Ontwikkelingssamenwerking Inhoud 1 Wat is ontwikkelingssamenwerking?
6
2 Ontwikkelingslanden en hun kenmerken
20
3 Wat te doen aan onderontwikkeling?
36
4 Nederlandse ontwikkelingssamenwerking
48
5 De particuliere partners
66
6 Internationale organisaties
78
7 Globalisering
90
Cases ontwikkelingssamenwerking
102
Praktische opdrachten
105
Register
107
1
Wat is ontwikkelingssamenwerking?
U2-zanger Bono zet zich in voor meer internationale hulp aan arme landen. Actrice Angelina Jolie is ambassadrice voor de vluchtelingenorganisatie UNHCR. Marco Borsato heeft zich verbonden aan de organisatie War Child en voert campagne tegen het inzetten van kindsoldaten. Tijdens de Live8-concerten in juli 2005 traden honderden wereldberoemde artiesten belangeloos op om aandacht te vragen voor de problemen van honger, armoede en onderontwikkeling, en om druk uit te oefenen op de regeringen van rijke landen om hun beloftes te houden. Zo’n drie miljard mensen wereldwijd volgden de concerten live of op de televisie.
Een spreekwoord zegt: “Geef iemand een vis, dan heeft hij vandaag te eten. Geef hem een hengel en hij zal nooit meer honger hebben.” In feite is dit de essentie van moderne ontwikkelingssamenwerking: het duurzaam bestrijden van armoede. Duurzaam betekent in dit geval zodanig helpen, dat het ook op de langere termijn effect heeft. Dit hoofdstuk geeft je een voorproefje van wat individuen, maatschappelijke organisaties en landen doen in de strijd tegen armoede en onderontwikkeling: van Bono tot en met de Millennium Ontwikkelingsdoelen.
1.1 Waarom ontwikkelingssamenwerking? Zonder twijfel is de enorme kloof tussen arm en rijk één van de grootste uitdagingen waar de wereld voor staat. Hoe kan het zijn dat een deel van de wereld baadt in welvaart terwijl elders mensen nog niet beschikken over de meest elementaire levensbehoeften? De drie rijkste mensen ter wereld hebben meer geld dan de 48 armste landen bij elkaar, waar 600 miljoen mensen wonen. Nog een cijfer: 20 procent van de wereldbevolking, ongeveer 1 miljard mensen, leeft van minder dan 1 dollar, dus zo’n 70 eurocent, per dag. Met ontwikkelingssamenwerking wordt geprobeerd de enorme internationale verschillen tussen arm en rijk te verkleinen en armoede te bestrijden. De Nederlandse overheid besteedt jaarlijks ongeveer 0,8 procent van het 6
War Child Marco Borsato is sinds 1998 ambassadeur van War Child en doet er alles aan om de situatie van oorlogskinderen en het werk van War Child onder de aandacht te brengen van het Nederlandse publiek. Hij doet al zijn werk voor War Child op vrijwillige basis en betaalt de kosten die hij daarvoor maakt zelf. Marco Borsato vertelt regelmatig in de media over zijn reizen voor War Child. Daarnaast speelt hij een belangrijke rol bij het Friends for War Child-concert en andere acties en evenementen van War Child. Ook tijdens zijn eigen concerten wordt War Child nooit vergeten. In 2006 vroeg hij zijn fans om 40.000 kinderen in Uganda te helpen en hun wensen in vervulling te laten gaan. In totaal werd er tijdens de concerten ruim 3 ton opgehaald voor War Child. Daarnaast besteedt hij aandacht aan het werk van War Child via zijn website en nieuwsbrieven.
Bron 1
bruto nationaal inkomen aan ontwikkelingssamenwerking en ontwikkelingshulp. In 2007 was dat zo’n 4,9 miljard euro. Daarmee is Nederland een van de vijf landen ter wereld die voldoen aan de door de Verenigde Naties vastgestelde norm die rijke landen verplicht om 0,7 procent van hun nationaal inkomen te besteden aan ontwikkelingssamenwerking. Maar ontwikkelingssamenwerking is niet alleen een taak van overheden. Net zagen we al dat ook internationale popsterren en acteurs zich inzetten. Daarnaast zijn ook
vele duizenden burgers en particuliere organisaties actief in de bestrijding van armoede. Ongetwijfeld ken je in je omgeving een initiatief op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, misschien zijn er op jouw school wel projecten die te maken hebben met armoedebestrijding. Scholieren van de basisschool sturen bijvoorbeeld via stichting Edukans een schoenendoos met schoolspullen en speelgoed naar een kind elders in de wereld. Solidariteit en betrokkenheid bij het lot van mensen die het niet zo goed hebben, zijn belangrijke motivatiebronnen voor mensen om aan ontwikkelingssamenwerking te doen. Maar er zijn ook andere redenen. Bijvoorbeeld het feit dat sommige problemen zich niets aantrekken van landsgrenzen. Neem het mondiale klimaat. Armoede dwingt veel mensen in ontwikkelingslanden om bomen te kappen voor brandhout, waardoor hele bossen en oerwouden verdwijnen. Dat levert ook voor westerse landen problemen op. Een andere reden is dat wij in Europa te maken hebben met immigratie en integratie. Door gewapende conflicten en burgeroorlogen in hun land slaan mensen op de vlucht. Ook als mensen geen uitzicht hebben op een leefbare toekomst voor zichzelf en hun kinderen, besluiten ze vaak te verhuizen. Om de immigratiestroom beheersbaar te houden, is het daarom van belang om hulp te bieden aan de landen die dat nodig hebben. Ten slotte hebben de rijke landen zoals Nederland een economisch belang om de armoede te bestrijden: arme mensen kunnen geen goederen kopen. Daar kunnen bedrijven niks aan verdienen. De welvaart van de hele wereld stijgt dus als we erin slagen de armoede te verminderen. Onderontwikkeling, kortom, gaat niet alleen de arme landen aan. Het is een wereldwijde uitdaging. Door de snelle ontwikkeling van massamedia, door de opkomst van internet en het beschikbaar worden van mogelijkheden om te reizen, kunnen we ook steeds makkelijker weten wat er elders op de wereld gebeurt. Hoe mensen elders leven. De wereld is een dorp of global village geworden, zegt men wel eens.
Katja tegen armoede AMSTERDAM - Katja Schuurman heeft haar eigen goededoelenproject. Het gaat om Return to Sender, dat met de verkoop van spullen bij de HEMA een bijdrage moet leveren aan armoedebestrijding. De stichting Return to Sender zoekt naar bijzondere producten en spullen in de armste gebieden van de wereld om die te verkopen in Nederland, zoals poppen, tassen, schalen en kussens. De winst die in Nederland wordt gemaakt op de producten gaat terug naar ontwikkelingsprojecten in de regio’s van herkomst. “We zijn onderweg best wat problemen tegengekomen,” aldus Katja Schuurman. “Een van de producten die we hadden geselecteerd voldeed bijvoorbeeld niet aan de gestelde kwaliteitseisen voor de verkoop in Nederland. We konden de order dus helaas niet laten uitvoeren, maar hebben dit met de producent besproken zodat we volgend jaar wel een order kunnen plaatsen.” Bron: ANP
Bron 2
In een later hoofdstuk gaan we in op de vraag wat armoede eigenlijk is en wat er gedaan wordt om armoede en onderontwikkeling te bestrijden. In elk geval is het duidelijk dat een gezamenlijke inspanning veel effectiever zal zijn dan wanneer iedereen langs elkaar heen werkt. Dit inzicht leidde er in 2000 toe dat de leiders van 189 landen besloten om de Millenniumdoelen vast te leggen.
Vragen en opdrachten 1. “Geef iemand een vis, dan heeft hij vandaag te eten. Geef hem een hengel en hij zal nooit meer honger hebben.” Leg met behulp van dit spreekwoord uit wat volgens jou het verschil is tussen ontwikkelingshulp en ontwikkelingssamenwerking. 2. a. Lees de intro en bron 1. Waarom heeft War Child Marco Borsato gevraagd om ambassadeur te worden van deze organisatie? b. Zoek op de website van War Child drie voorbeelden van landen waar kindsoldaten worden ingezet bij conflicten. c. Bedenk een reden waarom sommige overheden graag gebruikmaken van kindsoldaten. 7
1. WAT IS ONTWIKKELINGSSAMENWERKING?
3. Het Nederlandse budget voor ontwikkelingssamenwerking is al jaren vastgesteld op 0,8 procent van ons bruto nationaal inkomen. Daarmee voldoet Nederland ruimschoots aan de internationale doelstelling om minstens 0,7 procent van het nationale inkomen aan ontwikkelingssamenwerking te besteden. a. Hoe komt het volgens jou dat de Nederlandse uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking al jaren stijgen? b. Probeer twee redenen te bedenken waarom de meeste landen zich niet houden aan de internationale doelstelling van minimaal 0,7 procent van het nationaal inkomen. c. Waarom denk je dat een land als Nederland zich wel aan deze afspraak houdt? 4. Bedenk vijf redenen voor landen om aan ontwikkelingssamenwerking te doen.
5 Welk woord weg? Doe deze opdracht samen met een medeleerling. Bepaal telkens welke van de vier woorden volgens jou niet in het rijtje thuishoort. Geef bij elk antwoord een inhoudelijke uitleg. Let op: soms zijn meer antwoorden mogelijk. a.
DE MINISTER VAN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING – UNICEF – MARCO BORSATO – EDUKANS
… hoort er niet bij, omdat …. b. 0,8 PROCENT – 4,9 MILJARD EURO – 0,7 PROCENT – 1 DOLLAR PER DAG … hoort er niet bij, omdat ….
6 Tropisch regenwoud Het verdwijnen van tropisch regenwoud heeft dramatische gevolgen voor de lokale bevolking, maar ook voor de hele planeet. Welke van de volgende strategieën om het verdwijnen van tropisch bos te verminderen lijkt jou het meest succesvol? Motiveer je antwoord. Het intensiveren van de controle op illegale houtkap door het inzetten van boswachters, maar ook door het gebruik van satellieten en GPS-technologie. Het verbieden van de handel in hardhout uit tropische bossen. Een voorlichtingscampagne onder bewoners van bosgebieden dat het kappen van bomen schadelijk is. Aanplanten van nieuwe bomen. Anders, namelijk ......
7 Hoe rijk ben jij? Hoe rijk ben jij eigenlijk? Stel je bent zeventien en je bent vakkenvuller in de supermarkt. Je verdient dan 39 procent van het wettelijk minimumloon. Dat is per maand 520 euro. Per jaar is dat 6.240 euro. In Nederland ben je dan best arm. Maar hoe zit dat als je het op wereldniveau bekijkt? Dan blijk je als vakkenvuller goed te boeren. Met een jaarinkomen van 6.240 euro behoor je tot de 13,8 procent rijkste mensen ter wereld!
8
Vul je jaarlijkse inkomen in op de website www.globalrichlist.nl. Kijk hoeveel mensen meer geld én hoeveel mensen minder geld hebben dan jij.
v
8 Armoede elders en wij hier Onderontwikkeling is niet alleen een probleem van de arme landen. Ook wij hebben er dagelijks mee te maken. a. b. c. d.
Toon met een voorbeeld het verband aan tussen het mondiale klimaatprobleem en het armoedeprobleem. Welk verband kun je ontdekken tussen de internationale migratiestromen en het armoedeprobleem? Noem een conflict (of oorlog) dat direct of indirect verband houdt met het armoedeprobleem. Motiveer je keuze. Toon aan dat onze welvaart indirect afhankelijk is van het al dan niet oplossen van het armoedeprobleem. Betrek in je antwoord het eigenbelang van de westerse landen.
1.2 De Millennium Ontwikkelingsdoelen Al ruim vijftig jaar houden overheden van de rijkere landen, zoals Nederland, en multinationale organisaties zoals de Verenigde Naties (VN), maar ook particuliere organisaties zoals Oxfam Novib zich bezig met ontwikkelingssamenwerking. Vooral binnen de Verenigde Naties zijn in het verleden regelmatig doelen vastgesteld en afspraken gemaakt op het gebied van armoedebestrijding. Zoals de afspraak dat alle rijke landen 0,7 procent van hun inkomen moeten besteden aan ontwikkelingssamenwerking. Maar de beloftes werden keer op keer gebroken of er ontbrak een duidelijk tijdpad waarbinnen het doel bereikt zou moeten zijn. Tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in september 2000 tekenden de leiders van 189 landen de zogenaamde Millennium Verklaring. Hiermee beloofden ze te werken aan een wereld waarin mannen, vrouwen en kinderen niet in mensonterende omstandigheden van extreme armoede hoeven te leven en zich in te zetten voor een wereld waarin iedereen het recht heeft zich te ontwikkelen. Daarnaast besloten de Verenigde Naties alle in het verleden reeds gedane beloftes bij elkaar te voegen en te voorzien van een duidelijke einddatum en indicatoren (aanwijzingen) waaraan iedereen kan aflezen of de doelen daadwerkelijk zijn gehaald. Deze beloften noemen we de Millennium Ontwikkelingsdoelen, kortweg de Millenniumdoelen.
5. Het aantal vrouwen dat sterft door zwangerschap, met drie kwart terugbrengen. 6. De verspreiding van aids, malaria en andere dodelijke ziektes stoppen. 7. Een duurzaam leefmilieu voor meer mensen: halvering van het aantal mensen zonder drinkwater. 8. Eerlijker handel, oplossing schuldenvraagstuk en betere hulp. Dit zijn de doelen waaraan overheden en organisaties, maar ook burgers zullen werken tot en met 2015.
Millenniumdoel 1: Armoede terugdringen Extreme armoede betekent dat iemand minder dan 1 dollar per dag te besteden heeft. In 1990 moesten ongeveer één miljard mensen wereldwijd zien te overleven met minder dan 1 dollar per dag. In 2015 moet dit zijn teruggebracht tot 600 miljoen. Niet genoeg te eten hebben is waarschijnlijk het meest schrijnende teken van onderontwikkeling. De organisatie FAO houdt jaarlijks de vooruitgang bij in de strijd tegen honger. In de grafiek op de volgende bladzijde is te zien dat er sinds 1970 enige vooruitgang is geboekt. Toch is er geen reden voor al te groot optimisme. Het aantal extreme armen neemt vooral af in landen als China en India. Andere regio’s blijven echter achter. Dat geldt vooral voor Afrika ten zuiden van de Sahara (sub-Sahara Afrika) en
Dat de wereldleiders aan armoedebestrijding willen werken, is niet nieuw. Maar dat ze dit structureel samen met elkaar én met internationale organisaties gaan doen is wel nieuw. Wat ook nieuw is, is dat er een duidelijke ‘deadline’ voor de resultaten is: in het jaar 2015 moeten de volgende acht doelen bereikt zijn: 1. Het aantal mensen dat in extreme armoede leeft, ten minste voor de helft terugbrengen. 2. Alle kinderen in alle landen naar de basisschool. 3. Mannen en vrouwen dezelfde rechten. 4. Het aantal kinderen dat voor de vijfde verjaardag overlijdt, met twee derde terugbrengen. 9
1. WAT IS ONTWIKKELINGSSAMENWERKING?
Zuid-Azië. In sub-Sahara Afrika leeft drie kwart van de bevolking van minder dan 2 dollar per dag, en bijna de helft – dat zijn 514 miljoen mensen – van minder dan 1 dollar per dag. Ook in Zuid-Azië heeft driekwart van de bevolking minder dan 2 dollar per dag te besteden en bijna een derde van de bevolking minder dan 1 dollar per dag. Om de armoede voor 2015 met de helft terug te dringen zal de ‘hongertrend’ scherp moet worden omgebogen.
HONGER
Aantal ondervoede personen in ontwikkelingslanden, in miljoenen
1.000 Scenario Millenniumdoelen
India gaat goed én niet goed BHOPAL – De negenjarige Gita verdient haar geld door boven de straten van Bhopal in de Centraal-Indiase deelstaat Maddya Pradesh als koorddanser te werken. De economie van India is de laatste twaalf maanden met 7 procent gegroeid, de beurs boomt, de buitenlandse investeringen zitten op een record en de Indiase middenklasse groeit. Toch leeft in India een kwart van de bevolking van ruim een miljard onder de armoedegrens. Ruim een derde is analfabeet, vooral vrouwen en meisjes. Schattingen over kinderarbeid in India lopen sterk uiteen: van 10 tot 150 miljoen. De bijdrage die de kinderen leveren aan het bruto nationaal product van India zou ongeveer 20 procent zijn. Bron: NRC
Bron 4
800 600 400
Wereld Voedseltop basisperiode (1990-1992) Scenario Wereld Voedsel Organisatie
200 0 1970 ‘75 bron: FAO
‘80
‘85
‘90
‘95
‘00
‘05
‘10 2015 Bron 3
afgenomen tot 12 procent. De grootste stijging is sinds 1999 opgetreden. Een probleem blijft het feit dat meisjes minder naar school gaan dan jongens. Van de kinderen die wereldwijd niet naar school gaan is maar liefst 57 procent meisje. Hoewel ook Afrika de laatste jaren vooruitgang heeft geboekt, blijft dit continent achterlopen: 30 procent van de Afrikaanse kinderen gaat niet naar school.
