Wmo-Beleidskader 2015- 2018
Ondersteuning op maat en dichtbij
1
Voorwoord Namens het college van Alkmaar bied ik u dit nieuwe beleidskader voor de Wmo aan. Een ‘levend document’, want inhoud en uitvoering geven aan die nieuwe Wmo, vraagt flexibiliteit en beweegkracht. In dit beleidskader staan twee grote bewegingen centraal. Allereerst een beweging in denken. Gaan denken vanuit de leefwereld van mensen en vanuit de ‘bedoeling’ in plaats vanuit systemen en protocollen. En vervolgens die ‘bedoeling’ betekenis geven met een beperkt aantal leidende principes, waarbij systemen noodzakelijk, maar toch vooral dienend zijn. De tweede beweging is die van ingewikkeld naar eenvoudig en slim organiseren. Het eenvoudige ordenen van een soms ingewikkeld beleidsveld, praktische oplossingen dichtbij zoeken en soms onorthodoxe oplossingen durven kiezen. Daarvoor is bewegingsruimte nodig, voor onze eigen medewerkers en ook voor de organisaties waarmee wij samenwerken. Voorafgaand aan dit beleidskader hebben wij veel met elkaar besproken en voorbereid. Dat was altijd constructief en meedenkend. Daarom is dit beleidskader ook een gezamenlijk resultaat en voor uw bijdrage daaraan wil ik u allemaal hartelijk bedanken. Anjo van de Ven, wethouder Wmo
2
Inhoudsopgave Inleiding 1. 1.1 1.2 1.3
De nieuwe Wmo in beeld Terugblik op 2014 en eerste kwartaal 2015 Drie velden van ondersteuning Relatie naar Jeugdwet en Participatiewet
2. Algemeen kader: visie, doelstellingen en kaders voor uitwerking 2.1 Visie en doelstellingen 2.2 Kaders voor uitwerking 2.2.1 Maatwerk en keuzevrijheid 2.2.2 Dichtbij organiseren van ondersteuning 2.2.3 Eenvoud in de uitvoering 2.2.4 Lichtere, praktisch gerichte hulp waar mogelijk 2.2.5 Passende tarieven en resultaatfinanciering 2.2.6 Professionaliteit en kwaliteit 2.2.7 Inzetten van technologische oplossingen 2.3 Samenwerking 2.4 Financieel kader 3. 3.1 3.2 3.3
Uitwerking algemeen kader: de drie velden Algemene voorzieningen en preventie Ondersteuning thuis: toegang en maatwerkvoorzieningen Ondersteuning en verblijf: bijzondere doelgroepen en voorzieningen
4. 4.1
Sturen op de Wmo Sturen met indicatoren
5. 5.1 5.2
Participatie en communicatie Relatie met de WMO-raad Communicatie: juiste vorm en inhoud centraal
Bijlagen Bijlage 1: Financieel kader: Macrobudget Wmo en inzet budgetten per veld Bijlage 2: Sturen op de Wmo Bijlage 3: Advies Wmo-beleidskader, WMO-raad Alkmaar, 30-04-2015 Bijlage 4: Verslag Conferentie Wmo-beleidskader 23-04-2015 Bijlage 5: Verslag Expertsessie 11-05-2015 Bijlage 6: Doelen en acties
3
Inleiding
Communicatie
De nieuwe Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 (Wmo) is een uitbreiding van de Wmo die in 2007 in werking trad. Met de nieuwe wet krijgen gemeenten meer verantwoordelijkheden voor het organiseren van passende ondersteuning voor kwetsbare burgers. Op 2 december 2014 stemde de raad in met de verordening Wmo inclusief de ‘oplegnotitie’ voor het nieuwe Wmo-beleid, c.q. het nieuwe Wmo-beleidskader. Het Wmo-beleidskader 2015 – 2018 bouwt voort op deze oplegnotitie.
Communicatie over de uitvoering van het Wmo-beleidskader zal via de Raadsinformatiebrieven plaatsvinden. Inwoners van Alkmaar worden geïnformeerd over de Wmo via de Stadskrant en andere lokale media en via websites. Interactie vindt plaats via digitale platforms en bijeenkomsten.
Uitgebreid participatietraject Het college heeft in 2014, als voorbereiding op het Wmo-beleidskader, een aantal themabijeenkomsten met de raad en organisaties uit het werkveld georganiseerd over huishoudelijke ondersteuning, mantelzorg, begeleiding, toegang tot de zorg en cliëntenondersteuning. De resultaten van deze sessies hebben een plek gekregen in dit beleidskader. Met de WMO-raad is op 13 april 2015 uitgebreid gesproken over de uitgangspunten voor het Wmo-beleidskader. Op 17 en 18 april 2015 was er voor Alkmaarders tijdens de Open dagen van het Slimste Huis de gelegenheid om vragen te stellen over de Wmo. Een speciaal onderdeel was gewijd aan mantelzorg. Een gelijke sessie is in Schermerhorn gehouden op 30 april 2015. Het nieuwe beleidskader vormde de basis van een gedachtewisseling tussen inwoners, organisaties en gemeenteraadsleden op 23 april, gevolgd door een expertsessie op 11 mei, waarbij het gesprek zich voornamelijk concentreerde op een scherpere prioriteitstelling. Dat leidde tot een opbrengst die tussentijds op 21 mei is besproken in een raadsinformatiebijeenkomst.
4
Sturing In de raadscommissie Sociaal van 17 februari 2015 is uitgebreid gesproken over het Rekenkamerrapport ‘Sturen op de Wmo’. De wens van de raad om meer te (kunnen) sturen op de Wmo is daarin uitgebreid verwoord. Om tegemoet te kunnen komen aan deze wens hebben we in bijlage 2 een voorstel voor sturing op het nieuwe Wmo-beleidskader opgenomen.
Opbouw beleidskader De eerste twee hoofdstukken van het beleidskader vormen het algemeen kader: visie, doelstellingen en uitgangspunten (‘piketpalen’) worden hier beschreven. In het derde hoofdstuk wordt het algemeen kader uitgewerkt, met daarbij aandacht voor de innovatieopgaven. Het vierde hoofdstuk gaat in op de financiële en inhoudelijke sturing op de Wmo. Het laatste hoofdstuk beschrijft de relatie met de WMO-raad en gaat in op de communicatie met burgers, instellingen en gemeenteraad.
1. De nieuwe Wmo in beeld 1.1
Terugblik op 2014 en eerste kwartaal 2015
Continuïteit van de ondersteuning Met de decentralisatie van de AWBZ naar de Wmo wil de Rijksoverheid invulling geven aan de veranderende maatschappij: van verzorgingsstaat naar participatiemaatschappij: van zorgen voor, naar zorgen dat. Juist door ondersteuning dichtbij te organiseren, zijn er meer mogelijkheden om maatwerk te leveren en bureaucratie te vermijden. Onder hoge tijdsdruk, met relatief veel onzekerheid over de relatie tussen budgetten en verwachte omzet, is deze overheveling van AWBZ-taken naar de Wmo gerealiseerd. De contracten zijn tijdig opgesteld en er is continuïteit van de ondersteuning voor cliënten in 2015. Ruim 1.000 cliënten zijn ‘overgeheveld’ van de AWBZ naar de Wmo. Met de komst van nieuwe
doelgroepen is de dienstverlening/ondersteuning naar burgers fors uitgebreid.
De transitietafel In de periode van september 2014 tot april 2015 is, in opdracht en met gelden van het Rijk, de transitietafel ingericht. De transitietafel is een regionaal overleg tussen sleutelpartners die elkaar in de transitie- en transformatieopgaven tegenkomen. Die sleutelpartners zijn gemeenten, zorgverzekeraar, zorgkantoor, zorgaanbieders en cliënten(organisaties). Doel van de transitietafel is om incidentele en structurele problemen die spelen tussen de drie wetten (Wmo, Zorgverzekeringswet en Wet Langdurige zorg) bespreekbaar te maken en gezamenlijk op te lossen. Er is uitgebreid ingegaan op respijtzorg en spoedzorg.
Enkele kengetallen
Mantelzorgers
Op basis van cijfers van het CPB zijn er in Alkmaar zo’n 7.000 mantelzorgers die meer dan 8 uur per week gedurende een periode van meer dan 3 maanden mantelzorgen.
Nieuwe doelgroepen ‘Begeleiding’ (individueel, dagopvang/ dagbesteding)
Ruim 1.000 cliënten zijn ‘overgeheveld’ van de AWBZ naar de Wmo. Deze groep is grofweg onder te verdelen in de volgende percentages: Psychiatrie: 32% Psychogeriatrisch: 11% Verstandelijke beperkingen: 28% Lichamelijke beperkingen: 8% Somatische beperkingen: 20%
Beschermd wonen
In de regio Alkmaar zijn 390 cliënten woonachtig in een vorm van beschermd wonen. In Alkmaar zijn ongeveer 190 personen woonachtig. Daarnaast maken 47 personen in de regio gebruik van het persoonsgebonden budget (pgb)
Gebruik maatwerkvoorzieningen
Huishoudelijke ondersteuning: 2.400 Hulpmiddelen: 588 Vervoer: 130 (excl. Graft-De Rijp en Schermer)
Cijfers HHM, januari 2014 5
Slimmere Zorg Slimmere Zorg is in 2014 gestart als vliegwiel voor innovatie. De gemeente Alkmaar maakt het mogelijk via dit platform initiatieven te verzamelen die binnen de eigen regio toepasbaar zijn. Alle partijen uit het veld, zowel op het gebied van zorg, welzijn, ICT, ondernemers, woningbouw, als ook vrijwilligers, mantelzorgers en cliënten kunnen ideeën initiëren en delen via het online platform www.slimmerezorg.com. Binnen een jaar is dit platform uitgegroeid tot een lokaal/regionaal netwerk (innovatielab) met meer dan 460 leden. Er liggen veel kansen op het gebied van technologische ontwikkelingen, in combinatie met het eenvoudig en praktisch organiseren van de ondersteuning.
Op 25 september 2014 opende het Slimste Huis Alkmaar, als verlengstuk van het online platform Slimmere Zorg. Het is een kenniscentrum met een laagdrempelige en moderne uitstraling, waar zowel organisaties als cliënten kennis kunnen maken met nieuwe vormen van thuistechnologie: domoticatoepassingen om langer veilig thuis te kunnen blijven wonen, e-healthoplossingen als beeldbellen en de inzet van speciaal ontwikkelde apps en tablets als aanvulling op de ondersteuning Het Slimste Huis is ook meer en meer een ontmoetingsplek met lezingen en workshops, waar kennis delen, nieuwe verbindingen maken en nieuwe samenwerkingsvormen een kans en een stimulans krijgen.
Samenvattend 2014 en het eerste kwartaal 2015 kenschetsen zich als een voorbereidingsperiode voor de nieuwe Wmo. Innovatie van zorg en ondersteuning is in gang gezet.
6
1.2
Drie velden van ondersteuning
In de ‘oude Wmo’ stonden de welbekende negen prestatievelden centraal. Zij vormden in veel gemeenten de leidraad voor de Wmo-beleidsplannen. In de nieuwe wet komen geen prestatievelden meer voor. Wel wordt in de wettekst bij de begripsomschrijving van ‘maatschappelijke ondersteuning’ aangegeven waar gemeenten zich mee bezig dienen te houden.
Maatschappelijke ondersteuning Wettekst Wmo 2015, artikel 1.1.1 Het begrip ‘maatschappelijke ondersteuning’ omvat: 1. bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld, 2. ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving, 3. bieden van beschermd wonen en opvang In aansluiting op de wet onderscheiden we in het Wmo-beleidskader 2015 – 2018 drie ondersteuningsvelden: Veld 1. Algemene voorzieningen en preventie Deze voorzieningen en activiteiten worden gesubsidieerd door de gemeente en zijn vrij toegankelijk voor burgers. Voorbeelden: bewonersondernemingen, ondersteuning mantelzorgers, vrijwilligersorganisaties, Buurtgericht Samenwerken en cliëntondersteuning.
