Beleidskader WmoWmo Veenendaal 2016-2019 2016-2019 Beleidskader Veenendaal
Inleiding
Uitgangspunten
Doelstellingen
Organisatie
Financiën
Voorwoord De nieuwe Wmo is een feit. We zitten volop in een fase van transformatie: De nieuwe taken zijn nog maar net overgeheveld naar de gemeenten. Daarnaast hebben we te maken met bezuinigingen en kanteling naar andere werkwijzen en verhoudingen tussen inwoners, zorgaanbieders en overheid. De eerste schreden op de weg naar transformatie zijn gezet!
In deze tijd, die zich kenmerkt door vernieuwing en bezuiniging presenteren wij een beleidskader Wmo voor Veenendaal voor de komende jaren. Dat vraagt lef en ook flexibiliteit. Beiden zijn noodzakelijk voor optimale dienstverlening aan onze inwoners. We bevinden ons in een tijd van onzekerheid met -soms- veranderende regelgeving vanuit het Rijk. Dat maakt het voeren van consistent beleid voor langere termijn lastig. Tegelijkertijd zien we kansen en mooie voorbeelden om dicht bij de inwoner de ondersteuning te kunnen verlenen die passend is; op maat en met aandacht. We zijn daarbij trots op Veenendaal en haar potentieel aan krachtige burgers, vrijwilligers en zorgverleners. Trots op de mogelijkheden voor innovatie binnen de ‘eigen’ netwerken en verbanden die zo sterk en waardevol zijn in onze Veenendaalse samenleving. Door de toenemende levensverwachting en de vergrijzing verandert de aard en omvang van de zorg. Ouderen blijven langer thuis wonen. Hierdoor krijgen gemeenten te maken met een groeiend aantal thuiswonende inwoners met mogelijk meer ondersteuningsvragen op het gebied van wonen, welzijn of zorg. De toenemende aandacht voor preventie wordt ondersteund door onderzoek naar (kosten)effectiviteit maar vraagt ook een consistent beleid over de zittingstermijn van een collegeperiode heen. De investering gaat voor de baat uit en vraagt vertrouwen. Het vraagt ook om laagdrempelige voorzieningen waar vroegtijdige signalen van ondersteuningsvragen herkend kunnen worden. Daarnaast stelt de transformatie ook andere eisen aan ons als gemeente Veenendaal, namelijk samenwerken en co-creëren en meer sturen vanuit vertrouwen.
2
We willen afstemming met inwoners en zorgverleners. We proberen maximale flexibiliteit te betrachten binnen duidelijke kaders: kwaliteit, goede organisatie en financiële beheersbaarheid. We zetten met dit beleidskader daarom sterk in op: • Ondersteuning dichter bij huis, integraal en op maat. Maatwerk is de norm en geen uitzondering meer. • Maximaliseren en versterken van de eigen kracht van burgers. We doen in de Veenendaalse samenleving een beroep op participatie van hen die dat kunnen. • Verandering van aanbod van een loket met voorzieningen naar een aanpak op maat gebaseerd op de vraag. • Ondersteuning die zich kenmerkt door innovatie. • Verschuiving van curatief naar preventief. • Een overheid en inwoners die elkaar gemakkelijk weten te vinden, via verschillende kanalen (life en/of via social media) In dit beleidskader formuleren we vanuit deze uitgangspunten onze ambitie en zetten daarmee een stip op de horizon, waarmee we richting geven aan de ondersteuningsactiviteiten in Veenendaal de komende vier jaar. Hierbij spreken we onze dank uit aan alle inwoners en organisaties die over het beleidskader hebben meegedacht.
Inleiding
Uitgangspunten
Doelstellingen
1. Inleiding 1.1 Aanleiding Per 2015 is de nieuwe Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo ) van kracht. De rol en taken van gemeenten op het gebied van ondersteuning van volwassen inwoners bij hun zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie zijn hierin veranderd. Met dit Wmo-beleidskader, dat aansluit op de nieuwe wet, geven we richting aan de uitvoering van de Wmo in Veenendaal in de komende vier jaar. 1
1 De volledige wettekst is te vinden op www.overheid.nl. 3
Organisatie
Financiën
Inleiding
Uitgangspunten
Doelstellingen
Organisatie
Financiën
1.2 Context De nieuwe Wet Maatschappelijke Ondersteuning beoogt dat mensen zo lang mogelijk zelfredzaam in hun eigen leefomgeving kunnen blijven. De wet gaat uit van de eigen verantwoordelijkheid van mensen om hun vragen op het gebied van zelfredzaamheid thuis en maatschappelijke participatie op te lossen. Gemeenten bieden ondersteuning aan mensen die hiertoe onvoldoende in staat zijn. Enkele ondersteuningsvormen die voorheen onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) werden geboden (zoals begeleiding, dagbesteding, kortdurend verblijf en beschermd wonen) zijn per 2015 onder het wettelijk kader van de Wmo gebracht.
Nu de transitie van de nieuwe Wmo-taken een feit is, is de tijd aangebroken om de nieuwe lokale Wmo-praktijk verder te ontwikkelen. De transformatie naar de gewenste uitvoeringspraktijk in Veenendaal staat dan ook centraal in dit Wmo-beleidskader. Daarbij moeten we in Veenendaal rekening houden met teruglopende financiële middelen voor uitvoering van de Wmo ten gevolge van: • Bezuinigings- en herverdelingsmaatregelen vanuit het rijk, die resulteren in een verdere daling van het Wmo-budget voor Veenendaal. In het hoofdstuk financiën is een meerjarige begroting met onderbouwing opgenomen. • De verwachte groei van het aantal ondersteuningsvragen bij de Wmo als gevolg van het rijksbeleid om mensen met ondersteuningsvragen langer thuis te laten wonen. • De verwachte groei van het aantal ondersteuningsvragen bij de Wmo als gevolg van de groei van het aantal kwetsbare ouderen. Voor Veenendaal wordt tussen 2015 en 2020 een stijging van het aantal 65-plussers verwacht van 10.500 naar 12.400 (stijging van 18%, CBS). Ook het aantal personen met dementie zal stijgen. In Veenendaal tussen 2011 en 2030 naar verwachting van 186 naar 322 (stijging van 73%).
4
Het Wmo-beleid van de gemeente staat niet op zichzelf. Het heeft raakvlakken met landelijk beleid en lokale keuzes op aanverwante beleidsterreinen zoals jeugd, veiligheid, gezondheid, participatie en wijkgericht werken. Dit beleidskader Wmo sluit aan op de relevante landelijke besluitvorming en lokale keuzes in het sociaal domein en spitst zich toe op het benoemen van de doelen die de gemeente Veenendaal zich stelt op het gebied van ondersteuning en stimulering van volwassen inwoners bij hun zelfredzaamheid thuis en maatschappelijke participatie.
Inleiding
Uitgangspunten
Doelstellingen
Organisatie
Financiën
1.3 Totstandkoming Dit Wmo-beleidskader is in drie fases tot stand gekomen, waarbij sprake is van co-creatie tussen gemeente, inwoners en aanbieders.
Fase 1
Fase 2
Fase 3
Oriëntatie en onderzoek
Opstellen beleidsdoelen en raadplegen derden
Vaststellen definitief beleidskader
We hebben de mogelijkheden voor transformatie van de uitvoering van de Wmo uitgebreid onderzocht. Er zijn scenario’s gezocht die bijdragen aan de gewenste transformatie en tegelijk ook bijdragen aan de financiële houdbaarheid van de Wmo. Dit in aansluiting op de motie van de raad bij vaststelling van de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Veenendaal (25-9-2014)2.
Met de reacties van het Wmo-forum en de raadscommissie op de scenario’s is in de tweede fase het Wmo-beleidskader met doelstellingen en een uitvoeringsplan opgesteld. De scenario’s zijn verwerkt in het Wmo-beleidskader en hebben een plaats gekregen in hoofdstuk 3, waarin de doelstellingen van het Wmo-beleid zijn beschreven. En in hoofdstuk 5, waarin de financiële begroting van de Wmo-uitvoering voor de komende vier jaar is opgenomen op basis van de kadernota 20162019.
Op basis van het advies van het Wmo-forum en de uitkomsten van de raadpleging van het burgerpanel en zorgaanbieders is in de derde fase het definitieve Wmo-beleidskader opgesteld dat ter vaststelling wordt aangeboden aan de gemeenteraad van Veenendaal.
De scenario’s voor transformatie en financiële beheersing van de Wmo zijn opgesteld op basis van gesprekken met zorgaanbieders, leden van het Wmo-forum en andere inwoners en de raadscommissie. De voor- en nadelen van de scenario’s en een raming van de mogelijke besparing zijn opgenomen in de notitie Vernieuwen en financieel beheersbaar houden van de Wmo in Veenendaal vanaf 2016: de scenario’s. Deze notitie is voor advies voorgelegd aan het Wmo-forum en de raadscommissie (zie bijlagen).
De beleidsdoelstellingen zijn afgestemd op de aanpalende beleidsterreinen jeugd, participatie en veiligheid. En op het project transformatie sociaal domein, dat is geïnitieerd om sociaal domein brede speerpunten te realiseren. Dit zijn: wijkgericht werken, stimuleren van innovatie bij zorgaanbieders, privacy en control sociaal domein. Het concept beleidskader is voor advies voorgelegd aan het Wmo-forum en ook zijn het burgerpanel en zorgaanbieders geraadpleegd.
2 De aangenomen motie d.d. 25-9-2014 luidt: ‘de raad verzoekt het college om in het voorjaar van 2015 de raad nadrukkelijk te betrekken bij de uitvoering van de WMO-verordening en aan de raad scenario’s voor te leggen opdat de raad goed geïnformeerd een afweging kan maken en kan besluiten, bijvoorbeeld bij het WMO-beleidsplan of het Projectenboek Sociaal Domein.’ 5
Inleiding
Uitgangspunten
Doelstellingen
1.4 Leeswijzer De opbouw van dit beleidskader is als volgt:
In de bijlagen zijn de volgende stukken opgenomen:
• In hoofdstuk 2 leest u over de uitgangspunten voor het Wmo-beleid, die aansluiten op reeds eerder vastgestelde kaders en de richting van het Wmo-beleid aangeven en beschrijven we de drie inwonersgroepen waarop de Wmo-doelstellingen voor de komende jaren zich richten. • In hoofdstuk 3 beschrijven we de doelstellingen voor uitvoering van de Wmo in Veenendaal de komende vier jaar per inwonergroep. Dit hoofdstuk vormt de kern van het beleidskader. Hierin zijn ook de eerder benoemde scenario’s vervat en hebben we de raakvlakken met doelstellingen op andere beleidsterreinen aangegeven. Kortom, in hoofdstuk 3 geven we de inrichting van het Wmo-beleid aan. • In hoofdstuk 4 beschrijven we wijze waarop de uitvoering van de Wmo is georganiseerd. • In hoofdstuk 5 geven we een overzicht van de Wmo-middelen die in 2016-2019 beschikbaar zijn, evenals de verwachte financiële taakstelling en een voorstel voor inzet van de scenario’s.
• In bijlage 1 is het uitvoeringsplan opgenomen met daarin het overzicht van de prestaties die de komende jaren worden geleverd om de Wmo-doelstellingen te bereiken. Met andere woorden: in het uitvoeringsplan zijn de verrichtingen beschreven. • In bijlage 2 is de voorbereidende notitie Vernieuwen en financieel beheersbaar houden van de Wmo in Veenendaal vanaf 2016: de scenario’s opgenomen. • Bijlagen 3a en 3b zijn de adviezen van het Wmo-forum en de diversiteitsraad op het concept beleidskader Wmo. • Bijlage 4 geeft de reacties van het college op de adviezen van het forum en de diversiteitsraad en de wijze waarop deze zijn verwerkt weer. • Bijlage 5 bevat de uitkomsten van de raadpleging van het burgerpanel over de scenario’s voor vernieuwing en financiële beheersbaarheid van de Wmo. • Bijlage 6 geeft de ontvangen reacties van zorgaanbieders op het concept beleidskader Wmo weer.
