Begrippen Havo 4+5 Feniks bovenbouw Abolitionisme Het streven naar het afschaffen van de slavernij en van de slavenhandel. Absolutisme Een staatsvorm waarin de koning alle macht in handen heeft en alleen aan God verantwoording hoeft af te leggen. Acte van Verlatinghe Plakkaat uit 1581 waarin een aantal gewesten Filips II niet meer als hun heerser erkenden. Agrarisch Wat betrekking heeft op landbouw. agrarisch-autarkische samenleving Samenleving met vooral landbouw. Er zijn weinig steden en er is weinig handel en specialisatie in de nijverheid. Deze samenleving is zelfvoorzienend (autarkisch): de meeste dorpelingen voorzien zichzelf van voedsel, gereedschap, kleding en huisraad. agrarisch-urbaan Samenleving waarin de meeste mensen van de landbouw leven, maar waarin ook kleine steden met vooral handel en nijverheid zijn. Ambacht Beroep waarin een handwerker met gereedschap eindproducten maakt. Ancien Régime Letterlijk: de Oude orde. Benaming voor de tijd van vóór de Franse Revolutie toen er nog sprake was van een standenmaatschappij en van absoluut regerende vorsten. Antisemitisme Letterlijk: jodenhaat. Uitingen van vijandigheid tegen joden. Apartheid Wetten in Zuid-Afrika (1948-1990) die ervoor zorgden dat de levenssferen van blanke en niet-blanke inwoners (‘zwarten’ en ‘kleurlingen’) gescheiden waren. Atoomoorlog Een oorlog met atoomwapens. Autarkie Zelfvoorzienend, weinig afhankelijk van anderen. Beschavingsoffensief De bemoeienissen van de burgerij om de arbeidsklasse de burgerlijke beschavingsnormen bij te brengen, en dan vooral orde, netheid, zuinigheid en ijver. Bezetting Het innemen en overheersen van een gebied dat niet tot het eigen territorium behoort (met militaire middelen). Blokvorming Soort van bondgenootschap. Tijdens de Koude stond het communiste Oost-Europa (‘het Oostblok’) tegenover de kapitalistische westerse wereld. Bourgeoisie Welgestelde burgers in de negentiende eeuw, vaak de mensen die de politieke macht en de productiemiddelen bezaten.
Brezjnev-doctrine Beleidslijn uit 1968 van de Sovjetpartijleider Brezjnev om in te grijpen wanneer een lidstaat van het Warschaupact een afwijkende koers zou kiezen. Burgerschap Behorend tot een politieke of bestuurlijke eenheid, met alle rechten en plichten die daarbij horen. Censuskiesrecht Kiesstelsel waarbij alleen mensen die een bepaald bedrag aan belasting betalen, kiesrecht hebben. Centralisatie Het streven van een vorst om zijn hele grondgebied vanuit een hoofdstad te regeren. Christendom Monotheïstische godsdienst, gesticht door de aanhangers van Jezus Christus. Het christendom is ontstaan uit het Jodendom. Communicatiemiddelen De manier waarop en de middelen waarmee berichten worden doorgegeven. Communisme Ook wel marxisme genoemd. Politieke stroming die door middel van een revolutie alle kapitaal en productiemiddelen (machines en grondstoffen) in handen van de gemeenschap wil brengen. Hoofddoel is het realiseren van een klasseloze samenleving waarin iedereen volledig gelijk is. Confessionalisme Stroming waarvan de aanhangers hun politieke en maatschappelijke opvattingen baseren op hun godsdienstige overtuiging. Conquistadores Spaanse ontdekkingsreizigers die een groot deel van Midden- en Zuid-Amerika onder Spaans bestuur brachten. constitutionele monarchie Koninkrijk met een grondwet waarin de macht van de koning is vastgelegd. Nederland heeft deze staatsvorm sinds 1813. containmentpolitiek Het streven van de Verenigde Staten om het communisme in de wereld in te dammen. Het was de kern van de Truman-doctrine uit 1947. Contrareformatie Reactie van de rooms-katholieke kerk op de hervorming die intern leidde tot het verbeteren van misstanden en extern tot het bestrijden van hervormers. Crisis Economische neergang met lage winstverwachtingen, veel faillissementen en hoge werkloosheid. Cultuur Alles wat een groep mensen met gemeenschappelijke kenmerken voortbrengt, zoals taal, godsdienst, kunst, normen en waarden. Dekolonisatie De omvorming van gekoloniseerde gebieden tot zelfstandige, soevereine staten. Democratie In een democratie is het volk de baas. Iedereen kan meebeslissen over het bestuur van de samenleving via een volksvergadering of parlement.
