Veel werkzaamheden van Fenelab spelen zich af in commissies waarin leden actief bijdragen aan het verenigingswerk. Op de Algemene Ledenvergadering, die op 15 januari plaatsvond bij Kiwa ExVision in Apeldoorn, kregen alle Fenelab-onderdelen de kans hun activiteiten te presenteren. Om zo een indruk te geven van wat de Fenelab-commissies bijdragen, zowel aan de vereniging als aan Nederlandse en Europese inspanningen op het gebied van veiligheid en gezondheid, en transparante marktwerking door normering. De hoeveelheid activiteiten en onderwerpen die daarbij de revue passeerden waren dusdanig indrukwekkend, dat we op basis van de presentaties de activiteiten binnen Fenelab hebben geïnventariseerd en daarvan in de Fenelab nieuwsbrief verslag doen.
Beleidscommissie AgroFood De beleidscommissie AgroFood verenigt 27 laboratoria op het gebied van 'food en feed' (voedsel voor menselijke consumptie en diervoeders). Ze houdt elk voor- en najaar bijeenkomsten over actuele thema's. Sprekers komen uit eigen kring, maar ook van andere bedrijven of van overheden. In 2014 vonden succesvolle bijeenkomsten plaats over de onderwerpen Snelle analysemethoden en Correcte monstername. Momenteel houdt de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) een ronde langs laboratoria om stil te staan bij de wettelijke verplichting om afwijkende analyse-uitslagen te melden. De bedoeling was dat dit project eind 2014 tot een presentatie aan de staatssecretaris zou leiden, maar het project loopt nog. De beleidscommissie AgroFood volgt dit proces op de voet en zal er, zodra de tijd daar rijp voor is, een bijeenkomst aan wijden.
Beleidscommissie Bouw De afgelopen jaren is veel aandacht en energie van de beleidscommissie Bouw gaan zitten in het onderwerp "teer in asfalt". Teer bevat kankerverwekkende stoffen en daarom is het beleid erop gericht om het uit de keten te halen. De commissie heeft bijgedragen aan de richtlijn CROW 210 en meegewerkt aan verschillende validatieonderzoeken (PAK Marker en DLC). Nu er duidelijkheid is over de vraag hoe de betreffende proeven dienen te worden gedaan, komt er een eind aan een lange reeks van jaren waarin dit onderwerp steevast op de agenda stond. Andere agendapunten zijn er ook. Ten eerste ILVO, ofwel het InterLaboratorium Vergelijkend Onderzoek. Deelname aan regelmatig terugkerende ringonderzoeken is voorwaarde voor accreditatie. De beleidscommissie Bouw organiseert al jaren dit ringonderzoek, via een speciale technische commissie. Nieuw is dat deze nu ook de statistische bewerking van de resultaten uitvoert. Voorheen deed Rijkswaterstaat dit. Een tweede punt van aandacht is dat eisen van de RvA zwaarder worden, terwijl de vraag naar geaccrediteerd laboratoriumwerk in de bouw onder druk staat. Een van de oorzaken hiervan is veranderde Europese regelgeving, een tweede is dat de overheid aannemers meer eigen verantwoordelijkheid geeft voor het leveren van kwaliteit. De beleidscommissie Bouw is van mening, mede op grond van cases die ze verzamelt, dat er momenteel sprake is van ongelijkheid in de beoordelingen van laboratoria door de RvA. Ze streeft naar herstel van een 'level playing field'. Een derde aandachtspunt is dat Europese en Nederlandse eisen aan de uitvoering van proeven, die onder meer in bouwbestekken worden toegepast, niet altijd met elkaar in overeenstemming zijn. Europese normen zijn maatgevend, maar ze botsen soms met Nederlandse regelgeving. De verwachting is dat dit punt nog wel enige jaren op de agenda zal blijven staan.
