Innovatieprogramma Agrofood Brabant 2020
26 april 2013
Inhoudsopgave
Inleiding ............................................................................................................................... 1
1.
Agrofood in beeld ..................................................................................................... 5 1.1
Agrofoodcluster: de afbakening .......................................................................................... 5
1.2
Het agrofoodcluster in Brabant ........................................................................................... 5
1.3
Troeven en uitdagingen ....................................................................................................... 7
1.4
Typering ‘innovatiemarkt’ agrofood .................................................................................... 9
2.
3.
4.
5.
Ambitie 2020 ............................................................................................................12 2.1
Inleiding ................................................................................................................................ 12
2.2
Toekomstvisie Agrofood Noord-Brabant ......................................................................... 13
2.3
Programma-indicatoren ..................................................................................................... 15
Strategie .......................................................................................................................16 3.1
Inleiding ................................................................................................................................ 16
3.2
Invalshoek van het programma ........................................................................................ 16
3.3
Betekenis programma voor primaire land- en tuinbouw ............................................... 17
3.4
Trends richting 2050........................................................................................................... 19
3.5
Opzet van het programma................................................................................................. 20
3.6
Randvoorwaarden .............................................................................................................. 28
Stimuleringsinstrumenten ..........................................................................................34 4.1
Een innovatieve structuur voor nieuwe verbindingen ................................................... 34
4.2
Netwerkorganisatie ............................................................................................................. 35
4.3
Bestaande instrumenten en middelen Europa, Rijk en Provincie ............................... 35
4.4
Waar zetten we op in? ....................................................................................................... 36
Begroting en financiering ...........................................................................................42
Bijlage 1 – Overzichtskaart Brabant Living Labs: proeftuin voor innovatieve agrofood..........44 Bijlage 2 – Inbedding Innovatieprogramma bij lokale, nationale en Europese kaders ...........45 Bijlage 3 – Voorstellen voor versterking kennisinfrastructuur ................................................51 Bijlage 4 – Lijst consultaties i.h.k.v. voorbereiding Innovatieprogramma Agrofood ...............53 Bijlage 5 – Programma en deelnemerslijst innovatiesessies januari-februari 2013 ...............55
Inleiding Aanleiding In Noord-Brabant is de invloed van agrofood op de samenleving groter en breder dan die van ieder ander economisch cluster. Agrofood en Noord-Brabant zijn traditioneel sterk met elkaar verbonden. Die verbinding manifesteert zich in alle onderdelen van de Brabantse samenleving. In het Brabant van de toekomst kan een sterk agrofoodcluster niet ontbreken. Het geeft alle reden voor een gericht programma om de positie van het cluster te versterken. Tegelijkertijd staat er grote maatschappelijke, ecologische en economische druk op de sector. De bloei en groei van het Brabantse agrofoodcluster is geen vanzelfsprekendheid. De internationale concurrentie is groot. Andere landen hebben een achterstand als het gaat om productiviteit, maar compenseren dat met lagere kosten. De strijd op alleen kostprijsminimalisatie is niet te winnen. De inzet moet zich richten op verdere ontwikkeling van kennis, innovatie, duurzaamheid en toegevoegde waarde.
Economie • Agrofood en vooral ook de primaire sector, behoort tot de belangrijkste clusters van Noord-Brabant in termen van werkgelegenheid en toegevoegde waarde. Binnen Nederland is het cluster leidend in productievolume. De toppositie is echter niet vanzelfsprekend. De groei van de toegevoegde waarde blijft achter bij die van de economie als geheel. Tegelijkertijd moet de sector in de toekomst het hoofd bieden aan de nodige uitdagingen.
Ruimte • Agrofood, en in het bijzonder de primaire sector, is beeldbepalend in het Brabantse buitengebied. Zij kleurt en draagt de groene ruimte. Maar de intensivering van de sector is ook verantwoordelijk voor verhitte discussies in het maatschappelijk debat over gezondheid en leefbaarheid..
Maatschappij • Het Brabantse boerenleven is niet voor niets een begrip. De landbouw, met aanverwant haar invloed op dorpsgemeenschappen en voedselindustrie, heeft een centrale plaats in de Brabantse identiteit. Het agrofoodcluster zit in het DNA van de regio.
Doel Brabant wil tot de slimste en duurzaamste agrofoodregio’s van Europa behoren en een wereldspeler van formaat zijn. Dit toekomstperspectief wordt gesteund door het geloof in de potentie van de regio als het gaat om innovatie. Maar ook de problematiek in de primaire sector voedt de urgentie van een Innovatieprogramma Agrofood voor Brabant. Het programma beoogt (samen met de maatregelen op ecologisch en ruimtelijk vlak) een extra stimulans te geven aan het innovatieproces van bedrijven en de transitie te ondersteunen van met name de primaire sector naar een vitaal, duurzaam en maatschappelijk gewaardeerd onderdeel van het agrofoodcluster. 1
Immers, de schakel primaire sector in het totale agrofoodcluster is essentieel voor de totale keten in Brabant. De grondgebondenheid van deze schakel maakt dat het totale agrofoodcluster reden heeft om in Brabant aanwezig te zijn. Deze keten in stand houden en ervoor zorgen dat er geen zwakke schakels ontstaan is dan ook erg belangrijk. Het totale cluster vormt immers de kracht voor Brabant. Brabant wil met het Innovatieprogramma Agrofood daarom de volgende doelstellingen bereiken: 1. De huidige economische toppositie en het concurrentievermogen van het Brabantse agrofoodcluster vernieuwen en versterken; 2. De transitie van de primaire sector ondersteunen naar een vitaal, duurzaam en maatschappelijk gewaardeerd onderdeel van het agrofoodcluster met focus op kwaliteit en toegevoegde waarde. Uitgangspunten Het Innovatieprogramma Agrofood wil stimuleren, prikkelen en als vliegwiel fungeren voor de versnelling van innovatie bij bedrijven. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:
Uitgangspunten Innovatieprogramma Agrofood 1.
draagt bij aan een versterkt innovatie-ecosysteem van het Brabantse agrofoodcluster;
2.
sluit maximaal aan op de dynamiek van ondernemers- en kennisgedreven initiatieven;
3.
verbindt de innovatiekracht van bedrijven en kennisinstellingen met de maatschappelijke uitdagingen voor Brabant: duurzame agrofood, gezond ouder worden, duurzame energie en slimme mobiliteit;
4.
is ambitieus en visiegedreven: bepaalt en volgt heldere vergezichten en ontwikkelrichtingen;
5.
gaat uit van een beweging van lage kosten en schaalvergroting naar een strategie gericht op toegevoegde waarde en kwaliteit;
6.
biedt een stimuleringskader in aanvulling op het nationaal topsectorenbeleid, de besluitvorming van Provinciale Staten op 22 maart jl., de adviezen van de Commissie Van Doorn, het Economisch Programma 2020 en de kansen die Europa 2020 biedt voor de agrofoodsector;
7.
functioneert als aanjager, facilitator en toeleider: geen majeure investeringen uit het programmabudget;
8.
werkt in de uitvoering samen met relevante partners binnen en buiten Brabant;
9.
maakt waar mogelijk gebruik van financieel revolverende instrumenten;
10. loopt tot en met 2020; het programma wordt tussentijds herijkt en waar nodig bijgesteld.
2
Proces In opdracht van de Provincie Noord-Brabant heeft de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij (BOM) een Innovatieprogramma ontwikkeld voor de Brabantse Agrofood. De ambitie om tot de meest slimme en duurzame agrofood-regio’s van Europa in 2020 te behoren is een gezamenlijke opgave van bedrijven, kennisinstellingen, overheden en maatschappelijke/intermediaire organisaties. Samenwerking tussen deze partijen en voortbouwen op de dynamiek die er is, is dan ook essentieel. Het programma is in nauwe samenwerking met verschillende specialisten en betrokkenen uit het veld opgesteld. De volgende activiteiten hebben plaatsgevonden: Deskresearch van o.a. de agenda van het nationale topteam Agri&Food over de toekomst en kansen van het agrofoodcluster; Consultatie door de BOM van meer dan 50 externe partijen, zoals bedrijven, kennisinstellingen, overheden en andere organisaties (voor een overzicht, zie bijlage 4); Organisatie van innovatiesessies met een 70-tal vertegenwoordigers uit bedrijfsleven, kenniswereld en overheid; georganiseerd door de BOM in samenwerking met Provincie Noord-Brabant en Berenschot op 24 januari 2013 met vervolgsessies in februari 2013 in De Gruijter Fabriek te ’s-Hertogenbosch (voor programma en deelnemerslijst, zie bijlage 5); Organisatie van de werkconferentie zorgvuldige veehouderij in De Ruwenberg van 5 tot en met 7 februari 2013; De uitgangspunten, ambitie en programmalijnen van het Innovatieprogramma zijn besproken met een selectie van de belangrijkste regionale c.q. intermediaire organisaties op het gebied van agrofood in Brabant. In deze gesprekken is vastgesteld dat de ambitie door deze partijen wordt gedeeld en dat de inhoud van het programma goed aansluit op de dynamiek in het veld en op de regionale agenda’s. Rol en inzet Provincie De invulling van de ambities van het Innovatieprogramma Agrofood zal in hoofdzaak door partijen binnen het cluster moeten gebeuren. De Provincie wil hen faciliteren, onder meer door een actief programmamanagement. Samengevat ziet de Provincie voor zichzelf de volgende inzet: Actief samenwerking zoeken met externe stakeholders, zowel landelijk als Europees; Instellen en faciliteren van een Strategisch Platform Agrofood met slag- en besluitvaardige vertegenwoordigers en frisdenkers van het bedrijfsleven, kennisinstellingen en maatschappelijk middenveld om het programma verder vorm te geven en uit te voeren. Dit Strategisch Platform zal de noodzakelijke acties definiëren die nodig zijn voor het realiseren van het programma en zal nauw afstemmen/samenwerken met de partners van het BrabantBeraad. Ontwikkelen en faciliteren van communicatie-activiteiten en community building (netwerk evenementen e.d.). Lobbyactiviteiten richting Den Haag en Brussel voor o.a. topsectorenbeleid en de Europese programma’s; Matchen en inzetten van financieringsmogelijkheden zoals het Innovatiefonds, OP Zuid en POP; Liaison-functie/verbindingsofficier, het inzetten van het netwerk van de provincie bij de activiteiten van de verschillende stakeholders; 3
Verbinden van het thema agrofood aan andere beleidsthema’s, zoals vrijetijdseconomie, breedband, Europese Hoofdstad 2018, topsectorenbeleid en Europese programma’s; Aanjagen, organiseren, beweging op gang brengen en houden; Met de stakeholders gesprekken aangaan met betrekking tot efficiënte inzet/stroomlijnen bestaande capaciteit en middelen (bijv. REAP).
4
1.
Agrofood in beeld
1.1
Agrofoodcluster: de afbakening
Het agrofoodcluster omvat de hele keten aan activiteiten en is breder dan de agrofoodsector. De sector bestaat uit de directe en indirecte (primaire) agrarische productie en de verwerking van producten (zie kader afbakening ‘smalle definitie’). Het agrofoodcluster omvat ook het netwerk dat verbonden is aan de primaire sector en de voedingsmiddelenindustrie. Want ook de toeleveranciers aan de primaire productie (waaronder genetica, uitgangsmaterialen en veredeling), de machine- en apparatenbouw, logistiek en handel van voedingsmiddelen (onder andere retail en horeca) en de branches in onderzoek, advies, marketing, communicatie en financiële dienstverlening worden meegeteld (zie kader Keten van de agrofood). Het Innovatieprogramma Agrofood richt zich op de gehele keten, oftewel het agrofoodcluster.
Afbakening agrofoodcluster
Bron: CBS Monitor Topsectoren; uitkomsten eerste meting 2012 (bewerking)
1.2
Het agrofoodcluster in Brabant
Noord-Brabant is de derde economie van Nederland met een bijdrage aan het Bruto Nationaal Product (BNP) van ruim 85 miljard euro. De provincie Noord-Brabant is de grootste agrofoodproducent van Nederland, goed voor 20,6% van de hele Nederlandse agrofood- en non-foodproductie (i.e. niet aan voedsel gerelateerde productie)1. Op Europese schaal presteert de sector ook goed. Zo staat Noord-Brabant samen met Zuid-Holland en NoordHolland (alle drie afzonderlijk) in de top 5 van de Europese concurrentieladder met de Topsector Agri&Food. Sterke economische clusters binnen Brabant zijn hightech systems & materialen, logistiek, maintenance, life sciences & health, biobased economy en de agrofood. Het agrofoodcluster is na de hightech industrie de tweede economische pijler van Brabant. Regionale zwaartepunten binnen Brabant zijn food, health & pharma in Noordoost-Brabant, food & feed in Uden/Veghel, food & technology in Zuidoost-Brabant en agro & chemie in West-Brabant. 1
Op basis van economische omvang (SO) bedrijven; CBS Landbouwtellingen 2011-2012
5
Alle agrarische ketens zijn in al hun verscheidenheid vertegenwoordigd in Brabant, ‘van grond tot mond’. 100.000 FTE werkgelegenheid (incl. buitenlandse grond-stoffen))
17,5% van Nederlandse agrofoodexport
12.200 bedrijven in de primaire sector
900 bedrijven in voedings- en genotmiddelen industrie
Brabantse Agrofoodcluster
8 agrofoodtoppers met ≥ 1 mld euro omzet 7,5 miljard euro toegevoegde waarde
Figuur 1 - Het Brabantse agrofoodcluster getypeerd in cijfers
75% agrofoodproductie bestemd voor buitenland, waarvan 80% binnen de EU
17,5% van totale Nederlandse toegevoegde waarde in de agrofood
2
Binnen de primaire productie is het marktaandeel van Brabant op het gebied van veehouderij, bomen- en groenteteelt bijna 50% van de Nederlandse markt. Maar de primaire sector staat wel onder druk. Het aantal landbouwbedrijven is in Brabant de afgelopen 10 jaar alleen maar afgenomen. Ditzelfde beeld bestaat in de rest van het land. De laatste drie jaar is deze krimp kleiner geworden. Voorlopige cijfers van het CBS tonen daarnaast aan dat de Brabantse agrariër in 2010 licht meer investeert dan in 2009. Maar dit leidt vooralsnog niet tot een hogere toegevoegde waarde binnen de primaire sector. Gemeten naar areaalgebruik neemt Brabant een nummer 1-positie in op het gebied van de vollegrondteelt van aardbeien, andijvie, bospeen, prei en selderij. De boomkwekerij in Brabant kan zich inmiddels meten met het traditionele centrum Boskoop en is deze mogelijk al gepasseerd. Bijna 25% van de agrarische bedrijven in Brabant houdt zich bezig met diverse vormen van multifunctionele landbouw (zoals zorg; kinderopvang; streekproducten; enz.) en het aantal biologische landbouwbedrijven groeit gestaag. Het agrofoodcluster is een belangrijke werkgever en heeft een groot aantal arbeidsplaatsen. De sector wordt op de voet gevolgd door de hightech- en research-sector.3 Het merendeel van de banen is te vinden in materiaal georiënteerde activiteiten (winning, productie en distributie van materiele goederen). Op de banenmarkt binnen het agrofoodcluster is Brabant in relatie tot de smalle definitie (primaire sector en voedingsindustrie) goed voor 23% van het totaal.
2
3
Cijfers herleid op basis van o.a. ‘Het Nederlandse agrocomplex 2012, LEI 2012 en CBS Landbouwtellingen 2011-2012 Cijfers zijn afkomstig uit Raspe, O. et al. (2012) De ratio van ruimtelijk-economisch topsectorenbeleid, Den Haag: PBL
6
De bijdrage van de voedings-en genotmiddelen aan de regionale arbeidsproductiviteit (toegevoegde waarde per inwoner van 15-64 jaar) is groot. Hier tegenover staat een relatief lage arbeidsproductiviteit in de land- en tuinbouw4. De toegevoegde waarde van het agrofoodcluster is opgebouwd uit de componenten primaire productie, verwerking, toeleveranciers, distributie en retail/horeca. Retail en horeca vertegenwoordigen het grootste aandeel in toegevoegde waarde van het cluster.
1.3
Troeven en uitdagingen
Het agrofoodcluster in Brabant kent een aantal sterke punten die kunnen bijdragen aan het tot stand komen van vernieuwing en innovatie. Gelijktijdig staat het cluster voor een belangrijk aantal uitdagingen, zie figuur 2.
