.
vm
H 52. 1
81
BEL
Beleidscommissie Internationale Ontwikkelingssamenwerking Commi ttee for International Cooperation Activities - CICA
B E L E I D S P L A N 1976
t
Bureau On twikkelingssamenwerking Techn i sche Hogeschool Eindhoven
•
1
Beleidscommissie Internationale Ontwikkelingssamenwerking Committee for International Cooperation Activities - CICA ---------·--·--·--~-
t: i :~ L i c~ T HE F: V
75098ft7 T. H. E! f·! 0 H0 \' F ~~
B E L E I D S P L A N 1976
Bureau Ontwikkelingssamenwerking Technische Hogeschool Eindhoven
INHOUDSOPGAVE
blz.
Voorwoord 1.
Samenvatting van de beleidsvoornemens CICA voor 1976.
1.
2.
Inleiding
4~
3.
Uitgangspunten en doelstellingen.
4.
4.
Externe betrekkingen.
6.
4.1.
Oprichting TH-stichting onder beheer van de CICA.
6.
4.2.
Contacten met de NUFFIC.
7.
4.3.
Contacten met andere instanties en organisaties in Nederland en in het buitenland.
7.
5.
Subcommissies en werkgroepen.
8.
5.1.
Subcommissie Algemene Zaken.
8.
5.2.
Subcommissie Microprojecten.
9.
5.3.
Subcommissie Onderwijs en Onderzoek i.o.
10.
5.4.
Subcommissie Universiatire Projecten.
11.
6.
Het Bureau Ontwikkelingssamenwerking.
12.
7.
Middelen.
13.
BIJLAGEN 1•
Samenstelling CICA en bureau Ontwikkelingssamenwerking.
14.
2.
Overzicht Universitaire Projecten.
17.
3.
Begroting 1976.
18.
4.
Standpunt CICA inzake samenwerking met Indonesia.
24.
5.
Evaluatie Beleidsplan 1975.
26.
6.
Vragenlijst Universitaire Projecten.
29.
7.
Verklaring afkortingen.
31.
VOORWOORD Vijfentwintig jaar internationale ontwikkelingssamenwerking heeft onvoldoende effect opgeleverd ondanks omvangrijke financiele, technische en economische bijdragen aan de ontwikkelingslanden. Met name is de problematiek van de economisch zwakke bevolkingsgroepen, op het platteland en in randgebieden van de steden, eerder vergroot dan verkleind. Steeds meer wint de gedachte veld op internationaal en nationaal niveau, om de activiteiten van ontwikkelingssamenwerking in het bijzonder te richten op de lotsverbetering van deze twee bevolkingsgroepen. Daarvoor is een gewijzigde aanpak nodig waarin naast voortgang van de hulpverlening zoals die tot nag toe werd uitgevoerd oak nieuwe vormen ontstaan welke speciaal geschikt zijn voor de bovengenoemde doelstelling. In de wereld, en niet in de laatste plaats in Nederland, wordt als elementen van deze nieuwe aanpak gezien: I) Sociaal- en ekonomisch aangepaste produktievormen en technieken 2) Onderzoek naar internationale samenhangen en naar problemen binnen de ontwikkelingslanden op het gebied van sociaal economische planning en politiek. De universiteiten en hogescholen ktinnen bij de uitwerking van deze nieuwe elementen in de ontwikkelingssamenwerking belangrijke bijdragen leveren. De Technische Hogeschool Eindhoven heeft in Nederland op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking reeds een erkende plaats verworven. Het is daarom verheugend te konstateren, dat de THE in haar beraad over beleidsvoornemens voor de komende jaren aan deze bijdrage een belangrijke plaats wil toekennen, Dit onverminderd de aktiviteiten welke volgen op of voortvloeien uit de reeds aangegane verplichtingen.
Eindhoven, oktober 1975.
J. SAMENVATTING BELEIDSVOORNEMENS CICA VOOR J976. zie oeleidsplan 1976. 1.1.
~!!g~~~E~~!~~-~~-~~~!~!~!!!~g~~-~el~!~~E!~~
1.1.1.
l2Z2~-!~Y~~~-!g_£~!~!~~E!~g_l2Z2· bevordering bewustwording TH gemeenschap
met betrekking tot ontwikkelingssamenwerking.
2, 3.1.4, 4.1, 5.1.1, 5.2.4, 6.2.
1.1.2.
ontwikkelingssamenwerking een vaste plaats in het TH-takenpakket.
3.1.3, 3.1.4, 5.1.1, 5.2.~ 5.3, 5.4.4, bijl. 5:2.1.
1.1.3.
gelijkgerichtheid van CICA doelstellingen met die in de desbetreffende ontwikkelingslanden.
3, 3.1.1, bijl. 5:2.2.
1.1.4.
verbetering leefomstandigheden achtergebleven bevolkingsgroepen met name op het platteland.
3, 3.1.1, 5.2.1, bijl. 4, bij1.5.
1.1.5.
rekening houden met de omgeving in de ontwikkelingslanden, waarin de projecten plaats vinden en de invloed daarvan op het effect van de projecten.
3, 3.1.2, 5.2, bij1.4, bij1.5.
1.1.6.
consolidering en professionalisering van bestaande activiteiten.
5.2.2.
1.1.7.
bevordering samenwerking met instellingen en organisaties in Nederland en in het buitenland, met name in ontwikkelingslanden.
4, 5.2.5, 5.3.1, 5.4. '
1.1.8.
projectacquisitie,waarbij gestreefd wordt naar 3.1.2, 5.4.3, 5.4.5. selectieve geografische spreiding van projecten gepaard gaande aan samenwerking op langere termijn met bepaalde instellingen, op basis van de uitgangspunten en doelstellingen van de THE, alsmede naar een verbreding van deelname aan Nederlandse en buitenlandse projectenprogramma's.
1.1.9.
streven naar behoud voor de THE van kennis en ervaring, opgedaan in ontwikkelingslanden door bevordering van uitzending van eigen vaste medewerkers.
3.1.4, 5.4.6.
1.1.10.
toelagen van uitgezonden medewerkers en van projectfellows meer met elkaar in overeenstemming bren~en.
4.2, 5.4.6.
1.1.11.
Opbouw CICA en bureau ontwikkelingssamenwerking.
2, 6.3, bijl.l.
1.1.12.
Periodieke evaluatie beleid CICA.
2, 5.2.2, 5.4.2, bijl. 5.
-
1 -
1.2.
Ni~~~-en_~!2~!-&£E!££i!££!2~~iE&!~S! E~~E£~-£~-22£1!~!1i~S£~-i~_2£1£i2~E1~_!2Z2:
zie beleidsplan 1976:
1.2. 1.
periodiek toetsen van uitgangspunten en doelstellingen.
2, 3, 5.4.2, bijl. 5.
1. 2. 2.
bijdrage THE aan ontwikkelingssamenwerking in toenemende mate direct te richten op de lotsverbetering van de economisch zwakke bevolkingsgroepen op het platteland en in de randgebieden van de steden,
3, 3.1.1, 3.1.2, 3.1.3.
1. 2. 3.
stimuleren bijdragen individuele leden van de THE-gemeenschap en streven naar hechtere basis voor externe betrekkingen van de CICA door oprichting van TH-stichting onder beheer van de CICA.
4.1.1, 4.1.2.
1.2.4.
actief beleid met betrekking tot het werk van de NUFFIC.
4.2.
1. 2. 5.
de subcommissie Algemene Zaken stimuleert door publiciteit en voorlichting de bewustwording binnen de TH-gemeenschap ten aanzien van de ontwikkelingssamenwerking ter bevordering van integratie van activiteiten op dat terrein in de programma's van onderwijs en onderzoek van de afdelingen,
5.1.1.
1.2.6.
de subcommissie Mikroprojecten streeft naar professionalisering en consolidering van de behandeling van projecten door: integratie van de werkzaamheden in de programma's van afdelingen en diensten, studenten meer bij de activiteiten betrekken, meer voorlichting en publiciteit binnen de THE, voortgangscontrole, periodieke evaluatie en samenwerking met andere groepen buiten de THE.
5.2.
1.2.7.
subcommissie Onderwijs en Onderzoek i.o. zal activiteiten van onderwijs en onderzoek op het gebied van de ontwikkelingsproblematiek in vakgroeps- en interafdelingsverband inventariseren, stimuleren en ondersteunen. Zij vraagt daarvoor een medewerker bij het Bureau Ontwikkelingssamenwerking.
5.3.
- 2 -
J.2.8.
de subcommissie Universitaire Projecten streeft,naast de bevordering van uitzending en ononderbroken loopbaanbeleid van vaste medewerkers, en afstemming van toelagen van deze medewerkers en projectfellows op elkaar, naar de vaststelling van werkprogramma's voor projectfellows mede als basis voor de evaluatie van de bereikte resultaten gedurende de stageperiode.
5.4.7.
1.2.9.
voorts werkt de subcommissie aan een nadere taakverdeling tussen afdelingen, diensten en bureau ontwikkelingssamenwerking voor de uitvoering en begeleiding van projecten.
5.4.4.
1.2.10.
het bureau ontwikkelingssamenwerking past 6.3. de verdeling van taken intern aan, aan de opbouw van de CICA en haar subcommissies en vraagt daarvoor uitbreiding met een medewerker voor de subcommissie Onderwijs en Onderzoek i.o. en een administratieve kracht voor het secretariaat (zie ook 1.2.7.).