democratische revolutie Een verandering in het bestuur van een land die in een grondwet wordt vastgelegd en waarbij het volk meer macht in handen krijgt ten koste van de macht van de vorst. Democratisering Streven van groepen naar meer inspraak in de politiek door het verwerven van actief en passief kiesrecht. Diaspora Het verstrooid of verspreid wonen van een volk over verschillende landen. directe democratie Wijze van besturen waarbij ieder lid van de bevolking bij het nemen van bestuurlijke besluiten zelf aan de volksvergadering deelneemt en een stem uitbrengt. Het tegenovergestelde is een indirecte of parlementaire democratie. Discriminatie Het ongelijk behandelen of doelbewust achterstellen van personen of groepen. Districtenstelsel Kiesstelsel waarbij het land is opgedeeld in districten en elk district één zetel in het parlement heeft en daarvoor een vertegenwoordiger mag kiezen. Domein Landgoed droit divin Frans voor: Goddelijk recht. Dit houdt in dat een koning van God het recht om te regeren heeft gekregen en daarom alleen aan God verantwoording schuldig is. Economie De wetenschap die zich bezighoudt met de productie, de consumptie en de distributie van (schaarse) goederen en diensten. Emancipatiebeweging Maatschappelijke groepering die zich inzet voor gelijke (politieke) rechten voor een bepaalde groep. In de negentiende eeuw waren dat arbeiders, vrouwen en confessionelen. Erfgoed Cultuurgoed dat is overgeleverd uit eerdere tijden. Europese Unie (EU) Organisatie van 27 Europese landen (2012) die samenwerken op politiek en economische gebied. evenredige vertegenwoordiging Kiesstelsel waarbij het aantal zetels dat een partij in het parlement krijgt een afspiegeling is van het aantal stemmen dat op die partij is uitgebracht. Expansie Uitbreiding, bijvoorbeeld van het christelijke geloof (expansie van het christendom) door missionarissen of door het veroveren van gebieden met een kruistocht. Factorij Nederzetting van waaruit handel werd gedreven met het moederland, soms versterkt met een fort en een garnizoen soldaten. Fascisme Een ideologie en politiek systeem met extreem nationalistische opvattingen en onverdraagzaamheid ten opzichte van andersdenkenden.
Feminisme In de negentiende eeuw de politiek-maatschappelijke beweging die de achtergestelde positie van de vrouw wilde verbeteren door vrouwen kiesrecht te geven. Feodalisme Bestuurssysteem dat berust op de verhouding tussen de leenheer en zijn leenmannen. Ook wel leenstelsel genoemd. Filosoof Een filosoof denkt na over vragen waarop je niet meteen een vaststaand antwoord kunt geven en probeert op die manier de wereld om zich heen te verklaren. Gastarbeiders Benaming voor werknemers uit andere landen. Geestelijkheid Paus, bisschoppen en priesters. De geestelijke macht is de macht van de Kerk over de gelovigen. Deze macht gaat over geloofszaken. Gemeen Het gemeen was het armere deel van de bevolking in een Middeleeuwse stad en bestond uit onder meer ambachtslieden en arbeiders. Genocide Een doelbewust geplande en uitgevoerde volkerenmoord. Gewestelijke Staten Vertegenwoordigers van adel, steden en geestelijkheid uit één gewest. De Gewestelijke Staten bespraken de bede (verzoek om betalingen) van de landsheer en eisten in ruil daarvoor privileges. Gilde Samenwerkingsverband van ambachtslieden met hetzelfde beroep in een stad. Glasnost Russisch voor: openheid. Politiek van partijleider Gorbatsjov om meer vrijheid en openheid in de Sovjet-Unie toe te staan (1985). Grondrechten Vrijheidsrechten die burgers bescherming bieden tegen een oneerlijke behandeling door de overheid of door andere burgers. Grondwet Een wet (constitutie) waarin de grondbeginselen van een staat en de rechten en plichten van de burger en overheid zijn omschreven. Handel Het ruilen van producten voor andere producten of voor geld. Handelskapitalisme Een vroege vorm van kapitalisme, waarbij kooplieden het geld verdienden door (internationale) handel. Hanze Samenwerkingsverband van Noord-Europese steden om elkaar te ondersteunen bij de handel. Hegemonie Overheersing van de ene staat over de andere. Hellenisme De periode tussen ongeveer 300 v. Chr. en 30 v. Chr. waarin de Griekse cultuur werd verspreid over het hele gebied dat Alexander de Grote had veroverd.
