flantinfo Flantinfo is het driemaandelijks informatiebulletin van flantua-verheij 24e jaargang, nr. 4 - December 2012
BELASTINGPLAN 2013 In dit nummer: • BELASTINGPLAN 2013 • AFROOMMETHODE • DIVIDEND UITKEREN? • UITSTELREGELING • ACTIE TEGEN WOZ-WAARDE • ZO OORDEELT DE RECHTER... • PRIVACY EN E-MAILS
Levensloopregeling Het was de bedoeling dat op 1 januari 2013 vitaliteitssparen zou worden ingevoerd, omdat de levensloopregeling per 1 januari 2012 het veld heeft moeten ruimen. Het vitaliteitssparen gaat echter toch niet door. Op dit gebied blijft het aantal veranderingen indrukwekkend groot. Er komt wel een overgangsregeling voor diegenen die gebruik hebben gemaakt van de levensloopregeling. Via de levensloopregeling konden werknemers een deel van hun brutosalaris sparen voor onbetaald verlof of om eerder te stoppen met werken. Werknemers met een levenslooptegoed van € 3.000 of meer op 31 december 2011 hebben twee mogelijkheden. Zij kunnen tot en met 31 december 2021 bestedingsvrij over hun levenslooptegoeden beschikken. Of zij kunnen de levensloopregeling voortzetten. Bij voortzetting wordt echter niet langer een levensloopverlofkorting opgebouwd. Bij opname van het levenslooptegoed in 2013 wordt 80% van de waarde van het tegoed op 31 december 2011 voor de belastingheffing in aanmerking genomen. De waardeaangroei van het tegoed na deze datum wordt wel volledig in aanmerking genomen. Ingeval van levenslooptegoeden van minder dan € 3.000 op 31 december 2011 is er geen keuze. Deze vallen zondermeer vrij. Daarbij wordt voor
de belastingheffing de waarde van de tegoeden op dezelfde wijze in aanmerking genomen als hiervoor omschreven. Verklaring arbeidsrelatie Als u opdrachten geeft aan zzp-ers heeft u groot belang bij een VAR (verklaring arbeidsrelatie). In het algemeen wil een zzp-er niet behandeld worden als uw werknemer. Er zouden dan immers premies en loonbelasting moeten worden ingehouden en afgedragen aan de belastingdienst. Dat past niet bij het ondernemerschap van de zzp-er. U kunt het ondernemerschap van een zzp-er niet controleren. Daar schuilt een risico in. Als uw opdrachtnemer zegt ondernemer te zijn, maar dat feitelijk niet is, kan de fiscus u op de vingers tikken: u had loonheffingen moeten afdragen. Die afdracht moet dan alsnog plaatsvinden en wordt verhoogd met een boete. Om die aansprakelijkheid af te schermen moet u aan elke zzp-er die voor u werkt een VAR vragen. Er zijn verschillende soorten VAR’s, maar daar gaan wij nu niet op in. Zzp-ers kunnen de VAR aanvragen bij de belastingdienst. Ook hier gaat weer iets veranderen. De geldigheidsduur van een VAR is maximaal een jaar en loopt altijd op 31 december af. Elk jaar moet opnieuw een VAR worden aangevraagd via de website van de belastingdienst. Een VAR wordt dus vanaf 2013 niet automatisch verleend of verlengd. Als u twijfelt aan de echtheid van een VAR, doet u er verstandig aan om navraag te doen bij de belastingdienst. Assurantiebelasting De stijging van het tarief van de assurantiebelasting per 1 januari 2013 is spectaculair: van 9,7% naar 21%.
1 flantinfo 2012/2
Op 20 november 2012 heeft het Belastingplan 2013 een meerderheid in de Tweede Kamer behaald. Het Belastingplan is vrij gemakkelijk door de kamer geloodst. Er zijn enkele kleine wijzigingen doorgevoerd. Of de behandeling in de Eerste Kamer ook zo soepel zal verlopen moet nog blijken. Een kleine slag om de arm ten aanzien van de uiteindelijke regelingen is daarom nu nog noodzakelijk. De belangrijkste onderdelen van de plannen zetten we voor u op een rijtje.
colofon
VERVOLG BELASTINGPLAN 2013
24e jaargang nummer 4 December 2012
Belastingrente Tot nu toe rekende de belastingdienst heffings- of invorderingsrente over bedragen die u verschuldigd was. Ook vergoedde de belastingdienst rente als u een bedrag tegoed had. Die rente werd per kwartaal vastgesteld. Met ingang van 1 januari 2013 wordt de zogenaamde belastingrente ingevoerd. Deze heeft betrekking op aanslagen over belastingtijdvakken die in 2012 of later beginnen. Voor de inkomsten- en vennootschapsbelasting gaat de belastingdienst rente rekenen vanaf 1 juli van het jaar volgend op het kalenderjaar waarop de aanslag betrekking heeft. Dat is een halfjaar later dan nu het geval is. Voor het belastingjaar 2012 dus vanaf 1 juli 2013. In veel gevallen zal er geen belastingrente worden berekend, omdat de aanslag voor 1 juli van het volgende jaar is opgelegd en betaald. Bij een gebroken boekjaar voor de vennootschapsbelasting wordt belastingrente berekend vanaf de zevende maand na afloop van het gebroken boekjaar. De rente zal flink stijgen. De belastingrente wordt gelijkgesteld aan de wettelijke rente voor handelstransacties c.q. voor consumenten, waarbij in 2014 voor de vennootschapsbelasting een minimum van 8% gaat gelden en voor de inkomstenbelasting een minimum van 4%.