6
Organisatie
Financiën
Inleiding
Uitgangspunten
Doelstellingen
2. Wmo-beleid binnen het sociaal domein 2.1 Richtinggevende uitgangspunten De nieuwe Wmo is een feit. Daarmee begint een fase van verdere ontwikkeling en transformatie van de Wmo-uitvoering. Onderstaand geven we een overzicht van de uitgangspunten die we hanteren voor transformatie van de Wmo. Zij geven aan in welke richting we de uitvoering willen ontwikkelen. We sluiten hierbij aan op een aantal bredere kaders, zoals het raadsprogramma De kracht van Veenendaal en Model Veenendaal.
7
Organisatie
Financiën
Inleiding
Uitgangspunten
Doelstellingen
Stimuleren en activeren eigen kracht
Integrale ondersteuning
We willen zoveel mogelijk de eigen kracht van inwoners stimuleren en activeren. Dit houdt in dat we de ondersteuning verder kantelen van ‘zorgen voor’ naar ‘zorgen dat’. Met andere woorden: we activeren en stimuleren inwoners waar mogelijk, met als streven dat zij zoveel mogelijk zelfredzaam zijn en participeren. We zetten lichte eenvoudige ondersteuning in waar mogelijk en zwaardere ondersteuning waar nodig. Hierbij past ook dat we initiatieven van inwoners om zelf andere inwoners te ondersteunen stimuleren en faciliteren. We bieden als gemeente ruimte aan de initiatieven van inwoners en zorgaanbieders.
Eén gezin, één plan is het motto binnen het sociale domein. Dit betekent dat diverse ondersteuning binnen één gezin op elkaar is afgestemd en bijdraagt aan hetzelfde doel. Integraal werken betekent ook dat het beschikbare ondersteuningsaanbod op elkaar aansluit. Er zijn geen hiaten in het aanbod en voor inwoners wiens ondersteuningsvraag verandert, is steeds passende ondersteuning beschikbaar, ongeacht het juridische en financiële kader waarbinnen dit valt.
Aandacht voor kwetsbaren We hebben aandacht voor kwetsbaren, onder wie ook de financieel kwetsbaren. Inwoners die niet zelf hun ondersteuningsvragen kunnen oplossen, bieden we de ondersteuning die zij nodig hebben.
Kwalitatief goede ondersteuning op maat
Inclusief ondersteuningsaanbod waar mogelijk We stimuleren de inzet van ondersteuningsaanbod dat toegankelijk is voor inwoners met diverse problemen, om ontmoetingen tussen mensen met verschillende achtergronden en beperkingen te faciliteren. Hieruit kunnen contacten ontstaan waarin inwoners elkaar helpen met de dingen die voor de één moeilijk zijn, maar voor de ander geen probleem. Specialistisch aanbod blijft mogelijk waar dat nodig is voor de kwaliteit van de ondersteuning en het behalen van resultaat.
We bieden kwalitatief goede ondersteuning, op maat van de mogelijkheden en voorkeuren van het individu. Ondersteuning draagt bij aan het behalen van de gewenste resultaten en inwoners zijn hierover tevreden. We zetten in op goede gespreksvoering tussen inwoners met een hulpvraag en Wmo-consulenten. In het gesprek is aandacht voor waar iemands ondersteuningsbehoefte ligt, welke inzet vanuit eigen kracht en het eigen netwerk mogelijk is, welke algemeen beschikbare ondersteuning kan bijdragen aan verbetering en waar aanvullende maatwerkondersteuning gewenst is. Inwoners kunnen zich laten ondersteunen door een naaste (mantelzorger) en/of een begeleider vanuit de zorg. Indien de inwoner dat wenst kan een onafhankelijk cliëntondersteuner deelnemen aan het gesprek.
Organisatie
Financiën
Regie op de uitvoering en toewerken naar sturen vanuit vertrouwen Het is een landelijke trend dat de overheid zich terugtrekt als zorgregisseur. Inwoners willen in toenemende mate hun eigen leven en zorg inrichten. Inwoners nemen zelf initiatieven om anderen te ondersteunen. Zorgaanbieders zoeken manieren om inwoners ondersteuning op maat van hun individuele wensen en behoeften te bieden. Dit vraagt van gemeenten een andere invulling van hun regierol. In de praktijk betekent dat experimenteren en onderzoeken. Zo is Movisie met enkele pilotgemeenten aan het zoeken naar indicatoren die het effect van beleid op gebied van zorg en ondersteuning zichtbaar maken. Duidelijk moet zijn wie welke rol en verantwoordelijkheid heeft, welke resultaten behaald moeten worden en wat er verwacht wordt van de samenwerking.
Cliëntgerichte communicatie De communicatie naar inwoners is helder en in begrijpelijke taal.
Regionale samenwerking De gemeente opereert niet alleen bij de uitvoering van de Wmo. Ze deelt kennis, stemt af en werkt samen met collega-gemeenten in de regio. Zo leren we van elkaar en versterken we elkaar waar mogelijk.
Uitvoering met beschikbare middelen We voeren het verlenen van ondersteuning uit met de middelen die we daartoe van het Rijk ontvangen. Ook de Wmo voeren we uit met de door het Rijk beschikbaar gestelde middelen en de door de Raad vastgestelde financiële kaders. De rijksbezuinigingen vertalen we in lokale bezuinigingen op de Wmo. De Wmo-uitgaven houden we zoveel als mogelijk - de Wmo is grotendeels een open einde regeling - binnen de beschikbare middelen. Dit vraagt om voortdurend monitoren van de uitgaven.
8
Inleiding
Uitgangspunten
Samenvattend: Kwaliteit komt niet in het geding De wens om goede ondersteuning te bieden aan iedereen die kwetsbaar is, kan onverenigbaar worden met het uitgangspunt om de Wmo uit te voeren met de door het Rijk beschikbaar gestelde middelen. De vraag is waar we de grens leggen: wanneer is goede ondersteuning goed genoeg? In de eerder beschreven Wmo- scenario’s is deze spanning geconcretiseerd. Dit leidt tot de volgende overkoepelende visie op de Wmo:
Doelstellingen
De gemeente Veenendaal stimuleert en ondersteunt inwoners om zoveel mogelijk zelf of met hulp uit hun netwerk te participeren in de maatschappij. Er zijn inwoners die problemen met hun zelfredzaamheid of maatschappelijke participatie ervaren en deze niet zelf kunnen oplossen. Voor deze inwoners biedt de gemeente kwalitatief goede ondersteuning. De gemeente voert de Wmo uit met de middelen die het Rijk hiervoor beschikbaar stelt. We garanderen de ondersteuning die nodig is en bewaken dat de kwaliteit van de ondersteuning niet in het geding komt.
9
Organisatie
Financiën
Inleiding
Uitgangspunten
Doelstellingen
Organisatie
Financiën
2.2 Wmo-doelen vanuit het perspectief van de inwoner We werken vanuit het perspectief van de inwoner . Ook de doelstellingen van het Wmo-beleid richten we op de inwoners die met de Wmo te maken hebben. We onderscheiden hierbij drie groepen inwoners, vooral om per groep de stimulerings- en ondersteuningsdoelen helder te kunnen formuleren. Dit zijn:
1. Zelfredzame inwoners Deze inwoners zijn goed in staat voor zichzelf te zorgen. Zij hebben weinig ondersteuning nodig en kunnen, als zij dat willen, ondersteuning bieden aan meer kwetsbare inwoners. Dit is de grootste groep inwoners.
2. Kwetsbare inwoners Deze inwoners zijn (tijdelijk) kwetsbaar en hebben een ondersteuningsvraag. Zij kunnen soms ook zelf ondersteuning bieden aan anderen.
Natuurlijk is deze inwonerindeling globaal en niet bedoeld om mensen in hokjes te plaatsen. Bovendien past niet iedereen in elke fase van zijn of haar leven binnen dezelfde doelgroep. Ook de gekozen Wmo-doelstellingen zijn niet strikt gericht op één inwonergroep. Wat betreft de omvang van de doelgroepen kunnen we stellen dat het merendeel van de Veenendalers behoort tot de zelfredzame inwoners, dat Veenendaal ongeveer 3.500 kwetsbare inwoners heeft die een beroep doen op de Wmo en dat ongeveer 500 inwoners complexe problemen hebben.
3. Inwoners met complexe problemen Deze inwoners hebben problemen op meerdere leefgebieden en vragen meestal niet zelf om ondersteuning of weigeren deze zelfs. Zij zorgen niet goed voor zichzelf en hebben intensieve en langdurig ondersteuning nodig. Bij deze doelgroep horen ook de inwoners waarbij - in verband met hun eigen veiligheid en die van hun omgeving - het interventieteam betrokken is.
Inwoners met complexe problemen
Kwetsbare inwoners
Zelfredzame inwoners
10
Inleiding
Uitgangspunten
Doelstellingen
Organisatie
Zelfredzame inwoners
Kwetsbare inwoners
Inwoners met complexe problemen
3. Doelstellingen De Wmo-doelen voor de komende vier jaar hebben we zo specifiek mogelijk geformuleerd, inclusief de gewenste meetbare resultaten. Zo willen we gericht bijsturen bij ongewenste uitkomsten en anticiperen op toekomstige knelpunten. Hierbij houden we rekening met de grote ontwikkelingen in het sociaal domein, de vele factoren die hierop invloed hebben en de wens om ruimte te bieden aan initiatieven van inwoners en zorgaanbieders. Dat vraagt om doelstellingen die recht doen aan deze ontwikkelingen en uitgaan van co-creatie.
11
Financiën
Inleiding
Uitgangspunten
Doelstellingen
Organisatie
Zelfredzame inwoners
Kwetsbare inwoners
Inwoners met complexe problemen
Financiën
3.1 Doelstellingen gericht op zelfredzame inwoners Zelfredzame inwoners zijn autonoom en zelfsturend. Zij hebben geen of weinig ondersteuning nodig en kunnen ondersteuning bieden aan meer kwetsbare inwoners. Veel mensen zijn bereid zijn om zich in te zetten voor een ander. Landelijk onderzoek geeft aan dat mensen die veel contact hebben met hun omgeving meer bereid zijn zich in te zetten voor anderen (TNS NIPO, Zorgmonitor 2014).
Onze inzet is daarom gericht op het stimuleren van participatie en, waar nodig, het bieden van passende ondersteuning hierbij. Vanuit Wmo-perspectief gaat het vooral om het stimuleren van: • Participatie in de buurt • Verrichten van vrijwilligerswerk • Bieden van mantelzorg
12
Voor de doelgroep zelfredzame inwoners stelt de gemeente Veenendaal zich de komende vier jaar de volgende doelen: • Toename van het aantal inwoners dat participeert in de buurt • Toename van het aantal inwoners dat zich vrijwillig inzet en aanbieden van kwalitatief goede ondersteuning daarbij • Mantelzorgers blijven naar tevredenheid ondersteuning ontvangen • Versterken zelfredzaamheid van inwoners door het bieden van vroegtijdige, lichte ondersteuning in de wijk • Duidelijke regierol van de gemeente op de ondersteuningsactiviteiten
Inleiding
Uitgangspunten
Doelstellingen
Organisatie
Zelfredzame inwoners
Kwetsbare inwoners
Inwoners met complexe problemen
Financiën
Doelstelling 1: Toename van het aantal inwoners dat participeert in de buurt De bereidheid van inwoners om zich in te zetten voor hun wijk of buurt hangt samen met de mate waarin zij zich daarmee verbonden voelen. Het zegt daarmee indirect ook iets over de sociale samenhang die zij ervaren. Wie zich betrokken voelt bij de buurt, spreekt een ander eerder aan op ongewenst gedrag en is meer verbonden met buurtgenoten. Bovendien: waar welzijn toeneemt, neemt de zorgvraag af.
Beoogd resultaat
Inwoners zetten zich op verschillende manieren in voor hun wijk of buurt. Sommigen zetten zich actief in voor de sfeer en onderling contact in de buurt, anderen richten zich meer op leefbaarheid en veiligheid. De één neemt graag zelf initiatief, een ander sluit zich liever aan bij initiatieven van anderen. Natuurlijk zijn er ook inwoners die alleen deelnemen aan leuke activiteiten in de buurt, maar ook dat is participatie. Het vergroot hun netwerk en vermindert eenzaamheid.
Inzet
Uit het Participatieonderzoek van 2014 blijkt dat 35% van de Veenendalers participeert in de eigen buurt. Onze doelstelling voor 2017 is het aantal participerende inwoners met 5% te laten groeien naar 40% van de totale bevolking. In 2019 verwachten wij dat de groei verder is doorgezet naar 42%. Ter vergelijking: het landelijk percentage in 2014 was 45%.