Historie De periode uit de geschiedenis waaruit geschreven bronnen bekend zijn. Hofstelsel Economisch systeem van een door vrijen en horigen bewerkt landgoed. Hopliet Griekse soldaat. Een hopliet was bewapend met een lange lans, een zwaard en een schild. Horigheid Het stelsel dat boeren aan het domein van een heer gebonden zijn. Huisnijverheid Het aan huis maken van producten. Een ondernemer levert hiervoor de grondstoffen en hulpmiddelen, en neemt de eindproducten af. Humanisme Geestelijke beweging tussen 1400 en 1600 die zich richtte op de studie van de Klassieke Oudheid. Humanisten waren zelfstandige en kritische denkers die op een rationele manier de maatschappij probeerden te verbeteren. Ideologie Een leer of maatschappelijke opvatting. IJzeren Gordijn Bijnaam voor de vrijwel hermetisch gesloten grenzen tussen het Westen en het Oostblok tijdens de Koude Oorlog. Imperialisme Het streven van landen om hun macht te vergroten door andere gebieden te veroveren of er op andere wijze invloed op uit te kunnen oefenen. Imperium Een imperium is een groot rijk onder de macht van een keizer of van een volk. Met het Imperium Romanum werd in de Oudheid het Romeinse Rijk bedoeld. Industriële Revolutie Overgang van een economie van vooral landbouw en (huis)nijverheid naar een economie waarin goederen vooral machinaal en in fabrieken worden geproduceerd. industriële samenleving Samenleving waarin de meeste mensen in de industrie werken en in steden wonen. Inquisitie Kerkelijke rechtbank die niet-katholieken (ketters) opspoorde en veroordeelde. Investituurstrijd De strijd tussen de paus en de Duitse vorsten om het recht om bisschoppen te mogen benoemen. Islam Letterlijk: onderwerping. De religie die in de zevende eeuw is gesticht door de profeet Mohammed, met Allah als enige god. Isolationisme Politiek van een land om zich niet te richten op aangelegenheden in andere landen, zonder zich van het buitenland af te keren. jagers-verzamelaars Mensen uit de prehistorie die leefden van de jacht en van wat ze in de natuur vonden. Jagers-verzamelaars waren nomaden en trokken in kleine groepen rond. Jodendom De oudste monotheïstische godsdienst. Uit het jodendom is het christendom voortgekomen.
Kapitalisme Economisch systeem met als belangrijke kenmerken winststreven, privé-bezit en concurrentie. Katholicisme De grootste stroming in het christendom. Voor christenen die zich verenigen onder de bisschop van Rome, de paus, wordt de term rooms-katholicisme gebruikt. Kerkhervorming Protestbeweging tegen de misstanden en tegen de manier van geloven in de rooms-katholieke kerk. Kerstening Tot het christendom bekeren. Ketter Iemand die bewust afwijkt van de opvattingen van de rooms-katholieke kerk. Klassenstrijd Term uit het marxisme, de leer van Karl Marx. Het is de strijd tussen de bezittende klasse (‘het kapitaal’) en de nietbezittende klasse (‘het proletariaat’). Klassiek De kunst en architectuur uit de periode tussen ongeveer 480-330 v. Chr. die vanaf de tweede eeuw v. Chr. als voorbeeld en van blijvende waarde werd beschouwd. De cultuur van de Grieken en Romeinen noemen we de Klassieke cultuur. Kolonisatie In de negentiende eeuw het in bezit nemen van grote gebieden in Azië en Afrika door Europese landen, met het doel er economisch beter van te worden. Koude Oorlog Periode van grote spanningen tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie waarin het niet tot een openlijke oorlog kwam. De Koude Oorlog duurde van 1947 tot ongeveer 1987. Kruistochten Christelijke legers die vanuit Europa naar Palestina trokken om daar de bedevaartplaatsen te veroveren op de moslims. Tussen de elfde tot de dertiende eeuw werden er diverse kruistochten ondernomen. Landbouwsamenleving Samenleving waarin het allergrootste deel van de bevolking leeft van de landbouw. Liberalisme De opvatting dat mensen volledig vrij moeten zijn en zelf verantwoordelijk zijn voor hun welzijn en maatschappelijke positie. Liberalen willen dat de overheid zich zo min mogelijk bemoeit met de economie. Limes De grens van het Romeinse Rijk die liep van de Noordzee langs de Rijn en Donau naar de Zwarte Zee. Langs de limes lagen verdedigingstorens, kampen voor hulptroepen (castella) en legioenen (castra). Marshallplan Naam voor de economische hulp (geld, goederen, grondstoffen en levensmiddelen) van de Verenigde Staten aan Europese landen na de Tweede Wereldoorlog. De Amerikaanse minister van buitenlandse zaken Marshall bedacht het plan. Massaorganisatie Een enorm grote vereniging. Het individu is er ondergeschikt aan het groepsbelang. Massavernietigingswapens Wapens die in korte tijd voor een groot aantal slachtoffers zorgen, zoals mosterdgas, gifgas of een atoombom.
