Beknopte gecombineerde samenvatting van Jeugdmonitor en E-MOVO
O&S Gemeente Nijmegen, GGD regio Nijmegen september 2004
Beknopte gecombineerde samenvatting van Jeugdmonitor en E-MOVO
Inleiding Najaar 2003 zijn onder Nijmeegse jongeren twee op elkaar afgestemde onderzoeken uitgevoerd: 1. De jeugdmonitor - een schriftelijke enquête thuis ingevuld door een steekproef uit de 10-17-jarige jongeren (respons van 70%); - belangrijke onderwerpen: leefwerelden (buurt, stad, thuis, school), vrijetijdsbesteding, risicogedrag en wensen; - uitgevoerd door afdeling Onderzoek en Statistiek, gemeente Nijmegen; - het gaat om een tweede meting, zodat uitspraken over ontwikkelingen gedaan kunnen worden (eerste meting samen met GGD in 1999 uitgevoerd); - rapportage aangevuld met gegevens uit andere bronnen over 18-24-jarigen. 2. E-MOVO (Elektronische MOnitor en VOorlichting) - een internetenquête, klassikaal ingevuld door voortgezet onderwijsleerlingen uit klas 2 en 4; - belangrijke onderwerpen: gezondheid en leefstijl; - de meeste middelbare scholen hebben meegewerkt; - eerste meting; - onderzoek uitgevoerd in Gelderland en Overijssel, zodat regionale vergelijkingen gedaan kunnen worden; - onderzoek in Nijmegen en regio uitgevoerd door GGD regio Nijmegen; - uitkomsten zijn verwerkt in rapportages per gemeente en per school. Beide onderzoeken zijn signalerende onderzoeken, bedoeld om voeding te geven aan jeugd(gezondheids)beleid. Dat wil zeggen, met de onderzoeken worden algemene ontwikkelingen bij jeugdigen gevolgd, maar worden niet de effecten van specifieke beleidsinterventies gemeten. Verder zijn beide onderzoeken gehouden onder jongeren die in een experimenteerfase van hun leven komen. Deze fase kan gepaard gaan met meer of minder risicogedrag. Aanhoudend risicogedrag kan leiden tot problemen op langere termijn. Tezamen geven de onderzoeken een breed beeld van hoe de Nijmeegse jeugd er op verschillende terreinen voorstaat. Hieronder volgt een gecombineerde samenvatting van de uitkomsten. Een beperkt deel van de vragen is zowel in E-MOVO als in de Jeugdmonitor gesteld. De uitkomsten van beide onderzoeken laten zich echter niet exact vergelijken, omdat de onderzoeken qua onderzoekspopulatie en -methode van elkaar verschillen. Desondanks zien we bij de overlappende vragen vaak ongeveer dezelfde uitkomsten. Bij vragen over genotmiddelengebruik en stafbare feiten is dat minder het geval. Dat lijkt vooral met de onderzoeksmethode te maken te hebben. Bij klassikaal onderzoek onder jongeren, zoals E-MOVO, is de kans wat groter dat jongeren uit stoerheid zaken overdrijven. En bij een schriftelijke enquête onder jongeren, zoals de Jeugdmonitor, geldt dat mogelijk de respons onder jongeren met veel risico- en probleemgedrag wat lager is dan onder de andere jongeren.
3
Beknopte gecombineerde samenvatting van Jeugdmonitor en E-MOVO
In de onderstaande samenvatting zijn de gegevens over lichamelijke en geestelijke gezondheid, lichaamsbeweging, voeding, seksualiteit en genotmiddelengebruik vooral afkomstig uit E-MOVO, terwijl de gegevens over andere onderwerpen vooral uit de Jeugdmonitor komen.
Leefwerelden (bevindingen uit Jeugdmonitor tenzij anders aangegeven) Buurt en stad § § § § §
§
§ §
Een ruime meerderheid van de jeugd is tevreden over de woonbuurt en vindt Nijmegen een fijne stad. Wel oordelen Nijmeegse jongeren wat minder vaak positief over hun woonbuurt dan jongeren elders uit de regio (E-MOVO). Net als volwassenen wensen ook jongeren een schone, hele en veilige buurt en stad. Zowel volwassenen als jongeren ervaren in hun woonbuurt overlast van deelgroepen jongeren. In vergelijking met 1999 is het onveiligheidsgevoel bij jongeren toegenomen, maar dat geldt niet voor het zelfgerapporteerde slachtofferschap. Van de 12-17-jarigen voelt 13% zich vaak onveilig (tegenover 4% van de volwassenen). De gevoelens van onveiligheid bij jongeren worden veroorzaakt door zowel volwassenen als andere jongeren, en ook door drugsdealers. Als oplossing om Nijmegen veiliger te maken noemen jongeren vooral dat er meer politie op straat moet komen. Jongeren in aanpakgebieden 1 signaleren duidelijk vaker allerlei buurtproblemen en oordelen minder vaak positief over de woonbuurt dan de jongeren in de andere wijken. Veel jongeren geven aan extra ontmoetingsplekken en activiteiten in de woonbuurt te willen. Bij de 10-14-jarigen is de behoefte aan sportplekken in de buurt groter dan aan speelplekken en hangplekken; 15-17-jarigen hebben behoefte aan sportplekken, hangplekken, uitgaansmogelijkheden en jongerencentra.
