Bosbeheerplan Bloemendaalsebos Februari 2011
Inleiding Dit bosbeheerplan is gemaakt door Dik Vonk in samenwerking met Simon Klin gen en is een uitwerking van het Herstelplan Bloemendaalsebos door Judith van Genderen uit 2007. In dat Herstelplan is een uitvoerige beschrijving van het bos te vinden: de ont staansgeschiedenis, de cultuurhistorie, flora1 en fauna2 en het recreatief gebruik. Bij de gemeente bestaat nu de wens om de aanpak van het bosbeheer voor de toekomst concreet te maken. Dit compacte Bosbeheerplan moet daarin voorzien. Recent zijn door de Bosparkenklankbordgroep (als onderdelen van dit beheer plan) een plan voor de padenstructuur en één voor de lanen van het bos vastge steld (zie bijlagen).
Beheerplan Bloemendaalsebos
Inleiding Bestaande kwaliteit Uitgangspunten bosbeheer Het beheer Beheermethodiek Noten Bijlagen
Bestaande kwaliteit Het Bloemendaalsebos is een fraai en ecologisch rijk bos. Ondank de geringe omvang en de intensieve betreding door bezoekers, vaak met honden, vinden we er een veelheid aan planten- en diersoorten. De variatie aan bomen en struiken, de afwisseling van dichte en meer open delen en de kalkrijke zandbodem zijn de verklaring voor de grote biodiversiteit. Het bos heeft de afgelopen tijd wat van zijn allure verloren. Een wildgroei aan paden maakt de structuur van het parkbos minder sprekend. Tegelijk was er een wildgroei aan struiken en opslag in het bos waardoor visueel en ecologisch de va riatie afnam. Er is lange tijd in het bos niet gedund, er is sprake van een dun ningsachterstand. De instandhouding van de struktuur en de variatie van het bos vraagt om gericht beheer. De potenties van de aanwezige bomen en de bijzondere vegetatie zijn groot, het bos kan met relatief eenvoudige ingrepen weer de allure van een mo numentaal parkbos krijgen. Zonder beheer ontstaat echter een dicht bos waarin bovendien de esdoorn steeds meer gaat domineren en zo voor vervlakking zorgt. Sturing in de boomsoorten en in de bosstructuur (de ruimtelijke opbouw) is ge wenst voor zowel de beleving van de bezoekers als voor het op peil houden van de biologische rijkdom.
1
Uitgangspunten bosbeheer
Het beheer Uitgaande van de bestaande situatie en om de verschillen in de bossferen te accentueren zijn vier deelgebieden onderscheiden: de beukenzone, de eikenzone, de gemengde zone en Het Rijperbos. Voor ieder deel is het na te streven beheer beschreven.
De beukenzone Het gaat om het deel langs de Koepellaan, globaal de vakken 1 t/m 15; de beu ken hebben hier de overhand en geven dit deel een specifiek karakter. Het is een relatief donker, van boven gesloten bos met weinig ondergroei, alleen wat hulst. Men spreekt wel van ‘onderdoorkijkbos’.
Beheerplan Bloemendaalsebos
het behoud van het landgoedkarakter met een afwisseling in bostypen, het accentueren van opvallende elementen zoals lanen, boomgroepen en mar kante bomen, bij de selectie ten behoeve van de dunning in de bosvakken voorrang aan in heemse boom- en struiksoorten, maar exoten behouden in landschappelijke situaties (zoals de groep acacia’s). bij dunningen boomsoorten die in een perceel weinig voorkomen in beginsel bevoordelen, uit ecologisch oogmerk handhaven van een aandeel dode bomen en liggend dood hout, het tijdig wegnemen van voor wandelaars gevaarlijke bomen.
Hier de beuk handhaven als hoofdboomsoort. De dunning richten op het ont wikkelen van stevige, monumentale beuken. Op bestaande open plekken kan door natuurlijke verjonging of door aanplant weer opnieuw beuk komen. In de verjonging zal bij uitzaai van esdoorn de beuk gericht geholpen moeten worden. Ter afwisseling kan hier en daar wat haagbeuk, hazelaar en in de grotere gaten zoete kers worden geplant. In de rand langs de Zomerzorgerlaan en de Koepellaan staan naast de beuken onder andere ook wat stevige eiken. Hier de eiken en andere soorten door middel van dunning vrijstellen. Onder de eiken (eiken laten meer licht door) zijn er kan sen voor ondergroei. Eventueel wat struiken aanplanten, waardoor enige afscher ming van de weg ontstaat. Te denken valt aan lijsterbes, meidoorn, Gelderse roos, egelantier, gele en rode kornoelje (liever geen krent, die staat al veel bij het pannenkoekenhuis). Langs de Koepellaan op enkele plekken de sneeuwbes3 en esdoornzaailingen ver vangen door genoemde struiken.
