Belangrijkste wijzigingen in Cao PO 2014-2015 Een beknopte samenvatting ten behoeve voor personeel en medezeggenschapsraden Medio december 2014 hebben de sociale partners in het primair onderwijs de tekst van de nieuwe cao PO 2104-2015 definitief vastgesteld en beschikbaar gesteld. De cao kent een looptijd van 1 juli 2014 tot 1 juli 2015. Hieronder worden de belangrijkste wijzigingen van deze cao ten opzichte van de vorige cao toegelicht. Achtereenvolgens wordt ingegaan op de volgende onderwerpen werkdrukvermindering en taakbeleid duurzame inzetbaarheid professionalisering.
1. Werkdrukvermindering en Taakbeleid Nieuwe regelgeving Al jaren wordt binnen de sector primair onderwijs de werkdruk als hoog ervaren. Dit onderkennen ook de sociale partners die bij het afsluiten van de cao betrokken zijn . In de nieuwe cao streven cao-partijen dit probleem aan te pakken door werkgevers te verplichten een 40-urige werkweek in te voeren. Momenteel werken fulltime werknemers in het primair onderwijs 1659 per uur jaar, en genieten zij vakantieverlof tijdens alle voor de leerlingen vastgestelde schoolvakanties. Dit heeft tot gevolg dat werknemers tijdens reguliere leswerken 42 tot 43 uur per week werken. Daarbij komt dat er door het schooljaar heen verschillende piekmomenten kunnen worden aangewezen. Deze ongelijke werkverdeling draagt er mede toe bij dat werkdruk als hoog wordt ervaren, met alle gevolgen van dien. Om dit probleem aan te pakken wordt in de nieuwe cao het aantal te werken uren gemaximeerd op 40 uur per week. Doordat de normjaartaak van 1659 uur blijft gehandhaafd, moet het werk dus gespreid worden over 41,47 weken. Dit betekent dat, aannemende dat de lestijden ongewijzigd blijven, er werkdagen worden ingeroosterd tijdens schoolvakanties.
OUD Jaartaak: 1659 uur Werkweken: 39,22 Uur per week: 42,3
NIEUW Jaartaak: 1659 uur Werkweken: 41,47 Uur per week: 40
Tegelijk betekent de nieuwe regeling ook dat per week werknemers minder uren voor arbeid beschikbaar zijn. Dit vergt voor zowel de werknemer als de werkgever een stuk planning van jaartaken. Taken zullen meer over het jaar verspreid moeten worden om aan het uitgangspunt van de 40-urige werkweek te kunnen voldoen. Nieuwe benoemingen zullen geen wtf meer krijgen met 4 cijfers achter de komma, maar een benoeming in gehele uren. De benoeming van bestaande werknemers wordt omgezet in uren én minuten. Met de invoering van de 40-urige werkweek zal ook de wijze van WTF-berekening veranderen. Iedere werknemer heeft bovendien recht op een minimale benoeming van 8 uur per week. Voor vervangingen is deze minimale benoemingsomvang beperkt tot 5 uur per week.
Naast de verandering met betrekking tot de 40-urige werkweek onderscheidt de cao een basismodel en een overlegmodel. In het basismodel is de maximale lessentaak gemaximeerd op 930 uur (parttimers naar rato). Dit uitgangspunt wordt in het overlegmodel losgelaten. Het taakbeleid van een school wordt als gevolg door de nieuwe cao behoorlijk op de schop genomen. Dit geldt zeker wanneer we erop letten dat de regelingen omtrent 10% deskundigheidsbevordering en bapo-regeling worden vervangen door nieuwe regelingen. Een verdere uitwerking van deze nieuwe regelingen vindt u hieronder. Daarbij zullen deze nieuwe regelingen ook binnen het nieuwe taakbeleid een plek moeten krijgen. Stappenplan In het invoeringsproces van de 40-urige werkweek zijn grofweg de volgende stappen te onderscheiden: 1. Inventariseer alle uit te voeren werkzaamheden, bepaal hierbij: a. De inhoud van het voor- en nawerk, filter incidentele tijdsgebonden taken eruit. b. Het totaal aan schooltaken en rangschik deze van groot naar klein. c. De nascholingsactiviteiten 2. Bepaal piekperioden en knelpunten gedurende het jaar. 3. Maak een keuze voor het basis of overlegmodel. 4. Stel bij keuze voor het overlegmodel een invoeringsplan vast voor het opslagpercentage en toewijzing hiervan per individu. 5. Leg vast welke dagen de leerlingen vakantie genieten maar werkdagen zijn voor werknemers. 6. Stel een jaarplanning/rooster op waar bij de tijd- en plaatsgebonden activiteiten (vergaderingen/teamscholing) worden gepland, waarbij maximale werkspreiding het uitgangspunt vormt. 7. Bepaal op individueel niveau in hoeverre de gevraagde inzet per week afwijkt van de gestelde 40 uur per week. Maak afspraken met de werknemer hoe deze uren worden gecompenseerd.