Redactie: mr. drs. C. de Wit De flantinfo wordt eveneens gepubliceerd op internet onder www.flantua-verheij.nl. U vindt de flantinfo daar als pdf-bestand. De flantinfo wordt steeds met grote zorgvuldigheid samengesteld. Onze organisatie en haar leden aanvaarden geen aansprakelijkheid voor de gevolgen die zouden kunnen voortvloeien uit het gebruik van de in de flantinfo opgenomen informatie. Kantoren van flantua-verheij: Culemborg Belle van Zuylenlaan 1 4105 JX Culemborg tel 0345 - 470970 fax 0345 - 470989
[email protected] Nieuwegein Postbus 375 3430 AJ Nieuwegein tel 030 - 6085858 fax 030 - 6085888 Kortestede 57
[email protected] Utrecht Postbus 8041 3503 RA Utrecht tel 030 - 2881001 fax 030 - 2893311 Woerden/Kamerik De Kapberg 1 3471 DC Kamerik tel 0348 - 401610 fax 0348 - 402704
[email protected] Livingstonelaan 752
[email protected]
flantin fo 2012/2
2
Verhuurderheffing Op 1 januari a.s. wordt een verhuurderheffing ingevoerd. Afgelopen jaar veroorzaakten de plannen hiertoe al de nodige reuring, maar nu is het dan toch echt zover. De verhuurderheffing geldt voor verhuurders van meer dan 10 woningen waarvan de huur lager is dan de grens voor de huurtoeslag (gereguleerde sector). In 2012 is die grens € 664,66. Hoogte verhuurderheffing Voor het jaar 2013 stelt het kabinet een tarief voor van 0,0014% van de waarde van de huurwoning. Vanaf 2014 wordt het tarief 16,5 keer zo hoog: 0,231%. De verhuurderheffing wordt berekend over de totale WOZ-waarde van de gereguleerde huurwoningen van de verhuurder, verminderd met een heffingsvrije voet van 10 maal de gemiddelde WOZ-waarde van die huurwoningen. Kleine verhuurders worden ontzien. Naarmate het aantal woningen groter is stijgt de heffing. De verhuurderheffing is een aangiftebelasting (zoals de omzetbelasting): de verhuurder moet aangifte doen en meteen het bedrag van de aangifte voldoen. Aangifte doen kan uitsluitend digitaal. De belastingdienst zal portals voor de verhuurders inrichten en de bekende gegevens over de huurwoningen daarin opnemen. Voor zeer grote verhuurders gaat een ander systeem voor het doen van aangifte gelden. Aftrek hypotheekrente Huiseigenaren moeten nieuwe eigenwoningleningen (die na 1 januari 2013 worden gesloten) in maximaal 30 jaar volledig en ten minste annuïtair aflossen. Alleen dan heeft de huiseigenaar recht op hypotheekrenteaftrek. Als na 1 januari een aflossingsvrije lening wordt
aangegaan, geldt er geen recht op aftrek van de rente. Dit geldt ook als gelijktijdig wordt gespaard voor de (gedeeltelijke) aflossing na maximaal 30 jaar. Uitzondering voor bestaande leningen Voor bestaande leningen blijft de hypotheekrenteaftrek onveranderd. Dit geldt ook als iemand een hypotheek oversluit. Als een huiseigenaar een bestaande lening ophoogt (bijvoorbeeld voor verbouwing), dan wordt dat extra deel als een nieuwe lening aangemerkt. Op dat deel zijn de nieuwe regels van toepassing. Dubbele hypotheekrenteaftrek (voor een woning die te koop staat en de nieuwe woning) blijft mogelijk in 2013. De inkorting van de termijn van drie naar twee jaren is op het laatste moment afgeblazen. Iemand die komend jaar een huis koopt en met het oude blijft zitten, kan tot en met 2016 de rente van beide eigenwoningleningen aftrekken. Vanaf 1 januari 2013 komen gesloten kapitaalverzekeringen en spaarrekeningen voor de eigen woning niet meer in aanmerking voor de vrijstelling in box 1. Tijdelijk verhuurde eigen woning Het overgangsrecht voor eigenwoningschulden (eerbiediging van het huidige fiscale regime voor eigen woningen na 1 januari 2013) geldt ook voor huiseigenaren die op 31 december 2012 hun eigen woning tijdelijk verhuurd hebben en na afloop van de verhuurperiode weer terugkeren naar hun voormalige eigen woning. Denkt u bijvoorbeeld aan huiseigenaren die vanwege een tijdelijke tewerkstelling in het buitenland hun eigen woning tijdelijk verhuren. Van tijdelijke verhuur is sprake als de huiseigenaar vóór 1 januari 2021 naar de voormalige eigen woning is teruggekeerd en deze woning weer duurzaam bewoont. Verlenging termijn hypotheekrenteaftrek restschulden De termijn gedurende welke een recht op hypotheekrenteaftrek bestaat voor restschulden die overblijven na de verkoop van de voormalige eigen woning wordt verlengd van vijf naar tien jaar. Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet Vanaf 2013 houden werkgevers en uitkeringsinstanties geen inkomensafhankelijke bijdrage Zvw meer in. In de meeste gevallen betalen zij deze bijdrage rechtstreeks aan de belastingdienst als werkgeversheffing. Werknemers ontvangen daarom geen vergoeding meer voor de ingehouden bijdrage Zvw. Er zijn uitzonderingen. Bij dga’s moet de BV de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw wél op het loon inhouden en afdragen. Maatschappelijk beleggen Voor maatschappelijke beleggingen, voor durfkapitaal en voor culturele beleggingen vervalt de heffingskorting en de vrijstelling in box 3. De heffingskorting voor groen beleggen blijft op het niveau 2012 (0,7%). n
AFROOMMETHODE
Vaststelling loon Om te bepalen wat een gebruikelijk loon van een dga is, moet worden nagegaan wat iemand met gelijke kwaliteiten, maar zonder aandelen, zou verdienen met de werkzaamheden die de dga verricht. In de praktijk kan dat erg lastig zijn, zeker voor de dga zelf. Hoe komt hij aan de benodigde gegevens? Als het niet lukt om die boven water te krijgen is een alternatieve benadering ontwikkeld: de afroommethode. Bij de afroommethode wordt vanuit de ontvangen management fee teruggerekend naar een gebruikelijk loon. Op de ontvangen fee komen in mindering een winstmarge en de kosten van de BV. De uitkomst hiervan vormt de basis voor het vaststellen van het gebruikelijk loon. Soms kregen wij de indruk dat deze afroommethode was gepromoveerd van alternatieve methode tot hoofdregel. De Hoge Raad heeft hierover onlangs een verhelderend arrest gewezen.
Casus De feiten hebben betrekking op een advocaat die op 1 januari 1995 is toegetreden tot de advocatenmaatschap A. Een jaar later is de maatschap een samenwerkingsverband aangegaan met notarissenmaatschap N. Laten we dat samenwerkingsverband AN noemen. Onze advocaat heeft zijn maatschapsaandeel in AN per 1 januari 1999 ingebracht in zijn BV. Hij is de enige aandeelhouder van die BV. Door deze handelingen is de advocaat niet langer gerechtigd tot een deel van de winst van AN, maar is dat recht overgegaan op zijn BV. De advocaat is in dienst getreden van zijn BV voor 36 uur per week. In 2000 geeft de advocaat in zijn aangifte IB/PVV aan dat hij een salaris van € 57.150 van zijn BV heeft ontvangen. In 2002 geeft hij een salaris aan van € 57.176. Gebruikelijk loon Artikel 12a van de Wet LB 1964 schrijft voor dat het loon van de advocaat in die jaren ten minste moet worden gesteld op € 38.118. Deze toets kan het loon gemakkelijk doorstaan. De inspecteur meent echter dat het gebruikelijk is dat een
advocaat een hoger loon ontvangt. Hij corrigeert de lonen naar € 90.756 (2000) en € 102.100 (2002). Gezocht moet worden naar het loon dat gebruikelijk is in vergelijkbare dienstbetrekkingen waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt. De Hoge Raad heeft in een arrest uit 2004 beslist dat de afroommethode kan worden gebruikt om het gebruikelijk loon vast te stellen van een interim-manager. Is dat hier ook passend? Overwegingen Hoge Raad Indien de arbeid van de directeur, zoals in het onderhavige geval, wordt verricht in een samenwerkingsverband en de opbrengsten van de BV bestaan uit een aandeel in het resultaat van dat samenwerkingsverband, is van een “(nagenoeg) geheel voortvloeien uit de door de directeur verrichte arbeid” slechts dan sprake indien de omvang van het aandeel van de BV in het resultaat van dat samenwerkingsverband (nagenoeg) uitsluitend wordt bepaald door de arbeid die de directeur in het samenwerkingsverband verricht. Indien het aandeel van de BV in het resultaat van het samenwerkingsverband bestaat uit een percentage van het resultaat van dat samenwerkingsverband, ontbreekt die relatie. Dan zal dat aandeel immers ook in niet onbetekenende mate afhankelijk zijn van de bijdrage aan dat resultaat van (de arbeid van) andere partners ten behoeve van dat samenwerkingsverband en van hetgeen werknemers van dat samenwerkingsverband hebben bijgedragen aan dat resultaat. In een dergelijk geval kan de in het arrest van 17 september 2004 bedoelde afroommethode derhalve niet worden