Mercantilisme Economisch stelsel dat de bestaansmiddelen in het eigen land wil versterken door de export van eindproducten te bevorderen en door de import ervan te bemoeilijken. Mill Engelse benaming voor een fabriek. De naam komt van het waterrad dat de eerste fabrieken voorzag van energie voor de machines. modern imperialisme Vanaf 1850 het streven van West-Europese landen naar het bezit van koloniën. Deze dienden als leveranciers van grondstoffen en afzetmarkten voor industriële producten, als strategische steunpunten of om het prestige van de kolonisator te vergroten. Monotheïsme Religie waarin één god wordt vereerd. Niet als oppergod, maar als enige god. Natiestaat Land waarin sprake is van politieke en maatschappelijke eenheid. Er is een duidelijk bestuur en een overheid die besluiten neemt voor alle inwoners. De inwoners hebben het gevoel dat ze bij elkaar horen door een gemeenschappelijke taal of cultuur, of door een gemeenschappelijk geloof. Nationaalsocialisme Een ideologie die lijkt op het fascisme, maar met een extreme vorm van racisme (in het bijzonder antisemitisme). Nationalisme Voorliefde voor de eigen natie. Ook wel: het streven om alle mensen van hetzelfde volk in een eigen soevereine staat samen te brengen. Neolithische Revolutie De overgang van jagen en verzamelen naar landbouw. Dit gebeurde omstreeks 11.000 v. Chr. in het Midden-Oosten, mogelijk veroorzaakt door een klimaatsverandering. In de eeuwen daarna verspreidde de kennis van de landbouw zich naar Europa. Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) Militaire bondgenootschap tussen de Verenigde Staten, Canada en enkele Europese landen, in 1949 opgericht om het communisme in te dammen. Nederland is lid van de NAVO. Oligarchie Regeringsvorm waarbij een kleine, aan elkaar verwante groep families de macht in handen heeft. Oostblok Naam voor de landen die in de Koude Oorlog onder de invloedssfeer van de Sovjet-Unie vielen en lid waren van het Warschaupact. Oosters schisma De afscheiding in 1054 van de oostelijke (Grieks-orthodoxe) kerk van de kerk van Rome en dus van het pauselijke gezag. Overheersing Machtiger zijn dan iets of iemand anders en die macht gebruiken om de ander te onderdrukken. Pacifisme Een stroming die geweldloosheid nastreeft en antimilitaristisch is. Particularisme De strijd van standen, steden en gewesten voor het behoud van hun privileges en tegen de politiek van uniformering en centralisatie van de koning. Patriciërs Rijke burgers in een stad die ook grond bezaten.