Traditie van coöperatief ondernemen Centrale ligging in Noordwest Europese markt
Aanwezigheid van veel topbedrijven
Practical Excellence in het maakproces dicht op/bij de markt
Foodcultuur
Benutten kansen biobased economy
Complete agrofoodketen
Troeven
Uitdagingen
Versterking relatie producenteindgebruiker
Aanwezigheid van hightech cluster
Hogere toegevoegde waarde en onderscheidend vermogen
Versterking ondernemerschap primaire sector
Verduurzaming van het productiesysteem
Inspelen op gezond en gevarieerd voedingspatroon
Versterking maatschap-pelijke waardering
Figuur 2 –Troeven en uitdagingen agrofoodcluster
4
‘Duurzame groei vanuit de basis’ november 2012, 5 Sterrenregio Noordoost-Brabant i.s.m. PWC
7
Troeven Brabant heeft een sterk agrofoodcluster. Een aantal voorbeelden is uitgelicht. Brabantse spelers in het agrofoodcluster blinken uit in hun toepassingsgerichtheid om het maakproces dicht op en bij de markt te brengen. In de afgelopen 50 jaar zijn zij er steeds in geslaagd nieuwe inzichten te vertalen in praktische toepassingen. Niet alleen primaire producenten, hun toeleveranciers en de voedselverwerking, maar ook de verpakkingsindustrie, de logistiek en de retail zitten op relatief korte afstand van elkaar en kunnen van elkaars kennis en kunde profiteren. Een extra ‘aanwinst’ vormt de aanwezigheid van een technologisch zeer hoogwaardige en kennisintensieve machine-industrie (hightech-systemen) in met name Oost-Brabant. De helft van alle patenten en octrooien in Nederland zijn van Brabantse bodem. In de top 10 van Nederlandse bedrijven voor wat betreft het aantal octrooiaanvragen zitten vier Brabantse bedrijven. Deze sterke diversiteit biedt grote mogelijkheden tot onverwachte combinaties – Neue Kombinationen in de woorden van vernieuwingseconoom Joseph Schumpeter – die tot extra waardecreatie leiden. Het beeld van Brabant als kraamkamer van foodinnovatie wordt zo ineens een stuk realistischer. Ook bevindt zich een aantal topspelers in het agrofoodcluster in Noord-Brabant. Vanuit deze topspelers gaat een belangrijke stimulans uit naar het cluster. Het zijn spelers die op hun specifieke terrein tot de (wereld)top behoren. Voorbeelden van dergelijke topspelers zijn FrieslandCampina (zuivel), VION Food Group (vlees en ingrediënten), Nutreco (diervoeder), Agrifirm (diervoeder) en Royal Cosun (suiker). Andere belangrijke grote spelers zijn onder andere Bavaria, Mars, Sligro, Jumbo, The Greenery, Marel (Stork), Venco Groep, Hendrix Genetics, Pigture Group, MSD Animal Health (Intervet) en Teeuwissen Group (verwaarding van dierlijke restproducten). Het realiseren van ambities vereist intensievere samenwerking, een voorwaarde waaraan partijen – gezien de rijke Brabantse traditie op dit vlak – aan moeten kunnen voldoen. Partijen in agrofood werken in Brabant van oudsher samen onder het motto: samen investeren in de toekomst en meer marktmacht door solidariteit (gemeenschappelijk eigen belang)5. De opkomst van de netwerksamenleving en de intensievere contacten tussen partijen uit de ondernemers, onderwijs, overheden en omgeving/maatschappelijke organisaties (4 O’s) hebben een impuls gegeven aan het onderling samenwerken en het ontwikkelen van nieuwe allianties en samenwerkingsmodellen.
Uitdagingen De koploperspositie van Brabant is geen vanzelfsprekendheid. De internationale concurrentie neemt de komende jaren sterk toe, mede als gevolg van een verdere liberalisering van het internationale handelsverkeer. Het kostenniveau zal voor het agrofoodcluster structureel stijgen, terwijl de rendementsontwikkeling over de hele linie al jarenlang mager is. De private R&D-uitgaven als graadmeter voor investeringen in innovatie zijn mede vanwege de traditioneel lage marges bescheiden, zeker ook in vergelijking met de andere topsectoren.
5
Brabant AgroFood 2020; Visiedocument Agro & Co; 2010
8
De schaalvergroting in de primaire sector verliest maatschappelijk draagvlak. De intensieve veehouderij is in de afgelopen periode steeds verder los komen te staan van diens omgeving. De wijze van produceren heeft onder andere geleid tot toenemende maatschappelijke onrust en gezondheidsdiscussies. Daarnaast staat haar verdiencapaciteit onder druk als gevolg van prijsdruk vanuit de retail en sterk stijgende grondstofkosten, die niet kunnen worden doorberekend. Ondanks een Brabantse traditie van coöperatief ondernemen ligt er nog een opgave om het ondersteunende netwerk van bedrijven te organiseren zodat bedrijven in de agro en food elkaar makkelijker weten te vinden. Toenemende vergrijzing en imagoproblemen veroorzaken tekortkomingen in de personeelsvoorziening. Daarnaast neemt door de noodzaak van innovatie de behoefte aan hoog opgeleiden toe. De genoemde ontwikkelingen zijn overigens niet typisch Brabants maar hebben betrekking op het hele agrofoodcluster. Dat geldt ook voor de vele kansen waarop het agrofoodcluster maximaal kan inspelen en die zich als uitdagingen en business-opportunities voor het cluster aandienen. Zoals de noodzaak tot verduurzaming van het voedselproductiesysteem in Nederland en internationaal, het toenemend belang van een gezond en gevarieerd voedingspatroon, de groeikansen op internationaal niveau in het aanbieden van kennis en geïntegreerde systeemoplossingen aan landen met een toekomstig productietekort en de nieuwe mogelijkheden die de opkomst van de biobased economy biedt. Innovatie is het sleutelwoord.
1.4
Typering ‘innovatiemarkt’ agrofood
Het agrofoodcluster kent een relatief laag innovatieniveau in vergelijking met andere topsectoren (gemeten naar private R&D uitgaven). Innovaties met grensverleggend karakter zijn vrijwel alleen voorbehouden aan grotere spelers en in een enkel geval aan een nieuwkomer. Relatief kleine marges maken substantiële investeringen zeer lastig. De terugverdientijd is lang met veel risico op kopieën en er is weinig samenwerking. In relatie tot productinnovatie zijn marketingkosten zeer hoog. Voor de gehele Topsector Agri&Food geldt dat deze vergeleken met de andere topsectoren achterblijft op het gebied van zowel radicale als incrementele innovaties6. De sector heeft een inhaalslag te maken om bestaande klanten en markten beter te bedienen en om toe te kunnen treden tot nieuwe markten. De innovatiemarkt bestaat niet alleen uit een combinatie van grote projecten bij grote bedrijven maar ook uit veel initiatieven in het midden en kleinbedrijf (MKB). Veel innovaties starten vanuit bestaande bedrijvigheid of business units. Om toe te kunnen treden tot de (voedings-) markt moet voldaan worden aan strenge eisen uit hoofde van wet- en regelgeving, voedselveiligheid en volksgezondheid. Een nieuwe start-up vereist al snel een initiële investering van enkele miljoenen. Een bottleneck blijkt voorts de geringe beschikbaarheid van kapitaal voor opschaling en verdere internationalisering.
6
‘Erasmus Concurrentie en Innovatie Monitor 2011-2012’, Erasmus Universiteit Rotterdam: incrementele innovaties zorgen voor een relatief kleine verandering of aanpassing aan bestaande technieken. Radicale innovaties zijn nieuw en anders dan de oorspronkelijke oplossing.
9
Mede gezien de bescheiden marges als gevolg van onderlinge concurrentie en prijsdruk zal het agrofoodcluster vooral op zoek moeten naar manieren om door innovaties een hogere toegevoegde waarde en onderscheidend vermogen te creëren. Dit kan met name worden bereikt door snel in te spelen op de huidige en toekomstige behoeften van eindgebruikers en de innovatiefocus te leggen op gemak, gezondheid, genot, duurzaam en goed gedrag. Dat vraagt echter om een majeure inspanning en inhaalslag van alle partijen in het cluster. Een vernieuwingsslag die voor bepaalde delen van het agrofoodcluster vanwege zijn ingrijpendheid en complexiteit kenmerken van een systeeminnovatie heeft. Uit de meest recente Agri-Monitor7 van het Landbouw Economisch Instituut (LEI) blijkt dat het aandeel vernieuwende bedrijven in de land- en tuinbouw in 2011 is gedaald ten opzichte van het jaar daarvoor. Het percentage kwam dat jaar uit op 12%. Het aantal echte ‘innovatoren’ daaronder viel ook terug; van 3% naar 2,4%. Dit zijn bedrijven die een innovatie in productieprocessen of producten hebben uitgevoerd, waarmee zij de eerste in Nederland waren. De daling van het totale percentage bedrijven met een bedrijfsvernieuwing wordt voor het grootste deel bepaald door een daling van het aantal ‘volgers’. De daling van het aantal ‘volgers’ wordt deels verklaard door de slechte bedrijfsresultaten van de voorgaande twee jaar, waardoor de investeringsruimte van bedrijven is teruggelopen. De daling van het aandeel vernieuwende bedrijven was in 2011 het grootst in de glastuinbouw; de pluimveehouderij was in dat jaar de meest vernieuwende sector. Vanwege de hoge kosten en risico’s die aan innovatie zijn verbonden is samenwerking met andere bedrijven en kennisinstellingen een belangrijke voorwaarde. Samenwerking binnen het agrofoodcluster wordt in veel gevallen gehinderd doordat de strategieën van de diverse schakels nog onvoldoende op elkaar zijn afgestemd8. Elke schakel heeft zijn eigen strategie en horizon. Zo scoort de voedselverwerkende industrie opvallend laag op samenwerking. Voor kleine spelers blijkt verticale samenwerking, oftewel samenwerking in de keten, zeer lastig. Deze spelers missen vaak de slagkracht om hun positie in de keten in te nemen. Operationele drukte en gebrek aan competenties zijn struikelblokken voor realisatie van strategie. Er bestaan derhalve behoorlijk wat drempels en risico’s die remmend werken op innovatie door het agrofoodcluster. Deze zijn in figuur 3 nog eens samengevat. Business-perspectieven en mogelijkheden om de succeskansen voor innovatie te vergroten liggen met name in de verbinding van agrofood met andere clusters, markten en kennisdomeinen. Daarbij wordt vooral gedacht aan verbindingen, zogenaamde ‘crossovers’, van agrofood met hightech, biobased economy, energieproductie, gezondheid, zorg en logistiek. Door succesvolle crossovers profiteren ook deze andere clusters van innovaties in de agrofood. Hiermee kan het agrofoodcluster aanjager en vliegwiel worden voor verdere economische vernieuwing.
7 8
‘LEI WUR Agri-Monitor’, maart 2013 ‘Tijd voor strategie; AgroFood Strategy trends 2012’, Berenschot; maart 2012
10
Figuur 3 – Innovatie, noodzakelijke uitdaging voor de sector, naar: ‘Duurzame groei vanuit de basis’ november 2012, 5 Sterrenregio Noordoost-Brabant i.s.m. PWC
11
2.
Ambitie 2020
2.1
Inleiding
Maatschappelijke opgaven voor Brabant Ook Brabant als geheel maakt zich sterk. Ze heeft een meerjarenstrategie geformuleerd voor versterking van de internationale positie van Brabant (Provincie Noord-Brabant, Brabant in internationaal perspectief, 2012). Noord-Brabant wil een top kennis- en innovatieregio zijn met internationaal concurrentievermogen. De Provincie legt op regionaal niveau een verbinding tussen het nationale topsectorenbeleid en de door de Europese Commissie geformuleerde ambitie waarin maatschappelijke opgaven de motor zijn voor een innovatief en sterk bedrijfsleven. Brabant richt zich op de volgende vier maatschappelijke opgaven: 1 duurzame agrofood; 2 gezond ouder worden; 3 duurzame energie; 4 slimme mobiliteit. Uitdagingen De groei en bloei van het Brabantse agrofoodcluster is zoals reeds opgemerkt geen vanzelfsprekendheid. De internationale concurrentie is groot. Andere landen hebben een achterstand als het gaat om productiviteit, maar compenseren dat met lagere kosten. De strijd op alleen kostenminimalisatie die grote delen van de primaire sector nog kenmerkt, is niet te winnen. De inzet moet zich richten op verdere ontwikkeling van kennis, innovatie, duurzaamheid en toegevoegde waarde. Daarnaast speelt het gebrek aan maatschappelijk draagvlak van vooral de primaire sector het cluster parten. De noodzaak tot intensivering staat vaak op gespannen voet met kwaliteitseisen en voedselveiligheid. Om niet te spreken over milieuproblematiek en ruimtelijke inpassing. Het cluster moet zichzelf ook in dit opzicht blijven vernieuwen en verduurzamen om in dit spanningsveld de kansen te benutten die zich voordoen. Strategische kansen De kansen voor de agrofood zijn evident. De groei van de wereldbevolking zorgt voor een snelle toename van de vraag naar voedsel. Aan de kwaliteit van voedsel worden steeds hogere eisen gesteld. Grondstoffen als water, vruchtbare grond en energie worden schaarser. Dit alles vraagt om een enorme inspanning om duurzaam en innovatief te produceren. Agrofood bouwt steeds meer crossovers met andere clusters om toegevoegde waarde te creëren. Toegevoegde waarde van food-producten om in te spelen op trends als gezond voedsel, slowfood en lokale productie. Maar ook toegevoegde waarde van non-food, zoals energie, natuurbeheer en grondstoffen voor andere clusters. In een samenleving die zich in toenemende mate ontwikkelt tot ‘biobased’, is agrofood een sleutelcluster.
12
Samenvattend: de Rijksagenda van de Nederlandse topsector Agri&Food schetst inhoudelijke contouren van de toekomst van de sector. Uitdagingen voor het agrofoodcluster zijn op basis van de maatschappelijke opgaven voor Brabant vertaald in strategische kansen. Met één toevoeging: de toekomst van agrofood in Brabant is ook verbonden met het begrip ‘biobased economy’. Dat creëert strategische kansen in innovatie voor non-food. Ook deze uitdaging maakt deel uit van de ambitie voor de toekomst.
Maatschappelijke opgaven Brabant Duurzame agrofood Gezond ouder worden Duurzame energie Slimme mobiliteit
Uitdagingen 1.
2.
3.
4.
Wereldwijde stijgende
Vergrijzing en ziekten
De behoefte aan een
Het cluster moet
vraag naar voedsel
vragen om een goed en
‘biobased’ economy
investeren in
vraagt om duurzame
gebalanceerd
verbindt agro met energie
maatschappelijk
oplossingen
voedselpatroon
en grondstoffen
draagvlak om ambities te realiseren
Strategische kansen 1.
2.
3.
4.
Meer met minder:
Hogere toegevoegde
Hogere toegevoegde
Internationaal
duurzame, innovatieve
waarde: innovatiefocus
waarde: crossovers met
leiderschap: export van
voedselsystemen
op gezondheid,
andere clusters voor
producten en
verduurzaming, smaak
reststromen en producten
en gemak
2.2
geïntegreerde systeemoplossingen
Toekomstvisie Agrofood Noord-Brabant
De ambitie is om tot de slimste en duurzaamste agrofoodregio’s van Europa te behoren en een wereldspeler van formaat te zijn. Dat vertaalt zich in geïntegreerde systeemoplossingen en markt- en keteninnovaties. Het gaat om innovatie op alle fronten: producten, productieprocessen, samenwerkingsrelaties en meer. Brabant is nu de belangrijkste agrofoodregio van Nederland in termen van productie. Sterke prestaties op het gebied van innovatie en primaire productie gaan hand in hand.
Toekomstvisie Agrofood Brabant 2020 Behoren tot de slimste en duurzaamste agrofoodregio’s van Europa en een wereldspeler van formaat zijn.
13
Brabant wil zich meten aan andere toonaangevende regio’s binnen Europa, zoals de Povlakte/Parma in Noord-Italië, Bretagne in Frankrijk en Rheinland in Duitsland. Deze regio’s kunnen als referentie en vergelijking dienen voor trends en ontwikkelingen en hoe prestaties tot stand komen. De vergelijking trekken met het buitenland kan meegenomen worden in de uitwerking van afspraken over monitoring. De toekomstvisie laat zich vertalen in de volgende strategische ambities, de stippen op de horizon. Het schetst een beeld van de agrofoodregio Noord-Brabant in 2020 en verder.
Innovatieprogramma Agrofood 2020 en verder strategische ambities De primaire sector in Brabant is nog steeds stevig verankerd en produceert duurzaam, innovatief, landschappelijk ingepast en wordt door de omgeving gewaardeerd. Het creëren van toegevoegde waarde en klantwaarde is het leidende principe voor producten en productie voor een meerderheid van bedrijven in het cluster. De Brabantse ruimte en samenleving is een proeftuin voor verbindingen tussen agrofood, innovatie en verduurzaming. Een proeftuin waarin, toepassingsgerichtheid, traditie van coöperatief ondernemen en kwaliteit van leven kernwaarden zijn. Brabant is binnen Nederland een aantrekkelijke vestigingsplaats voor internationale agrofoodbedrijven. De agrofoodregio’s in Nederland zullen elkaar niet beconcurreren, maar moeten aanvullen. In een samenhangend innovatie-ecosysteem werken grote bedrijven, MKB, primaire sector en kennisinstellingen gemakkelijk samen in een open verhouding. Nieuwe competitieve netwerken van bedrijven en kennisdragers vormen een broedplaats van crossovers met andere markten, clusters en kennisdomeinen. In ieder geval rond de zwaartepunten: agro & chemie / biobased economy; agrofood & high tech; food, health & pharma; energie en natuurbeheer. Het cluster steunt op een professioneel toegeruste kennisinfrastructuur voor toegepast onderzoek en kennisontwikkeling en is op haar beurt een aantrekkelijke werkgever voor goed opgeleide arbeidskrachten en heeft een positief imago.