- 3 -
2. INLEIDING De CICA inventariseert, stimuleert, coordineert en begeleidt de activiteiten op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking binnen de THE op basis van de in haar beleidsplan geformuleerde uitgangspunten en doelstellingen. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van deze activiteiten berust bij de desbetreffende afdelingen. De CICA treedt daar niet in, maar ondersteunt deze activiteiten wel. De CICA neemt wel op zich de voorbereiding van activiteiten, die in het kader ontwikkelingssamenwerking noodzakelijk zijn, maar op dat moment nog niet in te passen zijn in de werkprogramma's van de afdelingen en diensten. Voorbeelden van eigen activiteiten zijn o.a. de leergangen ontwikkelingsproblematiek, die regelmatig worden georganiseerd voor belangstellenden binnen en buiten de TH-gemeenschap. Binnen het kader van de CICA fungeren vier subcommissies, die bepaalde terreinen van bovengenoemde activiteiten bestrijken. Deze subcommissies zijn: Algemene Zaken, Mikroprojecten, Onderwijs en Onderzoek(i.o.) en Universitaire Projecten. Onder de subcommissie Algemene Zaken ressorteert op dit moment de Werkgroep Suriname, onder de subcommissie Universitaire Projecten de werkgroepen Indonesia en Zambia. Er wordt naar gestreefd, dat de leden van de CICA zoveel als mogelijk afkomstig zijn uit de verschillende afdelingen van de THE. De leden van de subcommissies, die in principe tevens projectverantwoordelijken zijn, bereiden in de subcommissies door een doorlopende onderlinge gedachtenwisseling het op hun gebied te voeren beleid voor voor de CICA. Beleid en uitvoering worden hierdoor voortdurend op elkaar afgestemd. De CICA op haar beurt onderwerpt haar totale beleid periodiek aan een kritische beoordeling aan de hand van de beoordelingscriteria, zoals opgenomen in haar beleidsplan. Voor dienstverlening en ondersteuning staat het bureau ontwikkelingssamenwerking aan de CICA ter beschikking. 3. UITGANGSPUNTEN EN DOELSTELLINGEN. De uitgangspunten en doelstellingen in het beleidsplan 1975 blijven als basis dienen voor de voorgenomen activiteiten in 1976, zij het, dat door toetsing van het beleidsplan 1975 en van de in het kader daarvan verrichte werkzaamheden en met name van de samenwerking met instellingen in Indonesia, een aantal elementen daarvan nader worden geconcretiseerd. Daarbij wordt tevens rekening gehouden met de drie criteria die de minister van ontwikkelingssamenwerking zal hanteren bij de uitstippeling van zijn beleid voor 1976. Deze drie criteria zijn: - mate van armoede - specifieke ongedekte behoefte aan hulp - mate, waarin de hulp ten goede komt aan brede lagen van de bevolking. (zie ook bijlagen 4 en 5),
De activiteiten op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking van de - 4-
THE dienen in toenemende mate een meer directe bijdragen te leveren tot de lotsveroetering van de economisch zwakke bevolki~gs groepen op het platteland en in de steden. Ret is vanzelfsprekend,dat, zeker met het oog op de ontwikkelingen op langere termijn, de ondersteuning bij de opleiding van leidinggevend- en middenkader van instellingen van het ontwikkelingsland van essentieel belang zal blijven.
Er zal worden gestreefid naar een selectieve geografische spreiding van samenwerkingsprojecten met instellingen in ontwikkelingslanden, gepaard gaande aan een streven naar samenwerking op langere termijn met bepaalde instellingen. Bij het voorbereiden van activiteiten van samenwerking zal terdege aandacht dienen te worden besteed aan het effect, .dat de resultaten van die samenwerking op eerdergenoemde doelgroepen zal hebben. Daarbij is het van doorslaggevend belang, dat de partners in het ontwikkelingsland de bereidheid en de mogelijkheid hebben om dit effect te bewerkstelligen.
Naar de mate van het effect op de doelgroepen'kunnen de activiteiten van de THE op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking als volgt worden onderverdeeld: -direct effect: via microprojecten en de ontwikkeling van aangepaste technieken. -indirect effect: a) door het ondersteunen van instituten, wier werk zich direct richt op de twee genoemde doelgroepen. b) doOr bijdragen aan onderwijs en onderzoek van universiteiten en hogescholen in ontwikkelingslanden, om daarmee de technische en wetenschappelijke capaciteit te vergroten. Deze activiteiten stoelen op het onderwijs en onderzoek van de THE zelf. Voor een deel zal dit kunnen geschieden binnen het lopende onderwijs en onderzoeksprogramma,• voor een deel zal nieuw onderzoek en onderwijs moeten worden aangepakt.
De integratie van activiteiten op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking in de programma's van onderwijs en onderzoek dient te worden gestimuleerd. Hiertoe zal door publiciteit en voorlichting de noodzaak van en de mogelijkheden tot bijdragen aan de internationale ontwikkelingssamenwerking benadrukt worden. Aandacht zal worden besteed aan het betrekken van studenten en dienstverlenende eenheden in de activiteiten van de THE, ~iteraard met inachtneming van het eigen karakter van deze groepen; studenten, niet alleen in afdelings of vakgroepverband, maar oak in het kader van gezelligheids- of studieverenigingen, dan wel individueel; de dienstverlene~de eenheden op basis van hun gespecialiseerde functie in de THE - 5 -
In verband met het voorgaande wordt de aandacht gevestigd op hetgeen over. de ontwikkelingssamenwerking in de memorie van toelichting bij de rijksbegroting 1976 voor Onderwijs en Wetenschappen onder meer wordt opgemerkt: "De medeverantwoordelijkheid van de minister van onderwijs en wetenschappen met betrekking tot het algemeen regeringsbeleid op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking kan in het kart als volgt worden omschreven: - eraan meewerken dat het beroep, dat uit hoofde van de ontwikkelingssamenwerking op het Nederlandse onderwijspotentieel wordt gedaan, zo gericht mogelijk geschiedt en zo goed mogelijk beantwoord kan worden; - maatregelen bevorderen die kunnen leiden tot een kwantitatieve en kwalitatieve groei van het Nederlandse potentieel en tot het harmonisch inbouwen van medewerking aan ontwikkelingssamenwerking in de normale taak van instellingen van onderwijs en wetenschappen; - bevorderen dat de onderwijscomponent van het Nederlandse ontwikkelingsprogramma steeds meer beantwoordt aan redelijk te stellen criteria van kwaliteit en gedifferentieerdheid; - en tenslotte uit de sector onderwijs en wetenschappen een bijdrage leveren aan de kwaliteit van het totale programma van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking". 4. EXTERNE BETREKKINGEN VAN DE CICA.
Eind 1974 kwamen enkele medewerkers van de THE met de vraag, hoe naast de meer geinstitutionaliseerde plaats van de CICA in de TH-gemeenschap de individuele betrokkenheid van de TH-medewerkers bij de ontwikkelingssamenwerking gestimuleerd en tot uiting zou kunnen worden gebracht. In die periode bleek voorts, dat voor de hele TH op de post reis- en verblijfskosten besnoeid zou gaan worden. Bovendien werd de Stichting Werkgroep Studiereizen Ontwikkelingslanden (WSO) met opheffing bedreigd. Na vooroverleg met de CICA werd de Stichting Fonds Ontwikkelingssamenwerking opgericht op 27 maart 1975, met een duidelijke relatie tot de CICA. Hoofddoel van de stichting is de leden van de TH-gemeenschap, maar oak belangstellenden daarbuiten meer individueel bij de ontwikkelingssamenwerking te betrekken, onder meer door persoonlijke bijdragen.
Bij de uitbouw van haar externe contacten en bij de verwerving van fondsen van derden voor activiteiten in of voor ontwikkelingslanden ondervindt de CICA als handicap, dat zij niet zelfstandig naar buiten kan optreden. Voorts kwam de vraag naar vore~, in hoeverre derden de inmiddels opgerichte stichting FOS zouden herkennen en beschouwen als een orgaan, dat officieel en juridisch losstaat van de THE.
- 6 -
Om dit te ondervangen stelt de CICA aan de Hogeschoolraad en het College van Bestuur voor om een stichting van de THE onder beheer van de CICA in het leven te roepen. Daarin kunnen dan zowel de bijdragen van individuele leden van de TH-gemeenschap als van derden een plaats vinden. De CICA verzoekt tevens om, wanneer tot het oprichten van deze stichting zou worden besloten, een overgangsregeling.waardoor de werkzaamheden van FOS zonder onderbreking kunnen worden overgenomen. De CICA zal uiteraard voor verdere uitwerking van dit voorstel nader overleg plegen met de betrokken THE-instanties.
