Bedelarij onderzocht Een beknopte samenvatting van het onderzoek
Ann Clé, Katholieke Universiteit Brussel (wetenschappelijk medewerker) Stef Adriaenssens, EHSAL – Europese Hogeschool Brussel (promotor) Met de financiële steun van Prospective Research for Brussels, Cera en het Bijzonder Onderzoeksfonds van de K.U. Brussel
Inhoudsopgave: Inleiding.........................................................................................................................................2 1. Probleemstelling.........................................................................................................................2 2. De resultaten in een notendop .....................................................................................................3 A. Algemene informatie betreffende bedelaars en bedelarij.........................................................3 1. Op welke plekken wordt er gebedeld? ................................................................................3 2. Hoeveel bedelaars zijn er actief in het Brussels Gewest?.....................................................4 3. Geslacht en leeftijd van de bedelaars ..................................................................................4 4. Afkomst: twee dominante groepen......................................................................................4 5. Hoe wordt er gebedeld in het Brussels Gewest? ..................................................................4 B. Roma bedelaars......................................................................................................................5 1. Een uitzichtloze situatie in het land van herkomst ...............................................................5 2. Problematisch verblijfsstatuut.............................................................................................6 3. Hoe overleven de Roma in Brussel? ...................................................................................6 4. Sociaal netwerk als hoeksteen van de Roma gemeenschap..................................................7 5. Wat met de kinderen?.........................................................................................................7 6. Criminele netwerken: mythe of realiteit? ............................................................................8 7. Contacten met voorbijgangers en politie .............................................................................8 8. Toekomstperspectieven ......................................................................................................9 C. Autochtone bedelaars.............................................................................................................9 1. Problematische levensverhalen ...........................................................................................9 2. Dagelijks overleven............................................................................................................9 3. Verslavingsproblemen......................................................................................................10 4. Sociaal isolement .............................................................................................................11 5. Contacten met voorbijgangers en met de politie................................................................11 6. De toekomst .....................................................................................................................12
Inleiding In 2005 startten EHSAL en KUB aan een grootschalig onderzoek over bedelaars en bedelarij in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De bedoeling was te komen tot een betrouwbaar beeld van de bedelaars en van hun problematiek. De studie werd in maart 2007 afgerond. Het document dat u nu leest, belicht kort enkele resultaten van deze uitgebreide studie. Om het beknopt te houden, laten we tabellen en grafieken achterwege. Deze komen aan bod tijdens de presentatie voor het rondetafelgesprek van Koning Boudewijnstichting op 22 mei 2007. De resultaten zijn gebaseerd op 230 gestructureerde interviews met bedelaars, 38 diepteinterviews met bedelaars en een twintigtal interviews met sleutelfiguren van politie, welzijnswerk en justitie. Parallel werd een onderzoek opgezet om de opbrengst van bedelarij na te gaan.
1. Probleemstelling De confrontatie met bedelaars roept uitgesproken gevoelens op. De sterkte van de gevoelens opgeroepen door een confrontatie met bedelaars is even opvallend als de dubbelzinnigheid ervan: voortdurend worden mensen heen en weer geslingerd tussen medelijden en medeleven, afkeer en walging en gêne over het openlijke vertoon van menselijke ellende en nood. De meeste mensen lijken ook uitgesproken opvattingen te hebben over de wijze waarop overheid en beleid moeten optreden tegenover bedelen of bedelaars. De beeldvorming over extreme armen in de media geeft ons een gesimplificeerd en stereotiep beeld, wat meer dan
2
waarschijnlijk de weinig genuanceerde beeldvorming beïnvloedt. Maar ook de meer formele opiniemakers poneren en verspreiden hun (voor)oordelen. In het discours van politieke mandatarissen worden met regelmaat veronderstellingen voorgesteld als vaststaande feiten. In parlementaire discussies en wetsvoorstellen over bedelarij en bedelaars konden we recent nog lezen dat netwerken waarbij bedelaars worden uitgebuit erg talrijk zijn1, dat bedelaars vaak opdringerig zijn2, dat bedelaars hun kinderen hoestsiroop toedienen om hen rustig te houden3. Ten eerste wordt bedelarij als problematisch ervaren en is er de roep om overheidsinterventie. Hieromtrent bestaat er een zekere consensus, terwijl de meningen uiteen lopen over de aard van het probleem en de wijze om het aan te pakken. Verder valt het op hoe zelfzeker politieke mandatarissen lijken te zijn over de empirische correctheid van hun oordelen over bedelaars en bedelarij. Dat is des te merkwaardiger omdat de zogenaamde ‘vanzelfsprekendheid’ sterk contrasteert met het gebrek aan betrouwbare kennis in deze materie. Er mag dan wel een aanzienlijke hoeveelheid historische, etnografische en juridische literatuur over bedelarij bestaan, het fenomeen en hoe het precies functioneert in de Westerse welvaartstaten, kreeg slechts weinig aandacht in de sociaal-wetenschappelijke literatuur. Deze vaststelling geldt des te meer voor de Belgische situatie. Sinds bedelarij in 19934 uit ons strafrecht werd gehaald, zijn er geen noemenswaardige inspanningen meer geleverd om de bedelaarspopulatie te registreren of te bestuderen5.
