Beleidskader onderwijshuisvesting Voor het primair, (voortgezet) speciaal en voortgezet onderwijs.
Definitief
Gemeente Groningen Werkmaatschappij Openbaar Onderwijs
Ingenieursbureau Het Noorden Groningen, 8 mei 2006
196746/420AR002/420AR001, revisie 1
Verantwoording
Titel
:
Beleidskader onderwijshuisvesting
Projectnummer
:
196746
Referentienummer
:
196746/420AR002
Revisie
:
1
Datum
:
8 mei 2006
Auteur(s)
:
mw. ing. J. Stel en mw. drs. C. Hofstee
E-mail adres
:
[email protected]
Gecontroleerd door
:
mw. drs. C. Hofstee
Paraaf gecontroleerd
:
Goedgekeurd door
:
Paraaf goedgekeurd
:
Contact
:
dhr. S.J. Smit
Vestiging Groningen: Laan Corpus den Hoorn 110 9728 JR Groningen Postbus 8034 9702 KA Groningen T +31 50 535 30 00 F +31 50 525 09 95 Vestiging Drachten: Zonnedauw 2 9202 PA Drachten Postbus 91 9200 AB Drachten T +31 512 33 52 55 F +31 512 47 26 06 www.ihn.nl Handelsregister F28456
196746/420AR002/420AR001, revisie 1 Pagina 2 van 41
Inhoudsopgave
1 1.1 1.2 1.3
Inleiding........................................................................................................................ 5 Huisvestingsvisie WMOO ............................................................................................ 5 Bijeenkomsten .............................................................................................................. 6 Indeling rapport ............................................................................................................ 6
2
Beleidskader ................................................................................................................. 7
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Gebouw en omvang ...................................................................................................... 8 Leerlingenprognoses..................................................................................................... 8 Ruimtebehoefte........................................................................................................... 12 Capaciteit .................................................................................................................... 13 Multifunctionaliteit ..................................................................................................... 15 Sfeer............................................................................................................................ 16
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
(Onderwijskundige) functionaliteit............................................................................. 18 Flexibiliteit.................................................................................................................. 18 Onderwijskundige vernieuwingen .............................................................................. 18 Nevenruimten ............................................................................................................. 19 ICT.............................................................................................................................. 20 Lesruimten .................................................................................................................. 21 Personeelsruimten....................................................................................................... 21
5 5.1 5.1.1 5.1.2 5.1.3 5.1.4 5.2 5.3
Wet- en regelgeving.................................................................................................... 22 Bouwbesluit ................................................................................................................ 22 Brandveiligheid........................................................................................................... 23 Arbo ............................................................................................................................ 23 Toegankelijkheid ........................................................................................................ 25 Energiezuinigheid ....................................................................................................... 25 NEN 3140 ................................................................................................................... 26 Legionella ................................................................................................................... 26
6 6.1 6.2 6.3
Financiën, middelen en budget ................................................................................... 28 Normvergoedingen ..................................................................................................... 28 Subsidies ..................................................................................................................... 28 Exploitatie................................................................................................................... 30
7 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6
Schoolomgeving ......................................................................................................... 33 Wijkgerichte kenmerken............................................................................................. 33 Leerlingenpopulatie voedingsgebied .......................................................................... 34 Buitenterrein ............................................................................................................... 34 Bereikbaarheid ............................................................................................................ 35 Verkeersveiligheid ...................................................................................................... 35 Ruimtelijke ordening. ................................................................................................. 36
8
Technisch.................................................................................................................... 37
196746/420AR002/420AR001, revisie 1 Pagina 3 van 41
Inhoudsopgave (vervolg) 8.1 8.2 8.3 8.4
Bouwtechnisch............................................................................................................ 37 Constructief................................................................................................................. 38 Installaties ................................................................................................................... 38 Binnenklimaat............................................................................................................. 39
9
Prioritering.................................................................................................................. 40
10
Aanbevelingen ............................................................................................................ 41
Bijlage 1 Huisvestingsvisie WMOO Bijlage 2 Brainwrite Bijlage 3 Lijst met afkortingen Bijlage 4 Beleidskader onderwijshuisvesting
196746/420AR002/420AR001, revisie 1 Pagina 4 van 41
1
Inleiding
Ingenieursbureau Het Noorden (IHN) heeft samen met de werkgroep huisvesting, voor de Werkmaatschappij Openbaar Onderwijs (WMOO) van de gemeente Groningen een beleidskader ten behoeve van onderwijshuisvesting opgesteld voor het primair, het (voortgezet) speciaal en het voortgezet onderwijs. Het beleidskader is een concretisering van het bestuursplan en de opgestelde huisvestingsvisie van de WMOO. In dit beleidskader komt aan de orde welke aspecten van invloed zijn op onderwijshuisvesting en wat het huisvestingsbeleid, de randvoorwaarden en aandachtspunten van de WMOO hieromtrent zijn. De WMOO heeft met het beleidskader een eigen, overzichtelijk verhaal ten aanzien van onderwijshuisvesting, zodat in overleg met andere afdelingen van de gemeente de eigen doelstellingen makkelijker nagestreefd kunnen worden. Onderwijshuisvesting dient van een zodanige kwaliteit te zijn dat de leeromgeving qua veiligheid, sfeer, onderhoudstaat, etc. aansluit bij de ruimtelijke, functionele en onderwijskundige wensen en bij de bekostiging die het bevoegd gezag ontvangt. Een beleidskader dat de kwaliteit van de onderwijshuisvesting waarborgt, binnen de financiële mogelijkheden van het bevoegd gezag en de wet- en regelgeving, is noodzakelijk om doelmatige en rechtvaardige keuzes te kunnen maken. 1.1
Huisvestingsvisie WMOO
De huisvestingsvisie van de WMOO kan als volgt worden samengevat: ‘Het openbaar onderwijs stimuleert het werken en leren in een fysiek veilige, inspirerende en toegankelijke omgeving, waarbij maatschappelijke en onderwijskundige ontwikkelingen de kwaliteit bepalen van de huisvesting nu en in de toekomst met een eigen gezicht.’ In bijlage 1 is de complete huisvestingsvisie van de WMOO toegevoegd. Het doel van deze huisvestingsvisie is: • Het realiseren en instandhouden van veilige en adequate huisvesting (beveiligingsplan, vluchtrouteplan, alarmprotocol, brandweervergunning, schoonmaakplan, exploitatierekening, arbowetgeving, verordening onderwijshuisvesting gemeente Groningen, Bouwbesluit). • Vanuit het bestuur wordt gestuurd op optimale spreiding van het openbaar onderwijs, de toegankelijkheid en de duurzaamheid. • Effectief inzetten van dienstverlening binnen gebouw. • Verhogen capaciteitsplanning en ruimtegebruik (efficiency). • Versterken imago-building openbaar onderwijs. • Prioriteiten stellen in tijd en geld. Onderwijs is een huisvestingspartner van en in de samenleving met oog voor: • De leerling: school dichtbij huis, dichtbij voor- en naschoolse voorzieningen, optimale leeromgeving, veilig, toegankelijk en hygiënisch, aansprekend in kleur, vorm en materiaal, multifunctioneel inzetbaar. • De ouders: aantrekkelijke schoolomgeving, aanbod ouder en kind voorziening, ontmoetingsplaats bieden, veilig, toegankelijk, dichtbij huis, uitnodigend.
196746/420AR002/420AR001, revisie 1 Pagina 5 van 41
Inleiding • De medewerkers: goede arbo-werkplek voorzieningen, goede licht-, lucht- en geluidskwaliteit, ruimte voor rust en ontspanning, van leraar naar coach: aandacht voor de veranderende ruimtebeleving en behoefte, onderhoudsvriendelijk, ruimten flexibel inzetbaar. • Innovatie: vertaling van het schoolconcept van morgen, onderwijskundige vernieuwingen, duurzaam en energiesparend, toepassing modulair bouwen, vraaggestuurd huisvesten. • Maatschappelijke trends: de leerling als reiziger, de digitale open leeromgeving, de winkelstraat, internationalisering, de campus. • Kwaliteit: planmatig onderhoud, realisatie uitbreiding, nieuwbouwprojecten, vraaggestuurd werken, integraal werken met lokale overheid. • Efficiency: marktconform, met partners samen, heldere communicatie, financieringsmethoden ontwikkelen, controle. De WMOO kan het beleid ten aanzien van de onderwijshuisvesting sturen op basis van het spreiden van scholen, de schaalgrootte van scholen en de financiën en budgetten. 1.2
Bijeenkomsten
IHN heeft voor het opzetten van een beleidskader onderwijshuisvesting drie bijeenkomsten georganiseerd. In de eerste bijeenkomst (hoofdelementen) is een brainwriting gedaan (zie bijlage 1). Op basis van de vergaarde informatie heeft IHN een start gemaakt met een raamwerk van randvoorwaarden ten aanzien van het huisvestingsbeleid van de WMOO. In de tweede bijeenkomst is het raamwerk verfijnd en zijn prioriteiten gesteld. Op basis van deze bijeenkomst heeft IHN een concept beleidskader opgesteld. In de derde bijeenkomst is het concept beleidskader besproken. Met de verzamelde informatie heeft IHN het definitieve beleidskader onderwijshuisvesting opgesteld, inclusief een rapportage met onderbouwingen en argumenten. De bijeenkomsten voor het vormgeven van het beleidskader zijn bijgewoond door de volgende personen (onder andere de personen uit de werkgroep onderwijshuisvesting van de WMOO): • De heer P. Bulthuis, directeur SO Mytylschool J. Friso te Haren. • Mevrouw G. Dijkstra, beleidsmedewerker huisvesting WMOO. • De heer H. Hoiting, directeur OBS De Brederoschool. • De heer M.J. de Jong, directeur WMOO. • De heer P. Nannenberg, Zernike College. • De heer P. Prins, directeur OBS De Borgmanschool. • De heer J. Sikkenga, adjunctdirecteur SBO Bekenkamp. • Mevrouw M. Venema, directeur OJS De Swoaistee. 1.3
Indeling rapport
Voorliggende rapportage is als volgt ingedeeld. • In hoofdstuk 2 is het beleidskader overzichtelijk en kort weergegeven. • In de hoofdstukken 3 tot en met 8 zijn de hoofdaspecten die staan genoemd in het beleidskader in hoofdstuk 2 verder uitgewerkt, nader omschreven en beargumenteerd. • In hoofdstuk 9 zijn de prioriteiten omschreven. • In het laatste hoofdstuk hebben wij aanbevelingen omschreven. Het beleidskader is een dynamisch document dat regelmatig geactualiseerd dient te worden.
196746/420AR002/420AR001, revisie 1 Pagina 6 van 41
2
Beleidskader
In bijlage 4 is het samenvattende en overzichtelijke beleidskader onderwijshuisvesting op poster formaat (A0 formaat) toegevoegd. De hoofdindeling van het beleidskader is: • • • • • •
Gebouw en omvang. (Onderwijskundige) functionaliteit. Wet- en regelgeving. Financiën, middelen en budget. Schoolomgeving. Technisch.
In het beleidskader staan per hoofdpunt kort de aandachtspunten en normen omschreven. Deze worden in de hoofdstukken 3 tot en met 8 verder uitgewerkt en onderbouwd.
196746/420AR002/420AR001, revisie 1 Pagina 7 van 41
3
Gebouw en omvang
In deze en de hiernavolgende hoofdstukken worden de in het beleidskader aangegeven aspecten nader omschreven en gespecificeerd. 3.1
Leerlingenprognoses
Algemeen a. Voedingsgebied nauwkeurig bepalen Ten behoeve van het bepalen van de omvang van een school worden leerlingenprognoses opgesteld. Hiervoor wordt de methodiek gebruikt zoals omschreven in bijlage II van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs (Verordening VHO). De keuze voor het voedingsgebied is maatgevend voor de trends in de leerlingenprognose (nieuwbouwgebieden bijvoorbeeld). Staat een schoolgebouw centraal in het voedingsgebied. Dit kan duidelijk in beeld worden gebracht met een geografisch informatiesysteem, waarbij gebruik wordt gemaakt van de postcodes van de huisadressen van de leerlingen en van het schoolgebouw. De leerlingherkomstkaarten zijn voor het openbaar basisonderwijs reeds opgesteld, maar nog niet in het bezit van de WMOO. b. Goede uitgangspunten en verwachting school Bij het opstellen van leerlingenprognoses (deze stelt de gemeente Groningen op voor de WMOO) worden verschillende aannames gedaan, zoals voor deelnamepercentage (welk percentage leerlingen uit het voedingsgebied gaat naar het basisonderwijs) en belangstellingspercentage (welk percentage leerlingen uit het voedingsgebied gaat naar de betreffende school). Deze aannames worden gedaan aan de hand van de trends in het verleden. De verwachting van de school zelf wordt veelal niet betrokken bij de leerlingenprognoses, terwijl dit vaak voor de korte termijn wel een juiste schatting van het aantal leerlingen en de trend geeft. De WMOO wil de verwachting van de school meenemen bij het opstellen van leerlingenprognoses. De groei van het leerlingenaantal van een school kan ook worden veroorzaakt door het imago van de school. Een dergelijke trend is moeilijk in de leerlingenprognose in te passen, maar dient in het beoordelen van huisvestingsaanvragen wel meegewogen te worden. De invloed van het imago van een school geeft veelal een verschuiving van leerlingen van de ene naar de andere school. In het totale leerlingenbestand zal geen groei of krimp plaatsvinden. Hoe kunnen deze invloeden toch op een objectieve wijze in de prognoses worden opgenomen? Nu wordt de laatste telling meegenomen in de leerlingenprognose. De leerlingenprognose is dus trendvolgend. Hoe groot is de invloed over een periode van 15 jaar? Rekening houden met kapitaallasten over 40 jaar en de regelgeving. Uitgangspunt is dat huisvesting dienstbaar is aan het onderwijs, maar niet tot in het oneindige. Het Zernike College en het Werkman College hebben momenteel hun zij-instroom gesloten voor nieuwe leerlingen, omdat de schoolgebouwen vol zijn. Het is belangrijk knelpunten door imago invloeden vroegtijdig te signaleren en te erkennen, zodat tijdig tijdelijke huisvesting of inwoning kan worden geregeld. Bij inwoning valt een leerling wel onder het onderwijskundige
196746/420AR002/420AR001, revisie 1 Pagina 8 van 41
Gebouw en omvang regime van de gekozen school, ondanks huisvesting in een ander gebouw. Ten aanzien van imago spelen drie zaken: 1. De vrije school keuze mag niet worden beperkt door de omvang van een school qua huisvesting. Hoe kan de WMOO in dergelijke situaties sturing geven, zonder afbreuk te doen aan de vrije schoolkeuze. 2. De mogelijkheden die scholen voor zichzelf creëren dienen te worden beloond door voldoende huisvesting (qua kwaliteit en kwantiteit). Dit kan via een (gemakkelijk verplaatsbare) tijdelijke huisvestingsvoorziening of via inwoning bij een andere school. 3. Leerlingenprognoses gedragen zich anders dan omvang van een school. c. Instandhouding kleine scholen onder opheffingsnorm Basisscholen die qua leerlingenaantallen onder de voor de gemeente geldende opheffingsnorm duiken (160 leerlingen voor de gemeente Groningen), worden niet langer door het ministerie van OC&W bekostigd. In de artikelen 151 tot en met 160 van de WPO staat de procedure voor wat betreft het beëindigen van de bekostiging van basisscholen omschreven. Onder bepaalde voorwaarden kan een school blijven bestaan als nevenvestiging, zolang er 23 of meer leerlingen zijn. In artikel 85 van de WPO staan de voorwaarden genoemd waaraan het vormen van een nevenvestiging dient te voldoen. Ook kan een te kleine school in stand worden gehouden via de gemiddelde schoolgrootte (zie artikel 157 van de WPO). Dit betekent dat de gemiddelde schoolgrootte van alle scholen van het bevoegd gezag ten minste 10/6 maal de opheffingsnorm van de gemeente is. Om te voorkomen dat het ministerie de school opheft, dient de WMOO hiervoor op basis van artikel 160 van de WPO een mededeling richting ministerie van OC&W te doen. In artikel 162 van de WPO staat de opheffingsprocedure van het SBO omschreven. In de artikelen 146 tot en met 151 van de WEC staat de opheffingsprocedure van het (V)SO beschreven, waarbij in artikel 147 de opheffingsnormen staan genoemd. In de artikelen 107 tot en met 110 van de WVO staat de opheffingsprocedure omschreven voor het VO. In artikel 107 van de WVO staan de opheffingsnormen per schoolsoort genoemd. d. Maximale omvang schoolgebouw Belangrijk aspect binnen het onderwijs is kennen en gekend worden, je als leerling verantwoordelijk voelen voor je school, je thuisbasis, kleinschaligheid, herkenbare schaalgrootte, overzichtelijkheid. Dit kan in het basisonderwijs bij een leerlingenaantal van 450 tot 650 nog worden gewaarborgd in het gebouw. De bandbreedte van 450 tot 650 is breed; dit is afhankelijk van de onderwijsvisie van de school. Er wordt een locatiegrootte van maximaal 450-650 leerlingen aangehouden met respect voor het behoud van de vrije schoolkeuze. Als een locatie van een school boven dit maximaal aantal leerlingen komt, dan dient om de onderwijskundige visie en de samenhang tussen leerlingen te kunnen waarborgen, in overleg met de school te worden gekeken naar alternatieven (bijvoorbeeld het starten van een dependance). In het voortgezet onderwijs bedraagt de optimale omvang van een locatie 2000 leerlingen. Nieuwbouw e. Permanente nieuwbouw ≥ 15 jaar Bij nieuwbouw van een permanent schoolgebouw dient via de leerlingenprognose te worden aangetoond dat deze voorziening ten minste 15 jaren aanwezig is. Belangrijke aandachtspunten bij nieuwbouw zijn: • Onderwijskundige vernieuwingen (toekomstig onderwijs). • Ruimere normen hanteren. Proberen meer oppervlakte en voorzieningen te realiseren binnen de door de gemeente toegekende normatieve vergoeding voor nieuwbouw via slimme detailleringen in het ontwerp. Maatwerk. • Visie op onderwijs.