Veld 2. Ondersteuning thuis: toegang en maatwerk-arrangementen Als veld 1 niet voldoende ondersteuning biedt, komt men bij de toegang. Hier wordt bepaald welk ondersteuningsarrangement of maatwerkvoorziening aansluit bij de vraag. Voor deze voorzieningen is een indicatie van de gemeente nodig. Enkele voorbeelden van voorzieningen in het tweede veld zijn: huishoudelijke ondersteuning, vervoer en hulpmiddelen. Veld 3. Ondersteuning en Verblijf Als er meer begeleiding, toezicht en opvang nodig is, indiceert de gemeente voor een (tijdelijke) opvangvoorziening of Beschermd Wonen. In hoofdstuk 2 worden visie, doelstellingen en uitgangspunten voor deze drie velden belicht. Ook wordt daar ingegaan op de ‘beweging tussen de velden’.
1.3 Relatie naar Jeugdwet en Participatiewet De relatie tussen de Jeugdwet en de Wmo Zodra een jongere (bijna) 18 wordt, raken de Jeugdwet, de Wmo en de Participatiewet elkaar. Een jongere wordt geacht op zijn 18e zelfstandig en zelfredzaam te kunnen leven en werken. Lukt dit niet volledig, dan kan ondersteuning worden geboden vanuit de Wmo en/of de Participatiewet. Het gaat dan voornamelijk om jongeren met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking en jongeren die blijvend afhankelijk zijn van ondersteuning.
7
In het oude stelsel was de grens tussen 18min en 18plus ‘hard’. Dat betekende in de praktijk dat aan jongeren van bijna 18 jaar niet altijd adequate Jeugdhulp werd geboden, omdat trajecten niet meer ingezet mochten worden of vroegtijdig afgebroken werden. Als gemeente laten we deze ‘harde’ grens van 18 jaar los. Ingezette trajecten kunnen (tijdelijk) doorlopen in de Wmo. In de inkoopeisen neemt de gemeente op, dat aanbieders een advies uitbrengen aan de gemeente over passende hulp, als zij verwachten dat hun cliënten ook na hun 18e levensjaar nog ondersteuning nodig hebben. De gemeente neemt dat mee in de inkoopafspraken met de aanbieders.
Relatie tussen de Participatiewet en de Wmo Iedereen die kan werken maar daarbij ondersteuning nodig heeft, valt sinds 1 januari 2015 onder de Participatiewet. De wet is er om zoveel mogelijk mensen met of zonder arbeidsbeperking werk te laten vinden. In de regio Alkmaar is de uitvoering van de Participatiewet in handen van HalteWerk.
8
‘De gemeente kan, als dit voor het bieden van maatwerk aan cliënten wenselijk is, de Participatiewet en de Wmo 2015 in onderlinge samenhang toepassen. Dat kan in de praktijk op verschillende manieren vorm krijgen. Denk aan bijvoorbeeld iemand met een fysieke beperking die met een scootmobiel of aangepaste rolstoel naar zijn werk gaat. Denk aan begeleiding door een jobcoach om een werkzoekende met een arbeidsbeperking bij een reguliere werkgever te laten starten, waarbij tegelijkertijd sprake is van ondersteuning bij het voeren van een huishouding.’ (uit: brief staatssecretaris Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer, 10 januari 2014). Momenteel heeft de gemeente Alkmaar 3300 cliënten die vallen onder de Participatiewet. Naar schatting kan de helft daarvan moeilijk een plek krijgen op de arbeidsmarkt.
2. Algemeen kader: visie, doelstellingen en kaders voor uitwerkingen 2.1
Visie en doelstellingen
Alkmaar is een gemeente die aan al haar inwoners ruimte, mogelijkheden en waar nodig ondersteuning biedt om hun (sociale) leven naar eigen inzicht, zelfstandig en zelfredzaam in te richten. Een gemeente waarin de inwoners zich kunnen ontwikkelen en ontplooien, met een overheid die mensen helpt ‘het zelf te doen’ (naar Maria Montessori). Waar inwoners dat niet, of niet geheel, op eigen kracht kunnen realiseren, ondersteunt Alkmaar met de nieuwe Wmo mensen om ‘mee te doen’ en een bijdrage te leveren aan de lokale samenleving. Zodat ook mensen met beperkingen in staat zijn om een zinvol en waardig bestaan te leiden.
oplossingen te realiseren. Deze oplossingen zijn daadwerkelijk van toegevoegde waarde in het leven van de cliënt. Dit is een grote mentale verandering in het denken van een organisatie, maar wel nodig om de cliënt optimaal te bedienen. schema 1 - Denkrichting
Visie Van ingewikkeld naar eenvoudig Centraal in onze visie staat ‘beweging’. Daarbij gaat het specifiek om de volgende twee samenhangende bewegingen: 1. Van systeemdenken naar de ‘bedoeling’ (persoonsgerichte benadering) 2. Van ingewikkeld naar eenvoudig
Van systeemdenken naar de bedoeling In Alkmaar wordt een persoonsgerichte benadering voorgestaan: de burger en zijn of haar leefwereld staan centraal, het systeem (protocollen, regels, etc.) is hieraan ondersteunend. Dit kan betekenen dat in voorkomende gevallen ‘onorthodoxe’ oplossingen gevonden worden, omdat het standaardaanbod of de standaardprocedure de eigenlijke bedoeling in de weg staat. Dan werkt het niet in de leefwereld van de cliënt. Professionals krijgen de ruimte om juist vanuit die leefwereld -vanuit de bedoeling- maatwerk-
We hebben drie velden van ondersteuning onderscheiden: algemene voorzieningen en preventie, ondersteuning thuis en ondersteuning en verblijf. Binnen elk veld wordt de komende periode nagegaan of de juiste dingen worden gedaan, of er niet ‘dubbelop’ gewerkt wordt, of het aanbod nog wel voldoende aansluit bij de actuele vraag en of de ondersteuning slimmer en eenvoudiger georganiseerd kan worden. Dit doen we door regelmatig gesprekken te voeren met cliëntorganisaties en instellingen en door eenvoudige oplossingen te belonen. Daarmee kunnen we ook een beweging tussen de velden realiseren. Dat betekent: zoveel mogelijk kiezen voor wijkgerichte, eenvoudige oplossingen waarvoor geen indicatie nodig is en die dichter bij de leefwereld van de cliënt liggen.
Schema 1 uit ‘Verdraaide Organisaties, terug naar de bedoeling’, Wouter Hart, Marius Buiting. Deventer 2013
9
Het is goed mogelijk om bepaalde vormen van (lichte) ondersteuning uit veld 2 (dagbesteding/ dagopvang) over te brengen naar veld 1. De beweging van het derde naar het tweede veld stimuleren we door waar dat kan, meer ondersteuning thuis te bieden, in plaats van opvang of beschermd wonen, zoals tot voor kort gebruikelijk was. Ook het ontwikkelen van nieuwe woonzorgcombinaties kan tot beter passende ondersteuning leiden. In hoofdstuk 3 wordt dit proces concreter toegelicht. In schema 2 wordt de beweging tussen de velden zichtbaar gemaakt. schema 2 - Beweging tussen de velden
Veld 2 Ondersteuning thuis
Veld 1 Algemene voorzieningen en preventie
Kaders voor uitwerking2
Om de nieuwe Wmo daadwerkelijk op niveau te organiseren en daarmee ook betaalbaar te houden, is een algehele verandering in de organisatie van de zorgvraag en het zorgaanbod wenselijk. Een kernthema in deze transformatie is de beweging van zwaardere, duurdere vormen van ondersteuning naar lichtere vormen van ondersteuning en preventie (‘zo nabij mogelijk’). Dit vraagt om een andere houding, waarbij we meer vanuit de leefwereld van de cliënt denken en werken. Om de nieuwe Wmo vorm te geven zijn de volgende uitwerkingskaders of uitgangspunten opgesteld:
Veld 3 Ondersteuning en verblijf Toegang Inzet van mens en middelen
2.2
Alleen op indicatie Bereikbaar voor iedereen
1. 2. 3. 4 5. 6. 7.
Maatwerk en keuzevrijheid Dichtbij organiseren van ondersteuning Eenvoud in de uitvoering Lichtere, praktisch gerichte hulp waar mogelijk Passende tarieven en resultaatfinanciering Professionaliteit en kwaliteit Inzet van technologische oplossingen
Doelstellingen
2.2.1 Maatwerk en keuzevrijheid
De algemene doelstellingen1 zijn: 1. Inwoners met een beperking uit de regio Alkmaar faciliteren en ondersteunen in het zoeken naar eigen vormen van zelfredzaamheid. 2. Waar inwoners niet op eigen kracht zelfredzaam kunnen zijn, ondersteunt de gemeente met een ondersteuningsaanbod op maat om zelfstandig thuis te kunnen blijven wonen. 3. Voor zeer kwetsbare inwoners, bij wie de thuissituatie niet toereikend blijkt, verzorgt de gemeente óf opvang (tijdelijk) óf een beschermde omgeving.
Maatwerk betekent dat de ondersteuning die iemand nodig heeft, past bij zijn of haar leefwereld en zijn of haar mate van zelfredzaamheid. De maatwerkvoorziening die de gemeente biedt, is aanvullend op wat iemand zelf nog kan en vormt samen met eventuele mantelzorg en de mogelijkheden van de vrij toegankelijke voorzieningen (veld 1), een samenhangend ondersteuningsaanbod, ofwel maatwerk. Maatwerk kan ook betekenen dat er onorthodoxe oplossingen worden gezocht. Op de conferentie van 23 april zijn enkele aansprekende voorbeelden belicht (klik voor link, Albert Jan Kruiter).
10
1 - Deze doelstellingen sluiten (nog steeds) goed aan bij het kader voor Sociaal Beleid 2012: “Het Alkmaars sociaal beleid is in de eerste plaats preventief: het zet in op het versterken van de krachten die burgers hebben – sterk of kwetsbaar, ieder naar zijn of haar eigen vermogen. Die versterking kan op verschillende manieren vorm krijgen, al naar gelang de groep waarop het beleid zich richt.
2 - Deze kaders vallen voor een belangrijk deel samen met de uitgangspunten/piketpalen die bestuurders in de regio Alkmaar hebben opgesteld voor de inkoop. Op 3 maart 2015 heeft de commissie Sociaal over deze uitgangspunten/piketpalen gesproken. Ook in het Collegeprogramma ‘Het wordt zomer’ worden enkele uitgangspunten kernachtig beschreven.
en duidelijk mogelijk gevoerd worden: goede vraagverheldering, goede cliëntondersteuning en een leesbaar persoonlijk plan. Het is belangrijk dat gemeente en zorgaanbieders zoveel mogelijk dezelfde taal spreken door bijvoorbeeld allemaal te werken met de Zelfredzaamheidsmatrix. De ondersteunende (ICT)-systemen horen hierbij daadwerkelijk te ondersteunen bij een snelle afhandeling en toewijzing en géén bureaucratische hobbels te vormen.
2.2.4 Lichtere, praktisch gerichte hulp waar mogelijk ‘Keuzevrijheid’ betekent dat het vertrekpunt is dat de cliënt zelf de ondersteunende organisatie kan kiezen, vergelijkbaar met het persoonsgebonden budget. In de contracten voor maatwerkvoorzieningen zal deze keuzevrijheid blijvend worden geborgd.
2.2.2 Dichtbij organiseren van ondersteuning Voor inwoners van Alkmaar is het prettig om ondersteuning in de eigen buurt of wijk te krijgen. Dit is voor organisaties die werken met vrijwilligers over het algemeen vanzelfsprekend. In lijn met het Collegeprogramma wordt geïnvesteerd in kleinschalige dagbestedingsinitiatieven in de buurt of wijk. Hiermee kan ook het vervoer naar (verder gelegen) dagbesteding beperkt worden.
2.2.3 Eenvoud in de uitvoering De kosten die gemoeid zijn met de uitvoering van de Wmo zijn meer dan 50 miljoen euro. De gemeente houdt de administratieve lasten zo laag mogelijk, want dit zijn kosten waarvan de inwoners niet direct profiteren. Ook bij het stellen van regels is ‘eenvoud’ leidend. Eenvoud voor de aanvrager, eenvoud in de uitvoering. Het gesprek met de cliënt zal zo eenvoudig
In de nieuwe Wmo worden, waar dat kan, alternatieven ontwikkeld die lichter zijn dan de huidige, meer gespecialiseerde vormen van ondersteuning. Een goed voorbeeld hiervan is de integratie van individuele begeleiding (in de thuissituatie) en de huishoudelijke hulp. Het gaat hier om een vernieuwing die zowel inhoudelijk als financieel een meerwaarde kan opleveren. Voorwaarde blijft dat mensen de ondersteuning krijgen die nodig is.
