BEGROTING 2015 EN MEERJARENBEGROTING 2016–2018
1
1. Inhoud 1.
Inhoud ............................................................................................................................................. 2
2.
Inleiding ........................................................................................................................................... 4
3.
Leeswijzer ........................................................................................................................................ 5
4.
Gegevens van de stichting ............................................................................................................... 6 4.1.
Overzicht scholen..................................................................................................................... 6
4.2.
Organisatie en bestuur ............................................................................................................ 7
4.2.1. 5.
Bestuur en raad van toezicht .......................................................................................... 8
Koersplan & Meerjarenbegroting ................................................................................................... 9 5.1.
Beleidspunten vertaald .......................................................................................................... 10
5.2.
“Samen op weg naar een vitale leergemeenschap”.............................................................. 10
5.2.1.
Opleiden in School......................................................................................................... 10
5.2.2.
Financiën ....................................................................................................................... 11
5.2.3.
Huisvesting en Facilitair ................................................................................................. 11
5.2.4.
Personeel ....................................................................................................................... 13
5.3.
Kwalitatief hoogwaardig en maatschappelijk betrokken onderwijs in Stadsdeel Oost ........ 14
5.4.
Samen oneindig veel leren! ................................................................................................... 14
5.5.
Samen op weg naar een digitale toekomst ........................................................................... 15
6.
Planning & Control Cyclus ............................................................................................................. 16
7.
Ontwikkeling leerlingenaantallen.................................................................................................. 18
8.
7.1.
Analyse leerlingenontwikkeling 2015-2025........................................................................... 19
7.2.
Analyse leerlingenprognoses 2015-2017............................................................................... 20
7.3.
Analyse opbouw leerjaren STAIJ ............................................................................................ 21
7.4.
Conclusie ................................................................................................................................ 22
Personeelsbeleid ........................................................................................................................... 24 8.1. Opbouw personeelsbestand ....................................................................................................... 24 8.2. Mobiliteit .................................................................................................................................... 25 8.3. Vervangingsfonds ....................................................................................................................... 25 8.4. Ziekteverzuim ............................................................................................................................. 26 8.5. Bevordering Arbeidsparticipatie Ouderen .................................................................................. 26 8.6. Nieuwe CAO ................................................................................................................................ 26
2
8.7. Uitgangspunten formatie en de functiemix ............................................................................... 27 9.
Begroting 2015-2018 ..................................................................................................................... 28 9.1.
Begroting 2015 ...................................................................................................................... 28
9.2.
Meerjarenbegroting 2015-2018 ............................................................................................ 28
9.3.
Toelichting Begroting 2015/Meerjarenbegroting 2015-2018 ............................................... 29
9.3.1.
Algemeen....................................................................................................................... 29
9.3.2.
Baten ............................................................................................................................. 29
9.3.3.
Lasten ............................................................................................................................ 30
9.4.
Investeringsbegroting 2015-2018 ......................................................................................... 31
9.5.
Ontwikkeling liquiditeit 2015-2018 ....................................................................................... 33
9.6.
Balans en Vermogenspositie 2015-2018 ............................................................................... 34
9.6.1.
Ontwikkeling balans ...................................................................................................... 34
9.6.2.
Ontwikkeling Kengetallen.............................................................................................. 35
9.7. 10.
Ontwikkeling personeel ......................................................................................................... 36 Risicoanalyse 2015-2018 ........................................................................................................... 37
Bijlage A: Leerlingenaantal en -prognoses per school 2011 - 2017 ...................................................... 39 Bijlage B: Begroting in detail ……………………………………………………………………………………………………………40
3
2. Inleiding Voor u ligt de begroting 2015 en de meerjarenbegroting 2015-2018 van “Samen Tussen Amstel en IJ” Stichting voor Openbaar Primair Onderwijs (STAIJ). De meerjarenbegroting 2015-2018 staat niet op zichzelf, maar vormt een onderdeel van de totale planning & control cyclus van onze organisatie. De basis van de begroting wordt gevormd door het Koersplan 2012-2015 van STAIJ. In dit Koersplan zijn de richting en de doelen van onze organisatie beschreven. Het komende jaar zal het nieuwe Koersplan voor de jaren 2016-2019 worden vastgesteld. Deze nieuwe beleidsvoornemens worden volgend jaar in de nieuwe meerjarenbegroting nader uitgewerkt. De financiële begroting vormt het financiële kader waarbinnen onze doelen gerealiseerd moeten worden. Het begrotingsproces is een continu proces van meerjarenbegrotingen opstellen, periodiek de financiële voortgang volgen middels diverse rapportages, nieuwe inzichten opnemen en dit alles vertalen in de nieuwe meerjarenbegroting. Om te veel herhaling te voorkomen beschrijft dit rapport slechts op hoofdlijnen de doelen van het Koersplan. Als onderdeel van dit document is de begroting 2015 opgenomen. Wij presenteren een begroting die sluit (+ € 42.806). Dit geldt niet alleen voor het jaar 2015, maar ook voor de jaren 2016-2018. Dit is het grootste verschil met de meerjarenbegroting die vorig jaar het licht zag, toen weliswaar voor het huidige jaar (2014) een sluitende begroting werd gepresenteerd, maar voor de jaren erna een structureel tekort van € 1 miljoen werd voorzien. Door de groei van het leerlingenaantal en de voornemens van het nieuwe College van B&W van de gemeente Amsterdam om de lokale onderwijsvoorzieningen op peil te houden, kunnen wij dit jaar ook meerjarig een sluitende begroting presenteren. Vanuit financieel oogpunt is het niet noodzakelijk om de komende jaren het vermogen verder toe te laten nemen. Dit betekent dat wij de noodzakelijke investeringen kunnen doen om de kwaliteit van het openbaar onderwijs in Amsterdam Oost op orde te houden. De begroting die voorligt, is beleidsarm opgesteld. Dit heeft op de eerste plaats te maken met de onzekerheid over de precieze hoogte van de (extra) gelden die vanuit de rijksoverheid en de lokale overheid worden toegekend. Definitieve duidelijkheid hierover verwachten wij pas aan het eind van januari 2015. Op de tweede plaats moeten de extra gelden uit de recent vastgestelde CAO Primair Onderwijs 2014 nog definitief vastgesteld worden. Ook hierover verwachten wij spoedig uitsluitsel. Dit betekent dat wij in de reguliere kwartaalrapportages verslag gaan doen van de ontwikkelingen op deze terreinen en de mogelijkheden die er ontstaan om extra investeringen te plegen.
Namens de raad van toezicht en het bestuur van STAIJ, Amsterdam, 31 december 2014 Marianne Harten
René Rigter
Voorzitter raad van toezicht
Bestuurder
4
3. Leeswijzer Dit document bevat zowel de cijfers van de begroting 2015 als van de meerjarenbegroting 20152018. De basis wordt gevormd door de kaders van het Koersplan 2012-2015, die meerjarig is doorgetrokken. In hoofdstuk 5 wordt uitvoerig stil gestaan bij de financiële consequenties van de in het Koersplan afgesproken maatregelen. Voorafgaand wordt in hoofdstuk 4 enkele algemene gegevens van onze stichting voor het voetlicht gebracht. In hoofdstuk 6 belichten wij de planning & control cyclus, die het uitgangspunt vormt voor de verantwoording van ons beleid in de komende jaren. Vervolgens staat in hoofdstuk 7 een analyse van de leerlingenprognose centraal. Gelet op het feit dat een groot deel van onze inkomsten afhankelijk is van het aantal ingeschreven leerlingen, hebben wij een uitgebreide studie verricht naar de toekomstverwachtingen rond het aantal ingeschreven leerlingen. In hoofdstuk 8 wordt de personele bezetting in de komende jaren beschreven. Hierbij komen ook aspecten rond het ziekteverzuim en het eigen risicodragerschap, de regeling rond de Bevordering Arbeidsparticipatie Ouderen (BAPO) en de leeftijdsopbouw van ons personeelsbestand aan de orde. In hoofdstuk 9 passeren de financiële kengetallen de revue, uitgesplitst in de begroting 2015 en de meerjarenbegroting 2015-2018. Daarbij wordt uitgebreid aandacht besteed aan de investerings- en liquiditeitsbegroting en aan de vermogenspositie. Tot slot volgt in hoofdstuk 10 een risicoanalyse. Hierin staan ook positieve risico’s benoemd, omdat door de beleidsarme opstelling van deze meerjarenbegroting er extra gelden ingeboekt kunnen worden zodra de definitieve vaststelling van de rijksbegroting en de nieuwe CAO een feit is geworden.
5
4. Gegevens van de stichting “Samen tussen Amstel en IJ” Stichting voor Openbaar Primair Onderwijs (STAIJ) is opgericht op 1 januari 2008 en wordt sinds 5 november 2014 statutair geleid door een college van bestuur, bestaande uit één bestuurder. De bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de bestuurder worden in de statuten en het toezichtkader geregeld. Hr. Dr. R.B.M. Rigter, sinds 1 januari 2013 in dienst als algemeen directeur van STAIJ, is benoemd tot de eerste bestuurder van onze organisatie. De samenstelling van de raad van toezicht is als volgt: Mw. Drs. H.M. Harten Hr. Drs. T.J.J. Stok Hr. Drs. J.W.G. van der Wurff Hr. Drs. P.V. Hamaker Mw. Drs. K.J. Buchel
voorzitter secretaris penningmeester lid lid
De leden van de raad van toezicht waren bestuurslid van de stichting tot 5 november 2014. Door de vaststelling van de nieuwe statuten eindigde hun bestuurslidmaatschap per genoemde datum. Door hun toetreding tot de nieuwe raad van toezicht is de continuïteit in de aansturing van de organisatie gewaarborgd.
4.1.
Overzicht scholen
Het bestuur van STAIJ had in 2014 het beheer over twintig scholen voor openbaar primair onderwijs op 21 locaties, gelegen in de gemeente Amsterdam, Stadsdeel Oost. Onder deze scholen bevindt zich de school voor nieuwkomersonderijs (de Bataviaschool), die administratief bij de J.P. Coen is ondergebracht. In totaal telt STAIJ 18 brinnummers.
School
6
Aldoende (18UR)
Leerlingenaantal 1-10-2013 per 1-10-2013 377
Leerlingenaantal 1-10-2014 per 1-10-2014 416
Dapper (19AQ)
233
204
De Kaap (19AI)
141
147
Kleine Kapitein (27YK)
274
275
De Kraal (20ZH)
309
330
Dalton De Meer (20YG)
452
475
Pinksterbloem (20TV)
407
404
Flevoparkschool (19CH)
294
264
Flevoparkschool (’t Gouden Ei)
123
113
JP Coen (20ZG)
308*
323
Laterna Magica (29UA)
500
564
Linnaeus (20SJ)
225
229
Olympus (27LT)
314
286
Steigereiland (28BA)
631
652
e
617
615
e
8 Montessori Zeeburg (22LE)
501
498
SBO Het Spectrum (20WT)
145
142
MKC Zeeburgereiland (30PM)
27
72
MKC De Amstel (30UP)
26
68
5.904
6.077
5 Montessorischool (20TV)
* Inclusief respectievelijk 62 (2013) en 77 (2014) leerlingen zij-instromers Batavia
De stijging van het aantal leerlingen bij STAIJ bedraagt in vergelijking met 1 oktober 2013 bijna 3% (in absolute zin 173 leerlingen). Dit betekent dat wij in het nieuwe schooljaar spoedig voor de groeiformatie (formule is 103% * aantal leerlingen 1-10-2013 + 13) in aanmerking komen. Aan alle scholen van STAIJ is door de Inspectie het basisarrangement toegekend. De Linnaeus en De Dapper volgen nog de verbeteraanpak van de gemeente Amsterdam (Kwaliteitsaanpak Basisonderwijs Amsterdam).
4.2.
Organisatie en bestuur
STAIJ kent een organisatiestructuur waarbij de bestuurder eindverantwoordelijk is voor de dagelijkse leiding van de organisatie. Als wettelijke toezichthouder treedt de raad van toezicht op. De raad van toezicht moet onder andere de meerjarenbegroting en het jaarverslag, waar de jaarrekening een onderdeel van uitmaakt, goedkeuren. Als externe toezichthouder fungeert de voltallige raad van de gemeente Amsterdam. Zij komen onder andere in beeld als de stichting voornemens is een school te sluiten of te openen.
7
4.2.1. Bestuur en raad van toezicht De Code Goed Bestuur in het Primair Onderwijs vormt de basis van de organisatiestructuur en werkwijze van STAIJ. Er is een scheiding aangebracht tussen de functies van bestuur en intern toezicht en die zijn opgenomen in de statuten en het toezichtkader. Het schoolbestuur en de toezichthouder hebben een set afspraken gemaakt over de verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden tussen de verschillende organen. Daarbij worden in beginsel de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden zo laag mogelijk in de organisatie belegd (op het niveau van de schooldirectie). Doel van de hantering van de Code Goed Bestuur is om op een efficiënte, effectieve en transparante wijze de beleidsdoelstellingen te realiseren. De bestuurder en de raad van toezicht voeren minimaal zes keer per jaar overleg over de voortgang van de werkzaamheden. STAIJ hanteert een planning- en control cyclus, waarin beleidsvoornemens als de begroting en het Koersplan (strategisch beleidsplan) worden bewaakt met behulp van managementinformatie. Hiervoor verschijnen periodiek kwartaalrapportages. In 2013 heeft het bestuur een auditcommissie in het leven geroepen, die zich richt op de interne controle en financiële processen. De horizontale verantwoording vindt plaats op schoolniveau, maar ook op bovenschools niveau via de Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad (GMR). Als stichting hechten wij er grote waarde aan om al onze stakeholders actief te betrekken bij onze verantwoording. De belangrijkste taak van de bestuurder is het uitzetten van de beleidskaders waarbinnen de directeuren van de scholen het beleid verder dienen te concretiseren. Regelmatig vindt er een toetsing plaats of de uitgezette acties tot het beoogde resultaat hebben geleid. De raad van toezicht belegt hiertoe periodiek een vergadering met de bestuurder. De agenda, notulen en de besluitenlijst van deze vergaderingen worden op de website van STAIJ geplaatst.