196746/420AR002/420AR001, revisie 1 Pagina 9 van 41
Gebouw en omvang • Nevenruimten ten behoeve van inclusief onderwijs, zelfstandig werkende leerlingen, werkplekken personeel, spreekkamer. • Voorkomen dat bij de start van een project direct wordt gesproken over bouw en inrichting. Het proces vernauwt zich dan direct in plaats van eerst te divergeren. Het is belangrijk zo breed mogelijk te starten, om niets over het hoofd te zien en te voorkomen dat later in het proces een aantal stappen teruggegaan moet worden. Een goed proces gaat van breed naar smal. Eerst een visie op onderwijs en huisvesting vormen. Hulpmiddel hierbij is het in kaart brengen van de ontwikkelingen in de buitenwereld van de school en hun invloed op hoe over onderwijs wordt gedacht en op trends in het onderwijs. Wat zijn op basis van de ontwikkelingen de ambities van de school, welk resultaat wil men behalen, wat moet een leerling kunnen en kennen als hij/zij van school gaat en welke activiteiten zijn hiervoor noodzakelijk? Met de gevormde uitgangspunten kan worden gestart met het omschrijven van een (functioneel) programma van eisen voor de nieuwbouw. In een programma van eisen worden de eisen, voorwaarden en wensen ten aanzien van de nieuwbouw omschreven. Het programma van eisen is het kader voor de ontwerpwerkzaamheden. • Een school dient functioneel te zijn. Hierbinnen dient een architect iets moois en blijvends te ontwerpen. De prioriteit ligt dus bij een functioneel schoolgebouw dat op de juiste wijze te gebruiken is door het onderwijs. Dit is een uitgangspunt bij de architectenkeuze. f.
Plannen voor maatschappelijke voorzieningen in nieuwbouwwijken in vroeg stadium meenemen Enkele aandachtspunten voor het realiseren van een nieuwe onderwijsvoorziening in een nieuwbouwwijk. De bekostiging van een openbare basisschool kan slechts een aanvang nemen als deze voorkomt op een voor 1 augustus door de gemeente vastgesteld plan van nieuwe scholen (zie artikel 74 tot en met 85 van de WPO). In deze artikelen staat omschreven aan welke voorwaarden een aanvraag op het plan van scholen dient te voldoen. Dit plan van scholen dient daarna ter beoordeling en goedkeuring naar het ministerie van OC&W te worden gezonden. De stichtingsnorm voor het basisonderwijs in de gemeente Groningen is 267 leerlingen. Voor het verplaatsen van een basisschool kan het noodzakelijk zijn ook een aanvraag voor het plan van scholen in te dienen. Verplaatsingen leiden altijd tot verhuizingen, maar niet alle verhuizingen leiden tot verplaatsingen in de zin van de wet (stichting / instandhouding van scholen). Wanneer een school verhuist binnen het eigen onveranderde voedingsgebied is er geen sprake van verplaatsing. Een verhuizing van een basisschool naar een andere gemeente wordt altijd gezien als een verplaatsing. Voor scholen voor speciaal basisonderwijs staan de voorwaarden voor het stichten omschreven in de artikelen 87 tot en met 89 van de WPO. Voor het (V)SO staat de stichtingsprocedure omschreven in de artikelen 75 tot en met 88 van de WEC, waarbij de normen in artikel 83 staan. Volgens de huidige regeling moet de aanvraag voor een nieuwe school in het voortgezet onderwijs worden ingediend bij de gemeente, die toetst of de aanvraag aan de voorwaarden (het aantal leerlingen) voldoet. De goedgekeurde aanvragen worden dan opgenomen in het plan van scholen, dat de gemeente jaarlijks vaststelt. Deze plannen gaan naar het ministerie die ze voorlegt aan de provincies. Uiteindelijk stelt het ministerie elk jaar het plan van scholen vast. Scholen die in dit plan voorkomen, komen in aanmerking voor bekostiging. In het voortgezet onderwijs is het beleid gericht op vorming van brede scholengemeenschappen. In de artikelen 65 tot en met 75 van de WVO staan de voorwaarden omschreven. In artikel 69 van de WVO staan de stichtingsnormen genoemd.
196746/420AR002/420AR001, revisie 1 Pagina 10 van 41
Gebouw en omvang Indien het stichten van een nieuwe school niet mogelijk is, kan het starten van een dislocatie (in overleg en eventueel gezamenlijk met de andere denominaties en met andere organisaties) een oplossing zijn. Bij nieuwbouw kan een onderzoek naar de buurtbehoeften de kansen voor een multifunctioneel gebouw in kaart brengen. Welke functies en activiteiten zijn gewenst in een multifunctioneel gebouw in een nieuwbouwwijk: dagarrangementen en gemaksfuncties voor werkende ouders en hun kinderen (maatschappelijke voorzieningen in nieuwbouwwijken versus opbrengst). Uitbreiding en verbouw g. Permanente uitbreiding ≥ 15 jaar Bij een permanente uitbreiding van een schoolgebouw dient via de leerlingenprognose te worden aangetoond dat deze voorziening ten minste 15 jaren aanwezig is. Belangrijke aandachtspunten bij uitbreiding zijn: • Onderwijskundige vernieuwingen. • Ruimere normen hanteren. Proberen meer oppervlakte en voorzieningen te realiseren binnen de door de gemeente toegekende normatieve vergoeding via slimme detailleringen in het ontwerp. Maatwerk. • Visie op onderwijs. • Een school dient functioneel te zijn. Hierbinnen dient een architect iets moois en blijvends te ontwerpen. De prioriteit ligt dus bij een functioneel schoolgebouw dat op de juiste wijze te gebruiken is door het onderwijs. Dit is een uitgangspunt bij de architectenkeuze. h. Tijdelijke uitbreiding ≥ 4 jaar, mogelijkheid voor semi-permanente uitbreiding Bij een tijdelijke uitbreiding van een schoolgebouw dient via de leerlingenprognose te worden aangetoond dat deze voorziening ten minste 4 jaren aanwezig is. Tot 4 jaren dient de school de extra groep intern op te vangen, bijvoorbeeld in de gemeenschappelijke ruimte of door organisatorische oplossingen. Belangrijke aandachtspunten bij een tijdelijke uitbreiding zijn: • Een investering in tijdelijke huisvesting mag de kans op permanente uitbreiding niet belemmeren. De gemeente maakt bij het bepalen van de capaciteit van een school geen verschil tussen tijdelijke en permanente huisvesting. • De tijdelijke uitbreiding dient verplaatsbaar te zijn, zodat deze op andere locaties inzetbaar is, indien daar behoefte aan is (bijvoorbeeld in verband met de groei van een school door het imago van de school). • Het uiterlijk van de tijdelijke uitbreiding dient te passen bij de school en zijn omgeving. • Een tijdelijke huisvestingsvoorziening is voor de heel korte termijn, terwijl een semipermanente voorziening voor de middellange termijn is. Gebruik en beheer (bestaand) i. Bekostiging groeischool De rijksbekostiging van een basisschool voor bijvoorbeeld het schooljaar 2006/2007 is gebaseerd op de telling van 1 oktober 2005. Als een school vanaf 1 oktober 2005 niet meer dan 13 leerlingen is gegroeid in vergelijking met het leerlingenaantal op de telling van 1 oktober 2005 + 3%, dan kan geen groeitelling worden ingediend en zal de materiële instandhouding niet stijgen. Indien de school wel meer is gegroeid dan 13 leerlingen boven de telling van 1 oktober 2005 + 3% kan dus een groeitelling worden ingediend en krijgt de school meer vergoeding vanuit de rijksoverheid. Voor het (voortgezet) speciaal onderwijs kan op 16 januari een groeitelling worden gehouden, als er sprake is van voldoende leerlingengroei. Dit kan leiden tot een verhoging van de personele en de materiële bekostiging. Er wordt uitgegaan van de N-factoren uit artikel 14 van
196746/420AR002/420AR001, revisie 1 Pagina 11 van 41
Gebouw en omvang het Bekostigingsbesluit WEC. Het verschil tussen het aantal leerlingen op 16 januari en op 1 oktober van hetzelfde schooljaar is groter of gelijk aan de helft van de kleinste N-factor (groepsgrootte) die op de school van toepassing is. De verhoging van de formatie ontstaat met ingang van 1 augustus van het daarop volgende schooljaar (artikel 9, lid 2 Formatiebesluit WEC). 3.2
Ruimtebehoefte
Algemeen a. Streven naar extra ruimte voor inclusief onderwijs, ICT, techniek b. Ruimtenormering afstemmen op modern onderwijs c. Ruimtenormering te beperkt: breder interpreteren De gemeente Groningen heeft de huidige ruimtenormering overgenomen vanuit de modelverordening voorzieningen huisvesting onderwijs van de VNG. Deze normering is gebaseerd op het klassikale onderwijzen en dus op aantal groepsruimten. (gaat tevens uit van minimaal vereiste voorzieningen) Tegenwoordig zijn de werkvormen in het onderwijs divers qua omvang, qua noodzakelijke ruimte, qua inrichting, qua groepsgrootte. In gevallen waar de huidige normering niet toereikend blijkt te zijn, wil de WMOO op een andere wijze omgaan met deze normen uit de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs. Ten behoeve van inclusief onderwijs, binnen de WMOO is inclusief onderwijs binnen alle scholen ingevoerd, is het van belang rekening te houden met voldoende toegankelijkheid, met voldoende nevenruimten voor begeleiding en zelfstandig werken en met heel specifieke eisen van de doelgroep en de betreffende problematiek van de leerling. Een schoolgebouw kan niet alleen bestaan uit groepsruimten en werkplekken. Er zijn ook ruimten nodig voor inhoudelijke verdieping. Gezien de aard van de activiteiten en de benodigde inrichting van de ruimten (techniek, handvaardigheid, ICT) zijn hiervoor aparte ruimten nodig. Nieuwbouw: d. Onderwijsconcept is uitgangspunt huisvesting Een schoolgebouw is geen standaard gebouw. Bij het realiseren van een nieuw schoolgebouw dient rekening te worden gehouden met de onderwijskundige visie van de school. Het is belangrijk te voorkomen dat bij de start van een project direct wordt gesproken over bouw en inrichting. Het proces vernauwt zich dan direct in plaats van eerst te divergeren. Het is belangrijk zo breed mogelijk te starten, om niets over het hoofd te zien en te voorkomen dat later in het proces een aantal stappen teruggegaan moet worden. Eerst een visie op onderwijs en huisvesting vormen. Hulpmiddel hierbij is het in kaart brengen van de ontwikkelingen in de buitenwereld van de school en hun invloed op hoe over onderwijs wordt gedacht en op trends in het onderwijs. Wat zijn op basis van de ontwikkelingen de ambities van de school, welke resultaat wil men behalen, wat moet een leerling kunnen en kennen als hij/zij van school gaat en welke activiteiten zijn hiervoor noodzakelijk? Met de gevormde uitgangspunten kan worden gestart met het omschrijven van een programma van eisen voor de nieuwbouw. In een programma van eisen worden de eisen, voorwaarden en wensen ten aanzien van de nieuwbouw omschreven. Het programma van eisen is het kader voor de ontwerpwerkzaamheden. De onderwijsvisie van een school bepaalt de ruimtebehoefte en de ruimtelijke inrichting. Een school dient functioneel te zijn. Hierbinnen dient een architect iets moois en blijvends te ontwerpen. De prioriteit ligt dus bij een functioneel schoolgebouw dat op de juiste wijze te gebruiken is door het onderwijs. Dit is een uitgangspunt bij de architectenkeuze.