2. De resultaten in een notendop A. Algemene informatie over bedelaars en bedelarij 1. Op welke plekken wordt er gebedeld? De meeste bedelaars zijn actief binnen Stad Brussel6. 47,4% van de 265 geobserveerde bedelaars bevonden zich op dit territorium. Enkele gemeenten die grenzen aan de Brusselse vijfhoek, kennen eveneens een ruim aantal bedelaars: Elsene (16,8%), Molenbeek (11,2%), Sint-Gillis (7,8%) en Schaarbeek (6,3%). In de andere gemeenten komt bedelarij slechts sporadisch voor, meestal op zeer specifieke plekken, bijvoorbeeld aan de ingang van supermarkten. 1
2
3
4
5
6
“Qu'on le veuille ou non, et permettez-moi l'expression: ‘un aveugle le verrait’, on assiste à une recrudescence de la mendicité sur la voie publique. Si c'est valable à Bruxelles, je peux témoigner que ce l'est aussi dans d'autres villes. Le plus choquant, c'est que l'on assiste, de plus en plus, à l'organisation manifeste de réseaux qui utilisent des enfants, parfois très jeunes.” (Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers, Mondelinge vraag van Mr. Richard Fournaux aan de vice-premier en de minister van Binnenlandse Zaken, 15 januari 2004). “(…) opdringerige bedelaars met kleine kinderen (…)” (Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers, mondelinge vraag van Willy Cortois aan de staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, 19 januari 2006). “Onderzoek van de Franstalige NGO, l'ACODE, heeft aangetoond dat die kinderen massa's hoestsiroop worden toegediend.” (Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers, Mondelinge vraag van Mevr. Dalida Douifi aan de minister van Grootstedelijk Beleid, 14 maart 2006). De NGO waarnaar wordt verwezen heeft in feite de naam CODE, en het onderzoek waaraan wordt gerefereerd (Joppart, 2003; Van Houcke, 2004) vermeldt op geen enkele plaats het gebruik of misbruik van medicatie. Wet 12 januari 1993 houdende een urgentieprogramma voor een meer solidaire samenleving, Belgisch Staatsblad, 4 februari 1993. De enige verrichte studie, in opdracht van de Franstalige overheid, leidde tot twee rapporten betreffende de situatie van bedelkinderen (Joppart, 2003; Van Houcke, 2004). Deze rapporten bieden een goed zicht op de situatie van deze kinderen maar zijn amper op veldwerk met bedelaars gebaseerd. In 1988 werd het referentiewerk betreffende het beleid ten aanzien van bedelarij gepubliceerd (Depreeuw, 1988), maar deze studie behandelt het beleid en niet de aard van bedelaars en bedelen zelf. 1000 Brussel
3
Het mag niet verbazen dat bedelaars vooral worden aangetroffen op plekken waar veel passage is. Handelscentra (winkel, restaurant…) zijn de populairste locatie, gevolgd door plekken die met ‘verkeer’ te maken hebben (treinstation, metro, kruispunt…). Verder werden bedelaars opgemerkt in de buurt van specifieke gebouwen (kerk, cinema…) en op enkele toeristische trekpleisters.
2. Hoeveel bedelaars zijn er actief in het Brusselse Gewest? Om een zicht te krijgen op het aantal frequente bedelaars, organiseerden we twee interviewgolven: een in het najaar van 2005 en een in het voorjaar van 2006. Iedere potentiële bedellocatie7 werd drie keer bezocht, op verschillende tijdstippen en dagen. Per interviewgolf werden ruim 150 bedelaars geïdentificeerd. We vermoeden dat dit een benadering is van het aantal frequente bedelaars op een doorsnee moment. De samenstelling van de bedelaarspopulatie is niet stabiel. Het is ‘een komen en gaan’. Tijdens de twee interviewgolven samen identificeerden we 265 verschillende bedelaars.
