ok Bekijk o ale de digit e via filmfich es.be lmfich w w w.fi
OTTO IS EEN NEUSHOORN
OTTO IS EEN NEUSHOORN
Inhoudstafel Filmfiche_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ 2 Synopsis Technische kaart Van boek tot film Voor de film begint: Wie heeft deze film gemaakt? _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ 4 Regisseur Kenneth Kainz Auteur Ole Lund Kirkegaard Interview met animatieregisseur Erik Schmidt Filmindrukken verzamelen_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ 7 Afbeeldingen dramascenario De kijkopdrachten placemat Het verhaal _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ 9 Opdracht: magische kunst Opdracht: de wereld ondersteboven Opdracht: job: production designer! De personages_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ 12 Opdracht: personagedomino Opdracht: wie schilder ik? De techniek van een animatiefilm_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ 14 Opdracht: Zoötroop knutselen Opdracht: Celanimatie – figuren in hun omgeving Opdracht: Kleianimatie – bloei en groei Eindtermen_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ 16 Bijlagen _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ 18
Film en educatie… ... in het vertoningscircuit van Lessen in het donker, in het kader van Filmfestival MOOOV, ter gelegenheid van een workshop verzorgd door Jekino of van een film in de klas... Het medium film kreeg een plaats in het lessenpakket van heel wat scholen, daarom zorgen wij graag voor een degelijke programmatie en pedagogische omkadering. We maken jaarlijks een pittige selectie van een 30-tal films uit het afgelopen seizoen, organiseren op heel wat plaatsen vertoningen en zorgen met kant-en-klare lesmappen voor een boeiende verwerking in de klas. Daarbij spelen we in op de eindtermen en ontwikkelingsdoelen. In elke lesmap streven we naar een filmtechnische en inhoudelijke benadering van de film en focussen we op één filmterm.
www.jekino.be www.mooov.be www.lesseninhetdonker.be
Doelgroep OTTO IS EEN NEUSHOORN: vanaf 6 jaar
Infofiche Kopieer de Infofiche op de volgende pagina voor je leerlingen. Zo zijn ze meteen goed voorbereid op de voorstelling. Ook voor je collega’s die de leerlingen vergezellen, kan het een handige leidraad zijn.
1
Filmfiche
Van boek tot film OTTO IS EEN NEUSHOORN is het derde deel in een reeks verfilmingen van het werk van de Deense auteur Ole Lund Kirkegaard. Na ORLA DE KIKKERSLIKKER en PUDDING T is dit opnieuw een uitbundig en fris verhaal over een tenger jongetje dat zichzelf overstijgt. Het boek werd in 1983 al verfilmd als speelfilm.
Synopsis Toppers zomervakantie belooft een saaie boel te worden… tot hij op een dag een magisch potlood vindt. Daarnet tekende hij nog een prachtige neushoorn op de muur en nu is de tekening verdwenen… en staat Topper oog in oog met een briesend beest dat aan de gordijnen knabbelt. Hoe hou je een hongerige neushoorn tevreden? Wat geef je hem als al het meubilair is opgegeten? En zou Otto de neushoorn geen geweldig verjaardagscadeau zijn voor Sille, het leukste meisje van de klas?
Voor de film begint Laat de leerlingen met behulp van visuele ondersteuning een eigen idee rond de film creëren. Verdeel de klas in groepjes van vier à vijf leerlingen. Geef ze per groep vijf prenten van willekeurige gebeurtenissen uit de film. Gebruik voor elke groep dezelfde vijf prenten. De leerlingen bespreken per groep in welke volgorde de prenten in de film kunnen voorkomen en maken er een kort bewegingsverhaal van. Wanneer elke groep klaar is, stellen ze aan de hand van de prenten hun verhaal voor.
Technische kaart
Bespreek kort per groep in welke volgorde ze de prenten hebben geplaatst en waarom. Hoogstwaarschijnlijk krijg je op die manier verschillende interpretaties van de film. Na het bekijken van de film kom je hier op terug. Vraag de leerlingen wie het dichtst bij de werkelijke volgorde kwam.
OTTO IS EEN NEUSHOORN Originele titel: Otto er et naesehorn Regie: Kenneth Kainz Scenario: Rune Schjøtt, naar het gelijknamige boek van Ole Lund Kirkegaard Distributeur: Jekino
Aan welke eindtermen wordt er gewerkt met deze opdracht? •
Denemarken, 2013 76 minuten Nederlands gesproken animatiefilm
•
www.jekino.be/ottoiseenneushoorn
2
Muzische vorming beweging: ET 4.1 en 4.2. Muzische vorming drama: ET 3.5 en 3.6.
KIJKOPDRACHTEN Voor je naar de film gaat, kun je samen de filmposter bekijken. Die vind je in A4 formaat in de Bijlagen, achteraan deze lesmap. •
Hoeveel personages zie je op de poster?
•
Welke dieren zie je allemaal op de poster?
• • •
Wie zou het hoofdpersonage zijn? Waar speelt de film zich af?
Wat denk je dat er zal gebeuren?
Verdeel de klas willekeurig in vijf ‘kijkgroepen’. Het is niet de bedoeling dat de leerlingen per groep gaan zitten of notities gaan nemen. • •
• • •
Kijkgroepen
Camera (Onthouden van enkele opvallende scènes);
Personages (Wie zijn ze? Wat hebben ze met elkaar te maken?); Soundtrack (Concentreren op muziek en geluid); Kleuren en decor (Welke kleuren overheersen? Wat is er speciaal aan de decors?); Opening- en slotscène (Wat valt op?).
