan financiële regels rond de tegemoetkoming op te stellen (PGB, eigen bijdrage, regels die vergoeding van meerkosten (Wtcg/CER e.d.) vervangen, mantelzorgwaardering). Doelgroepenvervoer: (streven?) gezamenlijke aanpak jeugd, participatie en Wmo
Participatie / Werk & Inkomen
Wmo, Jeugd en Participatie vallen onder dezelfde uitgangspunten in de Sociale Agenda. Het doel van zowel Participatie als Wmo is dat mensen , met en zonder beperking, naar vermogen meedoen in de samenleving. Voor inwoners die niet arbeidsgeschikt zijn kan een vorm van vrijwilligerswerk of arbeidsmatige dagbesteding een optimale manier van participeren zijn. Wmo en Participatie raken elkaar op het vlak van wederkerigheid. We verwachten van mensen dat als er geen betaald werk voorhanden is, mensen vrijwilligerswerk gaan doen om de eigen vaardigheden te verbeteren. Ook bij het gebruik van sociale voorzieningen zal een tegenprestatie niet worden uitgesloten. Speciaal raakvlak is er tussen de jonggehandicapten die niet kunnen werken en de Wmo. Het kan hier gaan om jonggehandicapten met een ontwikkelingsstoornis ((lichte, matige of ernstige) verstandelijke
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 87
beperking, of vorm van autisme), jongeren met een psychiatrisch ziektebeeld (b.v. persoonlijkheidsstoornis of schizofrenie) die nu in een werkregeling zitten. Zij zullen wellicht gebruik maken van begeleiding naar beschut werk (sociale werkgelegenheid, een participatietaak) en/of vrijwilligerswerk gaan doen. De bedoeling is dat op termijn de diverse loketten in Houten op elkaar worden afgestemd. Nu bij de start worden het er 3: WIL (voor werkgelegenheid), sociale wijkteam Jeugd en sociale wijkteam volwassenen. Voor Wmo, Jeugd en Participatie proberen we één pakket aan financiële regels rond de tegemoetkoming op te stellen (PGB, eigen bijdrage, regels die vergoeding van meerkosten (Wtcg/CER e.d.) vervangen, mantelzorgwaardering, inzet bijzondere bijstand. Doelgroepenvervoer: (streven?) gezamenlijke aanpak jeugd, participatie en Wmo Inburgering Maatschappelijke begeleiding Vluchtelingen
De gemeente heeft geen eigen taak (meer) in Inburgering. De gemeente Houten heeft een taakstelling met betrekking tot de huisvesting van statushouders. Houten heeft als wettelijke taak om de maatschappelijke begeleiding van Vluchtelingen te organiseren. Dat gebeurt door deze opdracht uit te laten voeren door Van Houten&Co . De maatschappelijke begeleiding vindt plaats door vrijwilligers, die daarin worden begeleid door een betaalde coördinator . Het gaat om de eerste stappen op weg naar zelfredzaamheid: naar een woning, werk en inkomen (incl. bij het aangaan van schulden voor het inrichten van het huis en naar schuldhulpverlening), voorzieningen voor de kinderen (w.o. vervoer naar school), naar inkomen, naar opvoedondersteuning, onderwijs voor taalachterstand en hulpverleners in het kader van gezondheidsproblemen (w.o. trauma’s). De bijdrage vanuit COA is niet toereikend. Vanuit het perspectief van jeugd, minimabeleid en WMO wordt per juni een 1 huishouden 1 plan aanpak onderzocht, om op deze manier de maatschappelijke begeleiding professioneler vorm te geven. Voor de Wmo is deze functie belangrijk in het kader van het toewerken naar eigen kracht.