3. Afkomst: twee dominante groepen Op basis van afkomst kunnen we twee dominante groepen onderscheiden. De grootste groep zijn de Roma van Roemeense herkomst (66,5%), gevolgd door de Belgische bedelaars (24,8%). De kleine restgroep is heterogeen samengesteld.8
4. Geslacht en leeftijd van de bedelaars Globaal bekeken is er in het Brusselse Gewest een nagenoeg evenredige vertegenwoordiging van mannelijke en vrouwelijke bedelaars. Wanneer we op basis van afkomst vergelijken, dan merken we grote verschillen. De groep bedelaars van Roemeense herkomst bestaat voor 69,5% uit vrouwen, terwijl bij de autochtone bedelaars de mannen oververtegenwoordigd zijn (87,9%). De Brusselse bedelaar is relatief jong, met een gemiddelde leeftijd van 34 jaar. Drie op vier respondenten waren op het moment van bevraging jonger dan 42. De jongste respondent was 14 jaar, de oudste 76. De bedelaars van Roemeense herkomst (mediaan 27 jaar) zijn significant jonger dan de autochtone bedelaars (mediaan 41 jaar).
5. Hoe wordt er gebedeld in het Brusselse Gewest? De bedelaars hanteren vooral ‘passieve’ strategieën. Doorgaans plaatst men een bekertje of een ander recipiënt, zonder meer. Sommige bedelaars denken meer geld te kunnen verzamelen door de voorbijgangers aan te spreken. 39% van de autochtone bedelaars vraagt mondeling om een gift. Dit is slechts voor 3% van de Roma het geval. Agressief of luidruchtig gedrag werd genoteerd voor slechts 5,7% van de bedelaarspopulatie, doorgaans was deze groep onder invloed van alcohol. Slechts één Roma was agressief of luidruchtig.
7
8
Op basis van drie bronnen werd een inventaris opgesteld die als basis diende voor het veldwerk. 1. Regelmatige gebruikers van de Brusselse openbare ruimte (studenten, pendelaars, straathoekwerkers, bewoners…) registreerden gedurende een beperkte periode de plekken waar ze bedelaars opmerkten; 2. Wijkagenten van de verschillende politiezones bezorgden ons lijsten met gekende bedelplekken, 3. Zelf voegden we het metronet, supermarkten en openbare markten toe. In totaal telde de inventaris 255 potentiële bedellocaties. Frankrijk (3,7%), Marokko, Hongarije, Duitsland (allen 0,9%), Engeland, Italië, Portugal, Polen, Algerije, Chili (allen 0,4%).
4
Een kleine minderheid van de bedelaars bedelt in groep (8,7 %). Ongeveer een vierde (23 %) van de autochtone bedelaars was vergezeld van zijn hond. Roma bedelen vaak (43,4% met minstens één kind bij zich.
B. Roma bedelaars 1. Een uitzichtloze situatie in het land van herkomst De bedelaars van Roemeense herkomst behoren op een uitzondering na tot de Roma-etnie. Extreme (generatie)armoede loopt als een rode draad doorheen hun levensverhalen. Een tekort aan middelen in het ouderlijke gezin hypothekeerde voor bijna alle respondenten de schoolloopbaan. Een op vier heeft nooit de schoolbanken gezien en de mediaan van de leeftijd tot welke men naar school is gegaan, bedraagt slechts 10,5 jaar. Meerdere respondenten werden al vroeg in hun leven geconfronteerd met ziekte of sterfte van naaste familieleden. Naast (toegang tot) gezondheidszorg vormt ook huisvesting een belangrijk probleem in het land van herkomst. Men leeft met zeer uitgebreide families in kleine huisjes zonder basisvoorzieningen zoals waterleiding. Van op jonge leeftijd start men zelf een gezin, dat men amper kan onderhouden. Ondanks de krapte op de arbeidsmarkt, heeft ongeveer de helft van de meerderjarige Roma (46,9 %) ooit gewerkt in Roemenië. Het gaat weliswaar om minderwaardige en slecht betaalde arbeid, vooral op het veld. Samen met de lage werkgelegenheid maakt het gebrek aan kwalificaties het voor hen zeer moeilijk om in het thuisland aan een degelijke baan te raken. Sociale uitkeringen bieden weinig soelaas: ze zijn nauwelijks te verkrijgen en de bedragen zijn erg laag. Vaak wordt verondersteld dat bedelarij een traditionele of cultureel bepaalde overlevingsstrategie is voor de Roma. De resultaten van ons onderzoek spreken dit tegen: op een uitzondering na hebben de respondenten pas in België voor het eerst gebedeld. Het migratieproces van de Roma bedelaars kan samengevat worden in een schema zoals hieronder weergegeven.