196746/420AR002/420AR001, revisie 1 Pagina 12 van 41
Gebouw en omvang e. Spreiding vaste gebouwelementen Een duidelijke opdracht aan de architect is het slim situeren van vaste gebouwelementen als sanitaire ruimten, trappenhuizen en liften. Daarnaast is het belangrijk dat het schoolgebouw zodanig is opgebouwd dat deze qua functionaliteit flexibel gebruikt kan worden. Uitbreiding en verbouw f. Onderwijsconcept is uitgangspunt huisvesting Net als bij nieuwbouw is bij een uitbreiding en bij een verbouwing ook het onderwijsconcept uitgangspunt. Echter bij een uitbreiding en bij verbouwing dient rekening te worden gehouden met de huidige opzet van een gebouw en de situering van de vaste gebouwelementen. Daarom is het belangrijk om hier reeds bij nieuwbouw veel aandacht aan te besteden. g. Noodlokalen zijn verplaatsbaar. Passende (eventueel semi-permanente) uitstraling geven Het tijdelijk gebruiken van semi-permanente voorzieningen voorkomt het ontstaan van leegstand. De tijdelijke of semi-permanente voorzieningen worden verwijderd indien deze niet meer noodzakelijk zijn. De tijdelijke en semi-permanente voorzieningen dienen van een goede kwaliteit te zijn en hebben geen container-uitstraling. Ze passen bij de schoolomgeving. Gebruik en beheer (bestaand) h. Ruimtenormen te krap: rekening houden met onderwijsvisie Scholen hebben structureel meer ruimte nodig dan Verordening biedt (o.a. paramedici). De ruimtenormen uit de Verordening zijn gebaseerd op het traditionele klassikale onderwijssysteem. Er wordt geen rekening gehouden met de specifieke ruimtenormen in verband met de onderwijsvisie van de school of het inclusief onderwijs. 3.3
Capaciteit
Een goede nulmeting, waarin alle basisgegevens over de schoolgebouwen staan genoemd, is van belang voor het op een efficiënte en verantwoorde wijze nemen van beslissingen ten aanzien van de onderwijshuisvesting. Bijvoorbeeld het aantal groepsruimten, de functie van nevenruimten, is er een speellokaal, hoe is de onderhoudssituatie van de school, hoe staat het in het gebouw qua wet- en regelgeving, welke bouwfysische gebreken zijn er, etc. Algemeen a. Capaciteit is meer dan leslokalen In de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs worden de capaciteit en de ruimtebehoefte van een school bepaald op basis van alleen het aantal groepsruimten. Dit is gebaseerd op het traditionele klassikale onderwijssysteem. De WMOO wil rekening houden met de specifieke kenmerken van het schoolgebouw en de (visie van de) school. b. Ruimtenormering afstemmen op modern onderwijs Zie paragraaf 3.2. c. Monofunctionele verkeersruimte mijden Monofunctionele verkeersruimte in een schoolgebouw drukt relatief zwaar op de capaciteit van een gebouw. Omdat de ruimtenormering gebaseerd is op het klassikale onderwijssysteem en daarom als te krap wordt ervaren, dient het aandeel verkeersruimte zo klein mogelijk te zijn. Dit kan worden bewerkstelligd door het slim vormgeven van het schoolgebouw. Veel verkeersruimte kan een schoolgebouw een gesloten sfeer geven. Daarom is het belangrijk de verkeersruimten open te breken richting groepsruimten, richting zelfstandig werkplekken. Er dient (vooral in het (voortgezet) speciaal onderwijs) bij het inrichten en gebruiken van de verkeersruimten rekening te worden gehouden met de toegankelijkheid voor mindervalide gebruikers (rolstoelen). Dit betekent dat de verkeersruimten ruim genoeg dienen te zijn en dat er zo weinig mogelijk obstakels in de verkeersruimten dienen te staan. Dit wordt steeds
196746/420AR002/420AR001, revisie 1 Pagina 13 van 41
Gebouw en omvang belangrijker omdat leerlingen met een beperking steeds vaker het basisonderwijs bezoeken (inclusief onderwijs). d. Beschikbaarheid gymzalen verbeteren Voor het PO is het grootste knelpunt de beschikbaarheid, zowel voor bewegingsonderwijs als voor de buitenschoolse activiteiten: • Op dit moment kunnen de wettelijke minimale uren bewegingsonderwijs op enkele scholen niet ingevuld worden. • Daarnaast worden enkele scholen met bussen vervoerd naar een gymzaal. Veel tijd voor bewegingsonderwijs gaat op aan reizen. • Indien schoolzwemmen wordt afgeschaft, dan zal dit probleem nog groter worden. • Het bewegingsonderwijs is ook ingepland aan het begin en aan het einde van de schooldag. De WMOO zal zich hardmaken voor het handhaven van schoolzwemmen en daarnaast pleiten voor meer / betere beschikbaarheid van sportaccommodaties. WMOO heeft enkele eigen gymnastiekaccommodaties voor het PO. Het is het onderzoeken waard of het financieel efficiënt is om deze gymnastiekaccommodaties in eigendom te hebben en houden. Het VO heeft eigen gymnastiekaccommodaties die kunnen worden gebruikt. Nieuwbouw e. Compact bouwen Efficiënt gebruikmaken van de ruimtenormen en het budget van de gemeente door compact te bouwen. Zoveel mogelijk functionele ruimte realiseren in het ontwerp. Het schoolgebouw dient zoveel mogelijk mee te kunnen groeien met de behoefte. Flexibiliteit. Uitbreiding en verbouw f. Meer m² beschikbaar stellen dan minimale norm Bij uitbreiding is het belangrijk naar de specifieke situatie van een schoolgebouw te kijken (naast de minimum oppervlaktenormen). Het kan noodzakelijk zijn meer m² beschikbaar te stellen dan de minimale norm om de knelpunten binnen het onderwijs op te lossen. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met specifieke ruimtelijke voorwaarden voor modern onderwijs, inclusief onderwijs, voorschoolse, tussenschoolse en naschoolse opvang, ICT, techniek. De normen uit de Verordening zijn gebaseerd op de didactiek van 25 jaar geleden. g. Dislocatie op strategische plek situeren Voor een school die flink groeit in leerlingenaantal kan een oplossing worden gezocht in het creëren van een dislocatie op een strategisch voordelige plek, bijvoorbeeld in een nieuwbouwwijk waar het stichten van een school niet mogelijk is. Overleg met en gezamenlijk gebruik van het gebouw met de overige denominaties, met overige organisaties en met de dienst OCSW is hierbij van belang. Gebruik en beheer (bestaand) h. Huisvesting is volgend aan het onderwijsconcept De huisvesting dient volgend te zijn aan onderwijsconcept (vraaggestuurd), niet beperkend. i. Leegstand binnen bepaalde voorwaarden multifunctioneel oplossen. Het ontstaan van leegstand in een schoolgebouw is kostbaar. Een school krijgt financiering vanuit de rijksoverheid om het gebouw in stand te houden. Deze financiering is gebaseerd op het huidige aantal leerlingen en niet op de omvang van het schoolgebouw. Voor het onderhouden van leegstand wordt geen bekostiging ontvangen. Het is daarom financieel aantrekkelijk om de leegstand te verhuren (medegebruikstarief) aan organisaties die ook een
196746/420AR002/420AR001, revisie 1 Pagina 14 van 41
Gebouw en omvang meerwaarde voor de leerlingen of het personeel hebben. De voorwaarden voor multifunctioneel gebruik zijn in paragraaf 3.4 genoemd. 3.4
Multifunctionaliteit
De WMOO wil een visie ontwikkelen, uitgangspunten formuleren en voorwaarden creëren voor externe multifunctionaliteit. De volgende uitgangspunten zijn in ieder geval van toepassing: • Structureel één beheerder of conciërge aanwezig ten behoeve van (de organisatie van) het gebouwbeheer. • Aandachtspunt is de alarmering van verschillende gebouwdelen. Compartimentering en gescheiden alarmering. • Externe multifunctionaliteit mag niet ten koste gaan van het onderwijs. Uitgangspunt moet een win-win situatie zijn, ook financieel. De meerkosten van het realiseren van multifunctionele gebouwdelen mogen niet hoger zijn dan het te behalen exploitatievoordeel. • De groepsruimten in het primair onderwijs zijn het domein en de thuishaven van de leerlingen en de leerkracht. De ruimten hebben hun eigen indeling, inrichting en vorm. Leerlingen en docenten hebben hier hun eigen (werk)plek. Dit betekent dat het realiseren van docentenwerkplekken geen oplossing is voor het multifunctioneel gebruiken van groepsruimten. De docent heeft de groepsruimte namelijk ook nodig in de voorbereiding van de lessen. Multifunctioneel gebruik van de groepsruimten kan alleen in goed overleg. Binnen het voortgezet onderwijs speelt deze voorwaarde minder sterk. • Een ruimte voor buitenschoolse opvang (BSO) is een multifunctionele ruimte die de school kan gebruiken als onderwijsruimte (creatieve ruimte bijvoorbeeld). • Ruimten als het speellokaal, een ICT ruimte, de gemeenschappelijke ruimte, een spreekkamer, de gymzaal en bepaalde nevenruimten kunnen in aanmerking komen voor extern multifunctioneel gebruik. • Binnen het (V)SO kunnen de gymnastiekzaal en het bad multifunctioneel worden gebruikt, mits deze apart af te sluiten, te verwarmen, te verlichten en te alarmeren zijn. Aandachtspunt is het schoonmaken. De schoolgebouwen voor (V)SO zijn minder geschikt voor multifunctioneel gebruik. • De organisaties die een ruimte in de school willen gebruiken zijn veelal ook gesubsidieerde organisaties. Deze organisaties kunnen alleen een lage huur betalen en deinzen terug voor meerkosten. Er dient bij een vraag voor medegebruik door de school een kosten-baten analyse te worden gemaakt. • Bij nieuwbouw onderzoeken of er behoefte is aan een samenwerkingsvorm in een de brede school. • Het behouden van de eigen identiteit is belangrijk bij multifunctioneel gebruik door verschillende instanties. • De kwaliteit van het onderwijs dient altijd gewaarborgd te zijn. • Mogelijkheden onderzoeken om een multifunctionele voorziening samen met een woningbouwvereniging te ontwikkelen (maatschappelijke waarde). Algemeen a. Leeromgeving is breder dan lokalen De leeromgeving van een leerling is breder dan alleen het lokaal en de school. Het is belangrijk andere (wijk)voorzieningen actief te benutten. Door het gezamenlijk gebruiken van ruimten in een gebouw dient meerwaarde te worden gecreëerd voor de ontwikkeling van het kind. De nabijheid van maatschappelijke voorzieningen bij het schoolgebouw is belangrijk. Aan multifunctioneel gebruik van ruimten worden voorwaarden gesteld (zie hierboven). Door modern adaptief en inclusief onderwijs bestaat er behoefte aan veel meer functionaliteit in het gebouw, meer dan alleen groepsruimten. Flexibiliteit en nevenruimten zijn nodig.
196746/420AR002/420AR001, revisie 1 Pagina 15 van 41
Gebouw en omvang Nieuwbouw b. Nabijheid maatschappelijke voorzieningen gewenst in PO Bij het zoeken naar een locatie voor nieuwbouw voor een basisschool dient aandacht te zijn voor de situering van maatschappelijke voorzieningen. c. Combineren nevenfuncties (interne multifunctionaliteit) Door het combineren van verschillende functies in een ruimte (interne multifunctionaliteit) kunnen ruimtelijke voordelen worden behaald. Regelmatige leegstand van ruimten voorkomen. Uitbreiding en verbouw d. Leegstand onder bepaalde voorwaarden multifunctioneel gebruiken Leegstand in een schoolgebouw aanwenden voor multifunctioneel gebruik. Hierover dienen wel afspraken met de gemeente (lokale overheid) te worden gemaakt, omdat het medegebruik wel erkend dient te worden. De gemeente kan een school met ruimtetekort verwijzen naar de leegstand. e. Intern multifunctioneel gebruik van verkeerswegen Door het voor verschillende functies gebruiken van verkeerswegen (bijvoorbeeld studienissen, gemeenschappelijke ruimte) wordt de school meer open en wordt de bruto/netto verhouding voordeliger. Hiervoor zijn aanpassingen in het gebouw nodig. Niet alle verkeerswegen zijn hiervoor geschikt. Dit is afhankelijk van de manier waarop de verkeersstromen in het gebouw lopen. Uiteraard geldt (vooral in het (V)SO) dat de toegankelijkheid voor mindervalide gebruikers prioriteit heeft (brede verkeerswegen, geen obstakels). Gebruik en beheer (bestaand) f. 7:00 – 19:00 gebruik stimuleren Het 24-uurs gebruik van multifunctionele centra met een schoolgebouw heeft geen voorkeur. Een kapper, restaurant, tandarts, etc. bieden geen meerwaarde voor (de kwaliteit van) het onderwijs. Het moet geen bedrijfsverzamelgebouw worden. Per wijk kan een andere visie noodzakelijk zijn. g. BSO bij PO realiseren in verband met multifunctioneel gebruik BSO dient bij voorkeur bij schoolgebouwen voor PO te worden gerealiseerd. Dit geeft mogelijkheden voor multifunctioneel gebruik van de betreffende ruimten door de school, tijdens de lesuren. h. Multifunctionaliteit gaat niet ten koste van kwaliteit onderwijs. Multifunctionaliteit binnen (intern in schoolorganisatie) en buiten (externe partijen) de school gaat niet ten koste van de kwaliteit van het onderwijs. Het dient het onderwijs iets op te leveren (organisatorisch, verlichten taken, financieel, samenwerking, opvang, meerwaarde voor ontwikkeling kind, etc). 3.5
Sfeer
Algemeen a. Aantrekkelijke uitdagende ruimten Afdelingen hebben hun eigen kleur. Herkenbaarheid, thuisgevoel. b. Veiligheid, geborgenheid, kleinschaligheid (PO en (V)SO) Binnen het PO en (V)SO zijn veiligheid, geborgenheid en kleinschaligheid belangrijke aandachtspunten. Een algemeen aandachtspunt bij alle schoolgebouwen is de veiligheid voor doelgroepen met beperkingen (inclusief onderwijs). c. Ambitieuze uitstraling VO gebouw Uitstralen van ambitie, uitdaging en groei.
196746/420AR002/420AR001, revisie 1 Pagina 16 van 41
Gebouw en omvang Nieuwbouw d. Aansluiten bij belevingswereld doelgroep Zie onder paragraaf 3.5, algemeen. e. Speels bij PO Bij het creëren van een speelse situatie (bijvoorbeeld via hoogteverschillen) dient rekening te worden gehouden met het inclusief onderwijs (toegankelijkheid, volwaardige liftvoorziening). Uitbreiding en verbouw f. Kleur belangrijk bij beleving en gemoedstoestand Verschillende typen leerlingen en functies vragen een verschillende benadering. De kleur van de leeromgeving speelt hierbij een belangrijke rol. Zo zullen drukke leerlingen beter functioneren in een prikkelarme omgeving met rustige kleuren. In een meer creatieve omgeving daarentegen kan worden gekozen voor een meer uitdagende kleurstelling. g. Overzichtelijke en duidelijke inrichting Overzichtelijkheid van een gebouw biedt duidelijkheid, kleinschaligheid, een fysiek veilige omgeving. Vooral voor kwetsbare leerlingen is dit belangrijk. Bij een uitbreiding dient hiermee rekening te worden gehouden. Niet klakkeloos een lokaal aan het gebouw bouwen, zodat een langwerpig en chaotisch gebouw kan ontstaan (vooral bij een aantal uitbreidingen achter elkaar). h. Laagdrempelig karakter gebouw Een schoolgebouw is toegankelijk. Elkaar ontmoeten is belangrijk. i. Kleinschalig, behapbare afdelingen Zie onder g. Gebruik en beheer (bestaand) j. Rust voor ADHD / PDD-nos Zie onder f. k. Schoonmaakvriendelijke inrichting Bij bijvoorbeeld het vervangen van de vloerafwerking of het renoveren van het sanitair is het belangrijk voor materialen te kiezen die schoonmaakvriendelijk zijn. Tevens dient de inrichting van ruimten zodanig georganiseerd te zijn dat deze zo weinig mogelijk hinderlijk is bij het schoonmaken. l. Onderhoudsvriendelijke inrichting Bij het vervangen van bijvoorbeeld de kozijnen, het houtwerk, de dakbedekking, etc. is het belangrijk voor materialen te kiezen die onderhoudsvriendelijk zijn. Hiermee wordt bespaard op de exploitatiekosten. Daarnaast is het van belang te kiezen voor die materialen die passen bij de resterende levensduur van een schoolgebouw. Er kan worden gekozen voor minder hoogwaardige materialen indien een schoolgebouw nog 10 jaar zal bestaan.
196746/420AR002/420AR001, revisie 1 Pagina 17 van 41
4
(Onderwijskundige) functionaliteit
4.1
Flexibiliteit
Algemeen a. Innovatief ruimtegebruik Innovatieve en flexibele inrichting bij multifunctioneel gebruik door verschillende doelgroepen. b. Veranderlijk gebouw Gebouw dient mee te kunnen veranderen met de wijzigende onderwijskundige visie. Nieuwbouw c. Veranderlijk gebouw Een schoolgebouw is eenvoudig aanpasbaar aan wijzigende trends. Er dient rekening te worden gehouden met een eventuele uitbreiding (zowel qua gebouwindeling als qua schoolterrein). Uitbreiding en verbouw d. Aanpassingen die flexibiliteit bevorderen Aanpassingen die de flexibiliteit van het (gebruik van het) gebouw bevorderen, zoals het wegbreken van muren en het gebruik maken van verplaatsbare afscheidingen. Aandachtspunten hierbij zijn geluidshinder, lichttoetreding en temperatuurregeling. Gebruik en beheer (bestaand) e. Eenvoudig wijzigen omvang en functie ruimte Binnen het onderwijs is flexibiliteit in tijd en ruimte belangrijk. Het dient mogelijk te zijn verschillende functies en activiteiten met gemakkelijke aanpassingen in dezelfde ruimte plaats te laten vinden (omvang van ruimten gemakkelijk te wijzigen). Verrijdbare flexibele halfhoge wanden, flexibele zitjes voor leerlingen. 4.2
Onderwijskundige vernieuwingen
Het onderwijsconcept van een school is een autonome keuze van school en schoolbestuur. Het heeft een duidelijke relatie met het gebouw. Het gebouw dient niet beperkend te zijn voor het onderwijsconcept. Vernieuwend onderwijs heeft een inspirerende leeromgeving nodig. Algemeen a. Inclusief onderwijs faciliteren Voor inclusief onderwijs zijn in het reguliere onderwijs (neven)ruimten voor ‘special needs’ nodig om maatwerk te kunnen bieden. b. Centraal onderwijsplein Het onderwijsplein is de centrale ruimte in het schoolgebouw waar alles om draait. Ontmoeten, flexibiliteit en multifunctioneel gebruik zijn belangrijke aspecten. De invulling van een onderwijsplein is afhankelijk van en volgend aan de visie van de school (cultureel, technisch, brede school, feesten). Het realiseren van een onderwijsplein dient te passen binnen de bestaande ruimtenormering. Het zal door efficiënt gebruik een meerwaarde leveren aan de samenhang binnen de school. Binnen het (V)SO kunnen meerdere onderwijspleinen nodig zijn ten behoeve van verschillende doelgroepen.