Millenniumdoel 2: Alle kinderen naar school Onderwijs is een basisrecht. Toch gaan er wereldwijd ruim zeventig miljoen kinderen niet naar school, en is een op de zes mensen analfabeet. Goed onderwijs is een belangrijk middel om armoede te bestrijden, want door onderwijs hebben meer mensen kans op een baan. Aan de andere kant zorgt armoede er ook voor dat kinderen niet naar school kunnen. Veel ouders verdienen niet genoeg om de schoolkosten voor hun kinderen te betalen. Daarnaast is de kwaliteit van het onderwijs vaak erg slecht, omdat er een tekort is aan goede leerkrachten en materialen. Ook bij dit ontwikkelingsdoel is vooruitgang geboekt. In 1990 ging 20 procent van de kinderen in ontwikkelingslanden niet naar school. In 2004 was dat percentage
10
Millenniumdoel 3: Gelijkwaardigheid mannen en vrouwen Mannen en vrouwen hebben formeel dezelfde rechten. Dit is vastgelegd in internationale mensenrechtenverdragen. Toch worden in veel landen vrouwen gediscrimineerd en achtergesteld. Zo zagen we net al dat in veel landen minder meisjes naar school gaan dan jongens. Ouders vinden het vaak niet nodig en zeggen: ‘meisjes hoeven niks te leren, hun taak is trouwen en kinderen krijgen.’ Bij dit Millenniumdoel hoort dat verschillen tussen jongens en meisjes in het basis- en middelbaar onderwijs in 2015 moeten zijn verdwenen. Maar ook op andere fronten moet het beter: vrouwen moeten zelf kunnen bepalen wanneer en hoeveel kinderen ze willen krijgen; eigendomsrechten voor vrouwen moeten goed geregeld zijn, zodat ze bijvoorbeeld recht op hun deel van een erfenis hebben; er moet gelijke toegang tot de arbeidsmarkt zijn; er moeten meer vrouwen op hoge politieke posities terechtkomen en vrouwen moeten tegen geweld beschermd worden. De cijfers liegen er niet om. Vrouwen vormen 50,5 procent van de wereldbevolking. Ze doen 66 procent van al het werk, maar verdienen slechts 10 procent van het wereldinkomen. Ongeveer één op de twintig regeringsleiders is een vrouw. In Afrika zijn de vrouwen verantwoordelijk voor 80 procent van de voedselproductie, maar de mannen hebben het voor het zeggen.
Vrouwen rukken op Internationale Vrouwendag op 8 maart wordt jaarlijks aangegrepen om aandacht te vragen voor de achtergestelde positie waarin veel vrouwen nog steeds verkeren. De website OneWorld maakte in maart 2005 van de gelegenheid gebruik om enkele successen in de strijd voor gelijkberechtiging op een rijtje te zetten. • ‘Vrouwen rukken op in de politiek. Het percentage vrouwelijke parlementariërs is sinds 2000 gestegen van 13,4 procent naar 15,7 procent. • De New York Times signaleert in de krant van 8 juni 2004 dat vrouwenbesnijdenis in Afrika aan populariteit inboet. • Voor het eerst in de geschiedenis heeft een Afrikaanse vrouw de Nobelprijs voor de Vrede gekregen. De Keniaanse ecologe Wangari Maathai kreeg in 2004 de prijs voor haar strijd voor behoud van de Afrikaanse bossen. • Tijdens de Olympische Spelen in Athene 2004 overwint Robina Muguimyar de strenge zeden van haar land. Zij is – samen met haar teamgenote Judoka Friba Rezihi – de eerste vrouw die Afghanistan vertegenwoordigt tijdens de Spelen. Ze loopt de 100 meter in sportkleding die is aangepast aan de strenge kledingvoorschriften die gelden in haar land.
Bron 5
Gelijkheid van mannen en vrouwen is lastig te meten. Toch kun je aan een aantal indicatoren zien dat de laatste jaren vooruitgang is geboekt. In januari 2007 was 17 procent van het aantal parlementariërs wereldwijd vrouwelijk. In 1990 was dat percentage nog 13 procent. Koploper is Rwanda, waar de helft van de parlementariërs vrouw is. In Kuweit mochten in 2006 vrouwen voor het eerst meedoen als kandidaat voor het parlement. Twee vrouwen werden daadwerkelijk gekozen.
Veel kinderen in ontwikkelingslanden overlijden aan ziektes die voorkomen of genezen hadden kunnen worden, zoals diarree, mazelen, longontsteking en malaria. Maar ook aids maakt steeds meer slachtoffers onder kinderen. Er zit vooruitgang in de strijd tegen kindersterfte, maar het gaat nog langzaam. In 1960 stierf een op de vijf kinderen voor het vijfde levensjaar. In 1990 was dit cijfer gedaald tot een op de tien kinderen. Vooral in NoordAfrika, het Midden-Oosten, Latijns-Amerika en OostAzië gaat het de goede kant op. In deze regio’s verminderde de kindersterfte dankzij economische groei, betere voeding en toegang tot gezondheidszorg. Vooral in subSahara Afrika blijft de kindersterfte erg hoog. Al met al lijkt dit millenniumdoel niet in 2015 gehaald te worden, maar pas dertig jaar later.
Millenniumdoel 5: Minder moedersterfte Zwanger worden is nog altijd één van de gevaarlijkste dingen die een vrouw in een ontwikkelingsland kan overkomen. Jaarlijks overlijden meer dan een half miljoen vrouwen tijdens of na de bevalling. De kans dat een vrouw in sub-Sahara Afrika in het kraambed sterft is één op zestien. In de rijke landen is die kans één op 3.800. De Afrikaanse vrouwen zijn arm, leven op het platteland met slechte gezondheidszorg én ze zijn vrouw. Het is de meest benadeelde positie ter wereld. Om ervoor te zorgen dat ze zelf kunnen bepalen wanneer ze kinderen krijgen, is de beschikbaarheid van voorbehoedsmiddelen en veilige abortus daarom van levensbelang. Net als het recht van vrouwen om zelf te beslissen over hun eigen seksualiteit. Daarom kan het terugdringen van moedersterfte alleen gerealiseerd worden in combinatie met het derde Millenniumdoel, de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen.
Millenniumdoel 4: Minder kindersterfte Wereldwijd sterven ruim tien miljoen kinderen voor hun vijfde levensjaar. Dat is meer dan 30.000 kinderen per dag. In ontwikkelingslanden sterft één op de twaalf kinderen voordat het vijf jaar heeft kunnen worden. In rijke landen gebeurt dit met slechts één op de 143 kinderen. 11
1. WAT IS ONTWIKKELINGSSAMENWERKING?
Een baby krijgen in Kameroen Wat er allemaal wel niet mis kan gaan als een vrouw op het verarmde platteland van Kameroen ‘gewoon’ een baby krijgt. Bij Prudence Lemokouno was de bevalling op gang gekomen, maar het kind wilde er niet uit komen. Verloskundige hulp was niet aanwezig en na drie dagen werd Prudence achterop een motor gezet en naar een ziekenhuis vervoerd. Daar gebeurde niets, want de familie van Prudence moest eerst 100 dollar voor een keizersnede betalen. Tegen de tijd dat de dokter wilde opereren, had Prudence zoveel bloed verloren dat een bloedtransfusie nodig was. Maar er was geen bloed. Gelukkig had de journalist die dit verhaal optekende, Nicholas Kristof van de New York Times, dezelfde bloedgroep, en hij werd ter plekke donor. Maar daarna begon het ziekenhuis nog meer geld te eisen, en toen na zes uur iedereen klaar was om te opereren, vertelde de verpleegster dat de dokter simpelweg naar huis was gegaan om pas de ochtend daarna terug te komen. Diezelfde nacht is Prudence overleden. Haar kind stierf met haar. Bron: Internationale Samenwerking
Bron 6
Aantal vrouwen dat sterft per 1000 geboorten Sierra Leone Afghanistan Malawi Angola Niger Nederland
20 19 18 17 16 0,016
Bron : Website OneWorld
Bron 7
Sinds 1990 is het aantal bevallingen onder deskundige begeleiding gestegen van 43 naar 57 procent. Ook bij dit Millenniumdoel is de geboekte vooruitgang in Zuid-Azië en sub-Sahara Afrika het laagst.
Millenniumdoel 6: Terugdringen aids, malaria en tbc Wereldwijd zijn er bijna veertig miljoen mensen besmet met het hiv-virus. Het grootste deel daarvan, 25 miljoen mensen, leeft in subSahara Afrika. In deze regio is aids de belangrijkste doodsoorzaak. In 2001 stierven 2,2 miljoen mensen aan aids. In 2006 was dat cijfer opgelopen tot 2,9 miljoen mensen. Vooral in de voormalige Sovjetrepublieken en in Oost-Azië stijgt het aantal besmettingen razendsnel. Een andere veelvoorkomende doodsoorzaak in Afrika is malaria. Van de één miljoen malariaslachtoffers per jaar woont 90 procent in Afrika. 12
Hiv/aids, malaria en tuberculose zijn ’s werelds grootste ‘killers’ en eisen de meeste slachtoffers in ontwikkelingslanden. Elke dertig seconden sterft er een Afrikaans kind aan malaria. Vooral in de zuidelijke Afrikaanse landen zijn de besmettingscijfers alarmerend. Om de aidsepidemie tot stilstand te brengen is vooral goede voorlichting nodig. Condooms beschermen tegen besmetting tijdens seksuele contacten. Schone naalden zijn essentieel voor drugsgebruikers. Bepaalde medicijnen kunnen voorkomen dat een moeder de ziekte overdraagt aan haar kind. Succes of falen op het gebied van dit Millenniumdoel heeft gevolgen voor de andere doelen. Wanneer steeds meer leraren overlijden aan de gevolgen van hiv/aids, verkleint de kans op goed onderwijs. Een ander voorbeeld: wanneer boeren ziek zijn door malaria kunnen ze geen voedsel meer verbouwen. Het zal je inmiddels duidelijk zijn dat alle Millenniumdoelen in zekere mate met elkaar samenhangen.
Condoomgebruik uit barmhartigheid KAMPALA - Bisschop Muskens uit Breda vertelt in Uganda dat een kleiner kwaad, gebruik van een condoom, best mag in de strijd tegen een groter kwaad, aids. “My Lordship!”, klinkt het hier en daar eerbiedig. De man die wordt aangesproken, de zeventigjarige bisschop Tiny Muskens, is met zijn lichte poloshirt en baseballpet nauwelijks als geestelijk leider te herkennen. Muskens is in Uganda op uitnodiging van de Nederlandse organisatie Stop Aids Now! Zijn aanwezigheid geldt als een belangrijke morele steun voor Afrikaanse katholieken. Rome mag tegen condoomgebruik zijn, zelf beroept hij zich op een ‘leidend principe uit de moraaltheologie’ dat een kleiner kwaad geoorloofd is om een groter kwaad te bestrijden. Bron: de Volkskrant
Bron 8
• meewerken aan het tot stand komen van een eerlijk internationaal handelssysteem;
• een oplossing vinden voor de schuldenpositie van de arme landen;
• samen met de ontwikkelingslanden zorgen voor fatsoenlijk werk voor jongeren;
• zich houden aan de afspraak om 0,7 procent van het bnp aan ontwikkelingshulp te besteden.
Millenniumdoel 7: Beter leefmilieu, zoals drinkwater Dit Millenniumdoel is opgesplitst in een aantal subdoelen. Ten eerste is ‘duurzame ontwikkeling’ een doel waar alle landen in de wereld naar moeten streven, bijvoorbeeld door ontbossing en CO2-uitstoot tegen te gaan. Ten tweede moet het aantal mensen zonder toegang tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen in 2015 gehalveerd zijn ten opzichte van 1990. Ten slotte moeten de leefomstandigheden van ten minste honderd miljoen sloppenwijkbewoners in 2020 verbeterd zijn. Een paar voorbeelden. Door het verdwijnen van bossen verliezen mensen inkomsten, een gebrek aan schoon drinkwater kan kilometers lange wandelingen tot gevolg hebben, fabrieken die zich niet aan de regels houden vervuilen de leefomgeving. De kans dat dit zevende ontwikkelingsdoel gehaald wordt is niet groot. Jaarlijks gaat bijvoorbeeld 73.000 vierkante kilometer bos verloren, dat is bijna twee keer de oppervlakte van Nederland. Toch is het gelukkig niet allemaal slecht nieuws: het lijkt te gaan lukken om het aantal mensen zonder toegang tot veilig drinkwater in 2015 te halveren ten opzichte van 1990. Het aantal mensen met toegang tot drinkbaar water steeg van 71 procent in 1990 tot 80 procent in 2004. Ook het aantal mensen dat gebruik kan maken van sanitaire voorzieningen steeg in deze periode, van 49 naar 59 procent. Deze vooruitgang is echter niet voldoende om de doelstelling in 2015 te bereiken.
Bij dit achtste ontwikkelingsdoel draait het vooral om de politieke wil van de rijke landen. Hoe kan een sinaasappelboer in Zuid-Afrika concurreren met de Spaanse sinaasappels, als hij hoge invoerrechten moet betalen om zijn producten in de Europese Unie af te zetten? Hoe kan een land als Mali geld besteden aan onderwijs of gezondheidszorg, terwijl het zijn schulden aan de rijke landen nog moet terugbetalen? Hoe kan een Ghanese kippenboer het hoofd boven water houden als Nederland tegen een spotprijs kippenpoten in Ghana op de markt dumpt? Het antwoord op al deze vragen is: dat kan niet. De belangrijkste reden is dat economische ontwikkeling wordt gefrustreerd door oneerlijke internationale handel. Er moet heel wat gebeuren wil het achtste ontwikkelingsdoel gehaald worden. De ontwikkelingslanden hebben het afgelopen decennium een betere toegang tot economische markten gekregen. Drie kwart van hun export kwam in 2004 belastingvrij de ontwikkelde landen binnen. Acht jaar eerder was dat nog maar de helft. Toch worden goederen als kleding en landbouwproducten nog steeds zwaar belast door de rijke landen. Voordat álle handelsbarrières zijn verdwenen moet er dan ook nog veel gebeuren. Ook het afschaffen van de steun aan de boeren in rijke landen, waardoor arme landen niet kunnen concurreren, gaat slechts mondjesmaat. We komen hierop terug in hoofdstuk 6 en 7.
Millenniumdoel 8: Eerlijke handel en schuldverlichting Zijn de eerste doelen vooral gericht op de situatie in ontwikkelingslanden, doel acht somt een aantal dingen op die rijke landen moeten doen om de andere doelen mogelijk te maken, zoals: 13
1. WAT IS ONTWIKKELINGSSAMENWERKING?
Falende hulp dwingt Afrika tot initiatief De G8 houdt zich niet aan de belofte van twee jaar geleden om Afrika te helpen. Gelukkig maar, vinden sommigen. Afrika groeit, ondanks én dankzij de apathie in het Westen. Nu de rijke industrielanden opnieuw bij elkaar zijn, staan de anti-armoedeactivisten klaar met hun rekenmachine. Wat is er terechtgekomen van de beloften die de leiders van de G8 op de top in het Schotse Gleneagles deden aan de arme landen? Te weinig, zegt Oxfam. Volgens berekeningen van deze hulporganisatie zal de G8 tegen 2010 zeker 30 miljard dollar minder hebben uitgegeven dan beloofd, ten koste van vijf miljoen mensenlevens, vooral kinderen. De G8 komt zijn beloften dus niet na, de hulp aan Afrika stagneert. Maar is dat erg? Jawel, zeggen ze bij Oxfam, want hulp werkt. Hulp heeft er volgens hen voor gezorgd dat zeker twintig miljoen Afrikaanse kinderen naar school konden.
Dankzij hulp kregen 780.000 seropositieve Afrikanen aidsremmende medicijnen en werden twee miljoen tbc-patiënten behandeld. Integendeel, betoogde Nicky Oppenheimer, voorzitter van ’s werelds grootste diamantbedrijf, het Zuid-Afrikaanse bedrijf De Beers, deze week in Londen. Sinds de G8-bijeenkomst in Gleneagles in 2005 groeien de economieën van Afrikaanse landen gemiddeld met 5 procent per jaar, tegenover 2 procent in de jaren tachtig en negentig. Er wordt nu ook veel minder gevochten dan eind jaren negentig. Volgens Oppenheimer is het maar beter dat Afrika van de agenda is verdrongen door klimaatverandering, Irak en Afghanistan. Het heeft Afrikaanse landen gedwongen om meer op zichzelf te vertrouwen en verantwoordelijkheid te nemen. Simpele oplossingen als meer hulp zullen volgens hem nooit werken voor Afrika. Bron: NRC Handelsblad Bron 9
Vragen en opdrachten 9. Waarom is er in 2000 gekozen om met betrekking tot de bestrijding van armoede acht doelen vast te stellen? 10. De grens van extreme armoede is bepaald op 1 dollar per dag. a. Wat zijn de nadelen van zo’n grens? b. Wat zou een andere manier kunnen zijn om extreme armoede vast te stellen? 11. Goed onderwijs is van groot belang voor de bestrijding van armoede. Toon het verband tussen onderwijs en armoedebestrijding aan met een voorbeeld. 12. Zoek uit hoeveel vrouwelijke ministers Nederland heeft en hoeveel vrouwen er in de Tweede Kamer zitten. Bekritiseer op positieve of negatieve manier dit aantal vrouwen. 13. In Nederland en andere rijke landen komt ook hiv/aids voor. Hoe komt het dat de epidemie hier niet zo’n grote omvang heeft gekregen als bijvoorbeeld in zuidelijk Afrika? 14. Door het verdwijnen van bossen verliezen mensen inkomsten. Leg dit verband uit met een duidelijk voorbeeld. v 15. a. Wat denk je dat er gebeurt als de Millenniumdoelen in 2015 niet gehaald worden? b. Wat zou er dan volgens jou moeten gebeuren? c. Wie zouden er dan op moeten treden tegen de landen die te weinig hebben gedaan? v 16. Kies een land uit sub-Sahara Afrika en probeer er achter te komen hoe dit land op weg is naar 2015. Welke doelen zal het land halen en welke niet? Zoek bijvoorbeeld via de website van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
17 Honger bestrijden, maar hoe? Hoe kan je honger het beste bestrijden? Zet de volgende maatregelen in volgorde van effectiviteit. Nummer van 1 tot 5. Motiveer daarna je antwoord. Het sturen van voedsel van een land waar te veel wordt geproduceerd naar een land waar een tekort is. Het verbieden van de import van voedsel uit landen waar mensen niet genoeg te eten hebben. Het ontwikkelen van methoden om op droge, onvruchtbare grond toch voedsel te kunnen verbouwen. Het scholen van de lokale bevolking. Het verhogen van de inkomstenbelasting zodat rijke mensen meer bijdragen aan het bestrijden van honger.