Thuis § §
Een ruime meerderheid van de jongeren heeft een goede band met de ouders. Risicogroepen als het gaat om een goede binding met thuis zijn allochtone jongeren, jongeren in eenoudergezinnen en jongeren in aanpakgebieden.
School § §
1
4
Circa de helft van de jongeren vindt het op school leuk, 9% vindt het er niet leuk of vreselijk (E-MOVO). Een op de vijfentwintig middelbare scholieren voelt zich op school wel eens onveilig.
Gebieden die vanuit het sociaal-maatschappelijk profiel, het sociaal klimaat en/of de ruimtelijke omgeving om extra aandacht vragen.
Beknopte gecombineerde samenvatting van Jeugdmonitor en E-MOVO
§ § § § §
Een op de twintig middelbare scholieren wordt regelmatig gepest. Bij basisscholieren geldt dat voor een groter aandeel. In vergelijking met 1999 zijn middelbare scholieren vaker tevreden over de aanpak van pesten door de school. Bij basisscholieren is dat niet het geval. In vergelijking met landelijk wordt er in Nijmegen weinig gespijbeld. Wel lijkt het spijbelgedrag in Nijmegen, net als in Nederland, toe te nemen. Er is samenhang tussen spijbelen en ander probleemgedrag. Ten gevolge van de betere registratie en aanpak van leerplichtige voortijdige schoolverlaters zijn er in vergelijking met 1999 nog maar weinig jongeren die aangeven niet op school te zitten.
Vrije tijd (bevindingen uit Jeugdmonitor tenzij anders aangegeven) Algemeen §
§
§
Het aandeel jongeren dat een bijbaantje heeft is even groot als in 1999 (circa een derde). Jongeren hebben gemiddeld meer te besteden dan in 1999. Kijken we naar deelgroepen dan valt op dat vmbo-/mbo-ers en allochtone jongeren gemiddeld wat meer te besteden hebben dan de havo-/vwo-ers en autochtone jongeren, terwijl het percentage vmbo-/mbo-ers en allochtone jongeren met een bijbaantje relatief laag is. Circa een op de vijf jongeren is bereid om zich voor de woonbuurt in te zetten. En 8% zou zich wel willen inzetten voor Jongeren Aan Zet (een groep jongeren die zich onder begeleiding van de SOM actief voor de jeugd inzet, onder meer door het adviseren van de gemeente). Acht van de tien 10-11-jarigen en zes van de tien 12-17-jarigen is lid van een (sport)club en/of neemt deel aan kunstzinnige vorming. Groepen die duidelijk minder deelnamen aan dergelijke vrijetijdsbesteding in georganiseerd verband zijn vmbo/mbo-ers, allochtone jongeren en jongeren in aanpakgebieden.
Cultuur §
§
§ §
Acht van de tien jongeren houdt zich in de vrije tijd wel eens bezig met kunstzinnige activiteiten. Eenderde van de 10-11-jarigen en 14% van de 12-17-jarigen neemt buiten school deel aan kunstzinnige vorming. In het algemeen is er sprake van een lagere cultuurparticipatie bij allochtone jongeren, vmbo-/mbo-ers en jongeren in aanpakgebieden. Die lagere deelname geldt echter niet voor alle afzonderlijke vormen van cultuurdeelname. Een beperkte groep jongeren (5%) mist in Nijmegen iets op het gebied van kunst en cultuur. Er zijn geen zaken, die door grote groepen jongeren worden gemist. Een ruime meerderheid van de jongeren maakt gebruik van de bibliotheek, die om diverse redenen bezocht wordt (met name voor het lenen van leesboeken, het lenen van boeken voor school, het opzoeken van informatie en het lenen van CD’s/CDroms/DVD’s). In vergelijking met 1999 zijn jongeren in hun vrije tijd minder boeken gaan lezen.