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 88
BIJLAGE III: UITGANGSPUNTEN SOCIALE AGENDA EN WMO 1
Iedereen doet mee: - We verstaan onder “meedoen” arbeidsparticipatie plus inzet voor elkaar - We willen dat zo veel mogelijk mensen kunnen participeren op de reguliere arbeidsmarkt - Als reguliere arbeid niet mogelijk is, dan is er betaald werk met ondersteuning - Voor wie niet in aanmerking komt voor betaald werk met ondersteuning, zijn er de overige vormen van participatie (onbetaald werk, deelname activiteiten en sociale contacten)
2
De burger staat centraal bij de vraag en de oplossing: - We kijken naar de hele persoon en al zijn levensgebieden - We zoeken naar de vraag achter de vraag - We spreken mensen aan op eigen kracht en op wederkerigheid - We geven vertrouwen waar mogelijk, en richten procedures in waar nodig
3
We houden de basis op orde: - We houden een solide sociale infrastructuur in stand - We benutten de sociale infrastructuur effectief en voorkomen zo onnodige kosten in de 2e lijn
4
We organiseren een beweging van “zorgen voor…naar zorgen dat…” - We faciliteren als overheid de versterking van informele netwerken in relatie tot de formele zorg / ondersteuning - We zoeken eerst naar ondersteuningsmogelijkheden in informele netwerken - We kijken daarna naar algemene voorzieningen en vervolgens naar vormen van specifieke ondersteuning - Een oplossing wordt waar mogelijk collectief aangeboden en waar nodig individueel - We stimuleren substitutie van zorg naar welzijn
5
Complexe problemen vragen om daadkracht en eenduidige verantwoordelijkheid: - Bij gevaar of (ernstige) bedreiging (van ontwikkeling): snel ingrijpen (er-op-af) - Eén Huishouden, Eén Plan, Eén Hulpverlener (of één regisseur), met name voor complexe problematiek op verschillende leefgebieden Een vangnet met bindende ketenafspraken
6
Onze werkwijze is flexibel, doelmatig, ontwikkelings- en oplossingsgericht: - Sluitende financieringssystemen over de schotten heen - Slimme en duurzame samenwerkingsallianties lokaal en regionaal - Sterke professionals (minder bureaucratie & meer ruimte)
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 89
BIJLAGE IV: ACTIEPUNTEN GEZONDHEIDSBELEID De uitwerking van het gezondsheidbeleid vindt plaats op 3 thema’s: Psychosociaal welbevinden - verbeteren signalering van eenzaamheid, angst en depressie - doorontwikkelen van de samenwerking tussen eerstelijns medische centra en het welzijnswerk voor meerdere doelgroepen (Welzijn voor ELKaar) - aandacht voor dementerenden en hun mantelzorgers binnen de aanpak ‘Houten Mentaal Vitaal’ - sociale en gezondheidscomponent meenemen in het keukentafelgesprek - jeugd: anti-pestprogramma’s, weerbaarheidsproject, werken met schoolprofielen, preventie depressie en suïcide (?) Gezond gewicht en bewegen - via CJG informeren van jonge ouders over gezonde voeding en bewegen - monitoren van het aantal kinderen dat sport - uitvoeren programma Houten Jongeren Op Gezond Gewicht (JOGG; start in september 2014) - inzet combinatiefuncties (zie toelichting hieronder) en sportbuurtcoaches uitbreiden van de doelgroepen jeugd en hun ouders naar 55-plussers en mensen met een beperking of psychische stoornis - mensen met laag inkomen blijven stimuleren te sporten; dit is via het jeugdsportfonds gericht op de jeugd uit gezinnen met een minimuminkomen en op volwassenEN - monitoren percentage kinderen met ondergewicht Genotmiddelen - preventieprogramma ‘Helder Houten’ lokaal uitvoeren - regionaal oppakken preventiebeleid genotmiddelen ‘Nuchter Verstand’ - aandachtspunten in 2014 en 2015: gebruik van alcohol op scholen en sportverenigingen Combinatiefuncties Eén van de instrumenten om het sporten en bewegen te stimuleren is sinds 2012 de inzet van combinatiefuncties. De combinatiefunctionaris richt zich op het aanbod van en de verbinding tussen school, sport en cultuur. Combinatiefunctionarissen hebben een achtergrond als specialist op het gebied van sport of cultuur. Daarnaast hebben zij kennis van de wijze waarop scholen en verenigingen zijn georganiseerd, van het opzetten van samenwerkingsverbanden en van pedagogiek. De samenwerking tussen sport en de sectoren onderwijs, cultuur, welzijn, kinderopvang, jeugdzorg, zorg, ouderenzorg en het bedrijfsleven krijgt per 2015 een stimulans via specifieke combinatiefuncties / WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 90
buurtsportcoaches. Buurtsportcoaches zijn combinatiefunctionarissen met als specifieke opdracht het organiseren van een sport- en beweegaanbod in de buurt en het maken van een verbinding tussen sport- en beweegaanbieders en andere sectoren zoals zorg, welzijn, kinderopvang en onderwijs. Er is altijd sprake van een combinatie met sport en bewegen. Daarnaast wordt de buurtsportcoach ingezet om een sociaal veilige sportplek in de wijk te ontwikkelen. Er zullen vanaf 2015 tussen de 8,3 en 11,7 fte beschikbaar zijn. Als specifieke doelgroepen – naast de jeugd en hun ouders - zijn 55plusser en mensen met een beperking of psychische stoornis benoemd.