14
18 Schoon drinkwater
Hoge kindersterfte door watertekort DEN HAAG - De acht rijkste landen (G8) moeten dringend aan de slag om een wereldwijd actieplan te maken om de groeiende watercrisis in de wereld aan te pakken. Vies water is een veel grotere dreiging voor mensen in de ontwikkelingslanden dan gewelddadige conflicten. Jaarlijks sterven 1,8 miljoen kinderen aan diarree door een gebrek aan schoon water en toiletten. Naast de bijna twee miljoen kinderen die sterven door het drinken van vies water, wordt bijna de helft van de arme bevolking daar op enig moment ziek van. Vrouwen en meisjes worden belemmerd in hun ontwikkeling omdat zij elke
dag uren bezig zijn om water te halen. Vuil water zorgt niet alleen voor tal van ziekten maar belemmert ook de armoedebestrijding en de economische groei. UNDP-topman Ad Melkert overhandigde het rapport in Den Haag aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking. Melkert vindt dat in de discussie het hygiëneprobleem te veel is verborgen. “Het is nu tijd dat we openlijk over ‘shit’ durven te spreken.” Hij wees erop dat door verbeterde hygiëne het sterfterisico voor baby’s in Egypte en Peru met bijna 60 procent is gedaald. Bron: De Telegraaf
a. Noem twee redenen waarom watertekort leidt tot hoge kindersterfte. b. In het krantenbericht komen ook andere oorzaken van onderontwikkeling voor. Welke oorzaken herken je in het bericht en met welke Millenniumdoelen hebben deze te maken?
19 Welk woord weg? Doe deze opdracht samen met een medeleerling. Bepaal telkens welke van de vier woorden niet in het rijtje thuishoort. Probeer steeds twee antwoorden te geven. Geef bij elk antwoord een inhoudelijke uitleg. a.
SEKSUELE CONTACTEN – INJECTIENAALDEN – MUGGEN – HIV/AIDS
… hoort er niet bij, omdat …. b. HONGER – ANALFABETISME – MALARIA – VERVUILD DRINKWATER … hoort er niet bij, omdat ….
20 Afrika: wel hulp of geen hulp? Lees bron 9 over de gevolgen van de falende hulp aan Afrika. a. Waarom houden organisaties als Oxfam bij of de rijke landen hun beloften houden? b. Wat bedoelt Oppenheimer als hij zegt dat Afrika succes heeft dankzij de apathie en onbetrouwbaarheid van de internationale gemeenschap? c. Geef je Oppenheimer gelijk of niet? Beargumenteer duidelijk je mening.
15
1. WAT IS ONTWIKKELINGSSAMENWERKING?
21 Kindersterfte Zoek met behulp van je atlas of CIA factbook (te vinden via Google) enkele cijfers van kindersterfte in verschillende landen op. Zoek een aantal landen op waar de kindersterfte erg hoog is, waar deze gemiddeld is en waar deze laag is. Welke overeenkomsten zie je tussen de landen in ieder van de categorieën? landen met hoog kindersterftecijfer
percentage
landen met gemiddeld kindersterftecijfer
percentage
landen met laag kindersterftecijfer
percentage
22 Hiv en dollars
23 Millenniumdoelen staan niet los van elkaar
Wat wil de tekenaar met deze spotprent aangeven?
De verschillende Millenniumdoelen hangen met elkaar samen. Leg het verband uit tussen de volgende doelen: a. Moedersterfte (doel 5) en vrouwenrechten (doel 3). b. Hiv/aids (doel 6) en onderwijs (doel 2). c. Toegankelijk drinkwater (doel 7) en inkomen (doel 1).
16
24 Worden de Millenniumdoelen gehaald? Neem het schema over in je schrift en vul achtereenvolgens in: • de acht Millenniumdoelen; • factoren die het halen van de Millenniumdoelen bevorderen; • factoren die het behalen van de Millenniumdoelen in de weg staan. Millenniumdoelen
factoren ter bevordering van halen Millenniumdoelen
factoren die behalen Millenniumdoelen in de weg staan
25 De prioriteiten van Nederland Nederland kiest ervoor om vooral drie Millenniumdoelen te ondersteunen (zie diagrammen hieronder). a. b. c. d.
Probeer per stuk te beargumenteren waarom Nederland juist deze drie doelen steunt. Ben je het eens met deze keuze? Waarom wel of niet? Noem een van de andere doelen die je ook of net zo belangrijk vindt, en waarom. Kijk in de diagrammen naar de verschillende kanalen via welke de hulp plaatsvindt. Welk kanaal wordt het meeste gebruikt? Waarom is dat zo, denkje?
MILLENNIUMDOEL 2 Onderwijs voor elk kind
MILLENNIUMDOEL 6
MILLENNIUMDOEL 7
Bestrijding van hiv/aids, malaria en andere dodelijke ziektes
Bescherming van het milieu, iedereen schoon drinkwater
Totaal 760.773 Percentage van de totale begroting Ontwikkelingssamenwerking 2008: 15,6 procent
Totaal 448.195 Percentage van de totale begroting ontwikkelingssamenwerking 2008: 9,2 procent.
624.893 Rechtstreeks van de ambassade aan de overheid en organisaties in partnerlanden
177.437 Rechtstreeks van de ambassade aan de overheid en organisaties in partnerlanden
%
%
53.222 Via internationale organisaties, waaronder Unicef, UNHCR en EOF
196.333 Via internationale organisaties, waaronder Unicef, UNHCR en EOF
66.167 Particulier kanaal via organisaties als25 Terre des Hommes, Cordaid en kleine organisaties die subsidie krijgen van de overheid
60.997 Via particuliere organisaties als Stop 25 Aids Now
%
bron: IS
338.467 Directe steun aan milieuprogramma’s in landen enregio’s en via steun aan de begroting van een partnerland 107.601 Via internationale organisaties, waaronder UNEP, FAO, UN-Habitat, Wereldbank en EOF (Europees ontwikkelingsfonds) 25 152.561 Via particuliere organisaties als SNV, PSO en ORET
13.428 Overige uitgaven
16.491 Overige uitgaven
bron: IS
Totaal: 627.396 Percentage van de totale begroting Ontwikkelingssamenwerking 2008: 12,8%
28.767 Overige uitgaven bron: IS
17
1. WAT IS ONTWIKKELINGSSAMENWERKING?
Examenopgaven Hieronder volgen enkele examenopgaven uit het CEmaatschappijleer van de afgelopen tien jaar. De tekst is hier en daar aangepast.
HAVO
Kiezen voor effect 1. Inleiding Waarom krijgt het ene land wel ontwikkelingshulp en het andere niet? En hoe wordt ervoor gezorgd dat de hulp goed terechtkomt? Dit document geeft op deze vaak gestelde vragen antwoord. (…) De Nederlandse ontwikkelingshulp begon in 1949 met een schenking van 1,5 miljoen gulden aan een programma van de Verenigde Naties. In het midden van de jaren negentig was het budget voor Ontwikkelingssamenwerking uitgegroeid tot een dikke 6 miljard gulden.
2. Duurzame armoedebestrijding Nederland wil op een duurzame manier armoede bestrijden. Dat is de kern van ontwikkelingssamenwerking. ’Duurzaam’ heeft meerdere betekenissen. In de eerste plaats ’blijvend’: de inspanningen zijn erop gericht dat een land, stad, dorp of bevolkingsgroep ook na beëindiging van de steun op eigen kracht verder kan.
’Duurzaam’ betekent echter ook dat je geen aanslagen pleegt op het milieu. (…) Armoedebestrijding is niet alleen een kwestie van steun aan afzonderlijke landen of regio’s. Ook in het wereldwijde economische verkeer zijn aanpassingen nodig om te voorkomen dat landen, volkeren en culturen in de marge verdwijnen. De steeds uitbreidende internationale contacten hebben zeker ook zegeningen gebracht, zoals sterke verhoging van de productiviteit, kennisverbreding en culturele uitwisseling. Maar het risico van een tweedeling tussen landen die daarvan profiteren en landen die ‘niet meer meedoen’ of afhaken is levensgroot. (…) Moderne ontwikkelingssamenwerking heeft dus ook de opdracht om ervoor te zorgen dat rijke en arme landen op voet van gelijkheid kunnen meedoen aan de wereldeconomie. (…)
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de voorlichtingsbrochure kiezen voor effect, Ontwikkelingssamenwerking in 2000 uitgegeven. Daarin staan de hoofdlijnen van het ontwikkelingsbeleid beschreven. De hier afgedrukte tekst bevat een gedeelte van deze brochure.
1
18
In de brochure wordt gesproken over ontwikkelingshulp en ontwikkelingssamenwerking. Hoewel deze begrippen vaak door elkaar worden gebruikt, gaat het om twee verschillende begrippen. Geef het verschil aan tussen ontwikkelingshulp en ontwikkelingssamenwerking.
2
Geef twee citaten uit paragraaf 2 (Duurzame armoedebestrijding) die kenmerkend zijn voor ontwikkelingssamenwerking.
VWO
Schaf ontwikkelingshulp af Pieter Marres Het afschaffen van de ontwikkelingshulp geeft mensen hun waardigheid terug en pas dan is het dekolonisatieproces afgerond, stelt Pieter Marres. Bovendien biedt het ontwikkelingslanden de kans om de westerse scepsis over hun capaciteiten te weerleggen. (…) De rijke landen geven gezamenlijk per jaar ongeveer 53 miljard dollar uit aan ontwikkelingshulp. Dit bedrag is de afgelopen jaren nagenoeg gelijk gebleven en komt overeen met 0,22 procent van het Bruto Nationaal Product van de donorlanden, terwijl in de Verenigde Naties afgesproken is om 0,7 procent, ruim drie keer zoveel dus, uit te geven. Het ziet er niet naar uit dat de hulp de komende jaren nog aanzienlijk zal stijgen, het tegenovergestelde kan eerder verwacht worden. Wanneer we het totale hulpbedrag vertalen naar individuele landen dan ontvangt een gemiddeld ontwikkelingsland per hoofd van de bevolking tussen de 10 en 50 dollar, met uitschieters naar beneden (India komt niet verder dan 2 dollar) en naar boven (Israël gaat richting 180 dollar per inwoner). Voor 85 procent van de ontwikkelingslanden bedraagt het hulpbedrag minder
dan 10 procent van hun nationaal inkomen. De doelstellingen van de hulp zijn breed en verstrekkend: armoedebestrijding staat voorop, maar niet bij elke donor. (…) Is het tegen deze achtergrond verbazingwekkend dat regeringen van onderontwikkelde landen weinig initiatief tonen, een afwachtende houding aannemen en de donorgemeenschap verwijten onvoldoende te doen? We doen wellicht onvoldoende, maar nog meer doen we het verkeerd. Interessanter is ons voor te stellen wat er gebeurt als we de hulp afschaffen. Wat zijn daar de voordelen van, wat de nadelen? Het afschaffen van de hulp geeft mensen hun waardigheid terug. Dan pas is het dekolonisatieproces afgerond. Veel energie en intellectuele capaciteit die tot dusver besteed worden aan de donoren kan dan worden aangewend om het eigen ontwikkelingsproces vorm te geven. Dit behoeft niet te betekenen dat er geen internationaal overleg meer zal plaatsvinden, maar dit gebeurt dan op basis van gelijkwaardigheid en economische belangen. Bron: de Volkskrant
In bovenstaande tekst pleit ambassadeur Marres voor afschaffing van ontwikkelingshulp. Naast ontwikkelingshulp wordt ook het begrip ontwikkelingssamenwerking gebruikt. Hoewel de begrippen ontwikkelingshulp en ontwikkelingssamenwerking vaak door elkaar worden gebruikt, gaat het om twee verschillende begrippen.
1
Pleit Marres ook voor afschaffing van ontwikkelingssamenwerking? Licht je antwoord toe door: A. het verschil aan te geven tussen ontwikkelingshulp en ontwikkelingssamenwerking, en B. te verwijzen naar een gegeven uit de tekst.
Geef twee argumenten die deskundigen noemen voor het handhaven van ontwikkelingshulp aan de armste landen. Betrek in je antwoord de ontwikkelingsdoelen die zijn vastgesteld in de zogenaamde Millennium Verklaring.
2
De ontwikkelingshulp van ongeveer 53 miljard dollar is in vergelijking met de andere geldstromen, zoals directe investeringen en bankleningen, zeer gering. Toch wordt door deskundigen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking gesteld dat het bedrag van 53 miljard dollar aan ontwikkelingshulp essentieel is, zeker voor de armste landen.
Marres zegt dat niet bij elk donorland armoedebestrijding voorop staat.
3
Welke andere belangen spelen bij deze donorlanden dan een rol? Noem er twee en licht elk belang toe.
19
2
Ontwikkelingslanden en hun kenmerken
“TOEN IK VIER JAAR WAS, KWAMEN DE REBELLEN” Kon Kelei groeide op in Sudan en werd gedwongen om kindsoldaat te worden. “Toen ik vier jaar oud was, kwamen de rebellen van het SPLA (Sudan People’s Liberation Army) naar Cuey Machar om soldaten te ronselen. In het buurland Ethiopië kregen we een militaire training en leerden we omgaan met wapens.” Weigeren was onmogelijk. Voordat hij zou moeten meevechten, vluchtte Kon lopend naar Ethiopië. Via Kenia en Sudan kwam hij in Nederland terecht, waar hij nu rechten studeert in Nijmegen. De familie van Kelei woont nog in een sloppenwijk in Sudan. Kelei: “Het is mijn droom om mijn vaderland te helpen opbouwen. Sinds 2005 heb ik daarom mijn eigen hulpproject. Ik wil een middelbare school oprichten in Zuid-Sudan.”
Wat is een ontwikkelingsland? Is dat een Afrikaans land zoals Mali of Niger? Of zijn ook Chili en Zuid-Korea ontwikkelingslanden? Waaraan zie je of een land een ontwikkelingsland is? Gaat het dan alleen om de armoedige omstandigheden waarin de mensen moeten leven of speelt er meer mee? In dit hoofdstuk leggen we uit wat
Derde Wereld De term ‘Tiers Monde’, ofwel Derde Wereld, werd begin jaren vijftig het eerst gebruikt in Frankrijk. Daarbij bestaat de Eerste Wereld uit de westerse, rijkere landen, de Tweede Wereld uit de Oost-Europese socialistische landen en de Derde Wereld uit de overige, meestal armere landen. Het ging er niet om een hiërarchie aan te duiden, waarbij de westerse landen als Eerste Wereld de beste zouden zijn, maar om simpelweg een derde groep landen aan te geven. Daarmee kreeg het begrip eigenlijk twee betekenissen. Ten eerste was de Derde Wereld een groep landen die zich zouden moeten emanciperen ten opzichte van de Eerste en de Tweede Wereld. De tweede betekenis hield verband met een ‘derde weg’ tussen het kapitalisme van de Eerste Wereld en het socialisme en communisme van de Tweede Wereld. Toen de Eerste en de Tweede Wereld in de Koude Oorlog in de jaren vijftig en zestig tegenover elkaar stonden, verenigden de ‘derdeweglanden’ zich als zogenaamde ‘nietgebonden landen’, waaronder India en Indonesië. Nietgebonden betekende in dit geval dat deze landen niet per se gebonden hoefden te zijn aan een bepaalde ideologie. Bron 10
20
ontwikkelingslanden precies zijn. We bekijken wat de kenmerken van ontwikkelingslanden zijn, hoe we ontwikkeling kunnen meten, en welke strategieën er zijn bedacht om tot ontwikkeling te komen.
2.1 Onderontwikkeld, ontwikkeld en in ontwikkeling Door de jaren heen zijn er verschillende begrippen gebruikt om de welvaartverschillen op aarde te beschrijven. Vaak werden (en worden) de termen arme en rijke landen gebruikt. ‘Arm en rijk’ slaat vooral op de economische welvaart. Na de jaren zeventig bedacht men echter dat een arm land rijk kan zijn in andere zin, door bodemschatten bijvoorbeeld. Arm is dus maar één kenmerk van deze landen en de term ‘arm’ wordt daarom soms als denigrerend gezien. Ook de termen ‘ontwikkeld’ en ‘onderontwikkeld’ zijn omstreden. Landen kunnen ontwikkeld zijn en een hoge beschaving hebben, maar toch arm zijn. Denk aan India en Egypte. Een andere term om ontwikkelingslanden aan te duiden is de ‘Derde Wereld’ (zie kader). Deze politieke term raakte na 1989 in onbruik. Met de val van de Berlijnse Muur was namelijk de Tweede Wereld, de groep van Oost-Europese socialistische landen, ineens verdwenen. Behalve als een politieke groep landen, zoals de ‘Derde Wereld’, worden ontwikkelingslanden ook wel geografisch aangeduid, namelijk als het Zuiden. ‘Noord en
Zuid’ werden vooral in de jaren zeventig gebruikt om politiek beladen termen te vermijden. Een probleem is echter dat niet alle ontwikkelde landen in het noorden liggen en niet alle ontwikkelingslanden in het zuiden. De term die tegenwoordig vaak wordt gebruikt is ‘ontwikkelingslanden’. Maar kunnen we alle ontwikkelingslanden wel op één hoop gooien? Past Burkina Faso wel in dezelfde categorie als Zuid-Afrika, of Brazilië in dezelfde als Nicaragua, Bangladesh in dezelfde als Zuid-Korea?