toegepast. Het oordeel van het Hof dat in het onderhavige geval sprake is van een situatie waarin de opbrengsten van de BV (nagenoeg) geheel voortvloeien uit de door belanghebbende – in zijn hoedanigheid van werknemer van de BV – verrichte arbeid is kennelijk gebaseerd op een andere, en derhalve onjuiste, rechtsopvatting. Recht Voorheen werd door rechters een geheel andere benadering gekozen. Zou de BV de fee ontvangen hebben als de advocaat niet zou hebben gewerkt? Nee? Dan is toch duidelijk dat de fee direct verband houdt met de werkzaamheden die de advocaat heeft verricht? De uitkomst van deze redenering was dan dat de afroommethode moest worden toegepast. Dit kon heel vervelend (duur) uitpakken. Nu heeft de Hoge Raad duidelijk gemaakt dat de afroommethode alleen toepasbaar is als de opbrengsten van de vennootschap (nagenoeg) geheel voortvloeien uit de arbeid die de DGA als werknemer in zijn vennootschap verricht. De methode mag niet worden toegepast als nog andere werknemers in dienst van die vennootschap zijn. Ook kan de afroommethode niet worden toegepast als een DGA via een eigen BV in een samenwerkingsverband participeert en het aandeel van zijn BV in het resultaat van het samenwerkingsverband is uitgedrukt in een percentage. Het praktische belang van dit arrest is zeer groot. Jammer dat het zo lang heeft geduurd, maar voor een deel van de dga’s staat nu buiten kijf dat de afroommethode niet passend is voor de bepaling van een gebruikelijk loon. n
3 3 flantinfo flantin2012/2 fo 2012/4
Sinds de inwerkingtreding van artikel 12a van de Wet op de loonbelasting in 1997 geeft de beloning van dga’s jaar in jaar uit veel discussie met de fiscus. Een directeur/groot-aandeelhouder mag zichzelf niet zo maar een beloning toekennen. Die beloning moet minimaal € 42.000 per jaar zijn (2012). Dat is de hoofdregel. Afwijking is mogelijk, bijvoorbeeld als de dga parttime werkt. Afwijking naar boven is ook mogelijk. Uitgangspunt is dat een dga een gebruikelijk loon uit zijn BV moet halen. Maar ja, wat is gebruikelijk?
DIVIDEND UITKEREN? Als u als dga pensioen in uw eigen BV opbouwt of een stamrechtovereenkomst met die BV heeft gesloten, moet u voorzichtig zijn met het uitkeren van dividend. Door de dividenduitkering mogen uw pensioen en stamrecht niet in gevaar komen. Keert u teveel dividend uit, dan kan de fiscus dat aanmerken als afkoop van uw pensioen- en stamrechten. Bij afkoop zijn de rapen gaar. Commerciële waarde De fiscus toetst of de BV uw aanspraken kan waarmaken. Daarbij gaat het om de commerciële waarde van uw pensioen- en stamrechtvoorziening. Die commerciële waarde kan erg afwijken van de balanswaarde. Dit verschil wordt onder andere veroorzaakt door het verschil in de rekenrente: fiscaal wordt gerekend met 4%, commercieel met ongeveer 2%. Verder mag u bij de fiscale waardering geen rekening houden met een toegezegde na-indexatie van de pensioenuitkeringen, leeftijdsterugstellingen en het risico op vroegtijdig overlijden. Deze factoren tellen bij de bepaling van de commerciële waarde wel mee.
Toetsing Of er ruimte is voor dividenduitkering wordt getoetst door de fiscus aan de hand van de volgende vraag: ‘Wat zou de uitkeerbare winstreserve zijn als de pensioen- en stamrechtverplichtingen die uw BV aan u heeft tegen commerciële waarde op de balans zouden staan? De commerciële waarde van de pensioen- en stamrechtverplichting is minimaal gelijk aan de koopsom die aan een professionele verzekeringsmaatschappij zou moeten worden betaald voor het onderbrengen van die verplichting. Omdat de commerciële waarden veel hoger kunnen zijn dan de balanswaarden, is die ruimte een stuk kleiner dan menigeen op het eerste gezicht denkt.
flantin flantinfo fo 2012/2 2012/4
4 4
Te veel uitkeren is afkopen Als de winstreserve volgens deze toets te klein is en u zich toch niet laat weerhouden van het uitkeren van dividend wordt u zwaar gestraft. De fiscus stelt zich op het standpunt dat u daarmee afziet van uw aanspraken, omdat u de verwezenlijking daarvan onmogelijk heeft gemaakt. Afzien is gelijk aan afkoop. Afkoop wordt zwaar belast. De gehele aanspraak wordt ineens tegen de commerciële waarde belast met progressief tarief (maximaal 52%).