Onze welzijnsorganisatie en de wijkmanagers van de gemeente Veenendaal bieden met hun kennis, ervaring en netwerken ondersteuning aan participerende inwoners. Bijvoorbeeld als zij ondersteuning nodig hebben om hun initiatief handen en voeten te geven. Of als zij twijfelen over de haalbaarheid van hun idee.
Extra inzet vanuit scenario 2: Minder Wmo-ondersteuning inzetten en maatschappelijke initiatieven stimuleren Met dit scenario stimuleert en faciliteert de gemeente maatschappelijke initiatieven die bijdragen aan de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van inwoners. Dit doen we door te ondersteunen met kennis en ervaring of met een eenmalige investering. Bij de uitwerking van dit scenario putten we uit ervaringen van andere gemeenten met het stimuleren van inwonerinitiatieven. Landelijk ontwikkelde concepten zoals ‘right to challenge’ (www.righttochallenge. nl) en ‘belevingsbijeenkomsten burgerkracht’ (www.gemeentevandetoekomst.nl) benutten we hierbij.
Bij raadpleging van het burgerpanel kwam naar Als gemeente willen we de inzet van vrijwilligersorganisaties versterken door hen met elkaar in gesprek te laten gaan en samen te laten zoeken naar oplossingen die ook bijdragen aan de lokale samenleving. De welzijnsorganisatie heeft hierin een centrale rol.
voren dat 61% van de deelnemers positief staat tegenover dit scenario. Ook zij zijn van mening dat de gemeente initiatieven kan stimuleren via kennis en eenmalige financiering.
13
Inleiding
Uitgangspunten
Doelstellingen
Organisatie
Zelfredzame inwoners
Kwetsbare inwoners
Inwoners met complexe problemen
Financiën
Doelstelling 2: Toename van het aantal inwoners dat zich vrijwillig inzet en aanbieden van kwalitatief goede ondersteuning daarbij Als vrijwilliger kunnen inwoners een belangrijke bijdrage leveren aan het welzijn van anderen. Op het gebied van zorg en welzijn en ook op gebieden als sport, cultuur, educatie en natuur en milieu. Zelfredzame inwoners zijn doorgaans goed in staat zelf te bepalen waar ze hun kwaliteiten willen en kunnen inzetten. Vaak doen zij dat via kerken, scholen en verenigingen. Ook kunnen zij via de welzijnsorganisatie in contact komen met een inwoner of organisatie die extra ondersteuning kan gebruiken. De welzijnsorganisatie zorgt dan voor een match tussen de wensen van de inwoner of organisatie en de kwaliteiten van de vrijwilliger. De welzijnsorganisatie biedt vrijwilligers ook scholing aan, zodat zij beter zijn toegerust op hun vrijwillige taken. Als gemeente houden we rekening met de hervormingen in de langdurige zorg. Inwoners blijven langer thuis wonen en dat vraagt extra aandacht voor maatschappelijke initiatieven en de inzet van vrijwilligers. Belangrijk hierbij is een goede samenwerking tussen vrijwilligers, mantelzorgers en de professionele zorgverleners. De vrijwillige inzet is aanvullend op de werkzaamheden van de professional, niet vervangend.
Beoogd resultaat Uit het Participatieonderzoek van 2014 blijkt dat 49% van de Veenendalers vrijwilligerswerk verricht. Onze doelstelling voor 2017 is het aandeel vrijwilligers met 5% te laten stijgen naar 54%. Belangrijk daarbij is dat vrijwilligers tevreden zijn over de ondersteuning die zij ontvangen. In 2019 verwachten wij dat de groei verder is doorgezet naar 55 %.
Inzet Steeds meer inwoners zullen een beroep doen op vrijwillige inzet van mede-inwoners. Bovendien neemt door de invoering van de tegenprestatie in de Participatiewet de vraag naar vrijwillige inzet toe. Daarmee wordt ook het belang van een goede ondersteuning van vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties de komende jaren steeds groter. De gemeente Veenendaal blijft de vrijwillige inzet van inwoners dan ook stimuleren en vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties kunnen rekenen op kwalitatief goede ondersteuning.
De landelijke toekomstagenda informele zorg en ondersteuning3 helpt ons een lokale toekomstagenda voor zorgvrijwilligers en mantelzorgers op te stellen. Extra aandacht in deze agenda geven we aan de zorgvrijwilligers die zich inzetten bij intensieve hulpvragen, zoals bij ouderen met dementie. Hierbij is een goede match tussen de inwoner die ondersteuning vraagt en de vrijwilliger die bijspringt én passende begeleiding voor de vrijwilliger extra belangrijk. De toekomstagenda stellen wij op in samenwerking met zorgvrijwilligers(organisaties) en mantelzorgers.
In zijn kamerbrief over samen leven met dementie (juli 2015) heeft staatssecretaris Van Rijn het belang van mantelzorg voor mensen met dementie verwoord. Hij benoemt hierbij ook dat de zorg en steun voor de mensen met dementie integraal en onlosmakelijk verbonden moet zijn met de zorg en steun voor hun mantelzorgers. Hiervoor is het verbeteren van het samenspel tussen formele en informele zorg van belang. Met onze lokale toekomstagenda leveren we hier een bijdrage aan.
3 Toekomstagenda Informele zorg en ondersteuning, Ministerie van VWS en Expertisecentrum Mantelzorg, september 2014.
14
Inleiding
Uitgangspunten
Doelstellingen
Organisatie
Zelfredzame inwoners
Kwetsbare inwoners
Inwoners met complexe problemen
Doelstelling 3: Mantelzorgers blijven naar tevredenheid ondersteuning ontvangen Meer en meer mensen zetten zich in als mantelzorger voor een naaste. Hiermee verlenen zij een grote dienst aan hun omgeving. Voor mantelzorgers is het bieden van hulp veelal een vanzelfsprekendheid, maar soms wordt dit te zwaar. Niet zelden raken zij overbelast en soms resulteert dit zelfs in psychische klachten. Mensen blijven de komende jaren langer in hun eigen omgeving wonen en stellen andere eisen aan de kwaliteit van het leven. Een goede balans tussen informele en formele zorg wordt daarmee steeds belangrijker. Dit draagt eraan bij dat de zorg betaalbaar is en dat iedereen in de toekomst de zorg krijgt die hij of zij nodig heeft. De professionele zorgverlener gaat de mantelzorger steeds meer als gelijkwaardige partner bij de zorg en ondersteuning beschouwen. Daarnaast heeft een professional zoals de wijkverpleegkundige oog voor de ondersteuningsbehoefte van de mantelzorger en is deze alert op eventuele (dreigende) overbelasting van de mantelzorger. Met andere woorden: de professional heeft oog voor de balans tussen de draagkracht en draaglast van de mantelzorger. Daarbij hebben we aandacht voor wat de mantelzorger als ondersteuning wenst; nu en in de toekomst.
Beoogd resultaat Uit het Participatieonderzoek van 2014 blijkt dat 19% van de Veenendalers mantelzorg verricht. Van deze mantelzorgers is 93% positief is over de beschikbare ondersteuning (tevreden en zeer tevreden). Onze doelstelling voor 2019 is dit tevredenheidspercentage van 93% te behouden.
Inzet De gemeente Veenendaal vindt het belangrijk dat mantelzorgers toegankelijke ondersteuning krijgen en ervaren dat de gemeente hun inzet waardeert. We zetten in op: • Beschikbaarheid van waardevolle informatie voor mantelzorgers; • Eenvoudige mogelijkheid voor mantelzorgers om in contact te komen met lotgenoten. • De Wmo-consulenten van de gemeente besteden in het keukentafelgesprek met een Wmo-cliënt expliciet aandacht aan de rol van de mantelzorger en dus ook aan de belasting die deze rol kan opleveren. Daarmee kunnen we het risico van overbelasting van de mantelzorger beperken. • De beschikbaarheid van respijtzorg beschikbaar is. In 2016 bekijken we met het werkveld de verschuivingen die gevolgen hebben voor de mantelzorgers. Samen met zorgverleners en mantelzorgers vertalen we dit naar een toekomstagenda met gezamenlijke keuzes en acties.
15
Financiën
Inleiding
Uitgangspunten
Doelstellingen
Organisatie
Zelfredzame inwoners
Kwetsbare inwoners
Inwoners met complexe problemen
Financiën
Doelstelling 4: Versterken eigen kracht van inwoners door bieden van vroegtijdige, lichte ondersteuning in de wijk Door problemen bij inwoners vroegtijdig te signaleren, kunnen we met (lichte) preventieve maatregelen voorkomen dat een probleem escaleert. Dit speelt niet alleen bij een verminderde zelfredzaamheid, maar ook bij GGZ-problematiek, verslaving en in het bijzonder huiselijk geweld en kindermishandeling. De lichte ondersteuning moet beschikbaar zijn in de wijk, zonder indicatie van het Wmo-loket. Met als uitgangspunt dat inwoners met lichte ondersteuning geholpen worden om zoveel mogelijk op eigen kracht, waar nodig ondersteund door het eigen netwerk of netwerken in de wijk, verder te kunnen.
Voorbeelden van lichte ondersteuning zijn het welzijnswerk en het maatschappelijk werk. Iedereen kan hiervoor aankloppen bij onze welzijnsorganisatie, zonder tussenkomst van het Wmo-loket. De welzijnsorganisatie beoordeelt dan of en hoeveel begeleiding nodig is. Sinds 1 januari 2015 is eenvoudige schoonmaakondersteuning een algemene voorziening. Daarvoor is dus geen beschikking van het Wmo-loket meer nodig. Een bewoner kan rechtstreeks bij de aanbieders van schoonmaakondersteuning aankloppen. De aanbieder bepaalt dan op basis van een lichte toegangstoets of en hoeveel ondersteuning nodig is (met een maximum van 12 uur per vier weken). Dankzij dergelijke lichte algemene voorzieningen neemt de vraag naar zwaardere maatwerkvoorzieningen (waar een beschikking van het Wmo-loket voor nodig is) af.
Beoogd resultaat Ondersteuningsaanbod in de wijken dat is afgestemd op de behoeften van de wijk. Dit wordt zichtbaar in wijkplannen. Hierin is aangegeven welk ondersteuningsaanbod in welke wijk nodig is basis van wijkanalyses. En zijn afspraken opgenomen tussen de partijen in het wijkteam wie welk aanbod biedt en de onderlinge samenwerking hierbij. Van de individuele begeleiding die de welzijnsorganisatie verleent wordt de effectiviteit gemeten via de Effectenster. Deze metingen maken nu al zichtbaar dat de betrokken inwoners door de geboden ondersteuning door de welzijnsorganisatie meer zelfredzaam zijn geworden. De komende jaren willen we deze groei in zelfredzaamheid t.g.v. begeleiding door de welzijnsorganisatie behouden.
Inzet We dragen er zorg voor dat onze welzijnsorganisatie lichte ondersteuning in de wijken biedt en daarmee dichtbij inwoners met een (potentiële) hulpvraag staat. Hierdoor is de welzijnsorganisatie, samen met andere partijen in het veld, in staat vroegtijdig problemen van bewoners te signaleren en daar waar mogelijk vroegtijdig te verhelpen. Daarbij biedt een goede balans tussen vrijwilligerswerk, lichte ondersteuning in de wijk en intensieve zorgverlening de meest effectieve ondersteuning.
16
Inleiding
Uitgangspunten
Doelstellingen
Organisatie
Zelfredzame inwoners
Kwetsbare inwoners
Inwoners met complexe problemen
Zorgen over geweld in huiselijke kring moeten bespreekbaar zijn en professionals signaleren dit vroegtijdig (gebruik van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling). Op die manier kunnen we eerder ondersteuning bieden en escalatie voorkomen. En vanzelfsprekend bieden we ondersteuning wanneer er sprake is van huiselijk geweld. Het wijkteam kan op grond van signalen een adviesrol vervullen met betrekking tot de in te zetten activiteiten. Binnen het project Wijkgericht werken wordt een wijkgerichte signaleringsstructuur opgezet en uitgebouwd. Daarnaast worden wijkambities opgesteld op basis van wijkanalyses. Onderdeel hiervan is een inventarisatie van beschikbare en gewenste vormen van lichte ondersteuning. Ook bij lichte vormen van ondersteuning is samenwerking van alle betrokkenen bij de ondersteuning van het gezin van belang. Van partners zoals onze welzijnsorganisatie en CJG verwachten we dat hun ondersteuning goed aansluit bij de zorgketen.