De Stichting der Nederlandse Universiteiten en Hogescholen voor Internationale Samenwerking I Netherlands University Foundation for International Cooperation (NUFFIC) is in 1952 opgericht. De NUFFIC heeft tot taak de contacten tussen de Nederlandse Universitaire wereld en het buitenland, met name de ontwikkelingslanden te stimuleren en te coordineren. Mede naar aanleiding van een bespreking met de directie van de NUFFIC in september 1975, acht de CICA van belang betrokken te zijn bij: - de bijstelling van het programma universitaire ontwikkelingssamenwerking (PUO). - de uitvoering van het Nederlandse overheidsbeleid ten aanzien van het onderzoek gericht op de ontwikkelingsproblematiek van de derde wereld (onderzoeksbijstand) - de gedachtenontwikkeling over het internationale onderwijs in Nederland. Voorts zal de CICA aandacht besteden aan: - het verwerven van fondsen en additionale formatieplaatsen van de integratie van activiteiten op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking in de programma's van onderwijs en onderzoek van de THE. (zie oak onder 3.1 .4.) - het aangeven van mogelijkheden tot het verlenen van diploma's, certificaten etc. voor stagiaires uit ontwikkelingslanden. Ret vereenvoudigen van de behandelingsprocedures van universitaire projecten het bevorderen van tweerichtingverkeer tussen de NUFFIC en de THE. 4.3. g~~!~£!~~-~~!-~~g~E~-i~~!~~!i~~-~~-~Eg~~i~~!i~~-i~-~~2~!1~~2-~~-i~-h~! buitenland.
---------4.3.1. In Nederland. ------------
De CICA onderhoudt verder contacten met de andere instellingen van wetenschappelijk onderwijs, alsmede met de Directie Internationale Technische Hulp, Koninklijk Instituut voor de Tropen, ~edefinancierings organisaties, Stichting Technische Ontwikkeling Ontwikkelingslanden, Stichting Nederlandse Vrijwilligers e.a. In deze contacten neemt de ontwikkeling van aangepaste technologie ten behoeve van ontwikkelingslanden een belangrijke plaats in.
- 7 -
Onlangs is aan de m1n1ster van ontwikkelingssamenwerking een rapport uitgebracht door de Denkgroep Aangepaste Technologie Nederland, waarin ook de THE is vertegenwoordigd. Naar wordt verwacht zal de denkgroep mede bijdragen tot de ontwikkeling van het beleid van de ministers van Ontwikkelingssamenwerking en Wetenschapsbeleid met betrekking tot onderwijs en onderzoek in Nederland en in de ontwikkelingslanden op het gebied van aangepaste technologie, Dit sluit aan op het gestelde in het Worldplan of Action for the Application of Science and Technology to Development: "The choice of appropriate technology and pa·rticularly of effective capital-saving technology where available will have a great deal to contribute to the achievement of a pattern of development in which a satisfactory growth rate of GNP is combined with wider participation in development and wider sharing of its fruits. Even technological advances such as the Green Revolution may have frustrating economic and social consequences unless the technological implementation is guided by concern for converting the scientific advance into improvements for the broad masses of population". In het kader van het bovenstaande(onder 4.2. en 4.3.1.) wordt de aandacht gevestigd op een binnenkort door de minister van Ontwikkelingssamenwerking uit te brengen nota: "Bilaterale projecthulp en technische bijstand". Daarin komt onder nieer aan de orde: - de voorbereiding, uitvoering en beoordeling van ontwikkelingsprojecten en programma's - de uitzending van deskundigen - het vrijwilligersprogramma - de samenwerking met het particuliere niet-commerciele initiatief op het terrein van de ontwikkelingshulp (het zgn. medefinancieringsprogramma, alsmede de samenwerking met de universiteiten) - de research ten behoeve van ontwikkelingslanden - het internationaal onderwijs - de afstemming van het apparaat op dit beleid.
Op het gebied van de aangepaste~chnologie bestaat contact met enige internationale organisaties als ILO en OECD, en met nationale organisaties als Brace Institute (Montreal),Volunteers In Technical Assistance (Maryland, U.S.A.) en the Intermediate Technology Development Group (Landen) en met de instellingen in ontwikkelingslanden, waarmee wordt samengewerkt. 5. DE SUBCOMMISSIES EN WERKGROEPEN
5.1.1. De subcommissie Algemene Zaken tracht door middel van publiciteit en voorlichting de bewustwording binnen de TH-gemeenschap ten aanzien van de ontwikkelingsproblematiek te bevorderen, waarbij er naar wordt gestreefd, dat activiteiten op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking in de programma's van onderwijs en onderzoek van de afdelingen worden opgenomen.
- 8 -
Daartoe worden regelmatig bijzondere manifestaties, cursussen en seminars georganiseerd. De subcommissie steunt en stimuleert binnen de THE op gang komende activiteiten, die in eerste instantie nog niet onder te brengen zijn in de bestaande kaders en programma's.
De werkgroep Suriname bereidt voor mogelijkheden tot samenwerking van de THE met instellingen in Suriname. Bij de NUFFIC is voor 1976 ingediend een voorstel voor een samenwerkingsproject met het Instituut voor Sociaal Economische Studies, de toekomstige faculteit voor de Sociaal Economische Wetenschappen van de Universiteit van Suriname. (zie bijlage 2.) Ook vanuit het Natuurtechnisch Instituut, de toekomstige faculteit voor de Natuur- en Technische Wetenschappen komen verzoeken binnen tot samenwerking met de THE in de toekomst. De werkgroep werkt deze verzoeken nader uit, om dan via de CICA na te gaan welke afdelingen en vakgroepen van de THE bereid gevonden kunnen worden en in staat zijn aan de desbetreffende verzoeken tot samenwerking mee te werken.
De werkgroep Vietnam acht haar taak met betrekking tot het aandeel van de THE in de hulpverlening aan Vietnam beeindigd en heeft daarover een eindverslag aan de CICA aangeboden met het verzoek de werkgroep Vietnam op te heffen. Dit verzoek zal door de CICA voor het einde van dit jaar behandeld worden. Eventuele aanvragen voor projecten in Vietnam zullen in de toekomst via de gebruikelijke kanalen worden behandeld.
Door middel van zgn. mikroprojecten worden ontwikkelingswerkers in het veld bijgestaan bij de oplossing van technische problemen op kleinere schaal. De projecten varieren van betrekkelijk korte adviesprocedures tot studieobjecten voor langere termijn, waarbij stafleden en studenten van de afdelingen, alsmede medewerkers van dienstverlenende eenheden, ook in hun vrije tijd hun medewerking verlenen. Bij de beantwoording van de binnenkomende vragen wordt gestreefd naar aan plaatselijke omstandigheden aangepaste technische oplossingen.
De activiteiten van de subcommissie hebben de laatste jaren een grote groei te zien gegeven. Ret parool vanaf 1975 is consolidering en professionalisering van de werkzaamheden. Onverkort wordt het streven naar integratie van de activiteiten in de programma's van de afdelingen en diensten voortgezet.Periodieke evaluatie van de projecten wordt ingebouwd. - 9 -
Gestreefd zal worden naar een groter aandeel van de studenten in de werkzaamheden van de subcommissie.
Voorlichting en publiciteit binnen de THE over de activiteiten van de subcommissie zal grotere aandacht krijgen,
Samenwerking met aanverwante groeperingen in Nederland en daarbuiten wordt in de toekomst geintensiveerd. Mede met het oog daarop is door een aantal samenwerkende groepen in Nederland, waaronder de subcommissie Microprojecten een coordinatieen inforroatiecentrum opgericht in de vorm van een stichting. De naam van de stichting is Technisch Ontwikkeling Ontwikkelingslanden, (T,OOL). Via TOOL wordt contact onderhouden met Brace Institute, Montreal, Intermediate Technology Development Group,(ITDG), Londen, Volunteers in Technical Assistance, Maryland, U.S.A. alsmede met organisaties in India, Indonesia, Sri Lanka, Tanzania e,a,
In de THE zijn een aantal vakgroepen/afdelingen betrokken bij Onder·wijs en Onderzoek, gericht op ontwikkelingssamenwerking. Een aantal medewerkers hebben zich spontaan verenigd teneinde onderling van gedachten te wisselen over deze activiteiten, om tot een betere structurering en onderlinge afstemming te komen. De CICA heeft met waardering kennis genomen van dit initiatief en heeft de betrokkenen gevraagd in een stuurgroep zitting te nemen, teneinde na te gaan welke taken van de CICA op dit terrein ter uitvoering ondergebracht zouden kunnen worden in een subcommissie Onderwijs en Onderzoek. Na instelling door de CICA van deze stuurgroep eind 1974, heeft deze de algemene taakstelling voor de subcommissie geformuleerd, die door de CICA is overgenomen. Hoofdpunten in deze taakstelling Z~Jn: - inventarisatie en stimulering van activiteiten van onderwijs en onderzoek binnen de THE op het gebied van de ontwikkelingsproblematiek. - functioneren als centraal contactpunt, mede ter bevordering van de continuiteit van de onderwijs en onderzoeksactiviteiten. - verzamelen en voor de THE toegankelijk maken van informatie, opdat activiteiten, die tot ontwikkeling komen zinvol kunnen aansluiten op de internationale beleidslijnen.