Beleidscommissie Milieu In de beleidscommissie Milieu zijn vertegenwoordigers van drinkwater-, waterbeheers- en commerciële milieulaboratoria actief. De commissie verzette de afgelopen tijd veel werk dat gerelateerd is aan de kwaliteitzorg van het bodembeheer. Ze onderhoudt daartoe ook een netwerk waarin alle partijen op dit gebied vertegenwoordigd zijn: ministeries, Rijkswaterstaat, aannemers, ingenieursbureuas, NEN et cetera. De commissie had een groot aandeel in de opstelling van een Document Procesbeheersing, dat normen stelt aan alle fases van het proces, vanaf monsternames tot en met onderzoekspublicaties. Hetzelfde geldt voor een nieuwe versie van de AS3001-richtlijn (conservering van milieumonsters). De commissie overlegt momenteel met de RvA over de manier waarop de aanlevering van monsters moet worden gecontroleerd. Een heel ander punt betreft de invoering van de Europese CPR-richtlijn (Construction Product Regulation), die in de plaats zal treden van de Nederlandse bouwstoffennnorm AP04. De richtlijn zelf is al van kracht, maar de bijbehorende technische documenten nog niet. De zorg van de beleidscommissie Milieu gaat vooral uit naar de vraag of geaccrediteerde laboratoria een plaats zullen hebben in de controle op naleving. Dit zou wel zo moeten zijn, maar het is nog niet op een afdoende manier geregeld. De commissie onderhoudt hiervoor diverse contacten in Brussel.
Technische Commissie Asbest Een onderdeel van de beleidscommissie Milieu is de technische commissie Asbest. Deze commissie is actief op een specialistisch gebied waarop veel gebeurt, en beschikt om die reden zelfs over een eigen extern secretariaat. De dertien aangesloten laboratoria vertegenwoordigen nominaal de helft van de asbestlaboratoria in Nederland, maar in termen van omzet 85 procent. De verwachting is dat het aantal leden nog zal groeien. Asbestlaboratoria leiden, bij afwezigheid van een reguliere opleiding, hun eigen analisten en inspecteurs op en kennen hun eigen examens. De technische commissie Asbest heeft de afgelopen periode uniforme eind- en toetstermen opgesteld, met de bijbehorende uniforme vragen- en antwoordenset, voor alle aangesloten laboratoria. In het najaar van 2015 zullen hiermee de eerste branche-examens worden afgenomen. Verder heeft de technische commissie Asbest van Fenelab belangrijke input geleverd bij de discussies over nieuwe en strengere grenswaarden voor de soorten chrysotiel en amfibool asbest-typen, waaronder amosiet en crocodoliet. Voor chrysotiel is de nieuwe grenswaarde op 2000 vezels per kubieke meter lucht vastgesteld. Voor amfibool asbestsoorten zal de nieuwe grenswaarde, ergens in de tweede helft van 2015, eveneens worden vastgesteld op 2000 vezels per kubieke meter lucht. Het streven is om deze grenswaarde de komende jaren stapsgewijs verder te verlagen tot uiteindelijk het door de Gezondheidsraad voorgestelde niveau is bereikt. Dit mede door het advies van de Fenelab-commissie, die daarbij heeft gekeken naar wat veilig én technisch haalbaar is. De technische commissie Asbest heeft verder een eigen interpretatiedocument opgesteld voor een uniforme uitleg van NEN 2990, een norm die omschrijft wanneer gesaneerde objecten weer voor gebruik mogen worden vrijgegeven. Vermeldenswaard in dit verband is dat objecten die oorspronkelijk zijn afgekeurd, na verbeterde sanering moeten worden herkeurd door hetzelfde laboratorium. In het verleden werd hier de hand mee gelicht. De leden van de technische commissie Asbest hebben daarom drie jaar geleden een systeem ingesteld dat alle leden automatisch waarschuwt als zoiets dreigt te gebeuren. Dat systeem functioneert, voorkomt fraude en levert daarmee een bijdrage aan het terugdringen van blootstelling van mensen aan asbest.