Figuur 1. Beslissingen en gebeurtenissen bij migratie
5
2. Problematisch verblijfsstatuut Een minderheid van de respondenten komt voor een periode van drie maanden, de eigenlijke limiet om als ‘toerist’ in ons land te verblijven. Sommigen die een langer verblijf voor ogen hebben, dienen een asielaanvraag in bij de Dienst Vreemdelingenzaken van het ministerie van binnenlandse zaken. De aanvraag tot asiel wordt op een uitzondering na afgekeurd. Velen slaan deze stap dan ook over en doen onmiddellijk een aanvraag tot verblijf omwille van humanitaire redenen.9 Men ontvangt een bewijs van de aanvraag en dit is het document dat Roma bij zich dragen, beter gekend onder de naam ‘9§3’. Het geeft geen recht op sociale hulp of op arbeid. Een aanvraagformulier beschermt evenmin tegen uitwijzing. De behandeling van de aanvragen kan zeer lang aanslepen. Geen enkele van onze respondenten was geregulariseerd op het moment van het interview. Een groot aantal had al een repatriëring achter de rug maar dit belette hen niet om telkens terug te keren naar ons land.
3. Hoe overleven de Roma in Brussel? HUISVESTING: Slechts enkele respondenten waren een tijdje dakloos wanneer ze arriveerden in België. Bijna alle geïnterviewde Roma huren een appartement of studio in de kansarme buurten van Brussel10. Gemiddeld wonen er 7,7 personen op een beperkte oppervlakte. Een op vier respondenten leeft met meer dan 9 personen samen11. Voor de huur legt men geld bijeen met de andere (Roma) bewoners die eveneens bedelen. Door de versterkte strijd tegen huisjesmelkers leeft men met een permanente angst voor onbewoonbaarverklaring waardoor men op straat zou belanden. INKOMEN: De geïnterviewde Roma hebben omwille van hun verblijfsstatuut geen recht op arbeid of op een uitkering. Voor hun inkomen zijn ze volledig afhankelijk van het geld dat ze bijeen bedelen. Een parallel onderzoek naar de opbrengst van bedelarij concludeert dat een Romavrouw gemiddeld 16,8€ verdient per dag. Voor gemeenschappelijke kosten zoals huishuur en voedsel, legt men geld bijeen met de personen waarmee men samenleeft. Vele respondenten zoeken klusjes in het zwart12 om wat meer te verdienen en aan de vernedering van de bedelarij te ontsnappen. Slechts zelden vindt men dergelijk werk. Het bedrag waarmee Roma zien te overleven is bijzonder laag. Toch ervaren de respondenten dit als een reële verbetering ten opzichte van de situatie in het thuisland. Hier in België kunnen ze hun kinderen voeden, zijn ze beter gehuisvest en kan men zelfs wat geld sparen om op te sturen naar achtergebleven familie in Roemenië. HULPVERLENING: Roma bedelaars doen amper beroep op instanties die voedselhulp of materiële hulp bieden. Het bestaan van dergelijke initiatieven wordt naar deze groep amper gecommuniceerd13. Men is dan ook niet op de hoogte van de mogelijkheden. Roma hanteren hun eigen strategieën: voedsel vindt men goedkoop of gratis (resten) op de markt, kledij vindt men in vuilniszakken. 9
10 11 12 13
Artikel 9, derde lid van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. Om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning om humanitaire redenen, moet men aan een van de drie voorwaarden voldoen: ofwel moet men kunnen aantonen dat de asielprocedure onredelijk lang aansleept, dan wel dat men met ernstige medische problemen te kampen heeft en tot slot komen ook slachtoffer van een ‘prangende humanitaire situatie’ in aanmerking. De meesten wonen in Schaarbeek en Molenbeek. Het maximumaantal dat ons werd meegedeeld is 20. Bijvoorbeeld als poetsvrouw of om te strijken bij mensen thuis. Ter illustratie: er is in het hele Brusselse Gewest slechts één straathoekwerkster in dienst die de Roemeense taal verstaat en specifiek werkt met Roma. Ze werkt bovendien slechts halftijds.
