Bekkenbodem- en incontinentie-operaties
Bekkenbodem- en incontinentieoperaties Er zijn verschillende soorten urine-incontinentie en verschillende soorten verzakkingen. De eerste vorm van urine-incontinentie is zogenoemde inspanningsincontinentie (stressincontinentie). Hierbij ontstaat urineverlies bij inspanningen als sporten, dansen, hoesten, niezen of persen. De tweede vorm is aandrangsincontinentie (urge-incontinentie) waarbij het urineverlies ontstaat door het niet kunnen ophouden bij plots opkomende hevige aandrang. Soms komen deze twee soorten samen voor. Bij een verzakking kan sprake zijn van een verzakking van de voorwand van de schede (cystocele of blaasverzakking). Hierbij zakt de voorwand van de schede naar beneden en is het mogelijk dat er plasklachten of blaasontstekingen ontstaan. Ook kan er sprake zijn van een verzakking van de achterwand van de schede (rectocele of endeldarmverzakking). Hierbij zakt de achterwand van de schede en kunnen moeilijkheden ontstaan met het krijgen van ontlasting. Ook kan de baarmoeder gezakt zijn (descensus uteri) of als de baarmoeder verwijderd is, kan de top van de vagina (topprolaps) gezakt zijn. De verschillende vormen van verzakking kunnen ook samen voorkomen. Het besluit tot een operatie Of u samen met de arts tot een operatie besluit is afhankelijk van de ernst van uw klachten en van de onderzoeksbevindingen. Ook is het belangrijk te weten of er niet-operatieve mogelijkheden zijn. Zo is het bij inspannings-incontinentie zeker de moeite waard eerst het resultaat van fysiotherapie af te wachten. Niet zelden blijkt een operatie na fysiotherapie niet meer nodig te zijn. Geeft u borstvoeding, dan is het verstandig om met uw keuze te wachten tot ten minste zes maanden na het stoppen en dan te beoordelen hoe ernstig uw klachten nog zijn. Bij verzakkingen en ook bij inspanningsincontinentie is het soms zinvol eerst een ring te proberen. Niet alle bekkenbodemproblemen kunnen
1
geopereerd worden. Dat geldt bijvoorbeeld voor aandrangsincontinentie. Omdat afwijkingen van de bekkenbodem niet levensbedreigend zijn, kunt u rustig de tijd nemen om de voor- en nadelen van een operatie tegen elkaar af te wegen. De voorbereiding voor een operatie Het is belangrijk dat u voor een operatie een zo goed mogelijke conditie hebt. U krijgt vaak eerst een uitgebreid onderzoek. Soms wordt u hiervoor naar een internist verwezen. De anesthesioloog bespreekt op de poli anesthesie vooraf aan de opname met u welke verdoving u tijdens de operatie krijgt. Bij operaties die via de schede plaatsvinden, zijn meestal algehele verdoving (narcose) of een ruggenprik mogelijk. Bij buikoperaties is meestal een narcose noodzakelijk. Tijdens de opname in het ziekenhuis krijgt u medicijnen om trombose te voorkomen. Deze injecties in buik of bovenbeen worden voor de operatie gestart. Vaak worden voor en/of tijdens de operatie antibiotica gegeven om infecties tegen te gaan. Bent u overgevoelig voor bepaalde antibiotica of andere geneesmiddelen, dan moet u dit voor de operatie laten weten. Operaties voor inspanningsincontinentie Het doel van een operatie voor inspanningsincontinentie is het afsluitmechanisme van de blaas te verstevigen. De overgang tussen de blaas en de urinebuis, die vaak wat naar beneden gezakt is, wordt omhoog getrokken of opgeduwd zodat de urine minder gemakkelijk uit de blaas wegstroomt. De operatie wordt uitgevoerd via de schede. Er wordt een zogenoemd bandje (midurethrale sling ofwel TVT) geplaatst onder de plasbuis via een klein sneetje. U heeft dus een klein wondje in de vagina. Er zijn verschillende soorten bandjes en bij sommige bandjes zijn er twee kleine sneetjes in de liezen nodig. Na de operatie heeft u een katheter in de blaas en is het belangrijk dat u na verwijdering van de katheter weer kunt plassen. Als het goed is kunt u de volgende 2
dag of soms dezelfde dag (afhankelijk van het type bandje) weer naar huis. Het is mogelijk dat u pijn of soms een bloeduitstorting heeft in de lies of het bovenbeen. Dit komt omdat het bandje soms door de spieren heen wordt aangebracht. Deze klachten verdwijnen vaak weer snel.