5
Beknopte gecombineerde samenvatting van Jeugdmonitor en E-MOVO
Sport §
§
§ §
§
Een ruime meerderheid van de jongeren doet aan sport; zeven op de tien 10-11jarigen en vijf op de tien 12-17-jarigen doet dat in verenigingsverband. Het aandeel sportclubleden onder jongeren lijkt sinds 1999 wat te zijn afgenomen. In het algemeen is er sprake van een lagere sportdeelname bij allochtone jongeren, vmbo-/mbo-ers en jongeren in aanpakgebieden. Die lagere deelname geldt echter niet voor alle afzonderlijke vormen van sportdeelname. In vergelijking met de rest van de regio zijn er in Nijmegen wat meer jongeren die geen lid van een sportclub zijn (E-MOVO). 8% van de jongeren sport nu (bijna) niet, maar zou daar “zeker” mee willen beginnen. De belangrijkste belemmeringen voor de niet-sporters zijn bij de 10-11jarigen de kosten (“ouders kunnen het niet betalen”) en de afstand (“te ver van huis”) en bij de 12-17-jarigen tijdgebrek. In de aanpakgebieden zijn de kosten relatief vaak een sportbelemmering . Sport scoort hoog op het wensenlijstje van jongeren. Vier op de tien 10-11-jarigen en drie op de tien 12-17-jarigen mist in de buurt of in Nijmegen bepaalde sportmogelijkheden. En ook bij vragen over wensen m.b.t. de buurt en de stad noemen jongeren vaak sportvoorzieningen (gras-/trapveldjes, skatevoorzieningen, sportcentrum in de buurt, sportscholen).
Gezondheid (bevindingen uit E-MOVO tenzij anders aangegeven) Factoren i.v.m. overgewicht: lichaamsbeweging en voeding §
§ § § § § §
Van alle lichaamsbeweging bij jongeren komt een kwart voor rekening van georganiseerd sporten. De grootste bijdrage komt door het dagelijks fietsen naar school. Ook de schoolgym levert een wezenlijke bijdrage en zeker ook andere vormen van bewegen zoals ongeorganiseerd sporten, algemene verplaatsingen op de fiets (naar bijv. vrienden of de stad) en lichamelijk werk via een bijbaantje. Ruim de helft van de jongeren voldoet geenszins aan de Nationale Beweegnorm voor jongeren (dagelijks een uur matig intensief bewegen). Risicogroepen voor bewegen zijn: jongeren uit eenoudergezinnen, VMBO-leerlingen en jongeren van allochtone herkomst. De lichaamsbeweging bij de jongeren in Nijmegen is lager dan elders in de regio Nijmegen en lager dan gemiddeld in Oost Nederland. Minder dan de helft van de jongeren voldoet aan het advies om dagelijks groente te eten. Eenderde eet dagelijks fruit. Bijna de helft van de jongeren eet minder dan vijf keer per week fruit. Risicogroepen groente en fruit: jongens uit klas 4 en VMBO-leerlingen.
Lichamelijke gezondheid § §
6
De jongeren in Nijmegen zijn over het algemeen tevreden over hun gezondheid. Evenwel noemt een op de acht zijn of haar gezondheid matig of slecht. De Nijmeegse jongeren oordelen hierin wat negatiever dan gemiddeld in de regio Nijmegen en Oost Nederland.
Beknopte gecombineerde samenvatting van Jeugdmonitor en E-MOVO
§ §
In vergelijking met 1999 is het aandeel jongeren dat zich niet gezond voelt ongeveer gelijk gebleven (Jeugdmonitor). Risicogroepen m.b.t. eigen oordeel gezondheid: meisjes klas 4 (in Jeugdmonitor: 15-17-jarige meisjes), VMBO-leerlingen, jongeren van allochtone herkomst.
Psychisch welzijn § § §
§
§
§ §
Bij één op de vijf jongeren is er sprake van psychische ongezondheid. Bij drie procent is er sprake van ernstige psychische ongezondheid. In vergelijking met 1999 is het aandeel dat zich psychisch niet gezond voelt ongeveer gelijk gebleven (Jeugdmonitor). Problemen, die jongeren bezig houden, hebben onder andere betrekking op: schoolprestaties, de situatie thuis, verkering/relaties, 'mezelf (hoe ik ben)' en 'keuzes die ik moet maken'. Eén op de vijf jongeren heeft in zodanige mate met een probleem te maken dat het hen dag en nacht bezighoudt. Door een kleiner aantal jongeren worden specifieke problemen genoemd, zoals lichamelijke mishandeling, geestelijke mishandeling of ongewenste seksuele ervaringen. Ondanks dat daadwerkelijke suïcide bij jongeren weinig voorkomt, geeft bijna een op de vijf jongeren aan dat ze daar het afgelopen jaar wel eens serieus over hebben nagedacht. Vier procent geeft aan daar zelfs heel vaak over te hebben nagedacht. Jongeren zoeken bij problemen vooral informatie of hulp bij hun ouders, vrienden en broers of zussen. Risicogroepen voor psychische ongezondheid zijn: meisjes van klas 4 (in Jeugdmonitor: 15-17-jarige meisjes), VMBO-leerlingen en jongeren van allochtone herkomst.
