BEKNOPTE SAMENVATTING (Short summary in Dutch) De Koerden zijn een islamitisch volk van overwegend boeren. Met hun aantal van ca. 14 miljoen zijn zij een van de grootste volkeren van het Midden Oosten. Koerdistan, hun woongebied, is verdeeld over Turkije, Iran, Iraq en Syrie, met enkele uitlopers in de Sovjet Unie. In al deze landen voelen de Koerden zich als volk gediscrimineerd, achtergesteld en RQaHUGUXNW Een aanzienlijk deel van de Koerden, kleine boeren en landloze arbeiders, wordt bovendien economisch uitgebuit door grootgrondbezitters, woekeraars en handelaren. Mechanisering van de landbouw en opneming in het wereldhandelssysteem hebben de tegenstellingen tussen bezitters en bezitslozen verscherpt. Gedurende de laatste eeuw heeft een groot aantal opstanden met een nationalistisch karakter plaats gehad in Koerdistan, en in de laatste halve eeuw zijn (arme) boeren ook enkele malen tegen de grootgrondbezitters opgestaan, soms zelfs met geweld. Beide soorten émancipatiebewegingen werden en worden echter voortdurend doorkruist doordat de loyaliteit van veel Koerden jegens een stamhoofd of een religieus leider in crisissituaties sterker blijkt don de gevoelens van solidariteit gebaseerd op abstracter begrippen als natie of klasse. Dat soort oer-loyaliteiten leidt een taai leven: wel veranderen zij onder invloed van uitwendige foetoren, moor verdwijnen doen zij niet geheel. Op hun beurt beïnvloeden zij ook weer de aard van nationalisme en klassebewustzijn. Dit boek goot voornamelijk over deze oer-loyaliteiten, of liever, over de groepen en typen leiders die in het brandpunt ervan staan. Allereerst zijn daar de stom en het stamhoofd. Niet· alle Koerden zijn in stammen georganiseerd. In bepaalde gebieden leven tribale (tot stammen behorende) en niet-tribale Koerden als géscheiden kosten naast elkaar. De tribale Koerden vormen de (sociale) bovenlaag, de niet-tribale verkeren vaak in een positie van horigheid aan een stomhoofd of stamleden. Vroeger, toen veel meer stammen dan nu nog nomadisch of half-nomodisch waren, was het verschil tussen beide groepen duidelijker. De vaak geopperde veronderstelling dat de tribale Koerden de "echte" Koerden zouden zijn, die als nomadische stommen een reeds aanwezige boerenbevolking onderworpen en verkoerdischt hebben, is in haar algemeenheid zeker niet juist. In de loop van de tijd zijn veel niet-tribale Koerden tribaal geworden en omgekeerd; oude stommen verdwenen, terwijl nieuwe als uit het· niet ontstonden. In theorie bestaat een stom uit de nakomelingen van één, of een beperkt aantal, gemeenschappelijke voorouders; in de praktijk klopt daar vaak niet veel van. Iedere stom bevat ook mensen van "vreemde" oorsprong die zich daar loter bij gevoegd hebben - vaak als aanhangers van een of ander groot leider van die stom. Toch voelen zij zich als door een soort verwantschap met de stom verbonden. Het tot de zelfde stom behoren geeft de leden een onderlinge solidariteit en zet hen apart van andere stommen en van de niet-tribale Koerden. Die solidariteit geldt overigens niet alle stamgenoten in dezelfde 463
mate. Iedere stam bestaat uit een aantal deelstammen, die elk op hun beurt weer uit een aantal kleinere eenheden bestaan, enz. Op hoe lager niveau men komt, d.w.z. hoe kleiner de groepen zijn, des te sterker deze geledingen van de stam op "zuivere" afstammingsgroepen gelijken; de geleding is langs lijnen van bloedverwantschap. Op "hoger" niveau (dat van deelstammen, of van de ordening van stammen in confederaties) spelen politieke factoren, vooral het volgen van een bepaald leider, een belangrijker rol. De gelede structuur van de stam is een van zijn belangrijkste kenmerken (voor een meer volledige opsomming van kenmerken die in hoofdstuk II aan de orde kwamen, zie pag. 145 e.v.). Deze structuur komt vooral tot uiting in conflicten. Als belangrijkst voorbeeld van zulke conflicten is de bloedvete uitvoerig behandeld (pag. 59-69). Typerend is dat het bij zulke conflicten nooit gaat tussen individuen, maar tussen