14
2.3
Programma-indicatoren
De ontwikkeling van het agrofoodcluster – en haar economische, maatschappelijke en ruimtelijke betekenis – vraagt om monitoring en een nulmeting. Tijdens de uitvoering van het Innovatieprogramma wordt periodiek beoordeeld of het cluster zich in de gewenste richting beweegt. Samen met de stakeholders zal de monitoring verder worden uitgewerkt en opgepakt. Om deze beweging ook kwantitatief te kunnen meten kan gebruik worden gemaakt van een aantal programma-indicatoren, zie tabel 1. Het zijn indicatoren die in beeld brengen of het cluster agrofood zich als geheel in de gewenste richting ontwikkelt. Ze zijn afgeleid van het programma van de topsector Agri&Food en sluiten aan bij de monitor die het CBS voor de topsector verzorgt. Daar waar agrofood staat vermeld wordt bedoeld het agrofoodcluster (brede definitie). Daar waar alleen primaire productie staat vermeld gaat het om de primaire sector (smalle definitie). Tabel 1 – Programma-indicatoren Innovatieprogramma Agrofood
Indicator Productie agrofood (in mln euro) Toegevoegde waarde agrofood (in mln euro) Productie en toegevoegde waarde primaire sector (in mln euro) Werkzame personen agrofood (in 1.000-tallen) Bedrijven agrofood (zowel huidige als gestarte) - Primaire sector in aantallen - Voedings- en genotsmiddelenindustrie in aantallen Investeringen in vaste materiële activa (in mln euro) Export van agrofood producten en diensten: - Uitvoerwaarde in mln euro - Exporteurs in aantallen Innovatie agrofood: - Private uitgaven innovatie in mln euro en % van totaal - Innovatoren in % van totaal - Innovatoren in het MKB in % van totaal MKB
Om waarden toe te kennen aan de indicatoren wordt gebruik gemaakt van monitoring op basis van onder andere CBS-data. Naast een kwantitatieve basis voor monitoring kan uiteraard ook gebruik worden gemaakt van aanvullende gegevens en informatie. Zo voert het PON jaarlijks voor de Provincie Noord-Brabant een onderzoek uit naar waardering van de Brabantse burger voor het platteland. 15
3.
Strategie
In dit hoofdstuk wordt aangegeven WAT het programma wil bereiken. Dit is dus het inhoudelijk deel van het Innovatieprogramma. Daarbij worden programmalijnen ingezet (paragraaf 3.5) en dienen randvoorwaarden ingevuld te zijn (paragraaf 3.6)
3.1
Inleiding
Het Innovatieprogramma is onderdeel van een bredere agenda, de zogenoemde Uitvoeringsagenda Brabantse Agrofood 2020. In deze agenda worden uitvoeringsacties opgenomen, die moeten leiden tot een koersomslag in de primaire sector en tot het realiseren van innovatie in het totale agrofoodcluster. Concreet gaat het hierbij om de acties naar aanleiding van het advies van de Commissie Van Doorn, acties naar aanleiding van toepassingsmogelijkheden uit dit advies voor andere agrosectoren (glastuinbouw en melkveehouderij), uitvoeringsacties naar aanleiding van het besluit van Provinciale Staten van 22 maart 2013 over Transitie Zorgvuldige Veehouderij en de acties uit het Innovatieprogramma Agrofood. In mei 2013 zal de Uitvoeringsagenda Brabantse Agrofood 2020 besproken worden in de Statencommissie Stad en Platteland.
3.2
Invalshoek van het programma
Met het Innovatieprogramma Agrofood willen wij de ontwikkeling van projecten en investeringen door private en publieke partijen in het cluster aanjagen. Brabant wil met het Innovatieprogramma Agrofood de volgende doelstellingen ondersteunen en stimuleren: 1. De huidige economische toppositie en het concurrentievermogen van het Brabantse Agrofoodcluster vernieuwen en versterken; 2. De transitie van de primaire sector ondersteunen naar een vitaal, duurzaam en maatschappelijk gewaardeerd onderdeel van het agrofoodcluster met focus op kwaliteit en toegevoegde waarde. Met het programma wil de Provincie in samenwerking met de andere stakeholders bouwen aan en versterken van het innovatie-ecosysteem van het agrofoodcluster en werken aan oplossingen voor een aantal voor Brabant relevante maatschappelijke vraagstukken. Nieuwe slimme verbindingen (cross-overs) tussen economische clusters als food, health & pharma, hightech en biobased economy bieden nieuwe kansen. In de beoogde transitie maakt op kostenminimalisatie gerichte bulkproductie plaats voor kwaliteit, duurzaamheid en toegevoegde waarde. Met het programma willen we actoren en instituties uitdagen en prikkelen om te veranderen in de gewenste richting. Het brengt initiatief op gang en stelt anderen in staat om tot succes te komen. Dat kan onder andere doordat we goede voorbeelden laten zien en coalities smeden, waardoor een systeem ontstaat waarin ondernemerschap kan floreren en voortdurend nieuwe kennis, nieuwe producten, nieuwe bedrijven mogelijk worden.
16
3.3
Betekenis programma voor primaire land- en tuinbouw
De groei van het agrofoodcluster in de laatste decennia is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan de toeleverende en verwerkende industrie. Het relatieve belang van de primaire sector – uitgedrukt in toegevoegde waarde en werkgelegenheid – is in die periode kleiner geworden. De primaire sector blijft echter voor de toekomst van het Brabantse agrofoodcluster van groot belang. De sector voorziet in een omvangrijke afzet- en aanvoerstroom die de fysieke basis vormt waarop de toeleverende en verwerkende bedrijven hun activiteiten ontwikkelen. Bovendien biedt de primaire sector een vruchtbaar platform voor de ontwikkeling van innovatieve technieken en systemen, die voor een belangrijk deel het exportsucces van het cluster bepalen. Een aanzienlijke krimp en uiteindelijk minimalisering van de primaire productie in Nederland zou betekenen dat research- en development activiteiten verder weglekken, waardoor de concurrentiekracht van het hele cluster verzwakt en de afhankelijkheid van het buitenland groter wordt. Stip aan de horizon voor 2020 en volgende jaren is dan ook een primaire sector die nog steeds stevig verankerd is in het cluster, maar die wel duurzamer produceert, beter landschappelijk is ingepast en maatschappelijk wordt gewaardeerd. Wat kan het Innovatieprogramma nu concreet voor de primaire productiesector en het individuele agrarische bedrijf betekenen? Kijkend naar de toekomstige ontwikkelingen en trends in de economie (zie paragraaf 3.4) zal de Nederlandse land- en tuinbouw worden geconfronteerd met een toenemende differentiatie in de afzetmarkt naar schaalniveau en klantengroepen. Dat betekent dat keuzes moeten worden gemaakt voor welke markt(en) men wil ondernemen, maar tevens dat meerdere vormen van land- en tuinbouw tegelijkertijd naast elkaar zullen bestaan. De Raad voor de Leefomgeving en de Infrastructuur onderscheidt – weliswaar bezien vanuit de verduurzamingsopgave – op hoofdlijnen drie bedrijfsvormen voor de Nederlandse landen tuinbouw: Het gespecialiseerde rurale bedrijf (dit is in het algemeen een melkveehouderij of een bedrijf met akkerbouw- en/of tuinbouwteelten in de open grond); Het quasi-industriële bedrijf (deze vorm wordt vrijwel alleen aangetroffen in de gebouw gebonden sectoren: glastuinbouw en intensieve veehouderij); Het stedelijk georiënteerde bedrijf (dit bedrijfstype heeft een verdienmodel, waarbij niet productieomvang of specialisatie, maar de combinatie van verschillende agrarische en niet agrarische functies het toekomstperspectief bepalen; denk aan kinderopvang, verkoop eigen producten, natuurbeheer, recreatie e.d.). De uitdaging voor het gespecialiseerde rurale bedrijf in het proces van verduurzaming zit vooral in de ecologische dimensie (planet), dat wil zeggen in zorgvuldiger beheer van bodem, biodiversiteit, gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en dergelijke. De uitdaging voor het quasi-industriële bedrijf ligt allereerst op het vlak van maatschappelijke waardering (people), volksgezondheid, ethiek en dierenwelzijn. Voor het stedelijk georiënteerde bedrijfstype is de grootste uitdaging het ontwikkelen van winstgevendheid (profit).
17
De Provincie Noord-Brabant ziet kennis en innovatie als de belangrijkste motor achter het hierboven geschetste proces van marktontwikkeling en verduurzaming. Via het Innovatieprogramma wil de Provincie innovatie van bedrijven extra stimuleren, inclusief bedrijven in de primaire sector. Het gaat daarbij zowel om vernieuwingen in technologie, producten en productieprocessen, als ook om organisatorische en sociale innovatie. Van elk van deze typen van innovatie worden in het programma voorbeelden genoemd, zoals nieuwe applicaties voor precisielandbouw, introductie van nieuwe teeltsystemen, ontwikkeling van nieuwe producentenorganisaties voor specifieke marktsegmenten. Hierbij richt het programma zich in eerste instantie op de koplopers en aansluiters binnen de primaire sector (zie ook hoofdstuk 4) in de verwachting dat de ontwikkelde kennis daarna – al dan niet via de eigen belangenorganisaties – ook voor de ‘volgers’ in de sector breder beschikbaar zal komen.
18
3.4
Trends richting 2050
1
Kijkend naar de toekomstige ontwikkelingen in de markt zijn twee relevante schaalniveaus van het
agrofoodcluster te onderscheiden. Op het niveau van de wereldmarkt behoort Brabant in de toekomst tot de slimste en duurzaamste agrofoodgebieden van de wereld. Waar in andere delen van de wereld wordt ingezet op schaalvergroting en intensivering, liggen kansen voor Brabant juist in de export van (kennis over) intensieve voedselproductiesystemen. Ook op het onderwerp biobased zijn alle ingrediënten aanwezig om een internationale concurrentiepositie te verwerven. 2
De consument in de Noordwest-Europese markt zal steeds bewuster omgaan met voedsel. Voeding wordt
daarom meer en meer afgestemd op de behoeften en wensen van specifieke groepen of zelfs het individu (personalised
food).
Deze
individualisering
van
consumptie
en
productie
leidt
tot
toenemende
marktdifferentiatie. Lekker, gemakkelijk, gezond, vertrouwd en natuurlijk staan daarbij centraal. Ondernemers zullen duidelijke keuzes moeten maken voor welke markt(en) zij willen produceren. 3
In de West-Europese markt groeit de noodzaak om de afstand tussen voedselproducent en consument te
verkleinen. Dit noopt tot de ontwikkeling van nieuwe afzet- en distributiekanalen en stelt hoge eisen aan logistieke systemen. Verkoop van producten via internet wordt bijvoorbeeld steeds meer gemeengoed. Voor voeding kan hierin nog veel verbeterd worden. Het gaat primair om service tot in huis, gericht op gemak. 4
Consumenten moeten zich bewust worden van de waarde van voedsel en de wijze waarop het wordt
voortgebracht. Dit bewustwordingsproces moet gestimuleerd worden door objectieve informatie en voorlichting, in het bijzonder gericht op de relatie tussen voedingswaarde en gezondheid. Hierin past ook het efficiënt gebruik maken en verwaarden van (rest)stromen. 5
De foodmarkt is in Noordwest Europa vrijwel volledig een vervangingsmarkt. Er is nog wel toegevoegde
waarde te behalen, maar groei van consumptie zal er nauwelijks zijn. Nieuwe kansen zullen vooral ontstaan in crossovers met andere sectoren, markten en kennisdomeinen. Denk aan samenwerking met hightech of chemie. Dit vraagt om nieuwe verdienmodellen. Door open en generiek samen te werken aan vernieuwing voor de eigen productie kunnen innovaties sneller, efficiënter en effectiever vorm krijgen. Belangrijk is om in deze gedachtegang mee te nemen dat er een keiharde economische noodzaak aan deze samenwerking ten grondslag ligt en dat open innovatie binnen de agrofood nog geen gemeengoed is. 6
Er is sprake van een toenemend belang van transparantie over voedselproducten en productie. Voor de
eindgebruiker is betrouwbare productinformatie van belang. Toeleveranciers en verwerkers gaan nieuwe allianties aan met partijen ook van buiten de keten. De primaire producent moet ook op organisatorisch en sociaal gebied innoveren en zal omwille van het vertrouwen en de transparantie de consument en de omwonenden actief moeten betrekken. 7
In plaats van traditioneel verticaal gerichte vormen van samenwerking binnen de kolom zullen er nieuwe
competitieve netwerken ontstaan. Primaire producenten zullen op grotere schaal samenwerken, bijvoorbeeld in multifunctionele agrocoöperaties, voor verse productie maar ook voor de productie van hoogwaardige biomassa en duurzame energie (wind, zon, biomassa).
19
3.5
Opzet van het programma
Het Innovatieprogramma richt zich op verschillende thema’s en is uitgewerkt langs vijf programmalijnen. De thema’s zijn besproken en uitgewerkt tijdens de innovatietafels die zijn georganiseerd met deelname van vertegenwoordigers uit het cluster en sluiten aan op het nationale topsectorplan Agri&Food. De programmalijnen zijn: 1. Klantwaarde; 2. Crossover: Voeding & gezondheid; 3. Crossover: Duurzame technologie; 4. Crossover: Biobased economy; 5. Ondernemen in (lokale) netwerken. Om tot succesvolle innovaties te komen binnen de programmalijnen zijn er randvoorwaarden. Deze zijn niet uniek voor iedere programmalijn. Ze lopen dwars door de programmalijnen heen. Als belangrijkste randvoorwaarden worden genoemd: A. Kennisinfrastructuur en proeftuinen; B. Community building & Communicatie; C. Human Capital; D. Internationalisering en branding.
Figuur 4 – Opzet Innovatieprogramma Agrofood naar themavelden en randvoorwaarden
20
Het Innovatieprogramma Agrofood richt zich op projecten binnen deze programmalijnen, al dan niet in combinatie met de randvoorwaarden. Figuur 4 geeft de opzet van het programma schematisch weer. Omdat er binnen het programma ook ruimte moet blijven voor het ontwikkelen van nieuwe thema’s is dit ook weergegeven in de figuur. Er vindt regelmatig herijking plaats van de thema’s om te bepalen of die nog steeds voldoende dekkend zijn voor wat er in het cluster speelt. 3.5.1 Klantwaarde
Vergezicht klantwaarde De maatschappij stelt steeds hogere eisen aan de productie van voedsel en indirect aan het welzijn van mens en dier. Maatschappelijk draagvlak is niet alleen een voorwaarde voor productie, het kan ook bijdragen aan kwaliteitsbeleving van de consument die zich terugbetaalt in de prijs, zoals bij biologische producten, ambachtelijke producten, streekproducten en diervriendelijke producten. Hier ligt ook een verbinding met de vrijetijdseconomie en natuur & landschap. Voor producenten in het agrofoodcluster tekenen zich twee wegen af naar de toekomst. Eén gericht op schaalgrootte, efficiency, low cost en daarmee concurreren op prijzen. De ander gericht op meer differentiatie en waardecreatie. Het begrip waardecreatie definieert zich in toegevoegde waarde voor bedrijven in een business-to-business relatie en in klantwaarde als vooral de (eind)gebruiker (of consument) wordt bedoeld.
Actielijnen Binnen het thema klantwaarde is de keten omgedraaid en de echte dialoog met de eindgebruiker aangegaan. In die dialoog worden voedselketens steeds meer aangestuurd door consumenten, die vanuit de winkel, thuis, of mobiel hun vraagsignalen uitzenden. Daarbij spelen zaken als gezondheid, duurzaamheid, kwaliteitsbeleving en online bestellen een steeds grotere rol in het koopgedrag. De uiteindelijke toetssteen voor waardetoevoeging in de foodketen is de markt. Samenwerking tussen retail en producenten, maar ook met de vrijetijdssector, is onontbeerlijk in dit proces. Percipieert de consument waardetoevoeging, beleeft hij een betere verhouding tussen prijs en kwaliteit bij de aankoop van het nieuwe product (productinnovatie), door de manier waarop het is voortgebracht (innovatie van het productieproces) of door de wijze waarop het wordt aangeboden? Pas als dat zo is, is de waardetoevoeging een feit. Waardebeleving door de voedselconsument en andere eindgebruikers is één van de grote uitdagingen voor Brabantse agrofood-ondernemingen. Onder ‘klantwaarde’ worden in het Innovatieprogramma Agrofood de volgende actielijnen opgenomen: Stimulering gericht op: o De ontwikkeling van producten met een hoge klantwaarde; o Vernieuwing van productieprocessen resulterend in een hogere waardering door eindgebruikers; o Dienst- en service-innovaties: nieuwe vormen van interactie (bijvoorbeeld cocreatie) tussen producent, retail en doelgroep; 21
o Intelligente (vers)logistieke concepten; Living Labs infrastructuur: fysieke en niet-fysieke infrastructuur en samenwerkingsverbanden waarin toegepast integrerend (dat wil zeggen crosssectoraal) onderzoek en ontwikkeling in samenwerking en interactie met de doelgroep kan plaatsvinden; Beleving: ontwikkelen van concepten en marketing die een positieve beleving door de doelgroep bevorderen, onder meer door samenwerking met vrijetijdseconomie. Projectvoorbeelden Initiatieven met kwaliteitsproducten van eigen bodem, zoals kwaliteitsvlees uit natuurgebieden en regionale afzet en bundeling van streekproducten; Ontwikkelen van certificeringssystemen, gericht op positieve beleving; Realiseren van een praktijkomgeving voor het testen van nieuwe voedingsproducten bij consumenten, bijvoorbeeld in de Eetcubator in Den Bosch; Realiseren van convenience-diensten zoals service tot in huis, online verkoop van streekproducten; Nieuwe belevings- c.q. eet-/winkelconcepten rond voedsel: bijvoorbeeld EetNL in Den Bosch; Nieuwe concepten voor reductie van voedselverspilling in de keten inclusief de consument. 3.5.2 Crossover: Voeding en Gezondheid
Vergezicht Voeding en Gezondheid Het belang van gezond voedsel en een gezond voedingspatroon is evident; de uitdaging aan het cluster is gezonde, lekkere én gemakkelijke producten te bieden. De trend gaat richting specifieke producten voor specifieke doelgroepen, waarbij gezondheidsbevorderende eigenschappen (of op zijn minst eigenschappen die de gezondheid van die specifieke doelgroepen niet schaden) een belangrijke rol spelen. Geïnspireerd door het denken vanuit de markt en de waardebeleving van de consument, ontwikkelen en produceren Brabantse agrofood-ondernemingen gezonde en verantwoorde voedingsproducten (gerelateerd aan diergezondheid en het terugdringen van het risico op zoönose: ‘OneHealth’-aanpak), voor verschillende doelgroepen in de samenleving, zoals zuigelingen, ouderen, mensen met overgewicht, mensen met allergieën, diabetici en patiënten. Individuele keuzes blijven belangrijk. Voedsel is immers ook gewoon lekker en eten is in hoge mate instinctief.