196746/420AR002/420AR001, revisie 1 Pagina 18 van 41
(Onderwijskundige) functionaliteit c. Meer verschillen en meer vrijheid Maatwerk is belangrijk, zodat de visie optimaal vormgegeven kan worden. Geen normen hanteren. d. Extra ruimten ten behoeve van ‘special needs’ ‘Special needs’ zijn nodig voor verdieping, ten behoeve van maatwerk en in verband met inclusief onderwijs. Het betreft (vak)ruimten voor techniek, voor ICT. Nieuwbouw e. Nevenruimten realiseren Een school bestaat niet alleen meer uit leslokalen. Ten behoeve van docenten, begeleiding, verschillende werkvormen zijn diverse ruimten nodig (qua omvang en qua functie). f. Maatwerk bieden Zie c. Uitbreiding en verbouw g. Nevenruimten realiseren( in combinatie met andere gebouwaanpassingen) Het uitbreiden of verbouwen van een schoolgebouw betekent niet alleen het realiseren van extra groepsruimte. Het kan ook betekenen dat er meer nevenruimten nodig zijn, omdat de school is gegroeid, omdat deze überhaupt niet of onvoldoende aanwezig zijn of omdat de onderwijskundige visie /onderwijsvorm van de school is gewijzigd. h Aanpassen aan onderwijsvisie Het schoolgebouw dient zoveel mogelijk volgend te zijn aan het onderwijsconcept en de daarbij behorende visie, in plaats van dat het een bepaalde manier van lesgeven ‘opdringt’. Gebouwaanpassingen zijn een meerwaarde voor het onderwijsconcept van de school. Gebruik en beheer (bestaand) h. Exploitatiekosten nevenruimten onder voorwaarden verkleinen door multifunctioneel gebruik: aandacht voor schoonmaak en alarm Het verkleinen van de exploitatiekosten van de nevenruimten door multifunctioneel gebruik is vaak niet haalbaar. Zie paragraaf 3.4. Dit heeft te maken met onder andere extra schoonmaakkosten en extra kosten in verband met het fout gebruiken van het alarm. 4.3
Nevenruimten
Algemeen a. Nevenruimten combineren Nevenruimten dienen zoveel mogelijk gecombineerd te worden (eventueel ook met opslagruimte). Voorbeelden hiervan zijn multidisciplinair gebruik van een ruimte voor IB, RT, schoolarts, adaptief onderwijs, etc. Het is belangrijk te onderzoeken wat de behoefte is en welke (fysische) eisen per functie aan een dergelijke ruimte worden gesteld. Nieuwbouw b. Nevenruimten logisch situeren De relatie en de positie van nevenruimten is belangrijk. De gebouwcapaciteit dient zo optimaal mogelijk te worden benut. Door bijvoorbeeld bepaalde ruimten te combineren met algemene verkeersruimten aan een onderwijsplein, wordt ruimte efficiënt gebruikt. Uitbreiding en verbouw c. Ruimte voor gezamenlijke activiteiten Elke school heeft een centrale gemeenschappelijke ruimte nodig (eventueel inclusief podium en ‘hangplek’), waar vieringen, weeksluitingen, voorstellingen, exposities, ouderavonden, etc.
196746/420AR002/420AR001, revisie 1 Pagina 19 van 41
(Onderwijskundige) functionaliteit gehouden kunnen worden. Dit bevordert de integratie van en de samenhang tussen leerlingen van de school. Deze ruimte is flexibel en multifunctioneel te gebruiken. d. Extra ruimten voor doelgroep met beperkingen In het bijzonder bij het (V)SO, maar ook in het overige onderwijs, zijn nevenruimten noodzakelijk voor leerlingen met specifieke beperkingen. Dit is een kwestie van maatwerk en zal per school geanalyseerd dienen te worden. e. Ruimten voor inhoudelijke verdieping, vaklokalen Basisscholen hebben behoefte aan meer praktijkgerichte ruimten ten behoeve van inhoudelijke verdieping. Hierbij kan gedacht worden aan ruimten voor handvaardigheid, techniek/science, competenties, CKV, ICT, etc. Het zijn relatief dure ruimten. De meerwaarde voor het basisonderwijs versus de investeringskosten dienen duidelijk aantoonbaar te zijn en onderbouwd te worden (eventueel door multifunctioneel gebruik). In het voortgezet onderwijs is de behoefte aan inhoudelijke verdieping en vaklokalen al aangetoond. Gebruik en beheer (bestaand) f. Multidisciplinair gebruik nevenruimten Zie 4.3.a, met aandacht voor inroosteren. g. Functioneel ruimtegebruik rondom verkeerswegen • In verkeersruimten voldoende ruimte creëren voor doelgroepen met beperkingen (toegankelijkheid MIVA). • Verkeersruimten zo weinig mogelijk monofunctioneel laten zijn, door bijvoorbeeld ICT nissen te creëren. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de minimaal vereiste breedte in verband met toegankelijkheid. 4.4
ICT
Algemeen a. Afzonderlijke ICT ruimte in het PO Afhankelijk van de visie van de school kan een afzonderlijke ICT ruimte / mediatheek noodzakelijk zijn binnen het PO. De frequentie van gebruik dient voor het basisonderwijs te worden aangetoond. In het mythylonderwijs is ten behoeve van het VMBO niveau een ICT ruimte noodzakelijk. b. Overal in het gebouw werkplekken Om zelfstandig leren te kunnen combineren met een optimaal ruimtegebruik, zijn op diverse plekken in het schoolgebouw werkplekken met ICT voorzieningen aanwezig. Hierbij is de mogelijkheid om toezicht te kunnen houden een aandachtspunt. Nieuwbouw c. Bekabeling indien mogelijk draadloos Onderzoeken wat de voor- en nadelen zijn van een wireless-LAN (draadloos netwerk) in relatie tot de behoefte van de school. d. Computergebruik Ten aanzien van het gebruik van computers is flexibiliteit belangrijk. Er wordt veel met computers gewerkt binnen het onderwijs. Ze zijn niet meer weg te denken uit het onderwijs. Belangrijk is dat het gebruik van computers afgestemd is op de wijze van lesgeven en de leerlingenpopulatie. Voor de ene school kan een flexibel gebruik via laptops wenselijk zijn, een andere school zal de voorkeur geven aan een afzonderlijke ruimte met vaste opstellingen voor ICT onderwijs. Bekeken moet worden of de investering een duidelijk aantoonbare meerwaarde aan het (toekomstige) onderwijs levert.
196746/420AR002/420AR001, revisie 1 Pagina 20 van 41
(Onderwijskundige) functionaliteit Binnen het (V)SO komt het voor dat leerlingen via de onderwijsbekostiging een laptop hebben om ook thuis onderwijs te kunnen volgen. Ook binnen het VO komt dit voor, bijvoorbeeld bij dyslexie. De leerlingen zijn dan zelf verantwoordelijk voor hun laptop. e. Digitale schoolborden Bij nieuwbouw trachten vooruit (in de toekomst) te denken, bijvoorbeeld door het aanbrengen van digitale schoolborden. 4.5
Lesruimten
Algemeen a. Onderzoeken gewenste grootte leslokalen. De omvang van de leslokalen kan per type onderwijs of per onderwijsconcept verschillend zijn. Flexibiliteit is belangrijk. Grotere ruimten zijn eenvoudig te splitsen via vouwwanden of panelenwanden. Om kleinere ruimten te koppelen tot een grotere ruimte vergt meer inspanning. b. Mogelijkheid tot splitsen en samenvoegen leslokalen. Zie onder a. Door flexibiliteit kunnen ruimten op verschillende wijze ingezet worden. Nieuwbouw c. Uitgangspunt zijn activiteiten, groepsgroottes en omvang: visie. De noodzaak en omvang van ruimten zijn afhankelijk van de activiteiten die in de ruimte plaatsvinden, in welke groepsgrootte en hoe vaak een bepaalde activiteit plaatsvindt. Uitbreiding en verbouw d. Noodzaak voor functies en regelmaat van voorkomen, eventueel in combinatie realiseren Bij een uitbreiding dient gekeken te worden hoe de vergroting van het BVO tevens een meerwaarde kan opleveren voor het bestaande gebouw. Een inpandige aanpassing kan noodzakelijk zijn, omdat bestaande functies beter op hun plek zijn in de uitbreiding, terwijl nieuwe functies beter op hun plek zijn in het bestaande gebouw. Op deze manier kan het gehele gebouw beter aansluiten bij de onderwijskundige visie van de school. Gebruik en beheer (bestaand) e. Flexibel inrichten, multifunctioneel gebruik VO in overleg (PO in principe niet) Zie paragraaf 3.4. 4.6
Personeelsruimten
Algemeen a. Werkplek docenten hele dag beschikbaar Een werkplek voor de docenten is, vooral in het voortgezet onderwijs, de gehele dag beschikbaar. Nieuwbouw b. Pauze- en vergaderruimte realiseren Ten behoeve van leerlingen en personeel is een pauzeruimte noodzakelijk. De pauzeruimte voor het personeel kan in het PO ook als vergaderruimte worden gebruikt. c. Werkplek voor docenten buiten lokaal (flexibele werkruimte) Zie onder a. Gebruik en beheer (bestaand) d. Toezicht is aandachtspunt: overzichtelijkheid. Toezicht op ruimten, vooral de ruimten waar leerlingen zelfstandig werken, is een belangrijk item. In de positionering van ruimten rekening houden met toezicht. Ook toezicht op het sanitair voor leerlingen is wenselijk en bij kleuters noodzakelijk.
196746/420AR002/420AR001, revisie 1 Pagina 21 van 41
5
Wet- en regelgeving
5.1
Bouwbesluit
Het Bouwbesluit stelt eisen aan de volgende gebouwgebonden deelgebieden: • Veiligheid. • Gezondheid. • Bruikbaarheid. • Energiezuinigheid. • Milieu. Binnen deze deelgebieden zijn eisen opgesteld voor zowel bestaande gebouwen als voor nieuwbouw. Het voldoen aan deze eisen is verplicht, aangezien daarmee een kwalitatief goed gebouw kan worden gegarandeerd. Algemeen a. Nieuwe normen integreren in hele gebouw. Normen leiden er vaak toe dat er concessies moeten worden gedaan in de inrichting, vandaar flexibel gebruik stimuleren, vanuit de onderwijsvisie. Nieuwbouw b. Bouwplantoetsing laten uitvoeren door partij met affiniteit voor onderwijs(visie) Aangezien de eisen van het bouwbesluit conflicterend kunnen zijn en daarnaast op verschillende wijze kunnen worden geïnterpreteerd, is het verstandig bij een bouwaanvraag voor nieuwbouw, de ontvankelijkheidstoets (waarschijnlijk per 1 januari 2007 een wettelijke plicht) uit te laten voeren door een (markt)partij met affiniteit voor onderwijs. Het is belangrijk de onderwijsvisie van de school in het gebouw terug te zien. Hierdoor zal het risico op aanpassingen en onvolkomenheden tijdens de uitvoering en het gebruik lager zijn. Dit mag niet betekenen dat de legeskosten hoger worden. De afdeling ROEZ van de gemeente Groningen toetst op dit moment of een bouwplan voldoet aan de eisen en wetten. De eisen en wetten conflicteren wel eens met de visie op onderwijs. Uitbreiding en verbouw c. Wet- en regelgeving versus hoge kosten en affiniteit met onderwijs(visie) Noodzakelijke aanpassingen aan een gebouw als gevolg van wet- en regelgeving geven soms onevenredige meerkosten. Ter discussie stellen of dit in de huidige situatie opgelost kan / moet worden of dat de situatie gedoogd wordt en het risico op aansprakelijkheidskwesties genomen kan worden. Gebruik en beheer (bestaand) d. Huidige schoolgebouwen aan de eisen voor bestaande bouw laten voldoen. De Bouwbesluit normering ten behoeve van bestaande gebouwen is niet streng. Desondanks zijn er schoolgebouwen die op een aantal punten niet aan deze minimale normen voldoen. Het is verplicht in ieder geval aan deze eisen te voldoen, om op een veilige manier onderwijs te kunnen bieden. De bestaande schoolgebouwen dienen hierop te worden gescreend. e. Aanpassingen als gevolg van wet- en regelgeving combineren met onderhoud Aanpassingen als gevolg van wet- en regelgeving dienen zoveel mogelijk te worden gecombineerd met onderhoudstechnische aanpassingen. Het is te kostbaar om de
196746/420AR002/420AR001, revisie 1 Pagina 22 van 41
Wet- en regelgeving werkzaamheden afzonderlijk uit te laten voeren, omdat het één veelal met het ander te maken heeft. 5.1.1
Brandveiligheid
Het bevoegd gezag (juridisch eigenaar) en de gemeente (economisch eigenaar) zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de brandveiligheid van een schoolgebouw. Een school met meer dan 50 leerlingen (inclusief docenten) dient op dit moment nog in het bezit te zijn van een gebruiksvergunning, waarmee het college van B&W goedkeuring geeft aan de brandveiligheid van het schoolgebouw. Het gebouw moet voldoen aan de voorschriften die zijn opgenomen in het Bouwbesluit en de gemeentelijke bouwverordening. Voorwaarden voor uitgangen en vluchtwegen betreffen alleen het functioneren ervan, de aanwezigheid, grootte en hoeveelheid zijn beoordeeld in de bouwaanvraag (niet bij bestaande bouw uiteraard). Voor diverse gebouwfuncties zijn specifieke eisen en voorschriften opgenomen. Ook voor onderwijsgebouwen gelden specifieke eisen. Op grond van bepaalde voorschriften kunnen door de brandweer aanvullende eisen worden gesteld. Het stellen van aanvullende eisen maakt het mogelijk om te komen tot een concrete, op de situatie toegesneden, brandveilige oplossing. Er zijn plannen om de gebruiksvergunningsplicht terug te brengen. Hiertoe is de vergunning brandveilig gebruik in ontwikkeling. Een groot aantal gebouwen zal niet langer verplicht zijn een gebruiksvergunning te hebben, echter kunnen volstaan met een melding van gebruik richting de gemeente / brandweer (de verantwoordelijkheid ligt dan bij de gebouweigenaar). Algemeen a. Conflicterende eisen onderkennen Bepaalde eisen op het gebied van brandveiligheid kunnen conflicterend zijn met eisen op het gebied van arbo (bijvoorbeeld ventilatie en brandwerendheid). Het is verstandig de controle hiervan door een specialist te laten verzorgen. b. Contracten, planning & controle Aanpassingen, toetsingen en controles ten behoeve van de brandveiligheid dienen zoveel mogelijk structureel te worden uitgevoerd. Hiertoe kan men contracten afsluiten met instanties. Nieuwbouw De WMOO zal de brandweer in een vroegtijdig (ontwerp) stadium te betrekken bij plannen voor nieuwbouw. Dit voorkomt onnodige meerkosten in het uitvoeringstraject. Uitbreiding en verbouw De WMOO zal de brandweer in een vroegtijdig (ontwerp) stadium te betrekken bij plannen voor uitbreiding. Dit voorkomt onnodige meerkosten in het uitvoeringstraject. Gebruik en beheer (bestaand) c. Aanvullende eisen voor gebouwen met leerlingen: bijvoorbeeld ontruimingstoets Ten aanzien van scholen zijn aanvullende eisen gesteld (bijvoorbeeld vluchtdeuren voor de kleuters, ontruimingstoets, etc.). Bij het vervallen van de verplichting tot een gebruiksvergunning kan men nadenken over een convenant brandveilig gebruik schoolgebouwen tussen de scholen en de gemeente, waarin een aantal extra eisen wordt geformuleerd. 5.1.2
Arbo
De risico-inventarisatie & -evaluatie (RI&E) is al sinds 1 januari 1994 verplicht voor alle werkgevers. Het plan van aanpak is een verplicht onderdeel van de RI&E (Arbeidsomstandighedenwet of Arbowet). Vanaf 1 november 1999 geldt de nieuwe Arbeidsomstandighedenwet, ook wel Arbowet 1998
196746/420AR002/420AR001, revisie 1 Pagina 23 van 41
Wet- en regelgeving genoemd. De verplichting om een RI&E uit te voeren, inclusief plan van aanpak, is hierin nog eens duidelijk beschreven. Elk bedrijf met personeel moet (laten) onderzoeken of het werk gevaar kan opleveren of schade kan veroorzaken aan de gezondheid van de werknemers. Dit onderzoek heet een risico inventarisatie & evaluatie (RI&E). Dit moet schriftelijk worden vastgelegd. In het plan van aanpak moet de werkgever aangeven binnen welke termijn het bedrijf concrete maatregelen gaat nemen tegen de geïnventariseerde risico's en wat deze maatregelen opleveren. De werkgever rapporteert jaarlijks aan de werknemers (of, als die er is, de personeelsvertegenwoordiging) over de uitvoering van het plan van aanpak. Met betrekking tot de toetsing van de RI&E door arbodeskundigen is er sinds juli 2005 een driedeling ontstaan: • Voor bedrijven met meer dan 25 werknemers blijft alles bij het oude. Zij leggen de RI&E voor aan de arbodienst of (straks) aan een arbodeskundige. Deze zullen de RI&E toetsen op basis van de voorschriften. • Voor bedrijven tot en met 25 werknemers (uitzondering: bedrijven met ten hoogste 40 uur arbeid per week moeten wel een RI&E hebben, maar deze hoeft niet te worden getoetst door een arbodienst of deskundige) toetst de arbodienst nu al de RI&E op een 'lichtere' wijze, mits deze bedrijven gebruik maken van een RI&E-instrument dat door werkgevers en werknemers op branche- of sectorniveau is vastgesteld. Na de wetswijziging kan een dergelijk bedrijf voor de RI&E-toets ook volstaan met inschakeling van een arbodeskundige. • Voor bedrijven met 10 of minder werknemers komt na de wetswijziging de toetsing geheel te vervallen, op voorwaarde dat deze bedrijven gebruik maken van een RI&E-instrument dat door werkgevers en werknemers op branche- of sectorniveau en met de nodige deskundigheid is vastgesteld. Algemeen a. Conflicterende eisen onderkennen Bepaalde eisen op het gebied van arbo kunnen conflicterend zijn met eisen op het gebied van brandveiligheid (bijvoorbeeld ventilatie en brandwerendheid). Het is verstandig de controle hiervan door een specialist te laten verzorgen. b. Contracten, planning & controle Aanpassingen, toetsingen en controles ten behoeve van arbo dienen zoveel mogelijk structureel te worden uitgevoerd. Hiertoe kan men contracten afsluiten met specialistische instanties. Nieuwbouw c. Onderhoudsarm & schoonmaakslim bouwen Vaak blijkt dat de vergoeding voor schoolschoonmaak ontoereikend is. Door onderhoudsarm te bouwen, kan worden bespaard op schoonmaakonderhoud. Zo moet in het ontwerp rekening worden gehouden met het vermijden van lastig schoon te maken onderdelen als hoge nissen. Uitbreiding en verbouw d. Hygiënische situatie verbeteren, vooral sanitair De sanitaire ruimten moeten voldoende hygiënisch zijn. Indien dit niet het geval is, heeft een renovatie van deze ruimten een hoge prioriteit. Gebruik en beheer (bestaand) f. Hygiëne & schoonmaakonderhoud intensiveren Bekeken moet worden of de vergoeding voor schoolschoonmaak toereikend is in relatie tot het bestaande schoolgebouw, zodat een hygiënische leeromgeving kan worden gegarandeerd.