Daarnaast moet u voor de vermeende afkoop van uw aanspraken ook 20% revisierente betalen. Houdbaar? Hierboven is niet een wettelijk regeling beschreven, maar het beleid van de belastingdienst. Of dit beleid voor de rechter stand zal houden, moet nog blijken. Het zou interessant zijn om hierover een procedure te voeren, maar dan wel als proef. In reële gevallen uit de dagelijkse praktijk zijn de belangen veelal veel te groot om het erop te wagen. Zolang er geen arresten zijn, bevelen wij u aan voorzichtig te zijn met dividenduitkeringen. Als u plannen heeft, kunnen wij toetsen of u risico loopt. n
UITSTELREGELING De aangiften inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting die wij voor cliënten verzorgen zijn opgenomen in een zogenaamde uitstelregeling. In het begin van het jaar sturen wij een lijst met de aangiften naar de belastingdienst. De belastingdienst neemt die aangiften dan op in onze uitstelregeling. Dit biedt ons de mogelijkheid om de werkzaamheden te spreiden over het jaar. In de loop van het jaar moeten wij maandelijks een bepaald aantal aangiften indienen. De fiscus houdt de vinger aan de pols. Houden wij ons niet aan de maandelijks in te leveren aantallen aangiften, dan kan uiteindelijk de uitstelregeling worden ingetrokken. Aanscherping De fiscus heeft gemerkt dat een deel van de belastingplichtigen meerdere jaren achtereen te laat is met het indienen van de aangiften. Daarom is het beleid van de belastingdienst aangescherpt. Indien uw aangifte 2009 en/of 2010 te laat is ingediend en ook uw aangifte 2011 niet op tijd is, wordt u geblokkeerd voor de uitstelregeling van de aangiften over 2012. Oproep Degenen van wie de aangifte 2009 en/of 2010 te laat is ingediend, moeten oppassen. Zij krijgen te maken met de gevolgen van de aanscherping van de uitstelregeling als ook hun aangifte over 2011 niet tijdig wordt ingediend. Dat de aangiften 2009 en 2010 te laat zijn ingediend kan niet worden verholpen, maar het tijdig indienen van de aangifte 2011 heeft u zelf in de hand. Aan ons zal het niet liggen als wij uw administratie op tijd aangeleverd krijgen. n
ACTIE TEGEN WOZ-WAARDE
Het geding Gemeente Wassenaar heeft de waarde van een appartement per 1 januari 2009 vastgesteld op € 995.000. De waarde geldt voor de aangifte IB/PVV over 2010. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de WOZ-waarde. De inspecteur heeft het bezwaar afgewezen, waarna de Rechtbank het beroep van belanghebbende ongegrond heeft verklaard. In derde instantie klopt belanghebbende aan bij het Hof. Feiten Belanghebbende heeft een penthouse in een winkelstraat, boven een supermarkt. Op de eerste verdieping van het appartementencomplex is een daktuin voor gezamenlijk gebruik gelegen. De woning heeft een inhoud van ongeveer 594 m³. Hij heeft de woning eind 2006 gekocht voor € 895.000. De woning heeft als bouwjaar 2006 en is aan belanghebbende geleverd in 2007. De verkoper had de woning in 2006 gekocht voor € 750.000. De inspecteur heeft een taxatie laten opstellen. Het rapport is van 5 oktober 2010. De taxateur heeft de woning uitpandig opgenomen. Hij heeft de waarde van de woning naar het waardepeil op 1 januari 2009 getaxeerd op € 995.000. Volgens belanghebbende is de waarde hooguit € 915.000. Definitie WOZ-waarde Voor alle duidelijkheid geeft de Rechtbank nog even precies aan wat onder de WOZ-waarde moet worden verstaan. Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ wordt de waarde van de woning bepaald op de waarde die aan de woning dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Deze waarde is naar de bedoeling van de wetgever “de prijs welke door de meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding”. Standpunt partijen bij Rechtbank Belanghebbende stelt dat de waarde € 872.000 moet zijn. Hij is uitgegaan van de vorige WOZ-waarde die € 952.000 bedroeg. Hij heeft daarop 8,4% in mindering gebracht, omdat volgens gegevens van de NVM en een makelaar de woningprijzen in met dat percentage zijn gedaald (in 2008). Belanghebbende vindt dat de inspecteur zich niet lijkt te realiseren dat sinds september 2007 sprake is van een crisis op de woningmarkt. De taxateur schrijft
in zijn taxatierapport zelfs dat de prijzen van woningen in 2008 licht gestegen zijn. Volgens belanghebbende klopt dat niet. Bovendien merkt belanghebbende op dat de inspecteur onvoldoende rekening heeft gehouden met het gebrekkige afwerkingsniveau van de woning. De inspecteur wijst erop dat belanghebbende de woning te koop heeft gezet voor € 1.450.000. Beide standpunten roepen vragen op. Hoe kan de WOZ-waarde stijgen als de markt daalt? Hoe kan belanghebbende een waarde van € 872.000 verdedigen, terwijl hij de woning te koop heeft aangeboden voor € 1.450.000? Oordeel Rechtbank De inspecteur moet aannemelijk maken dat hij de waarde van de woning niet op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. Naar het oordeel van de Rechtbank is hij daarin geslaagd. De waarde is bepaald met behulp van een methode van systematische vergelijking met woningen waarvan marktgegevens beschikbaar zijn. De inspecteur heeft in voldoende mate rekening gehouden met de verschillen tussen de vergelijkingsobjecten en de woning wat betreft onder meer inhoud en ligging. Het afwerkingsniveau van de woning laat weliswaar te wensen over, maar naar het oordeel van de Rechtbank is er geen sprake van zodanige gebreken dat de waarde van de woning dient te worden verminderd. Dat belanghebbende is uitgegaan van de vorige WOZ-waarde en die heeft gecorrigeerd met de gemiddelde waardedaling, valt bij de Rechtbank niet in goede aarde. ‘De berekeningsmethode van eiser, gebaseerd op een gemiddelde waardedaling van woningen ten opzichte van de vorige waardepeildatum 1 januari 2008 kan niet slagen. Doel en strekking van de Wet WOZ brengen immers mee dat de waarde van een onroerende zaak voor elk tijdvak opnieuw wordt bepaald, aan de hand van feiten en omstandigheden die zich op of rond de waardepeildatum voordoen, met voorbijgaan aan de waarde die per een vorige waardepeildatum aan de onroerende zaak is toegekend.’ De Rechtbank geeft de inspecteur gelijk. Belanghebbende gaat in hoger beroep. Oordeel Hof In hoger beroep handhaaft de inspecteur zijn stelling dat de waarde € 995.000 is. Belanghebbende gaat uit van € 915.000. Op de inspecteur rust de bewijslast. Hij beroept zich op het taxatierapport. Het taxatierapport is naar het oordeel van het Hof voldoende gemotiveerd. Aannemelijk is gemaakt dat de vergelijkingsobjecten qua uitstraling, inhoud en ligging in voldoende mate vergelijkbaar zijn met de woning, zodat de verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten terecht als uitgangspunt zijn genomen bij het bepalen van de waarde van de woning. De inspecteur heeft voldoende rekening gehouden met de verschillen tussen de woning van
5 5 flantinfo 2012/4 flantinfo 2012/2
Over een tijdje krijgt u weer de nieuwe WOZ-waarde op de deurmat. De waarde van onroerende zaken vertoont al een paar jaar een dalende trend. Als de WOZ-waarde naar uw mening hoger is dan de waarde in het economische verkeer kunt u bezwaar maken. U moet wel steekhoudende argumenten hebben. Hier een recent voorbeeld dat diende voor het Gerechtshof ‘s-Gravenhage.