2.2.5 Passende tarieven en resultaatfinanciering Het is belangrijk dat de kostprijs voor de producten (of resultaten) een realistische opbouw kent; daarbij gaat het om een goede verhouding tussen uitvoering en overhead, waarbij voor professionele inzet de geldende CAO gevolgd wordt. Het verschil tussen PGB-tarieven en tarieven voor Zorg in Natura kan kleiner. De PGB-tarieven zijn hierbij het vertrekpunt; waar nodig kan voor Zorg in Natura geplust worden. Kern van resultaatfinanciering is dat de gemeente samen met cliënt en aanbieder een haalbaar resultaat opstelt en dat de aanbieder vervolgens samen met de cliënt nadere afspraken maakt over de ureninzet.
11
Voorbeeld
Gemiddeld ontvangt een cliënt, op basis van indicatie, 2,5 uur eenvoudige huishoudelijke hulp per week. De aanbieder kan uitgaande van de totale ureninzet per periode, samen met de cliënt op een flexibele wijze en vraaggericht, invulling geven aan de uitvoering van het werk: op piekmomenten meer ureninzet, op rustige momenten minder ureninzet.
2.2.6 Professionaliteit en kwaliteit De verplichting om landelijke kwaliteitsstandaarden voor maatschappelijke ondersteuning te ontwikkelen, is uit de wet verdwenen. Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning. De VNG heeft in haar Ledenbrief van 2 oktober 2014, een basisset kwaliteitseisen opgesteld. Het gaat hier om een kader dat zowel landelijk als lokaal nadere invulling krijgt. In de inkoopcontracten voor 2016 kunnen deze eisen meegenomen worden. Belangrijke onderdelen in het kwaliteitskader zijn: klanttevredenheid, verantwoorde/professionele zorg, VOG (verklaring omtrent gedrag), eenvoudige afhandeling en een klachtenregeling. Het kader zal eenvoudig toetsbaar moeten zijn, zowel voor de organisaties waar ondersteuning wordt ingekocht of gesubsidieerd als voor de gemeentelijke organisatie zelf.
2.2.7 Inzetten van technologische oplossingen De inzet van technologie en internet kan de zelfredzaamheid en de eigen regie van burgers vergroten. Vernieuwing op dit vlak kan alleen ontstaan door een samenspel van zorgaanbieders, ICT-oplossingen, formele zorg en het sociale netwerk. Het Slimste Huis Alkmaar is in samenwerking met het kenniscentrum SmartHomes ontwikkeld als thuisbasis voor innovatie en ont-
12
wikkeling. Naast demonstratiewoning, fungeert de ruimte ook als fysieke locatie voor het voeren van discussies en het uitwisselen van kennis en expertise. Partijen van uiteenlopende aard kunnen hier zowel informatie halen als brengen.
Via het platform Zorgvoorelkaar.com is het voor inwoners eenvoudig om een (in)formele zorg- of ondersteuningsvraag online te plaatsen. Andere bewoners kunnen hierop reageren en kunnen zo diensten uitwisselen. Daarnaast biedt beeldbellen voor veel ouderen uitkomst doordat zij eenvoudig contact kunnen maken met kinderen, kleinkinderen of andere bekenden, maar ook met professionele (zorg)organisaties. Dit versterkt het sociale netwerk en de zelfredzaamheid. Uw Compaan is een tablet die speciaal is ontworpen voor mensen die er niet aan gewend zijn met computers of tablets om te gaan.
In de Kamerbrief over ‘E-health en zorgverbetering’, van 2 juli 2014, stellen de minister en de staatssecretaris van VWS het volgende: “We moeten constateren dat waar zich een aanzienlijke aanwas van nieuwe technologieën aftekent in de markt waar mensen daadwerkelijk baat bij hebben, de brede toepassing van e-health in de zorg vaak achterblijft. Dat is de reden dat we ons beleid vooral zullen inzetten op het breed benutten van succesvolle e-health initiatieven om zo de zorg te verbeteren en te bereiken dat mensen echt centraal staan in de zorg”. In relatie tot deze
constatering wordt onder andere de ambitie uitgesproken dat een groot deel van de cliënten die zorg en ondersteuning thuis ontvangen, metingen van hun gezondheid zelfstandig kan uitvoeren en dat al die cliënten via een beeldscherm 24 uur per dag met een zorgverlener kunnen communiceren. Met Het Slimste Huis sluiten we aan bij de ambities van het Rijk.
2.3 Samenwerking Realiseren van de uitgangspunten is alleen mogelijk als gemeente, burgers, cliëntorganisaties en instellingen goed samenwerken. Hoewel in Alkmaar niet met een blauwdruk voor een wijkgerichte aanpak wordt gewerkt, is er wel een wijkgerichte aanpak. Goed werkende wijkstructuren blijven bestaan en krijgen waar nodig versterking. De Wmo-consulenten onderhouden nauwe relaties met zorgaanbieders en huisartsen en de nieuw aangestelde wijkverpleegkundigen - met - regie (6 wijkverpleegkundigen). Deze wijkverpleegkundigen spelen een belangrijk rol bij complexe cliëntsituaties.
2.4
Financieel kader
In bijlage 1 is het financieel kader van de Wmo 2015 opgenomen. In totaal gaat het om een begroting van 59 miljoen euro. Omdat de meicirculaire 2015 (Wmo-macrobudget) nog niet beschikbaar is, hebben we het overzicht beperkt tot 2015. Als we vanuit de drie velden naar het financieel kader kijken, kunnen we het volgende opmerken: • In veld 1 zijn alle Wmo-gerelateerde subsidies opgenomen. Naast deze lokale subsidies zijn er twee rijksbijdragen in dit veld: subsidies MEE (Cliëntondersteuning) en Waardering Mantelzorg. • In veld 2 zijn de maatwerkvoorzieningen opgenomen. Een deel van deze voorzieningen worden gefinancierd uit de rijksbijdrage, te weten: de nieuwe taak (AWBZ) begeleiding en de huishoudelijke hulp. De volgende voorzieningen worden lokaal gefinancierd: vervoer, woningaanpassingen, hulpmiddelen en individuele inkomensvoorzieningen. • Veld 3 wordt, met uitzondering van verslaafdenzorg (preventie), gefinancierd uit de rijksbijdrage. Wat betreft de ‘speelruimte’ tussen de velden en de budgetten: jaarlijks zijn de subsidies voor veld 1 opgenomen in een subsidieplan. De uitgaven voor de geïndiceerde ondersteuning, velden 2 en 3, vinden plaats op basis van een raming. Bij onder- en overschrijding is er een relatie met het transitiebudget Sociaal domein. De beweging die wij voorstaan tussen de velden, zal vertaald gaan worden in het financieel kader. Met, bijvoorbeeld, de verschuiving van lichte dagbesteding van veld 2 naar veld 1 zal ook het budget ‘mee verhuizen’.
13
3.
Uitwerking algemeen kader: de drie velden
Inleiding Het algemeen kader zal op de volgende drie velden uitgewerkt gaan worden. • Algemene voorzieningen en preventie • Ondersteuning thuis • Ondersteuning en verblijf We schetsen per veld de belangrijkste ontwikkelingen en de aanpak om de gewenste beweging tussen de velden in gang te zetten.
Doelen en acties: relatie met de programmabegroting In bijlage 6 hebben we een overzicht van doelen en acties op de drie velden opgenomen. Daarbij is gebruik gemaakt van het format van de programmabegroting. Met deze aanpak wordt de raad in de gelegenheid gesteld om jaarlijks via de programmabegroting te sturen op de prioritaire doelen en acties.
3.1
Algemene voorzieningen en preventie
Beweging tussen de velden
Schets van veld 1
We willen de ondersteuning eenvoudiger en lichter organiseren. Dit kan betekenen dat wijkgerichte simpele oplossingen, dichtbij de burger, beter passen dan duurdere, minder gemakkelijk toegankelijke maatwerkoplossingen. Uit het participatietraject is gebleken dat partijen kans zien om de dagopvang en de dagbesteding voor de groep mensen met (lichte) dementie eenvoudiger te organiseren. De verbinding met wijk- en buurtcentra/bewonersondernemingen ligt hierbij voor de hand.
Algemene voorzieningen zijn voorliggend aan de maatwerkvoorzieningen, laagdrempelig en zonder indicatie toegankelijk. In dit veld zijn vrijwilligersinitiatieven, buurtondernemingen en ondersteuning door vrijwilligers opgenomen, maar dit is niet een exclusief veld van alleen vrijwilligersinitiatieven.
Bewonersonderneming De Oever is voor buurtbewoners een bekende ontmoetingsplek. In combinatie met het nieuwe informatiepunt VoorMekaar is hun rol in de wijk inmiddels breder dan die van een wijkcentrum voor sociale activiteiten en dagbesteding. Het informatiepunt helpt bewoners met hulpvragen van diverse aard op weg. Voor kwetsbare burgers biedt De Oever een laagdrempelig, vertrouwd platform dat gerund wordt door een combinatie van professionals en vrijwilligers. Ouderen kunnen nu via VoorMekaar ook les krijgen op een tablet, speciaal ontwikkeld voor deze doelgroep.
Ontmoeting en sociaal contact. Alkmaar kent een uitgebreid verenigingsleven, actieve bewonersondernemingen, religieuze en levensbeschouwelijke organisaties en vele initiatieven van inwoners en bedrijven op terreinen als kunst, cultuur, educatie, natuur, zorg en sport. Zij leveren met elkaar een enorm belangrijke bijdrage aan de bedrijvigheid in Alkmaar én aan de ontmoetingen tussen mensen.
14
Ook professionele organisaties bieden in dit veld hun diensten aan. Er is sprake van een veelheid aan activiteiten en diensten in veld 1:
Praktische vormen van dienstverlening. De kracht van dergelijke voorzieningen zit vaak in een simpele aanpak en de organisatie ervan in de leefomgeving van burgers. Hulp bij vervoer, ouderenbezoek, thuisadminis-
tratie, tuinonderhoud, groepsgerichte dagbesteding en lotgenotencontact zijn hiervan voorbeelden. Vrijwilligers spelen een grote rol in deze voorzieningen.
Vrijwilligersondersteuning. Vormen daarvan zijn het geven van informatie, advies en begeleiding, bemiddeling, educatie, waardering en promotie. Vrijwilligers zijn met hun inzet essentieel voor de leefbaarheid van de samenleving. En voor de vrijwilliger zelf geeft het werk een gevoel van voldoening, een mogelijkheid om kennis en ervaring op te doen en sociale contacten en een netwerk op te bouwen. Mantelzorgondersteuning. Informatie, advies, begeleiding, emotionele steun, educatie en praktische hulp horen hierbij. Met de overheveling van thuiszorgtaken naar de gemeente plus de wens om langer thuis te (kunnen) blijven wonen, wordt het beroep op huidige en nieuwe mantelzorgers groter. Versterking van voorzieningen als het Respijthuis verdient hierbij aandacht. Cliëntondersteuning. Voor mensen die hulp nodig hebben bij het formuleren van hun ondersteuningsvraag en het vinden van passende ondersteuning is cliëntondersteuning kosteloos beschikbaar.
Versterken veld 1
Van professionele en vrijwilligersorganisaties worden initiatieven en plannen gevraagd om veld 1 te versterken zodat ondersteuning zo nabij mogelijk is1. Vragen en problemen worden snel gesignaleerd en opgepakt. De bekendheid en het gebruik van algemene voorzieningen kan groter. En de inzet van technologie kan zelfredzaamheid en eigen regie versterken.