Seksualiteit en homoseksualiteit § § § § § § §
§ §
Ruim de helft van de jongeren met seksuele ervaring vrijt wel eens onveilig (oftewel zonder condoom), eenderde vrijt regelmatig onveilig. Redenen voor onveilig vrijen zijn: het gebruik van de pil, vaste verkering en 'we vertrouwen elkaar'. Van degenen, die zonder condoom vrijen, denkt tweederde geen risico te lopen op een SOA (Seksueel Overdraagbare Aandoening). Het onveilig vrijen is in Nijmegen gelijk aan de gehele regio Nijmegen maar hoger dan in Oost Nederland. Risicogroepen onveilig vrijen: HAVO- en VWO-leerlingen. Een op de tien jongeren noemt het 'verkeerd' als twee meisjes/vrouwen of twee jongens/mannen op elkaar verliefd zijn en acht procent noemt dit 'erg raar'. Bijna een kwart van de jongeren vindt dat iemand, die homoseksueel zou zijn, dat op school niet eerlijk zou kunnen vertellen en ruim eenderde van de jongeren blijft hierop het antwoord schuldig. Circa een op de zeven jongeren vindt het niet erg als homoseksuele jongeren worden gepest (Jeugdmonitor). Risicogroepen m.b.t. tolerantie t.o.v. homoseksualiteit: jongens, VMBO-leerlingen en jongeren van allochtone herkomst (met name Turkse en Marokkaanse jongeren).
7
Beknopte gecombineerde samenvatting van Jeugdmonitor en E-MOVO
Genotmiddelengebruik (bevindingen uit E-MOVO, tenzij anders aangegeven) Roken §
§
In vergelijking met vier jaar geleden is het percentage rokende jongeren in Nijmegen gedaald van 19% naar 13% procent. Dit betreft vooral een afname in het aantal jongeren dat zegt af en toe te roken. Het percentage dagelijkse rokers is ongeveer gelijk gebleven (Jeugdmonitor). Ook landelijke bronnen laten een lichte daling zien in het percentage rokende jongeren. Het aandeel rokende jongeren in Nijmegen is lager dan in Nederland, maar dat geldt niet voor het aandeel dagelijkse rokers. Risicogroepen roken: jongeren uit eenoudergezinnen, VMBO-leerlingen.
Alcohol §
§ §
§ § § §
Ruim de helft van de jongeren heeft in de afgelopen vier weken alcohol gedronken (klas 2: 39%; klas 4: 73%). De meerderheid hiervan dronk minimaal 1 keer per week. In vergelijking met 1999 is het alcoholgebruik bij jongeren wat afgenomen, maar bij de 10-11-jarigen is er sprake van een toename (Jeugdmonitor). Het meest wordt gedronken door de jongeren uit klas 4 (in Jeugdmonitor: jongens vanaf 15 jaar). Indien ze drinken op een weekenddag, drinken de jongens gemiddeld 6 glazen per keer en de meisjes gemiddeld 4 glazen. Uit landelijk onderzoek en de Nijmegen Biomedische Studie 2003 is bekend dat het alcoholgebruik in de leeftijd van 18-25 jaar nog hoger ligt. Ruim eenderde van de jongeren uit klas 4 is in de voorafgaande maand dronken of aangeschoten geweest. Er is hierin nauwelijks verschil tussen jongens en meisjes. Volgens de meeste jongeren staan hun ouders niet negatief tegenover het feit dat hun kind alcohol gebruikt. Het alcoholgebruik onder scholieren ligt in Nijmegen lager dan in de regio Nijmegen en ook lager dan in Oost Nederland. Risicogroep alcoholgebruik: jongens vanaf 15 jaar, jongeren uit eenoudergezinnen.