196746/420AR002/420AR001, revisie 1 Pagina 24 van 41
Wet- en regelgeving 5.1.3
Toegankelijkheid
Algemeen a. Intern multifunctioneel gebruik verkeersruimten is efficiënt Intern multifunctioneel gebruik van verkeersruimten, door deze te vergroten en te betrekken bij bijvoorbeeld nevenruimten of lesruimten, zal de toegankelijkheid eveneens verbeteren. Nieuwbouw b. Ruime entree ten behoeve van toegankelijkheid en herkenbaarheid Bij nieuwbouw zorgen voor een ruime entree, waardoor leerlingen overzicht en veiligheid ervaren. Daarnaast dient de entree herkenbaar te zijn voor het gehele schoolgebouw. Uitbreiding en verbouw c. Toegankelijkheid gebouw voor mindervaliden Er dient te worden onderzocht welke scholen niet aan de eisen voor bestaande bouw op het gebied van toegankelijkheid voor mindervaliden voldoen. Aanpassingen als gevolg hiervan op korte termijn uitvoeren. Het is belangrijk om de investering niet uit te stellen totdat er een mindervalide leerling, docent of ouder op school komt. De ervaring leert dat dergelijke aanpassingen tijdrovend zijn en men de mindervalide persoon in de tussentijd niet op een goede manier kan ontvangen. In verband met het inclusief onderwijs is dit van groot belang. Gebruik en beheer (bestaand) d. Inclusief onderwijs en toegankelijkheid voor mindervaliden Zie opmerking onder c. 5.1.4
Energiezuinigheid
Algemeen a. Isolerende maatregelen, EPc In oudere schoolgebouwen isolerende maatregelen nemen om energie te besparen en het binnenklimaat te verbeteren (dakisolatie, spouwmuurisolatie, dubbel glas, ventilatie). Nieuwbouw b. Rekening houden met eisen bouwbesluit; Dubo convenant Bij nieuwbouw dient uiteraard rekening te worden gehouden met de eisen uit het bouwbesluit voor nieuwbouw. Daarnaast kan de gemeente ervoor kiezen een dubo convenant op te stellen, waarin nadere eisen op het gebied van duurzaam- en milieuvriendelijk bouwen worden verwoord. Hiertoe dient overeenstemming te worden bereikt (principe akkoord) met de betrokken partijen (heeft geen wettelijke status). Uitbreiding en verbouw c. Haalbare EPc voor bestaande bouw onderling overeenkomen? Onderzoeken of het haalbaar is een EPc voor bestaande bouw overeen te komen. Voordelen zijn een aangenamer binnenklimaat en een besparing op de energiekosten en het milieu (geen wettelijke status, maar een maximum waaraan de EPc voor bestaande bouw mag voldoen. Indien een gebouw hier niet aan kan voldoen, dan het voortbestaan ervan nader beoordelen op toekomstwaarde). d. Vooraf overeengekomen eindresultaat Streven naar eenduidigheid over het te bereiken eindresultaat. Concreet komt dit er op neer dat meteen al in de oriëntatiefase wordt vastgelegd (op schrift) dat het renovatieproject niet alleen moet resulteren in een "opgeknapte" school, maar ook in een "gezonde en comfortabele werken leerplek" en in een "beduidend lager energiegebruik dan in de bestaande situatie".
196746/420AR002/420AR001, revisie 1 Pagina 25 van 41
Wet- en regelgeving Gebruik en beheer (bestaand) e. Energiebesparende maatregelen nemen Het doorvoeren van energiebesparende maatregelen combineren met onderhoudswerkzaamheden. Bijvoorbeeld dubbel glas aanbrengen als de kozijnen worden vervangen en dakisolatie als de dakbedekking aan vervanging toe is. Bij het vervangen van de armaturen kiezen voor exemplaren met een goede lichtopbrengst. Alleen energiebesparende maatregelen doorvoeren als het schoolgebouw de investeringen nog waard is. 5.2
NEN 3140
De NEN 3140 (Nederlandse Norm) is bedoeld om ongevallen en claims door ongevallen met elektriciteit te voorkomen. In supplement 94 (november 1993, pag. 142) van het Elektrotechnisch Veiligheidsbesluit staat: “Wie aan de norm 3140 voldoet, wordt geacht ten aanzien van elektrische veiligheid de erkende regelen der techniek te hanteren en voldoet derhalve aan de voorschriften van de Arbo-wet.” NEN 3140 is niet verplicht, maar bij een ongeval zal de werkgever moeten aantonen dat de veiligheid voldoende geregeld is. De Arbeidsinspectie gebruikt daarvoor NEN 3140 als leidraad. Als het veiligheidsniveau lager is dan in NEN 3140 beschreven, zal de werkgever goede argumenten moeten hebben om niet als nalatig te worden veroordeeld. De werkgever of werknemers kunnen hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld als bij calamiteiten de veiligheid niet gewaarborgd blijkt te zijn. Algemeen a. Contracten afsluiten Aanpassingen, toetsingen en controles aan de elektrotechnische installatie dienen zoveel mogelijk structureel te worden uitgevoerd. Hiertoe kan men contracten afsluiten met gespecialiseerde organisaties. Uitbreiding en verbouw b. Groepen uitbreiding meterkast Bij het uitbreiden van een schoolgebouw zal ook de elektrotechnische installatie worden uitgebreid. Hierbij dient rekening te worden gehouden met onder andere het vergroten van het aantal groepen in de meterkast en het aanpassen van de installatietekeningen. Gebruik en beheer (bestaand) c. Flexibel ICT gebruik Er is steeds meer behoefte aan computergebruik bij verschillende onderwijsactiviteiten. Hiertoe zal een hogere mate van flexibiliteit van het ICT gebruik worden verlangd. Dit stelt ook eisen aan de elektrotechnische installatie. d. Elektrische apparatuur (V)SO Het (V)SO gebruikt veel verschillende elektrische apparaten, o.a. audio- en visuele hulpmiddelen. Dit dient bij NEN 3140 keuringen als extra aandachtspunt te worden opgenomen. 5.3
Legionella
Algemeen a. Contracten afsluiten (aandacht voor gymzalen, zwembaden) Aanpassingen, toetsingen en controles in het kader van legionella preventie dienen zoveel mogelijk structureel te worden uitgevoerd. Vooral bij een gymnastiekzaal (kleedruimten) en een zwembad (in het (V)SO) is dit van belang. Hiervoor kan men contracten afsluiten met gespecialiseerde organisaties.
196746/420AR002/420AR001, revisie 1 Pagina 26 van 41
Wet- en regelgeving Uitbreiding en verbouw b. Legionellascan uit laten voeren bij vergroting BVO Via een legionellascan worden onder andere leidinglengten bekeken en diverse temperatuur metingen gedaan. Hiermee kan relatief eenvoudig worden vastgesteld of de leidingwaterinstallatie gevoelig is voor de ontwikkeling van de legionella bacterie. Zeker bij uitbreidingen, waar de lengte van de waterleidingen wordt verlengd, is het van belang te testen of deze niet te lang worden. Gebruik en beheer (bestaand) c. Extra aandacht voor sportvoorzieningen en blusmiddelen Vooral aërosole tappunten (vernevelaars) blijken in de praktijk een risicopunt voor legionellabesmetting. Daarom dienen in bestaande onderwijsgebouwen onder andere brandblusmiddelen, douches en zwembaden getest te worden.
196746/420AR002/420AR001, revisie 1 Pagina 27 van 41
6
Financiën, middelen en budget
6.1
Normvergoedingen
Algemeen a. Doordecentraliseren verantwoordelijkheid en financiën onderwijshuisvesting Het doordecentraliseren van het gemeentelijke huisvestingsbudget kan worden overwogen. De WMOO kan dan over de huisvesting zelf beslissingen nemen voor wat betreft noodzaak en omvang. Op dit moment heeft doordecentralisatie voor de WMOO geen meerwaarde. Doordecentralisatie van het (V)SO kan wel een meerwaarde hebben, omdat de schoolgebouwen van een school over meerdere gemeenten verspreid zijn. Hierover zijn recent gesprekken gevoerd, maar dit gaat op korte termijn niet geregeld worden. Nieuwbouw b. Normvergoeding is geen maatwerk De normvergoeding voor nieuwbouw vanuit de gemeente biedt geen mogelijkheid tot maatwerk in relatie tot de onderwijskundige visie van de instelling. Uitbreiding en verbouw c. Onderwijskundige vernieuwingen: maatwerk De financiële en functionele mogelijkheden voor het aanpassen of uitbreiden van een schoolgebouw in verband met onderwijskundige vernieuwingen dient gericht te zijn op maatwerk. De reden hiervan is de specifieke situatie van de school op het gebied van huisvesting en onderwijsvisie. Gebruik en beheer (bestaand) d. Extra ruimte versus materiële bekostiging Bij het realiseren van ruimten boven de ruimtenormen dient bekeken te worden of dit qua materiële bekostiging haalbaar is. Eventueel kan bij uitbreidingen worden gekozen voor goedkopere oplossingen en detailleringen die minder onderhoud vergen. Hier ook multifunctioneel gebruik onderzoeken ten behoeve van het verminderen van de exploitatielast. 6.2
Subsidies
Het gebruik maken van subsidies is aantrekkelijk. Algemeen a. Specifieke subsidies provincie De provincie Groningen maakt zich sterk voor het in stand houden en verbeteren van de sociale voorzieningen in de kleine kernen op het platteland. Zij doet dit onder andere met de nieuwe bijdrageregeling voor investeringen in nieuwe multifunctionele gebouwen. Hiervoor is van 2004-2007 twee miljoen euro gereserveerd die alleen bedoeld is voor 'aard- en nagelvaste' investeringen. Dit betekent dat het geld bestemd is voor de bouw of het opknappen van het gebouw zelf, en niet voor de exploitatie ervan of activiteiten die erin plaatsvinden. De regeling is bedoeld voor kleine kernen en dorpen waar voorzieningen ontbreken, dreigen te verschralen of te verdwijnen. Daarom geldt deze regeling alleen voor dorpen en kernen met minder dan vierduizend inwoners. De provincie Groningen geeft de volgende definitie voor een multifunctionele accommodatie: dit is een (deel van een) gebouw, waarin verschillende
196746/420AR002/420AR001, revisie 1 Pagina 28 van 41
Financiën, middelen en budget voorzieningen onderdak krijgen op het gebied van: welzijn, zorg, cultuur, recreatie, onderwijs en zakelijke dienstverlening. Er bestaan al verschillende soorten multifunctionele accommodaties. Bijvoorbeeld een gemeenschappelijke ruimte, een steunpunt, een service- of dienstencentrum, een Kulturhus, een dorpshuis, een steunstee, een gezondheidscentrum, een servicewinkel of een brede school /vensterschool. b. Dagarrangementen Vooral in Scandinavische landen worden dagarrangementen aangeboden. Dit houdt in dat de onderwijstijden aangepast worden, waardoor een school bijvoorbeeld onderwijs biedt tussen 9:00 - 12:00 uur en 15:00 - 17:00 uur (vanwege specifieke concentratiemomenten bij leerlingen) De tussentijd wordt benut voor sport, spel, cultuur, etc. Voor en na schooltijd worden voorschoolse en naschoolse opvang geboden. Het kabinet wil de arbeidsparticipatie van vrouwen vergroten. Werkende ouders ervaren een tijdsvraagstuk: een onderbroken schooldag, geen aansluiting en te weinig flexibiliteit van openingstijden, grote afstanden tussen school, dagverblijf of buitenschoolse opvang, te beperkte overblijfmogelijkheden en geen oplossingen voor onverwachte gebeurtenissen. Hiervoor dient de sociale infrastructuur te worden versterkt door middel van combinatiefuncties en sluitende dagarrangementen voor kinderen tot en met 16 jaar, teneinde de combinatie arbeid en zorg te vergemakkelijken. Een project dagarrangement heeft tot doel bij te dragen aan de ontwikkeling van een doorlopend aanbod tussen ten minste twee van de volgende sectoren: • Activiteiten op de terreinen van het welzijnsbeleid van de gemeenten, betreffende welzijn, jeugd, kinderopvang en sport, als bedoeld in artikel 2, onderdelen a, b en h van de Welzijnswet 1994. • Primair onderwijs, bedoeld in de WPO. • Voortgezet onderwijs, bedoeld in de WVO en de WEC. • Culturele activiteiten, uitgevoerd door cultuurinstellingen, die bijdragen aan de ontwikkelingsmogelijkheden van kinderen tot en met 16 jaar. Een project combinatiefunctie heeft ten doel een functie te realiseren die wordt uitgevoerd door één persoon, waarbij de werkzaamheden zich uitstrekken tot twee of meer van de sectoren omschreven in het eerste lid, ten behoeve van het uitvoeren van een dagarrangement (parttime functies combineren). c. Eenmalige subsidie multifunctioneel gebruik brede school Het ministerie van OC&W heeft in de Regeling voor de stimulering van aanpassing van de huisvesting van brede scholen en de aanpassing van sportaccommodaties in verband met multifunctioneel gebruik 2006 aangekondigd dat hiervoor door gemeente subsidies kunnen worden aangevraagd (http://www.minocw.nl/documenten/Regelingstimuleringbredeschool.pdf). Nieuwbouw d. Duurzaam bouwen Via een samenwerkingsverband tussen het Nationaal DuBo centrum en SenterNovem is een aantal subsidies beschikbaar om maatregelen te kunnen treffen binnen de volgende thema’s: • Energie • Water • Afval • Binnenklimaat • Materiaalgebruik • Bouwmethoden • Locatie & omgeving Het Nationaal DuBo centrum heeft een handboek samengesteld, waarin uiteenlopende financiële regelingen om duurzaam bouwen te stimuleren aan de orde komen. Er wordt een handzaam overzicht geboden van diverse soorten stimuleringsregelingen zoals subsidies, kredietregelingen en fiscale regelingen. Ook worden enkele fondsen en milieuprijzen genoemd.