Onder de plasbuis wordt een bandje geplaatst
Soms gebeurt het dat u na verwijderen van de katheter niet goed kunt plassen en er te veel urine in de blaas achterblijft. In dit geval mag u wel gewoon naar huis maar blijft de katheter in uw blaas. De zak wordt aan uw been bevestigd. U ondervindt hier weinig hinder van. Enkele dagen later komt u naar het ziekenhuis om te controleren of u goed kunt plassen en de katheter kan worden verwijderd. Bij 86% van de vrouwen geeft deze operatie een goed resultaat. Er is geen ongewild urineverlies meer. Bij 8% is er een duidelijke verbetering van de klachten. Bij 6% helpt de operatie niet. Door deze goede resultaten, het kleine risico op complicaties en de lage belasting voor patiënten, is dit de meest gebruikte operatie voor inspanningsincontinentie. operaties voor verzakkingen Bij een verzakking kunnen verschillende anatomische afwijkingen bestaan. De blaas, de baarmoeder of een deel van de dikke darm (het rectum) kan verzakt zijn. Na een baarmoederverwijdering kan de top van de schede verzakt zijn. Een enkele keer is er sprake van 3
een verzakking van de dunne darm in de wand tussen de schede en de dikke darm. Ook kunnen verschillende organen tegelijk verzakt zijn. Voorwandplastiek (SSS anterior of VPVR) Deze operatie wordt uitgevoerd als de voorwand van de schede verzakt is. De gynaecoloog verricht deze operatie via de schede. De uitgezakte voorwand van de schede met daarachter de blaas, die u soms als een bol in de opening van de schede ziet of voelt uitpuilen, wordt op zijn plaats teruggebracht. De gynaecoloog maakt in het midden van de voorwand van de schede de schedewand los van de uitbollende blaas en de urinebuis die daaronder ligt. Het slappe steunweefsel onder de blaasbodem wordt verkort en verstevigd. Daarna wordt de bekleding van de schedewand, die ook te wijd en te slap geworden is, gedeeltelijk weggenomen. De wand van de schede wordt daarna over het bindweefsel en de blaas gehecht. Zo komt de voorwand van de schede weer op de plaats waar deze hoort en is de uitstulping verdwenen. Achterwandplastiek (SSR posterior) Bij de achterwandplastiek wordt eerst de uitgerekte achterwand van de schede, die u als een bol in de schede ziet uitpuilen, weer op zijn plaats gebracht. In het midden van de achterwand van de schede maakt de gynaecoloog de schedewand los van de uitbollende dikke darm die daaronder aanwezig is. Vervolgens wordt het slappe bindweefsel rond de darm verkort en verstevigd. Daarna neemt de gynaecoloog de bekleding van de schedewand, die te wijd en te slap geworden is, gedeeltelijk weg. De wand wordt daarna over het bindweefsel en de darm gehecht. Soms wordt er nog een bekkenbodemplastiek aan de achterwandplastiek toegevoegd. Hierbij worden de bekkenbodemspieren die zich aan de achterkant van de schede bevinden, naar elkaar toegetrokken. Hierdoor wordt de bekkenbodem verstevigd en wordt de ingang van de schede nauwer.
4
Verzakking van de baarmoeder Bij verzakking van de baarmoeder zijn twee operaties mogelijk. - Sacrospinale fixatie (SSF) Bij een sacrospinale fixatie wordt de baarmoeder door middel van twee onoplosbare hechtingen vastgezet aan een stevige peesachtige structuur diep in het bekken (sacrospinale ligament). De operatie wordt vaak gecombineerd met een voorwand- of eventueel een achterwandplastiek.