Druggebruik §
§ §
§
§
8
Het gebruik van cannabis (hasj of wiet) ligt in Nijmegen hoger dan gemiddeld in Oost Nederland maar vergelijkbaar met de hele regio Nijmegen. Twaalf procent van de jongeren heeft in de voorafgaande maand cannabis gebruikt. Jongeren verkrijgen de cannabis meestal via vrienden, via een coffeeshop of via school. Indien jongeren cannabis via school aangeboden krijgen dan betreft dit meestal aanbod via schoolvrienden of andere medeleerlingen. De locatie is dan meestal niet het schoolgebouw zelf maar het schoolplein of de directe omgeving van de school (Jeugdmonitor). Het gebruik van harddrugs ligt bij de Nijmeegse jongeren niet hoger dan elders in de regio Nijmegen en in Oost Nederland. Ruim 2% van de jongeren heeft in de voorafgaande maand harddrugs gebruikt. De meest genoemde middelen zijn: hallucinerende paddestoelen, cocaïne en XTC. Het cannabisgebruik speelt zich met name af op straat en bij vrienden. Het harddrugsgebruik is vooral gekoppeld aan het uitgaan.
Beknopte gecombineerde samenvatting van Jeugdmonitor en E-MOVO
§
§ §
In vergelijking met 1999 is het cannabis- en harddrugsgebruik onder jongeren ongeveer gelijk gebleven (Jeugdmonitor). Landelijk is er sprake van een dalend cannabisgebruik en een gelijkblijvend harddrugsgebruik onder jongeren. De meeste jongeren, die drugs gebruiken, geven aan dat hun ouders niet weten dat hun kind wel eens drugs (heeft) gebruikt. Risicogroepen drugsgebruik: jongens uit klas 4 (cannabis en harddrugs), jongeren uit eenoudergezinnen (cannabis) en VMBO-leerlingen (cannabis) (in Jeugdmonitor: de 15-17-jarigen voor cannabis en harddrugs).
Probleemgedrag (bevindingen uit Jeugdmonitor, tenzij anders aangegeven) Strafbare feiten §
§ § §
§
Vier op de tien jongeren melden dat ze in het voorgaande jaar een of meer strafbare feiten gepleegd hebben. Ook in 1999 was dat het geval. Een op de vijf jongeren meldt vandalisme te hebben gepleegd, eveneens een op de vijf jongeren meldt diefstal te hebben gepleegd en een op de zeven jongeren meldt bij een gevecht betrokken te zijn geweest. Het aandeel jongeren, dat aangeeft veel strafbare feiten te plegen, is gedaald van 9% in 1999 naar 6% in 2003. Circa 1% meldt in het voorgaande jaar ernstige geweldsdelicten te hebben gepleegd. Het aandeel jongeren, dat meldt wel eens met een wapen op zak te hebben rondgelopen, is gedaald van 8% in 1999 naar 5% in 2003. Het gaat vooral om messen. Twee respondenten hebben opgeschreven dat ze wel eens met een pistool hebben rondgelopen. Drie op de tien jongeren staan onverschillig tegenover het verkopen van softdrugs door leeftijdgenoten en tegenover winkeldiefstal. Zij gaven als antwoord dat het hen niets uitmaakt als iemand dat doet (E-MOVO).
Probleemrijke jongeren Op grond van gegevens uit de jeugdmonitor is geschat welk deel van de 12-17-jarigen “probleemrijk” is. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen overlast veroorzakend probleemgedrag en meer naar binnen gericht probleemgedrag (problemen m.b.t. psychisch welbevinden). § Het aandeel 12-17-jarige jongeren, dat overlast veroorzakend probleemgedrag vertoont, is gedaald van 11% in 1999 naar 8% in 2003. Dit soort probleemgedrag komt met name voor bij 15-17-jarige jongens. § Het aandeel jongeren met meer naar binnen gericht probleemgedrag is in vergelijking met 1999 ongeveer gelijk gebleven (8%). Dit soort probleemgedrag zien we vooral bij 15-17-jarige meisjes. § De overlap tussen overlast veroorzakend en naar binnen gericht probleemgedrag is beperkt. In totaal is naar schatting 15% van de 12-17-jarigen “probleemrijk”. § De gebiedsverschillen m.b.t. het aandeel probleemrijke jongeren zijn groter dan in 1999. Toch blijkt woongebied maar beperkt van invloed op het onderscheid tussen probleemarme en probleemrijke jongeren. Vooral leeftijd en geslacht zijn bepalende factoren.
9
Beknopte gecombineerde samenvatting van Jeugdmonitor en E-MOVO
§
10
Probleemgedrag hangt onder meer samen met een slechte relatie met de ouders, gering schoolplezier en verkeerd voorbeeldgedrag van vrienden. Ook is er samenhang met het gebruik van drugs en alcohol.