Perestrojka Russisch voor: verbouwing. Politiek van staatkundige en economische hervormingen van partijleider Gorbatsjov vanaf 1985. Plantagekolonie Overzees gebiedsdeel met grote landbouwbedrijven (plantages) waar bijvoorbeeld katoen, tabak, suiker, thee, koffie en rubber werden verbouwd voor de Europese markt. Vaak werden er slaven tewerkgesteld. pluriforme samenleving Samenleving van groepen mensen van verschillende afkomst en culturen. Polis Meervoud: poleis. Grieks voor stadstaat. Een polis was een zelfstandige staat die bestond uit een stad met omliggend gebied. Politiek Oorspronkelijk: het leven als actief burger in een Griekse stadstaat. Nu betekent het: de manier waarop een stadstaat, stad, streek of land wordt bestuurd. politieke stroming Een groep mensen die dezelfde politieke overtuiging aanhangt, zonder dat zij een politieke partij vormen. Polytheïsme Religie waarin meerdere goden tegelijk worden vereerd. De Egyptische godsdienst was polytheïstisch. Prehistorie Letterlijk: voorgeschiedenis. De periode in de geschiedenis waarin mensen in een bepaald gebied geen schrift kennen en gebruiken. Proletariaat Sociale groep die voor zijn levensonderhoud volledig afhankelijk is van de arbeidskracht die zij verkoopt. Propaganda Reclame maken voor een ideologie of voor een politieke partij, om daarvoor meer aanhang te krijgen. Protectionisme Een economische politiek waarmee door maatregelen wordt geprobeerd de eigen landbouw en de eigen industrie te beschermen. Protestantisme Verzamelnaam voor de verschillende christelijke geloofsrichtingen die ontstonden door de reformatie. Raadpensionaris De hoogste ambtenaar in het gewest Holland die grote invloed had op de besluitvorming in de Staten-Generaal. Racisme Het ongelijk en slecht behandelen van personen of groepen op basis van lichamelijke kenmerken, zoals een huidskleur. Rationalisme Het boven alles stellen van het gebruik van het verstand (de rede, de ratio). Reconquista De strijd van christen om Spanje te ontworstelen aan de islamitische (Moorse) overheersing tussen 1000 en 1492. Reformatie Protestbeweging tegen de misstanden en tegen de manier van geloven in de rooms-katholieke kerk. Regent Bestuurder. Regenten waren een elite en kwamen meestal uit dezelfde families.
Renaissance Cultuurstroming (in Noordwest-Europa in de zestiende eeuw en in Italië al vanaf de 14e eeuw) die de mens als individu centraal stelde en de kunst uit de Klassieke Oudheid als voorbeeld nam. Republiek In tegenstelling tot een monarchie (met een erfelijke alleenheerschappij) worden in een republiek telkens nieuwe leiders gekozen en wordt de macht gedeeld. Romanisering Het overnemen van (delen van) de cultuur van de Romeinen. Romantiek Stroming in de eerste helft van de negentiende eeuw die zich afzette tegen het rationalisme en het gevoel en de intuïtie op de eerste plaats zette. Schepenen Aangewezen of gekozen bestuurders en rechters in een middeleeuwse stad. Schoolstrijd De politieke strijd die tot 1917 werd gevoerd voor de vrijheid en de financiering van het bijzonder onderwijs. Sedentaire Revolutie De overgang van een nomadisch bestaan naar een permanente woonplaats. Het was een gevolg van de Neolithische Revolutie. Er ontstonden dorpen en later zelfs steden. sociaal-culturele verandering Veranderingen in de manier waarop een samenleving is opgebouwd en de wijze waarop mensen in die samenleving met elkaar omgaan. Sociaaldemocraten Aanhangers van de politieke stroming die tot doel heeft via parlementaire weg de macht van de bezittende klasse te breken om daarna een samenleving op te bouwen op basis van de gelijkheid van alle mensen. sociale kwestie Het vraagstuk van de armoede en de slechte werk- en levensomstandigheden van de arbeidersklasse en de discussie over de integratie van de arbeiders in de samenleving. sociale verhoudingen De verschillen, de overeenkomsten en de wisselwerking tussen verschillende groepen in de samenleving. socialisme Verzamelnaam voor alle politieke stromingen die tot doel hebben de maatschappelijke ongelijkheid op te heffen en een samenleving op te bouwen op basis van volledige gelijkheid. Het communisme en de sociaaldemocratie zijn twee varianten hiervan. Staatsburger Het behoren bij een staat, met de politieke rechten van een burger. Staatsgodsdienst De officiële godsdienst van een staat en die door de staat wordt beschermd. Staatsvorming Het streven van een vorst naar een aaneengesloten grondgebied met een stevige bestuursstructuur. Stadstaat Staat ter grootte van een stad met omliggend gebied. Een stadstaat had een eigen bestuur, rechtspraak, leger en regels.