6
Voor medische zorg kan iedereen die in België verblijft, ongeacht de verblijfsstatus, beroep doen op dringende medische hulpverlening14. Roma zijn niet altijd op de hoogte van de mogelijkheden en kennen de procedure niet. 27,4% van de respondenten heeft geen enkel idee waar terecht te kunnen bij ziekte. Vaak gaat men rechtstreeks naar de apotheker voor medicatie, of men gebruikt de medicijnen die men in grote hoeveelheden uit Roemenië heeft meegebracht. Wanneer men toch beroep doet op medische diensten, wordt men soms niet naar behoren geholpen. Terwijl men de eigen gezondheid lijkt te verwaarlozen, heeft men wel een opvallende aandacht voor de gezondheid van de kinderen. Enkele consultatiebureaus van Kind en Gezin worden druk bezocht door Roma. Vooral de dienst die verbonden is aan Integratiecentrum Foyer kent een groot succes. Men wordt er in het Roemeens geholpen en heeft er aandacht voor de specifieke problemen van deze groep. Mond-aan-mond reclame zorgt voor een ware toeloop. De keerzijde van het succes van dit soort diensten, waarvan er spijtig genoeg maar enkele bestaan, is dat ze overbevraagd worden.
4. Sociaal netwerk als hoeksteen van de Roma gemeenschap Het hele (over)leven van de Roma is gebaseerd op het sociaal netwerk (gezin, uitgebreide familie, ruimere Roma-gemeenschap). Waar mogelijk helpt men elkaar (geld, huisvesting, voedsel…) en op die manier verzekert men zich ervan dat anderen hen ook zullen helpen wanneer daar nood aan is. De onderlinge hulp beperkt zich niet tot de gemeenschap die in België verblijft. Wanneer mogelijk wordt het bedelgeld gespaard om af en toe iets op te kunnen sturen naar de achtergebleven familie in Roemenië. De Roma mogen dan wel een ruim sociaal netwerk hebben, de contacten blijven beperkt tot de eigen gemeenschap, waar armoede een algemeen gegeven is. Men heeft amper contacten buiten de Roma gemeenschap. Dat maakt het des te moeilijker om de cirkel van armoede te doorbreken.
5. Wat met de kinderen? Roma die met hun kind(eren) bedelen, doen dat niet voor het plezier maar wel om datzelfde kind te kunnen voeden. Bedelen met een kind brengt niet meer geld in het laatje dan bedelen zonder, voor het inkomen is het dus niet nodig dat de kinderen mee de straat op gaan. De vraag is echter waar men het kind moet laten. Wanneer een familielid thuis ‘babysit’, dan betekent dit een inkomen minder. Georganiseerde oppas en crèches zijn ongekend en kostelijk. Men heeft bovendien de gewoonte om gedurende lange tijd borstvoeding te geven, waardoor de kleintjes in ieder geval in de buurt van de moeder moeten blijven. Wanneer het zeer slecht weer is of wanneer het kind ziek is, probeert men wel een oplossing te vinden en blijft men (of een familielid) thuis met het kind. Men schaamt zich ervoor dat men de kinderen meeneemt en merkt aan de reacties van voorbijgangers dat het bedelen met kinderen niet wordt geapprecieerd in ons land. Wanneer we de respondenten confronteerden met de geruchten dat ze hun kinderen zouden verdoven,
14
Koninklijk besluit van 12 december 1996 betreffende de dringende medische hulp die door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn wordt verstrekt aan de vreemdelingen die onwettig in het land verblijven, Belgisch Staatsblad, 31 december 1996
7
reageerden ze verbolgen. Kinderen zijn bijzonder belangrijk in het leven van Roma en ze worden doorgaans zeer goed verzorgd15. Ieder kind dat in ons land verblijft, heeft recht op scholing. Toch zijn de kinderen van slechts 13 respondenten ingeschreven in een Brusselse school. Verschillende drempels staan scholing in de weg. Men kent ons schoolsysteem niet, kan zich niet verstaanbaar maken in het Frans of het Nederlands, wordt soms niet ernstig genomen wanneer men zich bij een school aanmeldt, kan de praktische zaken die aan scholing verbonden zijn niet bekostigen of organiseren. De respondenten vinden educatie nochtans ontzettend belangrijk. Men beseft zeer goed dat een degelijke opleiding de enige manier is waardoor hun kinderen een betere toekomst kunnen opbouwen. Met deze idee voor ogen laat een ruim aantal respondenten een of meerdere kinderen bij familie in Roemenië achter. Daar gaan ze naar school. De ouders sturen regelmatig geld om de schoolkosten te kunnen betalen en bezoeken de kinderen tussendoor of brengen hen mee naar België tijdens de schoolvakanties.