De meeste mensen blijven het liefst zo lang mogelijk thuis wonen maar dat gaat niet altijd zonder enige ondersteuning. In de Spoorbuurt heeft een buurtbewoonster (tevens hulpverlener), het initiatief genomen om een ‘huiskamerproject’ te starten. De huiskamer is bedoeld voor kwetsbare ouderen uit de buurt die onder begeleiding van vrijwilligers een leuke dagbesteding kunnen hebben. Inmiddels zijn ook kinderen van de nabije basisschool op bezoek geweest in de huiskamer. De mensen uit de wijk leren elkaar kennen en worden uit hun sociale isolement gehaald. De aanpak
Een sterk veld en wellicht een uitbreiding ervan is nodig. Daarvoor gaan we het volgende doen: • Initiatieven op het terrein van ontmoeting en leefbaarheid stimuleren. We denken mee, bieden (regel)ruimte, zijn partner, leggen contacten en/of zijn (mede)financier. • Vroegsignalering1. De gemeente versterkt en ondersteunt de buurten en de algemene voorzieningen, zodat zij: a. waar mogelijk hulpvragen kunnen afvangen b. vroeg hulpvragen kunnen signaleren, zodat de juiste hulp snel geregeld kan worden. Dit doen we door in gesprek te zijn en blijven met cliënten en organisaties. Goed horen wat er speelt, openstaan voor signalen. Instrumenten die we daarvoor gaan inzetten zijn sociale media (bijvoorbeeld digitaal platform) en fysieke bijeenkomsten. 1 - Wijziging n.a.v. Commissie Sociaal d.d. 16 juni 2015
15
16
• Bestaande en nieuwe organisaties de ruimte geven om op nieuwe initiatieven in te spelen. Dit doen we o.a. met de projecten Slimmere Zorg en Slimmer Samen en door subsidieafspraken met organisaties. We dagen organisaties uit samen te werken, bijvoorbeeld om gezamenlijk een passend opleidings- en/of een cursusaanbod te ontwikkelen. De vrijwilligersacademie van de Vrijwilligers Centrale Regio Alkmaar zal hierin een belangrijke rol spelen. • Het beter zichtbaar maken van algemene voorzieningen zodat burgers (en organisaties) makkelijker een passende vorm van ondersteuning kunnen vinden. En het Wmo-loket goed en effectief kan doorverwijzen. Dat betekent heldere informatie op alkmaar.nl, in plaatselijke kranten en een goede sociale kaart.
Met uitzondering van de woningaanpassingen, wordt in dit veld regionaal samengewerkt bij de inkoop.
3.2
Om de ambitie te realiseren is een aanpak gewenst die bestaat uit de volgende onderdelen:
Ondersteuning thuis; toegang en maatwerkvoorzieningen
Schets van veld 2 Het leveren van maatwerk staat in dit veld centraal. De mogelijkheid om ‘eigen kracht’ in te zetten wordt onderzocht en gestimuleerd. Dit kan betekenen dat er minder professionele ondersteuning nodig is dan aanvankelijk beoogd of gevraagd, maar ook dat er in sommige situaties meer nodig is omdat er sprake is van ‘vraagverlegenheid’. Een passend ondersteuningsarrangement kan opgebouwd zijn uit maatwerk en/of algemene voorzieningen. Veld 2 kent de volgende maatwerkvoorzieningen: • Ondersteuning thuis/ Huishoudelijke hulp • Dagopvang, dagbesteding, respijtzorg • Hulpmiddelen • Vervoer • Woningaanpassingen
Versterken veld 2 We streven naar minder scheiding tussen de voorzieningen; flexibel ingericht, licht waar dat kan, dichtbij mensen, voldoende professionaliteit en waar mogelijk de inzet van technologische hulpmiddelen. Zowel bij Beschermd Wonen als bij Veilig Thuis is er de ambitie om nieuwe vormen van ondersteuning thuis te ontwikkelen. Dit vanuit de visie dat het beter is om langer zelfstandig thuis te blijven wonen. Dit vraagt om stevige –professionelemaatwerkarrangementen.
De aanpak
Informatie: het is wenselijk om inwoners regelmatig te informeren over de verschillende vormen van maatwerkondersteuning, de werkwijze van het Wmo-loket en de beschikbaarheid van algemene voorzieningen. In nauw overleg met de WMO-raad en cliëntenorganisaties willen we hiervoor een ‘programma’ ontwikkelen. Resultaatgericht werken en financieren: met de nieuwe taak ‘Ondersteuning thuis’ integreren we de zwaardere huishoudelijke hulp en begeleiding. Deze aanpak zal uitgebreid worden naar alle maatwerkvoorzieningen. Met name bij nieuwe inkooptrajecten is hierop goed te anticiperen. In 2015 lopen nieuwe inkooptrajecten voor ondersteuning thuis, vervoer en hulpmiddelen. Onorthodoxe oplossingen: er zijn situaties waarbij de ingekochte ‘producten’ niet direct een oplossing bieden, of waar de systeemregels het
17
probleem alleen maar vergroten. Voor dit soort situaties is het wenselijk om te kunnen beschikken over een maatwerkbudget voor slimme oplossingen. Een onorthodoxe oplossing
Een gescheiden vader komt in de bijstand en schuldsanering. Hij moet daarbij dan eerst zijn auto verkopen. Met die auto brengt hij 2 van zijn 3 kinderen naar het speciaal onderwijs en kan hij zijn moeder gemakkelijk bezoeken. De auto is €1.800,- waard. Verkopen van de auto betekent dat de kinderen met het doelgroepenvervoer moeten reizen en dat hij minder mantelzorg kan verlenen. Volgens de regels van het systeem moet de auto weg; als we de bedoeling volgen en het gezin de auto laten houden, voegen we niet alleen waarde toe aan de leefwereld van deze vader en zijn kinderen, maar besparen we ook aanzienlijk op de kosten.
Vermindering regelgeving: voor wat betreft de vermindering van de regelgeving is het wenselijk om de indicatieprocedure zoveel mogelijk te vereenvoudigen en ruimte te geven aan zorgaanbieders om de inzet aan te passen aan de (veranderende) behoeften/problemen van cliënten. Inzetten van nieuwe technologische oplossingen: nieuwe oplossingen, zoals het gebruik van een (aangepaste) tablet, kunnen na een pilotperiode als nieuwe voorziening toegevoegd worden aan de bestaande voorzieningen.
18
Thuiszorgorganisatie Altijd Zorg Aanwezig (AZA) heeft een app ontwikkeld waardoor cliënten digitale ondersteuning krijgen bij hun dagindeling en werkzaamheden. De ‘AZA-App’ biedt daarnaast 24 uur per dag de mogelijkheid tot contact tussen de cliënt en de organisatie. Door een herverdeling van het aantal ondersteuningsmomenten is gewerkt aan een optimale inzet van zorg op maat bij iedere cliënt. Met behoud van hetzelfde aantal uren is het zorgaanbod geïntensiveerd en is de kwaliteit van dienstverlening verhoogd. 3.2 Ondersteuning en verblijf; bijzondere doelgroepen en voorzieningen Schets van veld 3
In dit derde veld gaat het om beschermd wonen, maatschappelijke opvang, OGGZ (Openbare Geestelijke Gezondheidszorg), Veilig Thuis en vrouwenopvang: Beschermd wonen is bedoeld voor mensen die vanwege psychische problematiek er niet in slagen om zelfstandig te wonen zonder de directe nabijheid van 24 uur per dag toezicht of ondersteuning. Maatschappelijke opvang is bedoeld om tijdelijk onderdak en begeleiding te bieden aan mensen die door één of meerdere problemen, al dan niet gedwongen, de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Veilig Thuis (huiselijk geweld) is het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling. Dit zijn regionale organisaties waar slachtoffers, daders en omstanders terecht kunnen voor hulp en advies. Veilig Thuis is er voor iedereen, jong en oud, die te maken heeft met huiselijk geweld of kindermishandeling/ouderenmishandeling. Vrouwenopvang biedt tijdelijk onderdak en begeleiding aan vrouwen die, al dan niet gedwongen, de thuissituatie hebben verlaten vanwege relationele problemen en bedreiging/geweld.
fronteerd kunnen mogelijk ruimte bieden voor cliënten die zijn geïndiceerd voor beschermd wonen. Alkmaar heeft goede ervaringen met het sociaal pension: een basis van bed, bad en brood in combinatie met het bieden van structuur, bewindvoering en ondersteuningsarrangementen. Deze voorziening kan als model dienen voor de ontwikkeling van een ‘sociaal pension 2.0’ in Alkmaar, specifiek gericht op de cliënten voor wie zelfstandig wonen niet (meer) haalbaar is.
Zowel ondersteuning thuis als ondersteuning met verblijf zorgen voor een belangrijke bijdrage aan het reduceren van overlast in de wijk.
Versterken veld 3 De ondersteuningsvormen worden waar mogelijk eenvoudiger en laagdrempeliger ingezet. Onder andere door wonen en zorg meer van elkaar te scheiden en toegankelijkere verblijfsarrangementen in te richten zoals sociale pensions. Problemen met huiselijk geweld spelen vaak al jaren voordat dit naar buiten zichtbaar wordt en men hulp zoekt. Een betere signalering gecombineerd met deskundige ondersteuning kan eerder hulp bieden en erger voorkomen. Een goede screening bij aanmeldingen voor de opvang voorkomt opname in opvanghuizen door de inzet van hulp aan huis en sluit beter aan bij de eigen kracht en het eigen oplossingsvermogen.
De aanpak Op het terrein van beschermd wonen en Veilig Thuis wordt de volgende aanpak gevolgd: Inventariseren van nieuwe locaties voor opvang; zorginstellingen die, op basis van afgesproken beddenreducties, met leegstand worden gecon-
Beschermd wonen wordt vaak in combinatie met dagbesteding aangeboden. Het scheiden van wonen en zorg vraagt ook om een andere invulling als het om dagbesteding gaat. Daar kunnen wijkondernemingen een aanbod op creëren. Er ontstaan in Alkmaar mooie voorbeelden, waar dagbesteding gecombineerd met inloop ontstaat en maaltijden worden genuttigd samen met overige gebruikers van de buurtonderneming. Wij werken hierin samen met zorgaanbieders en de wijkondernemingen om dit tot een succes te maken. Ook in dit veld is het wenselijk om de mogelijkheid van onorthodoxe oplossingen te zoeken en de regelgeving te verminderen. De inzet van technologische oplossingen biedt perspectief. Door de inzet van goede beveiligingssystemen kan het ‘Oranjehuis’ vrouwen en kinderen voldoende veiligheid bieden op een openbare locatie dichtbij de buurt waar het gezin vandaan komt. Sociale verbanden, werk en school kunnen daarbij in stand gehouden worden. Ook bij beschermd wonen kan begeleiding op afstand bijdragen aan vergroting van zelfredzaamheid en soms het toegroeien naar een meer zelfstandige woonsituatie.
19
4.
Sturen op de Wmo
4.1
Sturen met indicatoren
In de raadscommissie Sociaal van 17 februari 2015 is uitgebreid gesproken over het Rekenkamerrapport ‘Sturen op de Wmo’. De wens van de raad om meer te (kunnen) sturen op de (uitvoering van de) Wmo is daarin uitgebreid verwoord. Om de uitvoering van het Wmo-beleidskader te kunnen volgen, is het wenselijk om een compacte set aan indicatoren te hanteren. De gemeente stuurt via twee sporen:
Spoor 1: In gesprek We gaan in gesprek met verschillende doelgroepen en cliëntorganisaties door het houden van individuele – en groepsgesprekken, cliëntenpanels, online beoordelingssites, etc. Op deze wijze kunnen signalen omgezet worden in nieuwe initiatieven en aanpassingen in de innovatie-opgaven. Ook zijn deze gesprekken van belang voor het verhaal achter de cijfers en het verrijken van bestaande kwantitatieve informatie.
Spoor 2: Werken met indicatoren In bijlage 2 is een indicatorenset opgenomen. Bij de geselecteerde drie procesindicatoren staan de ‘voorkant van het Wmo-proces’ en het Wmo-(uitvoerings)proces zelf centraal. Deze drie indicatoren zijn gebaseerd op de handreiking van de Rekenkamercommissie. Bij de geselecteerde resultaatindicatoren staat de ‘achterkant’ van het Wmo-proces in de spotlight. De prestatie-indicatoren geven op hoofdlijnen beleidsinformatie over het resultaat van alle inspanningen en inzicht in de beweging die we in het sociale domein willen maken. De indicatoren zijn generiek inzetbaar voor alle velden en kunnen de (middel)lange termijn ont-
20
wikkelingen volgen. Voor de resultaatindicatoren maken we ondermeer gebruik van de handreiking van de Rekenkamercommissie en de Monitor Sociaal Domein (VNG, in ontwikkeling)
5.
Participatie en communicatie
5.1
Relatie met de WMO-raad
Met de WMO-raad is op 13 april 2015 uitgebreid gesproken over de uitgangspunten voor het Wmo-beleidskader. Verschillende teksten/onderdelen in het beleidskader zijn in cocreatie met de WMO-raad tot stand gekomen. In de bijlage is de schriftelijke reactie van de Wmo-Raad op met name de uitgangspunten (‘focuspunten’ genoemd in de reactie van de WMO-raad) opgenomen. Enkele speerpunten in de reactie van de WMO-raad zijn: • De WMO-raad adviseert om het gesprek met de cliënt zo eenvoudig en duidelijk mogelijk te voeren: goede vraagverheldering, goede cliëntondersteuning en een leesbaar persoonlijk plan (taalniveau B1). De WMO-raad is voorstander van het digitaliseren van processen, maar aandacht voor cliënten met een taalachterstand of cliënten die niet digitaal vaardig zijn, blijft belangrijk.