Stapelmarkt Aangekochte producten waar nog geen koper voor is, worden in pakhuizen opgeslagen totdat er zich een koper aandient of de prijzen zich gunstig hebben ontwikkeld. Staten-Generaal Vertegenwoordigers (adel, geestelijken en steden) uit Nederlandse gewesten die gezamenlijk de bede van de landsheer bespraken. Totalitarisme Een ideologie die de hoogste waarde toekent aan de staat, waaraan het individu helemaal ondergeschikt is. trans-Atlantische slavenhandel De koop van zwarte Afrikaanse slaven en de verkoop van deze mensen in Amerika. Truman-doctrine Beleid van de Amerikaanse president Truman in 1947 om landen te steunen die bedreigd werden door gewapende minderheden of door druk van buitenaf. Unie van Utrecht Verdrag uit 1579 waarin de noordelijke gewesten afspraken vastlegden over staatkundige zaken en zich gezamenlijk uitspraken tegen de Spaanse bezetter. Uniformering Het streven van een vorst om in heel zijn land dezelfde wetten te laten gelden. Daarvoor moesten oude privileges vervallen. Urbanisatie Het verschijnsel dat mensen in steden gaan wonen. In de negentiende eeuw gebeurde dat massaal. Vazal Iemand die de eed van trouw aan een vorst heeft afgelegd in ruil voor zijn levensonderhoud. Een vazal is krijgsman of vervult administratieve taken aan het hof. Verenigde Naties (VN) Organisatie van vrijwel alle landen van de wereld, bedoeld om de wereldvrede te handhaven. De VN bemiddelt bij conflicten tussen de lidstaten. Bij een crisis kan de Veiligheidsraad van de VN besluiten tot sancties tegen landen of een troepenmacht uitzenden naar een conflictgebied. Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) Nederlandse handelsonderneming in de zeventiende en achttiende eeuw met een monopolie op de handel tussen Europa en Azië (Indië). verlicht absolutisme Als vorsten onder invloed van de Verlichting hun bestuur verbeterden, maar wel alle macht in handen hielden. Ook verlicht despotisme genoemd. Verlichting Culturele beweging onder filosofen en intellectuelen in de achttiende eeuw met als doel het gebruik van de rede (het verstand) te stimuleren. Verlichte denkers geloofden dat de mens door zijn verstand in staat is een ideale samenleving te creëren. Verzuiling Het verschijnsel dat in de samenleving groepen gescheiden van elkaar leven op grond van hun geloof of levensbeschouwelijke overtuiging. Volksverhuizingen De periode tussen ongeveer 375 en 600 waarin het Romeinse Rijk onder druk stond en het West-Romeinse Rijk uiteenviel door grote verplaatsingen van Germaanse en andere volkeren.
Vrede van Münster Verdrag uit 1648 waarmee Spanje de Republiek erkende als een zelfstandige staat. Hiermee kwam een officieel einde aan de Opstand. Vrijen Boeren die geen horigen waren. Ze hadden eigen grond of pachtten grond. Een vrije had rechten maar ook plichten zoals de heervaart (een soort dienstplicht). Wapenwedloop Een wedloop tussen twee of meer landen waarbij landen elkaar proberen te overtreffen in aantallen of in soort wapens. Warschaupact Bondgenootschap tussen 1955 en 1991 van de Sovjet-Unie en enkele Oost-Europese landen. Het Warschaupact was de tegenhanger van de NAVO. Wederopbouw De periode na de Tweede Wereldoorlog waarin de oorlogsschade werd hersteld. Wereldbeeld Voorstelling van de werkelijkheid en van de wereld. Wereldeconomie De economie waarbij goederen uit verschillende delen van de wereld onderling worden uitgewisseld. wereldlijk De macht van keizers, koningen en edelen over het gewone volk. Deze macht gaat over bestuur en rechtspraak. wereldoorlog Een oorlog tussen veel staten die op verschillende continenten tegelijk wordt gevoerd. wetenschap Wetenschap baseert theorieën op experimenten, waarneming en het gebruik van het verstand. wetenschappelijke revolutie Wetenschappelijke ontwikkeling die tot een ander mens- en wereldbeeld leidt. Kenmerken van de Wetenschappelijke Revolutie in de zeventiende eeuw zijn observatie en experimenten. Zelfvoorzienend Autarkisch, niet afhankelijk van anderen.