Beleidscommissie Elektro De beleidscommissie Elektro bestaat uit veertien leden die op drie verschillende velden werkzaam zijn: Elektromagnetische compatibiliteit (EMC), Productveiligheid en Kalibratie. De nog jonge sector kwam als eerste in aanraking met de vernieuwing van de Guide to the expression of Uncertainty in Measurement (GUM). Deze herziening zal op de middellange termijn merkbare gevolgen gaan krijgen voor alle Fenelab-leden. Een ander punt dat de beleidscommissie Elektro bezighoudt is de verandering die de RvA wil aanbrengen in de zogeheten L-scope, de norm voor testen. In het verleden is de uitleg van het begrip 'testen' zo verruimd dat heel veel onderzoek eronder viel, met name op het gebied van productveiligheid. Maar de RvA wil dit niet langer accepteren en de uitleg weer stringenter maken. Hoe precies, dat is momenteel onderwerp van overleg. Hetzelfde geldt voor on-site metingen, die separaat op de scope vermeld moeten worden. Verder is de beleidscommissie Elektro betrokken bij twee concrete initatieven. De eerste is de oprichting van een MBO Elektronica in Woerden, waarmee op 28 april 2015 een pilot start. Samen met de Fenelab-commissie Onderwijs en Arbeid is de beleidscommissie Elektro betrokken bij de vormgeving van het curriculum, met name het onderdeel meet- en regeltechniek. De commissie roept lezers van deze nieuwsbrief op om hiervoor BBLstageplaatsen ter beschikking te stellen of medewerkers op te geven! Het tweede initiatief is dat het jaarlijkse ringonderzoek voor het EMC-veld, dat eerst op 'zelforganisatie' berustte en met gesloten beurzen gefinancierd werd, in de loop van dit jaar wordt toevertrouwd aan het Van Swinden Laboratorium (VSL). Het voordeel hiervan is dat de lasten eerlijker over verschillende leden worden verdeeld en dat de voortgang niet langer afhankelijk is van enkele 'kartrekkers'. Daar is ook geen reden voor, want deelname aan ringonderzoek is een verplichting voor ieder lab dat geaccrediteerd wil zijn.
Commissie Accreditatie Nadenken over algemene, sectoroverstijgende accreditatiekwesties, dat is de taak van de commissie Accreditatie. De commissie laat over zulke kwesties één Fenelab-geluid horen in contacten met Nederlandse instituten als de Raad voor Accreditatie en NEN, en internationaal via Eurolab en andere kanalen. Het belangrijkste onderwerp is momenteel de revisie van EN-ISO 17025, de overkoepelende norm voor laboratoriumtests. Vanwege het belang en de duur van deze revisie gaf de commissie op allerlei manieren en op allerlei plekken zijn input. Zelf won de commissie input van leden in, via interviews en deelname aan een Eurolab-enquête. We kunnen inmiddels vaststellen dat de Nederlandse standpunten overeenkomen met die van andere landenorganisaties en dat zij van invloed zijn op het verdere verloop van het traject. Afgesloten is dit echter nog niet. Een terrein waarop zeer kort geleden een doorbraak is bereikt is T001, een document met RvA-eisen die aanvullend zijn op EN-ISO 17025, ook wel bekend als de Nederlandse 'labbijbel'. De afgelopen jaren hadden Fenelab-laboratoria in het buitenland last van een zelfverkozen Nederlandse werkwijze. Als er bij de toepassing van algemene normen in specifieke gevallen gekozen moet worden voor een werkwijze die niet volledig normconform is, maar wel in de geest van de norm, werd dit door Nederlandse laboratoria al bij de omschrijving van de scope gepresenteerd als niet volledig normconform. Er werden dan termen gebruikt als 'gelijkwaardig aan', of andere afwijkende begrippen. Daar stonden Nederlandse laboratoria alleen in, en het gevolg was dat deze werkwijze in het buitenland niet of verkeerd kon worden begrepen. De oplossing bleek onverwacht eenvoudig. Bij de presentatie van resultaten worden begrippen als "gelijkwaardig aan" niet langer gebruikt. Als er bij uitvoering van testen praktische oplossingen zijn gebruikt om in de geest van de norm te kunnen handelen wordt dit in de rapportage gedocumenteerd en gemotiveerd. Internationaal is hier wel steun voor. Deze oplossing is een doorbraak voor alle Nederlandse laboratoria die buiten de landsgrenzen actief zijn, of ze nu kalibreren of testen uitvoeren op voedsel-, bodem-, asbest- of welke andere monsters dan ook. De Commissie Accreditatie communiceert permanent met de RvA. Een 'liaison' van RvA is als toehoorder aanwezig bij alle vergaderingen van de commissie, en omgekeerd informeert RvA de commissie actief over alle vakinhoudelijke discussies in eigen kring, voor zover voor Fenelab-leden van belang. Geen van beide partijen plaatst de ander voor verrassingen. Wel moest er een oplossing worden gevonden voor het probleem dat meldingen vanuit laboratoria RvA-auditors niet altijd (tijdig) bereiken. Het gaat hier om meldingen van veranderde werkwijzes die van invloed zijn op de scope van audits, en die gedurende het jaar via mutatieformulieren worden doorgegeven. De oplossing bestaat eruit dat zulke meldingen voor elke audit moeten worden gebundeld en herhaald. Na input van de commissie Accreditatie werkt de RvA momenteel nog aan een oplossing voor onduidelijkheden in de RvA-beleidsregels omtrent klachten en behandeling van bezwaren (BR008 en BR006).