• De WMO-raad vraagt speciale aandacht voor kwetsbare groepen: lang niet alle cliënten kunnen onder woorden brengen wat voor hen ‘resultaat’ is. Het risico daarvan is dat de zorgaanbieder en/of de gemeente de invulling dan overneemt met als gevolg dat de cliënt niet de ondersteuning ontvangt die hij of zij nodig heeft. • De WMO-raad vindt het een uitdaging om zo dichtbij mogelijk passende voorzieningen te ontwikkelen. Dit vraagt, zo geeft ook de WMO-raad aan, ook de nodige aanpassingen bij de wijkgerichte voorzieningen (veiligheid, toegankelijkheid, deskundigheid, etc.). • De WMO-raad adviseert om, daar waar specialistische voorzieningen worden ’afgeschaald’, de gevolgen hiervan in beeld te blijven houden. De gemeente zal bij de uitvoering van het beleidskader regelmatig in gesprek gaan met de WMOraad. Voor de ontwikkeling van de kwaliteitsstandaard en de kwaliteitstoetsing wordt gebruik gemaakt van de expertise en onderzoeken/visitaties (accent: klanttevredenheid) van de WMO-raad.
21
5.2
Communicatie: juiste vorm en inhoud cruciaal
Communicatiestrategie In de afgelopen periode heeft de gemeente Alkmaar een communicatiestrategie ontwikkeld om samen met de burgers en organisaties actief vorm en inhoud te geven aan de veranderingen, onder andere door middel van participatie. Via verschillende kanalen, on- en offline, worden cliënten en professionals geïnformeerd over de veranderingen in het sociale domein. Er zijn verbindende (digitale) platforms en interactieve sessies opgezet om samen tot de juiste veranderingen te (blijven) komen.
Maatwerk In de communicatie zorgen we voor maatwerk in middelen, toon en inhoud. Het moet begrijpelijk en duidelijk zijn, want bij veranderingen is al genoeg onduidelijkheid. We zoeken de mensen daarom actief op via informatiebijeenkomsten en online platforms. We informeren de stakeholders via klassieke en nieuwe media: on- en offline. Van een huis-aan-huis zorgkrant en pagina’s in de Stadskrant tot websites en social media. Qua toon en inhoud zorgen we ervoor dat we op de juiste manier communiceren. Uitgangspunt in al onze uitingen (brieven, folders, krant, websites) is heldere taal, maar we gaan ook pictogrammen toepassen bij specifieke doelgroepen. Alle veranderingen in het sociaal domein zijn via deze website aangegeven: www.alkmaarverandering2015.nl
22
Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5: Bijlage 6:
Financieel kader: Macrobudget Wmo en inzet budgetten per veld Sturen op de Wmo Advies Wmo-beleidskader, Wmo-Raad Alkmaar, 30-04-2015 Verslag Conferentie Wmo-beleidskader 21-05-2015 Verslag Expertsessie 11-05-2015 Doelen en acties
Wmo-Beleidskader 2015- 2018
Bijlagen
23
bijlage 1
WMO Begroting 2015 Veld 1 Onderdeel Jeugd Bijdrage GGD 0-19 1.485.700 Centrum voor Jeugd en Gezin 96.500 Onderdeel WMO 18+ Bijdrage GGD 19 en ouder 1.756.500 Waardering mantelzorg 452.631 Overig mantelzorg 1.294.000 Vrijwilligerswerk 628.000 Cliëntondersteuning/ subsidie MEE 1.208.525 Bewonersondernemingen 2.061.000 Wijk en buurgericht werken/bewonersinitiatieven 407.000 Overige subsidies 2.011.900 11.401.756 Veld 2 Huishoudelijke hulp 6.500.000 Eigen bijdrage HH -1.745.000 AWBZ (incl overgangsrecht) 8.243.113 PGB WMO begeleiding 1.895.022 Eigen bijdrage WMO begeleiding -556.090 Vervoer (lokaal) 1.971.172 Hulpmiddelen (lokaal) 1.641.960 Woningaanpassingen (lokaal) 972.355 Individuele inkomensvoorzieningen (lokaal) 83.000 19.005.532 Veld 3 Beschermd wonen 18.189.118 Eigen bijdrage beschermd wonen -900.000 PGB beschermd wonen 1.372.749 Oggz 2.979.468 Vrouwenopvang 2.149.273 Verslaafdenzorg 1.192.935 24.983.543 Overig Uitvoeringskosten WMO HH, begeleiding en BW Uitvoeringstaken nieuwe WMO (incl. sociale wijkteams) 1.150.000 Uitvoeringstaken oude WMO 866.000 Vernieuwingsgelden Afschaffing WTCG/CER 1.396.691 Extramuralisering 206.431 3.619.122 Totaal 59.009.953 24
bijlage 2
Sturen op de Wmo Resultaat Indicatoren: waarop willen we resultaatgericht sturen?
1. Klanttevredenheid Klanttevredenheid ten aanzien van de geboden ondersteuning (cijfer). Sturing op de tevredenheid van klanten is een belangrijk instrument om te toetsen of de dienstverlening van aanbieders (en gemeente) tot het juiste resultaat leidt. 2. Kwaliteit Aantal klachten per periode. Sturing op de adequate afhandeling van klachten en analyse van het soort klachten moet leiden tot een korte verbetercyclus waardoor de inwonertevredenheid moet stijgen. 3. Gebruik Aantal inwoners dat gebruik maakt van algemene voorzieningen/maatwerkvoorzieningen en Beschermd wonen ten opzichte van het totaal aantal inwoners dat gebruik maakt van de Wmo (eenheid: %). Sturing op het gebruik van (algemene) voorzieningen om zo kosten laag te houden en de kanteling vorm te geven. 4. Snelheid Gemiddeld aantal dagen van aanvraag beschikking tot en met afgifte van de beschikking of afwijzing van de aanvraag (wettelijke termijn: 2 weken, artikel 2.3. 5). Sturing op de wettelijke termijn en snelheid van handelen bij de gemeente zelf. Sturing op de snelheid van afgifte kan ook een positief effect hebben op de algemene cliënttevredenheid. 5. Budget A. Geprognosticeerd percentage van de verwachte jaarlijkse uitgaven ten opzichte van het jaarlijkse Wmo budget. Sturing op een te grote afwijking van de werkelijke kosten op het totale budget is een goede indicator voor de effectiviteit van de inkoopprocedure en toegangsfunctie. B. Kosten individuele voorzieningen Percentage verwachte kosten individuele voorzieningen ten opzichte van het totaal van individuele-, algemene voorzieningen en PGB’s. Sturing op het laag houden van de kosten voor individuele voorziening en (maatwerk) moet leiden tot focus op de (door)ontwikkeling van minder kostbare algemene voorzieningen die tevens beter passen bij de ontwikkeling van de zelfredzaamheid. Vijf prestatie-indicatoren
25
bijlage 2 Procesindicatoren: waarop willen we procesgericht sturen? A. Wettelijke vereisten Er is een vierjarig beleidsplan waarin verbanden worden gelegd met de overige decentralisaties en de Wet passend onderwijs alsmede de Wet publieke gezondheid. Akkoord
Er is specifiek beleid gericht op sociale samenhang en leefbaarheid, de aanpak van huiselijk geweld, mantelzorg- en vrijwilligersbeleid, aanpak van huiselijk geweld, dak- en thuislozen en beschermd wonen. Akkoord De gemeente heeft kwaliteitsbeleid geformuleerd op bovengenoemde beleidsvelden. In ontwikkeling, zie doelen en acties De gemeente heeft beleid geformuleerd m.b.t. het verstrekken, bewaren, uitwisselen en bewerken van persoonsgegevens. We volgen de wettelijke kaders Er is een Wmo-verordening waarin onder andere de eigen bijdrage regeling is opgenomen (maximeren op kostprijs en inkomensafhankelijkheid alleen voor maatwerkvoorzieningen). Akkoord Burgers worden actief geïnformeerd over eigen kracht en inzet netwerk. Akkoord Het keukentafelgesprek voldoet aan de kwaliteitsstandaarden zoals geformuleerd in de memorie van Toelichting. Akkoord Er is (op afstand,digitaal/telefonisch) cliëntondersteuning mogelijk. Akkoord De cliënt heeft voldoende keuze in het aanbod van algemene en maatwerkvoorzieningen en kan (indien voldaan wordt aan specifieke voorwaarden) een beroep doen op een persoonsgebonden budget. Akkoord
26
Het zorgaanbod is sluitend, alle doelgroepen (kunnen) worden bediend. In ontwikkeling, herindicatie is gaande Cliënten krijgen de juiste (zo licht mogelijke) zorg en waarderen deze zorg positief. In ontwikkeling, zie resultaatindicatoren (klanttevredenheid)
bijlage 2
Er wordt gewerkt volgens het principe één gezin, één plan. In ontwikkeling, in de Wmo spreken we over resultaatgerichte arrangementen De gemeente heeft zicht op de uitvoering van de Wmo In ontwikkeling, door inzet panelgesprekken, digitale media, subsidieverslagen, etc.
B Inputindicatoren (sturen op systeemverantwoordelijkheid => afstemming vraag en aanbod) Zicht hebben op aard en omvang van de diverse doelgroepen van het beleid, hun zorg- en hulpbehoefte en hun zorg-en hulpconsumptie. Ja, gegevens zorgkantoor (Vektis) zijn overgedragen Vanuit dit inzicht de benodigde zorg en hulpverlening inkopen bij aanbieders waarbij gelet moet worden op diversiteit (keuzevrijheid van de cliënt) en uitsluitend bereik (alle doelgroepen moeten toegang hebben). Gerealiseerd voor 2015 Alleen aanbieders contracteren die voldoen aan de kwaliteitscriteria die de gemeente (en de wetgever) heeft geformuleerd. Ja, wordt toegepast bij diverse inkooptrajecten De toegang van de verschillende doelgroepen tot de voorzieningen regelen. Geregeld Binnen dit systeem van voorzieningen voldoende prikkels inbouwen voor innovatie en zorgvernieuwing. In ontwikkeling, zie doelen en acties Erop toezien dat het systeem van voorzieningen functioneert binnen de budgettaire kaders die daarvoor zijn gesteld. Zie resultaatindicatoren Continue monitoring van de kwaliteit van de input. Zie resultaatindicatoren
27
bijlage 2
C Sturen op werkprocessen (Throughputindicatoren)
De uitvoerders werken conform de vastgestelde kwaliteitscriteria met aandacht voor: • medezeggenschap van de cliënt, • inzet van erkende/bewezen effectieve methodieken, • inzet van gekwalificeerd personeel. • werken met (behandel)plannen. Eisen worden meegenomen in diverse inkooptrajecten
Inzet op innovatie en zorgvernieuwing (bijvoorbeeld een verschuiving van 2e lijn zorg naar 1e lijn zorg). In ontwikkeling, zie doelen en acties Het voorkomen van budgetoverschrijding. Zie resultaatindictoren
Drie proces-indicatoren
28
bijlage 3
Advies WMO Raad Gemeente Alkmaar T.a.v. de heer G. Wilts Postbus 53 1800 BC Alkmaar Alkmaar, 30 april 2015. Geachte heer Wilts, beste Gerard, Onder dankzegging dat wethouder van de Ven de WMO Raad in de gelegenheid stelt om vroegtijdig in het beleidsontwikkelingsproces te mogen adviseren, ontvangt u hierbij ons advies voor het WMO beleidskader. Naast adviezen zijn er ook vragen opgenomen over thema’s, die naar onze mening verdere uitwerking of verdieping verdienen. In de korte tijd die de WMO Raad had om tot dit advies te komen is het ons gelukt om voor een groot deel onze achterban te betrekken bij de totstandkoming van dit advies. Graag verzoeken wij u om de strekking van de adviezen, of het volledige advies over te nemen in uw definitieve notitie dat ter besluitvorming naar het College gaat. De WMO Raad verzoekt u in elk geval om in de reactie op dit advies aan te geven welke adviezen er wèl en welke adviezen er niet overgenomen worden in het definitieve WMO beleidskader. Voor de leesbaarheid van ons advies is dit document opgedeeld in drie onderdelen: 1. Advies over de zes focuspunten 2. Overkoepelende thema’s 3. Proces medezeggenschap
1.