Financiën
Extra inzet vanuit scenario 4: Eigen bijdragen / klanttarieven verhogen: lichte schoonmaakondersteuning aan de markt overlaten
Van het burgerpanel vindt 40% het een positieve
Lichte schoonmaakondersteuning bieden we nu als algemene voorziening aan. De inwoner betaalt een tarief per uur en de gemeente levert een bijdrage hieraan. Vanuit scenario 4 willen we vanaf 2017 lichte schoonmaakondersteuning overlaten aan de markt. Dit betekent dat de gemeente geen schoonmaakaanbieders meer contracteert en dus ook geen gemeentelijke bijdrage meer betaalt. Inwoners zoeken zelf een schoonmaker en betalen deze zelf. Met een minimaregeling ondersteunen we inwoners die de benodigde schoonmaakondersteuning niet zelf kunnen betalen. Gelet op recente landelijke ontwikkelingen en vragen over de wijze waarop gemeenten schoonmaakondersteuning aanbieden moet in 2016 blijken of ‘vermarkting’ van de schoonmaakondersteuning juridisch mogelijk is.
markt over te laten. Wel plaatsen zij hierbij een
17
maatregel om schoonmaakondersteuning aan de
aantal kanttekeningen, die we goed moeten onderzoeken alvorens dit scenario in te voeren. Het gaat dan onder andere om: het in de hand werken van zwartwerken, kosten voor de gebruiker niet te hoog maken, niet iedereen kan alles zelf regelen.
Inleiding
Uitgangspunten
Doelstellingen
Organisatie
Zelfredzame inwoners
Kwetsbare inwoners
Inwoners met complexe problemen
Financiën
Doelstelling 5: Duidelijke regierol van de gemeente op de ondersteuningsactiviteiten Na de aanbesteding in 2013 is Veens sinds 2014 onze aanbieder van lichte algemeen toegankelijke ondersteuningsactiviteiten in de wijken (welzijnswerk). Vitras/CMD is hiervan de hoofdaanbieder, met daaronder een aantal onderaannemers. Zodoende is gezorgd voor één duidelijk aanspreekpunt met wie we als gemeente afspraken kunnen maken over alle welzijnsactiviteiten. Met Veens zijn wij een andere relatie aangegaan dan voorheen met subsidierelaties. Deze relatie vraagt om duidelijke gemeentelijke kaders, voor de gemeente in zijn regierol en voor de aanbieder in zijn rol als uitvoerder. Het contract met Veens loopt tot 2018.
Beoogd resultaat De gemeente heeft de regie op de ondersteuningsactiviteiten en heeft duidelijke afspraken met de aanbieder over de kwantitatieve en kwalitatieve resultaten. Eind 2016 is duidelijk op welke wijze de ondersteuningsactiviteiten per 2018 worden ingekocht en aangeboden.
Inzet Met onze huidige welzijnsaanbieder scherpen wij de afstemmingsovereenkomst en de doelstellingen aan. Hiermee wordt de regierol van de gemeente sterker aangezet. Frequente evaluatie (zowel kwantitatief als kwalitatief) helpt ons hierbij. De frequentie van het participatieonderzoek wordt verhoogd, van één keer per drie jaar, naar één keer per twee jaar. Het zal in deze beleidscyclus plaatsvinden in 2017 en 2019. Voor kwalitatieve evaluatie blijven we naar mogelijkheden zoeken om deze evaluatie te versterken.
18
In 2016 bepalen we op welke wijze de ondersteuningsactiviteiten worden doorgezet als de overeenkomst met Veens eindigt (per 2018). Na een inventarisatie van de mogelijkheden maken we de keuze. Hierbij en bij de uitvoering van bovengenoemde doelstellingen is een duidelijke regierol van de gemeente essentieel. De leerpunten uit het rekenkameronderzoek over de aanbesteding van het welzijnswerk nemen we hierin mee.
Inleiding
Uitgangspunten
Doelstellingen
Organisatie
Zelfredzame inwoners
Kwetsbare inwoners
Inwoners met complexe problemen
Financiën
3.2 Doelstellingen gericht op kwetsbare inwoners Bij deze doelgroep gaat het om inwoners die (tijdelijk) kwetsbaar zijn en een ondersteuningsvraag hebben. Soms kunnen zij ook zelf ondersteuning bieden aan anderen. Een algemene doelstelling gericht op deze doelgroep is de zelfredzaamheid en participatie te behouden en te vergroten met passende en zo licht mogelijke ondersteuning. Het keukentafelgesprek met de kwetsbare inwoner vormt voor ons de basis om ondersteuning op maat aan te bieden. Zo zorgen we ervoor dat deze inwoners waar mogelijk zelf een bijdrage kunnen leveren in het ‘oplossen’ van de ondersteuningsvraag en daarnaast ook nog wat kunnen betekenen in de samenleving.
19
Voor de doelgroep kwetsbare inwoners stelt de gemeente Veenendaal zich de komende vier jaar de volgende doelen: • Toegankelijkheid in en om het huis en in openbare gebouwen/ruimtes • De ondersteuning die inwoners ontvangen om thuis te wonen en te participeren is resultaatgericht en naar tevredenheid van de gebruikers • Inwoners die ondersteuning nodig hebben en deze niet kunnen betalen, staan we financieel bij • Transformeren naar een optimale uitvoering van de ondersteuning van inwoners door zorgaanbieders en gemeente
Inleiding
Uitgangspunten
Doelstellingen
Organisatie
Zelfredzame inwoners
Kwetsbare inwoners
Inwoners met complexe problemen
Financiën
Doelstelling 1: Toegankelijkheid in en om het huis en in openbare gebouwen/ruimtes voor iedereen Inwoners met een fysieke beperking hebben vaak voorzieningen zoals een rolstoel of een woningaanpassing nodig om thuis zoveel mogelijk zelfredzaam en veilig te blijven wonen en om buitenshuis actief te zijn. Hiervoor verstrekken we materiële maatwerkvoorzieningen zoals rolstoelen en trapliften. Daarnaast wordt al ingezet op het zoveel mogelijk passend maken van woningen. In de communicatie naar inwoners/ontwikkelaars wijzen we zoveel mogelijk op levensloopbestendig (ver)bouwen. De campagne WoonBewust is hier een voorbeeld van. Bij aanpassing van bestemmingsplannen houden we eveneens rekening met levensloopbestendig bouwen. De openbare ruimte is nu grotendeels goed toegankelijk voor bewoners met een fysieke beperking. Als gemeente streven we er ook naar dat geprivatiseerde ruimtes, zoals winkels, toegankelijk zijn voor mindervalide inwoners.
Beoogd resultaat
Vanuit het burgerpanelonderzoek blijkt dat 70%
Alle openbare gebouwen/ruimtes zijn toegankelijk voor iedereen. Eind 2015 voeren we een nulmeting uit en zijn de te realiseren aanpassingen in de periode 2016-2019 bepaald. Eind 2019 zijn deze aanpassingen gerealiseerd.
positief tegenover de introductie van een scootmobielpool staat. Opmerkingen die men de gemeente meegeeft hebben met name betrekking
Inzet
op praktische uitvoering van de scootmobielpool.
Bij de ontwikkeling van nieuwe openbare gebouwen wordt vaak al rekening gehouden met de toegankelijkheid voor minder validen. We vinden het belangrijk dat ook oudere openbare gebouwen/ruimtes en geprivatiseerde gebouwen goed toegankelijk worden gemaakt. Zowel vanuit de Woonvisie als vanuit het Wmo-beleid zetten we hierop in.
Voorbeelden hiervan zijn de service en de toegan-
We zetten in op behoud van de beschikbare ondersteuningsvoorzieningen en dat de inzet hiervan op maat van de vraag van inwoners is. We ontwikkelen een werkwijze om dit te bewaken en controleren en meten periodiek de klanttevredenheid.
Extra inzet vanuit scenario 1: Verder verschuiven van maatondersteuning naar algemeen toegankelijke ondersteuning: inrichten scootmobielpool Met de inrichting van een scootmobielpool kunnen we de verstrekking van scootmobielen anders en financieel efficiënter organiseren. Uitgangspunt daarbij is dat de geboden kwaliteit gelijk blijft en de inwoners die een scootmobiel nodig hebben zelfredzaam blijven.
20
kelijkheid voor burgers. Bij de uitwerking van dit scenario houden we hiermee rekening.
Inleiding
Uitgangspunten
Doelstellingen
Organisatie
Zelfredzame inwoners
Kwetsbare inwoners
Inwoners met complexe problemen
Financiën
Doelstelling 2: De ondersteuning die inwoners ontvangen om thuis te wonen en te participeren is resultaatgericht en naar tevredenheid van de gebruikers Kwetsbare inwoners van Veenendaal ondervinden niet alleen fysieke beperkingen om veilig thuis te wonen of te participeren buitenshuis. Vaak hebben zij ook ondersteuningsvragen die voortkomen uit psychische of emotionele kwetsbaarheid. Bijvoorbeeld: Hoe krijg ik mijn post en financiën op orde? Hoe onderhoud ik contacten met anderen? Hoe zorg ik voor een goed voedingspatroon? Mijn partner is licht dementerend, kan hij overdag naar een activiteit? Dit type vragen bespreken we graag met onze inwoners in een keukentafelgesprek. Tijdens dit gesprek kunnen we samen met de inwoner en eventueel mantelzorger bespreken welke ondersteuning op maat geboden moet worden. We bepalen dit niet voor de inwoner maar mét de inwoner.
We bieden ondersteuning met drie vormen van maatwerkvoorzieningen: • Individuele ondersteuning bij het zelfstandig thuis wonen en ondernemen van activiteiten buitenshuis. • Groepsgerichte ondersteuning op locatie waar inwoners samen met anderen activiteiten doen onder begeleiding van een professional. Deze ondersteuning ontlast vaak ook de mantelzorgers. • Kortdurend verblijf buitenshuis voor inwoners die niet alleen thuis kunnen zijn en van wie de partner of het gezin tijd nodig heeft om zelf tot ontspanning te komen. Vanwege de voorziene groei van het aantal ouderen met dementie en het rijksbeleid om mensen met ondersteuningsvragen zo lang mogelijk thuis te laten wonen, voorzien we een groei van de vraag naar deze ondersteuningsvormen in de komende jaren. Ondersteuning bieden we als ‘zorg in natura’ (ZIN): de inwoner ontvangt ondersteuning van aanbieders waarmee de gemeente contracten heeft gesloten. Daarnaast bestaat het persoonsgebonden budget (PGB). De inwoner kan daarmee zelf de ondersteuning inkopen die hij of zij wenst. Zo kunnen inwoners van elke godsdienstige gezindte, levensovertuiging en culturele achtergrond ondersteuning vinden die bij hen past.
21
Het PGB-budget wordt per 2015 beheerd door de sociale verzekeringsbank (SVB). De SVB betaalt de zorgverleners die door de inwoner zijn gecontracteerd, op basis van het door de gemeente geaccordeerde ondersteuningsplan van de inwoner.
Voor het gebruik van maatwerkvoorzieningen wordt een eigen bijdrage in rekening gebracht. Het Centraal Administratie Kantoor (CAK) berekent en int deze bijdragen en maakt deze over naar de gemeente die de ondersteuning van de betreffende inwoner heeft betaald.]
Beoogd resultaat De tevredenheid van inwoners met de ondersteuning meten we via het wettelijk verplicht uit te voeren klanttevredenheidsonderzoek. Tijdens het klanttevredenheidsonderzoek in 2013 is de mate van tevredenheid over de oude Wmo-voorzieningen gemeten, met als resultaat een score van 7,5. Deze score willen we de komende jaren minimaal behouden, ook voor de nieuwe Wmo-voorzieningen. Het ontwikkelen van een werkwijze voor het meten van de effectiviteit van ingezette maatwerkondersteuning. Deze werkwijze sluit aan op de benoemde resultaten in de ondersteuningsplannen en maakt de daadwerkelijk behaalde resultaten zichtbaar. De werkwijze is in 2016 gereed.