6. Criminele netwerken: mythe of realiteit? De gedachte dat Roma bedelaars het slachtoffer zijn van criminele netwerken is wijdverspreid. Tijdens de interviews met sociale werkers en politieagenten merkten we dat ook sommigen van hen ervan overtuigd zijn dat Roma hun geld moeten afgeven aan een ‘bendeleider’. Naar aanleiding van het vermoeden van het bestaan van dergelijke netwerken, heeft de wetgever recent zelfs een bijzondere clausule in het leven geroepen.16 Tijdens het verloop van het onderzoek en de talloze uren veldwerk, vonden we nochtans geen enkele indicatie voor de ‘criminele netwerken’ waarover in de media zoveel sprake is. Zelfs het hoofd van de Federale politie, dienst mensenhandel kon geen recente voorbeelden geven van dergelijke praktijken. Het onderzoek naar de opbrengst van bedelarij komt bovendien tot dermate lage bedragen, dat het weinig winstgevend zou zijn voor criminele netwerken om hier munt uit te slaan.
7. Contacten met voorbijgangers en politie RELATIE MET VOORBIJGANGERS: Roma bedelaars hebben een ambivalente relatie met de voorbijgangers. Aan de ene kant zijn ze voor hun inkomen afhankelijk van de giften en zijn ze dankbaar voor de vrijgevigheid. Met sommige voorbijgangers ontstaat een enigszins duurzaam contact: zij geven op regelmatige basis geld, voedsel of kledij. Het contact blijft echter beperkt omdat de Roma onvoldoende kennis hebben van het Frans en het Nederlands. Naast de positieve contacten met voorbijgangers, worden ook regelmatig negatieve reacties gemeld: negatie, intimidatie en zelfs agressie. Roma reageren gelaten op deze negatieve reacties. RELATIE MET DE POLITIE: Roma bedelaars hebben geen goede band met de politie. 74,5% van hen evalueert het politieoptreden als negatief. Dat is niet verwonderlijk gezien 94,6% van hen al minstens een keer door de politie werd weggejaagd van de bedelplek. Men leeft met de permanente angst opgepakt en uitgewezen te worden. 53% werd reeds gearresteerd tijdens het 15
16
Hiervoor baseren we ons op de zelfrapportering, de observatie van hun kinderen en de gesprekken met sociale werkers. Wet van 10 augustus 2005 tot wijziging van diverse bepalingen met het oog op de versterking van de strijd tegen de mensenhandel en mensensmokkel en tegen de praktijk van huisjesmelkers, Belgisch Staatsblad, 2 september 2005.
8
bedelen. Na arrestatie wordt de verblijfsstatus gecontroleerd. Bij negatief advies van Dienst Vreemdelingenzaken moet men het land verlaten. Onrustwekkend is dat ook misbruik door de politie werd gemeld: het verscheuren van de verblijfspapieren, doelbewuste vernedering, afgezet worden op een afgelegen plek, slagen en verwondingen17…
8. Toekomstperspectieven Wanneer we de respondenten vragen naar hun verwachtingen voor de toekomst, dan komen eerst en vooral de kinderen ter sprake. Roma willen een betere toekomst voor hun kinderen en zien scholing als een belangrijke schakel daarin. Sommigen hopen in ons land te kunnen blijven en hier werk te vinden. De meesten willen op termijn echter terug naar Roemenië en proberen in ons land voldoende geld te kunnen sparen om hun huisje in Roemenië op te knappen en een beter leven in hun thuisland mogelijk te maken. Roma beklagen zelf de negatieve beeldvorming die over hen bestaat en uitten de hoop dat de perceptie in de toekomst verandert.
C. Autochtone bedelaars18 1. Problematische levensverhalen De autochtone bedelaars hebben elk hun eigen verhaal. Binnen deze unieke verhalen zijn echter heel wat overeenkomsten te ontwaren. De levens van de respondenten zijn van bij aanvang getekend door trauma’s en verlieservaringen. Bij de autochtone bedelaars komen veel ernstige familiale problemen voor die vaak resulteerden in plaatsing in een instelling. Tijdens de adolescentie escaleren problemen en krijgen de respondenten voor het eerst te maken met thuisloosheid, depressie, verslaving, delinquentie… Gezien de turbulente kinderen jeugdjaren verloopt ook de schoolcarrière problematisch.19 Bij gebrek aan een solide basis en een ondersteunende omgeving, mist men in het latere leven de draagkracht om problemen op een constructieve en maatschappelijk aanvaarde manier het hoofd te bieden. Zo belandt men in een neerwaartse spiraal. Problemen stapelen zich op. Men onderneemt geregeld pogingen om het leven weer in rechte banen te krijgen, maar opeenvolgende mislukkingen verkleinen de weerstand en het gevoel van eigenwaarde. 87,9% van de autochtone bedelaars heeft in het verleden gewerkt maar kende evenwel een weinig stabiele carrière met vele onderbrekingen. Vaak stelt men dat ‘het iedereen kan overkomen’, met andere woorden dat iedereen zich op een gegeven moment in de bedelarij kan bevinden. De verhalen van bedelaars spreken dit tegen. Pas na een langdurige samenloop van negatieve factoren, beslist men te gaan bedelen, en niet eerder. Louter financiële problemen leiden niet tot een bedelaarsbestaan.