22
Actielijnen Met de programmalijn Voeding en Gezondheid wordt de koppeling gelegd tussen waardetoevoeging en maatschappelijke uitdagingen, zoals healthy ageing (zorgeconomie), bestrijding van overgewicht en beheersing van zorgkosten. Maar ook diergezondheid en de veiligheid van voedsel zijn belangrijk: de gezondheid van dieren in de sector, maar ook de gezondheid van mensen die met deze dieren werken, mensen in de omgeving van deze dieren en de consumenten van het dierlijke eindproduct – samengevat onder de noemer ‘OneHealth’. Bestaande initiatieven in Brabant op het gebied van Life Sciences spelen in al deze onderwerpen een belangrijke rol. Er is ruimte nodig om te experimenteren en de markt te betreden, zonder dat regelgeving een onneembare hindernis is. Het gaat er om gezonde en veilige voedingsproducten voor verschillende doelgroepen in onze samenleving te ontwikkelen, te produceren en op de markt te brengen. De maatschappelijke uitdaging van gezond ouder worden biedt veel kansen maar menselijk gedrag en voedingskeuzen zijn complex en moeilijk te beïnvloeden. Er is een noodzaak tot voorlichting en bewustwording over de waarde van voedsel en de relatie tussen voedingswaarde en gezondheid in het bijzonder. Onder ‘Voeding en Gezondheid’ worden de volgende actielijnen opgenomen: Ontwikkeling van kennis(clusters): gericht op het ontwikkelen van gezond voedsel en gezonde voedingspatronen; Ontwikkelen van producten en concepten op basis van wetenschappelijke kennis; Versnelling van marktintroductie: valideren van wetenschappelijke kennis in praktijkomgeving, onderbouwing van producten en marketingconcepten met wetenschappelijke kennis; Ontwikkeling van regel- en experimenteerruimte; Bewustwording: zichtbaar maken van de relatie tussen voedingswaarde en gezondheid, Bevordering volksgezondheid in relatie tot dierziekten: OneHealth. Projectvoorbeelden Oprichting van een instituut, denktank of netwerk, gericht op de validatie van innovatieve concepten die horen bij personalised food; Samenwerking van bedrijven en organisaties in Life Sciences en Food, bijvoorbeeld verbonden aan het Pivot Park in Oss; Ontwikkelen van gezond voedsel en vitaal gedrag: voorbeelden zijn het Obesity Lifestyle Intervention Centre, Hutten Innovation Centre en het Beste Sportrestaurant van Nederland in Den Bosch; Internationaal vermarkten van verworven praktijkkennis over dierziekten en zoönosen; Gezondheidsbevorderende eigenschappen van voedsel, zoals kaas op basis van meervoudig onverzadigde vetzuren passend in een cholesterolverlagend dieet, Stevia (innovatieve zoetstof) en Quinoia (pseudograan met hoge voedingswaarde); Ontwikkeling van nieuwe tools en werkwijzen om OneHealth aanpak op individuele bedrijven te kunnen toepassen.
23
3.5.3 Crossover: Duurzame technologie
Vergezicht Duurzame technologie De Brabantse economie is in de toekomst gebouwd op hernieuwbare grondstoffen voor food, feed, chemie/bouwstoffen en energie. De agrarische sector is high tech leverancier van deze grondstoffen. Technologie is een belangrijk exportproduct, naast de producten zelf. Technologie maakt het mogelijk dat eindgebruikers direct zijn betrokken bij de voedselketen, die veel transparanter zal zijn ingericht dan nu het geval is. Op die manier is niet langer sprake van een kloof tussen producent en consument. Technologische ontwikkelingen maken het mogelijk dat consumenten hun voeding geheel op hun persoonlijke behoeften kunnen afstemmen. Eigenschappen van het product zoals smaakbeleving en bite kunnen naar eigen behoefte worden ingesteld.
Actielijnen Slimme en duurzame technologie maakt de transitie naar meer duurzame agrofood mogelijk. Hierbij kan worden gedacht aan precisielandbouw, robotica, alternatieve eiwitproductie, gewasveredeling en innovatieve stalsystemen. Maar ook aan geconditioneerde plantenteelt, conserverings- en verpakkingstechnologie. Daarnaast biedt de combinatie van agrofood met high tech ook mogelijkheden tot nieuwe productmarktcombinaties met hoge toegevoegde waarde. Denk bijvoorbeeld aan 3D-food printing. Een belangrijke uitdaging is hoe we de aanwezigheid van hoogwaardige technologische kennis in Brabant beter kunnen verbinden en benutten. Onder ‘Duurzame technologie’ worden in het Innovatieprogramma Agrofood de volgende actielijnen opgenomen: Ontwikkeling van nieuwe (toegepaste) technologie: toegankelijkheid van kennis, verbinden van verschillende technologiedomeinen en koppeling aan marktvraagstukken; Versterken toepasbaarheid van nieuwe technologie: wegnemen praktische belemmeringen, testen; Zichtbaar maken en ontsluiten van kennis, onderzoeksfaciliteiten en toepassingsmogelijkheden; Internationale exportbevordering: licenties en patenten, internationale netwerken inzichtelijk maken. Projectvoorbeelden Investeren in bescherming en export van kennis: faciliteren van contacten met het buitenland om kennis te kunnen verkopen; Opzetten van een kennisportal voor duurzame technologie in de agrofood;
24
Precisielandbouw en ontwikkeling van apps voor beter management en efficiënt gebruik van hulpstoffen; Nieuwe teeltsystemen (bijvoorbeeld telen op water) en regulering van teeltomstandigheden; Nieuwe technologie voor energieproductie in samenwerking met primaire sector; Crossectorale samenwerkingsprojecten zoals het Food & Technology Park Helmond, Centre for Open Food & Health Innovation (COFHI) van Marel. 3.5.4 Crossover: Biobased Economy
Vergezicht Biobased Waardevolle elementen, zoals vetten, eiwitten en koolwaterstofverbindingen uit co-/ reststromen zullen in de toekomst volledig uitgewonnen en benut moeten worden. Het zijn vooral de ‘neue Kombinationen’ van agrofood met andere markten en kennisdomeinen waardoor perspectief op new business ontstaat en zich nieuwe verdienmodellen manifesteren, zowel voor food als voor non-food. Verbindingen op biobased economy bevinden zich zowel aan de kant van nieuwe chemie (‘building blocks’/monomeren uit plantaardige co-stromen) als aan de kant van ingrediënten, gezondheid, farmacie, high tech, zorg en energieproductie (food4food; ingrediënten uit agrofood co-stromen halen met smart technologie en vermarkten via foodondernemers). Primaire producenten houden bij de keuze wat wel en of niet te produceren rekening met hun afnemers, inclusief de biobased economy. In een samenleving die zich in toenemende mate ontwikkelt tot biobased, is agrofood een sleutelcluster. Dat wordt ook erkend in het Economisch Programma Brabant 2020: Op een ondernemende manier, met oog voor slimme verbindingen en slimme instrumenten, wil Brabant stevig inzetten op de Biobased Economy. In West Brabant is al sprake van een roadmap, governancestructuur en een businessplan (Biobased Delta West-Brabant), waar het hoofdthema ‘Agro meets Chemistry’ is. Hiervoor wordt verwezen naar het betreffende programma. Voor Oost-Brabant wordt gewerkt aan een programma op de thema’s functionele eiwitten/bio-actieve stoffen. Door kennis, kunde, netwerken en technologische innovaties (technieken als: malen/breken, scheiding, (de)polymerisatie, vergisting, vergassing) die onder andere voortkomen uit de Brainport – en de 5* regio te gebruiken, kunnen uit co- en reststromen op een effectieve en schone manier waardevolle stoffen gewonnen en vermarkt worden. Dit kan nog versterkt worden door verbindingen te leggen met Limburg, Gelderland en de aangrenzende regio’s in Duitsland.
25
Actielijnen Het gaat om het leggen van duurzame relaties tussen ondernemers uit verschillende sectoren, zogeheten ‘cross-over’s binnen het bredere verband van de triple helix. Er zal zoveel mogelijk worden aangehaakt op initiatieven die al in gang zijn gezet, waarbij de samenhang en coördinatie van deze initiatieven centraal staat. In West Brabant wordt aangesloten bij de reeds sterk ontwikkelde structuur van Biobased Delta, in Oost Brabant kan het programma ondersteunen in het opbouwen van een dergelijke structuur. Onder ‘Crossover: Biobased Economy’ worden in het Innovatieprogramma Agrofood de volgende actielijnen opgenomen: Agro Meets Chemistry (West Brabant): groene grondstoffen, groene bouwstenen, vergroening procesindustrie; met slimme technologie moleculen uit plantaardige costromen halen en die omzetten naar monomeren die als grondstof (als gekraakte olie vervanger) voor de chemie kunnen dienen. De uitvoering van deze actielijn wordt ondersteund door het betreffende programma voor West-Brabant; Agrofood Meets Technology (Oost Brabant): Nieuwe applicaties en processen rond het omzetten van (rest)stromen in grondstoffen: functionele eiwitten en bioactieve stoffen (bijv. plantenstoffen als vervanger van synthetische ingrediënten in cosmetica, feed of voedsel; nutriënten of mineralen); Reststromen concentreren, opschalen, verwaarden en eventueel exporteren; Krachtenbundeling op het gebied van bioraffinage tussen kennisinstellingen en tussen hen en ondernemers. Projectvoorbeelden Initiatief voor oprichting van een Insect technologie campus (gericht op realiseren van geautomatiseerde grootschalige insectenkweek voor de eiwitproductie via extractie) en InsectLab, i.s.m. Insectcentre (30 partners; bedrijven en kennisinstellingen); Open Innovatie Cluster en proeffabriek gericht op verwaarding plantaardige reststromen; Verwaarding van groente reststromen asperges, champignons, komkommers en het winnen van geur- en smaakstoffen uit agroreststromen; Mest via algen/kroos als brokvervanger en vitaminewater. Groene economische toekomst: Agro & Foodcluster Nieuw Prinsenland. Bioraffinage uit plantenreststromen van suiker(biet)derivaten en applicatie in materialen: vezels, eiwitten en chemicaliën (methaan, ethanol, isobutanol etc.)
26
3.5.5 Ondernemen in (lokale) netwerken
Vergezicht ondernemen in (lokale) netwerken Wensen uit de markt en van de eindgebruiker bepalen in de toekomst het aanbod. Consumenten doen hun verse boodschappen steeds vaker direct bij de boer in hun eigen omgeving. Verse voedingsproducten, zoals aardappelen, groente, vlees en zuivel, kopen ze niet meer in de supermarkt, maar direct “one stop” bij hun eigen agrocoöperatie op het platteland. De transitie van de primaire sector naar een duurzaam, innovatief en maatschappelijk gewaardeerd onderdeel van het agrofoodcluster speelt zich veelal in het landelijke gebied af. Centraal staat de vraag hoe de agrarische ondernemer de omschakeling zal maken naar verduurzamen en het creëren van toegevoegde waarde(n). Toegevoegde waarde via de kwaliteit van het product voor de (inter)nationale markt (consument) én toegevoegde waarde via de kwaliteit van het productieproces voor de lokale omgeving (burger).
Actielijnen De lokale omgeving stelt steeds hogere eisen aan de manier van produceren, waarbij voortdurend het evenwicht wordt gezocht in de waarden voor economie, gemeenschap en natuur. Dit manifesteert zich vooral op het niveau van het individuele (agrarische) bedrijf. Sturing wordt toegepast middels de dialoog tussen de agrarische gemeenschap en haar directe omgeving. Het maatschappelijk draagvlak is daarbij niet alleen voorwaarde voor productie, maar kan juist ook bijdragen aan extra kwaliteitsbeleving bij de consument. De geschetste transitie vraagt om een nieuwe manier van denken en werken in competitieve en flexibele netwerken op lokaal niveau. In deze lokale netwerken staat het werken aan sociale innovaties in plaats van technische innovaties bovenaan de agenda. Maar het gaat ook over nieuwe verdienmodellen, economisch of maatschappelijk. De ondernemer in het lokale netwerk werkt aan het toekomstperspectief van zijn bedrijf door te investeren in de verhoudingen tussen boer-burger-overheid, producenten en retail onderling, ondernemerschap en de ruimtelijke kwaliteit van de lokale omgeving en het landelijke gebied. Het Innovatieprogramma stimuleert ondernemerschap en zorgt voor een verkleining van de afstand tussen boer en omgeving. Onder ‘Ondernemen in (lokale) netwerken’ worden in het Innovatieprogramma Agrofood de volgende actielijnen opgenomen: Ontwikkeling van nieuwe gezamenlijke economische verdienmodellen: vorming van economische samenwerkingsrelaties tussen primaire producenten en primaire producenten en consument; Ontwikkeling van nieuwe gezamenlijke maatschappelijke verdienmodellen: directe inkooprelatie tussen consument en primaire producent, dienstverlening van primaire producent aan omgeving; Bewustwording en acceptatie: transparantie van productieproces, toegevoegde waarde van lokale producten en productieprocessen; 27
Zichtbaar maken van innovatieve voorbeelden: verspreiding van trainen van vaardigheden.
best practices,
Projectvoorbeelden Pilots opzetten voor nieuwe producentenorganisaties ten behoeve van meerdere marktsegmenten; Pilots voor horizontale multifunctionele agrocoöperaties ontwikkelen; Betrokkenheid van de primaire sector in lokale duurzame energieopwekking en afzet; Opzetten van een ondernemersacademie ter versterking van ondernemerschap in primaire sector en facilitering koplopers; Betrokkenheid van pluimveehouders bij toekomstige activiteiten Poultry Academy; Verrassende combinaties van maatschappelijke organisaties, bedrijven en burgers gericht op gezamenlijke strategievorming; Ontwikkeling van nieuwe tools en werkwijzen om OneHealth aanpak op individuele bedrijven te kunnen toepassen (zie ook Programmalijn ‘Crossover: Voeding en Gezondheid).
3.6
Randvoorwaarden
In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden in meer algemene zin omschreven. Het is zeker niet alleen aan de provincie om ervoor te zorgen dat die randvoorwaarden worden gecreëerd. Benoemd zijn de aspecten die van belang zijn om een volwaardige agrofood te krijgen/behouden.