Inleiding
Uitgangspunten
Doelstellingen
Organisatie
Zelfredzame inwoners
Kwetsbare inwoners
Inwoners met complexe problemen
Inzet
Extra inzet vanuit scenario 5: PGB-bedragen verlagen
We zetten in op behoud van goede ondersteuningsvoorzieningen voor alle inwoners die dat nodig hebben. Tijdens het keukentafelgesprek zetten we blijvend in op ondersteuning op maat, passend bij de vraag en situatie van de inwoner. Inzet van eigen kracht en ondersteuning vanuit het sociaal netwerk is hierbij vanzelfsprekend een gespreksonderwerp.
De komende jaren willen we de hoogte van de persoonsgebonden budgetten verlagen. De persoonsgebonden budgetten voor formele zorg zijn nu maximaal 100% van het tarief voor zorg in natura. Rekening houdend met de bezwaren die zijn geuit bij dit scenario en het uitgangspunt dat bezuinigingen op de Wmo niet ten koste mogen gaan van de kwaliteit van ondersteuning, wordt dit scenario verzacht ingevoerd. Zo stellen we inwoners in staat gebruik te blijven maken van een PGB als alternatief voor een voorziening in natura. We beogen met een tariefdaling van het PGB voor formele zorg en/of het PGB voor informele zorg ongeveer 12% te bezuinigen op de uitgaven aan PGB’s (was eerder 24%).
Het burgerpanel geeft ons mee dat de ondersteuning wel moet komen daar waar deze nodig is en dat deze bereikbaar is voor alle inwoners. Samen met zorgaanbieders en onze uitvoering zoeken we naar mogelijkheden waarop we nog beter resultaatgericht kunnen werken aan de hand van het ondersteuningsplan. We merken dat bij aanbieders nog niet in alle gevallen het resultaatgericht werken een automatisme is. Vanuit onze uitvoering en accountmanagement ontwikkelen we een werkwijze om het resultaatgericht werken volgens een ondersteuningsplan te bewaken. Bovendien meten we periodiek de klanttevredenheid.
22
Financiën
Vanuit het burgerpanel staat 20% positief tegenover een verlaging van het PGB, 38% staat hier niet positief tegenover. Een veel voorkomende angst is dat de kwaliteit van zorg achteruit gaat en daarmee gepaard een mogelijke verslechtering van de persoonlijke situatie en zelfstandigheid.
Inleiding
Uitgangspunten
Doelstellingen
Organisatie
Zelfredzame inwoners
Kwetsbare inwoners
Inwoners met complexe problemen
Doelstelling 3: Inwoners die ondersteuning nodig hebben en deze niet kunnen betalen, staan we financieel bij In 2015 hebben we de collectieve ziektekostenverzekering, voor mensen met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm, verder uitgebreid. Uit deze verzekering wordt de eigen bijdrage van inwoners voor ondersteuning gefinancierd en voor een deel ook het eigen risico. Daarnaast is financiële bijstand vanuit het Minimabeleid beschikbaar. We krijgen steeds vaker signalen dat inwoners die Wmo-ondersteuning vragen financiële problemen hebben. Dit is deels een gevolg van de per 2015 afgeschafte Wet Tegemoetkoming Chronische Ziektekosten en de Compensatieregeling Eigen Bijdragen. De hoogte van de eigen bijdrage is gewijzigd en inwoners zijn onzeker over waar ze aan toe zijn. Ook de veranderingen (zowel lokaal als landelijk) binnen de schoonmaakondersteuning zorgen voor onrust over de toekomst. Inwoners met financiële zorgen of problemen kunnen ervoor kiezen, in verband met de hoogte van de eigen bijdrage, om geen ondersteuning te ontvangen, terwijl ze dit wel nodig hebben,. Financiële problemen en schulden kunnen dan leiden tot andere problemen. En in het ergste geval tot verslaving en huiselijk geweld.
Beoogd resultaat Inwoners die ondersteuning nodig hebben weigeren deze niet vanwege hun financiële situatie.
Inzet De uitvoering van de Wmo en het Minimabeleid stemmen we blijvend op elkaar af om ervoor te zorgen dat de beschikbare financiële ondersteuningsmaatregelen (minimabeleid, collectieve zorgverzekering, aanpak schuldenproblematiek) aansluiten op de behoeften van de gebruikers van ondersteuning. Onderzocht wordt welke financiële maatregelen moeten worden aangepast om te voorkomen dat inwoners die ondersteuning nodig hebben deze weigeren omdat ze de eigen bijdragen niet kunnen betalen. Bijvoorbeeld het afschaffen van de eigen bijdrage regeling. We gaan alle (on)mogelijkheden hierin nader onderzoeken. Bij dit onderzoek worden de financiële consequenties voor de gemeente en inwoners betrokken. De uitkomsten van dit onderzoek bepalen de vervolgaanpak.
23
Financiën
Inleiding
Uitgangspunten
Doelstellingen
Organisatie
Zelfredzame inwoners
Kwetsbare inwoners
Inwoners met complexe problemen
Financiën
Doelstelling 4: Transformeren naar een optimale uitvoering van de ondersteuning van inwoners door zorgaanbieders en gemeente In 2014 en 2015 is vanuit het Rijk de transitie van zorgtaken in gang gezet en als gemeente hebben we ons hierop voorbereid. Met de inkoop van de nieuwe ondersteuningstaken (voor zowel Veenendaal als Renswoude) is een begin gemaakt met de transformatie van de ondersteuning naar de lokaal gewenste uitvoeringspraktijk. Zo hebben we:
• de indeling op basis van grondslagen die in de voormalige Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten gebruikelijk was (bijvoorbeeld grondslag psychiatrie of grondslag verstandelijk gehandicapt) losgelaten, evenals de opdeling van het ondersteuningsaanbod in een groot aantal zwaartes. We hebben nu een onderverdeling gemaakt in drie verschillende ondersteuningsvormen: individuele ondersteuning thuis, groepsgerichte ondersteuning en kortdurend verblijf. Daarbinnen hebben we drie categorieën van zorg gedefinieerd: licht, midden en zwaar. Hiermee bevorderen we dat aanbieders inclusief (doelgroepoverstijgend) ondersteuningsaanbod bieden. • ingezet op een goede aansluiting van de professionele zorg op de lichtere en informele zorg in de wijken. Er is nog veel tijd en energie nodig om de uitvoering/administratie van de nieuwe taken te stroomlijnen. De transitie is nog niet afgerond en we zijn al begonnen met een transformatie. De komende jaren is verdere transformatie gewenst, die een langere horizon kent dan een paar jaar.
Van zorgaanbieders vragen we om de ondersteuning die zij bieden verder te transformeren richting de door ons benoemde uitgangspunten voor de Wmo (zoals genoemd in hoofdstuk 2). Naast deze uitgangspunten willen we specifiek in de transformatie met zorgaanbieders aansturen op: • Sturen op vertrouwen: Meer handelen vanuit partnership waarin we elkaar wederzijds vertrouwen. Hierbij is het essentieel om met elkaar duidelijke spelregels af te spreken. We groeien toe van regie op prestaties naar regie op uitkomsten. • Ruim baan voor initiatief: Opzetten van proeftuinen en pilots met en door zowel zorgaanbieders als inwoners. Daar waar nodig en mogelijk hebben wij een faciliterende rol. • Hetzelfde sturingsmodel voor Wmo, Jeugd en Participatie: Eenduidigheid voor aanbieders, consistent handelen vanuit de gemeente en verlagen van administratieve lasten. • Ontschotting budgetten en wet/regelgeving: Door te werken met een integraal budget sociaal domein, bijvoorbeeld per wijk, is het beter mogelijk om meer integraal ondersteuningsaanbod aan inwoners te bieden. • Bewaking kwaliteit: Dit is met name van belang met de bezuinigingen op het budget.
Ook het burgerpanel geeft aan dat zij bij alle bezuinigingen en veranderingen hechten aan het behoud van kwaliteit.
24
Inleiding
Uitgangspunten
Doelstellingen
Organisatie
Zelfredzame inwoners
Kwetsbare inwoners
Inwoners met complexe problemen
Zorgaanbieders noemen als transformatie-ideeën
Voor de gehele transformatie geldt dat alle
onder andere: Sterkere verbondenheid tot stand
gemeenten hiermee aan het experimenteren zijn. Zo
brengen tussen professionals en het netwerk van de
is de gemeente Eindhoven gestart met een proeftuin
cliënt; Kans voor innovatie van ondersteuning door
Hoe plaats je de cliënt/inwoner meer zelf in regie.
ontschotting van budgetten.
Hierbij is het uitgangspunt ‘geld volgt cliënt’. Wat de voor- nadelen van de diverse werkwijzen zijn is nog
Wat betreft onze eigen uitvoering van de nieuwe zorgtaken zijn we in het contact met inwoners goed op weg. Alle inwoners die met een ondersteuningsvraag bij het Wmo-loket komen, worden persoonlijk gesproken. Als de inwoner een ondersteuningsvraag heeft, voert de Wmo-consulent het zogeheten keukentafelgesprek. Hierin wordt duidelijk waar op het gebied van de Wmo een ondersteuningsbehoefte ligt. Als gemeente vernieuwen we onze eigen uitvoering. We streven naar het ontwikkelen van een integrale toegang tot ondersteuning, door bij alle cliënten integraal te kijken naar de ondersteuningsbehoefte op de terreinen Wmo, Jeugd en Participatie (inkomen) en hierop waar nodig casusregie in te zetten. Huidige knelpunten in de samenwerking bespreken we in het sociaal regieteam. De komende jaren gaan we direct aan de voorkant werken met één gezin één plan.
niet vast te stellen. We putten uit reeds opgedane ervaringen en blijven de good practices die landelijk naar voren komen volgen om verder invulling te geven aan de transformatie in Veenendaal.
Financiën
Beoogd resultaat In de innovatieagenda zijn de genoemde transformatierichtingen geconcretiseerd in gewenste resultaten. Eind 2019 zijn deze resultaten aantoonbaar. De samenwerking tussen de verschillende loketten waar inwoners hun vragen stellen, is sluitend. De inwoner merkt niet wie er achter de schermen met elkaar samenwerken en heeft een herkenbaar aanspreekpunt. Hierbij houden we rekening met de privacyregelgeving. We stellen vast welk inkoop- en sturingsmodel we voor de (immateriële) Wmo-voorzieningen in Veenendaal hanteren na afloop van de lopende contracten met zorgaanbieders.
Inzet De huidige afspraken met zorgaanbieders die immateriële ondersteuning bieden gaan veranderen. Samen met de andere belanghebbenden geven we de gewenste transformatie vorm in een proces van trial & error. We stellen een innovatieagenda op en aan de hand daarvan bepalen we met de betrokkenen welke resultaten we wanneer willen behalen. Hierbij maken we een realistische planning waarin we ambities doseren. ‘De beste innovaties komen niet van de een op de andere dag’. De komende jaren kiezen we een sturings- en financieringsmodel dat past bij de Veenendaalse behoefte aan ondersteuning. Ter voorbereiding hierop voeren we samen met zorgaanbieders/inwoners pilots uit om ‘op kleine schaal’ te oefenen met verschillende modellen/methodieken. Het initiatief voor het verbeteren van de casusregie wordt genomen voor de doelgroep inwoners met complexe proble-
25
Inleiding
Uitgangspunten
Doelstellingen
Organisatie
Zelfredzame inwoners
Kwetsbare inwoners
Inwoners met complexe problemen
men (zie paragraaf 4.3). Die aanpak trekken we door naar de doelgroep kwetsbare inwoners. Met dat verschil dat we bij kwetsbare inwoners er vooralsnog voor hebben gekozen om de verantwoordelijkheid voor casusregie te leggen bij de zorgaanbieders. In de huidige situatie komen de zorgaanbieders met een integraal ondersteuningsplan.
Extra inzet vanuit scenario 3: Tarieven zorgaanbieders verlagen Naast de beoogde inhoudelijke transformatie en de keuze voor een efficiënt inkoop- en sturingsmodel zoeken we naar mogelijkheden om de gehanteerde tarieven voor ingekochte ondersteuning verder te wijzigen en te verlagen. De kwaliteit van de geboden ondersteuning moet dan wel worden gehandhaafd.