2. Duurzame inzetbaarheid Nieuwe regelgeving De oude BAPO-regeling en de regeling arbeidstijdverkorting OOP’ers is per 1 oktober 2014 vervallen. Hiervoor in de plaats is de nieuwe regeling duurzame inzetbaarheid in werking getreden. Binnen deze regeling krijgt iedere werknemer een ‘duurzaam inzetbaarheidsbudget’ van 40 uur per jaar (parttimers naar rato). Dit budget wordt besteed aan activiteiten die de duurzame inzetbaarheid van de werknemer bevordert. Voorbeelden van dergelijke activiteiten zijn: - Studieverlof - Coaching - Peerreview - Oriëntatie op mobiliteit - Niet plaats- en/of tijdgebonden werkzaamheden Jaarlijks wordt met de werknemer besproken hoe het budget wordt ingezet en hoe hij deze uren verantwoordt. In overleg met de werkgever mogen de uren ook geclusterd in het jaar worden besteed. Bovendien kan het budget voor 3 jaar worden gespaard, mits hier een plan aan ten grondslag ligt.
Voor startende leerkrachten is een bijzonder budget beschikbaar van 40 uur bovenop het basisbudget van 40 uur (dus totaal 80 uur). Voor deze 40 uur gelden dezelfde doeleinden als het basisbudget duurzame inzetbaarheid. Daarnaast mag dit bijzondere budget worden ingezet voor werkdrukvermindering. Er is sprake van een startende leerkracht, voor zolang de leerkracht is ingeschaald in trede 1, 2 en 3 van de voor hem geldende salarisschaal. Niet alleen voor startende leerkrachten is een bijzonder budget beschikbaar, maar ook voor oudere leerkrachten. Dit is een budget van 130 uur dat naast het basisbudget van 40 uur te beschikking wordt gesteld (dus in totaal 170 uur). Het recht op dit bijzondere budget voor de oudere leerkracht geldt vanaf de 1e maand volgend op de maand waarin hij 57 jaar wordt, en eindigt per de datum van het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd. Om recht te hebben op dit budget moet het recht wel minimaal 45 uur op jaarbasis (naar rato van de omvang van het dienstverband) bedragen. Ook voor dit budget gelden dezelfde bestedingsdoeleinden als voor het basisbudget duurzame inzetbaarheid. De werknemer kan er ook voor kiezen het budget in te zetten voor verlof. Wanneer het budget voor verlof wordt ingezet geldt er een eigen bijdrage van 50% (of 40% voor een werknemer in een functie met schaal 8 of lager) over het salaris, voor een maximum van 130 uur per jaar. Wanneer de werknemer kiest voor volledige inzet van 130 uur voor verlof, kan ook het basisbudget van 40 uur voor verlof worden ingezet (zonder eigen bijdrage). Het totale budget kan ook gespaard worden gedurende 5 jaar. Wanneer het gespaarde budget opgenomen wordt, geldt een maximumopname van 340 uur per jaar. Het verlof mag niet gebruikt worden voor vervroegde uittreding. De opname van de verlofuren vindt in het basismodel plaats volgens de herkenbare verhouding tussen lesuren/niet-lesuren. In het overlegmodel worden in overleg afspraken gemaakt over de wijze van opname van het verlof. Stappenplan 1. Neem het onderwerp ‘duurzame inzetbaarheid’ op in de gesprekkencyclus. Maak afspraken over de invulling van het basis budget duurzame inzetbaarheid. 2. Maak afspraken over de invulling van het bijzonder budget voor de startende leerkrachten. Dit kan onder andere werkdrukvermindering zijn. 3. Maak afspraken over de invulling van het bijzonder budget voor de oudere leerkrachten. Dit kan ook verlof zijn. 4. Maak als bestuur beleid/uitgangspunten waaraan de inzet van het duurzame inzetbaarheidsbudget moet voldoen. Denk hierbij aan: In welke gevallen mag het budget worden gespaard? Voor welke activiteiten mag het budget wel/niet worden gebruikt? Welke financiële ruimte is er voor activiteiten binnen dit budget? Mag het basisbudget worden ingezet voor extra tijd voor- en nawerk? 5. Bepaal de inhoud van de overgangsrechten van al reeds bapo-genietende werknemers: neem contact op met uw salarisadministrateur voor het bepalen van het overgangsrecht van uw werknemer en de eventueel te maken keuze hierin.