Verschillen en overeenkomsten Landen zijn niet allemaal in dezelfde mate ontwikkeld of onderontwikkeld. India bijvoorbeeld heeft zich politiek ontwikkeld tot een democratie, maar is economisch gezien nog steeds een arm land; Cuba is op sociaal gebied, bijvoorbeeld het onderwijs, meer ontwikkeld dan Mexico, waar het economisch weer beter gaat. We noemen dit de verschillende dimensies van ontwikkeling. Daarbij onderscheiden we: • de economische dimensie, zoals de mate waarin een land door productie van goederen en diensten in de behoeften van de (groeiende) bevolking kan voorzien; • de sociale dimensie, zoals de toegang tot het onderwijs en gezondheidszorg, of anders gezegd: de waarborgen van de sociale mensenrechten; • de politieke dimensie, zoals de mate waarin de bevolking invloed heeft op belangrijkste beslissingen in het land; de • culturele dimensie, zoals de mate waarin mensen in het land hun culturele identiteit vorm geven; de • ecologische dimensie, zoals de manier waarop er rekening wordt gehouden met het milieu. Om de verschillen tussen ontwikkelingslanden te illustreren, geven we voor elke dimensie enkele voorbeelden.
Verschillen Om te beginnen is de economische verscheidenheid tussen ontwikkelingslanden groot. Er zijn landen met grote armoede en landen die de afgelopen vijftig jaar een enorme sprong voorwaarts hebben gemaakt. In deze laatste groep zitten bijvoorbeeld de zogenoemde ‘Aziatische tijgers’. Dit zijn landen als Zuid-Korea en Taiwan, maar ook Maleisië en Thailand, die belangrijke industriële producenten zijn geworden en die nu zelfs leidinggevend zijn in de scheepsbouw en de elektronica.
massa blijft scholing buiten bereik en zijn de medische voorzieningen vaak slecht. In deze landen is de sociale ongelijkheid dus erg groot. Politieke verschillen zien we in de manier waarop ontwikkelingslanden bestuurd worden. Naast dictaturen als Libië, Cuba en Noord-Korea zien we landen waar een democratiseringsproces op gang is gekomen. Zo is India tegenwoordig de grootste democratie ter wereld en zijn de meeste Zuid-Amerikaanse landen democratisch(er) geworden. In Afrika hebben de meeste landen echter een dictatoriaal regime. De bevolking heeft hier nauwelijks invloed op de samenstelling van het bestuur of op de politieke besluitvorming. Ook de culturele verscheidenheid tussen ontwikkelingslanden is groot. Er zijn bijvoorbeeld landen bij met een lange culturele traditie, waar het schrift al werd gebruikt toen wij in Nederland nog in konijnenvellen rondliepen. Maar er zijn ook landen waar de culturele rijkdommen door de komst van kolonisten zijn vernietigd en waar de bevolking (bijna) is uitgeroeid. Zoals de Azteken in Mexico. De plaats die godsdienst inneemt in een samenleving kan verschillen. In Nigeria en Sudan heeft bijvoorbeeld de islam veel invloed op het dagelijkse leven; en Haïti kent op haar beurt veel voodooaanhangers. Veel verschillen tussen de positie van mannen en vrouwen zijn terug te voeren op aloude culturele tradities, zoals vrouwenbesnijdenis. Tot slot hebben ontwikkelingslanden te maken met grote verschillen in hun natuurlijke omgeving, en kampen ze vaak met verschillende ecologische problemen. In de droge Sahellanden bijvoorbeeld gaat de verwoestijning door; in Brazilië verdwijnt dagelijks honderden hectaren tropisch bosgebied en in China worden de grote steden bedreigd door ernstige luchtvervuiling. Ook ontwikkelingslanden zijn dus niet allemaal hetzelfde, en hebben elk hun specifieke kenmerken. Over wat ze wel gemeenschappelijk hebben, gaat de volgende paragraaf.
Aan de manier waarop ontwikkelingslanden omgaan met onderwijs, gezondheidszorg en huisvesting kun je de sociale ongelijkheid ontdekken. In (voormalig) communistische en socialistische landen zoals Cuba en Tanzania wordt veel aandacht besteed aan het terugdringen van analfabetisme. Ook de medische zorg is er vaak beter geregeld dan in ontwikkelingslanden als Congo en Nigeria. Hier hebben vaak alleen de kinderen van de steenrijke elite toegang tot onderwijs. Voor de arme 21
2. ONTWIKKELINGSLANDEN EN HUN KENMERKEN
Vragen en opdrachten 1. Waarom kun je beter spreken van ontwikkelingslanden en niet van Derde Wereld, arme landen of onderontwikkelde landen? 2. Bedenk een begrip waarmee je de niet-ontwikkelingslanden kunt aanduiden. 3. China wordt in de media soms ‘de nieuwe Aziatische tijger’ genoemd. Waarom zou dit zo zijn? 4. Armoede heeft verschillende dimensies. Wat wordt bedoeld met de politieke dimensie van armoede? 5. Zoek op het internet informatie over de landen Mali en Chili. Zet de belangrijkste verschillen tussen beide landen tegenover elkaar. Maak onderscheid tussen culturele, economische, politieke, sociale en ecologische verschillen.
6 Welke invalshoek? De manier waarop ontwikkelingslanden en niet-ontwikkelingslanden genoemd werden en worden, hangt samen met de invalshoek, waarmee mensen naar de landen kijken. Koppel hieronder de benaming aan de juiste invalshoek. Arme en rijke landen
a. culturele invalshoek
Ontwikkelde en onderontwikkelde landen
b. economische invalshoek
Eerste,Tweede en Derde Wereld
c. geografische invalshoek
Noord en Zuid
d. politieke invalshoek
7 Welke dimensie? Bij ontwikkeling spreken we van verschillende dimensies. Deze dimensies kun je concretiseren met een duidelijk voorbeeld. Zo is het aantal kinderen dat naar school gaat een concreet voorbeeld van de sociale dimensie. Neem onderstaande tabel over in je schrift en vul de juiste dimensie in: voorbeeld
dimensie
a. welvaartsverschillen b. functioneren van de rechterlijke macht c. mate van vrijheid van godsdienst en van meningsuiting d. uitstoot van CO2 e. het kiesstelsel en de manier van kiezen f. aantal artsen per 1000 inwoners
2.2 Overeenkomsten tussen ontwikkelingslanden Ondanks verschillen tussen ontwikkelingslanden onderling zijn er ook gemeenschappelijke kenmerken, zoals: • veel armoede • eenzijdige economische structuur • ongelijke inkomensverdeling • veel sociale problemen 22
• bestuurlijke problemen • bedreiging van de eigen lokale cultuur • aantasting van het milieu Veel armoede Ontwikkelingslanden zijn ‘in ontwikkeling’, op weg naar een hogere welvaart en een hoger welzijn voor de inwoners, maar ondertussen leeft een groot deel van de bevolking in armoede.
Varkenscyclus in de koffie
Bij de vaststelling van de mate van armoede kijkt men meestal naar het inkomen dat nodig is om aan minimale behoeftes (voedsel, kleding, onderdak) te voldoen. Op basis hiervan wordt een armoedegrens berekend. De basisbehoeftes verschillen van land tot land en daarom zijn internationale vergelijkingen moeilijk. Internationaal worden er twee armoedegrenzen aangehouden: de grens van 1 dollar per dag en een armoedegrens van 2 dollar per dag. Het gaat natuurlijk om dollars die uitgedrukt zijn in koopkracht. Op de hele wereld leeft 19 procent van de volwassen bevolking van 1 dollar per dag of minder. In Afrika ten zuiden van de Sahara is dat 40 procent.
Eenzijdige economische structuur In veel ontwikkelingslanden is de economische structuur vrij eenzijdig. Hun nationale product wordt bijvoorbeeld sterk bepaald door de landbouw. Terwijl in Nederland de bijdrage van de landbouw aan het Nationaal Product nog maar 2 procent is, is dat in Tanzania 45 procent en in Ethiopië zelfs 48 procent. Andere ontwikkelingslanden zijn sterk afhankelijk van de mijnbouw, zoals Zambia (koper), Chili (koper), en Gabon (olie). Binnen deze beperking hebben deze landen vaak een eenzijdig exportpakket. Ze exporteren slechts een of enkele landbouwproducten, zoals koffie, thee, kruidnagelen of bananen. Andere landen zijn juist erg afhankelijk van een of meer mijnbouwproducten. Deze landen zijn sterk afhankelijk van wat er op de wereldmarkt gebeurt. Als de prijzen dalen, is dat direct voelbaar.
ARMOEDEGRENS
Bron 11
Toch zijn lang niet alle ontwikkelingslanden vooral producenten van grondstoffen en de ontwikkelde landen van industrieproducten. Tegenwoordig is dat beeld veel diverser. Ontwikkelingslanden als Zuid-Korea, India, China en Brazilië zetten industrieproducten en diensten op de wereldmarkt af.
Percentage van de bevolking dat leeft onder de armoedegrens
Rijkere ontwikkelingslanden
Armere ontwikkelingslanden Onder de $1
Onder de $2
Onder de $1 Mexico Brazilië Zuid-Korea Maleisië Thailand
AMSTERDAM - Op de grondstoftermijnmarkt in Londen is de prijs van robustakoffie gestegen naar het hoogste niveau sinds februari 1999. De prijs voor een ton koffiebonen staat nu op 1.735 dollar. Dat is 52 procent meer dan een jaar geleden. De prijs van robusta zit de laatste maanden sterk in de lift vanwege geringe voorraden. Sinds het einde van de jaren tachtig worstelt de wereld met een structureel koffieprobleem: het aanbod is groter dan de vraag. Daardoor is de prijs van koffie op de wereldmarkt al heel lang onaanvaardbaar laag. Boeren konden hun bonen vaak niet boven de productiekosten verkopen. Zo’n 25 miljoen koffieboeren in 50 ontwikkelingslanden konden het hoofd niet meer boven water houden en alleen al in Centraal-Amerika raakten 600.000 mensen hun baan in de koffiesector kwijt. Koffieverwerkers vrezen dat ze later dit jaar zonder grondstoffen komen te zitten. Vietnam, de grootste producent van robustakoffie, liet onlangs weten dat het dit jaar waarschijnlijk niet in staat zal zijn de voorraden aan te vullen. De verwachting is ook dat het aanbod uit Brazilië, ’s werelds grootste koffieproducent, dit jaar lager zal zijn dan normaal. “De koffiemarkt is onderhevig aan de varkenscyclus”, legt Jos Harmsen, productspecialist koffie en cacao bij Max Havelaar, uit. “Hierbij wisselen overschotten en tekorten van een bepaald product elkaar af, doordat aanbieders reageren op de hoogte van de prijzen. Bij lage prijzen stoppen veel producenten, waardoor de prijs weer langzaam stijgt. Als de prijs dan hoog genoeg is, verhogen de grote producenten hun productie, waarna de prijs weer daalt. De kleine koffieboeren spelen door hun beperkte middelen daarin maar een ondergeschikte rol.” Bron: website OneWorld
4,5 7,5 <2 <2 <2
20,4 21,2 <2 9,3 25,1
China India Bolivia Mali Tanzania
Onder de $2 16,6 34,7 23,2 72,3 57,8
46,7 79,9 42,2 90,6 89,9 Bron 12
23
2. ONTWIKKELINGSLANDEN EN HUN KENMERKEN
vaak weinig effectief door een tekort aan gekwalificeerde ambtenaren. Ambtenarensalarissen zijn te laag, zodat ambtenaren elders moeten bijverdienen of vertrekken. De overheid in ontwikkelingslanden is wel beschreven als de ‘zachte staat’: scherpe regelgeving, maar zwakke handhaving.
Ongelijke inkomensverdeling Voor vrijwel alle ontwikkelingslanden geldt dat het inkomen er vaak slecht is verdeeld over de bevolking. Dit kan uitgedrukt worden in de Gini-coëfficiënt van een land. Een Gini-coëfficiënt van 0 staat voor volledige gelijkheid waarbij iedereen hetzelfde inkomen heeft, terwijl bij een coëfficiënt van 1 één persoon alles verdient. Het land dat in 2004 de laagste Gini-coëfficiënt had, was Hongarije met 0,24. In Lesotho is het inkomen zeer ongelijk verdeeld; de Gini-coëfficiënt is hier 0,63.
Ambtenaren laten zich vaak betalen voor diensten die ze eigenlijk voor niets zouden moeten doen. Dat is corruptie en die is wijd verspreid in ontwikkelingslanden. Voor veel politici betekent regeren een middel tot verrijking. Als ze politieke macht hebben, kunnen ze zich laten betalen door bedrijven die contracten met de overheid willen afsluiten. ‘Mr. 10 % is de bijnaam van politici die op elke transactie 10 procent van de totaalsom op hun bankrekening willen zien. Ook helpen ze familieleden, vrienden en vriendinnetjes aan baantjes. Doordat er geen openheid en democratische controle is, kunnen kleptocraten, machthebbers die veel overheidsgeld in eigen zak steken, vaak jarenlang hun gang gaan. Bekende voorbeelden zijn Mobutu Sese Seko (Congo) en Robert Mugabe (Zimbabwe).
Veel sociale problemen In ontwikkelingslanden leven niet alleen meer mensen in armoede, er zijn ook veel meer mensen ongeletterd en meer mensen ziek. Veel kinderen, zeker in Afrika en Zuid-Azië, gaan helemaal niet naar school. Als ze al naar school gaan, zitten ze in overvolle klassen en zijn er te weinig onderwijzers. Ook de gezondheid van mensen laat veel te wensen over, zoals we al in hoofdstuk 1 lazen. Denk aan de hoge kinderen moedersterfte en het hiv/aids-probleem. Er zijn in verhouding tot de rijke landen weinig artsen en verplegers, zeker op het platteland. De demografie kijkt naar bevolkingskenmerken als geboortes, sterfgevallen, leeftijdsopbouw. Deze cijfers zien er voor ontwikkelingslanden vaak heel anders uit dan voor de rijke landen. Het geboortecijfer in ontwikkelingslanden is vaak hoog. Mensen willen graag veel kinderen, omdat kinderen vaak een bron van inkomsten zijn en ook een oudedagsvoorziening. Bovendien hebben mensen in ontwikkelingslanden vaak geen toegang tot voorbehoedsmiddelen. Over het algemeen geldt dat als de welvaart stijgt het geboortecijfer daalt. Het sterftecijfer is in ontwikkelingslanden eveneens vaak veel hoger dan in ontwikkelde landen. Dat heeft te maken met zaken als goede voeding en toegang tot schoon drinkwater.
Bestuurlijke problemen Door alle sociale problemen, tegenstellingen tussen arm en rijk en de armoede kennen ontwikkelingslanden ook politieke en bestuurlijke problemen. De regeringen zijn 24
‘Corruptie tast democratie in Oekraïne aan’ STRAATSBURG - Corruptie betekent een daadwerkelijk gevaar voor de principes van de democratie en de rechtsstaat in Oekraïne. Tot die conclusie komt een gespecialiseerd agentschap van de Raad van Europa in een gisteren uitgegeven rapport. Volgens het agentschap worden in Oekraïne de hele samenleving, de openbare instituten, inclusief het juridisch systeem en het openbaar bestuur op lokaal en landelijk niveau door de corruptie aangetast en is bestrijding daarvan alleen mogelijk als ze gepaard gaat met democratische hervormingen. Op de jaarlijkse lijst van minst corrupte landen van Transparency International - dat corruptie wereldwijd in kaart brengt - staat Oekraïne op de 99ste plaats. Het boekt wel vooruitgang: in 2005 stond het land nog op plaats 107 en in 2004 op plaats 122. Bron: NRC Handelsblad
Bron 13
Op de achtergrond speelt dat nogal wat ontwikkelingslanden geen eenheid vormen. Dat geldt in het bijzonder in Afrika. De Afrikaanse staten kampen nog met de gevolgen van de koloniale overheersing, waardoor de grenzen dwars door de woongebieden van volkeren lopen. Zo wonen de Bakongo verspreid in drie landen (Congo Brazzaville, de Democratische Republiek Congo en Angola). Dit leidt in veel ontwikkelingslanden tot scherpe etnische tegenstellingen. Politici spelen hier handig op in om aan de macht te komen of te blijven.
Bedreiging lokale cultuur Eeuwenlange bemoeienis van het Westen met ontwikkelingslanden heeft grote invloed gehad op de cultuur in die landen. In de tijd van het kolonialisme bijvoorbeeld legden missionarissen en zendelingen het christelijke geloof op, werd de taal van de bezetter gesproken, en raakten kleding, bouwstijl en eetgewoonten onder westerse invloed. De lokale cultuur kwam hierdoor onder druk te staan. Nederland zette zelfs nog in de jaren vijftig van de vorige eeuw een groot offensief in om de Papoea’s in Nieuw-Guinea beschaving bij te brengen. In onze tijd is er nog steeds sprake van cultureel imperialisme, waarbij westerse normen en waarden, als democratie en mensenrechten, worden overgedragen op de plaatselijke bevolking.
Zelfs waar de lokale bevolking nauwelijks contact heeft met het Westen wordt het bedreigd in haar culturele identiteit. Indianen in het Amazonegebied bijvoorbeeld hebben door de nog steeds stijgende vraag naar tropisch hardhout een steeds kleiner leefgebied. Als deze ontwikkeling doorgaat, zullen zij uiteindelijk hun leefstijl moeten opgeven.
Aantasting milieu Kenmerkend voor de meeste ontwikkelingslanden is het ontbreken van wetgeving die het milieu beschermen. In steden in China bijvoorbeeld staan sterk vervuilende fabrieken in woonwijken en wordt afvalwater op grote schaal in rivieren geloosd. En in Brazilië en Indonesië worden bossen in brand gestoken om plaats te maken voor landbouwgebied. In deze landen ontbreekt vaak het geld om het milieu te beschermen. Armoede leidt dus indirect ook tot milieuproblemen. Het ontbreken van milieubeleid heeft er zelfs toe geleid dat (malafide) westerse bedrijven radioactief en chemisch afval in ruil voor geld dumpen in ontwikkelingslanden. Om de strenge westerse milieunormen te ontlopen vestigen ook sommige ondernemingen hun gevaarlijke industrie in deze landen.