Commissie Arbo(catalogus) De commissie Arbocatalogus is ver gevorderd met het opstellen van een Arbocatologus voor de laboratoriumbranche. Een arbocatalogus is een overzicht van risico's en mogelijke beheersmaatregelen. Zo'n catalogus wordt opgesteld door sociale partners in branches en geeft invulling aan algemene wettelijke doelvoorschriften. De overheid, met name de Inspectie SZW, neemt arbocatalogi als richtsnoer bij inspectie en handhaving. De commissie heeft inmiddels vier hoofdstukken gereed: Gevaarlijke stoffen, Kankerverwekkende stoffen, Reprotoxische stoffen, en Vluchtige organische stoffen. Deze hoofdstukken zijn te raadplegen op de site van Fenelab. Hoofdstukken over Straling (met name niet-ioniserende straling) en Kwartsstof en asbest zijn vrijwel gereed voor afstemming met vakbonden en goedkeuring door de minister van SZW. Binnenkort begint de commissie aan het hoofdstuk Biologische agentia (vooral van belang voor microbiologische laboratoria). De commissie zoekt nog naar leden die vanuit hun expertise kunnen bijdragen aan een hoofdstuk Geluid en trillingen. Geïnteresseerden worden bij deze van harte uitgenodigd!
Commissie MVO Fenelab ziet de relevantie van het thema Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen voor de laboratoriumwereld, en heeft hiervoor een aparte commissie MVO in het leven geroepen. Deze commissie telt vooralsnog twee werkgroepen, Chemicaliën en Emballage. Beide werkgroepen verkeren in de fase van het het in kaart brengen van de meest relevante aspecten. Veel aandacht gaat daarbij uit naar het onderwerp "inventarisatie van afvalstromen", met subonderwerpen als indeling van afvalstoffen, gevaarlijke stoffen, microbiologische aspecten, en de rol van eurocodes. Ook wordt er gekeken naar mogelijkheden om afvalstromen binnen ketens in kaart te brengen. Vermeldenswaard: de laboratoriumwereld zelf brengt geen afvalstromen van betekenis voort. De commissie MVO onderhoudt contacten met NEN, vooral over de internationale "CEN Guide 4 on testing standards". Op dit moment is de commissie MVO op zoek naar een opvolger voor haar 'founding' voorzitter, Roel Otten. Alle Fenelab-leden zijn bij deze van harte uitgenodigd om mee te denken!