196746/420AR002/420AR001, revisie 1 Pagina 29 van 41
Financiën, middelen en budget Naast de nationale en Europese regelingen behandelt het subsidieoverzicht ook regelingen van energiebedrijven en wordt verwezen naar regelingen die op provinciaal en gemeentelijk niveau worden gehanteerd. Daarnaast kan via de subsidiewijzer op diskette (beide te bestellen via www.dubo-centrum.nl) snel en eenvoudig de weg worden gevonden in het aanbod van subsidies voor duurzaam bouwen. e. Energiezuinige maatregelen Zie paragraaf 5.1.4. Via SenterNovem is een aantal subsidies beschikbaar ten behoeve van het realiseren van energiebesparende maatregelen. f. Maatschappelijke stimulansen Woningbouwverenigingen zijn vaak bereid te investeren in projecten die een maatschappelijk doel nastreven om hiermee bepaalde functies voor de wijk of de kern te behouden. Woningbouwverenigingen nemen veelal genoegen met een lager rendement op een ontwikkelingsproject in verband met hun maatschappelijke functie. Daarnaast is er onderhandelingsruimte als er binnen de gemeente terrein beschikbaar is of komt, waar de woningbouwvereniging kan gaan ontwikkelen. Met betrekking tot de ontwikkeling door een woningbouwvereniging zijn verschillende constructies mogelijk: 1. de woningbouwvereniging realiseert de nieuwbouw. De gebruikers huren hun huisvesting van de woningbouwvereniging. De exploitatie en materiële instandhouding worden door de gebruikers betaald aan de woningbouwvereniging. De woningbouwvereniging krijgt wel of niet een te ontwikkelen terrein voor het realiseren van woningen. 2. Een constructie waarbij de gemeente een locatie verkoopt aan de woningbouwvereniging om vervolgens deze opbrengsten weer te investeren in nieuwbouw van bijvoorbeeld een multifunctioneel centrum, met als doel om tot een zo laag mogelijke huur voor de organisaties te komen. Wanneer geïnvesteerd wordt om stichtingskosten te verlagen om daarmee tot een lagere huur te komen, dan ontstaat een huurafkoop-constructie. Wanneer geïnvesteerd wordt om mede-eigenaar te worden, dan leidt dit weliswaar tot lagere rentelasten welk voordeel in de huur terug te vinden zal zijn, maar ook tot deelname in het exploitatierisico. 3. de woningbouwvereniging realiseert de nieuwbouw. De gemeente draagt de grond over aan de woningbouwvereniging in een erfpachtconstructie. De gebruikers huren hun huisvesting van de woningbouwvereniging. De exploitatie en materiële instandhouding worden door de gebruikers betaald aan de woningbouwvereniging. De woningbouwvereniging krijgt wel of niet een te ontwikkelen terrein voor het realiseren van woningen. Na een bepaalde periode valt het gebouw terug naar de gemeente. Uitbreiding en verbouw g. Na-isoleren Zie e. Bij het uitbreiden en/of verbouwen van bestaande bouw dient de EPc (Energie Prestatiecoëfficiënt) berekend te worden. Omdat er wordt geïnvesteerd in het gebouw, kan het na-isoleren van de bestaande bouw vele voordelen opleveren. Daarnaast dient er aandacht te zijn voor extra voorzieningen als buitenzonwering. 6.3
Exploitatie
De exploitatie van een schoolgebouw bestaat uit kosten voor: • Schoonmaak. • Inkoop. • Conciërge. • Energie (gas, licht, water). • Onderhoudsactiviteiten.
196746/420AR002/420AR001, revisie 1 Pagina 30 van 41
Financiën, middelen en budget De minister van OC&W heeft opdracht gegeven aan KPMG en TNS NIPO om onderzoek te doen naar de stijging van de energiekosten (verbruik en prijzen van 2001 tot en met 2005) in het basisonderwijs. Met de onderzoeksgegevens wil de minister bepalen of het noodzakelijk is de rijksvergoeding voor materiële instandhouding aan te passen. Algemeen a. Total costs meerjaren huisvestingslasten: plan intern schoolbesturen en extern gemeente Een meerjaren huisvestingsplan inclusief het inplannen van de kosten is een belangrijk beleidsinstrument voor een schoolbestuur intern, maar ook voor de gemeente. Bij het plan voor de gemeente dienen schoolbesturen nauw betrokken te zijn, opdat investeringen van de schoolbesturen in lijn kunnen worden gebracht met investeringen vanuit de gemeente en daardoor onnodige ad hoc acties zoveel mogelijk kunnen worden voorkomen. b. Onder voorwaarden meer samenwerken in de huisvesting Het is het onderzoeken waard of het kostenbesparend werkt om overkoepelende contracten af te sluiten voor de schoolgebouwen binnen de WMOO of zelfs met de overige schoolbesturen. Nieuwbouw c. Besparende innovatieve oplossingen (detailleringen) Door bij nieuwbouw binnen de kaders van het programma van eisen te zoeken naar besparende innovatieve oplossingen kan budget vrijkomen voor overige of aanvullende ruimtelijke wensen. Met nieuwbouw verminderen de kosten voor onderhoudsvoorzieningen (onderhoudsarme materialen gebruiken) en exploitatie (energiezuinig, besparingen op energiekosten). Deze middelen kunnen eventueel worden ingezet voor de nieuwbouw. Uitbreiding en verbouw d. Materieel instandhouden versus nieuwbouw (oud voor nieuw) Materieel instandhouden kan financieel minder aantrekkelijk zijn dan nieuwbouw (qua jaarlasten). Hierbij dienen de volgende zaken in kaart te worden gebracht: • Kosten voor onderhoud van schoolbestuur en van gemeente. • Kosten voor noodzakelijke uitbreidingen of aanpassingen. • Kosten voor aanpassingen in verband met wet- en regelgeving (Arbo, brand, legionella, NEN 3140, etc). De kosten voor renovatie worden over het algemeen afgeschreven in 20 tot 25 jaar. Deze kosten worden vergeleken met de kosten voor vervangende nieuwbouw. Deze kosten worden veelal afgeschreven in 40 jaar. Van de kosten voor vervangende nieuwbouw kan, indien de vervangende bouw plaatsvindt op een andere locatie, de opbrengst van het herontwikkelen van de huidige locatie nog worden afgetrokken. Ook kan er nog input vanuit de gebruikers komen, bijvoorbeeld het verkapitaliseren van het exploitatievoordeel. e. Afsluitbaarheid Het efficiënt multifunctioneel gebruiken (ook na schooltijd) van bijvoorbeeld het speellokaal, de gemeenschappelijke ruimte, het vaklokaal, de gymnastiekzaal of het zwembad wordt bevorderd als hiervoor goed wordt nagedacht over een aangepaste inrichting: • Afsluitbaarheid, compartimentering. • Efficiënte inrichting, bijvoorbeeld meerdere magazijnen voor het opbergen van eigen materialen. Gebruik en beheer (bestaand) f. Goede afstemming bij multifunctioneel gebruik (verantwoordelijkheid, kosten en baten) Bij multifunctioneel gebruik is het belangrijk eerst de kostenimpact te onderzoeken, een kostenbaten analyse voor de school. Hierbij gaat het uiteraard niet alleen om financiële kosten en baten, maar ook om maatschappelijke kosten en baten en de te behalen meerwaarde.
196746/420AR002/420AR001, revisie 1 Pagina 31 van 41
Financiën, middelen en budget g. Schoolgebouw onder voorwaarden ook na 16:00 u gebruiken Zie f. h. Gezamenlijke afspraken ten aanzien van contracten Ten aanzien van contracten voor bijvoorbeeld NEN 3140, ICT, onderhoudswerkzaamheden, prestatiecontract schilderwerk, beveiliging, ontruimingsinstallatie, alarmering, schoonmaak e.d. kunnen afspraken worden gemaakt (contracten) voor het gehele schoolbestuur, maar ook met diverse schoolbesturen samen. Hierdoor kunnen voordelen worden behaald. Voor tuinonderhoud ontvangt de WMOO vanuit het ministerie een vergoeding via het bekostigingsstelsel. Deze vergoeding kan worden overgemaakt naar de gemeente en de gemeente kan het tuinonderhoud voor alle schoolgebouwen regelen via bijvoorbeeld de sociale werkvoorziening. Zo gebeurt dit in meerdere gemeenten.
196746/420AR002/420AR001, revisie 1 Pagina 32 van 41
Schoolomgeving
7
Schoolomgeving
7.1
Wijkgerichte kenmerken
• Kenmerken van de wijk, kansen, bedreigingen. • Samenwerkingsmogelijkheden, samenwerkingskansen. • Het (V)SO wordt regionaal bezocht, hier spelen wijkgebonden kenmerken niet. Algemeen a. Integraal aanbod van diensten Diensten ten behoeve van onderwijs, zorg en opvang zoveel mogelijk aanbieden op één plek in de wijk, al dan niet in één gebouw. b. Voorzieningenniveau in de wijken Bekijken in welke mate sociaal maatschappelijke voorzieningen ten behoeve van sport, cultuur, welzijn en recreatie gecombineerd kunnen worden met onderwijs. Belangrijke vraag is: “Wat is de meerwaarde voor de ontwikkeling van het kind en wat levert het financieel op?” Nieuwbouw c. Opbrengstverwachting schoollocatie Wat is het belang van de schoollocatie voor de gemeente (woningbouw, bedrijventerrein). Nieuwbouw van een schoolgebouw is wellicht eerder mogelijk als de bestaande locatie een interessante locatie voor een andere niet maatschappelijke functie is. Bij het bepalen van de grondwaarde van een huidig onderwijsgebouw bestaan er in principe twee mogelijkheden: de eerste is verkoop in de huidige staat en de tweede is sloop met herbestemming. Het verkopen in huidige staat is vaak niet aan de orde. Veelal zijn de gebouwen zo gedateerd en specifiek bedoeld voor onderwijs, dat bij herbestemming niet voldaan kan worden aan het bouwbesluit. Bij sloop en herbestemming wordt de mogelijke invulling van het terrein begroot, op waarde gezet en residueel teruggerekend naar een ongecorrigeerde grondwaarde voor het gebied. De grondwaarde wordt vervolgens gecorrigeerd door de kosten in beeld te brengen waartegen deze gronden geleverd kunnen worden. Deze kosten bestaan uit de kosten van sloop, saneringen, bouw- en woonrijp maken en de huidige boekwaarde van het complex. Het betreft het afboeken van investeringen in de bouwwerken. Voor het bepalen van de opbrengstverwachting is een gesprek met een stedenbouwkundige en iemand van het grondbedrijf van de gemeente nodig. d. Buurtbehoefte onderzoek Bij de nieuwbouw van een school dient te worden geïnventariseerd welke knelpunten en behoeften er binnen de omgeving van de school spelen. Mogelijk kunnen deze gecombineerd met de bouw van een nieuwe onderwijsaccommodatie opgelost worden, waarbij de meerwaarde voor het onderwijs uiteraard leidend is. Uitbreiding en verbouw e. Sfeer past bij kenmerken doelgroep Bij een uitbreiding bekijken of er iets aan de sfeer en uitstraling van het bestaande gebouw kan worden verbeterd, zodat deze nauwer aansluit bij de kenmerken van de doelgroep, de visie en de omgeving van de school. Wel rekening houden met toekomstige veranderingen in de wijk.
196746/420AR002/420AR001, revisie 1 Pagina 33 van 41
Schoolomgeving 7.2
Leerlingenpopulatie voedingsgebied
Algemeen a. Aansluiten bij bijzondere kenmerken doelgroep Zijn er binnen het voedingsgebied van de school bepaalde kenmerken zichtbaar bij de leerlingenpopulatie? De invulling van specifieke nevenruimten kan hierop worden afgestemd. NB: wijkkenmerken kunnen in de loop der tijd wijzigen. Flexibiliteit en aanpasbaarheid zijn belangrijke kenmerken. Gebruik en beheer (bestaand) b. Buitenschoolse activiteiten afstemmen op behoefte en voorwaarden onderwijs Buitenschoolse activiteiten dienen afgestemd te zijn op de behoeften en voorwaarden van de doelgroep. 7.3
Buitenterrein
Algemeen a. Huisvestingscapaciteit, voldoende uitbreidingsmogelijkheden Rondom een schoolgebouw dient voldoende schoolterrein te zijn als speelterrein (verhard en onverhard), maar ook in verband met eventuele uitbreiding ten behoeve van de school of ten behoeve van brede school organisaties. Vaak is er onvoldoende ruimte op de kavel beschikbaar om volgens de normen uit te kunnen breiden. Aandachtspunt hierbij is tevens dat bestaande ruimten, ter plaatse van de uitbreiding, voldoende daglicht en ventilatiemogelijkheden behouden. b. Voldoende speelruimte Zie a. Volgens de Verordening dient een school 3m² netto verhard schoolterrein per leerling te hebben, met een minimum van 300m² en een maximum van 600m². Voor grote basisscholen is deze maximale omvang van een verhard schoolterrein een groot knelpunt, omdat de ruimte te klein wordt. De WMOO is van mening dat groenvoorziening niet tot het schoolterrein behoort, behalve een afscheiding van het schoolterrein en het openbare terrein (onderhoudsarm). Het schoolterrein van de school bestaat voornamelijk uit betegeld schoolplein. De zandbak op het schoolterrein dient uit hygiënische overwegingen goed afgeschermd te zijn. c. Beschikbaarheid en bereikbaarheid buitensportaccommodaties optimaliseren In vooral het voortgezet onderwijs wordt gebruik gemaakt sportterrein of sportvelden. Dit gebruik dient te voldoen aan de volgende kenmerken: • Goede bereikbaarheid. • Veilige toegangsweg. • Beschikbaarheid (geen onderhoud plegen in de periode dat de school gebruik maakt van het veld. Onderhoud uitvoeren in schoolvakanties). • Mogelijkheden voor opslag en gebruik van kleedruimten voor het onderwijs. • Goede afspraken over huurvergoeding en gebruik. Nieuwbouw d. Buitenruimte afstemmen op sfeer schoolomgeving De buitenruimte van een schoolgebouw dient afgestemd te zijn op de sfeer van de schoolomgeving. In het centrum van de stad is de schoolomgeving veel minder groen dan in de buitenwijken (schoolgebouw en omgeving past in de wijk). e. (Onderhoudsarm) groen rondom de scholen Schoolbesturen ontvangen relatief weinig budget voor het onderhouden van het groen op het schoolterrein. Er dient zo weinig mogelijk onderhoudsintensief groen (zoals gras) toegepast te
196746/420AR002/420AR001, revisie 1 Pagina 34 van 41
Schoolomgeving worden. Om de schoolomgeving aantrekkelijk te houden zal gekeken worden welke mogelijkheden er zijn om onderhoudsarme groenvoorzieningen als erfscheiding toe te passen. f. Voldoende parkeergelegenheid en fietsenstallingen In het bouwbudget bij nieuwbouw dient rekening te worden gehouden met de uitbreiding van de fietsenstalling, het schoolplein en parkeervoorzieningen. Uitbreiding en verbouw g. Voldoende schoolterrein (groen en verhard) Bij een uitbreiding of een in de toekomst te verwachten uitbreiding dient rekening te worden gehouden met het resterende speelterrein. Aandachtspunt is dat een uitbreiding zodanig wordt gesitueerd dat deze goed bereikbaar is voor bouwverkeer. h. Uitbreiding parkeergelegenheid en fietsenstalling bij uitbreiden school Bij uitbreiding van het schoolgebouw dient ook rekening te worden gehouden met eventuele uitbreiding van het parkeren en de fietsenstallingen. De kosten hiervoor zitten in de normatieve vergoeding voor uitbreiding vanuit de gemeente. Gebruik en beheer (bestaand) i. Veilige schoolpleinen en speeltoestellen Speeltoestellen dienen gekeurd te worden. Wijzigingen in de situatie dienen bijgehouden te worden in een logboek. Bij grote wijzigingen dient een herkeuring ingepland te worden. 7.4
Bereikbaarheid
Algemeen a. Bereikbaarheid( in de wijk) van groot belang. Voor het basisonderwijs is de bereikbaarheid in de wijk van groot belang. Basisscholen zijn veelal wijkgebonden instellingen; het voedingsgebied van de school bestaat meestal uit de wijk. De school is daarom een instituut waarin bereikbaarheid, ontmoeten en laagdrempeligheid belangrijk zijn. Binnen het (V)SO en het VO komen de leerlingen uit een groter voedingsgebied. Bereikbaarheid voor deze onderwijssoorten heeft een andere betekenis: • Goede bereikbaarheid met het openbaar vervoer. • Goede bereikbaarheid met taxi’s. Gemakkelijk en veilig in- en uitstappen. • Veilige toegangsroute met de fiets /rolstoel. Nieuwbouw b. Basisschool centraal in voedingsgebied • Toegankelijkheid en bereikbaarheid. • Voor (V)SO is dit niet van toepassing. De scholen voor (V)SO worden regionaal bezocht. 7.5
Verkeersveiligheid
Algemeen a. Veiligheid rondom school, veilige verkeersroute naar school,3VO veiligheidslabel Kinderen dienen de school veilig te kunnen bereiken en verlaten. De ruimte rondom de school is daarom belangrijk. Bijvoorbeeld het realiseren van een kiss & ride strook voor het halen en brengen van de kinderen. Contact houden met 3VO ten behoeve van een veiligheidslabel.