VERVOLG ACTIE TEGEN WOZ-WAARDE belanghebbende en de vergelijkingsobjecten. Belanghebbende heeft gesteld dat de inspecteur onvoldoende rekening heeft gehouden met speciale feiten en omstandigheden. Hij noemt de onderhoudstoestand van de woning, de lekkage naar de onderburen, de storingen met de lift naar zijn appartement en de waardeverminderende invloed die op de waardepeildatum uitging van airco’s en luchtuitlaten in de buurt van zijn terras. De inspecteur spreekt dit tegen. Hij heeft gerekend met een prijs per kubieke meter van € 1.577. De prijzen per kubieke meter voor de overige vergelijkingsobjecten zijn veel hoger. Bij het Hof komt de inspecteur daar echter niet mee weg. Het Hof is van oordeel dat de Inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt of en in hoeverre bij de waardevaststelling in voldoende mate rekening is gehouden met de mankementen die belanghebbende heeft genoemd. De inspecteur beweert wel dat hij er rekening mee heeft gehouden, maar hij heeft niet inzichtelijk gemaakt in welke mate dit is gebeurd. De inspecteur heeft derhalve niet aannemelijk gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Het Hof vindt het aannemelijk dat de problemen een negatieve invloed hebben op de waarde, maar die invloed is niet zo groot als belanghebbende heeft bepleit. Ook het Hof vindt het niet correct om een gemiddelde waardemutatie toe te passen op de vorige WOZ-waarde ter bepaling van de nieuwe waarde.
Het Hof geeft belanghebbende gelijk en stelt de waarde van de woning per de peildatum in goede justitie vast op € 980.000. Commentaar Bezwaar, beroep en hoger beroep. Drie procedures met als resultaat een verlaging van de WOZ-waarde met een schamele € 15.000. Belanghebbende zal teleurgesteld zijn. Zijn argument leek toch zo logisch. De WOZ-waarde was op de vorige peildatum € 952.000. De gemiddelde waardedaling is 8,4%. Dus de nieuwe WOZ-waarde is € 872.000. Een kind kan de was doen. Als de uitkomst niet goed is, kan dat alleen maar aan de vorige WOZ-waarde liggen. De redenering is heel gemakkelijk te volgen. Maar onjuist. Elke WOZ-waarde staat op zichzelf. Een nieuwe WOZ-waarde kan niet worden herleid uit de vorige. Geheel los van eerder vastgestelde waarden moet op de peildatum worden bepaald welke prijs door de meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding. Belanghebbende gebruikte een waardeloos argument toen hij de vorige WOZ-waarde uitgangspunt maakte van zijn berekening. Denkt u daaraan als u overweegt om bezwaar te maken. U moet zich richten op de waardepeildatum en het verleden buiten beschouwing laten. Lekkage, gebrekkige afwerking, brommende airco’s, daar is wat mee te doen. n
ZO OORDEELT DE RECHTER... Werkgevers zijn verantwoordelijk voor de reintegratie van een zieke werknemer. Het klinkt zo eenvoudig, maar in de praktijk levert dit een stroom van juridische geschillen op. Een werkgever is geen medicus. Hij mag en kan zich niet bemoeien met gezondheidsvraagstukken (hoewel hij daarover niet zelden een duidelijke mening heeft). Hij moet zich bij laten staan door deskundigen van een arbodienst. Als de werknemer na twee jaar ziekte in aanmerking meent te komen voor een WIA-uitkering, worden de inspanningen van de werkgever getoetst. Komt het UWV tot de conclusie dat de werkgever onvoldoende aan de re-integratie van de werknemer heeft gedaan dan krijgt hij een verlening van loondoorbetalingsverplichting. Die verlenging kan maximaal een jaar zijn. Onlangs stelde een werkgever de arbodienst aansprakelijk voor de aan hem opgelegde loonsanctie. De zaak diende voor de Kantonrechter in Utrecht.