8
5. Koersplan & Meerjarenbegroting In het najaar van 2013 is het “Koersplan Samen Tussen Amstel en IJ 2012-2015” geactualiseerd en vastgesteld door de stichting. In dit Koersplan worden de ambities van de organisatie voor de komende periode naar de samenleving helder gemaakt. Het Koersplan geeft het beleidskader weer waarin de koppeling gemaakt wordt met het primaire proces, het geven van hoogwaardig onderwijs, hoe de kwaliteit daarvan wordt getoetst en hoe de organisatie denkt in te spelen op zowel in- als externe ontwikkelingen. Het Koersplan heeft als centrale thema: “Samen leren voor het leven”. Vanuit een professionele cultuur, gericht op de kwaliteit van het onderwijs en de eigen organisatie, zijn wij educatief ondernemend en willen wij met onze partners elke dag werken aan het leveren van kwalitatief goed onderwijs. Wat de organisatie daaronder verstaat wordt in het Koersplan uitgewerkt en wij verwijzen u naar dit document voor de gedetailleerde uitwerking daarvan. In het Koersplan worden de ambities vertaald naar concrete beleidsvoornemens. In deze meerjarenbegroting worden deze beleidsvoornemens verder vertaald in de financiële uitwerking daarvan over de komende jaren. Dit betekent dat als er investeringen nodig zijn om bepaalde speerpunten te realiseren deze in de meerjarenbegroting worden weergegeven. Hieruit blijkt hoe de organisatie denkt deze doelen te realiseren. Dit betekent dat de meerjarenbegroting ook een toetsend karakter heeft in de zin van hoe haalbaar de ambities zijn. Onderwerpen en beleidsvoornemens uit het Koersplan die vanuit de reguliere bekostiging worden bekostigd, passeren in dit hoofdstuk in principe niet de revue. Voor de jaren 2016-2019 zal een nieuw Koersplan worden opgesteld. Op dit moment zijn de voorbereidingen voor de opstelling van dit plan in volle gang. Wij trekken de lijn en beleidsvoornemens uit het huidige Koersplan door naar de toekomst. Daarbij wordt uitdrukkelijk een verbinding gezocht met de in het najaar van 2014 vastgestelde CAO Primair Onderwijs, waarin de professionalisering van de medewerkers hoog op de agenda staat. Daarnaast wordt de koppeling gemaakt met het bestuursakkoord voor de sector primair onderwijs, die in juli 2014 is vastgesteld. In dit akkoord tussen de PO-Raad en de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OC&W) worden vier actielijnen voor de periode tot 2020 voor het voetlicht gebracht, namelijk talentontwikkeling door uitdagend onderwijs, een brede aanpak voor duurzame onderwijsverbetering, professionele scholen (waaronder het verder verbeteren van de didactische vaardigheden van de leerkrachten en de kwaliteit van de schooldirecteuren) en doorgaande ontwikkellijnen. Essentieel bij de uitrol van deze beleidsvoornemens is dat de leraar de leiding neemt bij het verbeteren van het onderwijs en het verbeteren van zijn vakmanschap. Zij weten als geen ander wat werkt en wat niet. Zij zijn de veranderagenten om het onderwijs steeds beter te maken. De directeur zal in ons nieuwe Koersplan nog meer dan voorheen de opdracht krijgen de leraren verder te helpen in hun professionele ontwikkeling. De directeur daagt uit, stimuleert initiatieven, geeft ruimte voor ontwikkeling en faciliteert. De opdracht aan de bestuurder is om koersvast de visie 9
van de organisatie levend te houden. De bestuurder moet daarnaast precies weten wie hij moet complimenteren en wie hij moet aanspreken, dit om de processen zo autonoom mogelijk te laten plaatsvinden. Deze uitgangspunten passen binnen het Rijnlands denken en worden de komende jaren verder uitgebouwd. Hoewel bovengenoemde kaders in de volgende meerjarenbegroting nader worden uitgewerkt (het nieuwe Koersplan is immers pas vanaf 2016 van kracht) passeren enkele voornemens in deze begroting al de revue. Ter stimulering van de uitgangspunten van het nieuwe Koersplan begroten wij voor 2015 een innovatiebudget van maximaal € 200.000.
5.1.
Beleidspunten vertaald
Het centrale thema van het Koersplan 2012-2015 is verder uitgewerkt in vier strategische doelstellingen. Deze doelstellingen vormen de leidraad voor de uitwerking van de meerjarenbegroting en de beleidsvoornemens die daaruit blijken. In dit gedeelte worden deze strategische doelstellingen besproken en wordt de concrete vertaling ervan op de begroting weergegeven.
5.2.
“Samen op weg naar een vitale leergemeenschap”
Onder deze strategische doelstelling gaan diverse onderwerpen schuil die hier apart worden behandeld. Naast het primaire proces van het geven van hoogwaardig onderwijs in Amsterdam Oost zijn er ook ondersteunende bedrijfsprocessen nodig die zorg dragen voor de randvoorwaarden zodat alle aandacht uit kan gaan naar het primaire proces. Dit betreft de processen ten behoeve van de eigen organisatie, waarbij gedacht moet worden aan de financieel administratieve processen, huisvesting, facilitaire zaken als ook personeelszaken. Wij starten dit overzicht met één van de pijlers van onze organisatie “opleiden in school”.
5.2.1. Opleiden in School STAIJ is in Amsterdam één van de twee academische opleidingsscholen in het primair onderwijs. Door deze unieke positie kunnen wij niet alleen aandacht besteden aan de versterking van de opleidingen, maar ook aan het opzetten van een professioneel lerende en onderzoekende houding bij onze werknemers en stagiaires. STAIJ versterkt de lerende organisatie en daartoe heeft zij met het “opleiden in school” programma een krachtig instrument in handen. De kennis en expertise die daarmee is opgebouwd wil STAIJ de komende periode verder uitbouwen maar ook actiever inzetten om de vitale leergemeenschap vorm te geven. Daartoe is er in de meerjarenbegroting € 270.000 vrijgemaakt per jaar. Dit bedrag wordt bekostigd uit de subsidie die wij van het Ministerie van OC&W ontvangen voor de academische opleidingsschool. Vorig jaar is onze subsidieaanvraag voor de versterking van de samenwerking tussen de academische opleidingsschool en de lerarenopleidingen gehonoreerd. Om deze aanvraag meer kans van slagen te geven, zijn twee andere besturen voor openbaar primair onderwijs bij onze opleidingsschool aangesloten. Het betreft de Stichting Openbaar Onderwijs Noord (SOON) en de Stichting Amsterdam West Binnen de Ring (AWBR). Ook deze stichtingen besteden aandacht aan het versterken van de 10
opleidingen, maar zijn geen erkende academische opleidingsschool. Met deze subsidieaanvraag is een bedrag gemoeid van in totaal € 1,6 miljoen (voor vier jaar), waarvan per jaar € 200.000 voor STAIJ bestemd zal zijn. Ook deze gelden zijn in de meerjarenbegroting opgenomen, waardoor het totaalbedrag voor opleiden in school uitkomt op € 470.000 per jaar. Met deze middelen wordt onder andere de aanstelling van een interne opleider op iedere school (0,1 fte per school) bekostigd, waardoor het proces van leren van en met elkaar van onderop wordt vormgegeven. Door de inzet van de middelen uit opleiden in school en de versterking van onze eigen kracht en expertise, geven wij minder uit aan externe expertise. Dit betreft een besparing van € 100.000 per jaar.
5.2.2. Financiën Tot 2013 heeft STAIJ structureel meer uitgegeven dan er inkomsten waren. Het gevolg daarvan is dat de reserves van de organisatie dusdanig verzwakt waren dat zonder ingrijpen er eind 2013 niet meer voldoende middelen waren om aan de verplichtingen te kunnen doen. Derhalve heeft het jaar 2013 in het teken gestaan van een herstelplan om terug te gaan naar een situatie van evenwicht, waarbij er net zoveel geld uitgegeven wordt als er ook aan inkomsten zijn. Dit beleid hebben we in 2014 doorgezet. Hierdoor kunnen wij nu stellen dat ons vermogen voldoende is aangegroeid om buffers te vormen, waardoor mogelijke tegenvallers in de toekomst opgevangen kunnen worden. Onder een gezonde organisatie verstaan wij in financiële termen dat we tenminste aan de kengetallen en normeringen van de PO-raad en de aanbevelingen van de Commissie Don voldoen. Dit betekent dat er voldoende reserves zijn om aan onverwachte verplichtingen te kunnen voldoen zonder dat meteen ingegrepen moet worden in het primaire proces, zoals we dit in 2013 wel hebben moeten doen. Dit vertaalt zich in twee verschillende doelen. De eerste is dat we over voldoende liquiditeiten beschikken zodat we als organisatie onze rekeningen en salarissen kunnen betalen. De tweede is dat we ook over voldoende vermogen beschikken om op langere termijn de investeringen te kunnen plegen die wij wenselijk achten om onze doelstellingen te verwezenlijken. Ten aanzien van de liquiditeiten beschouwen wij een ratio van 1,0 als voldoende. Dit betekent dat we in staat zijn om aan onze korte termijn verplichtingen te voldoen en we ook nog voldoende geld beschikbaar hebben om onverwachte uitgaven op te vangen. Daarbij blijven we een actief beleid voeren om op basis van de maandelijkse inzichten de liquiditeiten actief te plannen zodat we niet teveel aan liquiditeiten krijgen, maar deze actief in kunnen zetten om het primaire proces zo optimaal mogelijk te laten verlopen. Het vermogen hoeft niet verder te groeien, maar wij houden ons wel aan de gouden regel dat structurele lasten gedekt worden uit structurele inkomsten. Daar sluit op aan dat incidente inkomsten alleen ingezet worden voor incidentele uitgaven. Ten aanzien van het vermogen gaan wij uit van de door de Commissie Don voorgeschreven normen. Uit de Jaarrekening 2013 blijkt dat wij bijna aan deze normen voldoen. Deze trend zet zich door in de cijfers over 2014, waardoor de conclusie gerechtvaardigd is dat wij volgens de normen van de Commissie Don een in financieel opzicht gezonde organisatie zijn.
5.2.3. Huisvesting en Facilitair Net als het financiële proces is huisvesting een middel om het primaire proces te ondersteunen. Een goede ICT-infrastructuur is noodzakelijk om goed onderwijs vorm te kunnen geven. Sinds de 11
verzelfstandiging in 2008 is er te lang onduidelijkheid geweest bij het stadsdeel en STAIJ over de positie van de schoolgebouwen. STAIJ ziet zichzelf als onderwijsinstelling en heeft er mede daarom in 2013 opnieuw expliciet voor gekozen om geen juridisch en economisch eigenaar van de schoolgebouwen te worden. De juridische afwikkeling van deze keuze hebben wij onlangs met de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO) van de gemeente Amsterdam, die vanaf 19 maart 2014 verantwoordelijk is voor de portefeuille onderwijshuisvesting, afgerond. In de afgesloten overeenkomsten is vastgelegd dat STAIJ handelt als ware zij juridisch eigenaar. De wetgeving rond de bekostiging voor gebruik en onderhoud aan gebouwen en het medegebruik zijn complex, met als gevolg dat dit niet voor alle schoolgebouwen helder is geweest in het verleden. In 2013 en 2014 is er bijzondere aandacht geweest om deze onduidelijkheid weg te nemen en zijn wij er samen met het stadsdeel en DMO in geslaagd de achterstanden in de dossiers in te lopen. Dit is ook financieel verwerkt en afgerond in de begroting. In 2015 staat er wederom een wetswijziging op stapel waarbij de bekostiging van de onderhoudskosten voor schoolgebouwen van de gemeente overgedragen wordt naar de schoolbesturen (doordecentralisatie). Het betreft hier het groot onderhoud (buitenonderhoud). Om ons goed voor te bereiden op deze wetswijziging hebben wij onze meerjaren onderhoudsbegroting (MJOB) geactualiseerd. Het staat vast dat de inkomsten die de schoolbesturen vanaf 2015 krijgen (€ 13,33 m², exclusief leegstand) niet voldoende zullen zijn om het groot onderhoud structureel naar behoren uit te voeren. Uit onze geactualiseerde MJOB blijkt dat onze gebouwen over het algemeen in een goede onderhoudsstaat verkeren. Daarom komen wij door de overheveling van het groot onderhoud op korte termijn niet voor onoverkomelijke problemen te staan. Wel moeten wij geld reserveren om op de (middel)lange termijn deze taak succesvol uit te kunnen voeren en niet ten laste te laten komen van de jaarlijkse exploitatie. Daarom formeren wij in deze meerjarenbegroting een bestemmingsreserve voor het buitenonderhoud van € 1 miljoen. Dit bedrag zal jaarlijks op basis van het MJOB herijkt worden. Het binnenklimaat op sommige scholen is aan kritiek onderhevig. Samen met de gemeente Amsterdam (aanpak frisse scholen) nemen wij het komende jaar maatregelen om het werkklimaat te verbeteren. Hiervoor reserveren wij een bedrag van € 50.000. De MJOB dient ook als onderbouwing voor de investeringsbegroting. Aangezien STAIJ uitgaat van de componentenmethode zal de afschrijvingslast de komende jaren toenemen. Dit uitgangspunt blijven wij hanteren tot het moment dat het “ideaal complex” bereikt is. Dankzij de omvang van STAIJ kan het lonen om een aantal facilitaire diensten binnen een raamovereenkomst af te nemen. Dit zal zeker het geval zijn wanneer ook meer onderhoudswerkzaamheden onder het beheer van het schoolbestuur gaan vallen. Diensten welke zich bij uitstek lenen voor raamovereenkomsten zijn bijvoorbeeld schoonmaak, kantoorbenodigdheden maar ook energie. Dit kan leiden tot financiële besparingen maar ook tot een betere dienstverlening. Dit is een beleid dat STAIJ actief zal blijven nastreven in de komende periode. Voor wat betreft de schoonmaak hebben wij het contract per 1 februari 2015 opgezegd. Op dit moment loopt er een traject voor Europese aanbesteding van onze schoonmaakdiensten. Door de vele kritiek op de kwaliteit van onze huidige schoonmaak zijn wij genoodzaakt om in het nieuwe contract de dienstverlening (zowel in uren als menskracht) uit te breiden. Dit leidt tot een begrote jaarlijkse kostenstijging van 10%. 12
Ten aanzien van de ICT infrastructuur is het beleid van STAIJ de komende jaren om dit als een dienst te centraliseren en te standaardiseren. Dit betekent niet dat op organisatieniveau wordt bepaald hoe ICT wordt ingezet op de diverse scholen, dat is aan iedere school om te bepalen. Het betekent wel dat indien een school investeringen wil plegen in ICT dit volgens een centraal en gestandaardiseerd beleid gaat. Met dit uitgangspunt voor ogen is er het afgelopen jaar op diverse scholen fors in digitale leermiddelen geïnvesteerd. Machines die nog op Windows XP draaiden (ruim 300) zijn vervangen en het aantal digiborden is met 60 toegenomen, waardoor nu op iedere school voldoende borden aanwezig zijn. Het komende jaar gaan wij investeren in het geschikt maken van een aantal schoolgebouwen om wireless te gaan werken. Tevens gaan we in navolging van het bestuursakkoord met de PO-Raad gelden vrijmaken voor de talentontwikkeling van leerlingen door het aanbieden van uitdagend onderwijs. Hiertoe behoren ook investeringen in moderne ICT toepassingen. Een deel van deze investeringen kunnen vrijgemaakt worden uit de extra gelden die bestemd zijn voor de uitvoering van het bestuursakkoord. Over de hoogte van dit bedrag krijgen wij in het eerste kwartaal van 2015 zekerheid.