196746/420AR002/420AR001, revisie 1 Pagina 35 van 41
Nieuwbouw b. Parkeervoorzieningen, kiss & ride, fiets- en voetgangersstromen, gehele infrastructuur Eisen en wensen met betrekking tot de gehele infrastructuur opnemen in het programma van eisen voor een nieuw te ontwikkelen accommodatie, zodat dit ook meegenomen wordt in het bouwbudget en in de ontwerpplannen. Gebruik en beheer (bestaand) c. Bestaande risico’s in kaart brengen en verkleinen in samenwerking met lokale overheid. Voor het aanpassen en veilig maken van de infrastructuur ten behoeve van het bereiken van scholen is overleg met de lokale overheid (verkeerskundigen) noodzakelijk. 7.6
Ruimtelijke ordening
Bij nieuwbouw en uitbreidingen dient rekening gehouden te worden met de stedenbouwkundige eisen (bestemmingsplan, procedures) en met de eisen van Bouw- en Woningtoezicht. De eisen die worden gesteld dienen niet de onderwijskundige en ruimtelijke kwaliteit van het schoolgebouw aan te tasten. Ook moet worden voorkomen dat voor detailleringen gekozen moet worden voor kostbare oplossingen in het gebruik en het onderhoud. Hierover dienen afspraken met de gemeente te worden gemaakt. Algemeen a. Bestemmingsplan Van elk perceel staan de stedenbouwkundige randvoorwaarden omschreven in het bestemmingsplan (bestemming, bouwhoogte, goothoogte, bebouwingspercentage, bebouwingsgrens, etc.). Bij uitbreidingsmogelijkheden voor een schoolgebouw dienen de eisen uit het bestemmingsplan goed inzichtelijk te zijn, zodat goede beslissingen kunnen worden genomen. Door goed te overwegen of een lange stedenbouwkundige procedure wordt ingegaan of wordt gekozen voor een alternatieve oplossing als het realiseren van een dislocatie voor de school op een strategisch interessante locatie. b. Bouw- en Woningtoezicht De eisen die Bouw- en Woningtoezicht stelt aan bouwplannen worden niet getoetst aan onderwijsinhoudelijke overwegingen of aan de normbedragen die het schoolbestuur ontvangt voor de bouw of voor de instandhouding van het gebouw. c. Herstructureringswijken Het herstructureren van oude wijken in steden biedt kansen voor onderwijs(gebouwen). De scholen kunnen meeliften in de herstructurering. Bijvoorbeeld omdat er goede herontwikkelingsmogelijkheden zijn op de schoollocatie (opbrengst investeren in nieuw schoolgebouw) of omdat er een nieuw multifunctioneel centrum wordt gerealiseerd om bijvoorbeeld de verpaupering van de wijk te keren of voorkomen. d. Nieuwbouwwijken In omvangrijke nieuwbouwwijken kan het mogelijk zijn een nieuwe school te stichten (zie voor de procedure paragraaf 3.1.f). Voordat een gebouw wordt gerealiseerd dient goed overwogen te worden wat voor schooltype in de nieuwbouwwijk gewenst zal zijn (bepaald onderwijsconcept, bepaald profiel van brede school). Hierover kunnen in overleg met de afdeling ROEZ afwegingen worden gemaakt op basis van de woningtypes en verkoopprijs van de woningen.
196746/420AR002/420AR001, revisie 1 Pagina 36 van 41
8
8.1
• • • • • •
Technisch
Bouwtechnisch
Constructie, bouwfysica, akoestiek, E-& W-installaties. Architect, schoonheid versus gebruiksvriendelijkheid, afstand van patent. Duidelijk proces verbaal van oplevering, afspraken met aannemer. Nieuwbouw, ervaring en kennis doorgeven. Bouwkundig onderhoud. Wet- en regelgeving.
Algemeen a. Verantwoord materiaalgebruik Bij het materiaalgebruik dient voornamelijk gelet te worden op: schaarste, aantasting van het ecosysteem, uitstoot, energieverbruik, gezondheid, duurzaamheid, afval, hergebruik, onderhoudsvriendelijkheid en de milieu-effecten. Er dient voor gewaakt te worden dat geen gebruik wordt gemaakt van ‘lijstjes’; dit materiaal moet en het ander mag niet. Belangrijk is naar de toepassing te kijken. Nieuwbouw b. Duurzame oplossingen, onderhoudsvrij bouwen Bij nieuwbouw dient te worden gestreefd naar onderhoudsvrij bouwen, om zoveel mogelijk aansluiting te vinden bij de bekostiging vanuit de rijksoverheid. Dit betekent dat bij de materiaalkeuze rekening wordt gehouden met de mate van onderhoud die het materiaal vergt. Zie tevens punt a. c. Ontwerprechten architect overnemen Bekijken in hoeverre het mogelijk is schoolgebouwen zoveel mogelijk zonder toestemming van de architect aan te kunnen passen. d. Oprichten en communicatie werkgroep ervaring met bouw Om vergaarde kennis en ervaring in te kunnen zetten bij volgende nieuwbouwprojecten en daarmee de kans op functionele gebreken te verkleinen, dient een werkgroep opgericht te worden met ervaringsdeskundigen (bijvoorbeeld (oud)directeuren die reeds een dergelijk proces hebben meegemaakt). e. Innovatieve oplossingen Een duurzame, innovatieve school. De ‘school van de toekomst’ biedt oplossingen, die maximaal inhaken op de ontwikkelingen in het basisonderwijs en in de maatschappij: • Een flexibel gebouw waar andere vormen dan klassikaal onderwijs plaats kunnen vinden. • Een inrichting die zelfstandig en adaptief onderwijs ondersteunt. • Veiligheid en geborgenheid met aandacht voor de individuele leerling. • Minder milieubelasting, waarbij de leerlingen direct betrokken worden, in en om de school. • Hypermoderne ICT-voorzieningen die de leerlingen voorbereiden op een informatie- en communicatiegerichte toekomst. • Duurzame klimaatbeheersing: een optimaal binnenklimaat zonder gebruik te maken van dure (traditionele) energiebronnen.
196746/420AR002/420AR001, revisie 1 Pagina 37 van 41
Technisch • De school zal door zijn grensoverschrijdende interesses de leerlingen beter voorbereiden op de (multiculturele) samenleving. • Er heerst een veilige verkeerssituatie rond de school met gescheiden verkeersstromen voor de komende en vertrekkende bezoekers en het overige verkeer. Uitbreiding en verbouw f. Goede en logische aansluiting uitbreiding op bestaande bouw Zie paragraaf 4.5.d en 7.1.e. Gebruik en beheer (bestaand) g. Gebruiksvriendelijkheid. Zie punt d. i.
Overleg met gemeente over onderhoudselementen waarvoor schoolbestuur en gemeente geen aanwijsbaar budget ontvangen Een aantal elementen staat niet genoemd in de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs als aan te vragen onderhoudselementen bij de gemeente. Echter deze elementen komen ook niet voor in het bekostigingsstelsel voor het PO. Over dergelijke elementen dienen de gemeente en de schoolbesturen tot overeenstemming te komen (bijvoorbeeld voegwerk, renovatie sanitair). 8.2
Constructief
Algemeen a. Modulair bouwen Rekening houden met flexibele indeelbaarheid en uitbreidingsmogelijkheden. b. Meegroeien met behoefte Zie a (per jaar). Eventueel via tijdelijke huisvestingsvoorziening. c. Bij voorkeur geen verdiepingsbouw Scholen in het PO wensen in principe in een bouwlaag gehuisvest te zijn (in verband met doelgroep in het (V)SO en in verband met het inclusief onderwijs in het basisonderwijs). Indien er een volwaardige liftvoorziening aanwezig is, kan huisvesting in meerdere bouwlagen mogelijk zijn. Nieuwbouw d. Fundering toepassen die mogelijkheid geeft voor verdiepingsbouw Indien een nieuwbouwkavel onvoldoende uitbreidingsmogelijkheden voor de toekomst biedt, dient de fundering zodanig aangelegd te zijn dat in de toekomst verdiepingsbouw mogelijk is. Uitbreiding en verbouw e. Mogelijkheden binnen constructie bestaande bouw Zie 4.5.d. De bestaande constructie leidt vaak tot beperkingen bij uitbreidingsplannen. In een vroegtijdig stadium dient bekeken te worden welke mogelijkheden en beperkingen de bestaande constructie geeft (op constructief gebied, maar ook qua vormgeving). 8.3
Installaties
Algemeen Algemene aandachtspunten ten aanzien van installaties zijn: • Mogelijkheden voor financiële besparingen. • Binnenklimaat (ventilatie, verwarming, sfeer, isolatie, kozijnen). • Wettelijke energieberekening . • Milieu.
196746/420AR002/420AR001, revisie 1 Pagina 38 van 41
Technisch Nieuwbouw a. Flexibele verwarming. Zie ook paragraaf 3.4 voorwaarden bij multifunctioneel gebruik. Hiervoor is flexibele verwarming, compartimentering belangrijk. Voorkomen dient te worden dat een geheel gebouw verwarmd dient te worden, doordat één ruimte in gebruik is door een buitenschoolse activiteit. Daarnaast is het van belang grote ruimten eenvoudig te kunnen splitsen in kleinere units. Niet alle ruimten dienen dezelfde temperatuur te hebben. Verblijfsruimten zijn warmer dan verkeersruimten. In ruimten waar niemand aanwezig is, kunnen verwarming en verlichting ‘uit’ staan. 8.4
Binnenklimaat
Algemeen a. Binnenklimaat versus leerresultaat Het binnenklimaat in een schoolgebouw is van grote invloed op het leerresultaat. In het Bouwbesluit staan eisen voor een optimaal binnenklimaat voor onderwijsgebouwen. Deze zoveel mogelijk hanteren als minimum eis. b. Uitdagende en geborgen sfeer De sfeer dient zoveel mogelijk uitdagend, geborgen en gebruiksvriendelijk te zijn. Daarnaast dienen sfeer en kleur aan te sluiten bij de leeftijd en de kenmerken van de leerlingen. Nieuwbouw c. Nieuwe technieken toepassen voor optimaliseren binnenklimaat Denken aan bijvoorbeeld warmteterugwinning (zie paragraaf 8.1.e). Het optimaliseren van het binnenklimaat op scholen is een dynamische ontwikkeling. De WMOO dient de ontwikkelingen op dit gebied nauw te volgen en toe te passen indien nieuwbouw aan de orde is. Uitbreiding en verbouw d. Benauwdheid in groepsruimten oplossen Aandachtspunten ten aanzien van benauwdheid in groepsruimten zijn: voldoende ventilatiemogelijkheden (dwarsventilatie), voorkomen van tocht, lichtinval, temperatuurregeling, luchtvochtigheid, stof en geluidsoverdracht. Dit heeft ook een relatie met de mogelijkheden voor schoonmaak. Gebruik en beheer (bestaand) e. Kosten verbeteren binnenklimaat versus exploitatievergoeding vanuit rijksoverheid Zie d. De kosten voor het verbeteren van het binnenklimaat moeten worden afgewogen tegen de exploitatievergoeding vanuit de rijksoverheid.
196746/420AR002/420AR001, revisie 1 Pagina 39 van 41
9
Prioritering
In de onderstaande tabel zijn de prioriteiten zoals vastgesteld in de tweede bijeenkomst voor het beleidskader opgesomd. Alle wettelijk verplichte zaken hebben in ieder geval prioriteit. De prioriteitenlijst dient als volgt gelezen te worden. Zaken met een hoge prioriteit dienen (samen met de wettelijk verplichte zaken) op korte termijn opgepakt te worden. Zaken met een lage prioriteit kunnen in een later stadium worden opgepakt. PRIORITEITEN 3.2.a 4.2.a 3.2.h
Streven naar extra ruimten voor inclusief onderwijs Inclusief onderwijs aanbieden en faciliteren Ruimtenormen te krap: rekening houden met onderwijsvisie en inclusief onderwijs 3.2.b Streven naar extra ruimten voor inhoudelijke verdieping 3.2.c Ruimtenormering is beperkt: breder interpreteren 3.3.e Meer m² beschikbaar stellen dan minimale norm 6.2.de duurzaam bouwen en energiezuinige maatregelen 3.2.d Onderwijsconcept is uitgangspunt huisvesting 3.3.a Capaciteit is meer dan leslokalen 3.3.b Ruimtenormering afstemmen op modern onderwijs 6.1.c door onderwijsk.ontwikkelingen meer en andere ruimte en meer budget nodig 3.3.g Huisvesting is volgend aan het onderwijsconcept 3.3.h Leegstand binnen bepaalde voorwaarden multifunctioneel oplossen 4.1.c Veranderlijk gebouw 5.1.d Wet- en regelgeving combineren met onderhoudswerkzaamheden 5.1.c Onderhoudsarm en schoonmaakslim bouwen 5.1 inclusief onderwijs en toegankelijkheid voor mindervaliden 7.1.e sfeer past bij kenmerken doelgroep 8.1.c auteursrecht architect overnemen 8.4.a binnenklimaat invloed op leerresultaat 3.1.a Voedingsgebied nauwkeurig bepalen 3.1.b goede uitgangspunten en verwachting school 3.1.c Instandhouding kleine scholen onder opheffingsnorm 3.1.d Maximale omvang basisscholen: 450 - 650 leerlingen 3.1.e Permanente nieuwbouw ≥ 15 jaar 3.1.f Plannen maatschappelijke voorzieningen in nieuwwijken in vroeg stadium meenemen 3.5.abc aantrekkelijke uitdagende ruimten: PO + (V)SO veiligheid, geborgenheid, kleinschaligheid en VO ambitie van school uitstralen 3.5.d Aansluiten bij belevingswereld doelgroep 8.4.b uitdagende en geborgen sfeer 7.2.a aansluiten bij bijzondere kenmerken leerlingenpopulatie 4.3.a nevenruimten combineren en voor specialismen 5.1.b Bouwplantoetsing laten uitvoeren door persoon met affiniteit voor ow.visie 5.1.a Conflicterende eisen arbo en brandveiligheid onderkennen 5.1.d Hygiënische situatie verbeteren mn sanitair 5.1.f Hygiëne en schoonmaakonderhoud intensiveren 6.3.a Total costs meerjaren huisvestingslasten: plan intern schoolbestuur en extern gemeente 7.5.a Veiligheid rondom school, veilige verkeersroute naar school 3VO veiligheidslabel 8.2.a modulair bouwen, flexibiliteit, uitbreidbaarheid 3.3.d compact bouwen 3.5.fg kleur belangrijk bij beleving en gemoedstoestand 3.5.l onderhoudsvriendelijke inrichting 4.5.a Onderzoeken gewenste grootte leslokalen 5.1. toegankelijkheid intern multifunctioneel gebruik verkeersruimten 5.1. ruime entree tbv toegankelijkheid en herkenbaarheid 6.1.a doordecentralisatie verantwoordelijkheid en financiën onderwijshuisvesting 6.3.c besparende innovatieve oplossingen 7.1.a integraal aanbod van diensten 7.3.i Veilige schoolpleinen en speeltoestellen (logboek bijhouden) 8.1.a verantwoord materiaalgebruik 8.1.f goede en logische aansluiting uitbreiding op bestaande bouw 8.2.d fundering realiseren die mogelijkheid geeft voor verdiepingsbouw 4.5.e flexibel inrichten, multifunctioneel gebruik VO in overleg PO in principe niet. 6.2.abc subsidies 4.2.h Exploitatiekosten nevenruimten onder voorwaarden verkleinen door multifunctioneel gebruik: aandacht voor schoonmaak en alarm xxxxx 24 uurs gebruik schoolgebouw
HOGE PRIORITEIT +4 +3 +2 +4 +3
+1
-1
LAGE PRIORITEIT -2 -3 -4
+2 +4 +3
+2
+1
-1
+1
-1
-2 -3 -4
196746/420AR002/420AR001, revisie 1 Pagina 40 van 41
10
Aanbevelingen
De WMOO is verantwoordelijk voor de huisvesting van de openbare scholen in de gemeente Groningen. Om deze huisvesting zo goed mogelijk aan te laten sluiten bij de onderwijsvisie van de scholen de WMOO en daarnaast zo efficiënt mogelijk te laten zijn, is het belangrijk dat er een goed bestuurlijk huisvestingsbeleid is. Nog steeds worden ad hoc beslissingen genomen. Bij een lange termijn beleid of bij een integrale benadering was een efficiëntere oplossing gekozen. Het betaalbaar houden van onderwijshuisvesting op een acceptabel niveau is afhankelijk van het ontwikkelde huisvestingsbeleid van het bevoegd gezag (WMOO), maar ook van de betreffende gemeente (dienst OCSW). Voor verschillende huisvestingsvoorzieningen is de WMOO immers afhankelijk van subsidiëring vanuit de dienst OCSW. Een goede onderbouwing van de noodzaak van een huisvestingsvoorziening in een huisvestingsplan is een goede uitgangspositie voor de onderhandelingen met de dienst OCSW. De WMOO heeft op basis van de bestuursvisie een visie op onderwijshuisvesting opgesteld. Het voorliggende beleidskader onderwijshuisvesting is de context waaraan de onderwijshuisvesting volgens de WMOO dient te voldoen. In het beleidskader zijn de aandachtspunten, normen en eisen benoemd waaraan de onderwijshuisvesting volgens de WMOO dient te voldoen. Met dit beleidskader is nog niet aangegeven wat de kwaliteit van de individuele schoolgebouwen is op basis van het beleidskader onderwijshuisvesting. Het beleidskader met de gestelde prioriteiten dient nog over het scholenbestand van de WMOO te worden gelegd om een concreet huisvestingsplan met kostenraming en planning te kunnen opstellen. Aanpassingen die noodzakelijk zijn op basis van wet- en regelgeving hebben automatisch prioriteit heeft. Op basis van het voorliggende beleidskader onderwijshuisvesting kan een huisvestingsplan worden opgesteld, waarbij op basis van de gestelde prioriteiten in het vorige hoofdstuk, per schoolgebouw een overzicht met noodzakelijke werkzaamheden kan worden opgesteld. Hiervoor is het nodig een globale scan (bijvoorbeeld op basis van energiezuinigheid, uitbreiding, functionele kwaliteit) uit te voeren over het scholenbestand voor de prioriteiten uit het beleidskader. Door dit per wijk te bekijken kunnen een aantal scholen worden geselecteerd waar voorzieningen uit het beleidskader met prioriteit noodzakelijk zijn. De noodzakelijke voorzieningen dienen met werkzaamheden en kostenraming te worden gepland in de tijd. Voor het opstellen van een meerjaren huisvestingsplan zijn naast het beleidskader onderwijshuisvesting ook correcte en eenduidige basisgegevens nodig (bruto vloeroppervlak, aantal groepsruimten, goede plattegronden, onderhoudsplannen, etc.). Ook is het van belang dat de huidige sfeer en kenmerken van (de bevolking van) de verschillende stadsdelen goed in beeld is. Een huisvestingsplan is bedoeld als intern bestuurlijk beleidsuitgangspunt, maar ook als document ten behoeve van onderhandelingen over onderwijshuisvesting met de gemeente. Ten behoeve van de onderhandelingen met de gemeente is het goed inzichtelijk te hebben welke verschillen en overeenkomsten er zijn tussen het Integraal Huisvestingsplan van de gemeente
196746/420AR002/420AR001, revisie 1 Pagina 41 van 41
Aanbevelingen Groningen en het op te stellen huisvestingsplan van de WMOO. Hiermee wordt duidelijk waarover nog met de gemeente onderhandeld dient te worden. Om te waarborgen dat nieuwe trends, wijzigingen in leerlingenaantallen, nieuwe onderwijskundige ontwikkelingen en wijzigingen in de wet- en regelgeving worden ingebed in het huisvestingsplan, is het belangrijk het beleidsplan regelmatig (bijvoorbeeld om de 4 jaar) te actualiseren. Er moet uiteraard wel een aanleiding zijn om tot actualisatie over te gaan.