Vanuit burgerpanel is meegegeven dat verlaging van tarieven niet mag leiden tot onderbetaling van gekwalificeerd personeel. Dit personeel is hard nodig om de ondersteuning te kunnen blijven bieden. Slechts 22% van het burgerpanel was positief over deze aanpak. Met andere woorden, verlagen tarieven akkoord, mits de ondersteuning nog op een kwalitatief goede en verantwoorde wijze kan worden geboden.
26
Financiën
Inleiding
Uitgangspunten
Doelstellingen
Organisatie
Zelfredzame inwoners
Kwetsbare inwoners
Inwoners met complexe problemen
Financiën
3.3 Doelstellingen gericht op inwoners met complexe problemen Inwoners met complexe problemen zijn inwoners die op meerdere leefgebieden problemen hebben en die meestal niet zelf om ondersteuning vragen of deze zelfs afhouden. Zij kunnen niet goed voor zichzelf zorgen en hebben intensief en langdurig ondersteuning nodig. Sommige inwoners veroorzaken maatschappelijke overlast of plegen (veelvuldig) strafbare feiten. In die gevallen overstijgt de aanpak de Wmo en zijn er raakvlakken met veiligheid (interventieteam en aanpak ex-gedetineerden) en werk en inkomen. Een landelijke trend is dat GGz-instellingen minder opnameplaatsen hebben ten gevolge van rijksbeleid. Daardoor blijven inwoners met complexe problemen langer in de lokale omgeving wonen en doen zij een beroep op de Wmo. Een algemene doelstelling gericht op deze doelgroep is de zelfredzaamheid en participatie te behouden en te vergroten met passende en zo licht mogelijke ondersteuning.
27
Voor de doelgroep inwoners met complexe problemen stelt de gemeente Veenendaal zich de komende vier jaar de volgende doelen: • Efficiënte en effectieve casusregie; • Problemen die zich voordoen bij inwoners met complexe problemen worden gestabiliseerd. We schalen af wanneer mogelijk, en schalen op wanneer nodig; • Er zijn passende interventies beschikbaar voor jongeren tot 27 jaar met complexe problemen.
Inleiding
Uitgangspunten
Doelstellingen
Organisatie
Zelfredzame inwoners
Kwetsbare inwoners
Inwoners met complexe problemen
Financiën
Doelstelling 1: Efficiënte en effectieve casusregie Bij inwoners met complexe problemen zijn meerdere professionals betrokken. Zij hebben ieder hun eigen specialisme, maar moeten wel samenwerken om het gezamenlijke doel te bereiken. Ieders inzet moet bijdragen aan dit doel. In de praktijk kan daarover soms discussie ontstaan en ook hebben de verschillende organisaties soms tegenstrijdige belangen en doelen. Voor de meest complexe casussen in Veenendaal is eind 2012 het interventieteam opgericht: een team van professionals op het gebied van veiligheid, zorg, leerplicht, werk en inkomen, onder leiding van de gemeente. Het team werkt intensief met elkaar samen bij de inzet van zorg- en dwang en drang-interventies, gericht op inwoners die veel problemen hebben, vaak dakloos zijn en waar de omgeving ernstige overlast van ervaart. In het interventieteam nemen de volgende organisaties deel: Victas, Kwintes, Pro Persona, GGZ Centraal, Vitras/ BAC, Reinaerde, De Instap, Abrona, Humanitas, Leger des Heils, Samen Veilig, Raad voor de Kinderbescherming, politie, Patrimonium, gemeente Veenendaal.
Veilig Thuis (voorheen Steunpunt Huiselijk Geweld en Advies-en Meldpunt Kindermishandeling) is een belangrijke partner in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Om deze aanpak toekomstbestendig te maken, hebben de gemeenten in de provincie Utrecht in 2015 een regiovisie huiselijk geweld en kindermishandeling opgesteld. Deze regiovisie bepaalt onder meer dat de aanpak loopt van voorkomen en vroegsignalering, via opvang en herstel, tot en met participatie en nazorg. Ook hierbij is één gezin één plan altijd het uitgangspunt. Het interventieteam staat onder leiding van de gemeente Veenendaal; zij stuurt de instellingen rechtstreeks aan om een effectieve en efficiënte casusregie te realiseren. Bij casussen die niet onder het interventieteam vallen, is de rol van de gemeente beperkter. Dan werken vooral de instellingen zelf onderling aan het benodigde integrale plan van aanpak en een goede casusregie. Casusregie geldt dus niet alleen voor inwoners met complexe problemen, maar ook voor de kwetsbare inwoners.
28
Beoogd resultaat We streven ernaar dat in 2019 met meer cliënten met complexe problemen wordt gewerkt volgens één ondersteuningsplan en een casusregisseur die stuurt op de uitvoering. Bij het interventieteam is bij 100% van de casussen gewerkt met een integraal ondersteuningsplan en een casusregisseur. Voor de overige gevallen wordt de wijze van monitoring eind 2015 vastgelegd, waarna begin 2016 een nulmeting plaatsvindt.
Inzet Eind 2015 stellen we, als onderdeel van Wijkgericht werken in het sociaal domein, een plan van aanpak casusregie op om een goede casusregie te realiseren. Dit plan van aanpak maakt duidelijk waaraan casusregie moet voldoen (onder andere kwaliteitscriteria) en hoe hierop getoetst wordt. In het accountmanagement is deze toetsing een vast onderwerp van gesprek. Onze aanbieders weten dat de gemeente hier intensief op stuurt en handelen dan ook naar onze criteria. Goede afspraken willen we ook maken met de instellingen die de gemeente Veenendaal niet financiert. Bemoeizorg (door Victas en Kwintes) wordt bijvoorbeeld gefinancierd door centrumgemeente Amersfoort. Ook vallen GGZ-instellingen zoals Pro Persona niet onder gemeentelijke financiering; zij krijgen de behandeling van hun cliënten door zorgverzekeraars vergoed.
Inleiding
Uitgangspunten
Doelstellingen
Organisatie
Zelfredzame inwoners
Kwetsbare inwoners
Inwoners met complexe problemen
Financiën
Doelstelling 2: Problemen die zich voordoen bij inwoners met complexe problemen worden gestabiliseerd. We schalen af wanneer mogelijk en schalen op wanneer nodig We moeten accepteren dat er een groep inwoners is met dusdanig ernstige problemen dat stabilisatie van hun leefsituatie het hoogst haalbare is en dat (intensieve) ondersteuning nodig blijft. Iemand heeft bijvoorbeeld een licht verstandelijke beperking, geen werk en een psychische aandoening die met medicijnen onder controle te houden is. Door een verandering in het leven kan er een terugval komen waardoor problemen groter worden. Bij inwoners met dermate ernstige problemen is de ondersteuning dus gericht op stabilisatie, voorkomen dat de problemen groter worden en waar mogelijk in kleine stapjes vooruit gaan. Met daarbij voortdurend aandacht voor de veerkracht van inwoners en de kans op terugval.
Binnen de Wmo vallen enkele taken voor ondersteuning van inwoners met complexe problemen onder verantwoordelijkheid van centrumgemeenten. Centrumgemeenten ontvangen de rijksmiddelen en zorgen ervoor dat de benodigde interventies voor alle inwoners in hun regio beschikbaar zijn. Voor maatschappelijke opvang, bemoeizorg, verslavingszorg en beschermd wonen valt Veenendaal onder centrumgemeente Amersfoort. • Maatschappelijke opvang is eerste opvang voor inwoners die dakloos worden. Deze wordt voor inwoners uit Veenendaal geboden in Amersfoort. • Beschermd wonen is het bieden van onderdak en begeleiding in een beschermende woonomgeving aan personen met een psychische aandoening, gericht op participatie. Beschermd wonen is sinds 2015 een nieuwe taak onder de Wmo. • Bemoeizorg en casemanagement verslavingszorg is het verleiden van mensen met psychiatrische –en verslavingsproblemen tot het accepteren van ondersteuning. In overleg met Amersfoort zet Veenendaal erop in dat beschermd wonen en de andere voorzieningen beschikbaar blijven voor Veenendalers die het nodig hebben. Eind 2015 ligt er een nieuw regionaal beleidsplan opvang en bescherming dat de richting aangeeft.
Beoogd resultaat We meten het effect van deze doelstelling om te komen tot stabilisatie en flexibele op- en afschaling aan de hand van de doorlooptijden binnen het interventieteam. Ons streven is deze doorlooptijden te verlagen. We streven bovendien bij beschermd wonen, maatschappelijke opvang en bemoeizorg naar een uitstroom die in ieder geval even groot is als de instroom. Voor maatschappelijke opvang en bemoeizorg vragen wij Amersfoort deze in-en uitstroomcijfers jaarlijks aan te leveren vanaf 1 januari 2016. Voor beschermd wonen gaan wij deze gegevens vanaf 2016 zelf registeren.
Inzet Bij situaties van structurele overlast en schrijnende gevallen probeert het interventieteam met passende interventies de situatie van de betreffende inwoners te stabiliseren, overlast voor de omgeving te voorkomen en waar mogelijk stapjes vooruit te zetten. Na stabilisatie vindt overdracht naar de reguliere zorg plaats. Het bijtijds op- en afschalen van ondersteuning bij cliënten met complexe problemen (en enkele cliënten in het interventieteam) gaan we verbeteren. Casusregie is hierbij een belangrijk hulpmiddel. Amersfoort stelt begin 2016 een regionaal beleidsplan opvang en bescherming op. We zetten in op een goede samenwerking met Amersfoort om te komen tot een regionale aanpak die aansluit op de vraag van de Veenendaalse inwoner.
29
Inleiding
Uitgangspunten
Doelstellingen
Organisatie
Zelfredzame inwoners
Kwetsbare inwoners
Inwoners met complexe problemen
Financiën
Doelstelling 3: Er zijn passende interventies beschikbaar voor jongeren tot 27 jaar met complexe problemen De Wmo betreft alle volwassen inwoners, maar binnen deze groep inwoners met complexe problemen, zijn jongeren van 18 tot 27 jaar een bijzonder kwetsbare groep. Zij maken veel ontwikkelingen door: zij verlaten school (met of zonder diploma), gaan al dan niet werken of studeren, gaan op zichzelf wonen, beheren hun eigen financiën. Kortom: zij leren op eigen benen te staan. Sommige jongeren redden dit echter niet zonder begeleiding. Zij verlaten bijvoorbeeld voortijdig hun school, hebben moeite een dagbesteding te vinden en te houden, hebben schulden en/of een verslaving. Vaak ervaren zij zelf geen problemen, maar hun omgeving (ouders, buren, politie) wel. Het gaat qua omvang in Veenendaal om een relatief beperkte groep van ongeveer 30 jongeren per jaar. Maar deze jongeren komen wel vaker in beeld bij overlastsituaties en/of het plegen van strafbare feiten.
Scholen, leerplicht en het meldpunt voortijdig schoolverlaters/ RMC (18 tot 23 jaar) zijn alert op jongeren die dreigen uit te vallen en zitten hier bovenop. Bij de meeste jongeren lukt het om met een korte interventie te zorgen dat zij de draad weer oppakken. Er is echter een kleine groep jongeren waarbij dit onvoldoende werkt en waarvoor een meer intensieve aanpak nodig is. De mogelijkheden voor passende interventies richting een zinvolle dagbesteding, school en/of werk voor deze groep zijn nu beperkt. De interventies zijn gericht op gedragsverandering waardoor zoveel mogelijk wordt voorkomen dat deze jongeren langdurig een beroep gaan doen op gemeentelijke uitkeringen. Om te voorkomen dat jongeren voortijdig hun school verlaten en maatschappelijke onrust veroorzaken, wordt hierbij goed samengewerkt met Jeugd, RMC en Veiligheid.
Beoogd resultaat Met een actieve zorgvuldige overdracht van CJG naar Wmo-loket zorgen we voor een goede aansluiting van de jeugdhulp op de Wmo-ondersteuning vanaf 18 jaar.
Inzet Actieve overdracht van jeugdwet naar Wmo betekent dat jongeren die ondersteuning vanuit de Jeugdwet krijgen, worden doorgeleid naar passende ondersteuning als ze 18 worden. Liefst bij dezelfde zorgverlener. En waar dit niet mogelijk is, met een actieve zorgvuldige overdracht naar een andere zorgverlener. Met zo’n actieve overdracht verliezen we deze jongeren in een voor hen cruciale levensfase niet uit het oog. Dit geldt niet alleen voor jongeren met complexe problemen, maar ook voor kwetsbare jongeren. Er moet een goed dagbestedingsaanbod voor 18-23 jarigen zijn. In 2016 legt de gemeente de vraag en het aanbod naast elkaar. Afhankelijk hiervan wordt een plan van aanpak opgesteld.