2. Dagelijks overleven DAKLOOSHEID: 62,1% van de autochtone bedelaars is dakloos. Dakloosheid is geen stabiel gegeven. Bedelaars met huisvesting hebben vaak dakloze periodes gekend in het verleden en vice versa. Niemand kiest ervoor om dakloos te zijn. Het is het gevolg van omstandigheden. 17
18
19
Deze zelfrapportering wordt deels ook bevestigd door bepaalde politieagenten en een rapport van Comité P (2004). Met ‘autochtone’ bedelaars bedoelen we de bedelaars die in België geboren zijn of een van onze landstalen als moedertaal hebben. Concreet werden enkele Fransen en enkele personen van diverse herkomst die reeds van de kindertijd in ons land verblijven, toegevoegd. De mediaan van de leeftijden tot wanneer de respondenten school liepen, is 17.
9
Men geeft aan dat het bijzonder moeilijk is om in Brussel een betaalbare woning te vinden. Ook het behouden van de woonst is voor vele respondenten problematisch (wanbetaling, overlast, hygiëne…). Slechts weinig dakloze respondenten20 maken gebruik van de accommodatie die hen ter beschikking wordt gesteld (nachtasiel en onthaalcentra). Doorgaans slaapt men in parken, stations, op straat… Er is zelden plaats in de centra voor nachtasiel en de procedures om er een bed te bemachtigen zijn frustrerend. Onthaalcentra worden gemeden wegens ‘te betuttelend’ en uit vrees voor het verliezen van de eigen autonomie. Het vinden van een betaalbare woonst is een belangrijke verzuchting van de dakloze bedelaars, maar ze vinden weinig (efficiënte) ondersteuning in de zoektocht en stoten op het structureel probleem van het tekort aan sociale huisvesting in het Brussels Gewest. INKOMEN: Iedereen die wettelijk in ons land verblijft, heeft recht op een menswaardig leven21. Dit recht wordt verwezenlijkt via de sociale zekerheid en haar residuaire stelsels. 72,3 % van de autochtone bedelaars ontvangt een uitkering.22 Niet alle autochtone bedelaars doen hun recht op een uitkering echter gelden en ook wanneer men wel een uitkering krijgt, volstaan de bedragen vaak niet om alle nodige uitgaven te betalen. Wanneer het geld wordt beheerd, bijvoorbeeld in het kader van een schuldaflossing, dan blijft er vaak amper voldoende over om van te leven. Autochtone respondenten bedelen om een inkomen te verwerven of een uitkering aan te vullen. Voor hen brengt bedelarij veel meer op dan voor de Roma bedelaars. Een mannelijke autochtone bedelaar verzamelt dagelijks gemiddeld 49,94€. Het geld wordt gebruikt voor basisuitgaven zoals voeding en huur, maar vaak gaat ook een aanzienlijk bedrag naar alcohol. Doorgaans geven de autochtone bedelaars het geld meteen uit: sparen lukt hen niet. HULPVERLENING: Men is over het algemeen goed op de hoogte van het hulpverleningsaanbod en maakt er (selectief) gebruik van. Outreachende vormen van hulpverlening, zoals het straathoekwerk, bereiken 60,3% van de autochtone bedelaars. 43,3% van de autochtone bedelaars doet beroep op voedselbedeling. Ook om te douchen, kledij te wassen…doet men beroep op tal van instanties. De diversiteit en hoeveelheid aan initiatieven wordt gewaardeerd maar anderzijds komt in de gesprekken tot uiting dat men zich weinig ondersteund voelt in het oplossen van de structurele problemen (huisvesting, werk…). 86,7% van de autochtone bedelaars zegt te weten waarheen ingeval van ziekte. Vaak gaat men echter onmiddellijk naar het hospitaal in plaats van een arts te consulteren. Voor preventieve gezondheidszorg is weinig ruimte in hun chaotische leven, al kampt een heel aantal van de autochtone bedelaars met ernstige fysieke of mentale gezondheidsproblemen.
3. Verslavingsproblemen Verslaving komt veel voor bij de autochtone bedelaars. 57% van de respondenten geeft zelf aan verslaafd te zijn of te zijn geweest. Vele bedelaars drinken al van heel jonge leeftijd.