Advies over de zes focuspunten
Focuspunt 1: dichtbij/in de buurt organiseren van ondersteuning, dagopvang, dagbesteding Geografische grenzen De gemeente Alkmaar bestrijkt met de samenvoeging een groot geografisch gebied. In de buitengebieden zijn andere voorzieningen voor onze achterban dan in de stad. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het openbaar vervoer. Dit brengt ons tot uw eerst focuspunt: dichtbij in de buurt organiseren, van ondersteuning, dagopvang en dagbesteding. De WMO Raad begrijpt en onderschrijft de doelstelling van focuspunt 1, maar vindt de beschrijving van het focuspunt nog niet scherp genoeg. Hoe wordt focuspunt 1 bijvoorbeeld gerealiseerd in de buitengebieden? Is het dan ook altijd mogelijk om het in de buurt te organiseren? De WMO Raad adviseert u om focuspunt 1 scherper te formuleren door aan te geven hoe dichtbij in de buurt vormgegeven wordt, in de buitengebieden van de gemeente. Bij focuspunt 1 adviseert de WMO Raad om dagbesteding, dagopvang of ondersteuning voor cliënten ook mogelijk te maken buiten de gemeentelijke grenzen. Denk hierbij aan mensen die dicht tegen de rand van de gemeente wonen en sneller in Purmerend zijn (bijvoorbeeld mensen uit Graft-de Rijp). Formuleren we dit advies in een vraag dan kan deze als volgt worden gesteld: in hoeverre zijn de geografische grenzen van de gemeente Alkmaar leidend voor het dichtbij in de buurt
29
bijlage 3
organiseren van dagbesteding en dagopvang? Met andere woorden: is het voor de cliënt mogelijk om met een indicatie van de gemeente Alkmaar gebruik te maken van algemene voorzieningen of maatwerkvoorzieningen in Purmerend? Een ander thema bij het organiseren van hulp in de buurt is de beperkte bereikbaarheid van de buitengebieden met het openbaar vervoer. De WMO Raad adviseert de gemeente om in het beleidskader voor de WMO beleidsregels op te nemen, die het mogelijk maken dat cliënten in buitengebieden van gelijkwaardige voorzieningen gebruik kunnen maken als cliënten in het centrumgebied. De invulling van de dienstregeling van het Openbaar Vervoer door de Provincie, mag immers geen beperkende factor zijn voor het dichtbij organiseren van ondersteuning, dagopvang en dagbesteding. Daarnaast kan de WMO Raad zich voorstellen dat in het nieuwe WMO beleidskader wordt gesteld dat wijkgerichte voorzieningen aangepast dienen te worden om te kunnen voldoen aan de nieuwe vraag. U kunt hierbij bijvoorbeeld denken aan toegang van gebouwen en veiligheid. Om die reden adviseert de WMO Raad de gemeente om te laten onderzoeken hoe wijkgerichte voorzieningen voorbereid kunnen worden op nieuwe bezoekers en dit te vertalen in beleidsregels in het WMO beleidskader. Het is natuurlijk logisch dat cliënten zorg en ondersteuning dichtbij georganiseerd willen hebben. Maar het kan natuurlijk ook zo zijn dat cliënten dat om welke reden dan ook niet willen. De WMO Raad is daarom van mening dat het voor cliënten mogelijk moet zijn om dit zelf te mogen bepalen. Om die reden adviseert de WMO Raad om in het WMO beleidskader beleidsregels op te nemen die de keuzevrijheid van de cliënt waarborgen.
Focuspunt 2: Eenvoud in de uitvoering Ieder mens is uniek en ieder mens behoeft zijn eigen aanpak. De WMO Raad onderschrijft het streven van de gemeente om eenvoud in de uitvoering te willen bereiken. Maar eenvoud neigt naar standaardisering en dat kan de persoonlijke benadering van de cliënt en zijn belangen schaden. Het uitgangspunt van de WMO Raad is: standaard waar het kan, maar maatwerk waar het moet. Een gedegen onderzoek om tot deze conclusie te komen is dan ook cruciaal. Goede vraagverheldering, goede cliëntondersteuning en een leesbaar persoonlijk plan (taalniveau B1) is naar onze mening dan ook belangrijk om het gesprek met de cliënt goed aan te gaan. De WMO Raad adviseert de gemeente dan ook om nadruk te leggen op vraagverheldering en cliëntondersteuning en het persoonlijke plan. De medewerkers van de gemeente of de gemeentelijke partners dienen hier proactief op te wijzen. Energie stoppen in het voortraject levert aan de achterkant minder fluctuaties op. De WMO Raad is voorstander van het digitaliseren van processen. Echter dient het voor cliënten met een taalachterstand of cliënten, die niet digitaal vaardig zijn, wel mogelijk te zijn om aanspraak te maken op een vangnet. Zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijk gaan immers maar zo ver. Om die reden adviseert de WMO Raad om in het WMO beleidskader beleidsregels op te nemen die aangeven hoe het vangnet geregeld is voor cliënten die niet om kunnen gaan met de gevolgen van eenvoud in de uitvoering.
30
bijlage 3
Focuspunt 3: Lichtere, praktisch gerichte hulp waar mogelijk De WMO Raad realiseert zich de grote bezuinigingslast bij de gemeente. De WMO Raad maakt zich hier ook zorgen over. Toch is de WMO Raad van mening dat deze bezuinigingslast niet ten koste mag gaan van het belang van de cliënt. Lichtere hulp mag dus geen doel op zich zijn, maar moet voortvloeien uit een grondige en gedegen analyse. Om die reden adviseert de WMO Raad om in het WMO beleidskader beleidsregels op te nemen die mogelijk maken dat indien een cliënt het niet eens is met zijn beschikking, hij/zij dan een second opinion aan kan vragen bij een onafhankelijke partij, ongeacht of hierbij sprake is van een maatwerkvoorziening of een standaardvoorziening. Er kan sprake zijn van afschaling op basis van een gedegen onderzoek. De vraag van de WMO Raad is: hoe wordt de cliënt dan gewezen op alternatieven? En hoe worden deze afwegingen om te komen tot afschaling transparant met de cliënt gecommuniceerd? Het advies van de WMO Raad is om cliënten, waarbij afschaling plaatsvindt, gelegenheid te geven om zich te melden bij een vangnetconstructie, die de eerste nood kan ledigen en (eventueel) zorgt voor een herbeoordeling van de indicatie van de cliënt. De WMO Raad maakt zich zorgen over de mensen die specialistische hulp nodig hebben, zij mogen in geen enkel terugvallen naar basiszorg. U spreekt over het feit dat er op dit thema verdere verkenning plaats zal vinden. De vraag van de WMO Raad is hoe deze verkenning er precies uit ziet. Worden hierbij bijvoorbeeld de gevolgen van de afschaling in beeld gebracht? De WMO Raad adviseert op dit punt om vooraf criteria voor de verkenning/evaluatie vast te stellen en daarbij de WMO Raad te betrekken. Focuspunt 4: Passende tarieven en resultaatfinanciering De WMO Raad is van mening dat resultaatfinanciering goed aansluit bij de visie op eigen kracht en eigen regie van de cliënt. Geen zorgtoewijzing op basis van uren, maar een zorgtoewijzing op basis van resultaat. De cliënt bepaalt, in overleg met de zorgaanbieder hoe de zorg wordt ingezet en op welke momenten. De zorgaanbieder stelt samen met de cliënt een ondersteuningsplan op waarin de gemaakte afspraken worden vastgelegd. De WMO Raad vraagt speciale aandacht kwetsbare groepen: lang niet alle cliënten kunnen onder woorden te brengen wat voor hen ‘resultaat’ is. Het risico daarvan is dat de zorgaanbieder en/of de gemeente het dan overneemt met als gevolg dat de cliënt niet de ondersteuning ontvangt die hij of zij nodig heeft. De WMO Raad vraagt de gemeente hoe zij er op toeziet dat er bij deze nieuwe vormen van financiering gelijkwaardige ondersteuning behouden blijft. Doet de gemeente nadrukkelijk onderzoek naar cliëntbeleving? Is de cliënt tevreden? En hoe eenvoudig is het voor een cliënt om van aanbieder te wisselen als hij of zij niet tevreden is.
31
bijlage 3
De WMO Raad adviseert om zorgaanbieders te betrekken bij het totstandbrenging van arrangementen. Zijn er al voorbeelden van zorgaanbieders die op deze manier werken? Wat zijn knelpunten en wat zijn succesfactoren? Tot slot wil de WMO Raad benadrukken dat het resultaat niet altijd een einddoel is, maar ook behouden van kan zijn. Focuspunt 5: Professionaliteit en kwaliteit Professionaliteit en kwaliteit zijn relatieve begrippen, die voornamelijk gebaseerd zijn op beleving van de cliënt. De WMO Raad heeft slechts een interpretatie van het begrip kwaliteit en professionaliteit. Kwaliteit, gedacht vanuit het cliëntperspectief, zit hem vooral in het feit dat het netwerk van de cliënt betrokken wordt bij het tot stand komen van de invulling van de zorgvraag. Daarnaast wordt de beleving van kwaliteit van de zorg zichtbaar in bijvoorbeeld enquêtes. De WMO Raad adviseert om periodiek enquêtes en pools te houden onder de cliënten en te onderzoeken op welke thema’s de kwaliteit van de zorg en de professionaliteit van de zorgaanbieder kan worden verbeterd. Bij ontevredenheid over de aangeboden zorg, of de professionaliteit van de zorgaanbieder moet een klachtenregeling beschikbaar. Deze klachtenregeling dient beschikbaar te zijn voor iedere cliënt. Communicatie over deze klachtenregeling dient vorm gegeven te worden. De WMO Raad adviseert om een klachtenregeling in het leven te roepen om afwijkingen op het gebied van kwaliteit en professionaliteit te melden. Daarnaast adviseert de WMO Raad om betrokken te worden bij het ontwikkelen van de prestatieindicatoren en het ontwikkelen van de vragen voor het meten van de cliënttevredenheid en het meten van de onderlinge samenwerking van de ketenpartners. Het kernbegrip kwaliteit van de zorg blijft onduidelijk. De WMO Raad adviseert om het kernbegrip kwaliteit van de zorg verder uit te werken in het WMO beleidskader en hieraan meetbare prestatieindicatoren te hangen. Daarnaast adviseert de WMO Raad om voor ieder kernbegrip vooraf evaluatiecriteria vast te stellen en die ook voor te leggen aan de WMO Raad die de criteria vanuit cliëntperspectief zal benaderen. De WMO Raad is gaarne bereid om bij te dragen in dit denkproces. Focuspunt 6: Innovatie De WMO Raad juicht innovatie toe. Echter, innovatie mag niet alleen gericht zijn op het automatiseren en daarmee het verminderen van de menselijke inzet, maar moet ook leiden tot het verbeteren van de cliëntbeleving. Innoveren dient te gebeuren vanuit het cliëntenperspectief. Indien er sprake is van innovaties, die het dagelijkse leven van de cliënt raken, dan adviseert de WMO Raad om dit eerst middels een pilot te doen en de pilotresultaten te evalueren met de WMO Raad, alvorens over te gaan tot het breed implementeren bij alle cliënten, die daarvoor in aanmerking zouden komen.
32
bijlage 3
2.