Bij een SSF wordt de vagina iets naar achter het bekken in getrokken. Dit zorgt ervoor dat de hoek van de vagina iets anders wordt. Sommige vrouwen merken dit met vrijen. Ook is het mogelijk dat er pijn in de bil ontstaat na de operatie. Dit komt door de hechtingen die zijn vastgezet. Dit gebeurt ongeveer bij 10% van de vrouwen en verdwijnt over het algemeen na enkele weken weer. Het succespercentage van deze operatie is tussen de 80 en 90%. - Vaginale baarmoeder verwijdering (“vaginale uterus extirpatie”) Soms adviseert de gynaecoloog om de baarmoeder te verwijderen. De operatie gebeurt via de schede. Na verwijdering van de baarmoeder zet de gynaecoloog de uitgerekte ophangbanden, na inkorting, weer vast op de top van schede. 5
ijkoperaties bij een verzakking K Bij sommige vormen van verzakking adviseert de gynaecoloog een kijkoperatie. Hierbij wordt de baarmoeder of de top van de schede (na een baarmoederverwijdering) met behulp van kunststof banden vastgezet aan de binnenzijde van het bekken. Ook bij een opnieuw ontstane verzakking kan voor een kijkoperatie worden gekozen. Soms adviseert de gynaecoloog een buikoperatie bij een verzakte dunne darm (enterokèle) en/of dikke darm (rectokèle). Of er wordt gekozen voor een kijkoperatie of een vaginale operatie hangt af van verschillende factoren. Over het algemeen is het herstel na een vaginale operatie sneller dan na een kijkoperatie. Operaties met mesh-materiaal In sommige gevallen kan de gynaecoloog aan u voorstellen om een zogenaamd ‘matje’ (oftwel mesh) te gebruiken bij de operatie. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij een herhaalde verzakking (indien u al eerder geopereerd bent geweest aan een verzakking) of bij een zeer ernstige verzakking. Ondanks eerdere (negatieve) berichten in de media kan een mesh voor sommige patiënten een goede oplossing zijn voor een verzakkingsprobleem. Uw gynaecoloog zal altijd de voor- en nadelen met u doornemen. De periode in het ziekenhuis Afhankelijk van welke operatie u ondergaat brengt u één tot enkele dagen in het ziekenhuis door. De duur van de opname hangt af van het soort operatie. Na een operatie voor een verzakking of voor urine-incontinentie krijgt u tijdens de operatie een katheter in de blaas en een tampon in de schede. De katheter wordt over het algemeen na één dag verwijderd en hierna wordt gecontroleerd of u goed kunt plassen. Als dit (bij herhaling) niet het geval is, kan het zijn dat u met een katheter het ziekenhuis verlaat. U komt dan enkele dagen later terug om de katheter te verwijderen en het plassen te controleren. Dit controleren gaat met een 6
klein, mobiel echoapparaat. De tampon is een lang gaas dat kleine bloedinkjes stelpt. De verpleegkundige verwijdert het gaas meestal de dag na de operatie. Dit kan een vervelend gevoel in de vagina geven. Schrikt u niet van de lengte van de tampon. De eerste dagen na de operatie zijn vaak pijnlijk. U krijgt daarom na de operatie pijnstillers. Na een algehele narcose kunt u misselijk zijn. Meestal worden de vaginale operaties met een ruggenprik uitgevoerd en dan heeft u hier minder last van. Weer thuis Veel vrouwen ervaren deze periode als teleurstellend. Eenmaal thuis blijkt u erg weinig te kunnen en snel moe te zijn. Bedenk dat een operatie altijd een aanslag is op uw lichaam en op uw reserves. In de herstelperiode is het belangrijk dat u goed naar signalen van uw lichaam luistert en niet te snel weer te veel wilt doen. Na een operatie voor bekkenbodemproblemen is het beter om de eerste maanden niet zwaar te tillen. Het optillen van een emmer water of een zware boodschappentas is onverstandig. Het weefsel dat net is vastgemaakt, kan weer losraken. Het is dan ook belangrijk om de eerste zes weken na de operatie hulp bij zwaardere huishoudelijke bezigheden te regelen. Wel kunt u licht huishoudelijk werk doen. Ook voor uw werk buitenshuis moet u meestal op ongeveer vier tot zes weken