5.2.4. Personeel De afgelopen jaren heeft STAIJ actief geïnvesteerd in personeel en de kwaliteit van het personeel. Mede in het licht van de nieuwe CAO besteden wij de komende jaren ruim aandacht aan de verdere professionalisering van onze medewerkers. Door de inzet van opleiden in de school, assessoren en coaches wordt de professionalisering verder vormgegeven in het kader van de gesprekkencyclus. Een belangrijke uitdaging voor de nabije toekomst is om het ziekteverzuim tot onder het landelijke gemiddelde terug te brengen. Door verschillende reorganisatiemaatregelen zal dit op korte termijn niet lukken, maar met onze Arbodienst Arbobutler (sinds 1 februari 2013) zijn wij in gesprek om structurele maatregelen te nemen om het ziekteverzuim terug te brengen. Eén van de doelstellingen in onze nieuwe Koersplan zal zijn om het ziekteverzuim te halveren. De komende jaren starten wij een discussie op over de vraag of wij eigen risicodrager moeten worden (al dan niet verplicht vanwege de mogelijke opheffing van het Vervangingsfonds in 2018). De premiegelden die wij nu overmaken naar het Vervangingsfonds krijgen in dat scenario een andere bestemming, namelijk het voorzien in de kosten van de vervangingen. Bij een laag ziekteverzuim zou dit een besparing kunnen opleveren. Aangezien het ziekteverzuim percentage (9,5%) nu ver boven het landelijke gemiddelde ligt van 7,9%, vormt de (wellicht noodzakelijk) transformatie naar het eigen risicodragerschap een risico in de begroting. Het eigen risicodragerschap is namelijk pas lonend als het ziekteverzuimpercentage onder de 5% ligt. Aansluiting bij het Vervangingsfonds biedt daarom op korte termijn nog voordelen voor STAIJ. Uit goed werkgeverschap is het echter van belang om op korte termijn het verzuim te laten dalen. In een volgend hoofdstuk komen we op dit vraagstuk terug.
13
5.3.
Kwalitatief hoogwaardig en maatschappelijk betrokken onderwijs in Stadsdeel Oost
In het Koersplan staan diverse kwalitatieve doelen geformuleerd. Deze laten zich naar de begroting vertalen in enkele projecten waar we geld voor reserveren en in sommige gevallen ook tot besparingen waardoor we efficiënter en effectiever met de middelen die wij hebben kunnen omgaan. Om ParnasSys volledig in te zetten binnen onze organisatie hebben wij € 15.000 gereserveerd in het komende jaar om te zorgen dat we dit middel doeltreffend in kunnen zetten om onze doelstellingen te ondersteunen. De opbrengsten hiervan laten zich vooral vertalen in beter geïnformeerde ouders en verzorgers en dus ook in meer betrokkenheid bij het onderwijs van hun kinderen. We hopen met de inzet van dit middel ook de informatievastlegging in onze organisatie te stroomlijnen zodat dit minder tijd kost dan nu het geval is, waardoor er meer tijd overblijft om aan onderwijstaken te besteden. In het primair onderwijs dient STAIJ als voorbeeld voor de andere besturen in Amsterdam en een stedelijke uitrol van de ouderprotaal van ParnasSys (die in het voortgezet onderwijs opgeld doet) ligt na een succesvolle implementatie bij STAIJ voor de hand.
5.4.
Samen oneindig veel leren!
Op 1 augustus 2014 is de stelselwijziging op het gebied van de levering van zorg op scholen, genaamd “Passend Onderwijs”, uitgerold. Deze stelselwijziging vergt de nodige aanpassingen en veranderingen en dit moeten we als organisatie goed begeleiden en aansturen. Niet alleen om de aan ons toevertrouwde zorg optimaal te blijven leveren, maar ook om te voorkomen dat we de zorg die we geven niet afdoende kunnen verantwoorden. Dit is noodzakelijk omdat de ontvangen bekostiging anders teruggevorderd kan worden en wij in de toekomst met onverwachte tekorten te maken krijgen. Vanuit het Samenwerkingsverband (SWV) Passend Onderwijs Amsterdam/Diemen ontvangen wij eenmalig € 45.000 om de implementatie van passend onderwijs vorm te geven. Deze gelden worden benut om de beleidsmedewerker die met deze portefeuille is belast en een intern begeleider een uitbreiding van hun dienstverband te geven, waardoor concrete plannen voor de aanbieding van extra ondersteuning op de scholen vorm krijgen. Uit de meerjarenbegroting van het nieuwe samenwerkingsverband blijkt dat het geld dat wij ontvangen voor het zorgbudget (inclusief gelden voor de rugzakken cluster 3 en 4) stijgt van € 900.000 in het huidige schooljaar naar € 1,8 miljoen in het schooljaar 2017-2018. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat deze gelden ook bedoeld zijn voor de organisatie van de extra ondersteuning op de scholen en de bekostiging van de personele inzet van de rugzakken (die tot 1 augustus 2016 door het samenwerkingsverband wordt geleverd). De begroting gaat er op dit onderdeel vanuit dat wij meerjarig voldoende extra middelen krijgen om de bestaande voorzieningen op peil te houden. Dit geldt niet voor onze school voor speciaal basisonderwijs (SBO) Het Spectrum. Hier verliezen wij met ingang van 1 augustus 2014 € 440.000 per jaar aan bekostiging. Dit komt omdat de bekostiging vanaf 1 augustus 2014 niet meer wordt aangevuld tot 2% van het aantal leerlingen in het samenwerkingsverband. Aangezien het verwijzingspercentage naar Het Spectrum slechts 1,2% bedraagt, verliezen wij hierdoor structurele inkomsten. Wij zijn met het bestuur van het nieuwe 14
samenwerkingsverband overeengekomen om in deze teruggang in inkomsten voor één jaar met 90% (€ 400.000) te voorzien, omdat wij anders de twee bestaande kleine SBO locaties in de Watergraafsmeer en op IJburg niet meer open kunnen houden. Deze overgangsmaatregel geldt voor het schooljaar 2014-2015. Het is nu zaak om de gemeente Amsterdam en het Samenwerkingsverband Passend Onderwijs ervan te overtuigen dat de bestaande SBO-voorzieningen open moeten blijven en dat hierin geïnvesteerd moet worden. Vooruitlopend op deze gesprekken zijn er geen nieuwe, extra inkomsten in de begroting opgenomen voor Het Spectrum. Wel zijn de bestaande uitgaven opgenomen, waarbij in het aannamebeleid van personeel de afgelopen tijd strikt rekening is gehouden met de terugloop in inkomsten. Hierdoor is het verschil in inkomsten en uitgaven op deze school op jaarbasis in de begroting vanaf 2016 tot - € 250.000 gedaald.
5.5.
Samen op weg naar een digitale toekomst
Nieuwe digitale leermiddelen, zoals tablets, geven de mogelijkheid om op een nieuwe manier lesstof aan te bieden aan kinderen. Dit zijn veranderingen die niet van de één op de andere dag gerealiseerd zijn en vaak ook nog experimenteel zijn. Binnen onze organisatie hebben wij de ambitie om innovatief, onderzoekend en lerend te zijn. Derhalve dat we de komende jaren € 100.000 per jaar uittrekken om op enkele scholen met nieuwe digitale lesmethoden te werken en daarvan te leren en deze kennis te delen met alle scholen binnen onze organisatie. Dit bedrag zal gedekt moeten worden door de extra gelden uit de rijksbegroting die bestemd zijn voor de uitvoering van het bestuursakkoord.
15
6. Planning & Control Cyclus In deze paragraaf wordt kort de planning & control cyclus van onze organisatie weergegeven. Het is belangrijk om de samenhang daarin te begrijpen om de rol en het belang van deze meerjarenbegroting te kunnen plaatsen in het totaal van alle beleids- en verantwoordingsdocumenten.
Hierboven staat de planning & control cyclus schematisch weergeven. In het volgende gedeelte worden de onderdelen kort toegelicht. De basis van het planning & control proces wordt gevormd door het Koersplan 2012-2015 van STAIJ. In dit Koersplan zijn de richting en de doelen beschreven die onze organisatie wil realiseren. In hoofdstuk 5 is het Koersplan kort toegelicht en zijn de kwalitatieve doelen die daar beschreven zijn vertaald naar concrete financiële beleidsvoornemens waarop de meerjarenbegroting is gebaseerd. De meerjarenbegroting heeft een horizon van drie jaar en is een uiting en vertaling van het voorgenomen beleid. Onderdeel van de meerjarenbegroting is een investeringsbegroting alsmede een liquiditeitsbegroting die dezelfde tijdshorizon hebben. Het meerjaren bestuur formatieplan is dit jaar opgenomen in de meerjarenbegroting. In dit plan worden de bezetting en het beleid ten aanzien van personeel voor de komende periode weergegeven. 16
Vanuit de meerjarenbegroting en het meerjaren bestuur formatieplan worden de jaarbegroting en het bestuur formatieplan opgesteld. Deze bevat meer detail, zowel in financieel als beleidsmatig opzicht, omdat het een periode van één jaar betreft. Daarnaast dient het als instrument om te meten en te sturen op de voorgenomen doelen. Per kwartaal worden er managementrapportages opgesteld die een combinatie zijn van kwalitatieve aspecten als ook de financiële onderdelen. Deze dienen als sturing maar ook als interne verantwoording. Als laatste is er de jaarrekening en het jaarverslag waarin op stichtingsniveau verantwoording wordt gegeven over het gevoerde beleid en de resultaten daarvan. Basis van al deze documenten vormen de schoolbegrotingen. De meerjarenbegroting is met andere woorden een document dat een uiting is van beleidsvoornemens en dusdanig vertaald is in financiële doelen waardoor deze als sturingsinstrument kan worden gebruikt. Het dient dus niet primair om verantwoording over af te leggen. Een stichting voor primair onderwijs als STAIJ moet zich jaarlijks verantwoorden middels een jaarverslag en een jaarrekening. Deze jaarrekening dient te worden opgesteld per kalenderjaar, ook de begroting moet daarom worden opgesteld per kalenderjaar. Een school werkt echter in schooljaren. Personeelsformatieplannen worden per schooljaar gemaakt en ook de bekostiging wordt in het algemeen per schooljaar vastgesteld. Deze moeten dus vertaald worden naar kalenderjaren om aan te sluiten op de begroting en jaarrekening cyclus. Dit is ook in deze meerjarenbegroting gedaan. STAIJ heeft er bewust voor gekozen om geen aparte begroting te maken afgestemd op schooljaren.
17
7. Ontwikkeling leerlingenaantallen Binnen het onderwijs staat het kind centraal. Niet alleen in de klas maar ook als het gaat om de financiën. Het aantal kinderen is direct gerelateerd aan het bedrag dat een school krijgt van het ministerie van OC&W om onderwijs te kunnen geven. Met dit bedrag kunnen leerkrachten worden aangesteld, boeken worden aangeschaft, scholen worden schoongemaakt etc.. De financiering van het primair onderwijs is gebaseerd op het aantal leerlingen of leerling categorieën per school. Jaarlijks wordt op 1 oktober het aantal leerlingen geteld. In april van het jaar daarop volgend stelt het ministerie van OC&W de bedragen per leerling vast. Het aantal leerlingen x het bedrag per leerling bepaalt de hoogte van de financiering voor het komende schooljaar, deze wordt ook wel lumpsum genoemd. Uitzondering hierop betreft het bedrag voor de materiële instandhouding, dit bedrag wordt namelijk per kalenderjaar vastgesteld. Omdat het aantal leerlingen bepalend is voor 80 tot 90% van de totale inkomsten van STAIJ, is het voor de begroting van belang om een goede prognose op te stellen van het aantal leerlingen in de komende jaren. Vanaf de oprichting van STAIJ stelt iedere schooldirecteur zelf een meerjaren leerlingenprognose op. De basis voor de prognose vormt het aantal aanwezige leerlingen. Bekend is wanneer deze leerlingen zullen uitstromen naar groep 8. Instroom in groep 1 is deels bekend op basis van inschrijving en kan verder worden ingeschat op basis van gemeentelijke geboortecijfers en ervaringscijfers. Zij- instroom en zij- uitstroom (bijvoorbeeld verhuizing) is lastiger in te schatten. In oktober 2014 hebben de schooldirecteuren een leerlingenprognose opgesteld voor de peildata 1-102015 t/m 1-10-2018. In oktober 2014 is het aantal leerlingen vastgesteld en kan deze worden vergeleken met de prognose. Onlangs is, op basis van de nieuwste inzichten, opnieuw een meerjaren prognose opgesteld. Zo vormt dit een continu proces. Naast de inzichten op schoolniveau wordt op stichtingsniveau ook naar de leerlingenprognose gekeken. Daarbij hebben we ook dit jaar actief gebruik gemaakt van de gegevens van het Centraal Bureau van de Statistiek als ook van de gemeente Amsterdam (Dienst O&S). Met deze gegevens toetsen we de prognose en passen we deze aan indien noodzakelijk. Een voorbeeld hiervan is de trend van de afgelopen jaren dat het bouwvolume in ons stadsdeel flink is achtergebleven met eerdere ramingen en dus als zodanig er minder woningen bij zijn gekomen waarin zich nieuwe gezinnen kunnen huisvesten. Cruciaal voor de analyse is in hoeverre de collega-schoolbesturen zich in ons stadsdeel manifesteren. Tegenover de 18 reguliere scholen die onder onze stichting vallen, tellen alle andere besturen 17 scholen. De hier bedoelde scholen behoren tot AMOS (6), ASKO (5), algemeen bijzonder (3), KBA Nieuw West (1), islamitisch (1) en een éénpitter. Deze scholen zijn gevestigd in de wijken IJburg, inclusief Zeeburgereiland (6), Oostelijk Havengebied (2), Indische Buurt (4), Watergraafsmeer, inclusief Overamstel (3) en Oud-Oost (2). Hieruit blijkt al dat de concurrentie op IJburg het grootst is.
18
7.1.