De leerlingen houden rekening met hun kijkopdracht. De leerkracht kan na de film enkele leerlingen aan het woord laten over de aspecten van hun kijkopdrachten. Aan welke eindtermen wordt er gewerkt met deze opdracht? •
Wereldoriëntatie – brongebruik: ET 7.
•
Muzische vorming media: ET 5.1 en 5.3
•
Muzische vorming beeld: ET 1.3.
3
Wie heeft de film gemaakt?
Regisseur Kenneth Kainz Regisseur Kenneth Kainz studeerde aan de Nationale Filmschool in Denemarken en regisseerde al volwassen speelfilms zoals EEN ZELDZAME VOGEL, PURE HEARTS en de komedie COUPLES THERAPY. Met OTTO IS EEN NEUSHOORN maakt hij zijn debuut als regisseur van een animatiefilm.
Auteur Ole Lund Kirkegaard ~Hij vond kevers met gemarkeerde blauwe vleugels en grote, zachte, groene rupsen. Hij vond ook een roestige kinderwagen met drie wielen. Deze kinderwagen was een van Toppers beste vondsten van die zomer.~ ~Mr. Nelson stopte bij de deur en nam zijn pijp uit zijn mond. “Hij is braaf geweest,” zegt Topper en hij lacht. Hij nam het brood uit de handen van de uitgeputte Viggo en begon het in de mond van Otto de neushoorn te stoppen.~ (Uit het boek ‘Otto is een neushoorn’ van Ole Lund Kirkegaard) Ole Lund Kirkegaard werd in 1940 geboren en stierf in 1979 op 38-jarige leeftijd. Kirkegaard publiceerde in 1966 zijn eerste roman ‘Lutje Giel’. Er volgden nog een hele reeks boeken zoals: ‘Albert’, ‘Orla en de Kikkerslikker’, ‘Peer en Maatje’, ‘Pudding Tarzan’ en ‘Frodo en de Andere Donderstenen’. Ze behoren stuk voor stuk tot de beste en populairste Deense kinderliteratuur ooit. Zes van zijn boeken werden verfilmd of als theaterstuk opgevoerd.
Kenneth Kainz
4
‘Otto is een neushoorn’ werd in Nederland uitgegeven bij Van Goor. De laatste editie (uit 2011) is nog beschikbaar in de boekhandels. Je kunt het ook vinden als E-book. Misschien eens een kijkje nemen in de bibliotheek?
De personages van Kirkegaard voelen zich vaak klein en hulpeloos in een grote, gemene wereld. Het zijn kinderen die vreedzame dorpjes op stelten zetten, wilde verhalen verzinnen en kattenkwaad uithalen. Kirkegaard had de zeldzame gave om op een humoristische manier over ernstige kinderproblemen te schrijven. Meestal gaan zijn verhalen over de relatie tussen kinderen en volwassenen, altijd verteld vanuit het standpunt van het kind, met bij voorkeur een antiheld in de hoofdrol. De ‘grote mensen’ tonen zich daarbij zelden van hun mooiste kant. Een aparte rol is vaak weggelegd voor pestkoppen die door de snuggere kleintjes te grazen worden genomen. De verhalen van Ole Lund Kirkegaard zijn in Denemarken even bekend als de sprookjes van Hans Christian Anderson.
Ole Lund Kirkegaard in the movies In het verleden werden al vele boeken van Kirkegaard verfilmd. PUDDING T. (2012, Michael Hegner). ‘Pudding Tarzan’, die bijnaam kreeg de 10-jarige Ivan van zijn vader. Ivan is namelijk helemaal niet sterk, zijn haar ligt nooit goed, hij heeft een grote neus en dunne ‘spaghetti’-armpjes. Dat maakt hem het ideale doelwit voor pesterijen. Niet alleen thuis door zijn vader, maar ook op school. Ivan is doodongelukkig en doet er alles aan om sterker te worden, maar niets helpt. Tot er een heks in het dorp komt wonen ….
Ole Lund Kirkegaard illustreerde zijn boeken zelf met grove karikaturale tekeningen. Net als PUDDING T en ORLA DE KIKKERSLIKKER zijn de animaties uit de film gebaseerd op de illustraties van Kirkegaard. 3D animatietechnieken werden gebruikt om de tekeningen tot leven te wekken.
Bibliografie
ORLA DE KIKKERSLIKKER (2011, Peter Dodd). De tienjarige Viktor en zijn vriendje Jakob mogen dan wel graag kattenkwaad uithalen, hun streken zijn niets vergeleken bij de ronduit gemene acties van de veel grotere Orla, het gemeenste joch van het dorp! Orla, ook bekend als ‘de kikkerslikker’, doet niets anders dan kinderen treiteren en plagen. Wanneer Viktor aan de talentenshow van een circus wil deelnemen, komt het tot een confrontatie met de achterbakse Orla.
Van Ole Lund Kirkegaard werden in het Nederlands vertaald: •
Lutje Giel (Uitgeverij Van Goor 2011. Ook verkrijgbaar als E-book.)
•
Orla de Kikkerslikker (Uitgeverij Van Goor 2011. Ook verkrijgbaar als E-book.)
•
Albert (Uitgeverij Van Goor – 2011. Ook verkrijgbaar als E-book)
•
Hodja uit Pjort (Uitgeverij Van Goor 2011. Ook verkrijgbaar als E-book.)
•
Otto is een neushoorn (Uitgeverij Van Goor 2011. Ook verkrijgbaar als E-book.)