2
De eikenzone
De aanwezige eiken moeten hier het raamwerk van het bos gaan vormen. Dunningsgewijs de schaduwboomsoorten esdoorn, kastanje en beuk geleidelijk wegnemen ten gunste van eik. Waar ruimte is of ontstaat door het terugdringen van esdoorn, aanplant van es, zoete kers of boswilg. Aan de randen van de per celen valt een groepsgewijze aanplant van bloeiende soorten struiken als kor noelje, vogelkers en meidoorn te overwegen. Waar blijvend veel licht is kan ook Gelderse roos, egelantier en kornoelje een kans krijgen. De iep is door iepziekte grotendeels verdwenen. De es is hiervoor een goede ver vanger. De es is een snelle groeier en de kroon laat veel licht door en past zo te midden van de eiken. Bijzondere bomen zoals de veldesdoorn (Spaanse aak) ruimte geven zodat ze kunnen uitgroeien tot markante bomen. In markante bomen de klimop 4 sparen. In de struiklaag gewone meidoorn bevorderen als min of meer vrijstaande exem plaren op de lichtste plekjes. In het bos ten noorden van de Graslaan zijn veel iepen door ziekte verdwenen en er staan veel grote esdoorns. Het is raadzaam een deel van de esdoorns weg te nemen en ruimte te maken voor een nieuwe aanplant, voor een nieuw bosvak. Plaatselijk dient zich natuurlijke verjonging van es aan. Op plekken waar dat niet gebeurt, aanplanten met groepen eik van elk minimaal 600 m2. Om dit ‘nieuwe’ bosperceel zijn eigen karakter te geven, struikaanplant in de randen beperken tot kardinaalsmuts en Gelderse roos. De nog aanwezige iep, ook de opslag, zo veel mogelijk laten uitgroeien als meng soort. Een deel van de beuken langs de Graslaan verkeert in de aftakelingsfase. Het is niet te voorspellen, wanneer de laan echt aan vervanging toe is. Het is aan te be velen om, in verband met het landgoedkarakter van het gebied, te zijner tijd de laan in zijn geheel te vervangen.
Beheerplan Bloemendaalsebos
Tussen Brederodelaan en Zomerzorgerlaan, globaal de vakken 16 t/m 36. In het bomenbestand spelen naast esdoorn, kastanje en beuk vooral de zomereiken een belangrijke rol; in veel bospercelen is ondergroei voorhanden.
De gemengde zone Dit deel van het bos (vak 37 t/m 48 + vak 69) heeft een opener kronendak dan de rest van het bos en heeft een goed ontwikkelde struiklaag. De recreatieve voorzieningen zijn daardoor wat afgeschermd, ze liggen min of meer besloten. De struiklaag en de lage boomlaag beperken enigszins het geluid van het verkeer op de Mollaan. Naast de zomereik als hoofdsoort komt hier relatief veel es en iep voor met vogelkers, meidoorn en kardinaalsmuts als struiken. Om de gewenste variatie van soorten in stand te houden is er slechts beperkt ruimte voor uitgroei van beuk. Op plekken met voldoende ruimte kan zomereik worden herplant.
3
Het Rijperbos
In Het Rijperbos richt het beheer zich op de instandhouding en verdere ontwik keling van een gemengd, monumentaal bomenbestand. Een dunning van het bos is ook hier nodig. Tegelijk is het terugdringen van de veelheid aan bospaden ge wenst. Licht op de bodem is voorwaarde om struiken te laten groeien en zo de wandelpaden te reguleren. Het dunningsgewijs wegnemen van esdoorn zal daar bij helpen. De bruine beuken in de vallei blijven gehandhaafd, maar als ze op termijn uitval len, lijkt het niet verstandig ze te vervangen. Waar ze voorhanden zijn, hier de eik als toekomstboom te kiezen en dunningsgewijs de ruimte geven. Waar vol doende licht is een struiklaag aanbrengen. Stronkopslag van afgezette esdoorn kan als zodanig functioneren. Linden5 in bosverband zijn niet gebruikelijk, meer als laanboom of als solitair. Linden zijn ecologisch van belang vooral voor insecten en als drachtboom voor honingbijen. Een bos met veel linden komt in Nederland niet veel voor. Het is raadzaam deze bomen als mengsoort naast de eiken te handhaven.