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 91
BIJLAGE V: TOT NU TOE TOEGEKEND UIT ONS FONDS Er is jaarlijks ongeveer € 40.000 beschikbaar verdeeld over 3 ‘ronden’. Er is inmiddels 1 ronde geweest. Daarin zijn de volgende initiatieven beloond: -
Organiseren van prokkelontmoetingen tussen mensen met en zonder verstandelijke beperking Diverse activiteiten van Houtense Helden waaronder het aanleggen van moestuin bij de Slingertuin Moestuin ten behoeve van de Voedselbank Buitenspeeldag voor Houten Zuid in de Mossen Actieve buurtmiddag in De Weiden Evenement “Loeren bij de Boeren” Gereedschap voor de Stadswerkplaats Vervanging bankje en schmink voor een buurtfeest in De Hoeven Bijdrage aan de organisatie van de rommelmarkt in Het Hout en De Bouw
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 92
BIJLAGE VI: MAATWERKVOORZIENING BEGELEIDING28 De maatwerkvoorziening Begeleiding is gericht op het zo zelfredzaam mogelijk kunnen (blijven) meedoen van inwoners, op het moment dat dit (even) niet (geheel) zelfstandig lukt en/of het soci aal netwerk en/of algemene voorziening dit niet (volledig) kunnen bereiken. Aanbieders kunnen één of meer van de volgende maatwerkvoorzieningen Begeleiding bieden: Doelstelling Cliënten activeren en/of ondersteunen die onvoldoende zelf kunnen voorzien in hun zelfredzaamheid en participatie m.b.v. een combinatie van het inschakelen/activeren netwerk, vrijwillige inzet, en professionele inzet.
Resultaten Cliënt is in staat om: Met minimale ondersteuning stabiel te functioneren en te participeren in de maatschappij Zelfstandig thuis te blijven wonen Zich zelfstandig te verplaatsen met algemeen gebruikelijke vervoermiddelen Een gezonde (re) leefstijl hebben Zijn administratie op orde te hebben en schuldenopbouw te voorkomen Te voorzien in eerste levensbehoeften Mee te doen/ zich persoonlijk te ontwikkelen Basale sociale vaardigheden te hebben Sociale relaties aan te kunnen gaan29 Besluiten te kunnen nemen Structuur te hebben Kunnen plannen en het uitvoeren van taken Zichzelf te verzorgen (On)betaald te werken / vrijwilligerswerk te verrichten Cliënt beschikt over: Adl-vaardigheden (5% persoonlijke verzorging)30 werknemersvaardigheden Zinvolle dagbesteding/ meedoen in de wijk door:
Maatwerkvoorziening Ondersteuning zelfredzaamheid 1, 2, 3
Ondersteuning maatschappelijke
28
Op moment van schrijven van het Wmo-beleidskader was de omschrijving van de maatwerkvoorzieningen Begeleiding nog niet definitief vastgesteld. De definitieve productomschrijving is opgenomen in de Deelovereenkomst Maatwerk Begeleiding. 29 I.g.v. gedragsproblematiek: de ondersteuning is gericht op het veranderen van extreem gedrag naar genormaliseerd gedrag
30 De ZVW is verantwoordelijk voor alle zorg die bepaald wordt door de behoefte aan geneeskundige hulp of een hoog risico daarop (95%) De Wmo is zorg met de handen op de rug en beperkt zich tot het aansporen tot (5%). Bijvoorbeeld een verslaafde die je aanspoort om te gaan douchen.