3.6.1 Kennisinfrastructuur en proeftuinen Kennisinfrastructuur Brabant beschikt over een hoogwaardig onderwijs- en onderzoeksaanbod op het gebied van agrofood. Bovendien zijn de universiteiten van Wageningen, Nijmegen en Maastricht niet ver weg voor belangrijk fundamenteel en toegepast onderzoek, vooral in traditionele ketens. De focus van de publieke en private kennisinfrastructuur in Brabant is met name gericht op toegepast praktisch onderzoek dicht tegen de markt aan. De belangrijkste publieke kenniscentra in Brabant zijn: HAS Hogeschool met lectoraten op het gebied van o.a. agrofood marketing, duurzame veehouderijketens, voeding & gezondheid en biobased productontwikkeling en met een eigen organisatie voor onderzoek en advies: HAS Kennistransfer; Avans Hogeschool met lectoraten op het gebied van o.a. (voedsel)veiligheid en biobased economy; Helicon, opleidingscentrum voor groen onderwijs en een van de initiatiefnemers van De Groene Campus in Helmond. Dit is een opleidings- en expertisecentrum voor bedrijven in de groene sector in de breedste zin van het woord; Universiteiten van Eindhoven en Tilburg en organisaties als TNO met waardevolle kennis in huis voor ketenbrede activiteiten in het agrofoodcluster. 28
Belangrijke nieuwe initiatieven gericht op het verstevigen van de kennisinfrastructuur zijn: de oprichting van een zestal zogeheten Centres of Expertise (CoE) vanuit de groene HBO-instellingen in Nederland en afgestemd met Wageningen UR. Een Centre of Expertise is een thematisch platform voor praktijkgericht onderzoek en ontwikkeling met de focus op development, praktijktoepassing en valorisatie. Doelgroep zijn naast studenten en docenten, ondernemers en de beroepspraktijk. HAS Hogeschool is landelijk trekker van het CoE Greenports en van het CoE Food; de start van het Valorisatieplan 5* Noordoost-Brabant voor ondersteuning van ondernemerschapsonderwijs en innovatieve starters; een initiatief van HAS Hogeschool, ZLTO e.a. met ondersteuning van rijksoverheid en Provincie NoordBrabant; de vestiging van een Food and Fresh Lab op De Groene Campus in Helmond, een kleinschalige maar professionele praktijkomgeving voor leerlingen en bedrijven in de vorm van een operationele productielijn. Mede initiatiefnemers zijn o.a. Gemeente Helmond, Food Tech Park Brainport en Food Connection Point; de plannen van Helicon e.a. voor de ontwikkeling van een Innovatiecentrum annex bedrijvencampus voor de paardenhouderij op het terrein van het Nederlands Hippisch Beroepsopleidingen centrum (NHB) in Deurne. Proeftuinen Naast deze vanuit de publieke kennisinfrastructuur geïnitieerde initiatieven zien wij in Brabant een toenemende dynamiek ontstaan van nieuwe, in oprichting zijnde private innovatie- en onderzoekscentra met een min of meer open karakter. Deze bieden mogelijkheden tot facility sharing en gemeenschappelijk gebruik van testapparatuur en laboratoriumruimte. Onder meer kunnen genoemd worden de plannen van Marel voor een Centre for Open Food & Health Innovation (COFHI) in Boxmeer, het initiatief van de Venco Groep voor een Poultry Academy, het initiatief EETNL/EETcubator en het initiatief Insectcentre/InsectLab. In bijlage 1 is een overzichtskaart opgenomen van deze proeftuinen, zowel publiek als privaat, rijp en groen. De inzet van het Innovatieprogramma Agrofood is erop gericht deze infrastructuur van praktische proeftuinen in wording de komende jaren verder te versterken en met name de verbinding tussen de verschillende onderzoekscentra te stimuleren. Door de verschillende proeftuinen met elkaar te verbinden ontstaat het beeld van een virtuele campus van innovatiebevorderende werklocaties. Veel van de nieuwe initiatieven hebben een zelfde type van ondersteuningsvragen, namelijk hoe samenwerking met andere bedrijven en kennisinstellingen te organiseren, de invulling van het daarbij horende governance en verdienmodel en hoe om te gaan met vraagstukken op het gebied van kennisdeling en kenniseigendom.
29
Voorstellen voor versterking Ondanks de groeiende dynamiek en de vele nieuwe initiatieven die in ontwikkeling zijn, komen uit de diverse consultaties in het kader van de voorbereiding van het Innovatieprogramma ook een aantal voorstellen voor versterking en aanvulling van de Brabantse kennisinfrastructuur naar voren. Hetgeen overigens niet automatisch betekent dat zo’n witte vlek met een (nieuwe) Brabantse voorziening moet worden ingevuld. Onderwerpen zijn onder meer: Versterking test- en beproevingsfaciliteiten foodprocessing; Behoefte aan een living lab faciliteit voor co-creatie en interactie met eindgebruikers; Behoefte aan een FoodMarketing-opleiding; Faciliteit nodig voor validatie van innovatieve productconcepten op het gebied van doelgroepenvoeding en personalised food. In bijlage 3 worden deze onderwerpen nader toegelicht en onderbouwd. 3.6.2 Community building en Communicatie/PR In het agrofoodcluster zijn veel bedrijven, kennisinstellingen, vertegenwoordigende organisaties en overheden actief. In veel gevallen echter opereren ze slechts binnen hun specifieke onderdeel van de agrofoodketen. Om het Innovatieprogramma Agrofood te laten slagen zijn nieuwe verbindingen nodig. Nieuwe netwerken waarin bedrijven, kennisinstellingen en andere organisaties met partijen buiten hun cluster ervaringen uitwisselen over actuele thema's, trends, kennis en producten. Community Building moet nieuwe contacten initiëren en een vervolg geven. Juist zo'n community kan zich ontwikkelen tot broedplaats van nieuwe samenwerkingsvormen en ideeën, de aanzet vormen tot co-creatie en open innovatie. Een initiatief tot Community Building is in de aanloop naar het Innovatieprogramma Agrofood genomen in de vorm van innovatiesessies over de verschillende kernthema’s. Daarbij zijn belangrijke spelers en frisdenkers uit het Brabantse agrofoodcluster, maar ook uit andere sectoren zoals de gezondheidszorg, ontwerp- en creatieve sector, hightech-sector, consumentenmarketing en de kenniswereld samengebracht. Wij zullen deze groep op enige wijze blijven betrekken bij de verdere uitrol van het programma. Actieve communicatie helpt het proces van Community Building te versnellen. Het melden van successen vergroot de bekendheid en draagt bij aan het uitbreiden van de community. Het bouwen van een community vraagt echter tijd en betrokkenheid van partijen uit de agrofoodsector. Tijd is nodig om goed inzicht te krijgen in de vragen, specialisaties en kansen, waarna door structurele betrokkenheid het vertrouwen groeit langdurig agenda's op elkaar af te stemmen en gezamenlijk plannen uit te werken. In brede zin is het zowel bij Community Building als Communicatie/PR van belang wat de centrale boodschap zal zijn. Hier ligt een sterke relatie met de randvoorwaarde internationalisering en branding (zie 3.6.4). Het gaat hierbij om een 'stip op de horizon' die algemeen onderschreven wordt en alle belanghebbenden in staat stelt op consistente wijze de gemeenschappelijke ambitie van de sector uit te dragen.
30
3.6.3 Human capital De veranderingen in het agrofoodcluster hebben ook gevolgen voor de vaardigheden van werknemers in het cluster en de behoefte aan personeel. Om de ambities van het Innovatieprogramma waar te maken zijn voldoende mensen met de juiste kwaliteiten nodig. Daarnaast moet gewerkt worden aan een imago voor de sector als een aantrekkelijke werkgever. Alle programmalijnen bieden mogelijkheden om het talent in Brabant te benutten. Maar ze vragen ook om actie om tekorten op de arbeidsmarkt te voorkomen. Zo zijn in technologisch georiënteerde beroepen nu al tekorten zichtbaar, een ontwikkeling die kan toenemen als de innovatiekracht van het cluster groeit. Het provinciale beleid rond arbeidsmarkt wordt vormgegeven via het Arbeidsmarktbeleid. Daarin speelt het Brabantse Arbeidsmarkt Akkoord (BAA) een centrale rol. In aansluiting op dat akkoord ontwikkelt elk van de vier Brabantse regio’s een Regionaal Uitvoeringsprogramma, de regio’s blijven primair verantwoordelijk op dit terrein. Agro&food staat bovenaan de prioriteitenlijst in Noordoost-Brabant, Food&feed is een belangrijk thema in Zuidoost. In West-Brabant is Food (primaire en verwerkende sector), onderdeel van de zogenaamde kansrijke sector Groen. In alle regio’s is techniek een belangrijk thema, waar in de verwerkende en toeleverende bedrijven een grote overlap bestaat met de brede agrofoodsector. Er is een sterke relatie tussen innovatiebeleid en arbeidsmarkt- en scholingsbeleid. Enerzijds kan innovatiebeleid niet succesvol zijn als niet aan een aantal voorwaarden (zoals beschikbaarheid van goed geschoold personeel, aanwezigheid van voldoende creatief talent) wordt voldaan. Anderzijds kunnen innovatiebeleid en arbeidsmarkt- en scholingsbeleid elkaar onderling versterken. Acties op het gebied van arbeidsmarkt, die vanuit het programma worden ondersteund zijn onder meer: Innovatie-activiteiten als onderdeel van de opleidingen. Dit vraagt om structurele verbindingen tussen bedrijven en onderwijsinstellingen. Doordat werkgevers formuleren welke behoeften aan werknemers ze hebben kunnen scholen hun onderwijsprogramma’s aanpassen. Andersom zullen werkgevers ook zelf moeten bijdragen aan de kwaliteit van de opleidingen, bijvoorbeeld door stages, praktijkbezoeken en een rol voor de klas; Actieve toeleiding van werkzoekenden en jongeren naar die onderdelen van het cluster waar vraag is; Investeren in ondernemerschap. Bijvoorbeeld door tijdens de opleiding aandacht te besteden aan commerciële vaardigheden. Maar ook door in ondernemingen en ondernemers te investeren met aandacht voor sociale innovatie, leven lang leren, verbetering van vaardigheden en uitwisseling; Investeren in faciliteiten die kunnen worden gedeeld en via innovatie-activiteiten als onderdeel van de opleidingen. Het gaat daarbij om faciliteiten die gebruikt kunnen worden voor (praktijk-) onderwijs, om- en bijscholing en voor innovatietrajecten. Soms gaan onderwijs en concrete innovatietrajecten zelfs samen op, waar vernieuwingen bij bedrijven onderdeel zijn van bijvoorbeeld stages of opdrachten van studenten. 31
Het Innovatieprogramma geeft invulling aan deze randvoorwaarde door een impuls te geven aan onderwijs- en arbeidsmarktinitiatieven van onderwijsinstellingen, bedrijven en overheden in de regio. Denk onder meer aan het Centrum voor Innovatief Vakmanschap voor Food & Technology (Helmond) en voor Biobased Economy (Breda) die Brabant wil ontwikkelen en de opleidingsfunctie van verschillende Centers of Expertise. Ook de ontwikkelingen rond de living labs in de regio bieden goede aanknopingspunten voor specifieke arbeidsmarktprojecten om tot toeleiding en opleiding van werknemers te komen. In de verdere uitvoering van het Innovatieprogramma Agrofood zal samenwerking worden gezocht met initiatieven van ondernemers en kennisinstellingen in de Brabantse regio’s voor de “technische infrastructuur” en rond de inzet van studenten in innovatietrajecten. De vraagstukken rond opleidingen en (bij)scholing dienen door de werkgevers in samenwerking met de opleidingsinstellingen te worden opgepakt als onderdeel van het Arbeidsmarktbeleid. 3.6.4 Internationalisering & Branding Het is niet voor niets dat ‘Duurzame agrofood’ een van de vier prioriteiten is in de internationaliseringsagenda van de provincie. Het Brabantse agrofoodcluster concurreert in een dynamische, wereldwijde markt. Internationale handel is van groot belang. Een groot deel van de productie wordt immers geëxporteerd, met als belangrijkste afzetgebied Europa. Op mondiaal niveau is er de immense opgave om in 2050 negen miljard mensen te voeden. Dit betekent dat de wereldvoedselproductie tweemaal zo hoog moet zijn en tegelijkertijd de druk op het mondiale ecologische systeem moet worden verminderd. De afzet van producten zal in de toekomst grotendeels (blijven) plaatsvinden op het eigen continent, terwijl de export van kennis en geïntegreerde systeemoplossingen vooral een mondiaal karakter krijgt. Het is deze nuancering die ook terugkeert in alle programmalijnen van het Innovatieprogramma, wanneer gesproken wordt over het vermarkten van nieuwe producten en kennis buiten de regio. Daarnaast wil Brabant een aantrekkelijke vestigingsplaats voor internationale agrofood bedrijven zijn: de vestiging van internationale bedrijven kan het agrofoodcluster versterken en eventueel ontbrekende schakels invullen. Voor het benutten van groeikansen op internationaal niveau wordt aan verschillende acties gedacht: Verbeteren van internationale markttoegang. Bedrijven, in het bijzonder het MKB, krijgen ondersteuning bij het betreden van buitenlandse markten. Dat kan door het initiatief te nemen tot of aan te sluiten bij buitenlandse handelsmissies en deze missies te baseren op een programmalijn uit het Innovatieprogramma. Internationale markttoegang kan ook worden verbeterd door het verbinden van het brede palet aan internationale contacten van overheden, bedrijven en kennisinstellingen tot één netwerk. Die clustering vergroot de gezamenlijke kracht en maakt exportgroei mogelijk. Op Europa gerichte projecten die internationale partners hebben, kunnen actief benut worden om internationale relaties op te bouwen; Branding. Maar boven alles is het van belang dat de sector in staat is een duidelijke boodschap neer te zetten voor agrofood in Brabant. Een helder en wenkend toekomstperspectief, die het voor het bedrijfsleven aantrekkelijk maakt mee te gaan in de veranderingen. Het gaat hier om branding. De uitdaging is om op basis van de 32
verschillende programmalijnen een onderscheidend en profijtelijk profiel op de internationale markt te presenteren. Denk onder meer aan ‘Voeding en gezondheid’, 'Vers en gemak' en ‘Duurzame technologie’. De verbinding tussen het profiel en het merk van de Brabantse agrofood maakt het makkelijker de regio (inter)nationaal te positioneren als vestigingsplaats. De branding werkt zo als hefboom om de kwaliteit van Brabantse bedrijven en kennisinstellingen beter voor het (internationale) voetlicht te brengen. Brabant als proeftuin voor innovatie in de agrofoodsector. Nieuwe initiatieven ondersteunen. Het Innovatieprogramma wil nieuwe initiatieven op het gebied van internationalisering en branding ondersteunen, mits er een duidelijke verbinding ligt met innovatiestimulering. Zo bestaan plannen voor het organiseren van een TEDxFoodBrabant en leeft binnen het bedrijfsleven de gedachte in Brabant een ‘Dutch Food Week’ te organiseren, naar voorbeeld van de Dutch Design Week. Wij zullen de haalbaarheid hiervan onderzoeken. Versterken samenwerking. Het gaat om samenwerking zoeken met organisaties die handelsmissies, internationale evenementen en exportbevordering initiëren, zoals de Provincie Noord-Brabant en de BOM. Dat kan bijvoorbeeld resulteren in een ‘Brabant’-stand op grote beurzen. Daar kunnen zich meerdere bedrijven tegelijk presenteren, eventueel in combinatie met een netwerkevenement. Het initiatief hiervoor ligt bij de Provincie en BOM Foreign Investments; het Innovatieprogramma kan ondersteunen door (eventueel via partnerorganisaties) bedrijven aan te laten sluiten.
33
4.
Stimuleringsinstrumenten
In dit hoofdstuk wordt aangegeven HOE we de inhoudelijke doelen van hoofdstuk 3 willen bereiken. Dit is dus het instrumentele deel van het Innovatieprogramma. Daarbij wordt ingegaan op de in te zetten instrumenten en de rol van de provincie daarbinnen.
4.1
Een innovatieve structuur voor nieuwe verbindingen
Door te veranderen en nieuwe wegen in te slaan wordt Brabant van groot belang voor de innovatie van de Nederlandse agrofoodsector. Maar dat zal niet vanzelf gaan, ondanks de gunstige uitgangspositie. Uitgangspunt is dat de sector zelf het initiatief neemt. In dit document zijn ambitie, doelstellingen, gewenste resultaten en voorbeelden van activiteiten binnen het Innovatieprogramma Agrofood beschreven. Veel activiteiten worden al uitgevoerd door het cluster zelf; door bedrijven, kennisinstellingen of overheden of door intermediaire organisaties. Het programma speelt een belangrijke rol in het stimuleren van innovatie, nieuwe ontwikkelingen en een versterking van de sector en biedt ook meerwaarde door een aanzet te geven tot meer en betere samenwerking. Deze rol krijgt vooral vorm door haar activiteiten. Doelstelling is om de activiteiten en middelen van verschillende organisaties te verbinden aan dezelfde toekomstvisie. Deze is beschreven in dit programma. Het programma brengt in beeld wat nodig is met het oog op de gewenste ontwikkeling van het cluster. Daarvoor wordt een beroep gedaan op de inzet van partnerorganisaties (4.2) en bestaand instrumentarium (4.3). In 4.4 staat hoe dit aanbod samenvalt en op welke wijze blinde vlekken worden ingevuld. De Provincie verbindt de initiatieven en instrumenten en werkt aanvullend waar dat nodig is. Het programma kent de volgende doelgroepen: Individuele innovatieve starters; Bestaand innovatief MKB (individueel of collectief); Bestaande en aspirant-koplopers – de zogenaamde ‘aansluiters’ – uit de primaire sector (individueel of collectief); Samenwerkingsverbanden, incl. grotere bedrijven; Proeftuinen, publiek en privaat. In dit hoofdstuk wordt beschreven met welke middelen het Innovatieprogramma Agrofood deze doelgroepen wil ondersteunen. Het is mogelijk om verschillende bestaande fondsen en instrumenten te positioneren. Naarmate de instrumenten zijn gericht op meer gevorderde fasen van het ontwikkelingsproces van bedrijven, producten en diensten zal meer ruimte ontstaan voor een revolverend instrumentarium.9 Dit is niet verwonderlijk omdat het risico dat investeerders in deze stadia aangaan een stuk kleiner is dan in de eerste fasen. Risicomijdende 9
‘Revolverend’ wordt in deze context geïnterpreteerd in de betekenis van financiële pay back. Revolverend kan ook worden vertaald in termen van output indicatoren of hefboomeffecten, zoals gerealiseerde arbeidsplaatsen, gegenereerde investeringen door derden, mate van ondernemersbetrokkenheid e.d.
34
investeerders zullen minder snel instappen in de ‘pre-seed’ en ‘seed’ fasen, wat het inzetten van niet-revolverende instrumenten noodzakelijk maakt.