•
Pudding Tarzan (Uitgeverij Van Goor – 2011. Ook verkrijgbaar als E-book.)
•
Lutje Giel en andere verhalen (Uitgeverij Kosmos)
•
Frodo en de andere donderstenen (Uitgeverij Bakker)
•
Peer en Maatje (Uitgeverij Van Goor)
•
Nijlpaard in huis en andere verhalen (Uitgeverij Van Goor)
•
Frodo: een knotsgekke detective voor kinderen en andere verstandige mensen (Uitgeverij Van Goor)
Verder waren er nog o.a. LITTLE VIRGIL AND FREDDY FROGFACE (1980), HODJA FRA PJORT (1985), ALBERT (1998)en FRODE AND ALL THE OTHER RASCALS (2008).
5
Animatieregisseur Erik Schmidt Erik Schmidt is één van de meest ervaren Deense animatie en ‘visual effect’ regisseurs. Hij werkte al voor zowel Dreamworks als Walt Disney en stak een handje toe bij o.a. PRINCE OF EGYPT, BOLT, CHICKEN LITTLE, SHARK TALE en SPIRIT: STALLION OF THE CIMARRON. Hij vertelt over zijn ervaring bij het maken van OTTO IS EEN NEUSHOORN: Erik Schmidt: “Het was de eerste keer dat ik zelf regisseerde. De eerste dagen voelde het alsof ik in diep water werd gegooid – erg eng! – maar je leert snel zwemen! We gebruikten veel beelden en tekeningen uit de twee vorige Kirkegaard-verfilmingen. Dat was handig en goedkoop.” Vertel eens over de productie… Schmidt: “De pre-productie – de personages, 3D animatie, layout, klank, muziek en stemmen – gebeurde in Denemarken. Het vervolg – animatie, belichting, rendering en compositie – werd uitgevoerd in China. Voor de postproductie – eindklank, bewerken, sorteren, enz. – keerden we terug naar Denemarken. Hoewel we veel materiaal gebruikten uit de vorige films, moesten er toch belangrijke personages en sets ontworpen worden op basis van tekeningen.”
wist niet precies wanneer. Het is fijn om weer thuis te zijn: ik rijd hier veel minder met de auto en ga zo vaak mogelijk met de fiets werken. Ik hoef hier niet te piekeren over scholen en gezondheidszorg al betaal ik wel veel meer belastingen.”
Je werkte samen met een ‘live action’ regisseur. Hoe verdeelden jullie de taken? Schmidt: “Kenneth Kainz was de echte regisseur, terwijl ik toezicht hield op de productie. Toen we begonnen te filmen, werd het een echte samenwerking. We kwamen één of twee keer per week samen om de volgende stappen te bespreken. Ik vond het altijd fijn om te werken met mensen die niet uit de animatiewereld komen. Ze dagen je immers uit met hun vragen en suggesties.”
Op welke manier is het hier anders werken dan in een Hollywood Studio? Schmidt: “Het grootste verschil is het budget: € 2 miljoen is weinig voor een animatiefilm. Wat je in een jaar tijd doet voor een grote Hollywood-productie, doe je hier in één week. Je moet efficiënt werken, de juiste keuzes maken en je hebt weinig voorbereidingstijd. Wie achtergrondinformatie wil opzoeken, moet daar zelf tijd voor maken. Daarom sta ik iedere ochtend één uur vroeger op om te lezen. Dat doe ik al zo’n 2 jaar en het is erg stimulerend!”
Live action: films waarin echte, levende mensen acteren. Je werkte al voor top animatiestudio’s zoals Dreamworks en Walt Disney. Schmidt: “Ik woonde 15 jaar lang in Los Angeles omwille van mijn werk. Daar heb ik van genoten, maar het is geen plek om oud te worden. Ik wist altijd dat ik naar Europa zou terugkeren, maar ik
6
Eerste indrukken verzamelen
Enkele leuke manieren om meteen na de vertoning de eerste indrukken en reacties van de kinderen op te vangen: Deze opdracht is het vervolg op de opdracht die de leerlingen voor de film kregen, maar kan ook perfect worden doorlopen zonder de voorgaande opdracht uit te voeren. Verdeel de leerlingen in vijf groepen en geef hen de vijf prenten (zie bijlage). Laat de leerlingen de vijf prenten in chronologische volgorde leggen. Duid aan welke groep welke prent zal bespreken en geef hen enkele richtvragen (zie verder). Na enige voorbereidingstijd lichten de leerlingen per groep één prent toe voor de rest van de klas. Eventueel kun je ervoor kiezen om de prenten in chronologische volgorde te laten bespreken, waaruit de ontwikkeling van het verhaal duidelijk wordt.
Enkele richtvragen •
Wat gebeurt er in dit fragment?
•
Welke personages spelen hier een rol?
•
Welke gevoelens hadden de personages?
•
Gebeurde er iets grappigs/droevigs?
•
Vond je dit een leuke scène?
•
Wat kwam er net voor en net na dit fragment?
•
Was dit fragment belangrijk voor het verhaal van de film?
Voor de vijf prenten: zie bijlagen
Aan welke eindtermen wordt er gewerkt met deze opdracht?
7
•
Nederlands – spreken: ET 2.5 en 2.6.
•
Sociale vaardigheden: ET 1.2; 1.5; 1.6 en 3.
•
Wereldoriëntatie mens: ET 3.1.