Analyse leerlingenontwikkeling 2015-2025
Stadsdeel Oost is flink in beweging en zal de komende twee jaar nog groeien als geheel. Deze groei is echter niet in elke wijk gelijk, in sommige wijken zal het aantal kinderen afnemen terwijl deze in andere wijken zal toenemen. Daarnaast is de groei ook niet gelijk verdeeld over de jaren in de toekomst, in sommige wijken zijn er nu veel 4-12 jarigen, maar komen er minder kinderen bij op termijn, terwijl dit weer in andere wijken anders is. Het is van belang om hier ook een goed beeld van te hebben zodat we tijdig kunnen inspelen op deze ontwikkeling en wij in staat blijven om goed kwalitatief onderwijs aan te bieden in de wijk.
Deze prognose is op basis van de gegevens uit het Integraal Huisvestingsplan van het Stadsdeel Oost (versie 2013) en de Dienst O&S van de gemeente Amsterdam. In het voorjaar van 2015 wordt een nieuw Integraal Huisvestingsplan opgesteld en verschijnen er nieuwe leerlingenprognoses per wijk. In de volgende meerjarenbegroting wordt hier rekening mee gehouden. Uit bovenstaande grafiek blijkt dat in de wijken Oost en de Watergraafsmeer sprake is van een groei tot 2020. In de nieuwe wijken Zeeburgereiland en Overamstel is ook sprake van groei, maar deze is groter. Het probleem in deze wijken is echter dat de groei traag op gang komt vanwege het geringe aantal nieuwbouwwoningen. In de Indische buurt is er sprake van een lichte achteruitgang vanaf 2015. In het Oostelijk Havengebied en IJburg loopt de aanwas van jonge kinderen snel terug en dit zal tot een forse krimp leiden na 2015. Overigens betekenen de prognoses per wijk niet één op één dat er meer of minder leerlingen naar de in die wijk gelegen scholen gaan. Dit is mede afhankelijk van de kwaliteit van een school, maar ook van de behoefte van ouders om hun kinderen naar een school te brengen die in een andere wijk gelegen is. 19
Het aandeel van STAIJ voor wat betreft het aantal leerlingen per wijk verschilt sterk. Dit percentage ligt op Zeeburgereiland en Overamstel op 100%, in Oost op 86%, in de Watergraafsmeer en de Indische Buurt net onder de 50%, in het Oostelijk Havengebied op 43% en op IJburg op 38%. Dit heeft alles te maken met het aantal scholen per wijk van onze collega-besturen.
7.2.
Analyse leerlingenprognoses 2015-2017
Zoals elk jaar zijn er ook op schoolniveau leerlingenprognoses opgesteld. Deze zijn op basis van de bestaande aanmeldingen op school en de ervaringscijfers van de schooldirecties. In bijlage A treft u deze per school aan voor de periode 2015 t/m 2017. Tevens is het werkelijke aantal leerlingen opgenomen voor de jaren 2011 t/m 2014. Uit deze bijlage blijkt dat het aantal leerlingen op 1 oktober jl. 55 hoger was dan de prognose van de directeuren in de vorige meerjarenbegroting (6.077 om 6.022). Onderstaand overzicht is wederom per wijk weergegeven om de vergelijking met de cijfers vanuit de Dienst O&S mogelijk te maken.
Uit deze grafiek valt deels dezelfde trend op te maken als vanuit de gegevens van de Dienst O&S. in de wijk IJburg is er een afvlakkende groei te zien tot en met 2016. Van een scherpe daling na 2015, zoals uit de gegevens vanuit de Dienst O&S blijkt, is nog geen sprake, vanwege de enorme populariteit van onze scholen Steigereiland en Laterna Magica. Of dit ook voor de jaren na 2016 geldt, is gelet op de prognoses van O&S zeer de vraag. Wat verder opvalt is dat in de Watergraafsmeer en de Indische Buurt er een geen groei wordt verwacht, terwijl de gegevens van O&S juist wel een groei laten zien. Voor IJburg en het Oostelijk Havengebied wordt er daarentegen meer groei verwacht dan de gegevens van O&S laten zien. Oost, Zeeburgereiland en Overamstel laten een groei zien die overeenkomt met de gegevens van O&S. In
20
de onderstaande tabel worden de STAIJ prognoses weergegeven met in de laatste kolom het verschil tussen de prognose 2015 van STAIJ en de prognose vanuit de Dienst O&S.
Gebied Oost Watergraafsmeer Indische Buurt Oostelijk Havengebied IJburg 1 Zeeburgereiland Overamstel Spectrum Totaal
2014
2015
2016
2017
2015-2015
Totaal
Prognose
Prognose
Prognose
Absoluut
1.730
1.748
1.737
1.761
-26
1.090
1.110
1.120
1.120
-70
587
570
567
567
-121
886
900
913
923
16
1.502
1.500
1.520
1.500
120
72
90
120
130
58
68
110
140
170
36
142
147
147
140
-
6.077
6.175
6.264
6.311
13
Wat wel bijzonder is, is dat de prognose voor STAIJ als geheel nagenoeg overeenkomt met de prognose vanuit de Dienst O&S. De verschillen zitten hem met name in enkele individuele scholen en wijken. Voor deze meerjarenbegroting hanteren wij de prognoses zoals opgesteld door de scholen en welke in de bijlage is bijgevoegd.
7.3.
Analyse opbouw leerjaren STAIJ
Om het leerlingenaantal op de korte termijn nauwkeuriger te voorspellen, is het ook van belang te kijken naar de opbouw van het aantal leerlingen per leerjaar. Daaruit blijkt of de uitstroom van leerlingen naar het voortgezet onderwijs leidt tot een versnelde afname van het totaal aantal leerlingen. Onderstaande grafiek laat het aantal leerlingen per leerjaar zien voor STAIJ als geheel over de jaren 2010 tot en met 2014 (peildatum 1 oktober).
21
De opbouw laat zien dat de verdeling niet evenwichtig is. Met andere woorden er stromen niet elk jaar evenveel leerlingen door naar het voortgezet onderwijs. Dit is het gevolg van de groei van het aantal leerlingen in de afgelopen periode. In de hoogste groepen zitten ruim 100 leerlingen minder dan in de lagere groepen. Omdat de bekostiging voor leerlingen ouder dan acht jaar minder is dan de bekostiging van leerlingen jonger dan acht jaar, is de opbouw ook van belang voor de inkomsten van de scholen. Hieruit valt op te maken dat er sprake is van afnemende bekostiging in de komende jaren bij gelijk blijvend aantal leerlingen, omdat het grotere aantal jonge leerlingen dat doorstroomt naar de groepen 5 en hoger zal leiden tot een terugloop aan inkomsten ten opzichte van de huidige opbouw. De huidige opbouw zegt ook iets over het aantal kinderen dat er dienen in te stromen in de lagere klassen om het totaal aantal kinderen gelijk te houden. Dit is wederom van belang voor de inkomsten van de scholen daar deze per leerling worden opgebouwd. In de zomer van 2015 zullen er naar verwachting bijna 700 kinderen doorstromen naar het voortgezet onderwijs en daarmee dienen er 700 kinderen in te stromen om het totaal aantal leerlingen gelijk te houden. De klimmende opbouw van het aantal kinderen in leerjaar 1 heeft te maken met het feit dat kinderen gedurende het jaar instromen als ze de leeftijd van vier jaar bereiken en niet per begin van het schooljaar.
7.4.
Conclusie
Zoals is op te maken uit de analyse, heeft STAIJ nog steeds te maken met een lichte groei van het aantal leerlingen. Deze groei neemt echter af en in sommige wijken verandert deze na 2015 zelfs in een verwachte krimp van het aantal leerlingen. De overzichten zijn per wijk weergegeven omdat veel demografische ontwikkelingen ook per wijk plaatsvinden. De overzichten per school zijn in de bijlage opgenomen en laten zien dat dit per individuele school nog een ander beeld kan vertonen. De verwachte ontwikkelingen heeft gevolgen voor STAIJ op zowel het financiële vlak als ook voor het personeelsbeleid. Als eerste heeft dit gevolgen voor de groeibekostiging. Door een wijziging in de wet in 2010 wordt deze additionele bekostiging voor groeiende scholen niet meer per individuele school berekend, maar voor het geheel van de stichting. Dit is nadelig omdat krimp en groei elkaar opheffen en daarmee is er een grote kans dat we niet meer in aanmerking komen voor de groeibekostiging (groei in een jaar meer dan 3% + 13 leerlingen). Door de afvlakking van de groei komen wij pas in een later stadium van het schooljaar in aanmerking voor de groeibekostiging. Gelet op de leerlingenprognoses van de schooldirecteuren zal hier in deze meerjarenbegroting nog geen rekening mee worden gehouden. Wij nemen een gemiddelde groeibekostiging van € 500.000 per jaar op. Daar tegenover staan uiteraard ook uitgaven, zoals het aannemen van nieuwe leerkrachten. Daarnaast neemt bij sommige scholen het aantal leerlingen af, omdat er een beperkter aantal kinderen in de wijk woont. Dit betekent dat deze scholen ook het aantal klassen moet aanpassen. Op andere scholen is er juist sprake van groei en toename van het aantal klassen. Dit betekent ook een aanpassing van het aantal docenten per school. Als geheel voor STAIJ zal het de komende periode qua aantal klassen nagenoeg stabiel zijn, hetgeen betekent dat wij de positieve ervaringen met de interne mobiliteit nog verder willen verankeren in ons beleid, zodat we deze schommelingen binnen onze eigen organisatie kunnen opvangen en invullen. Het bevorderen van de mobiliteit is ook één 22
van de uitgangspunten van de Federatie Openbaar Onderwijs en is mede daarom een strategisch beleidspunt in ons Koersplan. In de komende periode tot 2018 heeft STAIJ nog steeds te maken met een groei, terwijl veel andere scholen in Nederland met een flinke krimp te maken hebben. Dit is natuurlijk positief voor het onderwijs in Amsterdam Oost. Voor de periode na 2017 zullen we rekening moeten gaan houden met een situatie van lichte krimp. Dit is een uitdaging waar we de komende tijd een passend antwoord op moeten formuleren. Uiteraard kunnen er de komende jaren verschillende ontwikkelingen zijn die deze verwachtingen en prognoses veranderen. Door deze analyse ieder jaar op deze wijze op te zetten zijn we in staat om op tijd bij te sturen.
23
8. Personeelsbeleid 8.1. Opbouw personeelsbestand Het is van groot belang om ons personeelsbestand meerjarig te beoordelen. Bijgaand overzicht geeft inzicht in de opbouw van ons personeelsbestand naar geslacht en leeftijd. Het betreft een overzicht van de 552 personeelsleden (452 fte) die bij ons medio november 2014 in dienst waren. Ruim 80% van onze medewerkers is van het vrouwelijke geslacht. Dit percentage is het afgelopen jaar niet gestegen, maar het aandeel van het aantal mannelijke medewerkers blijft laag. Bovendien is hun aandeel in de categorie 60-plussers bijna 40%.
Lt groep 0-24 25-34 35-44 45-54 55-59 60 en ouder Eindtotaal
Geslacht Gegevens Vrouw Man FTE Aantal FTE Aantal 17,5834 19 2,5502 88,6528 106 12,3224 84,8496 109 16,8705 78,6283 101 23,7696 58,0398 70 13,7356 33,2528 361,0067
40 445
22,0183 91,2666
Totaal FTE Totaal Aantal 6 17 19 27 14
20,1336 100,9752 101,7201 102,3979 71,7754
25 123 128 128 84
24 107
55,2711 452,2733
64 552
In vergelijking met vorig jaar is het aantal 60-plussers dat in onze organisatie werkzaam is, met 2% gedaald tot ruim 12%. In 2016 en 2017 zal opnieuw een grote uitstroom plaatsvinden. In het kader van ons aannamebeleid en de verdiensten van opleiden in de school zijn er het afgelopen jaar veel startende leerkrachten onze organisatie komen versterken. Door deze verschuiving nemen de gemiddelde loonkosten per werknemer iets af. Het type dienstverband kan gerangschikt worden in “vast” en “tijdelijk”. Hieruit blijkt dat wij voor bijna 10% van ons personeel geen structurele verplichtingen hebben (ruim 49 fte). De gemiddelde leeftijd per functie was medio november 2014 als volgt: Dienstbetrekking code OP OOP O DIR OOP-Z Eindtotaal
Gemiddelde leeftijd FTE 42,40 358,8296 50,03 25,4804 32,00 0,4250 50,29 32,1238 51,15 35,4145 44,03 452,2733
OP = Onderwijzend personeel; OOP = Onderwijzend Ondersteunend Personeel; O = Oproep/Korttijdelijken; DIR = Directieleden; OOP-Z = OOP’ers zonder onderwijsgevende taken.
24
De onderverdeling naar functie was als volgt:
Aantal Dienstbetrekking code OP OOP DIR OOP-Z Eindtotaal
FT/PT Partime Fulltime Eindtotaal 259 181 440 26 9 35 14 18 32 34 11 45 333 219 552
In vergelijking met vorig jaar is het aandeel van het onderwijzend personeel in ons totale personeelsbestand met ruim 2% gestegen tot bijna 80%. Dit betekent dat het aandeel van het ambulant personeel licht gedaald is.
8.2. Mobiliteit Bij de start van het huidige schooljaar zijn tien personeelsleden in het kader van de interne mobiliteit overgeplaatst. Ook de komende jaren zien wij dat een aantal scholen een groeiende tendens kennen en een aantal scholen met een krimp te maken krijgt. De interne mobiliteit moet daarom hoog op de agenda blijven staan. Wij blijven daarom op verschillende manieren de interne mobiliteit onder de aandacht brengen van het personeel. Op 10 oktober jl. hebben wij een studiedag georganiseerd voor het personeel van de totale stichting, waarbij het thema was leren van, door en met elkaar. Ook dit initiatief bevordert de interne mobiliteit. Wij zijn er daarom van overtuigd dat wij, net zoals het afgelopen jaar, op grotendeels vrijwillige basis de interne mobiliteit vorm kunnen geven.
8.3. Vervangingsfonds De premie voor het Vervangingsfonds wordt het komende jaar verlaagd. Dit komt door het gemiddeld lagere ziekteverzuimpercentage sector breed en het feit dat het vermogen van het Vervangingsfonds zich binnen de afgesproken bandbreedte bevindt. Voorts kan het Vervangingsfonds vanaf 2015 alleen nog benut worden voor de vervanging van zieke of geschorste medewerkers. De overige bepalingen uit de CAO (kort buitengewoon verlof door ziekte van partner, overlijden van een familielid, huwelijk, verhuizing etc.) vervallen. Hiermee is ook een deel van de premieverlaging verklaard, waarbij de scholen overigens zelf voor de kosten moeten gaan opdraaien. Hiermee is in de begroting rekening gehouden. De afgelopen jaren worden steeds meer grote besturen eigen risicodrager. Bij eigen risicodragerschap moeten de vervangingen intern worden opgelost of op eigen kosten structureel in de boekhouding opgenomen worden. Daar tegenover staat dat de premie aan het Vervangingsfonds niet meer betaald hoeft te worden. Het komende jaar zal STAIJ een afweging maken of wij op korte of middellange termijn eigen risicodrager worden.