Commissie Onderwijs & Arbeid De commissie Onderwijs en Arbeid (voorheen: Commissie Employee Development) stelt zich ten doel om de laboratoriumbranche te helpen bij het aantrekken en behouden van talent. Denk hierbij aan het stimuleren van stages, het nadenken over carrièrepaden, het bevorderen van arbeidsmobiliteit en van re-integratiemogelijkheden bij ziekte of reorganisatie, en het onderhouden van contacten met voor Fenelab relevante onderwijssectoren. De commissie, die op dit moment acht leden telt, wil op dit gebied een expertisecentrum zijn. Ze onderhoudt een groot netwerk en onderneemt allerlei concrete activiteiten. Zo werkt ze mee aan promotieactiviteiten binnen het onderwijs (Lab Experience Days) en heeft ze een eigen discussieplatform arbeidsmobiliteit op LinkedIn. Dat account is overigens niet bestemd voor uitwisseling van vraag en aanbod van personeel, want dat zal altijd offline gebeuren. De afgelopen periode heeft de commissie bijzonder veel energie gestoken in netwerkactiviteiten. Dat heeft meerdere achtergronden, onder andere de veranderingen in het onderwijs. Zo zijn de kenniscentra beroepsonderwijs-bedrijfsleven opgeheven. Bovendien hebben reguliere opleidingen hun capaciteit beperkt (numerus fixus). De commissie onderhoudt daarom actief contacten met diverse partijen binnen het onderwijs, zoals de Vereniging van Hogescholen, de Landelijke Adviescommissie Laboratoriumonderwijs (LAL) en vele anderen. De contacten met het LAL zijn voor Fenelab een manier om invloed uit te oefenen op zaken als kwalificatiedossiers en erkenning van leerbedrijven. De commissie is zeer betrokken bij initiatieven als IJ5Lab, een voorbeeld van publiek-private samenwerking om opleidingen in chemie en biotechnologie op een hoger plan te tillen. Deelnemers uit het onderwijsveld zijn ROC Rijn-IJssel, ROC de Leijgraaf en de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). 'Founders' uit het bedrijfsleven zijn Akzo Nobel, BLGG AgroXpertus, MSD Animal Health, Mead Johnson, Nunhems Zaden/Bayer CropScience, ScienceLynk, MSD en Teijin Aramid. Op de Algemene Ledenvergadering van 15 januari 2015 vond over IJ5Lab een diepgaande presentatie plaats die op veel aandacht van de leden mocht rekenen. Uit een door de commissie gehouden enquête is gebleken dat veel leden het gevoel hebben dat ze nog te weinig bekend zijn met dit werkveld en deze activiteiten. Ze willen daarover graag meer vernemen. Een meerderheid van de leden maakt zich zorgen over de instroom van nieuw talent in de branche. Ook vindt een meerderheid dat Fenelab betrokken moet zijn bij het politieke debat over het beroepsonderwijs.
Commissie PR De commissie PR onderneemt veel, maar de focus ligt op twee hoofdprioriteiten. De eerste is het actief benaderen en informeren van potentiële nieuwe Fenelab-leden. De tweede is het benadrukken van het belang van accreditatie bij certificerende instellingen, door middel van bijvoorbeeld het informeren van ISO-auditors. Fenelab-leden zien vaak dat het belang van de keuze voor een geaccrediteerd laboratorium niet door elke auditor in gelijke mate beleefd wordt. Er is de commissie veel aan gelegen dat de auditors dit belang kennen en er voldoende vanaf weten. Gelukkig blijken ze daar voor open te staan: een "kalibratieseminar" voor auditors, in september 2014, was zowel qua opkomst als qua waardering door deelnemers een groot succes. De PR-commissie heeft dit seminar daarna nog twee keer herhaald voor klanten van Fenelab-laboratoria. Een derde herhaling wordt overwogen. De PR-commissie benadert niet alleen potentiële nieuwe leden, maar streeft ook naar het behoud van bestaande leden. In persoonlijke bezoeken worden zij ervan doordrongen dat actieve deelname aan Fenelab-activiteiten de beste manier is om te zorgen dat een lidmaatschap toegevoegde waarde heeft. De commissie werkt nog aan een doordacht sponsorbeleid. Uiteraard wordt ook bijgedragen aan de Fenelab-nieuwsbrief. Speciale vermelding verdient het maken van Nederlandse versies van voorlichtingsfilms die door de Europese koepelorganisatie zijn gemaakt. Had de eerste film nog een technisch karakter, de tweede is gericht op het grote publiek: wat is het belang van geaccrediteerde laboratoria voor het dagelijks leven? Deze tweede film is klaar, of bijna klaar, als deze editie van de Fenelab-nieuwsbrief verschijnt.