De CICA-activiteiten, gericht np onderwijs en onderzoek dienen te worden gezien in de administratieve en beleidsondersteunende sfeer. De vaste commissie van Onderwijs en Onderzoek van de Afdelingen zullen -
10 -
zich moeten uitspreken over het onderwijs en onderzoek ten behoeve van vraagstukken in ontwikkelingslanden. Om dit te kunnen doen is inzicht nodig in·de vragen die op dit gebied bestaan, en die aanleiding kunnen zijn tot onderwijs of onderzoek, hetzij speciaal voor dit doel in te richten, ofwel in te passen in het lopende programma van een vakgroep. Ter voorbereiding van deze informatie is door de CICA een TAP-plaats voor 6 maanden aangevraagd. Tevens is deze TAP-plaats bedoeld om een bijdrage van CICA te geven in de organisatie van een cyclus ontwikkelingsproblematiek samen met Studium Generale. Voor de taken op langere termijn wordt gedacht aan de bevordering van onderwijs en onderzoeksactiviteiten in interafdelings- en in vakgroepverband. Voor de nodige begeleiding vanuit het bureau ontwikkelingssamenwerking zou een voorziening moeten worden getroffen in het bureau. (zie 6.3.).
Ret werkterrein van de subcommissie omvat de universitaire samenwerkingsprojecten met instellingen in ontwikkelingslanden. 5.4.2. Taken. De taken van de subcommissie zijn: advies uitbrengen aan de CICA voor de beoordeling van nieuwe projectvoorstellen aan de hand van de in het CICA-beleidsplan geformuleerde activiteiten. - begeleiding van de voorbereiding en de uitvoering van de projecten, - uitwisselen van informatie en ervaring onderling en naar buiten. - beleidsondersteuning op het onderhavige gebied. - periodieke evaluatie van de werkzaamheden. 5.4.3. ~~~i~£~~g. Momenteel neemt de THE deel aan veertien meerjarenprojecten van samenwerking met wetenschappelijke instellingen in ontwikkelingslanden in het kader van programma's van de Netherlands University Foundation for International Cooperation (NUFFIC), Directie Internationale Technisch Hulp van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (DTH) , Nederlandse Organisatie voor Ontwikkelingssamenwerking (NOVIB). Deze projectgerichte benadering van samenwerkingsactiviteiten zal, naar het zich laat aanzien, in de toekomst uitmonden in samenwerkingsverbanden voor langere termijn met bepaalde instellingen in ontwikkelingslanden.
Verantwoordelijkheid voor de uitvoering van deze projecten ligt bij de desbetreffende afdelingen, De CICA en het bureau ontwikkelingssamenwerking treden hierbij coordineren en begeleidend op. -
II -
Ret streven blijft, dat de activiteiten, die uit deze projecten voortvloeien geintregeerd worden in de programma's van onderwijs en onderzoek van de afdelingen. Bovendien zal een meer evenredige spreiding van projecten over de afdelingen worden bevorderd. Uitvoering van projecten brengt mee afgeleide taken voor de desbetreffende dienstverlenende eenheden. Er wordt gewerkt aan een nadere taakverdeling op dit gebied tussen afdelingen, diensten en het bureau ontwikkelingssamenwerking.
Naast een streven naar een in de toekomst meer geografisch gespreid projectenprogramma zal ook gewerkt gaan worden naar deelname aan andere Nederlandse en eventueel internationale programma's van ontwikkelingssamenwerking.
De subcommissie blijft bevorderen, dat eigen medewerkers van de THE worden uitgezonden mede voor het behoud voor de THE van de kennis en ervaring van deze medewerkers na terugkeer. Daarbij moet aandacht besteed worden aan een regeling van ononderbroken loopbaanbeleid tijden de periode van uitzending. Voorts zal de CICA streven naar het meer in overeenstemming brengen van de toelagen van de door de THE uitgezonden medewerkers met die van de projectfellows.
Bij de begeleiding van projectfellows uit ontwikkelingslanden dient aandacht besteed te worden aan het vaststellen van een werkprogramma dat de basis dient te zijn voor de evaluatie van de stageperiode.
In de afdeling Electrotechniek verzorgt de werkgroep Indonesia de inhoudelijke begeleiding en ondersteuning van de universitaire samenwerkingsprojecten met name met Institut Teknologi Surabaya, Universitas Airlangga en tezamen met de afdeling werktuigbouw van de THE van een project met Institut Teknologi Bandung (zie bijlage 2).
In de afdeling Werktuigbouw verzorgt de werkgroep Zambia de inhoudelijke begeleiding en ondersteuning van de universitaire samenwerking met de Universiteit van Zambia te Lusaka voor de versterking van onderwijs en onderzoek van de afdeling werktuigbouw van de UNZA (zie bijlage 2). 6. RET BUREAU ONTWIKKELINGSSAMENWERKING. 6.1. Ret bureau ontwikkelingssamenwerking is het dienstverlenende orgaan van de CICA en haar subcommissies. De werkzaamheden houden onder meer in voorbereiding en ondersteuning van het TH-beleid ten aanzien van de internationale ontwikkelingssamenwerking. - 12 -
6.2. Specifieke aan het bureau gedelegeerde taken zijn onder meer: - verzorgen van voorlichting en publiciteit op het gebied van de ontwikkelingssarnenwerking. - fungeren als centraal contactpunt binnen de THE alsmede voor externe relaties. - geven van informatie en praktische adviezen o.a. over diverse uitzendmogelijkheden in het kader va projecten in ontwikkelingslanden, cursussen etc •• - verzamelen van documentatie- en voorlichtingsmateriaal. - administratie/organisatorische project begeleiding. - bewaking budgetten van CICA, bureau en projecten. - uitvoering organisatie manifestaties, cursussen, seminars, tentoonstellingen etc .. 6.3. Personeel. De personeelsformatie van het bureau bestaat momenteel uit 2 stafmedewerkers, 1 TAP-medewerker en een administratief medewerkster. Het secretariaat van het bureau wordt sinds 1974 doorlopend bijgestaan door twee uitzendkrachten, 1 als full-time secretaresse voor de subcommissie Microprojecten en de andere ter ondersteuning van het bureau en de overige subcommissies. Thans is de behoefte aan een tweede vaste administratieve kracht voor het secretariaat van het bureau zeer groot geworden. Wanneer daarin wordt voorzien, dan is de vaste bezetting van het bureau meer in overeenstemming gebracht met het huidige takenpakket. Voorts wordt voor de subcommissie Onderwijs en Onderzoek een formatieplaats voor administratieve en beleidsondersteunende begeleiding bij het bureau gevraagd. (zie 5.3.) 7. MIDDELEN. 7.1. Voor de middelen van de CICA en het bureau ontwikkelingssamenwerking wordt verwezen naar bijgaand begrotingsvoorstel voor 1976 (zie bijlage 3). Voor ·zover op dit moment kan worden voorzien lijken de in dit voorstel geformuleerde kostenplaatsen tevens voor de komende jaren hanteerbaar. Alleen de post reis- en verblijfskosten blijft een knelpunt. 7.2. Naast deze toewijzing kan de CICA in voorkomende gevallen een beroep doen op twee fondsen, momenteel ieder tot een maximum van I 8.000,-respectievelijk onder het beheer van. het College van Bestuur en van het Eindhovens Hogeschool Fonds. 7.3. Voor de samenwerkingsprojecten met instellingen in ontwikkelingslanden worden in het kader van diverse nationale en internationale hulpprogramma's fondsen ter beschikking gesteld. De hoogte van de bedragen van deze fondsverstrekkingen varieert van jaar tot jaar afhankelijk van de voortgang van de projecten. Het totaalbedrag van in 1976 door derden voor projecten te verstrekken fondsen wordt geraamd op I 1,5 miljoen. Eindhoven, oktober 1975. - 13 -
I
Bijlage I, bij het beleidsplan
1976, van de CICA.
Samenstelling CICA, subcommissies, werkgroepen en bureau. 1•
CICA Ir. B. van Bronckhorst Drs. E.E. Campbell
Dr.Ir. J.A. van der Heide Prof.Ir. C.W.J. van Koppen A.N. Naalden, arch. HBO Ir. H.W. Piepers
. . ...
Prof.Ir. A. Horowitz Mr. J.R. van Eerde W.L. Kling P.D.J. Goossen J.M. van den Nieuwenhof 1.1.
Subcommissie Algemene Zaken. Drs. E.E. Campbell Ing. S.A. Naar P.D.J. Goossen
1.1.1.
voorzitter lid secretaris
Werkgroep Suriname Ing. S.A. Naar Ir. B. van Bronckhorst Drs. E.E. Campbell Ir. J.L.C. Gruijthuijsen G. Vromen
1.2.
voorzitter lid, voorzitter subcommissie Algemene Zaken lid, voorzitter subcommissie Microprojecten lid, voorzitter subcommissie Onderwijs en Onderzoek lid, voorzitter subcommissie Universitaire Projecten lid lid lid lid lid lid student adviseur waarnemer College van Bestuur waarnemer Hogeschoolraad Hoofd B.o.s. voorlopig secretaris
voorzitter lid lid lid secretaris
Subcommissie Microprojecten Ir. S.P. Bertram Ir. P.A.F.M. Goemans Dr.Ir. J.A. van der Heide L. Heuts Ir. J.J.A. Janssen Ir. C.F. Poelma Ir. A.C.H. van Rooij Ing. A. de Wilde
- 14 -
voorzitter lid lid lid lid lid lid lid lid
II
lid lid buitengewoon lid buitengewoon lid buitengewoon lid secretaris
B.R. van Wulfften Palthe Ing. D. Zwama J. Craens P.S.A. Groot Dr. C.S.I.J. Lagerberg P.D.J. Goossen 1.3.