25
8.4. Ziekteverzuim Het ziekteverzuimpercentage van STAIJ bedroeg in de periode januari t/m oktober 2014 gemiddeld 9,5%. Dit percentage ligt 1,9% hoger dan in 2013 (7,6%) en 1,6% hoger dan het landelijke gemiddelde voor de onderwijssector in 2013 (7,9%). Of de landelijke trend in 2014 ook een stijging laat zien, is nog onbekend. Maar los hiervan vinden wij het percentage veel te hoog. Ongetwijfeld heeft het hoge percentage te maken met de maatregelen die wij hebben genomen om de financiën op orde te brengen. De stijging van het gemiddelde aantal leerlingen per groep was voor een aantal medewerkers een brug te ver. Daarnaast vormt de kwaliteitsslag die we hebben ingezet een voorname rol. Trajecten in het kader van de Kwaliteitsaanpak Basisonderwijs Amsterdam (KBA), zoals die in 2013 en 2014 zijn gestart op respectievelijk de Linnaeus en De Dapper, verhogen de druk op het zittende personeel. De tendens dat het ziekteverzuim voor een groter deel wordt veroorzaakt door bijvoorbeeld aspecten rondom werkdruk, is terug te vinden in de cijfers rond de gemiddelde duur van het ziekteverzuim. Dit cijfer is in 2014 gestegen met drie dagen tot gemiddeld 29 dagen per ziekmelding. De ziekmeldingsfrequentie is daarentegen in 2014 gedaald van 1,4 naar 1,1 per werknemer. Hoewel bovengenoemde maatregelen om de kwaliteit te verbeteren noodzakelijk zijn, willen we nu de koers verleggen. Eén van de richtinggevende uitspraken in ons nieuwe Koersplan zal zijn om het ziekteverzuim de komende planperiode te halveren en minimaal tot onder het niveau van het landelijke gemiddelde terug te brengen. Hiervoor zal een actieplan opgesteld moeten worden. Dit is overigens niet alleen vanuit goed werkgeverschap van belang, maar ook omdat een mogelijke overstap naar het model van eigen risicodragerschap pas financieel lonend is op het moment dat het verzuim tot onder de 5% daalt. In de meerjarenbegroting wordt € 50.000 gereserveerd voor een actieplan met als doel het verlagen van het ziekteverzuimpercentage.
8.5. Bevordering Arbeidsparticipatie Ouderen In september jl. is de nieuwe CAO voor het primair onderwijs vastgesteld. Dit betekent onder meer dat de BAPO (Bevordering Arbeidersparticipatie Ouderen) per 1 oktober jl. is afgeschaft. Hiervoor in de plaats komt de regeling duurzame inzetbaarheid. Voor de werknemers die gebruik maken van het BAPO-verlof komt een overgangsregeling. De eigen bijdrage van de werknemers voor de overgangsregeling van de BAPO-voorziening stijgt. Dit betekent dat het schoolbestuur minder gaat bijdragen aan de BAPO. Wat dit precies gaat betekenen voor de meerjarenbegroting is op dit moment nog ongewis, maar feit is dat de schoolbesturen minder gaan bijdragen aan de BAPOregeling. Wij komen in de kwartaalrapportages terug op de financiële gevolgen van de afschaffing van de BAPO en de invoering van de regeling duurzame inzetbaarheid, die ook voor werknemers onder de 52 jaar is bedoeld.
8.6. Nieuwe CAO In de nieuwe CAO zijn ook bepalingen opgenomen over de professionalisering van de werknemers, de normjaartaak en de invoering van de 40-urige werkweek. Deze regelingen hebben financiële consequenties, waarvoor de schoolbesturen gecompenseerd worden. De precieze verdeelsommen 26
zijn echter nog niet bekend. Daarom kiezen wij ervoor deze regelingen buiten de begroting te houden en in het loop van het jaar via de kwartaalrapportages de stand van zaken weer te geven. Bij de besluitvorming op stichtingsniveau wordt de GMR actief betrokken.
8.7. Uitgangspunten formatie en de functiemix Met ingang van 1 augustus 2014 zijn enkele uitgangspunten van het bestuur formatieplan gewijzigd. De belangrijkste wijziging is dat de formatie sindsdien wordt toebedeeld op grond van wat een school nodig heeft (T) en niet waar ze recht op heeft (T-1). Met andere woorden het aantal leerlingen per 1 augustus bij aanvang van een schooljaar is leidend voor de formatietoekenning en niet het aantal leerlingen op grond van 1 oktober van het voorgaande schooljaar. Behalve de zwangerschapsvervangingen en het ouderschapsverlof wordt sinds 1 augustus 2014 ook de BAPO, weliswaar voor 50%, op schoolniveau ingeboekt. In het nieuwe formatieplan moeten wij een keuze gaan maken of dit ook voor de overgangsregeling van de BAPO-voorziening gaat gelden. Tot slot hebben wij de afspraken rond de afdracht voor het stafbureau aangepast. Vanaf 1 augustus 2014 geldt dat de helft hiervan gelijkelijk wordt verdeeld over de twintig scholen en de andere helft wordt berekend op grond van het leerlingenaantal per school. De functiemix is nog onvoldoende uitgerold binnen STAIJ. Het afgelopen jaar is er in de formatiegesprekken bij de schooldirecteuren op aangedrongen volop aandacht te besteden aan de functiemix in relatie tot het te voeren personeelsbeleid. Dit heeft geleid tot 16 nieuwe LBbenoemingen. Aangezien het aantal leerkrachten dat in dienst is bij STAIJ ook gestegen is, heeft dit tot een slechts beperkte stijging geleid van het aantal LB-leerkrachten van 14% naar 16,4%. Dit ligt ver onder de norm van 40% die volgens de overheid op 1 augustus 2014 behaald had moeten zijn. Ook komend jaar blijft de functiemix daarom hoog op de agenda staan, mede in het licht van de bepalingen uit de nieuwe CAO omtrent start bekwame (vanaf schaal LA-1), basis bekwame (vanaf schaal LA-4) en vakbekwame leerkrachten (vanaf LA-8). Op dit moment voeren wij intern een discussie of de voorwaarden om voor een LB-benoeming in aanmerking te komen, verruimd zullen worden. STAIJ blijft maatregelen stimuleren om het percentage LB-benoemingen verder te laten groeien, maar stelt daarbij wel als voorwaarde dat iedere afzonderlijke school hierover de beslissing moet nemen, uiteraard binnen de gestelde kaders. De vergoeding die wij voor de invoering van de functiemix ontvangen, zit in de reguliere lumpsum bekostiging die naar de scholen gaat. Een school kan in overleg met de Medezeggenschapsraad zelf bepalen in hoeverre ze hier gebruik van maakt, maar zou ook andere keuzes kunnen maken waardoor de kwaliteit van het werk toeneemt, zoals kleinere klassen of meer ambulant personeel of onderwijsassistenten die de leerkrachten werk uit handen nemen. In de meerjarenbegroting wordt rekening gehouden met een groei van het aantal LB-benoemingen naar het gewenste niveau. Hiervoor is een bedrag gereserveerd van in totaal € 220.000.
27
9. Begroting 2015-2018 In dit hoofdstuk staan de financiële kengetallen centraal. De cijfers voor de jaren 2015-2018 worden gepresenteerd en uitgebreid toegelicht. Vervolgens passeren de investeringsbegroting, de ontwikkeling van de liquiditeit, de balans, de vermogenspositie en de meerjarige ontwikkeling van het personeelsbestand de revue.
9.1.
Begroting 2015 Werkelijk 2013
Begroting 2014
Prognose 2014
Begroting 2015
3.1 3.2 3.5
(Ri jks )bi jdra gen OCW Overi ge overhei ds bi jdra gen Overi ge ba ten Totaal BATEN
€ € € €
33.001.729 1.438.024 1.551.252 35.991.005
€ € € €
30.908.845 1.674.903 1.396.314 33.980.062
€ € € €
31.945.614 2.244.081 2.423.060 36.612.755
€ 32.796.860 € 2.010.104 € 633.171 € 35.440.135
4.1 4.2 4.3 4.4
Pers onel e l a s ten Afs chri jvi ngen Hui s ves tings l a s ten Ins tel l i ngs l a s ten Totaal LASTEN
€ € € € €
28.080.541 894.609 2.257.068 2.298.567 33.530.786
€ € € € €
28.437.395 855.580 2.335.661 2.242.911 33.871.547
€ € € € €
28.657.000 917.419 2.737.300 2.994.810 35.306.529
€ € € € €
29.590.240 868.269 2.227.047 2.764.619 35.450.175
Saldo BATEN en LASTEN
€ 2.460.219
€
108.515
€ 1.306.226
€
10.039-
Fi na nci ël e ba ten Fi na nci ël e l a s ten Saldo FINANCIËLE BATEN en LASTEN
€ € €
16.037 3.114 12.922
€ € €
34.977 3.075 31.902
€ € €
26.500 3.700 22.800
€ € €
55.920 3.075 52.845
EXPLOITATIESALDO
€ 2.473.141
€
140.417
€ 1.329.026
€
42.806
5.1 5.2
9.2.
Meerjarenbegroting 2015-2018 Begroting 2015
Begroting 2016
Begroting 2017
Begroting 2018
3.1 3.2 3.5
(Ri jks )bi jdra gen OCW Overi ge overhei ds bi jdra gen Overi ge ba ten Totaal BATEN
€ 32.796.860 € 2.010.104 € 633.171 € 35.440.135
€ 33.203.430 € 1.419.180 € 348.613 € 34.971.223
€ 33.424.781 € 1.416.415 € 335.488 € 35.176.684
€ 33.143.313 € 1.431.941 € 335.488 € 34.910.742
4.1 4.2 4.3 4.4
Pers onel e l a s ten Afs chri jvi ngen Hui s ves tings l a s ten Ins tel l i ngs l a s ten Totaal LASTEN
€ € € € €
€ € € € €
€ € € € €
€ € € € €
29.799.089 927.724 2.208.747 2.011.869 34.947.430
Saldo BATEN en LASTEN
€
10.039- €
31.390- €
36.008- €
36.687-
Fi na nci ël e ba ten Fi na nci ël e l a s ten Saldo FINANCIËLE BATEN en LASTEN
€ € €
55.920 3.075 52.845
€ € €
55.920 3.075 52.845
€ € €
55.920 3.075 52.845
€ € €
55.920 3.075 52.845
EXPLOITATIESALDO
€
42.806
€
21.455
€
16.837
€
16.158
5.1 5.2
28
29.590.240 868.269 2.227.047 2.764.619 35.450.175
29.566.829 835.168 2.194.997 2.405.619 35.002.613
29.719.935 884.641 2.199.247 2.408.869 35.212.692
9.3.
Toelichting Begroting 2015/Meerjarenbegroting 2015-2018
9.3.1. Algemeen De meerjarenbegroting is op basis van bestaand beleid en de meest actuele ontwikkelingen opgesteld. Als basis dienen de twintig afzonderlijke schoolbegrotingen, inclusief de begroting van het stafbureau. In de begroting van 2015 zijn de extra gelden vanuit de rijksbegroting (prinsjesdaggelden) en de nieuwe CAO (exclusief de middelen voor de loonsverhoging) niet opgenomen. De hoogte van deze middelen wordt eind januari 2015 definitief vastgesteld. In de eerste kwartaalrapportage leggen wij verantwoording af over de inzet van deze middelen, die deels gekoppeld gaan worden aan de beleidsvoornemens uit het nieuwe Koersplan. In de meerjarenbegroting is verder rekening gehouden met de volgende ontwikkelingen:
Aanvullende groeibekostiging door een toename van het aantal leerlingen tot en met 2017.
Structureel oplopende inkomsten en uitgaven in het kader van passend onderwijs.
Nieuwe inkomsten en uitgaven door de overdracht van het buitenonderhoud aan de schoolbesturen.
Voortzetting van de gemeentelijke subsidies door het nieuwe College van B&W. De hoogte van deze subsidies is iets lager dan de voormalige JOOST-subsidies.
Dalende inkomsten door afname van de leerlingengewichten (ingeschatte daling 10% per jaar).
Er is geen indexering toegepast op de inkomsten en uitgaven.
Bij zowel de inkomsten als de uitgaven is rekening gehouden met de loonsverhoging van 1,2% als gevolg van de nieuwe CAO.
Op basis van deze uitgangspunten wordt de begroting over het jaar 2015 afgesloten met een positief resultaat van € 42.806. In de jaren 2016-2018 sluit de begroting eveneens met een klein positief resultaat.
9.3.2. Baten Rijksbijdragen Bij de rijksbijdragen is rekening gehouden met de stijging van het aantal leerlingen. Jaarlijks wordt voor de groeibekostiging op bestuursniveau een bedrag van € 500.000 ingeboekt. Daarentegen is bij de inkomsten ook geanticipeerd op een structurele daling van de leerlingengewichten met 10% per jaar. Hierdoor neemt niet alleen de reguliere bekostiging af, maar ook de impulsgebieden toeslag. De gelden die wij ontvangen als gevolg van de invoering van passend onderwijs zijn op aanwijzing van het ministerie van OC&W ondergebracht bij de rijksbijdragen. Voorheen werden deze middelen van het samenwerkingsverband toegevoegd aan de overige baten.
29
Overige overheidsbijdragen Onder de overige overheidsbijdragen is de JOOST-subsidie opgenomen voor het schooljaar 20142015. Het betreft hier een subsidie van het voormalige Stadsdeel Oost. Deze subsidie wordt in een andere vorm en met deels andere inhoudelijke doelen vanaf 1 augustus 2015 voortgezet door het College van B&W van de gemeente Amsterdam. Hoewel de precieze omvang van de nieuwe subsidie nog niet bekend is, hebben wij dit bedrag bij benadering wel opgenomen in de begroting. Zo houden wij rekening met de vaste vergoedingen (onder andere de subsidie voor de taalinterventies en het bewegingsonderwijs) zoals die op dit moment bekend zijn, en zijn de bedragen die gemoeid zijn met de additionele aanvragen nog niet begroot. Verder zijn onder deze post opgenomen de structurele vergoedingen van de gemeente voor het beheer en de exploitatie van de gymzalen en de incidentele bijdrage voor het KBA-traject op de Linnaeus en De Dapper. Overige Baten De overige baten hebben betrekking op de inkomsten uit de verhuur, tussenschoolse opvang en detachering. Verder is opgenomen de eenmalige overgangsbijdrage voor SBO Het Spectrum voor het schooljaar 2014-2015. Dit bedrag van € 400.000 vormt een aanvulling voor het wegvallen van de aanvullende bekostiging tot 2% van het aantal leerlingen in het samenwerkingsverband. De gelden voor Cluster 2 leerlingen die tot 1 augustus 2014 rechtstreeks aan STAIJ ter beschikking werden gesteld, lopen met ingang van het schooljaar 2014-2015 via het speciaal onderwijs. Omdat de scholen er ook voor kunnen kiezen om de begeleiding van deze leerlingen door het speciaal onderwijs te laten uitvoeren, is het volume van deze gelden in de begroting sterk afgenomen.