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 93
ontspanning netwerk opbouwen en onderhouden (on)betaald werk met ondersteuning ontlasten mantelzorger meedoen/ persoonlijke ontwikkeling
deelname 1,2,3,
Het bieden van noodzakelijke ondersteuning en tijdelijk verblijf aan cliënt Ontlasten van mantelzorger(s) zodat zij niet overbelast worden en de thuissituatie leefbaar blijft
Kortdurend verblijf
Inzet maatwerkvoorziening Begeleiding Of de cliënt ondersteuning zelfredzaamheid en/of ondersteuning maatschappelijke deelname en/of kortdurend verblijf nodig heeft wordt bepaald aan de hand van het gesprek met de cliënt en het 31 sociaal wijkteam . Ondersteuning maatschappelijke deelname is voorliggend op ondersteuning zelfredzaamheid als hetzelfde resultaat wordt beoogd en als de geboden ondersteuning een adequate oplossing is voor de cliënt. De omvang wordt bepaald a.d.h.v. een verdeling op 3 niveaus: basis (1), middel (2), zwaar (3). De ondersteuning wordt zoveel mogelijk ingezet via supportgericht werken (zorgen dat i.p.v. zorgen voor) om te bewerkstelligen dat cliënten zoveel mogelijk worden begeleid naar een zelfstandig genormaliseerd leven met een minimale inzet van professionals. Hierin is het uitganspunt: zoveel mogelijk verschuiving van hoger niveau naar een lager niveau v an ondersteuning c.q. algemene voorziening . Ondersteuning zelfredzaamheid (voorheen begeleiding individueel) De aanbieder levert dienstverlening zodat de cliënt ondersteund wordt bij het behalen van de deel resultaten zoals vermeld in het schema. De huidige functie Begeleiding Individueel gaat op in deze maatwerkvoorziening. De persoonlijke verzorging32, die in het verlengde ligt van bovengenoemde ondersteuning, maakt ook deel uit van de ondersteuning zelfredzaamheid. Er wordt geïndiceerd op basis van inspanning en activiteiten. Het ondersteuningsplan geeft input voor de afspraken tussen de aanbieder en de klant. De ondersteuning is gericht op het bevorderen en/of behoud van de zelfredzaamheid van de cliënt. Bij zelfredzaamheid gaat het om de lichamelijke, cognitieve en psychische mogelijkheden die de cliënt in staat stellen om binnen de persoonlijke levenssfeer te functioneren. Het kan gaan om het compenseren of actief herstellen van het beperkte of afwezige regelvermogen van de cliënt, waardoor hij/zij onvoldoende of geen regie over het eigen leven kan voeren. Het kan dan gaan om zaken als het helpen (leren) plannen van activiteiten, (leren) regelen van dagelijkse zaken, het (leren) nemen van besluiten en het (leren)structureren van de dag. Maar ook om het bieden van praktische hulp en ondersteuning bij het (leren) uitvoeren van handelingen/vaardigheden die zelfredzaamheid tot doel hebben.
31
toekenning van een voorziening wordt gedaan door het college of een door het college gemandateerde ambtenaar Vanuit de AWBZ komt 5% van de doelgroep die nu persoonlijke verzorging ontvangt, naar de gemeente. Het gaat om de volgende omschrijving in de wet: ‘activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging in verband met een psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid’. Deze vorm van persoonlijke verzorging hangt dus samen met de begeleiding. Het gaat om ondersteuning bij de ADL en niet om het overnemen ervan. De persoonlijke verzorging is benoemd als een resultaat bij de hierboven genoemde maatwerkvoorzieningen. 32
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 94
Ondersteuning zelfredzaamheid 1 Kernbegrip: stimuleren en toezicht Er is geen noodzaak tot het overnemen van taken. Bijvoorbeeld bij de dagelijkse routine en met het uitvoeren van vooral complexere activiteiten. De cliënt kan zelf om hulp vragen. De ondersteuning is er op gericht door stimulans en/of toezicht ervoor te zorgen dat de cliënt in staat is om zijn/haar sociale leven zelfstandig vorm te geven.