afwezigheid rekenen. Uw gynaecoloog bespreekt met u wanneer u eventueel eerder aan de slag kunt. Bespreek dit al voor de operatie met uw bedrijfsarts. Bloedverlies kan tot ongeveer zes weken na de operatie optreden. Het wordt langzaam minder en gaat vaak over in bruinige of gelige afscheiding. Hechtingen in de schede lossen uit zichzelf op en kunnen tot ruim zes weken na de operatie naar buiten komen. Na ontslag krijgt u een afspraak voor controle bij de gynaecoloog op de polikliniek. Bij die contole gaat de gynaecoloog na of de schedewanden goed genezen zijn. Als dit het geval is, kunt u weer gemeenschap hebben. Eerder gemeenschap hebben is niet verstandig, omdat 7
beschadiging kan optreden. Complicaties Bij elke operatie kunnen complicaties optreden. Hieronder volgen de meest voorkomende complicaties: Blaasontsteking Een blaasontsteking is een veel voorkomend probleem na een bekkenbodemoperatie. Als het nodig is wordt de urine in het ziekenhuis gecontroleerd. Zonodig krijgt u een antibioticum. Problemen met het op gang komen van het (zelf) p lassen Door verandering van de plaats van de urinebuis of door vernauwing is het soms moeilijk na de operatie de blaas te legen. Dit komt voor bij operaties voor urineincontinentie en bij operaties voor een verzakking. Bij het niet kunnen legen van de blaas krijgt u voor een wat langere tijd opnieuw een katheter. In een enkel geval gaat u met een katheter naar huis. Dit is vrijwel altijd tijdelijk. Urine-incontinentie Alhoewel bekkenbodemoperaties soms als doel hebben ongewild urineverlies te verminderen, treedt soms ongewild urineverlies op als complicatie van een verzakkingsoperatie. Dit kan met name het geval zijn na een voorwandplastiek. Er kan dan (verergering van) inspanningsincontinentie ontstaan. Uw gynaecoloog zal dit altijd met u bespreken als dit bij u het geval is. Soms kan het daarom nodig zijn om een volgende operatie (het plaatsen van een bandje) enige tijd later uit te voeren. Moeite met de ontlasting Na een operatie van de achterwand kunnen klachten ontstaan over een moeilijke stoelgang. Deze klachten verdwijnen meestal spontaan na drie tot zes maanden. Het is belangrijk dat u probeert om een soepele stoel8
gang te houden omdat persen slecht is voor het herstel en er voor kan zorgen dat op opnieuw een verzakking ontstaat. Zo nodig krijgt u medicijnen om uw stoelgang soepel te houden. Nabloeding Een nabloeding is een vrij zeldzame complicatie na bekkenbodemoperaties. Soms is een tweede operatie noodzakelijk. Seksuele problemen Bij een sacrospinale fixatie wordt de hoek van de vagina anders. Om deze reden kan een ongemakkelijk gevoel ontstaan bij het vrijen. Na verwijdering van de baarmoeder of na een achterwandplastiek komt het soms ook voor dat een vervelend gevoel in de schede ontstaat ten gevolge van het litteken. Vaak echter is na de operatie de gemeenschap juist fijner omdat de eerder aanwezige verzakking niet meer in de weg zit. Aarzel niet om bij seksuele problemen een nieuwe afspraak met de gynaecoloog te maken. Weer klachten Ook na een geslaagde operatie kunnen klachten opnieuw ontstaan. Jammer genoeg bestaan er geen behandelingen waardoor de afwijkingen definitief niet meer terugkomen. Na verwijdering van de baarmoeder kan een verzakking van de top van de schede optreden. Als u denkt dat er sprake is van een nieuwe verzakking, aarzel dan niet om contact met uw huisarts of uw gynaecoloog op te nemen. Informatiebron Voorlichtingsfolder van de NVOG (Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie), www.nvog.nl. De informatie is aangepast aan het beleid van het KG. Vragen Bij vragen kunt u bellen met de polikliniek gynaecologie (023) 545 3060. 9
Kennemer Gasthuis Locatie noord Vondelweg 999 2026 BW Haarlem Locatie zuid Boerhaavelaan 22 2035 RC Haarlem Postadres Postbus 417 2000 AK Haarlem 1028591-01-04-2014
Telefoon (023) 545 35 45 Website www.kg.nl e-mail
[email protected]