Kijkopdrachten placemat Indien je de leerlingen voor de film een kijkopdracht hebt gegeven, is het ideaal om volgende opdracht met hen na de film uit te voeren. Verdeel de leerlingen in vijf groepen; zorg ervoor dat alle leerlingen met dezelfde kijkopdracht samen in een groep zitten. Leg per groep een placemat (zie voorbeeld) op de bank en verdeel deze naargelang het aantal leerlingen in de groep. Het middelste vakje is de basis waarrond je de overige ruimte verdeelt. Laat de leerlingen in het middenvak een omschrijving maken van hun kijkopdracht. Zorg dat de leerlingen per groep een andere kleur van balpen hebben; zo kan je makkelijk overzien wie wat geschreven heeft. De leerlingen bespreken per groep hun indrukken omtrent de kijkopdracht. Daarna kunnen ze in hun groep vijf kernwoorden opschrijven in het vakje dat de titel van hun kijkopdracht draagt. Na een verloop van tijd duid je per groep willekeurig een afgevaardigde aan die kort de kijkopdracht omschrijft en de indrukken van de groep verwoordt. Tip: laat ook leerlingen uit andere groepen vragen stellen over bepaalde onderwerpen zodat alles duidelijk wordt voor iedereen. Aan welke eindtermen wordt er gewerkt met deze opdracht? •
Nederlands – spreken: ET 2.5 en 2.6.
•
Muzische vorming beeld: ET 1.2.
•
Muzische vorming media: ET 5.1.
•
Sociale vaardigheden: ET 1.2; 1.5; 1.6 en 3.
8
het verhaal
De laatste dag van het schooljaar betekent het begin van een fantastische zomer! Topper haalt zijn vriend Hugo op met zijn laatste vondst: een oude kinderwagen! Hugo moet tijdens de vakantie zijn vader helpen… Een domper op Toppers humeur. Dan gaat hij maar alleen op speurtocht. Plots ziet hij een rood potlood liggen in het gras. Hij besluit zijn vondst te testen en schrijft de eerste letter van zijn naam en de eerste letter van de naam van het leukste meisje uit het dorp op. Waarom word je nou verliefd op een meisje dat jou alleen maar gek vindt? Wanneer hij een tijdje later zijn tekening bekijkt, is ze verdwenen. Wat vreemd! Nogmaals doet hij de test. Wat een bijzonder potlood! Hij haast zich naar Hugo om hem de vondst te tonen. In de woonkamer tekent Topper een grote neushoorn op het behang. Even later is de neushoorn inderdaad verdwenen, maar… hij is levend geworden en staat het tapijt op te eten! Wat eten neushoorns nog meer? En hoe hou je zo’n groot beest verborgen? Samen met Hugo probeert hij Otto de neushoorn te verzorgen, maar hij krijgt heel wat tegenstand van Hugo’s vader, de politieagent en andere volwassenen. Tot op een avond Toppers vader voor de deur staat. Hij is een zeeman die de wereld rond zeilt. En hij heeft een oplossing voor Otto! Zou, dankzij Otto de neushoorn, de vakantie van Topper dan toch nog een topper worden?
Opdracht Magische kunst De juf heeft ergens begraven in de schooltuin ook een doos met magische potloden opgegraven! Wat zouden de leerlingen daarmee kunnen doen? Laat de leerlingen iets tekenen dat ze zelf graag tot leven zouden zien komen. Stel de tekeningen tentoon zodat de leerlingen elkaars tekeningen kunnen bekijken en bespreken.
9
De wereld ondersteboven
Enkele vragen die daarbij kunnen helpen: •
Waarom heb je dit voorwerp/dier/… gekozen?
•
Waarom zou je dit graag tot leven zien komen?
•
Waarom is het voorwerp/dier/… zo belangrijk voor je?
•
Zou je het voorwerp/dier/… een andere kleur geven als je kon?
Topper ziet aan het begin van de film de wereld rondom hem ondersteboven. Hoe zou het leven van de leerlingen er ondersteboven uitzien? Zien ze andere dingen? Laat de leerlingen binnen (of buiten) de wereld ondersteboven ervaren. Ze kunnen enkele foto’s nemen (in het kader van een les rond mediagebruik). Nadien geven ze hun ervaringen weer in een les creatief schrijven. Gebruik eventueel de foto’s of laat de leerlingen enkele kernwoorden opschrijven als houvast om aan de opdracht te beginnen.
Vanaf de tweede graad kun je nog een stapje verder gaan. Laat leerlingen de tekeningen nabouwen met afvalmateriaal, zoals yoghurtpotjes, dekseltjes, melkbrikken, enz. Met schildersplakband bevestigen ze al het materiaal aan elkaar zodat ze het tenslotte kunnen schilderen.
Tip: laat de leerlingen de resultaten typen op de computer. Zo werken ze ook rond ICT. Hang de schrijfsels op aan de schrijfmuur of publiceer ze op een klasblog of in het schoolkrantje.
Op deze manier komt hun tekening ‘tot leven’. Laat de leerlingen met hun tekening en model een tentoonstelling houden waarbij ze hun kunstwerken presenteren aan de andere leerlingen uit de klas. De hierboven gestelde vragen kunnen ook hier worden gebruikt om dieper in te gaan op de fantasie van de leerlingen.
Aan welke eindtermen wordt er gewerkt met deze opdracht?
Tip: betrek ook de ouders bij de kunstwerken. Laat hen eventueel naar de tentoonstelling komen kijken of neem foto’s en zet ze op de klasblog. Aan welke eindtermen wordt er gewerkt met deze opdracht? •
Muzische vorming beeld: ET 1.1; 1.2; 1.3; 1.4; 1.5 en 1.6.