Overkoepelende thema’s
Naast de focuspunten ziet de WMO Raad graag een aantal overkoepelende thema’s terug in het WMO beleidskader. Het betreft de volgende thema’s: a. Communicatie: voor de cliënten verandert er veel in de komende tijd. Om die reden is het van belang om vroegtijdig en regelmatig te communiceren. Communicatie vanuit de gemeente of haar partners dient op taalniveau B1 te geschieden en dient met enige regelmaat herhaald te worden. Tevens adviseert de WMO Raad om communicatie via verschillende kanalen (krant, internet, folders, enz.) en op verschillende manieren (themacafé, inspraakavonden, werkbezoeken, enz.) vorm te geven. b. Levensbrede en onafhankelijke cliëntondersteuning: over dit onderwerp brengt de WMO Raad een apart advies uit. c. Een integrale aanpak: samenhang participatiewet, Jeugdwet en passend onderwijs. Is er sprake van een combinatie van verschillende vormen van ondersteuning op de verschillende leefgebieden? Hoewel dit meer een vraag is, adviseert de WMO Raad om in het WMO beleidskader vooral relaties en linken te leggen en te onderbouwen met andere leefgebieden. d. Vaste paragraaf over cliëntenperspectief: de WMO Raad adviseert om in ieder beleidsstuk, dat aan de WMO gerelateerd, is een apart hoofdstuk op te nemen met daarin verwoord wat de impact is van het betreffende beleidsstuk op de cliënt en zijn omgeving. De WMO Raad is gaarne bereid om voor ieder beleidsstuk input te leveren, denkend vanuit het cliëntenperspectief. e. “Het gesprek” met de gemeente(onderzoek): in de praktijk horen wij dat de term ‘keukentafelgesprek’ verwarrend kan zijn. Het doet geen recht aan het belang ervan voor de inwoners. Het gesprek kan namelijk ook in een dorpshuis, een zorgorganisatie of in het gemeentehuis plaatsvinden. De WMO raad adviseert daarom om in het contact met burgers zorgvuldig om te gaan met de term ‘keukentafelgesprek’. Zo zou je het kunnen hebben over ‘het gesprek’, gelinkt aan het juridische begrip ‘onderzoek’. De WMO Raad vangt signalen op dat veel mensen zich ongerust maken over hun gesprek met de gemeente, omdat ze niet weten waar het over zal gaan en wat ze kunnen verwachten. De WMO Raad vraagt zich af hoe cliënten worden voorbereid op het gesprek en vraag zich af of de ervaringen van cliënten worden onderzocht. Sinds 1 januari 2015 hebben mantelzorgers zelf ook recht op een gesprek, zij zijn meer dan voorheen volwaardige gesprekspartner naast de zorgvrager. Worden mantelzorgers hier expliciet op gewezen? f. Privacy, veiligheid en bejegening: de cliënt is en blijft eigenaar van zijn dossier. Hij of zij bepaalt wie toegang heeft tot zijn dossier en dient toestemming te geven als een andere partij gebruik wil maken van zijn of haar dossier. De WMO Raad vindt het belangrijk dat vrijwilligers geen toegang hebben tot gemeentelijke systemen of dossiers van cliënten. De WMO Raad adviseert tevens om geheimhoudingsverklaringen te laten ondertekenen door alle professionals, die toegang hebben tot dossiers van cliënten. Daarnaast adviseert de WMO Raad om een gedragscode op te stellen en die door de professional te laten ondertekenen.
33
bijlage 3
g. Mantelzorgondersteuning: mantelzorgers dienen ondersteund te worden. Om de visie van de gemeente te realiseren dat mensen langer thuis wonen, dient er focus te komen op de mantelzorger. Het mantelzorgcompliment is een leuk gebaar, maar het uitbreiden van respijtzorg zou volgens de WMO Raad de mantelzorger meer ondersteunen. Betrek de mantelzorger bij het (keukentafel)gesprek en zorg in het inkoopbeleid dat dit de mantelzorger ondersteunt. In de praktijk blijken mantelzorgers lang niet altijd op de hoogte van de mogelijke ondersteuning, de WMO Raad adviseert hier meer aandacht aan te besteden, bijvoorbeeld via de gratis huis-aanhuisbladen en de wijkkranten. h. Monitoren en evaluatie: de WMO Raad vindt het van belang dat vooraf wordt vastgesteld (ongeacht het beleidsonderdeel) op welke criteria wordt geëvalueerd. Alleen dan hebben evaluaties meerwaarde en worden de opstellers tevens gedwongen om vooraf goed na te denken over wat wordt opgeschreven over het bewaken van de kwaliteit en het betrekken van cliënten daarbij. 3.
Proces medezeggenschap
Zoals in de inleiding van deze brief al staat, zijn wij blij dat we in een vroeg stadium worden betrokken. We hopen hiermee echt invloed te hebben de kwaliteit van de WMO. Om ook in de toekomst een volwaardig partner te zijn, stellen wij de volgende uitgangspunten centraal: de WMO Raad in de rol als coproducent, inzicht in de termijnagenda van de gemeente, een transparante samenwerking en een inhoudelijke terugkoppeling op de adviezen.de WMO Raad heeft transparantie hoog in het vaandel, dat wil zeggen dat onze adviezen na een officiële reactie van het College altijd openbaar zijn. Hopend dat onze adviezen toegevoegde waarde bieden voor de definitieve versie van het WMO Beleidskader, verblijf ik met een vriendelijke en respectvolle groet,
Namens de WMO Raad Alkmaar Anita Löwenhardt, voorzitter
34
bijlage 4
Terugkoppeling Workshops bijeenkomst 23 april 2015 Wijkcentrum Mare Nostrum, Alkmaar
Ontwikkeling nieuw Wmo-beleidskader 2015 – 2018 “Werken aan nieuwe oplossingen” Themasessie 1: Een nieuw kader voor maatwerk?
Tijdens deze sessie is het belang van maatwerk besproken. Voor de decentralisaties werd er teveel geregeld vanuit Den Haag, met als gevolg dat de kosten voor de zorg stegen omdat de eigen kracht van de inwoners steeds minder kon worden ingezet. Aan de hand van de driehoek (zie illustratie) en een aantal praktijkvoorbeelden is besproken dat maatwerk kostenverlagend werkt. Belangrijk is de balans tussen de drie hoeken en de eigen inzet/het eigen plan. (Een minimaal aantal regels leidt tot verlaging van de kosten t.o.v. de bureaucratische variant). Input vanuit de deelnemers: • Voor de toegang of kwaliteit van de zorg is het noodzakelijk om informatie te delen. Dit kan alleen als de cliënt hier toestemming voor geeft; • Het gevaar bestaat dat over alle casussen verantwoording aan de gemeenteraad afgelegd moet worden of het geld al dan niet goed besteed is (politiek verantwoordingssysteem); • Bij gemeenten moet het besef gaan komen dat er integraal gewerkt moet worden om de kosten te verlagen; • Hoe kunnen zorginstellingen handelen als de bureaucratie tegenwerkt? Als zij maatwerk voor een cliënt willen regelen krijgen zij te maken met regelgeving en moeten zij eerst met de gemeente in gesprek; • Er wordt vooral gekeken hoe de kosten gedrukt worden, niet wat de beste oplossing is voor de cliënt; • Maatwerkvoorzieningen vragen flexibiliteit van gemeenten en instanties, zij moeten bereid zijn om het beste plan voor de burger te maken.
35
bijlage 4
Themasessie 2 : Is er voldoende aandacht voor de mantelzorger? Er is gesproken over de huidige ondersteuning van mantelzorgers, problemen waar mantelzorgers in de praktijk tegenaan lopen, de waardering en mogelijkheden om mee te praten/denken. Input vanuit de deelnemers: • Aangegeven wordt dat het een voordeel voor mantelzorgers kan zijn als er een centraal punt komt waar zij terechtkunnen met hun vragen en voor het inwinnen van informatie. • Het is niet ideaal dat tijdens het keukentafelgesprek willekeurige mensen bepalen of je al dan niet in aanmerking komt voor zorg. • Het formulier waarin verslag wordt gedaan van het keukentafelgesprek wordt als onprettig ervaren. Met storende fouten, rare opmaak met kopjes en gewenste aanpassingen die niet te wijzigen zijn in het computersysteem dat de gemeente hanteert. • Er is behoefte aan emotionele ondersteuning (dit kan via instanties zoals Regionale Stichting WonenPlus, Steunpunt mantelzorg van Humanitas en het Mantelzorgcentrum). • Met name ouderen vinden het vaak lastig om hulp te vragen aan hun kinderen. • Besproken wordt dat er een inloop voor de zorgontvanger ontwikkeld zou moeten worden zodat er in noodgevallen snel opvang is en de mantelzorger op zeer korte termijn weg kan of een dagje ‘vrij’ kan nemen. • Per 2015 heeft de gemeente budget gekregen om het mantelzorgcompliment uit te reiken. Mantelzorgers willen zelf graag bepalen wat ze willen hebben; keuzevrijheid wordt belangrijk gevonden. • Niet alleen mantelzorgers van mensen met geïndiceerde zorg zouden in aanmerking moeten komen voor een compliment. Ook de mensen die het zonder professionele zorg redden, verdienen een compliment. Daarbij moet er wel voor worden gezorgd dat er geen misbruik van wordt gemaakt. • Voor jonge mantelzorgers (onder de 18 jaar), wordt een leuke activiteit als een geschikte vorm van waardering naar voren gebracht. Er is behoefte aan scholing en ontmoetingsactiviteiten met andere kinderen die in de zelfde situatie zitten als zijzelf. • De gemeente geeft geen indicaties af voor andere soorten opvang, zoals bepaalde zorgboerderijen. Deze cliënten vallen tussen wal en schip en moeten naar de zorgverzekeraar. • Er zijn veel initiatieven en informatie, maar deze zijn niet terug te vinden in het Wmo-loket. Ook moet de sociale kaart beter onder de aandacht gebracht worden. • Mantelzorgers willen graag regelmatig (2x per jaar) in overleg met de gemeente. Zij kunnen het beleid van de gemeente dan voeden waardoor er een breed gedragen beleid ontwikkeld kan worden. Mogelijkheden om hen hierbij te betrekken zijn o.a. Social Media, een mantelzorgwinkel, advertenties, telefoonnummers, website van de gemeente.
36
bijlage 4
Conclusie : er zijn veel instanties waar mantelzorgers terechtkunnen (bijvoorbeeld Mezzo, Humanitas, Mantelzorgcentrum, Regionale Stichting Wonen Plus) voor bijvoorbeeld hulp bij het aanvragen van PGB en voor emotionele ondersteuning. Het bestaan van deze instanties is niet altijd bekend bij de mantelzorger. Het Wmo loket zou wellicht meer het centrale punt moeten zijn waar mantelzorgers terechtkunnen met hun vragen. En ook voor doorverwijzing naar desbetreffende instanties.
37
bijlage 4
Themasessie 3 : Bijzondere ondersteuning/voorzieningen: Veilig thuis en beschermd wonen Veilig thuis Tijdens deze is gesproken over ontwikkelingen in Veld 3: Veilig thuis, vrouwenopvang en beschermd wonen. Na een inleiding door een medewerker van Veilig thuis en casuïstiek ingebracht door het Oranjehuis, werden de belangrijkste uitdagingen besproken, bijvoorbeeld het versterken van hulp aan huis kan een alternatief vormen omdat hierdoor de druk op de opvang en de verblijfsduur kunnen afnemen. Hiervoor is het wenselijk om ambulante programma’s te ontwikkelen.
Beschermd wonen Rondom het thema beschermd wonen is aandacht geschonken aan deze – voor de centrumgemeente Alkmaar – nieuwe Wmo-taak. Centraal thema daarbij vormt de ontwikkeling van nieuwe zorgarrangementen. Beschermd wonen is op participatie gericht woonbegeleiding voor mensen met een psychiatrische beperking, die zonder 24-uurs toezicht niet zelfstandig kunnen wonen. De gemeente Alkmaar heeft met 20 zorgaanbieders overeenkomsten gesloten. In de regio Alkmaar wordt aan zo’n 400 personen deze vorm van intramurale ondersteuning geboden. Input vanuit de deelnemers: • Van de doelgroep cliënten beschermd wonen is het goed denkbaar om andere ondersteuningsarrangementen te ontwikkelen. Denk daarbij aan het scheiden van wonen en zorg. Dat is vooral mogelijk bij de cliënten met een Zorg-Zwaarte-Pakket 3 of lager • De woningvoorraad is niet afgestemd op de doelgroep beschermd wonen. Goedkope en kleine vormen van huisvesting zijn nodig, met ondersteuning dichtbij. • Kan de gemeenten zorgdragen voor het omklappen van kantoorpanden naar kleine vormen van huisvesting, bedoeld voor de doelgroep beschermd wonen? Helaas bleek er onvoldoende tijd om het thema nieuwe woonzorgarrangementen beschermd wonen verder uit te diepen, terwijl daartoe wel de behoefte wordt gevoeld. Zijdens de gemeente is aangegeven om zo’n verdieping te organiseren, mits dat past binnen het strakke tijdschema om te komen tot het beleidskader Wmo.
38
bijlage 5
Expertsessie Wmo Beleidskader 11 mei 2015 - Het Slimste Huis, Alkmaar
Inleiding Het doel van deze bijeenkomst is om te brainstormen en te komen tot innovatieve mogelijkheden.