Vragen en opdrachten 8. Bekijk de tabel over leven onder de armoedegrens. Trek een geografische en een economische conclusie op basis van deze gegevens. 9. Wat zou beter zijn voor Afrika: als het geboortecijfer flink daalt of als het sterftecijfer flink daalt? Motiveer je keuze. 10. De Zuid-Amerikaanse schrijver Eduardo Galeano stelde eens dat als de koffieprijzen op de beurzen in New York stijgen, het aantal huwelijken in Colombia toeneemt; en als ze dalen, dan stijgt het aantal zelfmoorden. Leg dit uit en betrek de eenzijdige economische structuur van Colombia in je antwoord. 11. Noem een verschil en een overeenkomst tussen kolonialisme en cultureel imperialisme. 12. Wie heeft er volgens jou meer schuld aan de milieuproblematiek in ontwikkelingslanden: het Westen of die landen zelf. Beargumenteer je antwoord. v 13. Soms zie je in Nederlandse winkels groenten uit ontwikkelingslanden. Bijvoorbeeld sperziebonen uit Ethiopië, waar een groot deel van de bevolking weinig te eten heeft. Stel: jij wilt als burger iets goed doen voor de mensen in Ethiopïe. Moet je die sperzieboontjes wel of juist niet kopen? Leg uit waarom. v 14. Kenmerkend voor veel overheden in ontwikkelingslanden is de scherpe regelgeving gekoppeld aan een zwakke handhaving. a. Waarom is er vaak sprake van scherpe regelgeving? b. Met welke handhavingsproblemen worden veel ontwikkelingslanden geconfronteerd? Noem twee problemen en betrek het slecht functionerende ambtenarenapparaat in je antwoord. v 15. Kijk in de atlas of op internet en zoek drie landen met een hoge Gini-coëfficiënt en drie met een lage Gini-coëfficiënt.
25
2. ONTWIKKELINGSLANDEN EN HUN KENMERKEN
16 Landen en hun product Veel ontwikkelingslanden zijn financieel afhankelijk van één product. Combineer de volgende landen en producten: Ghana
a. olie
Guatemala
b. koffie
Tanzania
c. bananen
Sri Lanka
d. cacao
Colombia
e. kruidnagelen
Nigeria
f. thee
17 Samenvatting kenmerken Noem op de volgende gebieden één of meer kenmerken van ontwikkelingslanden. gebieden
kenmerken
export economische structuur ambtenarenapparaat politici gezondheidszorg inkomensverdeling inkomen geboortecijfer milieu culturele diversiteit
18 Wat hoort bij wat? Gini-coëfficiënt
a. Land waar de regering vooral zichzelf verrijkt.
kleptocratie
b. Land met een sterke economische groei.
varkenscyclus
c. Manier om prijsstijging en -daling te verklaren.
corruptie
d. Manier om inkomensverschillen te meten.
Aziatische tijger
e. Systeem waarbij je voor overheidsdiensten extra betaalt.
26
19 Quiz: onderwijs “In 2015 gaan alle kinderen, zowel meisjes als jongens, in de hele wereld naar de basisschool” luidt het tweede Millennium Ontwikkelingsdoel. Een mooi voornemen. Maar gaan we dat halen? 1. Momenteel gaan 680 miljoen kinderen naar school. Hoeveel kinderen gaan niet naar de school? a. 10 miljoen b. 100 miljoen c. 1000 miljoen 2. Hoeveel procent van de kinderen die momenteel niet naar school gaan, is meisje? a. 30 procent b. 50 procent c. 60 procent 3. Wereldwijd verrichten zo’n 250 miljoen kinderen kinderarbeid. Hoeveel van hen zijn jonger dan tien jaar? a. 7 miljoen b. 70 miljoen c. 140 miljoen 4. “Kinderarbeid is te allen tijde verwerpelijk.” a. Ja. Zolang een samenleving accepteert dat kinderen werken en niet naar school gaan, zullen kinderarbeid en schoolverzuim blijven bestaan. b. Nee. Kinderarbeid is een noodzakelijk kwaad. Veel gezinnen overleven niet zonder het geld dat de kinderen verdienen. c. Ja en nee. Ouders hebben door armoede vaak geen keuze, maar onderwijs voor alle kinderen moet het uiteindelijke doel zijn. Armoedebestrijding is dus noodzakelijk. 5. Steeds meer meisjes gaan naar school. De grootste winst werd de afgelopen tien jaar geboekt in: a. het Midden-Oosten, met een toename van 8 procent. b. Zuid-Azië, met een toename van 18 procent. c. sub-Sahara Afrika, met een toename van 38 procent. 6. In a. b. c.
Zuid-Azië gaat 80 procent van de kinderen naar school. In sub-Sahara Afrika is dat: 22 procent 42 procent 62 procent
Bron: Internationale Samenwerking
Kijk hieronder voor de puntentelling. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
a: a: a: a: a: a:
0; 0; 0; 0; 0; 0;
b: b: b: b: b: b:
10; c: 0 0; c: 10 10; c: 0 0; c: 10 0; c: 10 0; c: 10
Als je 50 of 60 punten hebt behaald, heb je een realistische kijk op het probleem. Heb je 40 punten: niet slecht. Heb je 30 of minder punten, dan weet je niet goed wat er aan de hand is.
27
2. ONTWIKKELINGSLANDEN EN HUN KENMERKEN
INKOMENS
Per hoofd van de bevolking in dollars
Ontwikkelde landen
Ontwikkelingslanden
BNP/CAP Zwitserland VS Nederland Italië Hongarije Bron: IMF, 2006
BNP/CAP
BNP/CAP PPP 54.930 43.740 36.620 30.010 10.030
37.080 41.950 32.480 28.840 16.940
Z-Korea India Bolivia Mali Tanzania
BNP/CAP PPP 15.830 720 1.010 380 340
PPP= Purchasing Power Parities
2.3 Hoe meet je ontwikkeling? Er zijn verschillende methodes om te meten in hoeverre een land ontwikkeld is. Je kunt er verschillende aanwijzingen (indicatoren) voor gebruiken. Sommige methodes zijn tamelijk eenvoudig en behoeven geen erg ingewikkelde berekeningen. Andere methodes zijn wat ingewikkelder.
21.850 3.460 2.740 1.000 730 Bron 14
mensen) krijgt een groot deel van het inkomen in handen. Meer dan 40 procent van de bevolking (voor het merendeel zwarte mensen) moet het met minder dan 2 dollar per dag doen. Ondanks een relatief hoog bnp per capita zijn landen als Zuid-Afrika door de ongelijke verdeling dus toch ontwikkelingslanden. Een tweede bezwaar aan deze meetmethode heeft te maken met de koopkracht. Met 1 dollar kun je in India bijna vijf keer zoveel kopen als in de Verenigde Staten. In Zwitserland echter is die dollar een derde minder waard dan in de Verenigde Staten. Je moet het bnp dus eigenlijk corrigeren voor de koopkracht en uitgaan van het werkelijke prijsniveau en de verschillen daarin tussen landen. Die prijsverschillen worden van tijd tot tijd gemeten en worden dan in de statistieken gebruikt. Men noemt dat de Purchasing Power Parity (PPP) oftewel gelijkwaardigheid van koopkracht, omdat je daarmee de bedragen beter met elkaar kunt vergelijken.
Levensverwachting en onderwijs
Het bnp per hoofd van de bevolking De eenvoudigste methode is te kijken naar de totale inkomsten van een land, ofwel het Bruto Nationaal Product (bnp), en dat te delen door het aantal inwoners. Daarmee bereken je het bnp per hoofd van de bevolking (het bnp per capita). In 2005 produceerden alle Nederlanders tezamen voor 598 miljard dollar aan goederen en diensten. Gedeeld door de ruim 16 miljoen inwoners, resulteert dat in een bnp per hoofd van de bevolking van 36.620 dollar. Simpel, maar er kleven ook bezwaren aan deze manieren van meten. Het eerste bezwaar is dat het bnp per capita niets zegt over de verdeling van de rijkdom. Zo lijkt het bnp per hoofd van de bevolking van Zuid-Afrika van 4.960 dollar (2005) nog enigszins een redelijk inkomen. De inkomens zijn echter zeer scheef verdeeld in dit land. Een kleine groep mensen (in dit geval voornamelijk de blanke 28
Een andere manier om ontwikkeling te meten is kijken naar de levensverwachting: hoe oud worden mensen gemiddeld in een bepaald land? De levensverwachting weerspiegelt zowel de gezondheid, als de kwantiteit en kwaliteit van de voeding van de bevolking van een land. In de tabel kun je de levensverwachting van een tiental landen met elkaar vergelijken.
LEVENSVERWACHTING
van de bevolking in jaren
Ontwikkelde landen
Ontwikkelingslanden Vrouwen
Mannen Zwitserland VS Nederland Italië Hongarije
79 75 77 77 69
Mannen 84 80 82 83 77
Z-Korea India Bolivia Mali Tanzania
Vrouwen 74 63 62 48 46
81 64 67 49 47
Bron: CIA World Fact Book, 2005
Bron 15
Een derde betrekkelijk eenvoudige manier om landen in te delen naar mate van ontwikkeling is te kijken naar het onderwijs dat een bevolking heeft genoten. Welk deel van de bevolking heeft hoger onderwijs gehad, of, meer gebruikelijk, hoeveel mensen in een land kunnen lezen en schrijven?
Human Development Index Eind jaren tachtig ontstond er bij onderzoekers van de Verenigde Naties ontevredenheid over het gebruik van het bnp per inwoner als indicator voor ontwikkeling. Zij wilden een preciezer meetinstrument en kwamen met de Human Development Index (Index van Menselijke Ontwikkeling). In deze index worden drie indicatoren gecombineerd: het hebben van een lang en gezond leven (levensverwachting), het hebben van een opleiding (de graad van scholing) en het hebben van een fatsoenlijke levensstandaard (bnp per capita in koopkrachtpariteiten). Deze drie indicatoren worden eerst afzonderlijk berekend en dan wordt het gemiddelde van de drie genomen. De HDI is een getal dat tussen de 0 en 1 ligt.
Hoe dichter bij de 1, hoe meer ontwikkeld het land is. Jaarlijks wordt de Human Development Index van (bijna) alle landen in de wereld gemeten. De uitkomsten verschijnen in het Human Development Report. Dit gebeurt door het United Nations Development Programme (UNDP), een onderdeel van de Verenigde Naties dat zich bezighoudt met ontwikkelingssamenwerking. In het rapport worden de landen onderverdeeld in ‘hoge menselijke ontwikkeling’ (boven de 0,800), ‘gemiddelde menselijke ontwikkeling’ (tussen de 0,500 en de 0,799) en ‘lage menselijke ontwikkeling’ (onder de 0,500). In de tabel zie je voorbeelden van een tiental landen met een hoge, gemiddelde en lage menselijke ontwikkeling. De Human Development Index is natuurlijk geen allesomvattende maat voor menselijke ontwikkeling. Zaken als respect voor mensenrechten, mate van democratisering, en ongelijkheid tussen mensen zijn niet opgenomen in het rapport. Maar het geeft wel een breder beeld om naar menselijke ontwikkeling en de vooruitgang daarin te kijken.
HUMAN DEVELOPMENT INDEX Ontwikkelde landen
Ontwikkelingslanden
1980 Zwitserland VS Nederland Italië Hongarije Bron: UNDP
2004
1980
2004 0,893 0,889 0,883 0,859 0,798
0,947 0,948 0,947 0,942 0,869
Z-Korea India Bolivia Mali Tanzania
0,746 0,439 0,550 0,258 0,437
0,912 0,611 0,692 0,338 0,430 Bron 16
29
2. ONTWIKKELINGSLANDEN EN HUN KENMERKEN
Vragen en opdrachten 20. Geef twee redenen waarom het niet slim is alleen naar het bnp per hoofd van de bevolking te kijken, als je wilt onderzoeken of een land een ontwikkelingsland is. 21. Waarom is onderwijs goed voor de ontwikkeling van een land? Bedenk de gevolgen voor lange én korte termijn. 22. Welke mogelijke oorzaak kun je bedenken voor het feit dat in ontwikkelingslanden vaak meer jongens naar school gaan dan meisjes? 23. Gebruik voor deze opdracht de drie tabellen uit deze paragraaf. a. Noem drie argumenten waarom je Zuid-Korea eigenlijk geen ontwikkelingsland kunt noemen. b. Welk land is op basis van de HDI tussen 1980 en 2004 relatief het meest vooruitgegaan? En in absolute cijfers? c. De HDI van Nederland en de Verenigde Staten is nagenoeg gelijk. Welke verschillen kun je op basis van de andere tabellen ontdekken? d. Bekijk de geografische spreiding van de landen in de tabellen. Wat valt op? v 24. In de vorige paragraaf werden vijf kenmerken van ontwikkelingslanden genoemd: veel armoede, ongelijke inkomensverdeling, eenzijdige economische structuur, sociale problemen en bestuurlijke problemen. a. Welke van deze kenmerken worden met de HDI gemeten? b. Tot welke dimensies van ontwikkeling behoren deze kenmerken? c. Bedenk een manier om de kenmerken die de HDI niet meet toch te meten.
25 Wie staan aan de top en wie bungelen onderaan? De ontwikkelingstop-177 In het Human Development Report voor 2006, dat begin november in Kaapstad werd gepresenteerd, zijn de HDItopposities opnieuw voor Noorwegen, IJsland en Australië. Dat zijn, gemeten naar de maatstaven van UNDP, de meest ontwikkelde landen. Hekkensluiters zijn Mali, Sierra Leone en Niger. Statistisch gezien is het in deze drie Afrikaanse staten het minst prettig leven. Veel mobiliteit kennen de landen die onder aan de lijst bungelen trouwens niet. Ieder jaar weer voegt UNDP persberichten bij waarin wordt uitgelegd dat de graad van ontwikkeling in Afrika bezuiden de Sahara eerder verslechtert dan verbetert. De levensverwachting is daar, vooral als gevolg van hiv/aids, nu lager dan drie decennia geleden, meldt UNDP dit jaar. Zelfs economisch redelijk succesvolle landen als Botswana zijn er slechter aan toe. De ‘sluipende wereldwijde watercrisis’, het centrale thema van dit jaar, draagt daar nog extra aan bij. Bron: Vice Versa
30
a.
Bedenk een reden waarom Noorwegen en IJsland bovenaan staan, en bijvoorbeeld niet Nederland en België. b. Waar liggen Mali, Sierra Leone en Niger, en wat hebben ze qua ligging gemeenschappelijk? Bedenk redenen waarom juist deze landen zo laag scoren op de HDI-ladder. c. Leg uit waarom economische vooruitgang niet automatisch betekent dat een land klimt op de HDI-ladder.
26 Zoek het verband tussen de begrippen Elk begrip is telkens met een letter (A t/m L) verbonden met twee of meer andere begrippen. Geef per letter het verband weer.
Handel
A
Ontwikkeling
C Eenzijdige export
F
Ontwikkelingslanden
v
G
I K
Er zijn in de afgelopen 150 jaar verschillende redenen bedacht waarom sommige landen rijk worden en andere niet. Vooral na de Tweede Wereldoorlog is hier vaak fel over gedebatteerd, ook omdat het van invloed was op de strategieën die landen zouden kunnen volgen om uit de armoede te komen. Al deze theorieën gaan terug naar het verlichtingsdenken uit de achttiende eeuw, waarin de vooruitgang (evolutie) en de mogelijkheid tot vooruitgang sterk werden benadrukt. Sommige theorieën haken in op dat vooruitgangsgeloof, andere plaatsen daar kritische kanttekeningen bij.
HDI
J
Eén dollar per dag
2.4 Theorieën ter verklaring van onderontwikkeling
Sociale dimensie
E
D
H Economische dimensie
B
L
Handel
De vijf stadia volgens Rostow zijn: • traditionele samenleving (economie is nauwelijks ontwikkeld); de • voorwaarden voor ‘take-off ’ worden gerealiseerd (o.a. hoger investeringsniveau, hoger opleidingsniveau, opkomst private sector); • de take-off vindt plaats (groeispurt waarin de economie opbloeit, wat uiteindelijk ook profijt oplevert voor de armen); • verbreding van modernisering (er is een volwassen economie ontstaan); • massaproductie en -consumptie (eindstadium). Zoals je ziet zijn er bepaalde randvoorwaarden vereist voor de stijgende lijn die Rostow beschrijft. Zo moet er voldoende worden geïnvesteerd en moeten er genoeg
Moderniseringtheorieën De moderniseringstheorie gaat ervan uit dat alle landen zich in een evolutionair proces ontwikkelen, zich moderniseren. Volgens deze visie maken alle landen dezelfde stijgende lijn richting ontwikkeling door. De econoom Walt Rostow (1916-2003) heeft dit uitgewerkt in een model, het zogenoemde ‘Five Stages of Economic Growth’ model. Volgens Rostow ontwikkelen samenlevingen zich in vijf fases van een maatschappij waarin handel en productie eerst beperkt zijn en waarin de moderne wetenschap nog niet wordt toegepast, naar een maatschappij waarin massaproductie plaatsvindt van duurzame consumptiegoederen die voor grote delen van de bevolking beschikbaar zijn. 31
2. ONTWIKKELINGSLANDEN EN HUN KENMERKEN
opgeleide mensen zijn. Maar ook moet een land geloof hebben in de vooruitgang en het moet die vooruitgang zien als iets goeds. De landen met de beste randvoorwaarden, zullen zich het best en snelst ontwikkelen. In dit model zijn het vooral de interne factoren, dus factoren bínnen een land, die de kansen op ontwikkeling bepalen en dus als verklaring van onderontwikkeling worden aangedragen. Als aan alle randvoorwaarden is voldaan kan een maatschappij in een fase van ‘take-off ’ komen, waarin snelle industrialisatie plaatsvindt. Na die fase strekt de modernisering zich uit tot allerlei andere sectoren (‘drive to maturity’). Uiteindelijk belandt men dan in ‘the age of mass consumption’. Zoals gezegd zijn kapitaal en (technisch) geschoolde mensen onmisbaar voor de ontwikkeling van een land. Maar ook andere interne factoren spelen een rol, zoals de politieke en sociale structuur van een land. De heersende sociale structuur zorgt er in sommige landen voor dat vooruitgang vooral ten goede komt aan de hogere klasse en niet aan de allerarmsten. Ook zijn de machtsverdelingen vaak ongunstig en houden ze een algehele ontwikkeling tegen. Andere belangrijke belemmeringen zijn ongelijkheid en een gebrek aan infrastructuur. Bij ontwikkeling gaat het dus vooral om investeringen, menselijk kapitaal en internationale handel. Moderniseringstheoretici wijzen er graag op dat waar Engeland zo’n 150 jaar nodig heeft gehad om zich langs de vijf fasen te moderniseren, de Verenigde Staten hierover slechts zeventig jaar deden. En na de Tweede Wereldoorlog deden Taiwan en Zuid-Korea het in dertig
India wil investeringen, geen hulp BOMBAY - Ontwikkelingsgeld voor India heeft plaatsgemaakt voor harde investeringen in een snelgroeiende economie. Tot enkele jaren geleden was India nog de grootste ontvanger van Nederlandse hulp. Daar was na veertig jaar in India geen behoefte meer aan. Het land zit wel te wachten op buitenlandse investeerders. De interesse voor zakendoen in India is groot, zegt Ram Lakhina, voorzitter van de Nederlands-Indiase Kamer van Koophandel. We kunnen de vraag naar advies amper aan. Lakhina adviseert Nederlandse bedrijven die willen profiteren van de Indiase groei. Hij kwam eind jaren zestig naar Nederland en zette een handel in vrijetijdskleding uit India op. “Ik was een pionier. Die tijd is al lang voorbij. Vooral de laatste jaren gaat het hard. De handel tussen beide landen is in tien jaar verdrievoudigd. Van alle Europese landen investeert het Nederlandse bedrijfsleven het meest in India.” Bron: NRC Handelsblad
Bron 17
32
jaar en China zelfs binnen twintig jaar. Dit zou komen door een proces van convergentie waarbij landen geleidelijk naar elkaar toegroeien wat betreft rijkdom en menselijke ontwikkeling.