•
Nederlands spreken: ET 2.1; 2.6 en 2.7.
•
Wereldoriëntatie natuur: ET 1.23.
10
•
Nederlands – schrijven: ET 4.4; 4.7 en 4.8.
•
Muzische vorming media: ET 5.1 en 5.3.
•
ICT: ET 1 en 2.
Job: production designer! Bij een film krijgt elk personage een typerend uiterlijk. Ook de omgeving, de plaats waar het personage zich bevindt, is belangrijk. Laat de leerlingen een personage bedenken. Details verdienen veel aandacht: uiterlijk (neus, ogen,…) en omgeving (woestijn, bergen,…) waar de personages zich bevinden. Werk eventueel in de stijl van Ole Lund Kirkegaard en laat de leerlingen personages bedenken die klein maar stoer zijn, of pesters die groot maar stiekem bang zijn. Afbeelding 16: personage Topper Voor andere voorbeelden: zie bijlagen Aan welke eindtermen wordt er gewerkt met deze opdracht? •
Muzische vorming beeld: ET 1.2; 1.4 en 1.6.
Zelf eens een animatiefilmpje maken in de klas? Ga naar geonamite.com. Is het moeilijk om alles te vinden? Gebruik dan deze filmpjes die je stap voor stap uitleggen hoe je een animatiefilmpje kunt ontwerpen: Les 1: het aanmaken van een account Les 2 : de indeling van het scherm Les 3: het toevoegen van personages aan je animatie Les 4: het toevoegen van tekstballonnen aan je animatie Les 5: het toevoegen van een achtergrond Les 6: het toevoegen van voorwerpen Les 7: het toevoegen van geluid Les 8: het toevoegen van effecten Les 9: het opslaan en publiceren van je animatie Gebruik bovenstaande links of ga via youtube.com en typ ‘Eigenwijzer’ in. Klik op bovenste account. Klik op video’s en zoek het eerste filmpje rond ‘Go!Animate’ met als titel: ‘Het aanmaken van een account’. Vervolgens keer je telkens terug naar deze map om de volgende filmpjes te bekijken. De titels staan hierboven in de juiste volgorde opgesomd.
11
de personages
Domino Aan de hand van een dominospel laat je de leerlingen terugblikken op de verschillende personages met hun eigen karakter en uiterlijke eigenschappen. Knip de (gelamineerde) kaartjes uit (zie bijlage) en verdeel de klas in groepjes van twee of vier. Geef per groepje een dominospel. Ze verdelen de kaartjes naargelang het aantal leerlingen in de groep. Eén per één proberen ze de juiste beschrijving aan het juiste personage te koppelen. Als alles goed gekoppeld wordt, zouden de laatste beschrijving en de eerste foto bij elkaar moeten passen. Voor de leerkracht/begeleider: de juiste volgorde kun je makkelijk zien aan de hand van de uitknipbladen. De dominostenen staan er in volgorde op. Een andere volgorde is natuurlijk ook mogelijk.
Wie schilder ik? Neem de leerlingen mee naar buiten en hou een speurtocht, net zoals Topper. De leerlingen zoeken in de natuur voorwerpen (afgevallen takjes, bladeren, gras, stengels, enz.) waarmee ze kunnen schilderen. Als iedere leerling zo’n vijf verschillende voorwerpen heeft gevonden, ga je terug naar de klas. Kopieer de pagina met de afbeeldingen van de personages uit de film voor de leerlingen. Knip de kaartjes uit en stop ze in een washandje. Iedere leerling trekt een kaartje en krijgt dus een personage waar ze rond gaan werken. Ze houden het personage geheim voor hun klasgenoten.
12
Het is de bedoeling dat de leerlingen hun personage voorstellen door een object dat met het personage verband houdt (bv staartjes (Sille), lekkere boeken/tapijten (Otto de neushoorn), magisch potlood (Topper), politiehelm (politieman), roer van schip (papa van Topper), enz.). Dat doen ze door op een A3 blad met hun natuurvoorwerpen dat object/voorwerp te schilderen. De leerlingen krijgen eventueel ook nog een penseel, maar moeten ook hun vijf natuurvoorwerpen gebruiken. Wanneer alle kunstwerken afgewerkt zijn, verdeel je ze over alle banken in de klas. Leg per kunstwerk een omslag. De bedoeling is dat de leerlingen in een carrousel vorm ieder kunstwerk bekijken en op een briefje schrijven welk personage het kunstwerk voorstelt. Daarna stoppen ze het briefje in de omslag en schuiven we een plaatsje door. Het is ook handig om eerst nog eens (de naam van) alle personages te overlopen. Op het einde gaat iedere kunstenaar naar zijn eigen kunstwerk en bekijkt de briefjes. Kloppen de antwoorden? Waarom wel/ niet? Extra: laat de leerlingen ook de andere kunstwerken beoordelen door op een briefje iets positiefs te schrijven over het kunstwerk. Ze hebben aandacht voor bv kleur, hoe het object het personage omschrijft, ontwerp, techniek, enz. Aan welke eindtermen wordt er gewerkt met deze opdracht? •
Muzische vorming beeld: ET 1.2; 1.4 en 1.6.
•
Wereldoriëntatie natuur: ET 1.23 en 1.26.
•
Sociale vaardigheden: ET 1.2; 1.6 en 1.8.