Stuurgroep Onderwijs en Onderzoek Ir. B. van Bronckhorst Ir. S.P. Bertram Ir. B. Congdon Ir. C. Daey Ouwens Ir. J.J.A. Janssen Prof.Ir. C.W.J. van Koppen Ir. C.F. Poelma Ir. P. Smulders Ing. A. de Wilde P.D.J. Goossen
1.4.
Subcommissie Universitaire Projecten. Mevr. Mr. R. Wibaut-Schreurs Prof.Ir. C. de Beer Prof.Dr.Ir. J.E.W. Beneken Ir. B. van Bronckhorst Prof.Ir. A. Horrowitz Prof.Ir. C.W.J. van Koppen A.N. Naalden Arch. HBO Ing. S.A. Naar Prof.Dr.Ir. J.G. Niesten Ir. C.F. Poelma Ing. A. de Wilde P.D.J. Goossen
1.4.1.
wnd. voorzitter lid lid lid lid lid lid lid lid secretaris
wnd. voorzitter a.i. lid lid lid lid lid lid lid lid lid lid secretaris
Werkgroep Indonesia Prof.Dr.Ir. J.G. Niesten Ir. K. Breukers Ir. I.V. Bruza Ir. J. Dijk Prof.Ir. H.M. Goudappel Ing. D.A. Plomp P. Starn Ir. J.A. Schot R. Thijssen M.G.W. Verbeeten G. Verhappen A.C.A. van der Vorst J.G. van Wijk Ir. S. Tirtoproqjo
-
voorzitter lid lid lid lid lid lid lid lid lid lid lid lid lid, secretaris
15 -
III
1.4.2.
Werkgroep Zambia Dr.Ir. J.A.H. Ramaekers H.A. Bulten Prof.Ir. A. Horowitz P.J.J. Renders J.G.M. Hendriks v.d. Weem
2.
voorzitter lid lid, projectverantwoordelijke lid lid student
Bureau Ontwikkelingssamenwerking P.D.J. Goossen Mr. R. Wibaut-Schreurs C.M.A. Vervest J. Maartense-Baans L. Penninks-Tuinman
hoofd plv. hoofd algemeen secretaresse secretaresse subcie. Microprojecten secretaresse subcie. Universitaire Projecten. administratief medewerkster
L. Jacobs
-
16 -
Bijlage 2. bij beleidsplan 1976 van de CICA. Projekten van Universitaire Ontwikkelingssamenwerking THE. september 1975. Code
Samenwerkingspartner ontwikkelingsland
~n
Onderwerp
1. THE/I
Institut Teknologi Surabaya
Kampongverbetering in relatie tot stadsontwikkeling.
• THE/2
Institut Teknologi Surabaya
Telecommunicatie in Oost Java
• THE/3
Institut Teknologi Surabaya
Ontvangst en verwerking van weer gegevens afkomstig van een satel liet.
• THE/4
Universitas Airlangga Surabaya Institut Teknologi Surabaya
Oprichting Bio-medisch centrum als onderdeel van de artsenoplei ding.
• THE/ 5
Universiteit van Suriname Vereniging Surinaams Bedrijfsleven
Steun aan Sociaal Economisch Instituut bij opbouw opleiding · managers t.b.v. het midden- en kleinbedrijf
. THE/6
Ghandian Institute of Studies India
Introductie aangepaste technieke in dorpen.
. THD/E/T-8
Institut Teknologi Bandung
Ontwerp kleine waterkrachtcentra les en onderwijs op dat gebied.
• RUL/THE/ 1
Gadjah Mada University Djakarta
Organisatie en verbetering van kleine productieeenheden in de dorpsnijverheid .
. THE/LHW/1
Institut teknologi Bandung Institut Pertanian Bogor
Selectieve landbouwmechanisatie Opbouw afdeling landbouwtechniek
, THE/KHT/1
Universidad Catholica del Peru
Onderzoek effectiviteit van de Peruaanse metaalindustrie.
Universiteit van Zambia
Steun aan het onderwijs in de af deling werktuigbouw.
1. THD/E/T/13 • THE/TOOL/Sarvodaya
Sarvodaya beweging in Sri Lanka Verbreiding aangepaste technieke in de dorpen.
. THE/TOOL/DTC
Development Technology Centre Bandung
Opbouw documentatie centrum , verbreiding aangepaste technieke
, THD/E/T/2
Institut Teknologi Surabaya
Telecommunicatie en verkeersplan ning in het kader van stadsontwikkeling.
- 17 -
I
'oorstel begroting I976 van de Beleidscommissie Internationale Ontwikkelingssamenrerking (CICA) en van het Bureau Ontwikkelingssamenwerking van de T.H.E. Personeelsformatie: 5 Personeelslasten: Overige lasten f 85.500
'. !
..
I
~os
Specificatie overige lasten CICA en Bureau tensoorten:
bureau kosten
reis- en overige verblijfs algemene kosten kosten
specifieke kosten
totaa 1
~ostenplaatsen: I
~.I.
Bureau Ontwikkelingssamenwerking
~.I.I.
huisvestingslasten bureaukosten reis-en verblijfkosten representatie lidmaatschaps/ inschrijvingskosten ge/verbruikskosten en reproduktie
~.I.2.
!.I.3. ~. I • 4. !. I .5. ~ I. 6. ..
SUBTOTML .2.
3.000 I .000
7.500
I.OOO
2.500
2.500
4.000
4.000
6.500
I8.000
I .000
I. 500
I. 500
I. 500
I .500
I .500
5.000
5.000
2.500
2.500
500
I .500
2.000
I .000
I3.000
14.000
3.000 4.500 I .500
7.000 10.000 4.500 I. 500
I .000 2.000
1.000 2.000
I.OOO
2.000
3.000
5.000
24.000
29.000
3.000
I.OOO
Subcommissie Algemene Zaken
.2.I. ondersteuning werkgroepen .2.2. publiciteit en voorlichting .2.3. beleidsplan/jaarverslag CICA .2.4. leergang ontwikkelingsproblematiek .2.5. organisatie seminars en voordrachten .2.6. deelname conferenties, seminars, etc.
500
SUBTOTML . 3.
P.M. 7.500 3.000
7.500
Subcommiss ie Microprojecte,n
.3.I. .3.2. .3.3. .3.4.
evaluatiereis bijdrage TOOL uitgave werkmappen materiele ondersteuning ad vie zen .3.5. werkmap als stripverhaal .3.6. beleidsplan/jaarverslag Microprojecten .3.7. bezoeken zusterinst.,deelname conferenties en cursussen
4.000
IO.OOO
SUBTOTML
- 18 -
~rvolg
II
voorstel begroting 1976
stensoorten:
bureau kosten
spec1fieke kosten
totaal
7.500
9.000
2.500 2.500
2.500 2.500
2.500
2.500
5.000
4.500
15.000
19.000
800 200
3.000 I. 500
3.800 I .700
1.000
4.500
5.500
63.000
85.500
reis- en verblijf kosten
overige algemene kosten
laatsen:
.4.
Subcommissie Onderwijs en Onderzoek
.. 4. I. bevordering en voorrereiding langere termijnsonderzoek .4 02. uitgeven rapporten .4 03. aanschaf literatuur en documentatie .4.4 0 deelname conferenties en seminars
I .500
SUBTOTAAL
050
Subcommissie Universitaire Projecten
.5. I. voorbereiding projecten 050 2 0 contacten i.v.m. nieuwe projecten SUBTOTAAL
T 0 T A A 1:
7.500
14.000
I .000
september 1975. pgesteld in opdracht van de CICA-vergadering van 19 augustus 1975.
- 19 -
.L.l.l
Toelichting bij voorstel begroting 1976 van de Beleidscommissie Internationale Ontwikkelingssamenwerking (CICA) en van het Bureau Ontwikkelingssamenwerking van de THE. Ad, I
Personeelsformatie Bureau.
I. I
In het beleidsplan van de CICA wordt voor de subcommiss~~ Onderwijs en Onderzoek actministratieve en beleidsondersteunende begeleidi!lg bij het bureau gevraagd. Hiervoor zou een extra formatieplaats bij het burea.u ontwikkelingssamenwerking moeten komen.
I,2
Door de toename van de werkzaamheden van het bureau wegens de voortdurend toenemende activiteiten op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking binnen de THE worden de twee stafmedewerkers en de vaste bureau secretaresse bijgestaan door twee full-time uitzendkrachten, Voor I976 wordt nu een formatieplaats voor een administatief medewerkster erbij gevraagd om de vaste personeelsbezetting van het bureau meer in overeenstemming te brengen met het huidige takenpakket en de daaruit voortvloeiende werkzaamheden van het bureau,
Ad,2
Specificatie Overige lasten CICA en bureau, ~!g~~~~~
De verhoging van het totaal van de gevraagde fondsen voor I976 ten opzichte van de toewijzing voor I975 wordt afgezien van de normale kostenontwikkeling veroorzaakt door de toenemende activiteiten op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking binnen de THE en daarmee van de CICA, haar subcommissies en van het bureau, Deze activiteiten worden mede van buitenaf gestimuleerd, doordat de THE beschouwd wordt een vooraanstaande plaats in te nemen met name op het gebied van de ontwikkeling van aangepaste technologieen voor ontwikkelingslanden,
Ad,2,1 ~~!~~~-Q~E~i~~~li~g~~~~~~~!~i~g. 2.1.2. Bureaukosten, /7.500,--: Hierbij is rekening gehouden met de toegenomen en naar verwacht voor I976 verder toenemende werkzaamheden en met de gevraagde uitbreiding van of detaching bij het bureau van een wetenschappelijk medewerker als coordinator voor de subcommissie onderwijs en onderzoek, een administratief medewerker(ster) en met de aanwezigheid van TAP medewerkers, die regelmatig in het kader van bepaalde onderzoekprojecten bij het bureau worden gedetacheerd. 2.I.3.