Kritische theorieën Tegenover dit zeer optimistische geluid staan diegenen die aangeven dat ontwikkeling niet een vreedzame onderneming is, maar dat het gepaard gaat met groeiende ongelijkheid, met politieke spanningen, met overheersing en met geweld. Hierdoor hebben landen geen gelijke startpositie en kunnen ze niet opeens ‘besluiten’ om zich nu maar te gaan ontwikkelen, zoals min of meer gesuggereerd wordt in de moderniseringstheorie. De oorsprong van deze kritische theorieën ligt veelal bij Karl Marx, maar ook bij economen als Friedrich List, John Maynard Keynes en Gunnar Myrdal. Een belangrijke stroming binnen deze kritische theorieën zijn de afhankelijkheidstheorieën. Deze geven aan dat ontwikkeling en onderontwikkeling twee zijden van dezelfde munt zijn. Onderontwikkeling is (mede) het gevolg van ontwikkeling in het rijke, geïndustrialiseerde deel van de wereld. Industrialisatie in Engeland, en later in Frankrijk en Duitsland, leidde tot kolonialisme en dat bracht de huidige ontwikkelingslanden in een positie waarin zij geheel afhankelijk zijn van de afzetmarkten in het Westen en van de westerse investeringen. Ontwikkelingslanden zitten daardoor in een wurggreep waaruit zij nauwelijks kunnen ontsnappen, betoogden afhankelijkheidstheoretici als André Gunder Frank (1929-2005). Dit komt ook, zo stelde bijvoorbeeld Raúl Prebisch (1901-1986), omdat de ruilvoet van deze landen voortdurend verslechtert. Een tweede stroming stelt dat niet de afhankelijkheid het probleem is, maar de ongelijke ontwikkeling. Sommige landen ontwikkelen zich in bepaalde fases van de wereldgeschiedenis eerder of anders dan andere. Ze zijn daardoor in staat andere landen te overheersen. Dit imperialisme heeft onder het moderne kapitalisme een speciale vorm aangenomen, omdat het gedomineerd wordt door grote ondernemingen. Vladimir Lenin (18701924) noemde dit ‘monopoliekapitalisme’ en zag het als de laatste fase van het kapitalisme. Immanuel Wallerstein (1930) ontwierp een wereldsysteemtheorie, waarin ook de hegemonie of alleenheerschappij van het Westen als iets unieks in de historie wordt gezien, omdat het leidde tot economisch imperialisme. Het is echter niet zo dat landen daaruit niet kunnen ontsnappen. Het kapitalisme wordt in deze stroming gezien als een progressieve kracht, een kracht die vooruitgang brengt. Die vooruitgang kan ook in andere landen teweeg worden gebracht. Landen kunnen ook, als ze weten te ontsnappen uit de overheersing, zelf vooruitgang boeken.
Het belang van theorievorming Uit de verschillende verklaringen voor onderontwikkeling vloeien strategieën voort om de onderontwikkeling op te lossen. Mensen die de afhankelijkheidstheorieën aanhangen wijzen meestal op de noodzaak van grote veranderingen (soms via revolutie) in de bestaande machtsverhoudingen en vooral ook op de noodzaak van veranderingen in de geïndustrialiseerde landen. Uit de moderniseringstheorie vloeit vooral de noodzaak tot veranderingen in de arme landen zelf voort: betere scholing, gezondheidszorg, infrastructuur, beter bestuur, meer ruimte voor de vrije markt, enzovoort. De moderniseringstheorie leidt dus tot een ontwikkelingsstrategie waarin internationale handel en de vrije markt een grote rol spelen. Uit die ontwikkelingsstrategie komen weer programma’s en projecten voort. Bijvoorbeeld een project om een weg of haven aan te leggen.
Of een programma ter verbetering van het openbaar vervoer of het beroepsonderwijs. Ontwikkelingsstrategieën komen in het volgende hoofdstuk aan bod.
Vragen en opdrachten v 27. Noem een voorbeeld waaruit blijkt dat zowel interne als externe factoren een rol spelen bij
het belemmeren van ontwikkeling. v 28. Leg uit waarom liberalen eerder de evolutietheorie aanhangen dan de afhankelijkheidstheorie. v 29. Zoek informatie op over de volgende landen en geef aan in welke van de vijf fasen ze zich volgens jou
bevinden: Zweden, Mali, Thailand, Nicaragua. v 30. Welke theorie verklaart volgens jou het best de onderontwikkeling van Afrikaanse landen?
Licht je antwoord toe met een argument en geef ook kritiek op de andere theorie. v 31. Je zou je kunnen afvragen als de afhankelijkheidstheorie klopt, of ontwikkelingshulp wel zin heeft.
Leg uit of je het met de volgende stelling eens bent of niet: “Ontwikkelingssamenwerking heeft geen zin, want ieder land moet sowieso alle stadia van ontwikkeling doorlopen, forceren helpt niet.”
v
32 Combineer Koppel de mensen uit het linkerrijtje aan een begrip uit het rechterrijtje. Leg steeds je antwoord uit! Rostow Gunder Frank Wallerstein Lenin Prebisch
v
a. hegemonie van het Westen b. imperialisme c. ruilvoet d. massaconsumptie e. afhankelijkheid
33 India in ontwikkeling a.
Lees bron 17. In welke ontwikkelingsfase (uit de stadia van Rostow) bevindt India zich volgens jou op basis van deze bron? b. Wat zouden de redenen kunnen zijn dat India geen ontwikkelingshulp meer wil van Nederland? c. Is de snelle ontwikkeling van India eerder een bewijs van de juistheid van moderniseringstheorieën of van afhankelijkheidtheorieën? Licht je antwoord toe.
33
2. ONTWIKKELINGSLANDEN EN HUN KENMERKEN
Examenopgaven Hieronder volgen enkele examenopgaven uit het CE-maatschappijleer van de afgelopen tien jaar. De tekst is hier en daar aangepast.
HAVO
1
Verwacht niet te veel van democratie Floris van Straaten (…) Ernstiger is dat het UNDP geen woord vuil maakt aan de omstandigheid dat de eigen oeroude bestuurlijke tradities in veel ontwikkelingslanden op gespannen voet staan met de in het Westen ontwikkelde vorm van democratie. Democratie is geen pasklare jas voor ieder land. Vooral in Afrika, het Midden-Oosten en Azië spelen etnische en tribale leiders nog altijd een hoofdrol, vooral op het platteland. Dat doen ze vaak achter een façade van democratische instellingen, maar op een wijze die verder niet veel met democratie heeft uit te staan. Of buitenstaanders dat nu leuk vinden of niet, ze zullen zulke lokale, meestal nogal autoritair ingestelde leiders wel serieus moeten nemen. (…) Bron: NRC Handelsblad
2
34
Volgens ex-minister Herfkens van Ontwikkelingssamenwerking is export een van de belangrijkste factoren die bijdragen aan economische groei. En die groei is een noodzakelijke voorwaarde voor ontwikkeling. “Maar vrijhandel en economische groei zullen niet automatisch leiden tot armoedebestrijding”. Met andere woorden: er zijn naast de economische ook andere dimensies te onderscheiden die een voorwaarde zijn voor de ontwikkeling van een land. Zoals de politieke dimensie. Noem naast de politieke en economische dimensie nog twee dimensies van ontwikkeling. Geef van elke dimensie een voorbeeld.
a.
Noem drie redenen waarom veel ontwikkelingslanden te kampen hebben met bestuurlijke problemen. b. Welke van deze in vraag 1a genoemde redenen vind je terug in de tekst hiernaast? Licht je antwoord toe met een kort citaat.
VWO
1
Het UNDP geeft onafhankelijke onderzoekers sinds 1990 de opdracht om jaarlijks in kaart te brengen hoe het met de ontwikkeling is gesteld. ‘Deepening democracy in a fragmented world’ is het thema en de titel van het Human Development Report 2002 van het UNDP. In de figuren 1 en 2 zijn enkele uitkomsten van het rapport grafisch voorgesteld. Geef voor de hieronder volgende uitspraken telkens aan of deze een juiste of onjuiste weergave vormen van de grafische voorstellingen. Licht de antwoorden telkens kort toe en verwijs daarbij naar de gebruikte figuur of figuren. A Een democratisch land is in alle gevallen rijk en een rijk land is in alle gevallen democratisch. B Democratisch bestuur leidt tot meer inkomensgelijkheid, zowel in jonge als in oudere democratieën.
2
Zie figuur 2. VN-onderzoekers hebben in hun rapport gewerkt met een zogeheten ‘democracy score’, een score die de mate van democratie aangeeft. Geef twee manieren waarop die ‘democracy score’ geoperationaliseerd zou kunnen zijn.
3
In het Human Development Report wordt per land de Human Development Index (afgekort: HDI) in kaart gebracht. Nederland staat in 2002 op de lijst van landen op de achtste plaats, Sierra Leone neemt de laatste plaats in. De Human Development Index is gebaseerd op de volgende indicatoren van ‘ontwikkeling’: inkomen, levensverwachting, gezondheid en onderwijs. Deze operationalisering komt overeen met de economische en de sociale dimensie van het begrip ‘ontwikkeling’. Het begrip ‘ontwikkeling’ omvat daarnaast ook andere dimensies. Welke twee andere dimensies van ‘ontwikkeling’ (die niet in de Human Development Index zijn opgenomen) zijn te onderscheiden? Licht je antwoorden toe met een voorbeeld.
Figuur 1
Figuur 2
35
3
Wat te doen aan onderontwikkeling?
GEEN GELD VOOR GEHANDICAPTEN De Nederlandse regering weigert extra geld vrij te maken voor gehandicapten. Dit terwijl Nederland in het voorjaar 2007 nog een VN-verdrag over de rechten van gehandicapten ondertekende. De belangenorganisatie van gehandicapten in ontwikkelingslanden DCDD maakt zich hier kwaad over. Voorzitter Lydia La Rivère-Zijdel noemt de weigering “beschamend en onhoudbaar”. Ons land is daar volgens haar toe verplicht. “We hebben ons door het tekenen van het verdrag expliciet verantwoordelijk gemaakt voor het lot van alle gehandicapte mensen, waar ook ter wereld. Mensen met een handicap leven vaak onder zeer slechte omstandigheden. Familieleden houden hen letterlijk buiten het zicht. Reden voor de VN om een speciaal verdrag voor de rechten van mensen met een handicap op te stellen.” De Nederlandse regering stelt nu echter dat gehandicapten binnen de onderwijs- en gezondheidsprojecten voldoende aan bod komen. Ze wil geen doelgroepenbeleid voeren. Bron: IS, naar een artikel van Gert van Wijland
In dit hoofdstuk bekijken we wat ontwikkelde landen doen om ontwikkelingslanden te helpen. Daarbij besteden we speciale aandacht aan de motieven achter de ontwikkelingshulp. Aan het eind onderzoeken we welke strategieën ontwikkelingslanden kunnen volgen om hun situatie met hulp van donorlanden, landen die ontwikkelingshulp geven, te verbeteren.
3.1 Helpen of samenwerken? Het woord ontwikkelingssamenwerking roept verschillende associaties op. Een gelovige zal denken aan de missionarissen of zendelingen die vanaf de negentiende eeuw naar de koloniën trokken om daar mensen te bekeren, maar die tegelijkertijd ook onderwijs verzorgden. Schoolkinderen denken misschien aan de fancy fair die ze hebben georganiseerd voor een school in Nicaragua. Iemand anders heeft een familielid die als ontwikkelingswerker in Ghana werkt. Het zijn allemaal vormen van ontwikkelingssamenwerking. Ontwikkelingssamenwerking omvat het geheel van activiteiten waarbij welvarende landen, particuliere organisaties, individuen, bedrijven én ontwikkelingslanden proberen ontwikkelingslanden tot grotere welvaart te brengen. 36
Het eerste en meest besproken onderdeel van ontwikkelingssamenwerking is het geven van hulp. Ontwikkelingssamenwerking omvat echter ook alle maatregelen die genomen worden om de positie van ontwikkelingslanden voor langere tijd te versterken. Zoals een betere markttoegang voor hun producten. Onder ontwikkelingshulp verstaan we het geven van geld, goederen of diensten aan ontwikkelingslanden om de welvaart en het welzijn in die landen te bevorderen. De officiële hulp komt van regeringen, van het belastinggeld en de nationale begroting. Die regeringen kunnen direct hulp geven of via andere organisaties. Wat betreft de vorm kan ontwikkelingshulp op verschillende manieren worden gegeven. Het kan gaan in de vorm van: • giften of leningen met zachte voorwaarden (een lage rente, een lange looptijd en een lange aflossingsvrije periode); • het sturen van producten als maïsmeel en vrachtwagens; • het sturen van experts om bijvoorbeeld een nieuwe weg of brug aan te leggen. Officiëel mag je alleen spreken van ontwikkelingshulp als het hulp is aan ontwikkelingslanden. Probleem hierbij is dat er geen algemeen aanvaarde definitie bestaat van wat ontwikkelingslanden zijn. Het Development Assistance Committee (DAC) van de Organisatie van Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) stelt daarom, in overleg met de donoren, iedere drie jaar een lijst op met landen die officieel gelden als ontwikkelingslanden.
Naast de officiële ontwikkelingshulp is er de particuliere ontwikkelingshulp. Dit is geld dat mensen zoals jij en ik geven om activiteiten in een ontwikkelingsland uit te voeren. De wereldwijde officiële ontwikkelingshulp is de laatste jaren gegroeid naar ruim 70 miljard euro, de particuliere hulp naar 10 miljard euro.
Vragen en opdrachten 1. Als Nederland besluit 1 miljoen extra te geven aan het Rode Kruis, is deze steun dan een vorm van ontwikkelingshulp of van ontwikkelingssamenwerking? Licht je antwoord toe. 2. Soms kiest een land voor het sturen van voedsel, vrachtwagens of tenten in plaats van geld. Dat is vaak noodhulp vanwege een plotselinge natuurramp of hongersnood. Maar niet altijd. Bedenk naast het geven van noodhulp een andere reden voor landen om liever goederen te geven dan geld. Betrek in je antwoord de bestuurlijke problemen in ontwikkelingslanden. 3. Ine, student: “Als ik mensen vertel dat ik ontwikkelingsstudies doe, denken mensen vaak onmiddellijk aan waterputten slaan.” Hoe komen mensen aan zulke stereotiepe beelden? 4. Ontwikkelingssamenwerking heeft betrekking op veranderingen binnen ontwikkelingslanden, binnen ontwikkelde landen, en veranderingen in de relatie tussen ontwikkelingslanden en ontwikkelde landen onderling. Geef van elk van deze drie punten twee voorbeelden.
3.2 Motieven achter ontwikkelingssamenwerking
Ook na de Koude Oorlog, waarin de VS en de Sovjet-Unie jarenlang tegenover elkaar stonden en er zelfs een kernwapenconflict dreigde, ging veel Amerikaanse hulp naar landen in politiek instabiele regio’s.
Waarom geven we ontwikkelingshulp? Individuen doen dat vaak vanuit religieuze motieven, vanuit medelijden met mensen die in de ellende zitten, of vanuit schuldgevoel. Tot op zekere hoogte gelden deze motieven ook voor regeringen. Maar er zijn meer redenen mogelijk. De overwegingen voor ontwikkelde landen om ontwikkelingshulp te geven, kun je verdelen in: • politieke en strategische motieven; • economische en commerciële motieven; • ethisch-humanitaire motieven; • motieven die te maken hebben met cultuur, milieu en migratie.