Reactie van een zorgaanbieder op het concept beleidskader: “Mooi dat jullie aandacht hebben voor deze doelgroep die vaak over het hoofd gezien wordt.”
30
Inleiding
Uitgangspunten
Doelstellingen
Organisatie
Financiën
4. Organisatie van de Wmo-uitvoering Bij de uitvoering van de Wmo in Veenendaal is vaak een groot aantal partijen betrokken. In dit hoofdstuk geven we in het kort aan wie welke rol speelt, hoe afspraken worden gemaakt en informatie wordt gedeeld.
4.1 Wmo-samenwerking in de regio De gemeente Veenendaal werkt op het gebied van de Wmo sinds jaren samen met gemeenten in de regio. De meeste inhoudelijke afstemming vindt plaats in de door het Rijk aangewezen Wmo-regio Food Valley, waaraan naast Veenendaal ook Rhenen, Renswoude, Ede, Barneveld en Scherpenzeel deelnemen. Deze samenwerking is per 2015 geïntensiveerd door oprichting van een regionaal bestuurlijk overleg Wmo. De deelnemende gemeenten wisselen kennis uit, delen innovaties en trekken gezamenlijk op richting zorgverzekeraars/ zorgkantoren.
31
Voor de centrumgemeentelijke taken (maatschappelijke opvang, OGGz, beschermd wonen) valt Veenendaal onder centrumgemeente Amersfoort. De samenwerking met Amersfoort richt zich op het maken van goede afspraken over de ondersteuning die Amersfoort biedt voor inwoners van Veenendaal en de verantwoordelijkheid die Veenendaal hierin heeft.
Inleiding
Uitgangspunten
Doelstellingen
4.2 Wmo-uitvoering in Veenendaal Bij de uitvoering van de Wmo in Veenendaal worden verschillende vormen van ondersteuning ingezet. Sommige, meestal lichtere, vormen van ondersteuning zijn algemeen toegankelijk. Bijvoorbeeld het welzijnswerk, cliëntondersteuning en per 2015 ook lichte schoonmaakondersteuning. Inwoners die van deze ondersteuning gebruik willen maken kunnen zich rechtstreeks melden bij de aanbieders, die zelf beoordelen of de inwoner hier op zijn plek is. Het algemeen toegankelijke ondersteuningsaanbod wordt grotendeels uitgevoerd door onze welzijnsorganisatie en is wijkgericht georganiseerd. Andere, meestal zwaardere, vormen van ondersteuning zijn niet vrij toegankelijk voor inwoners. Hiervoor is een beschikking van het Wmo-loket vereist. Voorbeelden zijn individuele ondersteuning thuis, groepsgerichte ondersteuning, woonvoorzieningen en rolvoorzieningen. Het Wmo-loket als toegang voor deze zogenaamde maatwerkvoorzieningen is centraal georganiseerd. De medewerkers stemmen waar nodig af met het CJG, loket Werk & Inkomen, de welzijnsorganisatie en de
wijkverpleegkundigen. In het sociaal regie team, waarin alle hier genoemde toegangspoorten zijn vertegenwoordigd, wordt besproken hoe de onderlinge samenwerking verloopt, welke knelpunten er nog zijn en hoe deze kunnen worden verholpen. Voor inwoners met complexe problemen zijn bemoeizorg en verslavingszorg algemeen toegankelijk georganiseerd. Deze ondersteuning is vaak outreachend en vaak is bij de inwoner ook sprake van wantrouwen in de zorg. Het eisen van een beschikking geeft dan een ongewenste drempel. Maatschappelijke opvang voor mensen die dakloos zijn en beschermd wonen met 24-uurs toezicht vragen wel om een beschikking. De bemoeizorg en verslavingszorg verzorgen de toeleiding naar maatschappelijke opvang en beschermd wonen.
4.3 Wmo-uitvoering binnen het sociaal domein Veel zaken die voor een goede uitvoering van de Wmo van belang zijn, spelen ook bij uitvoering van de Jeugdwet en de Participatiewet. In het project Transformatie Sociaal Domein zijn vier speerpunten benoemd waarop sociaal domein breed wordt ingezet om de uitvoering van alle ondersteuningstaken te verbeteren:
1. Wijkgericht werken werkt 2. Stimuleren van innovatie bij (nieuwe) zorgaanbieders 3. Privacy 4. Control sociaal domein en managementinformatie We zorgen dat ook de Wmo-uitvoering op deze punten goed georganiseerd is, en is afgestemd op de uitvoering van de andere onderdelen van het sociaal domein.
32
Organisatie
Financiën
Inleiding
Uitgangspunten
Doelstellingen
Organisatie
Financiën
4.4 Toezicht op kwaliteit van de ondersteuning Aan alle gecontracteerde zorgaanbieders zijn kwaliteitseisen gesteld. Zo moeten zij beschikken over een kwaliteitsmanagementsysteem en moeten zij de beroepsbekwaamheid van hun medewerkers aantonen. De zorgaanbieders moeten een keer per jaar inzicht bieden in de door hen geleverde ondersteuning, de cliënttevredenheid en eventuele klachten en incidenten en de afwikkeling daarvan. Tussentijds kan informatie over de aanbieders en de door hen geboden ondersteuning geraadpleegd worden in ons
eigen registratiesysteem. Binnen de gemeente zijn accountmanagers aangesteld voor de gecontracteerde aanbieders. Zij houden toezicht op de kwaliteit van de geboden ondersteuning. Zij onderzoeken momenteel hoe het accountmanagement zo effectief en efficiënt mogelijk kan worden vormgegeven, inclusief de hierbij te vragen informatie van aanbieders en het te hanteren aantal contactmomenten. Daarnaast heeft de GGD regio Utrecht de taak gekregen om onafhankelijk onderzoek te verrichten bij calamiteiten in de geboden Wmo-ondersteuning.
4.5 Invloed van inwoners op de uitvoering van de Wmo Inwoners kunnen zelf mede vorm geven aan de Wmo-uitvoering door bij te dragen aan de sociale samenhang in hun buurt en door ondersteuning te bieden aan andere inwoners. Zij kunnen bijvoorbeeld initiatieven nemen voor het opzetten en organiseren van nieuwe ontmoetings- en ondersteuningsactiviteiten. Met hulp van de wijkmanagers en van de wijkcoaches van de welzijnsorganisatie wordt aan inwoners gevraagd om mee te helpen met het oplossen van concrete problemen en verzoeken die zich voordoen in de wijken. De uitvoering van het scenario ‘Minder Wmo-ondersteuning inzetten en maatschappelijke initiatieven stimuleren’ kan dit actief ondersteunen. Inwoners die ondersteuning ontvangen, kunnen via de cliëntenraad van hun zorgaanbieder invloed uitoefenen op de kwaliteit van deze zorg. Ook kunnen zij hun mening geven via het voor de gecontracteerde zorgaanbieders verplichte klanttevredenheidsonderzoek.
Als inwoners niet tevreden zijn over de ondersteuning die zij ontvangen, kunnen zij een klacht indienen bij hun zorgaanbieder. Ook kunnen ze dit signaal bij de gemeente afgeven. Als inwoners ontevreden zijn over de dienstverlening van het Wmo-loket kunnen zij hierover een klacht indienen bij de gemeente. En tegen een Wmo-beschikking van de gemeente kunnen zij bezwaar maken. Meer in het algemeen kunnen inwoners die gebruik maken of willen maken van Wmo-ondersteuning zich laten bijstaan door een cliëntondersteuner. Deze ondersteuning wordt onder andere geboden door consulenten van de welzijnsorganisatie. Als inwoners de indruk hebben dat hun klacht niet goed behandeld wordt door de gemeente, kunnen zij zich wenden tot de nationale ombudsman om klachten over de uitvoering van de Wmo te melden.
33
Via het Wmo-forum, bijeenkomsten voor inwoners (o.a. ‘Broodje Wethouder’), raadpleging van het burgerpanel en het jaarlijkse Wmo-tevredenheidsonderzoek wordt de mening van gebruikers van de Wmo gepeild. Op basis van de ervaringen met de uitvoering van de Wmo, van inwoners, zorgaanbieders en de gemeente zelf, wordt het beleid gevormd en bijgesteld. Het komende jaar werken we aan een goede systematische procesvorm hiervoor.
Inleiding
Uitgangspunten
Doelstellingen
Organisatie
Financiën
4.6 Communicatie De gemeente Veenendaal wil helder (in begrijpelijke taal) en cliëntgericht communiceren met haar inwoners. Daarbij maken we onderscheid tussen algemene informatie over veranderingen in de Wmo-uitvoering en cliëntgerichte informatie over wat er in specifieke situaties voor een inwoner verandert. De communicatie naar inwoners zetten we als volgt in:
Communicatiemiddelen van breed tot persoonlijk We zetten een brede mix van communicatiemiddelen in, afhankelijk van de boodschap en de doelgroep. We communiceren onder andere door middel van brieven, de gemeentelijke website, de gemeentepagina in de Veenendaalse krant, bijeenkomsten en persoonlijke gesprekken. Ook social media wordt ingezet voor de dialoog met inwoners. Het gebruik van een mix aan middelen maakt de communicatie effectief voor het bereiken van de doelgroep en het overbrengen van de boodschap.
De inwoner centraal
Concreet en eenvoudig taalgebruik
De inwoner denkt vanuit gebeurtenissen in het eigen leven of een persoonlijk probleem. Zo richten we onze communicatie dan ook in. We spelen in op de vragen of zorgen die een inwoner heeft. Communicatie is persoonlijk, herkenbaar en dichtbij de inwoners van Veenendaal. Professionals van onder andere de gemeente en zorgaanbieders en cliënten(vertegenwoordigers) helpen ons een beeld te krijgen van de vragen die inwoners hebben. Ook het monitoren van ontwikkelingen en de inzet van de media, social media, de website of e-mail draagt bij aan de dialoog met inwoners.
We communiceren zo concreet mogelijk en geven duidelijke informatie. We gebruiken geen jargon, ambtelijke termen en beleidstaal. Begrippen leggen we uit. Voorop staat: we zijn open, eerlijk, duidelijk en invoelend.
Eigen kracht, ook in informatie zoeken De gemeente zorgt ervoor dat inwoners zelf informatie kunnen vinden op plekken die logisch zijn voor hen en letterlijk en figuurlijk dichtbij hen staan. Denk aan hulpverleners, maatschappelijke organisaties, cliëntenvertegenwoordigers, buurtcentra, (sport)verenigingen, huisartsen en wijkteams.
34
Inleiding
Uitgangspunten
Doelstellingen
Organisatie
4.7 Informatie en verantwoording van college naar raad Het college stelt de gemeenteraad via verschillende wegen op de hoogte van haar verrichtingen en het behalen van de doelstellingen die in dit beleidskader worden genoemd: • Prestaties en financiën: In de jaarstukken geeft het college jaarlijks inzicht in de gerealiseerde prestaties en de gerealiseerde uitgaven per kalenderjaar. Tussentijdse wijzigingen in de begroting worden opgenomen in de bestuursrapportages. • Gebruik voorzieningen: Jaarlijks geeft het dashboard sociaal domein inzicht in de ontwikkelingen in het gebruik van de verschillende typen Wmo-voorzieningen en de uitgaven. • Behalen doelstellingen: Begin 2018 ontvangt de raad een tussenevaluatie over de behaalde resultaten op de gestelde doelen in de eerste twee jaar. Waar nodig wordt het uitvoeringsplan voor 2018 en 2019 hierop bijgesteld. In het derde kwartaal van 2019 ontvangt de raad een eindevaluatie van de behaalde resultaten op de gestelde doelen in het derde en het begin van het vierde jaar.
35
Financiën
Inleiding
Uitgangspunten
Doelstellingen
5. Financiën
36
Organisatie
Financiën
Inleiding
Uitgangspunten
Doelstellingen
Organisatie
Financiën
5.1 Begroting Wmo voor de periode 2016-2019 Op basis van de conceptmeerjarenbegroting 20162019 (d.d. 14 augustus 2015) én de meicirculaire 2015 geven we hieronder een overzicht van de begrote Wmo-budgetten per inwonergroep voor de komende vier jaar. Hierin zijn de begrotingen van de verschillende ondersteuningsproducten ondergebracht.