9.3.3. Lasten Personele Lasten Bij de personele lasten is rekening gehouden met oplopende loonkosten als gevolg van de groei van het aantal leerlingen. Loonkosten zijn op individueel niveau doorgerekend. De vaste periodieken zijn opgenomen in de loonsom. Bij de berekening van de extra lasten is de rekensom toegepast dat bij een stijging van 25 leerlingen de loonkosten met de gemiddelde kosten van één leerkracht worden verhoogd. Verder is er bij de loonkosten geanticipeerd op de uitrol van de functiemix. Hiervoor is in totaal € 220.000 opgenomen. Door de afname van de gewichtengelden en de gemeentelijke bijdragen is er voor de jaren 2016-2018 een korting doorgevoerd op de salarislasten van respectievelijk € 285.000 in 2016, € 420.000 in 2017 en € 733.000 in 2018. Mogelijk kan een deel van deze korting opgevangen worden door de uitstroom van naar verhouding veel pensioengerechtigde werknemers in 2016 en 2017, waardoor de loonkosten gaan dalen. Bovendien kunnen de extra prinsjesdaggelden ingezet worden. Afschrijvingen De afschrijvingen voor 2015 zijn gebaseerd op de afschrijvingen op bestaande activa en afschrijvingen op investeringen in 2015, conform het door de scholen opgestelde investeringsplan. Bij de berekening van de afschrijvingen in 2016-2018 veronderstellen wij dat de vrijvallende afschrijving minimaal weer geïnvesteerd wordt. Hierdoor blijven de afschrijvingskosten voor leermiddelen, ICT en meubilair de komende jaren gelijk. De afschrijvingskosten op de gebouwen gaan de komende jaren sterk toenemen.
30
Dit komt enerzijds omdat STAIJ met de componentenmethode werkt en anderzijds omdat met ingang van 1 januari 2015 het buitenonderhoud naar de schoolbesturen wordt overgedragen. Bij de componentenmethode wordt iedere uitgave die betrekking heeft op planmatig en groot onderhoud (buitenonderhoud) geactiveerd. De afschrijving vindt plaats op basis van de voor deze onderhoudsinterventie gefixeerde termijnen. De onderhoudsplanning die in het MJOP is opgesteld, is hiervoor leidend. Deze kosten blijven stijgen tot het “ideaalcomplex” bereikt is. Vanaf dat moment blijven de jaarlijkse exploitatielasten gelijk. Om te voorkomen dat er in de toekomst een te grote druk op de exploitatie ontstaat, vormen wij in de begroting van 2015 een bestemmingsreserve van € 1 miljoen voor het groot onderhoud. Dit bedrag wordt éénmalig ingehouden van de algemene reserve. Huisvestingslasten De begroting van de huisvestingslasten over de jaren 2015-2018 is gebaseerd op contracten met leveranciers, de MJOB en ervaringscijfers uit voorgaande jaren. De kosten die betrekking hebben op planmatig en groot onderhoud worden geactiveerd en zijn opgenomen als afschrijvingslasten in de begroting. Overige Lasten Ook de begroting van de overige lasten over de jaren 2015-2018 komt voort uit contracten met leveranciers en ervaringscijfers uit voorgaande jaren. Per post is er in samenwerking met de schooldirecteuren een prognose gemaakt van de te maken kosten. Hierbij is rekening gehouden met groeiende scholen, maar ook met krimpende scholen. Uitgaande van een compensatie in de materiële bekostiging, is zowel op de huisvestings- als overige lasten geen prijsindexering toegepast.
9.4.
Investeringsbegroting 2015-2018
De investeringen in ICT, leermiddelen, inventaris en apparatuur zijn afkomstig uit de investeringsbegrotingen 2015 van de scholen. De investeringen in de gebouwen zijn afkomstig uit het MJOP. Voor de jaren 2016-2018 is een inschatting gemaakt van de investeringen, mede gelet op de afschrijving die vrijvalt. Hierdoor blijven de afschrijvingslasten meerjarig op een gelijk niveau. In de komende periode gaan wij een inventarisatie maken van alle activa die er binnen onze organisatie aanwezig zijn. Samen met de investeringswensen vanuit de scholen zal dit totaaloverzicht de basis vormen voor een nieuwe investeringsbegroting per school. Deze investeringsbegroting zal behalve de leermiddelen ook de ICT-investeringen bevatten die wij nodig achten om de in ons nieuwe Koersplan genoemde gezamenlijke strategische beleidsspeerpunten te realiseren. Zoals eerder aangegeven, is de MJOP geactualiseerd en is tevens het buitenonderhoud in de investeringsbegroting opgenomen.
31
Investeringsbegroting Samen tussen Amstel en IJ Stg. Prognose Begroting 2014 2015
Begroting 2016
Begroting 2017
Begroting 2018
Gebouwen en Terrei nen Inventari s en a ppa ra tuur Meubi l a i r ICT Overi ge i nventari s en a ppa ra tuur Leermi ddel en Overi ge Ma teri ël e Va s te Activa Totaal Investeringen
€ € € € € € € €
337.052 140.061 361.307 2.659 126.170 6.860 974.110
€ € € € € € € €
784.323 58.000 2.000 352.500 289.000 22.500 1.508.323
€ € € € € € € €
377.950 113.035 295.515 568.062 33.114 1.387.676
€ € € € € € € €
239.200 77.804 86.355 311.682 108.245 823.286
€ € € € € € € €
257.200 16.740 4.094 83.142 232.688 593.864
Gebouwen en Terrei nen Inventari s en a ppa ra tuur Meubi l a i r ICT Overi ge i nventari s en a ppa ra tuur Leermi ddel en Overi ge Ma teri ël e Va s te Activa Totaal Afschrijvingen
€ € € € € € € €
16.088 41.449 113.256 393.675 131.023 221.928 917.419
€ € € € € € € €
47.656 43.949 113.649 386.753 162.370 113.892 868.269
€ € € € € € € €
96.785 38.773 106.511 335.557 161.238 96.305 835.168
€ € € € € € € €
127.642 40.459 111.490 354.480 155.604 94.966 884.641
€ € € € € € € €
152.462 43.512 113.546 380.547 147.827 89.829 927.724
32
9.5.
Ontwikkeling liquiditeit 2015-2018
Op basis van een kasstroomoverzicht treft u hierbij de verwachte ontwikkeling van de liquiditeiten per kalenderjaar aan. Als basis voor dit overzicht dient de achterliggende meerjarenbegroting met de daarin gemaakte keuzes. Kasstroomoverzicht Samen tussen Amstel en IJ Stg. Werkelijk Forecast Begroting 2013 2014 2015 Kasstroom uit operationele activiteiten Sa l do ba ten en l a s ten Overi ge mutaties ei gen vermogen Aa npa s s i ngen voor: - Afs chri jvi ngen - Mutaties voorzi eni ngen Vera nderi ngen i n vl ottende mi ddel en - Voorra den - Vorderi ngen - Effecten - Schul den Ka s s troom ui t bedri jfs opera ties : - Ontva ngen i nteres t - Betaa l de i nteres t - Bui tengewoon res ul taa t
Begroting 2017
Begroting 2018
€ 2.460.219
€ 1.306.226
€
10.039- €
31.390- €
36.008- €
36.687-
€ €
894.609 78.228
€ €
€ €
868.269 € 10.000- €
835.168 € 10.000- €
884.641 € 10.000- €
927.724 10.000-
€ € € €
216.030599.156
€ € € €
€ €
16.037 € 3.114- €
€ 3.829.104 Kasstroom uit investeringsactiviteiten Inves teri ngen i n i mma teri ël e va s te a ctiva Des i nves teri ngen i n i mma teri ël e va s te a ctiva Inves teri ngen i n ma teri ël e va s te a ctiva Des i nves teri ngen i n ma teri ël e va s te a ctiva Inves teri ngen i n deel nemi ngen Mutaties l eni ngen Overi ge i nves teri ngen i n fi na nci ël e va s te a ctiva
Begroting 2016
€ €
917.419 0 -
26.500 € 3.570- €
€ 2.246.575
432.103
€ € 3.397.001
€ € € €
€
€ €
974.110
€
€ 1.272.465
€ €
-
€ € € €
55.920 € 3.570- € 900.579
1.508.323
€
€ €
€ 607.744- €
-
€ € € €
55.920 € 3.075- € 846.623
1.387.676
€
€
-
€ € € €
55.920 € 3.075- € 891.478
-
€
€
55.920 3.075933.882
-
€
823.286
€
593.864
€ 541.053- €
68.192
€ €
340.018
-
€
Kasstroom uit financieringsactiviteiten Ni euw opgenomen l eni ngen Afl os s i ng l a ngl opende s chul den
€
Mutatie liquide middelen
€ 3.397.001
€ 1.272.465
€
607.744- €
541.053- €
68.192
€
340.018
€ 1.787.126 € 3.397.001
€ 5.184.127 € 1.272.465
€ €
6.456.593 € 607.744- €
5.848.849 € 541.053- €
5.307.796 68.192
€ €
5.375.988 340.018
€ 5.184.127
€ 6.456.593
€
5.848.849
5.307.796
5.375.988
€
5.716.006
Begi ns tand l i qui de mi ddel en Mutatie l i qui de mi ddel en Eindstand liquide middelen
33
-
€
-
€
€
-
€
€
-
9.6.
Balans en Vermogenspositie 2015-2018
9.6.1. Ontwikkeling balans Balans Werkelijk 2013 Vaste activa Ma teri ël e va s te a ctiva Fi na nci ël e va s te a ctiva Vlottende activa Voorra den Vorderi ngen Effecten Li qui de mi ddel en Totaal Activa Eigen vermogen Voorzieningen Langlopende schulden Kortlopende schulden Totaal Passiva
€ €
4.133.670 -
€ € € € €
2.707.226 5.184.127 12.025.023
€ € € € €
5.855.166 608.479 5.561.378 12.025.023
Prognose 2014 €
4.180.531
€
2.707.226
€ €
6.456.593 13.344.349
€ €
7.184.192 598.779
€ €
5.561.378 13.344.349
Begroting 2015
Begroting 2016
Begroting 2017
Begroting 2018
€ €
4.906.870 -
€ €
5.459.378 -
€ €
5.398.023 -
€ €
5.064.163 -
€ € € € €
2.707.226 5.848.849 13.462.945
€ € € € €
2.707.226 5.307.796 13.474.400
€ € € € €
2.707.226 5.375.988 13.481.237
€ € € € €
2.707.226 5.716.006 13.487.395
€ € € € €
7.302.788 598.779 5.561.378 13.462.945
€ € € € €
7.324.243 588.779 5.561.378 13.474.400
€ € € € €
7.341.080 578.779 5.561.378 13.481.237
€ € € € €
7.357.237 568.779 5.561.378 13.487.395
Uit bovenstaand overzicht blijkt dat onze vermogenspositie de komende jaren redelijk stabiel blijft. Door de positieve resultaten in zowel 2013 als 2014 voldoen wij aan de richtlijnen van de Commissie Don. Dit is ook zichtbaar in de volgende paragraaf die de ontwikkeling van de kengetallen laat zien. De noodzaak om het vermogen de komende jaren verder te laten groeien is niet langer noodzakelijk.