20
21
22
Slechts 18,4 % van de autochtone dakloze bedelaars sliep de nacht voor het interview in een nachtasiel of opvangcentrum, terwijl meer dan de helft (55 %) op een publieke plaats sliep (straat, station of park). Wet 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie (Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu), Belgisch Staatsblad, 31 juli 2002. OCMW, werkloosheidsuitkering, pensioen, invaliditeitsuitkering
10
Verslavingsproblematiek is nooit een geïsoleerd gegeven maar gaat samen met moeilijke levensomstandigheden en traumatische gebeurtenissen. Enkele respondenten verduidelijken dat alcoholconsumptie ook een sociale functie heeft: wanneer ‘vrienden van de straat’ elkaar treffen, dan hoort daar niet zelden een fles bij. Er is weinig alternatief entertainment voorhanden en alcohol maakt de koude beter te verduren en helpt (tijdelijk) te vergeten. Vooral bij de jongere bedelaars komen ook andere drugverslavingen voor, zoals heroïneverslaving. Drie van de respondenten volgden op het moment van het interview een methadonkuur. De meeste bedelaars die met alcohol- of andere drugproblemen kampen, hebben in het verleden (meerdere) stoppogingen ondernomen, al dan niet op eigen kracht, meestal echter zonder succes.
4. Sociaal isolement In tegenstelling tot de Roma die een ruim sociaal netwerk hebben, leven vele autochtone bedelaars in een sociaal isolement. Contacten met de familie zijn onbestaand of verlopen bijzonder moeizaam. Vaak is de breuk met de familie te wijten aan trauma’s uit het verleden. 70,3% van de autochtone bedelaars was alleenstaand op het ogenblik van bevraging. 56,1% heeft kinderen. Slechts enkele bedelaars hebben nog contact met hun kind(eren) en dit is voor velen een bron van veel verdriet en spijt. Duurzame vriendschappen zijn een zeldzaamheid. Regelmatig verwijst men naar ‘vrienden van de straat’ die zich in een even hachelijke positie bevinden. Zelden gaat het daarbij om hechte en duurzame contacten, al komt het voor dat de solidariteit onder bedelaars bijzonder groot is en men elkaar door dik en dun steunt. De meeste respondenten zeggen echter dat men elkaar niet kan vertrouwen. Onderlinge diefstal en tal van conflicten komen regelmatig voor, vooral wanneer men teveel gedronken heeft. Een aantal respondenten heeft een zeer goed contact met een bepaalde hulpverlener die langzaamaan een vertrouwensfiguur is geworden.
5. Contacten met voorbijgangers en met de politie RELATIE MET VOORBIJGANGERS: Tijdens de diepte-interviews werd duidelijk dat het contact met voorbijgangers voor vele autochtone bedelaars van groot belang is. Vaak zijn de sporadische gesprekjes het enige sociale contact dat hen rest. Autochtone bedelaars doen dan ook meer dan de Roma aan ‘imagebuilding’. Anderzijds worden ook de autochtone bedelaars geregeld geconfronteerd met negatieve reacties. Bij negatieve of agressieve reacties van passanten zijn autochtone bedelaars, eerder dan de Roma, geneigd om in de tegenaanval te gaan. DE RELATIE MET DE POLITIE: De autochtone bedelaars hebben een betere band met de politie dan de Roma. ‘Slechts’ 27,8% van hen beoordeelt het politieoptreden als negatief. Autochtone bedelaars worden nochtans ook geconfronteerd met repressie. 58,2% van hen werd reeds weggestuurd van de bedelplek en 35,5% werd in het verleden minstens eenmaal gearresteerd tijdens het bedelen. Al is bedelen niet strafbaar in België, toch halen agenten de druk van handelaars aan als legitimering om repressief op te treden. Autochtone bedelaars kennen de politie echter ook op een andere manier. Sinds november 2003 kunnen daklozen en bedelaars terecht bij de twee inspecteurs van de politiecel Herscham, een project dat ondermeer de administratieve en gerechtelijke problemen van deze mensen aanpakt. Op donderdag trekken de agenten de straat op om de doelgroep op te zoeken 11
in de verschillende metro- en treinstations. Verschillende respondenten kwamen al met hen in contact en zijn zeer tevreden over de dienstverlening en de respectvolle aanpak.
6. De toekomst De respondenten dromen van een ‘normaal’ leven. Ze verlangen eenvoudige zaken zoals een eigen plek om te wonen, affectieve contacten, een eigen inkomen… maar lijken op eigen kracht niet in staat hun situatie te veranderen. De vele (ook structurele) obstakels maken hen soms moedeloos.
12