Reis-en verblijfskosten, /3,000,--: Hierbij is rekening gehouden met meer binnenlandse reizen wegens toenemend overleg met NUFFIC, ministeries, zusterinstellingen en andere organisaties, die op het terrein van de internationale ontwikkelingssamenwerking werkzaam zijn,
2,I,6,
Ge/verbruikskosten en reproductie /4,000·;--: Hierbij is uitgegaan van de voorlopige uitkomsten van het eerste halfjaar van I975 en van de te verwachten toename van activiteiten.
- 20 -
IV
2.2.1.
Ondersteuning w~_rkgroe-q_en, reis- en verbliifskosten !500.--, specifieke kosten f 1.000,--. Mom~nteel res6orteren onder de subcocrnissie Qe werkgroepen Suriname en Vietnatll.
2,2.2,
Publiciteit- en voorlichting, specifieke kosten !2.500,--: Dit blijft een van de belan~rijkste activiteiten van de subcommissie.
2.2.3,
Beleidsplan/jaarverslag CICA, specifieke kosten /1,500,--: Gezien de grotere vraag dan aanvankelijk was voorzien met name naar het beleidsplan zowel van binnen, als van buiten de THE zijn deze kosten voor 1976 geraamd op !1.500,--,
2,2,4,
Leergang ontwikkelingsproblematiek, specifieke kosten !5,000,--: In het academische jaar 1974/1975 werd in samemwerking met de THT de laatste door de NUFFIC gesubsidieerde leergang "sociaal aangepaste technologie'en voor ontwikkelingslanden" gehouden, Ret subsidiebedrage bedroeg f 16,000,--. Momenteel wordt nagegaan of de voor 1976 voorziene leergang eventueel weer met een partner van binnen of buiten de THE georganiseerd kan worden, waarbij de kosten nu door de organisatoren zelf betaald zullen moeten worden,
2.2.5,
Organisatie seminars en voordrachten, specifieke kosten !2.500,--: Los van de leergang worden geregeld seminars en voordrachten georganiseerd.
2.2.6.
Deelname conferenties, seminars etc., reis~ en verblijfskosten 1500,--, specifieke kosten /1.500,--: Door het toenemen van contacten met instellingen en organisaties binnen en ook buiten Nederland, die op dezelfde terreinen werkzaam zijn als de CICA en haar subcommissies, neemt daardoor ook de deelname aan conferenties en seminars toe,
2.3. 1.
Evaluatiereis, reis- en verblijfskosten !4.000,--, specifieke kosten /3,000,--: Deze jaarlijkse reis naar een gebied waar de subcommissie meerdere projecten heeft of heeft gehad, levert elke keer weer een grote hoeveelheid ervaringen en gegevens op, die voor het specifieke werk van de subcommissie van groot belang zijn. Daar de totale post reis- en verblijfskosten, zoals aangevraagd door de CICA voor 1975 bij de definitieve toewijzing meer dan gehalveerd werd, kon voor de evaluatiereis van de subcommissie mikroprojecten aan reis- en verblijfskosten niet meer dan !2.000,-worden gereserveerd, hetgeen niet toereikend is voor een dergelijke reis. Dankzij een bijdrage van het EHF van 12.000,-- zal de reis voor 1975 alsnog doorgang kunnen vinden.
2.3.2.
Bijdrage TOOL, specifieke kosten !10.000,--: De jaarlijkse bijdrage aan TOOL ad. !10,000,-- blijft voor 1976 ongewijzigd. - 21 -
v
2.3.3.
Uitgave werkmappen, specifieke kasten /4.500,--: Ret uitgeven van werkmappen van vaker vaarkamende adviesaanvragen blijft een van de belangrijkste anderdelen van de werkzaamheden.
2.3.4.
Materiele andersteuning adviezen, specifieke kasten !1.500,--: Ofschoan bij het verstrekken van adviezen gestreefd wardt naar het gebruik van ter plaatse vaarkamende materialen, is sams het verstrekken van kleine anderdelen bij een adviesbeschrijving anvermijdelijk. Bavendien maeten in vaarkamend geval pratotypen worden gemaakt en getest.
2.3.5.
Werkmap als stripverhaal, specifieke kosten !1.000,--: Deze varm van averdracht van technische informatie wardt sinds kart met succes beproefd in ontwikkelingslanden. De subcommissie zal hiermee verder ervaring apdoen,
2.3.6.
Beleidsplan/jaarverslag Mikraprajecten, specifieke kasten !2.000,--: Beleidsplan en jaarverslag wardt sinds 1975 behalve aan instanties in en buiten Nederland oak taegezanden aan de meeste adviesaanvragers. Ret blijkt, dat deze dacumenten grate belangstelling genieten, aangezien de werkers in het veld daardoar een ruimer beeld krijgen van de werkzaamheden van de subcommissie in het algemeen en van problemen van collega's in andere gebieden, in het bijzander.
2.3.7.
Bezoeken zusterinstellingen, deelname conferenties en cursussen, reis- en verblijfskosten 11.000,--, specifieke kosten !2.000,--: In het kader van het samenwerkingspatroon, dat momenteel opgebouwd wordt met arganisaties in en buiten Nederland, wordt deelgenomen aan conferenties en seminars, die op dit terrein worden georganiseerd.
Ad.2.4
§~~£2~i~~i~_QB2~E~ij!-~B-QB2~E~~~~
De subcommissie Onderwijs en Onderzoek zal in het laatste kwartaal van 1975 haar werkzaamheden aanvangen. Aan het spoedig volledig functioneren van deze subcommissie wordt, gezien haar belangrijke werkterrein door de CICA grote waarde gehecht. Vandaar, dat ook voor 1976 een extra formatieplaats voor administratieve en beleidsonciersteunende begeleiding bij het bureau wardt gevraagd. Een vergelijking met de begroting 1975 is gezien het bovenstaande moeilijk. 2.4.1.
Bevordering en voorbereiding langere termijn onderzoek, reis- en verblijfskasten !1.500,--, specifieke kasten /7.500,--: De nadruk van de werkzaamheden zal liggen in apsparen, stimuleren en inventariseren van onderwijs- en onderzoeksactiviteiten ap het gebied van de ontwikkelingsprablematiek of mogelijkerwijze van belang voor toepassingen in antwikkelingslanden. Dergelijke activiteiten zouden ondergebracht kunnen worden in interafdelingsprojecten, In voorkomend geval zullen prototypen gemaakt en getest moeten worden.
- 22 -
2.4.2. en 2.4.3.
Uitgeven rapporten en aanschafliteratuur en documentatie, specifieke kosten !2.500,-- + 12.500,-- = 15.000,--: De subcommissie zal als vraagbaak en als informatie- en documentatiecentrum moeten kunnen fungeren. Deze -met name in het begin- "scoutingfunctie" brengt mee het zoeken naar, opsporen, bewerken en documenteren van wetenschappelijk materiaal, dat veelal nag niet via de gangbare bibliotheekkanalen voorhanden is. Dit geldt met name voor de activiteiten op het gebied van de ontwikkelings van aangepaste technologieen voor ontwikkelingslanden.
2.4.4.
Deelname conferenties en seminars, reis- en verblijfskosten !2.500,-specifieke kosten /2.500,--: Ret is van belang, dat de snelle ontwikkelingen op het onderhavige terrein op de voet gevolgd kunnen worden. Dit zal ondermeer gedaan worden door doelgerichte studies en deelname aan nationale en internationale conferenties, seminars en workshops.
2.5.1.
Voorbereiding projecten, reis- en verblijfskosten /800,-specifieke kosten /3.000,--
en 2.5.2.
Contacten i.v.m. nieuwe projecten, reis- en verblijfskosten /200,-specifieke kosten /1.500,--: De subcommissie is in de loop van 1975 volledig bemand met als leden de projectverantwoordelijken van 4e universitaire projccten, die in gang zijn, dan wel in voorbereiding· Deze projecten zijn over het algemeen meerjarige samenwerkingsprojecten met instellingen in ontwikkelingslanden, die gefinancierd worden uit de begroting van de Minister van Ontwikkelingssamenwerking, met fondsen van internationale organisaties etc. Momenteel lopen er of zijn in het stadium van voorbereiding, een twaalftal van dergelijke projecten in India, Indonesia, Peru, Sri Lanka, Suriname en Zambia. Gezien de omvang van dergelijke projecten moeten veel voorbereidende werkzaamheden worden verricht om uberhaupt tot een projectvoorstel te komen. De kosten, die daaraan zijn verbonden kunnen over het algemeen later niet als specifieke projectkosten worden aangemerkt. Hieronder vallen ook de kosten, verbonden aan het ontvangen c.q. uitnodigen van potentiele projectpartners. Voorts zal in subcommissie-verband gewerkt gaan worden naar samenwerkingsverbanden op langere termijn met bepaalde instellingen in ontwikkelingslanden in plaats van puur aan een bepaald project verbonden activiteiten. Dit betekent onder meer ~oor de subcommissie een meer doelgericht beleid ten aanzien van het projectenprogramma van de THE.