Ondersteuning zelfredzaamheid 2 Kernbegrip: helpen bij De ondersteuning wordt geboden bij het oplossen van problemen, het zelfstandig nemen van besluiten, het regelen van de dagelijkse bezigheden en de dagelijkse routine (gebrek aan dag- en nachtritme), die voor de cliënt niet vanzelfsprekend zijn. Dit kan zodanige problemen opleveren dat de cliënt afhankelijk is van ondersteuning. De communicatie gaat niet altijd vanzelf door de cliënt soms niet goed begrijpt wat anderen zeggen en/of zichzelf niet voldoende begrijpelijk kan maken. Het niet inzetten van ondersteuning kan leiden tot verwaarlozing/opname. Ondersteuning zelfredzaamheid 3 Kernbegrip: overnemen en regie De ondersteuning richt zich op het overnemen van taken door een professional, omdat de cliënt ernstige problemen heeft. Het gaat dan bijvoorbeeld om ondersteuning bij complexe taken die voor de cliënt moeten worden overgenomen. Ook het uitvoeren van eenvoudige taken en communiceren gaan moeizaam. De cliënt kan niet zelfstandig problemen oplossen en/of besluiten nemen. Voor de dag-structuur en het voeren van regie is de cliënt afhankelijk van de hulp van anderen.
Ondersteuning maatschappelijke deelname (voorheen begeleiding groep) De aanbieder levert dienstverlening zodat de cliënt ondersteund wordt bij het behalen van de deel resultaten zoals vermeld in het schema. Het betreft dagbesteding voor cliënten die vanwege hun beperking niet kunnen deelnemen aan gewoon of regulier begeleid werken of die vanwege hun beperking niet maatschappelijk kunnen participeren binnen de algemene voorzieningen in de buurt. De huidige functie begeleiding groep gaat op in deze maatwerkvoorzienig. Verschil is dat er niet meer wordt geïndiceerd in dagdelen en type dagbesteding maar op resultaat. Het ondersteuningsplan geeft input voor de afspraken tussen aanbieder en cliënt. Ten aanzien van vervoer van en naar de dagbesteding is het uitgangspunt dat de cliënt/zijn netwerk het zelf regelt. Indien dit niet mogelijk is wordt een vervoerscomponent mee geïndiceerd. Aanbieders zijn verantwoordelijk voor het vervoer en ontvangen hier een vervoersprijs voor. Ondersteuning maatschappelijke deelname 1 Kernbegrip: stimuleren en toezicht Er is geen noodzaak tot het overnemen van taken. Bijvoorbeeld bij de dagelijkse routine en met het uitvoeren van vooral complexere activiteiten. De cliënt kan zelf om hulp vragen. De ondersteuning is er op gericht door stimulans en/of toezicht ervoor te zorgen dat de
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 95
cliënt in staat is om zijn/haar sociale leven zelfstandig vorm te geven. Ondersteuning maatschappelijke deelname 2 Kernbegrip: helpen bij De ondersteuning wordt geboden bij het oplossen van problemen, het zelfstandig nemen van besluiten, het regelen van de dagelijkse bezigheden en de dagelijkse routine (gebrek aan dag- en nachtritme), die voor de cliënt niet vanzelfsprekend zijn. Dit kan zodanige problemen opleveren dat de cliënt afhankelijk is van ondersteuning. De communicatie gaat niet altijd vanzelf door de cliënt soms niet goed begrijpt wat anderen zeggen en/of zichzelf niet voldoende begrijpelijk kan maken. Het niet inzetten van ondersteuning kan leiden tot verwaarlozing/opname. Ondersteuning maatschappelijke deelname 3 Kernbegrip: overnemen en regie De ondersteuning richt zich op het overnemen van taken door een professional, omdat de cliënt ernstige problemen heeft. Het gaat dan bijvoorbeeld om ondersteuning bij complexe taken die voor de cliënt moeten worden overgenomen. Ook het uitvoeren van eenvoudig e taken en communiceren gaan moeizaam. De cliënt kan niet zelfstandig problemen oplossen en/of besluiten nemen. Voor de dag-structuur en het voeren van regie is de cliënt afhankelijk van de hulp van anderen.
Kortdurend verblijf Kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorg of het netwerk. Het kan gaan om cliënten die voortdurend toezicht nodig hebben of waar constant zorg of zorg op ongeregelde tijdstippen noodzakelijk is. Bij kortdurend verblijf gaat het om logeren gedurende maximaal drie etmalen per week gemiddeld met als doel het overnemen van de zorg ter ontlasting van de gebruikelijke zorg of de mantelzorger. Het verblijf is ter aanvulling op het wonen in de thuissituatie en niet als wonen in een instelling voor het grootste deel van de week. Kortdurend verblijf betreft de mogelijkheid voor een inwoner om ergens te logeren waar permanent toezicht geboden wordt en waarbij zorg en ondersteuning geboden wordt.
WMO beleidskader 2015 - 2018
Pagina 96