Politieke en strategische motieven De moderne ontwikkelingssamenwerking begon in 1949. De Amerikaanse president Truman beloofde toen hulp aan ontwikkelingslanden waar de democratie in gevaar was. De gedachte hierachter was dat landen die het economisch moeilijk hadden, eerder geneigd zouden zijn om het communisme van de Sovjet-Unie te omarmen. Eerder hadden de Amerikanen al Marshallhulp gegeven voor de wederopbouw van Europa met een grotendeels politiek en strategisch doel: het behouden van de democratie. 37
3. WAT TE DOEN AAN ONDERONTWIKKELING?
Israël heeft bijvoorbeeld altijd veel Amerikaanse hulp gekregen, net als Egypte vanaf 1979. In de jaren tachtig stond Midden-Amerika hoog op de lijst. De laatste jaren staat terrorismebestrijding voorop en ontvangen landen als Pakistan, Afghanistan en Irak veel Amerikaanse hulp. Niet alleen de Verenigde Staten hebben politiek-strategische motieven. Japan bijvoorbeeld wil graag rust in de regio en heeft daarom altijd veel hulp aan Thailand en Indonesië gegeven. Voor Nederland gelden politieke motieven minder sterk. Toch heeft de ontwikkelingssamenwerking met bijvoorbeeld Suriname politieke aspecten. In 1975 werd afgesproken dat Nederland jaarlijks een vast bedrag aan hulp zou overmaken (zie kader). Maar na de staatsgreep van Desi Bouterse in 1980 en de decembermoorden twee jaar later schortte Nederland de ontwikkelingshulp op. Pas toen de democratie hersteld was, ging Nederland weer over tot betaling. Nederland zou later nog twee keer de ontwikkelingshulp tijdelijk opschorten.
Economische en commerciële motieven Veel hulp wordt gegeven in de vorm van goederen of diensten, waarbij westerse landen hun eigen bedrijfsleven voorrang geven. Het geven van deze hulp is vaak bedoeld om het eigen bedrijfsleven te ondersteunen. Daarbij kan het gaan om het bevorderen van de export, maar ook om eigen noodlijdende bedrijven een steuntje in de rug te geven of om investeringen van bedrijven mogelijk te maken. Zo heeft Nederland in het verleden bijvoorbeeld veel hulp gegeven in de vorm van vrachtwagens van DAF en melkfabrieken van VMF-Stork. Dit soort hulp – geboren uit commerciële motieven – noem je gebonden hulp: een ontwikkelingsland moet het geld dat het krijgt in het land van de donor besteden om bijvoorbeeld medische apparatuur te kopen. Die binding is omstreden, omdat de goederen die zo geleverd worden vaak duurder zijn dan op de wereldmarkt. Daarom zijn er internationaal afspraken gemaakt om gebonden hulp in te perken. In de jaren zestig en zeventig was bijna alle Nederlandse hulp gebonden. Friese koeien werden naar de tropen
Suriname Nederland en Suriname hebben een bijzondere, hechte relatie. Deze band wortelt deels in het verleden (Suriname is een vroegere kolonie), nauwe familiebanden (350.000 Nederlanders zijn van Surinaamse afkomst), een gemeenschappelijke taal en een aantal andere gedeelde belangen, zoals het cultureel erfgoed en het bestrijden van de drugshandel. Ontwikkelingssamenwerking met Suriname heeft een aparte status. Ze is gebaseerd op verdragen, namelijk het Onafhankelijkheidsverdrag van 1975 en het Raamverdrag van 1992. In het Onafhankelijkheidsverdrag van 1975 is 3,5 miljard gulden (1,59 miljard euro) aan ontwikkelingssteun toegezegd, de zogenaamde verdragsmiddelen. Bron: minbuza.nl
Bron 18
gestuurd en Nederlandse bedrijven baggerden met ontwikkelingsgeld havens uit. Tegenwoordig is het belang van het Nederlandse bedrijfsleven in het Nederlandse beleid ondergeschikt gemaakt aan de belangen van de ontwikkelingslanden. Maar een heel klein gedeelte van de Nederlandse hulp is nog gebonden. Wereldwijd is nog steeds 40 procent van de hulp gebonden.
Ethisch-humanitaire motieven Veel mensen geven hulp uit religieuze overwegingen. Hun godsdienst stelt dat ze hun naasten lief moeten hebben. Die naaste hoeft niet in de eigen parochie of gemeente te wonen, maar kan zich ook elders bevinden. Mensen kunnen ook vanuit hun politieke overtuiging geld geven. Dan gaat het veelal om solidariteit met mensen die slechter af zijn, met armen en onderdrukten. Het eerste motief vind je veel bij christelijke partijen, het tweede veel bij linkse, socialistische of sociaaldemocratische partijen. Omdat in Nederland en vooral in de Scandinavische landen linkse partijen vaak in de regering zitten, is het niet verwonderlijk dat de steun voor ontwikkelingssamenwerking juist in deze landen groot is. Het humanitaire motief heeft zowel een korte- als een langetermijnbelang. Op korte termijn wordt iets gedaan aan een noodsituatie; het langetermijnperspectief is vrede. Immers, als er geen grote ongelijkheid is en geen grote tegenstellingen zijn, zullen er minder politieke spanningen en conflicten zijn. Het ethisch-humanitaire motief wordt de laatste jaren steeds meer onderbouwd vanuit de mensenrechten. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens bevat ook sociale rechten die aangeven dat ieder mens recht heeft op een menswaardig bestaan, op voedsel, onderdak, medische zorg en onderwijs. De Nederlandse regering erkent de morele plicht om zich in te zetten voor het naleven van sociale en politieke mensenrechten en om armoede te bestrijden.
38
Motievendriehoek De drie hiervoor behandelde groepen van motieven zijn niet uitsluitend, maar overlappend. In een donorland kan de regering vanuit strategische overwegingen besluiten om een ontwikkelingsland hulp te geven, bijvoorbeeld door 200.000 euro te geven aan een inzamelingsactie van een kerkelijke organisatie. Het geld wordt vervolgens besteed aan voedselhulp voor de allerarmsten, door het transport daarvan te regelen met nieuwe vrachtwagens. Dat zijn drie verschillende motieven in één gift. Achter de motieven zitten allerlei belangen en lobby’s. Vrachtwagenfabrikanten hebben een economisch belang, de regering een politiek belang, de kerken en particuliere hulporganisaties benadrukken het humanitaire motief. Hoe zwaar de verschillende motieven wegen in het hulpprogramma van een specifiek donorland, is aan verschillende zaken af te lezen. Het belangrijkste is de landenkeuze. Als een regering ervoor kiest om de hulp vooral te richten op de armste landen, dan zal het humanitaire motief het zwaarst wegen. Als ‘opkomende markten’ zoals China veel hulp krijgen van een bepaald land, dan is waarschijnlijk het commerciële motief doorslaggevend.
‘Het leven van aidspatiënten verbeteren’ Joyce den Besten (24) werkte ongeveer een jaar in Namibië als vrijwilligster bij Christ’s Hope. Dit is een christelijke organisatie die door het geloof de levenskwaliteit van aidspatiënten wil verbeteren. Een stukje uit haar weblog lees je hieronder. “We rijden met de auto van het ene golfplaten hutje naar het andere, en van het ene hoopje ellende naar het andere. Overal komen kinderen naar ons toe voor wat te eten of wat soep. We proberen zo veel mogelijk voor de patiënten te doen. Soms komt dat neer op lichamelijke verzorging of een rit naar het ziekenhuis. Soms is het een gesprek, een bijbeltekst of gebed. Ik ben net drie weken weggeweest voor een korte vakantie. Ik had twijfels bij twee patiënten of ik ze nog levend terug zou zien. Gelukkig leefden ze nog. De ene patiënt, een man van 51 jaar, vertelde me dat hij ‘had amper gesterf ’. Hij bereidt zich voor op het volgende leven en ik help hem daarbij zo veel ik kan. Gelukkig heb ik voldoende medicatie voor hem, zodat hij geen pijn heeft. De andere patiënt, een vrouw van 32 jaar, wilde geen aidsremmers meer slikken. Een week na mijn terugkomst overleed ze. Gelukkig heb ik de familie kunnen helpen met haar begrafenisdienst.” Bron 19
Als we op deze manier het gewicht van de verschillende motieven proberen in te schatten, kunnen we de donorlanden in een driehoek plaatsen. In de bovenhoek zitten landen waar het politiek-strategische motief het zwaarste weegt, zoals de Verenigde Staten. In de rechterhoek landen waarin het economisch-commerciële motief sterk meetelt, zoals Duitsland. In de linkerhoek bevinden zich de landen waarin ethisch-humanitaire motieven het zwaarst tellen, zoals Noorwegen. Frankrijk en Japan bevinden zich ongeveer halverwege de bovenhoek en de rechterhoek.
MOTIEVENDRIEHOEK MOTIEVEN-DRIEHOEK
Politieke motieven
Verenigde Staten Japan Noorwegen
Frankrijk Duitsland
Humanitaire motieven
Economische motieven
Bron 20
39
3. WAT TE DOEN AAN ONDERONTWIKKELING?
“Wat moet Max Havelaar nu met zo’n corpsbal van Unilever?” Als marketingmanager bij Unilever was hij verantwoordelijk voor een merk waar ruim honderd man aan werkten. Nu is Coen de Ruiter (37) directeur van Stichting Max Havelaar, een kleine ontwikkelingsorganisatie die met groeiend succes een keurmerk beheert. In plaats van te streven naar een zo hoog mogelijke omzet zet hij zich daar in voor sociale rechtvaardigheid: zo veel mogelijk boeren een eerlijke prijs geven voor hun producten. “Ook toen ik nog bij Unilever werkte, gaf ik Nederlandse les aan oudere Turken en Marokkanen in een clubhuis”, zegt De Ruiter. “Ik vond het lastig worden toen Unilever steeds afhankelijker werd van de beurs. Alles was erop gericht om de waarde voor aandeelhouders zo snel mogelijk omhoog te blazen. Het werd voor mij steeds duidelijker dat ik wilde werken op het raakvlak van ideaal en commercie.” In 2005 solliciteerde De Ruiter bij Max Havelaar. “Ik dacht: ze zien me aankomen, zo’n corpsbal van Unilever. Maar het klikte meteen. Hier werken mensen die per se bij Max Havelaar willen werken. Omdat ze het werk écht goed vinden. Ik verdien 20 procent minder, ben alle extra’s kwijt zoals de bonusregeling, de auto en de telefoon. Ik heb niet langer honderd mensen onder mij, maar zeven. Maar ik geloof in deze manier van zakendoen, en dat telt voor mij het zwaarst.” Bron: Intermediar Bron 21
Overige motieven Drie wat minder belangrijke motieven om hulp te bieden zijn de zorgen om het milieu en illegale migratie, en culturele motieven. Al op de eerste grote milieuconferentie in 1972 in Stockholm werd geconstateerd dat milieuproblemen in de ontwikkelde landen vaak uit rijkdom en overconsumptie voortkomen, en in ontwikkelingslanden juist uit armoede. Denk aan het kappen van bossen om aan brandstof te komen. Ontwikkelingslanden ontbreekt het aan geld en/of kennis om iets aan milieuproblemen te doen. Veel milieuproblemen zijn echter grensoverschrijdend. Denk aan het broeikaseffect of de ontbossing. Daarmee kan het voor westerse landen van belang zijn om ontwikkelingslanden te helpen bij het oplossen van deze problemen. De laatste jaren zien we steeds vaker hoe duizenden wanhopige mensen in krakkemikkige bootjes proberen de zee over te steken om naar Europa of de Verenigde Staten te 40
komen. Ze zien geen toekomst meer in eigen land en zijn bereid om veel geld te betalen om hun geluk in het Westen te zoeken. Deze vaak illegale migratie is een probleem in verschillende Europese landen, maar wordt veroorzaakt door de problemen in de ontwikkelingslanden. Dit heeft ertoe geleid dat de Europese Unie de laatste tien jaar meer is gaan samenwerken met buurlanden als Marokko en Tunesië. De gedachte is dat, als er economische perspectief ontstaat in de landen van herkomst, de mensen minder geneigd zullen zijn hun heil elders te zoeken. Door migranten tijdelijk te laten terugkeren naar hun land van herkomst, kan hun kennis en ervaring daar worden gebruikt. Nederland heeft met landen als Ghana, Sierra Leone en Sudan programma’s ontwikkeld om goed gekwalificeerde migranten tijdelijk in hun oorspronkelijke land in te zetten. Tot slot zijn er culturele motieven. Donorlanden als Frankrijk willen graag hun cultuur, zoals taal, literatuur en film, verbreiden. Door universiteiten, filmmakers en uitgevers geld te geven, hopen zij dat de Franse taal, die in veel landen tijdens de kolonisatie werd ingevoerd, bewaard blijft. In Marokko bijvoorbeeld is Frans zodoende nog steeds de belangrijkste taal op school en in Senegal zijn de wetboeken nog Franstalig.
Vragen en opdrachten 5. Waarom geven de Verenigde Staten veel geld aan Israël? En waarom aan Egypte? 6. Leg uit waarom de Marshallhulp eigenlijk geen echte vorm van ontwikkelingssamenwerking is. Betrek in je antwoord de definitie van ontwikkelingslanden. 7. Lees bron 18 over Suriname. a. Welke motieven voor ontwikkelingssamenwerking met Suriname kun je uit de deze bron halen? b. Stelling: “Omdat het Nederlandse ontwikkelingsbeleid zich richt op de allerarmste landen, moet Nederland stoppen met steun aan Suriname.” Bedenk zowel voor- als tegenargumenten bij deze stelling. Wie heeft volgens jou gelijk? 8. Bij economische motieven voor ontwikkelingshulp wordt gesproken van ‘gebonden hulp’. In welk opzicht zou je deze term ook kunnen gebruiken bij politiek-strategische motieven? En waarom juist niet bij humanitaire motieven? 9. Beschrijf het verschil tussen ontwikkelingssamenwerking op basis van humanitaire motieven en ontwikkelingssamenwerking op basis van economische en politieke motieven. Gebruik in je antwoord het begrip ‘eigenbelang’. 10. Lees bron 21 over de topman van Max Havelaar. Welke motieven hebben zakenmensen om uit het bedrijfsleven te stappen en voor een ontwikkelingsorganisatie te gaan werken? 11. Leg in je eigen woorden uit hoe de vluchtelingenproblematiek een motief kan zijn voor ontwikkelingssamenwerking. 12. Bekijk de motievendriehoek. Waar zou je op basis van de informatie uit dit hoofdstuk Nederland plaatsen in deze driehoek? Motiveer je antwoord. v 13. Leg uit dat culturele motieven ook vaak een politieke en economische betekenis hebben. v 14. Het eigenbelang van westerse landen speelt een grote rol bij ontwikkelingssamenwerking. Leg met een voorbeeld uit dat eigenbelang niet altijd nadelig hoeft te zijn voor een ontwikkelingsland. v 15. Men zegt wel eens dat ontwikkelingssamenwerking vroeger begonnen is met zending en missie. Missionarissen en zendelingen gingen naar ontwikkelingslanden om het geloof te verkondigen, terwijl ze hielpen op bijvoorbeeld scholen en in ziekenhuizen. Welke motieven voor ontwikkelingssamenwerking zouden zij gehad hebben?
16 China in Afrika China werkt samen met Afrika China werkt de laatste jaren op economisch gebied steeds meer samen met Afrikaanse landen. Wetenschapper Judith van de Looy onderzoekt in haar rapport ‘Africa and China: A strategic Partnership?’ de relatie tussen China en het Afrikaanse continent, maar ook wat hiervan de gevolgen zijn voor Afrika. Ze vindt het gunstig dat Afrika nu minder afhankelijk is van het Westen en dat de export van olie en mineralen de inkomsten heeft vergroot. Maar ze constateert ook dat China geen rekening houdt met mensenrechten, het milieu en goed bestuur. Ook wordt de Afrikaanse markt overspoeld met textiel en huishoudelijke artikelen uit China. Het is haar duidelijk geworden dat Peking in de relatie met Afrika al snel een dominante rol is gaan spelen.
a.
Welke motieven heeft China voor de samenwerking met Afrika? b. Handel biedt voordelen. Welke voordelen zijn er voor landen in Afrika en welke voor China? c. Wat wordt bedoeld met ‘In de relatie met Afrika is Peking al snel een dominante rol gaan spelen’?
Bron: Vice Versa
41
3. WAT TE DOEN AAN ONDERONTWIKKELING?
17 Eigenbelang of niet? Veel motieven voor ontwikkelingshulp komen voort uit eigenbelang van westerse landen. Geef in het schema hieronder bij elk motief een voorbeeld van het eigenbelang van mensen in het ontwikkelde land. Neem het schema eerst over in je schrift. motief
voorbeeld van westers eigenbelang
politieke motieven commerciële motieven humanitaire motieven ecologische motieven, zoals het milieu demografische motieven, zoals migratie culturele motieven
18 Hoe werk je aan minder migratie? a.
Veel mensen menen dat ontwikkelingssamenwerking een effectief middel is om migratie tegen te gaan. Geef twee argumenten die juist op het tegendeel wijzen. b. Leg uit hoe migranten kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van hun land.
19 Eerlijke handel met Make Trade Fair Op de website van Oxfam Novib, kun je de volgende tekst vinden:
‘Make trade fair’ Ontwikkelingslanden zijn nog steeds de dupe van wereldwijde handelsafspraken. Deze zijn vooral in het voordeel van het rijke Westen. Dit heeft lang genoeg geduurd. Bedrijfsleven, overheden en consumenten moeten hun verantwoordelijkheden kennen en nemen.
a. Leg met een voorbeeld uit waarom wordt gedoeld op ‘oneerlijke handel’. b. Vindt Oxfam Novib dat er veranderingen nodig zijn binnen ontwikkelingslanden, binnen ontwikkelde landen of tussen ontwikkelings- en ontwikkelde landen? Leg uit. c. Bedenk een verandering die handel eerlijker kan maken. d. Zoek op de website van Oxfam Novib hoe deze organisatie een meer eerlijke wereldhandel wil bereiken.