13
De techniek van een animatiefilm
OTTO IS EEN NEUSHOORN is een animatiefilm. Dat betekent dat het verhaal niet wordt geacteerd door levende mensen, maar dat de personages en decors getekend werden. De term ‘animatie’ komt van het Latijnse woord animo, wat ‘ziel’ betekent. In een tekenfilm is het immers alsof de filmmaker ‘leven’ geeft aan zijn tekeningen en de personages ‘bezielt’. Een animatiefilm wordt beeld per beeld opgenomen. Zo kunnen levenloze dingen (bv tekeningen, poppen, foto’s, plasticine figuren, snippers, voorwerpen,…) tot leven (beweging) worden gebracht. In elk opeenvolgend filmbeeldje laat de animator zijn tekening (of object) een heel klein beetje verschillen van het vorige beeld. Als je zo’n reeks beelden heel snel na elkaar bekijkt (zoals bij een film, waarin je ongeveer 24 beeldjes per seconde te zien krijgt), lijkt het alsof de figuren echt bewegen. Afhankelijk van het gebruikte materiaal kan een filmmaker verschillende animatietechnieken toepassen. Voor OTTO IS EEN NEUSHOORN werd vooral 3D animatie gebruikt. Daarbij wordt heel veel werk uitgevoerd door speciale computerprogramma’s: het tekenen van de figuren, het opbouwen van de decors, de belichting,... Alles wordt door de computer berekend. Betekent dit dat het heel eenvoudig is om razendsnel zo’n film in elkaar te knutselen? Helaas niet. Het ontwerpen van goed animeerbare modellen op de computer is complex en tijdrovend. De computer heeft veel tijd nodig om alle effecten (bv licht en schaduw, huidskleur) correct te berekenen.
2D versus 3D 2D computeranimatie wordt gemaakt met hulp van een computer, maar is opgebouwd uit platte elementen. Als je een in 2D geanimeerd figuurtje in profiel zou plaatsen (dus: langs opzij zou bekijken) dan is dat zo dun als een blad papier. Bij 2D animatie worden vaak verschillende beeldlagen achter elkaar geplaatst (zoals figuurtjes in een kijkdoos) om zo toch enige diepte te creëren.
14
3D computeranimatie wordt gemaakt met veel meer geavanceerde programma’s. Als je nu een figuurtje in profiel bekijkt, kan je die wel langs alle kanten draaien zonder de vorm te verliezen. In profiel zien we nu bv de buik en neus uitsteken. Hoewel het nog niet zóóó lang geleden is dat de eerste 3D animatiefilm in de bioscoop werd vertoond (TOY STORY in 1995), worden tegenwoordig bijna alle animaties met deze techniek gemaakt. Als je een animatie zou maken van de aarde is die in 2D een platte schijf; in 3D is het een bol. Opgelet: je mag 3D animatie niet verwarren met 3D films (waarvoor je zo’n speciaal brilletje moet opzetten)!
Opdracht — Zoötroop maken Een leuke manier om zelf het principe van de opeenvolgende afbeeldingen te ervaren, is een zoötroop. Dat is een ronddraaiende trommel met gleufjes. Zo maak je je eigen bioscoop! Ga aan de slag! Maak knotsgekke tekeningen en laat ze ronddraaien! Wat wordt de titel van je animatiefilmpje? Je vindt het stappenplan, opgemaakt door het Nationaal Centrum voor Wetenschap & Technologie op nationaal centrum voor wetenschap en technologie. Voor de zoötroop: zie bijlage. Aan welke eindtermen wordt er gewerkt met deze opdracht? •
Muzische vorming beeld: ET 1.4 en 1.6.
•
Wereldoriëntatie natuur: ET 1.1.
•
Wereldoriëntatie techniek: ET 2.11; 2.12; 2.13; 2.14 en 2.16.
15
eindtermen
Film kijken in samenhang met deze lesmap verruimt niet enkel de filmervaring, maar maakt ook complexe onderwerpen bespreekbaar en laat leerlingen kennis maken met het technische aspect van film. Aan de hand van de film en de bijbehorende lesmap kan je ook aan verschillende eindtermen werken. Hieronder volgt een opsomming van de eindtermen die je ook per opdracht terug vindt en van algemene eindtermen in verband met filmeducatie in de klas. De eindtermen worden weergegeven per leergebied/domein. Wereldoriëntatie •
Brongebruik: ET 7
•
Mens: ET 3.1
•
Natuur: ET 1.1, 1.23 en 1.26
•
Techniek: ET 2.11, 2.12, 2.13, 2.14 en 2.16
Muzische vorming •
Beeld: ET 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.5 en 1.6
•
Beweging: ET 4.1 en 4.2
•
Drama: ET 3.2, 3.5, 3.6 en 3.7
•
Media: ET 5.1 en 5.3
Sociale vaardigheden •
ET 1.2, 1.5, 1.6, 1.8 en 3.
Nederlands/taal •
Spreken: ET 2.1, 2.5, 2.6 en 2.7
•
Schrijven: ET 4.4, 4.7 en 4.8
ICT •
16
ET 1 en 2
Bijlagen — Prenten dramaspel
Bijlagen — Prenten dramaspel
Bijlagen — Prenten dramaspel
Bijlagen — Prenten dramaspel
Bijlagen — Prenten dramaspel
Bijlagen — Affiche (A4)
Bijlagen — Job: production designer
Bijlagen — Job: production designer
Bijlagen — Job: production designer
Bijlagen — Job: production designer
Bijlagen — Domino personages
Bijlagen — Domino personages
Bijlagen — Wie schilder ik?