4.2
Netwerkorganisatie
Het uitgangspunt is samenwerking. De organisatie van het Innovatieprogramma Agrofood is geen verantwoordelijkheid van één partij, maar wordt ingevuld door samenwerking tussen partijen die actief zijn in het cluster. Het gaat om de partijen die wat kunnen betekenen in termen van kennis, capaciteit en financiële middelen. In de voorbereiding van het Innovatieprogramma is een inventarisatie gemaakt van beschikbare middelen en capaciteit bij partnerorganisaties in Brabant. Het gaat in het bijzonder om organisaties als 5*NOB, Brainport Development, Food Tech Park Brainport, Rewin, LIB, ZLTO en Syntens. Dit zijn organisaties die actief zijn in het cluster agrofood en zich met name concentreren op het stimuleren van innovatie en ondernemerschap. Om middelen in te kunnen zetten maken zij gebruik van regelingen zoals REAP en IPC. Hun activiteiten zijn vaak exclusief aan één regio of doelstelling gebonden. Bovendien kent de beschikbare capaciteit beperkingen, zowel wat betreft middelen als menskracht. Hier ligt een rol voor het Innovatieprogramma Agrofood. Door wederzijdse afhankelijkheid te onderkennen en te gebruiken als samenwerkingsmotief kan een netwerkorganisatie worden gevormd die op structurele wijze innovaties in het agrofood cluster kan aanjagen en ondersteunen. Het programma heeft in beeld welke organisaties op welke gebieden actief zijn en welke instrumenten deze organisaties ter beschikking hebben. Partijen met innovatieplannen binnen de kaders van dit programma kunnen integraal worden bediend. Om de doelen van het Innovatieprogramma Agrofood te realiseren is meer nodig dan ondersteuning van concrete ideeën en plannen. Er is ook een innovatieve vorm van coördinatie en afstemming nodig voor de ontwikkeling van het cluster als geheel. Deze coördinatie en afstemming kan niet door één partij worden ingevuld. Het is een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijven, kennisinstellingen en overheden die vooruit willen kijken en zich willen concentreren op de kansen van het cluster. Het vraagt om inspiratie, interactie en community building. Het programma richt zich om die reden op het samenbrengen en ondersteunen van partijen in de vorm van een Strategisch Platform, dat zich buigt over systeemveranderingen, opschaling en monitoring van de ontwikkeling van het cluster.
4.3
Bestaande instrumenten en middelen Europa, Rijk en Provincie
Er zijn diverse relevante bestaande stimuleringsregelingen voor innovatieve projecten op het gebied van agrofood. Naast dit aanbod wordt vanaf 2014 bovendien gerekend op nieuwe Europese programma’s zoals OP Zuid, POP, Horizon2020 en Interreg die gebruikt kunnen worden voor financiering van projecten in het agrofood cluster (zie bijlage 2). Er is derhalve stimuleringsgeld beschikbaar voor initiatieven in het agrofoodcluster. Maar dit aanbod is niet compleet, gesegmenteerd en werkt niet perfect. Het gebrek aan 35
opvolgingsmogelijkheden, of het zicht daarop, kan de effectiviteit van veel regelingen schaden. Verder speelt mee dat veel regelingen beperkt van karakter zijn (qua omvang of criteria) om het agrofoodcluster in Brabant optimaal te ondersteunen. Verschillende regelingen zijn matig ontsloten voor initiatieven in de agrofood. Ook speelt mee dat de regelingen beperkt gecoördineerd worden vanuit een gemeenschappelijke agenda. Een aanvullend instrumentarium, specifiek gericht op agrofood, is dan ook wenselijk en noodzakelijk om het cluster de steun te geven die past bij het ambitieniveau. Dit instrumentarium dient niet regio-specifiek te zijn, daarnaast de volle breedte van de agrofoodsector te kunnen ondersteunen, cross-over effecten te kunnen aanjagen en verbindingen kunnen maken. Voor de keuze van de aanvullend op te zetten instrumenten is goed gekeken naar de witte vlekken in het bestaande aanbod. Het Innovatieprogramma heeft als ambitie om reeds beschikbare middelen optimaal te betrekken in een totaalpakket voor het cluster agrofood. Voor een overzicht van bestaande en in oprichting zijnde regelingen, zie bijlage 2.
4.4
Waar zetten we op in?
Wat is nodig? In vergelijking met andere topsectoren is een grote innovatie- en inhaalslag in het agrofoodcluster noodzakelijk. Daar komt bij dat deze vernieuwingsslag door zijn ingrijpende karakter en complexiteit alle kenmerken in zich heeft van een systeeminnovatie. Dat geldt in het bijzonder voor de primaire productiesector, die de transitie moet bewerkstelligen naar een vitaal, duurzaam en maatschappelijk gewaardeerd onderdeel van het agrofoodcluster. De vernieuwing in de transitie moet gerealiseerd worden door samenwerking en interactie binnen de keten, maar ook door afstemming en samenwerking met ketens uit andere clusters. Dit vraagt om een nieuwe aanpak en een goede samenwerking tussen partners en rechtvaardigt een extra en op onderdelen geïntensiveerde en op maat toegesneden inzet van instrumenten ten behoeve van het agrofoodcluster. Innovatie in agrofood heeft immers prioriteit vanuit economisch, ruimtelijk én maatschappelijk perspectief. Deze extra inzet manifesteert zich met name in de ondersteuning van de aanloopfase van proeftuinen (living labs), op het gebied van Seed & Early stage financiering van bedrijven en in het faciliteren van systeeminnovatie. Binnen het Innovatieprogramma Agrofood zetten we in op vier niveaus: 1. Front office gericht op signaleren en aanjagen 2. Procescapaciteit gericht op ontwikkelen 3. Investeringskracht gericht op realiseren 4. Community & systeem gericht op faciliteren samenwerking en randvoorwaarden Niveau 1. Front office: signaleren en aanjagen De ambities van het Innovatieprogramma Agrofood worden niet gerealiseerd door de Provincie of intermediaire organisaties. Het zijn initiatiefnemers in het cluster die het moeten doen: bedrijven binnen en buiten de primaire sector en kennisinstellingen die innovatieve plannen ontwikkelen. Om initiatiefnemers tijdig richting te geven en hulp te bieden heeft het 36
cluster een goede en actieve front office functie nodig. De front office moet dichtbij de initiatiefnemers staan en hulp kunnen bieden in de ideefase. Die hulp kan de vorm hebben van kennis, contacten of advies. Ook kleinschalige financiële steun is vaak van grote betekenis (bijvoorbeeld in de vorm van innovatievouchers) om onder meer een onderzoeksvraag voor te leggen aan een kennisinstelling of de haalbaarheid van een plan te onderzoeken. Wat doen partnerorganisaties? De front office functie voor het Innovatieprogramma kan vrijwel volledig door bestaande partijen worden ingevuld: Organisaties als ZLTO en het LIB onderhouden directe contacten met ondernemers in de primaire sector, zoals Syntens veel contacten heeft met ondernemers in het brede MKB; Regionale organisaties als 5* NOB, Brainport Development, Food Tech Park Brainport, Rewin en Midpoint staan dichtbij bedrijven en andere initiatiefnemers in hun regio, onder meer op het gebied van agrofood. De organisaties beschikken over voldoende capaciteit om ideeën te signaleren en aan te jagen door advies, begeleiding of doorverwijzing. Daarnaast beschikken de regionale organisaties onder meer over REAP middelen, zoals ook het LIB over financiële middelen beschikt. Dit zijn middelen die uitstekend ingezet kunnen worden om (project-) ideeën aan te jagen door inzet van beperkte bedragen. Wat doet de Provincie? Met het Innovatieprogramma Agrofood is onder verantwoordelijkheid van de Provincie en met inbreng van een groot aantal partijen uit het cluster een gemeenschappelijk doel beschreven voor de ontwikkeling van het cluster. Dit programma vormt de referentiebasis waaraan ideeën en initiatieven door partnerorganisaties kunnen worden getoetst wanneer ze binnen komen in de front office. Verder is de Provincie een belangrijke financier. Zowel de REAP middelen als de middelen van het LIB komen geheel of gedeeltelijk van de Provincie. Aanvullend kan aanjaagcapaciteit ook komen uit verschillende beleidsthema’s zoals Vrijetijdseconomie, Zorgeconomie en Digitale Agenda. De Provincie wil in de toewijzing van deze middelen stimuleren dat deze middelen onder meer worden ingezet voor initiatieven die bijdragen aan de doelstellingen van het Innovatieprogramma Agrofood. Niveau 2. Procescapaciteit: ontwikkelen Kansrijke initiatieven verdienen verdergaande ondersteuning vanuit het programma, met name in de fase van idee naar businessplan. Dit wordt georganiseerd op het tweede niveau. Ondersteuning op dit niveau kan financieel en niet-financieel van aard zijn. Centraal staat het opbouwen van capaciteit. Enerzijds om primaire producenten en andere individuele ondernemers te helpen om hun innovatieplannen verder te ontwikkelen. Anderzijds om samenwerkingsverbanden van bedrijven, kennisinstellingen en andere partijen te helpen om hun projecten tot een levensvatbaar stadium te brengen. Dit kunnen markt gedreven projecten zijn, maar ook projecten die zich richten op randvoorwaarden voor een innovatief agrofoodcluster zijn mogelijk, zoals kennisinfrastructuur.
37
Wat doen partnerorganisaties? Binnen het cluster zijn meerdere organisaties actief die ondersteuning bieden om na de ideefase verder te komen. In het bijzonder ZLTO en Syntens zijn aangewezen partijen om individuele ondernemers te begeleiden bij de ontwikkeling van innovatieplannen. Zowel primaire producenten als MKB breed kunnen op deze wijze worden geholpen in een vroegtijdig stadium van de ontwikkeling van een nieuw bedrijf, product of dienst. Wat doet de Provincie? Aanvullende capaciteit is nodig voor de ontwikkeling van kansrijke projecten, waar meer partijen bij betrokken zijn. Het gaat bijvoorbeeld om clusterprojecten tussen bedrijven en kennisinstellingen of bedrijven onderling, gerelateerd aan specifieke niches of concepten (business development). Zeker de clusters rond de living labs hebben veel toekomstige waarde en verdienen specifieke aandacht. De Provincie investeert in het Innovatieprogramma aanvullend in makel- en schakelcapaciteit. De inzet van de additionele makel- en schakelcapaciteit wordt gecoördineerd door het programmamanagement. Uitvoering geschiedt door intermediaire organisaties, zoals de BOM, het LIB en andere partnerorganisaties. Verder investeert de Provincie in een Stimuleringsregeling voor ondersteuning van proeftuinen/living labs in de aanloopfase. Het gaat om strategische initiatieven rond specifieke clusters waarbinnen bedrijven en kennisinstellingen kennis ontwikkelen en omzetten in nieuwe productmarktcombinaties. In eerste instantie wil de Provincie deze Stimuleringsregeling inzetten voor ondersteuning van living lab initiatieven. Bij deze initiatieven is sprake van facility sharing en gemeenschappelijk gebruik van testapparatuur en laboratoriumruimte door derden. Hier ligt ook een relatie met mogelijke ruimtelijke accommodatie van deze innovatie bevorderende werklocaties.
Makel- en schakelcapaciteit Makel- en schakelcapaciteit wordt beschikbaar gesteld voor de ontwikkeling van projecten in de fase van idee naar project- of businessplan, zoals ook ondersteuning kan worden geboden bij projectmanagement. Stimuleringsregeling De Stimuleringsregeling stelt middelen beschikbaar, zoveel mogelijk revolverend, voor ondersteuning van proeftuinen/living labs in de aanloopfase. De regeling is toegankelijk voor MKB, daarnaast ook voor koplopers en aspirant koplopers uit de primaire productiesector en kennisinstellingen (publiek en privaat).
Niveau 3. Investeringskracht: realiseren Om de ambities van het Innovatieprogramma daadwerkelijk waar te maken is investeringskracht nodig. Die kracht is niet alleen afhankelijk van de omvang van het aanbod aan financiering. Ook de toegankelijkheid van het aanbod is van grote betekenis. Geborgd moet worden dat goede initiatieven vanuit het cluster agrofood ook de juiste financieringsbronnen kunnen vinden. Het programma richt zich op beschikbaarheid van voldoende financiële middelen. Wanneer het gaat om investeringen met een terugverdienpotentieel is revolverende steun het 38
uitgangspunt van private en publieke financiers. Hier ligt een directe rol voor het financieringsbedrijf van de BOM. Investeringen zonder terugverdienpotentieel (zoals in randvoorwaardelijke projecten) vragen om niet-revolverende steun. Daarvoor richt het programma zich op een optimale aansluiting op programma’s als het OP Zuid, POP en het Topsectorenbeleid. Wat doen partnerorganisaties? Financiering kan komen van private investeerders als banken, investeringsmaatschappijen en particulieren. Ook een organisatie als ZLTO investeert in bedrijven en projecten. Publieke fondsen zijn onder meer beschikbaar in de vorm van het Ontwikkelfonds en het Innovatiefonds (i.o.), die worden beheerd door de BOM. Ook door de topsector Agrifood wordt gewerkt aan kapitaalverstrekking, onder meer in samenwerking met de bancaire sector. Vanuit de Europese Commissie komen middelen beschikbaar via programma’s als OP Zuid, POP, INTERREG en Horizon 2020. Wat doet de Provincie? De Provincie investeert via verschillende financiële instrumenten. Onder meer het Innovatiefonds biedt mogelijkheden voor het cluster agrofood, evenals het Ontwikkelfonds dat hier deel van uitmaakt. Daarnaast zijn andere financiële instrumenten van betekenis, zoals het Energiefonds i.o. Beoogd wordt om de toegang van het cluster agrofood tot de revolverende fondsen te bevorderen door een specifiek fonds voor agrofood: het Seed & Early stage Agrofood Fonds. Dit fonds is in dat geval onderdeel van het Innovatiefonds. Ook wordt geanalyseerd in hoeverre toegang tot kapitaal kan worden vereenvoudigd door samenwerking buiten de provinciegrens. Daarbij gaat het om samenwerking op het gebied van investeringsfondsen met onder meer Gelderland, Overijssel en Limburg en landelijk via het Topsectorbeleid. Seed & Early stage Agrofood Fonds Het beoogde Seed & Early stage Agrofood Fonds opereert binnen de condities van het Innovatiefonds; de uitgangspunten, criteria en middelen van dat fonds zijn dus leidend. Het AgroFood Fonds heeft in principe geen geografische focus en heeft een robuuste omvang. In het fonds wordt samengewerkt met mede-investeerders, waarbij de eerste voorkeur uitgaat naar regionale partijen. Hierdoor kan het fonds een directe impuls geven aan versterking van het eigen innovatie ecosysteem van Brabant. Het fonds dient toegang te verschaffen naar mogelijkheden tot vervolg-financiering voor opschaling en internationalisering (later stage). Streven is om te komen tot een sluitende financieringsketen.
Niveau 4. Community & systeem: faciliteren van samenwerking en randvoorwaarden De realisatie van het Innovatieprogramma Agrofood vraagt meer dan ‘business as usual’, de sector staat voor een inhaalslag op het gebied van innovatie. Dit dwingt betrokkenen om buiten de gebaande paden te gaan en gezamenlijk te werken aan de transitie van het cluster. De noodzaak om te komen tot nieuwe netwerken en nieuwe vormen van innovatie en samenwerking wordt breed gedragen. De transitie zal het karakter van een systeeminnovatie hebben, waarbij activiteitenpatronen, ketens en netwerken ingrijpend zullen veranderen. 39
De noodzaak is duidelijk, maar dat wil nog niet zeggen dat iedereen precies weet wat er moet gebeuren. Toch is veel inspiratie te halen uit alle experimentele en innovatieve projecten die in het cluster worden ontwikkeld en door het Innovatieprogramma aanvullend worden ondersteund. Ze kunnen op programmaniveau worden gebruikt als inspiratiebron voor samenwerking op het gebied van gewenste systeeminnovaties. Wat doen partnerorganisaties? Een groot aantal organisaties is in het cluster actief en werkt hard aan hun toekomstplannen. Dit geldt voor intermediaire organisaties, bedrijven in de primaire sector, andere bedrijven, kennisinstellingen en overheden. Het zijn echter niet deze organisaties die op clusterniveau initiatief kunnen nemen en op het niveau van het programma samenwerking en systeeminnovaties kunnen faciliteren. Het zijn vanzelfsprekend wel de belangrijkste deelnemers aan de beoogde samenwerking op programmaniveau. Wat doet de Provincie? De Provincie is reeds actief op het niveau van het cluster agrofood. Richting de primaire sector neemt zij bijvoorbeeld het initiatief om te komen tot kaders voor ruimtelijke en maatschappelijke inpassing. Daarnaast investeert zij in branding en internationalisering om het cluster binnen en buiten de provincie te ontwikkelen. De Provincie wil partijen samenbrengen en verbindingen leggen, communicatieactiviteiten entameren zoals het ontwikkelen van een digitaal innovatieportaal, bouwen aan de community middels het organiseren van netwerk-evenementen, de discussie faciliteren en inbreng leveren vanuit haar overzicht over relevante projecten. Aanvullend wil de Provincie investeren in capaciteit en middelen om te komen tot een programmamanagement en de oprichting van een Strategisch Platform voor samenwerking en afstemming op programma-niveau. Aanvullend: Programmanagement Het programmamanagement kent de volgende functies en activiteiten op programmaniveau: faciliteren van samenwerking tussen de partnerorganisaties liaison-functie/verbindingsofficier secretariaat/adviseur Strategisch Platform faciliteren van inhoudelijke randvoorwaarden, i.c. o gemeenschappelijk communicatieplan opstellen en doen uitvoeren o community building (netwerk-events e,d,) o oprichting innovatieportaal o versterking kennisinfrastructuur (initiatief nemen onderzoek haalbaarheid nieuwe voorzieningen e.d.) o monitoring (doelstellingen op clusterniveau, benchmark andere regio’s)
40
Aanvullend: Strategisch Platform Het programma kent een Strategisch Platform, onder voorzitterschap van de Provincie Noord-Brabant. Het bestaat uit vertegenwoordigers van de belangrijkste partnerorganisaties aangevuld met een aantal cross-sectorale ‘frisdenkers’ afkomstig uit de 4 O’s (ondernemers, onderwijs, overheid en omgeving/maatschappelijke organisaties (consumentenorganisaties/ngo’s)). De frisdenkers nemen deel op persoonlijke titel en worden gerekruteerd uit de deelnemers aan de eerdere innovatiesessies, het Verbond van den Bosch en het BrabantBeraad. Het Strategisch platform heeft de volgende verantwoordelijkheden: Verzekeren van een breed gedragen inzet en commitment voor de ambitie van het Innovatieprogramma; Monitoren of de stappen die worden gezet binnen het programma in de juiste richting gaan en bijdragen aan het realiseren van de ambities; Periodieke herijking van het programma en de programmadoelen; Verbindingen te leggen met andere relevante initiatieven zoals het BrabantBeraad, het Strategisch Beraad en het verbond van Den Bosch. Ook internationalisering is een onderwerp voor het Strategisch Platform.