196746/420AR002/420AR001, revisie 1 Pagina 42 van 41
Bijlage 1
Huisvestingsvisie WMOO
196746/420AR002/420AR001, revisie 1
Bijlage 2
Brainwrite
196746/420AR002, revisie 1
Bijlage 2 Brainwrite Notitie Documentnummer
Kenmerk
196746/420AN004
JSl/ CHo
Betreft
Brainwriting ten behoeve van beleidskader onderwijshuisvesting WMOO Groningen.
BRAINWRITING - BOUWTECHNISCH 1.
Bouwkundige flexibiliteit, modulair bouwen, uitbreidbaarheid
2.
Duurzame oplossingen, onderhoudsvrij bouwen
3.
Goedkope oplossingen zoeken, zodat meer geld beschikbaar komt t.b.v. onderwijsinhoudelijke zaken.
4.
Intern ook onderhoudsarm: schoonmaak vloeren, muren, …..
5.
‘Intellectueel eigendom’ van architecten afkopen/beperken (zie vensterschool Oosterpark)
6.
Bij grotere scholen ‘afdelingen’ eigen sfeer geven
7.
Bekabeling ICT, kabel e.d. meenemen
8.
Buiteninrichting? Breder perspectief
9.
Kleine ruimten
10. Verantwoorde materialen 11. Veiligheid ten behoeve van doelgroepen met beperkingen 12. Ruimte ten behoeve van doelgroepen met beperkingen 13. Flexibele verwarming 14. Communicatie met werkvloer 15. Gebruiksvriendelijkheid voor alle gebruikers 16. Nieuwe technieken toepassen 17. Vernieuwde bouwtechnische middelen ter verbetering van klimaat ‘regelen’
196746/420AR002, revisie 1
Bijlage 2 (Vervolg 1) BRAINWRITING - WET & REGELGEVING 1.
Aanvullende eisen op gebied van brandveiligheid in relatie tot kind-gebruikers
2.
Wet- en regelgeving combineren met onderhoudswerkzaamheden
3.
Ruimtenormen verordening te krap voor goed vormgeven modern onderwijs
4.
Mogelijkheden voor onderwijskundige vernieuwingen vergroten
5.
Inclusief onderwijs, toegankelijkheid mindervaliden
6.
Arbo normen
7.
Hygiëne
8.
Multifunctionaliteit
9.
Gebruiksvergunning, Brandweer, vluchtwegen
10. Veilige schoolpleinen, speeltoestellen 11. Logboek 12. Wet- en regelgeving leidt er vaak toe dat concessies moeten worden gedaan in de inrichting, flexibel gebruik onderwijsvisie 13. Tegenstrijdigheid in wet- en regelgeving Arbo en Brandweer 14. Wet- en regelgeving ter discussie stellen. Af en toe in verband met onevenredige meerkosten.
BRAINWRITING - BINNENKLIMAAT 1.
Benauwdheid in de groepsruimten, slechte ventilatiemogelijkheden, geen mechanische ventilatie
2.
Isolerende maatregelen nemen (dubbel glas, dakisolatie, spouwisolatie)
3.
Energiezuinige maatregelen zijn vaak te duur en gaan ten koste van het onderwijsbudget. Over 40 jaar is energie onbetaalbaar; nu investeren
4.
Lichtinval
5.
Sfeer - uitdagend
6.
Voor lichamelijk gehandicapten ventilatie – geen tocht (open ramen)
7.
Ruimte, meer m² dan de norm
8.
Klimaatbeheersing temperatuur, luchtvochtigheid, stof
9.
Geborgenheid, sfeer
10. Gebruiksvriendelijkheid 11. Van groot belang voor algemeen welbevinden
196746/420AR002, revisie 1
Bijlage 2 (Vervolg 2) 12. Van invloed op leerresultaat 13. Testen uitvoeren 14. Een goed binnenklimaat verhoogt de prestaties van de leerlingen 15. Sfeer en kleur sluiten aan bij de kenmerken en leeftijden van de leerlingen 16. Warmteterugwininstallaties bij ventilatie 17. Goede voorzieningen / apparatuur e.d.
BRAINWRITING - VEILIGHEID & HYGIENE 1.
Laten uitvoeren van Arbokeuringen
2.
Onderhoudsvriendelijke sanitaire ruimten, renovatie
3.
De hygiënische situatie op scholen is doorgaans sterk onder de maat en verdient extra aandacht
4.
Verkeersveiligheid; kinderen moeten de school veilig kunnen bereiken en verlaten
5.
Luchtkwaliteit: ventilatie, temperatuur
6.
Spreiding sanitaire ruimten
7.
Overdacht geluid e.d.
8.
Contracten
9.
Planning en controle
10. Bereikbaarheid in de wijk 11. Geluidsoverdracht beperkt! (vloeren, deuren, plafonds, multifunctionele ruimten grenzend aan). 12. Schoonmaakvriendelijk 13. Ruimte gangen in verband met leerlingen met beperkingen 14. Legionella 15. Ruimte om school in verband met halen/brengen (busjes)
BRAINWRITING - EXPLOITATIE 1.
Schoolgebouw ook na 16:00 u. gebruiken
2.
Overkoepelende bestuurscontracten sluiten.
3.
Good governance
196746/420AR002, revisie 1
Bijlage 2 (Vervolg 3) 4.
Samenwerking
5.
Flexibel
6.
Energiebesparingsmiddelen inzetten
7.
Efficiënt gebruik ook door aangepaste inrichting afsluitbaarheid
8.
Eigen verantwoordelijkheid vs directie / schoolbestuur goed regelen
9.
Meerdere gebruikers in een gebouw geeft veel onrust, weegt dit wel op tegen exploitatievoordelen?
10. Verantwoording afleggen 11. Contractvorming op schoolbestuurlijk niveau kan kostenreducerend werken 12. Beheer, medegebruik, schoonmaak, meerkosten flexibele inrichting…..in totaaloverzicht meenemen
BRAINWRITING –RUIMTEBEHOEFTE & CAPACITEIT 1.
Combineren nevenfuncties
2.
Onderzoeken grootte leslokaal (op basis onderwijskundige visie)
3.
De huisvesting dient het gewenste onderwijsconcept niet te beperken
4.
Leegstand zoveel mogelijk multifunctioneel gebruiken. Wat is leegstand?
5.
Gebruik van lange termijn leerlingprognoses
6.
Noodlokalen zijn efficiënt, omdat hiermee kostbare leegstand wordt voorkomen
7.
Het plaatsen van tijdelijke huisvestingsvoorzieningen dient zoveel mogelijk voorkomen te worden, omdat ze lelijk zijn en niet flexibel ingezet kunnen worden in het onderwijsconcept.
8.
Het schoolgebouw moet mee kunnen groeien met de behoefte per jaar
9.
Schoolomgeving is van belang als het om huisvestingscapaciteit en voldoende speelruimte gaat.
10. Capaciteit is niet alleen leslokalen en speellokalen. Een school heeft behoefte aan meer nevenruimten: IB/RT, ruimte voor diverse werkvormen / groepsgroottes, vakonderwijs, etc. 11. Hoe innovatief / flexibel kun je zijn met inrichting om bijvoorbeeld kinderen en volwassenen of schoolse/naschoolse activiteiten van dezelfde ruimten gebruik te laten maken? 12. Inclusief onderwijs: veel kleine ruimten, voldoende opslagruimte 13. Speciale ruimten voor inhoudelijke verdieping (technisch, handvaardigheid, ICT) 14. SO scholen meer ruimten nodig dan normering die er is (bijvoorbeeld ten behoeve van paramedici).
196746/420AR002, revisie 1
Bijlage 2 (Vervolg 4) 15. SO scholen: bijvoorbeeld ook denken aan eerste verdieping. Niet meerdere etages.
BRAINWRITING – FUNCTIONALITEIT & RUIMTEGEBRUIK 1.
Zelfstandig werken vindt bij voorkeur plaats in de groepsruimte
2.
Zelfstandig werken vindt bij voorkeur overal in het schoolgebouw plaats (multifunctionele verkeersruimten) !!!!!
3.
Digitale schoolborden
4.
Alleen werken met laptops en draadloos. Dit bevordert de flexibiliteit !!!!
5.
Een computerlokaal apart is noodzakelijk, omdat…. NEE
6.
Kleine ruimten voor leerlingen overdag / leerkrachten na schooltijd
7.
Voorzieningen voor leerkrachten van 8:00 – 17:30 uur, zodat ze op school hun werkplek hebben.
8.
!!! ruimte voor medegebruik naast bestaande ruimten
9.
GEEN MEDEGEBRUIK
10. Nabijheid van ‘maatschappelijke voorzieningen’ die als ‘leerruimte’ gebruikt kunnen worden (fitness, tennisbaan, horeca, winkels (voor leer-werktrajecten), speelruimte, etc. 11. Ruimte voor gezamenlijke vieringen / activiteiten 12. Inclusief onderwijs: ruimten voor special needs 13. Ten aanzien van ICT ook vaste werkplekken 14. Aantrekkelijk / uitdaging 15. Podium / hangplek 16. Onderwijsplein, centrale ontmoetingsplek waar alles om draait.
BRAINWRITING - MULTIFUNCTIONALITEIT 1.
Een brede school geeft onrust in school.
2.
Een brede school heeft alleen meerwaarde bij opvang en achterstanden/kansenbeleid.
3.
Het multifunctioneel gebruiken van ruimten geeft exploitatievoordelen.
4.
Multifunctioneel gebruik van ruimten is alleen zinvol als het een meerwaarde voor het onderwijs heeft.
5.
Schoolgebouw openstellen voor buitenschoolse activiteiten als sport en cultuur.
196746/420AR002, revisie 1
Bijlage 2 (Vervolg 5) 6.
Samenwerking met andere organisaties bevordert het feit dat de school zich weer alleen met de hoofdtaak, het geven van onderwijs, bezig kan houden.
7.
Multidisciplinaire ruimte: logopedie, IB, MRT, etc.
8.
Compact
9.
Meerwaarde creëren binnen gebouw door gezamenlijk gebruik
10. Integraal aanbod van diensten op 1 plek in de wijk 11. Volwasseneneducatie, internetcafé, kapper, restaurant, tandarts, alles voor een totaalopvang 24 uurs gebruik 12. Goede afspraken, afstemming bij multifunctioneel gebruik door meerdere organisaties 13. School / leeromgeving is veel groter dan het lokaal. Wijk, wijkvoorzieningen, etc. actief gebruiken. Dient ook onderwijs. 14. Multifunctionaliteit mag nooit ten koste gaan van het onderwijs en de werkplek van de primair verantwoordelijke namelijk de leerkrachten. 15. Bij multifunctionaliteit moet goed gekeken worden naar verantwoordelijkheden en kostenimpact
BRAINWRITING - WIJKGEBONDEN KENMERKEN 1.
Nieuwbouwwijken hebben alleen behoefte aan combinatie school en opvang. Dit hoeft niet beslist in het schoolgebouw
2.
Per wijk / voedingsgebied een buurtbehoefte onderzoek uitvoeren
3.
Voor de afschrijvingstermijn van 40 jaar kun je alleen de eerste 5 – 10 jaar iets zinnigs zeggen (5 jaar voorbereiden, 5 jaar stabiel …..). Dus FLEXIBEL maximaal.
4.
Wijkgebonden dus relativeren.
BRAINWRITING - RENOVATIE vs. NIEUWBOUW 1.
Nieuwe voorzieningen zijn aanpasbaar aan huidige en toekomstige onderwijsvisie? Ten kosten van?
2.
Materieel instandhouden kan financieel minder aantrekkelijk zijn dan nieuwbouw
3.
Met gemeente concept voor total costs meerjarige huisvestingslasten
4.
? Doordecentralisatie van gemeentelijk huisvestingsbudget naar schoolbestuur? Overwegen.
5.
Nieuwe normen meenemen in hele gebouw
6.
Gebruik maken van belang lokale overheid bij locatie school dan nieuwbouw
7.
Weg met normbedragen / kengetallen / prognoses
196746/420AR002, revisie 1
Bijlage 3
Lijst met afkortingen
196746/420AR002, revisie 1
Bijlage 3 Lijst met afkortingen EPc IHN PO SBO VO (V)SO WEC WMOO WPO WVO
Energie Prestatiecoëfficiënt Ingenieursbureau Het Noorden Primair Onderwijs School voor Speciaal Basisonderwijs Voortgezet Onderwijs (Voortgezet) Speciaal Onderwijs Wet op de Expertisecentra Werkmaatschappij Openbaar Onderwijs Wet Primair Onderwijs Wet op het Voortgezet Onderwijs
196746/420AR002, revisie 1
Bijlage 4
Beleidskader onderwijshuisvesting
196746/420AR002, revisie 1
Bijlage 4 Beleidskader onderwijshuisvesting
196746/420AR002, revisie 1