flantin flantinfo fo 2012/2 2012/4
6 6
Feiten De werkgever heeft een contract gesloten met een arbodienst op basis waarvan arbodiensten worden verleend. Onder de dienstverlening valt de volledige begeleiding van arbeidsongeschikte werknemers vanaf het doorgeven van de ziekmelding aan het UWV tot en met de ondersteuning bij de WIA-aanvraag en het opstellen van een re-integratieverslag. Een van de werknemers van de werkgever is
uitgevallen wegens ziekte. De arbodienst heeft het re-integratietraject van deze werknemer begeleid. De door de werknemer aangevraagde WIA-uitkering is geweigerd. Verder heeft het UWV de werkgever een loonsanctie opgelegd. Volgens het UWV zijn de re-integratie-inspanningen van de werkgever namelijk onvoldoende geweest. De arbodienst was ervan uitgegaan dat de werknemer geen benutbare mogelijkheden had, maar had dat volgens het UWV niet goed onderbouwd. Naar het oordeel van het UWV had er geen deugdelijk onderzoek plaatsgevonden waarin de beperkingen van de werknemer hadden kunnen worden vastgesteld en aan de hand waarvan (mogelijk in samenwerking met een arbeidsdeskundige) naar passend werk had kunnen worden gezocht. De arbodienst had de werknemer niet uitgenodigd op het spreekuur van de arts. Alle contacten tussen de werknemer en de arbodienst waren telefonisch geweest. Omdat de arbodienst tekort is geschoten, geeft het UWV de werkgever een veeg uit de pan. Volgens het UWV had de werkgever moeten aansturen op werkhervatting. Dat heeft zij niet gedaan omdat er volgens de arbodienst geen benutbare mogelijkheden waren. Daar heeft UWV geen boodschap aan. Dit is geen deugdelijke grond voor het niet inzetten van een re-integratie bevorderende maatregel. Het bezwaar van de werkgever werd door het
re-integratie-inspanningen kostte hem ongeveer € 50.000. Oordeel rechter De Kantonrechter stelt op de eerste plaats vast dat de arbodienst jegens de werkgever toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de tussen hen bestaande overeenkomst. Dat de werknemer geen benutbare mogelijkheden heeft staat niet ter discussie. Het oorspronkelijk uitgangspunt van de bedrijfsarts was dus juist. Toch is de arbodienst tekort geschoten, want als dat oordeel voldoende onderbouwd zou zijn, dan zou UWV hoogstwaarschijnlijk geen loonsanctie hebben opgelegd. Toch wijst de Kantonrechter de door de werkgever gevorderde schadevergoeding af. De reden daarvan is dat de werkgever beroep had moeten (laten) instellen tegen de beslissing op bezwaar. Door het instellen van beroep was de opgelegde loonsanctie hoogstwaarschijnlijk van tafel gegaan. Dit heeft de werkgever echter niet gedaan en de gevolgen daarvan (dat de opgelegde loonsanctie niet van tafel is gegaan) kunnen niet worden toegerekend aan de arbodienst.
Van belang is nog dat na de afwijzing van het bezwaar een arbeidsdeskundig re-integratie onderzoek is uitgevoerd door de arbodienst. Ook is aan een extern bureau verzocht om advies uit te brengen over de benutbare mogelijkheden van de werknemer. Uit dat onderzoek is duidelijk geworden dat de werknemer inderdaad geen benutbare mogelijkheden heeft. In het onderzoeksrapport wordt opgemerkt dat de oorspronkelijke onderbouwing van het eensluidende oordeel van de bedrijfsarts zeer onder de maat was. Naar aanleiding hiervan heeft de werkgever aan het UWV gevraagd om de loonsanctie alsnog op te heffen, maar dat gebeurde niet. De werkgever heeft de loonsactie voldaan. De werknemer heeft daarna een WIA-uitkering aangevraagd en gekregen op basis van een arbeidsongeschikt van 80-100%. Verhaal De werkgever had in beroep kunnen gaan tegen de afwijzing van zijn bezwaar door het UWV. Hij heeft dat niet gedaan. In plaats daarvan heeft hij de arbodienst aansprakelijk gesteld voor de schade die hij heeft geleden. De loonsanctie wegens onvoldoende
Moeilijk rechtsgebied Op dit gebied zijn er diverse uitspraken die niet aan lijken te sluiten bij een gezond rechtsgevoel. Het UWV lijkt in alle gevallen de maximale sanctie op te leggen: een jaar loon doorbetalen. Is er dan geen relatie tussen de hoogte van de straf en de ernst van het verzuim? Een eenmaal opgelegde doorbetalingsverplichting van een jaar kan overigens wel worden beperkt, maar dan moet de werkgever laten zien dat hij zich alsnog voldoende re-integratieinspanningen heeft getroost. Hoe kan hij dat aantonen? Wij hebben eerder een procedure gevoerd waarin het UWV stelde dat van voldoende inspanningen alleen kan blijken als de werknemer weer aan de slag gaat. Met een dergelijk standpunt wordt miskend dat het voor sommige arbeidongeschikte werknemers absoluut onmogelijk is om werk te verrichten. Zo zijn er tal van rechtsvragen die nog moeten worden beantwoord. n
7 7 flantinfo flantin2012/2 fo 2012/4
UWV ongegrond verklaard en de loonsanctie werd gehandhaafd.