De kracht van samenwerking Het programma heeft tot doel het versterken van het innovatie-ecosysteem van de Brabantse Agrofood. Dit cluster is divers en kent een groot aantal initiatieven en partnerorganisaties. Het is zaak waar nodig te versterken en waar mogelijk aan te sluiten bij lopende initiatieven. Het programma kan de samenwerkingspartners beter uitzicht bieden op passende financiering en ondersteuning bieden om veelbelovende prospects verder te brengen. Anderzijds lift het programma mee op andere initiatieven en kan het doorverwijzen naar ondersteuningsmogelijkheden bij partners. Op deze wijze kan een netwerkorganisatie worden gevormd voor het Innovatieprogramma, waarin verschillende organisaties een plaats hebben en alleen de open plaatsen worden ingevuld. Het programma gaat uit van een aantal brede samenwerkingsprincipes: Informatie delen; Ook innovatief in de uitvoeringsstructuur; Cofinanciering / complementariteitsbeginsel; Aansluiting bij doelstellingen / referentiekader.
41
5.
Begroting en financiering
Begroting Bij de concrete uitwerking en invulling van het instrumentarium gelden de volgende uitgangspunten die doorwerken op de begroting: Het programma-management faciliteert samenwerking tussen de partnerorganisaties en de inhoudelijke randvoorwaarden. In de uitvoering wordt zoveel mogelijk samengewerkt met andere (intermediaire) organisaties in Brabant met inzet van menskracht en middelen, zoals uitgewerkt in paragraaf 4.4. Het betekent dat de uitvoering van het Innovatieprogramma wordt ingevuld op basis van een netwerkorganisatie. Hierin hebben de activiteiten van meerdere organisaties een logische plek en zijn alleen aanvullende afspraken nodig om de witte vlekken in te vullen. Voor ondersteuning van initiatieven wordt primair aansluiting en funding gezocht in het topsectorenbeleid (MIT-regeling c.q. MKB-valorisatiepilot), middels stroomleiding en herijking van bestaande provinciale instrumenten en middelenstromen (REAP; LIB; Valorisatieprogramma’s) en door gebruik te maken van mogelijkheden in het kader van OP-Zuid, POP, Interreg en Horizon 2020; Aanvullende middelen zijn nodig voor financiering van programma-management, lancunes in bestaand instrumentarium en als overbrugging naar beschikbaar komen van Europese middelen (vanaf 2015). Voor de benodigde aanvullende middelen leidt dit tot de volgende begroting: Tabel 2 – Raming aanvullende middelen per jaar in Euro’s A.
Programma-Management incl. Strategisch Platform Apparaatskosten (all-in): programma-manager/liaison, communicatiemanagement, secretariaat, monitoring e.d.
B.
-
Out-of-pocketkosten (Voor communicatie-activiteiten; community building; network-events; innovatieportaal; haalbaarheidsonderzoeken versterking kennisinfrastructuur e.d).
C.
Makel & Schakel-capaciteit
D. -
Stimuleringsregeling Zaai- en aanjaagmiddelen Regeling Living Labs/proeftuinen, incl. uitvoering
250.000
900.000 Totale kosten
11
Seed & Early Stage AgroFoodfonds
Totaal
10 11 12
1.150.000 1.000.000
Totale kosten E.
10
1.000.000 12
PM
2.150.000
Voor het programmamanagement wordt capaciteitsinzet voorzien vanuit de Provincie. Invulling via bestaande middelen (gedeeltelijk provinciaal), zoals REAP middelen en middelen LIB. Ten laste van het Innovatiefonds.
42
Financiering De begroting valt uiteen in een onderdeel menskracht (FTE) en middelen. Menskracht is afgestemd om de witte vlekken te dichten in de netwerkorganisatie. Door deze in te vullen kan de netwerkorganisatie als geheel functioneren ten behoeve van het Innovatieprogramma Agrofood. Het gaat in het bijzonder om capaciteit voor programmamanagement en ondersteuning van het Strategisch Platform en om makel- en schakelcapaciteit. Evenals voor de Stimuleringsregeling worden hiervoor provinciale middelen aangewend. Voor de Stimuleringsregeling kan naar verwachting vanaf 2015 cofinanciering verkregen worden vanuit OP/POP. Verder hebben met name bestaande organisaties met hun activiteiten een belangrijke positie in de netwerkorganisatie, zoals de BOM, Syntens en ZLTO, LIB en de regionale organisaties 5*NOB, Brainport Development, Food Tech Park Brainport, Rewin en Midpoint.
43
Bijlage 1 – Overzichtskaart Brabant Living Labs: proeftuin voor innovatieve agrofood
44
Bijlage 2 – Inbedding Innovatieprogramma bij lokale, nationale en Europese kaders 1. Lokaal Het Innovatieprogramma Agrofood geeft uitwerking aan het hierna opgesomde lokaal en provinciaal beleid in Brabant. Per document is aangeduid aan welke daarin vermelde speerpunten dit programma gevolg en uitwerking geeft. Economisch programma 2020 Brabant Het Economisch Programma 2020 van de provincie Brabant is gericht op het ontwikkelen van de provincie zodat deze in de toekomst behoort tot de top 5 van innovatieregio’s in Europa. Het programma legt daarbij de nadruk op organiserend vermogen en het versterken van de kracht van clusters. Binnen de clusters worden kansrijke cross-overs en verbindingen met maatschappelijke opgaven ontwikkeld. Samengevat gaat het om slimme verbindingen, ondersteund door de inzet van een gericht instrumentarium (financieel en niet-financieel). Samen vormen deze een ambitieus tienpuntenplan: voor de toekomst van Brabant. Het tienpuntenplan is gericht op slimme verbindingen in combinatie met slimme instrumenten: 1. Optimaal samenspel met de Europa 2020 groeistrategie en met het Topsectorenbeleid van het Rijk; 2. Aanjagen en ontwikkelen van de Brabantse clusterkracht en het realiseren van kansrijke cross-overs tussen clusters; 3. Verbinden van clusters met vier centrale maatschappelijke opgaven: slimme mobiliteit, een duurzame agro-food keten, duurzame energie, en gezond ouder worden (zorgeconomie); 4. Bedrijventerreinen en het creëren van “innovatie bevorderende werklocaties” (inclusief de digitale agenda); 5. Verbinding van clusters met arbeidsmarktbeleid en onderwijs; 6. Verbinden van clusters met bereikbaarheid en mobiliteit en met het bredere ecosysteem (sport, cultuur, vitaal platteland, vrijetijdseconomie en natuur, water en landschap); 7. Een krachtige internationaliseringsagenda (internationalisering, public affairs en branding); 8. Mobiliseren en organiseren van (groei) kapitaal voor de clusters: bedrijfsfinanciering; 9. Innovatiefonds voor de financiering van gezamenlijke innovatieprojecten; 10. Proeftuinen en innovatief inkopen. Het Innovatieprogramma Agrofood geeft gevolg aan het gehele tienpuntenplan. Uitvoeringsagenda Brabantse Agrofood 2020 Gericht op de gehele agrofoodketen en op koppelingen met food, health & pharma, technologie en de biobased economie; Gericht op kwaliteit en toegevoegde waarde in de plaats van op kostenminimalisatie gerichte bulkproductie; 45
Beschrijft noodzaak nieuwe verdienmodellen; Transitie naar een duurzame en innovatieve landbouw en dito agrofoodcluster, is tevens een gezamenlijke verantwoordelijkheid is: ondernemers investeren en innoveren, overheid stelt kaders, faciliteert, verbindt en jaagt aan. De transitie van landbouw en agrofood wordt ingezet langs twee sporen: verduurzaming van de landbouw en nieuwe structurele verdienmodellen voor het agrofoodcluster; Beschrijft noodzaak aanpak van slim schakelen en makelen tussen markt, overheden, maatschappelijke organisaties en de burger. Dus nadruk op participatie en betrokkenheid. Overheid stuur vanuit visie met randvoorwaarden Koersdocument De transitie van stad en platteland Noord-Brabant als topregio voor kennis en innovatie; Versterken samenhang duurzaamheidsdriehoek; Faciliterend in proces vanuit een visie met randvoorwaarden; Ruimte voor initiatieven in en vanuit lokale netwerken; Faciliteren omschakeling naar een economisch en ecologisch duurzaam landbouwen agrofoodcluster in Brabant. Advies commissie Van Doorn Realisatie transitie naar een duurzame veehouderij; Integrale en ketenbrede aanpak; Volledig duurzaam tot stand gekomen aanbod van vlees in retail en detailhandel; Duurzaam en integraal ketenkwaliteitssysteem; Realisatie lokaal ingepaste en zorgvuldige veehouderij; Voedselkolom garandeert volksgezondheid, dierenwelzijn en sluit kringlopen. Ruwenberg-conferentie Brabant zet de standaard voor verduurzaming en vernieuwing veehouderij; Transitie van industrial naar community farming; Integrale benadering van duurzame landbouw en gezonde voeding: one health.
2. Nationaal De topsector Agri&Food zet zich neer als de stabiele motor van de Nederlandse economie. Om deze krachtige uitgangspositie verder uit te bouwen, werken bedrijfsleven uit het gehele agrofoodcluster, kennisinstellingen en overheid samen aan kennis en innovatie. De afspraken hierover zijn vastgelegd in een innovatiecontract van de topsector Agri&Food. Ambities Topsector Agri&Food Het innovatiecontract wordt uitgevoerd door het Topconsortium voor Kennis en Innovatie (TKI) Agri&Food. De topsector Agri&Food wil de ambities realiseren door in de periode 2012 – 2015 vraag gestuurd onderzoek en innovatie te versterken en te investeren in excellente kennis en innovatie op drie strategische kansen voor economische en maatschappelijke groei:
46
1. Meer met minder door duurzame, innovatieve voedselsystemen. Verduurzaming en ondersteunende technologische innovatie zijn een 'must' om toekomstige voedseltekorten en aantasting van de leefomgeving te voorkomen. In Nederlandse context vertaalt dit zich naar het realiseren van twee maal de toegevoegde waarde met de helft minder input. Een aanpak waarbij mens, dier en natuur centraal staan; 2. Hogere toegevoegde waarde door focus op gezondheid, duurzaamheid, smaak en gemak. De Agri&Food-sector zorgt voor gezond, veilig en lekker eten. Daarmee voorziet zij in de dagelijkse behoeften van ieder mens. Het vervullen van deze behoeften leidt tot een hogere bijdrage aan de economie en de volksgezondheid; 3. Internationaal leiderschap door bevorderen van export en veiligstellen import grondstoffen binnen de topsector Agri&Food en daarnaast geïntegreerde systeemoplossingen te exporteren.
3. Europees Het Innovatieprogramma Agrofood richt zich op drie innovatiesporen: grensverleggende innovaties in verduurzaming, innovaties door nieuwe verdienmodellen en cross-overs en ontwikkelen, vermarkten en exporteren van hoogwaardige kennis. Europa is belangrijk in de transitie van de primaire sector naar een vitaal, duurzaam en maatschappelijk gewaardeerd onderdeel van het agrofoodcluster omdat ze bij kan dragen aan de verwezenlijking ervan. Verduurzaming kan versneld worden door slimme inzet van Europese middelen. Europa tussen 2014-2020 In het Europese Cohesiebeleid 2014-2020 richt de Commissie haar strategische visie ‘Europe2020’ op slimme groei, duurzame groei en inclusieve groei. Binnen het agrofoodcluster is de ambitie om te innoveren door cross-overs te ontwikkelen. De crossover gedachte in het agrofoodcluster – die een integrale aanpak beoogt – sluit naadloos aan bij de uitgangspunten van Europe2020 omdat groei en ontwikkeling hand in hand gaan met het leggen van slimme verbindingen en daardoor onderlinge samenwerking. Synergie met elkaar bereiken, samenhang, past binnen de sfeer van de Europese gedachte en de ambitie van het Brabantse Agrofoodcluster. Het cluster wil niet voor niets plaats maken voor kwaliteit en toegevoegde waarde. Een gezamenlijke en geïntegreerde inzet vanuit het Innovatieprogramma op een gemeenschappelijk thema als agrofood draagt bij aan focus en samenhang. De cross-overbenadering kan het agrofoodcluster versterken in combinatie met andere Europees georiënteerde programma’s zoals het operationeel programma Zuid. Europa en Agrofood Gericht op het agrofoodcluster wordt in de Europese gedachte belang gehecht aan meer efficiënt gebruik van hulpbronnen, verbetering van het innovatie- en concurrentievermogen van bedrijven en een milieuvriendelijke energie-efficiënte economie. Inhoudelijk vinden deze speerpunten aansluiting bij de thema’s voedselzekerheid en voedselveiligheid. De ambities en perspectieven van het Innovatieprogramma Agrofood vinden direct hun aansluiting bij de cross-over gedachte met een integrale aanpak die binnen de Europe2020-strategie centraal staat.
47
In figuur 5 is in schema weergegeven wat in een notendop het toekomstperspectief vergezeld van drie innovatiesporen, doelstellingen, actielijnen en maatregelen is van het Innovatieprogramma Agrofood.
Figuur 5 –Opzet Innovatieprogramma Agrofood
Partijen als bedrijven en kennisinstellingen, maar ook de provincie Noord-Brabant worden betrokken als financiers van het Innovatieprogramma Agrofood Brabant. Om regionale agenda’s te borgen worden combinaties met het EFRO- en POP-programma gezocht. Enerzijds omdat Europese middelen nodig zijn om Brabantse ambities op het gebied van agrofood waar te maken en anderzijds omdat private en publieke middelen die het Agrofoodprogramma zullen binden ook belangrijk zijn om cofinanciering vanuit Europa waar te maken. Plattelandsontwikkelingsprogramma (ELFPO) Het toekomstige POP-programma zal naar verwachting een landelijk programma zijn met een landsdelige invulling. Aannemelijk is dat het zich zal richten op thema’s als innovatie in de primaire sector en op natuur en leefbaarheid. Op het gebied van het versterken van de concurrentiepositie van de landbouw kan gedacht worden aan: Vestiging/vorming kenniscentra, onderzoeksfaciliteiten; Clustervorming bedrijven – kennisinstellingen; Levenlang leren; Herstructurering landbouw: diversificatie, marktvernieuwing.
48
Meer gericht op het duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen zal naar verwachting aandacht uitgaan naar: Samenwerking primaire sector in de biobased economy; Inzet primaire sector voor natuur- en milieubeheer; Vermindering milieubelasting primaire sector. Op het gebied van territoriale ontwikkeling van plattelandsgebieden lijken vooral diversificatie en creatie van kleine ondernemingen van toepassing te zijn binnen het toekomstige POPprogramma. Operationeel Programma Zuid (EFRO) Voor de nieuwe periode tussen 2014 en 2020 zal landsdeel Zuid weer opnieuw een operationeel programma krijgen. Het thema agrofood zal naar verwachting aansluiting kunnen vinden bij het programma wanneer de primaire sector buiten beschouwing wordt gelaten. Ook zal het programma naar verwachting niet direct aandacht besteden aan leefbaarheid op het platteland. Op het vlak van versterking van onderzoek, technologische ontwikkelingen en innovatie lijken kansen te liggen op vlak van: Vestiging/vorming kenniscentra, onderzoeksfaciliteiten; Investeringsfonds bedrijfsinvesteringen gericht op O&I; Clusterregeling: O&I, crossovers, nieuwe producten en diensten; Investeringen campusontwikkeling; Valorisatie-instrumenten: gericht op kennisstarters, vermarkting van IP; Investeringen open innovatie door slimme specialisatie; Toegepast onderzoek, proefopstellingen, verspreiding technologie. Het MKB zal naar verwachting een van de doelgroepen binnen EFRO worden en niet als prioriteit in relatie tot het vergroten van concurrentiekracht gepositioneerd worden. MKBondernemers lijken als doelgroep in aanmerking te komen voor ondersteuning op het gebied van: Bevordering ondernemerschap / startende ondernemers; Exportmodellen MKB. Van het thema low-carbon economy is de grote verwachting dat het een centrale rol krijgt binnen het EFRO-programma. Op het gebied van agrofood lijken het bevorderen van productie en distributie en hernieuwbare energie, vooral ook binnen het MKB, interessant.