Toespraak Anjo van de Ven In de gemeente Alkmaar wonen veel burgers die om welke reden dan ook moeite hebben om op eigen kracht mee te doen in onze samenleving. Wij willen onze inwoners de ruimte en de mogelijkheden geven om in eigen regie een zinvol en waardevol leven te leiden. Als dit niet lukt, kan de gemeente ondersteuning bieden. We onderscheiden 3 velden (zie illustratie) : Veld 3 Veld 1: deze voorzieningen zijn gesubsidieerd Ondersteuning door de gemeente en vrij toegankelijk en verblijf Veld 2 voor burgers (budgetwinkels, WonenPlus, Ondersteuning Toegang vrijwilligersorganisaties). Budget ruim €10 thuis Inzet van mens miljoen. en middelen Alleen op indicatie Veld 2: als veld 1 niet voldoende ondersteuning biedt, komt men bij de toegang. Hier wordt Bereikbaar voor iedereen bepaald welk ondersteuningsarrangement Veld 1 Algemene het best bij de cliënt past. Voor deze voorzieningen voorzieningen is een toegangskaartje, en preventie oftewel indicatie, van de gemeente nodig. Budget: €25 miljoen. Veld 3: Biedt al dan niet tijdelijke opvangvoorzieningen of beschermd wonen. Budget ruim €20 miljoen. Wij willen met elkaar proberen om de zorg af te schalen en met maatwerk te zoeken naar oplossingen die beter voor de cliënt zijn en kostenbesparend werken. Als we de beschikbare budgetten verstandig besteden is de ondersteuning voor mensen op een goed niveau te houden.
39
bijlage 5
Uitkomst workshops Veld 1 Preventie, voorlichting en voorliggende voorzieningen Er worden 4 clusters onderscheiden t.w. • De samenleving; • Vrijwilligersorganisaties; • Mantelzorg • Cliëntenondersteuning. Besproken is dat er geen scherpe scheidslijn te trekken is tussen cliëntenondersteuning en hulpverlening. Als gevolg van de ruime definitie van cliëntenondersteuning zijn er diverse organisaties die hiervoor in aanmerking komen (o.a. MEE). Vrijwilligersorganisaties • Deze organisaties bieden bijvoorbeeld ondersteuning op administratief gebied of bij klusjes in huis en tuin. Naar verwachting zullen de traditionele organisaties in de komende jaren krimpen omdat er veel minder vrijwilligers zijn die zich jarenlang aan dezelfde organisatie willen binden. • Er zijn meer particuliere initiatieven. Deze zijn gebaseerd op kwaliteiten/talenten van de vrijwilliger, op vertrouwdheid, levensbeschouwing en flexibiliteit. • Deskundigheid van vrijwilligers. Vrijwilligers krijgen bijvoorbeeld ook te maken met cliënten met psychische problemen. Hier zijn specifieke opleidingen voor nodig. Wederkerigheid Is het mogelijk om iemand die hulp krijgt via een vrijwilligersorganisatie te vragen om ook iets voor anderen te doen? Tijdens het keukentafelgesprek kan de cliënt ook geleid worden naar een activiteit die bij hun talenten past. Verenigingsleven De belangrijkste functie van veld 1 is ontmoeting, mensen bij elkaar brengen. Het verenigingsleven kan hier een grote bijdrage aan leveren. Opgemerkt wordt dat de vraag is in hoeverre deze verenigingen bereid zijn mensen met een beperking op te nemen. Een actiepunt voor beleid is om meer dynamiek in veld 1 te gaan ontwikkelen. Naar verwachting zal er, zodra er meer vraag vanuit veld 2 en 3 komt, vanzelf meer dynamiek in veld 1 ontstaan.
40
bijlage 5
Veld 2 ondersteuning thuis Vereenvoudiging en meer praktische ondersteuning zorg:1 • Jongeren tussen de 18-23 jaar blijven vaak langer in RIBW zorg omdat er door de woningnood geen geschikte woningen beschikbaar zijn en uitstroom dus niet mogelijk is. Van belang is dat gemeente en woningbouwcoöperaties goed communiceren over vraag en aanbod. De problematiek geldt voor de hele doelgroep beschermd wonen. • Instellen van een ‘sociale dienstplicht’, bijvoorbeeld: als jongeren bereid zijn om ondersteuning te bieden aan cliënten, kunnen zij voorrang krijgen voor een woning. Ook moeten de mogelijkheden onderzocht worden om bij een cliënt in te trekken (voordeurdelers) zonder dat dit veel financiële consequenties heeft. • Besproken is dat de Huishoudelijke Hulp een deel van de ondersteuning over kan nemen (vereist wel ander profiel van de medewerker). Voor cliënten kan het soms moeilijk zijn om zelf contact op te nemen met de vrijwilligersorganisaties uit veld 1. • Extramuralisering GGZ. Woningbouwverenigingen weten welke bewoners voor overlast kunnen zorgen in de wijk. Deze cliënten krijgen nu veel begeleiding, maar het kan effectiever als er meer praktische ondersteuning vanuit hun omgeving komt. (Aandachtspunt is privacy). Verminderen regelgeving: • Geef flexibele indicaties af met bandbreedte of per cliënt een aantal vrij besteedbare uren.
• Uniforme verslaglegging / communicatie door gemeente en zorgaanbieders (aan de hand van de ZRM). Dit moet bij de aanbesteding contractueel vastgelegd worden. • Een informatieplatform, zodat iedereen die betrokken is bij de cliënt op tijd toegang heeft tot de juiste informatie. • Simpelere indicatieprocedure. Gemeenten kunnen het intakeverslag van de zorgaanbieder gebruiken en het startarrangement aanvragen.
1 - tekst tussenkopje gewijzigd t.a.v. versie cie Sociaal d.d. 16 juni 2015
41
bijlage 5
Veld 3 ondersteuning en verblijf. • Beschermd wonen is geen oplossing voor een woonprobleem maar alleen bestemd voor psychiatrische patiënten. Dit vraagt om betere afbakening. • De winst is te behalen bij de nieuwe instroom m.n. door voor een kortere periode te indiceren. • Differentiatie in verschillende woonvormen (verzorgingstehuizen, sociaal pension). • Relatie met de participatiewet. Cliënten hebben vaak een WWB uitkering, zij kunnen ook in aanmerking komen voor arbeidsmatige dagbesteding. • Afspraken met zorgaanbieders maken over de uitstroompercentage. Zonder woningen lukt het echter niet om deze uitstroom te realiseren. • Wijkorganisaties meer inzetten voor deze doelgroep, bijvoorbeeld door inloop of gezamenlijke maaltijdvoorzieningen. • Preventie. Bekeken moet worden hoe omgegaan wordt met personen die hun huur niet kunnen betalen en van maatschappelijke opvang gebruik zullen gaan maken. Met een woningcoöperatie kan besproken worden of de cliënt toch in zijn woning kan blijven. De gemeente geeft dan de garantie dat als het fout gaat betrokkene direct in aanmerking komt voor maatschappelijke opvang. Vervolgstappen De belangrijkste punten worden meegenomen in het nieuwe Wmo beleidskader. Dit document blijft in ontwikkeling, voorgesteld wordt dan ook om over een half jaar nogmaals bij elkaar te komen en de (nieuwe) ontwikkelingen te bespreken.
42
bijlage 6
Bijlage 6: Doelen en acties Maatschappelijk doel Veld 1 Inwoners met een beperking uit de regio Alkmaar faciliteren en ondersteunen in het zoeken naar eigen vormen van zelfredzaamheid. Wat willen we bereiken?
Wat gaan we ervoor doen?
Ondersteuning van een gezonde leefstijl bij burgers voorkomt een (onnodig) beroep op ondersteuning.
Informatie en advies over gezonde leefstijl zijn eenvoudig beschikbaar en worden actief aangeboden. Organiseren en stimuleren van ontmoetings- en beweegactiviteiten. Dreigende gezondheidsproblemen worden gesignaleerd en passende hulp georganiseerd.
Cliëntondersteuning is structureel ingericht binnen de financiële kaders
Burgers zijn goed geïnformeerd over de mogelijkheden van het Wmo-loket en de cliëntondersteuning.
Vrijwilligers en hun organisaties zijn goed toegerust om hun dienstverlenende activiteiten te verrichten
Verstrekking van subsidies t.b.v. ‘voorliggende’ voorzieningen en dienstverlening Doorontwikkeling van het digitale platform Zorgvoorelkaar.com: lancering Alkmaarvoorelkaar, een marktplaats die specifiek op Alkmaar is ingericht en een verbinding maakt met Slimmer Samen.
Mantelzorgers worden goed gefaciliteerd zodat ze actief kunnen deelnemen aan de samenleving.
Jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers in de vorm van een geldbedrag. Passend aanbod voor jonge mantelzorgers. Kinderen/jongeren zelf aan het woord laten en bewustwording rond dit thema creëren. Panelgesprekken, fysiek en digitaal, met mantelzorgers over het huidige ondersteuningsaanbod Ontwikkeling van nieuwe vormen van voorliggende respijtvoorzieningen gericht op het zoveel mogelijk voorkomen van noodhulp.
Bewonersondernemingen, verenigingen, initiatieven van inwoners en bedrijven leveren een enorm belangrijke bijdrage aan de bedrijvigheid in Alkmaar en de ontmoetingen tussen mensen. Dit wordt gestimuleerd en gefaciliteerd.
We denken mee, bieden (regel)ruimte, zijn partner, leggen contacten en/of zijn medefinancier.
43
bijlage 6
bijlage 6
Maatschappelijk doel Veld 2 Waar inwoners niet ‘op eigen kracht’ zelfredzaam kunnen zijn, ondersteunt de gemeente met een zorg- en ondersteuningsaanbod dat is afgestemd op die aspecten van zelfredzaamheid waar maatwerk voor nodig is. Wat willen we bereiken?
Wat gaan we ervoor doen?
Burgers in staat stellen bij beperkingen de regie in eigen hand te houden en ondersteuning te bieden waar nodig
Burgers zijn goed geïnformeerd over de mogelijkheden van het Wmo-loket en de cliëntondersteuning
Ontwikkelen maatwerkarrangementen
Doorontwikkeling resultatenmatrix: Integreren huishoudelijke ondersteuning en (individuele) begeleiding Aanbesteding Hulpmiddelen (resultaatgericht arrangement) Aanbesteding Wmo-vervoer/ Regiotaxi
Dagbesteding en dagopvang positioneren in Veld 1
In samenwerking met partijen uit Veld 1 het bestaande aanbod meer ‘algemeen ‘maken
Regie op complexe ondersteuningsvragen van volwassenen/ouderen door de inzet van wijkverpleegkundigen vanuit gezondheidscentra/huisartsenpraktijken
Inzet van 6 wijkverpleegkundigen verspreid over de gemeente. Heldere samenwerkingsafspraken tussen huisartsen, Wmo-loket en wijkverpleegkundigen
Maatwerk voor bijzondere situaties
Instellen ‘maatwerkbudget’ voor oplossingen die niet zijn ingekocht.
Toetsen van kwaliteit
Met partijen (aanbieders, Wmo-raad) kwaliteitskader (klanttevredenheid, veiligheid, deskundigheid, etc.) ontwikkelen
Doorvoeren van vernieuwingen in de bedrijfsvoering
Vereenvoudigen procedures/regels, resultaatfinanciering, etc.
44
bijlage 6
bijlage 6
Maatschappelijk doel Veld 3 Voor zeer kwetsbare inwoners verzorgt de gemeente opvang en/of een beschermende omgeving.
Wat willen we bereiken?
Wat gaan we ervoor doen?
Beschermd wonen en Opvang: innovatie van de ondersteuning en vergroten doorstroming
Beschermd wonen en Opvang: Ontwikkelen van nieuwe Woon-zorgarrangementen: sociaal pension
Reductie overlast in de wijk
Reductie overlast: uitwisseling gegevens politie en gegevens maatschappelijke organisaties, gericht op snelle interventie
Versterken vroegsignalering bij huiselijk geweld en kindermishandeling
Vroegsignalering: Toezicht op de uitvoering van de Wet Meldcode
Bieden van adequate en vroegtijdige ondersteuning aan (potentiële) slachtoffers en plegers huiselijk geweld
Huiselijk geweld: ontwikkelen van ambulante programma’s gericht op verlagen instroom
Maatwerk voor bijzondere situaties
Instellen ‘maatwerkbudget’ voor oplossingen die niet zijn ingekocht
45