Beheerplan Bloemendaalsebos
Vak 49 t/m 68. Een groot deel van het Rijperbos, vooral langs de Mollaan, be staat uit oude bomen, voornamelijk beuk, met hier en daar linde en eik. Door het dichte kronendak is er weinig ondergroei en zijn er veel sluippaden ontstaan. In het Rijperbos is een open vallei met erlangs een rij oude linden. In het hele Rij perbos staan verspreid halfwas linden, die sinds 1945 zijn aangeplant. Mogelijk zijn zij bedoeld als schaduwverdragende verjonging in het bos. Ten zuiden van de linden staan halfwas eiken gemengd met gewone esdoorn.
Beheermethodiek Het is aan te bevelen bij de dunning de toekomstbomenmethode toe te pas sen. Bij de toekomstbomendunning worden, voorafgaand aan het blessen, de bo men geselecteerd die voor de toekomst behouden moeten blijven. Het kiezen van deze toekomstbomen is een effectief hulpmiddel bij het blessen. Het principe is eenvoudig: de bomen die voorbestemd zijn voor het ‘eindbeeld’ krijgen extra groeiruimte. De blesser dient zich daartoe wel een beeld te vormen van het op langere termijn gewenste bos. De voor het toekomstige bos gewenste bomen worden geselecteerd en tijdelijk met een touwtje gemerkt. De keuze van de toekomstbomen hangt nauw samen met het beheerdoel van het betreffende bos. Zeker in geval van een menging van boomsoorten is de keu ze niet te maken zonder een beeld van de na te streven bossamenstelling van de vier onderscheiden deelgebieden. NB: Het werken met toekomstbomen, en daarmee een positieve benadering naar het toekomstige bos, kan bijdrage aan de communicatie over de zaagwerkzaam heden. Ook de keuze van de toekomstbomen is in overleg te maken. In intensief gebruikte bossen elders in het land zijn daarmee goede ervaringen opgedaan.
4
Beheerplan Bloemendaalsebos
Noten
5
indruk van de flora. Bomen: zomereik, beuk, gewone esdoorn, linde, iep, es, Noorse esdoorn, populier, acacia, paardenkastan je, tamme kastanje, veldesdoorn, haagbeuk, boswilg en zoete kers. Struiken: meidoorn, lijsterbes, gewone vogelkers, sneeuwbes, vuilboom, kardinaalsmuts, struikkamperfoe lie, hulst, Gelderse roos, sporkehout, egelantierroos en klimop. Hogere planten: bosanemoon, vingerhelmbloem, hondsdraf, dovenetelsoorten, bosandoorn, klis, bosan doorn, en een verscheidenheid aan andere voorjaarsbloeiers (stinseplanten) als voorjaarszonnebloem en longkruid; meer algemene bosrandplanten zoals fluitenkruid, braamsoorten, duizendblad, dagkoekoeks bloem, look zonder look, Robertskruid, hondsdraf, nagelkruid, dovenetelsoorten, gewone berenklauw en koninginnenkruid. 1
indruk van de fauna: eekhoorn, vleermuizen, boomkruiper, boomklever, roodborst, winterkoning, heggen mus en tjiftjaf; verschillende vlindersoorten en een veelheid aan insecten. 2
De sneeuwbes als uitheemse soort in de kruidlaag is voorlopig nodig als nectarbron in de zomer, zolang er weinig lichte randen zijn met in de zomer bloeiende planten zoals koninginnenkruid, gewone berenklauw, klis, bosandoorn. 3
Klimop verrijkt het bos ecologisch en visueel. Zolang de klimop niet tot in de uiteinde van de takken van de eiken komt, heeft de boom er geen last van, de klimmer gebruikt de boom alleen als steun. Het is belangrijk in een deel van de bomen bloeiende klimop op boomstammen intact te laten. 4
De laatste tijd wordt door bosecologen grote waarde aan de linden toegeschreven omdat deze bomen de spaarzame kalk in de bosbodem naar boven halen (vooral van belang op zure bodems) en zo voor waarde volle vegetatie zorgen. 5
NB In het bos is het niet gewenst om mezensoorten te bevoordelen door het plaatsen van nestkastjes. Holten in oude bomen en groepjes braam en struiken met ondergroei leveren voldoende nestgelegenheid voor een normale vogelstand met, behalve mezen, andere soorten als boomkruiper, boomklever, rood borst, winterkoning, heggenmus en tjiftjaf. In een structuurrijk bos zijn veel soorten zingende vogels. Daar is geen reden voor een kunstmatig groot aantal mezen.