1 september, 1975
- 23 -
I
Bijlage
4.
bij beleidsplan 1976 van de CICA:
Standpunt CICA inzake samenwerking van de Technische Hogeschool Eindhoven met instellingen in Indonesia 1 • Inleiding In de bi.ieenkomst van 17 juni 1975 werd op verzoek van twee leden van de CICA besloten een speciale biieenko~st te wijden aan de vraag of de samenwerking van de THE met instellingen in Indonesia moet worden voortgezet. Deze bijeenkomst heeft plaats gevonden op 24 september 1975, in aanwezigheid van, behalve de CICA-leden, vertegenwoordigers van de werkgroep Indonesia en van enkele belangstellende studenten. Ter nadere orientatie van de leden van de CICA waren nota's geproduceerd door Ir. B. van Bronckhorst en F. van Oosterhout, was een artikel over dit onderwerp gepubliceerd in TH-Berichten door de redactie, en waren de werkgroep Indonesia en medewerkers en oud-medewerkers aan projecten in Indonesia aan de hand van vragenlijsten van de CICA en van F. van Oosterhout om reacties gevraagd. Van de werkgroep Indonesia en van veel betrokkenen bij en geinteresseerden in de samenwerking met instellingen in Indonesia werden uitgebreide reacties ontvangen op bovengenoemde stukken. 2. CICA-vergadering over Indonesia op 24 september 1975 Na een uitgebreide en fundamentele discussie, mede aan de hand van de in de aan de vergadering voorafgaande periode geproduceerde nota's, THartikel en reacties van betrokkenen en geinteresseerden, kwam de CICA tot het volgende standpunt inzake deze kwestie. 2.1. Y~~!~E~~E~i~~~~ 2.1.1. In Indonesia behoort het overgrote deel van de bevolking tot de economisch zwakke groepen, vooral op het platteland. 2.1.2. Tussen Indonesia en Nederland hebben altijd vanuit de historie hechte banden bestaan, hetgeen ook tot uiting komt in de aanwijzing van Indonesia als koncentratieland door de Nederlandse regering. 2.1 .3. Daardoor kent men in Nederland de samenleving· in Indonesie beter, worden er gemakkelijker contacten gelegd en kan men zich daardoor in Nederland een kritischer oordeel vormen, dan over andere ontwikkelingslanden. 2.1 .4. Door de bekendheid met hetland en door de relaties die ZLJn blijven bestaan zijn er relatief meer samenwerkingsprojecten met Indonesia ontstaan dan elders. 2.1.5. Nederland zet duidelijke vraagtekens bij de sociaal-economische structuur van Indonesia. Dit komt tot uiting in het beleid van de Nederlandse minister van ontwikkelingssamenwerking met betrekking tot Indonesia door zijn streven naar louter projecthulp, die zoveel mogelijk direct ten goede moet komen aan economisch zwakke bevolkingsgroepen op het platteland en in de steden. - 24 -
2.2.1. De CICA is van mening, dat de lopende projecten in Indonesia doorgang moeten vinden, zolang ze voldoen aan de daarvoor vastgestelde doelstellingen en criteria (zie ook 2.3.). 2.2.2. Bij de voorbereiding van nieuwe projecten moet gestreefd worden naar een steeds belangrijker deel van de projectinspanning ten behoeve van de economisch zwakke bevolkingsgroepen op het platteland en in de steden te realiseren binnen een termijn van vier jaren. 2.2.3. Daarbij is het van het grootste belang, of de partnerinstelling in staat en bereid is een dergelijke inspanning ten behoeve van eerder genoemde doelgroepen te leveren. 2.2.4. Ondersteuning van onderwijs en onderzoek van wetenschappelijke instellingen client doorgang te vinden, aangezien de activiteiten van deze instellingen zeker op langere termijn effect zullen hebben op de ontwikkeling van hun land en van die van de economisch zwakke bevolki~gs groepen in het biezonder. 2.2.5. Eerder werd door de CICA besloten te streven naar een selectieve geografische spreiding van samenwerkingsprojecten met instellingen in ontwikkelingslanden, gepaard gaande aan een streven naar samenwerking op langere termijn met bepaalde instellingen. Bij het voorbereiden van activiteiten van samenwerking zal terdege aandacht dienen te worden besteed aan het effect, dat de resultaten van die samenwerking op eerdergenoemde doelgroepen zal hebben. Daarbij is het van doorslagg~vend belang, dat de partners in het ontwikkelingsland de bereidheid en de mogelijkheid hebben om dit effect te bewerkstelligen.
2.3.1. Nieuwe projectvoorstellen dienen getoetst te worden aan de samenvatting van condities en criteria van de Nuffic en van het gestelde in het CICAbeleidsplan (vragenlijst subcommissie Universitaire Projecten). 2.3.2. Lopende projecten dienen periodiek getoetst te worden aan voornoemde condities en criteria. Bovendien wordt een uitspraak gevraagd over het te verwachten effect van de projectinspanning. 3. Conclusie 3.1. De CICA is van mening dat samenwerking met instellingen in Indonesia voortgezet dient te worden, mits voldaan wordt aan bovengenoemde uitgangspunten (2.2.2. en 2.2.3.),
Eindhoven, oktober 1975 - 25 -
I
Bijlage 5. bij beleidsplan 1976 van de CICA EVALUATIE VAN BELEIDSPLAN 1975 VAN DE CICA 1. INLEIDING De beoogde activiteiten van de CICA en haar werkwijze zijn getoetst aan de uitgangspunten en doelstellingen van het beleidsplan 1975 over de periode september 1974 - 1975. De volgende algemene conclusies kunnen worden getrokken: 2. UITGANGSPUNTEN EN DOELSTELLINGEN BELEIDSPLAN 1975 2.1. ~~!~Y~~-~~~!_!~~~8!~~!~-Y~~-~~~!Yi~~i~~~-Y~~-2~~~~ii~-~~-2~~~!~2~~-2E
h~~-g~~i~~-Y~~-~~-2~~~i~~~!!~g~~~~g~~!~!~g_!~-~~-E!28!~~~~~-Y~~-~~ ~!~~g~g~~
Mede aan de hand van een in 1975 op verzoek van de Hogeschoolraad gehouden enquete blijkt, dat deze integratie in enkele afdelingen meer op gang is dan in andere. Activiteiten voor ontwikkelingssamenwerking worden nag te vaak gezien als extra-bijdragen, buiten de lopende werkzaamheden. 2.2. ~~!ij~~~Ei~h!h~i~-y~g-~!~~:~2~!~!~!!ig~~g-~~!-~i~-Y~~-~~-2~!~i~~~!i~g~landen Ret is niet JU1st om te spreken over de doelstelling van ontwikkelingslanden gezien de grate verschillen die bestaan tussen de landen. Evenwel is in de doelstellingen en criteria van de Nuffic, alsmede in die welke in het beleidsplan van de CICA werden opgenomen, zoveel mogelijk aansluiting gevonden op de internationaal geldende opvattingen. Een en ander werd samengevat in: - een vragenlijst die wordt gebruikt bij de beoordeling van projecten. - een schriftelijk referentiekader dat bij de projectvoorbereiding wordt gehanteerd.
2.3. Y~!~~!~!!~g_!~~!£~~~~g~!gh~~~~-~~2~2~i~~h-~~~~~~-~~Y2!~!~g~g!£~E~~-Y22!~! 2E_h~~-E!~~~~!~g~
De volgende projecten illustreren het streven naar deze doelstelling: Code Samenwerkingspartner Onderwerp THE/6 Ghandian Institute of Studies, introductie aangepaste India technieken in dorpen. THD/E/T-8 Institut Teknologi Bandung Ontwerpen kleine waterkrachtcentrales voor het platteland.
- 26 -
II
Code
Samenwerkingspartner
Onderwerp
RUL/THE-1
Gadjah Mada University, Jokjakarta
Organisatie en verbetering kleine productieeenheden in de dorpsnijverheid
THE/LHW/1
Institut Teknologi, Bandung Institut Pertanian, Bogor
Selectieve landbouwrnechanisatie
THE/TOOL/Sarvodaya
Sarvodaya beweging in Sri Lanka
Verb~eiding
THE/TOOL/DTC
Development Technology Centre Bandung
Opbouw documentatiecentrum, verbreiding aangepaste technieken.
aangepaste technieken in de dorpen
Microprojecten: Voor de microprojecten ligt deze doelstelling automatisch besloten in de aard van de projecten. 2.4. g~~~~i~B-~2~~~~-~~~-~~~2~8~Yi~~-i~-~~-2~!~!~~~1!~8~1~~~~~~-~~~!i~-~~
£!2i~~!~~-E1~~~~-Yi~~~~~-~1~~~~~-~~-i~Y1~~~-~~~!Y~~-2E-~~~-~!!~f~-~~~ ~~~~~Y~-Y~~-~~-~2~1S!~~E~~
De beoordeling van deze aspecten is opgenomen in de vragenlijst .en het referentiekader, genoemd onder 2.2. Het gewenste zo direct mogelijke effect voor de doelgroepen hangt grotendeels af van de mogelijkheden en de bereidheid daartoe van de partner-instellingen. Dit aspect weegt derhalve zwaar mee bij de beoordeling van projecten.