Meerjarenbegroting Wmo 2015 - 2019 (d.d. 14 augustus 2015) 2015
2016
2017
2018
2019
Begroting zelfredzame inwoners (incl. klanttarief gebruikers)
5.750.988
4.732.332
4.294.212
4.403.606
4.449.420
Begroting kwetsbare inwoners (incl. eigen bijdragen gebruikers)
12.940.997
12.397.511
12.535.306
12.673.420
12.730.257
165.206
165.206
166.858
168.527
170.212
18.857.191
17.295.049
16.996.376
17.245.553
17.349.889
Begroting inwoners met complexe problemen 4 Totale begroting
Gevolgen meicirculaire 2015 voor de WMO Totale effecten van kortingen en extra middelen
-152.000
-864.000
-1.379.000
-1.680.000
-1.769.000
0
140.000
0
0
0
Totale nog in te vullen taakstelling
-152.000
-724.000
-1.379.000
-1.680.000
-1.769.000
Meerjarenbegroting inclusief meicirculaire
18.705.191
16.571.049
15.617.376
15.565.553
15.580.889
Eenmalige compensatie i.v.m. invoering objectief verdeelmodel
In deze begroting zijn de eerder bekendgemaakte financiële wijzigingen vanuit het rijk en eerder in gang gezette lokale besparingsmaatregelen verwerkt. Het gaat dan om: • Nog verder uit te voeren taakstellingen vanuit de brede heroverwegingen. Deze taakstellingen vallen de komende 4 Naast deze uitgaven door de gemeente Veenendaal komt een groot deel van de uitgaven voor inwoners met complexe problemen voor rekening van de gemeente Amersfoort. Amersfoort ontvangt middelen van het Rijk voor de uitvoering van de taken beschermd wonen, maatschappelijke opvang en bemoeizorg voor inwoners uit Veenendaal. 37
jaren op het welzijnswerk (zie ook programmabegroting 2015) • Verlaging van de decentralisatie-uitkering AWBZ vanuit de septembercirculaire 2014. • De rijksbezuiniging op huishoudelijke ondersteuning van 1.262.000 in 2015 en van 1.830.000 in 2016 (zie ook programmabegroting 2015).
Inleiding
Uitgangspunten
Uit de meicirculaire 2015 blijkt dat voor de periode 2015 tot en met 2019 sprake is van een verlaging van de rijksvergoeding voor de Wmo5 . Deze verlaging loopt op naar ca. € 1,8 miljoen in 2019. De belangrijkste oorzaak van de verlaging is de invoering vanaf 2016 van het objectieve verdeelmodel. Het budget vanuit het Rijk wordt dan niet meer op basis van historische gegevens, maar op basis van objectieve kenmerken verdeeld. De toepassing van dit objectieve model heeft voor Veenendaal een aanzienlijk ongunstig financieel effect. Het gevolg is dat op de Wmo een financiële taakstelling ligt in de komende jaren. In onderstaande tabel is aangegeven hoeveel die taakstelling bedraagt.
Doelstellingen
Naast de in dit overzicht opgenomen effecten van de meicirculaire is een huishoudelijke hulp toelage beschikbaar gesteld voor Veenendaal van € 360.000 in 2015 en € 832.000 in 2016. Deze toelage kan alleen aangewend worden voor inzet van huishoudelijke ondersteuning en niet voor andere voorzieningen. Ze zijn daarom buiten dit overzicht gehouden. Behalve de directe gevolgen van de meicirculaire op onze begroting zijn er de indirecte effecten via centrumgemeente Amersfoort. Op basis van de meicirculaire krijgt Amersfoort in 2016 € 26,3 miljoen voor de uitvoering van beschermd wonen ten behoeve van de gemeenten in de regio. Dit is € 5 miljoen minder dan in 2015. Daarnaast is er een geraamd tekort van € 2-3 miljoen. Dit kan tot gevolg hebben dat inwoners die zijn aangewezen op deze zwaardere vorm van ondersteuning niet direct of niet goed bediend worden vanuit
5 De meicirculaire bevat zowel negatieve als positieve effecten. Dit zijn met name een korting i.v.m. invoering objectief verdeelmodel, korting i.v.m. lagere zorgconsumptie 2014, korting i.v.m. keuze cliënten voor Wlz i.p.v. Wmo, en extra middelen i.v.m. extramuralisering en volume-indexatie. 38
Organisatie
Financiën
de centrumgemeente. En dit brengt mogelijk een groter beroep op gemeentelijke Wmo-ondersteuning met zich mee. Wanneer in 2015 de uitgaven gelijk zijn aan de begroting is er nog een taakstelling van 1,8 miljoen euro in te vullen voor de komende vier jaar.
Inleiding
Uitgangspunten
Doelstellingen
Organisatie
Financiën
5.2 Invulling taakstelling door invoering Wmo-scenario’s In de notitie ‘Vernieuwen en financieel beheersbaar houden van de Wmo in Veenendaal vanaf 2016: de scenario’s’ zijn vijf scenario’s opgenomen die bijdragen aan de transformatie van de Wmo-uitvoering en besparingen op de Wmo-uitgaven. De notitie beschrijft de voor- en nadelen van de vijf scenario’s met een raming van de hiermee te behalen besparing. Op basis van de reacties van het Wmo-forum, de raadscommissie en het burgerpanel op de scenario’s en rekening houdend met het gegeven dat de gemeente Veenendaal gedurende de looptijd van het beleidskader 1,8 miljoen minder middelen ontvangt voor uitvoering van de Wmo, kiezen we voor de volgende insteek:
• Uitvoering van alle vijf Wmo-scenario’s als nodig, waarbij de scenario’s met een breed draagvlak (scenario’s 1 en 2) zo snel als mogelijk worden ingevoerd en de scenario’s waarbij meer bezwaren zijn geuit (scenario’s 3, 4 en 5) later volgen. Hierbij houden we de mogelijkheid open om scenario’s 3, 4 en 5 niet in te voeren als de financiële taakstelling blijkt mee te vallen (zie hieronder). • Scenario 1 Verder verschuiven van maatondersteuning naar algemeen toegankelijke ondersteuning (scootmobielpool) start in 2016 en de volledige invoering verwachten we per 2017. • Scenario 2 Minder Wmo-ondersteuning inzetten en maatschappelijke initiatieven stimuleren voeren we in 2016 in. • Scenario 3 Tarieven zorgaanbieders verlagen kan naar verwachting pas in 2017 worden ingevoerd. Reden is dat zorgaanbieders juist per 2015 hebben ingetekend op de aanbesteding, waarbij al een tariefdaling van 20% ten opzichte van de voormalige AWBZ-tarieven is gehanteerd. Hen na een jaar confronteren met een volgende tariefdaling achten we niet redelijk.
39
• Scenario 4 Eigen bijdragen/klanttarieven verhogen (concreet: schoonmaakondersteuning in de markt zetten) voeren we niet eerder in dan in 2017, vooral om nu geen nieuwe onrust rondom schoonmaakondersteuning te creëren. • Scenario 5 PGB-tarieven verlagen verzacht invoeren. Zo kunnen inwoners gebruik blijven maken van een PGB als alternatief voor een voorziening in natura en hiermee goede ondersteuning blijven inkopen. Hiermee geven we gehoor aan de reacties van Wmo-forumleden dat met name dit scenario zware gevolgen heeft voor inwoners met een ondersteuningsvraag. Door korting van de PGB-tarieven ten opzichte van de al verlaagde tarieven voor zorg in natura worden zij geconfronteerd met een dubbele tariefdaling. Als gevolg van de verzachting van dit scenario verwachten we een besparing van € 330.000 in plaats van € 660.000 op de PGB-tarieven. Invoering van dit scenario is mogelijk per 2017. Reden is dat PGB-houders die over zijn gegaan van AWBZ naar Wmo dit jaar nog het overgangsrecht gebruiken. Zij gaan per januari 2016 over naar onze lagere Wmo-PGB-tarieven (20% tariefdaling voor ondersteuning door professionals, conform zorg in natura, en een daling naar 14 euro per uur voor ondersteuning door niet-professionals). Een nieuwe tariefdaling kan redelijkerwijs pas per 2017 ingevoerd worden.
Inleiding
Uitgangspunten
Doelstellingen
Organisatie
Financiën
In onderstaande tabel zijn de verwachte besparingen weergegeven door de invoering van de scenario’s en een nog verwachte besparing t.g.v. de keuze van enkele overgangscliënten AWBZ voor zorg vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz) i.p.v. de Wmo. In dit overzicht is ervan uitgaan dat in 2015 de Wmo-uitgaven overeen komen met de inkomsten en dus dat een totale taakstelling van 1,8 miljoen nodig is.
Zoals zichtbaar in de tabel dekken de besparingen
Geraamde besparingen
uit de scenario’s de in de meicirculaire aangekon2015
2016
2017
2018
2019
Taakstelling t.g.v. meicirculaire 2015
-152.000
-724.000
-1.379.000
-1.680.000
-1.769.000
Verwachte daling wmo-uitgaven door keuze overgangscliënten voor Wlz i.p.v. Wmo
152.000
152.000
152.000
152.000
152.000
schatten wat deze uitgaven zijn, vanwege lopende 0
20.000
60.000
60.000
60.000
overgangsrecht PGB-houders), nog te verwachten 0
67.000
67.000
67.000
67.000
0
0
286.000
286.000
286.000
Totale besparing Nog in te vullen taakstelling
PGB-voorschotten. Bij het opstellen van de jaarrekening over 2015 wordt naar verwachting duidelijk hoe groot de resterende taakstelling daadwerkelijk
0
0
156.000
156.000
156.000
is en in hoeverre de invoering van de meer pijnlijke scenario’s nodig én afdoende is. Het streven
Invoering scenario 5. PGB-bedragen verlagen (verzacht)
inkomsten vanuit eigen bijdragen van cliënten en nog te verwachten inkomsten vanuit niet-bestede
Invoering scenario 4. Eigen bijdragen/klanttarieven verhogen (schoonmaakondersteuning in de markt zetten)
maatregelen (overgang naar nieuwe algemene voorziening schoonmaakondersteuning, einde
Invoering scenario 3. Tarieven zorgaanbieders verlagen
wanneer duidelijk is wat de werkelijke uitgaven over 2015 zijn. Nu is namelijk nog niet goed in te
Invoering scenario 2. Minder Wmo-ondersteuning inzetten en maatschappelijke initiatieven stimuleren
over effectueren van de scenario’s 3, 4 en 5 én eventuele aanvullende bezuinigingsmaatregelen
Invoering scenario 1. Verder verschuiven van maatondersteuning naar algemeen toegankelijke ondersteuning (scootmobielpool)
digde taakstelling niet volledig. Het college besluit
is om in de kadernota 2017-2020 een voorstel te 0
0
330.000
330.000
330.000
152.000
239.000
1.051.000
1.051.000
1.051.000
0
-485.000
-328.000
-629.000
-718.000
40
doen voor dekking van het mogelijk resterende begrotingstekort.
Inleiding
Uitgangspunten
Doelstellingen
Tenslotte De hier geschetste begroting voor de Wmo is een momentopname. Naar verwachting zullen vanuit het rijk beleidsbijstellingen en bijbehorende budgetaanpassingen blijven komen. Ook lokaal zal besluitvorming plaatsvinden die gevolgen heeft voor het te voeren Wmo-beleid en de Wmo-begroting. Met andere woorden: ‘We zijn nooit klaar, de wereld om ons heen staat ook nooit stil’. De Wmo-uitvoering én de Wmo-begroting zullen worden aangepast op de ontwikkelingen waar nodig. Vanzelfsprekend in overleg met de betrokken spelers. Daarnaast zal de komende jaren de aandacht blijven uitgaan naar behoud van de kwaliteit van de Wmo-ondersteuning met de ingezette bezuinigingen. Het vraagt goed luisteren naar inwoners en organisaties om te signaleren of de ondersteuning van goede kwaliteit blijft. Wanneer blijkt dat sprake is van kwaliteitsverlies en inwoners tussen wal en schip vallen zal gezocht moeten worden naar alternatieve financiële middelen om de kwaliteit van ondersteuning voor de inwoners van Veenendaal te behouden.
41
Organisatie
Financiën
www.veenendaal.nl