34
9.6.2. Ontwikkeling Kengetallen
Kengetallen Streefwaarden DON/Inspectie
Li qui di tei t Sol va bi l i tei t Weers ta nds vermogen Ka pi ta l i s a ti efa ctor Renta bi l i tei t Voorzi eni ngen/ba ten Ri jks bi jdra gen/ba ten Pers onel e l a s ten/ba ten
1,00 >25% 20% <35% 0%
<90%
Werkelijk
Prognose
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
2013
2014
2015
2016
2017
2018
1,42 54% 16% 33% 7% 2% 92% 78%
1,65 58% 20% 36% 4% 2% 87% 78%
1,53 59% 21% 36% 0,0% 2% 93% 84%
1,44 59% 21% 37% 0,1% 2% 95% 85%
1,45 59% 21% 38% 0,05% 2% 95% 84%
1,51 59% 21% 38% 0,05% 2% 95% 85%
Liquiditeit Bi j l i qui di tei t ga a t het erom of het bevoegd geza g i n s ta a t i s om op korte termi jn a a n ha a r verpl i chti ngen te vol doen. Di t bl i jkt ui t de verhoudi ng tus s en vl ottende a cti va en de kortl opende s chul den. Voor een goede l i qui di tei t moet di t geta l mi ni ma a l boven de 1 l i ggen omda t er geen a ndere a cti va zi jn di e op korte termi jn i n gel d kunnen worden omgezet. Solvabiliteit Bi j de s ol va bi l i tei t ga a t het erom i n hoeverre een bevoegd geza g op l a nge termi jn, ook i n ti jden va n tegens poed, a a n ha a r verpl i chti ngen ka n vol doen. Di t bl i jkt ui t de verhoudi ng tus s en ei gen vermogen en het tota a l va n de pa s s i va . Abs ol ute normen voor s ol va bi l i tei t zi jn moei l i jk te geven. Beoordel i ng va n het ei gen vermogen ka n ni et l os worden gezi en va n de beoordel i ng va n de hoogte va n de voorzi eni ngen. Immers , wa nneer di e ni et toerei kend zi jn om de toekoms ti ge verpl i chti ngen te dekken, za l a a nvul l i ng va nui t het ei gen vermogen moeten pl a a ts vi nden. In geva l va n een gezonde fi na nci ël e pos i ti e, i s een ondergrens va n 25% wens el i jk. Weerstandsvermogen Het weers ta nds vermogen geeft een i ndi ca ti e va n het ri s i coma na gement voor het bes tuur. Bekeken wordt i n hoeverre het bes tuur zi ch een tekort ka n permi tteren i n rel a ti e tot de opgebouwde res erves . Het i s va n bel a ng wa a rom res erves worden a a ngehouden of - bi j nega ti eve s ta nd - wa a rdoor een nega ti eve s ta nd wordt veroorza a kt. Te hoge res erves dui den op "s pa a rgedra g", te l a ge res erves kunnen dui den op zorgel oos fi na nci eel ma na gement. Nega ti eve res erves kunnen cons equenti es hebben voor de conti nuïtei t. De meerja ri ge trend a l s i ndi ca tor i s zeer bel a ngri jk. Kapitalisatiefactor De ka pi ta l i s a ti efa ctor geeft weer i n wel ke ma te mi ddel en zi jn i ngezet ten di ens te va n het onderwi js . Een l a ge ka pi ta l i s a ti efa ctor geeft a a n da t of veel mi ddel en worden i ngezet of i ngezet worden i n de na bi je toekoms t. Voor grote orga ni s a ti es i s de bovengrens va s tges tel d op 35% en voor kl ei ne orga ni s a ti es op 60%. Grote orga ni s a ti es zi jn VO-orga ni s a ti es met een omzet boven € 12 mi l joen en PO-orga ni s a ti es boven € 8 mi l joen. Voor kl ei ne orga ni s a ti es gel den grenzen va n res pecti evel i jk € 6 mi l joen en € 5 mi l joen. Sta i j behoort bi j de grote orga ni s a ti es . Rentabiliteit Al s i ndi ca tor i s de renta bi l i tei t een wa a rdevol trendgegeven. Te grote pos i ti eve vers chi l l en roepen vra gen op i nza ke het bes tedi ngs pa troon. Nega ti eve vers chi l l en dui den op een te rui m fi na nci eel ma na gement, met mogel i jke cons equenti es i n de komende ja ren. Voorzieningen/baten Hoge voorzi eni ngen kunnen onder a ndere dui den op a chters ta l l i g onderhoud. Te l a ge voorzi eni ngen kunnen fi na nci eri ngs probl emen i n de na bi je toekoms t tot gevol g hebben. Rijksbijdragen/baten Het kengeta l Ri jks bi jdra gen / ba ten geeft a a n i n wel ke ma te de s chool a fha nkel i jk i s va n de ri jks bi jdra gen di e op grond va n het a a nta l l eerl i ngen wordt va s tges tel d. Personele lasten/baten De pers onel e l a s ten betreft de (va a k) groots te kos tenpos t va n een s chool . Voora l trendma ti g ka n di t kengeta l een bel a ngri jk s i gna a l geven. De pers onel e l a s ten kunnen worden a fgezet tegenover de bekos ti gi ng. Vol gens de normen va n de i ns pecti e ma g deze wa a rde ni et hoger zi jn da n 90%
In bovenstaand overzicht staan de streefwaarden opgenomen zoals deze door de Commissie DON en de Inspectie benoemd zijn. Ook hier is een stabiele lijn zichtbaar. STAIJ voldoet op dit moment aan alle normen. De kapitalisatiefactor ligt boven de norm van de commissie DON, maar gelet op het risicoprofiel van STAIJ (zie risicoparagraaf) is dit geen overdreven luxe. Verder is zichtbaar dat de verhouding personele lasten/baten in het komende jaar rond de 83% ligt. Dit is positief, aangezien dit percentage aanzienlijk onder de signaleringsgrens van de Inspectie van 90% ligt. Indien wij het totaalbeeld vergelijken met de in de jaarrekening opgenomen benchmark liggen onze cijfers onder het landelijk gemiddelde. Dit betekent dat onze buffers voldoende zijn, maar in relatie tot vergelijkbare onderwijsinstellingen in het land nog relatief laag zijn. Dit neemt echter niet weg dat STAIJ een financieel fundament heeft gevormd, waardoor wij de komende jaren door kunnen bouwen aan niet alleen een financieel gezonde maar ook kwalitatief sterke organisatie.
35
9.7.
Ontwikkeling personeel
Onderstaande tabel is een vertaling in fte van de in paragraaf 9.3.3. opgenomen personele lasten. De ontwikkeling van ons personeelsbestand ziet er in dit scenario als volgt uit: Verw achte ontw ikkeling personeel 2015 en verder
Dienstbetrekking code OP OOP O DIR OOP-Z Eindtotaal
1-1-2015 1-1-2016 1-1-2017 1-1-2018 FTE 358,83 361,71 362,63 364,15 25,48 25,48 25,48 25,48 0,43 0,43 0,43 0,43 32,12 32,12 32,12 32,12 35,41 35,41 35,41 35,41 452,27 455,16 456,08 457,60
OP = Onderwijzend personeel; OOP = Onderwijzend Ondersteunend Personeel; O = Oproep/Korttijdelijken; DIR = Directieleden; OOP-Z = OOP’ers zonder onderwijsgevende taken. Indien in de komende jaren blijkt dat de daling van de gewichtengelden meevalt, bestaat de mogelijkheid om het personeelsbestand verder te laten groeien. Daarentegen zal een lagere groei van het aantal leerlingen direct een nadelige consequentie hebben voor de omvang van het personeelsbestand.
Het meerjaren bestuur formatieplan is een optelsom van de ontwikkeling van het personeelsbestand en de in hoofdstuk 8 opgenomen beleidsvoornemens op het terrein van het personeelsbeleid.
36
10.
Risicoanalyse 2015-2018
In de begroting 2015 en de meerjarenbegroting 2015-2018 hebben wij de tegenvallers zoveel mogelijk in kaart gebracht. Zo is rekening gehouden met een daling van het leerlingengewicht van 10% per jaar en een verlaging van de lokale subsidies. Desalniettemin nemen wij een risicoparagraaf op van onderwerpen die nog onvoldoende aan bod zijn gekomen. Hierbij benoemen wij ook mogelijke positieve risico’s. Doordat de begroting beleidsarm is opgesteld en geen rekening is gehouden met de gelden uit de nieuwe CAO en de extra gelden uit de rijksbegroting, ontstaat er in het loop van het jaar 2015 de mogelijkheid om extra investeringen te plegen. In de kwartaalrapportages wordt hiervan verslag gedaan. Risico omschrijving 1. Leerlingaantallen wijken af van begroting. 2. Onduidelijkheid over de afspraken rond huisvesting door de centralisatie van onderwijs huisvesting. 3. Doordecentralisatie van kosten groot onderhoud.
4. Nieuwe scholen op Zeeburgereiland en Amstelkwartier.
5. Onduidelijkheid leegstandbeleid. 37
Consequentie van het optreden van het risico Gevolg is dat de baten lager zullen uitvallen.
Inschatting bedrag
Risico begroting
Mitigerende maatregel
Baten per leerling is gemiddeld € 5.540,=.
Laag
Nauwkeurig opvolgen en desgewenst ingrijpen in de exploitatie.
Gevolg is dat er nog financiële onzekerheden zijn ten aanzien van de kosten van huisvesting.
Onbekend
Middel
Uitzoeken en in samenspraak met DMO heldere afspraken maken omtrent huisvesting.
Met ingang van het kalenderjaar 2015 worden de schoolbesturen zelf verantwoordelijk voor de kosten van het groot onderhoud. De daarvoor bestemde middelen worden vanaf die datum rechtstreeks overgemaakt naar het schoolbestuur. De nieuwe scholen groeien slechts langzaam. Uitgangspunt is voorfinanciering door DMO, maar praktijk kan weerbarstiger zijn. Leegstaande lokalen brengen ook kosten
Onbekend, maar het toegekende bedrag van € 13,33 per m² is te laag, zeker op de lange termijn.
Middel
Periodiek actualiseren van het MJOB voor de schoolgebouwen en het formeren van een bestemmingsreserve buitenonderhoud.
Onbekend
Laag
Bestuurder houdt strikt toezicht op de gemaakte afspraken.
Onbekend
Middel
In overleg met DMO om oplossingen te zoeken.
6. Inkomsten verhuur en medegebruik vallen tegen.
7. Ontwikkelingen bij de invoering van “Passend onderwijs”.
8. Terugloop financiering SBO Het Spectrum.
9. Mogelijke opheffing Vervangingsfonds en invoering eigen risicodragerschap.
10. Extra gelden vanuit de rijksbegroting (exclusief groot onderhoud) en nieuwe CAO.
38
met zich mee, indien geen vergoeding wordt gegeven vanuit de rijksoverheid. Vanaf 2014 worden de inkomsten verhuur en medegebruik achteraf vastgesteld volgens de werkelijk gemaakte kosten. Voor de invoering van passend onderwijs zal het budget vanuit het SWV verhoogd worden. Het is niet bekend of dit afdoende zal zijn om de extra taken uit te voeren vanaf augustus 2016. Het Spectrum krijgt vanaf 1 augustus niet meer vergoed volgens de norm 2%, maar volgens het werkelijk aantal ingeschreven leerlingen.
In 2018 wordt het Vervangingsfonds mogelijk opgeheven. Het eigen risicodragerschap is alleen lonend bij een verzuim onder de 5%. Gelden zijn bestemd voor uitvoering Herfstakkoord, bestuursakkoord en CAO.
Maximaal € 50.000 per jaar
Middel
Het op orde brengen van de administratieve organisatie waardoor deze kosten inzichtelijk gemaakt kunnen worden.
Onbekend
Laag
Heldere afspraken maken op stedelijk niveau met andere Amsterdamse schoolbesturen. Plan van aanpak opstellen.
Maximaal € 440.000 structureel vanaf 1 augustus 2015. Voor het schooljaar 20142015 hebben wij een overgangsmaatregel bewerkstelligd. Onbekend
Hoog
Bestuurlijk overleg voeren met als doel het SWV en de gemeente Amsterdam ervan te overtuigen dat voor openhouden van twee kleine locaties extra geld nodig is.
Middel
Actieplan opstellen ter verlaging van het ziekteverzuim.
€ 125 per leerling, totaal € 760.000 in 2015.
Hoog (positief risico)
In kwartaalrapportages verantwoorden en beleidsrijk inzetten bij uitvoering Koersplan, bestuursakkoord en CAO.
Bijlage A: Leerlingenaantal en -prognoses per school 2011 - 2017 STAIJ
Gebied Oost Oost Oost Oostelijk Havengebied Indische Buurt Oost Oost Watergraafsmeer Watergraafsmeer Watergraafsmeer Indische Buurt Indische Buurt Oost Oostelijk Havengebied IJburg 1 Oostelijk Havengebied IJburg 1 IJburg 1 Zeeburgereiland Overamstel
2012
2013
2014
2015
2016
Totaal
Totaal
Totaal
Totaal
Prognose
Prognose
2017 2015-2015 Prognose
School 18UR Aldoende
339
362
377
416
425
425
425
19AI De Kaap
118
131
141
147
150
150
165
19AQ De Dapper
292
269
233
204
185
160
163
19CH02 Gouden EI (Flevopark 2)
104
110
123
113
113
113
113
19CH Flevopark
298
315
294
264
236
236
236
20SJ Linnaeus
236
211
225
229
231
235
240
20TV Pinksterbloem
392
401
407
404
407
407
408
20TW 5e Montessorischool
609
617
617
615
620
620
620
20WT Het Spectrum
149
157
145
142
147
147
140
20YG De Meer Daltonschool
459
473
452
475
490
500
500
62
77
75
75
75
20ZG Jan Pietersz Coen
253
330
246
246
259
256
256
20ZH De Kraal
293
293
309
330
350
360
360
22LE 8e Montessori Zeeburg
509
500
501
498
502
505
505
27LT Openbare Basisschool Olympus
423
340
314
286
250
230
200
27YK De Kleine Kapitein
215
253
274
275
285
295
305
28BA Steigereiland
566
609
631
652
650
650
650
29UA Laterna Magica
314
379
500
564
600
640
650
8
27
72
90
120
130
26
68
110
140
170
6.264
6.311
20ZG01 Bataviaschool
30PM IKC Zeeburgereiland 30UP Montessorischool de Amstel
Totalen
39
2011
5.569
5.758
5.904
6.077
6.175
Vergelijk O&S data
9 3 -81 -6 -99 16 -28 -61 -9 -22 55 21 -80 1 62 138 58 36 13