Potlood Liniaal Schaar Grote passer Wit potlood Kleurpotloden of stiften
Gereedschappen:
NATUURONDERWIJS Licht, Werking oog/ hersenen TECHNIEK Constructies
Bij ‘Wat heb je nodig?’ staat welke materialen en gereedschappen jullie allemaal nodig hebben. Bij de materialen staat alleen nog niet precies hoeveel je daarvan nodig hebt. Dat weten jullie pas als jullie bedacht hebben hoe groot de exhibit wordt. Bedenk daarom eerst samen met je maatje hoe groot de exhibit moet worden en hoe je hem wilt gaan tekenen. Bespreek jullie plan met je leerkracht. 1
Het duizelt voor je ogen
Bekijk eerst de foto en de tekeningen bij ‘Hoe ga je het maken?’ Zo krijg je een idee hoe de exhibit er uit komt te zien en hoe deze in elkaar zit. Tips: 1. Je kunt ook de tekst bij de tekeningen alvast doorlezen. 2. Als de materialen voor jouw exhibit al aanwezig zijn, is het goed om die er bij te pakken.
Een bouwer van exhibits maakt voordat hij begint eerst een bouwtekening van de exhibit. Dat gaan jullie dus ook doen. Een bouwtekening laat zien hoe je iets moet maken en hoe groot het wordt.
BOUWTEKENING
Stevig zwart papier (A4-formaat) Wit papier Papieren beker Rond potlood met gum aan het uiteinde Punaise Contactlijm Lijm
Materialen:
WAT HEB JE NODIG?
Maar je hersenen maken er een mooie film van. Met een speciale ronddraaiende trommel met spleetjes: een zoötroop, kunnen jullie je eigen bioscoop maken. Maak allebei een aantal knotsgekke tekeningen en laat ze ronddraaien. Wie houdt wie nu voor de gek?
HET DUIZELT VOOR JE OGEN
op schoo
R E T N E C E C SCIEN l
Bijlagen — Zoötroop
NATUURONDERWIJS Licht, Werking oog/ hersenen TECHNIEK Constructies
2
Het duizelt voor je ogen
Vouw een ander vel zwart papier (A4-formaat) in de lengte dubbel. Knip hem doormidden langs de vouw. Van één van de stroken knip je een stuk van 19 centimeter af. Plak dit stuk in de lengte aan de andere helft van het zwarte papier. Doe dit met lijm. Smeer 2 centimeter van één van de stukken papier in met lijm en plak de andere strook eraan vast. Nu heb je een strook papier van 46,5 centimeter lang en 10,5 centimeter breed. Laat het even drogen.
2.
Jullie gaan eerst de zoötroop maken. Hiervoor maak je met een grote passer een cirkel met een diameter van 14 centimeter op het zwarte papier. Knip de cirkel uit. Dit is de bodem van de zoötroop.
1.
Om samen een exhibit te bouwen moet je veel overleggen en afspraken maken. Hoe gaan jullie het aanpakken? Wie doet wat? Verdeel de taken zo eerlijk mogelijk. Want jullie moeten allebei evenveel te doen hebben. Probeer zoveel mogelijk samen te werken zodat je allebei ervaring opdoet met het bouwen. Als je moeilijke woorden tegenkomt, zoek je die op in een woordenboek.
HOE GA JE HET MAKEN?
De bouwtekening is klaar. Dus de maat van alle materialen is nu bekend, en je kunt tellen hoeveel stuks je van een onderdeel nodig hebt. Maak de materialenlijst in je werkboek. Deze lijst lever je nu in bij je leerkracht. Overleg met haar of hem waar je deze spullen vandaan moet halen. Dan kan je echt gaan bouwen!
MATERIALENLIJST
Laat jullie verbeterde bouwtekening zien aan je leerkracht. Als zij of hij je tekening heeft goedgekeurd, kunnen jullie samen de materialenlijst gaan maken.
Jullie gaan de bouwtekening laten zien aan de rest van de klas. Je vertelt erbij hoe je de exhibit wilt gaan maken. Vraag aan de andere kinderen en je leerkracht wat zij vinden van de bouwtekening. Misschien hebben zij een idee hoe je de bouwtekening nog beter kunt maken.
Maak nu met potlood en een liniaal een bouwtekening in je werkboek. Je maakt allebei een eigen bouwtekening in je werkboek, maar wel op dezelfde manier. Je maakt de tekening op schaal 1:2. Dit betekent dat één centimeter in de tekening in het echt twee centimeter is. Dus als je zoötroop in het echt veertig centimeter hoog is, is hij op je bouwtekening twintig centimeter hoog. Schrijf naast de verschillende onderdelen wat de maat in het echt is. Gebruik hiervoor de beschrijving onder ‘Hoe ga je het maken?’
NTER S C I E N Co pE s cCh oEo l
Bijlagen — Zoötroop
NATUURONDERWIJS Licht, Werking oog/ hersenen TECHNIEK Constructies
3
Het duizelt voor je ogen
Haal het potlood er weer uit. Midden in de bodem van de zoötroop zit een klein gaatje van de passer. Prik er een punaise door. Druk de punaise daarna in het gum van het potlood.
7.
Neem een papieren beker en maak een gat in het midden van de bodem met de scherpe punt van een potlood met een gum aan het uiteinde. Duw het potlood door de bodem heen.
6.