4. Bestaande of in oprichting zijnde stimuleringsregelingen Aan de Europese, nationale en regionale beleidsdoelen zijn vaak ook stimuleringsregelingen gerelateerd of zijn stimuleringsregelingen in oprichting. Voor de keuze van de aanvullend in te zetten instrumenten voor Innovatieprogramma Agrofood is goed gekeken naar het bestaande aanbod en de witte vlekken die daarin bestaan. Het onderstaande overzicht geeft een indruk van stimuleringsregelingen waarvan het Innovatieprogramma gebruik kan maken.
49
Omschrijving
Fase actief
Technologiestichting STW
Regeling voor proof of concepts
Proof of concept
MIT-regeling
MKB Innovatiestimulering Topsectoren; verstevigen aansluiting MKB bij topsectoren
Pre-seed Seed
Participatie BOM
Seed-lening of –participatie (risicodragend), max. 2,5 milj. per participatie
Early stage en verder
BOM Ontwikkelfonds (in oprichting) Innovatiefonds (in oprichting Prov. N-Br.)
Risicokapitaal voor innovatieve businessplannen. Richt zich op clusters en samenwerkingsverbanden.
Preseed Seed
Financiering voor innovatieve MKBondernemingen, budget van 125 milj. Revolverend fonds: aflossing en rente van investering stromen terug naar fonds.
Pre-seed tot Maturity (revolverend)
Energiefonds (in oprichting Prov. N.-Br.)
Financiering voor energieprojecten die gericht zijn op besparen van energie en het opwekken van duurzame energie. Revolverend budget van € 60 milj. Gericht op losmaken van grote investeringen van andere partijen.
Growth
Innovatiefonds MKB+
Maakt gebruik van het Innovatiekrediet, de SEED-Capital regeling en Fund-of-Funds. Gericht op snel groeiende innovatieve ondernemingen.
Growth Maturity
RDA
Research en development aftrek; fiscaal voordeel in inkomsten- of vennootschapsbelasting
Proof of concept
WBSO
Wet Speur- en ontwikkelingswerk; structurele loonbelastingverlaging
Proof of concept
Starterslift
Valorisatieprogramma: focus op ICT, zorg, techno, creatief, er worden geen sectoren uitgesloten
Proof of concept Pre-seed,
Bright Move
Valorisatieprogramma: niet specifiek voor agrofood
Proof of concept Pre-seed
5*NOB
Valorisatieprogramma, focus op o.a. AgroFood
Pre-seed 50
Bijlage 3 – Voorstellen voor versterking kennisinfrastructuur Uit de diverse consultaties in het kader van de voorbereiding van het Innovatieprogramma komen een aantal uitdagingen en voorstellen voor versterking en aanvulling van de Brabantse kennisinfrastructuur naar voren, zogenaamde witte vlekken.
Versterking test- en beproevingsfaciliteiten foodprocessing Allereerst wordt vanuit verschillende zijden, zowel bedrijven als kennisinstellingen, gewezen op een tekort aan praktische test- en beproevingsfaciliteiten voor het innovatieve MKB, waarin op pilot schaal aan ontwikkeling en innovatie kan worden gewerkt (development test). Dit betreft vooral het terrein van food processing en productconcept-ontwikkeling. Een aantal van de in oprichting zijnde private Living Labs kan naar verwachting straks in deze behoefte voorzien, maar vooruitlopend hierop willen wij in het kader van het Innovatieprogramma nu reeds actie ondernemen. Samen met HAS Hogeschool en het NIZO willen wij mogelijkheden onderzoeken om de drempels voor toegang van het MKB tot de hoogwaardige testfaciliteiten van het NIZO te verlagen. Het NIZO is een gerenommeerd food research instituut en beschikt over uitgebreide beproevingsfaciliteiten op het gebied van smaak, textuur en veiligheid van voedsel, maar ook op het gebied van voeding & gezondheid, procesoptimalisatie en verwaarding van reststromen. In het kader van het Innovatieprogramma denken wij concreet aan o.a. de inzet van innovatievouchers om de toegang voor het MKB tot testfaciliteiten te vergemakkelijken. Behoefte aan living lab faciliteit voor co-creatie en interactie met eindgebruikers In de voedingsindustrie wordt consumentenonderzoek vanouds veel gebruikt voor sensorische evaluatie van productattributen als smaak, geur, textuur en ingrediënten. Het gaat consumenten echter niet alleen om de intrinsieke productkwaliteit. Ze hebben in toenemende mate ook belangstelling voor de wijze waarop ons voedsel wordt geproduceerd. In focusgroepen en co-creatie workshops met consumenten en levensmiddelentechnologen, en met behulp van sociale media wordt meer en meer onderzoek verricht naar deze zogenaamde extrinsieke cues. De genoemde methoden schieten echter tekort bij het identificeren en evalueren van de (vele) productieaspecten die een sterke en positieve belevingswaarde hebben. In het kader van het Innovatieprogramma willen wij de haalbaarheid onderzoeken van een praktische living lab faciliteit in Brabant. Hierbij brengen wij producenten, verwerkers en consumenten bij elkaar in directe interactie, en proberen we de door consumenten gepercipieerde affectieve componenten van voedselproductie – door hen uitgedrukt in metaforen, beelden en verhalen – te relateren aan concrete productieomstandigheden op het primaire agrarische bedrijf. De verwerkende bedrijven zijn – naast deelnemers – ook de gebruikers van de resultaten van het living lab. Zij moeten de nieuwe dedicated distributiesystemen opzetten waarmee de informatie over het primaire bedrijf – die consumentenwaarde heeft – door de keten tot aan de consument kan worden gebracht. Het living lab beoogt een broedplaats te zijn van duurzame innovaties op basis waarvan bedrijven met meer kans op succes nieuwe concepten in de markt zetten. Door producenten, verwerkers en consumenten gezamenlijk medeontwerper te maken is het beter mogelijk verschillen op boerderijniveau in de foodmarkt onderscheidend neer te zetten. Partijen die wij hierbij willen betrekken zijn onder andere Tilburg University en HAS Hogeschool.
51
Versterking food-marketing Uit de consultaties in het veld komt ook de behoefte aan meer marketing naar voren, allereerst in de onderwijsprogramma’s. Het lectoraat Agrofood Marketing van HAS Hogeschool wil initiatieven nemen voor beter en innovatiever marketingonderwijs. Daarnaast lijkt er ruimte voor een nieuwe FoodMarketing opleiding die ontwikkeld zou kunnen worden op de pijlers foodtechnologie, foodmarketing, foodketen, category-management en brandmanagement. Het programma wil samen met o.a. HAS Hogeschool de mogelijkheden en haalbaarheid hiervan verder onderzoeken. Faciliteit nodig voor validatie van innovatieve productconcepten op het gebied van doelgroepenvoeding en personalised food Eerder is reeds gesteld dat in de Noordwest-Europese markt een tendens naar toenemende individualisering van consumptie en daarmee ook van productie zal plaatsvinden. Zeker op het gebied van zogeheten novel foods is sprake van strenge nationale en internationale regelgeving voor marktoelating. Deze regelgeving is in de loop der jaren zo complex geworden dat vaak alleen nog internationaal opererende bedrijven in staat zijn dit soort innovaties succesvol door te voeren. De kosten zijn enorm hoog en de benodigde tijd niet zelden langer dan 10 jaar. Tegelijkertijd zijn grote bedrijven vaak zo bureaucratisch dat innovatieve concepten en ideeën sneuvelen in de besluitvormingsprocedures. De paradigma shift kan gerealiseerd worden door een slimme combinatie en toepassing van de nieuwe moleculaire biologische kennis, samen te vatten met de term genomics, Hierdoor is het mogelijk om nieuwe producten te ontwikkelen die direct gekoppeld kunnen worden aan de specifieke doelgroep en kunnen de kosten van de ontwikkeling van nieuwe producten omlaag en de snelheid van ontwikkeling omhoog. Hierdoor kunnen ook kleinere bedrijven met succes nieuwe producten ontwikkelen. Wij willen in samenwerking met o.a. het Westertoren Innovation Centre en de gemeente Den Bosch de haalbaarheid onderzoeken van een faciliteit, c.q. denktank of topinstituut dat zich richt op de validatie van innovatieve concepten die horen bij doelgroepenvoeding & personalised food en waarin alle belangrijke stakeholders gaan samenwerken.
52
Bijlage 4 – Lijst consultaties i.h.k.v. voorbereiding Innovatieprogramma Agrofood Organisatie
Vertegenwoordiger
Functie
Marel
Erik van Oorschot
manager open innovation program
Marel
Jeannette Lankhaar
innovation coördinator
Marel
Theo Bruinsma
member of the board of directors
Marel
Jos van den Nieuwelaar
chief technology officer
Marel
Theo Maas
adviseur van de board
Marel
The Hoen
ceo
Food & Nutrition Delta
Kees de Gooijer
directeur
Stuurgroep LIB
Geert Wilms
directeur
Brainport 2020
Joop Sistermans
executive member
Brainport 2020
Luuk Hammecher
secretaris
Keesmakers BV
Marc van Wanroij
directeur
Helixer
Henk Roelofs
directeur
Boost Group BV
Rogier Arntz
directeur
Gemeente Den Bosch
Sjef de Pont
hoofd economische zaken
Gemeente Den Bosch
Piet Jan den Dikken
beleidsmedewerker economische zaken
5* Regio Noordoost-Brabant
Arjen van Nuland
programmamanager
5* Regio Noordoost-Brabant
Daniella Corijn
themamanager
5* Regio Noordoost-Brabant
Anja van Hout
programmamanager
Provalor BV
Piet Nell
aandeelhouder
Edo.Com conseil
Edo Stoute
directeur
ZLTO
Kees van Heesbeen
lid directie
ZLTO
Elies Lemkes
algemeen directeur
ZLTO
Joos van Hees
team manager belangenbehartiging
ZLTO
Rian Verwoert
extern adviseur
Insectcentre
Dhian de Bruijn
Heydehoeve
Tiny Schepers
lid directie
Heydehoeve
Bert Rijnen
lid directie
Venco Groep
Henk van de Ven
ceo
Venco Groep
Ruud Zanders
business development
Van Rijsingen Groep
Jan van Rijsingen
eigenaar
SRE
Martin van de Goor
hoofd bureau gebiedsgerichte economische ontwikkeling
Rabobank Eindhoven
Henri Schellen
senior accountmanager grootzakelijk
Telos
Hans Mommaas
directeur
Gemeente Veghel
Richard Kinderdijk
Gemeente Veghel
Simon Maas
Gemeente Veghel
Marianne Muller
NeWness
Nur America
directeur
53
Ministerie Economische Zaken
Peter Schmeitz
programme manager sme and regional dynamics
Ministerie Economische Zaken
Martin Rooijakkers
beleidsmedewerker
Gemeente Helmond
Mario Jacobs
hoofd economie en cultuur
Gemeente Helmond
Anke van den Heuvel
beleidsadviseur innovatie
Food Technology Park Helmond
Yvo Ploegsma
directeur
SER Brabant
Leo Dubbeldam
secretaris
Imagro
Roger Engelberts
founder
Imagro
Diana van Bokhoven
projectmanager
Protix Biosystems BV
Tarique Arsiwalla
directeur founder
HS Consultancy
Han Swinkels
Provincie Gelderland
Patricia van der Haak
projectleider Programma Topsectoren & innovatie
Provincie Gelderland
Fons Goselink
projectleider natuur & leefomgeving
Blanksma
Hans Blanksma
consultant
Syntens
Jan Henk Verburg
innovatiemanager
Syntens
Jenk de Jong
innovatieadviseur
Hutten Catering
Bob Hutten
directeur
Hutten Catering
Maarten Schellekens
projectmanager
Liof
Bert de Wit
hoofd ontwikkeling & innovatie
Greenport Venlo Innovation Center
Marcel Hendriks
programmamanager agrofood
HAS Hogeschool
Dick Pouwels
voorzitter college van bestuur
HAS Hogeschool
Frederique Praasterink
lid college van bestuur
Midpoint Brabant
Jan Bikker
directeur
Performis/Food & Nutrition
Etienne Victoria
Waste2Chemical
Robertjan Zonneveld
Teeuwissen Group
Jalal Laham
directeur
The Food Kitchen
Rogier Arntz
directeur
Rewin
Paul Nijskens
directeur
Frootiez
Vijayender Nalla
directeur
LRV Corporate Development
Cees van de Kreeke
managing partner
LRV Corporate Development
Paul Leeuwis
founder en partner
Agro Food Connect
Ge Backus
directeur
NIZO
Ad Juriaanse
directeur
Avans Hogeschool
Willem den Ouden
adviseur cvb
Westertoren Innovation Centre
Jan van der Hoeven
directeur
Van de Wijngaart Engineering
Aad van de Wijngaart
directeur
Van Berlo
Bas Berkhout
new business director
54
Bijlage 5 – Programma en deelnemerslijst innovatiesessies januarifebruari 2013 Programma
55
56
Deelnemerslijst
Organisatie ABN Amro Berenschot Berenschot Berenschot Berenschot Berenschot BOM BOM Bossche Investerings Maatschappij Brabant Life Sciences Seed Capital fund Commissie van Doorn Cosun De Heissche Hoeve De Ruurhoeve Eneco ERAC (European and Regional Affairs Consultants) Fatboy Food Nutrition Delta Foodstep Belgie FrieslandCampina Cooperatieraad Frugi Venta Gemeente Gemert HAS Hogeschool HAS Hogeschool HAS Hogeschool HAS Hogeschool Health-C Heydehoeve Hutten Catering Jeroen Bosch Ziekenhuis Keesmakers Kieu Engineering Koppert Biological Systems Koppert Cress Lely Industies Little Mountain Marel MSD Animal Health My Motivation Insights Nyenrode Pigture Group Protix Biosystems Provincie Noord-Brabant Provincie Noord-Brabant Provincie Noord-Brabant Provincie Noord-Brabant Provincie Noord-Brabant Provincie Noord-Brabant
Naam Otto Jager Lindy van der Veen Anco Sneep Paul Pietersma Joost Krebbekx Edwin Lambregts Jac Warmerdam Jan Pelle Clemens Bolhaar
Functie directeur bedrijven Den Bosch adviseur associate managing director adviseur adviseur programmadirecteur innovatie agrofood directeur directeur
Wim Jongen
directie
Ad Hectors Gerald van Engelen Dennis Hurkmans Corne Ansems Katja Langen Mayko Slinkman
lid agrosector en agribusiness manager innovatie eigenaar / ondernemer directeur directeur wind onshore directeur
Robertjan Zonneveld Kees de Gooijer Gert Laureijssen Ankie Wijnen
ondernemer / aandeelhouder directeur adviseur voorzitter
Gert Mulder Roel Hoppezak Harry van Delft Piet Verhoeven Han Swinkels Dick Pouwels Marie Pauline Luger Bert Rijnen Bob Hutten Edgar van Mil Mark van Wanroij Hien Kieu Ed Moerman Bart Leemans Ko van der Walle Maarten Hendriks Theo Bruinsma Peter Oostenbach Rob Bloemscheer Kitty Koelemeijer Hans Olijslagers Tarique Arsiwalla Paul Apeldoorn Bert Pauli Loet Visschers Yves de Boer Erik van Merrienboer Chantal Dietvorst
directeur Wethouder lector agrofood marketing docent lector duurzame veehouderij voorzitter College van Bestuur directeur directeur directeur kinderarts-endocrinoloog directeur directeur NatuGro team marketing manager directeur R&D directeur lid board of directors associate director partner professor marketing cto directeur beleidsmedewerker Agrofood gedeputeerde directielid RO & Handhaving gedeputeerde directeur Economie en Mobiliteit procesmanager Agrofood
57
Rijk Zwaan Scelta Mushrooms Sensus (Cosun) Sligro Sligro Stegron Synbra Teeuwissen Group Telos/UvT TNO Science & Industry TU/e
Jack de Wit Jules Klerken Iwan Blankers Christian Schelle Ed Hendriks Rogier Arntz Jan Noordegraaf Jalal Laham Hans Mommaas Egbert Jan Sol Ad van Berlo
Unilever Van Rijsingen Groep Venco Groep VION Ingrediënts Volwaard ZLTO Laarbeek ZLTO
Kees van Erp Jan van Rijsingen Ruud Zanders Richard van Lijssel Elly de Kort Tanja van de Ven Elies Lemkes-Straver
business support R&D snackmaster managing director conceptmanager Adviseur 'eerlijk en heerlijk' concept directeur directeur directeur hoogleraar vrijetijdswetenschappen CTO professor entrepreneurial design of intelligent systems global lead chef directie business development director technology ondernemer voorzitter directeur
58