Bijlage B: Begroting in detail Begroting in detail Werkelijk 2013 3.1 (RIJKS)BIJDRAGEN OCW 81100 Pers onel e bekos ti gi ng regul i er 81105 Pers onel e bekos ti gi ng groei 0 Loonkos ten verhogi ng 81110 Pers oneel - en Arbei ds ma rktbel ei d 81111 Leerl i nggebonden fi na nci eri ng 81115 Leerl i nggebonden fi na nci eri ng pers oneel 81216 Pres ta ti ebox 81150 Ma teri ël e i ns ta ndhoudi ng regul i er 81155 Ma teri ël e i ns ta ndhoudi ng groei 81165 Leerl i nggebonden fi na nci eri ng ma teri eel 3.1.1 (Normatieve) rijksbijdragen OCW 81217 81205 81210 81211 81212 81213 81226 81227 81228 81290 81291 81292
Bekos ti gi ng i mpul s gebi eden Geoormerkte s ubs i di es pers oneel mi ni s teri e Ni et geoormerkte s ubs i di es pers oneel mi ni s teri e Loonkos ten s ubs i di e OOP ba s i s s chol en Subs i di e voor s tudi everl of Jonge l eerkra chten Bi jz. bekos ti gi ng a a nw. vi s ueel geha nd. l eerl i ngen Bi jz. bekos ti gi ng a a nw. zi geunerki nderen Bi jz. bekos ti gi ng eers te opva ng vreemdel i ngen Overi ge s ubs i di es mi ni s teri e Overi ge s ubs i di es pers oneel mi ni s teri e Overi ge s ubs i di es ma teri eel mi ni s teri e 3.1.2 Overige subsidies OCW 81300 Budget l i chte onders teuni ng 81301 Budget zwa re onders teuni ng 3.1.3 Ontvangen doorbetalingen Rijksbijdragen SWV Totaal (RIJKS)BIJDRAGEN OCW € 3.2 OVERIGE OVERHEIDSBIJDRAGEN 82100 Vergoedi ng gemeente 82105 Vergoedi ng gemeente pers oneel 82110 Vergoedi ng gemeente ma teri eel 82190 Vergoedi ng gemeente overi g 3.2.1 Gemeentelijke bijdragen 82255 82280
40
Begroting 2015
Begroting 2016
Begroting 2017
Begroting 2018
23.236.510 2.398.293 588.222 3.716.342 99.590 30.038.956
21.562.526 2.401.923 443.040 557.296 3.760.045 73.354 28.798.184
21.238.683 500.000 323.056 2.418.827 0 0 565.489 4.276.509 0 0 29.322.564
21.414.408 500.000 324.817 2.444.609 0 0 565.489 4.314.412 0 0 29.563.734
21.556.367 500.000 324.971 2.458.260 0 0 565.489 4.346.518 0 0 29.751.605
21.689.042 500.000 327.099 2.463.123 0 0 549.018 4.362.523 0 0 29.890.806
2.962.773 2.962.773 33.001.729
1.569.066 163.134 14.428 164.033 200.000 2.110.661 30.908.845
1.320.451 0 0 151.957 0 0 0 0 135.000 667.200 2.274.608 641.560 558.128 1.199.688 32.796.860
1.190.679 0 0 151.957 0 0 0 0 135.000 667.200 2.144.836 694.789 800.070 1.494.859 33.203.430
1.071.612 0 0 151.957 0 0 0 0 135.000 500.533 1.859.102 758.136 1.055.939 1.814.075 33.424.781
881.033 0 0 151.957 0 0 0 0 135.000 267.200 1.435.190 767.438 1.049.879 1.817.317 33.143.313
€
19.847 1.123.789 276.506 1.420.142
Overi ge overhei ds bi jdra gen pers oneel Res ti tuti e premi es 3.2.2 Overige
Totaal OVERIGE OVERHEIDSBIJDRAGEN
Begroting 2014
1.674.903 1.674.903
017.882 17.882 €
1.438.024
3.5 OVERIGE BATEN 85100 Verhuur 85200 Deta cheri ng 85500 Ouderbi jdra gen 85550 Tus s ens chool s e opva ng 85600 Oudervereni gi ng/Ouderra a d 85640 Bi jdra ge Sa menwerki ngs verba nd 85643 Onders teuni ngs budget a mbul a nte begel ei di ng 85675 Bi jdra ge va n derden 85680 Bi jzondere ba ten 85690 Overi ge ba ten Totaal OVERIGE BATEN
€
3.5 PRIVATE BATEN Totaal PRIVATE BATEN Totaal BATEN
€
€
1.682.739 327.365 2.010.104
-
1.116.815 302.365 1.419.180
-
€
1.674.903
567.711 54.353 26.210 576.652 32.556 238.412 55.357 1.551.252
€
€
-
€
35.991.005
€
1.114.050 302.365 1.416.415
-
€
2.010.104
280.095 89.892 112.700 900.627 13.000 1.396.314
€
€
-
€
33.980.062
€
1.129.576 302.365 1.431.941
-
€
1.419.180
277.988 0 56.890 255.800 0 42.493 633.171
€
€
-
€
35.440.135
-
€
1.416.415
€
1.431.941
277.988 0 57.500 13.125 0 348.613
277.988 0 57.500 0 0 335.488
€
277.988 0 57.500 0 0 335.488
€
€
-
€
34.971.223
€
-
€
-
€
35.176.684
€
34.910.742
Begroting in detail Werkelijk 2013 4.1 PERSONELE LASTEN 41110 Loonkos ten 41112 Loonkos ten OP (verdere i nvoeri ng functi emi x) 41113 Loonkos ten OOP (compens a ti e l eerl i ngfl uctua ti e) 41114 Loonkos ten s choonma a kpers oneel 41116 Loonkos ten projecten 41117 Loonkos ten verva ngi ngen ei gen rekeni ng 41119 Loonkos ten Verva ngi ngs fonds 41122 Loonkos ten a dm. pers oneel 41123 Loonkos ten overi g (s ti jgi ng l oonkos ten 1,2%) 41150 Opgebouwde Aa ns pra ken 41160 Soci a l e l a s ten 41161 Soci a l e l a s ten a a ns pra ken 41165 Pens i oenl a s ten 0 Admi ni s tra ti e ona fha nkel i jk 4.1.1 Lonen en salarissen
Begroting 2014
20.238.175 04.447.443 2.966.744 27.652.361
28.003.967 28.003.967
Begroting 2015
Begroting 2016
26.921.362 44.862 173.000 83.300 269.214 1.157.619 200.000 323.056 29.172.413
Begroting 2017
27.068.082 129.831 513.200 200.000 270.681 1.163.928 324.817 285.00029.385.538
27.080.951 183.025 739.400 200.000 270.810 1.164.481 324.971 420.00029.543.637
Dota ti e voorzi eni ng jubi l ea Vri jva l voorzi eni ng jubi l ea Dota ti e overi ge pers onel e voorzi eni ngen Vri jva l overi ge pers onel e voorzi eni ngen Loonkos ten ni et vi a s a l a ri s a dmi ni s tra ti e Extern pers oneel School begel ei di ngs di ens ten Ambul a nte begel ei di ng Kos ten Pa yrol l Pers oneel s ka nti ne (Na )Schol i ng en curs us s en Studi eda gen en conferenti es Wervi ng pers oneel Rei s en verbl i jf Acti vi tei ten pers oneel Bedri jfs gezondhei ds di ens t Fees ten en jubi l ea Advi es kos ten pers oneel Overi ge pers onel e l a s ten 4.1.2 Overige personele lasten
38.228 40.000 183.479 641.599 49.370 218.389 29.999 5.106 23.804 9.910 121.925 274.263 1.636.073
199.360 675.947 48.450 224.500 34.000 500 27.100 11.500 113.250 260.000 1.594.607
0 10.00099.360 691.935 195.000 56.500 238.500 51.000 6.650 34.450 49.450 169.250 21.500 0 160.300 1.763.895
0 10.00099.360 651.935 56.750 243.750 51.000 6.650 34.450 49.750 169.250 21.500 0 160.300 1.534.695
0 10.00099.360 651.935 57.000 239.000 51.000 6.650 34.450 49.900 169.250 21.500 0 160.300 1.530.345
0 10.00099.360 651.935 57.250 239.250 51.000 6.650 34.450 50.050 169.250 21.500 0 160.300 1.530.995
41300 41301
Ui tkeri ngen Ui tkeri ngen Verva ngi ngs fonds 4.1.3 Uitkeringen
255.824952.0691.207.893-
1.161.1791.161.179-
188.4501.157.6191.346.068-
189.4771.163.9281.353.404-
189.5671.164.4811.354.048-
190.8081.172.1041.362.912-
41
€
28.080.541
€
28.437.395
€
29.590.240
-
27.258.244 222.977 911.000 200.000 272.582 1.172.104 327.099 733.00029.631.007
41210 41211 41214 41215 41220 41221 41222 41223 41224 41230 41231 41232 41233 41234 41235 41236 41240 41250 41290
Totaal PERSONELE LASTEN
-
Begroting 2018
€
29.566.829
-
€
29.719.935
-
€
29.799.089
Begroting in detail Werkelijk 2013 4.2 AFSCHRIJVINGEN 42200 Afs chri jvi ngs l a s ten 42215 Afs chri jvi ngs l a s ten 42225 Afs chri jvi ngs l a s ten 42230 Afs chri jvi ngs l a s ten 42235 Afs chri jvi ngs l a s ten 42250 Afs chri jvi ngs l a s ten 42265 Afs chri jvi ngs l a s ten 42290 Afs chri jvi ngs l a s ten Totaal AFSCHRIJVINGEN
gebouwen i nri chti ng s chool pl ei n i nventa ri s en a ppa ra tuur ma chi nes en i ns ta l l a ti es meubi l a i r ICT l eermethoden overi ge ma teri ël e va s te a cti va
4.3 HUISVESTINGSLASTEN 43100 Huren 43300 Onderhoud 43310 Onderhouds contra cten 43400 Energi e 43410 Ga s 43420 Wa ter 43430 El ektri ci tei t 43500 Schoonma a kbedri jf 43510 Overi ge s choonma a kl a s ten 43600 Publ i ekrechtel i jke heffi ngen 43601 Afva l verwerki ng 43710 Bevei l i gi ng 43720 Tui nonderhoud 43780 Bi jdra ge hui s ves ti ngs l a s ten 43790 Overi ge hui s ves ti ngs l a s ten Totaal HUISVESTINGSLASTEN 44100 44105 44108 44109 44110 44120 44122 44123 44125 44140 44155 44160 44165 44170 44190
Admi ni s tra ti eka ntoor Accounta nt Des kundi gena dvi es Juri di s che kos ten Tel efoon/fa x Porti Drukwerk School gi ds Ka ntoorbenodi gdheden Pl a nma ti g onderhouds beheer Verga derkos ten Publ i c rel a ti ons en ma rketi ng Bi jdra ge a a n s chol en Beheer en bes tuur Overi ge a dmi ni s tra ti el a s ten 4.4.1 Administratie en beheer
44200 44206 44210 44215 44216 44220 44225 44228 44230 44235 44240 44290 0
Leermi ddel en Leermi ddel en LGF Kl ei n i nventa ri s ICT ha rdwa re ICT l ea s ekos ten ICT s oftwa re ICT Li centi es Webs i te Overi ge ICT l a s ten Medi a theek en bi bl i otheek Reproducti e Overi ge ma teri a l en Admi ni s tra ti e ona fha nkel i jk 4.4.2 Inventaris, apparatuur en leermiddelen
44440 44441 44442 44443 44444 44445 44450 44451 44452 44460 44463 44470 44471 44473 44480 44489 44490
Ka bel tel evi s i e en overi ge rechten Abonnementen Contri buti es Repres enta ti e Medezeggens cha p- en ouderra a d Overi ge verzekeri ngen Cul turel e vormi ng Sportda g en vi eri ngen Rei zen en excurs i es Tes ten en toets en Leerl i ngka nti ne en a utoma ten Bi jdra ge a a n bes tuur Bi jdra ge a a n derden Tus s ens chool s e opva ng Projecten Bi jzondere l a s ten Overi ge onderwi js l a s ten 4.4.4 Overig
Totaal INSTELLINGSLASTEN
42
€
15.094 47.820 120.952 381.048 164.921 164.774 894.609
€
48.167 346.551 33.302 200.252 206.144 46.062 127.711 607.636 123.839 69.437 129.777 12.130 215.763 90.297 2.257.068
€
Begroting 2014
€
16.605 43.389 122.654 376.811 136.727 159.394 855.580
€
55.000 368.502 37.225 488.800 165.667 52.667 156.000 630.833 103.750 82.500 111.110 8.590 75.017 2.335.661
Begroting 2015
€
47.656 43.949 113.649 386.753 162.370 113.892 868.269
€
50.000 176.200 84.700 323.000 187.500 47.080 185.300 671.250 104.000 77.500 11.000 102.500 13.500 95.000 98.517 2.227.047
Begroting 2016
€
96.785 38.773 106.511 335.557 161.238 96.305 835.168
€
52.000 181.100 88.250 323.000 187.500 47.080 185.300 671.250 121.500 82.500 11.000 102.500 13.500 95.000 33.517 2.194.997
Begroting 2017
€
127.642 40.459 111.490 354.480 155.604 94.966 884.641
€
54.000 179.400 92.200 323.000 187.500 47.080 185.300 671.250 121.500 82.500 11.000 102.500 13.500 95.000 33.517 2.199.247
Begroting 2018
€
152.462 43.512 113.546 380.547 147.827 89.829 927.724
€
56.000 183.100 96.000 323.000 187.500 47.080 185.300 671.250 121.500 82.500 11.000 102.500 13.500 95.000 33.517 2.208.747
202.940 73.162 7.174 22.286 75.876 9.647 7.470 22.072 50.189 3.367 12.592 29 582 893 488.280
240.000 60.000 46.800 75.000 8.700 4.300 25.100 19.000 5.200 8.500 1.000 2.450 496.050
240.000 40.000 5.300 35.000 69.700 9.200 17.600 1.150 17.900 30.000 5.850 16.400 96.500 6.100 590.700
240.000 40.000 5.300 35.000 69.700 9.200 8.600 1.150 17.900 30.000 5.850 9.400 30.500 6.100 508.700
240.000 40.000 5.300 35.000 69.700 9.200 8.600 1.150 17.900 30.000 5.850 9.400 30.500 6.100 508.700
240.000 40.000 5.300 35.000 69.700 9.200 8.600 1.150 17.900 30.000 5.850 9.400 30.500 6.100 508.700
508.032 28.562 75.889 54.064 8.891 300.217 11.350 219.074 1.441 1.207.521
602.275 32.100 33.300 47.500 12.000 275.700 11.300 226.000 1.500 1.241.675
553.000 12.350 20.300 25.100 4.000 53.500 21.500 12.800 247.500 27.300 214.250 1.500 270.000 1.463.100
551.000 12.350 19.800 25.100 53.500 21.750 8.800 248.250 24.800 214.250 1.500 270.000 1.451.100
559.500 7.350 19.800 25.100 53.500 22.000 8.800 247.500 24.800 214.250 1.500 270.000 1.454.100
564.500 7.350 19.800 25.100 53.500 22.250 8.800 247.500 22.300 214.250 1.500 130.0001.056.850
5.704 32.188 86.276 31.442 18.815 18.583 52.385 24.111 48.070 52.504 1.938 1.694 2.523 0226.521 602.766
8.100 30.000 68.600 30.850 12.436 23.000 54.250 27.450 58.500 47.000 2.000 5.000 500 137.500 505.186
7.650 23.350 61.650 29.600 17.359 24.730 69.980 28.550 45.500 53.850 2.000 5.000 22.000 215.000 50.000 54.600 710.819
7.650 23.350 61.650 29.600 17.359 24.480 69.980 28.550 45.500 54.100 2.000 5.000 22.000 0 54.600 445.819
7.650 23.350 61.650 29.600 17.359 24.480 69.980 28.550 45.500 54.350 2.000 5.000 22.000 0 54.600 446.069
7.650 23.350 61.650 29.600 17.359 24.480 69.980 28.550 45.500 54.600 2.000 5.000 22.000 0 54.600 446.319
2.298.567
€
2.242.911
€
2.764.619
€
2.405.619
€
2.408.869
€
2.011.869
Begroting in detail
Totaal LASTEN
€
Werkelijk 2013 33.530.786
€
Begroting 2014 33.871.547
€
Begroting 2018 34.947.430
Saldo BATEN en LASTEN
€
2.460.219
€
108.515
€
10.039- €
31.390- €
36.008- €
36.687-
5.1 FINANCIËLE BATEN 88100 Rente s pa a rrekeni ng Totaal FINANCIËLE BATEN
€
16.037 16.037
€
34.977 34.977
€
55.920 55.920
€
55.920 55.920
€
55.920 55.920
€
55.920 55.920
5.2 FINANCIËLE LASTEN 48000 Rentel a s ten 48100 Ba nkkos ten (peri odi ek) Totaal FINANCIËLE LASTEN
€
76 3.039 3.114
€
250 2.825 3.075
€
250 2.825 3.075
€
250 2.825 3.075
€
250 2.825 3.075
€
250 2.825 3.075
Saldo FINANCIËLE BATEN en LASTEN
€
12.922
€
31.902
€
52.845
€
52.845
€
52.845
€
52.845
EXPLOITATIESALDO
€
2.473.141
€
140.417
€
42.806
€
21.455
€
16.837
€
16.158
43
€
Begroting 2015 35.450.175
€
Begroting 2016 35.002.613
€
Begroting 2017 35.212.692