3. Professionalisering Nieuwe regelgeving De oude regeling van 10% deskundigheidsbevordering is in de nieuwe cao vervallen. Hiervoor in de plaats komt per werknemer 2 uur per week (circa 83 per jaar) beschikbaar voor individuele professionalisering. De werknemer maakt in overleg met de werkgever afspraken over de invulling van de professionaliseringsuren. De besteding van deze uren staat in relatie tot de vastgestelde bekwaamheidseisen. De afspraken hierover worden vastgelegd in het persoonlijk ontwikkelingsplan van de werknemer. Deze individuele professionalisering staat in eerste instantie los van de opgedragen scholing van de werkgever. Dit betreft de scholing die de werkgever verplicht kan opdragen aan de werknemer en kan zowel teamscholing als individuele scholing zijn. Deze opgedragen collectieve scholing valt niet binnen de individuele professionalisering van de medewerker, tenzij de werknemer daarmee instemt. De werkgever stelt op schoolniveau een budget ter hoogte van (gemiddeld) € 500,- per FTE (geen individueel opeisbaar budget) beschikbaar voor individuele scholing. De werkgever legt verantwoording af aan de MR over de besteding van deze middelen. In de nieuwe cao zijn loopbaanpaden voor leerkrachten geïntroduceerd. Deze zijn als volgt: Startbekwaam (LA/LB/LC 1)
Basisbekwaam (LA/LB/LC 4)
Vakbekwaam (LA/LB/LC 9)
De loopbaanpaden beogen een snelle doorgroeimogelijkheid in de schaal. Op het moment dat de ‘basisbekwaamheid’ eerder wordt bereikt dan na 3 jaar, wordt de leraar ingepast in de 4e periodiek van zijn salarisschaal. Als basisbekwaamheid echter niet wordt bereikt kunnen daaraan rechtspositionele gevolgen worden verbonden. De MR heeft instemmingsrecht (/adviesrecht) ten aanzien van het beleid rondom de begeleiding van starters. Wanneer een leerkracht versneld vakbekwaam is, wordt de leraar ingepast in de 8e periodiek van de voor hem geldende salarisschaal. Om tot een objectieve en transparante beoordeling te kunnen komen, moet gebruik worden gemaakt van een gevalideerd observatie-instrument. Verdere informatie hieromtrent wordt nog door de PO-raad verstrekt. Sociale partners zullen nog nadere definities vaststellen van de nieuwe begrippen ‘startbekwaam’, ‘basisbekwaam’ en ‘vakbekwaam’. De uitwerking van deze begrippen zullen in de cao worden opgenomen. De cao voorziet ook in een regeling voor professionalisering van directieleden. In cao is hieromtrent het volgende opgenomen: Beschikbaarheid van € 2.000 per brin-nummer als budget voor professionalisering; Verplichting tot registratie in het schoolleidersregister PO voor 1 januari 2018; Vaststelling van eisen voor herregistratie in de het schoolleidersregister; Opname van niet registreren / her-registreren als ontslaggrond voor directeuren.
Stappenplan 1. Maak onderscheid tussen individuele professionalisering en opgedragen scholing door de werkgever. Maak afspraken over de invulling van het budget van 2 uur per week voor individuele professionalisering. De collectieve scholing zal een plaats moeten krijgen binnen de beschikbare uren voor schooltaken of eventueel het resterende deel van de individuele professionalisering. 2. Hanteer een gesprekkencyclus binnen de schoolorganisatie. Baseer de inhoud van de gesprekken mede op de SBL-competenties. De in te zetten observatie-instrumenten zullen veelal ook uitgaan van de systematiek van SBL-competenties. 3. Oriënteer op een bij de school passend lesobservatie-instrument. VGS zal via de nieuwsbrief u op de hoogte houden met betrekking tot de beschikbare instrumenten.