Commentaar Wat er ook gebeurt, de werkgever is eindverantwoordelijk voor de re-integratie van een zieke werknemer. Als het re-integratieproces niet goed verloopt, is de werkgever aansprakelijk en krijgt hij een loondoorbetalingssanctie. Dat hij voor de begeleiding en advisering een beroep heeft gedaan op deskundigen van een arbodienst doet daaraan niet af. Tot zover is het goed te volgen. Een werkgever kan zich kennelijk niet verschuilen achter het oordeel van de bedrijfsarts. Hij moet steeds alert blijven en bij twijfel een second opinion aan een andere deskundige (of het UWV) vragen. Dat verwachten de meeste werkgevers niet. Zij menen nu juist deskundigen te hebben ingehuurd om hiervan verlost te worden. In dit geval had de werkgever de conclusie moeten trekken dat het (correcte) oordeel van de arboarts onvoldoende was onderbouwd. Dat heeft hij niet gedaan. De reintegratie is niet goed verlopen. Hij krijgt daarvoor een straf. Als hij het daar niet mee eens is, moet hij de straf aanvechten bij de Rechtbank in plaats van de arbodienst aanspreken.
PRIVACY EN E-MAILS De bescherming van privacy is erg belangrijk. Toch wordt met instemming van de betrokkenen de privacy veelvuldig geschonden. Denkt u maar aan wat allemaal is toegestaan in het kader van bestrijding van fraude en terrorisme. In het onderhavige geval gaat het een alledaagse kwestie: mag een werkgever e-mails van een werknemer lezen? Feiten Een werkgever vermoedt dat een werknemer zijn geheimhoudingsbeding overtreedt. De betreffende werknemer is als projectleider gedetacheerd bij een gemeente. De werkgever is niet tevreden over het functioneren van de projectleider en stelt beëindiging in onderling overleg voor. De werknemer ziet dat niet zitten. Hij wijst dat aanbod af. De onderlinge betrekkingen verslechteren direct en de werkgever stelt de werknemer meteen op non-actief. De werknemer neemt de volgende dag contact op met een ondergeschikte bij de gemeente en vraagt hem in zijn mailbox alle e-mails naar een concurrerend bedrijf te verwijderen. De medewerker van de gemeente waagt zich daar niet aan. Hij weigert dat en stelt de werkgever op de hoogte. De werkgever stelt een onderzoek in en vraagt de gemeente om kopieën van de emails via het mailaccount bij die gemeente. Op basis van die informatie wordt de projectleider op staande voet ontslagen. De e-mails die de werknemer aan een concurrent van zijn werkgever heeft gestuurd gaan o.a. over het opzetten van zakelijke activiteiten, het meenemen van opdrachtgevers van zijn huidige werkgever en over een conceptarbeidsovereenkomst tussen hem en de concurrent. Verzoek tot ontbinding De werkgever wil zijn risico beperken. Voor het geval het ontslag op staande voet niet in stand zou kunnen blijven, vraagt de werkgever de Kantonrechter om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van een dringende reden: uit onderzoek is gebleken dat de werknemer bedrijfsgegevens heeft doorgespeeld aan een concurrerend bedrijf.
flantin flantinfo fo 2012/2 2012/4
8 8
Verweer van werknemer De werknemer ontkent domweg alles. Hoe komt de werkgever erbij dat hij van plan was om in dienst te treden bij de concurrent? Hij heeft nooit vertrouwelijke informatie doorgegeven aan derden. Dat er een offerte aan hem gericht was op het postadres van het concurrerende bedrijf, is het gevolg van een verschrijving. De werknemer is ten aanzien van de e-mails van mening dat de werkgever die op onrechtmatige wijze heeft verkregen. Zijn ontslag kan daarom niet op die e-mails worden gebaseerd.
Oordeel Kantonrechter De Kantonrechter denkt daar anders over. Hij betrekt de e-mails wel als bewijsmateriaal in zijn overwegingen. Of de e-mails op onrechtmatige wijze zijn verkregen acht hij niet van belang. Want zelfs al was dat het geval, dan nog hoeft de informatie die uit de e-mails naar voren is gekomen in een civiele procedure niet per definitie buiten beschouwing te worden gelaten. De gemeente was gerechtigd om de mails in te zien. Het ging om zakelijk e-mailverkeer van een zakelijk adres naar een ander zakelijk adres. Daarbij telt mee dat de berichten kunnen bijdragen aan de waarheidsvinding. De Kantonrechter vindt dat er geen inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de werknemer. Het is overduidelijk dat de werknemer zijn geheimhoudingsbeding heeft geschonden. De rechter vindt het onbegrijpelijk dat de werknemer meent dat hij niets verkeerds heeft gedaan. Hij ontbindt de arbeidsovereenkomst. Omdat de reden voor ontbinding een dringende reden is, krijgt de werknemer geen vergoeding toegekend. n