groepen. Bij een conflict binnen de stam komen dus steeds twee deelgroepen (van hetzelfde niveau van geleding) tegenover elkaar te staan. Zulke conflicten kunnen alleen worden bijgelegd wanneer er tussen beide partijen bemiddeld wordt. Daartoe is iemand nodig wiens gezag door beide erkend wordt; hij kan uiteraard niet zelf tot een van beide behoren. Om deze reden is het begrijpelijk dat zoveel stammen 1 vooral de grotere, stamhoofden hebben die van andere 'herkomst zijn dan de gewone leden (zoals vele Europese vorstenhuizen ook van vreemde herkomst waren). Sinds de macht van de werkelijk grote stamhoofden door de staat beknot is (en daarmee ook de grote stammen in feite uiteenvielen), njn het veelal sjechs, religieuze leiders, buiten de stamstructuur staand, die in conflicten een bemiddelende rol spelen. Sommige van deze sjechs genoten of genieten een bijna afgodische verering van de kant van de eenvoudige religieus denkende Koerden, wat hen in staat stelde belangrijke politieke rollen te spelen in de geschiedenis van Koerdistan vanaf het midden van de vorige eeuw. In verband met de machtspositie van stamhoofden en sjechs is het verleidelijk te spreken van "traditioneel" gezag, als tegenhanger van het "moderne" gezag dat door de staat (of de nationalistische beweging) uitgeoefend wordt. Die term is echter misleidend. Zoals op zovele andere plaatsen werden stamhoofden in Koerdistan machtiger doordat (omringende) staten macht aan hen delegeerden. Evenzo is de politieke machtspositie die sjechs bekleedden en bekleden een gevolg van sociale en politieke ontwikkelingen in de 19e eeuw. Zo traditioneel zijn die machtsposities dus niet. In hoofdstuk III laat ik zien dat ook de stam zelf niet zomaar een geleidelijk afstervend overblijfsel uit het verleden is, maar dat de stammen zoals die nu bestaan hun huidige karakter hebben gekregen als gevolg van een eeuwenlang contact met omringende staten. Rond 1500 waren stammen niet de belangrijkste sociale eenheden, maar waren ze verenigd in Koerdische vorstendommetjes (emiraten), onder heersershuizen die prat gingen op soms eeuwenlange voorgeschiedenis. In het begin van de 16e eeuw onderwierpen de meeste van deze Koerdische emiraten zich aan het toen machtige en VQHO groeiende Osmaanse ("Turkse") Rijk (dat overigens zelf was voortgekomen uit een soortgelijk, Turks, emiraat). In ruil voor betaling van belasting en deelname van gewapende Koerden aan de veldtochten van de sultans verkregen de Koerdische 464
heersers (mîrs) erkenning van hun positie, wat deze consolideerde. Het geval van Bitlis (in detail beschreven op pag. 195-208) maakt duidelijk hoe groot de onafhankelijkheid ten opzichte van het Osmaanse Rijk bleef. De emiraten waren eigenlijk meer vazalstaten dan provincies van het Rijk. Pas in de 19e eeuw kwam daar een eind aan, toen de sultans - op aandrong vanuit Europa - een beleid van centralisering begonnen uit te voeren. De mîrs werden afgezet en verbannen; de emiraten vielen spoedig uiteen in elkoor bevechtende stommen en stammetjes, aangevoerd door stamhoofden en aspirant-stamhoofden die allemaal probeerden zoveel mogelijk van het ontstane mochtsvacuum op te vullen. De ambtelijke hierarchie van het Osmaanse Rijk werd geleidelijk uitgebreid, ook in Koerdistan. Steeds meer macht werd direct door ambtelijke gouverneurs uitgeoefend, steeds minder werd gedelegeerd aan Koerdische leiders. Bovendien waren het leiders van steeds lager niveaus die in contoet kwamen met overheidsvertegenwoordigers (en daar plaatselijke mocht aan konden ontlenen). Het gevolg was dot stammen niet verdwenen, maar veranderden. Grote stommen treden nooit meer als een eenheid op, en de leiders die het sterkst kunnen rekenen op steun van hun stomgenoten zijn die van kleine stammen of van deelstommen (de typische Koerdische autoriteit van nu is de dorpsogho). In de laatste 4 eeuwen zijn de Koerdische stommen aldus onder invloed van contact met het Osmaanse Rijk (en njn opvolgers Turkije, Iraq en Syrie) voortdurend kleiner en