Pak nu de ronde bodem. Smeer rondom een rand van 1 centimeter in met lijm. Neem het zwarte papier met de omhoog gevouwen plakrand. Plak dit aan de bodem zoals in de tekening. Waar de uiteinden van de strook elkaar overlappen, lijm je ze aan elkaar vast.
5.
Tegenover de plakrand trek je weer een lijn met een wit potlood en een liniaal, maar nu 3 centimeter vanaf de rand. Ook op deze strook zet je strepen met wit potlood. Nu zet je elke 4 centimeter een streep. Rondom deze strepen knip je een spleet uit zoals op de tekening. De spleten worden ongeveer 3 millimeter breed. Knip dus ongeveer 1 1⁄2 millimeter links en rechts van de streep.
4.
Jullie gaan nu een plakrand maken. Neem de lange strook zwart papier. Trek met wit potlood en een liniaal een lijn over de lengte van het papier, 1 centimeter van de rand. Zet dan in deze strook elke 1,5 centimeter een streep. Knip de strook in langs deze strepen. De losse stukjes die zo ontstaan, vouw je naar boven.
3.
NTER S C I E N Co pE s cCh oEo l
Bijlagen — Zoötroop
NATUURONDERWIJS Licht, Werking oog/ hersenen TECHNIEK Constructies
4
Het duizelt voor je ogen
Op de lange strook teken je nu een aantal (maximaal 12) tekeningen, die elke keer een klein beetje van elkaar verschillen. Bijvoorbeeld een clown die jongleert met ballen. Zorg dat de tekeningen op gelijke afstand van elkaar staan. Verdeel hiervoor de lange strook papier in gelijke vakken met potlood. Hier binnen ga je tekenen. Die lijnen van de vakken gum je later weer uit. Je moet er wel voor zorgen dat de tekeningen kloppen. De ballen van de clown die straks gaan bewegen, moeten wel steeds dezelfde kant op draaien. De clown ziet er op elke tekening precies hetzelfde uit! Ook moet je er op letten dat de eerste en de laatste tekening op elkaar aansluiten. Tekeningen klaar? Plaats de strook papier in de zoötroop. Is de film gelukt?
Maak nu je eigen film voor de zoötroop. Jullie hebben daarvoor twee stroken wit papier nodig van 6 centimeter breed. Deze maak je zo: zet met een potlood en een liniaal een lijn langs de (lange) zijkant van het witte papier, 6 centimeter vanaf de rand. Doe dit ook vanaf de andere (lange) zijkant. Knip beide stroken af. Maak een plakrand van 2 centimeter aan één van de twee stroken en plak de stroken aan elkaar met lijm.
En als je een hardere of zachtere zwieper geeft?
2.
Zie je elke tekening heel duidelijk? Zie je nog dat het verschillende tekeningen zijn?
1.
Je gaat nu op zoek naar de wetenschap achter de exhibit. Deze exhibit gaat over de zoötroop. Doe de onderstaande onderzoekjes. Schrijf de antwoorden in je werkboek bij ‘Onderzoeksverslag 1’.
WAT ZIE JE GEBEUREN?
De exhibit is nu klaar. Het werkt als volgt: hou het potlood van de zoötroop in je ene hand goed vast. Met de andere hand geef je de zoötroop een zwieper zodat hij gaat draaien. Kijk door de spleten. Wat zie je?
HOE WERKT HET?
Nu moeten jullie nog de film maken. Je kunt hiervoor de tekening op de volgende bladzijde gebruiken. Kopieer de tekening eerst en kleur hem in. Zorg ervoor dat de onderdelen van de tekening, die steeds een beetje van plek veranderen, dezelfde kleur krijgen. Daarna knip je de tekening uit en je plakt hem in de zoötroop.
9.
Schuif nu de beker over het potlood heen. Plak de bovenrand vast in het midden van de onderkant van de zoötroop. Zorg dat de zoötroop goed kan draaien.
8.
NTER S C I E N Co pE s cCh oEo l
Bijlagen — Zoötroop
NATUURONDERWIJS Licht, Werking oog/ hersenen TECHNIEK Constructies
NTER S C I E N Co pE s cCh oEo l
5
Het duizelt voor je ogen
Bijlagen — Zoötroop
NATUURONDERWIJS Licht, Werking oog/ hersenen TECHNIEK Constructies
Laat je leerkracht de antwoorden lezen.
6
Het duizelt voor je ogen
Eigenlijk is de zoötroop een voorloper van de moderne film. Onze huidige bioscoopfilm werkt op dezelfde manier. Kun je uitleggen hoe dat werkt?
Toepassing:
Wie heeft de zoötroop uitgevonden? Wanneer was dat?
Uitvinding:
Op de papierstrook aan de binnenkant van de zoötroop staan losse tekeningen. Hoe komt het dat je één bewegend ding of figuurtje ziet als je de zoötroop laat draaien?
Wetenschap:
Hoe moet je een zoötroop bedienen? Hoe moet je kijken om de film te zien?
Werking:
Beantwoord de onderstaande vragen, en schrijf de antwoorden in je werkboek bij ‘Onderzoeksverslag 2’.
Nu ga je informatie opzoeken over de zoötroop en film. Je kunt informatie opzoeken in de schoolmediatheek, de bibliotheek of op internet. Ga op www.sciencecenteropschool.nl naar ‘leerlingen basisonderwijs’ en klik op ‘links’. Onder de titel van jouw exhibit kun je een aantal websites vinden met achtergrondinformatie.
HOE ZIT DAT?
NTER S C I E N Co pE s cCh oEo l
Bijlagen — Zoötroop
Bijlagen — Kleurplaat