Directe hulp: microprojecten, gemiddeld ISO per jaar. - indirecte steun aan instituten van ontwikkelingslanden (o.a. opleiding technisch middenkader): ondersteuning opbouw opleiding managers voor het midden- en kleinbedrijf, opleiding en ontwikkeling van aangepaste technieken in de dorpen, ondersteuning bij opbouw docurnentatiecentrurn en verbreiding aangepaste technieken. - ondersteuning onderwijs en onderzoek wetenschappelijke instellingen in ontwikkelingslanden: telecommunicatie, radiotechniek, oprichten biomedisch centrum als onderdeel van de artsenopleiding, onderzoek effectiviteit metaalindustrie, opbouw afdeling werktuigbouw (zie lijst Universitaire Projecten 1975).
Specifiek op de ontwikkelingsvraagstukken gericht werk~ op korte terrnijn: Microprojecten op lange terrnijn: Universitaire Projecten (eventueel interafdelingsprojecten). Algemeen op de ontwikkelingsvraagstukken gericht werk: onderzoek en onderwijs in de afdelingen.
- 27 -
III
'·
De CICA heeft in 1975 haar organisatiestructuur nader ingevuld: - vanaf eind 1974 treedt het Dagelijks Bestuur op bestaande uit de voorzitter van de CICA en de voorzitters van de vier subcommissies. - de subcommissie Algemene Zaken bestaat uit een voorzitter, tevens lid van de CICA, de voorzitters van de werkgroepen Suriname en Vietnam en het hoofd van het bureau ontwikkelingssamenwerking als secretaris. - de subcommissie Mikroprojecten bestaat uit een voorzitter, tevens lid van de CICA, leden uit de afdelingen en diensten en het hoofd van · het bureau ontwikkelingssamenwerking als secretaris. - de subcommissie Universitaire Projecten heeft zich eind 1974 gehergroepeerd en bestaat uit een voorzitter, tevens lid van de CICA, de projectverantwoordelijken en het hoofd van het bureau ontwikkelingssamenwerking als secretaris. Binnen de subcommissie functioneren de werkgroepen Indonesia en Vietnam. - de stuurgroep Onderwijs en Onderzoek werd ingesteld als wegbereider voor de pp te richten gelijknamige subcommissie. Ret voorzitterschap wordt voorlopig waargenomen door de voorzitter van de CICA, de leden zijn zoveel als mogelijk afkomstig van de verschillende afdelingen en het hoofd van het bureau ontwikkelingssamenwerking fungeert als secretaris. 2.8. Periodieke evaluatie.
--------------------
Bovenstaande evaluatie van het beleidsplan is de eerste, die is ondernomen. Ret is de bedoeling dit periodiek te gaan herhalen. 2.9. Conclusie,
---------
Een vrij groat aantal uitgangspunten en doelstellingen van het beleidsplan 1975 zijn ter hand genomen of wordt aan gewerkt. De elementen, die in 1975 nog onvoldoende uit de verf zijn gekomen, zullen in het beleidsplan 1976, alsmede bij de beleidvoornemens voor de komende jaren extra aandacht krijgen.
Eindhoven, oktober 1975
- 28 -
Vragenlijst ter ondersteuning van de beoordeling van nieuwe voorstellen voor projecten van universitaire ontwikkelingssamenwerking. Te gebruiken t.b.v. het ontwikkelen van projectideeen in de afdelingen en behandeling van projectvoorstellen in de CICA. Opmerking: zowel de maatschappelijke (sociale - politieke - economische) struktuur als de samenwerkende instellingen (counterpart in het ontvangende land)zijn van betekenis voor de realisatie van de binnen het project gestelde doelen. I. Wat is het effekt op de verbetering van de ekonomische en sociale
omstandigheden in het ontwikkelingsland?
-
~~~~~!-~i~-~g~~~!i~ verbetering van de opleiding van diegenen wier werkzaamheid later ten goede zal komen aan grate, niet gepriviligeerde bevolkingsgroepen in afgelegen landstreken.
- effekt via onderzoek gericht op wegnemen van knelpunten in de ontwikkeling waarbij primair wordt gedacht aan problemen die de ekonomische vooruitgang en maatschappelijke ontwikkeling van brede lagen van de bevolking in de weg staan. 2. Heeft het project met name effekt voor de ontwikkeling van meest achtergebleven en/of overwegend rurale bevolkingsgroepen? 3. Wordt een bijdrage geleverd aan de ontplooiing van wetenschappelijk onderwijs en onderzoek in het betreffende ontwikkelingsland? - het effekt van universitaire projecten in het PUC-programma is indirekt: via versterking van wetenschappelijke instellingen in ontwikkelingslanden, die een taak hebben in ontwikkeling van hun eigen land. 4. Is de kontinuiteit met betrekking tot de resultaten van het project na afloop van de projectperiode in het ontwikkelingsland op enigerlei wijze gewaarborgd: - sluit het aan op de ontwikkelingsplannen van het counterpart-land; - past het in de toekomstige ontwikkelingsaktiviteiten van de instelling zelf in wijder verband; - is het een onderdeel van een bredere reeds bestaande samenwerkingsrelatie; - zijn er bij de counterpart aanwijzingen dat: a. het betrokken is bij de ontwikkeling van het land; b. in principe het onderwijs dienstbaar maakt aan de ontwikkeling; c. wetenschappelijke resultaten ter beschikking stelt; d. relaties heeft met andere instellingen met een ontwikkelingstaak? 5. Wordt er bij de counterpart voldoende aandacht besteed aan selektie van medewerkers op o.a. deskundigheid en organisatorische kwaliteiten, zodat zowel voortgang als follow-up van het project zijn gewaarborgd?
-29-
6. Is een passende deelname van de counterparts in het project gewaarborgd? - Zijn de taken van de counterpart behoorlijk in het werkplan vastgelegd, zoals: a, zorg voor opvang en integratie van de Nederlanders; b. verzorging van een eigen aandeel in de rapportage; c. projectvoortgang in het ontwikkelingsland? 7. Wordt het project mede gedragen door de counterpart als geheel o.a. door: - ter beschikking stellen van eigen financien, werkruimten en mankracht? 8. Wordt het project gedragen door de afdeling c.q. vakgroep van de THE: - past het onderwerp in het onderwijs- en onderzoekprogramma; - is er een aanwijsbare inbreng van mankracht; - wordt het administratief door de afdeling/vakgroep verzorgd? 9. Wordt er bij de selektie van uit te zenden TH-medewerkers voldoende aandacht besteed aan aspekten als: -
leiding geven organiseren overdragen van kennis aanpassen aan vreemde omstandigheden houding t.o.v. ontwikkelingsproblematiek?
10. Is er enigerlei waarborg dat de kennis en ervaring, die voortkomen uit de projecten, geintegreerd worden in dan wel behouden blijven voor programma's van onderwijs en onderzoek van de TH door: - bij voorkeur projectmedewerkers te kiezen uit hen die reeds aan de TH verbonden zijn; - bij voorkeur projectmedewerkers voor de TH te behouden na afloop van hun projectwerkzaamheden? Vastgesteld in de Sle CICA-vergadering van 8 oktober 1975.
-30-
Bijlage 7 bij het beleidsplan 1976 van de CICA. VERKLARING AFKORTINGEN CICA DTH
Beleidscommissie Internationale Ontwikkelingssamenwerking/ Committee for International Cooperation Activities - THE. Directie Internationale Technische Hulp van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Den Haag.
EHF
Development Technology Center, Bandung. Eindhovens Hogeschool Fonds.
FOS
Stichting Fonds Ontwikkelingssamenwerking, Eindhoven.
ILO
International
ISES
Instituut voor Sociaal Economische Studies, Paramaribo.
ITDG
Intermediate Technology Development Group, Londen
ITB
Institut Teknologi Bandung.
ITS
Institut Teknologi Surabaya.
~T
Katholieke Hogeschool Tilburg.
KIT
Koninklijk Instituut voor de Tropen, Amsterdam.
LHW
Landbouwhogeschool Wageningen.
NCO
Nationale Commissie Ontwikkelingsstrategie, Amsterdam.
NOVIB
Nederlandse Organisatie voor Ontwikkelingssamenwerking, Den Haag.
NUFFIC
Netherlands Universities Foundation for International Cooperation, Den Haag.
OECD
Organisation for Economic Cooperation and Development, Parijs.
PUO
Programma Universitaire Ontwikkelingssamenwerking.
WL
Rijksuniversiteit Leiden.
s~
Stichting Nederlandse Vrijwilligers, Den Haag.
THD
Technische Hogeschool Delft.
mE
Technische Hogeschool Eindhoven.
mT
Technische Hogeschool Twente.
TNO
Centrale Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek
TOOL
Stichting Technische Ontwikkeling Ontwikkelingslanden, Eindhoven.
UNZA VITA
University of Zambia, Lusaka.
wso
Stichting Werkgroep Studiereizen Ontwikkelingslanden, Den Haag
DTC
Labour Office, Geneve.
Volunteers in Technical Assistance, Maryland, U.S.A.
- 31 -