minder gecompliceerd JHZRUGHQ ze hebben a.h.w. de evolutionaire ladder in omgekeerde volgorde döorlopén. Een ander gevolg van het verval van de emiraten was de snelle opkomst van sjechs als politieke leiders. Er waren altijd wel sjechs geweest, gerespecteerde vrome mannen met een reputatie van heiligheid, die met één been in de mystiek stonden en vaak met het andere in kwakzalverij. Pas toen de mîrs verdwenen waren echter, traden sjechs ook als politieke leiders op de YRRUJURQG ze waren toen de enige autoriteiten wier gezag door meer dan één stam erkend werd. In het geleidelijk ontwakende Koerdisch nationalisme hebben sjechs daardoor een belangrijke rol gespeeld. Van belang is dot de s jechs leidende posities innemen in de derwisj- of soefi-ordes. In hoofdstuk IV worden de geschiedenis en de rituelen van de twee in Koerdiston aanwezige or.des ( Qodiri en Naqs j band i) behandeld. Regeringen hebben - het meest radicaal in Turkije onder Atatürk - geprobeerd het gezag van deze sjéchs te breken, maar die pogingen njn tot dusver maar zeer ten dele succesvol geweest. Vooral in de economisch minst ontwikkelde delen van Koerdistan, waar bovendien stamconflicten nog veel voorkomen, is hun greep op de bevolking nog zeer stevig. Vanuit diverse Koerdische kiesdistricten werden sjechs in het parlement van Turkije gekozen. Hoofdstuk V behandelt een van de eerste grote nationalistische opstanden, die in 1925 in Turks Koerdistan plaats vond en geleid (of beter: gecoordineerd) werd door Sjech Sa'id ar[ Seîd). De motivatie van de meeste deelnemers (allen uit een betrekkelijk beperkt gebied ten noordoosten van Diyarbekir) was een mengsel van religieuze verontwaardiging over de seculariseringsmaatregelen die AtatUrk in Turkije invoerde, protest tegen meer regeringsinmenging in zaken op
465
plaatselijk niveau, een bijna blinde gehoorzaamheid aan de eigen stamhoofden, en tenslotte werkelijk nationalistische gevoelens. De laatste waren in belangrijke mate ontstaan als reactie op de reeds begonnen discriminatie tegen de Koerden. In deze opstand traden de Koerden op in stam-eenheden (als stammen of deelstammen), onder de eigen stamleiders. Grotere acties, waaraan meer dan een stam deelnam, werden gecoordineerd door een van de sjechs (er ZRV een tiental sjechs, allen uit hetzelfde gebied, bij de opstand betrokken). De algehele coordinatie en leiding van de opstand was in handen van Sjech Sa'id, geassisteerd door een comité van enkele stamhoofden. Het was de deelname van sjechs die een gezamenlijk optreden van de vele kleine stammen van dit gebied mogelijk maakte. In hoofdstuk VI tenslotte tast ik voorzichtig naar antwoorden op de vraag onder welke omstandigheden de oer-loyaliteiten jegens stamhoofden of sjechs worden doorbroken en plaats maken voor een minder particularistische opstelling (nationalistisch of op basis van klasse). Verscherping van de economische uitbuiting door het stamhoofd of de sjech blijkt op zich niet voldoende voor de uitgebuite volgelingen om een eind aan die loyaliteit te maken; wel lijkt het een noodzakelijke voorwaarde. In de behandelde gevallen waar nationalisme of klasse-saamhorigheid sterker bleken dan de loyaliteit jegens de "traditionele" autoriteiten, waren steeds externe factoren aan te ZLM]HQ als (mede-)bepalend.
466
Curriculum vitae Martin van Bruinessen was born at Schoonhoven on July 10, 1946. Secondary education (gymnasium ) at the Christelijk Lyceum, Gouda. In 1964 he enrolled at fhe State University of Utrecht, where he stuclied rnathematics and physics, since 1966 also social anthropology. In 1971 hetook his master's degree ("doctoraalexamen") in theoretica! physics, cum laude. Previously, in 1970, he had taken a "candidaats" degree in anthropology. From 1971 to 1973 he taught rnathematics at a secondary school in Utrecht, then travelled a little. The research for this thesis was carried out from mid1974 to mid-1976, as a research fellow of the Netherlands Organization for the Advancement of Pure Research (Z.W.O.) .
467
468