42
20 Nederland in Afghanistan Nederland in Afghanistan: langdurige steun Afghanistan rekent op langdurige steun van de internationale gemeenschap. Nederland biedt die hulp al sinds 2001, toen de Taliban verdreven werden, vanuit de gedachte dat internationaal partnerschap en wederopbouw bijdragen aan stabiliteit. Immers, wie het voordeel van de vrede proeft, zal minder snel naar de wapens grijpen. Omgekeerd zijn ook veiligheid en stabiliteit noodzakelijke voorwaarden voor ontwikkeling van een land. Om op al die vlakken vorderingen te maken trekken de ministers van Defensie, Buitenlandse Zaken en Ontwikkelings-
samenwerking samen op. Ondersteund door een grote meerderheid in het parlement heeft Nederland ook voor de komende jaren zijn steun toegezegd. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking draagt voorlopig financieel bij aan de wederopbouw. De Nederlandse militairen in Afghanistan hebben vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken ondersteuning gekregen van politieke adviseurs en adviseurs op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Bron: brochure Nederland in Afghanistan
a.
Welke motieven voor ontwikkelingssamenwerking spelen een rol in de relatie tussen Nederland en Afghanistan? Licht elk motief toe met een kort citaat uit de bron. b. Wat vind je van de samenwerking tussen militairen en ontwikkelingswerkers? Licht je mening toe. c. Deze tekst is afkomstig van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Is de bron daarom juist meer of juist minder betrouwbaar? Licht je antwoord toe.
v
3.3 Ontwikkelingsstrategieën Niet alleen westerse donorlanden zijn strategisch bezig. Ook ontwikkelingslanden kunnen verschillende wegen of strategieën hanteren om uit de armoede te komen. We noemen dit ontwikkelingsstrategieën en ze zijn in te delen in twee hoofdstromen: de kapitalistische en de socialistische strategieën.
Kapitalistische strategieën Hoofdkenmerk van kapitalistische ontwikkelingsstrategieën is de grote rol voor het vrijemarktmechanisme. De rol van de overheid blijft beperkt tot het opstellen van regels en het letten op de naleving ervan. De overheid kan wel bijvoorbeeld subsidies geven aan bedrijven, maar liefst zo min mogelijk, om niet in te grijpen in de economie. Een kapitalistische ontwikkelingsstrategie kan het accent leggen op het verhogen van de landbouwproductie, bijvoorbeeld door het introduceren van nieuwe soorten maïs, rijst, fruit enzovoort. Deze strategie wordt wel de groene revolutie genoemd. India kampte bijvoorbeeld in de jaren zestig nog met grote hongersnood en besloot nieuwe rijstsoorten te kweken met een veel grotere opbrengst. Door deze groene revolutie kan het nu zelfs rijst exporteren.
Het accent kan ook liggen op industrialisatie. Bijvoorbeeld door te besluiten zelf industriegoederen te produceren die tot dan toe werden geïmporteerd. Dus zelf televisies maken in plaats van ze te importeren. Dit heet importsubstitutie. Essentieel hierbij is dat de eigen markt wordt afgeschermd door hoge tarieven op geïmporteerde producten te heffen. Deze strategie was in de jaren vijftig en zestig heel populair in landen als Brazilië en Chili. De tweede industrialisatiestrategie is die van de exportgeleide groei. Hierbij stimuleert de regering bedrijven om te produceren voor de wereldmarkt. Dat begint vaak 43
3. WAT TE DOEN AAN ONDERONTWIKKELING?
Iedereen een mobieltje in Rwanda LONDEN - Nog even een ook de Rwandees doet zijn belastingaangifte digitaal. Binnenkort wordt een multivezelnetwerk aangelegd waardoor dit mogelijk wordt. De aanleg van het netwerk is niet de enige verandering in Rwanda, want president Paul Kagame heeft een droom. Hij wil in vijftien jaar tijd de landbouweconomie omtoveren tot een ict-economie. Dat betekent een enorme ommezwaai voor een land waarin 90 procent van de bevolking leeft van de landbouw. Over een paar jaar moeten ook de inwoners van de kleinste dorpjes hun e-mail kunnen checken, vindt de president. “Dit is geen droom”, zegt Andrew Rugege van telecomgigant MTN. “Op dit moment is er al 90 procent dekking. Of je nu in de hoofdstad zit of in de bush, bellen kun je altijd.” Bron: IS
Bron 22
Heineken helpt boeren aan een ziektekostenverzekering GISENYI - In Rwanda werkt biergigant Heineken aan goedkope ziektekostenverzekeringen voor zijn werknemers en leveranciers. De Rwandese overheid wil een ziektekostenverzekering verplicht stellen, maar een bijdrage van 2 dollar per familielid is voor de meeste Rwandezen al te hoog. Daarom introduceert de Bralirwa-fabriek in Gisenyi samen met de Nederlandse gezondheidsorganisatie Pharm Access en een Rwandese boerencoöperatie een verzekering voor ruim 5.000 boeren die het graan leveren voor het Primusbier. De Bralirwa-fabriek is voor 70 procent in handen van Heineken en brouwt al vijftig jaar het bekende Primusbier. Met andere woorden: een goedkope verzekering voor het personeel en aanleverende boeren. “Bedrijven als Heineken spelen een cruciale rol voor ontwikkeling, vooral in een land als Rwanda met een moeilijk investeringsklimaat”, zo reageerde de minister van Ontwikkeling. Bron: www.isonline.nl
Bron 23
zelfstandig in hoog tempo had ontwikkeld. Sinds de val van het communisme in de Sovjet-Unie zijn er nog maar een paar socialistische landen over, zoals Noord-Korea en Cuba. Andere voormalige communistische landen zijn kapitalistisch geworden, zoals de meeste Oost-Europese landen; andere landen, zoals China en Vietnam kennen een mengvorm, die wel staatskapitalisme wordt genoemd. met arbeidsintensieve producten zoals textiel en kleding. Via het verlenen van vergunningen en goedkope kredietverlening probeert de regering die industrialisatie te reguleren. Dit model werd in Oost-Azië gevolgd en is tot nu toe een van de meest succesvolle gebleken.
Socialistische strategieën In socialistische ontwikkelingsstrategieën treedt de overheid veel meer sturend op. De overheid probeert de productie te sturen door planning, door de industrialisatie zelf ter hand te nemen en door grote invloed op de landbouw uit te oefenen. De belangrijkste industrieproducten worden in staatsbedrijven geproduceerd. De landbouw wordt veelal in coöperaties en collectieven georganiseerd. Binnen de socialistische strategie zijn verschillende modellen te onderscheiden. In de een lag het accent sterk op industrialisatie en de opbouw van zware industrie (voormalige Sovjet-Unie), in de andere meer op het platteland (China), of op arbeiderszelfbestuur (voormalig Joegoslavië). Voor een aantal ontwikkelingslanden die net onafhankelijk geworden waren, gold de Sovjet-Unie als voorbeeld, omdat dit land zich tegen het kapitalisme in 44
Overige strategieën Twee andere strategieën die werden gebruikt in de ontwikkelingssamenwerking zijn die van de ‘herverdeling’ en van de ‘basisbehoeften’. Volgens deze laatste strategie moet een land investeren in de basisbehoeften (voedsel, kleding, onderdak, onderwijs, gezondheidszorg en veiligheid). Hierdoor wordt er werkgelegenheid gecreëerd, waardoor veel mensen uit de armoede kunnen komen. Deze strategie heeft niet in veel landen aanhang gevonden.
... Socialisme in Noord-Vietnam ...
In de jaren zeventig kwam de Wereldbank met de strategie van de herverdeling. In deze strategie, die neerkwam op een samenwerking tussen ontwikkelingslanden en donorlanden, stond het bestrijden van de armoede voorop. Projecten en programma’s waren vooral gericht op de regio’s waar de meeste armen woonden. Deze strategie heeft de laatste jaren opnieuw veel aandacht gekregen, maar dan wel in een nieuw jasje. De strategie komt er nu op neer dat arme landen die kwijtschelding van schulden willen, een Poverty Reduction Strategy Paper moeten opstellen. Hierin moet het land aangeven hoe het de armoede in het land wil bestrijden, met de nadruk op onderwijs en gezondheidszorg. De donorlanden letten er verder op of het land goed bestuurd wordt en of corruptie bestreden wordt.
Belang van strategieën Grofweg gaat het om de keuze of een land zich primair richt op het vergroten van de totale welvaart of op het eerlijk verdelen van de welvaart. Deze ontwikkelingsstrategieën zijn belangrijk voor het land zelf, maar ze spelen ook een rol bij het geven van ontwikkelingshulp en zijn onderwerp van veel discussie en strijd. Een land dat een strategie volgt die door internationale organisaties wordt gewaardeerd of zelfs opgelegd, zal eerder en meer ontwikkelingshulp krijgen, dan een land dat een eigen en eigenzinnige weg volgt.
Hulp gedwarsboomd in Birma Van alle militaire dictaturen in de wereld, is die in Birma de sterkste. Het leger heeft alle touwtjes in handen en de militairen beheersen de economie. Buitenlandse ondernemingen die willen investeren in Birma, worden gedwongen joint ventures met legerondernemingen aan te gaan. De greep van het militaire bewind maakt het ook voor hulporganisaties lastig opereren in Birma. Vanwege de boycot van de EU verleent Nederland geen hulp aan het land, maar organisaties als het Wereldvoedselprogramma (WFP), International Labour Organization (ILO), Oxfam Novib, Unicef en het Internationale Rode Kruis (IRC) zijn wel actief in Birma. Allemaal krijgen ze te maken met tegenwerking door het regime. De ILO-vertegenwoordiger in Rangoon ontving doodsbedreigingen op zijn huisadres, en burgers die zich met klachten tot hem wendden werden opgesloten. Het Rode Kruis kreeg geen toestemming meer om veldbezoeken af te leggen. Het Wereldvoedselprogramma, sinds 1994 actief in Birma, heeft veel last van de Birmese overheid. Men was niet in staat om voedselhulp te verlenen waar dat het hardste nodig was. Bron: IS Bron 24
Landen die grote schulden hebben en met hun schuldeisers overhoop liggen, kunnen niet hun eigen strategie kiezen. Zij hebben daarbij te maken met twee belangrijke internationale organisaties, de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Beide eisten in de jaren tachtig en negentig ‘structurele aanpassing’ van de economieën van ontwikkelingslanden met schulden. Die structurele aanpassing kwam er op neer, dat landen met een meer socialistische strategie zouden overstappen naar een kapitalistische strategie waarin privatisering en het terugdringen van de overheid voorop stond. Deze programma’s bleken later weinig succesvol en betekenden voor veel (Afrikaanse) landen jaren van stagnatie. We komen hier in hoofdstuk zes nog op terug.
Vragen en opdrachten v 21. a. Welke nadelen zitten er vast aan het kapitalistische model?
v 22. v 23. v 24. v 25.
b. Waarom wordt dit model toch nog vaak als uitgangspunt gebruikt? Bedenk een mogelijke verklaring hiervoor. Voor welk soort landen zal de strategie van de Aziatische tijgers heel aantrekkelijk kunnen zijn, denk je? Geef redenen waarom dat zo is. Lees de bronnen 22 en 23 over Rwanda. Is hier sprake van een kapitalistische strategie? Gebruik in je antwoord een of meer vetgedrukte woorden in de lestekst. China hanteert de socialistische strategie, maar is toch de afgelopen jaren een economische grootmacht geworden. Leg uit hoe dit mogelijk was. Past het investeren in basisbehoeften beter bij de socialistische of bij de kapitalistische strategie? Leg je antwoord uit. 45
3. WAT TE DOEN AAN ONDERONTWIKKELING?
v
26 Welke strategie kies je? Stel dat jij minister-president van het ontwikkelingsland Kazali bent. Je land is arm, ligt in Afrika en heeft een eenzijdige export van voornamelijk mineralen, zoals tin en koper. Het land is intern verdeeld tussen drie etnische groepen. Jij behoort zelf tot de grootste groep. Het bestuursapparaat is door jouw voorganger sterk gecorrumpeerd. a. b. c. d.
v
Leg uit waarom een keuze voor de socialistische strategie niet aantrekkelijk is. Bedenk een nadeel van een exportgerichte kapitalistische strategie. Leg uit dat investeren in basisbehoeften aantrekkelijker is dan de strategie van de herverdeling. Conclusie: welke strategie kies je?
27 Wat hoort bij wat? Combineer de begrippen uit het linker rijtje met begrippen rechts. Zoek de combinatie steeds in en ontwikkelingsstrategie. Sterke overheid Genetische modificatie
a. Groene revolutie b. Wereldbank
Armoedeplan
c. VVD
Bedrijfsleven
d. Cuba
Examenopgaven Hieronder volgen enkele examenopgaven uit het CE-maatschappijleer van de afgelopen tien jaar. De tekst is hier en daar aangepast.
HAVO
Koe krijgt meer dan Derde Wereld Han Koch DEN HAAG - “De Europese koe krijgt per dag 2 dollar subsidie, terwijl de helft van de wereldbevolking met minder moet zien rond te komen. De stem van de armen moet op het Binnenhof gehoord blijven.” Met een toespraak die doet denken aan de jaren zestig en zeventig, liet Eveline Herfkens gisteren voor de laatste keer als demissionair minister voor Ontwikkelingssamenwerking de ‘stem van het arme Zuiden’ horen. De nieuwe regering van premier Balkenende (CDA-VVDLPF) moet doorgaan waar zij, gedwongen door de verkiezingsuitslag, is blijven steken. Herfkens vindt nog altijd dat Nederland aan te veel landen hulp geeft, ondanks haar sanering. Op het ministerie
46
ontbreekt het aan menskracht om een uitgebreide landenlijst te begeleiden. Concentratie op de echte arme landen was en blijft het devies van Herfkens. Meisjes moeten overal ter wereld naar school kunnen gaan en Nederland moet daaraan een genereuze bijdrage leveren. Bedrijfsleven en overheden moeten nieuwe initiatieven nemen om gezamenlijk aids te bestrijden. Er moet een monitor komen die de resultaten van de Nederlandse hulp toont en zo’n zelfde instrument moet er komen bij de Verenigde Naties. Via dat mechanisme moeten rijke en arme landen afgerekend worden op hun inspanningen om de armoede de wereld uit te helpen. Bron: Trouw
1
Voor ontwikkelingssamenwerking bestaan verschillende motieven. Landen kunnen steun en geld geven aan ontwikkelingslanden vanuit politieke, economische, sociale en ethisch-humanitaire motieven. Vanuit welk motief wil demissionair (= aftredend) minister Herfkens van Ontwikkelingssamenwerking ontwikkelingshulp bieden? Motiveer je antwoord met twee citaten uit het krantenbericht.
2
Volgens Herfkens moeten bedrijfsleven en overheden nieuwe initiatieven nemen om gezamenlijk aids te bestrijden. Is hier sprake van gebonden hulp? Betrek in je antwoord de definitie van gebonden hulp.
3
Liberalen, christenen en socialisten hebben vaak verschillende motieven om ontwikkelingshulp te bieden. Tot welke politieke stroming of partij behoort Eveline Herfkens? Ondersteun je antwoord met minimaal twee argumenten die je uit de bron kunt halen.
VWO Hulp aan Derde Wereld vaak miskleun P.J. van Dooren (…) Een ander voorbeeld is een pluimveeproject voor arme vrouwen, dat ik samen met een Nederlandse pluimveeconsulent moest gaan opzetten in Lesotho. Dat project was bedoeld voor vrouwen, wier mannen in de Zuid-Afrikaanse mijnen waren gaan werken. Na enige tijd schaften de meeste van die mannen zich in Zuid-Afrika een andere vrouw aan en stuurden vervolgens geen geld meer naar Lesotho voor het onderhoud van hun gezinnen. Omdat landbouw op de berghellingen in Lesotho te veel erosie veroorzaakte, waren pluimveebedrijfjes de beste oplossing. Bovendien konden die bedrijfjes dan voorzien in de aanvoer van eieren en kippenvlees. We brachten samen een uitvoerig eindrapport uit voor een vijfjarenproject met geleidelijke uitbreiding van het aantal pluimveebedrijfjes, inclusief de financieringskredietverschaffing en het opzetten van een door Nederland te betalen roulerend kredietfonds, de technische ondersteuning en voorlichting, de afzet van de eieren en van de slachtkuikens via dorpscoöperaties, enzovoort. Drie maanden later werden we naar het ministerie in Den
1
Aan de projecten die worden opgezet voor ontwikkelingslanden liggen ontwikkelingsstrategieën en ontwikkelingsmodellen ten grondslag. Leg uit welke ontwikkelingsstrategie ten grondslag ligt aan de opzet van het pluimveeproject van Lesotho. Betrek in je uitleg twee kenmerken van die strategie.
Haag geroepen. Ons rapport, in het Engels, was naar de regering in Lesotho gezonden, met het aanbod van zoveel miljoen euro Nederlandse financiële steun, plus de beschikbaarstelling voor de projectperiode van een pluimveedeskundige. En wat deed Lesotho? De koningin van Lesotho had besloten met gebruikmaking van de aanwijzingen in ons rapport zelf een pluimveebedrijf te beginnen met 40.000 kippen. De vrouw van de ministerpresident wilde beginnen met 35.000 kippen en de vrouw van de minister van Landbouw wilde een bedrijf met 30.000 kippen. En de regering van Lesotho vroeg nu om de Nederlandse ontwikkelingshulp en de pluimveevoorlichting en -ondersteuning uitsluitend aan die drie vrouwen ten goede te doen komen, in plaats van aan de arme vrouwen zonder inkomsten. Ik was verbijsterd; en ik heb in Den Haag moeten praten als Brugman om het pluimveeproject Lesotho helemaal te doen afblazen, omdat het ontwikkelingsgeld niet aan de arme vrouwen ten goede zou komen.(…) Bron: Trouw
2
“Het budget van Ontwikkelingssamenwerking is in het regeerakkoord vastgesteld op 0,8 procent van het Bruto Nationaal Product.” Met een aantal vergelijkbare landen, zoals de Scandinavische landen, geeft Nederland van de rijke landen naar verhouding het meest aan ontwikkelingssamenwerking. Welk politiek-strategisch motief heeft Nederland daarvoor?
47